OGGZ monitor

Delft/DWO

 

 

Kwetsbare groepen

in beeld bij instellingen

 

 

 

 

 

 

 

GGD Zuid-Holland West

Zoetermeer, 8 december 2006


 

 

 

Auteur: Laura Voorrips

 

 


Samenvatting. 5

Inleiding.. 7

Doel 7

Methode. 7

Definities. 8

Indeling rapportage. 9

DEEL 1: Kwetsbare groepen. 10

Dak- en thuislozen. 10

Bronnen. 10

Aard van de problematiek. 10

Oorzaken en risicogroepen. 10

Omvangschatting: landelijke gegevens. 11

Omvangschatting: extrapolatie naar Delft/DWO.. 12

Verslaafden. 13

Bronnen. 13

Aard van de problematiek. 13

Oorzaken en risicogroepen. 14

Omvangsschatting: landelijke gegevens. 16

Extrapolatie naar Delft/DWO.. 16

Zorgwekkende zorgmijders. 17

Bronnen. 17

Aard van de problematiek. 17

Omvangschatting: landelijke gegevens. 18

Extrapolatie naar Delft/DWO.. 18

Slachtoffers huiselijk geweld. 18

Bronnen. 18

Aard van de problematiek. 18

Risicofactoren. 19

Plegers. 19

Slachtoffers. 19

Omvangschatting: landelijke gegevens. 19

Omvangsschatting: regionale gegevens. 19

DEEL 2: Risicogroepen in de regio. 21

Inleiding. 21

Middelengebruik door jongeren. 22

Antisociaal gedrag onder jongeren. 22

Eenzaamheid. 23

Belangrijke levensgebeurtenissen. 23

Angst en depressie. 24

Psychische gezondheid. 24

Rondkomen met het inkomen, schulden. 25


DEEL 3: Kwetsbare groepen uit koppeling van cliëntenbestanden. 27

Inleiding. 27

Methode. 27

Resultaten. 27

Totaal aantal kwetsbare personen. 27

Unieke personen. 28

Aantal organisaties per persoon. 28

Totaal overzicht kwetsbare groepen in de DWO-regio. 28

Dak- en thuislozen. 29

Verslaafden aan alcohol en drugs. 31

Zorgwekkende zorgmijders. 35

Slachtoffers van huiselijk geweld. 37

Discussie en evaluatie. 39

Omvang kwetsbare groepen in 2005: registraties versus extrapolaties. 39

Dak- en thuislozen. 39

Verslaafden aan alcohol en drugs. 40

Zorgwekkende zorgmijders. 40

Slachtoffers van huiselijk geweld. 41

Proces van onderzoek: 42

Kwaliteit van registraties: bevindingen. 42

Identificeren van unieke personen. 42

Inventarisatie van instellingen: tijd. 42

Inventarisatie van instellingen: Volledigheid en dekking. 42

Inventarisatie van instellingen: aantal organisaties nodig voor 90%.. 43

Kwaliteit van registraties: aanvullingen en verbeteringen. 43

Privacy. 44

Monitoren in de toekomst 45

Conclusies en aanbevelingen samengevat: 45

Gebruikte literatuur. 46

Bijlagen. 47

Gezondheidsenquetes GGD Zuid-Holland West. 47

Deelnemende organisaties en contactpersonen. 48

Resultaten per instelling. 49

Stichting Over de Brug. 49

Gemeente Delft. 50

GGD Zuid-Holland West 51

GGZ Delfland. 52

Kwadraad. 53

Maatzorg/De Werven. 54

Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. 56

Meldpunt Bezorgd?. 57

Stichting Woonbegeleiding. 58

Nachtopvang. 59

Parnassia Verslavingszorg. 60


Samenvatting.

 

Deze eerste Monitor OGGZ Delft/DWO biedt inzicht in de omvang van een aantal kwetsbare groepen en de aard van de problematiek in Delft en het gebied Delft, Westland, Oostland. De kwetsbare groepen die in de monitor zijn bestudeerd zijn:

 

 

Op twee manieren is de grootte van deze groepen geschat: ten eerste aan de hand van extrapolatie van landelijke gegevens, en ten tweede door het koppelen van gegevens over het jaar 2005 uit registraties van diverse instellingen die zich met deze groepen bezig houden. De aard van de problematiek die in deze groepen speelt is beschreven vanuit landelijke publicaties. Voor enkele risicofactoren die van belang zijn in het proces dat leidt tot het ontstaan van een kwetsbare situatie is beschreven wat hierover bekend is uit GGD-gezondheidsenquêtes in de eigen regio.

 

Bij de koppeling van registraties van instellingen is er rekening mee gehouden dat personen bij meerdere instellingen in beeld kunnen zijn en dat personen deel uit kunnen maken van meerdere kwetsbare groepen tegelijkertijd. Door gebruik te maken van identificerende gegevens zijn zoveel mogelijk van deze dubbelingen opgespoord. In de regio DWO met 294.000 inwoners waren in 2005 1525 unieke personen uit kwetsbare groepen in beeld bij een of meer instellingen. Door sommige organisaties kon worden aangegeven dat dezelfde persoon tot meerdere groepen behoorde (bijvoorbeeld dakloos en verslaafd; alcohol- en drugsverslaafd). Soms kon op grond van geboortedatum, geslacht en andere identificerende informatie worden geconcludeerd dat een persoon tot meerdere groepen behoorde. Op basis van de extra informatie die door de meeste organisaties werd geleverd kon ook onderscheid gemaakt worden in subgroepen binnen de kwetsbare hoofdgroepen (bijvoorbeeld harddrugs- of softdrugsverslaafd).

 

 

Aantal mensen dat in 2005 op enig moment deel uitmaakte van een of meer kwetsbare groepen in de DWO-regio, voor zover bekend bij instanties.

Kwetsbare groep:

Aantal:

verslaafd

944

            verslaafd aan alcohol

611

            verslaafd aan drugs

423

                        verslaafd aan harddrugs

285

                        verslaafd aan softdrugs

230

            verslaafd aan gokken

35

dak- of thuisloos*

338

            feitelijk dakloos

299

            residentieel dakloos

28

zorgwekkende zorgmijder

323

slachtoffer van huiselijk geweld

193

Totaal

1525

*iedereen waarvan bekend is dat hij/zij op enig moment dak= of thuisloos was, inclusief mensen die eenmalig een nacht in de laagdrempelige nachtopvang hebben verbleven

 

In onderstaande tabel is voor de diverse kwetsbare groepen, met uitzondering van slachtoffers van huiselijk geweld, aangegeven wat de overlap is tussen de groepen.

 


Overlap tussen verschillende kwetsbare groepen in de DWO-regio, voor zover bekend bij instanties.

 

verslaafd aan

alcohol

verslaafd aan

drugs

dak- of

 thuisloos

zorgwekkende zorgmijder

 

n

%

n

%

n

%

n

%

verslaafd aan alcohol

611

100%

196

46%

72

21%

61

19%

verslaafd aan drugs

196

32%

423

100%

101

30%

59

18%

dak- of thuisloos

72

12%

101

24%

338

100%

65

20%

zorgwekkende zorgmijder

61

10%

59

14%

65

19%

323

100%

 

-          Van de mensen die verslaafd zijn aan alcohol (n=611) is 32% ook verslaafd aan drugs, 12% is dak- of thuisloos en 10% zorgwekkende zorgmijder.

-          Van de mensen die verslaafd zijn aan drugs (n=423) is 46% ook verslaafd aan alcohol, 24% is dak- of thuisloos en 14% is zorgwekkende zorgmijder.

-          Van de dak- of thuisloze mensen (n=338) is 21% verslaafd aan alcohol, 30% is verslaafd aan drugs (in het totaal is 40% verslaafd) en 19% zorgwekkende zorgmijder.

-          Ten slotte is van de zorgwekkende zorgmijders 20% verslaafd aan alcohol, 18% verslaafd aan drugs (32% is verslaafd) en 19% dak- of thuisloos.

 

Bij de schattingen van kwetsbare groepen op basis van registraties moeten een aantal kritische kanttekeningen worden gemaakt.

§         De registratie van de meeste organisaties is er niet op gericht om cliënten uit de genoemde kwetsbare groepen te identificeren. Hoewel bij een aantal organisaties alle cliënten per definitie behoren tot een bepaalde groep moet bij andere organisaties een selectie worden gemaakt op basis van beschikbare informatie. Deze informatie verschilt per instelling.

§         Er heerst onduidelijkheid omtrent de te hanteren definities en indicatoren op grond waarvan cliënten worden toegewezen aan een bepaalde groep

§         Niet iedere organisatie is in staat geboortedatum, geslacht en woonplaats van cliënten aan te leveren. Hierdoor kunnen niet alle dubbeltellingen worden achterhaald.

§         Niet iedere organisatie is in staat een indicator aan te leveren waaruit blijkt of dezelfde persoon meermalen in de registratie voorkomt.

§         Niet iedere organisatie is in staat cliënten gezien in een afgebakende tijdspanne te selecteren.

§         De manier waarop organisaties gegevens kunnen aanleveren is erg divers. Het kost bijzonder veel tijd deze gegevens aan elkaar te koppelen.

§         Naast de mensen uit kwetsbare groepen die bij instellingen bekend zijn bevinden zich ook mensen in de regio die niet bij organisaties in beeld zijn. Hoe groot die groep is, is niet bekend. Een landelijke schatting gaat er van uit dat de groep in beeld nog eens met drie zou moeten worden vermenigvuldigd om de grootte van de totale groep te schatten. Het is echter niet duidelijk of dit in de DWO regio ook geldt.

 

De volgende aanbevelingen kunnen worden gegeven:

§         voor een eventuele toekomstige monitor is het belangrijk dat registratiesystemen tijdig zo worden ingericht dat informatieverzameling en koppeling van gegevens eenvoudiger wordt.

§         Het alternatief is informatie over alle (nader te bepalen) kwetsbare cliënten neer te leggen bij een centraal meldpunt, zodat informatie gelijkvormig is en het eenvoudiger wordt (trends in) de samenstelling van groepen te beschrijven in termen van geslacht, leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie, achterliggende problematiek etc.

§         het is belangrijk landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het monitoren van kwetsbare groepen te volgen en hier zoveel mogelijk bij aan te sluiten (standaardisatie van instrumenten, methoden en data-analyse).

§         Een monitor OGGZ moet een gezamenlijke inspanning zijn van GGD, gemeenten en regionale organisaties werkzaam op het gebied van OGGZ.

 

Ondanks de genoemde kanttekeningen geeft deze eerste OGGZ-monitor inzicht in de aard en de omvang van kwetsbare groepen in Delft en de regio DWO. Deze monitor kan een bijdrage leveren aan een betere prioriteitstelling in beleid ten aanzien van de OGGZ-problematiek in de regio.


Inleiding

 

Als centrumgemeente voor de regio Delft-Westland-Oostland heeft Delft de taak om te zorgen voor de financiering van maatschappelijke opvang, verslavingszorg en vrouwenopvang. In de nota’s “OGGZ als vangnet” en “Start meldpunt in Delft” is aangegeven dat er inzicht moet komen in de omvang van de kwetsbare groepen (‘OGGZ-doelgroepen’) en risicogroepen in Delft middels een monitor OGGZ. De gemeente Delft heeft dit project neergelgd bij de GGD Zuid-Holland West. Een belangrijk doel van de monitor is een schatting te maken van de omvang van de OGGZ-groepen in het verzorgingsgebied van de centrumgemeente Delft en van de aard van de problematiek. Gezien de onbekendheid met het terrein in deze GGD-regio, de ervaringen opgedaan door andere GGD’en en de beperkte formatie epidemiologie en beleid binnen de GGD is het belangrijk om in eerste instantie te starten met een verkenning van het veld.

 

Doel

Het uiteindelijk doel van de OGGZ-Monitor Delft is om periodiek en systematisch gegevens te verzamelen over de aard en omvang van de problematiek van sociaal zwakkeren in de verzorgingsregio van deze centrumgemeente. Dit op een zo toegankelijk en inzichtelijk mogelijke wijze, teneinde trends te signaleren, lokale en/of regionale beleidsvorming te ondersteunen (nota’s lokaal gezondheidsbeleid) en bestaand beleid te evalueren. Het doel van deze eerste exercitie is om een plaatsbepaling te geven van het onderwerp kwetsbare groepen en de bestuderen in hoeverre het haalbaar is om voor Delft een OGGZ-Monitor uit te voeren.

 

 

Methode

Via drie sporen werd een beeld verkregen van de aard en de omvang van de OGGZ-problematiek in de regio Delft.

 

1.       Een omvangsschatting door extrapolatie van landelijke gegevens

2.       Een omvangsschatting van risicogroepen in de regio op grond van gegevens uit recent door de GGD uitgevoerde gezondheidsenquêtes onder ouderen, volwassenen en jeugd.

3.       Een omvangsschatting met behulp van cliëntregistraties van organisaties werkzaam op het gebied van OGGZ in de regio Delft/DWO.

 

1.       Een omvangsschatting door extrapolatie van landelijke gegevens

Met behulp van landelijke gegevens op het gebied van OGGZ, werd door middel van extrapolatie een beeld verkregen van de aard en omvang van de OGGZ-problematiek in Delft en de regio DWO. Bronnen hiervoor waren landelijke onderzoeksinstellingen als RIVM, Trimbos-Instituut, Centrum voor Verslavingsonderzoek etc. In rapportages genoemde landelijke aantallen daklozen, verslaafden etc. werden omgerekend naar aantallen per 10.000 inwoners, zo mogelijk rekening houdend met gemeentegrootte. Vervolgens werd op basis van demografische gegevens een extrapolatie gemaakt voor de regio Delft[1]. Extrapolatie is per definitie een methodiek die leidt tot schattingen met grote betrouwbaarheidsintervallen. Het geeft echter wel een beeld van beschikbare cijfers en gegevens in Nederland en kan samen met regionale cliëntgegevens een completer beeld geven dan de laatste alleen. Resultaten van dit gedeelte zijn beschreven in Deel I van dit rapport.

 

2.       Een omvangsschatting van risicogroepen in de regio op grond van gegevens uit recent door de GGD uitgevoerde gezondheidsenquêtes onder ouderen, volwassenen en jeugd.

De GGD voert periodiek gezondheidspeilingen uit onder verschillende leeftijdsgroepen in de regio. In de laatste peilingen is het mogelijk om ook over afzonderlijke gemeentes in het werkgebied resultaten weer te geven. In deze gezondheidspeilingen is een aantal onderwerpen opgenomen die een indicatie zijn voor mogelijke (toekomstige) risicogroepen voor OGGZ. De gezondheidsenquêtes zijn uitgevoerd onder ouderen (65+, 2004), jeugd (12-18 jr, 2005) en volwassenen (19-64 jr, 2005). Resultaten van dit gedeelte zijn beschreven in Deel II van dit rapport.

 

3.       Een omvangsschatting met behulp van cliëntregistraties van organisaties werkzaam op het gebied van OGGZ in de regio Delft.

Door koppeling van cliëntgegevens van diverse instellingen wordt een beeld verkregen van de grootte van de groep OGGZ cliënten die in de regio bij een of meer instanties in beeld zijn. Hiertoe werd een verkenningsgesprek gevoerd met een sleutelpersoon van een instelling met het doel inzicht te krijgen in de beschikbare registratiegegevens. Soms waren meerdere gesprekken nodig om uiteindelijk te komen tot de juiste selectie van personen. Een aantal vragen kwam bij de gesprekken aan de orde:

·         Welke bruikbare gegevens zijn op cliënt-niveau bekend (geboortedatum, geslacht, woonplaats, etniciteit, aard problematiek, woonsituatie, bij verslaving: primair middel, bij psychische problematiek: diagnose) etc,

·         Zijn OGGZ-cliënten in de registratie te onderscheiden, liefst per groep (dak- en thuislozen, alcoholverslaafden etc)

·         Zijn gegevens beschikbaar over 2003, 2004, 2005?

·         Is er een selectie te maken van ‘unieke personen’ (is uit de registratie te zien of dezelfde personen er meermalen in voorkomen (meerdere keren aangemeld of binnen geweest)).

·         Hebben inschrijvingen soms betrekking op personen of gezinnen met kinderen?

·         Zijn gegevens beschikbaar voor de Monitor OGGZ Delft?

·         Kunnen geboortedatum, geslacht en postcode/woonplaats worden meegeleverd om dubbelen in meerdere registraties te identificeren?

·         Zijn gegevens digitaal beschikbaar, in welke vorm?

·         Welk registratiesysteem/software wordt gebruikt?

Als het voor een instelling niet mogelijk bleek een eenvoudige selectie te maken uit het registratiesysteem, werd gekeken of het mogelijk was een selectie te maken via case-managers, die bepaalde informatie op cliëntniveau zouden kunnen verzamelen. In overleg werd daartoe een registratieformulier ontwikkeld.

De aangeleverde gegevens werden ten slotte door de GGD ZHW bewerkt. Per organisatie is een overzicht gegeven van het aantal cliënten, cliëntkenmerken en de aard van hun problematiek. Met behulp van geboortedatum, geslacht en woonplaats werd getracht dubbeltellingen te identificeren. Tot slot werd een totaaloverzicht gemaakt voor de gehele regio.

Resultaten van dit gedeelte zijn beschreven in Deel III van dit rapport.

 

 

Definities

Bij aanvang van de studie zijn de volgende definities gebruikt:

 

Openbare geestelijke gezondheidszorg is de zorg voor mensen met een psychosociale beperking, die niet in staat zijn een adequate hulpvraag te formuleren of voor wie het bestaande hulpaanbod tekortschiet.

 

De volgende kwetsbare groepen werden in de monitor onderscheiden:

 

a.       Dak- en thuislozen

b.       Alcohol- en drugsverslaafden

c.       Zorgwekkende zorgmijders

d.       Slachtoffers van huiselijk geweld

 

 

A. Dak- en thuislozen (waaronder zwerfjongeren)

Personen die door financieel-economische, sociale en/of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of te behouden.

Feitelijk dak- en thuislozen:

Verblijven buiten, op straat of in de (laagdrempelige) nachtopvang.

Residentiële dak- en thuislozen:

Vaste bewoner van een sociaal pension, daklozeninternaat of beschikt anderszins over een woonruimte in de maatschappelijke opvang.

 

B. Verslaafden

Verslaving is een progressieve ziekte, die in de loop van de tijd in ernst kan toenemen en ernstige gevolgen heeft voor het psychisch, lichamelijk en sociaal functioneren. Uitgangspunt is bovendien dat de ernst van verslaving wordt bepaald door medische, psychologische en sociale factoren, waardoor mensen aan de rand van het maatschappelijk functioneren terecht kunnen komen. Vaak is er sprake van meervoudige verslaving, waarbij onderscheid wordt gemaakt in afhankelijkheid van een primair en secundair middel.

 


C. Zorgwekkende zorgmijders

Zij zijn ernstig in de war en vertonen soms bizar, agressief of ander onaangepast gedrag. Dat gebeurt thuis, zonder dat iemand dat in de gaten heeft, of op straat omdat ze dak- en thuisloos zijn. Velen van hen verzorgen zichzelf nauwelijks en leven geïsoleerd zonder ondersteunend sociaal netwerk. Een deel van de beschreven doelgroep zorgt voor overlast die soms gepaard gaat met criminele handelingen en versterkt daarmee het (negatieve) beeld dat veel mensen van psychiatrische patiënten hebben. Een deel verkommert in eenzaamheid. Het gemeenschappelijk kenmerk van zorgmijders is dat deze geen zorg ontvangen, daar ook niet om vragen maar wel ernstig behoeven.

 

D. Slachtoffers van huiselijk geweld

Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer gepleegd is. Die huiselijke kring bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden.

Het was duidelijk dat er sprake zou zijn van een overlap, zowel tussen de kwetsbare groepen als tussen de betrokken instanties.

 

Indeling rapportage

Deel 1 van dit rapport vat de literatuur samen met betrekking tot kwetsbare groepen, schetst de omvang van die groepen in Nederland, beschrijft risicofactoren met betrekking tot deze kwetsbare groepen en geeft een schatting van de omvang van de kwetsbare groepen in Delft en de DWO regio door middel van een extrapolatie vanuit landelijke gegevens.

In Deel 2 worden eerder genoemde risicogroepen in de algemene bevolking beschreven op basis van een aantal gezondheidsonderzoeken die in de regio zijn uitgevoerd.

Deel 3 beschrijft het resultaat van de koppeling van registratiegegevens van de diverse instellingen

Het rapport sluit af met een discussie en evaluatie van het bereikte resultaat.

 


DEEL 1: Kwetsbare groepen.

 
 
Dit deel van het rapport vat de literatuur samen met betrekking tot kwetsbare groepen, schetst de omvang van die groepen in Nederland, beschrijft risicofactoren met betrekking tot deze kwetsbare groepen en geeft een schatting van de omvang van de kwetsbare groepen in Delft en de DWO regio door middel van een extrapolatie vanuit landelijke gegevens.
 
 

Dak- en thuislozen

 

Bronnen

Voor de beschrijving van deze groep is gebruik gemaakt van drie bronnen.

§         Zwerven in de 21e eeuw. Centrum voor Verslavingsonderzoek (De Bruin e.a., 2003). Onderzoek naar dak- en thuislozen. Diverse onderzoekstechnieken, uitgevoerd in 2001-2002. Onder meer straatinterviews met daklozen.

§         Verkommerden en verloederden. Research voor Beleid (Lourens e.a., 2002). Landelijke onderzoek naar het aantal ‘verkommerden en verloederden’, en een uitwerking van enkele achtergrondkenmerken van de groep. Dak- en thuislozen vormen 80% van de verkommerden en verloederden.

§         Daklozen en niet-daklozen aan het woord. E. Lindeman, S. Crok  en J. Slot (Dienst O+S Amsterdam) m.m.v. dr. L. Deben (Universiteit van Amsterdam), Amsterdam 2004.

 

Aard van de problematiek

In het rapport ‘Zwerven in de 21ste eeuw’ is getracht een genuanceerd beeld te geven van de problematiek van de dak- en thuislozenpopulatie in Nederland. Daartoe is in twintig gemeenten bij vijfhonderd dak- en thuislozen een halfgestructureerd interview afgenomen en zijn in 44 gemeenten bij 95 experts telefonische diepte-interviews afgenomen. Deze experts waren sleutelfiguren bij onder meer politie, GGZ, en maatschappelijke opvang. Daarnaast is in 38 kleine gemeenten een quickscan uitgevoerd.Uit de resultaten van interviews met dak- en thuislozen bleek ondermeer het volgende:

·         Gemiddeld waren de daklozen bijna zes jaar dakloos,

·         10% was al langer dan 15 jaar dakloos.

·         87% van de daklozen was man.

·         Mannen waren gemiddeld 39 jaar oud, vrouwen 37 jaar. 85% van de daklozen is tussen 25 en 55 jaar oud.

·         Het grootste deel (70%) is nooit getrouwd geweest, 24% is gescheiden. De helft heeft kinderen en hiervan heeft de helft geen contact meer met de kinderen.

·         De meest voorkomende psychische klachten waren verdriet (50%),  somberheid (36%) en concentratieproblemen (27%).

·         45% van de respondenten heeft ooit te maken gehad met de geestelijke gezondheidszorg, 17% gedurende het laatste jaar.

·         Het grootste gedeelte van de respondenten bleek het afgelopen jaar in contact te zijn geweest met de politie (62%), meestal betrof dit overtredingen en/of misdrijven. Bijna de helft was het afgelopen jaar door de politie meegenomen vanwege een misdrijf of overtreding. Contacten met de politie vonden meestal plaats vanwege diefstal (22%), openstaande boetes (21%), drugs- en alcoholgerelateerde overlast (21%) en agressie of geweld (13%).

 

In het rapport ‘Verkommerden en verloederden’ van Research voor Beleid wordt de situatie beschreven van een groep die voor 80% uit dak- of thuislozen bestaat. Kenmerken van deze mensen zijn echter alleen beschreven voor de gehele groep, niet uitgesplitst naar het al of niet dak/thuisloos zijn.

Het merendeel van de geregistreerde verkommerden en verloederden is man (80%), en bevindt zich in de groep volwassenen van 26 tot 55 jaar. Er zijn nauwelijks jonge verkommerden en verloederden tot 19 jaar (2%). Ook de groep oudere verkommerden en verloederden vanaf 70 jaar is zeer gering van omvang (eveneens 2%).

Bij 80% van de verkommerden en verloederden is sprake van dak- en thuisloosheid, dit zijn voornamelijk mannen. Ruim een derde heeft psychische/ psychiatrische stoornissen, en rond de 40% van de verkommerden en verloederden heeft verslavingsproblemen. De mate waarin bepaalde problemen bij verkommerden en verloederden aan de orde zijn, verschilt per leeftijdscategorie. Bij jongeren tot 25 jaar is met name sprake van dak- en thuisloosheid (ongeveer 90%); het percentage verkommerden en verloederden met psychische/psychiatrische stoornissen is het grootst onder ouderen vanaf 56 jaar (bijna 60%). De verdeling naar problematiek naar geslacht is vrijwel gelijk; echter onder vrouwelijke verkommerden en verloederden is het percentage met psychische/psychiatrische stoornissen groter dan bij mannen (bijna 50% bij vrouwen, ten opzichte van 34% bij de mannen).

Volgens het rapport ‘Verkommerden en verloederden’ is bij ruim een derde van de groep verkommerden en verloederden een combinatie van problemen aan de orde.

·         De combinatie dak- en thuisloosheid en verslaving komt bij een derde van hen voor, het meest onder mannen en (jong)volwassenen.

·         Bij een kwart is dak- en thuisloos en psychische/psychiatrische stoornissen aan de orde, met name voorkomend bij vrouwen, jongeren tot 19 jaar en ouderen vanaf 56 jaar.

·         Eveneens bij een kwart is sprake van een combinatie van alle drie de problemen (dak- en thuisloosheid, psychische/psychiatrische stoornissen en verslaving), met name bij (jong)volwassenen van 19 tot 40 jaar.

