Toezicht en handhaving kinderopvang 2006

Toelichting bij gemeentelijk verslag aan Inspectie Werk en Inkomen

 

 

1. Inleiding

 

De Wet Kinderopvang is sinds 2005 van kracht.  Gemeenten zijn sindsdien verantwoordelijk voor onder meer het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit (eerstelijns toezicht) van de kinderopvang. De GGD (Geneeskundige Gezondheidsdienst) voert namens de gemeenten de inspecties uit. Gemeenten worden op hun beurt gecontroleerd op de uitoefening van deze toezicht- en handhavingstaak (tweedelijns toezicht) door de IWI. (Inspectie Werk en Inkomen). Gemeenten brengen jaarlijks (voor 1 juli) verslag uit aan de IWI over hun toezicht- en handhavingstaken over het voorgaande jaar. De bevoegdheid voor het vaststellen van dit gemeentelijk verslag ligt bij het college van burgemeester en wethouders; de gemeenteraad krijgt het verslag ter kennisneming. Het gemeentelijk verslag aan IWI beschrijft dus niet de kwaliteit van de opvang, maar geeft inzicht in de kwaliteit van het toezicht.

Omdat 2005 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als overgangsjaar is benoemd, is 2006 het eerste jaar waarin de inspecties in Delft in volle omvang hebben plaatsgevonden.

Deze toelichting biedt het college meer inzicht in de resultaten van het ingezette handhavingsinstrumentarium in het jaar 2006 (met vervolgacties tot medio 2007). Het IWI-verslag is een  puur cijfermatig verslag over het jaar 2006.

 

 

2. De kaders

 

Beleidsregels Wet Kinderopvang

In de Wet Kinderopvang zijn de kwaliteitseisen op hoofdlijnen vastgelegd. De voorwaarden die daarin staan zijn bindend. De beleidsregels zijn meer gespecificeerd beschreven en gebaseerd op een convenant wat de sociale partners binnen de sector zelf hebben afgesloten. Kinderopvangondernemers mogen alleen van de beleidsregels afwijken als zij een gelijkwaardig alternatief hebben dat door de GGD wordt goedgekeurd.

 

Kwaliteit en belang

Met de komst van de Wet Kinderopvang zijn de verantwoordelijkheden ten aanzien van de kwaliteit helder geformuleerd. De kinderopvangondernemer is primair verantwoordelijk voor het bieden van kwaliteit. De GGD voert jaarlijks inspecties uit aan de hand van landelijke toetsingskaders. De gemeente neemt maatregelen als een ondernemer niet voldoet aan de eisen. Op welke manier dit gebeurt is vastgelegd in het gemeentelijk handhavingsbeleid kinderopvang. Het gemeentelijk handhavingsbeleid is gebaseerd op een model van de VNG.

Onderdeel van het gemeentelijk handhavingsbeleid is een afwegingsmodel. Dat gaat uit van een risicoanalyse waarbij wordt beoordeeld in welke mate een negatief effect optreedt als niet wordt voldaan aan kwaliteitseisen (hoe groter het ingeschatte risico, hoe hoger de sanctie). De kinderopvangondernemer kan op een specifiek item voldoende, onvoldoende of slecht scoren. Deze scores zijn gekoppeld aan het belang (hoog, middel, laag). Afhankelijk van de zwaarte wordt een passend handhavingsinstrumentarium ingezet.

 

De inspecties

De manier van inspecteren is bij de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang veranderd. In het oude systeem werd zeer gedetailleerd gecontroleerd. Dat varieerde van de afstand van de kapstokhaakjes tot de temperatuur van de koelkast. De nieuwe manier van inspecteren kent minder gedetailleerde regels. De kindercentra leggen zelf bijvoorbeeld vast op welke manier zij risico’s inschatten over veiligheid en gezondheid en hoe daarmee om te gaan. Dat moet in documenten worden vastgelegd. Als de ondernemer aan de minimale eisen voldoet scoort dat een ‘voldoende’. Een hogere score is niet mogelijk in dit systeem.

 

 

3. Toelichting op gemeentelijk verslag aan de IWI

 

In dit hoofdstuk lichten wij het gemeentelijke jaarverslag over 2006 toe, dat aan de IWI is gestuurd. In vergelijking met vorig jaar is er een aantal aanpassingen in het jaarverslag aangebracht. De IWI heeft dit jaar ook gevraagd naar het aantal ‘voldoendes’ dat uit de GGD-onderzoeken voortkomt. Vorig jaar werden alleen de onvoldoendes gerapporteerd. Ook zijn aan de lijst van ingezette handhavingsinstrumenten toegevoegd de items ‘overleg en overreding’ en ‘schriftelijke waarschuwing’.

