Stuknr. 20345645
Delft, 30 oktober 2007
Aan de gemeenteraad
Onderwerp: actualisering van de Algemene
Plaatselijke Verordening voor Delft
Geachte dames en heren,
De Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft
(APV) heeft –met de vaststelling van uw raad ervan- in november 2006 laatste
wijzigingen ondergaan. In 2004 is vastgelegd dat de APV in het vervolg beter
integraal zou worden beheerd, o.a. door middel van een jaarlijkse upgrade. Wij
leggen u thans het concept van de upgrade van 2007 voor. Dit concept is
ambtelijk tot stand gekomen in een projectgroep bestaande uit juridische
ambtenaren van onderdelen van de gemeentelijke organisatie die dagelijks met de
APV werken, de coördinator van de Adviespraktijk Juridische Zaken en een
vertegenwoordiger van de politie. De projectgroep werd geleid door de
waarnemend handhavingsregisseur van de gemeente.
-
De model APV van de VNG is als richtsnoer genomen,
met dien verstande dat
o wat
ontbreekt in de Delftse APV wordt aangevuld indien dit in de model APV is
geregeld en het voor Delft een zinvolle aanvulling betreft;
o als
de tekst van de model APV vollediger of duidelijker is, deze wordt overgenomen.
-
Aanpassingen worden waar nodig gedaan in relatie
tot de APV Den Haag en de APV Rotterdam; dit om te voorkomen dat zaken in Delft
niet zijn geregeld die in Den Haag en Rotterdam wel zijn geregeld, zodat kans
wordt gelopen op “overloop” van deze problemen
-
Realisering van inhoudelijke aanpassingen aan nieuw
beleid, aan problemen/knelpunten van politie en gemeente zoals die in de
praktijk voorkomen, ook om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen;
Ook in het kader van deze actualisering van de APV
is, evenals in voorgaande jaren,
aandacht besteed aan de handhaving. Niet alleen betreft dat de vraag wie
welke taken uitvoert binnen de gemeentelijke organisatie, maar ook de
taakverdeling tussen gemeente en politie. Het moet, immers, steeds duidelijk
zijn wie primair verantwoordelijk is voor de handhaving. Hierbij geldt, dat de
politie voor wat de strafrechtelijke opsporing bevoegd is op de gehele APV en dat er binnen de gemeente afzonderlijk
toezichthouders zijn aangewezen voor wat betreft bestuursrechtelijke handhaving
op specifieke artikelen.
Wij geven u de wijzigingen aan die wij uw raad ter
vaststelling voorleggen. Daarbij wordt aansluitend steeds een korte toelichting
gegeven.
Nieuw zijn de volgende bepalingen:
Artikel 1.8 Termijnen
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt
voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald
of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Toelichting:
Dit is een toevoeging die recent in de model APV is opgenomen. Eerder kende
het model geen bepaling die een geldingsduur aangaf voor een krachtens het
model verleende vergunning of ontheffing. Vergunningvoorwaarden konden bepalen
dat de vergunning of ontheffing periodiek moest worden verlengd. Het betekent
echter een forse administratieve lastenvermindering als een vergunning of
ontheffing voor onbepaalde tijd wordt verleend. Ook toetsing aan de Europese
Dienstenrichtlijn leidt tot deze eis. Artikel 11 van de Dienstenrichtlijn stelt
dat vergunningen geen beperkte geldingsduur mogen hebben, tenzij: a. de
vergunning automatisch wordt verlengd of alleen afhankelijk is van de
voortdurende vervulling van de voorwaarden; b. het aantal beschikbare
vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang; c. een
beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang.
Over punt b. dat onder meer op wachtlijsten ziet, schrijft de
Dienstenrichtlijn: 'Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een
activiteit beperkt is wegens een schaarste aan natuurlijke hulpbronnen of
technische mogelijkheden, moet een selectieprocedure worden vastgesteld om uit
verscheidene gegadigden te kiezen, teneinde via de werking van de vrije markt
de kwaliteit en voorwaarden van het dienstenaanbod voor de gebruikers te
verbeteren. Deze procedure moet transparant en onpartijdig zijn en de verleende
vergunning mag niet buitensporig lang geldig zijn, automatisch worden verlengd
of enig voordeel toekennen aan de dienstverrichter wiens vergunning net is
komen te vervallen. In het bijzonder moet de geldigheidsduur zodanig worden
vastgesteld dat de vrije mededinging niet in grote mate wordt belemmerd of
beperkt dan nodig is met het oog op de afschrijvingen van de investeringen en
een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal.' (PB L 376/36, nr. 62)
Het gevolg van artikel 1.8 is dat bij het verlenen van een vergunning voor
bepaalde tijd moeten worden beargumenteerd waarom deze beperking nodig is en de
evenredigheidstoets kan doorstaan.
