AANZET TOT EEN DELFTSE
JEUGDNOTA
Leidraad voor de discussie
en leeswijzer
De stand tot nu toe
Voor het opstellen van de Delftse jeugdnota is gekozen voor
een interactieve aanpak.
De gemeente Delft heeft een externe procesbegeleider
aangetrokken die samen met bureau Sardes (in het kader van het landelijk
project lokaal jeugdbeleid) de totstandkoming van de Jeugdnota Delft
coördineert. Het tijdschema is erop gericht dat de nota 1e kwartaal
2008 in concept gereed is voor behandeling in de gemeenteraad.
Ter voorbereiding op dit proces is aan de hand van een
informatieve startnotitie intensief gesproken in de zogeheten Meedenkgroep,
waaraan mensen uit verschillende sectoren van de Delftse samenleving hebben
deelgenomen. Omdat jeugd raakt aan vele beleidsterreinen, is ook gesproken met
de individuele leden van het college van burgemeester en wethouders.
De resultaten van deze gesprekken zijn verwerkt in de
hoofdstukken 2 en 3 van deze aanzetnota.
Hoe ziet het vervolg eruit ?
Deze aanzetnota wordt nu met een aantal vragen voorgelegd
aan LOKABEL (het formele overlegorgaan op het gebied van onderwijs in Delft) en
aan de raadscommissie WIJZO.
Daarnaast wordt (een vertegenwoordiging van) Delftse
jongeren geraadpleegd en wordt aan enkele deskundigen uit landelijke
kennisinstituten gevraagd te reflecteren op de inhoud van deze aanzet.
Het resultaat van de aanpak tot op dat moment is een met al
deze betrokkenen besproken en hopelijk gedeelde visie op de kern van het
jeugdbeleid in Delft, een heldere focus op de centrale thema’s van dat beleid
en een overzicht van tot dan toe
ingebrachte ideeën en suggesties.
Op 28 november 2007 en in januari 2008 vinden bijeenkomsten
plaats, waar de discussies zich zullen richten op de centrale thema’s en de
uitwerking van die thema’s. De bijeenkomsten worden overigens zo opgezet dat
kinderen, jongeren en volwassenen allen kunnen meedoen en met elkaar in gesprek
kunnen raken.
Vervolgens wordt de concept-nota Opgroeien in Delft
opgesteld en aangeboden aan de gemeenteraad.
Wat vragen wij van u ?
In deze fase willen wij vooral het volgende van u weten:
-
Wat vindt u van de hoofddoelstelling en de geformuleerde
visie van het jeugdbeleid?
-
Wat is uw beeld bij deze centrale thema’s voor het
jeugdbeleid? Zijn dit inderdaad de centrale thema’s in het jeugdbeleid of
ontbreken er thema’s? De insteek is hierbij vooral de thema’s te benoemen waar
nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten als de
vorming van Centra voor Jeugd en Gezin, Ruimte voor Spelen, Onderwijsachterstandenbeleid
en andere krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in
de eindnota en het is zeker niet verboden er toch over te praten.
Desalniettemin is een duidelijk themakeuze van belang voor een goed vervolg.
-
Heeft u nu al ideeën en suggesties die bij het opstellen van
de eindnota niet vergeten mogen worden.
Leeswijzer – wat vindt u waar ?
De belangrijkste informatie voor de discussie vindt u in
deze aanzetnota. Het gaat op dit moment immers om de visie en de thema’s.
Alle gewenste achtergrondinformatie kunt u terugvinden in de
bijgaande startnotitie (inclusief de samenstelling van de Meedenkgroep, een
overzicht van de actuele beleidsnota’s van de gemeente Delft op het gebied van
jeugd en jongeren en een overzicht van de landelijke ontwikkelingen in het
jeugdbeleid die door het vorige en het huidige kabinet in gang zijn gezet),
alsmede in de eveneens bijgevoegde Terug- en vooruitblik op het Delftse
onderwijsbeleid in de periode 2005-2008.
Hoofdstuk 1 Inleiding
In het Collegeprogramma 2006 – 2010 van de gemeente Delft
wordt de volgende doelstelling van het integrale jeugdbeleid geformuleerd:
Het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen en
jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar. Jeugd met dreigende achterstanden
krijgt extra aandacht binnen een zoveel mogelijk sluitende aanpak. Onder het
motto ‘Delft, kindvriendelijke stad’ zetten we breed in vanuit verschillende
beleidsvelden. Denk onder andere aan: onderwijs, speelplekken,
anti-armoedebeleid en werk, (verkeers)veiligheid, natuur en milieu, sport en
gezondheid. De hele stad is immers nodig om een kind groot te brengen.
Om de samenhang in het jeugdbeleid te onderstrepen is het
voornemen geformuleerd een (integrale) Jeugdnota op te stellen voor de
periode 2008 tot 20011. Deze jeugdnota zal betrekking hebben op alle
beleidsterreinen die geheel of gedeeltelijk raken aan het belang van kinderen,
jongeren en/of hun ouders.
Dat betekent dus ook dat het
Onderwijs BeleidsPlan (OBP) als afzonderlijk beleidsdocument ophoudt te bestaan.