 

Alle inspectierapporten geven een beoordeling op de volgende zeven items. Toegelicht staat wat de belangrijkste overtredingen waren en op welke manier de gemeente de handhaving heeft ingezet.

 

Ouders

Bij nog niet alle kindercentra is het gelukt om een oudercommissie in te stellen. Dat geldt vooral voor buitenschoolse opvangvoorzieningen. Dat is een bekend verschijnsel. GGD Nederland heeft de voorwaarden dat elke locatie een eigen oudercommissie moet hebben, iets aangepast. Als er twee ouders zijn die afgevaardigd willen worden naar een centrale oudercommissie (waar daar sprake van is) en de bevoegdheden worden centraal gemandateerd dan voldoet het centrum aan de voorwaarde. Enkele andere kindercentra beschikken nog niet over een reglement voor een oudercommissie dat aan alle voorwaarden voldoet. Alle centra zijn geattendeerd op het voorbeeld van de Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BOINK).

De betreffende centra hebben een schriftelijke waarschuwing gehad waarin staat dat beide aspecten bij de volgende reguliere inspectie in orde moeten zijn.

 

Personeel

Voorwaarde is dat personeel op het moment van indiensttreding beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag. Dat was bij verschillende personeelsleden van een aantal kindercentra niet het geval.

De centra hebben een aanwijzing gehad om binnen een vastgestelde termijn aan de voorwaarden te voldoen. Inmiddels voldoen op een na alle kindercentra aan deze voorwaarde.

 

Veiligheid en gezondheid

Voor een groot aantal kindercentra was het maken van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid het lastigst, gelet op het aantal onvoldoende scores. Dat betekent niet dat er sprake is van onveilige of ongezonde situaties, anders had de GGD een bevel uitgeschreven, maar dat de documenten nog niet goed zijn aangeleverd.

 

Het maken van de risico-inventarisaties Veiligheid en Gezondheid in het kader van de Wet Kinderopvang heeft enals doel:

  1. een weldoordacht veiligheids- en gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Concreet betekent dit: bewustwording bij de houder en het personeel van alle mogelijke risico’s
  2. het beschrijven van de risico’s
  3. het maken van een plan van aanpak waarin staat beschreven welke maatregelen binnen welke termijn worden genomen om de risico’s weg te nemen. Concreet betekent dit: het beschrijven wie wat wanneer doet met de mogelijke risico’s.

 

Uit de inspectierapporten blijkt dat de houders de stappen beschreven onder 1. en 2. goed hebben uitgevoerd. Ook stap 3. is gezet, maar niet gespecificeerd genoeg beschreven. Technisch gezien heeft de GGD gelijk om in dergelijke gevallen aan dit item de beoordeling onvoldoende te geven. De implicaties van een ‘onvoldoende’ doen echter geen recht aan de inspanningen die de kinderopvangondernemers hebben geleverd en aan wat wel goed beschreven is.

Voorbeelden:

1. Bij een kinderdagverblijf in een oud gebouw is de tuin voor de kleine peuters conform het pedagogisch beleidsplan zodanig ingericht met groen en paadjes, dat kinderen als zij kunnen lopen af en toe heel even niet gezien worden op een paadje dat achter struiken langs gaat. De houder vindt dit verantwoord, de veiligheid is via verschillende protocollen afgedekt en de houder vindt dat het bij de ontwikkeling van het kind hoort. 

De GGD heeft instructies deze situatie een onvoldoende te geven omdat “het kind altijd gezien moet kunnen worden, er zitten risico’s aan”. De GGD stelde voor dat een deel van de struiken zou worden verwijderd. De houder had argumenten om dit niet te doen. Na langdurige discussie is de onvoldoende verwijderd toen de houder een grote spiegel aan de muur bij het paadje had bevestigd.

 

2. In de RIE (risico inventarisatie) is op een locatie opgenomen dat het risico bestaat dat er een natte plek op de vloer komt (iemand morst met een bekertje water bijv.). De door de houder aangedragen oplossing: zorgen dat de natte plek zo snel mogelijk droog wordt gemaakt werd niet voldoende geacht. De GGD heeft instructie  dat aangegeven wordt hoe de natte plek droog gemaakt zou worden.

 

3. Op een andere locatie was het risico van zonnebrand uitgesloten met als motivatie dat er een protocol is dat kinderen te allen tijde goed worden beschermd tegen de zon (d.m.v. zonnebrandcrème en hoedjes e.d.).  De houder gaat er vanuit, omdat dit de dagelijkse praktijk is, dat het hiermee is afgedekt.