·         Tenslotte heeft 14% een combinatie van psychische/psychiatrische stoornissen en verslaving, met name ouderen vanaf 70 jaar.

 

 

Oorzaken en risicogroepen

In ‘Zwerven in de 21e eeuw’ worden verschillende oorzaken genoemd voor de dakloosheid. De meest genoemde oorzaken waren:

 

De meeste respondenten woonden vlak voordat zij dakloos werden alleen (37%) of in een studentenhuis of kraakpand (11%). 30% woonde samen (met of zonder kinderen) en 10% bij (pleeg)ouders.

Dertig procent van de daklozen heeft niet meer dan lagere school gehad, 25% heeft een middelbare school afgemaakt. De rest (45%) heeft een beroepsopleiding of hoger afgemaakt.

Meestal werden er dus meerdere redenen genoemd voor de dakloosheid. Er bestond ook samenhang tussen bepaalde oorzaken: verslavingsproblemen gingen vaak samen met problemen met justitie en met relatieproblemen.

Het onderzoek ‘verkommerden en verloederden’ gaat niet in op de oorzaken van dak- of thuisloosheid of van het gaan behoren tot de groep verkommerden en verloederden.

 

Uit een onderzoek dat in Amsterdam heeft plaatsgevonden onder daklozen en hulpverleners is gevraagd wat volgens hen de belangrijkste reden was voor het feit dat daklozen dakloos zijn geworden. Daklozen noemen als belangrijkste oorzaak meestal een huisuitzetting (25%), problemen met (pleeg)ouders (16%) en drugsverslaving (12%). Opvallend is dat slechts 2% van de daklozen alcoholverslaving noemt als belangrijkste oorzaak van dakloosheid. Thuisloze jongeren noemen vrijwel allemaal huisuitzetting of de problemen met hun (pleeg)ouders als redenen voor hun dakloosheid. Bij de overige groepen zijn de oorzaken veel gevarieerder. Uit de praktijk van de hulpverlening blijkt echter dat verslaving een veel grotere rol speelt in de problematiek van daklozen dan zij zelf aangeven. De oorzaak van dakloosheid is bovendien meestal niet één probleem, maar een combinatie van factoren. Zo zijn huisuitzettingen vaak het gevolg van langdurige problemen op verschillende gebieden.

 

 

Omvangschatting: landelijke gegevens

In ‘Zwerven in de 21ste eeuw’ worden schattingen gepresenteerd van het aantal dak- en thuislozen in Nederland. Aan de experts die in het onderzoek werden geïnterviewd is ondermeer gevraagd een schatting te geven van het aantal dak- en thuislozen in hun gemeente. Van 80 gemeenten zijn expertschattingen verzameld. Extrapolatie naar de Nederlandse situatie levert een aantal van ruim 15.000 dak- en thuislozen (spreiding:12.500-18.000). Voor plaatsen met verschillende omvang is berekend hoe groot het aantal dak- en thuislozen gemiddeld is; hierbij wordt rekening gehouden met of de gemeente een centrumgemeente is. Verschillen tussen gemeenten met betrekking tot het aantal dak- en thuislozen worden het beste verklaard door het voorzieningenniveau voor dak- en thuislozen van een gemeente ( in de zin dat in centrumgemeenten verhoudingsgewijs meer daklozen zijn dan in niet centrumgemeenten).

 

Tabel 1.1. Aantal dak- en thuislozen naar gemeentegrootte (unieke personen) in 2001, geschat in 80 gemeenten m.b.v. experts/OGGZ instellingen (De Bruin et al, 2003).

Gemeentegrootte*

Schatting totaal aantal daklozen

Aantal dak- en thuislozen per 10.000 inwoners

< 20.000 inwoners

322

1

20-50.000 inwoners, geen centrumgemeente

1406

3

50-100.000 inwoners, geen centrumgemeente

355

2

50-100.000 inwoners en centrumgemeente

2139

14

100.000-250.000 inwoners geen centrumgemeente

636

 

100.000-250.000 inwoners en centrumgemeente

4278

16

>250.000 inwoners en centrumgemeente

5667

28

Totaal

15217

10

 

In ‘Verkommerden en Verloederden (research voor beleid) (2002)’ wordt het totaal aantal verkommerden en verloederden in Nederland geschat aan de hand van registraties van instellingen in een steekproef van gemeenten. In tien grotere gemeenten (>50.000 inwoners) zijn per gemeente zeven instellingen benaderd. Elke hulpverlener die op het moment van onderzoek verkommerden en verloederden in zijn cliëntenbestand heeft, is gevraagd om per verkommerde en verloederde een individuele vragenlijst in te vullen. In totaal zijn 45 instellingen in dit deel van het onderzoek betrokken. In twintig kleinere gemeenten (< 50.000 inwoners) is een telefonische vragenlijst afgenomen bij drie instellingen per gemeente, die voor hun eigen instelling een totaalschatting van het aantal verkommerden en verloederden doorgegeven. In totaal zijn 40 instellingen in dit deel van het onderzoek betrokken.

In het totaal komt men op 33.000 verkommerden en verloederden in registraties, geschat wordt dat er in het totaal ongeveer 110.000 verkommerden en verloederden zijn. Hiervan is naar schatting 80% dak- en thuisloos (ruim 26.000 geregistreerde dak- en thuislozen). Voor plaatsen van verschillende omvang is het aantal verkommerden en verloederden en dak- en thuislozen die voorkomen in registraties gegeven:

 

Tabel 1.2. Aantal geregistreerde dak- en thuislozen naar gemeentegrootte, gebaseerd op het rapport ‘Verkommerden en Verloederden’.

Gemeentegrootte

Geschat aantal verkommerden en verloederden

Geschat aantal dak- en thuislozen, (80%)

Aantal dak- en thuislozen per 10.000 inwoners

<10.000

343

274

4

10.000-20.000

1.671

1.337

5

20.000-50.000

7.635

6.108

12

50.000-100.000

4.572

3.658

14

100.000-400.000

9.416

7.533

24

>400.000

9.133

7.306

41

Totaal

32.770

26.216

16

 

 

Omvangschatting: extrapolatie naar Delft/DWO

 

In onderstaande tabel is voor Delft en het DWO gebied een extrapolatie uitgevoerd van het aantal dak- en thuislozen op basis van de schattingen uit ‘Zwerven in de 21ste eeuw’ en ‘Verkommerden en Verloederden’. Het aantal inwoners in 2005 voor het DWO gebied is 294.406, voor Delft 95.031 (CBS-Statline).

 


Tabel 1.3: inwonertal gemeenten DWO-gebied, 2005.

Gemeente

Inwonertal (2005)

Bergschenhoek

16181

Berkel en Rodenrijs

18083

Bleiswijk

10317

Delft

95031

Midden-Delfland

17054

Pijnacker-Nootdorp

39882

Westland

97858

Totaal DWO

294406

Bron: CBS Statline

 

 

Tabel 1.4. Schatting van het aantal dak- en thuislozen in 2005, in Delft en de gemeentes van het DWO-gebied.

 

Aantal inwoners Delft

Aantal inwoners DWO

Geschat aantal dak- en thuislozen per 10.000 inwoners

Totaal aantal dak- en thuislozen in  Delft

Totaal aantal dak- en thuislozen in  DWO

Zwerven in de 21ste eeuw

 

 

 

Gemeentegrootte

 

 

 

 

 

>50.000

 

97.858

2

 

20

>50.000 C*

95.031

95.031

14

133

133

20.000-50.000

 

39.882

3

 

12

<20.000

 

61.635

1

 

6

Totaal

 

294.406

 

133

171

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verkommerden en Verloederden

 

 

 

Gemeentegrootte

 

 

 

 

 

50.000-100.000

95.031

192.889

14

135

275

20.000-50.000

 

39.882

12

 

46

10.000-20.000

 

61.635

5

 

33

Totaal

95.031

294.406

 

135

354

C*: gemeente die Centrumgemeente is voor de regio.

 

Het grote verschil tussen de twee schattingen wordt veroorzaakt doordat de gemeenten Delft en Westland, beiden met bijna 100.000 inwoners, in het eerste geval verschillend worden behandeld omdat Delft centrumgemeente is en Westland niet. In het tweede geval wordt hierin geen onderscheid gemaakt.

Een ander onderscheid is dat het rapport Verkommerden en Verloederden uitgaat van dak- en thuislozen die bij hulpverlenende instellingen bekend zijn. Daarnaast wordt in dat rapport geschat dat dit getal nog eens met drie moet worden vermenigvuldigd om ook rekening te houden met mensen die niet in beeld zijn.

 

 

Verslaafden

 

Bronnen.

Voor de beschrijving van deze groep is gebruik gemaakt van verschillende bronnen.

·         Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2005. Trimbos Instituut Utrecht, 2005.

·         Landelijk Alcohol en Drug Informatiesysteem (LADIS). Kerncijfers 2005. IVZ (2006).Instellingen voor (ambulante) verslavingszorg leveren jaarlijks geanonimiseerde individuele cliëntgegevens aan over de aard en omvang van het zorggebruik. Deze worden door IVZ  gebundeld.

·         Alcohol en ouderen in de ambulante verslavingszorg in Nederland (1999-2005). Bulletin NIGZ, 2006.

·         Probleemdrinken in Nederland. Van Dijck en Knibbe, 2005.

·         Nationaal Kompas Volksgezondheid RIVM, Bilthoven

·         Laar M van (Trimbos-instituut).  Wat zijn de mogelijke oorzaken van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005.

·         Laar M van (Trimbos-instituut).  Wat zijn de mogelijke oorzaken van druggebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2006.

 

 

Aard van de problematiek

Het LADIS (Landelijk Alcohol en Drug Informatiesysteem) is een nationale gegevensverzameling voor de ambulante verslavingszorg. Jaarlijks worden deze gegevens geanalyseerd en gerapporteerd als de zogenaamde ‘Kerncijfers’.

Uit de ‘Kerncijfers 2005’ blijkt dat in 2005 in het totaal 67.095 personen voor een verslaving zijn behandeld. Ingedeeld naar primaire problematiek werd 47% hiervan behandeld in verband met alcoholproblematiek, 21% vanwege gebruik van opiaten, 15 vanwege cocaïne, 9% vanwege cannabis en 4 % met een gokverslaving. Van de nieuwe cliënten die in 2005 in behandeling werden genomen had 54% alcohol als primaire problematiek, 14% cocaïne en 13% cannabis.

 

Tabel 1.5: Personen die in 2005 zijn behandeld: totaal en nieuwe cliënten, naar primaire problematiek.

 

totaal behandeld

nieuwe cliënten

contacten

alcohol

46%

54%

36%

opiaten

21%

7%

44%

cocaine

15%

14%

6%

cannabis

9%

13%

4%

gokken

4%

6%

6%

overig

4%

6%

4%

 

Bij vergelijking van het aantal contacten per problematiek en het aantal personen met die primaire problematiek is te zien dat relatief veel zorg wordt geboden aan opiaatverslaafden.

 

Figuur 1.1. LADIS Kerncijfers 2005: Naar primaire problematiek: totaal behandelde personen, nieuwe cliënten en aantal contacten.

 

 

 

Sinds 1996 is het aantal personen in de verslavingshulpverlening met 36% toegenomen. Ook in 2005 zijn er ten opzichte van 2004 weer 4% meer mensen in behandeling geweest, terwijl de Nederlandse bevolking in die periode steeg met 0,3%. Geconstateerd wordt dat het beroep op de hulpverlening nog steeds niet is gestabiliseerd.Vergeleken met 2004 was er een stijging met 5% van het aantal behandelde personen waarbij alcohol de primaire problematiek is. Voor cannabis en de categorie ‘overig’ steeg het aantal behandelde personen met respectievelijk 9 en 4%. De stijging bij ‘overig’ zit waarschijnlijk in de groep medicijnen. Hier gaat het echter om relatief kleine aantallen.

 

Voor alcohol en cannabis blijft het aantal hulpvragers in relatie tot het gebruik opmerkelijk laag (zie Omvangsschatting: landelijke gegevens). Uit schattingen blijkt dat 1 op de 10 Nederlanders van 16-69 jaar een probleemdrinker is, 3% is hiervan slechts in behandeling. In het geval van cannabis is 2% van de gebruikers in behandeling. De hulpvraag neemt hier echter kwantitatief wel steeds verder toe. Sinds 2000 heeft de verslavingszorg bijna 40% meer alcohol gerelateerde problematiek behandeld en 75% meer cannabisgebruikers.

 

Uit de Kerncijfers 2005 blijkt de voortgaande ‘vergrijzing’ van de verslaafdenpopulatie. De enige uitzondering hierop blijft de groep gokkers. Deze groep lijkt steeds jonger te worden. Naast de opiaten en cocaïnecliënten, worden vooral de problematische cannabisgebruikers steeds ouder.

Onder de totale groep is 22% vrouw. Onder mensen met alcohol als primaire problematiek is 25% vrouw, terwijl onder de groep drugscliënten circa 19% vrouw is. Onder de gokverslaafden is 11% vrouw.

 

Het aantal hulpvragen van vrouwen met problematisch middelengebruik neemt licht toe in de hulpverlening. Voornamelijk bij de groep cannabiscliënten groeit het aantal vrouwen sinds 2000 relatief forser dan bij de mannen.

 

Het aantal drugcliënten dat zich meldt met polydrugproblemen (dit wil zeggen meer dan een middel problematisch gebruiken), schommelt rond de 40%. Binnen het polydruggebruik is cocaïne het grootste bijmiddel, bij zowel alcohol- als opiaatcliënten.

 

 

Oorzaken en risicogroepen

 

Overmatig alcoholgebruik

Verantwoord alcoholgebruik is afhankelijk van een aantal factoren. Naast kennis over de risico's van alcohol is ook de houding ten opzichte van verantwoord alcoholgebruik van invloed op het uiteindelijke gedrag. Evenals het geloof in de eigen mogelijkheden om het eigen drinkgedrag te veranderen (eigen effectiviteit). Daarnaast is, vooral bij jongeren, de sociale omgeving van invloed op het drinkgedrag. Voorbeelden van sociale omgevingsfactoren zijn het gedrag van leeftijdsgenoten ('peers') en dat van ouders en andere mensen met een voorbeeldfunctie.

Idealiter richten preventieve interventies zich behalve op kennis, houding en zelfeffectiviteit, ook op omgevingsfactoren die het eenvoudiger maken om het gezonde gedrag aan te nemen en vast te houden. Bovendien verdienen risicogroepen extra aandacht, zoals scholieren (vooral 12-14 jarige meisjes) waarbij het alcoholgebruik toeneemt.

Alcoholgebruik hangt ook samen met een aantal andere gedragingen. Zo is bij overmatige drinkers en alcoholisten het percentage rokers doorgaans veel hoger, namelijk ongeveer 80 à 90%. Ook is bij overmatige drinkers, vooral bij vrouwen, vaker sprake van (overmatig) gebruik van kalmerende middelen (benzodiazepinen). Maar in beide gevallen zijn oorzaak en gevolg niet te onderscheiden. Ook komen de meeste psychische stoornissen veel vaker voor bij personen bij wie sprake is van alcoholmisbruik (Van Laar 2005).

 

Drugsverslaving

 

Er is nog weinig bekend over de factoren die druggebruik in het algemeen beïnvloeden. Wel is aangetoond dat druggebruik in de algemene bevolking samenhangt met demografische factoren (leeftijd en geslacht) en de mate van verstedelijking. Of een dergelijke factor oorzaak is van het druggebruik of dat beiden samenhangen met een andere risicofactor, is niet bekend. Specifiek voor cannabisgebruik is wel gevonden dat een aantal kenmerken en gedragingen het druggebruik beïnvloeden. Zo blijkt bij scholieren dat de mate van uitgaan, het plegen van kleine criminaliteit, en het omgaan met andere jongens en meisjes die blowen, aanzetten tot cannabisgebruik. Anderzijds gelden een (afkeurende) houding van de ouders tegenover cannabisgebruik van hun kind, gelovig opgevoed zijn en het thuiswonen met beide ouders als beschermende factoren (Kuipers et al., 1997b). Ook is op jonge leeftijd beginnen met cannabisgebruik een belangrijke voorspeller voor het gebruik in de toekomst, maar de onderliggende mechanismen zijn niet bekend. Mogelijke spelen genetische factoren ook een rol. Het ontstaan van een verslaving aan drugs hangt samen met een combinatie van biologische, psychologische en sociaal-culturele factoren. Het kan gaan om erfelijkheid en aanleg, persoonlijkheid, conditionering, de verwachting over - en waardering van - de effecten van een middel, stress en ‘early life events’, gezinsproblemen en sociaal-economische achterstand  (Van Laar, 2006).

 


Leeftijd

Uit de Kerncijfers 2005 blijkt de voortgaande ‘vergrijzing’ van de verslaafdenpopulatie. De gemiddelde leeftijd van nieuwe cliënten in de verslavingszorg is de laatste tien jaar gestegen van 35 naar 40 jaar.

De enige uitzondering hierop blijft zoals eerder gezegd de groep gokkers. Naast de opiaten en cocaïnecliënten, worden vooral de problematische cannabisgebruikers steeds ouder.

Uit het IVZ-bulletin ‘Alcohol en ouderen in de ambulante verslavingszorg in Nederland (1996-2005)’ blijkt dat inmiddels 20% van de ambulante alcoholcliënten 55 jaar of ouder is. Sinds 1996 is het aantal 55- plussers met een alcoholhulpvraag met ruim 90% gestegen (gecorrigeerd voor vergrijzing). 32% van de 55-plussers met een alcoholhulpvraag is vrouw (onder de 55 jaar is dat 24%).

 

Geslacht

Uit Kerncijfers 2005 blijkt dat onder de totale groep 78% van het mannelijk geslacht is. Onder mensen met alcohol als primaire problematiek is 75% man, terwijl onder de groep drugscliënten circa 81% man is. Onder de gokverslaafden is 89% man.

 

Grootte van de gemeente.

De meeste problematiek doet zich nog altijd voor in de grotere steden, vooral voor de opiaten en cocaïne. Desondanks zie je wel een verschuiving naar de kleinere steden met een inwoneraantal van onder de 50.000. Voor eenderde deel komt deze problematiek al voor in deze kleinere gemeenten.

 

 

Omvangsschatting: landelijke gegevens

Aan de hand van de meest recente gegevens ontleend aan de Nationale Drugmonitor (NDM 2005) en de Kerncijfers kan een nadere indruk worden verkregen van het bereik van de verslavingszorg. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, is het bereik van de hulpvraag bij de verslavingszorg behalve in de opiaten- en cocaïnegroep relatief beperkt ten opzichte van de totale groep (problematische) gebruikers van het middel.

 

 

Tabel 1.6.  Primaire problematiek naar omvang, gebruik en % in behandeling

Primaire

problematiek

Omvang (problematisch) gebruik binnen bevolking

% in behandeling in 2005

Alcohol

1.175.000

3%

Opiaten

tussen 24.000 –46.000

30-60%

Cocaïne

55.000

18%

Cannabis

408.000

2%

Gokken

70.000

4%

Bronnen: NDM 2005, LADIS 2005

NB. Het gebruikcijfer in de tabel voor cannabis en cocaïne betreft cijfers over het ACTUELE gebruik onder de bevolking. Dit mag niet worden verward met de gebruikcijfers voor alcohol, opiaten en de groep gokken. Dit behelst nadrukkelijk op onderzoek gebaseerde cijfers ten aanzien van PROBLEMATISCH gebruik.

 

Als de hulpvraag wordt uitgedrukt in een cijfer per 10.000 inwoners in Nederland, komt het beeld naar voren dat in onderstaande tabel is weergegeven.

 

 

Tabel 1.7.  Primaire problematiek in personen per 10.000 inwoners

Primaire

problematiek

2000

2001

2002

2003

2004

2005

Alcohol

14,1

14,0

14,8

16,6

18,2

19,1

Opiaten

9,8

10,4

10,0

9,4

8,6

8,7

Cocaïne

3,8

4,0

4,8

5,7

6,2

6,0

Cannabis

2,2

2,1

2,3

2,8

3,4

3,7

Gokken

2,2

1,9

1,6

1,7

1,9

1,9

Overig

1,5

1,1

1,1

1,3

1,6

1,8

Totaal

33,7

33,6

34,6

37,5

39,7

41,1

Bron: LADIS 2005, IVZ, Houten

 

Per 10.000 inwoners maken in 2005 ruim 41 personen gebruik van de verslavingszorghulpverlening. Dit is een groei van 22% in 5 jaar.

Uit de Kerncijfers 2005 blijkt daarnaast dat de zorgvraag, onafhankelijk van het aantal inwoners, groter is in de grote steden dan in kleinere gemeentes. Van de inwoners van Nederland woont 31% in een gemeente van meer dan 100.000 inwoners. Van de gebruikers van opiaten en cocaine woont respectievelijk 57% en 56% in de grote gemeentes. Voor andere primaire middelen geldt deze oververtegenwoordiging in de grote steden ook, maar in mindere mate.

 

 

Extrapolatie naar Delft/DWO

In de Kerncijfers 2005 is aangegeven dat per 10.000 inwoners ruim 41 personen gebruik maken van de verslavingszorg-hulpverlening. Extrapolatie op basis van deze cijfers geeft een schatting van 391 personen in Delft, en in het hele DWO-gebied 1210 personen die gebruik maken van deze hulpverlening. Zoals gezegd wordt in de Kerncijfers ook benadrukt dat er ongeacht het inwonertal een oververtegenwoordiging van zorgvraag is te vinden in de grotere gemeenten. Hoewel dit in de Kerncijfers niet wordt uitgewerkt in aantallen per 10.000 inwoners is dit wel te herleiden. In de volgende tabel zijn deze cijfers gegeven. Wanneer deze benadering wordt gebruikt, komt het aantal zorggebruikers in Delft iets hoger uit (413) en voor het hele DWO gebied juist lager (1070).

 

Tabel 1.8a. Kengetallen naar gemeentegrootte, gebaseerd op Kerncijfers 2005 (LADIS).

 

 

Aantal zorgvragers per 10.000 inwoners

 

Inwoners

 alcohol

opiaten

cocaine

cannabis

gokken

overig

totaal

Totaal:

 

19,1

8,7

6

3,7

1,9

1,8

41,1

Gemeentegrootte:

 

 

 

 

 

 

 

 

<10.000

 

12,7

2,9

2,0

1,2

0,6

1,2

27,4

10.000-20.000

 

10,9

2,5

2,2

1,6

0,8

1,1

20,6

20.000-50.000

 

14,0

4,1

2,8

2,4

1,1

1,5

26,6

50.000-100.000

 

22,2

8,2

5,7

4,6

2,1

1,9

43,4

>100.000

 

25,8

16,0

10,9

5,7

2,9

2,2

63,7

 

Tabel 1.8b. Extrapolatie zorgvragers in Delft/DWO op basis van inwonertal en gemeentegrootte, gebaseerd op kengetallen uit de Kerncijfers 2005.

Extrapolatie, alleen gebruik makend van aantal inwoners in Delft/DWO en Nederlands gemiddelde per 10.000 inwoners

:

Delft

95.031

182

83

57

35

18

17

391

DWO

294.406

562

256

177

109

56

53

1.210

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Extrapolatie, gebruikmakend van aantal inwoners Delft/DWO en gemiddeld aantal per 10.000 inwoners, specifiek voor gemeentegrootte

Delft

95.031

211

78

54

43

20

18

413

DWO

294.406

552

190

134

108

49

49

1.070

 

 

Zorgwekkende zorgmijders

 

Bronnen

Voor de beschrijving van deze groep is gebruik gemaakt van de volgende bron.

§         Verkommerden en verloederden. Research voor beleid (Lourens e.a., 2002). Landelijke onderzoek naar het aantal ‘verkommerden en verloederden’, en een uitwerking van enkele achtergrondkenmerken van de groep.

 

Aard van de problematiek

In het rapport ‘Verkommerden en verloederden’ werd voor de start van het onderzoek de volgende definitie geformuleerd: ‘Vooronderstelling is dat het om een diffuse groep gaat, die om wat voor reden dan ook ontoereikende zorg krijgt en/of niet of niet voldoende in de eigen bestaansvoorwaarden kan voorzien. Gedacht wordt aan dak- en thuislozen, zorgwekkende zorgmijders, zichzelf verwaarlozende, gemarginaliseerde groepen. Deze mensen kunnen al dan niet ernstige en langdurige psychische stoornissen en/of verslavingsproblemen of een combinatie van deze kenmerken hebben. Het gaat bij de ‘verkommerden en verloederden’ niet alleen om de zichtbare groep op straat, maar ook om de onzichtbare groep mensen die in hun woning een marginaal bestaan leidt.’.

Later in het rapport wordt niet meer apart over kenmerken van ‘zorgwekkende zorgmijders’ gesproken. Omdat de ‘zorgmijders’ die in de OGGZ Monitor Delft/DWO naar voren zullen komen ook eigenlijk in het algemeen geen echte zorgmijders zullen zijn (ze zijn namelijk nu eenmaal ergens bij een instantie in beeld) en de bovengenoemde beschrijving goed aansluit bij de interpretatie die in de monitor is gehanteerd wordt ervan uitgegaan dat de kenmerken van ‘Verkommerden en verloederden’ globaal vergelijkbaar zijn met de zorgwekkende zorgmijders uit de monitor.

 

In het rapport ‘Verkommerden en verloederden’ is gesteld dat deze groep voor 80% uit dak- of thuislozen bestaat. Een groot gedeelte van de beschrijving van de groep is daarom ook al te vinden onder het hoofdstuk ‘Dak- en thuislozen’, maar wordt voor de volledigheid hier herhaald.

 

Het merendeel van de geregistreerde verkommerden en verloederden is man (80%), en bevindt zich in de groep volwassenen van 26 tot 55 jaar. Er zijn nauwelijks jonge verkommerden en verloederden tot 19 jaar (2%). Ook de groep oudere verkommerden en verloederden vanaf 70 jaar is zeer gering van omvang (eveneens 2%).

