20314575
ONTWERP
Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg
2008
CONCEPT,
juli 2007
Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg
2008
Blz.
1. Inleiding 3
2. Speerpunten 2008 5
2.1. Wachtlijstaanpak 5
2.2. Het realiseren van gesloten jeugdzorg 6
2.3. Invoering Kader Integraal Indiceren 7
2.4. Invoering Deltaplan Gezinsvoogdij 8
2.5. Verkorting doorlooptijden 9
2.6. Het verbeteren van de kwaliteit, doelmatigheid en prestaties 11
2.7. Aansluiting Bureau jeugdzorg bij de centra voor jeugd en Gezin 12
3. Aansluiting aanbod op de vraag 14
3.1. Verbinding met gemeentelijk jeugdbeleid 14
3.2. Toegang (tot de geïndiceerde jeugdzorg) 16
3.2.1. Indicatiestelling 16
3.2.2. Crisisinterventie 17
3.2.3. Casemanagement 17
3.2.4. Advies en
Meldpunt Kindermishandeling
3.2.5. Kindertelefoon 19
3.2.6. Familie
Netwerk Beraad 19
3.3. Jeugdbescherming 19
3.4. Jeugdreclassering 20
3.5. Uitvoering geïndiceerde jeugdzorg 22
4. Cliëntenbeleid, klachtafhandeling en toezicht 25
4.1. Cliëntenparticipatie 25
4.2. Klachtafhandeling 25
4.3. Cliëntvertrouwenspersoon 25
4.4. Inspectie 25
5. Financiën 27
Bijlagen
1. Verslag over het jaar 2006 30
1. Inleiding
De aandacht voor samenhang in de
jeugdzorg afgelopen jaren heeft bij de kabinetsformatie in 2007 geleid tot een
minister voor Jeugd en Gezin (J&G). De contouren van het rijksbeleid op het
gebied van jeugdzorg in de komende jaren zijn onder meer zichtbaar in de door
het ministerie J&G opgestelde verbeteragenda jeugdbeleid. De daarin
opgenomen actiepunten zijn overigens niet nieuw; deze punten stonden al
prominent op de agenda. Ook het beleid van het Stadsgewest in 2008 zal
specifiek gericht zijn op de aanpak kindermishandeling, integratie van
verschillende indicatiestellingstrajecten, verbeteren methodiek
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verkorting van de wacht- en
doorlooptijden, de realisering van gesloten jeugdzorg, verbetering van
doelmatigheid en kwaliteit .
Het bevorderen van afstemming en
samenhang in de jeugdzorg is een belangrijk aandachtpunt in het beleid van het
Stadsgewest. De in de afgelopen jaren geïntensiveerde samenwerking in de
jeugdketen zal op alle fronten tot winst leiden: kinderen zullen sneller en
zonder onderbrekingen of onnodige dubbelingen door de keten worden geleid en
direct terecht komen waar geëigende zorg wordt geleverd. Snellere en betere
informatie-uitwisseling helpt bij het detecteren van opstoppingen;
niet-efficiënt gebruik van jeugdzorg wordt vermeden; er wordt ‘ketenbreed’
ingesteld op de ontwikkelingen in de vraag naar jeugdzorg; integrale
zorgtrajecten dragen bij aan de effectiviteit van de zorg; de cliënt ervaart de
zorg als ‘ongebroken’. De rol van het stadsgewest daarbij is vooral gelegen in
het bij elkaar brengen van de betrokken instellingen, het stimuleren van
samenwerking en daar waar nodig richting geven en voorwaarden creëren. Het
Stadsgewest zet in dit verband ook in op het realiseren van een ‘ketenbrede’
kennisinfrastructuur.
De instellingen organiseren de
uitvoering; in toenemende mate is te constateren dat de instellingen de
vensters open zetten en de grenzen van de eigen organisatie of sector
overschrijden om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, bereikbaarheid en
cliëntnabijheid te vergroten en ook meer kinderen en gezinnen te helpen met
elkaar.
De professionals doen het werk.
Hulpverlenen is geen lopende band werk en de hulpverlener is niet zondermeer
uitwisselbaar. Het is van belang dat professionals een centrale rol spelen bij
het ontwikkelen en vormgeving van methodiek, logistieke processen en samenhang
in de hulp. De afstand tussen bureautafel en de werkelijkheid van de
hulpverlening is vaak veel te groot; dat stoort de vormgeving van een
efficiënte en effectieve hulpverleningspraktijk eerder dan dat het deze
bevordert. Het Stadsgewest wil de rol van professional bij het vormgeven van de
hulpverlening en de processen die daarbij een rol spelen.
Het beleid van Stadsgewest sluit
aan bij het centrale thema in het Rijksbeleid: de veiligheid van het kind. Voor
een goede ontwikkeling van het kind is veiligheid en geborgenheid een
essentiële randvoorwaarde. Wanneer ouders, verzorgers, of instellingen die een
opvoedende of verzorgende taak hebben, falen in het bieden van veiligheid, het
kind mishandelen of verwaarlozen, dient terstond ingegrepen te worden. Daarbij is het ook van belang stil te staan bij de
mogelijkheden die ouders zelf hebben en die in hun omgeving aanwezig zijn om de
opvoeding op aanvaardbare wijze vorm te geven. Maatschappelijke achterstand
vergroot direct of indirect de kans dat een kind onder minder gunstige
omstandigheden opgroeit en het risico op escalatie. In die zin wordt de
jeugdzorg ook geconfronteerd met de effecten van maatschappelijke
‘onvolkomenheden’ die ze niet kan oplossen. In geval van escalatie en liefst al
eerder dient Bureau Jeugdzorg direct op signalen te reageren door onderzoek en
hulp en in voorkomende gevallen in samenwerking met de Raad voor de
Kinderbescherming het kind direct onder toezicht en uit huis te plaatsen. De
goede verbindingen van Bureau jeugdzorg met het preventieve zorgcircuit in de
gemeenten moeten er opgericht zijn escalatie te voorkomen.
Landelijk en regionaal vinden
verschillende initiatieven plaats die direct verband houden met adequater
kunnen optreden wanneer het kind blootgesteld wordt aan onaanvaardbare
risico’s. Zo wordt de wetgeving jeugdbescherming momenteel aangepast
(verruiming grondslag OTS, belang en veiligheid kind centraal); met de
invoering van het Deltaplan gezinsvoogdij zal het toezicht en de hulpverlening
geïntensiveerd worden; de gemaakte afspraken tussen de Bureaus Jeugdzorg en de
politie over zorgmeldingen en Kindspoormeldingen; het landelijke actieplan
aanpak kindermishandeling; de aandacht voor huiselijk geweld en eer gerelateerd
geweld waar jeugdigen mee te maken hebben; versterking van de samenhang in de
jeugdbeschermingketen; de invoering van risicotaxatie instrumenten. Het Stadsgewest
streeft ernaar zoveel mogelijk ruimte maken voor concrete initiatieven op dit
punt. Afgelopen jaren heeft in dat verband het AMK en het crisisteam van Bureau
Jeugdzorg veel aandacht gehad. Ook wordt sterk ingezet op de invoering van het
Deltaplan en het op peil houden van de capaciteit gezinsvoogdij van Bureau
Jeugdzorg, gezien de stijgende ‘vraag’.
Er zijn vele onderwerpen in de
jeugdzorg die aandacht verdienen en ook krijgen. Het wordt langzamerhand teveel om alle initiatieven
van de instellingen, het Rijk, MO groep en het Stadsgewest in het voorliggende
Uitvoeringsplan te beschrijven en van een beleidsbepaling te voorzien. Zoveel
mogelijk zijn de hoofdlijnen van beleid beschreven en voorzien van
doelstellingen en verwachtingen. In hoofdstuk 2 van dit Uitvoeringsprogramma
wordt ingegaan op de speerpunten van beleid in 2008. In hoofdstukken 3 wordt
ingegaan op de verbinding met het gemeentelijke jeugdbeleid, de activiteiten
van Bureau Jeugdzorg en die van de zorgaanbieders. Hoofdstuk 4 heeft betrekking
op het cliëntenbeleid, klachtafhandeling en toezicht. In hoofdstuk 5 komen de
financiën aan de orde.
2. SPEERPUNTEN
JEUGDZORG 2008
2.1. Aanpak van de wachtlijsten
Doelstellingen:
- In 2008 zal geen enkele jeugdige langer dan 8 weken wachten
op de start van de hulp na afgifte van het indicatiebesluit;
- Iedere in zorg zijnde jeugdige ontvangt ook de best
passende zorg. Het streven is dat iedere jeugdige na de start van vervangende
zorg binnen 13 weken de hulp ontvangt die nodig is.
In 2006 zijn de wachtlijsten met
extra geld van VWS succesvol aangepakt. Het resultaat van de inspanning was dat
eind 2006 nagenoeg geen jeugdige langer dan 9 weken stond te wachten op
jeugdzorg. De inzet was deze situatie ook in 2007 te handhaven, dat wil zeggen
voorkomen dat jeugdigen langer dan 9 weken moeten wachten voordat de jeugdzorg
start. In het UP 2007 is naar voren gebracht de maximale wachtperiode verder
terug te willen brengen. De wachtlijst aanpak is onder regie van het
Stadsgewest gecontinueerd.
In april 2007 is naar aanleiding van signalen van de
MO-groep (de brancheorganisatie van de jeugdzorginstellingen) over de weer
oplopende wachtlijsten landelijk een discussie ontstaan over omvang en ernst
van de wachtlijsten. In het Stadsgewest was op 1 april 2007 de stand van zaken
niet verslechterd. Nagenoeg geen jeugdigen stonden langer dan 9 weken op zorg
te wachten. Wel is door instellingen in Haaglanden gewezen op de ‘interne’
wachtlijst, het aantal jeugdigen dat wel jeugdzorg ontvangt, maar wacht op een
beter passend zorgaanbod (… jeugdigen). De vervolgaanpak in 2007 is met name
ook gericht op het aanpakken van deze ‘interne’ wachtlijst.
In mei 2007 is een indicatieve verwachting opgesteld omtrent
de vraag ontwikkeling. In 2007 wordt op basis van de werkelijke gegevens een
trendontwikkeling en daarop gebaseerde beleidscenario’s opgesteld voor 2007 en
2008.
Op basis van de ontwikkelingen bij Bureau Jeugdzorg is
rekening gehouden met een groei van ongeveer 500 cliënten in 2007 en een zelfde
aantal voor 2008.
Het afdekken van deze groei en tevens het saneren van de
interne wachtlijsten bij met name Jeugdformaat vraagt een grote inspanning van
de sector. De verwachting is dat met gecombineerde trajecten en ombouw van
residentie naar pleegzorg de doorlooptijden terug gebracht kunnen worden en de
opname capaciteit vergroot. Jeugdformaat heeft hiermee het afgelopen jaar veel
meer jeugdigen kunnen helpen dan op grond van de extra wachtlijstmiddelen
verwacht mocht worden. Toch is in 2007 de grens aan het mogelijke in zicht
gekomen. Dat betekent dat capaciteitsuitbreiding noodzakelijk is.
Het beleid voor 2007 - 2008 is gericht op het aanpakken van
de interne wachtlijst en voorkomen van een externe wachtlijst. Het beleid volgt
drie lijnen:
- Optimalisatie van het gebruik van zorgaanbod:
flexibilisering van de zorg, ombouw, gecombineerde trajecten, trajectzorg.
Effect: verkorting doorlooptijd, toename effectiviteit;
- Uitbreiding capaciteit; inzet extra middelen om de vraag
te kunnen volgen. In nauwe relatie met punt 1. Effect: jeugdigen kunnen tijdig
opgenomen worden, verhoging van de doorstroming. Nadruk op pleegzorg en
residentiele capaciteit;
- Gezamenlijk wachtlijstteam: wachtlijstbeheer, afstemming
over plaatsing en de hulp aan jeugdigen, screenen jeugdigen die al lang in zorg
zijn, plaatsing complexe casussen. Effect: in concrete gevallen wordt er
gezamenlijk voor gezorgd dat de jeugdige zorg ontvangt binnen 9 weken na
afgifte indicatiebesluit.
Met ondersteuning van adviesbureau Initi8 worden ieder half
jaar de instroom, doorloop en uitstroom gegevens verzameld en een trendanalyse
opgesteld. Op basis daarvan wordt het beleid indien nodig bijgesteld en worden
concrete acties genomen.
Een eerste verkenning door Jeugdformaat voor 2008 levert op
dat ongeveer 4 miljoen nodig zal zijn om via uitbreiding van de capaciteit de
vraag adequaat te kunnen bedienen. Hiermee is de levering van de best passende
zorg voorzien.
2.2. Het realiseren van gesloten
jeugdzorg
Doelstellingen:
- In Haaglanden wordt de capaciteit gesloten jeugdzorg
gebracht naar 26 orthopedagogische en 24 orthopsychiatrische plaatsen. In 2008
wordt een start gemaakt met de uitbreiding van gesloten jeugdzorg met minimaal
26 plaatsen (gekoppeld aan de uitbreiding
24 plaatsen gesloten achtervang j-LVG en 30 plaatsen Banjaard).
- Het Stadsgewest wil de jeugdzorgketen activeren om zoveel
mogelijk te voorkomen dat jeugdigen in een gesloten setting behandeld moeten
worden.
In 2006 is het beleid
geformuleerd inzake de doelgroep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in de
jeugdzorg. In het beleid wordt geappelleerd aan de rol van de gehele keten om
ernstige gedragsproblemen tijdig te signaleren, zo snel mogelijk te reageren
met een passend aanbod en zo veel mogelijk te voorkomen dat zwaar en zelfs
gesloten aanbod ingezet moet worden. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd
voor Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zowel in verband met het stellen van een
goede diagnose en het indiceren van de zorg, als in het kader van de uitvoering
van de gezinsvoogdij. Zoveel mogelijk dient voorkomen te worden dat de
problematiek escaleert. Dit neemt weg dat plaatsing van jeugdigen in een
gesloten jeugdzorgvoorziening in een aantal gevallen niet te vermijden is.
Vandaar dient echter zo snel mogelijk met inzet van de regionale keten de
jeugdige zo snel mogelijk naar open zorg geleid te worden.
In 2006 is in nauwe samenspraak
met Jeugdformaat en de Jutters een aanvraag ingediend voor gesloten jeugdzorg
in Haaglanden: 26 plaatsen jeugdzorg (ortho-pedagogische plaatsen) en 24 plaatsen
jeugd-GGZ (ortho-psychiatrische plaatsen) op een locatie aan de Monsterseweg
(‘Dorestad’). Integraal onderdeel van de te realiseren gesloten
jeugdzorginstelling vormt een onderwijsvoorziening.
De aanvraag voor 26 gesloten
jeugdzorgplaatsen is door het ministerie van VWS gehonoreerd. Het Stadsgewest
Haaglanden heeft middelen beschikbaar gesteld voor de verbouwing en inrichting
van het pand.
In 2007 wordt de verbouwing
afgerond. Eind 2007 zullen de eerste jongeren geplaatst kunnen worden.
Inmiddels hebben Jeugdformaat en Jutters een nieuw stichting opgericht voor de
nieuwe gesloten voorziening. Beide stichtingen vormen de raad van bestuur en de
raad van toezicht van de nieuwe stichting. Het stadsgewest zal vooralsnog de
beleidsmatige en financiële relatie met de gesloten voorziening laten lopen via
Jeugdformaat[1].
Medio 2007 heeft het Stadsgewest
in nauwe samenspraak met Jeugdformaat een aanvraag ingediend bij het
programmaministerie Jeugd & Gezin (J&G) voor het realiseren van
minimaal 26 gesloten jeugdzorgplaatsen in combinatie met de uitbreiding van het
aantal gesloten jeugd-LVG plaatsen (de Bruggen) en uitbreiding van de Banjaard
(doelgroep combinatie LVG – psychiatrische problematiek). In 2010 zal deze
gesloten voorziening met minimaal 80
gesloten plaatsen operationeel worden. In 2008 wordt gestart met de
bouwactiviteiten in Leidschendam-Voorburg.
