AANZET TOT EEN DELFTSE JEUGDNOTA

 

 

Leidraad voor de discussie en leeswijzer

 

 

De stand tot nu toe

Voor het opstellen van de Delftse jeugdnota is gekozen voor een interactieve aanpak.

De gemeente Delft heeft een externe procesbegeleider aangetrokken die samen met bureau Sardes (in het kader van het landelijk project lokaal jeugdbeleid) de totstandkoming van de Jeugdnota Delft coördineert. Het tijdschema is erop gericht dat de nota 1e kwartaal 2008 in concept gereed is voor behandeling in de gemeenteraad.

Ter voorbereiding op dit proces is aan de hand van een informatieve startnotitie intensief gesproken in de zogeheten Meedenkgroep, waaraan mensen uit verschillende sectoren van de Delftse samenleving hebben deelgenomen. Omdat jeugd raakt aan vele beleidsterreinen, is ook gesproken met de individuele leden van het college van burgemeester en wethouders.

De resultaten van deze gesprekken zijn verwerkt in de hoofdstukken 2 en 3 van deze aanzetnota.

 

Hoe ziet het vervolg eruit ?

Deze aanzetnota wordt nu met een aantal vragen voorgelegd aan LOKABEL (het formele overlegorgaan op het gebied van onderwijs in Delft) en aan de raadscommissie WIJZO.

Daarnaast wordt (een vertegenwoordiging van) Delftse jongeren geraadpleegd en wordt aan enkele deskundigen uit landelijke kennisinstituten gevraagd te reflecteren op de inhoud van deze aanzet.

Het resultaat van de aanpak tot op dat moment is een met al deze betrokkenen besproken en hopelijk gedeelde visie op de kern van het jeugdbeleid in Delft, een heldere focus op de centrale thema’s van dat beleid en een  overzicht van tot dan toe ingebrachte ideeën en suggesties.

Op 28 november 2007 en in januari 2008 vinden bijeenkomsten plaats, waar de discussies zich zullen richten op de centrale thema’s en de uitwerking van die thema’s. De bijeenkomsten worden overigens zo opgezet dat kinderen, jongeren en volwassenen allen kunnen meedoen en met elkaar in gesprek kunnen raken.

Vervolgens wordt de concept-nota Opgroeien in Delft opgesteld en aangeboden aan de gemeenteraad.

 

Wat vragen wij van u ?

In deze fase willen wij vooral het volgende van u weten:

-        Wat vindt u van de hoofddoelstelling en de geformuleerde visie van het jeugdbeleid?

-        Wat is uw beeld bij deze centrale thema’s voor het jeugdbeleid? Zijn dit inderdaad de centrale thema’s in het jeugdbeleid of ontbreken er thema’s? De insteek is hierbij vooral de thema’s te benoemen waar nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten als de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin, Ruimte voor Spelen, Onderwijsachterstandenbeleid en andere krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in de eindnota en het is zeker niet verboden er toch over te praten. Desalniettemin is een duidelijk themakeuze van belang voor een goed vervolg.

-        Heeft u nu al ideeën en suggesties die bij het opstellen van de eindnota niet vergeten mogen worden.

 


Leeswijzer – wat vindt u waar ?

De belangrijkste informatie voor de discussie vindt u in deze aanzetnota. Het gaat op dit moment immers om de visie en de thema’s.

Alle gewenste achtergrondinformatie kunt u terugvinden in de bijgaande startnotitie (inclusief de samenstelling van de Meedenkgroep, een overzicht van de actuele beleidsnota’s van de gemeente Delft op het gebied van jeugd en jongeren en een overzicht van de landelijke ontwikkelingen in het jeugdbeleid die door het vorige en het huidige kabinet in gang zijn gezet), alsmede in de eveneens bijgevoegde Terug- en vooruitblik op het Delftse onderwijsbeleid in de periode 2005-2008.
Hoofdstuk 1 Inleiding

 

In het Collegeprogramma 2006 – 2010 van de gemeente Delft wordt de volgende doelstelling van het integrale jeugdbeleid geformuleerd:

 

Het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar. Jeugd met dreigende achterstanden krijgt extra aandacht binnen een zoveel mogelijk sluitende aanpak. Onder het motto ‘Delft, kindvriendelijke stad’ zetten we breed in vanuit verschillende beleidsvelden. Denk onder andere aan: onderwijs, speelplekken, anti-armoedebeleid en werk, (verkeers)veiligheid, natuur en milieu, sport en gezondheid. De hele stad is immers nodig om een kind groot te brengen.

 

Om de samenhang in het jeugdbeleid te onderstrepen is het voornemen geformuleerd een (integrale) Jeugdnota op te stellen voor de periode 2008 tot 20011. Deze jeugdnota zal betrekking hebben op alle beleidsterreinen die geheel of gedeeltelijk raken aan het belang van kinderen, jongeren en/of hun ouders.

Dat betekent dus ook dat het Onderwijs BeleidsPlan (OBP) als afzonderlijk beleidsdocument ophoudt te bestaan. Dit overigens met ruimhartige instemming van de schoolbesturen in Delft. De Jeugdnota is één van de deelnota’s van het Delftse beleidsplan in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Weliswaar is de reikwijdte van de Jeugdnota veel breder dan het jeugd-prestatieveld binnen de WMO, maar van belang is wel aan te geven dat conform het concept-WMO-beleidsplan de Jeugdnota een looptijd krijgt van vier jaar, met een beknopte herijking halverwege deze periode en een subsidiecyclus, die uitgaat van in beginsel tweejarige subsidies. Verder fungeert de Jeugdnota als (één van de) pilots voor het opstellen van de integrale beleidsmonitor. Dat houdt in dat de doelstellingen meetbaar worden geformuleerd, dat deze doelstellingen samen de inhoud van de monitor bepalen en de kern van de verantwoording over het gevoerde beleid naar gemeenteraad en stad.

