Bomenverordening
Delft 2008 Artikel
1: Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. boom: een
houtachtig, opgaand gewas met een diameter van de stam van minimaal 10 cm op
130 cm hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de
diameter van de dikste stam. b. houtopstand: één
of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk
onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing
van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of
een heg. c. beschermde houtopstand: houtopstand die is opgenomen in de door het college
vastgestelde lijst van beschermde houtopstanden, en dientengevolge bijzondere
bescherming verkrijgen. d.
monumentale boom: bijzondere
beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een
bijzondere schoonheid- of zeldzaamheids-waarde, of een bijzondere functie
voor de omgeving. e. vellen: rooien; kappen;
verplanten; het ingrijpend snoeien van de boomkroon, met inbegrip van
kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds,
die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de
houtopstand ten gevolge kunnen hebben. f. boomwaarde: de monetaire waarde van een
houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van
Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. g. bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de
gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van
landelijke richtlijnen van de Bomenstichting. h. knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats
verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of
leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud. i. bebouwde kom: de bebouwde kom van de
gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet. j. dunning: een velling die
uitsluitend dient als periodiek noodzakelijke onderhoudsmaatregel ter
bevordering van de overblijvende houtopstand. k. gebouw: elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt. l. bouwwerk: elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van
bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct
of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te
functioneren. l. herplantfonds: fonds waar gelden in worden
gestort ten gevolge van een opgelegde financiële herplantplicht ex artikel 9
of artikel 11. Artikel
2: Kapverbod 1.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders
een houtopstand te vellen of doen vellen binnen de bebouwde kom. 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand
die een stamdiameter heeft van minder dan 20 cm of te wel een omtrek kleiner
dan 63 cm op 130 cm boven maaiveld gemeten. In geval van meerstammigheid
geldt de diameter van de dikste stam. 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
a.
productiefruitbomen en windschermen om boomgaarden; b.
kweekgoed;
c.
houtopstand die in het kader van dunning van een houtopstand moeten
worden geveld; d.
houtopstand in achtertuinen met een maximum oppervlakte van 80 m2; e.
houtopstand die minder dan 2 meter vanaf de gevel van een gebouw groter
dan 2 m2 staat; f.
houtopstand die moet worden geveld krachtens de
Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks
onverminderd het bepaalde in artikel 9 en 11 van deze verordening; g.
het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het
reguliere onderhoud; h.
het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke
beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het
reguliere onderhoud. 4.
Houtopstanden die op de lijst als bedoeld in artikel 3 zijn
opgenomen, zijn in afwijking van
het bepaalde in lid 2 en 3, kapvergunningplichtig. Artikel 3:
Lijst met Beschermde houtopstand 1.
Het college stelt een lijst met Beschermde houtopstand vast. Deze
lijst bevat in ieder geval de monumentale bomen uit het landelijk Register
van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, aangevuld met lokale en
toekomstige monumentale bomen en bomen die in het kader van de herplantplicht
zijn aangeplant. 2.
Het college stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in
de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van
Beschermde houtopstand. Artikel
4: Aanvraag vergunning 1.
De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging
van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met
toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die
krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand
te beschikken. 2.
Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aan het college een afschrift is toegezonden van de
ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het
college dit afschrift mede als vergunningsaanvraag. Artikel
5: Voorbereidingsprocedure 1. Het college
legt de aanvraag voor de kapvergunning met de daarop betrekking hebbende
stukken voor een periode van twee weken ter inzage voor belanghebbenden. 2. Voorafgaand
aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huis-blad of op een andere
geschikte wijze een kennisgeving gedaan van de aanvraag, waarbij wordt
vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen en tot welke datum
belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven. 3. Belanghebbenden
kunnen hun zienswijze binnen de in het eerste lid genoemde termijn
schriftelijk naar voren brengen. Voordat het college een besluit neemt op de aanvraag, wordt de
aanvrager zo nodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de naar voren
gebrachte zienswijzen. Artikel
6: Beslissingstermijn 1.