Het Stadsgewest zal met J&G
en jeugdformaat afspraken maken over de planning en financiering van de
uitbreiding van de gesloten jeugdzorg in het Stadsgewest.
Met de realisering van deze extra
plekken en daarmee ook – gezien de problematiek van de jongeren die in een
gesloten setting terechtkomen – de noodzakelijke zorgbreedte (opvoedingsproblematiek/ problematiek i.v.m. beperkte
verstandelijke mogelijkheden/psychiatrische problematiek) verwacht het
Stadsgewest in redelijke mate te kunnen voldoen aan de behoefte aan gesloten
jeugdzorg (in civiel kader).
Daarbij dient betrokken te worden
tegen de achtergrond van een waarschijnlijk toekomstig tekort aan gesloten
plaatsen en de ontoereikende spreiding van gesloten voorzieningen over de
provincies en regio’s, dat de Stadsgewestelijke voorziening tevens jeugdigen
van buiten de eigen regio zal moeten opnemen. In dit verband is afstemming met
de provincie Zuid-Holland en de stadsregio Rotterdam van belang om de jeugdigen
zo dicht mogelijk bij hun eigen leefomgeving en de betrokken jeugdzorgketen te
plaatsen.
Het Stadsgewest wil in 2008
onderzocht hebben bij de jeugdigen uit Haaglanden die in de gesloten voorziening
in Haaglanden geplaatst worden, hoe de hulpverleningsgeschiedenis er uit heeft
gezien. De verwachting is, dat op basis van dit inzicht duidelijk wordt waar de
zwakke plekken zitten in de zorg(keten) en verbeteringen zullen leiden tot het
voorkomen van gesloten plaatsing.
2.3. Invoering Kader Integraal Indiceren
Doelstelling
Vanaf
medio 2008 vindt een geïntegreerde
indicatiestelling voor Jeugdzorg
en REC4 onderwijs plaats in geval van gecombineerde zorgvragen.
Eind 2008
is de geïntegreerde indicatiestelling Jeugdzorg, REC 4 en REC 3 in samenwerking
met MEE ingevoerd.
Onlangs is het Kader Integraal Indiceren geformuleerd. Alle
betrokken partijen (ministeries van OCW, J&G, WEC-raad, MO-groep, IPO, CIZ,
MEE-Nederland en Zorgverzekeraars Nederland) zijn akkoord gegaan met de
invoering van dit kader. Met de landelijke invoering van dit kader wordt
beoogd, dat ouders en kinderen met een gecombineerde zorgvraag beter en sneller
worden geholpen en minder administratieve lasten ondervinden. Bovendien kan invoering
van het kader efficiencywinst voor de indicerende organen opleveren en kan
dubbel werk worden vermeden door gebruik te maken van elkaars informatie.
De cliënt wordt in enkele stappen het
indicatiestellingtraject doorgeleid. Wanneer bij één van de bestaande loketten
(BJZ, CIZ, MEE, REC 4 of REC 3) wordt vastgesteld dat er sprake is van een
gecombineerde zorgvraag moet de organisatie waar aanmelding plaatsvindt de
cliënt ook toeleiden naar de zorg uit het andere domein. De ouders krijgen dan
één trajectbegeleider, die aanspreekpunt is en verbindingen legt met andere
instanties en personen. De beschikbare informatie wordt uitgewisseld en er
vindt consultatie plaats. De beschikkingen worden afgegeven door de daartoe
bevoegde indicerende instanties (BJZ, CvI en CIZ), waarna de klant in één
integraal pakket de indicaties ontvangt waar hij recht op heeft.
De invoering van het kader houdt in, dat in het Stadsgewest
door de besturen van de betrokken instellingen afspraken moeten worden gemaakt
over cliëntvriendelijke integrale indicatieroutes. Vervolgens worden deze
cliëntroutes in de praktijk ontwikkeld. Begin 2009 dient de invoering van het
kader voltooid te zijn. Op dat moment dient in het Stadsgewest een set van
afspraken, formulieren en procedures ontwikkeld en in de praktijk te zijn
getest. De invoering van kader integraal indiceren dient in verband gebracht te
worden met de Centra voor Jeugd en Gezin, de ZAT’s, de ontwikkelingen rond
‘passend’ onderwijs. De afspraken en de ontwikkelde praktijk laten de wettelijke
taken van de indicerende organen en de eisen die aan de uitvoering gesteld zijn
onverlet.
Het stadsgewest Haaglanden heeft het initiatief genomen om
in de Haagse regio de betrokken partijen bij elkaar te brengen. Het hierboven
genoemde regionale stappenplan zal zo spoedig mogelijk na de zomer 2007 worden
opgesteld. Het is de bedoeling dat betrokken instellingen – in eerste instantie
Bureau Jeugdzorg en REC4- zich verbinden aan het stappenplan. In het
stappenplan wordt de gewenste eindsituatie beschreven en de stappen die gezet
moeten worden om die eindsituatie te bereiken. In het stappenplan wordt de
projectstructuur beschreven en voorts de rol van elk van de participanten, de
benodigde tijdsinvestering en de gewenste (landelijke) ondersteuning. Een
projectleider bereidt in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden het
stappenplan en de start van de invoering voor (najaar 2007).
De uitvoeringsfase (inclusief REC 3) zal eind 2008
afgesloten worden.
De invoering van het Kader Integraal Indiceren is een
ingewikkeld traject, omdat niet alleen verschillende werelden bij elkaar
gebracht moeten worden en met elkaar moeten gaan samenwerken, maar ook vanwege
verschillen in processen, organisatie en werkgebied. Bovendien moet het traject
aansluiten op diverse landelijke ontwikkelingen (o.a. overheveling
indicatiestelling LVG naar BJZ, ontwikkeling Passend Onderwijs, Centra voor
Jeugd en Gezin) en ingezette verbetertrajecten (VIB-traject, Doorbraak). De
verwachting is dan ook, dat het begin van het invoeringstraject een behoorlijke
tijdsinvestering zal vergen. Om het proces te begeleiden stelt het Stadsgewest
middelen ter beschikking voor een projectleider. Ook van de instellingen worden
de nodige investeringen verwacht om het project tot een succes te maken.
2.4. Invoering Deltaplan gezinsvoogdij
Doelstelling
De
methodiek Deltaplan gezinsvoogdij is in 2008 ingevoerd; alle gezinsvoogden zijn
geschoold in de nieuwe methodiek, de caseload van de gezinsvoogd is
teruggebracht naar 1:15 en de administratieve lasten van de gezinsvoogd zijn
teruggedrongen, zodat meer contacttijd met de cliënt mogelijk wordt.
Onder de noemer Deltaplan gezinsvoogdij is in 2006 is
gestart met de invoering van een sterke kwaliteitsverbetering in de
gezinsvoogdij. Het invoeringstraject is over een termijn van drie jaar
uitgesmeerd en moet in 2008 zijn voltooid. Dit houdt in, dat op dat moment alle
gezinsvoogden van Bureau Jeugdzorg zijn geschoold in de nieuwe werkmethodiek.
Dat betekent onder meer ook, dat de caseload (= aantal pupillen) van de
gezinsvoogd verder wordt teruggebracht naar een gemiddelde caseload van 15
pupillen per gezinsvoogd. Voorts dienen de administratieve lasten van de
gezinsvoogd te worden teruggebracht, zodat meer geïnvesteerd kan worden in de
contacttijd met de cliënten.
Landelijk is voor de invoering 7 mln in 2006, 10 mln in 2007
en 14 mln in 2008 beschikbaar. Begin 2007 is mede als uitvloeisel van landelijke actie van de gezinsvoogden
een versnelling aangebracht in het tempo. Een extra inzet van landelijk 4 mln.
euro (het naar voren halen van het budget dat in 2008 beschikbaar zou komen)
heeft geleid tot nadere afspraken tussen het rijk en de provincies /
stadsregio’s. Deze afspraken zijn neergelegd in het convenant “verlaging
caseload gezinsvoogdij”.
Deze afspraken behelzen een caseloadverlaging per 31-12-07
naar gemiddeld 17,5 per fte. Voorts moeten financiële middelen zijn aangewend
voor administratieve ondersteuning van de gezinsvoogden. BJZ dient per 1 maart
2008 te rapporteren over de per 31-12-07 behaalde resultaten in kwantitatieve
en kwalitatieve zin. Door aanwending van de extra middelen is in Haaglanden in
2007 in totaal een bedrag van ruim 1,5 mln. euro beschikbaar om het
bovengenoemde resultaat te realiseren.
In 2008 zal zoals aangegeven de caseload van de
gezinsvoogdijmedewerker verder moet zijn teruggebracht tot gemiddeld 1:15.
Voorts dienen dan alle gezinsvoogden in de nieuwe methodiek geschoold te zijn
en de (bureaucratische) administratieve lasten verder teruggedrongen te zijn.
Bij de invoering van het Deltaplan doen zich enkele
risicofactoren voor. Deze betreffen vooral de aanzienlijke
personeelsuitbreiding die nodig is om de caseload terug te brengen in
combinatie met een meer dan gebruikelijke groei van het totale aantal
jeugdbeschermingcliënten. Bij BJZ Haaglanden is daarenboven ook nog sprake van
een hoog verloop van het personeel. Ten slotte is de situatie op de
arbeidsmarkt van dien aard, dat moeilijk goede krachten verkrijgbaar zijn.
Het vorengaande kan ertoe leiden, dat extra personeel aangetrokken
voor het Deltaplan ingezet moet worden voor de nieuwe klanten en voor het
opvangen van personeelsverloop. Het stadsgewest Haaglanden heeft door inzet van
extra middelen (1,3 mln euro in twee tranches) geprobeerd om voor 2007 in ieder
geval dit afbreukrisico (voor een deel) te voorkomen.
Wij hebben aan BJZ gevraagd voorstellen te ontwikkelen die
kunnen voorkomen, dat dit afbreukrisico’s zich
in Haaglanden in 2007/2008 zullen manifesteren.
2.5. Verkorting doorlooptijden
Doelstellingen:
- De resultaten
van de pilot “Doorbraak” op de deelvestiging in Delft moeten in 2008 leiden tot
een werkmethodiek in de Toegang en bij het AMK die leidt tot substantiële
verkorting van de doorlooptijden bij Bureau Jeugdzorg;
- De
resultaten van de 7 landelijke pilots om de samenwerking in de
jeugdbeschermingketen te verbeteren zullen in 2008 regiobreed worden ingevoerd
in de jeugdbeschermingketen van Haaglanden, zodat desgewenst sneller een
jeugdbeschermingsmaatregel kan worden uitgesproken;
Medio 2006 is gestart met een pilot op de deelvestiging
Delft van Bureau Jeugdzorg om de doorlooptijden in de Toegang terug te brengen met behulp van de methodiek Doorbraak.
Deze pilot maakt onderdeel uit van het landelijk doorbraakprogramma Bureaus
Jeugdzorg. Het doorbraak team Delft heeft aansprekende resultaten geboekt. Zie
daartoe onderstaande tabel.
Fout! Objecten kunnen niet worden gemaakt door veldcodes te
bewerken.
[bron: BJZ
Haaglanden]
Deze resultaten zijn o.a. bereikt door het onderscheiden van
cliëntgroepen, vereenvoudiging en herontwerp van (administratieve) processen en
een effectievere planning en organisatie van het werk.
Naast de resultaten voor cliëntgroepen is ook sprake van
resultaten op organisatieniveau. Zo worden de bedrijfsprocessen doelmatiger
ingericht, waardoor ruimte ontstaat voor hogere productiviteit. Voorts is het
cliënt- en vraaggericht werken meer leidend voor medewerkers. Last but not
least blijkt de arbeidssatisfactie toe te nemen omdat de medewerkers invloed ervaren
op de eigen werkinhoud- en omstandigheden.
In de tweede helft van 2007 wordt gestart met verdere uitrol
van de doorbraakmethode naar andere vestigingen van Bureau Jeugdzorg. Daarbij
zal geen sprake zijn van een top –down implementatie, omdat de methodiek juist
zijn kracht ontleend aan een bottom up benadering, waarbij van binnenuit
stapsgewijs veranderingen worden aangebracht.
Om de medewerkers van de teams te faciliteren bij een juiste
en effectieve toepassing van de doorbraakmethode zal voor vertegenwoordigers
van de teams een cursus “Doorbraak” worden ingezet.
Het resultaat van de doorbraakmethode op de Delftse
vestiging moet in 2008 ook zichtbaar worden op de andere vestigingen van Bureau
Jeugdzorg. Voorts zal de methodiek moeten worden toegepast bij het AMK, ten
einde ook daar te komen tot verdere verkorting van de doorlooptijd. Een van de
actiepunten uit het landelijke actieplan aanpak kindermishandeling is het
verder terugbrengen van de landelijke norm (nu nog 13 weken) van de gemiddelde doorlooptijd
van de AMK-onderzoeken.
Bekorting van de doorlooptijd is ook een van de speerpunten
van het rijksprogramma Beter Beschermd. Het gaat dan om verbetering van de
samenwerking in de jeugdbeschermingketen
om zo te komen tot versnelling van de doorlooptijd. Daartoe zijn in den lande
in 2006 een 7-tal pilots gestart. Doel is om sneller te kunnen besluiten tot
een jeugdbeschermingsmaatregel en zo snel mogelijk de benodigde hulp te laten
starten.
Gebleken is dat het, uitgezonderd crisissituaties, volgens
voorzichtige schattingen ruim 300 dagen duurt vanaf het moment dat BJZ
vaststelt dat een zaak mogelijk beschermwaardig is tot het moment waarop een
(gezins)voogdijwerker daadwerkelijk met het kind en gezin aan de slag gaat.
De landelijke pilots beogen die tijd terug te brengen tot
uiterlijk 2 maanden. Uit de ervaringen opgedaan in de pilots is inmiddels een
“Beste Werkwijze” gedestilleerd. Deze nieuwe werkwijze wordt in 2007 in de
pilots verder doorontwikkeld en goed beschreven, zodat de werkwijze overdraagbaar
wordt en ook elders in het land kan worden toegepast. Vooruitlopende op deze
landelijke uitrol en als vervolg op een vergelijkbaar Haaglandenexperiment in
2006 is in Haaglanden inmiddels al een start gemaakt met invoering van de best
practice op kleinschalig niveau met als partners BJZ, Raad voor de
Kinderbescherming en Jeugdformaat. Uit het eerdere experiment is gebleken, dat
een doorlooptijd van het onderzoek van de Raad tot en met het eindbesluit van
30 tot 42 dagen haalbaar is. Bij het experiment is de Rechtbank niet betrokken
geweest. De behandelingstermijn op de rechtbank varieert, uitgezonderd de
voorlopige maatregel, nog van 27 tot 96 dagen. Een van de aanbevelingen uit het
eerdere project is dan ook om met de rechtbank te spreken over onder meer het
bekorten van de termijn tussen het indienen van verzoek en de behandeling ter
zitting, ook al omdat anders de informatie vaak niet meer up-to-date is.
In 2008 zal regiobreed de nieuwe werkwijze met daaruit
voortvloeiende bekorting van de doorlooptijden in de jeugdbeschermingketen
worden ingevoerd.
2.6. Het verbeteren van de kwaliteit, doelmatigheid en
prestaties
Doelstellingen:
- het zicht krijgen in 2008 op de prestaties en daarmee de
kwaliteit van de jeugdzorg in Haaglanden. Het invoeren van de landelijke
prestatieindicatoren in de Stadsgewestelijke jeugdzorg en de aanpassing van de
informatiehuishouding;
- met de instellingen worden in 2008 drie speerpunten
opgepakt om de efficiency te vergroten.
In 2006 is een begin gemaakt met
het benoemen van kwaliteitsindicatoren. In de beschik-kingen zijn
verplichtingen opgenomen die moesten leiden tot het zichtbaar worden van de
prestaties van de jeugdzorg. In dit verband zijn te noemen het meten van de
cliënttevredenheid bij beëindiging van de
zorg, doelrealisatie en de effectiviteit van de zorg (Jeugdformaat). In
2006 heeft de eerste rapportage plaatsgevonden over de doelrealisatie door
Jeugdformaat. De instellingen hebben in beperkte mate de tevredenheid van hun
klanten in beeld gebracht in 2006.
