1. Inleiding

Op 1 januari 2007 wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) van kracht. De gemeente Delft staat voor de opdracht om deze wet per 1 januari uit te voeren. In het door de gemeenteraad vastgestelde Plan van Aanpak Implementatie WMO (13 oktober 2005) is gekozen om de WMO middels twee sporen in te voeren.

 

Met inwerkingtreding van WMO komt onder meer de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)  te vervallen. De voorzieningen uit de Wvg gaan over naar de WMO. Daarnaast komt de functie huishoudelijke verzorging (HV) uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te vervallen. In de WMO worden gemeenten verantwoordelijk voor de voorziening "hulp bij het huishouden". Evenals de Wvg is de WMO te beschouwen als een kaderwet, die gemeenten de verplichting oplegt om door middel van een verordening binnen het landelijke wettelijke kader zelf regels te stellen omtrent de verstrekking van individuele WMO-voorzieningen.

 

Deze notitie betreft Spoor 1. In de Commissie WIJZO (13 juni 2006) is een presentatie gegeven over de stand van zaken WMO bij de gemeente Delft inzake Spoor 1.  Dit Spoor is gericht op de invoering van de nieuwe taken en verplichtingen waaraan de gemeente per 1 januari 2007 moet voldoen, te weten zorgdragen voor de invoering van de huishoudelijke verzorging en het opstellen van een Verordening en een Besluit en Verstrekkingenboek met als onderwerpen het persoonsgebonden budget, eigen bijdrage en de compensatieplicht.  Het uitgangspunt voor de invoering per 1 januari 2007 is een beleidsarme overgang zodat de continuïteit van de dienstverlening aan de klanten is geborgd. Daarnaast geeft deze werkwijze de gemeente meer tijd om in 2007 de keuzes over beleid en wetgeving goed en zorgvuldig met en voor inwoners, instellingen en de Gemeenteraad vorm te geven.

 

Spoor 2  is gericht op de beleidsontwikkeling in het licht van de brede aanpak WMO.  De WMO omvat meer dan alleen de hulp bij het huishouden.

Ook veel voorzieningen en taken die nu al onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen, krijgen hun plaats in de WMO. Zoals bijvoorbeeld de voorzieningen voor gehandicapten, woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen, welzijnswerk, vrijwilligerswerk, verslavingszorg, maatschappelijke opvang en vrouwen opvang. 

 

Eén van de procesverplichtingen in de WMO is daarom ook het opstellen van een vierjarig Beleidsnota WMO (art. 3). Deze beleidsnota geeft aan welk samenhangend beleid op de beleidsvelden wonen, participatie en zorg de gemeente wil voeren. In dat beleidsplan komen ook de negen (onderliggende) prestatievelden aan de orde waar in het wetsontwerp sprake van is:

1.                  Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten.

2.                  Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden.

3.                  Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.

4.                  Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.

5.                  Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

6.                  Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.

7.                  Maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld.

8.                  OGGZ, de openbare geestelijke gezondheidszorg.

9.                  Ambulante verslavingszorg.

 

Met uitzondering van de zorgplicht die vanuit de Awbz naar de gemeente komt geldt dat de gemeente reeds primair verantwoordelijk is op de negen prestatievelden. Op veel van deze beleidsvelden is reeds beleid verwoord. In het kader van de invoering van de WMO zal het beleid op de prestatievelden worden herijkt en deels worden ontwikkeld, waarbij onderlinge intergratie van en synergie tussen deze velden een belangrijke voorwaarde is. De beleidsontwikkeling wordt gedaan in het kader van het vierjarig WMO-beleid (Spoor 2). Najaar 2006 verschijnt er een startnotitie over op welke wijze hieraan vorm wordt gegeven.  Deze notitie zal voor advies aan het panel Gehandicaptenbeleid en ter goedkeuring aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

 

Deze oplegnotitie zal ingaan op de verordening (Spoor 1), die onderdeel uitmaakt van prestatieveld 5. Hiertoe worden in hoofdstuk 2  de keuzes toegelicht die in de verordening worden gemaakt . Daarnaast behandelt het hoofdstuk de zorginkoop en de algemene begrippen uit de verordening. De financiële gevolgen van de WMO voor 2007 staan beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de resultaten van overleg met betrekking tot de keuzes in de verordening. De wijze waarop de gemeente gaat communiceren over de WMO staat in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 gaat in op de vervolgstappen in het najaar 2006. Tot slot worden in hoofdstuk 7 vier voorstellen gedaan. 

 

Bijlage 1 is de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. De artikelen in de verordening zijn grotendeels gebaseerd op de huidige Wvg-verordening van de gemeente; in onderstaand overzicht staat genoemd welke hoofdstukken nieuw zijn en welke de huidige Wvg-verordening als basis hebben. Voor de gedetailleerde, artikelsgewijze toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.10.

 

Hoofdstuk

Onderwerp

Grond van de voorgestelde tekst

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Huidige Wvg-verordening; geactualiseerd op grond van de WMO

Hoofdstuk 2

Vorm van de te verstrekken voorziening

Nieuw, conform VNG-modelverordening

Hoofdstuk 3

Hulp bij het huishouden

Nieuw, conform VNG-

Modelverordening

Hoofdstuk 4 t/m Hoofdstuk 6

Woonvoorzieningen

Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het zich verplaatsen per rolstoel

Conform huidige Wvg-verordening behoudens actualisatie (i.v.m. jurisprudentie etc)

Hoofdstuk 7

Het verkrijgen van een voorziening en het motiveren van besluiten

Conform huidige Wvg-verordening met uitzondering van het alleenrecht van het CIZ

Hoofdstuk 8

Slotbepalingen

Conform huidige Wvg-verordening behoudens actualisatie

 

 

2. Keuzes en algemene begrippen in de voorliggende verordening

De gemeente Delft heeft gekozen voor een beleidsarme overgang. Bij het opstellen van de verordening is uitgegaan van de bestaande situatie in Delft en geprobeerd daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten. Het jaar 2007 is een overgangsjaar voor wat betreft de voorzieningen afkomstig uit de Wvg en daarnaast voor de hulp bij het huishouden. De gemeente voert wat betreft de uitvoering zo min mogelijk veranderingen door.

 

Voordat dit hoofdstuk ingaat op de verordening wordt hieronder een voorstel gedaan voor de zorginkoop voor 2007.