Het college beslist op een vergunningaanvraag binnen acht weken
na de dag waarop deze ontvangen is. 2.
Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken
verdagen. Artikel
7: Criteria 1.
Het college kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel
onder voorschriften verlenen. 2.
Het college weigert een vergunning om te vellen indien de
belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de
houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden: -
natuur- en milieuwaarden; -
landschappelijke waarden en stadsschoon; -
(cultuur)historische en monumentale waarde; -
waarden voor recreatie en leefbaarheid. 3.
Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen
van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. 4. Het college motiveert
de vergunning onder meer door verwijzing naar de in lid 2 van dit artikel
genoemde waarden en de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels. Artikel
8: Gevaarzetting In afwijking van het in de artikelen 4 en 7
bepaalde, kan de burgemeester, toestemming geven tot het direct vellen van de
houtopstand, indien er sprake is van gevaarzetting of ander vergelijkbaar
spoedeisend belang. Artikel
9: Vergunningsvoorschriften 1.
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde
van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat: a.
de bezwaartermijn voor belanghebbenden is verstreken zonder
dat er bezwaar is ingediend; b.
beslist is op het bezwaar en één week na datum van de
beslissing is verstreken en geen verzoek tot voorlopige voorziening is
ingediend; c.
beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening. 2.
Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat
binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen
moet worden herplant, tenzij er gegronde redenen zijn om niet te herplanten. 3.
Bij het voorschrift als bedoeld in het eerste lid kan
tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die
niet is aangeslagen, moet worden vervangen. 4.
Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan
een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift
dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk
herplantfonds. 5.
Indien herbeplanting naar het oordeel van het college niet
mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt
voor het vellen van de houtopstand, dan kan het college aan de vergunning het
voorschrift verbinden dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een
geldelijke bijdrage is gestort in het gemeentelijk herplantfonds. 6.
Het college stelt nadere regels vast voor het bepalen van
de waarde van de in het vorige lid bedoelde houtopstand. 7.
Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat pas
tot vellen van een houtopstand mag worden overgegaan indien andere noodzakelijke
vergunningen of ontheffingen zijn verleend en/of ruimtelijke
ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële
voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is. 8.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen
behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand
voorkomende flora en fauna. 9.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het
voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect
analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden houtopstand. 10.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als
bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is
verplicht daaraan te voldoen. Artikel 10: Vervaltermijn vergunning
1.
De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt
indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is
gemaakt. 2.
In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één
houtopstand betreft, is de vergunning voor alle houtopstand slechts twee jaar
geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld
zijn. Artikel11:
Herplant-/instandhoudingsplicht 1.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld
in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is
geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de
zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel
aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd
is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te
geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. 2.
Indien herbeplanting naar het oordeel van het college niet
mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt
voor het vellen van de houtopstand, wordt een financiële bijdrage gestort in het
gemeentelijk herplantfonds. 3.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd,
dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn
beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen. 4.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld
in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt
bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich
de houtopstand bevindt, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen
van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om: a.
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door
hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging
wordt weggenomen; b.
een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het
college. 5.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld
in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht
daaraan te voldoen. Artikel12:
Bestrijding van boomziekten 1. Indien zich
op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het
college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering
van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij
daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving
vast te stellen termijn: a. de
houtopstand te vellen; b. conform
richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te
behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen. 2. Het is
verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben
of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende
boomziekte kan verspreiden. 3. Het college
kan vergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde
verbod. 4. Het niet
voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor
de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden,
voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente
kunnen worden verricht. Artikel13:
Bescherming publieke houtopstand 1. Het is
verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn: a. te
beschadigen, te bekladden of te beplakken; b. daaraan
snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende
taken. Artikel
14: Strafbepalingen Overtreding van de in deze verordening
opgenomen voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van
ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan
bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Artikel
15: Opsporing Met de opsporing van de in deze verordening
strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141
van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het college
aangewezen ambtenaren. Artikel
16: Slotbepaling 1.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening
Delft 2008. 2. Zij treedt in werking
zes weken na bekendmaking van deze verordening 3.