Dit overigens met ruimhartige instemming van de schoolbesturen in Delft. De
Jeugdnota is één van de deelnota’s van het Delftse beleidsplan in het kader van
de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Weliswaar is de reikwijdte van de
Jeugdnota veel breder dan het jeugd-prestatieveld binnen de WMO, maar van
belang is wel aan te geven dat conform het concept-WMO-beleidsplan de Jeugdnota
een looptijd krijgt van vier jaar, met een beknopte herijking halverwege deze
periode en een subsidiecyclus, die uitgaat van in beginsel tweejarige
subsidies. Verder fungeert de Jeugdnota als (één van de) pilots voor het
opstellen van de integrale beleidsmonitor. Dat houdt in dat de doelstellingen
meetbaar worden geformuleerd, dat deze doelstellingen samen de inhoud van de
monitor bepalen en de kern van de verantwoording over het gevoerde beleid naar
gemeenteraad en stad.
Waarom een integrale jeugdnota?
Jeugdbeleid in Delft is niet nieuw. In de programmabegroting
Jeugd en Onderwijs die jaarlijks verschijnt, worden op een breed terrein van
het jeugdbeleid thema’s genoemd die in samenhang worden ontwikkeld, namelijk:
Het ontbreekt in Delft dus niet aan beleid of aan samenhang
in het beleid. De vraag is dus wat een integrale jeugdnota kan toevoegen aan
deze actuele opsomming van beleidsvoornemens. Integraliteit kan immers ook een
valkuil zijn. In de behoefte om zoveel mogelijk de onderwerpen van het
jeugdbeleid en de onderlinge relaties te benoemen, kan juist het overzicht zoek
raken of het wordt een opsomming die niets toevoegt aan datgene dat al in de
programmabegroting of in andere nota’s op papier is gezet. De meerwaarde van
een integrale jeugdnota ligt dus niet in een opsomming van beleidsvoornemens of
een weergave van actiepunten, maar in het formuleren van een visie van de
gemeente Delft die is ontstaan in samenspraak met inwoners van Delft die of
zelf jong zijn dan wel met jongeren te maken hebben in hun dagelijkse praktijk
als jongerenwerkers, leerkrachten of cultureel werkers. Vanuit die visie kan
dan geformuleerd worden welke thema’s de komende jaren actueel zullen zijn, de
doelstellingen die nastrevenswaardig zijn en op welke wijze de gemeente en
inwoners van Delft samenwerken om die doelstellingen te behalen.
Een visie op het jeugdbeleid veronderstelt een visie op de
wijze waarop een samenleving kan bijdragen aan het vergroten van de
ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren, zoals dat in het Delftse
beleidsprogramma is verwoord, en de erkenning dat een goed jeugdbeleid niet
alleen van belang is voor de sociale en culturele ontwikkeling van de stad,
maar nadrukkelijk ook voor de economische ontwikkeling. Belangrijk is dat een
dergelijke visie ook aangeeft hoe ouders, opvoeders, professionals en politici
naar kinderen en jongeren kijken. In de afgelopen jaren heeft de visie op jeugd
zich in toenemende mate ontwikkeld tot een probleemgerichte benadering, waarin
het beleid zich richt op het zoveel mogelijk adequaat reageren op mogelijke
signalen dat het met kinderen niet goed gaat. Zo worden kinderen al in een
vroeg stadium getoetst en getest op mogelijke achterstanden en wordt met
passende interventies geprobeerd het tij te keren en via een sluitende aanpak
van zorg en hulpverlening grotere problemen te voorkomen. Het accent ligt op
kinderen in probleem- en achterstandssituaties. Kenmerkend voor deze benadering
is dat ‘opgroeien’ en het opvoeden van kinderen en jeugdigen worden
geassocieerd met allerlei mogelijke risico’s, waarin de ervaringen en beleving
van kinderen en jeugdigen zelf meer naar de achtergrond dreigen te raken.
Volwassenen praten meer en meer over de jeugd dan met de jeugd zelf. Het gevaar
is dat volwassenen, professionals en beleidsmakers, meer en meer vervreemden
(uit het oog verliezen) van wat er in de leefwereld van kinderen en jongeren
speelt.
In Delft
willen we de komende tijd vanuit een ander perspectief naar de jeugd kijken.
Wij willen kinderen en jongeren positief benaderen, waarbij we ervan uitgaan
dat kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf steeds meer keuzes kunnen
maken en daarmee ook zullen bijdragen aan een vrolijker en sterker Delft. Ieder kind is uniek en moet de kans hebben
ergens haar of zijn hart in te leggen. Waarin precies is niet zo belangrijk,
het gaat er om dat ieder kind of iedere jongere meedoet en zich erkend weet.
Een voorbeeld van een thema dat uit een dergelijke opvatting
voortkomt is de rol die jongerencultuur kan spelen. Wie een paar uurtjes op de Skate Jam is geweest ziet dat jongeren
daar druk zijn met bewegen, met muziek, met taalvernieuwing, graffity en
allerlei vormen van sociaal verkeer. We
zien daar ook (veel) jongeren, die we niet altijd goed kunnen volgen en die
soms op school niet opschieten. Voor de stad is het daarom goed na te denken of
nieuwe cultuurvormen, het (verantwoord) gebruik van computers en internet en
plekken om daarmee bezig te zijn, tot meedoen en erkenning kunnen leiden. Dat
geldt breed, maar ook voor groepen jongeren die verder moeilijk te bereiken
zijn.
Ook een thema als inclusieve samenleving kan aan
bovenstaande opvatting verbonden worden. In de reguliere scholen, binnen de
sportverenigingen en op de arbeids- en woonmarkt bestaat weliswaar veel
variëteit, maar heel veel kinderen en jongeren doen daar niet mee. Fysieke
beperkingen, gedragsproblemen, sociaal-economische en culturele achtergronden
spelen daarbij mee. Waar kan deze jeugd zijn hart in leggen en kan het idee van
de inclusieve samenleving, zoals dat ook in de WMO-nota is beschreven, daarbij
helpen?