Sommige vergunningen lenen zich uit de aard alleen voor verlening voor bepaalde
tijd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een evenementenvergunning of een
standplaatsvergunning voor een oliebollenkraam rond de jaarwisseling.
Artikel 1.6 bepaalt dat bij gewijzigde omstandigheden de vergunning kan worden
gewijzigd of ingetrokken. Het ligt ook daarom in de rede dat een vergunning
voor onbepaalde duur blijft gelden indien de omstandigheden niet wijzigen. Pas
bij gewijzigde omstandigheden dient de vergunning opnieuw te worden bezien. Ook
daarbij wordt rekening gehouden met de noodzaak- en proportionaliteitseis. Bij
geringe wijziging van omstandigheden die geen gevolgen hebben voor het algemeen
belang, kan de vergunning niet worden gewijzigd of ingetrokken. De noodzaak
daarvoor ontbreekt.
Artikel 1.9 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden
geweigerd in het belang van:
Toelichting:
Vergunningstelsels
zijn in de model-APV als volgt geformuleerd: een verbodsbepaling om een
bepaalde activiteit te verrichten behoudens vergunning. Vrijwel alle
vergunningstelsels kenden tot 2007 vervolgens een artikellid of –leden met
weigeringsgronden. Deze werden op verschillende manier omschreven hetgeen
suggereerde dat in verschillende bepalingen materieel andere weigeringsgronden
golden. Dit is echter niet het geval. In het kader van deregulering en
vermindering van administratieve lasten is kritisch naar de weigeringsgronden
gekeken. Voor de systematiek en duidelijkheid is binnen de model-APV ervoor
gekozen om in Hoofdstuk I Algemene bepalingen algemene weigeringsgronden te
benoemen. In de afzonderlijke vergunningstelsels kunnen dan de betreffende
artikel(led)en komen te vervallen. Alleen indien er voor een vergunning meer
weigeringsgronden zijn opgenomen dan de in artikel 1.9 genoemde, worden die in
het betreffende artikel genoemd. De weigeringsgronden zijn geheel
overeenkomstig de eisen van de Europese Dienstenrichtlijn geformuleerd.
Toelichting:
De Wet op de Openluchtrecreatie vervalt per 1
januari 2008. Artikel 15 van deze wet verbiedt het ‘wildkamperen’, kamperen
buiten kampeerterreinen. Dit heeft tot gevolg dat het vrij kamperen zonder
nieuwe voorzieningen door de gemeente in beginstel toelaatbaar is. De gemeente
Delft staat nu geen enkele uitzondering op dit verbod toe en moet om dit beleid
voort te zetten dus voorzieningen treffen. In de APV moet een artikel worden
toegevoegd, dat het hebben van (nacht)verblijf aan de openbare weg verbiedt.
Artikel 2.1.24 voorziet in dit verbod.
Toelichting:
Dit artikel is recent uit de model-APV geschrapt.
Het is niet langer van toepassing op nieuwe, gecertificeerde alarminstallaties,
waarvoor de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de
kwaliteitseisen van de Regeling BORG 1.1 zijn gaan gelden. De vergunning bleef
nog bestaan, omdat deze wettelijke regels niet golden voor bestaande
geluidsalarmen en voor zelf aangelegde alarminstallaties.
Met de VNG overwegen wij dat deze bepaling, als er feitelijk invulling aan
wordt gegeven, en zeker als ook de model vergunningsvoorschriften die in de
toelichting bij de model-APV waren opgenomen daarbij worden gebruikt, een
aanzienlijke financiële en administratieve last voor burgers en bedrijven
oplevert: Volgens deze voorschriften zou de installatie bijvoorbeeld dienen te
voldoen aan de Regeling BORG 1.1, er zouden jaarlijkse controles moeten
plaatsvinden, en door of vanwege het college aangewezen deskundigen zouden op
kosten van de vergunninghouder de deugdelijkheid van de installatie kunnen
onderzoeken.