 

Zorginkoop

Er is bij gemeenten veel onduidelijkheid geweest over de verplichting om al per 1 januari 2007 te moeten aanbesteden. Gemeenten hebben geen ervaring met huishoudelijke verzorging en bij verschillende gemeenten in het land ontstond de behoefte om het jaar 2007 te gebruiken om hiermee ervaring op te doen. Diverse gemeenten – waaronder de gemeente Delft- hadden dan ook het plan opgevat om gedurende het eerste jaar van de WMO de inkoop van huishoudelijke verzorging ‘door te leggen’ aan het zorgkantoor. Gemeenten willen in dit model  het zorgkantoor mandateren voor de inkoop van de huishoudelijke verzorging voor het jaar 2007. Echter, op 18 juli is door de Staatssecretaris een brief gestuurd naar alle gemeenten waarin ze maant tot Europees aanbesteden van de inkoop van de Huishoudelijke Verzorging. In overleg met het Zorgkantoor is afgesproken dat  de gemeente Delft nu zelf voor één jaar gaat aanbesteden. De gemeente is voornemens om de aanbesteding in ieder geval samen met gemeente Midden-Deltland uit te voeren.

 

Daarbij wordt voorgesteld te kiezen voor de volgende vijf  inhoudelijke uitgangspunten ten aanzien van de aanbesteding van de huishoudelijke verzorging voor 2007:

·         De cliënten kunnen uit minimaal twee zorgaanbieders kiezen.

·         Continuïteit in de kwaliteit van de geboden zorg (conform 2006). De kwaliteit van de uitvoering mag in 2007 niet verminderen.

·         De uitvoerende organisaties moeten een signalerende rol kunnen vervullen. Dit betekent dat schoonmaakbedrijven niet in aanmerking komen voor de uitvoering van huishoudelijke verzorging.

·         De uitvoerende organisatie moeten bereid zijn te  participeren in de woon/zorg/welzijnsketen. Ook in de woonserviceszones van de gemeente.

·         De uitvoerende organisaties moeten beleid hebben op het gebied van kleurrijk personeelsbeleid.

 

Naast de afspraak over de aanbesteding van de huishoudelijke verzorging die door de gemeente Delft zal worden uitgevoerd heeft de gemeente een principeafspraak gemaakt met het zorgkantoor over de zorgtoewijzing. Het zorgkantoor zal in 2007 de zorgtoewijzing voor de gemeente blijven uitvoeren. Hiermee is de dienstverlening t.a.v de zorgtoewijzing aan de klanten geborgd en het continueren van de zorgtoewijzing door het zorgkantoor in 2007  ligt ook in lijn met de gemeentelijk keuze voor een beleidsarme overgang.

Indien de gemeente op 1 januari 2007 conform de WMO wil werken dient de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning voor 1 oktober 2006 door de gemeenteraad te zijn vastgesteld. Dat betekent dat de gehele procedure van voorbereiding, inclusief inspraak, voordien plaats moet hebben gehad.

 

2.1 VNG-modelverordening als basis

De gemeente heeft voor de voorliggende verordening gekozen voor de  modelverordening van de VNG. Er is voor dit model gekozen vanwege de herkenbaarheid en de overzichtelijkheid. Herkenbaar omdat, passend bij de beleidsarme overgang, de structuur van de WVG daarin nog steeds is te vinden. Daarnaast overzichtelijk omdat het aanbod van voorzieningen duidelijk zichtbaar is. Na de beleidsdiscussie 2007 zal getracht worden om tot een meer vraaggericht model te komen.

In de voorliggende verordening is op een aantal plaatsen van het VNG-model afgeweken. Op hoofdlijnen komen deze afwegingen voort uit ons huidige Delftse WVG-beleid en de afspraak om waar mogelijk een beleidsarme overgang naar de WMO te bewerkstelligen.

Onderstaand worden de algemene begrippen beschreven en zijn de keuzen aangegeven, waarover besluitvorming wordt gevraagd.

 

In de onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van een aantal wijzigingen ten opzichte van de aan de WMO voorafgaande wetgeving omtrent de vertrekking van individuele WMO-voorzieningen (Wvg en Huishoudelijke Verzorging). en de keuzen die in de modelverordening van de VNG daaromtrent zijn gemaakt. Daarna zijn de keuzen beschreven die wij in onze gemeente kunnen maken bij het vertalen van de modelverordening in de lokale verordening. We wijzen er tenslotte nogmaals op dat de WMO-verordening dat deel van de WMO beoogt te regelen, welke betrekking heeft op het verstrekken van individuele voorzieningen.

 

De modelverordening WMO van de VNG heeft zoals gezegd als basis gediend voor deze verordening. In de modelverordening wordt een uitwerking gegeven aan aantal wetsartikelen uit de WMO. Het belangrijkste wetsartikel is artikel 4, waarin het zogeheten compensatiebeginsel wordt verwoord. Dit beginsel wordt uitgewerkt naar de 4 hoofdtypen van voorzieningen, te weten:

-          hulp bij het huishouden,

-          woonvoorzieningen,

-          zich lokaal kunnen verplaatsen, en

-          het verplaatsen in en rond de woning.

Er is voor gekozen in de verordening alleen de elementaire zaken te regelen. Dit betekent dat de verordening definitiebepalingen, algemeen geldende beperkingen, bepalingen omtrent de verstrekkingsvorm van voorzieningen, vier hoofdstukken met bepalingen over de vier hoofdtypen voorzieningen en enkele procedurele en restbepalingen bevat. Alle bedragen zijn uit de verordening weggelaten. Bedragen hebben voornamelijk betrekking op de heffing van eigen bijdragen en het persoonsgebonden budget (PGB). Deze zullen door het college – binnen de door de Gemeenteraad vastgestelde kaders - worden vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, danwel in de Beleidsregels. De contouren daarvan worden in paragraaf 2.7  weergegeven.

 

Hieronder beschrijven we in het kort de belangrijkste elementen en begrippen uit de modelverordening die zijn overgenomen in de voorliggende verordening.

 

2.2 Het compensatiebeginsel

De verordening is opgebouwd op basis van het compensatiebeginsel in artikel 4 van de wet. Het compensatiebeginsel is het belangrijkste element van het normatieve kader dat de modelverordening moet geven. Omdat de wet, noch de toelichting op het amendement, waarin het compensatiebeginsel is ingebracht, een definitie geeft van het begrip "compensatiebeginsel", is er op basis van de wetgeschiedenis een concrete invulling ontwikkeld. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij begrippen die in de Wvg en AWBZ worden of zijn gebruikt, waarbij tevens is aangesloten op bestaande jurisprudentie. Hiervoor is gekozen om al bij de aanvang van de WMO te kunnen bogen op geaccepteerde begrippen, definities en kaders. Daarmee wordt voorkomen dat er eerst een lange periode van beroepszaken en jurisprudentie nodig is. Dit vergroot de rechtszekerheid voor de burger en voorkomt overbodige administratieve belasting van de gemeente. Het begrip compensatiebeginsel kan uiteraard in de toekomst nog gewijzigd worden.