De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de datum van
inwerkingtreding van de bomenverordening 2008, vallen onder de verordening
die van kracht was voorafgaande aan deze verordening. Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van . mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester. Mr. Drs. R.H. van Luyk ,griffier. Bekendgemaakt op ............2008.
Inwerkingtreding .......... 2008. |
Toelichting bij de
Bomenverordening Delft 2008
De
kernbegrippen ‘boom’ en ‘houtopstand’ zijn zodanig aangepast dat duidelijk is
dat de bescherming van de bomenverordening betrekking heeft op meer dan bomen
alleen. In tegenstelling tot de Model Bomenverordening 2007 is voor
‘houtopstanden’ geen ondergrens voor de diameter gedefinieerd. Dit biedt de
mogelijkheid om beschermwaardige houtopstanden die niet aan dit criterium
voldoen toch als ‘beschermde houtopstand’ aan te merken. Zoals bijvoorbeeld:
de oude kornoelje aan de Laan van Altena en de karakteristieke hagen van het
Rijksmonument Agnetapark. De “lijst van
monumentale bomen” wordt doorontwikkeld naar een lijst met beschermde
houtopstand. De lijst bevat in beginsel alleen de bomen in de door het
college vastgestelde lijst van monumentale bomen (vastgesteld d.d. 25 oktober
2005, gewijzigd d.d. 2 oktober 2007). Deze zal geleidelijk worden uitgebreid
met de belangrijkste houtopstanden met cultuurhistorische,
structuurbepalende, beeldbepalende en ecologische waarde. Houtopstanden kunnen in de lijst met beschermde
houtopstanden worden opgenomen als: -
de houtopstand op de betreffende beoordelingscriteria het maximale
aantal ‘weigeringspunten’ heeft verkregen (zie artikel 7). -
de houtopstand een levensverwachting heeft van ten minste 10 jaar. Hierbij wordt
nadrukkelijk opgemerkt dat het niet zo is dat houtopstanden die niet op de
lijst staan op voorhand minder waardevol zijn. Het verschil is dat de
houtopstanden in de lijst vooraf aan de beoordelingscriteria voor
kapaan-vragen zijn getoetst. Houtopstanden die niet in de lijst staan worden
pas bij de beoordeling van een kapaanvraag getoetst. Bomen worden
als monumentale boom in de lijst van beschermde houtopstand opgenomen als
deze: -
ten minste ouder is dan 50 jaar -
bijzondere waarde heeft door schoonheid, zeldzaamheid of een
bijzondere functie voor de omgeving (zoals bijvoorbeeld: cultuurhistorische waarde of structuur- of
beeldbepalende waarde op landschaps-, buurt- of wijkniveau); -
een levensverwachting heeft van ten minste 10 jaar. Noot: De monumentale
bomen zijn/worden bij de herziening van de bestemmingsplannen op de plankaart
aangegeven, waardoor deze bomen reeds in een vroeg stadium van de planvorming
in beeld komen. De op de plankaart
aangeduide monumentale bomen worden in de voorschriften van het
bestemmingsplan beschermd door middel van de volgende voorschriften: -
Binnen een straal van 8 meter
uit de stam van een op de plankaart aangeduide monumentale boom is geen
(nieuwe) bebouwing toegestaan. -
Binnen een straal van 8
meter uit de stam van een op de plankaart aangeduide monumentale boom is een
aanlegvergunning vereist voor andere schadelijke activiteiten zoals ophogen,
ontgraven, veranderingen in de watervoorziening (bijv. bemaling) en de aanleg
van kabels & leidingen, verhardingen, drainage, etc. Deze
aanlegvergunning kan (onder voorwaarden) worden verleend als door, of als
gevolg van, de uitvoering van deze werken of werkzaam-heden geen onevenredige
schade aan de betreffende bomen wordt veroorzaakt. Aangepast
conform Model Bomenverordening 2007. Dit,
met uitzondering van “het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het
wortelgestel”. Deze kwantitatieve toevoeging lijkt objectief maar is
arbitrair. De zinsnede “het verrichten van handelingen, zowel boven- als
ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van