Bij 80% van de verkommerden en verloederden is sprake van dak- en thuisloosheid, dit zijn voornamelijk mannen. Ruim een derde heeft psychische/ psychiatrische stoornissen, en rond de 40% van de verkommerden en verloederden heeft verslavingsproblemen. De mate waarin bepaalde problemen bij verkommerden en verloederden aan de orde zijn, verschilt per leeftijdscategorie. Bij jongeren tot 25 jaar is met name sprake van dak- en thuisloosheid (ongeveer 90%); het percentage verkommerden en verloederden met psychische/psychiatrische stoornissen is het grootst onder ouderen vanaf 56 jaar (bijna 60%). De verdeling naar problematiek naar geslacht is vrijwel gelijk; echter onder vrouwelijke verkommerden en verloederden is het percentage met psychische/psychiatrische stoornissen groter dan bij mannen (bijna 50% bij vrouwen, ten opzichte van 34% bij de mannen).

Volgens het rapport ‘Verkommerden en verloederden’ is bij ruim een derde van de groep verkommerden en verloederden een combinatie van problemen aan de orde.

·         De combinatie dak- en thuisloosheid en verslaving komt bij een derde van hen voor, het meest onder mannen en (jong)volwassenen.

·         Bij een kwart is dak- en thuisloos en psychische/psychiatrische stoornissen aan de orde, met name voorkomend bij vrouwen, jongeren tot 19 jaar en ouderen vanaf 56 jaar.

·         Eveneens bij een kwart is sprake van een combinatie van alle drie de problemen (dak- en thuisloosheid, psychische/psychiatrische stoornissen en verslaving), met name bij (jong)volwassenen van 19 tot 40 jaar.

·         Tenslotte heeft 14% een combinatie van psychische/psychiatrische stoornissen en verslaving, met name ouderen vanaf 70 jaar.

 

Omvangschatting: landelijke gegevens

In ‘Verkommerden en Verloederden (research voor beleid) (2002)’ wordt het totaal aantal verkommerden en verloederden in Nederland geschat op 110.000.

 

Extrapolatie naar Delft/DWO

Voor plaatsen van verschillende omvang is het aantal zorgwekkende zorgmijders geschat op basis van het rapport  ‘Verkommerden en Verloederden’. Voor Delft komt deze schatting uit op bijna 170 zorgwekende zorgmijders en voor het hele DWO gebied op 442. Het rapport Verkommerden en Verloederden gaat hierbij uit van verkommerden en verloederden die bij hulpverlenende instellingen bekend zijn. Om te komen tot het totaal aantal wordt ervan uitgegaan dat dit getal nog eens met drie moet worden vermenigvuldigd.

 

Tabel 1.9. Schatting van het aantal dak- en thuislozen in 2005, in Delft en de gemeentes van het DWO-gebied.

 

Aantal inwoners Delft

Aantal inwoners DWO

Geschat aantal verkommerden en verloederden per 10.000 inwoners

Totaal aantal verkommerden en verloederden in  Delft

Totaal aantal verkommerden en verloederden in  DWO

Verkommerden en Verloederden

 

 

 

 

 

Gemeentegrootte

 

 

 

 

 

50.000-100.000

95.031

192.889

18

169

343

20.000-50.000

 

39.882

15

 

58

10.000-20.000

 

61.635

7

 

41

Totaal

95.031

294.406

 

169

442

Slachtoffers huiselijk geweld

 

Bronnen

Voor de beschrijving van deze groep is gebruik gemaakt van de volgende bronnen.

§         Factsheet Huiselijk geweld: feiten en cijfers. September 2006, Transact.

§         Dijk, T. van (e.a.). Huiselijk geweld: aard, omvang een hulpverlening. Ministerie van Justitie, Den Haag, 1997.

§         Op de rails. Ambulante hulp aan gezinnen met huiselijk geweld problematiek. Stichting V.O.Z.H. en TransAct, 2005.

 

Aard van de problematiek

Huiselijk geweld is geweld dat in de privé-sfeer plaatsvindt, gepleegd door partners, ouders, kinderen, andere familieleden en huisvrienden. Vormen van huiselijk geweld zijn: partnermishandeling (met name van mannen tegen hun vrouwelijke (ex-)partner), kindermishandeling en mishandeling van ouderen in de familiesfeer of huiselijke sfeer. Huiselijk geweld kan fysiek, seksueel en geestelijk geweld zijn. Andere termen: thuisgeweld of geweld achter de voordeur. Huiselijk geweld is de omvangrijkste geweldsvorm in onze samenleving.

 

Huiselijk geweld komt voor in alle sociaal economische klassen en binnen alle culturen in de Nederlandse samenleving. Slachtoffers van huiselijk geweld zijn in de meeste gevallen vrouwen en kinderen, maar het treft ook mannen, ouders en ouderen.

 

Er zijn verschillende vormen van huiselijk geweld te onderscheiden:

·         fysiek geweld (slaan, schoppen, door elkaar schudden)

·         seksueel geweld (verkrachting binnen relatie of seksuele kindermishandeling)

·         psychisch geweld (vernederen, schelden)

·         verwaarlozing

·         schending van rechten (bijvoorbeeld beperking van bewegingsmogelijkheden)

·         opsluiting

·         belaging (‘stalking’)

 

Een kenmerk van huiselijk geweld is dat er altijd sprake is van een machtsverschil tussen de dader en het slachtoffer, bijvoorbeeld tussen man en vrouw of tussen ouders en kind. Verder blijkt uit onderzoek dat daders de meest kwetsbare slachtoffers kiezen.

 

In de Vrouwenopvang merkt men heel duidelijk dat in gezinnen waar huiselijk geweld voorkomt, meestal ook andere problemen spelen, zoals verslavingsproblematiek en financiële problemen. Doorgaans is er een aantal problemen op een of meer van de volgende gebieden:

·         het voeren van een huishouding;

·         het opbouwen en handhaven van een maatschappelijke positie; het bevorderen van de individuele ontwikkeling van de afzonderlijke gezinsleden;

·         het onderhouden van de relatie tussen de partners;

·         het opvoeden van kinderen.

 

 

Risicofactoren.

Plegers

Plegers van huiselijk geweld zijn partners of ex-partners, ouders, of (volwassen) kinderen. In de meeste gevallen (80%) gaat het om mannen, en dan meestal om mannen die zeer traditionele opvattingen hebben over de rol van de man. Slechts 6% van de daders is psychotisch (Finkelhor, Römkens).

Er is geen eenduidige oorzaak aan te wijzen waarom sommige mensen geweld plegen. Maatschappelijke machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen en de verschillende socialisatie van mannen en vrouwen spelen hierbij een rol. Daarnaast spelen individuele en sociale factoren een rol: de behoefte zich machtig te voelen, een laag gevoel van eigenwaarde, geen inlevingsvermogen en inadequate sociale en relationele vaardigheden. Soms herhalen plegers eigen traumatische jeugdervaringen om deze zo ‘schijnbaar’ te overwinnen. Bij mannen die hun vrouw mishandelen, speelt alcohol vaak een rol. Het is echter niet duidelijk of alcohol de oorzaak is. Het kan ook zijn dat zij gaan drinken, omdat zij agressie voelen opkomen.

 

Slachtoffers

Er zijn ook risicofactoren te benoemen om slachtoffer te worden, zoals het hebben van een laag zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen, en opgroeien in een gezin waarin gebrek is aan aandacht of waar mishandeling en verwaarlozing spelen. Andere risicofactoren zijn vrouw-zijn, een jonge leeftijd, het hebben van een handicap, en sociaal isolement.

 

Uit de profielanalyse van slachtoffers van huiselijk geweld dat bij de politie wordt gemeld blijkt dat ruim 76% van het vrouwelijke geslacht is. De helft van de slachtoffers is tussen de 25 en 45 jaar. Bij seksueel geweld echter is ruim 20% van de slachtoffers tussen de 0 en 12 jaar en 23% tussen de 12 en 18 jaar.

 

Omvangschatting: landelijke gegevens

Een steekproefonderzoek naar de prevalentie van huiselijk geweld dat in 1997 is uitgevoerd (van Dijk et al) levert cijfers op voor alle vormen van huiselijk geweld.

 

Als we alleen kijken naar geweld door de (ex-)partner dan heeft volgens dit onderzoek 12% van de bevolking (1 op de 8 Nederlanders) hiermee ooit te maken gehad. Bij 80% ging het daarbij om feitelijk geweld en niet (alleen) de dreiging ermee. 3,9% van de bevolking is slachtoffer geworden van partnergeweld in de vijf jaar die voorafgingen aan het onderzoek. Uit dit onderzoek komt naar voren dat mannen en vrouwen in vrijwel gelijke mate slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld in brede zin. Vrouwen zijn echter ruim twee keer zo vaak slachtoffer van partnergeweld dan mannen: 16% van de vrouwen tegenover 7% van de mannen.

 

Uit dezelfde steekproef blijkt dat 45% van alle vrouwen en mannen tussen de achttien en zeventig jaar ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, als kind, partner of ouder. Meer dan 10% was/is wekelijks slachtoffer. 10% is aangeraakt met ongewenste seksuele bedoelingen, 8% is gedwongen tot seksuele handelingen en 4% is verkracht. Ieder jaar worden:

− 160.000 vrouwen het slachtoffer van een lichte vorm van lichamelijk en seksueel geweld;

− 30.000 vrouwen het slachtoffer van ernstig lichamelijk en seksueel geweld;

− 17.000 vrouwen het slachtoffer van zeer ernstig geweld.

 

 

In 2004 is de politie begonnen met de landelijke registratie van aard, omvang en achtergronden van huiselijk geweld. In 2004 werden er 56.335 incidenten gemeld, in 2005 zijn dat er 57.421. In de tabel is te zien hoe de verschillende vormen van huiselijk geweld zijn verdeeld. Naar schatting wordt 10-12% van de incidenten bij de politie gemeld, dus de daadwerkelijke omvang is vele malen groter.

 

Vormen van huiselijk geweld

2004

2005

 

 

 

Lichamelijk (vooral mishandeling)

36%

41%

Psychisch (relatieproblemen)

46%

35%

Seksueel (bijna 40% minderjarigen)

3%

4%

Belaging

3%

4%

Bedreiging

11%

17%

Bron: landelijke politiecijfers 2004 en 2005

 

 

Omvangsschatting: regionale gegevens

Aangezien er ook op landelijk niveau veel onduidelijkheid is over het vóórkomen van huiselijk geweld is in het meest recente GGD-onderzoek onder de volwassen bevolking (2005) hierover uitgebreid navraag gedaan. Er is onder meer gevraagd of men ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, en zo ja om welke vorm van huiselijk het ging en wie de dader was. Verder is gevraagd hoe vaak het in de 12 maanden voor het onderzoek heeft plaatsgevonden.

De gegevens zijn deels uitgewerkt voor de gemeente Delft. Voor een aantal subvragen is het databestand van het gehele verzorgingsgebied gebruikt, omdat de aantallen anders te klein waren. Achtergrond over het Volwassenenonderzoek is te vinden in de bijlage.

 

Negen procent van de volwassenen uit Delft geeft aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. In de hele regio Zuid-Holland West was dit acht procent. Bij twee procent van de Delftse volwassenen vond dit geweld in het jaar voorafgaand aan het onderzoek plaats.

Meer vrouwen (14%) dan mannen (5%) in Delft zijn ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld, in het hele ZHW gebied 12 respectievelijk 4 procent. Het percentage slachtoffers is relatief laag in Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Westland. Huiselijk geweld wordt vaker gemeld door mensen van allochtone komaf en door volwassenen die gescheiden zijn. Er is geen verschil tussen de drie onderzochte leeftijdsgroepen (19-34 jaar, 35-49 jaar en 50-64 jaar) en tussen opleidingsniveaus.

 

Bij navraag naar het soort huiselijk geweld bleek (op grond van de gegevens over de hele regio Zuid-Holland West) dat het meestal ging om psychisch of emotioneel geweld (76%) en/of lichamelijk geweld (58%) en minder vaak om ongewenste seksuele toenadering (13%) of seksueel misbruik (13%). De dader was meestal de ex-partner (40%), de ouder(s) (31%), de partner (22%) en/of een ander familielid (15%). Vrouwen rapporteren relatief vaak de ex-partner als de dader terwijl mannen relatief vaak de ouder(s) als dader rapporteren.

 

Dader huiselijk geweld.

Figuur 1.2. Dader(s) van het huiselijk geweld. Volwassenenonderzoek 2005, GGD ZHW.

 

 

Van de volwassenen die ooit slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld heeft driekwart (74%) het geweld met iemand besproken en/of bij een instantie gemeld. Ruim de helft besprak het geweld met vrienden, familie of kennissen, een kwart deed melding bij de politie, een kwart besprak het geweld met de huisarts en een op de vijf met een medewerker van een instelling voor geestelijke gezondheids­zorg. Een kwart van de slachtoffers (24%) kreeg naar aanleiding van de melding professionele hulp.

 

 

 


DEEL 2: Risicogroepen in de regio.

 

Inleiding

Uit onderzoek blijkt dat bepaalde groepen in de samenleving een hoger risico lopen om terecht te komen in een van de kwetsbare groepen, dan andere mensen. Daarom is het belangrijk de grootte van deze groepen in beeld te hebben. De GGD voert periodiek onderzoek uit naar de gezondheidstoestand en leefstijl van verschillende leeftijdsgroepen in de regio. Hiertoe wordt een vragenlijst verstuurd naar een steekproef van de bevolking. Sinds 2004 is het mogelijk om voor ieder van de acht gemeentes in het werkgebied eigen resultaten op te leveren, met daarnaast informatie over de gehele regio. Deze gegevens geven een indicatie voor de problematiek en de grootte van risicogroepen in de regio. De gezondheidsenquêtes zijn uitgevoerd onder zelfstandig wonende ouderen (65 jaar en ouder, 2004), jeugd (12-18 jr, 2005) en volwassenen (19-64 jr, 2005). In het najaar van 2006 is een onderzoek gestart onder (ouders van) kinderen van 0 tot 12 jaar. In de bijlage wordt voor de verschillende onderzoeken een korte toelichting gegeven.

 

De resultaten uit bovengenoemde onderzoeken geven inzicht in de grootte van groepen die mogelijk een risico lopen om in de loop van de tijd deel te gaan uitmaken van een van de kwetsbare groepen uit deze monitor. Uit de verschillende onderzoeken zijn onder meer gegevens bekend over:

 

·         Problematisch alcoholgebruik

·         Middelengebruik door jongeren

·         Antisociaal gedrag

·         Eenzaamheid onder volwassenen en ouderen

·         Psychische gezondheid

·         Problematische schulden

 

Overmatig gebruik van alcohol

In Delft heeft 35% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar in de vier weken voor het Jongerenonderzoek (2005) vijf of meer drankjes met alcohol bij één gelegenheid gedronken (het zogenaamde piekdrinken). In het hele werkgebied van de GGD was dit 32%. Onder jongeren van 12-14 jaar was dit 10%, bij 15-16 jarigen 42% en bij jongeren van 17 en 18 jaar 62%. Een derde van de jongeren in Delft had dit in die vier weken meer dan één keer gedaan. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat 47% van de jongeren uit Delft wel eens dronken is geweest, 26% is in de laatste vier weken voor het onderzoek dronken geweest. Verder blijkt dat 9% ‘soms’ of ‘vaak’ meer dan 20 glazen alcohol in de week drinkt.

Voor de Delftse volwassenen tot 65 jaar geldt dat 26% van de mannen en 6% van de vrouwen excessief tot zeer excessief drinkt, onder zelfstandig wonende ouderen in Delft is dat percentage respectievelijk 10 en 2%. Zo’n een op de vijf volwassenen kan beschouwd worden als een zware drinker (eenmaal per week of vaker zes of meer glazen alcohol (vier voor vrouwen), onder ouderen is dit ongeveer een op de negen.

 

Tabel 2.1.: overmatig alcoholgebruik in Delft en Zuid-Holland West. Resultaten uit diverse onderzoeken, naar geslacht.

 

Leeftijd

Jongens/

Mannen

Meisjes/

Vrouwen

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

piekdrinkena

12-18

39%

31%

35%

32%

ooit dronken geweest

12-18

50%

44%

47%

44%

recent dronken geweestb

12-18

29%

23%

26%

22%

meer dan 20 glazen alcohol per week

12-18

14%

4%

9%

9%

excessieve drinkerc

19-64

14%

9%

12%

12%

excessieve drinkerc

65+

6%

1%

3%

4%

zeer excessieve drinkerd

19-64

10%

0%

5%

4%

zeer excessieve drinkerd

65+

4%

1%

2%

1%

zware drinkere

19-64

23%

19%

21%

18%

zware drinkere

65+

11%

11%

11%

10%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

a) piekdrinken: in vier weken voor het onderzoek vijf of meer drankjes met alcohol bij één gelegenheid gedronken

b) recent: in de vier weken voor het onderzoek

c) excessief drinken: 4-5 glazen/dag op ≥5 dagen/ week óf ≥6 glazen/dag op 3-4 dagen/week

d) zeer excessief drinken: ≥6 glazen/ dag op ≥5 dagen/week

e) zwaar drinken: wekelijks minimaal eenmaal  ≥6 glazen op één dag [mannen] en wekelijks minimaal eenmaal ≥4 glazen op één dag [vrouwen].

 

Tabel 2.2.: overmatig alcoholgebruik door Jongeren in Delft, naar leeftijd

 

12-14

15-16

17-18

piekdrinkena

10%

42%

62%

ooit dronken geweest

16%

64%

75%

recent dronken geweestb

3%

31%

52%

meer dan 20 glazen alcohol per week

0%

6%

25%

a) piekdrinken: in vier weken voor het onderzoek vijf of meer drankjes met alcohol bij één gelegenheid gedronken

b) recent: in de vier weken voor het onderzoek

 

 

Middelengebruik door jongeren.

Eén op de elf jongeren in Delft gebruikt soms of vaak hasj of wiet, blijkt uit het Jongerenonderzoek uit 2005. Twee procent gebuikt soms of vaak xtc, cocaïne of speed. Jongens gebruiken vaker dan meisjes en het gebruik neemt toe met de leeftijd. Jongeren krijgen hasj of wiet meestal via vrienden of kopen het in een coffeeshop. 9% van de jongeren in Delft heeft wel eens harddrugs aangeboden gekregen (7% van de 15/16 jarigen, 21% van de 17/18 jarigen). In het hele ZHW-gebied was dit 6%.

 

Tabel 2.3. Middelengebruik bij jongeren in Delft en de regio Zuid-Holland West. Naar geslacht.

 

leeftijd

Mannen

Vrouwen

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

Gebruikt soms of vaak hasj of wiet

12-18

11%

6%

9%

9%

Gebruikt soms of vaak xtc, cocaïne of speed

12-18

3%

1%

2%

1%

Ooit hasj of wiet gebruikt

12-18

22%

21%

22%

16%

Recent* hasj of wiet gebruikt

12-18

11%

4%

8%

6%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

*recent: in de laatste vier weken voor het onderzoek.

 

Tabel 2.4. Middelengebruik bij jongeren in Delft, naar leeftijd.

 

12-14

15-16

17-18

Gebruikt soms of vaak hasj of wiet

1%

9%

19%

Gebruikt soms of vaak xtc, cocaïne of speed

0%

1%

5%

Ooit hasj of wiet gebruikt

3%

27%

39%

Recent* hasj of wiet gebruikt

1%

4%

17%

*recent: in de laatste vier weken voor het onderzoek.

 

 

Antisociaal gedrag onder jongeren

In het jongerenonderzoek uit 2005 zijn diverse items opgenomen die te maken hebben met antisociaal gedrag. Hieruit blijkt dat 7% van de jongeren in Delft wel eens iets vernielt of bekladt van een ander, en dat 3% wel eens iets pikt. Naast deze items zijn diverse items nagevraagd met betrekking tot diefstal, zwartrijden, geweld, vandalisme en wapenbezit. Voor de resultaten hiervan wordt verwezen naar de factsheets die naar aanleiding van het onderzoek zijn verschenen (www.ggdzhw.nl).

 

Tabel 2.5. Antisociaal gedrag van jongeren in Delft en de regio ZWH, naar geslacht.

Percentage jongeren die soms of vaak antisociaal gedrag vertonen

jongens

meisjes

totaal

ZHW

Bekladt of vernielt soms/vaak dingen van anderen

7%

7%

7%

7%

Pikt soms/vaak van anderen (bijv. uit winkels)

3%

4%

3%

2%

Doet soms/vaak mee aan het pesten van anderen

24%

17%

20%

21%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

Tabel 2.6. Antisociaal gedrag van jongeren in in Delft, naar leeftijd.

Percentage jongeren die soms of vaak antisociaal gedrag vertonen

12 t/m 14

15 t/m 16

17 t/m 18

Bekladt of vernielt soms/vaak dingen van anderen

7%

7%

7%

Pikt soms/vaak van anderen (bijv. uit winkels)

2%

4%

5%

Doet soms/vaak mee aan het pesten van anderen

22%

23%

15%

 

Eenzaamheid

Van de volwassenen en de zelfstandig wonende ouderen in Delft voelt 8% zich eenzaam.

Oudere ouderen zijn vaker eenzaam dan jongere, en vrouwen vaker dan mannen. Uit analyses van gegevens over de hele regio blijkt dat dit verschil grotendeels veroorzaakt wordt doordat eenzaamheid sterk samenhangt met burgerlijke staat. Ouderen met een partner voelen zich veel minder vaak eenzaam dan ouderen zonder partner.Als wordt gecorrigeerd voor burgerlijke staat is er geen verschil in eenzaamheid meer tussen leeftijdsgroepen, en is het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner geworden. Daarnaast blijkt dat hoger opgeleide ouderen zich minder vaak (zeer) eenzaam voelen, en dat ouderen met een minder goede gezondheid vaker (zeer) eenzaam zijn. Er is geen duidelijk verschil in gevoelens van eenzaamheid tussen gelovige en niet-gelovige ouderen.

 

Tabel 2.7.: Eenzaamheid in Delft. Resultaten uit diverse onderzoeken, naar geslacht.

 

leeftijd

Mannen

Vrouwen

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

(zeer) eenzaam

19-64

11%

10%

10%

8%

(zeer) eenzaam

65+

6%

10%

8%

7%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

 

Belangrijke levensgebeurtenissen

Het is bekend dat bepaalde gebeurtenissen in het leven van invloed kunnen zijn op het later optreden van bepaalde problemen.

In het Jongerenonderzoek 2005 is uitgebreid gevraagd naar ingrijpende gebeurtenissen die de jongeren van Delft hebben meegemaakt. In onderstaande tabel zijn deze bevindingen weergegeven.

 

Tabel 2.8. Ingrijpende gebeurtenissen in het leven van 12-18 jarigen in Delft en de regio Zuid-Holland West.

Heb je het volgende ooit meegemaakt of maak

je dat nu mee?

jongens

meisjes

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

Overlijden van broer of zus

2%

1%

2%

1%

Overlijden van je vader en/of je moeder

4%

5%

5%

3%

Overlijden van iemand anders van wie je veel hield

59%

60%

60%

59%

Langdurige ziekte of ziekenhuisopname van jezelf

7%

7%

7%

7%

Langdurige ziekte of ziekenhuisopname van (één van) je ouders

15%

19%

17%

16%

Langdurige ziekte of ziekenhuisopname van (één van) je broers of zussen

8%

8%

8%

6%

Psychische ziekte van één van je ouders

6%

7%

6%

5%

Psychische ziekte van een broer of zus

2%

1%

2%

4%

Regelmatige ruzies tussen je ouders onderling

19%

28%

23%

20%

Echtscheiding van je ouders

16%

20%

18%

16%

Problemen met nieuwe ouder

2%

5%

3%

4%

Geweld of mishandeling tussen je ouders

3%

2%

2%

2%

Zelf mishandeld door (één van) je ouders

3%

2%

2%

2%

Mishandeld door andere volwassenen

2%

1%

1%

1%

Seksueel misbruik

1%

7%

4%

3%

Zelf gediscrimineerd worden

10%

9%

9%

8%

Zelf gepest worden

27%

30%

28%

28%

Zelf problemen met geld/inkomen hebben

13%

14%

13%

11%

Problemen met geld/inkomen van je ouders

8%

13%

11%

9%

Zelf problemen met drank, verslaving

4%

2%

3%

2%

Problemen met drank, verslaving van (één van) je ouders

5%

8%

6%

3%

Zelf problemen met school, werk/werkloosheid

14%

8%

11%

10%

Problemen met werk/werkloosheid van (één van) je ouders

2%

11%

6%

6%

Verhuizing of migratie

17%

25%

21%

27%

Woonproblemen/problemen met huisvesting of verblijf in Nederland

2%

2%

2%

2%

Vlucht vanuit ander land naar Nederland

4%

3%

4%

2%

Alleen voor meisjes: zwanger geworden

n.v.t.

2%

n.v.t.

1%*

Alleen voor jongens: een meisje zwanger gemaakt

0,6%

n.v.t.

n.v.t.

0,3%**

Andere problemen

0%

2%

1%

2%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

 

Angst en depressie

In het onderzoek naar zelfstandig wonend ouderen is gevraagd hoeveel mensen in de laatste vijf jaar en het laatste jaar last een periode gehad van minimaal twee weken achtereen waarin men zich erg angstig of bezorgd voelde. Dit bleek bij ongeveer een kwart (24%) van de zelfstandig wonende ouderen het geval. Iets meer dan de helft van deze mensen was ook het laatste jaar nog langere tijd angstig of bezorgd. Angst of bezorgdheid kwam minder vaak voor bij hogere leeftijd en, onafhankelijk van de leeftijd, vaker bij vrouwen dan bij mannen. Hoger opgeleide ouderen ervoeren minder periodes van angst en bezorgdheid, verweduwden meer dan ouderen met een andere burgerlijke staat.