Onder andere in het kader van het
bevorderen van continuïteit in de zorg in 2006 is door het Stadsgewest het
overleg op gang gebracht over de aansluiting tussen indicatiebesluit en het
hulpverleningsplan en de afstemming tussen Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders
over
Casemanagement en ‘nazorg’.
In het UP 2007 zijn de
kwaliteitsindicatoren vertaald naar heldere verwachtingen omtrent de prestatie
van de instellingen. Deze eisen zijn op onderdelen al opgenomen bij de
subsidieverleningen (bijvoorbeeld wachttijden en doorlooptijden) of zijn
anderszins onderdeel van afspraken met de instellingen. Het is de bedoeling de
prestaties meetbaar te maken aan de hand van cijfermatige gegevens. In 2007
worden afspraken gemaakt met de instellingen over het leveren van gegevens over
de prestaties.
Momenteel is een landelijk
uitvoeringsplan opgesteld om de landelijke vastgestelde prestatie-indicatoren
in te voeren, de MO groep is daarmee belast. Het doel is om de registratie op
te nemen in de informatiehuishouding binnen de jeugdzorg. In 2009 kan de eerste
gegevensrapportage verwacht worden.
De indicatoren hebben niet alleen
betrekking op wat de instellingen individueel vermogen, maar ook op het
functioneren van de keten; continuïteit in de zorg is dan de kernindicator.
Een belangrijke activiteit om op
een aantal aspecten de kwaliteit van de zorg in de keten te volgen en te
bewaken is het casemanagement door Bureau Jeugdzorg en de zorgcoördinatie door
de zorgaanbieder waar de cliënt in zorg
is. Gezien het belang van samenwerking in de keten, de brede
verantwoordelijkheid voor de geboden zorg, heeft het Stadsgewest Bureau
Jeugdzorg Haaglanden en de Stadsgewestelijke zorgaanbieders gevraagd hun
activiteiten op dit punt nader te preciseren en in samenhang met elkaar te brengen,
zodat doelgericht en efficiënt op continuïteit van de zorg gestuurd kan worden.
Het gezamenlijk wachtlijstbeheer door de Stadsgewestelijke
jeugdzorginstellingen heeft o.a. ook tot doel met elkaar te bezien welk
zorgarrangement het beste aansluit bij de vraag van de cliënt en deze zo snel
mogelijk in te zetten.
In 2007 is een pilot gestart door
Bureau Jeugdzorg en Jeugdformaat om de aansluiting tussen indicatiestelling en
hulpverleningstraject te verbeteren. Dit moet tevens leiden tot een snellere en
beter gerichte doorstroom en realiseerbare doelstellingen voor de
hulpverlening. Dit betekent voor de instellingen het intensiveren van de
samenwerking en voor de raakvlakken gezamenlijk beleid ontwikkelen.
In 2008 zal deze lijn doorgezet
worden en op basis van de resultaten van de afspraken en aanpak in 2007 de
verwachting t.a.v. de jeugdzorg zo concreet mogelijk aangegeven worden. Tevens
zal het streven zijn om met de andere sectoren (J-GGZ en J-LVG) afspraken te
maken over de kwaliteit van de keten. De verwachting is, dat de ontwikkeling
van de ketenbrede kennisinfrastructuur in 2007 daar een belangrijke bijdrage
aan kan leveren.
De doelmatigheid van de jeugdzorg
in Haaglanden is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Vooral Jeugdformaat heeft
met de uitbreiding van pleegzorg, gecombineerde zorg en het aanbieden van
deelarrangementen veel meer jeugdigen kunnen opnemen voor de dezelfde kosten.
Met Bureau Jeugdzorg zijn de financiële afspraken scherp te noemen. Uit
vergelijkend onderzoek tussen de verschillende Bureaus Jeugdzorg blijkt dat
Bureau Jeugdzorg Haaglanden relatief goedkoop werkt (Toegang). Verwacht wordt
dat de uitrol van de resultaten van Doorbraak behalve het terugbrengen van de
wacht en doorlooptijden ook efficiencywinst zal opleveren doordat er minder
tijd per cliënt benodigd zal zijn. Bij het AMK heeft men de caseload kunnen
verhogen met ruim 5%.
In 2007 wordt geïnventariseerd
waar nog winst is te halen en waar maatregelen op gericht moeten worden.
Onderdeel hiervan vormt tevens de inzet om efficiency van de zorg voor de
cliënt te vergroten (tegengaan onnodige bureaucratie).
De doelmatigheid (kosten per
cliënt) staat op dit moment sterk onder druk samenhangend met het grote verloop
van personeel, de behoefte aan nieuw personeel i.v.m. de uitbreiding van de
capaciteit en de krappe arbeidsmarkt. Dit betekent dat veel geïnvesteerd moet
worden in werving en inwerken van personeel, dit gaat ten koste van de
productiviteit. Met de Haagse Hogeschool zijn initiatieven (Jeugdformaat)
ontplooid om studenten te laten doorstromen.
2.7. Aansluiting
Bureau Jeugdzorg bij de Centra voor Jeugd en Gezin
Doelstellingen:
- Eind
2008 is duidelijk hoe BJZ Haaglanden kan deelnemen aan Centrum voor Jeugd en
Gezin in de gemeenten in Haaglanden.
- Eind 2008 is duidelijk hoe een kwalitatief
goede verbinding tussen de kernnetwerken en de CJG’s vorm te geven is met
behoud van verworvenheden van huidige manier van aansluiting.
In de negen gemeenten van het Stadsgewest Haaglanden vormen
circa 180 lokale zorgstructuren, zogenaamde kernnetwerken, de aansluiting
tussen het lokaal jeugdbeleid en de jeugdzorg. Kernnetwerken zijn
multidisciplinaire casuïstiekgerichte netwerken voor de groepen 0-12 jaar (of
0-4 en 4-12), voor 12 tot 18-jarigen op het voortgezet onderwijs en voor
niet-schoolgaande jeugd van 12-23 jaar waaraan Bureau Jeugdzorg deelneemt.
Op deze manier wordt een 100% dekkingsgraad nagestreefd voor
alle 0 tot 23-jarigen. Sinds 2003 worden Aansluitingsafpraken gemaakt over de
vorming van een lokale structuur van netwerken met een 100% dekkingsgraad en
inzet van bureau jeugdzorg hierbij. In alle gemeenten zijn netwerken voor 0-12
en voor het voortgezet onderwijs functioneel. Netwerken voor niet schoolgaande
jeugd 12-23 jarigen worden momenteel in verschillende gemeenten gevormd of zijn
al functioneel. In 2006 is een kwaliteitsinstrument voor het functioneren van
de netwerken ontwikkeld, dat in 2007 wordt getest, zodat nu ook wordt ingezet
om de kwaliteit van netwerken te verbeteren.
In het beleidsprogramma ‘Samen werken, samen leven’ van 14
juni 2007 van het kabinet Balkenende IV is de doelstelling opgenomen dat in
2011 in alle gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin functioneren. Hiernaast wil
het kabinet de Zorg Advies Teams, vergelijkbaar met de Haaglandse kernnetwerken,
blijven ondersteunen, kwalitatief verbeteren en tot een 100% dekkingsgraad te
komen.
In Haaglanden wordt al ervaring opgedaan met Centra voor
Jeugd en Gezin. De JGZ-centra in Delft kunnen als voorlopers van de CJG’s
worden beschouwd en de gemeente Den Haag ontwikkelt in het kader van het
project Opvoeden in de Buurt CJG’s, waarvan de eerste nog in 2007 gaat starten.
Het Stadsgewest Haaglanden heeft samen met Den Haag de samenwerkingsafspraken
van Opvoeden in de Buurt ondertekend en de gemeente Delft is, gekoppeld aan Den
Haag als ‘middelgrote of kleine gemeente’, ook betrokken bij het project.
Het Stadsgewest ziet de vorming van CJG’s als een goede
manier om samenwerking tussen lokale organisaties en de jeugdzorg te
verbeteren, en daarmee de zorg voor de jeugdige. Het Stadsgewest wil het grote
belang onderstrepen van de medewerking van het onderwijs aan de CJG’s. Analoog aan de kernnetwerken, ziet het
Stadsgewest het CJG als een lokale zorgstructuur waarvoor de gemeenten voor
ontwikkeling, coördinatie en instandhouding verantwoordelijk zijn en waarbij
BJZ op een efficiënte en effectieve manier moet (kunnen) aansluiten.
Het Stadsgewest Haaglanden en Bureau Jeugdzorg Haaglanden
hebben aangegeven deel te nemen aan de pilot in Den Haag, waarbij BJZ in eerste
instantie met een basisteam van de werksoort Toegang zal plaatsnemen in de
CJG’s. Eind 2008 zal meer bekend zijn over de resultaten van deze inzet van BJZ
en het CJG in Den Haag in zijn algemeenheid. Voor het Stadgewest is het van
belang dat BJZ zijn eigen wettelijke verantwoordelijkheden, die
onafhankelijkheid en een eigen positie vereisen, kan uitvoeren binnen het CJG.
Het Stadsgewest heeft daarnaast als uitgangspunt de inzet van BJZ binnen de
CJG’s en de netwerken binnen de middelen voor de producten in de Toegang en
Aansluiting te laten plaatsvinden. Daarnaast zijn vragen met betrekking tot
efficiëntie, effectiviteit en kwaliteit aan de orde. Bijvoorbeeld met
betrekking tot koppeling van de kernnetwerken aan de CJG’s en de effecten van
schaalgrootte op kwaliteit en kostenbeheersing. Einde 2008 zal de basis van het
project Opvoeden in de Buurt en het basismodel Centrum voor Jeugd en Gezin dat
het ministerie ontwikkelt aanbevelingen en randvoorwaarden bekend zijn die
vertaald kunnen worden naar (de andere) Haaglandse gemeenten. Hiervoor zal in
2008 ook overleg plaats vinden met de regiogemeenten.
In het najaar van 2007 zal de ontwikkeling van de CJG’s
onderwerp van bespreking zijn tijdens de gesprekken met gemeenten m.b.t. de
Aansluitingsafspraken 2008. Daarbij zal ook de efficiënte en effectieve
verbinding met de huidige netwerken aan de orde komen, net als de wijze waarop
Coördinatie van zorg gestalte krijgt in het CJG. Net als in 2007 zal in 2008
voor de gemeenten de mogelijkheid bestaan Aansluitingsmiddelen in te zetten om
een CJG te ontwikkelen[2].
3. AANSLUITING
AANBOD OP DE VRAAG
3.1. Verbinding met het gemeentelijk jeugdbeleid
Sinds 2003 worden jaarlijks afspraken gemaakt over de inzet
van bureau jeugdzorg in lokale zorgstructuren opdat aansluiting tussen
organisaties actief op het lokaal jeugdbeleid en de jeugdzorg tot stand wordt
gebracht. In 2007 sluit BJZ aan bij
circa 180 lokale netwerken, die casussen bespreken van kinderen van 0-12 jaar
(of 0-4 en 4-12), leerlingen van het voortgezet en ROC-onderwijs van 12 -18
jaar en niet –schoolgaande jeugd van 12-23 jaar. Voor de jeugdigen van 0-12
jaar en leerlingen van het voortgezet onderwijs is inmiddels een dekkende
structuur ontstaan in Haaglanden, mede meteen financiële bijdrage uit de Aansluitingsmiddelen.
Verschillende gemeenten zijn doende netwerken niet-schoolgaande jeugd op te
zetten, die in 2008 functioneel kunnen worden.
In het najaar van 2007 zullen in overleg tussen BJZ,
Stadsgewest en afzonderlijke gemeenten de Aansluitingsafspraken 2008 worden
gemaakt. Aansluiting van Bureau Jeugdzorg bij lokale zorgstructuren is alleen
mogelijk wanneer deze voldoende efficiënt en effectief functioneren. Door de
vorming van kernnetwerken met een (theoretisch) bereik van 100% van de
Haaglandse jeugdigen tot 18 jaar, zoals boven beschreven is de efficiëntie van
de inzet van BJZ (en ook van de lokale partners) te vergroten. Het in 2006/7
door JSO en PJ Partners ontwikkelde Kwaliteitsinstrument Netwerken is erop gericht de kwaliteit en daarmee de
effectiviteit van netwerken te meten en te verbeteren. Het Stadsgewest zal
inzet van het instrument in 2008 stimuleren.
Tijdens de gesprekken zal ook de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin
aan de orde komen (zie ook speerpunt hoofdstuk 2).
Uit van de provincie Zuid-Holland overgehevelde
projectsubsidies Jeugd financiert het Stadsgewest jaarlijks de
Aansluitingsprojecten. Gemeenten kunnen aanvragen indienen om de lokale
zorgstructuur te ontwikkelen en/of te verbeteren. Sinds 2007 bestaat ook de
mogelijkheid middelen in te zetten om een dekkend spectrum van activiteiten
m.b.t. de vijf lokale jeugdzorgfuncties te ontwikkelen. In 2008 zal met name
ingezet worden op de volgende activiteiten:
- ontwikkeling van een dekkende structuur van kernnetwerken.
Aangezien de kernnetwerken voor de 0- tot 12-jarigen en de leerlingen op het
voortgezet en ROC-onderwijs gevormd zijn zullen dit met name projecten zijn
m.b.t. de ontwikkeling van de zorgstructuren voor niet-schoolgaande jeugd 12-23
jaar;
- kwaliteitsverbetering van kernnetwerken m.b.v. het
Kwaliteitsinstrument netwerken;
- ontwikkeling van de lokale jeugdzorgfunctie Coördinatie
van zorg. In zeven gemeenten loopt dit traject, dat wordt ondersteund door JSO,
al in 2007 en zal naar verwachting worden voortgezet in 2008. De verwachting is
dat in 2008 gestart kan worden met de implementatiefase;
- ontwikkeling van de gemeentelijke Centra voor Jeugd en
Gezin. Van belang hierbij is de koppeling aan of inpassing van kernnetwerken en
functies als coördinatie van zorg binnen de CJG’s zodat een efficiënte
structuur ontstaat zonder overlap.
Een goede verbinding tussen het onderwijs en bureau
jeugdzorg is van groot belang, een verbinding die ook in de Wet op de jeugdzorg
met name wordt genoemd. Immers leerkrachten zien jeugdigen vele uren per week,
hebben contact met hun ouders en signaleren vaak als eerste problemen bij een
kind. Door de schaalgrootte van het
basisonderwijs is het niet mogelijk voor BJZ om bij elke basisschool aan te
schuiven. In Haaglanden is de verbinding veelal vormgegeven in gemeentelijke of
wijkgerichte netwerken voor jeugdigen van 0 tot 12 jaar.
In 2006/7 is een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van
de aansluiting tussen BJZ en het basisonderwijs via de lokale zorgstructuren.
Dit onderzoek was een vervolg van het in 2004/5 uitgevoerde onderzoek. In meer
gemeenten dan in 2004-2005 functioneert een zorgstructuur voor de
leeftijdsgroep 4-12 jaar. Minder dan 50% van de responderende scholen is
tevreden over de wijze waarop de lokale zorgstructuur de extra benodigde zorg
van buiten school voor hun leerlingen behandeld (aard, snelheid, coördinatie en
communicatie). De rest was deels tevreden of ontevreden. Ongeveer 150
leerlingen in Haaglanden ontvingen niet de hulp die zij volgens de school wel nodig
hadden, waarbij scholen veelal als reden geven dat de ouders niet meewerken aan
het opstarten van extra zorg buiten school.
Op basis van deze resultaten is bij de gemeenten
aangedrongen om de werking van de lokale zorgstructuur beter aan te laten sluiten
bij de verwachtingen van het onderwijs. Daarnaast wordt JSO gevraagd in 2008
passende interventies te ontwikkelen en uit te voeren om leerkrachten te helpen
ouders te motiveren hulp te aanvaarden. Ook zal het Stadsgewest afspraken maken
met de jeugdzorginstellingen om de communicatie over de geboden zorg
(terugkoppeling) te verbeteren, die vanaf 2008 een verbetering in de
communicatie tussen school, lokale zorgstructuur en jeugdzorginstellingen als
resultaat moet hebben.