Door op deze wijze naar kinderen en jongeren te kijken,
krijgen we meer vertrouwen in hun kracht en kunnen we hen gerichter
ontwikkelingskansen bieden. Het
uitgangspunt is en blijft dat alle kinderen bepaalde omstandigheden nodig
hebben om voorspoedig te kunnen opgroeien. Maar deze omstandigheden worden niet
gecreëerd door alleen risico’s te beperken, maar juist door stimulansen aan te
bieden, ze in contact te brengen met aansprekende en toegankelijke voorbeelden
(zgn. ‘lokale helden’), aandacht en belangstelling van volwassenen te
vergroten, kansen aan te bieden die aanwezige talenten tot ontwikkeling
brengen, situaties te creëren om te experimenteren en fouten te maken en
ontmoetingen te organiseren om zelfvertrouwen en sociale vaardigheden te
ontwikkelen en vrienden te maken. Kortom: de visie op het jeugdbeleid vraagt om
uitdagende ingrediënten om zodoende te komen tot een positief pedagogisch
stadsklimaat. Hierin zijn de sociale omgeving en de fysieke omgeving
met elkaar vervlochten . Binnen de eerste ring van het gezin
bijvoorbeeld gaat het natuurlijk om de onderlinge relaties en de opvoeding die kinderen
krijgen. Daarbij is echter een geschikte woonsituatie en de directe
woonomgeving ook erg belangrijk. Binnen de tweede ring van (brede) school
en kinderopvang is net zo goed én de
sociale én de fysieke kant van belang en dat geldt ook voor de derde ring van
vrije tijd, spelen, sport en uitgaan. Waar echter de stedebouwkundigen de
fysieke ruimtes vorm geven en (veilig) verbinden, is nog veel te doen over de
verbindingen tussen de opvoeders thuis, op school en in de kinderopvang, en in
de vrije tijdssfeer. Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van
een kind?
“It takes a whole village to
raise a child”, wordt vaak gezegd. En met erkenning van de centrale
rol van ouders, de grote verantwoordelijkheid van de de professionals in de
tweede ring en het belang van het werk in de derde ring, zijn we al een heel
eind in de discussie over verantwoordelijkheden.
Gek genoeg blijft de verantwoordelijkheid van het kind of de
jongere zelf vaak buiten beeld. Het is
bijvoorbeeld opvallend ingewikkeld om in ons onderwijssysteem de leerling
verantwoordelijk te maken voor zijn of haar leerproces. Jeugdparticipatie loopt
ook nog wel eens uit op het door jongeren laten formuleren van ‘wat ze willen’, zonder te vragen wat ze daar zelf
aan zouden kunnen doen. In de discussie over de WMO gaat het vaak over
burgerschap. Het is misschien goed ook in onze visie op de Delftse jeugd daar
iets van te laten doorklinken. Immers, graffity is mooi, maar niet op de muur
van het stadhuis. Een bijbaantje is prettig, maar een schooldiploma helpt beter
voor later. En zo kunnen we nog meer voorbeelden bedenken.
In een
positieve visie op Delftse kinderen en jongeren past dat anderen hen serieus
nemen, maar het betekent net zo goed dat jongeren aanspreekbaar zijn op hun
keuzes en dat van hen verwacht mag worden dat ze meedoen en meehelpen. De omgeving schept daartoe kansen en
stimuleert, maar het hoe en wat kan
meer aan jongeren worden overgelaten.
Een groepje jongeren van het jongerencentrum “The Culture”
in de Buitenhof heeft bedacht dat een kook- (en eet-) project met ouderen uit
de buurt een goed idee zou zijn. Diezelfde jongeren hebben ook bedacht dat het
voor de groep 10 tot 15-jarigen niet altijd goed is tegelijk met de oudere
jeugd in het centrum te zijn. Allebei bewijzen van goed nadenken door wat
algemeen niet gezien wordt als een ‘makkelijke’groep jongeren. In deze lijn van denken past dan ook een
discussie over het thema ‘Jeugd en omgeving’. De vraag is dan of en vooral ook
hoe jongeren ouder dan 12 of zelfs 16 een rol kunnen spelen voor kwetsbare
mensen in hun eigen omgeving.
Een thema dat hier goed bij past is ‘jeugd en
internationalisering’. Delft is hard op weg een internationale stad te zijn of
te worden. Delftse kinderen worden daardoor op een natuurlijke wijze een soort
kleine wereldburgers. We zien dat de scholen daar op inspelen met bijvoorbeeld
(internet)uitwisselingen en tweetalig onderwijs. Gamers spelen online-spellen
met spelers van over de hele wereld. Jeugd is zich vaak ook heel goed bewust
van het mondiale karakter van milieu-, geloofs- en armoedevragen. Kan
internationalisering als thema in het jeugdbeleid helpen jongeren uit te dagen
door te denken en mee te doen?
De ontwikkelingsgerichte benadering gaat ervan uit dat
ruimte bieden voor alle kinderen een belangrijke voorwaarde is voor
ontwikkeling en groei. In die zin is jeugdbeleid gericht op alle kinderen en
jongeren. Dat neemt niet weg dat er grote verschillen zijn te constateren in de
mate waarin kinderen die ontwikkelingskansen krijgen aangeboden. Sommige
kinderen hebben ‘van huis uit’ meer kansen, zowel materieel als immaterieel:
een zorgzame en belangstellende omgeving met voldoende mogelijkheden om te
investeren in ontplooiing en talentontwikkeling door te participeren in clubs,
verenigingen of cursussen. Andere kinderen krijgen deze kansen op een of
meerdere terreinen niet. Hun omgeving schiet tekort in het bieden van
veiligheid, zorg en aandacht of er zijn financiële, sociale of fysieke
belemmeringen om te spelen en vrienden te maken. Bij de kinderen die extra
aandacht nodig hebben, behoren ook de kinderen die vanwege een fysieke
beperking of handicap, zowel lichamelijk als verstandelijk, extra voorzieningen
nodig hebben om zich volledig te kunnen ontplooien.