Op eenzelfde manier is gekeken naar periodes van somberheid en depressiviteit gedurende meer dan twee weken.Vijftien procent van de ouderen had een langere periode van somberheid of depressiviteit in de laatste vijf jaar, bij iets meer dan de helft trad dit op in het jaar voor het onderzoek. 37 Procent van de ouderen die in de vijf jaar vóór het onderzoek langdurig depressieve of sombere gevoelens hadden heeft in het jaar voor het onderzoek in verband hiermee contact gezocht met een arts of specialist. Gevoelens van somberheid of depressiviteit kwamen de afgelopen vijf jaar vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Ouderen met een hogere opleiding of een hoger inkomen hebben in de afgelopen vijf jaar minder vaak een langere periode gehad met last van angst, bezorgdheid, somberheid en depressiviteit dan ouderen met een lagere opleiding of een lager inkomen. Langere perioden van angst of depressiviteit worden vaker gezien bij ouderen die weduwe of weduwnaar zijn, dan bij andere ouderen. Ook blijken deze sterk samen te hangen met gevoelens van eenzaamheid.

 

 

Tabel 2.9. Ouderen in Delft en de regio ZHW die in laatste 5 jaar langer dan 2 weken achter elkaar angstig zijn geweest, naar geslacht.

 

man

vrouw

totaal

ZHW

Percentage ouderen dat zich afgelopen 5 jaar ooit langer dan 2 weken achter elkaar angstig heeft gevoeld

18%

27%

23%

24%

 

 

 

 

 

Percentage hiervan dat:

 

 

 

 

à         ook afgelopen jaar langer dan 2 weken achter elkaar angstig is geweest

45%

67%

60%

56%

à         afgelopen jaar hiervoor naar de dokter is geweest:

41%

44%

43%

39%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

Tabel 2.10. Ouderen in Delft die in laatste 5 jaar langer dan 2 weken achter elkaar somber zijn geweest naar geslacht.

 

man

vrouw

totaal

ZHW

Percentage ouderen dat zich afgelopen 5 jaar ooit langer dan 2 weken achter elkaar somber heeft gevoeld

11%

21%

17%

15%

 

 

 

 

 

Percentage hiervan dat:

 

 

 

 

à         ook afgelopen jaar langer dan 2 weken achter elkaar somber is geweest

48%

52%

51%

57%

à         afgelopen jaar hiervoor naar de dokter is geweest:

34%

34%

34%

37%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

 

Psychische gezondheid

In het onderzoek onder volwassenen (19-64 jaar, 2005) en zelfstandig wonende ouderen (65 jaar en ouder, 2004) is een reeks vragen opgenomen die een indruk geven van de gemoedstoestand in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek: zenuwachtig zijn, in de put zitten, zich kalm en rustig voelen, somber en neerslachtig zijn en zich gelukkig voelen. 

 

Tabel 2.11. Gemoedstoestand in de vier weken voor het onderzoek onder Delftse volwassenen en ouderen, naar geslacht, in vergelijking met de regio Zuid-Holland West.

 

18-64 jaar

65 jaar en ouder

 

man

vrouw

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

man

vrouw

Totaal

Delft

Totaal

ZHW

Niet gelukkig

24%

29%

26%

22%

15%

31%

24%

20%

Niet kalm en rustig

21%

30%

25%

20%

18%

34%

27%

22%

Zenuwachtig

7%

13%

9%

8%

4%

13%

9%

8%

Somber en neerslachtig

8%

14%

11%

8%

4%

10%

7%

6%

In de put

5%

7%

6%

5%

3%

5%

4%

4%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

Op basis  van deze vijf vragen kan een score kan worden berekend voor de psychische gezondheid (Mental Health Inventory of MHI-5). Dit is een score tussen 0 en 100, die internationaal gebruikt wordt en de mogelijkheid geeft een vergelijking te maken met andere populaties. Volwassenen in Delft hebben gemiddeld een MHI van 74, volwassenen in de regio Zuid-Holland West hebben gemiddeld een score van 76. Landelijke gemiddelde is een score van 79 (CBS Statline). Voor zelfstandig wonende ouderen was de gemiddelde MHI-score in Delft 76, in ZHW 78 en landelijk 80.

 

De score kan ingedeeld worden in categorieën van psychische gezondheid, waarbij driekwart van de Delftse volwassenen (76%) psychisch gezond is (regio ZHW: 81%), 14% psychisch licht ongezond, 6% psychisch matig ongezond en 3% psychisch ernstig ongezond.

Er zijn verschillen tussen gemeenten in het percentage volwassenen dat (matig of ernstig) psychisch ongezond is. In Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp is het percentage relatief laag en in Delft relatief hoog, ook als gecorrigeerd wordt voor de effecten van geslacht en opleidingsniveau.

 

Tabel  2.12. Psychische gezondheid onder volwassenen in Delft, naar geslacht.

 

man

vrouw

totaal

ZHW

Psychisch gezond

80%

71%

76%

81%

Psychisch licht ongezond

13%

16%

14%

12%

Psychisch matig ongezond

6%

8%

6%

4%

Psychisch ernstig ongezond

1%

5%

3%

3%

ZHW: GGD-regio Zuid-Holland West.

 

 

Rondkomen met het inkomen, schulden

Van de volwassenen in Delft kan bijna driekwart goed rondkomen van het inkomen. Een op de vijf heeft enige moeite met rondkomen en 9% heeft grote moeite met rondkomen. Ongeacht inkomen, hebben vrouwen vaker dan mannen, en jongere volwassenen vaker dan oudere volwassenen, moeite met rondkomen. In de regio Zuid-Holland West is het percentage volwassenen dat moeite heeft met rondkomen het hoogst in Delft (29%), Zoetermeer (29%) en Rijswijk (28%) en het laagst in Midden-Delfland (15%) en Pijnacker-Nootdorp (18%) en Westland (19%). Hierbij is gecorrigeerd voor effecten van geslacht, leeftijd en inkomen. Autochtonen hebben minder moeite met rondkomen dan mensen van allochtone komaf, onafhankelijk van geslacht, leeftijd en inkomen.

 

Tabel 2.13. Moeite met rondkomen onder volwassenen in Delft en Zuid-Holland West, naar geslacht.

Heeft u het afgelopen jaar moeite gehad om van het inkomen van uw huishouden rond te komen?

man

vrouw

totaal

ZHW

nee, geen moeite

40%

33%

37%

41%

nee, geen moeite, maar ik moet wel opletten op mijn uitgaven

34%

35%

35%

35%

ja, enige moeite

18%

22%

20%

18%

ja, grote moeite

7%

10%

9%

7%

 

Een op de zeven volwassenen in Delft heeft een schuld (bijvoorbeeld een huurschuld, betalingsachterstand van winkelpas, kopen op afbetaling, aflossen van lening. Een hypotheek telt hierbij niet mee). 6% van de volwassenen heeft meer dan drie soorten schulden. In onderstaande tabel staan een aantal karakteristieken die de ernst van de schulden beschrijven.

 

Schulden onder de volwassen populatie van Delft

Meer dan drie soorten schulden

6%

Betalingsachterstand die 12 maanden of langer heeft geduurd

3%

Betalingsachterstand groter dan € 1.000.-

6%

Ten minste 1 betalingsachterstand die respondent niet zelfstandig binnen 12 maanden op kan lossen

4%

Betalingsachterstand waarvoor respondent hulp heeft gevraagd bij hulpverleningsinstanties

2%

 

Op grond van deze vijf criteria kan een indeling worden gemaakt in risicovolle schulden en problematische schulden en of er hulp nodig is om deze schulden op te lossen. Zes procent van de volwassenen heeft een risicovolle, en negen procent een problematische schuld. Zes procent van de volwassenen heeft mogelijk hulp nodig met het aflossen van een problematische schuld.

 


Tabel 2.14. Schulden onder volwassenen in Delft en Zuid-Holland West *.

 

Delft

ZHW

Geen schuld

85%

90%

Risicovolle schuld

6%

4%

Problematische schuld

2%

2%

Problematische schuld, hulp nodig

6%

3%

* niet opgesplitst naar geslacht, omdat het aantal respondenten met schulden hiervoor te klein is.

 

Uit gegevens voor de hele regio Zuid-Holland West blijkt dat opleiding en inkomen onafhankelijk van elkaar samenhangen met het hebben van schulden. Bij de lage inkomensgroepen (beneden modaal) is er geen verschil tussen lager en hoger opgeleiden, bij de hoge inkomensgroepen (boven modaal) neemt het percentage volwassenen met schulden af naarmate de opleiding hoger is.

Ongeacht leeftijd, opleiding en inkomen hebben volwassenen die moeite hebben met rondkomen vaker schulden dan volwassenen die geen moeite hebben met rondkomen (28% versus 4%). In Delft, Rijswijk en Zoetermeer zijn relatief veel volwassenen met schulden en in Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp relatief weinig, ook als voor effecten van leeftijd, opleiding en inkomen wordt gecorrigeerd.

 

 


DEEL 3: Kwetsbare groepen uit koppeling van cliëntenbestanden

 

 

Inleiding

Het doel van deze eerste monitor was onder meer om te beoordelen of het mogelijkheid was de grootte van een aantal kwetsbare groepen te schatten, uitgaande van cliëntregistraties van betrokken organisaties. Hiertoe zijn door verschillende instellingen cliëntgegevens aangeleverd van mensen uit een aantal kwetsbare groepen.

 

De volgende kwetsbare groepen zijn voor de monitor bekeken:

 

Methode

Aan de verschillende organisaties is gevraagd over 2005, en zo mogelijk ook over 2004 en 2003 gegevens aan te leveren op persoons­niveau, met als minimale informatie geboortedatum, geslacht en de kwetsbare groep(-en) waartoe de persoon behoort. Waar haalbaar werd gevraagd de informatie te leveren voor het gehele DWO gebied. Er werd gevraagd om aanvullende informatie,  indien deze beschikbaar was: een indicator voor woonplaats (viercijferige postcode, woonplaats), bekendheid met andere instellingen (bijvoorbeeld via verwijzing naar, doorverwezen door) en een relevante indicator om de problematiek beter te beschrijven (bijvoorbeeld primair middel bij verslaving). Door een aantal organisaties werd (ongevraagd) tevens de achternaam van de cliënt geleverd, in dat geval ontbrak meestal een ander cruciaal gegeven (geboortedatum of geslacht). Bij diverse instellingen is de kwetsbare groep waartoe cliënt behoorde niet door de instelling beschreven maar afgeleid van de geleverde gegevens met betrekking tot bijvoorbeeld diagnose of problematiek. Instellingen zijn op de hoogte gebracht van deze bewerking en hebben gelegenheid gekregen hierop te reageren.

 

Resultaten

Het bleek voor organisatie in het algemeen niet mogelijk gegevens te verstrekken uit eerdere jaren dan 2005.

In praktijk bleek het voor de ene organisatie eenvoudiger dan voor de andere om de bedoelde gegevens aan te leveren. Dit had te maken met:

 

De aangeleverde gegevens varieerden van een papieren presentielijst met alleen namen en enige mondelinge toelichting, tot Excel-bestanden met uitgebreide informatie per cliënt inclusief woonsituatie, bekendheid met andere organisaties en informatie over meerdere kwetsbare groepen.

Een aantal instellingen kon, vanwege de aard van het werk, complete cliëntenbestanden aanleveren (bijvoorbeeld als alle cliënten een vorm van verslaving hebben), andere organisaties hebben handmatig cliëntenbestanden doorgenomen om op individuele basis aan te geven of de betreffende cliënt beschouwd kan worden als deel uitmakend van een of meer kwetsbare groepen.

 

Gelukkig hebben een groot aantal organisaties gegevens kunnen en willen aanleveren.

In de bijlagen van dit rapport worden de verschillende instellingen en de aangeleverde gegevens apart besproken. Daarnaast zijn de gegevens van de verschillende organisaties bij elkaar gebracht en voor zover mogelijk aan elkaar gekoppeld, zodat meer duidelijk is verkregen over de overlap tussen organisaties. Personen kunnen uiteraard bij meerdere organisaties in beeld zijn en ook  tot meerdere van de kwetsbare groepen behoren.

Om te beoordelen of informatie vanuit meerdere bronnen de zelfde persoon kunnen betreffen is zoals gezegd gebruik gemaakt van geslacht en geboortedatum, en zo mogelijk ook (gedeeltelijke) postcode of woonplaats of andere gegevens die bekend waren.

 

Zoals gezegd worden in de bijlagen de bevindingen voor iedere instelling afzonderlijk gepresenteerd. Hieronder worden de resultaten besproken zoals ze uit koppeling van de verschillende instanties ontstaan, waarbij de geleverde gegevens zijn beperkt tot die welke afkomstig zijn uit het DWO gebied.

 

Totaal aantal kwetsbare personen

In het totaal zijn gegevens van 1870 personen door de verschillende organisaties aangemeld, waarvan er 1818 daadwerkelijk in 2005 zijn gezien. De meeste cliëntgegevens waren afkomstig van Parnassia Verslavingszorg (n=800).

 

Tabel 3.1.: aantal cliënten uit kwetsbare groepen in het DWO-gebied dat door verschillende instanties is gemeld over het jaar 2005.

Organisatie

Aantal personen aangeleverd:

Parnassia Verslavingszorg

800

Dienstencentrum Over de Brug (DodB)

217

Meldpunt Bezorgd?

124

GGZ_ACT

115

Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld

102

Nachtopvang

99

GGZ_detox

94

Gemeente Delft (daklozenuitkeringen)

80

Kwadraad

77

GGZ_MBT

41

Maatzorg/De Werven

30

Woonbegeleiding

21

GGD Zuid-Holland West

18

Total

1818

 

Unieke personen

Handmatige beoordeling van dubbel voorkomende geboortedatum/geslacht combinaties op basis van aanvullende informatie (naam , postcode/woonplaats, type kwetsbare groep, bekendheid bij andere instellingen etc) leverde in totaal 1525 verschillende personen. Van 22 cliënten was noch een geboortedatum noch een geslacht bekend, bij 61 ontbrak alleen het geslacht en bij 106 ontbrak alleen de geboortedatum. Met behulp van de achternaam kon voor een aantal cliënten toch worden bepaald dat deze bij meer dan een instelling in beeld waren.

 

Aantal organisaties per persoon

Van de 1525 unieke personen waren er 1317 aangeleverd door één enkele organisatie. 208 waren door twee of meer organisaties aangeleverd (of een enkele keer tweemaal door dezelfde organisatie), 2 personen kwamen zelfs in bestanden van 5 organisaties voor.

 

Totaal overzicht kwetsbare groepen in de DWO-regio

Van alle 1525 personen was bekend dat zij tot minimaal één kwetsbare groep behoorden. Door sommige organisaties kon worden aangegeven dat dezelfde persoon tot meerdere groepen behoorde (bijvoorbeeld dakloos en verslaafd; alcohol- en drugsverslaafd). Soms kon op grond van geboortedatum, geslacht en andere identificerende informatie worden geconcludeerd dat een persoon tot meerdere groepen behoorde. Op basis van de extra informatie die door de meeste organisaties werd geleverd kon ook onderscheid gemaakt worden in subgroepen binnen de kwetsbare hoofdgroepen (bijvoorbeeld harddrugs- of softdrugsverslaafd). In het totaal maakten 232 personen deel uit van twee of meer kwetsbare groepen (waarbij alcohol- en drugsverslaving als één groep is beschouwd)

 

In de volgende tabel is het aantal personen weergegeven dat deel uitmaakt van de benoemde kwetsbare groepen.

 


Tabel 3.2. Grootte van een aantal kwetsbare groepen in de DWO-regio, voor zover in het jaar 2005 bekend bij instanties.

Kwetsbare groep:

Aantal

Percentage

van totaal

verslaafd

944

62%

            verslaafd aan alcohol

611

40%

            verslaafd aan drugs

423

28%

                        verslaafd aan harddrugs

285

19%

                        verslaafd aan softdrugs

230

15%

            verslaafd aan gokken

35

2%

dak- of thuisloos

338

22%

            feitelijk dakloos*

299

20%

            residentieel dakloos**

28

2%

zorgwekkende zorgmijder

323

21%

slachtoffer van huiselijk geweld

193

13%

Totaal

1525

 

*Feitelijk dak- en thuislozen: verblijven buiten, op straat of in de (laagdrempelige) nachtopvang.

**Residentiële dak- en thuislozen: vaste bewoners van een sociaal pension, daklozeninternaat of beschikt anderszins over een woonruimte in de maatschappelijke opvang.

 

 

Dak- en thuislozen.

Informatie over de thuissituatie is verstrekt door verschillende organisaties. Er is daarbij zoveel mogelijk onderscheid gemaakt tussen feitelijk en residentieel daklozen.

De gehanteerde definitie van dak- en thuislozen is: personen die door financieel-economische, sociale en/of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of te behouden.

Feitelijk dak- en thuislozen: verblijven buiten, op straat of in de (laagdrempelige) nachtopvang.

Residentiële dak- en thuislozen: vaste bewoners van een sociaal pension, daklozeninternaat of beschikt anderszins over een woonruimte in de maatschappelijke opvang.

 

Tabel 3.3. Dak- en thuislozen in het DWO-gebied in 2005, voor zover bekend bij verschillende instellingen.

 

dak- of thuisloos

feitelijk dakloos

residentieel dakloos

 

n

%

n

%

n

%

Dienstencentrum Over de Brug

189

56%

188

63%

13

46%

Nachtopvang

99

29%

99

33%

12

43%

Parnassia Verslavingszorg

92

27%

79

26%

20

71%

gemeente

79

23%

53

18%

6

21%

GGZ_ACT

19

6%

16

5%

4

14%

Meldpunt Bezorgd?

14

4%

13

4%

1

4%

GGZ_detox

7

2%

7

2%

2

7%

Woonbegeleiding

3

1%

2

1%

1

4%

GGZ_MBT

2

1%

2

1%

1

4%

ASHG

1

0%

1

0%

0

0%

Maatzorg

1

0%

0

0%

0

0%

GGD

1

0%

0

0%

1

4%

Kwadraad

0

0%

0

0%

0

0%

Totaal

338

100%

299

100%

28

100%

 

Dak- en thuislozen: betrokken instellingen

Van de 338 dak- en thuislozen in de monitor is het grootste deel ‘aangeleverd’ door Dienstencentrum Over de Brug (56% van de groep is bij hen in beeld). Andere bijdragen komen van de laagdrempelige Nachtopvang (29%), Parnassia Verslavingszorg (27%) en de het bestand van daklozenuitkeringen van de gemeente Delft (23%). Het is duidelijk dat er overlap bestaat tussen de organisaties. Het mogelijk dat een cliënt weliswaar bekend was bij een bepaalde organisatie, maar dat door die organisatie niet de informatie is aangeleverd die het mogelijk maakte de woonsituatie te schetsen. Deze informatie is dan verkregen door de koppeling van cliëntgegevens van verschillende instellingen.

 

Onderscheid in feitelijk en residentieel dakloos is in eerste instantie gemaakt op basis van informatie die door de aanleverende organisaties is geleverd. Aangezien deze informatie door verschillende organisaties over dezelfde persoon kan verschillen (bijvoorbeeld doordat zij de persoon op een verschillend moment in 2005 hebben gezien) is het mogelijk dat dezelfde persoon uiteindelijk als feitelijk en residentieel dakloze bekend wordt. Het overall label ‘dak- en thuisloos’ verandert daarmee overigens niet. De aantallen die per organisatie zijn genoemd kunnen daarmee overigens ook verschillen van de informatie die door die organisatie zelf is geleverd. Iemand die via Dienstencentrum Over de Brug is gekenmerkt als residentieel dakloos kan opduiken feitelijk dakloos in de registratie van de Nachtopvang wanneer daar een of meer nachten zijn verbleven.

 

Onder de feitelijk daklozen in de monitor vallen mensen die bekend zijn bij Over de Brug en waarvan geregistreerd staat dat ze slapen in de laagdrempelige opvang, op straat of bij vrienden/kennissen of familie (188 cliënten). Verder alle mensen die in de Nachtopvang hebben geslapen (99 mensen in 2005, waarvan ongeveer 10% er maar 1 nachtje verbleef).

Vanuit Parnassia is ook iets bekend over de woonsituatie: mensen met als woonsituatie 'Familie/kennissen/relatie' of 'Op straat/zwervend' zijn ook gekenmerkt als feitelijk dakloos (n=58).

Van de 'residentieel daklozen' komen er 13 van Over de brug, zij hebben aangegeven te verblijven in een instelling of 24-uurs opvang. Mensen van Parnassia met bij woonsituatie 'Tehuis dak/thuislozen/soc.pens', 'Pension/kosthuis' of 'GGZ-instelling' zijn beschouwd als residentieel dakloos (n=16).

Verder zijn er nog mensen waarvan via de gemeente bekend is dat zij een daklozenuitkering hebben, zij zijn ingedeeld als 'dak- en thuisloos', maar zijn verder niet ingedeeld als feitelijk of residentieel dak- of thuisloos (tenzij dat bekend is vanuit een van de andere organisaties).

Verder zijn er nog een paar organisaties die nog enkele andere dak- en thuislozen in beeld hebben.

 

Dak- en thuislozen: Overlap tussen organisaties

Dak- en thuislozen zijn bij verschillende organisaties in beeld. Van de mensen die in 2005 bij Dienstencentrum Over de Brug zijn gezien is 25% ook bekend doordat zij een daklozenuitkering krijgen bij de gemeente. Bijna 20% van de als dak- en thuisloos gekenmerkte mensen bij Dienstencentrum Over de Brug is ook op enig moment in beeld geweest bij de Nachtopvang en eenzelfde aantal bij Parnassia Verslavingszorg. Van de mensen die in 2005 hebben geslapen bij de Nachtopvang is 35% ook bekend bij Dienst over de Brug en 24% bij Parnassia Verslavingszorg.

 

Tabel 3.4. Dak- en thuislozen: overlap tussen organisaties

 

DodB

Nachtopvang

Parnassia Verslavingszorg

gemeente

GGZ_ACT

Meldpunt Bezorgd

GGZ_detox

 

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

DodB

189

100%

35

35%

35

38%

48

61%

12

63%

1

7%

4

57%

Nachtopvang

35

19%

99

100%

24

26%

15

19%

12

63%

1

7%

4

57%

Parnassia Versl.

35

19%

24

24%

92

100%

13

16%

12

63%

0

0%

6

86%

gemeente

48

25%

15

15%

13

14%

79

100%

2

11%

0

0%

2

29%

GGZ_ACT

12

6%

12

12%

12

13%

2

3%

19

100%

0

0%

1

14%

Meldp.Bezorgd?

1

1%

1

1%

0

0%

0

0%

0

0%

14

100%

0

0%

GGZ_detox

4

2%

4

4%

6

7%

2

3%

1

5%

0

0%

7

100%

 

Dak- en thuislozen: geslacht, leeftijd en woonplaats.

De cliënten die als dak- of thuisloos zijn gekenmerkt door een of meer van de instellingen zijn voor 88% van het mannelijk geslacht. De leeftijdsopbouw is weergegeven in onderstaande figuur:

 

Figuur 3.1. Leeftijdsverdeling onder dak- en thuislozen in DWO, 2005.

 

De meeste dak- en thuislozen zijn tussen de 31 en 40 jaar oud (gemiddelde leeftijd is 36 jaar).

 

Tabel 3.5. Woonplaats, leeftijd en geslacht

 

dak- of thuisloos

feitelijk dakloos

residentieel dakloos

 

n

%

n

%

n

%

Woonplaats:

 

 

 

 

 

 

Delft

183

54%

173

58%

20

71%

Westland

16

5%

11

4%

7

25%

Oostland

3

1%

3

1%

0

0%

buiten DWO

21

6%

21

7%

1

4%

Onbekend**

115

34%

91

30%

0

0%

Totaal

338

100%

299

100%

28

100%

 

 

 

 

 

 

 

Leeftijd (jaar):

 

 

 

 

 

 

≤20

26

8%

25

9%

3

11%

21-30

73

23%

63

23%

5

19%

31-40

107

34%

90

33%

9

33%

41-50

76

24%

67

24%

9

33%

51-60

29

9%

28

10%

1

4%

61+

2

1%

2

1%

0

0%

 

 

 

 

 

 

 

Geslacht:

 

 

 

 

 

 

man

281

88%

263

88%

25

89%

vrouw

38

12%

36

12%

3

11%

*van een aantal personen ontbreek informatie over leeftijd, geslacht of woonplaats/regio.

**van een groot aantal dak- en thuislozen ontbreekt informatie over de woonplaats. Dit komt omdat grote ‘leveranciers’ zoals de nachtopvang en de gemeente (daklozenuitkeringen) hiervoor geen indicator hadden meegeleverd. Het is uitdrukkelijk niet zo dat iedereen die geen woonplaatsgegevens heeft als dakloos is gekenmerkt.

 

Dak- en thuislozen: Overlap met andere kwetsbare groepen:

Van de dak- of thuisloze mensen (n=338) is 21% verslaafd aan alcohol, 30% is verslaafd aan drugs (in het totaal is 40% verslaafd) en 19% is zorgwekkende zorgmijder.

 

 

 

Verslaafden aan alcohol en drugs

 

Informatie over het al dan niet verslaafd zijn van een cliënt is verstrekt door verschillende organisaties. Er is daarbij, waar mogelijk, onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van verslaving. Zoals blijkt uit onderstaande tabel is er overlap tussen de verschillende vormen van verslaving. Van de mensen met een verslaving aan alcohol is 32% tevens verslaafd aan drugs (21% harddrugs, 18% softdrugs). Van de mensen met een verslaving aan drugs is bijna de helft (46%) ook verslaafd aan alcohol.

 

Tabel 3.6. Samengaan van verschillende soorten verslaving.

 

Verslaafd (totaal)

Verslaafd aan alcohol

Verslaafd aan drugs

Ook verslaafd aan:

n

%

n

%

n

%

alcohol

611

65%

611

100%

196

46%

drugs

423

45%

196

32%

423

100%

gokken

35

4%

8

1%

2

0%

harddrugs

285

30%

129

21%

285

67%

softdrugs

230

24%

108

18%

230

54%

 

Verslaafden: betrokken instellingen en overlap tussen organisaties

Van de 944 mensen met een verslaving in de monitor is het grootste deel ‘aangeleverd’ door Parnassia Verslavingszorg (84% van de groep is bij hen in beeld). Andere belangrijke bijdragen komen van de Dienstencentrum Over de Brug en GGZ_detox (ieder 10%).