Nog los van de vraag of deze zware eisen überhaupt in verhouding staan tot het
te dienen belang, achten wij met de VNG het risico van afschaffing van deze
vergunning niet dermate groot dat de vergunning om die reden moet worden
gehandhaafd. Een plotselinge epidemie van zelf gebouwde, lawaaiige en te pas en
vooral te onpas afgaande alarminstallaties ligt niet voor de hand.
Aan het verbod om op te treden als straatartiest in
aangegeven gebieden wordt ‘straatmuzikant’ toegevoegd en ’de gids’ wordt
geschrapt, zodat de bepaling komt te luiden:
Toelichting:
De laatste jaren is er een toenemend aantal
straatartiesten. Het is aangetoond dat ‘straatartiesten’ criminaliteit -zoals
zakkenrollen- aantrekt. Dit geldt evenzeer voor straatmuzikanten. In het
centrum en rondom het station speelt zich dit af, en daarom is een verbod
gewenst. De bepaling betreffende ‘straatartiesten’ staat al in de APV, maar ‘de
straatmuzikant; was nog niet expliciet opgenomen.
Hierbij zij overigens opgemerkt, dat er geen sprake
is van een absoluut verbod. In het uitvoeringsbesluit dat de burgemeester
(daartoe bevoegd) wil nemen zal het ‘straatartiestenverbod’ zich beperken tot
het stationsgebied en (een gedeelte van) de binnenstad – waar in de drukte van
veel mensen en aandacht voor een muzikant zakkenrollers kunnen opereren - en
zal rekening kunnen worden gehouden met de mogelijkheden die het
gemeentebestuur aan muzikanten wil bieden.
Voorts heeft de burgemeester de mogelijkheid om
“straatmuzikanten” te kunnen laten optreden door middel van ontheffingen voor bepaalde
plaatsen en tijden.
Van gidsen die toeristen door de stad leiden en
informatie bieden wordt geen hinder ondervinden. Bovendien zijn zij nuttig.
Derhalve kan ’de gids’ geschrapt worden uit het verbod om als straatartiest op
te treden.
Bij het verbod tot het stoken van vuur passen twee
nuanceringen, te weten: a) een beperking van de uitzondering op het maken van
(nader aangeduid) sfeervuur gedurende de maand december, en b) het maken van
vuur ten behoeve van koken, bakken en braden in de openbare ruimte, voor zover
de brandweer niet heeft laten weten dat er (bijv. vanwege droogte) sprake is
van brandgevaar. Van de betreffende bepaling is lid 4 gewijzigd en er is een
lid 5 aan toegevoegd.
Artikel 2.1.18 Verbod vuur te stoken
1. Het
is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of
anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Het
college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
3. De
ontheffing kan worden geweigerd:
a. in
het belang van de openbare orde en veiligheid
b. ter
bescherming van de woon- en leefomgeving
c. ter
bescherming van de flora en fauna
4. Het
in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover
a. in
het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer
gebaseerde voorschriften;
b. de
provinciale milieuverordening hierover een regeling bevat;
c. artikel
429, aanhef en onder 1 of 3, Wetboek van strafrecht van toepassing is; of
d. het
betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke, sfeervuren
zoals terrashaarden, vuurkorven in de periode januari tot en met november; en
e. dergelijk
vuur voor koken, bakken en braden, indien dat geen gevaar, overlast of hinder
oplevert voor de omgeving.
5. De
uitzondering onder d van lid 4 betreffende de maand december geldt niet voor
lampionnen en vergelijkbaar sfeervuur op de zogeheten ‘lichtjesavond’.
6. De
uitzondering onder e van lid 4 geldt niet wanneer uit een mededeling van de
brandweer blijkt dat het gestelde onder e gevaar oplevert voor de omgeving.
Alsdan geldt een algeheel verbod op vuur voor koken, bakken en braden.