de houtopstand ten gevolge kunnen hebben” biedt in dit kader voldoende
bescherming. De toepassing
van de methode Raad komt hiermee te vervallen. De richtlijnen van de
Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen voor het
bepalen van de monetaire boomwaarde gelden als de meest deskundige methodiek
voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van houtopstand en worden in
de rechtspraak erkend. De NVTB stelt jaarlijks de richtlijnen vast aan de
hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere
kengetallen. De bomen
effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor
een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen
bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit
en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke
alternatieven. Op grond van de tot nu toe opgedane ervaringen met de
uitgevoerde BEA’s wordt het uitvoeren van een BEA verplicht gesteld bij de
voorbereiding van bouwplannen, herinrichtingen en grootschalige renovatiewerkzaamheden aan wegen en rioleringen,
waarbij gewerkt wordt binnen de kroonprojectie van de binnen het werkterrein
aanwezige kapvergunningplichtige houtopstanden en/of
wijzigingen in de grondwaterstand worden aangebracht. Bij het zoeken
naar alternatieven waarbij deze houtopstand kan worden behouden worden de
volgende stappen doorlopen: Inpassen - In een zo vroeg mogelijk stadium van
het bouwproces wordt onderzocht of de betreffende houtopstand in de plannen
kan worden ingepast. Verplanten - Voor de houtopstand die niet kan worden
ingepast wordt onderzocht of deze geschikt zijn om naar een andere locatie
binnen het project of naar een andere locatie binnen de gemeente Delft te
worden verplant. Als laatste optie wordt bekeken of er buiten de gemeente
Delft belangstelling is om de houtopstand te herplanten . Kappen - Als uit deze overwegingen blijkt dat
inpassen of verplanten niet mogelijk is wordt kappen overwogen. Bij
gemeentelijke projecten wordt de BEA uitgevoerd door een boomverzorger van de
gemeente Delft. Indien noodzakelijk wordt de deskundigheid of apparatuur van
een gespecialiseerd boomverzorgingsbedrijf ingezet. Bij
projecten van derden wordt het uitvoeren van een BEA verplicht gesteld door
middel van: Privaatrechtelijke overeenkomsten - Bij (bouw)projecten van derden wordt in
een aparte paragraaf van de ontwikkelingsovereenkomst vastgelegd dat in een
vroeg stadium van de planvorming een BEA moet worden uitgevoerd. Bomenverordening - In de bomenverordening zijn bepalingen
toegevoegd waarmee het college, in de gevallen waarin dit noodzakelijk wordt
geacht, de uitvoering van een BEA verplicht kan stellen. Verder wordt bij de
beoordeling van een kapaanvraag getoetst of er voldoende naar alternatieven
is gezocht waarbij de houtopstand kan worden behouden. De eerste keer
kandelaberen of knotten valt onder het begrip ‘vellen’ en is derhalve
vergunningplichtig. Het periodieke snoeien van reeds gekandelaberde of
geknotte bomen betreft periodiek noodzakelijk onderhoud en is derhalve niet
vergunningplichtig. De
actuele bebouwde kom van de Gemeente Delft, vastgesteld inzake artikel 1,
vijfde lid, van de Boswet is op 30 maart 2006 door de Gemeenteraad
vastgesteld en op 25 oktober 2006 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
goedgekeurd (zie bijlage 1). Om
oneigenlijke velling onder het mom van een vergunningsvrije velling te
voorkomen is het begrip ‘dunning’ beperkt tot een velling die uitsluitend
dient als periodieke noodzakelijke onderhoudsmaatregel ter bevordering van de
overblijvende houtopstand. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitdunnen van een
te dicht geworden houtopstand om een goede ontwikkeling van de aangrenzende
bomen en/of de aanwezige onderbegroeiing mogelijk te maken. De
