Bij de
invoering van de Wmo is afgesproken om in 2007 lokale beleidskaders Wmo op te stellen. Van
beleidsarm naar beleidsrijk , zoals afgesproken in de startnotitie ‘Van discussie, naar visie, naar
Wmo-beleid’, d.d. februari 2007. In aansluiting hierop heeft de gemeenteraad op 12
juli 2007 kaders vastgesteld voor de verstrekking van individuele
voorzieningen. Op basis van deze beleidskaders is de (nieuwe) aanbesteding voor
Hulp bij het Huishouden gestart en is de Verordening maatschappelijke
ondersteuning (2006) aangepast. Deze conceptverordening heeft van 25 september
tot en met 16 oktober ter inzage gelegen.
Parallel hieraan is het traject in gang gezet om te
komen tot het 4-jarig Wmo beleidsplan. Volgens planning kunnen het meerjaren
beleidsplan Wmo 2008-2011 én de verordening in november door de gemeenteraad
worden vastgesteld.
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 beschrijft de opbouw van de verordening. Een belangrijk onderdeel is de wijze waarop het compensatiebeginsel een
nadrukkelijker positie in de verordening krijgt.
Het tweede hoofdstuk gaat over de wijzigingen van
het verstrekkingenpakket. Het Persoonsgebonden Budget (Pgb) is onderdeel van
dit hoofdstuk.
Vervolgens wordt ingegaan op de systematiek voor de
inkomensafhankelijke voorzieningen (hoofdstuk 3).
In hoofdstuk 4 wordt kort ingegaan op
uitvoeringsaspecten, zoals de indicatiestelling. De verordening bevat een groot
aantal tekstuele aanpassingen. Een overzicht daarvan vindt u in hoofdstuk 5.
De notitie sluit af met een kort overzicht van de
communicatieactiviteiten voor de nieuwe verordening. Als bijlagen zijn
opgenomen: een overzicht waarin staat aangegeven voor welke voorzieningen we
een eigen bijdragen vragen, een overzicht met tekstuele aanpassingen in de
verordening, de binnengekomen reacties
n.a.v de inspraak en de reacties van het college hierop en de Verordening
Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Delft 2008.
1.
Opbouw Verordening Maatschappelijke Ondersteuning
2008
1.1 Uitgangspunten
De nieuwe verordening heeft conform de wens van de
gemeenteraad een vraaggerichter karakter gekregen. De opbouw is
overzichtelijker en er is een logischer structuur in aangebracht. Na de
algemene bepalingen en de vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen
worden in de hoofdstukken 3 tot en met 6 de verschillende soorten voorzieningen
behandeld (hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en
rolstoelvoorzieningen). De laatste twee hoofdstukken bevatten respectievelijk
bepalingen omtrent procedures en enkele slotbepalingen.
Het vraaggerichte karakter is inhoudelijk met name
terug te vinden in de artikelen waarin “het recht op” is vastgelegd en waarin
de te verstrekken voorziening nadrukkelijk is gekoppeld aan de vraag van het
individu en de door hem of haar ervaren beperkingen. Praktisch gezien betekent
dit dat de aanvrager en de door hem of haar ervaren beperking leidend zal zijn
bij het bepalen van de voorzieningen die de ervaren beperking het best
compenseert.
De inhoudelijk wijzigingen zijn gebaseerd op de in
juli 2007 door de Gemeenteraad vastgestelde beleidskaders. Uitzondering vormt
de hulp bij het huishouden (met name de keuze tussen toekenning op basis van
klassenindeling of toekenning op basis van uren) en de hoogte van het Pgb
hiervoor. Een nieuw voorstel is meegenomen in het meerjaren beleidsplan Wmo
2008-2011 t.b.v. de gemeenteraad dd 29 november. In de verordening 2008 is met
deze verandering wel al rekening gehouden.
1.2 Compensatiebeginsel
Bij het vaststellen van de nieuwe beleidskaders
heeft de raad ervoor gekozen de verordening een meer vraaggericht karakter te
geven en daarbij de resultaten uit het overleg tussen de VNG en de CG-raad te
betrekken. Doel hiervan is meer waarborgen in te bouwen voor de cliënten met
betrekking tot het compensatiebeginsel.