Toelichting:
Jaarlijks ontstaan in de maand december
ongeregeldheden rondom vuurkorven. De vuurkorf blijkt een aantrekkende werking
op mensen te hebben. Om ongeregeldheden in met name de periode tussen kerst en
oud en nieuw te voorkomen, bestaat de wens om in deze periode geen vuurkorven
op straat toe te staan. Door de werking van artikel 2.1.18 te beperken,
voorzien wij in deze wens. Daarbij wordt dan weer een uitzondering gemaakt voor
‘lichtjesavond’ een gegroeide traditie in de maand december. Met deze
uitzondering is het mogelijk op deze avond lampionnen en vergelijkbaar
sfeervuur brandend te hebben.
Tijdens perioden van langdurige droogte kan
barbecuen in de openbare ruimte, zoals in de Delftste Hout, tot gevaarlijk
situaties leiden. Om dit te voorkomen werd tot op heden een noodverordening
afgekondigd, op advies van de brandweer. Door de mogelijkheid van het
afkondigen van een barbecueverbod, op te nemen in de APV, kan de
noodverordening achterwege blijven en kunnen wij het verbod sneller uitvoeren.
Onder het verbod van het vervoer van
‘inbrekersgereedschap’, dat in de APV is opgenomen, wordt niet begrepen het
vervoer van voor winkeldiefstal geprepareerde tassen en instrumentarium om anti
diefstalpoortjes buiten werking te houden. Om hierin wel te voorzien dient de
betreffende bepaling te worden gewijzigd, zodat deze (met een gewijzigd lid 2
en een toegevoegd lid 3) komt te luiden:
1.
Het is verboden op de weg te vervoeren of
bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander
gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de
toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen
of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het
maken van sporen te voorkomen.
2.
Het is verboden op de weg in de nabijheid van een
winkel bij zich te hebben of te vervoeren een tas of ander hulpmiddel dat er
kennelijk toe is uitgerust om er winkeldiefstal mee te plegen of winkeldiefstal
te vergemakkelijken door het buitenwerking stellen en/of houden van detectie-
of waarnemingsapparatuur.
3.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde verbod is
niet van toepassing indien kan worden aangenomen dat de bedoelde
gereedschappen, voorwerpen of middelen redelijkerwijs gezien niet bestemd zijn
of gebruikt zullen worden voor de bedoelde handelingen.
Toelichting:
Het platform Detailhandel Nederland heeft
verzocht in de APV een verbod op het hebben en vervoeren van geprepareerde
voorwerpen (tassen) en ‘jammers’ op te nemen. Winkeldieven gebruiken deze
hulpmiddelen om detectiepoortjes buiten werking te houden. Door winkeldiefstal
verdwijnt jaarlijks voor een aanzienlijk bedrag uit winkels. Winkeliers geven
aan te investeren in preventie door het inzetten van beveiligers, het plaatsen
van detectiepoortjes en training van het personeel. Steeds vaker gebruiken
winkeldieven echter geprepareerde voorwerpen om hun diefstallen te kunnen
plegen. Het betreft vaak bewerkte tassen en jassen (roofjas of –tas). Deze
hulpmiddelen worden op grote schaal ingezet om het alarm te omzeilen en zo
beveiligde artikelen te stelen. Daarbij gebruiken winkeldieven stoorzenders
waarmee zij de detectiepoortjes buiten werking kunnen stellen, zogenoemde
‘jammers’.
Door een verbod op het vervoeren van
geprepareerde hulpmiddelen op te nemen in de APV steunt de gemeente de
winkeliers in hun strijd tegen winkeldiefstal. Inmiddels hebben 17 gemeenten
een dergelijk verbod in de APV opgenomen. De systematiek sluit aan op het al
bestaande verbod op het vervoer van inbrekerswerktuigen. Het verbod op
hulpmiddelen voor winkeldiefstal wordt daarom opgenomen in de bestaande
verbodsbepaling.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen door de stad
behoeft een meer op maatwerk afgestemde regeling. De bestaande bepaling in de
APV kan daartoe worden gewijzigd (in lid 3) en aangevuld (met de leden 4 tot en
met 8), zodat deze komt te luiden:
5. De
in het derde lid bedoelde aanvraag wordt geacht eerst dan gedaan te zijn,
wanneer het in het vierde lid bedoelde formulier, volledig en juist is
ingevuld, tenminste vijftien werkdagen voor beoogde aanvang van transport over
de weg, waarvoor ontheffing wordt aangevraagd, is ingeleverd op de plaats die
op dat formulier is vermeld.