definities ‘gebouw’ en ‘bouwwerk’ zijn toegevoegd om de vrijstelling van het
kapverbod voor houtopstand die op minder dan 2 meter uit een gevel staan te
beperken tot gevels van gebouwen. Voor de definitie van deze begrippen is
aangesloten bij de definities in de bestemmingsplannen. De in het herplantfonds
gestorte gelden worden door de gemeente beheerd. De gelden worden besteed aan
de herplant van houtopstand in de nabijheid van de verwijderde houtopstand. Het
kapverbod voor: bomen die een
stamdiameter heeft van minder dan 25 cm of een omtrek kleiner dan
78 cm, is gewijzigd in: houtopstand die een stamdiameter hebben
van minder dan 20 cm of te wel een
omtrek kleiner dan 63 cm De
reden daartoe is de aanplant van duurzamere bomen, die in het algemeen een
langzamere groei vertonen. Deze
vrijstellingen zijn bedoeld om strijdigheden met de Boswet te voorkomen,
indien het oogsten van houtopstanden die bedrijfseconomisch worden geteeld
onder het kapverbod komen te vallen. Hetgeen op grond van artikel 15 lid 2 en
3 van de Boswet niet is toegestaan. De
vrijstelling van het kapverbod voor coniferen is vervallen. Toelichting
- Deze vrijstelling is in 2004 in de bomenverordening opgenomen om het grote
aantal kapaanvragen voor te groot geworden coniferen(hagen) in particuliere
tuinen te beperken, en daarmee tevens een besparing te realiseren. Omdat voor
deze houtopstand vrijwel altijd een kapvergunning wordt verleend vergt de
afhandeling van deze kapaanvragen onevenredig veel tijd. Het gaat echter te
ver om alleen voor dit doel alle boomsoorten die tot de coniferen
worden gerekend vrij te stellen van het kapverbod. Conform de botanische
classificatie van houtgewassen omvat het begrip coniferen (bot. coniferae)
namelijk alle naaldhoutgewassen die tot de families van de taxusachtigen, de
denachtigen en de cypresachtigen worden gerekend. Het
kapvergunningvrij maken van deze grote groep boomsoorten past niet in het
beleid om de diversiteit van het Delftse bomenbestand te vergroten. En gaat
voorbij aan het feit dat juist deze naaldhoutgewassen het best in staat zijn
om fijnstof uit de lucht te binden. De toename van
het aantal kapaanvragen door het afschaffen van deze vrijstellling wordt
beperkt doordat de gelijktijdig ingevoerde vrijstelling voor houtopstand in
achtertuinen met een maximum oppervlakte van 80 m2 wordt
gehandhaafd. Ongewijzigd,
zie toelichting artikel 1. lid j. Ongewijzigd.
Er
is niet aangesloten bij de Model Bomenverordening 2007, waarbij deze
vrijstelling van toepassing is op houtopstand in privaat eigendom op percelen
van minder dan 120m2. Omdat deze vrijstelling dan ook zou gelden
voor de meer beeldbepalende houtopstand in zij- en voortuinen. De
vrijstelling voor houtopstand op minder dan 2 meter van een gevel is verder
beperkt tot gevels van gebouwen, groter dan 2 m2. De
vrijstelling voor houtopstand op minder dan 5 meter van een gevel van een
verblijfsruimte is vervallen. Toelichting - Deze wijzigingen zijn doorgevoerd omdat
bij de evaluatie is vastgesteld dat dit beleid op veel weerstand stuit omdat: -
In een compacte stad als Delft veel houtopstand op minder dan 5 meter
uit de gevel van een verblijfsruimte staat. Dit betekende dat veel
houtopstand zonder kapvergunning gekapt kon worden. -
Het veelal houtopstand in de directe woonomgeving betreft waar
bewoners veel waarde aan hechten. -
Door de vrijstelling bewoners en belangenorganisaties de mogelijkheid
wordt ontnomen om tegen een voorgenomen kap een bezwaar- of beroepschrift in
te dienen. Inhoudelijk
ongewijzigd Ongewijzigd
- periodiek terugzetten van hakhout is noodzakelijk onderhoud Ongewijzigd
- zie toelichting bij artikel 1, lid h Zie
begripsomschrijvingen en toelichtingen in artikel 1, leden c en d. De
hier bedoelde bijdrageregeling betreft de ‘Subsidieregeling onderhouds-snoei monumentale bomen. Deze subsidieregeling