De afgelopen jaren is sterk ingezet om de hulp aan thuisloze
jongeren te verbeteren en te voorkomen dat jongeren thuisloos raken. Structuren
om samenwerking in de keten zijn ontwikkeld en functioneel. Begin 2007 zijn
samenwerkingsafspraken gemaakt tussen organisaties werkzaam op het gebied van
opvang en hulp aan zwerfjongeren in jeugdzorg, lokaal jeugdbeleid en
volwassenenzorg op uitvoerend en beleidsniveau. In 2008 zullen de behaalde
resultaten moeten worden geconsolideerd en onderhouden. Uitvoerende
organisaties zijn verantwoordelijk voor de aan hen toevertrouwde taken en de
deelname aan structuren en activiteiten zoals beschreven in de
samenwerkingsafspraken. Alle
uitvoerende organisaties nemen deel aan het Netwerk Zwerfjongeren, dat wordt voorgezeten
door de ketenregisseur van JSO. Het Stadsgewest is voornemens ook in 2008 de
werkzaamheden van de voorzitter van het netwerk te subsidiëren. Het Stadsgewest maakt samen met de gemeente
Den Haag en het Zorgkantoor deel uit van de Regiegroep Zwerfjongeren die ook in
2008 zicht houdt op de keten, met informatie uit het Netwerk Zwerfjongeren, en
stuurt en indien en waar nodig.
Veel jongeren in Haaglanden hebben een andere etnische
achtergrond dan de Nederlandse en daarmee ook veel jongeren in de jeugdzorg. De
drempel voor allochtone ouders en jongeren om de opvoedondersteuning en
jeugdzorg te vinden is hoog. Zij bereiken daardoor moeilijker preventieve
voorzieningen en minder intensieve vormen van de geïndiceerde jeugdzorg. Een
gevolg daarvan is dat deze jongeren meer vertegenwoordigd zijn in zwaardere
vormen van jeugdzorg, waaronder de jeugdbescherming. In 2007 voert JSO een
onderzoek uit naar de hoogdrempeligheid van jeugdzorg, die overigens niet
alleen een etnische component maar ook een sociaal-economische component heeft.
Op basis van de resultaten zullen in 2008 interventies worden ontwikkeld en/of
geïmplementeerd.
Wanneer jongeren jeugdzorg ontvangen is het van belang dat
de hulp aansluit bij het referentiekader van de jongere en zijn ouders, zodat
de hulp effectief is en de jongere niet voortijdig afhaakt. Het Leger des Heils
laat op basis van de resultaten van een onderzoek door JSO naar culturele
diversiteit binnen haar organisatie zijn medewerkers trainen in de omgang met
culturele diversiteit. Het Stadsgewest is blij met de prioriteit die het Leger
bij deze activiteiten legt. Bij Stichting Jeugdformaat en Bureau Jeugdzorg
vinden verschillende activiteiten plaats om intercultureel werken te
verbeteren, maar dit is niet geëxpliciteerd in organisatiebreed beleid. JSO kan
in 2007 en 2008 ondersteuning bieden aan de jeugdzorgorganisaties bij het
ontwikkelen van beleid op dit vlak. De beleidsplannen 2008 van de
jeugdzorgorganisaties zullen worden beoordeeld op dit onderwerp.
3.2. Toegang (tot
de geïndiceerde jeugdzorg)
3.2.1. Indicatiestelling
In opdracht van het IPO is de MO-groep bezig met het project
“Verbetering Indicatiestelling Bureaus Jeugdzorg” (in de wandelgang ook
aangeduid met VIB-traject). Doel is om landelijk te komen tot een
indicatietraject, die landelijk dezelfde processtappen kent, door mensen wordt
uitgevoerd met gelijke vaardigheden en opleiding en waarbij gelijksoortige
instrumenten worden gehanteerd. Kern van het project is dat er indicatiestromen
worden onderscheiden waarvoor ook verschillende doorlooptijden gaan gelden.
Trefwoorden hierbij zijn : licht wat licht kan en zwaar wat zwaar moet. Voorts
wordt ingezet op het gebruik van parallelle stappen in plaats van opeenvolgende
stappen om zo de doorlooptijd te bekorten. Ook moet dubbel werk worden
voorkomen door betere afstemming en gebruik maken van informatie van
ketenpartners.
In het jaar 2007 is in Haaglanden, vooruitlopend op de
resultaten van het VIB-traject, bij de indicatiestelling al onderscheid gemaakt
tussen categorieën van cliënten: cliënten met een relatief eenvoudige en
eenduidige problematiek en cliënten met ernstige problematiek, waarbij een
intensievere aanpak aan de orde is. Dit onderscheid is ook in de financiering
tot uiting gebracht met dien verstande, dat voor de laatste categorie het
beschikbare budget voor de lichte ambulante zorg is toegevoegd aan het budget
indicatiestelling. Daarmee is deze vorm van hulpverlening nog uitsluitend
mogelijk in het kader van een indicatiestelling. Dus geen afzonderlijke
trajecten licht ambulante zorg meer voor Bureau Jeugdzorg. De gemeenten zijn in
beginsel verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van lichte vormen van
ambulante hulp via het (schoolmaatschappelijk) werk.
Het stadsgewest wil het in 2007 ingezette beleid,
vooruitlopend op eventuele invoering van de uitkomsten van het VIB-traject, in
beginsel in 2008 voortzetten (zie in dit verband ook hoofdstuk 2 onder
verkorting doorlooptijden).
In 2007 is in Haaglanden gestart met de voorbereiding van de
overheveling van de indicatiestelling van jeugdigen met een licht
verstandelijke handicap (LVG) van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) naar
de bureaus jeugdzorg. Landelijk is inmiddels een protocol LVG-indicatie
opgesteld. Er zijn nog een aantal onduidelijkheden betreffende onder meer de
doelgroep (IQ-grens) en de financiering van het zorgaanbod (AWBZ of Wet op de
jeugdzorg). Over de financiering wordt binnenkort door het rijk een besluit
genomen. Met de meest betrokken partijen in Haaglanden (CIZ, BJZ, De Bruggen,
zorgkantoren en MEE) is inmiddels overleg gestart. Afgesproken is dat BJZ een
Plan van Aanpak opstelt, dat in het najaar 2007 wordt besproken. Naar
verwachting zal in 2008 door BJZ kunnen worden gestart met de
LVG-indicatiestellingen. Op dit moment is nog niet duidelijk de omvang van het
budget dat vanuit de AWBZ wordt overgeheveld naar de provincies /3 grote
stadsregio’s voor de uitbreiding van de taak van BJZ.
Eveneens in 2007 is gestart met de voorbereiding van de
invoering van het Kader Integraal Indiceren. Deze invoering dient in 2008 gerealiseerd
te zijn (zie voorts hoofdstuk 2).
Mede naar aanleiding van een rapportage van de Inspectie
Jeugdzorg eind 2006 over de kwaliteit van de indicatiestelling in Haaglanden
(landelijke rapportage in juni 2007) heeft het stadsgewest aan Bureau Jeugdzorg
Haaglanden opgedragen om te komen tot een verbetering van de aansluiting van
het indicatiebesluit op het hulpverleningsplan van de zorgaanbieders. Dit geldt
met name voor het JHV zorgaanbod en in mindere mate voor de indicaties
jeugd-GGZ, die in gevolge het landelijk ingevoerde protocol indicatiestelling
jeugd-GGZ een meer globaal karakter dragen en min of meer beschouwd kunnen
worden als een gemotiveerde doorverwijzing met weliswaar een beschrijving van
de problematiek, maar niet met een gespecificeerde indicatie van de benodigde
hulp.
Voor training en opleiding van medewerkers van Bureau
Jeugdzorg belast met indicatiestelling zal met het oog op de bovenvermelde
ingezette verbetertrajecten, die voor een belangrijk deel ook zullen doorlopen
in 2008, middelen moeten worden vrijgemaakt.
Productie
Indicatiebesluiten realisatie
2005 realisatie 2006 gesubsidieerde cap. 2007
taakstelling 2008
1e indicaties |
3.334 |
3.295 |
2.785 |
2.800 |
1e IB’s zware problematiek |
- |
- |
765 |
800 |
Vervolgindicaties |
694 |
1.674 |
1.250 |
1.250 |
diagnostiek |
525 |
515 |
630 |
630 |
Voor het jaar 2008 geldt, dat BJZ ten aanzien van de
toegangsactiviteiten zijn werkwijze zodanig aanpast, dat de aantallen op het
niveau van 2007 blijven gehandhaafd.
In de taakstelling 2008 is overigens nog geen rekening
gehouden met het aantal indicaties jeugd LVG. Zodra in de loop van 2007 meer
zicht bestaat op de omvang van deze nieuwe doelgroep zal de productie 2008
worden bijgesteld.
Door BJZ gaat in zijn prognose 2008 uit van een verdubbeling
van het aantal vervolgindicaties dat in 2007 is gesubsidieerd. Haaglanden wil
inzetten op een taakstelling voor 2008 die overeenkomt met het gesubsidieerde
niveau 2007. In de opvatting van het Stadsgewest moet bij vervolgindicaties
(herindicaties) meer teruggegrepen worden naar de 1e indicaties en
moeten ook de zorgaanbieders ingeschakeld worden.
Ten aanzien van de productie indicatiebesluiten zal voor
2008 gestreefd worden naar één normprijs “indicatie” (waarin de normbedragen
voor 1e indicaties, 1e IB’s zware problematiek, vervolgindicaties
en diagnostiek zijn verdisconteerd). Dit biedt mogelijkheden om
indicatiemiddelen flexibel in te zetten en te richten op de doelgroep die de
meeste aandacht behoeft.
3.2.2. Crisisinterventie
De samenwerking tussen BJZ Haaglanden met De Jutters heeft
in het voorjaar van 2007 geleid tot een gezamenlijke crisisdienst tijdens
kantooruren. Het stadsgewest Haaglanden ziet deze samenwerking als een eerste
opstap om te komen tot verdere uitbreiding enerzijds naar de avond en nachturen
en anderzijds door een geografische uitbreiding door ook de GGZ Delfland in de
samenwerking te betrekken. Als knelpunt bij uitbreiding in de nachtelijke uren
wordt door De Jutters aangegeven het gebrek aan kinderpsychiaters in onze
regio, die daarbij al achterwacht moeten functioneren. Eind 2007 zullen de
resultaten van het eerste half jaar van de samenwerking tussen De Jutters en
BJZ Haaglanden worden gepresenteerd.
Productie
Crisisinterventie realisatie
2005 realisatie 2006
gesubs. cap. 2007 taakstelling
2008
Aantal interventies |
433 |
466 |
482 |
482 |
Voor de realisatie 2006 en de raming 2007 geldt, dat in het
opgenomen aantal de extra interventies (64) uit de wachtlijstmiddelen begrepen
zijn. In 2008 wordt die eenmalige incidentele verhoging structureel gemaakt. De
voorlopige raming van BJZ voor 2008 ligt overigens nog eens een kleine 50
interventies hoger.
3.2.3. Casemanagement
Het in 2007 in gang gezette beleid, waarbij onderscheid
wordt gemaakt tussen enerzijds casemanagement bij de jeugd-GGZ aanbieder en anderzijds
casemanagement bij de aanbieder van jeugdhulpverlening zal in 2008 worden
gecontinueerd. Dat wil dus zeggen, dat, aansluitend bij de in de prakrijk
gegroeide situatie, bij de jeugd-GGZ
slechts (financiering van) lichte vormen van casemanagement aan de orde
zijn. Voor alle overige cliënten van BJZ met een indicatiebesluit blijft een
budget beschikbaar dat correspondeert met het uitgangspunt van gemiddeld 4
contactmomenten gedurende de periode dat de cliënt in zorg is. Dit biedt in de
optiek van Haaglanden in de praktijk BJZ voldoende mogelijkheid om verdere
differentiatie in casemanagement aan te brengen, waarbij ook intensievere
trajecten mogelijk worden.
Mede naar aanleiding van het eind 2006 uitgebrachte rapport
van de inspectie over de uityvoering van casemanagement door bureau jeugdzorg
hebben wij in et voorjaar van 2007 aan Bureau jeugdzorg verzocht om ter
voorbereiding van nadere afspraken over de taakverdeling tussen zorgaanbieders
en BJZ samen met de zorgaanbieders met nadere voorstellen te komen over
casemanagement en zorgcoördinatie. Bij het maken van deze afspraken zullen de
aanbevelingen (veelal in de administratieve sfeer) van de inspectie betrokken
worden.
Productie
casemanagemanttrajecten
realisatie 2005[3] realisatie 2006
gesubs. cap. 2007
taakstelling 2008
Basiscasemanagement |
1.987 |
3.393 |
2.958 |
3.000 |
licht casemanagement |
|
|
1.593 |
1.600 |
basispluscasemanagement |
662 |
|
|
|
De taakstelling 2008 volgt die van de taakstelling 2008 voor
het product indicaties.
Evenals ten aanzien van het product indicatiestelling wordt
voor 2008 gestreefd naar introductie van één normprijs casemanagement, waarbij
BJZ het budget flexibel kan inzetten met inachtneming van de productieafspraak.
3.2.4. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
BJZ heeft in 2006 een goede prestatie geleverd door een
sterke toename van de instroom toch de wachtlijst van zo’n 200 kinderen weg te
werken.
Het beleid in 2007 en 2008 is erop gericht, dat niet opnieuw
wachtlijsten gaan ontstaan en om de doorlooptijd verder te versnellen (zie ook
hoofdstuk 2).
Voorts zal samen met gemeenten volop medewerking worden
verleend aan invoering van het landelijke actieplan Kindermishandeling zoals
dit door het nieuwe kabinet medio 2007
an de Tweede kamer is uitgebracht onder de noemer “Kinderen Veilig Thuis”. Het
actieplan is gericht op voorkomen dat kindermishandeling optreedt, op het zo
snel als mogelijk signaleren als het wel optreedt, op het stoppen van de
kindermishandeling en op het beperken van de schadelijke gevolgen. Beoogd wordt
om de in vier proefregio’s uitgewerkte aanpak van de Reflectie- en Actiegroep
Aanpak Kindermishandeling (Raak) gericht op een sluitende aanpak landelijk uit
te rollen. Nog in 2007 zal de invoering van de werkwijze Raak worden voorbereid
met IPO, VNG en betrokken koepelorganisaties. Vanaf 1 januari zal gestart
worden met gefaseerde invoering in regio’s. In 2011 wordt de werkwijze Raak
landelijk dekkend toegepast.
In 2007 zijn door BJZ afspraken gemaakt met het politiekorps
Haaglanden over de behandeling van zorgmeldingen (waaronder begrepen de
Kindspoormeldingen). Het is van belang, dat met name in 2007 en 2008 de
gevolgen van deze afspraken voor de groei (bij AMK en Toegang) goed te
monitoren. Voor het jaar 2007 is extra subsidie toegekend in de vorm van een
opslag op de normprijs voor AMK-onderzoeken voor de intake van de
zorgmeldingen, die vanwege uitgebreide risicotaxatie meer tijd vergt dan een
reguliere aanmelding bij BJZ. Het voornemen is om deze financieringswijze ook
in 2008 te continueren.