 

2.3 Algemene en individuele voorzieningen

In de verordening is het begrip "algemene voorzieningen" opgenomen. Deze categorie voorzieningen heeft als doel om een snelle oplossing te bieden voor onder het werkingsgebied van de wet vallende problemen die beperkt in omvang en complexiteit zijn. Voor dergelijke problemen kunnen snel eenvoudige voorzieningen worden verstrekt, zonder veel administratieve rompslomp voor de burger. Voor introductie van deze categorie voorzieningen is gekozen omdat het compensatiebeginsel in artikel 4 WMO zich uitdrukkelijk niet beperkt tot individuele voorzieningen. De gemeente heeft de opdracht én de mogelijkheid om naast individuele voorzieningen ter compensatie van beperkingen ook meer algemene voorzieningen te organiseren.

Als mogelijke algemene voorzieningen valt te denken aan snel beschikbare hulp bij het huishouden zoals een boodschappendienst, scootermobiel- en rolstoelpools voor mensen die niet permanent zo'n middel nodig hebben, klussendiensten voor eenvoudige aanpassingen aan de woning en vrijwilligersdiensten. De praktijk zal uitwijzen of er nog meer creatieve ideeën ontstaan voor algemene voorzieningen. 

 

Bij de vraag met welke voorzieningen mensen het best gecompenseerd kunnen worden geldt als leidraad: algemeen waar het kan, individueel als het moet. Deze opzet, met het primaat voor de algemene voorzieningen, is niet alleen gekozen om het voorzieningenstelsel op den duur betaalbaar te houden, maar moet er ook voor zorgen dat de WMO regelarm en klantvriendelijk wordt.

 

Hoewel algemene voorzieningen voordelen bieden voor zowel de burger als voor de gemeente, vormen ze lang niet voor iedereen een uitkomst. Voor de meeste mensen zullen individuele voorzieningen noodzakelijk blijven. In die zin heeft het primaat van de algemene voorzieningen geen absoluut karakter. Waar de balans tussen algemeen en individueel komt te liggen moet de praktijk uitwijzen. Uitgangspunt is dat er altijd een adequate voorziening moet worden geboden. Toekenning van een algemene voorzieningen houdt dus niet in dat mensen daardoor geen aanspraak op individuele voorzieningen meer zouden kunnen maken; er komt slechts een mogelijkheid bij.

 

2.4 Verstrekking van natura voorzieningen of van een PGB

De wetgever heeft met de WMO gekozen voor de brede invoering van het PGB. Een aanvrager die een indicatie voor een individuele voorziening heeft gekregen moet de keuze worden geboden tussen het ontvangen van de voorziening in natura of een persoongebonden budget, waarmee hij/zij zelf een voorziening kan aanschaffen of dienstverlening kan inkopen. De keuzemogelijkheid voor een persoongebonden budget hoeft alleen niet geboden te worden als daartegen bezwaren van overwegende aard zijn, zoals bijvoorbeeld schuldenproblematiek bij de aanvrager.

De procedure is dus als volgt. Bij aanvraag wordt eerst bekeken of een algemene voorziening een adequate oplossing voor de beperking kan bieden. Zo niet, dan wordt bekeken of en welke individuele voorziening nodig is. Als die individuele voorziening wordt toegekend, is het aan de aanvrager om te kiezen tussen natura-verstrekking of een PGB.

 

De hoogte van het PGB wordt geregeld in de Beleidsregels WMO. Het gaat immers om een veelheid van individueel vast te stellen budgetten. Uitzondering zijn de budgetten voor hulp bij het huishouden, die kunnen worden vastgesteld op basis van vaste eenheden (uren of klassen).

 

De besteding van het PGB moet uiteraard wel verantwoord worden. Gemeenten bepalen op basis van de eigen uitvoeringsbehoefte in hoeverre er controle wordt uitgeoefend op de besteding van het PGB. Daarbij dient de behoefte aan verantwoording te worden afgewogen tegen de administratieve belasting die controle met zich mee brengt. De gemeente is in gesprek met het Zorgkantoor om de Awbz- en WMOverantwoordingsstructuur PGB op elkaar aan te laten sluiten.

 

2.5 ICF-classificatie

De International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF-classificatie, is in de wet genoemd als een mogelijkheid voor het beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. In de verordening is opgenomen dat de ICF-classificatie gebruikt moet worden bij de (indicatie)advisering. De uitwerking daarvan zal worden opgenomen in de Beleidsregels.

De modelverordening gaat daarin dus verder dan de wet (d.w.z. de toelichting op het amendement met het compensatiebeginsel) want de verordening bepaalt dat de ICF-classificatie gebruikt moet worden. Zowel in de Wvg als in de AWBZ geldt dat de medische noodzaak van de gevraagde voorziening een cruciale rol speelt, hetgeen keer op keer is bevestigd in de jurisprudentie. Als dan het medische advies in ICF-termen gesteld wordt (net als bij de AWBZ-indicaties van het CIZ nu het geval is), dan is daardoor automatisch een centrale rol weggelegd voor het ICF. Tevens wordt daarmee de afstemming tussen de indicering voor de AWBZ en die voor de WMO vergemakkelijkt.

 

2.6  Algemene voorzieningen

In afwijking op de modelverordening VNG schept de Delftse verordening de mogelijkheid van het aanbieden van algemene voorzieningen bij hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en bij vervoersvoorzieningen. Deze voorzieningen gelden als voorliggend op de individuele voorzieningen. De reden daartoe is dat Delft ten aanzien van vervoersvoorzieningen een algemene voorziening kent en de mogelijkheid tot het aanvullen van het verstrekkingenpakket ten aanzien van hulp bij het huishouden en woonvoorzieningen graag open wil houden.

De algemene vervoersvoorziening betreft het collectief vervoer, de Regiotaxi. De Regiotaxi had onder de Wvg-verordening al het primaat boven andere vormen van vervoersvoorzieningen.

 

2.7     De eigen bijdrage regeling

In artikel 5 van de verordening worden de kaders van de eigen bijdrageregeling (en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen) vastgelegd, de uitvoeringsaspecten van deze regeling worden in het Besluit WMO vastgelegd.

De eigen bijdrage regeling zal gelden voor de voorziening Hulp bij huishouden. Een eigen aandeel zal worden gevraagd bij autoaanpassingen en woningaanpassingen boven een gesteld drempelbedrag. Er zullen geen eigen bijdragen gevraagd worden voor losse woonvoorzieningen, rolstoelen, kindvoorzieningen en vervoersvoorzieningen in natura. Ten aanzien van individuele vervoersvoorzieningen in natura, financiële tegemoetkomingen in de vervoerskosten en kindvoorzieningen (exclusief kindrolstoelen) wordt  een inkomensgrens gesteld. Dit is conform het huidige WVG- beleid.