 


Hoofdstuk 2 Visie op het jeugdbeleid

 

Waarom een integrale jeugdnota?

Jeugdbeleid in Delft is niet nieuw. In de programmabegroting Jeugd en Onderwijs die jaarlijks verschijnt, worden op een breed terrein van het jeugdbeleid thema’s genoemd die in samenhang worden ontwikkeld, namelijk:

 

Het ontbreekt in Delft dus niet aan beleid of aan samenhang in het beleid. De vraag is dus wat een integrale jeugdnota kan toevoegen aan deze actuele opsomming van beleidsvoornemens. Integraliteit kan immers ook een valkuil zijn. In de behoefte om zoveel mogelijk de onderwerpen van het jeugdbeleid en de onderlinge relaties te benoemen, kan juist het overzicht zoek raken of het wordt een opsomming die niets toevoegt aan datgene dat al in de programmabegroting of in andere nota’s op papier is gezet. De meerwaarde van een integrale jeugdnota ligt dus niet in een opsomming van beleidsvoornemens of een weergave van actiepunten, maar in het formuleren van een visie van de gemeente Delft die is ontstaan in samenspraak met inwoners van Delft die of zelf jong zijn dan wel met jongeren te maken hebben in hun dagelijkse praktijk als jongerenwerkers, leerkrachten of cultureel werkers. Vanuit die visie kan dan geformuleerd worden welke thema’s de komende jaren actueel zullen zijn, de doelstellingen die nastrevenswaardig zijn en op welke wijze de gemeente en inwoners van Delft samenwerken om die doelstellingen te behalen.

 

Visie op het jeugdbeleid

Een visie op het jeugdbeleid veronderstelt een visie op de wijze waarop een samenleving kan bijdragen aan het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren, zoals dat in het Delftse beleidsprogramma is verwoord, en de erkenning dat een goed jeugdbeleid niet alleen van belang is voor de sociale en culturele ontwikkeling van de stad, maar nadrukkelijk ook voor de economische ontwikkeling. Belangrijk is dat een dergelijke visie ook aangeeft hoe ouders, opvoeders, professionals en politici naar kinderen en jongeren kijken. In de afgelopen jaren heeft de visie op jeugd zich in toenemende mate ontwikkeld tot een probleemgerichte benadering, waarin het beleid zich richt op het zoveel mogelijk adequaat reageren op mogelijke signalen dat het met kinderen niet goed gaat. Zo worden kinderen al in een vroeg stadium getoetst en getest op mogelijke achterstanden en wordt met passende interventies geprobeerd het tij te keren en via een sluitende aanpak van zorg en hulpverlening grotere problemen te voorkomen. Het accent ligt op kinderen in probleem- en achterstandssituaties. Kenmerkend voor deze benadering is dat ‘opgroeien’ en het opvoeden van kinderen en jeugdigen worden geassocieerd met allerlei mogelijke risico’s, waarin de ervaringen en beleving van kinderen en jeugdigen zelf meer naar de achtergrond dreigen te raken. Volwassenen praten meer en meer over de jeugd dan met de jeugd zelf. Het gevaar is dat volwassenen, professionals en beleidsmakers, meer en meer vervreemden (uit het oog verliezen) van wat er in de leefwereld van kinderen en jongeren speelt.

 

In Delft willen we de komende tijd vanuit een ander perspectief naar de jeugd kijken. Wij willen kinderen en jongeren positief benaderen, waarbij we ervan uitgaan dat kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf steeds meer keuzes kunnen maken en daarmee ook zullen bijdragen aan een vrolijker en sterker Delft.  Ieder kind is uniek en moet de kans hebben ergens haar of zijn hart in te leggen. Waarin precies is niet zo belangrijk, het gaat er om dat ieder kind of iedere jongere meedoet en zich erkend weet.

 

Een voorbeeld van een thema dat uit een dergelijke opvatting voortkomt is de rol die jongerencultuur kan spelen.  Wie een paar uurtjes op de Skate Jam is geweest ziet dat jongeren daar druk zijn met bewegen, met muziek, met taalvernieuwing, graffity en allerlei vormen van sociaal verkeer.  We zien daar ook (veel) jongeren, die we niet altijd goed kunnen volgen en die soms op school niet opschieten. Voor de stad is het daarom goed na te denken of nieuwe cultuurvormen, het (verantwoord) gebruik van computers en internet en plekken om daarmee bezig te zijn, tot meedoen en erkenning kunnen leiden. Dat geldt breed, maar ook voor groepen jongeren die verder moeilijk te bereiken zijn.

Ook een thema als inclusieve samenleving kan aan bovenstaande opvatting verbonden worden. In de reguliere scholen, binnen de sportverenigingen en op de arbeids- en woonmarkt bestaat weliswaar veel variëteit, maar heel veel kinderen en jongeren doen daar niet mee. Fysieke beperkingen, gedragsproblemen, sociaal-economische en culturele achtergronden spelen daarbij mee. Waar kan deze jeugd zijn hart in leggen en kan het idee van de inclusieve samenleving, zoals dat ook in de WMO-nota is beschreven, daarbij helpen?