De GGD beoordeelt dat het risico bestaat, en dat dit dus altijd benoemd moet worden. De RIE kreeg hierdoor een onvoldoende.

 

 

De betreffende ondernemers hebben een aanwijzing gekregen om binnen een vastgestelde termijn aan de voorwaarden te gaan voldoen. Een aantal ondernemers heeft na het indienen van aangepaste documenten nu een voldoende; bij een aantal anderen was dat nog niet mogelijk. Om die reden hebben er met die ondernemers gesprekken plaatsgevonden met de GGD en de gemeente. In gezamenlijk overleg zijn afspraken gemaakt over de voorwaarden op grond waarvan wel een voldoende kan worden verkregen. Vastgelegd is dat deze items bij de reguliere inspectie 2007 in orde moeten zijn.

 

Accommodatie en inrichting

De GGD heeft bij een aantal centra geconstateerd dat of de binnen- of de buitenruimte “onvoldoende” op de leeftijd van de kinderen is ingericht. Het begrip “voldoende” of “onvoldoende” ingericht staat niet nader beschreven in de wet of de beleidsregels en kan dus op meerdere manieren uitgelegd worden.

Op deze items heeft de GGD nader onderzoek gedaan en heeft de conclusie gehandhaafd. Verder handhaven is op dit moment vanuit juridisch oogpunt lastig omdat de wet of de beleidsregels daarin niet helder zijn en is daarom niet ingezet. In gezamenlijke gesprekken met de ondernemers en de GGD zijn afspraken gemaakt onder welke voorwaarden er wel een voldoende kan worden verkregen. Bij de reguliere inspecties 2007 wordt dit item opnieuw beoordeeld. Duidelijk is dat er een relatie moet zijn tussen het pedagogisch beleidsplan, de uitwerking daarvan en de inrichting.

 

Bij twee kindercentra is geconstateerd dat er onvoldoende meters binnen- of buitenruimte beschikbaar is. Het gaat om centra in de binnenstad. De centra hebben alternatieven voor de beleidsregels gegeven. De GGD heeft deze alternatieven niet positief gehonoreerd.

De GGD heeft nader onderzoek gedaan bij de centra op deze items en is tot dezelfde score gekomen.

De gemeente heeft geen verdere handhavingsmaatregelen ingezet omdat er op dit moment geen structurele oplossing is. Voorlopig worden de alternatieven ten aanzien van de beleidsregels geaccepteerd. Wat wel bij de reguliere inspectie 2007 vastgelegd moet zijn is dat in de informatie naar de ouders en in het pedagogisch beleidsplan helderheid wordt gegeven over het tekort aan vierkante meters en op welke manier het centrum daarmee omgaat. Intussen wordt gezamenlijk met de centra gezocht naar structurele oplossingen die wel voldoen aan de beleidsregels op dat punt. Er zullen binnenkort afspraken met de centra op maat worden gemaakt.

Concreet betekent dit dat de GGD een onvoldoende blijft constateren, maar dat de gemeente vooralsnog daarop niet zal handhaven totdat een structurele oplossing is gevonden. Afspraken over hersteltermijnen (tot maximaal eind 2009) zullen worden vastgelegd. Deze afspraken gelden alleen voor deze twee bestaande centra in de binnenstad en vormen derhalve geen precedent voor anderen.

 

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

In de huidige beleidsregels is vastgelegd wat de leidster-kind-ratio is bij verschillende leeftijdscategorieën. Bij gemengde groepen is dat een gemiddelde, waarbij naar boven mag worden afgerond. Dat laatste heeft geleid tot interpretatieverschillen tussen de kinderopvangondernemers, de GGD en de gemeente. De GGD geeft een onvoldoende op groepsgroottes die door de gemeente van oudsher zijn goedgekeurd. De gemeente baseert zich hierbij op correspondentie die hierover in het verleden is gevoerd met het Ministerie van VWS. De GGD heeft op dit punt nader onderzoek gedaan en heeft de conclusies gehandhaafd. Er is door de gemeente op dit moment niet gehandhaafd. Zowel de GGD als de betreffende centra zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Inmiddels is duidelijk geworden dat de beleidsregels door het rijk aangepast worden (rond de zomer van 2007) en dat daarin helder staat hoe groot gemengde groepen mogen zijn. Ook hierover zijn de GGD en de kinderopvangondernemers geïnformeerd. Dat betekent dat vanaf het moment van vaststelling van de nieuwe beleidsregels de gemeente zal handhaven op overschrijding van de leidster-kind-ratio bij gemengde groepen.