 

De hoogte van de eigen bijdrage bij Hulp bij huishouden is conform de grensbedragen uit het AmvB (Besluit Maatschappelijke Ondersteuning). Het effect van deze ministeriele regeling is voor zittende cliënten met een verzamelinkomen tot ca. € 25.000,= per jaar gunstiger dan onder de oude AWBZ regels. Voor cliënten met een hoger inkomen ontstaat een nadeel ten opzichte van de oude AWBZ regels. De systematiek van de eigen bijdrage regeling wordt nader uitgewerkt en vastgelegd in het Besluit WMO.

Het eigen aandeel voor de voormalige WVG-voorzieningen blijft een eenmalige bijdrage, dus conform oude Wvg-beleid.

 

2.8  Zorguitruil

Er is gekozen om zorguitruil, zoals die nu bestaat onder de AWBZ, niet op te nemen in de voorliggende verordening. Ook het VNG-model kent geen zorguitruil.

Zorguitruil is een onder de AWBZ gegeven mogelijkheid aan cliënten met een indicatie Persoonlijke Verzorging (PV). Deze cliënten kan de mogelijkheid worden geboden, indien een mantelzorger de PV-taken op zich neemt en daardoor binnen de leefeenheid van de cliënt de Huishoudelijke Verzorging (HV) in de knel komt, om de indicatie te laten omzetten naar HV.

Onder de WMO is dit niet mogelijk zonder financieel risico aan de kant van de gemeenten. De kosten die namelijk onder de AWBZ worden gespaard vloeien niet terug naar de gemeenten. Dit terwijl de gemeenten daarvoor wel extra kosten zouden maken.

 

2.9  Alleenrechtverlening CIZ

De rol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verandert met de invoering van de WMO. Zij wordt onder andere een marktpartij. Dit houdt in dat de gemeente de indicatiestelling niet zondermeer bij haar kan neerleggen. De indicatiestelling dient in beginsel te worden aanbesteed. Echter de Europese aanbestedingsregels geven een uitzondering op de normale aanbestedingsplicht.

Artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) bepaalt dat geen aanbestedingsprocedure hoeft te worden gevolgd als een aanbestedende dienst een overheidsopdracht voor diensten gunt aan een andere aanbestedende dienst. Voorwaarde is wel dat die andere aanbestedende dienst het alleenrecht heeft verkregen om die diensten te verrichten. Dat alleenrecht moet blijken uit bekendgemaakte wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, bijvoorbeeld de gemeentelijke verordening. En het alleenrecht moet verenigbaar zijn met het Europese recht.

Het CIZ is een aanbestedende dienst. Behalve overheden zijn namelijk ook publiekrechtelijke instellingen aanbestedende diensten. Een publiekrechtelijke instelling is een rechtspersoon die voorziet in behoefte van algemeen belang (bijvoorbeeld in verband met maatschappelijke ondersteuning) en die in hoofdzaak wordt gefinancierd door of onder toezicht staat van aanbestedende diensten. Het CIZ voldoet aan deze drie cumulatieve voorwaarden.

Voorgesteld wordt om het alleenrecht te verlenen aan het CIZ. Dit sluit aan bij de huidige werkwijze bij de gemeente. Dat alleenrecht is opgenomen in de voorliggende verordening.

Daarnaast moet worden gezorgd dat het alleenrecht verenigbaar is met het Europese recht. Dit houdt in dat bij het verlenen van dat recht de algemene beginselen (gelijkheid, transparantie, proportionaliteit en wederzijdse erkenning) worden nageleefd.

 

Uitvoeringstechnisch betekent dit dat, naast opneming in de verordening, het voornemen tot alleenrechtverlening wordt gepubliceerd 4 weken voorafgaand aan de vaststelling van de verordening.

 

2.10. Artikelsgewijze  toelichting van de verordening

In deze paragraaf wordt per hoofdstuk en per artikel toegelicht op welke punten de gemeente de modelverordening van de VNG heeft gevolgd of dat het artikel gebaseerd is op de huidige WVG verordening van de gemeente.

 

2.10.1 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

De begripsbepalingen zijn een samenvoeging van begrippen uit het VNG-model en de Delftse WVG-verordening.

 

Artikel 2

De beperkingen en weigeringsgronden zijn merendeels een samenvoeging van begrippen uit het VNG-model en de Delftse WVG-verordening. Daar waar de beperking/ weigeringsgrond betrekking heeft op specifieke voorzieningen (bijv alleen woonvoorzieningen) is het ondergebracht in het desbetreffende hoofdstuk.

 

2.10.2 Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3

Conform VNG-model.

Betreft aan artikel dat het mogelijk maakt om in het Besluit uitzonderingen op te nemen op de bij wet verplichte keuzevrijheid. De wettekst WMO (art 6 WMO) geeft deze ruimte.

 

Artikel 4 PGB

Er is in tegenstelling tot het VNG-model gekozen om alleen de voorwaarden/ verplichtingen voor een PersoonsGebondenBudget (PGB) op te nemen. De aspecten die handelen over gemeentelijke dokumenten zijn niet opgenomen omdat zij niet bij verordening hoeven te worden genoemd.

Daarnaast wordt in dit artikel de aflegging van verantwoording van de budgethouder geregeld. Er is gekozen voor een volledige controle in plaats van een steeksproefsgewijze controle. Dit omdat zeker het eerste jaar voldoende kennis over deze materie moet worden opgedaan, ten einde het financiële risico van een steekproefsgewijze controle helder te hebben.

 

Artikel 5 eigen bijdragen en eigen aandeel

Dit artikel komt merendeels uit de Delftse WVG-verordening (art 5.4). Alleen lid 1 is conform het VNG-model. Dit in verband met de beleidsarme overgang.

De opname van de prijs per rit voor de Regiotaxi staat in een apart lid vermeld, omdat het hier geen eigen bijdrage of eigen aandeel betreft,maar een algemeen gebruikelijk deel van de reiskosten.

 

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming

Dit artikel is geheel overgenomen uit de huidige Wvg-verordening.

 

2.10.3 Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 7 Vormen van hulp bij huishouden

Conform VNG-model.

 

Artikel 8 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Conform VNG-model.

Een artikel dat bij de invoering WMO nog geen feitelijke functie heeft omdat Delft uitvoeringstechnisch geen algemene hulp bij het huishouden heeft. Zie uitleg bij paragraaf 2.6. Toch is gekozen voor opname in de verordening omdat op dit terrein landelijke veranderingen nog goed mogelijk zijn. Hierdoor kan Delft zonder verordeningwijzigingen snel daarop inspelen.

 

Artikel 9 Gebruikelijke zorg

Conform VNG-model.

Dit is een overname uit de onder de AWBZ gehanteerde document, het Protocol Gebruikelijke zorg.

 

Artikel 10 Kortdurende hulp bij het huishouden

Dit betreft een uitzonderingsbepaling op artikel 2 lid 3a. In dat lid staat dat voorziening alleen op langdurig noodzakelijke basis kunnen worden verstrekt. Artikel 10 maakt daar een uitzondering op zodat tijdelijke (bijv postoperatieve hulp bij huishouden of respijtzorg) hulp bij huishouden mogelijk wordt gemaakt.