 

Door op deze wijze naar kinderen en jongeren te kijken, krijgen we meer vertrouwen in hun kracht en kunnen we hen gerichter ontwikkelingskansen bieden.  Het uitgangspunt is en blijft dat alle kinderen bepaalde omstandigheden nodig hebben om voorspoedig te kunnen opgroeien. Maar deze omstandigheden worden niet gecreëerd door alleen risico’s te beperken, maar juist door stimulansen aan te bieden, ze in contact te brengen met aansprekende en toegankelijke voorbeelden (zgn. ‘lokale helden’), aandacht en belangstelling van volwassenen te vergroten, kansen aan te bieden die aanwezige talenten tot ontwikkeling brengen, situaties te creëren om te experimenteren en fouten te maken en ontmoetingen te organiseren om zelfvertrouwen en sociale vaardigheden te ontwikkelen en vrienden te maken. Kortom: de visie op het jeugdbeleid vraagt om uitdagende ingrediënten om zodoende te komen tot een positief pedagogisch stadsklimaat. Hierin zijn de sociale omgeving en de fysieke omgeving met elkaar vervlochten . Binnen de eerste ring van het gezin bijvoorbeeld gaat het natuurlijk om de onderlinge relaties en de opvoeding die kinderen krijgen. Daarbij is echter een geschikte woonsituatie en de directe woonomgeving ook erg belangrijk. Binnen de tweede ring van (brede) school en  kinderopvang is net zo goed én de sociale én de fysieke kant van belang en dat geldt ook voor de derde ring van vrije tijd, spelen, sport en uitgaan. Waar echter de stedebouwkundigen de fysieke ruimtes vorm geven en (veilig) verbinden, is nog veel te doen over de verbindingen tussen de opvoeders thuis, op school en in de kinderopvang, en in de vrije tijdssfeer. Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van een kind?

“It takes a whole village to raise a child”, wordt vaak gezegd. En met erkenning van de centrale rol van ouders, de grote verantwoordelijkheid van de de professionals in de tweede ring en het belang van het werk in de derde ring, zijn we al een heel eind in de discussie over verantwoordelijkheden.

Gek genoeg blijft de verantwoordelijkheid van het kind of de jongere zelf vaak buiten beeld.  Het is bijvoorbeeld opvallend ingewikkeld om in ons onderwijssysteem de leerling verantwoordelijk te maken voor zijn of haar leerproces. Jeugdparticipatie loopt ook nog wel eens uit op het door jongeren laten formuleren van ‘wat ze  willen’, zonder te vragen wat ze daar zelf aan zouden kunnen doen. In de discussie over de WMO gaat het vaak over burgerschap. Het is misschien goed ook in onze visie op de Delftse jeugd daar iets van te laten doorklinken. Immers, graffity is mooi, maar niet op de muur van het stadhuis. Een bijbaantje is prettig, maar een schooldiploma helpt beter voor later. En zo kunnen we nog meer voorbeelden bedenken.

 

In een positieve visie op Delftse kinderen en jongeren past dat anderen hen serieus nemen, maar het betekent net zo goed dat jongeren aanspreekbaar zijn op hun keuzes en dat van hen verwacht mag worden dat ze meedoen en meehelpen.  De omgeving schept daartoe kansen en stimuleert, maar het hoe en wat  kan meer aan jongeren worden overgelaten.

Een groepje jongeren van het jongerencentrum “The Culture” in de Buitenhof heeft bedacht dat een kook- (en eet-) project met ouderen uit de buurt een goed idee zou zijn. Diezelfde jongeren hebben ook bedacht dat het voor de groep 10 tot 15-jarigen niet altijd goed is tegelijk met de oudere jeugd in het centrum te zijn. Allebei bewijzen van goed nadenken door wat algemeen niet gezien wordt als een ‘makkelijke’groep jongeren.  In deze lijn van denken past dan ook een discussie over het thema ‘Jeugd en omgeving’. De vraag is dan of en vooral ook hoe jongeren ouder dan 12 of zelfs 16 een rol kunnen spelen voor kwetsbare mensen in hun eigen omgeving. 

Een thema dat hier goed bij past is ‘jeugd en internationalisering’. Delft is hard op weg een internationale stad te zijn of te worden. Delftse kinderen worden daardoor op een natuurlijke wijze een soort kleine wereldburgers. We zien dat de scholen daar op inspelen met bijvoorbeeld (internet)uitwisselingen en tweetalig onderwijs. Gamers spelen online-spellen met spelers van over de hele wereld. Jeugd is zich vaak ook heel goed bewust van het mondiale karakter van milieu-, geloofs- en armoedevragen. Kan internationalisering als thema in het jeugdbeleid helpen jongeren uit te dagen door te denken en mee te doen?