In Delft
willen we ook oog hebben voor tekorten in ontwikkelingsmogelijkheden die zich
kunnen voordoen. Niet om als samenleving die tekorten volledig te compenseren
en daarmee de rol van opvoeder zonder discussie over te nemen, maar om
maatregelen te nemen die de omgeving in staat stelt om de verantwoordelijkheid
voor de ontwikkeling van kinderen weer op zich te nemen, zo nodig met
effectieve steun van partnerorganisaties . Wanneer de omgeving desondanks
fundamenteel tekortschiet in het garanderen van de basale veiligheid, zullen
we interventies toepassen om de
kinderen die veiligheid te garanderen.
Naast groepen die extra aandacht nodig hebben vanwege
achterstandssituaties of fysieke beperkingen, is het ook belangrijk om te
onderkennen dat er verschillen zijn tussen kinderen en jongeren. Zo hebben
jongens en meisjes deels dezelfde, maar deels ook andere wensen en behoeften en
datzelfde geldt voor autochtone en allochtone jongeren. Soms worden voorzieningen
breed benut door alle groepen, soms hebben groepen behoefte aan aparte
activiteiten. Tegelijk is het altijd de kunst te bedenken dat ook groepen die
moeilijk samengaan, elkaar op school of op straat tegenkomen. Het is daarom ook
altijd weer zoeken naar integratie.
We willen
dat beleidsmakers, instellingen en organisaties in Delft die activiteiten voor
jongeren uitvoeren, gevoelig zijn voor signalen uit de verschillende
groeperingen van jongeren in Delft en rekening houden met hun specifieke
wensen.
Ruimte bieden voor kinderen en jeugdigen gebeurt in overleg.
Zoals gezegd is het nodig om zowel ouders als jeugdigen te betrekken om meer
aansluiting te krijgen bij hun leefwereld. En juist omdat niet alle kinderen en
jongeren hetzelfde willen en nodig hebben, zou het toch ondenkbaar moeten zijn
om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te voeren zonder dat zij daar zelf een
stem in hebben
Ook vanuit de Rechten van het Kind bekeken past het
gemeente, instellingen en organisaties om de inbreng van kinderen en jongeren
serieus te nemen. In het kader van verantwoordelijkheid nemen, verwachten we
ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en
maatschappelijke stages.
Participatie komt verderop in deze aanzetnota terug als uit
te werken thema.
Participatie
van jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de Delftse jeugdnota. We
verwachten initiatieven van ouders en jeugdigen en bijdragen in de uitvoering
ervan.
Met het voorgaande kiezen we voor een brede aanpak van het
Delftse jeugdbeleid. Een dergelijk beleid kan zich niet beperken tot een
voorzieningenbeleid of een verbreed onderwijsbeleid. Alle beleidsterreinen
hebben in meerdere of in mindere mate te maken met jeugdigen. Sommige
beleidsterreinen hebben in hun geheel betrekking op de doelgroep van het
jeugdbeleid, zoals bijvoorbeeld kinderopvang en onderwijs, alle andere hebben
daar voor een deel betrekking op. Ook al staat het onderwijsbeleid traditioneel
in het centrum van het Delftse jeugdbeleid, ook andere beleidsterreinen hebben
grote invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen en jongeren. Zonder
de pretentie compleet te zijn, noemen we als voorbeelden: ruimtelijke
ontwikkeling en verkeer en vervoer, bijvoorbeeld waar het gaat om ruimte om te
spelen en kindvriendelijke buurten; werkgelegenheidsbeleid, bijvoorbeeld om de
doorstroming naar en de kansen op de arbeidsmarkt voor alle jongeren te
vergroten; armoedebeleid om kinderen mogelijkheden te bieden die ze van huis
moeten missen; veiligheidsbeleid dat signaleert waar zich gevaarlijke situaties
kunnen voordoen en maatregelen neemt; en huisvestingsbeleid waar het gaat om
een goede woonomgeving van kinderen en een adequaat aanbod voor jongeren.
Om de
doelstellingen van het Delftse jeugdbeleid te kunnen realiseren, zullen wij
systematisch op alle beleidsterreinen nagaan welke aspecten van het beleid
betrekking hebben op kinderen en jongeren en of het beleid past binnen de visie
die in de integrale jeugdnota wordt verwoord. Jeugdbeleid werkt alleen vanuit
een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
kinderen en jongeren, ouders, burgers, gemeente en partnerorgansiaties.
Samenvatting:
In Delft willen wij kinderen en jongeren positief benaderen,
waarbij we ervan uitgaan dat kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf
steeds meer keuzes kunnen maken en daarmee ook zullen bijdragen aan een
vrolijker en sterker Delft. Ieder kind
is uniek en moet de kans hebben ergens haar of zijn hart in te leggen. Waarin
precies is niet zo belangrijk, het gaat er om dat ieder kind of iedere jongere
meedoet en zich erkend weet.