Productie
AMK realisatie
2005 realisatie 2006
gesubs. cap.2007 voorl.
raming 2008
advies en consult |
2.115 |
2.376 |
2.400 |
2.600 |
onderzoeken |
840 |
1.256 |
1.400 |
1.500 |
Bij het AMK wordt door BJZ met name een stijging gezien in
het aantal adviezen en consulten door professionals vanwege bijscholing op het
gebied van (signalering van) kindermishandeling en het gebruik van een
risicotaxatieinstrument. De stijging voor onderzoeken zal naar verwachting wat
minder toenemen omdat mogelijke bedreigende opvoedingssituaties eerder
gesignaleerd en opgepakt zullen worden. Zoals hiervoor aangegeven geldt
preventie van kindermishandeling landelijk door het kabinet als één van de
speerpunten binnen de jeugdzorg. Nog in 2007 zullen landelijk incidenteel extra
middelen voor de AMK’s beschikbaar komen (5 mln. euro). In 2008 zal landelijk 9
miljoen extra voor het AMK beschikbaar komen in het kader van het aanpakplan
kindermishandeling. Overigens zal in het kader van dit landelijk actieplan voor
de AMK’s een andere financieringsvorm worden uitgewerkt, die meer dan voorheen
rekening houdt met de te verwachten groei van het aantal adviezen, consulten en
onderzoeken. De prioriteit in Haaglanden voor de bestrijding van
kindermishandeling heeft in de praktijk in het Stadsgewest overigens al de
afgelopen jaren geleid tot een financiering op basis van de verwachte groei.
3.2.5.
Kindertelefoon
De samenwerkingsovereenkomst tussen Bureau Jeugdzorg en de
uitvoerder van de Kindertelefoon zal in 2007 worden geëvalueerd. De evaluatie-uitkomsten
zullen naar verwachting niet leiden tot een ontbinding van de overeenkomst
gelet op de wijze waarop de stichting Teletrust de afgelopen jaren invulling
heeft gegeven aan de samenwerking.
Vanaf 2007 is de Kindertelefoon meer dan voorheen gericht op
zijn signalerende taak, omdat een toenemend aantal jongeren contact opneemt met problematiek die
gerelateerd is aan bedreigende situaties (geweld, misbruik, ernstige emotionele
problemen). In 2007 is voorts het chatexperiment uitgebreid met behulp van een
extra incidentele subsidie.
Het in 2007 ingezette beleid zal leidraad zijn voor het jaar
2008. dat betekent, dat opnieuw incidenteel middelen ten bedrage van €
14.000,-- ter beschikking worden gesteld voor het chatexperiment. Daarbij wordt
ervan uitgegaan dat voor het zomerreces 2008 een verslag van de resultaten
wordt verwacht.
3.2.6.
Familie Netwerk Beraad
Vanaf 2004 wordt door BJZ geëxperimenteerd met methodieken
(Eigen Kracht Conferentie en Familie Netwerk Beraad), die erop zijn gericht om
de eigen omgeving van de cliënt meer te betrekken bij het oplossen van zijn
problemen.
In 2007 is voor voortzetting van de methodiek Familie
Netwerk Beraad incidentele subsidie verleend voor het houden van 50
familieberaden. Voor het jaar 2008 zal in beginsel eenzelfde inzet aan de orde
zijn. Wel wordt in overleg met BJZ gezocht naar de mogelijkheden van een meer
structurele inbedding van de financiering.
3.3. Jeugdbescherming
In het kader van het landelijke programma “Beter Beschermd”
lopen momenteel 4 trajecten die moeten leiden tot verbeteringen in de
jeugdbescherming: informatiemanagement in de jeugdbeschermingketen, afstemming
werkwijze in de keten, uitvoering (gezins)voogdij en aanpassing wetgeving.
Het project informatiemanagement moet medio 2007 een plan
van aanpak opleveren, dat erop gericht is om binnen drie jaar de beoogde
kwaliteitsverbetering in het informatiemanagement in de hele
jeugdbeschermingketen te realiseren.
Bij de afstemming van de werkwijze in de keten gaat het
vooral om bekorting van de doorlooptijden in de keten door invoering van een
nieuwe werkwijze (best practice). Landelijke invoering wordt voorzien in 2008
(zie voorts hoofdstuk 2 onder “verkorting doorlooptijden”).
Voor de verbetering van de uitvoering van de gezinsvoogdij
wordt verwezen naar hoofdstuk 2 onder “Deltaplan gezinsvoogdij”.
Voor de voogdij staat eveneens een methodiekverbetering op
stapel, waarvan de invoering naar verwachting medio 2008 kan gaan starten ervan
uitgaande dat hiervoor de benodigde middelen beschikbaar worden gesteld in de
doeluitkering Bureau Jeugdzorg.
De aanpassing van de jeugdbeschermingwetgeving (o.a.
verruiming OTS-gronden) zal zijn beslag krijgen in 2008. Het Advies Kinderen
Eerst wordt momenteel omgebouwd tot een wetsvoorstel, dat naar verwachting eind
2007 naar de TK wordt gezonden.
productie realisatie
2005 realisatie 2006
gesubsidieerde cap. 2007 voorl.
raming 2008[4]
OTS < 1 jaar |
426 |
563 |
766 |
900 |
OTS overig |
848 |
958 |
1.082 |
1.200 |
Voogdij |
282 |
294 |
299 |
300 |
Voorlopige voogdij |
15 |
16 |
13 |
20 |
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat door BJZ
wordt voorzien, dat de groei in de jeugdbescherming voorshands onverminderd
doorzet, met name ten aanzien van de OTS. De raming zal worden bijgesteld op
basis van de cijfers 1e helft 2007.
3.4. Jeugdreclassering
Het landelijk beleidsprogramma Jeugd Terecht (2002 – 2006)
is inmiddels afgerond, maar de implementatie van de acties uit dat programma is
in volle gang. Daarnaast is voor de komende kabinetsperiode een nieuwe aanpak
jeugdcriminaliteit opgesteld met als uitgangspunten voortzetting van de acties
uit Jeugd terecht (gericht op voorkomen van 1e delicten en
verminderen van recidive), diagnose als basis voor een gerichte aanpak,
beschikbaarheid van effectieve interventies en goede nazorg na afloop van een
interventie. De samenwerking in de jeugdstrafrechtketen vindt op casusniveau
plaats in het Justitieel Casus Overleg (JCO). Politie , OM, Raad voor de
Kinderbescherming en de Jeugdreclassering bespreken hier de probleemjongeren
die in aanraking met justitie komen. Doel is om snel en op basis van alle
beschikbare informatie te beslissen over een passende reactie naar de jongere.
In 2007 heeft de jeugdreclassering een start gemaakt met de
invoering van een nieuwe werkmethodiek. Onderdeel daarvan is dat de
jeugdreclasseerders worden getraind in een speciaal risico-instrumentarium
gericht op het vaststellen van de criminogene factoren. Op basis daarvan kan
het plan van aanpak (per jongere) worden opgesteld. Vooruitlopend op een
landelijk in ontwikkeling zijnde risico-instrument voor de hele
jeugdstrafrechtketen wordt voorshands
gewerkt met een in Amerika ontwikkelde screeningslijst voor de vaststelling van
risico en recidive. Ander onderdeel van de nieuwe methodiek betreft de nazorg.
Het gaat hier om begeleiding van jeugdigen in aansluiting op hun verblijf in
een justitiële inrichting. Zoals in het Uitvoeringsprogramma 2007 aangegeven is
het beleid er op gericht om in beginsel elke jongere die een JJI verlaat te
begeleiden naar een nieuwe toekomst. De jeugdreclassering is daarbij een van de
belangrijkste betrokken partners. Van groot belang is ook de rol van de
gemeenten, hoewel deze geen wettelijke specifieke verantwoordelijkheden hebben.
In het kader van het in 2007 landelijk
vastgestelde verantwoordelijkheidskader Nazorg Jeugd wordt o.a. gewezen op de
algemene verantwoordelijkheden die gemeenten hebben op de terreinen onderwijs,
werk en inkomen en huisvesting.
Door Bureau Jeugdzorg Haaglanden is een invoeringsplan voor
de nieuwe methodiek JR opgesteld, dat door het stadsgewest is goedgekeurd. Eind
2007 vindt een tussentijdse evaluatie plaats en in het voorjaar van 2008 de
eindevaluatie.
Ook zal in 2007 een aanpassing plaatsvinden in de methodiek
bij de individuele trajectbegeleidingen harde kern en Criem. BJZ zal zijn
werkwijze hierop aanpassen.
Productie
Producten[5] realisatie 2005 realisatie 2006
raming 2007 voorl. raming 2008
Reguliere jeugdreclassering |
580 |
578 |
617 |
640 |
Dubbele maatregel |
57 |
107 |
102 |
148 |
ITB Harde Kern |
131 |
144 |
144 |
160 |
ITB Criem |
228 |
293 |
324 |
356 |
STP |
0 |
0 |
15 |
- |
De reguliere jeugdreclassering is vooral in de jaren 2004 en
2005 sterk gegroeid. In 2006 zien we een zekere stabilisering optreden in de
toestroom naar de jeugdreclassering. Deze lijn zal zich waarschijnlijk
voortzetten als gevolg van verbetering in de ketenaanpak met veel aanbod in
preventieve projecten. De oorzaak van de stijging bij ITB Criem is verbreding
van het werkveld en de doelgroep van ITB Criem. De voorlopige raming JR zal
worden bijgesteld op basis van de cijfers 1e helft 2007.
3.5. Uitvoering
geïndiceerde jeugdzorg
Als Bureau jeugdzorg een indicatiebesluit neemt waaruit een
aanspraak op zorg voortvloeit, moet een zorgaanbieder deze zorg uitvoeren.
Naast de aanbieders voor jeugdzorg die het stadsgewest financiert, kan dit ook
een aanbieder van jeugd-geestelijke gezondheidszorg zijn.
Voor de uitvoering van de jeugdzorg subsidieert het
stadsgewest Haaglanden drie zorgaanbieders, te weten stichting Jeugdformaat,
het Leger des Heils regio Den Haag (GLD) en Horizon. In dit hoofdstuk wordt
nader ingegaan op de beleidsvoornemens voor het jeugdzorgaanbod.
Capaciteit
In verband met de groei van de vraag is de capaciteit bij de
door het Stadsgewest gefinancierde zorgaanbieders in afgelopen jaren sterk
uitgebreid.
Jeugdformaat heeft voor 2008 plannen ingediend, die met name
bij de pleegzorg en de residentiële zorg zouden moeten leiden tot verdere
uitbreiding van het aanbod. Het
honoreren van de hiervoor benodigde financiën zou leiden tot extra uitgaven van
ongeveer 4 miljoen euro.
Het GLD heeft voor 2008/2009 een plan ingediend voor
uitbreiding van het huidige aanbod en het aanbieden van zorg dat momenteel niet
in het pakket zit (24 uurs zorg/behandeling, ambulante jeugdzorg). Ook is de
wens een voorziening voor tienermoeders te realiseren. Het honoreren van de
hiervoor benodigde financiën zou leiden tot extra uitgaven van ongeveer 3 mln.
euro.
Uitbreiding 2007 zorgaanbod Stadsgewest
Zorgvariant |
Capaciteit 2005 |
Capaciteit 2006 |
Capaciteit 2007 |
Raming
cap. 2008 |
Ambulant |
600 |
1250 |
2018 |
2030 |
Pleegzorg |
537 |
647 |
717 |
767 |
Daghulp basis |
151 |
114 |
75 |
75 |
Daghulp intensief |
170 |
170 |
141 |
141 |
Residentieel licht 1 |
8 |
8 |
8 |
8 |
Residentieel licht 3 |
49 |
59 |
59 |
49 |
Residentieel basis |
35 |
35 |
35 |
45 |
Residentieel intensief |
145 |
168 |
144 |
144 |
Residentieel specialistisch |
64,4 |
115 |
154 |
154 |
Residentieel buitenvariant |
35 |
35 |
35 |
35 |
Observatiediagnostiek |
25 |
25 |
50 |
50 |
Het voorziene budget voor 2008 maakt substantiële
uitbreiding van de capaciteit vrijwel onmogelijk. Het streven is om de
ambulante zorg en pleegzorg bij Jeugdformaat nog iets uit te breiden. Het zal
mede afhangen van de ontwikkelingen in 2007 (extra middelen en de daaraan
verbonden verplichtingen) of dat mogelijk is. De mogelijke ophoging in 2008 zal
in eerste instantie een incidenteel karakter hebben. De 10 plaatsen Vast en
Verder worden wat betreft tarief opgehoogd naar residentieel basis. In eerste
instantie zal bezien worden of in samenwerking met de Vrouwenopvang de hulp aan
tienermoeders (18-) georganiseerd kan worden. In principe dienen ook
tienermoeders opgenomen te kunnen worden in het reguliere jeugdzorgaanbod.
Jeugdformaat is doende met het opstellen van een werkconcept voor de
begeleiding van jongeren naar zelfstandigheid. Het past niet in de
taakverdeling tussen Jeugdformaat en Leger des Heils dat het Leger ambulante
hulp en residentiele behandeling gaat leveren.
Jeugdformaat
Jeugdformaat is van plan de komende periode nog
nadrukkelijker te gaan samenwerken met ketenpartners en aanpalende sectoren op
lokaal niveau zoals scholen, thuiszorg- en welzijnsinstellingen (geïntegreerde
zorg). Ook de voorgenomen verbinding met de start van de Centra voor Jeugd en
Gezin moet in dit kader worden gezien.
Het Stadsgewest ondersteunt dit voornemen van harte.
Jeugdformaat is met het leger des Heils de
jeugdzorginstelling die deelneemt in de pilot zorglandgoed
Voor stichting Jeugdformaat zal in 2008 ingezet blijven
worden op de volgende onderdelen:
- Verder terugbrengen van de
wachttijd voor de start van de zorg (zie hoofdstuk 2.2).
- Uitbreiden van gesloten jeugdzorg (Project Jeugdzorg
Extra) (zie hoofdstuk 2.3).
- Implementatie strategisch huisvestingsplan JF
2005-2009.
Het plan resulteert in een herspreiding van de diverse voorzieningen van
JF over Haaglanden en
moet in 2009 zijn afgerond. Inmiddels is men halverwege het traject en
is de voortgang van het
plan geëvalueerd. Daarbij is gebleken dat men redelijk op schema ligt,
maar dat het verwerven
van benodigde accommodatie wat langzamer verloopt dan gedacht. De groei
van de vraag
noodzaakt tot het in gebruik houden van af te stoten panden;
- Afstemming/samenwerking met Horizon (trajectzorg).
De bedoeling van
trajectzorg is om te komen tot zorgarrangementen tussen Jeugdformaat en
Horizon. Het
uitgangspunt voor het Stadsgewest is dat de zorg zo dicht mogelijk bij de
leefomgeving van de
jeugdige wordt geboden, dit betekent dat een kind zoveel mogelijk de eigen
school bezoekt en
in het eigen netwerk blijft functioneren.
Voor het
Stadsgewest ligt het primaat bij zorg in de regio en het zo spoedig mogelijk
terugleiden
van het kind naar
regionale jeugdzorg en jeugdzorgketen, wanneer het kind vanwege de ernst
van de problematiek
niet anders dan buiten de regio terecht kan.
- Diversiteitbeleid/interculturalisatie;
Het kunnen inspelen
bij het verlenen van zorg op de etnische achtergrond van cliënten wordt
door het
stadsgewest van groot belang geacht. Jeugdformaat zal haar plannen voor 2008 op
dit
nader moeten
articuleren.
- Nazorg;
In 2007 heeft het
stadsgewest JSO ingeschakeld om in overleg met Bureau Jeugdzorg en
Jeugdformaat tot
een goede taakverdeling te komen op dit punt. Deze oriëntatie, alsook de
zienswijze van de
instellingen zal bepalend zijn voor de afspraken die op dit punt gemaakt zullen
worden.
Het Leger
des Heils (GLD)
Goodwillwerk Den Haag (GLD) richt zich met name op de
crisisopvang jonge kind en de opvang en begeleiding van jeugdige daklozen. In
2007 is de vijfde groep Crisisopvang/observatiediagnostiek operationeel
geworden. De reorganisatie van Vliet en Burgh is grotendeels achter de rug.
De verhoging van de doorstroom van opgenomen jeugdigen
alsook de kwaliteit van de geboden zorg zijn een aandachtspunt voor 2008.