Het overleg tussen VNG en CG-raad heeft nog niet
tot concrete resultaten geleid. Momenteel wordt verwacht dat een nieuwe
modelverordening waarin de resultaten van het overleg zijn verwerkt, eind 2007,
begin 2008 gereed zal zijn.
Daarbij zijn de volgende elementen van belang:
a.
waarborgen voor de aanvrager m.b.t. het verstrekken
van een verantwoorde voorziening
b.
waarbij uitgesproken wordt wat er verstaan wordt
onder “verantwoord”, gekoppeld aan het compensatiebeginsel en het daarbij
behorende maatwerk
c.
individueel maatwerk op basis van uitzonderingen
zonder precedent te scheppen
Ad. a. Waarborgen
Artikel 4 lid 1 van de Wmo is zeer duidelijk in de
opdracht aan het college om voorzieningen te treffen ter compensatie van
beperkingen die mensen ervaren. In hetzelfde artikel (lid 2) wordt aangegeven
dat het college daarbij rekening houdt met persoonskenmerken en behoeften van
de aanvrager én met zijn of haar financiële situatie.
Op grond hiervan is er niet voor gekozen, deze
bepalingen in de verordening te herhalen. In plaats daarvan is in de toelichting uitvoerig ingegaan op
de betekenis van het compensatiebeginsel, de gevolgen daarvan voor de gemeente
en de zichtbaarheid daarvan in de voorliggende verordening.
Daarnaast zijn in de lijn van de opbouw en
structuur van de verordening in de hoofdstukken 3 tot en met 6 wijzigingen
doorgevoerd die enerzijds nadrukkelijker het recht op een voorziening aangeven
en anderzijds de betreffende voorziening koppelen aan het compenseren van
ervaren beperkingen (zie artikelen 9,15, 33/34 en 38
Ad. b. Verantwoorde voorziening
Uiteraard moet het in alle gevallen gaan om een
verantwoorde voorziening. Met verantwoord wordt bedoeld dat rekening wordt
gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Onder
persoonskenmerken wordt zowel de persoonlijke situatie als de eigen
verantwoordelijkheid bedoeld. De kaders die bij het bepalen van de verantwoorde
voorziening een rol (blijven) spelen zijn:
Ad. c. Individueel maatwerk zonder precedentwerking
Zowel de verordening als de hiervoor genoemde
kaders zijn gericht op het verstrekken van individuele voorzieningen en op het
compenseren van beperkingen in zelfredzaamheid en maatschappelijk participeren
die een individu ervaart. Dit betekent in algemene zin al dat de situatie van
de aanvrager voor een belangrijk deel leidend is bij het bepalen van de
noodzakelijke compensatie; individueel gericht maatwerk dus.
In bijzondere situaties kan toepassing van de
verordening echter tot zodanige onbillijkheden leiden dat afwijken van de
bepalingen nodig is. Daarom is de zogenaamde hardheidsclausule (artikel 48) in
de verordening gehandhaafd. Dit artikel biedt een aanvullende mogelijkheid om
in situaties waarin onbillijkheden ontstaan extra individueel maatwerk te
leveren zonder dat sprake is van precedentwerking. Voorwaarde is wel dat
duidelijk moet worden gemotiveerd waarom in een bepaalde situatie van de
verordening wordt afgeweken. Bovendien mag dit artikel alleen worden toegepast
wanneer dat ten gunste van de aanvrager is en dus niet wanneer de toepassing
voor de aanvrager nadelig uitvalt.
2.
Het verstrekkingenpakket
In de hoofdstukken 3 tot en met 6 zijn de
bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de verschillende soorten
voorzieningen. In algemene zin zijn deze hoofdstukken zo aangepast, dat er een
herkenbare, vaste structuur in is aangebracht.
De meest belangrijke wijziging is dat “het recht
op” in de nieuwe verordening goed is verankerd. Daarmee wordt tegemoetgekomen
aan de onzekerheid die lokale en landelijke organisaties hebben uitgesproken
over het gemis aan juridische zekerheid bij het compensatiebeginsel.
De veranderingen die op basis van de nieuwe
beleidskaders zijn doorgevoerd worden hieronder kort toegelicht.