 

Artikel 11 Weigeringsgronden

Hier worden de weigeringsgronden weergegeven die het VNG-model onder algemene weigeringsgronden heeft geplaatst. Zie ook uitleg bij artikel 2. Daarnaast zijn ook weigeringsgronden vanuit de WVG-verordening opgenomen voor zover zij ook van toepassing kunnen zijn bij Hulp bij huishouden.

 

Artikel 12 Omvang van de hulp bij het huishouden

In het VNG-model worden 2 opties gegeven. Hier is gekozen voor het indelen in klassen. Dit doet het meest recht aan de beleidsarme overgang omdat onder de AWBZ de omvang ook in klassen wordt uitgedrukt. Daarnaast is een omvang uitgedrukt in uren administratief nogal omvangrijk.

 

Artikel 13 Omvang van het PGB

Ook hier worden in het VNG-model worden 2 opties gegeven en is gekozen voor de indeling in klassen. Zie ook uitleg artikel 12.

 

2.10.4 Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 14 tot en met 18

Conform de modelverordening VNG en/of de huidige WVG-verordening.

 

Artikel 19 Kring rechthebbenden

In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen de aanvrager als eigenaar en de aanvrager als bewoner van de woning, waar woningaanpassing voor wordt aangevraagd.

 

Artikel 20 Vorm woonvoorzieningen

Hierin worden de uitkeringsvormen beschreven.

 

Artikel 21 Weigeringsgronden

Merendeels conform de modelverordening VNG en de huidige WVG-verordening. Daarnaast zijn uitspraken van de Centrale Raad van Beroep meegenomen. Te weten de leden: 1c,1d (CRvB 04-02-2004, nr. 02/2691 WVG, CRvB 22-02-2006, nr. 04/3833 WVG e.a. en CRvB 29-03-2006, nr. 04/1916 WVG).

 

Artikel 22 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

Conform de huidige WVG-verordening. Een deel van de bepalingen die niet meegenomen zijn uit de huidige WVG-verordening komen in Vergoedingenbesluit en Verstrekkingenboek.

 

Artikel 23 Hoofdverblijf

Conform huidige WVG-verordening.

De uitzonderingsbepaling lid2, een bovenwettelijke voorziening uit de Wvg die in de verordening is gehandhaafd, is het bezoekbaar maken van een woning voor AWBZ-bewoners. Via artikel 2 van de Wvg in combinatie met de Regeling sociaal vervoer was deze categorie mensen uitgesloten van aanspraken op woonvoorzieningen.

 

Artikel 24 Afschrijving van woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard

Basis is conform de modelverordening VNG. Hier is in tegenstelling tot het VNG model gekozen om de afschrijvingssystematiek in de verordening op te nemen en niet te verwijzen naar het Besluit. Dit in verband met juridisch advies en ook in de WVG-verordening werd de systematiek vermeld.

 

Artikel 25 tot en met 27

Conform huidige WVG-verordening.

 

Artikel 28 Voorziening voor verhuizing en herinrichting

Een uitzonderingsregel, conform huidige WVG-verordening, ten behoeve van de verhuisstimuleringsregeling. Deze regeling betreft het stimuleren van het vrijmaken van aangepaste woningen voor de doelgroep.

 

Artikel 29 tot en met 33

Conform de huidige WVG-verordening.

 

2.10.5 Hoofdstuk 5 het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 34 tot en met 38

Conform modelverordening VNG en huidige Wvg Verordening.

 

2.10.6 Hoofdstuk 6 Het zich verplaatsen per rolstoel

Art 39 en 40 Soorten rolstoelvoorzieningen en het recht op een rolstoelvoorziening

Conform huidige Wvg-verordening

N.B. Het artikel uit de VNG-modelverordening betreffende het primaat algemene rolstoelvoorziening is niet opgenomen, aangezien de gemeente deze vorm niet kent.

 

Daarnaast is de sportrolstoel gehandhaafd als voorziening. Deze voorziening was onder de Wvg al een bovenwettelijke voorziening. De sportrolstoel, als voormalige AAW-voorziening, werd onder de Wvg door alle gemeenten verstrekt op basis van een verordeningsbepaling. De Wvg zelf verplichtte niet tot verstrekking van een sportrolstoel.

 

Art 41 Vorm rolstoelvoorziening

Een rolstoel wordt verstrekt in natura of in de vorm van een PGB; conform huidig beleid.

Een sportrolstoel, onderhoud, reparatie en accessoires worden verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Huidig beleid ten aanzien van de verstrekking van sportrolstoelen wordt voortgezet.

Om praktische redenen is gekozen om accessoires alleen in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken, indien zij niet gelijktijdig met de rolstoel worden verstrekt.

 

Artikel 42 en 43

Conform huidige Wvg-verordening.

 

2.10.7 Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening en het motiveren van besluiten

Art  44 Aanvraagprocedure

Conform huidige Wvg-verordening.

 

Art 45 Samenhangende afstemming

Conform VNG-model; gekozen is voor de vorm waarin de gemeente in deze situaties altijd onderzoek zal laten verrichten.

 

Art 46 Inlichtingen, onderzoek, advies

Zowel conform VNG-model als conform Wvg-verordening: dit artikel is beperkter dan de huidige Wvg-verordening, die uitvoeringsgericht is. De uitvoeringsregels zullen worden opgenomen in de beleidsregels.

 

Art 47Alleenrecht indicatiestelling

Alleenrecht CIZ: zie onder algemene informatie

 

Art 48 Wijzigingen in de situatie

Art 49 Heronderzoek

Conform huidige Wvg-verordening.

 

Art 50 Intrekking en beëindiging

Conform huidige Wvg-verordening. Toevoegingen: bepalingen rondom het intrekken van een PGB. Hiervoor zijn de bepalingen uit de VNG-modelverordening gebruikt.

 

Art 51 Terugvordering

Conform huidige Wvg-verordening.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Art 52 Afwijkingen van bepalingen/hardheidsclausule

Conform VNG-model.

 

Art 53 Beslissing college

Conform huidige Wvg-verordening.

 

Art 54 Periodieke evaluatie

Conform VNG-model. In de formulering is gekozen voor een evaluatie minimal 1x in de 3 jaar. Dit laat ruimte om indien gewenst jaarlijks of tweejaarlijks te evalueren.

 

Art 55 Indexering

Conform huidige Wvg-verordening

 

Art 56 en 57

Conform VNG-model.

 

3. Financiële gevolgen

Met ingang van 1 januari 2007 wordt de verantwoordelijkheid voor bepaalde voorzieningen van de AWBZ overgedragen aan de gemeenten.Hierbij hoort een financieel arrangement dat zoveel mogelijk recht doet aan de gemeentelijke beleidsvrijheid. Tegelijkertijd mogen er geen onverantwoorde risico’s bij de gemeenten worden neergelegd.