 

Tabel 3.7. Verslaafden bekend bij verschillende instellingen in 2005 voor het DWO-gebied.

 

verslaafd

Verslaafd aan alcohol

Verslaafd aan drugs

 

n

%

n

%

n

%

Parnassia Verslavingszorg

790

84%

500

82%

370

87%

DodB

99

10%

55

9%

79

19%

GGZ_detox

94

10%

94

15%

6

1%

GGZ_ACT

31

3%

20

3%

19

4%

Nachtopvang

31

3%

23

4%

21

5%

gemeente

26

3%

15

2%

19

4%

GGZ_MBT

25

3%

16

3%

12

3%

Meldpunt Bezorgd?

22

2%

12

2%

9

2%

Woonbegeleiding

16

2%

10

2%

8

2%

Maatzorg

8

1%

8

1%

1

0%

GGD

6

1%

6

1%

2

0%

ASHG

3

0%

3

0%

2

0%

Kwadraad

1

0%

1

0%

0

0%

Totaal

944

100%

611

100%

423

100%

 

Het is duidelijk dat er overlap bestaat tussen de organisaties. Voor de drie meest betrokken organisaties blijkt dit uit onderstaande tabel:

 

Tabel 3.8. Voor de drie instellingen met de meeste verslaafde cliënten in 2005: overzicht per subgroep van verslaving

 

n

Parnassia

Verslavingszorg

DodB

GGZ_detox

verslaafd

944

84%

10%

10%

         alcohol

611

82%

9%

15%

         drugs

423

87%

19%

1%

            harddrugs

285

94%

18%

1%

            softdrugs

230

82%

24%

1%

         gokken

35

91%

11%

0%

 

Van de mensen met een verslaving aan alcohol die bij Parnassia Verslavingszorg bekend zijn, is 6% ook bij Dienstencentrum Over de Brug bekend en eveneens 6% bij GGZ_detox. Voor mensen met een verslaving aan drugs is dat respectievelijk 11% en 2%. Voor cliënten van Dienstencentrum Over de Brug geldt dat 58% van de mensen met een verslaving aan alcohol ook bekend is bij Parnassia en 9% bij GGZ_detox. Voor de cliënten met een verslaving aan drugs geldt dat voor respectievelijk 51% en 3%. Ten slotte blijken de mensen met een alcoholverslaving die bekend zijn bij GGZ_detox voor 34% ook bekend bij Parnassia en 5% bij Dienstencentrum Over de Brug. Voor cliënten met een verslaving aan drugs geldt dat voor respectievelijk 100% en 33% (hier gaat het slechts om 6 cliënten).

 

Tabel 3.9. Mensen met een verslaving: overlap tussen de belangrijkste organisaties in 2005, naar type verslaving

Ook bekend bij:

Parnassia Verslavingszorg

DodB

GGZ_detox

 

n

%

n

%

n

%

Verslaving totaal

 

 

 

 

 

 

Parnassia Verslavingszorg

790

100%

49

49%

32

34%

DodB

49

6%

99

100%

5

5%

GGZ_detox

32

4%

5

5%

94

100%

 

 

 

 

 

 

 

Verslaving aan alcohol

 

 

 

 

 

 

Parnassia Verslavingszorg

500

100%

32

58%

32

34%

DodB

32

6%

55

100%

5

5%

GGZ_detox

32

6%

5

9%

94

100%

 

 

 

 

 

 

 

Verslaving aan drugs

 

 

 

 

 

 

Parnassia Verslavingszorg

370

100%

40

51%

6

100%

DodB

40

11%

79

100%

2

33%

GGZ_detox

6

2%

2

3%

6

100%

 

 

Mensen met een verslaving: leeftijd, geslacht en woonplaats.

 

Mensen met een verslaving zijn voor ruim driekwart (77%) van het mannelijk geslacht. De verdeling man/vrouw verschilt echter per type verslaving. Het grootste aandeel vrouwen (24%) wordt gevonden onder de cliënten met een alcoholverslaving. Onder cliënten met een gokverslaving is het aandeel vrouwen het kleinst (9%) en onder drugsverslaafden is 17% vrouw.

 

Figuur 3.2. Verdeling naar geslacht onder verschillende groepen verslaafden in DWO, 2005.

 

De leeftijdsopbouw onder mensen met een verslaving is eveneens afhankelijk van type verslaving en is weergegeven in onderstaande figuur. Het aantal cliënten met een alcoholverslaving is het hoogst tussen de 41 en 50 jaar, met een gemiddelde van 43 jaar. De vrouwen zijn gemiddeld ouder (46 jaar) dan de mannen (42 jaar), een verschil dat statistisch significant is. Onder mensen met een drugsverslaving wordt het grootste aantal gevonden in de categorie 31-40 jaar, met een gemiddelde van 36 jaar. Er is geen verschil in leeftijd tussen mannen en vrouwen.

 

Figuur 3.3. Leeftijdsverdeling onder verslaafden in DWO, 2005.

 

 

 

Tabel 3.10. Woonplaats, leeftijd en geslacht

 

verslaafd

verslaafd aan alcohol

verslaafd aan drugs

 

n

%

n

%

n

%

Woonplaats:

 

 

 

 

 

 

Delft

585

62%

358

59%

288

68%

Westland

189

20%

136

22%

60

14%

Oostland

134

14%

101

17%

47

11%

buiten DWO

7

1%

3

0%

5

1%

onbekend

29

3%

13

2%

23

5%

Totaal

944

100%

611

100%

423

100%

 

 

 

 

 

 

 

Leeftijd (jaar):

 

 

 

 

 

 

≤20

35

4%

14

2%

24

6%

21-30

165

18%

80

13%

118

28%

31-40

274

29%

160

26%

143

34%

41-50

263

28%

184

30%

101

24%

51-60

151

16%

127

21%

28

7%

61+

50

5%

44

7%

5

1%

 

 

 

 

 

 

 

Geslacht:

 

 

 

 

 

 

man

721

77%

464

76%

349

83%

vrouw

219

23%

145

24%

72

17%

*van een aantal personen ontbreek informatie over leeftijd, geslacht of woonplaats/regio.

 

Verslaafden: Overlap met andere kwetsbare groepen:

Van de verslaafden is 14% dak- of thuisloos en 11% zorgwekkende zorgmijder. Onder alcoholverslaafden is dat 12% respectievelijk 10%, onder drugsverslaafden is 24% dak- en thuisloos en 14% zorgmijder.

 

 

 


Zorgwekkende zorgmijders

 

De definitie van een zorgwekkende zorgmijder die bij aanvang van het onderzoek is geformuleerd is als volgt:

Zij zijn ernstig in de war en vertonen soms bizar, agressief of ander onaangepast gedrag. Dat gebeurt thuis, zonder dat iemand dat in de gaten heeft, of op straat omdat ze dak- en thuisloos zijn. Velen van hen verzorgen zichzelf nauwelijks en leven geïsoleerd zonder ondersteunend sociaal netwerk. Een deel van de beschreven doelgroep zorgt voor overlast die soms gepaard gaat met criminele handelingen en versterkt daarmee het (negatieve) beeld dat veel mensen van psychiatrische patiënten hebben. Een deel verkommert in eenzaamheid. Het gemeenschappelijk kenmerk van zorgmijders is dat deze geen zorg ontvangen, daar ook niet om vragen maar wel ernstig behoeven.

 

Aangezien uit de aard van het onderzoek volgt dat de cliënt in kwestie uiteindelijk wel ergens in een registratie voorkomt wordt strikt genomen niet aan de definitie voldaan. Toch was het voor dit onderzoek wel min of meer duidelijk welke cliënten met zorgwekkende zorgmijders werden bedoeld. Het zijn in principe bovengenoemde cliënten, maar waar men extreem veel moeite voor heeft moeten doen om ze in zorg te krijgen en te houden.

Hoewel vrijwel geen enkele organisatie bovengenoemde cliënten rechtstreeks uit een registratie kan halen is in overleg besloten welke mensen tot die groep gerekend zouden kunnen worden. Voor cliënten van het ACT-team was dit min of meer duidelijk: vanuit de aard van het werk van het ACT-team werden alle cliënten beschouwd als zorgmijders. Bij andere organisaties zoals Dienstencentrum Over de Brug, GGD ZHW en Meldpunt bezorgd? zijn mensen op basis van criteria als ‘psychosociale problematiek’ ‘vervuiling’ ‘zelfverwaarlozing en ’isolement’ ingedeeld als zorgmijder.

 

Zorgwekkende zorgmijders: betrokken instellingen en overlap tussen organisaties

 

Van de 323 mensen die werden gekarakteriseerd als zorgwekkende zorgmijders in deze monitor is ongeveer eenderde bekend bij het ACT-team en eenderde bij Meldpunt Bezorgd?. Andere instellingen die de zorgmijders in het cliëntenbestand hebben zijn Dienstencentrum Over de Brug, Parnassia Verslavingszorg en het MBT-team van GGZ Delfland. Overigens heeft Parnassia zelf geen gegevens verstrekt over het eventueel ‘zorgmijderschap’ van de cliënten, maar doordat zorgmijders vaak verslaafd zijn (zie later) zijn zij ook bij Parnassia in beeld. Naast genoemde organisaties is er nog een keur aan organisaties die zorgmijders zien, zoals de laagdrempelige nachtopvang.

 

Tabel 3.11. Zorgwekkende zorgmijders in het DWO-gebied, in 2005 bekend bij verschillende instellingen.

 

Zorgwekkende zorgmijders

 

n

%

GGZ_ACT

114

35%

Meldpunt Bezorgd?

108

33%

DodB

54

17%

Parnassia Verslavingszorg

52

16%

GGZ_MBT

41

13%

Nachtopvang

21

7%

GGD

17

5%

GGZ_detox

12

4%

gemeente

11

3%

Woonbegeleiding

11

3%

Maatzorg

7

2%

Kwadraad

0

0%

ASHG

0

0%

Totaal

323

100%

 

Het is duidelijk dat er overlap bestaat tussen de organisaties. Voor de meest betrokken organisaties blijkt dit uit onderstaande tabel.

Het valt op dat er relatief veel overlap is tussen Parnassia en diverse andere organisaties. Verder valt op dat Meldpunt Bezorgd? en de GGD juist erg weinig overlap hebben met de andere organisaties. Voor het meldpunt heeft dit wellicht te maken met het feit dat men in 2005 net van start was gegaan en ook het aantal meldingen voor de monitor over 2005 nog niet compleet was. Ook latere rapportages van het meldpunt geven echter het beeld dat de echte zorgmijders er (nog) niet op een vergelijkbare wijze in beeld zijn als bij andere meldpunten. De GGD ziet in het DWO-gebied de zorgmijders vooral in situaties van vervuilingen.

 

Tabel 3.12. Overlap tussen instellingen in Delft/DWO op het gebied van zorgmijders in 2005.

 

GGZ_ACT

Meldpunt Bezorgd?

DodB

Parnassia Verslavingszorg

GGZ_MBT

Nachtopvang

GGD

 

(n=114)

(n=108)

(n=54)

(n=52)

(n=41)

(n=21)

(n=17)

GGZ_ACT

100%

3%

22%

46%

5%

57%

0%

Meldpunt Bezorgd?

3%

100%

2%

8%

0%

5%

6%

DodB

11%

1%

100%

40%

5%

67%

0%

Parnassia Verslavingszorg

21%

4%

39%

100%

24%

52%

12%

GGZ_MBT

2%

0%

4%

19%

100%

10%

0%

Nachtopvang

11%

1%

26%

21%

5%

100%

0%

GGD

0%

1%

0%

4%

0%

0%

100%

Totaal

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

 

 

 

Zorgmijders: leeftijd, geslacht en woonplaats.

Eenderde van de mensen die zijn gekarakteriseerd als ‘zorgwekkende zorgmijder’ is vrouw.

De leeftijdsopbouw van de zorgmijders (mannen en vrouwen samen) vertoont een top tussen de 41 en 50 jaar. De gemiddelde leeftijd is 44 jaar. De vrouwen zijn gemiddeld ouder (47 jaar) dan de mannen (42 jaar), een verschil dat statistisch significant is.

 

Figuur 3.4. Leeftijdsverdeling onder zorgmijders in DWO, 2005.

 

 

 

Tabel 3.13. Woonplaats, leeftijd en geslacht van zorgwekkende zorgmijders in het DWO-gebied, voor zover in 2005 bekend bij een of meer instellingen.

 

Zorgwekkende zorgmijder

 

n

%

Woonplaats:

 

 

Delft

202

63%

Westland

10

3%

Oostland

12

4%

buiten DWO

5

2%

onbekend

94

29%

Totaal

323

100%

 

 

 

Leeftijd (jaar):

 

 

≤20

8

3%

21-30

45

16%

31-40

73

26%

41-50

76

27%

51-60

44

16%

61+

34

12%

 

 

 

Geslacht:

 

 

man

212

68%

vrouw

102

32%

*van een aantal personen ontbreek informatie over leeftijd, geslacht of woonplaats/regio.

 

Zorgmijders: Overlap met andere kwetsbare groepen:

Van de zorgmijders is 32% verslaafd: 19% aan alcohol en 18% aan drugs. 20% is dak- of thuisloos.

 

 

Slachtoffers van huiselijk geweld

 

De schatting van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in de regio is voornamelijk gebaseerd op meldingen hij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld en de meldingen bij Kwadraad waarvan bekend was dat huiselijk geweld er een rol speelde. De politie kon geen gegevens verstrekken op persoonsniveau. Daderhulpverlening De Waag gaf aan niet specifiek de meldingen te kunnen verstrekken met huiselijk geweld als verwijzingsreden.

 

 

Slachtoffers van huiselijk geweld: betrokken instellingen en overlap tussen organisaties

 

Van de 193 mensen die werden gekarakteriseerd als slachtoffers van huiselijk geweld in deze monitor is ruim de helft bekend bij het ASHG, 40% bij Kwadraad en nog een aantal gevallen bij Maatzorg en Meldpunt Bezorgd? en Parnassia

 

Tabel 3.14. Slachtoffers van huiselijk geweld bekend bij verschillende instellingen.

 

Slachtoffers van huiselijk geweld

 

n

%

ASHG

100

52%

Kwadraad

77

40%

Maatzorg

16

8%

Meldpunt Bezorgd?

14

7%

Parnassia Verslavingszorg

4

2%

DodB

1

1%

Totaal

193

100%

 

Er is geringe overlap tussen de organisaties. Van de meldingen bij het ASHG is 9% ook bekend bij Kwadraad. Andersom is van de cliënten van Kwadraad waar huiselijk geweld een rol speelt 12% bekend bij het ASHG. De meldingen door Maatzorg komen nauwelijks voor bij het ASHG of Kwadraad.

 


Tabel 3.15. Overlap tussen instellingen in Delft/DWO met betrekking tot huiselijk geweld in 2005.

 

ASHG

Kwadraad

Maatzorg

Meldpunt Bezorgd?

 

(n=100)

(n=77)

(n=16)

(n=14)

ASHG

100%

12%

6%

21%

Kwadraad

9%

100%

6%

0%

Maatzorg

1%

1%

100%

0%

Meldpunt Bezorgd?

3%

0%

0%

100%

 

Slachtoffers van huiselijk geweld: leeftijd, geslacht en woonplaats.

Van een belangrijk deel van de slachtoffers huiselijk geweld ontbreekt informatie over het geslacht, omdat deze door het ASHG niet is aangeleverd.Van de overige slachtoffers van huiselijk geweld is 84% vrouw.  De gemiddelde leeftijd ligt op 40 jaar.

Figuur 3.5. Leeftijdsverdeling onder slachtoffers van huiselijk geweld in DWO, 2005

 

Tabel 3.16. Woonplaats, leeftijd en geslacht van slachtoffers van huiselijk geweld in het DWO gebied, voor zover in 2005 bekend bij een of meer instellingen.

 

Slachtoffers huiselijk geweld

 

n

%

Woonplaats:

 

 

Delft

119

62%

Westland

48

25%

Oostland

26

13%

buiten DWO

0

0%

onbekend

0

0%

Totaal

193

100%

 

 

 

Leeftijd (jaar):

 

 

≤20

6

3%

21-30

27

16%

31-40

55

32%

41-50

56

33%

51-60

16

9%

61+

12

7%

 

 

 

Geslacht:

 

 

man

17

16%

vrouw

89

84%

Geslacht niet bekend:

87

 

*van een aantal personen ontbreek informatie over leeftijd, geslacht of woonplaats/regio.


Discussie en evaluatie

 

Deze eerste Monitor OGGZ Delft/DWO schetst een beeld van de grootte en problematiek van een aantal kwetsbare groepen in Delft en het DWO gebied. In eerste instantie is dit gedaan vanuit overwegend landelijke publicaties (deel 1). Hierbij is de grootte van de kwetsbare groepen geëxtrapoleerd aan de hand van de inwoneraantallen van de gemeente Delft en de gemeentes die samen het DWO gebied vormen, op basis van specifieke cijfers voor de omvang van kwetsbare groepen in gemeentes met een bepaalde omvang uit landelijke rapporten. Ook de aard van de problematiek en de risicofactoren die kunnen leiden tot de problematiek zijn beschreven op grond van bevindingen in landelijk onderzoek (deel 1).

 

Vervolgens is geschetst wat bekend is over het vóórkomen van een aantal van deze risicofactoren in Delft en de GGD-regio Zuid-Holland West, op basis van gezondheidsenquêtes die recent door de GGD zijn uitgevoerd (deel 2).

 

Ten derde is in kaart gebracht in hoeverre het mogelijk is met hulp van diverse instellingen in de regio een beeld te krijgen van de grootte van de kwetsbare groepen, voor zover cliënten daar in beeld zijn (deel 3). Naast een beschrijving van de bevindingen per organisatie (in de bijlagen) is geprobeerd de gegevens van verschillende instellingen aan elkaar te koppelen om zo overlap tussen organisaties te herkennen. Voor de verschillende kwetsbare groepen is tenslotte een beschrijving gegeven van de grootte van de groep en een aantal kenmerken (subgroepen, leeftijd, geslacht, woonplaats).

 

In deze discussie wordt een aantal kritische kanttekeningen gezet bij het hele proces om te komen tot een overzicht van de grootte van de kwetsbare groepen in Delft/DWO. Desondanks zijn in de regio middels dit onderzoek voor de eerste keer van bijna alle regionale organisaties die zich bezighouden met deze kwetsbare groepen gelijktijdig gegevens verzameld, naast elkaar gelegd en geanalyseerd. Veel extra informatie is hierdoor boven tafel gekomen.

 

 

Omvang kwetsbare groepen in 2005: registraties versus extrapolaties

 

 

Door het gebruik van zowel extrapolatie van landelijke cijfers als koppeling van cliëntenbestanden worden moeilijk toegankelijke gegevens beschikbaar gemaakt. Er zijn in het algemeen echter een aantal opmerkingen over beide methodes te maken:

 

Extrapolatie van gegevens

·         Bij de uitgevoerde extrapolaties wordt uitgegaan van het inwonertal van de gemeentes. Bij categorieën van gemeente-grootte worden in de literatuur kengetallen gegeven voor het aantal mensen (per 10.000 inwoners) dat tot een bepaalde groep behoort. Die kengetallen zijn hoger naarmate de gemeente groter is. Daardoor heeft een gemeente als Westland op het moment dat deze nog zou bestaan uit vijf kleine gemeentes een heel ander geschat aantal kwetsbaren dan op het moment dat de gemeente als een geheel wordt beschouwd. Met andere woorden, de kengetallen houden geen rekening met de mate van stedelijkheid van de gemeente.

 

Koppeling van cliëntenbestanden

·         Bij de beschrijving van de resultaten van koppeling van gegevensbestanden wordt er van uitgegaan dat het totale bestand (betrekkelijk) compleet is, en dat dubbelingen van personen en instanties bekend zijn. Verderop wordt hier nader op ingegaan

 

Vergelijking van extrapolatie en koppeling van registraties

·         Gegevens uit de koppeling van registraties hebben allemaal betrekking op het totaal aantal mensen dat is gezien in het jaar waarop de koppeling betrekking heeft. Bij de extrapolaties worden cijfers gebruikt die soms betrekking hebben op een kort moment, soms op een heel jaar.

 

 

Dak- en thuislozen

Het aantal dak- en thuislozen uit extrapolatie verschilde per gebruikte bron. Voor de gemeente Delft werd op basis van het rapport “Zwerven in de 21ste eeuw’ het aantal dak- en thuislozen geschat op 133, op basis van het rapport ‘Verkommerden en Verloederden’ op 135. Voor het hele DWO-gebied kwam de extrapolatie uit op 171 respectievelijk 354 dak- en thuislozen. Dit laatste verschil was met name te wijten aan het feit dat het eerste rapport wel aparte cijfers levert voor centrumgemeenten en niet-centrumgemeenten, het tweede rapport doet dat niet. De grote gemeente Westland telt daardoor in het tweede rapport net zo zwaar mee als centrumgemeente Delft. Hier doet zich dus bovengenoemd probleem bij extrapolatie voor.

Uit de koppeling van registraties van verschillende instellingen in het DWO-gebied blijkt dat er in 2005 zo’n 338 dak- en thuislozen in beeld zijn (geweest). Omdat van een groot aantal dak- en thuislozen geen informatie is verkregen over de woon/verblijfplaats is het moeilijk om een onderverdeling te maken naar Delft, Westland en Oostland. Het aantal van 338 dak- en thuislozen komt aardig overeen met de schatting van 354 dak- en thuislozen op grond van extrapolatie op basis van het rapport Verkommerden en Verloederden, maar is veel hoger dan de andere schatting van 171 op basis van Zwerven in de 21ste eeuw.

Met betrekking tot de schatting van het aantal dak- en thuislozen in het DWO-gebied kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:

§         Uit de koppeling van registraties blijkt dat 88% van de dak- en thuislozen van het mannelijk geslacht is. De gemiddelde leeftijd is 36 jaar. In het landelijk onderzoek “Zwerven in de 21ste eeuw’ was 87% man en was de gemiddelde leeftijd 39 jaar.

§         Het aantal van 338 dak- en thuislozen heeft betrekking op heel 2005. In het rapport van Verkommerden en Verloederden is expliciet gevraagd naar het aantal op een bepaald moment. Het rapport Zwerven in de 21ste eeuw is hier minder duidelijk over. Het maakt nogal wat uit of geteld wordt hoeveel mensen er op een bepaalde datum in de regio als dak- en thuisloos worden beschouwd, of dat dat over het hele jaar wordt bekeken. Ter illustratie: van de 99 cliënten die de nachtopvang hebben bezocht in 2005 kunnen er hooguit 12 tegelijkertijd hebben geslapen. Bovendien heeft ongeveer 10% er maar één nacht vertoefd. Het alternatief om voor een eventuele volgende peiling een specifieke datum of korte periode te prikken om zo de vergelijkbaarheid met landelijke rapporten te verbeteren biedt niet alleen voordelen. Juist voor organisaties als de nachtopvang (maar ook bijvoorbeeld de Meldpunten en de GGD) wordt dan een erg incompleet en bovendien seizoensafhankelijk beeld verkregen. Voor behandelende organisaties als Parnassia en GGZ Delfland is het relatief eenvoudig om betrouwbare gegevens te verstrekken over een korte periode, voor Over De Brug juist weer niet aangezien cliënten er soms weken niet komen en dan weer verschijnen. Voor organisaties met een stabiel cliëntenbestand en regelmatige contacten zoals de thuiszorg (Maatzorg/ De Werven) en Woonbegeleiding zal het verschil tussen een peiling over een korte periode of een heel jaar juist weer niet veel uitmaken. Het is daarom eenvoudiger en nauwkeuriger om aantallen per jaar te blijven registreren in de toekomst en bij vergelijking met landelijke gegevens zich bewust te zijn van verschillen in methode. Als in de cliëntenregistraties ook inzichtelijk is te maken wanneer welke cliënt gezien is, is het ook mogelijk over kortere periodes gegevens te verschaffen.

§         Er is nog onvoldoende informatie over de residentieel daklozen (thuislozen) die onderdak hebben in een sociaal pension. Het aantal dak- en thuislozen in de regio DWO is daardoor waarschijnlijk nog wat hoger.

 

 

Verslaafden aan alcohol en drugs.

Het door middel van extrapolatie geschatte aantal verslaafden aan alcohol en drugs is gebaseerd op de nieuwste Kerncijfers van het LADIS, die, net als de monitor, betrekking hebben op het hele jaar 2005. Landelijk was het aantal hulpvragers op 1 januari 2005 46.228, terwijl gedurende het hele jaar 2005 er 67.095 in behandeling zijn geweest. De cijfers die gebruikt zijn in de extrapolatie hebben betrekking op de hulpvraag gedurende het gehele jaar 2005 en zijn daarom beter vergelijkbaar met de bevindingen in de regio DWO dan de cijfers over de dak- en thuislozen (tabel 4.1.).

De meest nauwkeurige extrapolatie houdt rekening met de grootte van de gemeentes. Uit deze extrapolatie blijkt dat in Delft en de DWO regio respectievelijk 413 en 1070 verslaafden in zorg zijn. Uit de koppeling van registraties blijkt een aantal van 585 in Delft en 944 in de totale DWO-regio. Voor verslaafden aan alcohol levert de extrapolatie aantallen van 211 cliënten in Delft en 552 in heel DWO; de koppeling van registraties komt uit op 358 in Delft en 611 in heel DWO. Ten slotte is bij extrapolatie het aantal verslaafden aan drugs 175 (Delft) en 432 (DWO) en uit registraties 288 in Delft en 423 in DWO. Het valt op dat de aantallen op basis van extrapolatie goed overeen komen met de aantallen op basis van administraties, vooral voor het hele DWO gebied.

 

Tabel 4.1. Aantal verslaafden gebaseerd op extrapolatie uit de Kerncijfers 2005 en uit de koppeling van cliëntenbestanden.