Toelichting:
Deze aanpassing wordt voorgesteld om mogelijkheden
te scheppen om ontheffingen te kunnen weigeren, wijzigen of intrekken. Op grond
van de huidige APV hoeft de aanvrager geen gegevens hoeft te overleggen waarbij
inzicht wordt gegeven in de risico’s van het vervoer over de weg naar een
inrichting. Er wordt een formulier vastgesteld bij uitvoeringsbesluit om een
aanvraag in te dienen.
In artikel 4.1.5. , lid 1, onder a, moet de
begripsomschrijving worden aangepast, waardoor deze komt te luiden:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer;
Toelichting:
Deze wijziging is nodig vanwege een wetswijziging
per 1 januari 2008.
Zie voorts de uitgebreide toelichting bij de
wijzigingen van artikel 4.1.7.
In artikel 4.1.6 moet lid 2 gewijzigd worden, lid 3
worden ingetrokken en de overige leden worden vernummerd, zodat dit komt te
luiden:
Toelichting:
Deze wijziging is nodig vanwege een wetswijziging.
Op grond van deze wetswijziging is het mogelijk om de verhoging van de
geluidsnorm te begrenzen. Voorgesteld wordt deze verhoging te stellen op
maximaal 15 dB(A).
Zie voorts de uitgebreide toelichting bij de
wijzigingen van artikel 4.1.7.
In artikel 4.1.7 moet lid 1 worden gewijzigd, lid 2
worden ingetrokken en de overige leden worden vernummerd, zodat dit artikel
komt te luiden:.
Toelichting:
Deze wijziging is nodig vanwege een wetswijziging.
Op grond van deze wetswijziging is het mogelijk om de verhoging van de
geluidsnorm te begrenzen. Voorgesteld wordt deze verhoging te stellen op 15
dB(A).
Uitgebreide toelichting bij de wijzigingen van de
artikelen 4.1.5., 4.1.6. en 4.1.7. :
Het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen
milieubeheer komt per 1 januari 2008 te vervallen. Daarvoor in de plaats komt
het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Alle inrichtingen
die onder de Wet milieubeheer vallen, komen ook onder de werking van dit
Besluit te vallen, met uitzondering van inrichtingen waarop de Europese
IPPC-richtlijn op van toepassing is. Daarnaast kunnen een aantal inrichtingen
naast regels uit het besluit ook gedeeltelijk een vergunning nodig hebben. Dit
betekent dat de meeste inrichtingen in Delft gebruik kunnen gaan maken van de
festiviteitenregeling en dat deze niet meer is beperkt tot enkel horeca-,
sport- of recreatie-inrichtingen. In het jaar 2007 waren er 8 incidentele
vrijstellingen mogelijk en 5 collectieve vrijstellingen. Met de inwerkingtreding
van het nieuwe Besluit is dit niet meer mogelijk omdat het maximum aantal
vrijstellingen (incidenteel en collectief totaal) wordt gesteld op 12.
Onderscheid naar bedrijfstak en daarmee beperking van het aantal vrijstellingen
naar bedrijfstak is niet mogelijk en wordt in de toelichting bij het Besluit
expliciet uitgesloten. Enkel onderscheid naar gebied is mogelijk
(gebiedsdifferentiatie).
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer biedt ook de mogelijkheid om beperkingen te stellen aan de
vrijstellingen. Het voorstel is om hiervan gebruik te maken door een begrenzing
aan te brengen in het toegestane geluidsniveau. In het kader van het Besluit
horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer is enkel de begrenzing
dat ‘hinder zoveel mogelijk moet worden voorkomen’. Voorgesteld wordt om een
verhoging van de norm van maximaal 15 dB(A) toe te staan. Dit is dezelfde norm
die gebruikt wordt in handhavingzaken om te bepalen of sprake is van een
ernstige overtreding.
In het Besluit algemene regels voor inrichtingen
milieubeheer wordt geen mogelijkheid meer geboden om vrijstelling te geven van
de tijdstippen waarop de verlichting ten behoeve van sportuitoefening moet
worden uitgeschakeld, voorheen was dit geregeld in voorschrift 1.5.1. uit
bijlage B bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen
milieubeheer.
De behoefte om het gratis uitdelen van chips e.d.