is opgenomen in de Beleidsregel voor (onderhouds)snoei van monumentale bomen
2008, onderdeel van de Kaderverordening Subsidies Gemeente Delft 2008. Inhoudelijk
ongewijzigd Inhoudelijk
ongewijzigd Inhoudelijk
ongewijzigd - In de Delftse vergunningsprocedure worden de kapaanvragen
gepubliceerd en wordt belanghebbenden de gelegenheid geboden om binnen de
gestelde termijnen een zienswijze in te dienen. De ingebracht zienswijzen
worden in de boordeling van een kapaanvraag betrokken. Dit
in tegenstelling tot de vergunningsprocedure van de Model Bomen-verordenining
2007 waarin alleen het besluit tot verlening of weigering van een kapaanvraag
wordt gepubliceerd. Tegenover
de langere afhandelingsprocedure staat het voordeel dat indieners van een
zienswijze in veel gevallen geen bezwaar meer aantekenen als zij van mening
zijn dat hun zienswijze is gehoord en/of zichtbaar is meegenomen in het
uiteindelijke besluit. Ongewijzigd Bij
de toetsing van een kapaanvraag wordt op grond van de weigerings-gronden in
artikel 7, lid 2 en 3 bepaald of een vergunning wordt verleend of geweigerd: Bij
de afweging van de genoemde belangen wordt gebruik gemaakt van beleidsregels
voor de beoordeling van kapaanvragen. Indien
sprake is van gevaarzetting kan direct tot velling worden overgegaan. Het argument gevaarzetting is voorbehouden
aan houtopstanden die als gevolg van schade (bijv. storm- bliksem of
aanrijschade) of aantasting een acuut gevaar vormen voor personen of de omgeving.
Voor het vellen van houtopstand die symptomen van verval vertoont maar geen
acuut gevaar vormt dient een kapvergunning te worden aangevraagd. De
bevoegdheid om op grond van gevaarzetting direct tot het vellen van
houtopstand te besluiten is gedelegeerd aan het sectorhoofd. Dit artikel is
bedoeld om te vermijden dat de houtopstand al feitelijk gekapt is voordat
derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is
gezocht met formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming
van de bouwvergunning op de milieuvergunning. De opschortende werking van
deze standaardvoorwaarde is niet van toepassing tijdens de beroepstermijn.
Dit is gedaan om oneigenlijk gebruik door bezwaarmakers te voorkomen.
Bezwaarmakers moeten om tussentijdse kap te verkomen tijdens de
beroepstermijn tegelijkertijd met het indienen van een beroepsschrift een
verzoek tot voorlopige voorziening indienen bij de afdeling
bestuursrechtspraak van de rechtbank. Ter voorkoming van directe kap na het
ongegrond verklaren van de bezwaren, is een termijn van één week vastgesteld
waarin niet gekapt mag worden en de bezwaarmakers de mogelijkheid hebben een
beroepschrift en een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen. Deze
standaardvoorwaarde wordt in elke kapvergunning opgenomen. De formulering
sluit niet uit dat het in bepaalde gevallen gewenst is om geen, minder of
juist meer houtopstand te herplanten. In dat geval wordt in de kapvergunning
nader gemotiveerd welke overwegingen daartoe aanleiding geven. Bij de nadere
invulling van de (financiële) herplantplicht worden de volgende beleidsregels
gehanteerd: Herplantlocatie - De herplant vindt bij
voorkeur plaats op dezelfde plek of anders op een andere locatie binnen het
perceel of in de directe nabijheid daarvan. Voorwaarde is dat op de
herplantlocatie voldoende boven- en ondergrondse groeiruimte beschikbaar is
om de betreffende houtopstand tot volle wasdom te laten komen. Herplantplicht
bij verplanten - Bij een kapvergunning voor het verplanten van een houtopstand
zal de herplantplicht bestaan uit het uitvoeren van de in de kapaanvraag
voorgestelde verplanting. Indien het niet mogelijk is om de houtopstand naar
een locatie binnen het perceel of in de directe nabijheid daarvan te
verplanten, kan de houtopstand ook naar een andere locatie worden verplant.