Tussen Leger des Heils en Jeugdformaat zijn afspraken gemaakt over doorstroom
en het leveren van ambulante hulp aan gezinnen, wier kinderen bij Vliet en Burg
zijn ondergebracht. In 2007 zal op basis van gegevens duidelijk moeten worden
of de capaciteit van crisisopvang in Haaglanden afdoende is.
Ook bij GLD staat het diversiteitsbeleid/interculturalisatie
op de agenda. In 2007 wordt LdH ondersteund door JSO op dit punt. Bezien zal
worden of deze inzet van JSO gecontinueerd moet worden in 2008.
Horizon
De door het stadsgewest vergoede capaciteit ten behoeve van
de bovenregionale, specialistische voorziening Horizon is in 2007 op ruim 42
residentiele plaatsen voor jeugdigen uit Haaglanden gesteld. Uit ontvangen
overzichten van Horizon en de provincie Zuid-Holland (die als penvoerder voor
Horizon mede namens Haaglanden en stadsregio Rotterdam fungeert) kan worden
geconcludeerd dat dit aantal, gekoppeld aan de voorgenomen trajectzorg
voorlopig toereikend is. Voor 2008 is
er dan ook geen reden wijziging aan te brengen in de te financieren capaciteit.
Het streven is om met ingang van 2008 tot een rechtstreekse subsidierelatie met
Horizon te komen. Dit komt de directheid van de uitwisseling tussen Stadsgewest
en Horizon en sturing ten goede.
Zorglandgoed
In 2007 is een eerste verkenning afgerond naar de interesse
in het ontwikkelen van een zorglandgoed. Een zorglandgoed is een door de Dienst
Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid
ontwikkeld concept, waarin natuurbehoud en ontwikkeling, recreatie, verbreding
van de economische draagkracht van agrarische ondernemers en zorgactiviteiten
verbonden worden in een ruimtelijk afgegrensd gebied. Het is de bedoeling dat
het landgoed zichzelf als economische eenheid kan bedruipen. De betrokken
partners hebben elkaar nodig om de eigen doelstellingen te kunnen realiseren.
Het Stadsgewest heeft de jeugdzorginstellingen Jeugdformaat
en Leger des Heils betrokken bij deze ontwikkeling, om te bezien of het
realiseren van een zorglandgoed ‘rond’ de jeugdzorginstellingen haalbaar is.
Jeugdformaat en het Leger des Heils hebben zich enthousiast op het ontwikkelen van
een zorglandgoed gericht. Ook de Bruggen en de Compaan (LVG) hebben interesse.
Jeugdformaat is van opvatting dat de ingrediënten rust en
natuur van belang zijn voor de kinderen die een prikkelarme omgeving nodig
hebben en bij wie het omgaan met dieren, zoals paard rijden en dieren verzorgen
een therapeutische werking hebben. Het Goodwill Werk van het Leger des Heils
ziet duidelijk mogelijkheden voor het opvangen van zwerfjongeren. Op het
landgoed kunnen ze bij wijze van dagbesteding aan het werk: buiten zijn,
lichamelijk werk, structuur, samenwerken, maar ook bijvoorbeeld het verkopen
van producten van het landgoed zijn een zinvolle dagbesteding en van belang
voor het stabiliseren van de leefsituatie en versterking van de ‘eigen’ waarde.
Jeugdformaat (in samenwerking met de Jutters) wil een
tweetal gezinshuizen en een logeerhuis waar de kinderen verblijven realiseren.
Het Leger des Heils wil dagbesteding en werkervaring organiseren voor jongeren
en jong-volwassenen. Behalve de meerwaarde die natuur en groen bieden voor
kinderen, vormt de vestiging van een zorginstelling op haar beurt een
economische peiler voor het landgoed en dragen de werkzaamheden van jongeren
direct bij aan de instandhouding van het landgoed.
4. Cliëntenbeleid,
klachtafhandeling en toezicht
4.1. Cliëntenparticipatie
Het in 2005 ingezette beleid om ‘naar de cliënten toe te
gaan” wordt in 2007 en 2008
voortgezet. In juni 2007 heeft het
stadsgewest in dit kader de cliëntenraad van BJZ Haaglanden bezocht. Tijdens
dit bezoek is uitgebreid gesproken over o.a. zaken als het bestrijden van de
wachtlijsten en de gevolgen daarvan voor de individuele cliënt, nazorg en de
rol van vertrouwenspersonen van het AKJ binnen de instelling. Bezoeken aan de
cliëntenraad van Jeugdformaat en van het GLD (kinderraad Vliet & Burgh)
staan voor het najaar van 2007 op het programma. Een bezoek aan de nog in te
stellen cliëntenraad van het project “Vast & Verder” staat gepland voor het
voorjaar van 2008.
Het stadsgewest bevordert de regelmatig door de instellingen
uit te voeren “clienttevredenheidsonderzoeken’. Hiermee wordt de mening van
ouders en jeugdigen gepeild over de kwaliteit van de hulpverlening. Mede aan de
hand van de resultaten hiervan beziet het stadsgewest in overleg met de
instellingen de mogelijkheden om te komen tot verdere verhoging van de
kwaliteit.
Net als in voorgaande jaren faciliteert het stadsgewest het
jeugdwelzijnsberaad, platform voor jongerenraden in de jeugdzorg, uitgevoerd
door Collegio. Hier wordt regelmatig met jongeren gesproken over vraagstukken
die van belang zijn binnen het stadsgewestelijke jeugdzorgbeleid.
4.2. Klachtafhandeling
Het GLD heeft in april 2007 een ‘klachtenreglement’
vastgesteld. Dit reglement beschrijft
een interne klachten- en beroepsprocedure. Voorts staan taken en bevoegdheden,
alsmede de werkwijze van de klachtencommissie beschreven. Hiermee voldoen de
jeugdzorginstellingen in het stadsgewest aan de wettelijke eis te beschikken
over klachtencommissies.
In 2007 en 2008 zijn op dit gebied geen bijzondere
ontwikkelingen te verwachten.
4.3. Cliëntvertrouwenspersoon
Het stadsgewest heeft besloten om met ingang van 1 januari
2007 het AKJ (Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg) in staat te stellen extra
capaciteit in te zetten ten behoeve van Vliet & Burgh en het project Vast
& Verder. Hiermee is de situatie bereikt dat de cliënten van BJZ,
Jeugdformaat en het GLD actief worden bediend. Het stadsgewest voorziet geen
wijziging in dit beleid voor het jaar 2008.
Het AKJ heeft verzocht om een rol van de instelling
(inzetten cliëntvertrouwenspersoon) na de start van het project ‘Dorestad’
(gesloten jeugdzorg, zie hoofdstuk 2.2). Hierover zal het stadsgewest in het
najaar van 2007 overleg plegen met de JJC en het AKJ. Punt van aandacht hierbij
zal overigens zijn de verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS voor de
financiering van de cvp-er bij Dorestad.
4.4. Inspectie
In het derde kwartaal van 2007 voert de Inspectie op verzoek
van het stadsgewest onderzoek uit naar de uitvoering van de functie
cliëntvertrouwenspersoon (AKJ) bij BJZ en de zorgaanbieders in Haaglanden. De
resultaten van dit onderzoek worden in oktober 2007 verwacht.
Het stadsgewest zal de uitkomsten hiervan bespreken met de
instellingen en het AKJ en bezien of in het kader van de wettelijke eisen voor
de clientvertrouwenspersoon nadere actie ondernomen moet worden.
Het stadsgewest heeft de inspectie verzocht in 2008
specifiek voor deze regio de volgende 3
onderzoeken uit te voeren:
- Project gesloten opvang 50 jongeren in kader samenwerking
Jeugdformaat/Jutters (Jeugdzorg-Extra-JX). Het stadsgewest wil zicht krijgen op
de vraag of deze jeugdigen op de juiste wijze worden geplaatst met de nodige
waarborgen. Voorts dient het hulpverleningsplan uitdrukking aan de ernst van de
problematiek te geven en goed te beschrijven welke functie de geslotenheid
vervult in de hulp. Daarnaast dient het hulpverleningsplan aan te geven op
welke wijze de overgang naar huis of open jeugdzorg gestalte wordt gegeven;
- Interculturalisatie in de hulpverlening; Door niet
permanente aandacht voor dit onderwerp bij de instellingen bestaat het risico
dat hulpverlening aan gezinnen en jeugdigen van allochtone afkomst niet
optimaal plaatsvindt. Het stadsgewest wil meer zicht op de vraag in hoeverre
interculturalisatie wordt teruggezien in de daadwerkelijke hulpverlening;
- Toezicht op “Vast & Verder” in Den Haag (project voor
zwerfjongeren van het GLD). Aangezien hier sprake is van een nieuw project wil
het stadsgewest zicht krijgen op de vraag of de geboden zorg van voldoende
kwaliteit is en of deze voldoet aan de eisen, die de Wet op de jeugdzorg aan
jeugdzorg stelt. Voorts wil het stadsgewest weten hoe het is gesteld met de
nazorg na behandeling in “Vast & Verder”.
5. Financiën
Het budget voor de stadsgewestelijke jeugdzorg in Haaglanden
bestaat uit twee onderdelen: de doeluitkering Bureau Jeugdzorg en de
doeluitkering Zorgaanbod. Het Rijk verschaft het Stadsgewest de middelen om het
beleid te realiseren. In essentie komt dat neer op de financiering van Bureau
Jeugdzorg, Jeugdformaat, Leger des Heils en Horizon om de zorg te leveren die
gevraagd wordt in Haaglanden. Het aanbod moet aansluiten bij de vraag.
Daarnaast zijn er een aantal doelstellingen die direct te maken hebben met de
eisen die aan de zorg gesteld worden, alsook een meer randvoorwaardelijk
karakter hebben. Instellingen zoals JSO, AKJ, NVP ontvangen jaarlijks subsidie
voor hun ondersteunende activiteiten in dat verband.
Ook het Stadsgewest ontvangt een budget voor de kosten van het
ambtelijk/bestuurlijk apparaat, de zogenaamde bestuurskosten. Dit budget
bestaat uit een bijdrage van de provincie Zuid-Holland, de gemeente Den Haag en
het Rijk.
Raming
2008
Ieder jaar is de raming van de inkomsten voor het
begrotingsjaar (t) een twijfelachtige aangelegenheid; meestal is niet duidelijk
wat beschikbaar komt. Ook in 2007 zijn er incidentele middelen toegevoegd in
verband met specifieke projecten en het opvangen van de groei van de vraag.
Maar daarbij is het niet zeker of de middelen structureel beschikbaar komen.
Dit levert vooral de instellingen problemen op. Er moet rekening worden
gehouden met een groeiende vraag en dat betekent dat de capaciteit veelal moet
worden uitgebreid. Echter als niet duidelijk is of het budget verhoogd wordt,
zal ook de instelling behouden moeten
begroten en zich niet in kunnen stellen op een groeiende vraag
De inkomsten voor de Jeugdzorg bepalen in sterke mate de
hoogte van de uitgaven. De hoogte van de doeluitkeringen die door het Rijk
beschikbaar worden gesteld zijn historisch bepaald. De daadwerkelijke
financiële behoefte is dus niet de grondslag voor de hoogte van het beschikbare
budget. Dit betekent dat de raming een behoudend karakter heeft en niet uit kan
gaan van de groei die in 2008 wordt verwacht. Afgelopen jaren is de aansluiting
tussen de raming op basis van de inkomsten t-1 en het noodzakelijke budget voor
het jaar t gemaakt door onttrekkingen aan de reserve jeugdzorg en incidentele
inkomsten van Rijkswege in jaar t. In werkelijkheid betekent dit dat de
noodzakelijke uitgaven om de groei op te vangen zolang mogelijk uitgesteld
worden. Dit maakt het de instellingen moeilijk om goed te plannen en
voorbereidingen te treffen. Al met al een onwenselijke situatie, die
uiteindelijk de cliënt direct raakt door lange wachttijden, onvoldoende
doorstroom, gebrek aan passende hulp, achterblijvende kwaliteit van de zorg.
Daarbij heeft het Stadsgewest nog altijd te maken een
relatief te laag budget (uitgedrukt in beschikbaar bedrag per gewogen jeugdige)
in vergelijking met de andere provincies en stedelijke regio’s. Het is dan ook
hoog tijd dat een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen over de 15
provincies en stedelijke regio’s plaatsvindt.
Overigens is de beschikking 2007 van het Rijk op dit moment
nog niet ontvangen.
In 2007 is tot op dit moment 74 miljoen euro aan inkomsten
en uitgaven voorzien. In dit bedrag is een aantal incidentele inkomsten
opgenomen (1,9 miljoen euro), alsook een onttrekking aan de reserve (140.000
euro). In het kader van de discussie over de wachtlijsten wordt voor 2007 een
extra incidenteel bedrag verwacht van 1,8 miljoen euro.
Voor zover de informatie nu strekt zullen voor de
financiering van het aanbod minder middelen beschikbaar zijn in 2008. De
inkomsten van het Rijk voor 2008 worden geschat op 74 miljoen euro. Zoals het
er nu uitziet zullen verschuivingen binnen het aanbod (van dure naar minder
dure zorgvormen), mogelijke efficiencywinst en onttrekkingen aan de reserves,
het mogelijk moeten maken om in ieder geval een deel van de groei in 2008 op te
vangen en zodoende te voorkomen dat wachtlijsten ontstaan. Echter te verwachten
is dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van de zorg; de ‘beste’ zorg zal
in een aanzienlijk aantal gevallen niet meer geboden kunnen worden. Ook nu is
er al een aanzienlijke interne wachtlijst bij Jeugdformaat en heeft al extra
financiering plaatsgevonden van Bureau Jeugdzorg in verband met de extra druk
op de toegangsactiviteiten.
Dit betekent, dat de door de instellingen in hun conceptbegrotingen
voorgestelde capaciteitsuitbreidingen voor 2008 niet overgenomen kunnen worden.
Voor de begroting 2008 zal zoveel mogelijk het niveau 2007 aangehouden worden.
De prioriteit zal komen te liggen bij de groep jeugdigen en
gezinnen waarbij sprake is van urgente problematiek, escalatie, mishandeling en
misbruik, zware complexe problemen.
Van Bureau Jeugdzorg wordt verwacht dat een ’hogere’ drempel
wordt aangehouden voor de indicatiestelling en dat het aantal jeugdigen dat
instroomt bij de aanbieders ten opzichte van 2007 gelijk wordt gehouden. Deze
instroombeperking geldt niet voor het AMK, de crisisinterventie, gezinsvoogdij
en de jeugdreclassering. Dit laatste betekent overigens niet dat deze producten
direct zullen worden gefinancierd op basis van de groeiprognoses van BJZ. Voor
een aanzienlijk deel zal aan de groei eerst in het begrotingsjaar zelf op basis
van de werkelijke groei 1e kwartaal 2008 incidenteel worden
tegemoetgekomen, voor zover de beschikbare middelen dit toelaten.
Het vorengaande impliceert, dat er op dit moment geen sprake
kan zijn van het meenemen van de voorgestelde uitbreidingen (ongeveer 4 mln.
euro) ten opzichte van 2007 door BJZ.
De voorgestelde uitbreidingen (3.75 miljoen euro) door
Jeugdformaat kunnen zeer beperkt plaatsvinden. Het zal dan met name gaan om
pleegzorg.
De voorgestelde uitbreidingen door het Leger des Heils (3,4
miljoen) passen niet in de huidige verdeling van activiteiten over de
instellingen. Behalve een mogelijke aanpassing van de huisvestingskosten en de
normprijs verblijf (Vast en Verder) worden geen extra middelen ter beschikking
gesteld.
Bijlagen
Bijlage
1
Verslag over 2006
1.
Inleiding
Op landelijk niveau zijn in 2006 een aantal voor de
jeugdzorg belangwekkende rapporten
verschenen. Denk hierbij aan de rapporten die in het kader van JONG zijn
uitgebracht met voorstellen om e regierol van de gemeenten in het jeugdbeleid
te versterken, het rapport van Frank de
Grave met voorstellen om de bureaucratie aan te pakken en het evaluatierapport
van BMC over de Wet op de Jeugdzorg. De rapporten brachten veel discussie los
en leidden ook tot talrijke lokale en regionale initiatieven, zoals de
ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin, landelijke pilot opvoeden in de
buurt, maatregelen om bureaucratie in de Jeugdzorg tegen te gaan, initiatieven
om de doorlooptijden in de jeugdzorgketen te versnellen, etc.. De rapportages
hebben behalve veel initiatieven ook eens te meer geleid tot het besef, dat
samenwerking in de jeugdzorg(keten) essentieel is om noodzakelijke
verbeteringen te bewerkstelligen.