 

Ook voor kinderen in achterstands- en probleemsituaties

De ontwikkelingsgerichte benadering gaat ervan uit dat ruimte bieden voor alle kinderen een belangrijke voorwaarde is voor ontwikkeling en groei. In die zin is jeugdbeleid gericht op alle kinderen en jongeren. Dat neemt niet weg dat er grote verschillen zijn te constateren in de mate waarin kinderen die ontwikkelingskansen krijgen aangeboden. Sommige kinderen hebben ‘van huis uit’ meer kansen, zowel materieel als immaterieel: een zorgzame en belangstellende omgeving met voldoende mogelijkheden om te investeren in ontplooiing en talentontwikkeling door te participeren in clubs, verenigingen of cursussen. Andere kinderen krijgen deze kansen op een of meerdere terreinen niet. Hun omgeving schiet tekort in het bieden van veiligheid, zorg en aandacht of er zijn financiële, sociale of fysieke belemmeringen om te spelen en vrienden te maken. Bij de kinderen die extra aandacht nodig hebben, behoren ook de kinderen die vanwege een fysieke beperking of handicap, zowel lichamelijk als verstandelijk, extra voorzieningen nodig hebben om zich volledig te kunnen ontplooien.

 

In Delft willen we ook oog hebben voor tekorten in ontwikkelingsmogelijkheden die zich kunnen voordoen. Niet om als samenleving die tekorten volledig te compenseren en daarmee de rol van opvoeder zonder discussie over te nemen, maar om maatregelen te nemen die de omgeving in staat stelt om de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van kinderen weer op zich te nemen, zo nodig met effectieve steun van partnerorganisaties . Wanneer de omgeving desondanks fundamenteel tekortschiet in het garanderen van de basale veiligheid, zullen we  interventies toepassen om de kinderen die veiligheid te garanderen.

 

Niet voor iedereen hetzelfde

Naast groepen die extra aandacht nodig hebben vanwege achterstandssituaties of fysieke beperkingen, is het ook belangrijk om te onderkennen dat er verschillen zijn tussen kinderen en jongeren. Zo hebben jongens en meisjes deels dezelfde, maar deels ook andere wensen en behoeften en datzelfde geldt voor autochtone en allochtone jongeren. Soms worden voorzieningen breed benut door alle groepen, soms hebben groepen behoefte aan aparte activiteiten. Tegelijk is het altijd de kunst te bedenken dat ook groepen die moeilijk samengaan, elkaar op school of op straat tegenkomen. Het is daarom ook altijd weer zoeken naar integratie.

 

We willen dat beleidsmakers, instellingen en organisaties in Delft die activiteiten voor jongeren uitvoeren, gevoelig zijn voor signalen uit de verschillende groeperingen van jongeren in Delft en rekening houden met hun specifieke wensen.

 

Betrokkenheid van ouders en jongeren is essentieel

Ruimte bieden voor kinderen en jeugdigen gebeurt in overleg. Zoals gezegd is het nodig om zowel ouders als jeugdigen te betrekken om meer aansluiting te krijgen bij hun leefwereld. En juist omdat niet alle kinderen en jongeren hetzelfde willen en nodig hebben, zou het toch ondenkbaar moeten zijn om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te voeren zonder dat zij daar zelf een stem in hebben

Ook vanuit de Rechten van het Kind bekeken past het gemeente, instellingen en organisaties om de inbreng van kinderen en jongeren serieus te nemen. In het kader van verantwoordelijkheid nemen, verwachten we ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en maatschappelijke stages.

Participatie komt verderop in deze aanzetnota terug als uit te werken thema.

 

Participatie van jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de Delftse jeugdnota. We verwachten initiatieven van ouders en jeugdigen en bijdragen in de uitvoering ervan.

 

De reikwijdte van het Delftse jeugdbeleid

Met het voorgaande kiezen we voor een brede aanpak van het Delftse jeugdbeleid. Een dergelijk beleid kan zich niet beperken tot een voorzieningenbeleid of een verbreed onderwijsbeleid. Alle beleidsterreinen hebben in meerdere of in mindere mate te maken met jeugdigen. Sommige beleidsterreinen hebben in hun geheel betrekking op de doelgroep van het jeugdbeleid, zoals bijvoorbeeld kinderopvang en onderwijs, alle andere hebben daar voor een deel betrekking op. Ook al staat het onderwijsbeleid traditioneel in het centrum van het Delftse jeugdbeleid, ook andere beleidsterreinen hebben grote invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen en jongeren. Zonder de pretentie compleet te zijn, noemen we als voorbeelden: ruimtelijke ontwikkeling en verkeer en vervoer, bijvoorbeeld waar het gaat om ruimte om te spelen en kindvriendelijke buurten; werkgelegenheidsbeleid, bijvoorbeeld om de doorstroming naar en de kansen op de arbeidsmarkt voor alle jongeren te vergroten; armoedebeleid om kinderen mogelijkheden te bieden die ze van huis moeten missen; veiligheidsbeleid dat signaleert waar zich gevaarlijke situaties kunnen voordoen en maatregelen neemt; en huisvestingsbeleid waar het gaat om een goede woonomgeving van kinderen en een adequaat aanbod voor jongeren.

 

Om de doelstellingen van het Delftse jeugdbeleid te kunnen realiseren, zullen wij systematisch op alle beleidsterreinen nagaan welke aspecten van het beleid betrekking hebben op kinderen en jongeren en of het beleid past binnen de visie die in de integrale jeugdnota wordt verwoord. Jeugdbeleid werkt alleen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kinderen en jongeren, ouders, burgers, gemeente en partnerorgansiaties.

 

Samenvatting:

In Delft willen wij kinderen en jongeren positief benaderen, waarbij we ervan uitgaan dat kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf steeds meer keuzes kunnen maken en daarmee ook zullen bijdragen aan een vrolijker en sterker Delft.  Ieder kind is uniek en moet de kans hebben ergens haar of zijn hart in te leggen. Waarin precies is niet zo belangrijk, het gaat er om dat ieder kind of iedere jongere meedoet en zich erkend weet.