(sampling) tegen te gaan kan worden gerealiseerd door een uitbreiding te geven
aan het ‘ventverbod”. Aan art. 5.2.2., lid 1, wordt hiertoe een zin toegevoegd,
zodat dit artikel komt te luiden:
Het is verboden zonder vergunning van het college
in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan
een huis dan wel op een andere –al dan niet met enige beperking- voor het
publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te
bieden, te verkopen of af te geven dan wel daaraan aan te bieden. Onder dit
verbod valt ook het om niet uitreiken van (monsters van) goederen en het om
niet aanbieden van (een proeve van) diensten.
Toelichting: Het gratis uitdelen van goederen en
het gratis aanbieden van diensten kan gezien worden als een vorm van ‘venten’.
De bijzonderheid is dat er geen tegenprestatie in de vorm van betaling wordt
verricht. De goederen en diensten worden dan ‘om niet’ verkregen
Bepalingen van een gemeentelijke verordeningen
mogen niet in de plaats komen van –ook niet overlappen-, als hogere wetgeving
in hetzelfde onderwerp voorziet. Als in hetzelfde onderwerp wordt voorzien in
een verordening moet daarbij zodoende de afbakening worden aangegeven. De Raad
van State heeft bepaald, en zo is de model APV inmiddels aangepast, dat de
juiste tekst van een afbakeningsbepaling luidt:
“Het in het …. bepaalde geldt niet voorzover in het
daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door …” (zie voor juiste tekst
bijvoorbeeld artikel 2.1.8, derde lid APV).
In een aantal artikelen in onze APV staat deze tekst
nog niet correct vermeld. Voorgesteld wordt de volgende artikelen als volgt aan
te passen:
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer
rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het
Provinciaal wegenreglement van toepassing is of voorzover er sprake is van een
evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.
Dit
moet worden:
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer
gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken,
artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement of
voorzover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
de Wet milieubeheer van toepassing is.
Dit moet worden:
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde
geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de
op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Dit
moet worden:
Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde
geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de
op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Het verbod geldt niet, voor
zover artikel (nummer model art. 2.3.13 ), de op de Wet milieubeheer
gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de
Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens
en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Dit moet worden:
Het verbod geldt niet, voor
zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de op de Wet milieubeheer gebaseerde
voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet,
het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en
verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit.
|
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing: |
|
|
a. |
op de bij een agrarisch bedrijf behorende mestvaalt,
mesthoop of mestput; |
|
b. |
voorzover de Wet milieubeheer van toepassing is. W |
Dit moet worden:
|
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing: |
|
|
a. op de bij
een agrarisch bedrijf behorende mestvaalt, mesthoop of mestput; |
|
|
b. voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de
Wet milieubeheer. W |
|
Artikel
5.1.5, derde lid APV
Het
in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover de Wet milieubeheer van
toepassing is.
Dit
moet worden:
Het
in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor
bijgaande, in concept voorliggende, wijzigingsverordening vast te stellen.
Hoogachtend,
Het college van
burgemeester en wethouders,
,burgemeester
,secretaris
Concept-besluit
Stuknr. 20345645
De raad van de gemeente Delft,
gezien het voorstel van het college van
30 oktober 2007,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
b e s l u i t
I.
vast te stellen de navolgende wijzigingen
van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft:
a)
Toegevoegd worden de volgende artikelen:
Artikel 1.8 Termijnen
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt
voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald
of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1.9 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden
geweigerd in het belang van:
b) Geschrapt
wordt: artikel 2.3.13 (Alarminstallaties)
c) Gewijzigd
worden de volgende artikelen:
In artikel 2.1.10 wordt
‘straatmuzikant’ toegevoegd en ‘gids’ geschrapt, zodat dit artikel komt te
luiden:
Van artikel 2.1.18 wordt lid 4 gewijzigd en er
worden een nieuw lid 5 en een nieuw lid 6 aan toegevoegd, zodat dit artikel
komt te luiden:
Artikel 2.1.18
Verbod vuur te stoken
1. Het
is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of
anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Het
college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
3. De
ontheffing kan worden geweigerd:
a.
in het belang van de openbare orde en
veiligheid
b. ter
bescherming van de woon- en leefomgeving
c. ter
bescherming van de flora en fauna
4. Het
in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover
a.