In samenspraak met de VNG hebben de staatssecretaris van VWS en de fondsbeheerders een financieel arrangement uitgewerkt. Een integratie-uitkering uit het gemeentefonds maakt daarvan onderdeel uit. In onderstaande zal dit nader worden toegelicht. Samen met de WMO wordt een viertal subsidieregelingen uit de AWBZ overgeheveld, evenals twee specifieke uitkeringen die behoren bij de WVG.

In onderstaande wordt toegelicht wat de omvang is van het totale budget WMO voor Delft en van de subsidieregelingen die mee overgeheveld worden. Tevens wordt een prognose gegeven van de te verwachten uitgaven voor 2007.

 

3.1 Bijdrage gemeentefonds

Op basis van de meicirculaire 2006 ontvangt de gemeente Delft voor 2007 in totaal ca. € 7,3 miljoen. Dit bedrag kan nog bijgesteld worden in de septembercirculaire 2006. Het definitief over te hevelen budget voor 2007 zal namelijk worden bepaald op basis van de gerealiseerde uitgaven 2005; deze realisatie over 2005 is helaas nog niet volledig bekend.

 

Deze voorlopige € 7,3 miljoen kent de volgende opbouw:

                                                                      

-           huishoudelijke verzorging (HV)    € 5,7 mlj

-           idem netto PGB                                    € 0,6 mlj

-           subsidieregelingen                                € 0,7 mlj

-           uitvoeringskosten                                  € 0,3 mlj.

 

De jaarlijkse groei van het budget voor de WMO wordt bepaald door een reële index en een loonprijsindex. De reële index is enkelvoudig en kent als factor het aantal thuiswonende 75+ ers. Dit is een maat voor de vergrijzing en de behoefte aan extramurale zorg.

 

Het macrobudget kan jaarlijks worden aangepast op basis van de monitoring door een onafhankelijke derde (Sociaal Cultureel Planbureau). Deze raamt, op basis van de realisatie van het voorgaande jaar t - 1, het niveau van de uitgaven voor huishoudelijke verzorging van de gemeenten gezamenlijk voor het lopende jaar t. Het gemeentefonds voor het begrotingsjaar t + 1 wordt aangepast met het op deze wijze bepaalde bedrag, met toepassing van de genoemde indexering. Deze aanpassing zal dus nooit met terugwerkende kracht of lopende een uitvoeringsjaar plaatsvinden.

 

De verdeling van de middelen zal, voor zover relevant, in 2007 plaatsvinden op basis van historische gegevens om gemeenten in staat te stellen lopende indicaties en projecten te eerbiedigen. Voor deze historische gegevens is het jaar 2005 als uitgangsjaar genomen.

De verwachting die gewekt is bij o.a. de VNG dat de uitgaven HV na 2005 weer een daling te zien zouden geven is mede bepalend geweest voor de VNG  om in te stemmen met het ijkjaar 2005. Doordat recent bekend gemaakte cijfers over 2006 een ander beeld geven, namelijk juist een stijging van de kosten blijkt het nu dus in de praktijk tegen te vallen. Vanaf 2008 zal worden toegewerkt naar een objectieve verdeling.

 

3.2 Eigen bijdrage

De WMO kent de mogelijkheid een Eigen Bijdrage te heffen. Bij de vaststelling van het macrobudget WMO is conform het uitgangspunt “schoon aan de haak” rekening worden gehouden met de eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging die in 2007 kan worden gerealiseerd, uitgaande van het gebruik in het ijkjaar 2005. Bij het bepalen van de € 7,3 miljoen voor Delft is rekening gehouden met een eigen bijdrage omvang (ijkjaar 2005) van ca. € 1,4 miljoen (ca. 18,6% van de netto uitgaven).

 

3.3 Prognose uitgaven

Via diverse kanalen (o.a. Zorgkantoor, CAK en VWS) komt mondjesmaat informatie, over met name de hulp in het huishouden, beschikbaar over de jaren 2004 t/m 2006 voor Delft.[1]

 


3.3.1 Huishoudelijke verzorging

Onderstaand schema geeft de omvang van huishoudelijke verzorging in kosten en uren weer over de periode 2004 t/m 2006 en een prognose voor de uitgaven in 2007.

 

Tabel huishoudelijke verzorging

 

cijfers x 1.000

 

 

 

 

 

werkelijk

werkelijk

productie afspraken

Beschik-baar budget in 2007

Verschil (-= nadeel)

 

2004

2005

2006

 

 

HV-alphahulp in uren

           46,4

             54,4

           58,8

 

 

HV-overig in uren

         123,6

            241,3

         271,9

 

 

HV-totaal in uren

         170,0

            295,7

         330,7

 

 

HV-totaal in personen

          2.348

            2.676

 nnb

 

 

Aantal PGB-houders

            202

              383

 nnb

 

 

 

 

 

 

 

 

kosten HV-alphahulp

         653,9

            796,4

         893,0

 

 

Uitgaven HV-overig

      3.251,7

         6.105,9

      6.607,6

 

 

Bruto uitgaven HV excl.PGB

      3.905,6

         6.902,3

      7.500,6

 

 

Eigen bijdrage HV

         855,2-

         1.391,0-

      1.509,8-

 1.509,8

 

Netto uitgaven HV exclusief PGB

      3.050,4

         5.511,3

      5.990,8

 5.749,8

 

Netto uitgaven PGB

         621,6

            621,6

         621,6

   621,6

 

Totaal netto uitgaven HV

      3.672,0

         6.132,9

      6.612,4

 6.371,4

 

Totaal bruto uitgaven HV

      4.527,2

         7.523,9

      8.122,2

 7.881,2

         241,0-

 

De werkelijke uitgaven PGB over 2005 zijn nog niet bekend; vooralsnog is in bovenstaand overzicht rekening gehouden met minimaal gelijkblijvend niveau voor de jaren 2005 en 2006. Dit is waarschijnlijk een optimistische gedachte.

Het zorgkantoor heeft telefonisch laten weten dat op dit moment de prognose is dat men binnen de productieafspraken 2006 zal blijven (in totaal, maar ook voor Delft).

Op basis van de huidige beschikbare gegevens moet rekening gehouden met een tekort op de HV van minimaal € 241.000. Met ieder % stijging van de uitgaven van de productie in 2007 is netto ca. € 60.000 gemoeid. Dus uitgaande van een scenario dat in 2007 de productie met 5% stijgt zal het tekort vooralsnog stijgen naar ca. € 541.000 (€ 241.000 + 5 *  € 60.000). Deze 5% is een aanname. Indien uitgegaan wordt van een scenario van 8% conform de stijging van de productieafspraken in 2005 en het percentage dat door GGZ Nederland en Thuiszorgorganisatie als reële stijging wordt genoemd  zal het tekort stijgen naar ca.€ 721.000 (€ 241.000 + 8* €60.000). Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de verwachte productiestijgingen in 2006. 