In een positieve visie op Delftse kinderen en jongeren past dat anderen hen serieus nemen, maar het betekent net zo goed dat jongeren aanspreekbaar zijn op hun keuzes en dat van hen verwacht mag worden dat ze meedoen en meehelpen.  De omgeving schept daartoe kansen en stimuleert, maar het hoe en wat  kan meer aan jongeren worden overgelaten.

In Delft willen we ook oog hebben voor tekorten in ontwikkelingsmogelijkheden die zich kunnen voordoen. Niet om als samenleving die tekorten volledig te compenseren en daarmee de rol van opvoeder zonder discussie over te nemen, maar om maatregelen te nemen die de omgeving in staat stelt om de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van kinderen weer op zich te nemen, zo nodig met effectieve steun van partnerorganisaties. Wanneer de omgeving desondanks fundamenteel tekortschiet in het garanderen van de basale veiligheid, zullen we  interventies toepassen om de kinderen die veiligheid te garanderen.

We willen dat beleidsmakers, instellingen en organisaties in Delft die activiteiten voor jongeren uitvoeren, gevoelig zijn voor signalen uit de verschillende groeperingen van jongeren in Delft en rekening houden met hun specifieke wensen.

Het is ondenkbaar om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te voeren zonder dat jeugdigen daar zelf een stem in hebben. Participatie van jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de Delftse jeugdnota. We verwachten initiatieven van ouders en jeugdigen en bijdragen in de uitvoering ervan.

Om de doelstellingen van het Delftse jeugdbeleid te kunnen realiseren, zullen wij systematisch op alle beleidsterreinen nagaan welke aspecten van het beleid betrekking hebben op kinderen en jongeren en of het beleid past binnen de visie die in de integrale jeugdnota wordt verwoord. Jeugdbeleid werkt alleen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kinderen en jongeren, ouders, burgers, gemeente en partnerorgansiaties.

 

 


Hoofdstuk 3 Centrale thema’s in het Delftse jeugdbeleid

 

Beleid voor de jeugd is niet nieuw in Delft. In de bijlagen vindt u veel van wat er al gebeurt.

Vanuit de visie in hoofdstuk 2 is door de meedenkgroep een aantal centrale thema’s benoemd voor de komende jaren. Dat zijn vooral thema’s waar nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in de eindnota.

Na toetsing van (het belang van) deze thema’s zullen zij verder worden uitgewerkt (o.a. tijdens de conferentie van 28 november) en tenslotte  de kern vormen van de Delftse Jeugdnota.

 

Aan de volgende centrale thema’s wordt gedacht:

 

·       Participatie

Toelichting:

Het is nodig om zowel ouders als jeugdigen te betrekken om meer aansluiting te krijgen bij hun leefwereld. En juist omdat niet alle kinderen en jongeren hetzelfde willen en nodig hebben, zou het toch ondenkbaar moeten zijn om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te voeren zonder dat zij daar zelf een stem in hebben. Bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid wordt de jeugd weliswaar steeds vaker betrokken, maar er is nog steeds een groep kinderen en jeugdigen die niet of niet volledig bereikt wordt via de bestaande participatietrajecten. Kinderen en jongeren zijn ook klant. Denk bijvoorbeeld aan het brede terrein van jeugd(gezondheids)zorg en onderwijs. Klanttevredenheidsonderzoek onder de jeugd zou best eens verrassende en serieus te nemen uitkomsten kunnen opleveren. In de gemeente Delft hebben jongeren vanaf 12 jaar de mogelijkheid om een burgerinitiatief in te dienen of een referendum aan te vragen. Ook vanuit de Rechten van het Kind bekeken past het gemeente, instellingen en organisaties om de inbreng van kinderen en jongeren serieus te nemen. In het kader van verantwoordelijkheid nemen, verwachten we ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en maatschappelijke stages.

We weten echter nog steeds onvoldoende van de leefwereld van jeugdigen. Er is te weinig zicht op hun kennis, meningen en ideeën, waardoor het jeugdbeleid niet goed genoeg aansluit bij die leefwereld.

Vraagstelling:

Hoe geven we vorm aan jongerenparticipatie? Hoe bereiken we groepen die tot nu toe onvoldoende worden bereikt? Hoe komen we tot een meer representatieve afspiegeling van de jeugdige samenleving? Willen we de klanttevredenheid van jongeren meten over bijvoorbeeld de kwaliteit van het onderwijs, de jongerencentra en het JIP? Hoe wordt participatie ‘actieve’ betrokkenheid? Hoe verplichtend zijn zaken als maatschappelijke stages?

 

·       Verantwoordelijkheid en opvoeden

Toelichting:

Dit thema past in het debat over opvoeden, de onmiskenbare verantwoordelijkheid van ouders, de vormende en pedagogische taak van leerkrachten en de taak van sport- en spelleiders, kinderopvangleiders, de wijkagent en noem maar op.  De verantwoordelijkheid van het kind of de jongere zelf lijkt daarbij nogal eens over het hoofd gezien te worden. Waar ligt in deze discussie het evenwicht? Concreet komt deze vraag terug in de discussie over dagarrangementen, het gevoelde tekort aan ouderbetrokkenheid, de schijnbare onmogelijkheid onwillige ouders op hun verantwoordelijkheid te kunnen aanspreken en andersom het schuiven met verantwoordelijkheid tussen instellingen bij meervoudige problematiek.