 

Pedagogisch beleid en praktijk

Ten tijde van de inspecties beschikten nog niet alle centra over een vastgesteld pedagogisch beleidsplan.

Hierop hebben nadere onderzoeken plaatsgevonden. Medio 2007 voldoen op twee na alle centra op dit punt. Met beide centra vinden gesprekken plaats zodat zij bij de reguliere inspectie 2007 een voldoende kunnen verkrijgen.

 

Klachten

Nog niet alle centra hadden op het moment van de inspectie een klachtenreglement dat aan de voorwaarden voldoet. Deze centra zijn geattendeerd op de goedgekeurde formats die daarvoor zijn.

In een waarschuwing is aan de centra gemeld dat e.e.a. bij de volgende reguliere inspectie in orde moet zijn.

 

 

4. Samenvatting handhaving kinderopvang in Delft over 2006

 

In 2006 heeft de GGD alle 67 kindercentra in Delft geïnspecteerd in het kader van de Wet Kinderopvang.

Op grond van alle definitief vastgestelde inspectierapporten van de GGD zijn vanaf het derde kwartaal 2006 handhavingstrajecten gestart. Dat wil zeggen dat de gemeente het beschikbare handhavingsinstrumentarium heeft ingezet naar de zwaarte van de overtreding.

Dat is dus meer dan alleen toezicht houden en sancties opleggen. In 2006 is zowel ingezet op handhaving en sanctionering als op overleg en overreding.

Het is van belang om in de handhavingsprocessen gezamenlijk met de betrokkenen (GGD, kinderopvangondernemers en gemeente) in te zetten op verdere verbetering. De gemeente heeft hierin het afgelopen jaar de regierol op zich genomen en de randvoorwaarden gecreëerd om tot overeenstemming en werkbare verhoudingen te komen - met respect voor ieders eigen verantwoordelijkheden. Dit moet ertoe leiden dat de wet- en regelgeving op het terrein van de kinderopvang structureel, door alle partijen (kinderopvangondernemers, GGD en gemeente) goed wordt nageleefd.

 

Bij overtredingen in de categorie laag heeft de ondernemer een schriftelijke waarschuwing van de gemeente ontvangen waarin staat dat het item bij een volgende reguliere inspectie in orde moet zijn.

Is er een overtreding in de categorie middel begaan, dan heeft de ondernemer een brief van de gemeente ontvangen dat er op dat punt/die punten een nader onderzoek door de GGD zal plaatsvinden. Dat kan leiden tot een voldoende score of er blijft een onvoldoende staan. In dat laatste geval moet de ondernemer alsnog aan de voorwaarden voldoen. Gezamenlijk met de gemeente en de GGD hebben besprekingen plaatsgevonden om de ondernemer te helpen een voldoende te halen.

Gaat het om een overtreding in de categorie hoog, dan heeft de ondernemer allereerst een voornemen tot het geven van een aanwijzing ontvangen van de gemeente en afhankelijk van de eventuele zienswijze, een al dan niet aangepaste aanwijzing. Op grond daarvan kon de ondernemer binnen een gestelde termijn opnieuw documenten insturen. Mocht dit nog niet tot een voldoende score hebben geleid, dan hebben ook hierover ondersteuningsgesprekken plaatsgevonden.

 

5.         Doorloop handhavingstrajecten 2006 in 2007

 

Wat niet uit het IWI rapport blijkt, maar wat wel uit de doorlopen handhavingsprocedures naar voren is gekomen, is dat de kinderopvangondernemers hard hebben gewerkt om aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang te voldoen. Hierin zijn belangrijke verbeterslagen gemaakt. Nog niet alle ondernemers scoren op alle controle-items een voldoende; de bereidheid daartoe is groot. Iets minder dan de helft (26) voldoet medio 2007 aan alle criteria en scoort op alles voldoende.  Bij ongeveer een derde van de centra zijn overtredingen geconstateerd in de categorie laag. Negen van de 67 kindercentra hebben overtredingen in de categorie middel en acht in de categorie hoog. Over alle overtredingen zijn afspraken gemaakt.

 

Ten slotte

Het is een landelijk gegeven dat nog niet alle kindercentra voldoen aan alle kwaliteitseisen. Dat is in Delft niet anders. Dat is duidelijk geworden doordat de gemeente in 2006 in de volle breedte heeft gehandhaafd. Hoe Delftse kinderopvangorganisaties ‘scoren’ in vergelijking met die uit omliggende gemeentes, is niet bekend. Verschillende gemeentes hebben ook 2006 als een soort overgangsjaar gebruikt en dus niet (altijd) gehandhaafd.