In een positieve visie op Delftse kinderen en jongeren past
dat anderen hen serieus nemen, maar het betekent net zo goed dat jongeren
aanspreekbaar zijn op hun keuzes en dat van hen verwacht mag worden dat ze
meedoen en meehelpen. De omgeving
schept daartoe kansen en stimuleert, maar het hoe en wat kan meer aan jongeren worden overgelaten.
In Delft willen we ook oog hebben voor tekorten in
ontwikkelingsmogelijkheden die zich kunnen voordoen. Niet om als samenleving
die tekorten volledig te compenseren en daarmee de rol van opvoeder zonder
discussie over te nemen, maar om maatregelen te nemen die de omgeving in staat
stelt om de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van kinderen weer op zich
te nemen, zo nodig met effectieve steun van partnerorganisaties. Wanneer de
omgeving desondanks fundamenteel tekortschiet in het garanderen van de basale
veiligheid, zullen we interventies
toepassen om de kinderen die veiligheid te garanderen.
We willen dat beleidsmakers, instellingen en organisaties in
Delft die activiteiten voor jongeren uitvoeren, gevoelig zijn voor signalen uit
de verschillende groeperingen van jongeren in Delft en rekening houden met hun
specifieke wensen.
Het is ondenkbaar om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te
voeren zonder dat jeugdigen daar zelf een stem in hebben. Participatie van
jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de Delftse jeugdnota. We
verwachten initiatieven van ouders en jeugdigen en bijdragen in de uitvoering
ervan.
Om de doelstellingen van het Delftse jeugdbeleid te kunnen
realiseren, zullen wij systematisch op alle beleidsterreinen nagaan welke
aspecten van het beleid betrekking hebben op kinderen en jongeren en of het
beleid past binnen de visie die in de integrale jeugdnota wordt verwoord.
Jeugdbeleid werkt alleen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van
kinderen en jongeren, ouders, burgers, gemeente en partnerorgansiaties.
Hoofdstuk 3 Centrale thema’s in het Delftse jeugdbeleid
Beleid voor de jeugd is niet nieuw in Delft. In de bijlagen
vindt u veel van wat er al gebeurt.
Vanuit de visie in hoofdstuk 2 is door de meedenkgroep een
aantal centrale thema’s benoemd voor de komende jaren. Dat zijn vooral thema’s
waar nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten
krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in de
eindnota.
Na toetsing van (het belang van) deze thema’s zullen zij
verder worden uitgewerkt (o.a. tijdens de conferentie van 28 november) en
tenslotte de kern vormen van de Delftse
Jeugdnota.
Aan de volgende centrale thema’s wordt gedacht:
·
Participatie
Toelichting:
Het is nodig om zowel ouders als
jeugdigen te betrekken om meer aansluiting te krijgen bij hun leefwereld. En
juist omdat niet alle kinderen en jongeren hetzelfde willen en nodig hebben,
zou het toch ondenkbaar moeten zijn om jeugdbeleid te ontwikkelen én uit te
voeren zonder dat zij daar zelf een stem in hebben. Bij het ontwikkelen en
uitvoeren van beleid wordt de jeugd weliswaar steeds vaker betrokken, maar er
is nog steeds een groep kinderen en jeugdigen die niet of niet volledig bereikt
wordt via de bestaande participatietrajecten. Kinderen en jongeren zijn ook klant.
Denk bijvoorbeeld aan het brede terrein van jeugd(gezondheids)zorg en
onderwijs. Klanttevredenheidsonderzoek onder de jeugd zou best eens verrassende
en serieus te nemen uitkomsten kunnen opleveren. In de gemeente Delft hebben
jongeren vanaf 12 jaar de mogelijkheid om een burgerinitiatief in te dienen of
een referendum aan te vragen. Ook vanuit de Rechten van het Kind bekeken past
het gemeente, instellingen en organisaties om de inbreng van kinderen en
jongeren serieus te nemen. In het kader van verantwoordelijkheid nemen,
verwachten we ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld
vrijwilligerswerk en maatschappelijke stages.
We
weten echter nog steeds onvoldoende van de leefwereld van jeugdigen. Er is te
weinig zicht op hun kennis, meningen en ideeën, waardoor het jeugdbeleid niet
goed genoeg aansluit bij die leefwereld.
Vraagstelling:
Hoe
geven we vorm aan jongerenparticipatie? Hoe bereiken we groepen die tot nu toe
onvoldoende worden bereikt? Hoe komen we tot een meer representatieve
afspiegeling van de jeugdige samenleving? Willen we de klanttevredenheid van
jongeren meten over bijvoorbeeld de kwaliteit van het onderwijs, de
jongerencentra en het JIP? Hoe wordt participatie ‘actieve’ betrokkenheid? Hoe
verplichtend zijn zaken als maatschappelijke stages?
·
Verantwoordelijkheid en opvoeden
Toelichting:
Dit
thema past in het debat over opvoeden, de onmiskenbare verantwoordelijkheid van
ouders, de vormende en pedagogische taak van leerkrachten en de taak van sport-
en spelleiders, kinderopvangleiders, de wijkagent en noem maar op. De verantwoordelijkheid van het kind of de
jongere zelf lijkt daarbij nogal eens over het hoofd gezien te worden. Waar
ligt in deze discussie het evenwicht? Concreet komt deze vraag terug in de
discussie over dagarrangementen, het gevoelde tekort aan ouderbetrokkenheid, de
schijnbare onmogelijkheid onwillige ouders op hun verantwoordelijkheid te
kunnen aanspreken en andersom het schuiven met verantwoordelijkheid tussen
instellingen bij meervoudige problematiek.