Omdat bij de HV min of meer toch sprake is van een open eind regeling kunnen hier dus forse financiële risico’s aan vastzitten. Ten aanzien van de bijdrage van het gemeentefonds is weliswaar sprake van een bepaalde mate van nacalculatie, maar dat zal pas in 2008 in de beschikbare budgetten zichtbaar worden.

 

3.3.2 Subsidieregelingen

Vooralsnog is de verwachting dat in verband met respectering door de Gemeente van lopende afspraken met instellingen op dit onderdeel geen financieel voor- of nadeel wordt verwacht.

 

3.3.3 Uitvoeringskosten

De gemeente ontvangt € 0,3 miljoen om de WMO uit te voeren. Het zogenaamde uitvoeringsbudget. De verwachting is dat het budget voor uitvoeringskosten bij de septembercirculaire 2006 neerwaarts wordt bijgesteld. De kosten van de vaststelling en inning van de eigen bijdragen door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en de kosten van de uitvoering van het PGB voor huishoudelijke zorg (eventueel uitgevoerd door de zorgkantoren) worden nog verrekend met het beschikbare macrobudget. De gemeente Delft zal dus in ieder geval minder krijgen dan het bedrag van de meicirculaire 2006 (€ 288.000, afgerond € 3 ton).

Ten laste van het uiteindelijke uitvoeringsbudget komen in 2006 en 2007 in ieder geval de volgende uitgaven:

-           ambtelijke kosten

-           kosten indicering

-           kosten communicatie

-           kosten mandatering zorgkantoor (incl.kosten aanbesteding)

-           juridische kosten (bezwaar- en beroep)

-           ICT kosten.

 

Uitgaande van een bijgesteld budget (dwz lager dan de eerdergenoemde 3 ton) is de verwachting dat het uitvoeringsbudget in 2007 niet toereikend zal zijn. Het is maar de vraag of en in hoeverre de gemeenten nog  gecompenseerd gaan worden voor mogelijke hogere uitvoeringskosten.

 

3.4 Conclusie financieel risico:

Op basis van de huidige beschikbare gegevens bestaat er voor 2007 een groot risico op een financieel tekort, met name op de onderdelen HV en uitvoeringskosten. De hoogte van dit tekort hangt met name af van de werkelijke uitkomsten 2006 (pas bekend in juni 2007) en de stijging van de productie in 2007. Gerekend moet worden op een bedrag van minimaal € 2,4 ton, bij een stijging van het uitgavenvolume in 2007 met 5% of 8% bedraagt het tekort € 5,4 ton of € 7,2 ton. De mogelijke overschrijding op het uitvoeringsbudget moet voorlopig even als p.m. worden ingeschat; zodra hier meer inzicht in bestaat  wordt daarover gerapporteerd.

De meerjarige consequenties zullen minder groot zijn omdat verwacht mag worden dat het macrobudget 2008, als gevolg van de stijging van de uitgaven in 2006, ook verhoogd zal worden. Bij de programmabegroting 2007 zal dit risico en mogelijke dekkingsbron (reserve WMO-zie hierna) worden aangemeld. Bij de beleidsontwikkeling in 2007 worden de structurele uitgaven voor de WMO/WVG in overeenstemming gebracht met de budgettaire mogelijkheden van de gemeente zodat de gemeente in 2008 geen tekort heeft op de WMO/WVG uitgaven.

 

3.5 Omvormen reserve WVG in reserve WMO:

Er bestaat op dit moment een reserve WVG-voorzieningen die bestemd is om mogelijke schommelingen in exploitatieresultaten van het product WVG over de jaren heen af te dekken. Het saldo van deze reserve ultimo 2005 is ca. € 1,1 miljoen.

 

In de begroting 2006 (gebaseerd op de stand van zaken nota WVG 2005) wordt van een fors exploitatieoverschot (ca. € 6 ton) uitgegaan; de werkelijke cijfers t/m 2e kwartaal 2006 geven aan dat de begroting 2006 vooralsnog realistisch is. Als er in de 2e helft van 2006 geen vreemde dingen gebeuren dan zal de reserve ultimo 2006 een saldo hebben van ca. € 1,7 miljoen (inclusief storting € 6 ton voordeel 2006).

Omdat de WVG onderdeel gaat worden van de WMO is het logisch om de reserve om te vormen tot een reserve WMO waarmee dus mogelijke schommelingen in het exploitatieresultaat van WVG plus de nieuwe onderdelen van de WMO (met name ‘hulp in de huishouding’) in ieder geval het komende jaar kunnen worden afgedekt. In 2007 zal dit verhaal meerjarig moeten worden uitgewerkt.

 

4. Resultaten van overleg/inspraak

 

4.1 Voorbereidende discussie

Het huidige panel gehandicaptenbeleid is het forum, waar de gemeente de invoering van de WMO de afgelopen maanden mee heeft besproken en dat de gemeente van advies heeft voorzien.

 

Met het Panel Gehandicaptenbeleid heeft een voorbereidende discussie plaatsgevonden over de invoering van de WMO en de op korte termijn te maken keuzes met betrekking tot de inkoop van de huishoudelijke verzorging en de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. Dit heeft plaatsgevonden op d.d. 12 juni en d.d. 26 juni. Het Panel stelt zich achter de gemeentelijke  keuzes, met de volgende opmerkingen:

 

1.       Het panel vindt het zeer belangrijk dat voldoende zorgaanbieders door het Zorgkantoor gecontracteerd worden, zodat de keuzevrijheid voor cliënten gewaarborgd wordt.

2.       Persoonsgebonden budget: het panel is van mening dat de budgethouder verantwoordelijk dient te zijn voor de kwaliteit van de zorg en dienstverlening. De budgethouder kan zelf bepalen welke kwaliteitseisen hij/zij aan de zorg/dienstverlening stelt en heeft hierin een sturende rol. Is de kwaliteit onvoldoende, dan heeft de budgethouder zelf de verantwoordelijkheid en bevoegdheid om een andere zorg/dienstaanbieder te zoeken.

3.       Eigen bijdrage: De gemeente stelt voor om het huidige eigen (inkomensgerelateerde) bijdrage systeem via het CAK te handhaven. Het panel acht een glijdende schaal in dit systeem wenselijk en ziet graag rekenvoorbeelden tegemoet.

 

Het panel gaat akkoord met het volgen van de VNG Modelverordening als basis voor de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning. De VDF heeft de voorkeur om de modelverordening van de CG-Raad te volgen.