 

Delft

DWO

Verslaafden totaal

 

 

Extrapolatie

413

1070

Koppeling

585

944

 

 

 

Verslaafden alcohol

 

 

Extrapolatie

211

552

Koppeling

538

611

 

 

 

Verslaafden drugs

 

 

Extrapolatie

175

432

Koppeling

288

423

 

§         Dat in de gemeente Delft in het algemeen meer verslaafden worden gevonden dan op basis van de extrapolatie verwacht kan komen door het feit dat Delft een centrumgemeente is wat een aanzuigende werking tot gevolg heeft. Daardoor heeft Delft misschien meer verslaafden dan op basis van de grootte van de gemeente zou worden verwacht. Aangezien de andere ‘grote’ gemeente Westland vanwege zijn landelijk karakter juist minder verslaafden heeft dan op basis van de gemeentegrootte was verwacht komt het aantal voor het hele DWO gebied toch redelijk overeen met de verwachting.

§         Een verschil in de extrapolatie en de koppeling van bestanden is dat in de Kerncijfers van het LADIS gegevens worden gepresenteerd over het primaire middel, terwijl in de koppeling dit onderscheid naar primair en secundair niet is gemaakt.

§         De aantallen van het LADIS zijn gebaseerd op de zorgvraag bij een groot aantal instellingen. Parnassia en GGZ-Delfland (detox) zullen daar zeker een bijdrage aan hebben geleverd. In de koppeling van registraties in het kader van de monitor komen echter ook meldingen van cliënten met een verslaving uit instellingen die daar alleen signaleren en niet de zorg verlenen zoals Dienstencentrum Over de Brug en Maatzorg/De Werven. Wat dat betreft is het ook niet verwonderlijk als aantallen wat hoger uitvallen dan uit de extrapolatie blijkt.

§         Onder de mensen met een verslaving was bij de koppeling van registraties  23% van het vrouwelijk geslacht, landelijk was dat 22%. Het grootste aandeel vrouwen wordt gevonden onder de cliënten met een alcoholverslaving (in de koppeling: 24%, landelijk 25%). Onder cliënten met een gokverslaving is het aandeel vrouwen het kleinst (in de koppeling 9%, landelijk 11%) en onder drugsverslaafden is in de koppeling 17% vrouw (landelijk 19%).

§         Het aantal cliënten met een alcoholverslaving is het hoogst tussen de 41 en 50 jaar, met een gemiddelde van 43 jaar. De vrouwen zijn gemiddeld ouder (46 jaar) dan de mannen (42 jaar), een verschil dat statistisch significant is. Onder mensen met een drugsverslaving wordt het grootste aantal gevonden in de categorie 31-40 jaar, met een gemiddelde van 36 jaar. Er is geen verschil in leeftijd tussen mannen en vrouwen. In de Kerncijfers 2005 van het LADIS worden geen cijfers gepresenteerd over de leeftijd van alle cliënten met een zorgvraag in 2005, alleen over de mensen die zich in 2005 voor het eerst hebben aangemeld. Onder die mensen is de gemiddelde leeftijd landelijk 40 jaar (vrouwen 42, mannen 40 jaar), hetgeen vijf jaar ouder is dan tien jaar geleden. In de Kerncijfers wordt dan ook aangeraden om zich meer en meer toe te leggen op de ‘vergrijzende’ verslaafde en daarvoor passende maatregelen te treffen.

 

 

Zorgwekkende zorgmijders

De extrapolatie van het aantal zorgwekkende zorgmijders is gedaan aan de hand van het rapport ‘Verkommerden en Verloederden’. Hoewel de omschrijving die in dat rapport werd gehanteerd wel wat verschilde van de beschrijving van zorgmijders in het monitoronderzoek waren de resultaten in dezelfde orde van grootte. Uit de extrapolatie bleek dat voor Delft en DWO respectievelijk169 en 442 zorgwekkende zorgmijders te verwachten waren. Uit de koppeling van registraties in de regio is een aantal van 202 zorgmijders in Delft en 323 in heel DWO gevonden. Opvallend is overigens dat in het rapport Verkommerden en Verloederden wordt uitgegaan van 80% dakloosheid onder deze groep. Uit de koppeling van registraties blijkt dat maar van 20% bekend is dat ze óók dakloos zijn. Dat betekent niet noodzakelijk dat het hier toch een heel andere groep betreft: een van de organisaties die veel zorgwekkende zorgmijders heeft ‘aangeleverd’ (GGZ Delfland: ACT-team) heeft geen gegevens geleverd over de woonsituatie van de cliënt.

§         Uit het rapport over Verkommerden en Verloederden blijkt dat 20% vrouw is. Onder de zorgwekkende zorgmijders in de koppeling van registraties blijkt dit 32% te zijn. Er werden relatief veel vrouwelijke zorgmijders aangeleverd door de thuiszorg (Maatzorg/De Werven), en Meldpunt Bezorgd?. Dit betreft waarschijnlijk voornamelijk vrouwen die zeer geïsoleerd leven en daardoor voldoen aan de beschrijving van zorgwekkende zorgmijder. Meldpunt Bezorgd? richt zich bovendien expliciet ook op mensen die geïsoleerd dreigen te raken. Het is niet duidelijk of het hoger percentage vrouwen nu te maken heeft met een betere tracering van deze groep of toch een onvoldoende zicht op de overlast verzorgende, meest mannelijke zorgmijders

 

 

Slachtoffers van huiselijk geweld.

Op basis van de koppeling van de registraties van voornamelijk het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld en Kwadraad zijn 193 slachtoffers van huiselijk geweld bekend, waarvan 119 in Delft. Voor wat betreft het ASHG hebben deze gegevens betrekking op de eerste tien maanden van 2005, dus deze zijn niet geheel volledig. Naast deze gegevens worden in Delft nog circa 50 vrouwen (eventueel met kinderen) opgevangen in het vrouwenopvangcentrum Ricardis. Door het gevoerde opvangbeleid zijn dit echter juist vrouwen die niet uit Delft afkomstig zijn. Naar schatting worden er daarentegen circa 7 ernstig bedreigde vrouwen/gezinnen uit Delft elders in het land opgevangen. Daarnaast worden er in Delft jaarlijks 24 gezinnen waar huiselijk geweld speelt ambulant begeleid. Hier gaat het niet per se om geweld tegen vrouwen maar ook tegen mannen, geweld door kinderen etc.

Er is geen landelijk centrale registratie van aanmeldingen voor vrouwenopvang. Van het totaal aantal aanvragen landelijk van 36.000 betreft dit naar schatting  voor meer dan de helft dubbeltellingen.

De trend is dat steeds meer allochtone vrouwen een verzoek doen om hulp. Dit heeft vooral te maken met een grotere bewustwording, niet omdat het nu vaker voorkomt in allochtone kringen. Ook wordt steeds vaker gemeld dat mannen slachtoffer worden van huiselijk geweld. Ook zij slaan, net als vrouwen, vooral op de vlucht als ook kinderen slachtoffer dreigen te worden.

Hoewel de politie ook gegevens verzamelt over huiselijk geweld bleek het niet mogelijk deze op persoonsniveau te leveren. Wel is bekend dat door het bureau Delft in 2005 159 incidenten zijn geregistreerd op het gebied van geweld binnenshuis, op 129 adressen. Er is in 87 gevallen aangifte gedaan. Er werd 48 maal verwezen naar het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld en 32 keer naar daderhulpverlening De Waag (Sturingsrapportage III 2005). De Waag zelf kon echter geen gegevens verstrekken over aantallen cliënten in behandeling met huiselijk geweld als verwijsreden. Doordat van de Vrouwenopvang, de politie en de Waag geen gegevens op persoonsniveau beschikbaar zijn is het niet mogelijk aan te geven in hoeverre deze gegevens overlappen met de gegevens die door de andere organisaties  zijn aangeleverd (voornamelijk ASHG en Kwadraad). Een overall indicatie van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld is daarom moeilijk te geven.

In plaats van een extrapolatie is voor een schatting van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in het DWO-gebied gebruik gemaakt van gegevens uit de gezondheidsenquête ‘Onderzoek Volwassenen 19-64 jaar’ die door de GGD in 2005 is uitgevoerd. In Delft geeft 9% van de volwassenen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld, 2% bleek dit het jaar voorafgaand aan het onderzoek te zijn overkomen. Omgerekend naar het aantal volwassen in Delft zou dit gaan om zo’n 1300 mensen. Landelijk wordt door de politie geschat dat circa 12% van gevallen van huiselijk geweld daadwerkelijk worden gemeld bij de politie, voor Delft zou dit neerkomen op ruim 150 personen. Qua grootte-orde is dit in overeenstemming met het aantal cliënten uit de koppeling (193 in DWO, 119 in Delft) en het aantal adressen waar huiselijk geweld volgens de politie aan de orde is geweest (129 in Delft).

Een probleem bij het gebruik van gegevens met betrekking tot huiselijk geweld is dat hier soms wordt geregistreerd met het systeem (huishouden) als registratie-eenheid, zodat koppeling op persoonsniveau niet altijd mogelijk is. Bovendien kunnen er meerdere slachtoffers zijn binnen hetzelfde gezin. Ook is het jammer dat gegevens van belangrijke bronnen als de politie, De Waag en de Vrouwenopvang niet op gelijkvormige wijze gekoppeld kunnen worden aan de gegevens van organisaties als het ASHG en Kwadraad.

 

 


Proces van onderzoek:

Kwaliteit van registraties: bevindingen.

Zoals beschreven is de kwaliteit van de registraties van instellingen en organisaties erg verschillend. Voor het huidige onderzoek heeft dat een aantal consequenties gehad:

·         hoewel alle organisaties een digitaal registratiesysteem hanteren was het niet altijd mogelijk om uit dit systeem een selectie te maken van mensen uit kwetsbare groepen. Daardoor moest soms worden teruggegrepen op een aantal alternatieven:

o        Handmatig inventariseren van kwetsbare groepen door middel van het invullen van registratieformulieren die aan de GGD werden aangeleverd (bijvoorbeeld Maatzorg/De Werven)

o        Handmatig doorlopen van het cliëntenbestand en dit aanvullen met een indicator voor kwetsbare groepen (bijvoorbeeld Woonbegeleiding)

o        Zelf een databestand maken op basis van geprinte maandoverzichten met mondelinge toelichting met betrekking tot geslacht (Nachtopvang), waarbij aanvullende informatie (geboortedatum) zoveel mogelijk werd verkregen via andere organisatie (DodB).

o        Een selectie maken aan de hand van andere informatie die per cliënt beschikbaar was en op die manier bepalen dat cliënt behoort tot een van de kwetsbare groepen. Dit gebeurde door de organisatie zelf (bijvoorbeeld GGZ-Delfland) of door de onderzoeker (Dienstencentrum Over de Brug, Meldpunt Bezorgd?, GGD)

o        Het hele aangeleverde cliëntenbestand toewijzen aan een kwetsbare groep en op basis van aanvullende informatie een indeling maken op subgroepen (bijvoorbeeld Parnassia, ACT-team GGZ-Delfland, ASHG, Kwadraad, gemeente).

·         Doordat de input vanuit de verschillende organisaties erg divers van vorm was heeft het veel tijd en moeite gekost de verschillende bestanden om te vormen zodat ze uiteindelijk konden worden gekoppeld.

·         Doordat een aantal organisaties geen beschikking had over gegevens van 2005 is uitgegaan van het bestand van (begin) 2006 waarbij is aangegeven welke cliënten nieuw waren in 2006. Vanwege de stabiele cliëntenpopulaties is dit werkbaar, alleen worden cliënten gemist die in 2005 uit beeld zijn geraakt.

·         Een groot probleem bij het verzamelen van de gegevens is dat organisaties in het algemeen niet ´labelen´ op de kwetsbare groepen uit de monitor. Daarom moest vaak door de organisatie zelf of door de onderzoeker (in overleg met de instelling) worden beslist welke cliënten konden worden beschouwd als deel uitmakend van een bepaalde kwetsbare groep. Het is mogelijk dat hiervoor toch verschillende criteria zijn gehanteerd; de gebruikte definitie is vooral voor zorgwekkende zorgmijders vrij breed. Voor een eventuele volgende versie van de monitor moet met name deze groep in overleg met de diverse instanties duidelijker worden gedefinieerd.

 

Identificeren van unieke personen.

Na de koppeling van verschillende gegevensbestanden is gesorteerd op geboortedatum en geslacht, om op die wijze te achterhalen of er personen dubbel voorkomen. Zoals eerder besproken was dit uiteraard het geval. Twee personen werden zelfs in vijf verschillende bestanden aangetroffen.

De combinatie geboortedatum en geslacht bleek onvoldoende identificerend om met zekerheid te kunnen concluderen dat het om dezelfde persoon ging. Indien er uit meerdere bronnen een (goed gelijkende) naam bekend was, was identificatie geen probleem. Door de beschikbaarheid van de naam bleek ook dat er enkele keren verschillende geboortedata voor dezelfde persoon geregistreerd waren. Wanneer de cliënt van het vrouwelijk geslacht was, was er nauwelijks een probleem, aangezien zij veel minder waren vertegenwoordigd in het bestand. Bij mannen met gelijke geboortedatum is ook gekeken naar woonplaats/postcode (voor zover bekend). Waar deze niet met elkaar klopten is er van uitgegaan dat het niet om dezelfde persoon ging. Bij mannen met gelijke geboortedatum en woonplaats (meestal Delft) werd gekeken naar dat wat bekend was over de kwetsbare groepen waartoe de personen behoorden en wat al bekend was over de bekendheid met andere instellingen. Vaak was het namelijk zo dat bij bijvoorbeeld Dienstencentrum Over de Brug bekend is dat iemand ook contact heeft met Parnassia Verslavingszorg. Als iemand van dezelfde geboortedatum en geslacht dan ook via Parnassia is gemeld, is er van uitgegaan dat het om dezelfde persoon ging. Als personen vanuit meerdere bronnen zijn gekenmerkt als bijvoorbeeld drugverslaafd werd er ook van uitgegaan dat het dezelfde persoon betrof.

 

Inventarisatie van instellingen: tijd

Door van zoveel mogelijk verschillende organisaties gegevens te verzamelen omtrent cliënten die deel uitmaken van een of meer kwetsbare groepen is het mogelijk een beeld te krijgen van het aantal cliënten dat gedurende een bepaalde tijdsperiode bij een of meer instanties in beeld was. De tijdsperiode in het onderzoek was één jaar: het jaar 2005. Aanvankelijk is geprobeerd tegelijkertijd over meerdere jaren (2004, 2003) gegevens te verkrijgen maar dat bleek al snel niet realistisch. De verzamelde gegevens hebben dus betrekking op alle cliënten gezien in het jaar 2005, en zullen daarom altijd betrekking hebben op een groter aantal personen dan wanneer als meetmoment bijvoorbeeld een bepaalde datum wordt genomen. Er is meestal geen informatie bekend gemaakt over de tijdsperiode dat de cliënt bij de betreffende organisatie in beeld was.

 

Inventarisatie van instellingen: Volledigheid en dekking

Belangrijke gegevens ontbreken nog met betrekking tot de residentieel daklozen: vaste bewoners van een sociaal pension, daklozeninternaat of personen die anderszins over een woonruimte in de maatschappelijke opvang beschikken. Met betrekking tot slachtoffers van huiselijk geweld ontbreken gegevens van politie en vrouwenopvang.

De meeste instellingen hebben gegevens verstrekt over het gehele DWO gebied. Voor Maatzorg/De Werven en Woonbegeleiding is dit niet gebeurd, vooral omdat deze organisaties handmatig het cliëntenbestand hebben moeten beoordelen op de aanwezigheid van cliënten uit kwetsbare groepen. Verder is de monitor uitgevoerd in opdracht van de gemeente Delft en is geleidelijk aan besloten de monitor door te trekken nar het hele DWO-gebied. Er is niet meer met de andere gemeentes van het DWO gebied gesproken over bronnen waar mensen uit kwetsbare groepen te vinden zijn.

Op basis van extrapolatie en inventarisatie is een beeld verkregen van de grootte van een aantal kwetsbare groepen in het DWO-gebied. Omdat Delft een centrumgemeente is zal een deel van de doelgroep uit de rest van DWO in Delft bij instellingen bekend zijn geweest. Hoewel een groot aantal instellingen een bijdrage heeft geleverd is het denkbaar dat, met name buiten Delft, nog andere instellingen zijn die over gegevens beschikken die het overzicht kunnen completeren.

Er zullen altijd mensen zijn die behoren tot een van de kwetsbare groepen maar niet bij een of meer van de genoemde instanties in beeld zijn. Met name de groep ‘slachtoffers van huiselijk geweld’ is vermoedelijk vele malen groter dan bekend wordt bij het beperkt aantal bronnen dat in dit onderzoek kon worden geraadpleegd. Ook het aantal zorgwekkende zorgmijders dat geen overlast veroorzaakt maar thuis verpietert is mogelijk veel groter dan uit deze monitor kan worden opgemaakt.

In theorie is er een methode om met behulp van de ´vangst-hervangst  techniek´op grond van registraties bij een aantal onafhankelijke instellingen een schatting te doen van het aantal kwetsbaren dat juist niet in beeld is bij instellingen. In het eerder genoemde rapport Verkommerden en Verloederden is berekend dat de groep verkommerden en verloederen die niet in beeld is bij instellingen nog ongeveer driemaal zo groot is als de wel geregistreerde groep. De opzet van het onderzoek Verkommerden en Verloederden was echter anders: de geregistreerde cliënten waren op een specifiek onderzoeksmoment in beeld bij de deelnemende instellingen terwijl de monitor Delf/DWO betrekking heeft op een heel kalenderjaar. Bovendien is het waarschijnlijk dat de verhouding tussen geregistreerde kwetsbaren en de mensen die juist niet in beeld zijn sterk regio-afhankelijk is.

 

Inventarisatie van instellingen: aantal organisaties nodig voor 90%

Op basis van de cliëntgegevens zoals die nu bekend zijn is te berekenen welke organisaties samen, voor iedere kwetsbare groep, minimaal 90% van de cliënten in die groep in beeld hebben. Dit is gedaan door telkens te beginnen met de grootste ‘leverancier’ en daarna te bekijken welke organisatie daarna de meeste ‘nieuwe’ cliënten kan aanleveren. Dit heeft geleid tot tabel 4.2. Voorbeeld: De organisatie met de meeste dak- en thuislozen in beeld (56%) is Dienstencentrum Over de Brug. De organisatie met de meeste dak- en thuislozen in beeld die niet bekend zijn bij Dienstencentrum Over de Brug is de nachtopvang, samen hebben zij 75% van de groep in beeld. Daarbij gevoegd de ‘nieuwe’ cliënten bij Parnassia Verslavingszorg levert 89% etc.

 

Tabel 4.2. Per kwetsbare groep de organisaties die samen meer dan 90% van het aantal cliënten in beeld hebben, gebaseerd op het totale gekoppelde bestand van de participerende organisaties.

Groep:

Organisaties:

Cumulatief percentage

Dak- en thuislozen

Dienstencentrum Over de Brug

Nachtopvang

Parnassia Verslavingszorg

Gemeente

56%

75%

89%

96%

 

Verslaafden aan alcohol

Parnassia Verslavingszorg

GGZ-detox

82%

92%

 

Verslaafden aan drugs

Parnassia Verslavingszorg

Dienstencentrum Over de Brug

87%

97%

 

Zorgwekkende zorgmijders

GGZ-ACT

Meldpunt Bezorgd?

Dienstencentrum Over de Brug

GGZ_MBT

GGD

35%

65%

76%

87%

92%

 

Slachtoffers Huiselijk Geweld

ASHG

Kwadraad

Maatzorg

52%

87%

94%

 

 

 

Kwaliteit van registraties: aanvullingen en verbeteringen.

Om een indruk te krijgen van verschuivingen in de kwetsbare groepen, bijvoorbeeld wat betreft grootte of aspecten als leeftijd en geslacht, is het raadzaam in de toekomst vaker gegevens van verschillende organisaties aan elkaar te koppelen. Om dit een volgende keer eenvoudiger te laten zijn is het raadzaam een aantal aanvullingen of verbeteringen in de gevoerde registraties door te voeren.

 

Samengevat is de ideale situatie in een volgende monitor dat instellingen een bestand kunnen verstrekken dat minimaal de informatie bevat uit onderstaande tabel. Dit zal niet altijd mogelijk zijn, het blijft zaak met de betrokken instellingen samen te beoordelen op welke wijze cliënten kunnen worden ingedeeld als onderdeel van een of meer kwetsbare groepen. Over de exacte definitie die gehanteerd moet worden voor de groep die nu ‘zorgwekkende zorgmijders’ moet echter nog overeenstemming worden bereikt.

 

Tabel 4.2 : informatie die idealiter door iedere organisatie wordt verschaft ten bate van een eventuele volgende monitor OGGZ

Informatie:

Toelichting

Identificatienummer

Bijv. registratienummer

Geboortedatum

 

Geslacht

 

Woonplaats

(bij voorkeur postcode(4cijfers))

Dakloos

0. niet dakloos

1 feitelijk dakloos (verblijft op straat of bij laagdrempelige opvang)

2. residentieel dakloos (vaste bewoners van een sociaal pension, daklozeninternaat of beschikt anderszins over een woonruimte in de maatschappelijke opvang.

3. dakloos, status onbekend

9. geen gegevens dakloosheid in registratie

 

Verslaafd

0. niet verslaafd

1. verslaafd aan een of meer middelen

9. geen gegevens verslaving in registratie

 

Verslaafd aan alcohol

0. niet verslaafd aan alcohol

1. verslaafd aan alcohol

9. geen gegevens alcoholverslaving

 

Verslaafd aan drugs

0. niet verslaafd aan drugs

1. verslaafd aan harddrugs

2. verslaafd aan softdrugs

3. verslaafd aan hard- en softdrugs

4. verslaafd aan drugs, type onbekend

9: geen gegevens drugsverslaving in registratie

 

Verslaafd aan gokken

0. niet verslaafd aan gokken

1. verslaafd aan gokken

9. geen gegevens gokverslaving

 

Zorgwekkende zorgmijder

1. zorgwekkende zorgmijder

9. geen gegevens bekend zorgmijder in registratie

 

Slachtoffer Huiselijk Geweld

1. cliënt is slachtoffer van huiselijk geweld

9. geen gegevens bekend slachtoffer huiselijk geweld in registratie

 

Bekendheid met andere instellingen

Bijvoorbeeld informatie over:

4      Instelling waar cliënt vandaan komt

4      Instelling waar cliënt naar verwezen is

4      Instelling waarvan bekend is dat cliënt er ook contacten heeft

 

 

Privacy.

In de eerst fase van de monitor is het privacy-aspect uitgebreid besproken. Voor de koppeling van gegevens is het immers nodig dat instellingen gegevens verstrekken inclusief geboortedatum, geslacht en woonplaats.

De Wet Bescherming Persoonsgegevens biedt de mogelijkheid om voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek gegevens te verzamelen. Dit betreft niet alleen identificerende gegevens zoals geboortedatum, geslacht en woonplaats (maar ook naam, voornamen, voorletters, adres, postcode), maar ook andere gegevens die voor het onderzoek nodig zijn. Er zijn wel een aantal voorwaarden, waaronder dat de gegevens (met uitzondering van geboortedatum, geslacht en woonplaats) binnen zes maanden worden vernietigd.

 

Wat levert de monitor niet?

Met de gegevens uit deze monitor wordt inzicht verschaft in de grootte van een aantal kwetsbare groepen Delft en de regio DWO. Met de in het kader van dit onderzoek verzamelde gegevens is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de zorgbehoefte van OGGZ-cliënten, hun specifieke gezondheidssituatie en de kwaliteit van leven. Hiervoor zijn andersoortige onderzoeksmethodieken meer geschikt (kwalitatief onderzoek als straatinterviews en focusgroepen).

Kenmerken van de sociaal kwetsbaren zijn alleen bekend voor zover ze zijn verzameld in het kader van de monitor: leeftijd, geslacht, woonsituatie (dakloosheid) en verslaving. Andere aspecten die van belang zijn voor een betere beschrijving van de groep zijn niet bij alle instellingen bekend. Voorbeelden zijn: gezinssituatie (alleenstaand/samenlevend, met/zonder kinderen), culturele achtergrond, financiële situatie, huisuitzetting etc.

 

Monitoren in de toekomst

Door de gegevensverzameling op gezette tijden te herhalen wordt inzicht verkregen in veranderingen binnen de kwetsbare groepen, zowel in omvang als in samenstelling (leeftijd, geslacht, multiproblematiek). Verschuivingen in andere eigenschappen van de groepen, zoals gezinssituatie, culturele achtergrond, financiële situatie, huisuitzetting etc zijn alleen te volgen als alle instellingen hierop (eenduidig) zouden registreren of als alle zorgwekkende situaties standaard worden gemeld/geregistreerd bij een centraal meldpunt zoals Meldpunt Bezorgd?. Overigens is het dan ook vele malen eenvoudiger om veranderingen in aspecten die al wel in deze monitor zijn verzameld te volgen. Er hoeven dan immers geen bestanden meer te worden gekoppeld, alle informatie is up-to-date en beschikbaar.

Landelijk werkt het Trimbos Instituut aan een traject waarin initiatieven tot lokale OGGZ-monitors worden gebundeld om tot een gezamenlijke standaardaanpak te komen. Binnen deze aanpak wordt nagedacht over doestellingen van een dergelijke monitor, functies, kwaliteitseisen, theoretische uitgangspunten, indicatoren, gegevensbronnen, informatielevering etc. Aansluiten bij deze landelijke ontwikkeling leidt tot een grotere efficiëntie en de mogelijkheid tot onderlinge vergelijkingen van resultaten.