Vraagstelling:
Hoe
organiseren we ouderbetrokkenheid als een vanzelfsprekend onderdeel van ons
jeugdbeleid? Moeten we de oplossing zoeken in kleine dingen in het dagelijks
leven van kinderen, jongeren en ouders en niet zozeer in groots en meeslepend
beleid? Ouders uitnodigen voor belangrijke activiteiten en ontmoetingen in het
leven van hun kinderen en hen zo meer betrokken en medeverantwoordelijk maken?
Of kiezen we voor voorlichting en extra opvoedondersteuning? Is meer drang
toegestaan wanneer ouders het er bij lijken te laten zitten?
· Inclusieve
samenleving en diversiteit
Toelichting:
In de reguliere scholen, binnen de
sportverenigingen en op de arbeids- en woonmarkt bestaat weliswaar veel
variëteit, maar heel veel kinderen en jongeren doen daar niet mee. Fysieke
beperkingen, gedragsproblemen, sociaal-economische en culturele achtergronden
spelen daarbij mee.
Een verdergaande integratie van
jongeren met een beperking in reguliere voorzieningen is belangrijk. Het
samenbrengen van kinderen en jongeren met beperkingen en kinderen en jongeren
zonder beperking leidt tot begrip, tolerantie en gelijkwaardigheid. Door
ontmoeting te arrangeren worden jongeren met een beperking serieus genomen en
ervaren jongeren zonder beperking verantwoordelijkheid naar hun leeftijdsgenoten.
Dergelijk diversiteitbeleid komt ook terug binnen de beleidsvoornemen Passend
Onderwijs. Het is echter nog de vraag of de scholen nu zover zijn dat de
arrangementen die voor leerlingen met een onderwijs-zorgvraag gevonden gaan
worden, ook wel echt tot integratie zullen leiden. In het voortgezet onderwijs
kunnen ook maatschappelijke stages worden benut om dit thema uit te werken.
Vraagstelling:
Hoe passen we het idee van de
inclusieve samenleving, zoals dat ook in de WMO-nota is beschreven, in in ons
jeugdbeleid om de diversiteit van kinderen en jongeren samen te brengen en hen
tegelijk optimale ontwikkelingskansen te bieden ?
·
Opvang – educatie - werk
Toelichting:
Doorlopende
(leer)lijnen zijn van essentieel belang voor optimale ontwikkelingskansen. En
ook al beginnen we in de voorschool al aan die kansen te werken en is het een
kerndoel van zowel primair als voortgezet onderwijs, er zullen altijd jongeren
blijven die extra hulp en aandacht nodig hebben om een startkwalificatie te
halen en op een stabiele plek op de arbeidsmarkt terecht te komen. De groep is
zeer divers, evenals de aanleiding die tot uitval leidt: te denken valt aan
allochtone jongeren met een taalachterstand, laaggeletterdheid ook bij
autochtone schoolverlaters, tienermoeders en –vaders, jongeren met een
handicap, schuldenproblematiek en als gevolg daarvan sociale uitsluiting, het
groeiend aantal jongeren met een Wajong-uitkering en ook jongeren die simpelweg
niet meer geboeid worden door het onderwijs en het nut er niet van inzien.
Vraagstelling:
Duidelijk
is dat hier wel degelijk een probleemgerichte aanpak nodig is.
Vroegsignalering, zorg, zorgcoördinatie en specifieke voorzieningen zijn
allemaal nodig. Vanuit de geschetste visie is echter ook de vraag te stellen of
onze benadering van deze kinderen en jongeren wel aansluit bij hun leefwereld
en behoeften. Voldoet ons onderwijsstelsel wel (vroege selectie, veel
verschillende docenten, lastige aansluiting op MBO)? Kunnen deze jongeren wel
ergens hun hart inleggen en zich dus ook binden? Wat vinden ze eigenlijk zelf?
Toelichting:
Het kost volwassenen nogal eens
moeite alle scenes, subgroepen en nieuwe stromingen binnen de jeugdcultuur uit
elkaar te houden, laat staan waardering of tenminste begrip op te brengen voor
de uitbarstingen van geluid, licht en beweging die daarbij horen. Toch lijkt
het er sterk op dat veel kinderen en jongeren zich juist met behulp van moderne
media, internet, MSN, dansen en muziek kunnen en willen manifesteren. Delft
heeft al een naam opgebouwd in de jeugdwereld met een aantal artiesten, met de
graffity-Irene-tunnel en de Skate-Jam.
Als het gaat om het aansluiten bij
de leefwereld van jongeren en hen op een moderne manier ruimte te bieden in de
stad, ook om te experimenteren met alle cultuurvormen, liggen hier de echte
kansen. Vanuit het vorige thema is het bovendien interessant te zien dat
groepen zogenaamd lastige jongeren wel bereikt worden met muziek, dans en moderne media en dan ook iets in huis
blijken te hebben.
Vraagstelling:
Is jeugdbeleid straks veel meer
jeugdcultuurbeleid dan nu? Kunnen jongerenwelzijnswerk en onderwijs hier nog
iets van leren? Wat kunnen we uit de jeugdcultuur oppakken in het vak culturele
en kunstzinnige vorming op school ? Kunnen we meer gebruik maken van zogenaamde
‘lokale helden’ die voorbeelden zijn voor de jeugd en via hen het contact aan
gaan ?