 

4.       Voorts noemt het panel als aandachtspunten:

-           de invulling van de compensatieplicht

-           de periode dat de verordening ter inzage ligt

-                de periode van evaluatie. Het panel adviseert na 1 jaar te evalueren.

 

Wat doet de gemeente met de opmerkingen en de aandachtspunten van het Panel?

 

Ad1)

De gemeente voert zelf de aanbesteding voor de huishoudelijke verzorging uit. Zoals aangegeven bij de uitgangspunten ten aanzien van de aanbesteding zorgt de gemeente ervoor dat er voldoende aanbieders gecontracteerd worden zodat de keuzevrijheid van de cliënten wordt gewaarborgd.

 

Ad 2)

Omdat er sprake is van gemeenschapsgelden moet er duidelijkheid zijn of een persoonsgebonden budget rechtmatig is besteed. Hier ligt een discussiepunt dat in het beleidstraject aan de orde moet komen.

 

Ad 3)

De gemeente heeft als uitgangspunt ook een beleidsarme overgang ten aanzien van de huidige eigen (inkomensgerelateerde) bijdrage systeem. De gemeente zal de eigen bijdrage systematiek met het Panel half november bespreken.

 

Ad 4)

 De discussie over het compensatiebeginsel is één van de kernpunten in de beleidsdiscussie. Aan de formele vereisten voor het van kracht kunnen worden van de verordening is voldaan. Het punt van evalueren wordt in de beleidsdiscussie verder uitgewerkt.

 

4.2 Advies panel bij verordening

 

De concept verordening is op 28 augustus besproken in het Panel Gehandicaptenbeleid. Het advies van het Panel ten aanzien van de conceptverordening is bijgevoegd. 

 

Wat doet de gemeente met de opmerkingen en aandachtspunten van dit tweede paneladvies?

 

Ad 1 en ad 2)

Indien de uitkomsten van de beleidsdiscussie in 2007 over de WMO aanleiding geven voor het aanpassen van de verordening wordt de verordening in 2007 gewijzigd.

 

Ad 3)

De leden van het Panel Gehandicapten beleid worden betrokken bij de WMO-beleidsdiscussie in 2007. De wijze waarop zij worden betrokken is onderdeel van het plan van aanpak voor de beleidsontwikkeling.

 

De gemeente neemt de aandachtspunten van het panel mee.

 

 

 

5. Communicatie

Bij de invoering van de WMO is communicatie een essentieel onderdeel. Eén van de doelstellingen is om burgers en betrokken instellingen goed te informeren over wat de WMO voor hen tot gevolg heeft. Daarnaast kan communicatie een rol spelen bij het creëren van draagvlak. Het ministerie van WVS heeft voor de zomer een publiekscampagne opgestart, waaronder het instellen van de website www.info-WMO.nl.

 

Op korte termijn (Spoor 1) richten de communicatieactiviteiten van de gemeente zich op drie onderdelen:

 

1.                  Extern: de veranderingen met betrekking tot de individuele verstrekkingen.

2.                  Extern: de WMO in zijn algemeenheid en het gemeentelijk proces (beleidsvorming in 2007).

3.                  Intern: de veranderingen voor de medewerkers van de gemeente Delft

 

Ad. 1. In het najaar worden alle burgers die nu huishoudelijke verzorging ontvangen door het Zorgkantoor en de gemeente geïnformeerd over de overgang met ingang van 1 januari 2007. Klanten die dit najaar huishoudelijke verzorging aanvragen, krijgen een brief. De gemeente schrijft tevens alle WVG-klanten aan om de wijzigingen met de komst van de WMO uit te leggen:

 

-           WVG voorziening wordt WMO

-           hoe het zit met de indicering?

-           nieuwe mogelijkheden PGB

-           de eigen bijdrage binnen de WMO

-           de toevoeging van huishoudelijke verzorging als product.

 

Er komt een telefoonnummer waar klanten verdere informatie kunnen krijgen. Ook op de website www.gemeentedelft.info/wmo

komt informatie over producten en diensten die onder de WMO vallen. De gemeente zorgt ervoor dat de lancering van de WMO op de site duidelijk wordt aangekondigd. Daarnaast wordt in bestaande communicatiemiddelen, zoals de WVG Nieuwsbrief of de KWIZ, aandacht besteed aan de komst van de WMO en wordt de WVG folder omgezet naar een folder Individuele verstrekkingen. Belangenorganisaties en betrokken instellingen zullen deze informatie ook ontvangen. Tot slot, organiseert de Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG)  in september een informatiebijeenkomst voor de zorgaanbieders.

 

Ad 2. In de Stadskrant, via de website en door middel van een persbericht worden burgers en andere geïnteresseerden geïnformeerd over de WMO. Het gaat hierbij over:

 

-           wat de WMO is

-           wat de gemeente op korte termijn realiseert

-           de beleidsvorming in 2007.

 

 

 

 

Ad. 3.  In het najaar worden de medewerkers van de gemeente geïnformeerd. Het gaat hierbij over:

-           wat is de WMO?

-           wat verandert er per 1 januari voor medewerkers, klanten en instellingen

-           hoe kunnen klanten zo goed mogelijk doorverwezen worden en vragen beantwoord worden

-           de beleidsvorming in 2007.

 

Met betrekking tot de subsidies die met ingang van 2007 overgaan van de AWBZ naar de regiogemeenten, is op 13 juli 2006 een brief uitgegaan naar alle instellingen die in 2006 subsidie hebben ontvangen. 

 

6. Vervolgstappen

In oktober/november 2006 verschijnt er een notitie over de stand van zaken WMO en een startnotitie over op welke wijze vorm gegeven wordt aan de beleidsontwikkeling voor de vierjaren Beleidsnota WMO. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan:

-           beleidsontwikkeling: keuzes, synergie en samenhang

-           lokale en regionale samenwerking, netwerk- en ketenvorming

--          participatie en de bijbehorende inzet van communicatiemiddelen.

-           financiën

 

 

7. Voorstel

U wordt gevraagd aan de raad voor te stellen:

 

1.       In te stemmen met de vijf keuzes ten aanzien van de aanbesteding huishoudelijke verzorging voor 2007.

2.       In te stemmen met de keuzes beschreven in hoofdstuk 2.

3.       Vast te stellen met ingang van 28-09-2006:  de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente  Delft zodat nieuwe aanvragen vanaf 1 januari 2007 volgens de regels van de vast te stellen Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning worden beoordeeld. Dit dient plaats te vinden onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen gehandicapten 1999.

4.       In te stemmen met het ombouwen van de reserve WVG tot een reserve WMO per 01-01-2007.

 

 

Burgermeester en wethouders van de gemeente Delft.

 

 

Bijlage: verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft

 

Bijlage: paneladvies d.d. 5 september 2006

 

 



[1] CAK: Centraal Administratiekantoor. CAK int de eigen bijdrage extramurale Awbz.