Geacht college,

 

Bijstand kan alleen worden verstrekt aan legaal in Nederland verblijvende personen van 18 jaar en ouder. Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep echter een uitspraak gedaan op basis waarvan bijstand kan worden verleend aan kinderen van niet-legaal in Nederland verblijvende ouders. De uitspraak heeft echter alleen betrekking op kinderen van dergelijke ouders met een gedoogstatus. De Centrale Raad baseert haar uitspraak deels op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. In dit verdrag is neergelegd dat de Staat verplicht is voor kinderen zorg te dragen voor de meest elementaire voorzieningen, met name voeding, kleding en huisvesting.

WIZ heeft hiervoor inmiddels een beleidslijn vastgesteld.

 

Als de ouders geen gedoogstatus hebben kan geen bijstand worden verleend, terwijl er feitelijk sprake is van een zelfde situatie. Het bieden van enige financiële hulp is noodzakelijk om er voor te zorgen dat de kinderen kunnen beschikken over de elementaire voorzieningen. Voorgesteld wordt dan ook hiervoor een regeling te treffen.

Omdat de uitspraak niet de ruimte biedt om in het geval van dergelijke ouders zonder gedoogstatus bijstand te verlenen wordt voorgesteld via een intermediaire, niet-gemeentelijke organisatie (bijvoorbeeld het Interkerkelijk Sociaal Fonds of de Stichting Noodopvang Vluchtelingen Delft) deze kinderen de noodzakelijke financiële ondersteuning te bieden. Deze organisatie zal voor de werkelijk verstrekte kosten een subsidie worden verstrekt.

Daarbij wordt voorgesteld de te verstrekken vergoeding te maximeren op het eerder vastgestelde beleid betreffende kinderen van niet-legaal in Nederland verblijvende ouders met een gedoogstatus.

Het aantal kinderen waar dit voorstel betrekking op heeft is niet bekend. Zij zijn niet als zodanig geregistreerd in het GBA of de leerlingenadministratie. De verwachting is dat de kosten zeer beperkt zijn.

De met deze regeling gepaard gaande kosten kunnen bekostigd worden uit de bestaande middelen in de begrotingspost ‘Uitstroomregeling asielzoekers’.


 

Voorstel:

  1. Het bieden van financiële ondersteuning ten behoeve van kinderen van niet-legaal in Nederland verblijvende ouders zonder gedoogstatus;
  2. De ondersteuning bieden via een intermediaire, niet gemeentelijke organisatie, zoals het ISF of de SNVD;
  3. De hoogte van de financiële ondersteuning vaststellen op het eerder vastgestelde beleid inzake kinderen van niet-legaal in Nederland verblijvende ouders met een gedoogstatus.
  4. De met deze regeling gepaard gaande kosten kunnen bekostigd worden uit de bestaande middelen voor de ‘uitstroomregeling asielzoekers’.

 

 

 

 

R. Diemers