·
Internationalisering
Toelichting:
Delft wordt steeds meer een internationale stad met een cultureel
(evenementen, stedenband), een innovatief (universiteit, kennisstad) en een
multicultureel karakter. Dit raakt ook
aan het klimaat waarin jongeren opgroeien in Delft. Door technologische en
maatschappelijke ontwikkelingen neemt globalisering toe, hierdoor komen ook jongeren
in toenemende mate in contact met een grotere wereld dan de stad Delft en
invloeden van buitenaf. Dit gebeurt via nieuwe media (internet, televisie,
telecommunicatie), maar ook ontmoetingen met mensen met andere etnische en
culturele achtergronden. Thema’s als integratie, immigratie, radicalisering,
milieu en armoede doen meer en meer een appel op het (wereld)burgerschap van
jeugdigen. Soms in de huiselijke kring (achter de pc of op televisie), soms in
de publieke ruimte (jongeren op straat, jongerencentra). De grote hoeveelheid
van informatie en invloeden van buiten brengen naast kansen, ook risico’s met
zich mee. Hoe gaan jongeren hier mee om en hoe maken ze daarin keuzes. Hoe gaan
jongeren om met diversiteit en met de multiculturele samenleving. En hoe kijken
we bijvoorbeeld aan tegen het belang van Engels als mondiale taal (tweetalig
onderwijs)?
Vraagstelling:
Is het zinvol in het Delftse jeugdbeleid extra nadruk te leggen op de
ontwikkeling van kinderen en jongeren tot mondige en betrokken wereldburgers?
Hoort dit ook bij het bieden van ontwikkelingskansen? Is zo’n keuze ook goed
voor de toekomst van Delft? En, misschien wel het belangrijkst, spreken
mondiale thema’s of internationale contacten kinderen en jongeren zo aan dat
zij daar iets van hun enthousiasme in willen leggen?
·
Ontmoeting op straat
Toelichting:
Jongeren
moeten in de hele stad kunnen opgroeien. Onze manier van bouwen en
maatschappelijke trends als individualisering leiden echter te vaak tot
anonimiteit in wooncomplexen en de openbare ruimte. Mensen maken in mindere
mate contact met elkaar, durven elkaar niet meer aan te spreken op gedrag en
lijken ook minder betrokken te zijn bij hun omgeving. Dit gaat ten koste van
sociale relaties en verbondenheid.
Het is
dan ook van belang dat we situaties creëren en activiteiten organiseren waarin
jongeren (jeugdigen onderling en jong en oud) elkaar kunnen ontmoeten,
betrokkenheid ervaren en met de verantwoordelijkheid voor hun omgeving kunnen
oefenen. Recent was op het spoor-emplacement Camping Babylon te vinden. Een
schijnbaar rommelige verzameling caravans en tenten met activiteiten. Heel veel
jeugd wist echter de weg naar Camping Babylon te vinden en heeft daar kunst
gemaakt, gekookt en gegeten en bij het kampvuur gezeten. In het onderlinge
verkeer moest gecommuniceerd worden en af en toe onderling gecorrigeerd om het
geheel te laten werken.
Camping
Babylon is een mooi voorbeeld van ruimte voor kinderen en jongeren middenin de
stad. Als voorbeeld sluit het ook goed aan bij de uitkomsten van het brede
schoolproject-de Wenswijk, bij de nota Ruimte voor spelen, Ruimte voor
creativiteit, raadsmoties over avontuurlijk spelen en dergelijke.
Vraagstelling:
Willen
we in Delft meer ruimte maken voor kinderen en jongeren, letterlijk, maar ook
figuurlijk: meer gelegenheid het zelf te proberen, fouten te maken en die zelf
ook weer op te lossen. Stimuleren we nieuwe contacten tussen jong en oud en
maken we meer doodlopende en daarmee levendiger straten?
· Positie meisjes en meiden
Toelichting:
Het
beeld van de jeugdcultuur, op straat maar ook in jongerencentra, wordt
gedomineerd door jongens. Jongens experimenteren, maken bravoure, zorgen voor
overlast. Het aanbod in het sociaal cultureel werk wordt voornamelijk bezocht
door jongens. Blijkbaar sluit dit aanbod goed aan bij hun behoeften. Het experimenteergedrag
van jongens heeft zijn weerslag naar andere (opvoed- en opgroei-) milieus. Uit
diverse onderzoeken en monitors blijkt dat jongens bijvoorbeeld minder goed
presteren in het onderwijs dan meisjes. Bij meisjes en meiden lijkt er een
verschil in de wijze waarop zij zich manifesteren in het gezin en op school
tegenover de wijze waarop ze zich op straat gedragen. Weten we voldoende van
wat meisjes en meiden doen in hun vrije tijd? Als er meer en beter zicht is op
de behoefte van meisjes en meiden, dan kan daar ook rekening mee worden
gehouden in het aanbod van programma's en activiteiten vanuit gemeente of
instellingen.
In dit
kader is er vanuit de gemeente aandacht voor de positie van tienermoeders, met
name voor de vraag op welke wijze zij ondersteund kunnen worden in hun
gezinssituatie enerzijds en hun scholings- en arbeidsperspectief anderzijds. In
regionaal verband is er specifieke aandacht voor de veiligheid en bescherming
van meisjes voor de zogeheten Loverboys.
Vraagstelling:
De
vraag is hoe we er achter komen hoe het met de meiden gaat ? Hebben zij
bijvoorbeeld behoefte aan meer veiligheid buitenshuis en/of op straat ? Of
redden meiden zich prima en regelen ze het (onderling) zelf ? Wat kunnen we
realiseren voor tienermoeders ? Hoe zetten we in op een aanpak van Loverboys ?