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften;
b.
de provinciale milieuverordening hierover een
regeling bevat;
c.
artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, Wetboek van
strafrecht van toepassing is; of
d.
het betreft verlichting door middel van kaarsen,
fakkels en dergelijke, sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven in de periode
januari tot en met november; en
e.
dergelijk vuur voor koken, bakken en braden, indien
dat geen gevaar, overlast of hinder oplevert voor de omgeving.
5. De
uitzondering onder d van lid 4 betreffende de maand december geldt niet voor
lampionnen en vergelijkbaar sfeervuur op de zogeheten ‘lichtjesavond’.
6. De
uitzondering onder e van lid 4 geldt niet wanneer uit een mededeling van de
brandweer blijkt dat het gestelde onder e gevaar oplevert voor de omgeving.
Alsdan geldt een algeheel verbod op vuur voor koken, bakken en braden.
Van artikel 2.3.3 wordt lid 2 gewijzigd
en er wordt een nieuw lid 3 aan toegevoegd, zodat dit artikel komt te luiden:
1.
Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich
te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander
gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de
toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen
of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het
maken van sporen te voorkomen.
2.
Het is verboden op de weg in de nabijheid van een
winkel bij zich te hebben of te vervoeren een tas of ander hulpmiddel dat er
kennelijk toe is uitgerust om er winkeldiefstal mee te plegen of winkeldiefstal
te vergemakkelijken door het buitenwerking stellen en/of houden van detectie-
of waarnemingsapparatuur.
3. Het
in het eerste en tweede lid bepaalde verbod is niet van toepassing indien kan
worden aangenomen dat de bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen
redelijkerwijs gezien niet bestemd zijn of gebruikt zullen worden voor de
bedoelde handelingen.
Van artikel 2.5.1. wordt lid 3 gewijzigd
en er worden vier nieuwe leden aan toegevoegd, zodat dit artikel komt te
luiden:
a. op
verzoek van de aanvrager,
b. indien
blijkt dat de in verband met de aanvraag daarvan verstrekte gegevens in strijd
met de waarheid zijn,
c. indien
de daarin opgenomen beperkingen of voorschriften niet of niet volledig in acht
worden genomen.
d. op
gronden aan de openbare veiligheid ontleend.
Van artikel 4.1.5, lid 1 onder a, wordt
de begripsomschrijving aangepast, zodat deze komt te luiden:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer;
In artikel 4.1.6 wordt lid 2 gewijzigd,
wordt lid 3 geschrapt en worden de overige leden vernummerd, zodat dit artikel
komt te luiden:
In artikel 4.1.7 wordt lid 1 gewijzigd,
wordt lid 2 geschrapt en worden de overige leden vernummerd, zodat dit artikel
komt te luiden:
In
artikel 5.2.2. wordt lid 1 gewijzigd, zodat deze bepaling komt te luiden
Het is verboden zonder vergunning van het college
in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan
een huis dan wel op een andere –al dan niet met enige beperking- voor het
publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te
bieden, te verkopen of af te geven dan wel daaraan aan te bieden. Onder dit
verbod valt ook het om niet uitreiken van (monsters van) goederen en het om
niet aanbieden van (een proeve van) diensten.
Van artikel 2.1.11, lid 6, artikel
2.1.15, lid 4, artikel 3.2.3, lid 4, artikel 4.1.1, lid 2, artikel 4.4.2, lid
2, en artikel 5.1, lid 3, worden de teksten gewijzigd, zodat deze bepalingen
komen te luiden:
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer
gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken,
artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement of
voorzover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover
in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde
geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de
op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Het verbod geldt niet, voor
zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien
door de op de Wet milieubeheer gebaseerde
voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet,
het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en
verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit.
|
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing: |
|
|
a. op de bij
een agrarisch bedrijf behorende mestvaalt, mesthoop of mestput; |
|
|
b. voorzover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de
Wet milieubeheer. W |
|
Artikel
5.1.5, lid 3
Het in het eerste lid
bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt
voorzien door de Wet milieubeheer.
II.
dat dit besluit op 1 januari 2008 in
werking treedt, met uitzondering van de wijziging van artikel 2.1.18, welke
wijziging op 17 december 2007 in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
van 29 november 2007
,voorzitter
,griffier