Bomenverordening Delft 2008

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. boom:                            een houtachtig, opgaand gewas met een diameter van de stam van minimaal 10 cm op 130 cm hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam.

 

b. houtopstand:                   één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

 

c. beschermde houtopstand:     houtopstand die is opgenomen in de door het college vastgestelde lijst van beschermde houtopstanden, en dientengevolge bijzondere bescherming verkrijgen;

 

d. monumentale boom:           bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheids-waarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

 

e. vellen:                           rooien; kappen; verplanten; het ingrijpend snoeien van de boomkroon, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

 

f. boomwaarde:                   de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

 

g. bomen effect analyse:        een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

 

h. knotten/kandelaberen:         het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.

 

i. bebouwde kom:                 de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.

 

 

j. dunning:                          een velling die uitsluitend dient als periodiek noodzakelijke onderhoudsmaatregel ter bevordering van de overblijvende houtopstand

 

j. gebouw:                         elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

k. bouwwerk:                     elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

l. herplantfonds:                  fonds waar gelden in worden gestort ten gevolge van een opgelegde financiële herplantplicht ex artikel 9 of artikel 11. 

 

 

Artikel 2: Kapverbod

1.     Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen binnen de bebouwde kom.

 

2.     Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die een stamdiameter heeft van minder dan 20 cm of te wel een omtrek kleiner dan 63 cm op 130 cm boven maaiveld gemeten. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam.

 

3.     Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

 

a.     productiefruitbomen en windschermen om boomgaarden;

 

b.     kweekgoed;

 

c.     houtopstand die in het kader van dunning van een houtopstand moeten worden geveld;

 

d.     houtopstand in achtertuinen met een maximum oppervlakte van 80 m2;

 

e.     houtopstand die minder dan 2 meter vanaf de gevel van een

      gebouw groter dan 2 m2 staat;

 

f.      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9 en 11 van deze verordening;

 

g.     het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

 

h.     het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of

                   leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

 

4.     Houtopstanden die op de lijst als bedoeld in artikel 3 zijn opgenomen, zijn

      in afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3, kapvergunningplichtig.

 

 

Artikel 3: Lijst met Beschermde houtopstand

1.     Het college stelt een lijst met Beschermde houtopstand vast. Deze lijst bevat in ieder geval de monumentale bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en bomen die in het kader van de herplantplicht zijn aangeplant.

 

2.     Het college stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van Beschermde houtopstand.

 

 

Artikel 4: Aanvraag vergunning

1.     De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

 

2.     Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 5: Voorbereidingsprocedure

1.     Het college legt de aanvraag voor de kapvergunning met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter inzage voor belanghebbenden.

 

2.     Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huis-blad of op een andere geschikte wijze een kennisgeving gedaan van de aanvraag, waarbij wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen en tot welke datum belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven.

 

3.     Belanghebbenden kunnen hun zienswijze binnen de in het eerste lid genoemde termijn schriftelijk naar voren brengen.

Voordat het college een besluit neemt op de aanvraag, wordt de aanvrager zo nodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

 

Artikel 6: Beslissingstermijn

1.     Het college beslist op een vergunningaanvraag binnen acht weken na de dag waarop deze ontvangen is.

 

2.     Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

 

 

Artikel 7: Criteria

1.     Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

 

2.     Het college weigert een vergunning om te vellen indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

 

-        natuur- en milieuwaarden;

-        landschappelijke waarden en stadsschoon;

-        (cultuur)historische en monumentale waarde;

-        waarden voor recreatie en leefbaarheid.

 

3.     Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

 

4.     Het college motiveert de vergunning onder meer door verwijzing naar de in lid 2 van dit artikel genoemde waarden en de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels. 

 

 

Artikel 8: Gevaarzetting

In afwijking van het in de artikelen 4 en 7 bepaalde, kan de burgemeester, toestemming geven tot het direct vellen van de houtopstand, indien er sprake is van gevaarzetting of ander vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

 

Artikel 9: Vergunningsvoorschriften

1.     Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat:

 

a.     de bezwaartermijn voor belanghebbenden is verstreken zonder dat er bezwaar is ingediend;

 

b.     beslist is op het bezwaar en één week na datum van de beslissing is verstreken en geen verzoek tot voorlopige voorziening is ingediend;

 

c.     beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening.

 

 

2.     Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant, tenzij er gegronde redenen zijn om niet te herplanten.

 

3.     Bij het voorschrift als bedoeld in het eerste lid kan tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen.

 

4.     Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.

 

5.     Indien herbeplanting naar het oordeel van het college niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, dan kan het college aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een geldelijke bijdrage is gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

 

6.     Het college stelt nadere regels vast voor het bepalen van de waarde van de in het vorige lid bedoelde houtopstand.

 

7.     Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat pas tot vellen van een houtopstand mag worden overgegaan indien andere noodzakelijke vergunningen of ontheffingen zijn verleend en/of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

 

8.     Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

 

9.     Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden houtopstand.

 

10.  Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

 

 

Artikel 10: Vervaltermijn vergunning

1.               De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

 

2.               In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de vergunning voor alle houtopstand slechts twee jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

 

 

Artikel11: Herplant-/instandhoudingsplicht

1.     Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

 

2.     Indien herbeplanting naar het oordeel van het college niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

 

3.     Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen.

 

4.     Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

a.     overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

 

b.     een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

 

5.     Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

 

 

Artikel12: Bestrijding van boomziekten

1.     Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boom­ziekte of voor ver­meerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn:

 

a.     de houtopstand te vellen;

 

b.     conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

 

2.     Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voor­handen of in voorraad te hebben of te vervoe­ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

 

3.     Het college kan vergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

 

4.     Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van be­stuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

 

 

Artikel13: Bescherming publieke houtopstand

1.     Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

 

a.     te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

 

b.     daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

 

  

Artikel 14: Strafbepalingen

Overtreding van de in deze verordening opgenomen voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 

 

Artikel 15: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

 

 

Artikel 16: Slotbepaling

1.     Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Delft 2008.

 

2.     Zij treedt in werking zes weken na bekendmaking van deze verordening

 

3.     De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de in lid 1 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van .

  

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk                    ,burgemeester. 

 

 

 

mr. drs. R.H. van Luijk                       ,griffier.

  

 

 

Bekendgemaakt op ............2008. Inwerkingtreding ..........     2008.