· Veiligheid in brede zin
Toelichting:
Opgroeien
in een veilige omgeving zorgt voor vertrouwen, zelfstandigheid en zelfrespect;
eigenschappen die van essentieel belang zijn voor een optimale ontwikkeling van
kinderen en jeugdigen in alle verschillende toekomstige rollen (ouder, partner,
werknemer). Bij opgroeien hoort naast het begrip veiligheid ook het begrip
risico. Dit heeft bij jonge kinderen betrekking op het spelen op straat in
relatie tot verkeerssituaties. In de adolescentieperiode ligt de nadruk op
gedrag van jongeren, zoals: experimenteren, grenzen zoeken en fouten (durven)
maken. Het aan den lijve ervaren van de consequenties van gedrag, sorteert een
leereffect. De opvoeders van kinderen staan voor een ingewikkeld vraagstuk
binnen een veranderende en complexere samenleving waarin er een spanning is
tussen veiligheid en experimenteerruimte. In Delft willen we ons niet richten
op het creëren van een risicoloze samenleving, maar we willen werken aan
veilige 'settings' waarin geoefend en geëxperimenteerd kan worden. Er zijn al
voorbeelden binnen gemeentelijk beleid: Zo zijn er vanuit het thema
'Kindvriendelijke stad' veilige verkeersroutes in de stad aangelegd waarop
kinderen en ouders kunnen oefenen ter voorbereiding op reguliere fietspaden en
wegen met risicovollere verkeerssituaties. Ouders kunnen geïnformeerd worden
over het netwerk van veilige fietsroutes, waardoor kinderen en ouders worden
gestimuleerd dat kinderen op jonge leeftijd naar school fietsen. Daarnaast
bevordert het zelfredzaamheid, en ook milieubewustzijn. Een soortgelijk
bewustwordingsproces speelt op het gebied van uitgaan onder jongeren. Specifiek
is er aandacht voor alcoholgebruik en matigingsbeleid en op welke wijze er
preventief en curatief kan worden ingespeeld op excessen. Een interessant
voorbeeld hiervan is het Deventer-model: een proef van de politie in Deventer
die dronken jongeren thuisbrengt en die in gesprek gaat met ouders gaat om -
ter voorkoming van strafvervolging - mee te werken in de vorm van deelname aan
een GGD-cursus over de gevolgen van alcoholgebruik.
Vraagstelling:
Hoe
geven we vorm aan het creëren van oefen- en experimenteerruimte voor jongeren
in brede zin ? Hoe maken we ouders bewust van het nut van deze ruimte ? Veilig
leren fietsen en alcoholmatiging hebben naast een preventief effect ook andere
positieve neveneffecten, zoals vergroten van zelfredzaamheid en meer
zelfstandigheid ? Wat vinden jongeren van uitgaan in Delft? En wat vinden
ouders daarvan?
· Life style en gezondheid / bewegen
Toelichting:
Gezond leven is goed voor de sociale,
emotionele en fysieke ontwikkeling van jongeren. Jongeren staan meer en meer
bloot aan allerlei verleidingen van genotsmiddelen waaronder roken, alcohol,
drugs. Meedoen in het sociale leven en buiten in beweging zijn is ook van groot
belang. Dit staat op gespannen voet met signalen dat jongeren zich terugtrekken
in huis waar ze televisie kijken of veel tijd achter de computer doorbrengen.
Daarnaast neemt het aantal kinderen en jongeren dat kampt met overgewicht de
laatste jaren toe. Gezond leven en voldoende bewegen is bevorderlijk voor
prettig opgroeien. Met aansprekende voorlichtingen en 'lik-op-stuk' aanpak,
willen we bewegen, gezonde voeding en gezond leven bevorderen onder jeugdigen en
hun ouders in Delft. Een ander instrument dat hieraan bijdraagt is een extra
consultatiemoment van de schoolarts rondom het 13 of 14 de levensjaar; door dit
moment verplicht te stellen in een cruciale levensfase (pre-adolescentie), kan
er adequaat gereageerd worden op signalen..
Vraagstelling:
Bovengenoemde
voorbeelden worden tot nu toe vanuit traditionele perspectieven benaderd,
waaronder zorg en veiligheid. Als we In Delft - naast allerlei risicobeperkende
maatregelen - ook willen werken aan een positieve benadering die aansprekend is
voor jongeren, hoe doen we dat dan ?
Hoofdstuk 4 Vragen en discussie
Deze nota is bedoeld om een eerste discussie te voeren in
LOKABEL (het formele overlegorgaaan van gemeente en schoolbesturen –
vergadering 1 oktober 2007) en in de raadscommissie WIJZO (vergadering 9
oktober 2007).
Daarnaast wordt (een vertegenwoordiging van) Delftse
jongeren geraadpleegd en wordt aan enkele deskundigen uit landelijke
kennisinstituten gevraagd te reflecteren op de inhoud van deze aanzet.
In deze fase willen wij vooral het volgende van u weten:
-
Wat vindt u van de hoofddoelstelling en de geformuleerde
visie van het jeugdbeleid?
-
Wat is uw beeld bij deze centrale thema’s voor het
jeugdbeleid? Zijn dit inderdaad de centrale thema’s in het jeugdbeleid of
ontbreken er thema’s? De insteek is hierbij vooral de thema’s te benoemen waar
nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn. Staande prioriteiten als de
vorming van Centra voor Jeugd en Gezin, Ruimte voor Spelen, Onderwijsachterstandenbeleid
en andere krijgen in deze fase minder accent. Ze komen natuurlijk wel terug in
de eindnota en het is zeker niet verboden er toch over te praten.
Desalniettemin is een duidelijk themakeuze van belang voor een goed vervolg.
-
Heeft u nu al ideeën en suggesties die bij het opstellen van
de eindnota niet vergeten mogen worden.