Genoemde rapporten gaven ook aanleiding tot discussie over
het stelsel van de jeugdzorg. Ondanks
vaak terechte kritiek op de jeugdzorg ziet het er naar uit, dat de conclusie
uit de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg, dat binnen de bestaande kaders de
nodige verbeteringen en vernieuwingen tot stand gebracht kunnen worden, thans
ook wordt gedeeld door de nieuwe minister voor Jeugd en Gezin.
In het kader van de landelijke pilot “opvoeden in de buurt” heeft het Stadsgewest Haaglanden wel met de
gemeente Den Haag (als één van de pilotgemeenten) nauw overleg over de wijze
waarop uitvoering kan worden gegeven aan de wens om lokale jeugdzorg (met name
ook jeugdgezondheidszorg) en de stadsgewestelijke jeugdzorg meer in samenhang
met elkaar te brengen via de door de gemeente Den Haag te ontwikkelen Centra
voor Jeugd en Gezin.
Belangrijkste actie in 2006 in Haaglanden is geweest de aanpak van de wachtlijsten in de
jeugdzorg. Het rijk heeft hiertoe incidenteel extra middelen ter beschikking
gesteld. In Haaglanden heeft deze extra inzet geresulteerd in het nagenoeg
oplossen van de wachtlijsten bij de zorgaanbieders Jeugdformaat en Horizon.
Los van bovenstaande actie was eerder al in september 2006 de
wachtlijst bij het Advies en Meldpunt
Kindermishandeling Haaglanden opgelost; dit ondanks de forse toename van
het aantal meldingen kindermishandeling in 2006.
In de loop van 2006 heeft het stadsgewest samen met de
jeugdzorgaanbieders Jeugdformaat en De Jutters weten te bewerkstelligen, dat
een start kon worden gemaakt met het realiseren van een nieuwe voorziening
gesloten jeugdzorg (26 plaatsen gesloten jeugdzorg en 24 plaatsen gesloten
jeugd-GGZ).
Binnen de gezinsvoogdij is in 2006 een start gemaakt met de
invoering van het zogenoemde Deltaplan gezinsvoogdij. Dit plan
voorziet in een nieuwe werkmethodiek, in verlaging van de caseload van de
gezinsvoogd en in vermindering van de
administratieve lasten van de gezinsvoogd zodat deze meer contacttijd heeft met
de cliënt.
Ook voor de jeugdreclassering is eind 2006 gestart met
voorbereidingen die moeten leiden tot invoering van een nieuwe methodiek Jeugdreclassering.
Tenslotte is eind 2006 landelijk en regionaal de week van de jeugdzorg georganiseerd met
activiteiten gericht op het verbeteren van het imago van de jeugdzorg.
2.
Verbinding met gemeentelijk jeugdbeleid
Aansluiting
BJZ op lokale zorgstructuren
Voor 2006 zijn afspraken gemaakt tussen Stadsgewest en
gemeenten over de inzet van BJZ in lokale zorgstructuren. De inzet van BJZ is
daarbij meer gebundeld ingezet dan in de jaren daarvoor. Door een
efficiencyslag door te voeren is het aantal netwerken waarin BJZ participeert
gedaald van 270 naar 180 netwerken. BJZ participeert nu voornamelijk in kernnetwerken,
dat wil zeggen casuïstieknetwerken rond de leeftijd 0-12 (of 0-4/6 en 4-12) het
Voortgezet Onderwijs en niet-schoolgaande jeugd 12-23 jaar. Daar waar de
zorgstructuur nog niet volledig tot stand is gekomen of waar de connectie met
het onderwijs niet voldoende is neemt BJZ deel aan hulpnetwerken, zoals
bijvoorbeeld bij zorgstructuren van het speciaal onderwijs. Met de gemeenten
zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van kernnetwerken, waarbij de
aansluitingsmiddelen 2006 zijn ingezet om deze ontwikkeling (mede) mogelijk te
maken.
Uit gesprekken met de gemeenten in het najaar van 2006
blijkt dat zij over het algemeen tevreden zijn met de inzet van BJZ. Uit een
tevredenheidonderzoek uitgevoerd door BJZ in juni 2006 bleek dat
netwerkpartners BJZ gemiddels een 7.6 geven voor de participatie van BJZ in de
netwerken, waarbij ze met name tevreden zijn over de deskundigheid van de
BJZ-medewerker en de wijze waarop BJZ geconsulteerd kan worden. Einde 2006 zijn
nieuwe Aansluitingsafspraken voor 2007 gemaakt.
In theorie hebben de bovengenoemde kernnetwerken een 100%
dekking voor alle kinderen binnen Haaglanden. Een probleem daarbij vormt het
zogenaamde grensverkeer, waarbij kinderen buiten Haaglanden het (voortgezet)
onderwijs bezoeken. In Wassenaar is met een project binnen de
aansluitingsmiddelen ervaring opgedaan met het maken van afspraken met
organisaties buiten Haaglanden om ook deze kinderen in zicht te hebben. Om de kwaliteit van de netwerken te
kunnen evalueren is in 2006 binnen de aansluitingsmiddelen geld vrij gemaakt
voor de ontwikkeling van een toetsingsinstrument. Dit instrument zal in 2007
worden getest en kan daarna gebruikt worden.
Thuisloze
jongeren
De hulp aan (potentieel) thuisloze jongeren in Haaglanden is
verbeterd door verschillende ontwikkelingen. Met behulp van een incidentele
subsidie zijn bij BJZ voor het tweede jaar aandachtsfunctionarissen aangesteld
die het aanspreekpunt is voor medewerkers en externe contacten. Tevens is de in
2005 ontwikkelde Risicomonitor ingevoerd, die bij elke cliënt die 17 of 18
wordt cliënt wordt uitgevoerd om de risico’s op thuisloosheid in te kunnen
schatten, met als doel thuisloosheid te voorkomen. BJZ is verantwoordelijk voor
de uitvoering van het Casusoverleg 18- waarbij jeugdzorginstellingen participeren
met als doel concrete hulpverleningstrajecten te ontwikkelen voor (dreigend)
thuisloze jongeren. Sinds de start in mei zijn 40 zaken besproken. BJZ
participeert ook in het Casusoverleg 18+ waarbij organisaties voor
volwassenenzorg zijn vertegenwoordigd. De belangrijkste doelstelling voor BJZ
is de jeugdigen boven de 18 die niet meer in aanmerking (willen) komen voor
jeugdzorg over te dragen aan de volwassenenzorg.
De genoemde casusoverleggen zijn resultaten van het door het
Stadsgewest gefinancierde project Ketenregie Zwerfjongeren dat de samenwerking
tussen de (vele) verschillende organisaties die werken met zwerfjongeren (op
uitvoerend en beleidsniveau) verbetert. Afspraken over o.a. registratie,
sociale kaart, (deelname aan de) casusoverleggen en het (beleids)netwerk
zwerfjongeren zijn vastgelegd in samenwerkingsafspraken die op 25 januari 2007
zijn getekend door bestuurders van uitvoerende instellingen en financierende
overheden.
Verder is in april 2006 woonproject ‘Vast en Verder’
geopend, mede naar aanleiding van een capaciteitsknelpunt, dat werd
geconstateerd in het Netwerk Zwerfjongeren. Het Leger des Heils heeft hier 30
plekken voor zwerfjongeren, en is tot stand gekomen door gezamenlijke
financiering van de gemeente Den Haag, het Zorgkantoor Haaglanden en het
Stadsgewest.
LVG-indicatiestelling
Met het oog op de overname van de indicatiestelling van de licht verstandelijke gehandicapte jongeren
(LVG) door Bureau Jeugdzorg is het Stadsgewest eind 2006 gestart met
overleg met de LVG-sector en de huidige indicatiesteller voor deze sector: het
CIZ.
Activiteiten
JSO
In 2006 is met het Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving
en Opvoeding (JSO) afgesproken om hun activiteiten meer vraaggericht,
resultaatgericht en ondersteunend aan de jeugdzorg uit te voeren. Daartoe
plegen zij overleg met jaarlijks overleg met de jeugdzorginstellingen. In 2007
is dan ook al een verschuiving van activiteiten te zien.
3. Bureau
Jeugdzorg Haaglanden
Productie
De afspraken die met Bureau jeugdzorg voor het jaar 2006
zijn gemaakt met betrekking tot de omvang van de activiteiten is in grote
lijnen gehaald.
In 2006 zijn 3.295 1e indicatiebesluiten afgegeven (productieafspraak was 3.200). Wel
heeft in het verslagjaar een onverwacht sterke groei van het aantal herindicaties
plaatsgevonden (1.674 tegenover een productieafspraak van 800). De reden van
deze groei wordt door BJZ verklaard door het gegeven dat er vaker dan voorheen
indicaties worden afgegeven voor een kortere periode. Voorts is vanaf 2005 voor
het eerst gewerkt met de geldigheidstermijn (nieuwe indicatie na afloop van
deze termijn van 13 weken).
In onderstaande tabel is het aantal indicatiebesluiten in
het vrijwillig kader opgenomen (het totaal aantal indicatiebesluiten inclusief
JB en JR bedroeg in 2005: 5.537 en in
2006: 6.821).
Indicatiebesluiten realisatie
2005 realisatie 2006
1e indicaties |
3.334 |
3.295 |
Vervolgindicaties |
694 |
1.674 |
Totaal |
4.028 |
4.969 |
Het aantal crisiszaken
neemt jaarlijks toe. De productie van het Crisis Interventie Team (CIT) over
2006 is ongeveer conform de afspraak (466 zaken). Opvallend is de groei van het
aantal Raadsmeldingen. In 2006 zijn 100 jeugdigen door het CIT voor onderzoek
aangemeld. In 96 gevallen heeft de Kinderrechter na het onderzoek van de Raad
vervolgens een (spoed)maatregel uitgesproken.
Stijging over de hele linie is ook zichtbaar bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling
(AMK): 1.256 onderzoeken tegenover 840 in 2005). Ondanks deze forse (verwachte)
toename is geen wachtlijst ontstaan. Sterker nog de bestaande (grote)
wachtlijst eind 2005 is in 2006 geheel
weggewerkt.
Productie
AMK realisatie
2005 realisatie 2006
advies en consult |
2.115 |
2.376 |
onderzoeken |
840 |
1.256 |
meldingen |
2.955 |
3.632 |
Een onderzoek vindt plaats wanneer er aanwijzingen zijn dat
er risico’s bestaan voor het kind (verwaarlozing, mishandeling, sexueel geweld
e.d.). Het is de bedoeling dat binnen 5 werkdagen na de melding gestart wordt
met het onderzoek en dat het onderzoek uiterlijk binnen 13 weken afgerond is.
In urgente gevallen wordt direct de raad voor de kinderbescherming ingeschakeld
worden en het kind uit huis geplaatst worden door Bureau Jeugdzorg.
In 2006 zijn 789 VTH (Vrij
Toegankelijke Hulp) trajecten gerealiseerd tegenover een prestatieafspraak
van 696. Eind 2006 zijn met instemming van het Stadsgewest VTH middelen vrij
gespeeld om opstoppingen in de Toegang op enkele deelvestigingen weg te werken.
Sterke groei in 2006 wederom bij de Jeugdbescherming. Dit heeft geleid tot extra incidentele financiële middelen in de loop van 2006 aan
Bureau jeugdzorg om wachtlijsten te voorkomen. Totale groei binnen de
jeugdbescherming bedraagt 16 %, vooral toe te schrijven aan het aantal OTS
zaken (toename 20 %).
productie realisatie
2005 realisatie 2006
OTS < 1 jaar |
426 |
563 |
OTS overig |
848 |
958 |
Voogdij |
282 |
294 |
Voorlopige voogdij |
15 |
16 |
Voor wat betreft de Jeugdreclassering
ten slotte is in 2006 sprake van een zekere stabilisering van de aantallen.
Op 31 december 2006 werden 685 jongeren begeleid door jeugdreclassering. Wel is
sprake van een stijging (22%) van het aantal jeugdigen met een dubbele
maatregel (108 in 2006 tegenover 88 in 2005).
Producten[6] realisatie 2005 realisatie 2006
reguliere jeugdreclassering |
580 |
578 |
Dubbele maatregel |
57 |
107 |
ITB Harde Kern |
131 |
144 |
ITB Criem |
228 |
293 |
STP |
0 |
0 |
Doorlooptijden
Door Haaglanden is in 2006 ingezet op een doorlooptijd voor
alle cliënten in de Toegang van maximaal 8 weken. Deze norm is niet gehaald.
Het indicatieproces duurde in 2006 gemiddeld 63 dagen (ruim de helft wordt
afgerond binnen 50 dagen en driekwart binnen 77 dagen).
Doorlooptijd 1e
indicatiebesluit in kalenderdagen
|
2005 |
2006 |
Gemiddelde doorlooptijd |
62,7 |
62,9 |
Voor het AMK is de gemiddelde doorlooptijd uitgekomen op 101
dagen (systeemeis 13 weken). Het niet voldoen aan de systeemeis werd
veroorzaakt door de forse toename van het aantal onderzoeken en het wegwerken
van de wachtlijst.
Doorlooptijd van melding tot einde
AMK onderzoek
|
Aantal onderzoeken |
Aantal cl >5dg start onderzoek |
Aantal cl >3mnd Doorlooptijd |
|||
|
2005 |
2006 |
2005 |
2006 |
2005 |
2006 |
gestart |
943 |
1044 |
327 |
298 |
|
|
afgerond |
840 |
1258 |
|
|
410 |
295 |
Bij deze tabel moet opgemerkt worden dat de wachttijd start
onderzoek alsook de doorlooptijd van het onderzoek in de loop van 2006 drastisch
zijn afgenomen; in het laatste kwartaal bedroeg het aantal cliënten dat langer
dan 5 werkdagen wachtte op de start van het onderzoek: 16 (op 286 gestarte
onderzoeken in kw 4) en het aantal cliënten waarbij het onderzoek langer duurde
dan 13 weken: 27 (op 305 afgesloten onderzoeken in kw 4). De gemiddelde
doorlooptijd van melding tot afsluiting onderzoek is teruggelopen van 130 dagen
in het eerste kwartaal tot 53 dagen in het vierde kwartaal. Dit laatste mede
onder invloed van een in 2006 door BJZ opgesteld plan van aanpak om de
doorlooptijd verdere terug te brengen.
Samenwerking
met Jeugd-GGZ
In 2006 is er en convenant met de GGZ ondertekend, waarin
afspraken zijn opgenomen over medewerkers van de GGZ die voor een deel van hun
werktijd bij BJZ gedetacheerd worden. In 2006 heeft ook een eerste evaluatie
plaatsgevonden van de samenwerking, die op enkele punten heeft geleid tot
aanscherping van afspraken met name op het punt van diagnostiek. Met betreking
tot de samenwerking met de GGZ kan voorts worden gemeld, dat in 2006
voorbereidingen zijn getroffen voor samenwerking bij crisishulp tussen BJZ en
De Jutters, welke samenwerking in 2007 moet leiden tot een gezamenlijke
crisisdienst.
Tenslotte moet in dit kader melding worden gemaakt van
rapportages in 2006 van de inspectie
over de toegang naar de jeugd-GGZ, de kwaliteit van de indicatiestelling en de
uitvoering van casemanagement.