 

 

 

Vraagstelling:

Hoe organiseren we ouderbetrokkenheid als een vanzelfsprekend onderdeel van ons jeugdbeleid? Moeten we de oplossing zoeken in kleine dingen in het dagelijks leven van kinderen, jongeren en ouders en niet zozeer in groots en meeslepend beleid? Ouders uitnodigen voor belangrijke activiteiten en ontmoetingen in het leven van hun kinderen en hen zo meer betrokken en medeverantwoordelijk maken? Of kiezen we voor voorlichting en extra opvoedondersteuning? Is meer drang toegestaan wanneer ouders het er bij lijken te laten zitten?

 

·       Inclusieve samenleving en diversiteit

Toelichting:

In de reguliere scholen, binnen de sportverenigingen en op de arbeids- en woonmarkt bestaat weliswaar veel variëteit, maar heel veel kinderen en jongeren doen daar niet mee. Fysieke beperkingen, gedragsproblemen, sociaal-economische en culturele achtergronden spelen daarbij mee.

Een verdergaande integratie van jongeren met een beperking in reguliere voorzieningen is belangrijk. Het samenbrengen van kinderen en jongeren met beperkingen en kinderen en jongeren zonder beperking leidt tot begrip, tolerantie en gelijkwaardigheid. Door ontmoeting te arrangeren worden jongeren met een beperking serieus genomen en ervaren jongeren zonder beperking verantwoordelijkheid naar hun leeftijdsgenoten. Dergelijk diversiteitbeleid komt ook terug binnen de beleidsvoornemen Passend Onderwijs. Het is echter nog de vraag of de scholen nu zover zijn dat de arrangementen die voor leerlingen met een onderwijs-zorgvraag gevonden gaan worden, ook wel echt tot integratie zullen leiden. In het voortgezet onderwijs kunnen ook maatschappelijke stages worden benut om dit thema uit te werken.

Vraagstelling:

Hoe passen we het idee van de inclusieve samenleving, zoals dat ook in de WMO-nota is beschreven, in in ons jeugdbeleid om de diversiteit van kinderen en jongeren samen te brengen en hen tegelijk optimale ontwikkelingskansen te bieden ?

 

·       Opvang – educatie - werk

Toelichting:

Doorlopende (leer)lijnen zijn van essentieel belang voor optimale ontwikkelingskansen. En ook al beginnen we in de voorschool al aan die kansen te werken en is het een kerndoel van zowel primair als voortgezet onderwijs, er zullen altijd jongeren blijven die extra hulp en aandacht nodig hebben om een startkwalificatie te halen en op een stabiele plek op de arbeidsmarkt terecht te komen. De groep is zeer divers, evenals de aanleiding die tot uitval leidt: te denken valt aan allochtone jongeren met een taalachterstand, laaggeletterdheid ook bij autochtone schoolverlaters, tienermoeders en –vaders, jongeren met een handicap, schuldenproblematiek en als gevolg daarvan sociale uitsluiting, het groeiend aantal jongeren met een Wajong-uitkering en ook jongeren die simpelweg niet meer geboeid worden door het onderwijs en het nut er niet van inzien.

Vraagstelling:

Duidelijk is dat hier wel degelijk een probleemgerichte aanpak nodig is. Vroegsignalering, zorg, zorgcoördinatie en specifieke voorzieningen zijn allemaal nodig. Vanuit de geschetste visie is echter ook de vraag te stellen of onze benadering van deze kinderen en jongeren wel aansluit bij hun leefwereld en behoeften. Voldoet ons onderwijsstelsel wel (vroege selectie, veel verschillende docenten, lastige aansluiting op MBO)? Kunnen deze jongeren wel ergens hun hart inleggen en zich dus ook binden? Wat vinden ze eigenlijk zelf?

 

·       Cultuur als verbinding

Toelichting:

Het kost volwassenen nogal eens moeite alle scenes, subgroepen en nieuwe stromingen binnen de jeugdcultuur uit elkaar te houden, laat staan waardering of tenminste begrip op te brengen voor de uitbarstingen van geluid, licht en beweging die daarbij horen. Toch lijkt het er sterk op dat veel kinderen en jongeren zich juist met behulp van moderne media, internet, MSN, dansen en muziek kunnen en willen manifesteren. Delft heeft al een naam opgebouwd in de jeugdwereld met een aantal artiesten, met de graffity-Irene-tunnel en de Skate-Jam.

Als het gaat om het aansluiten bij de leefwereld van jongeren en hen op een moderne manier ruimte te bieden in de stad, ook om te experimenteren met alle cultuurvormen, liggen hier de echte kansen. Vanuit het vorige thema is het bovendien interessant te zien dat groepen zogenaamd lastige jongeren wel bereikt worden met muziek, dans  en moderne media en dan ook iets in huis blijken te hebben.

Vraagstelling:

Is jeugdbeleid straks veel meer jeugdcultuurbeleid dan nu? Kunnen jongerenwelzijnswerk en onderwijs hier nog iets van leren? Wat kunnen we uit de jeugdcultuur oppakken in het vak culturele en kunstzinnige vorming op school ? Kunnen we meer gebruik maken van zogenaamde ‘lokale helden’ die voorbeelden zijn voor de jeugd en via hen het contact aan gaan ? 