Bij voorkeur binnen de gemeente Delft. Herplantplicht
bij vellen - Bij een kapvergunning voor het vellen van een houtopstand
bestaat de herplantplicht in beginsel uit het planten van een nieuwe boom in
de maat 20/25. Indien sprake is van andere houtopstand wordt in redelijkheid
beslist in welke maat moet worden herplant. Bij
een illegale velling, of een velling ten behoeve van een bouwplan, wordt
tevens een financiële herplantplicht opgelegd, indien de herbeplanting naar
maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie voor de gevelde of de te
vellen houtopstand biedt (zie financiële herplantplicht) Financiële
heplantplicht - Indien het niet mogelijk is om de houtopstand te verplanten,
of binnen het perceel of in de directe nabijheid daarvan te herplanten, wordt
in principe altijd een financiële herplantplicht opgelegd. De omvang van de
financiële verplichting is gerelateerd aan de aantasting van waarde van de
houtopstand voor de omgeving en wordt berekend overeenkomstig de methode van
de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). De gemeente beheert
de verkregen gelden in een herplantfonds dat wordt benut om in de
onmiddellijke omgeving van de verwijderde houtopstand bomen te herplanten of
verplanten. De hoogte van de financiële herplantplicht bedraagt: Illegale velling Kosten aanplant nieuwe en financiële compensatie van de waarde van de illegaal gevelde houtopstand. ·Velling
ten behoeve van een bouwplan Kosten
aanplant nieuwe
en
financiële compensatie van de waarde van de gevelde Herinrichtingen,reconstructies, etc. Boomwaarde (maximaal: kosten aanplant
nieuwe houtopstand*) ·Houtopstand
in particuliere tuinen Boomwaarde
(maximaal: kosten aanplant
nieuwe houtopstand*) *Indien
sprake is van een boom betreft dit de aanplant van een nieuwe boom in de maat
20/25 (omtrekmaat). Indien sprake is van andere houtopstand wordt in
redelijkheid beslist in welke maat de houtopstand moet worden gecompenseerd. Zie
toelichting artikel 1, lid f Dit
artikel kan worden toegevoegd indien een zekerheid moet worden ingebouwd om te voorkomen dat de
betreffende houtopstanden al kunnen worden geveld, alvorens de overige voor
de realisatie van het werk benodigde vergunningen en ontheffingen zijn
verleend en/of financiële middelen zijn gewaarborgd. Het
gaat hierbij om maatregelen om te voorkomen dat bij het vellen schade aan de
aanwezige flora en fauna wordt toegebracht. Zie
toelichting artikel 1, lid g In
afwijking tot de Model Bomenverordening bedraagt de geldigheidsduur van een
afgegeven kapvergunning 2 in plaats van 1 jaar De
bepalingen in dit artikel bieden het college de mogelijkheid handhavend te
kunnen handelen in het geval van een illegale velling of het al dan niet
bewuste handelen waardoor de betreffende houtopstand in haar voortbestaan
worden bedreigd. De
beleidsregels voor de nadere invulling van de (financiële) herplantplicht
zijn beschreven bij artikel 9 Dit
artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat
te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat situaties die bijdragen aan de
verspreiding van de besmetting worden voorkomen. De
formulering van deze bepaling zijn aangepast conform de Model
Bomenverordening 2007, waardoor deze verbodsbepalingen algemeen van
toepassing zijn op alle houtopstanden. Er wordt voorgesteld om de
verbodsbepalingen in de APV overeenkomstig aan te passen |