Voor de regio DWO is het vooral van belang dat voor een eventuele volgende monitor organisaties eenvoudiger de kwetsbare groepen uit de registratie kunnen halen. Door zoals voorgesteld in de registratie informatie te verzamelen over het al dan niet behoren tot een bepaalde groep is dit beter mogelijk. Daarnaast is het van groot belang dat organisaties informatie kunnen geven over een betrouwbare geboortedatum, geslacht en bij voorkeur postcode en anders woonplaats. Het meeleveren van een achternaam vergroot de nauwkeurigheid aanzienlijk.

Voor een volgende versie van de monitor is het van groot belang dat alle betrokken organisaties het belang ervan onderschrijven, er moet lokaal draagvlak zijn. Een monitor OGGZ moet een gezamenlijke inspanning zijn van GGD, gemeenten en regionale organisaties werkzaam op het gebied van OGGZ. De ontwikkelingen in de landelijke monitor (Trimbos instituut) moeten worden gevolgd.

Het is zinvol de monitor OGGZ in de toekomst te herhalen. Algemene gezondheidsenquêtes door de GGD worden voor verschillende leeftijdsgroepen eens in de vier jaar uitgevoerd, teneinde het proces van het schrijven van nota’s lokaal gezondheidsbeleid tijdig te voeden met recente gegevens. Deze periodiciteit kan ook voor de monitor OGGZ worden gehanteerd.

 

 

Conclusies en aanbevelingen samengevat:

De koppeling van cliëntenbestanden op het gebied van OGGZ is ingewikkeld:

·         registratiesystemen zijn divers. Kwetsbare groepen zijn moeilijk te identificeren. Er is weinig overeenstemming over de terminologie

·         het blijkt niet altijd mogelijk alle cliënten die in een specifieke  periode cliënt zijn geweest te selecteren

·         het blijkt niet altijd mogelijk unieke personen te selecteren (personen komen soms meermalen voor in een registratiesysteem)

·         het belang van een monitor OGGZ wordt nog niet breed gedragen

 

Daarom is het volgende belangrijk:

·         voor een eventuele toekomstige monitor is het belangrijk dat registratiesystemen tijdig zo worden ingericht dat informatieverzameling en koppeling van gegevens eenvoudiger wordt.

·         Het alternatief is informatie over alle (nader te bepalen) kwetsbare cliënten neer te leggen bij een centraal meldpunt, zodat informatie gelijkvormig is en het eenvoudiger wordt (trends in) de samenstelling van groepen te beschrijven in termen van geslacht, leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie, achterliggende problematiek etc.

·         het is belangrijk landelijke ontwikkelingen met betrekking tot het monitoren van kwetsbare groepen te volgen en hier zoveel mogelijk bij aan te sluiten (standaardisatie van instrumenten, methoden en data-analyse).

·         Een monitor OGGZ moet een gezamenlijke inspanning zijn van GGD, gemeenten en regionale organisaties werkzaam op het gebied van OGGZ.

 

 


Gebruikte literatuur

 

 

Alcohol en ouderen in de ambulante verslavingszorg in Nederland (1999-2005). Bulletin NIGZ, 2006.

 

De Bruin D, Meijerman C, Verbraeck H, et al. Zwerven in de 21ste eeuw. Een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van dak- en thuislozen in Nederland  Utrecht; Centrum voor Verslavingsonderzoek, 2003.

 

van Dijck D. en Knibbe RA. Probleemdrinken in Nederland., 2005.

 

van Dijk, T. (e.a.). Huiselijk geweld: aard, omvang een hulpverlening. Ministerie van Justitie, Den Haag, 1997.

 

Fiolet D. OGGZ-Monitor Midden-Holland. Aantal verkommerden en verloederden in de regio Midden-Holland: cijfers van de openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Gouda, Augustus 2006.

 

GGD Zuid-Holland West. Onderzoek Zelfstandig Wonenden van 65 jaar en ouder, 2004. Factsheets: www.ggdzhw.nl.

 

GGD Zuid-Holland West. Onderzoek Jongeren 12 t/m 18 jaar, 2005. Factsheets: www.ggdzhw.nl.

 

GGD Zuid-Holland West. Onderzoek Volwassenen 19 t/m 64 jaar, Factsheets in voorbereiding: www.ggdzhw.nl.

 

Laar M van (Trimbos-instituut).  Wat zijn de mogelijke oorzaken van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005.

 

Laar M van (Trimbos-instituut). Wat zijn de mogelijke oorzaken van druggebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2006.

 

Landelijk Alcohol en Drug Informatiesysteem (LADIS). Kerncijfers 2005. IVZ (2006).Instellingen voor (ambulante) verslavingszorg leveren jaarlijks geanonimiseerde individuele cliëntgegevens aan over de aard en omvang van het zorggebruik. Deze worden door IVZ  gebundeld.

 

Lindeman E, Crok S, Slot J en Deben L. Daklozen en niet-daklozen aan het woord. Dienst O+S Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2004.

 

Lourens J, Scholten C, Van der Werf C en Ziegelaar A. Verkommerden en verloederden. Een onderzoek naar de omvang en aard van de groep in Nederland. Research voor Beleid, Leiden, 2002.

 

Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2005 Trimbos-instituut, Utrecht, 2005

 

Op de rails. Ambulante hulp aan gezinnen met huiselijk geweld problematiek. Stichting V.O.Z.H. en TransAct, 2005.

 

Ouwehand AW, Mol A, Kuijpers WGT en Boonzajer Flaes S. Kerncijfers verslavingszorg 2005. Landelijk alcohol en drugs informatie systeem. Stichting Informatie Voorziening Zorg. Houten, oktober 2006.

 

Transact. Factsheet Huiselijk geweld: feiten en cijfers.  Utrecht, September 2006

 


Bijlagen

Gezondheidsenquetes GGD Zuid-Holland West.

 

Jongerenonderzoek 2005 (12-18 jaar).

Onderzoek naar de gezondheid van jongeren van 12 tot en met 18 jaar De GGD Zuid-Holland West voorziet gemeenten in haar werkgebied van inzicht in de gezondheidssituatie van hun inwoners. In het kader hiervan is in 2005 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd.Van iedere gemeente is

een steekproef getrokken uit de populatie 12 tot en met 18 jarigen. Van de 6.287 vragenlijsten is 53% geretourneerd. De resultaten geven onder meer inzicht in de lichamelijke en geestelijke gezondheid, leefgewoonten, vrijetijdsbesteding, criminaliteit, seksuele ervaring en schulden.

 

 

Volwassenenonderzoek 2005 (19-64 jaar)

Onderzoek naar de gezondheid van volwassenen van 19 t/m 64 jaar. In het kader hiervan is in het najaar van 2005 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd bij een steekproef uit de populatie volwassenen van 19 tot en met 64 jaar. Van 54% van de ruim 9.800 benaderde volwassenen werd een bruikbare vragenlijst ontvangen. De resultaten geven onder meer inzicht in de lichamelijke en psychosociale gezondheid, leefstijl, opvoeding van kinderen, rondkomen en schulden en veiligheid en geweld in deze populatie.

 

Onderzoek zelfstandig wonende ouderen 2004 (65+).

In het voorjaar van 2004 een schriftelijke gezondheidsenquête uitgevoerd bij een steekproef uit de populatie zelfstandig wonenden van 65 jaar en ouder. Van 8.600 verstuurde vragenlijsten zijn er ruim 5.800 teruggekomen, dit wil zeggen een respons van 67%. De resultaten geven onder meer inzicht in de lichamelijke en geestelijke gezondheid, leefstijl, fysieke omgeving en zorggebruik van deze populatie.

 

 

Alle resultaten van deze onderzoeken worden gepresenteerd in een serie factsheets die onder meer op de website van de GGD Zuid-Holland West verschijnen. Daarnaast worden gegevens gepresenteerd in tabellenboeken over de gehele regio en per gemeente. Deze tabellenboeken worden verspreid onder verschillende instanties in de regio en zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de GGD.

 


Deelnemende organisaties en contactpersonen

 

 

Instelling

Contactpersoon

Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld

Mevr. Y. Blom

Dienstencentrum Over de Brug

Mevr. K. de Jonge

Gemeente Delft

Mevr. M. Kras, Dhr H. Vlaanderen

GGD Zuid-Holland West

Dhr K.B. Yap, arts.

GGZ Delfland

Mevr. P. Moes

Kwadraad

Mevr. W. Wubben

Maatzorg/De Werven

Mevr. M. van der Mey

Meldpunt Bezorgd?

Mevr. P. van Mil

Nachtopvang

Dhr H. van Klaveren

Parnassia Verslavingszorg

Mevr. H. Barnhorn

Politie Haaglanden

Dhr M. van Straten, dhr J. Hooymeyer

Stichting Woonbegeleiding

Dhr F. Bankeman

Vrouwenopvang Ricardis

Mevr. M. Scali

De Waag

Dhr B. Noordenbos

 


 

Resultaten per instelling

 

Stichting Over de Brug.

Inventarisatie OGGZ-cliënten 2005

 

‘Over de Brug’ is de dagopvang in Delft waar verslaafden en daklozen hulp en begeleiding kunnen krijgen. De dagopvang is bedoeld om in contact te komen met de doelgroep en overlast door de doelgroep zoveel mogelijk te beperken. Het is een laagdrempelige voorzieningen waar daklozen en verslaafden terecht kunnen voor een maaltijd, sanitaire voorzieningen, recreatieve activiteiten en begeleiding in het zoeken naar woonruimte, werk en activiteiten. Daarnaast is de dagopvang het postadres voor mensen zonder vast woonplek. Er komen gemiddeld 50 tot 70 bezoekers per dag.

 

Gegevensverzameling

Over de Brug hanteert een registratiesysteem in Excel. Cliënten vullen eenmalig een registratie formulier in. Het bestand wordt steeds aangevuld met nieuwe cliënten. Soms worden cliënten uit het systeem verwijderd, bijvoorbeeld wanneer zijn niet meer komen om de post op te halen. Het systeem loopt vanaf januari 2005 en bevatte in april 2006 233 cliënten. Er is geen datumveld voor inschrijving.

 

Aantal cliënten

In het totaal stonden in april 2006 233 mensen ingeschreven bij Dienstencentrum Over de Brug, voor 91% mannen. De gemiddelde leeftijd was 36 jaar, met een minimum van 17 en een maximum van 58 jaar.

183 bezoekers hebben ingevuld waar zij wonen. 68% hiervan komt uit Delft, 11% uit ‘regio Haagland’, 4% uit Rotterdam. 6% heeft ingevuld geen woonplaats te hebben en de rest woont elders.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Dak- en thuislozen

Bij inschrijving is door cliënten aangegeven waar zij slapen. In onderstaande tabel is te zien dat 44 personen thuis slapen. De overige 188 personen slapen bij vrienden/kennissen/familie (59%), op straat (12%), bij de nachtopvang (7%), of verblijft in een instelling of 24-uurs opvang (zoals GGZ of Houttuinen) (5%), waarbij meerdere keuzemogelijkheden mogelijk zijn. Van één persoon is niet bekend waar deze slaapt.

 

Dienstencentrum Over de Brug: waar slapen de clienten (meerdere antwoorden mogelijk).

 

n

%

familie/kennissen/vrienden

155

67%

thuis

44

19%

op straat

32

14%

nachtopvang

18

8%

instelling of 24-uurs opvang

12

5%

totaal

232

100%

 

180 cliënten slapen in de laagdrempelige opvang, op straat of bij vrienden/kennissen of familie en zijn daarmee ‘feitelijk dakloos’. De twaalf personen die verblijven in een instelling of 24-uurs opvang zijn ‘residentieel daklozen’. Er zijn vier personen die zowel aangeven in een 24-uurs opvang te verblijven als op een van de andere genoemde plaatsen.

 

Verslaafden

Op grond van de problematiek die door de cliënten bij inschrijving wordt gemeld, blijkt dat 92 van de 233 cliënten een vorm van verslaving hebben (40%). Ruim driekwart van de verslaafden is verslaafd aan hard- of softdrugs (78%), de helft aan alcohol (50%). 28% van de verslaafden is zowel verslaafd aan alcohol als aan drugs.

 


Dienstencentrum Over de Brug: totaal aantal verslaafden en uitgesplitst naar type.

 

n

%

Verslaafd aan drugs

72

78%

harddrugs

37

40%

softdrugs

51

55%

Verslaafd aan alcohol

46

50%

Verslaafd aan gokken

3

3%

Totaal verslaafd

92

100%

 

Zorgwekkende zorgmijders

Binnen de definitie van zorgwekkende zorgmijders die voor het project is gebruikt ligt de nadruk op het gedrag (onaangepast, bizar) en het ontbreken van een sociaal netwerk. Cliënten van Dienstencentrum Over de Brug die bij problematiek ‘psychosociaal’ hebben ingevuld zijn daarom meegeteld als zorgwekkende zorgmijder, hoewel die term dus de lading niet geheel dekt.

Van de 233 cliënten zijn er 49 zorgwekkende zorgmijders (21%).

 

Totaal OGGZ-groep:

In het totaal zijn 217 van de 233 cliënten bij een van boven genoemde kwetsbare groepen onder te brengen. Van de dak- of thuislozen zijn er 52 drugsverslaafd, 33 verslaafd aan alcohol en 41 zijn zorgwekkende zorgmijders.

 

Dienstencentrum Over de Brug: OGGZ-groepen (meerdere groepen tegelijk mogelijk).

 

n

%

dak- of thuisloos

188

87%

verslaafd aan drugs

72

33%

verslaafd aan alcohol

46

21%

verslaafd aan gokken

3

1%

zorgwekkende zorgmijder

49

23%

totaal

217

100%

 

Bekendheid bij andere instellingen

Cliënten geven bij inschrijving aan met welke andere organisaties zij contact hebben, zoals GGZ Delfland, Parnassia of de politie. In het totaal had de helft van de cliënten (50%) behalve met Dienstencentrum Over de Brug ook contact met een of meer andere organisaties. De meeste hiervan hadden contact met de politie (65%). Andere organisatie waar veel cliënten contact mee hebben zijn Parnassia en GGZ Delfland. Van de cliënten die ook elders contacten hadden, hadden de meesten contact met één andere organisatie (69%), de rest bij twee of meer instanties.

 

 

n

% onder cliënten

met contacten elders

Bekend bij Politie

75

65%

Bekend bij Parnassia

44

38%

Bekend bij GGZ

34

29%

Bekend bij Anders

16

14%

Bekend bij Reclassering

4

3%

Bekend bij GGD

1

1%

Bekend bij Stoed

1

1%

Bekend bij Jeroen

1

1%

totaal

116

100%

 

 

Gemeente Delft.

Inventarisatie OGGZ-cliënten 2005

 

Bij de gemeente Delft kunnen dak- en thuislozen een uitkering aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een daklozen uitkering moet cliënt een binding hebben met Delft en aantoonbaar dakloos zijn.

 


Gegevensverzameling

Van de gemeente Delft is een excel-bestand verkregen met geboortedata en namen van mensen met een dak- en thuislozenuitkering. Er waren geen gegevens bekend over het geslacht. Door vergelijking met gegevens van Dienstencentrum Over de Brug kon voor bijna driekwart van de mensen het geslacht worden achterhaald.

 

Aantal cliënten

In het totaal is in 2005 aan 80 mensen een dak-en thuislozen uitkering verschaft. Van de 59 personen waarvan het geslacht bekend was, was 95% man. De gemiddelde leeftijd was 35 jaar, met een minimum van 18 en een maximum van 57 jaar.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Dak- en thuislozen

Gezien de aard van de uitkering wordt er van uitgegaan dat alle 80 cliënten dak- of thuisloos waren, waar geen onderscheid gemaakt wordt in feitelijk en residentieel dak- en thuislozen.

 

Bekendheid bij andere instellingen

Vanuit de gemeente werden geen gegevens geleverd met betrekking tot bekendheid bij andere instellingen. Aangezien wel geboortedata en namen inclusief initialen bekend waren was het mogelijk handmatig een vergelijking te maken met registraties van andere organisaties die namen hebben geleverd. 53 personen (66%) zijn ook bekend bij Dienstencentrum Over de Brug en 12 (15%) bij de Nachtopvang. Zes personen zijn bij beide in stellingen bekend.

 

Status eind 2005

Er is alleen bekend dat deze personen ergens in 2005 een uitkering hebben gehad.

 

Vervolg

De gemeente Delft kan een volgende keer wel gegevens verschaffen over het geslacht van de cliënten. Ook kan er dan een overzicht worden gegeven van reïntegratieactiviteiten en schuldhulpverlening.

 

 

GGD Zuid-Holland West

 

Gegevensverzameling

De GGD heeft een signalerende en coördinerende taak binnen de OGGZ. Zij treedt op als intermediair naar de instellingen die zich bezig houden met de doelgroep. De GGD houdt alle meldingen die binnenkomen op OGGZ-gebied bij in een Excel bestand. Over 2005 zijn er 197 meldingen geregistreerd, waarvan 38 uit het DWO-gebied. Het overgrote deel van de andere meldingen komt uit het gebied rond Zoetermeer, dit heeft te maken met het feit dat de GGD voor dat gebied een meldpunt OGGZ beheert. Voor Delft is een vergelijkbaar meldpunt ondergebracht bij Kwadraad.

 

Aantal cliënten

De 38 cliënten uit het DWO-gebied waren 26 mannen (67%) en 10 vrouwen. In 1 geval betrof het een heel gezin, en in 1 geval was niet duidelijk wat het geslacht was. De gemiddelde leeftijd was 54 jaar.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Voor zover mogelijk zijn cliënten ingedeeld bij een of meer kwetsbare groepen.

 

Mensen met ‘verslaafd’ bij ‘persoonsgebonden diagnose primair’ zijn ingedeeld bij de verslaafden.  Uit de persoonsgebonden diagnose secundair’ is op te maken of het een alcohol-, drugs-- of andere verslaving betreft. Mensen met ‘vervuiling’ of ‘zelfverwaarlozing’ bij de objectieve beoordeling van de omgeving zijn ingedeeld bij ‘zorgmijders’, evenals de cliënten met ‘isolement’ bij de sociale diagnose. In het totaal konden 18 personen worden geïdentificeerd die behoorden tot één of meer OGGZ groepen.

Deze 18 cliënten uit het DWO gebied zijn als volgt geclassificeerd:


 

OGGZ-doelgroep

n

verslaafd

5

            verslaafd aan alcohol

4

            verslaafd aan drugs

0

 

 

Zorgwekkende zorgmijder

17

Totaal

18

 

 

Bekendheid bij andere instellingen

Wanneer een persoon via een andere organisatie bij de GGD terecht was gekomen of wanneer die persoon via de GGD bij een andere instelling terecht kwam is geconcludeerd dat die persoon dus bij die andere organisatie bekend was.

7 personen zijn bekend bij andere organisaties, te weten de politie (n=4) en de GGZ (n=3).

 

 

GGZ Delfland

 

GGZ Delfland behandelt patiënten met een tijdelijke of blijvende psychische stoornis, ongeacht de leeftijd van de patiënt of de complexiteit van de stoornis.

 

Gegevensverzameling

Binnen GGZ Delfland zijn er een aantal groepen cliënten die in aanmerking komen voor rapportage in de Monitor OGGZ. Allereerst zijn de cliënten van het ACT-team in het algemeen zorgwekkende zorgmijders. Het ACT-team werkt volgens de ‘Assertive Community Treatment’, waarbij de cliënt (die niet in een GGZ-instelling verblijft) zeer direct en frequent wordt benaderd door een divers samengesteld team van hulpverleners.

Een tweede groep bestaat uit een klein deel van de groep cliënten van het Mobiel Behandel Team (MBT) die eigenlijk meer zorg zouden behoeven en eigenlijk ook overgedragen zouden kunnen worden aan het ACT.

Tenslotte draagt de GGZ Delfland ook zorg voor alcoholverslaafden, zowel intern in een kliniek als poliklinisch.

 

GGZ-Delfland heeft voor het ACT eerst een papieren maar later ook een digitaal (Excel)-bestand aangeleverd met geboortedata, geslacht en een aantal kenmerken van de ACT cliënten.

Voor de Detox is een vergelijkbaar Excel-bestand aangeleverd, maar met daarin ook naam, postcode, en woonplaats.

Voor het MBT was afgesproken dat een inventarisatie gedaan zou worden door de casemanagers naar welke mensen echt behoren tot de OGGZ-doelgroep en eigenlijk bij het ACT thuis zouden horen. Dit is niet gebeurd, wel is voor een selectie van het MBT een Excel-sheet ontvangen met daarop vergelijkbare gegevens als van de detox.

 

Aantal cliënten

ACT

Het ACT-bestand bestond uit gegevens van 134 cliënten. 125 daarvan zijn in 2004 of 2005 in beeld geweest, 80% zelfs in beide jaren. Van de 125 cliënten waren er 92 mannen (74%). Ongeveer een kwart is bij de GGZ terecht gekomen via de huisarts, en 20% via de RIAGG Delft Westland Oostland. Van ongeveer 33% van de cliënten is niet duidelijk door wie zij zijn verwezen.

De gemiddelde leeftijd was 41 jaar: de jongste cliënt was 19 en de oudste 66 jaar. Op basis van gegevens die bekend zijn over de DSM-IV As 4 (psychosociale en uitlokkende factoren) blijkt dat een op de drie cliënten problemen ervaart binnen de primaire steungroep, 15% heeft problemen gebonden aan de sociale omgeving, 13% problemen met wonen en 6% heeft financiële problemen. De helft van de cliënten lijdt volgens As 1 (primaire symptomatologie) aan schizofrenie.

 

Detox

Het Detox bestand bestaat uit 422 cliënten, waarvan er 323 in 2004 of 2005 zijn gezien. Hiervan komen er 130 uit het gebied Delft-Westland-Oostland:56 van deze cliënten (43%) zijn in beide jaren gezien. Van de 130 cliënten is 25% vrouw. De gemiddelde leeftijd was 47 jaar en was niet anders voor mannen dan voor vrouwen.

 

MBT

Het MBT-bestand bestond uit 56 cliënten. Hiervan waren er 47 afkomstig uit het DWO-gebied en daadwerkelijk in 2004 of 2005 gezien. 36% van de cliënten was vrouw en de gemiddelde leeftijd was 45 jaar.

 

 

Indeling in kwetsbare groepen

ACT

De cliënten van het ACT zijn allemaal geclassificeerd als ‘zorgwekkende zorgmijder’. Daarnaast is op basis van gegevens vermeld onder As 1 van een aantal personen bovendien geconcludeerd dat zij alcohol- dan wel drugsverslaafd zijn. Over de andere doelgroepen (dak-/thuislozen en slachtoffers huiselijk geweld) zijn op grond van de registratie-gegevens geen uitspraken te doen.

 

Detox

Maar 35 cliënten kunnen volgens de ‘As1’ kunnen worden aangemerkt als alcoholverslaafd. Van trweederde van de cliënten ontbreken echter de As 1 gegevens.Gezien de aard van het type zorg waarvan de registratie is verkregen worden alle cliënten beschouwd als verslaafd aan alcohol. Daarnaast kon nog 1 persoon worden aangemerkt als drugsverslaafd.

 

MBT

De cliënten van het MBT die zijn aangeleverd zijn geclassificeerd als ‘zorgwekkende zorgmijder’. Daarnaast is op basis van gegevens vermeld onder As 1 van een aantal personen bovendien geconcludeerd dat zij alcohol- dan wel drugsverslaafd zijn. Over de andere doelgroepen (dak-/thuislozen en slachtoffers huiselijk geweld) zijn op grond van de registratie-gegevens geen uitspraken te doen.

 

OGGZ-doelgroep

n

%

2004

2005

totaal

ACT:

 

 

 

 

 

zorgwekkende zorgmijder

125

100%

110

115

125

verslaafd aan alcohol

2

 

2

1

2

verslaafd aan drugs

2

 

2

2

2

 

 

 

 

 

 

Detox:

 

 

 

 

 

verslaafd aan alcohol

130

100%

92

94

130

verslaafd aan drugs

1

1%

1

 

1

 

 

 

 

 

 

MBT

 

 

 

 

 

zorgwekkende zorgmijder

47

100%

 

 

 

verslaafd aan alcohol

16

34%

 

 

 

verslaafd aan drugs

4

9%

 

 

 

 

 

Bekendheid bij andere instellingen

ACT

Van de cliënten van GGZ_ACT is bekend via welke verwijzer zij bij het ACT terecht zijn gekomen. De meeste cliënten kwamen binnen via de huisarts (25%), een RIAGG (22%) of de politie (4%).

 

Detox

Van de cliënten van GGZ_Detox is bekend via welke verwijzer zij bij Detox terecht zijn gekomen.

De meeste cliënten kwamen binnen via de huisarts (32%). Andere doorverwijzende instellingen of personen waren: CAD Delft/AZR (25%), andere CAD’s (8%), Parnassia (3%), Politie (4%) en RIAGGs (5%).

 

MBT

Van tweederde van de cliënten van GGZ_MBT  is bekend via welke verwijzer zij bij de GGZ terecht zijn gekomen. De meeste cliënten kwamen binnen via een RIAGG (37%) en de huisarts (31%).

Een andere doorverwijzende instelling waren de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (19%).

 

Status eind 2005

ACT

Aan het eind van het jaar 2005 waren 12 van de 115 mensen die in 2005 gezien waren door het ACT ‘klinisch’ (opgenomen?). 9 Waren er uitgeschreven en de overige 94 nog steeds in beeld bij het ACT.

 

 

Status eind 2005

n

%

nog steeds in zorg

94

82%

zorgverlening afgesloten

9

8%

klinisch

12

10%

 

Detox

Van de cliënten die in 2005 nog zijn gezien zijn er 16 (17%) die op 1 januari 2006 zijn ontslagen.

 

MBT

Van de 41 cliënten die in 2005 nog zijn gezien zijn er 3 (7%) die op 1 januari 2006 zijn ontslagen.

 

 

Kwadraad.

 

Kwadraad biedt diensten die liggen op het gebied van maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, sociaal raadsliedenwerk, sociale activering, schoolmaatschappelijk werk, bedrijfsmaatschappelijk werk en zorgmaatschappelijk werk. Kwadraad werkt in vele gemeenten in Zuid-Holland. Voor de registratie van cliënten gebruikt Kwadraad het programma Regas. Er wordt heel veel geregistreerd, maar er is geen indicator waarmee geselecteerd kan worden op OGGZ-groepen. Het is wel mogelijk gegevens te leveren met betrekking tot huiselijk geweld ligt het anders. Slachtoffers melden zich zelf aan bij Kwadraad, en zijn lang niet altijd ook in beeld bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld.