 

·       Internationalisering

Toelichting:

Delft wordt steeds meer  een internationale stad met een cultureel (evenementen, stedenband), een innovatief (universiteit, kennisstad) en een multicultureel karakter. Dit  raakt ook aan het klimaat waarin jongeren opgroeien in Delft. Door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen neemt globalisering toe, hierdoor komen ook jongeren in toenemende mate in contact met een grotere wereld dan de stad Delft en invloeden van buitenaf. Dit gebeurt via nieuwe media (internet, televisie, telecommunicatie), maar ook ontmoetingen met mensen met andere etnische en culturele achtergronden. Thema’s als integratie, immigratie, radicalisering, milieu en armoede doen meer en meer een appel op het (wereld)burgerschap van jeugdigen. Soms in de huiselijke kring (achter de pc of op televisie), soms in de publieke ruimte (jongeren op straat, jongerencentra). De grote hoeveelheid van informatie en invloeden van buiten brengen naast kansen, ook risico’s met zich mee. Hoe gaan jongeren hier mee om en hoe maken ze daarin keuzes. Hoe gaan jongeren om met diversiteit en met de multiculturele samenleving. En hoe kijken we bijvoorbeeld aan tegen het belang van Engels als mondiale taal (tweetalig onderwijs)?

Vraagstelling:

Is het zinvol in het Delftse jeugdbeleid extra nadruk te leggen op de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot mondige en betrokken wereldburgers? Hoort dit ook bij het bieden van ontwikkelingskansen? Is zo’n keuze ook goed voor de toekomst van Delft? En, misschien wel het belangrijkst, spreken mondiale thema’s of internationale contacten kinderen en jongeren zo aan dat zij daar iets van hun enthousiasme in willen leggen?

 

·       Ontmoeting op straat

Toelichting:

Jongeren moeten in de hele stad kunnen opgroeien. Onze manier van bouwen en maatschappelijke trends als individualisering leiden echter te vaak tot anonimiteit in wooncomplexen en de openbare ruimte. Mensen maken in mindere mate contact met elkaar, durven elkaar niet meer aan te spreken op gedrag en lijken ook minder betrokken te zijn bij hun omgeving. Dit gaat ten koste van sociale relaties en verbondenheid.

Het is dan ook van belang dat we situaties creëren en activiteiten organiseren waarin jongeren (jeugdigen onderling en jong en oud) elkaar kunnen ontmoeten, betrokkenheid ervaren en met de verantwoordelijkheid voor hun omgeving kunnen oefenen. Recent was op het spoor-emplacement Camping Babylon te vinden. Een schijnbaar rommelige verzameling caravans en tenten met activiteiten. Heel veel jeugd wist echter de weg naar Camping Babylon te vinden en heeft daar kunst gemaakt, gekookt en gegeten en bij het kampvuur gezeten. In het onderlinge verkeer moest gecommuniceerd worden en af en toe onderling gecorrigeerd om het geheel te laten werken.

Camping Babylon is een mooi voorbeeld van ruimte voor kinderen en jongeren middenin de stad. Als voorbeeld sluit het ook goed aan bij de uitkomsten van het brede schoolproject-de Wenswijk, bij de nota Ruimte voor spelen, Ruimte voor creativiteit, raadsmoties over avontuurlijk spelen en dergelijke.

Vraagstelling:

Willen we in Delft meer ruimte maken voor kinderen en jongeren, letterlijk, maar ook figuurlijk: meer gelegenheid het zelf te proberen, fouten te maken en die zelf ook weer op te lossen. Stimuleren we nieuwe contacten tussen jong en oud en maken we meer doodlopende en daarmee levendiger straten?

 

·       Positie meisjes en meiden

Toelichting:

Het beeld van de jeugdcultuur, op straat maar ook in jongerencentra, wordt gedomineerd door jongens. Jongens experimenteren, maken bravoure, zorgen voor overlast. Het aanbod in het sociaal cultureel werk wordt voornamelijk bezocht door jongens. Blijkbaar sluit dit aanbod goed aan bij hun behoeften. Het experimenteergedrag van jongens heeft zijn weerslag naar andere (opvoed- en opgroei-) milieus. Uit diverse onderzoeken en monitors blijkt dat jongens bijvoorbeeld minder goed presteren in het onderwijs dan meisjes. Bij meisjes en meiden lijkt er een verschil in de wijze waarop zij zich manifesteren in het gezin en op school tegenover de wijze waarop ze zich op straat gedragen. Weten we voldoende van wat meisjes en meiden doen in hun vrije tijd? Als er meer en beter zicht is op de behoefte van meisjes en meiden, dan kan daar ook rekening mee worden gehouden in het aanbod van programma's en activiteiten vanuit gemeente of instellingen.

In dit kader is er vanuit de gemeente aandacht voor de positie van tienermoeders, met name voor de vraag op welke wijze zij ondersteund kunnen worden in hun gezinssituatie enerzijds en hun scholings- en arbeidsperspectief anderzijds. In regionaal verband is er specifieke aandacht voor de veiligheid en bescherming van meisjes voor de zogeheten Loverboys. 

Vraagstelling:

De vraag is hoe we er achter komen hoe het met de meiden gaat ? Hebben zij bijvoorbeeld behoefte aan meer veiligheid buitenshuis en/of op straat ? Of redden meiden zich prima en regelen ze het (onderling) zelf ? Wat kunnen we realiseren voor tienermoeders ? Hoe zetten we in op een aanpak van Loverboys ?