Samenwerking
met Raad voor de Kinderbescherming
In 2006 heeft een gezamenlijk project plaatsgevonden gericht
op hulpverlening aan kinderen die op de wachtstapel van de Raad voor de
kinderbescherming stonden. In dit project hebben contactpersonen van BJZ
intensief samengewerkt met onderzoekers van de Raad. De gemeenschappelijk
aanpak van BJZ demonstreert de verantwoordelijkheid van de keten als geheel
voor de hulpverlening aan risicokinderen. De praktijk heeft laten zien, dat
juist bij meer complexe zaken regelmatig overleg tussen contactpersoon en
raadsonderzoeker een versnelling in de uitkomst van een raadsonderzoek tot stand
kan brengen.
In 2006 is voorts het bestaande samenwerkingsprotocol tussen
Jeugdreclassering en de Raad voor de kinderbescherming herzien. In de afspraken
is de Reclassering Nederland toegevoegd met name met het oog op de overdracht
van pupillen op het moment dat deze de leeftijd van 18 jaar bereiken.
Verbetering
indicatiestelling
In 2006 heeft er met subsidie van het Stadsgewest
bijscholing van medewerkers plaatsgevonden om de kwaliteit van de
indicatiestellingen te verbeteren. Voorts is in 2006 gestart met de
voorbereidingen op het VIB-traject (VIB staat voor Verbetering
Indicatiestelling Bureau Jeugdzorg). Dit is een landelijk traject met als
doelen het standaardiseren van inhoudelijke criteria, instrumenten en
protocollen, het verkorten van de doorlooptijd, bevorderen van
kwaliteitsborging, verdere professionalisering van de medewerkers en in een zo
vroeg mogelijk stadium risico’s in het veilig opgroeien in kaart te brengen en
daar vervolgens adequate acties op te laten volgen.
BJZ Haaglanden heeft naar aanleiding van het
inspectierapport over de kwaliteit van de indicatiestelling, een intern
gehouden evaluatie naar de kwaliteit en de hiervoor genoemde ontwikkelingen
(VIB) intern een actielijst opgesteld.
Niet onvermeld mag blijven de start eind 2006 van de pilot
“Doorbraak” in de Delftse vestiging gericht op sterke bekorting van de
doorlooptijden in de Toegang bij BJZ door stroomlijning van de werkprocessen.
In 2007 zal het resultaat van de pilot bekend worden.
Kindspoor
Het project Kindspoor, waarin politie, Raad voor de
Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg samenwerken is in 2005 van start gegaan
om een passens aanbod te kunnen bieden aan kinderen die getuige zijn geweest
van huiselijk geweld. In 2006 zijn er bij Bureau Jeugdzorg in totaal 600 meldingen
geweest bij Bureau Jeugdzorg. Daarbij waren in totaal 1.196 kinderen betrokken.
In 2006 is het onderzoek van de VU Amsterdam, dat met
subsidiegeld is verricht afgerond.
Belangrijkste conclusie is, dat hulp zo spoedig mogelijk op
gang moet komen na bekendwording van het geweld vanwege primair het geestelijk
welzijn van de jeugdigen, maar ook om hoge economische kosten (verband houdend
met verhoogde kans op volgen speciaal onderwijs, jeugddelinquentie, geestelijke
gezondheidszorgbeslag) in een latere fase te voorkomen.
Familie
Netwerk Beraad
In 2006 is het Familie Netwerk Beraad geëvalueerd met
deelnemers en medewerkers. Uit die evaluatie is gebleken, dat het niet
eenvoudig is om met alle cliënten en hun systeem het gehele traject succesvol
te doorlopen.
Kindertelefoon
Het totaal aantal gevoerde gesprekken via telefoon en
computer (chatten) in 2006 bedraagt 18.076. In vergelijking met 2005 ligt dat
op hetzelfde niveau. Het aantal niet serieuze gesprekken ligt op 34 %. Er is
een tendens naar meet zwaardere onderwerpen. Om die reden wordt momenteel meer
aandacht besteed aan de verwijzingstaak van de Kindertelefoon vrijwilligers.
4.
Geïndiceerde jeugdzorg
Aanpakplan
wachtlijsten
De wachtlijsten in de
geïndiceerde jeugdzorg zijn in 2006 stevig aangepakt. Het Rijk heeft hiertoe
extra middelen ter beschikking gesteld op basis van het Aanpakplan Wachtlijsten
Haaglanden. Het resultaat van de inspanningen was dat eind 2006 de wachtlijsten
(aantal jeugdigen dat langer dan 9 weken wacht op de start van de hulp) in
Haaglanden bij Jeugdformaat en Horizon nagenoeg opgelost waren.
Overzicht wachtlijsten (niet
meegerekend interne wachtlijsten en jeugdigen met overbruggingszorg
en wachtlijst landelijke
instellingen)
zorgtype |
1-6-06 |
1-10-06 |
31-12-06 |
ambulant |
131 |
141 |
0 |
daghulp |
16 |
17 |
0 |
pleegzorg |
47 |
35 |
3 |
residentieel |
61 |
54 |
2 |
Het Rijk heeft voor de uitvoering van het aanpakplan
wachtlijsten een bedrag van
Ruim 5.2 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de periode
juni 2006 – juni 2007. De middelen zijn ingezet voor versterking van
activiteiten van zowel Bureau Jeugdzorg als voor de door het Stadsgewest
gefinancierde aanbieders:
Inzet middelen
Aanbieders |
275 x intensieve tot zeer intensieve ambulante jeugdzorg 46 x
capaciteitsplaats residentieel specialistisch 5 x
capaciteitsplaats pleeggezin 11 x
capaciteitsplaats WSG |
Bureau Jeugdzorg |
250 x traject ambulante jeugdzorg Bedrag ten behoeve casemanagement e.d. |
De prestatie-afspraak met het Rijk, dat eind 2006 geen
jeugdige langer dan 9 weken wacht op de start van jeugdzorg, is doorvertaald
naar de instellingen. De instellingen hebben in nauwe samenwerking onder regie
van het Stadsgewest met elkaar de maatregelen uitgevoerd.
De maatregelen zoals opgenomen in het Aanpakplan
Wachtlijsten Haaglanden zijn uitgangspunt geweest voor handelen. Echter een
aantal zaken liep anders dan voorzien. In principe is hier pragmatisch mee
omgegaan, mits het bereiken van het einddoel (wegwerken van de wachtlijst)
daardoor niet in gevaar zou komen.
- de uitbreiding van de capaciteit (extra productie) kwam
laat op gang. Werving van nieuw
personeel, het
instellen op zware zorgvragen met ambulante hulp kostte de nodige tijd.
- trajectzorg (afspraken over afstemming en samenwerking
tussen Jeugdformaat en Horizon)
is in 2006 niet van
de grond gekomen. Ter vervanging daarvan is overbruggingshulp ingezet.
- ambulante hulp door Bureau Jeugdzorg is niet van de grond
gekomen.
- extra intensief casemanagement bij de crisisopvang bleek
niet nodig aangezien er via
gezinsvoogdij al in
voorzien werd.
Een aantal activiteiten is dus niet (of nog niet)
uitgevoerd. De prognose kwam redelijk in de buurt van de daadwerkelijke extra
instroom ten gevolge van groei; gelijktijdig met de aanpak heeft Jeugdformaat
haar opnamevermogen vergroot door ombouw van residentiële capaciteit naar
pleegzorg en ambulante hulpverlening. Dit heeft betekend dat 200 jeugdigen
extra buiten de aanpak wachtlijsten om in zorg zijn genomen. In totaal zijn er
in 2006 ongeveer 450 jeugdigen extra in zorg gebracht (t.o.v. 2005).
In het kader van de aanpak wachtlijsten Haaglanden zijn in
totaal 265 Jeugdigen geholpen, c.q. extra in zorg gebracht en zijn 30 plaatsen
residentieel specialistisch bij Horizon extra gefinancierd.
Het resultaat van de aanpak was dat er op 1 januari 2007
nagenoeg geen jeugdigen langer wachtten dan 9 weken op de start van jeugdzorg.
De jeugdigen die langer wachtten op dat moment (5) werden al actief bemiddeld.
Daarbij moet aangetekend worden dat een aantal jeugdigen nog niet de best
passende zorg ontvingen. Ook wordt dan geen rekening gehouden met de jeugdigen
die wel al in zorg zijn, maar wachten op doorplaatsing of andere zorg.
De ervaringen met de aanpak – hoewel niet alles is gelukt –
zijn als positief ervaren. Het gezamenlijk betrokken zijn op de wachtlijst, het
inzetten van een wachtlijstteam en het verbeteren van de interne communicatie
over de wachtende jeugdigen (Jeugdformaat), het inzetten van voortrajecten
(Horizon) en afstemming over termijnen en doorstroming zijn zaken die
vastgehouden zullen worden. De rol van Bureau Jeugdzorg om een brede afweging
over de mogelijkheden binnen het zorgaanbod en de communicatie over de
wachtlijst te organiseren is een belangrijke gebleken.
Uitbreiding
reguliere capaciteit
Naast wachtlijstmiddelen zijn, zoals hierboven vermeld, door
Jeugdformaat extra jeugdigen (200)
geholpen met andere inzet van capaciteit (ombouw residentiële capaciteit naar
pleegzorg en ambulante hulp).
Overigens betekent dit niet dat alle cliënten van
Jeugdformaat ook de zorg ontvangen die geëigend wordt geacht. In een aantal
situaties gaat het om het bieden van ‘overbruggingszorg’, in afwachting van het
beschikbaar komen van de juiste vorm van zorg.
Het voornemen van Jeugdformaat een verdere uitbreiding van
capaciteit te realiseren met 16 plaatsen kon in 2006 niet meer worden
gerealiseerd doordat geschikte huisvesting niet tijdig beschikbaar was. De
uitbreiding is nodig om de wachtlijsten voor residentiële zorg weg te werken.
Het stadsgewest heeft in 2006 extra middelen beschikbaar gesteld
aan het GLD t.b.v. een vijfde leefgroep in Vliet & Burgh (crisisopvang en
observatie voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar) alsmede voor 5
crisisplaatsen in pleeggezinnen. In 2007 worden deze plannen gerealiseerd.
Voorts is het GLD in maart 2006 gestart met het project
“Vast en Verder”, een aanbod voor thuisloze jongeren tussen de 15 en 25 jaar (10 plaatsen residentieel licht
3). Deze jongeren hebben meervoudige problemen, zijn vaak dak- en thuisloos en
sjokken van het ene naar het andere logeeradres of daklozenopvang. Vast en
Verder heeft in totaal 30 plaatsen met als paritaire financiers het stadsgewest
Haaglanden, het zorgkantoor en de gemeente Den Haag.
Het stadsgewest financierde ten behoeve van jeugdigen uit
Haaglanden reeds jaren ruim 12 residentiële capaciteitsplaatsen
(specialistisch) tbv Horizon. In 2006 is besloten conform het Aanpakplan
wachtlijsten om met ingang van 1 juni 2006 30 capaciteitsplaatsen extra te
vergoeden. Daarmee komt de vergoede capaciteit voor 2007 op ruim 42 plaatsen.
Productie
zorgaanbod
De productie van de zorg is overeenkomstig de met het
stadsgewest gemaakte afspraken uitgekomen op gemiddeld boven de 95% bezetting.
Aantal
jeugdigen in zorg (op 31 december)
|
2005 |
2006 |
jeugdformaat |
|
2149 |
Leger des Heils |
|
37 |
Horizon |
|
29 |
Gemiddelde
Verblijfsduur (jeugdformaat)
|
2005 |
2006 |
Ambulante hulp |
163 |
151 |
daghulp |
230 |
203 |
pleegzorg |
966 |
705 |
Residentiële zorg |
217 |
278 |
crisisopvang |
|
41 |
Wachttijden (jeugdformaat)
|
gem. wachttijd tot start hulp |
percentage geholpen binnen 13 wk (05), 9 wk (06) |
||
|
2005 |
2006 |
2005 |
2006 |
Ambulante hulp |
93 |
33 |
55 |
79 |
daghulp |
71 |
51 |
68 |
69 |
pleegzorg |
46 |
23 |
87 |
89 |
residentiële zorg |
112 |
62 |
48 |
84 |
Aantal cliënten dat langer dan 9 weken wachten op start zorg
op 31 december (Jeugdformaat en Horizon).
Definitie
aanpak wachtlijsten (is aantal jeugdigen dat geen zorg ontvangt).
|
2006 |
|
>9wk |
Ambulante hulp |
0 |
daghulp |
0 |
pleegzorg |
3 |
Residentiële zorg |
2 |
Resultaat van de hulp
(Jeugdformaat)
|
2005 |
2006 |
Totale uitstroom |
1418 |
1682 |
Doelen behaald |
894 |
1052 |
Nieuw zorgtraject binnen half jaar |
130 |
64 |
afgebroken |
331 |
270 |
Nieuw
aanbod gesloten jeugdzorg
Het stadsgewest is in 2006 nadrukkelijk bezig geweest om
gesloten zorgaanbod te realiseren om voor jeugdigen met een ernstige gedragsstoornis
op te kunnen vangen en te behandelen. Een en ander heeft ertoe geleid dat
Jeugdformaat een overeenkomst heeft gesloten met de Jutters (organisatie voor
kinder- en jeugdpsychiatrie) inzake een gezamenlijk plan voor de opvang en
behandeling van deze categorie jongeren. Deze jongeren zijn nu nog veelal
aangewezen op verblijf in een justitiële jeugdinrichting, terwijl hier geen
strafrechtelijke gronden voor aanwezig zijn.
Afhankelijk van de voortgang van de huisvesting is de verwachting dat
eind 2007 gestart kan worden met het aanbod voor deze doelgroep in Haaglanden.
Het betreft in eerste instantie 26 plaatsen gesloten jeugdzorg (Jeugdformaat)
en 24 plaatsen jeugd-GGZ (Jutters).
Samenwerking
in de jeugdzorg
Ook in 2006 heeft het stadsgewest ingezet op verdere
verbetering van de samenwerking en afstemming tussen de door het stadsgewest
gesubsidieerde jeugdzorgaanbieders en de jeugd-GGZ en de jeugd-LVG. Regelmatig
heeft in het BOBJ overleg plaatsgevonden met alle partners in Haaglanden over
de zorg en de werking van de hele jeugdzorgketen. In dit verband kan opgemerkt
worden dat in 2006 gestart is met de ontwikkeling van een ketenbrede
kennisinfrastructuur Jeugdzorg.
Er is in 2006 ook ingezet op een verbetering van de
afstemming tussen BJZ en de aanbieders met betrekking tot de indicatiestelling
(verbetering afstemming met hulpverleningsplan) en het casemanagement. Het
stadsgewest heeft BJZ en de zorgaanbieders verzocht te komen met voorstellen
die op het punt van verbetering in afstemming tussen het indicatiebesluit en
het hulpverleningsplan tot nadere afspraken kunnen leiden.
6.
Financiën
Voorlopige
cijfers
[1] Er zijn twee financiële kaders in het geding: de
Wet op de jeugdzorg en dan met name de zogenoemde ‘projectfinanciering’ en de
AWBZ op grond waarvan de financiering van J-GGZ plaatsen geschiedt.
[2] Het kabinet heeft €440 miljoen
gereserveerd voor de ontwikkeling van CJG’s middels een brede doeluitkering aan
gemeenten. Indien blijkt dat deze doeluitkering gebruik van aansluitingsmiddelen
voor de ontwikkeling van CJG’s overbodig maakt kan worden besloten de
aansluitingsmiddelen voor andere doeleinden aan te wenden.
[3] In 2005 was nog geen sprake van casemanagement bij de
jeugd-GGZ
[4] Groeigetallen zullen nog nader worden aangepast op basis
van nadere gegevens; op dit moment is nog geen reëel zicht op de cijfers 2008
(signaal van Raad voor de Kinderbescherming duidt vooralsnog niet op sterke groei).
[5] De aantallen bijreguliere JR en dubbele maatregel
betreffen cliënten; de aantallen onder ITB HK en Criem en onder STP (scholings-
en trainingsprogramma betreffen begeleidingsmaanden)
[6] De aantallen bijreguliere JR en dubbele maatregel
betreffen cliënten; de aantallen onder ITB HK en Criem en onder STP (scholings-
en trainingsprogramma betreffen begeleidingsmaanden)