 

Gegevensverzameling

Van Kwadraad werd een Excelbestand verkregen waarin de cliënten stonden waarbij huiselijk geweld was geregistreerd. Cliënten kwamen uit het gehele werkgebied van Kwadraad. Per cliënt zijn alleen geboortedatum, geslacht en woonplaats bekend.

 

Aantal cliënten

Van de 55 mannen en 206 vrouwen in het bestand kwamen er respectievelijk 12 en 65 uit het DWO gebied:

 

 

Mannen

Vrouwen

totaal

Westland

7

27

34

Delft

2

22

24

Pijnacker-Nootdorp

2

6

8

Midden-Delfland

0

4

4

Bergschenhoek

1

2

3

Berkel en Roodenrijs

0

3

3

Bleiswijk

0

1

1

Totaal

12

65

77

 

De gemiddelde leeftijd van de cliënten is 46 jaar, met een minimum van 36 en een maximum van 70 jaar.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Alle 77 cliënten uit het bestand zijn benoemd als op ‘slachtoffer van huiselijk geweld’. Van de cliënten was verder geen informatie beschikbaar.

 

Bekendheid bij andere instellingen

Hierover zijn geen gegevens bekend.

 

Status eind 2005

Hierover zijn geen gegevens bekend.

 

 

Maatzorg/De Werven

 

Naast de langdurende huishoudelijke zorg aan (voornamelijk) ouderen met een somatisch probleem (gebroken heup etc) biedt maatzorg De Werven gespecialiseerde thuiszorg (meestal kortdurend, en aan verandering onderhevig) en stabiele zorg aan ‘doelgroepen’. Dit betreft zorg aan alle groepen mensen waarbij meer aan de hand is dan bij de voornoemde twee groepen.

 

Gegevensverzameling

Maatzorg/De Werven registreert voornamelijk op te verrichten activiteiten. Het registratiesysteem heet TIS (Thuiszorg Informatie Systeem). Hierin staan vooral NAW gegevens, gegevens over de partner en de zorg die wordt geleverd. In het systeem wordt wel een score meegenomen voor complexiteit van de behandeling, een soort puntensysteem. Er is geen directe mogelijkheid om uit het systeem iets te halen over OGGZ-cliënten. Het bleek echter wel mogelijk het huidige cliëntensysteem door te nemen en OGGZ-cliënten handmatig te identificeren. De huidige OGGZ-cliënten waren ook in 2005 al cliënt. Nieuwe cliënten van na 1-1-2006 worden niet meegenomen in deze exercitie, althans, ze moeten apart herkenbaar zijn. OGGZ-mensen die in 2005 zorg hadden hebben dit in het algemeen nu nog tenzij zij zijn overleden.

Voor Maatzorg/De Werven werd een registratieformulier ontwikkeld waarmee het cliëntenbestand werd doorgenomen. Omdat de definities zoals gehanteerd in het projectvoorstel te ingewikkeld werden bevonden werd hiervan een vereenvoudigde versie gemaakt.

Van de Maatzorg/De Werven werden 53 ingevulde registratieformulieren terugontvangen.

 

Aantal cliënten

Aan de medewerkers is gevraagd een registratieformulier in te vullen als betreffende cliënt voldeed aan een of meer van de omschrijvingen. Er werden 53 formulieren terug ontvangen. Bij 49 kon uit de postcode worden afgeleid in welke gemeente de cliënten woonachtig waren. Het betrof 46 inwoners van Delft, 2 uit Pijnacker-Nootdorp en 1 uit Zoetermeer.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Van de 53 geretourneerde lijsten is bij 31 cliënten aangegeven dat zij deel uitmaken van een van de kwetsbare groepen uit de monitor (verslaafd, dak- of thuisloos, zorgwekkende zorgmijder of slachtoffer van huiselijk geweld). Op de 22 resterende formulieren was geen van de OGGZ-groepen aangekruist.

Van de drie cliënten waarvan geen postcode bekend was wordt er van uitgegaan dat zij komen uit het DWO gebied. De cliënt uit Zoetermeer wordt buiten beschouwing gelaten aangezien het hier een monitor betreft voor de centrumgemeente Delft.

 

Van de 30 cliënten uit het DWO-gebied die volgens de casemanagers behoren tot een van de OGGZ-groepen zijn er 17 die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Acht personen zijn verslaafd aan alcohol en zeven voldeden aan de definitie van zorgwekkende zorgmijder.

 

OGGZ-doelgroep

n

%

zorgwekkende zorgmijder

7

23%

verslaafd aan alcohol

8

27%

dak- of thuisloos

1

3%

slachtoffer van huiselijk geweld

17

57%

totaal

30

100%

 

 

De gemiddelde leeftijd was 46 jaar. Een van de gemelde cliënten was een kind van 4 jaar. Onder de volwassenen was de gemiddelde leeftijd 51 jaar, met een range van 23 tot 83 jaar. Driekwart was vrouw. In zestien gevallen betrof het een huishouden met kinderen, bij dertien met kinderen jonger dan 18 jaar.

 

Bekendheid bij andere instellingen

Van de dertig personen zijn er 26 ook bekend bij andere instellingen, met name bij de GGZ (22 personen). Zes zijn er bekend bij politie, drie bij Parnassia verslavingszorg, twee bij Woonbegeleiding.


 

Ook bekend bij

n

%

GGZ

22

85%

Politie

6

23%

Parnassia

3

12%

Stichting Jeroen

1

4%

SMO/Woonbegeleiding

2

8%

Meldpunt Bezorgd?

1

4%

Kwadraad?

1

4%

Totaal bekend bij andere instellingen

26

100%

 

 

Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld

 

Het Advies en steunpunt Huiselijk Geweld is er voor iedereen in Delft, Pijnacker-Nootdorp, Westland en Midden-Delfland, die te maken heeft met huiselijk geweld: Slachtoffers, plegers en degenen uit hun omgeving die zich zorgen maken, zoals familieleden, buren en instanties. Het biedt een luisterend oor, advies en informatie, gesprekken en iemand die u of uw gezin begeleidt naar hulpverlening

 

Gegevensverzameling

Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld heeft over 2005 een registratie in twee delen. Tot november is gebruik gemaakt van Access, na 1 november is voortgegaan met registratie via REGAS.  Alleen van het eerste deel zijn cijfers ontvangen.

 

Aantal cliënten

Het bestand tot november bestond uit 110 meldingen. Hiervan waren er 84 uit Delft, 13 uit regio Westland (Midden-Delfand+Westland), 8 uit Pijnacker-Nootdorp en 5 uit andere regio’s.

 

Indeling in kwetsbare groepen

De cliënten van het steunpunt HG behoren tot de groep ‘slachtoffers van huiselijk geweld’ als er is aangeven dat een bepaald type geweld een rol speelt.Dit is bij 108 cliënten het geval. Of zij daarnaast ook nog deel uitmaken van een van de andere groepen uit de monitor (dak- of thuisloos, verslaafd, zorgwekkende zorgmijder) is niet uit de registratie te halen.

 

102 cliënten zijn afkomstig van het DWO gebied en maken deel uit van een of meer OGGZ-groepen.

Meldingen betroffen niet altijd individuele personen, maar in 46% van de gevallen gezinnen, een-oudergezinnen (21%), en samenwonenden (16%). In 15% van de gevallen ging het om een alleenstaande vrouw, in 2% van de gevallen om een man.

 

Meldingen ASHG uit DWO gebied, naar gezinssituatie.

 

n

%

gezin

44

46%

een-oudergezin

20

21%

samenwonend

15

16%

Vrouw alleen

14

15%

Man alleen

2

2%

onbekend

7

7%

totaal

102

 

 

 

Van 87 personen was een geboortedatum bekend. De gemiddelde leeftijd was 35 jaar, met een minimum van 17 en een maximum van 70.

 

In meer dan de helft van de gevallen was de dader de inwonende partner van het slachtoffer, in 30% van de gevallen was het de ex-partner. In enkele gevallen was de dader een uitwonende partner (5 gevallen), kind van het slachtoffer (4 gevallen), of ouder(s) van het slachtoffer (3 gevallen).

 

 


Meldingen ASHG uit DWO gebied, naar aard van mishandeling.

 

n

%

lichamelijk

73

72%

combinatie

16

16%

geestelijk

6

6%

stalking

4

4%

seksueel

1

1%

financiële uitbuiting

1

1%

verwaarlozing

1

1%

totaal

102

 

 

 

Bekendheid bij andere instellingen

Er is niet rechtstreeks per cliënt na te gaan bij welke instellingen men verder bekend is. Wel is bekend waarnaar cliënten zijn verwezen, of er melding is gedaan bij de politie en of er contact is geweest met de politie. Hieruit is te concluderen dat 72 mensen bij de politie bekend zijn en 33 bij Kwadraad (AMW) etc.

 

 

Meldpunt Bezorgd?

 

In maart 2005 is het meldpunt Bezorgd? in Delft van start gegaan. Bij dit meld- en adviespunt kunnen door bezorgde bewoners en instellingen meldingen worden gedaan van overlast, sociaal isolement en zorgwekkende situaties. De bestaande meld- en adviespunten voor Huiselijk geweld, Bijzondere Aandacht Woonproblematiek (beiden Kwadraad), “D’r uit” (sociaal isolement/BWD) en “Buurtgenoten en hun eigenaardigheden“ (GGZ) zijn in het meldpunt geïntegreerd.Het meld- en adviespunt is geen hulpverlener of probleemoplosser.

Gegevensverzameling

 

Meldpunt bezorgd? heeft over 2005 een registratie in twee delen. Tot november is gebruik gemaakt van Access, na 1 november is voortgegaan met registratie via REGAS. Van het Access-gedeelte is een Excel bestand gemaakt dat via SPSS verder is bewerkt.

 

Aantal cliënten

Het bestand tot november bestond uit 177 meldingen (77 mannen, 73 vrouwen en 2 kinderen, van de anderen is geen geslacht bekend).Hiervan zijn er 126 door Meldpunt Bezorgd? in behandeling genomen, de rest is direct doorverwezen of terugverwezen naar een instantie waar men reeds bekend was.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Voor het project Monitor OGGZ Delft zijn vijf doelgroepen benoemd: zorgwekkende zorgmijders, alcoholverslaafden, drugsverslaafden, dak- en thuislozen en slachtoffers van huiselijk geweld.

De registratie van Meldpunt Bezorgd kent diverse variabelen, die kunnen worden gebruikt om de binnengekomen meldingen hierop in te delen.

 

Voor Meldpunt Bezorgd? is de indeling in groepen als volgt gedaan:

 

Zorgwekkende zorgmijder:

Type probleem=OGGZ en/of Type probleem=isolement en/of overlast=1 en/of vervuiling=1.

 

Alcoholverslaafd:

Verslaving=alcohol

 

Drugsverslaafd:

verslaving=harddrugs en/of verslaving=softdrugs.

 

Dak- en thuislozen:

Pension=’waar’ en/of begeleid wonen=waar en/of zwervend=waar

 

Slachtoffers van huiselijk geweld: huiselijk geweld=’waar’ en/of typeprobleem = 'HGW'

 

Voor de presentatie van het aantal mensen in een OGGZ-groep is gebruik gemaakt van het totaal aan meldingen (dus zowel de wel als niet in behandeling genomen meldingen), omdat het voor het project gaat om de totale aantallen. De niet in behandeling genomen mensen moeten in principe ook voorkomen in de registratie van andere instellingen waarnaar ze zijn door- of terugverwezen.

 

Voor de monitor OGGZ Delft zijn mensen geselecteerd, behorend tot een of meer van de genoemde groepen en wonend in het DWO gebied. Op deze wijze zijn er onder de 177 meldingen 124 cliënten uit een of meer groepen:

 

 

 

Delft

Westland

Oostland

Totaal

dak- of thuisloos

11

1

0

12

residentieel dakloos

1

0

0

1

feitelijk dakloos

10

1

0

11

 

 

 

 

 

verslaafd

19

0

0

19

verslaafd aan alcohol

12

0

0

12

verslaafd aan drugs

7

0

0

7

verslaafd aan harddrugs

1

0

0

1

verslaafd aan softdrugs

6

0

0

6

 

 

 

 

 

zorgwekkende zorgmijder

104

2

2

108

slachtoffer van huiselijk geweld

10

1

2

13

Totaal

117

3

4

124

 

Van 79 van de 124 mensen was de geboortedatum bekend. De gemiddelde leeftijd was 49 jaar (minimum 20, maximum 88 jaar). Van 115 mensen was het geslacht bekend, 50% is man.

28 cliënten maakten deel uit van meer dan 1 groep. Van de zorgwekkende waren er bijvoorbeeld 16 verslaafd, 7 dak- of thuisloos en 3 slachtoffer van huiselijk geweld.

 

 

Bekendheid bij andere instellingen

Er is niet rechtstreeks per cliënt na te gaan bij welke instellingen men verder bekend is. Wel is bekend waarnaar cliënten zijn verwezen (variabele ‘doorverwezen naar’) en of er contacten zijn met geweest met justitie. Het is te verwachten dat cliënten dan ook bij die andere zorgverleners in beeld zijn.

Van 38 cliënten is op deze manier bekend dat zij ook bij andere instellingen in beeld zijn. Ruim de helft bij de GGZ, 11 bij  Kwadraad, 5 bij de politie, 2 bij Dienstencentrum Over de Brug en 1 bij Stichting Jeroen.

 

 

n

%

GGZ

21

55%

Kwadraad?

11

29%

Politie

5

13%

DodB

2

5%

Stichting Jeroen

1

3%

Totaal

38

100%

 

 

Stichting Woonbegeleiding

 

Beschermd/Begeleid wonen biedt individueel afgestemde woonbegeleiding aan mensen met  (vaak) langdurige psychiatrische en/of psychosociale problematiek in een beschermende woonruimte, zelfstandig of in een groep. De begeleiding kan ook worden geboden in de eigen woning/thuissituatie van cliënten.

 

Gegevensverzameling

Stichting Woonbegeleiding heeft handmatig het cliëntenbestand doorgenomen en per cliënt aangegeven of deze uitmaakte van 1 of meer OGGZ-groepen. Gegevens zijn aangeleverd via een Excel bestand. In een van de kolommen is weergegeven of de cliënt deel uitmaakte van een OGGZ-groep. Daarbij was er maar plaats voor OGGZ-groep tegelijk.

 

Aantal cliënten

Het Excel bestand bestond uit gegevens van 195 personen.

 

Indeling in kwetsbare groepen

In totaal bevatte het bestand gegevens van 21 OGGZ-cliënten, 16 mannen en 5 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de cliënten is 41,6 jaar (range: 20-66 jaar).

De meest voorkomende OGGZ-indicatie is verslaving (15 cliënten, 71% van de cliënten met een OGGZ-indicatie en 8% van het totale bestand).

 

Cliënten Woonbegeleiding: Type OGGZ-groep, onder 21 cliënten die tot een of meer groepen horen.

 

n

%

Verslaafd (totaal)

15

71%

Verslaafd aan drugs

5

24%

Verslaafd aan alcohol

10

48%

Verslaafd aan gokken

1

5%

 

 

 

Dak- of thuisloos (totaal)

1

5%

 

 

 

Zorgwekkende zorgmijder

6

29%

 

 

 

 

Twee cliënten waren zowel aan alcohol als aan drugs verslaafd.

 

Bekendheid bij andere instellingen

Bijna alle OGGZ-cliënten waren bij 1 of meerdere andere instellingen bekend. Instellingen die het meest genoemd werden zijn GGZ Delfland (81%). Andere instellingen waarmee cliënten te maken hebben zijn Parnassia Verslavingszorg (13%), Politie (13%), en Meldpunt Bezorgd? (19%).

 

 

Cliënt bekend bij andere instellingen

n

%

GGZ Delfland

16

80%

GGZ Delfland ACT team

5

25%

Parnassia Verslavingszorg

3

15%

Kwadraad

3

15%

Meldpunt Bezorgd?

2

10%

Politie

5

25%

Anders instelling

5

31%

 

Een cliënt kan bij meerdere instellingen bekend zijn, waardoor het totaal groter is dan het aantal cliënten. Bij de helft van de cliënten is één instelling genoemd, bij een kwart twee instellingen en bij de rest drie of meer instellingen. Bij cliënten die bij meerdere andere instellingen bekend zijn, komt de combinatie politie en GGZ Delfland het meest voor (5 cliënten, 24% van alle cliënten).

 

 

Status eind 2005

Aan het eind van het jaar 2005 waren 18 van de 21 cliënten (86%) nog steeds in zorg. Bij één cliënt was de zorg afgesloten. Bij twee cliënten is de zorg gestopt, een daarvan is uit beeld geraakt.

 

Status eind 2005

n

%

nog steeds in zorg

18

86%

zorgverlening afgesloten

1

5%

zorgverlening gestopt

2

10%

uit beeld geraakt

1

5%

 

 

Nachtopvang

 

Sinds februari 2003 heeft de Stichting Maatschappelijke Opvang een nachtopvang gerealiseerd aan de Houttuinen te Delft. Deze laagdrempelige opvang biedt plaats aan 10 passanten uit het werkgebied van SMO komt, Delft / Schieland / Westland en er plaats is. Via St. Over de Brug kan men een zogenaamde slaappas verkrijgen na controle of men uit de regio komt. Vervolgens kan men zich aanmelden bij de nachtopvang. Indien de St. Over de brug is gesloten kan men maximaal een nacht verblijven. Daarna is toegang alleen met pas mogelijk.

 

Gegevensverzameling

De nachtopvang heeft lijsten verstrekt waarop voor 2005 per maand op individueel niveau is bijgehouden hoe vaak een cliënt er heeft geslapen. Mondeling werd per persoon het geslacht aangegeven. Geboortedata werden waar mogelijk achterhaald met behulp van Dienst Over de Brug.

 

Aantal cliënten

In 2005 hebben 99 cliënten één of meerdere nachten in de Nachtopvang doorgebracht: 87 mannen en 12 vrouwen. Van 81 cliënten is de geboortedatum bekend, de gemiddelde leeftijd van de cliënten is 39 jaar (range: 18-63 jaar).

 

 

Van de 99 cliënten van de nachtopvang hebben er 11 maar één nacht in de nachtopvang geslapen. Ruim de helft (52%) verbleef er 11 nachten of meer.

 

Aantal nachten in de Nachtopvang

1

11%

2-5

20%

6-10

17%

11+

52%

Totaal

100%

 

 

Indeling in kwetsbare groepen

De cliënten behoorden allen tot de groep dak- en thuislozen, aangezien zij gebruik maakten van een laagdrempelige nachtopvang worden ze beschouwd als feitelijk daklozen.

Of zij daarnaast ook tot een andere groep behoorden is niet bekend.

 

Of cliënten contact hebben (gehad) met andere instellingen is niet bekend.

 

 

 

Parnassia Verslavingszorg.

 

Verslaving is zowel een ziekte als een psychologisch en sociaal probleem dat tot grote problemen in iemands dagelijkse (openbare) leven kan leiden. Iemand kan bij Parnassia Verslavingszorg terecht voor hulp als iemand verslaafd is aan alcohol, drugs, gokken, medicijnen of aan internet.

Een aanpak op alle fronten die echt werkt

Verslavingsproblemen staan bijna nooit op zichzelf. Ze kunnen het gevolg zijn van of leiden tot psychiatrische en lichamelijke stoornissen. Vaak is er sprake van meervoudige verslaving. Het succes van behandeling is dan ook sterk afhankelijk van de aandacht voor bijkomende problemen.

In de méérfrontenaanpak die door Parnassia is ontwikkeld, staat samenhang met bijkomende problemen centraal. Programma’s voor preventie, behandeling (ook specifiek voor jeugdigen) en begeleiding worden afzonderlijk en gecombineerd ingezet. En dat werkt!

 

 

Gegevensverzameling

Al in een vroeg stadium kon Parnassia een bestand leveren met de meeste vairabelen die van belang waren. Ontbrekende variabele was echter de geboortedatum. Om privacy redenen kon Parnassia in eerste instantie de geboortedatum niet meeleveren. Ontbreken van de geboortedatum zou echter tot gevolg hebben dat voor de Monitor OGGZ Delft er ook geen mogelijkheid zou bestaan te inventariseren in hoeverre er overlap is tussen de cliënten die in beeld zijn bij Parnassia en bij andere organisatie. Op de valreep bleek Parnassia alsnog aan ons verzoek te kunnen voldoen. Het nieuwe bestand bevatte informatie op cliëntniveau over geboortedatum, geslacht, primaire en secundiaire problematiek en woonsituatie. Het eerste bestand, bevatte weliswaar geen geboortedatum maar wel informatie over de instellingen waar de cliënten van Parnassia in 2005 zorg kregen. De hieronder gepresenteerde resultaten zijn voornamelijk gebaseerd op het tweede bestand, behalve waar wordt gemeld dat dit niet zo is.

 

Aantal cliënten

In een Excel bestand werden records aangeboden van 893 cliënten.

In het databestand zaten 37 paren van cliënten met een gelijke postcode, geslacht en geboortedatum. Waarschijnlijk betreft het hier voornamelijk dubbele records. Handmatig is nagegaan of andere variabelen (type verslaving, woonsituatie) ook overeenkwamen. Zo ja, dan werd handmatig een van  beide records verwijderd. Zo nee, dan bleven beide records in het bestand. Als bij een van beide records niets was ingevuld bij type verslaving en woonsituatie, werd deze verwijderd. In het totaal werden 31 cliënten beschouwd als dubbel geregistreerd.

Van de 863 overigen kwamen er 800 uit het DWO gebied. De resterende cliënten kwamen uit Zevenhuizen-Moerkapelle en Nieuwerkerk aan de IJssel, en zijn verder in de analyses niet meegenomen.

Het cliëntenbestand bestond voor 77% uit mannen. De gemiddelde leeftijd was 40,2 jaar, met een minimum van 13 en een maximum van 83 jaar. De vrouwen waren met 42,2 jaar gemiddeld ouder dan de mannen (39,6 jaar). De meeste cliënten kwamen uit Delft (502) of uit Westland (161).

 

Clienten Parnassia Verslavingszorg naar gemeente, 2005.

 

n

%

Bergschenhoek

15

2%

Berkel en Roodenrijs

19

2%

Bleiswijk

17

2%

Delft

502

63%

Midden-Delfland

13

2%

Pijnacker-Nootdorp

73

9%

Westland

161

20%

Totaal

800

100%

 

Uit het eerste bestand dat door Parnassia werd gestuurd kon worden gehaald bij welke centra de cliënten in 2005 zijn behandeld. De zelfde persoon (op basis van registratienummer) kon in dat jaar op meerdere momenten in beeld zijn geweest bij verschillende behandelcentra (variabele Oeoms in de database).

Voor de regio DWO zijn de belangrijkste centra:

 

Meest voorkomende centra waar cliënten van Parnassia in 2005 in beeld waren.

 

Delft

Westland

Oostland

Totaal

Polikliniek Delft

75%

65%

36%

67%

Methadon Delft

18%

2%

2%

12%

Polikliniek Zoetermeer

2%

2%

52%

10%

Polikliniek Den Haag

6%

22%

5%

9%

Centrale Intake AWBZ

5%

14%

6%

7%

Kliniek Zoetermeer Detox & Observ.

4%

5%

9%

5%

Polikliniek dtb. Zeestraat

4%

3%

0%

3%

Banenconsulent Verslavingszorg

3%

2%

0%

2%

Kliniek Alcohol Opname

2%

4%

1%

2%

Kliniek Detox Drugs

2%

1%

2%

2%

Polikliniek Mistral

1%

3%

3%

2%

Poli Nazorg Alc.kliniek

2%

2%

0%

2%

 

Cliënten woonachtig in Delft werden voornamelijk behandeld bij de Polikliniek Delft (75%) en het methadonprogramma Delft (18%).  Cliënten uit Westland kwamen vooral bij de poliklinieken Delft (65%) en Den Haag (22%), en uit Oostland (Pijnacker-Nootdorp en 3B gemeentes) bij de poli’s Delft (67%) en Zoetermeer (10%)  en het methadonprogramma in Delft.

 

Indeling in kwetsbare groepen

Gezien de aard van het bestand worden alle cliënten beschouwd als verslaafd. Op basis van de primaire en secundaire problematiek zijn mensen ingedeeld als verslaafd aan harddrugs, softdrugs, of gokken. Van een aantal cliënten is niet bekend welk type verslaving ze hebben. Verder zijn cliënten op basis van woonsituatie ingedeeld als (feitelijk of residentieel) dakloos.

Van de 800 cliënten in het DWO gebied is 46% verslaafd aan drugs en 62% aan alcohol. 22% van de cliënten zijn zowel aan drugs als aan alcohol verslaafd.

 

Cliënten Parnassia Verslavingszorg: OGGZ groepen.

 

n

%

Verslaafd (totaal)

800

100%

Verslaafd aan drugs

371

46%

harddrugs

272

34%

softdrugs

177

22%

Verslaafd aan alcohol

493

62%

Verslaafd aan gokken

32

4%

 

 

 

Dak- of thuisloos (totaal)

74

9%

Feitelijk dakloos

58

7%

Residentieel dakloos

16

2%

 

Bekendheid bij andere instellingen

Via Parnassia Verslavingszorg zijn er geen gegevens bekend over andere instanties waar de cliënten in beeld zouden kunnen zijn. Op basis van de meegeleverde postcode kan worden opgemaakt dat 33 cliënten ook bij Dienstencentrum Over de Brug bekend zullen zijn.

 

Status eind 2005

Uit het bestand van Parnassia is niet op te maken of te behandeling van clienten eind 2005 was afgesloten.

 



[1] Regio Delft: extrapolatie werd uitgevoerd voor de stad Delft en de regio DWO.