 

·       Veiligheid in brede zin

Toelichting:

Opgroeien in een veilige omgeving zorgt voor vertrouwen, zelfstandigheid en zelfrespect; eigenschappen die van essentieel belang zijn voor een optimale ontwikkeling van kinderen en jeugdigen in alle verschillende toekomstige rollen (ouder, partner, werknemer). Bij opgroeien hoort naast het begrip veiligheid ook het begrip risico. Dit heeft bij jonge kinderen betrekking op het spelen op straat in relatie tot verkeerssituaties. In de adolescentieperiode ligt de nadruk op gedrag van jongeren, zoals: experimenteren, grenzen zoeken en fouten (durven) maken. Het aan den lijve ervaren van de consequenties van gedrag, sorteert een leereffect. De opvoeders van kinderen staan voor een ingewikkeld vraagstuk binnen een veranderende en complexere samenleving waarin er een spanning is tussen veiligheid en experimenteerruimte. In Delft willen we ons niet richten op het creëren van een risicoloze samenleving, maar we willen werken aan veilige 'settings' waarin geoefend en geëxperimenteerd kan worden. Er zijn al voorbeelden binnen gemeentelijk beleid: Zo zijn er vanuit het thema 'Kindvriendelijke stad' veilige verkeersroutes in de stad aangelegd waarop kinderen en ouders kunnen oefenen ter voorbereiding op reguliere fietspaden en wegen met risicovollere verkeerssituaties. Ouders kunnen geïnformeerd worden over het netwerk van veilige fietsroutes, waardoor kinderen en ouders worden gestimuleerd dat kinderen op jonge leeftijd naar school fietsen. Daarnaast bevordert het zelfredzaamheid, en ook milieubewustzijn. Een soortgelijk bewustwordingsproces speelt op het gebied van uitgaan onder jongeren. Specifiek is er aandacht voor alcoholgebruik en matigingsbeleid en op welke wijze er preventief en curatief kan worden ingespeeld op excessen. Een interessant voorbeeld hiervan is het Deventer-model: een proef van de politie in Deventer die dronken jongeren thuisbrengt en die in gesprek gaat met ouders gaat om - ter voorkoming van strafvervolging - mee te werken in de vorm van deelname aan een GGD-cursus over de gevolgen van alcoholgebruik.

Vraagstelling:

Hoe geven we vorm aan het creëren van oefen- en experimenteerruimte voor jongeren in brede zin ? Hoe maken we ouders bewust van het nut van deze ruimte ? Veilig leren fietsen en alcoholmatiging hebben naast een preventief effect ook andere positieve neveneffecten, zoals vergroten van zelfredzaamheid en meer zelfstandigheid ? Wat vinden jongeren van uitgaan in Delft? En wat vinden ouders daarvan?

      

·       Life style en gezondheid / bewegen

Toelichting:

Gezond leven is goed voor de sociale, emotionele en fysieke ontwikkeling van jongeren. Jongeren staan meer en meer bloot aan allerlei verleidingen van genotsmiddelen waaronder roken, alcohol, drugs. Meedoen in het sociale leven en buiten in beweging zijn is ook van groot belang. Dit staat op gespannen voet met signalen dat jongeren zich terugtrekken in huis waar ze televisie kijken of veel tijd achter de computer doorbrengen. Daarnaast neemt het aantal kinderen en jongeren dat kampt met overgewicht de laatste jaren toe. Gezond leven en voldoende bewegen is bevorderlijk voor prettig opgroeien. Met aansprekende voorlichtingen en 'lik-op-stuk' aanpak, willen we bewegen, gezonde voeding en gezond leven bevorderen onder jeugdigen en hun ouders in Delft. Een ander instrument dat hieraan bijdraagt is een extra consultatiemoment van de schoolarts rondom het 13 of 14 de levensjaar; door dit moment verplicht te stellen in een cruciale levensfase (pre-adolescentie), kan er adequaat gereageerd worden op signalen.. 

Vraagstelling: 

Bovengenoemde voorbeelden worden tot nu toe vanuit traditionele perspectieven benaderd, waaronder zorg en veiligheid. Als we In Delft - naast allerlei risicobeperkende maatregelen - ook willen werken aan een positieve benadering die aansprekend is voor jongeren, hoe doen we dat dan ?


Hoofdstuk 4 Vragen en discussie

 

Deze nota is bedoeld om een eerste discussie te voeren in LOKABEL (het formele overlegorgaaan van gemeente en schoolbesturen – vergadering 1 oktober 2007) en in de raadscommissie WIJZO (vergadering 9 oktober 2007).

Daarnaast wordt (een vertegenwoordiging van) Delftse jongeren geraadpleegd en wordt aan enkele deskundigen uit landelijke kennisinstituten gevraagd te reflecteren op de inhoud van deze aanzet.

 

In deze fase willen wij vooral het volgende van u weten:

 

-        Wat vindt u van de hoofddoelstelling en de geformuleerde visie van het jeugdbeleid?

-        Wat is uw beeld bij deze centrale thema’s voor het jeugdbeleid? Zijn dit inderdaad de centrale thema’s in het jeugdbeleid of ontbreken er thema’s? De insteek is hierbij vooral de thema’s te benoemen waar nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten als de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin, Ruimte voor Spelen, Onderwijsachterstandenbeleid en andere krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in de eindnota en het is zeker niet verboden er toch over te praten. Desalniettemin is een duidelijk themakeuze van belang voor een goed vervolg.

-        Heeft u nu al ideeën en suggesties die bij het opstellen van de eindnota niet vergeten mogen worden.