2.1.
Hulp bij het Huishouden (hoofdstuk 3 verordening)
Toegevoegd is een artikel waarin de twee typen van
Hulp bij het huishouden (HH) zijn benoemd. In de toelichting op dit artikel is
aangegeven waar precies de verschillen uit bestaan.
De tweede wijziging betreft de omvang van de te
verstrekken HH. In de huidige verordening is de systematiek vanuit de AWBZ
overgenomen. In de nieuwe verordening is de klassenindeling vervangen door een
toekenning in uren waarbij zo nodig afronding plaatsvindt tot op een half uur.
Gecombineerd met de toekenning naar type bieden de nieuwe bepalingen meer
duidelijkheid voor cliënt en zorgaanbieder maar vooral ook meer zekerheid aan
de cliënt.
2.2.
Woonvoorzieningen (hoofdstuk 4 verordening)
In dit hoofdstuk is een artikel toegevoegd waarin
het recht op een woonvoorziening wordt geregeld.
In artikel 14 is onder 2h toegevoegd als type
voorziening een aanpassing aan een voorziening van bouwkundige- of
woontechnische aard in of aan een woning dan wel een voorziening van
niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning. Het gaat
hierbij om aanpassingen aan voorzieningen die eerder al zijn verstrekt, nu niet
meer voldoende adequaat zijn maar door een aanpassing wel weer adequaat te
maken zijn.
2.3.
Vervoersvoorzieningen (hoofdstuk 5 verordening)
Ook in dit hoofdstuk is een artikel toegevoegd
waarin het recht op een individuele vervoersvoorziening wordt geregeld.
Daarnaast is in artikel 31 als soort voorziening toegevoegd een financiële
tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening.
Tot slot is in artikel 32 de mogelijkheid
toegevoegd om cliënten rijlessen als voorziening aan te bieden. Het aanbieden
van rijlessen is van belang voor mensen die wel in staat zijn het betreffende
vervoermiddel te gebruiken maar door bijv. angst onzekerheid of onbekendheid
een te grote drempel ervaren om ook daadwerkelijk daarvan gebruik te maken
waardoor in die situatie eigenlijk geen sprake is van en verantwoorde
voorziening. Door de voorziening in combinatie met deze lessen aan te bieden is
zeker sprake van een verantwoorde voorziening In de praktijk blijkt daar
bovendien veel behoefte aan te bestaan en worden de lessen al verstrekt bij de
betreffende voorzieningen maar wordt een juridische grondslag hiervoor gemist
Door de toevoeging in artikel 32 is nu ook een juridische basis voor de
toekenning van rijlessen in de verordening verankerd.
2.4.
Rolstoelvoorzieningen (hoofdstuk 6 verordening)
Bij rolstoelen geldt in meerdere situaties
hetzelfde als bij vervoersvoorzieningen: om op een verantwoorde manier de
voorziening te kunnen gebruiken is het nodig rijlessen aan te bieden. Deze zijn
derhalve in artikel 37 als voorziening toegevoegd.
2.5.
Persoonsgebonden Budget
Hoogte van het budget
De
hoogte van het Pgb kan de gemeente zelf bepalen. De enige maar wel belangrijke
eis die de wet hieraan stelt is dat het te verstrekken budget vergelijkbaar
moet zijn met een verstrekking in natura.
Met
betrekking tot de hoogte van het budget voor HH is gebleken, dat de tot nu
gehanteerde systematiek ten opzichte van cliënten ongewenste effecten heeft. De
ene cliënt ontvangt een budget dat hoger is dan nodig om de geïndiceerde uren
zorg in te kopen terwijl de andere juist tekort komt. De bepalingen in de
verordening zijn hierop aangepast. De omvang van de zorg én de hoogte van het
budget wordt op basis van de nieuwe bepalingen berekend aan de hand van het
geïndiceerde aantal uren zorg waarbij de uurprijs is bepaald gelijk aan het
bedrag waarvoor de gemeente beide typen HH inkoopt.
Voor de
overige voorzieningen waarvoor een Pgb kan worden verstrekt is de hoogte van
het budget eveneens vastgesteld op het inkoopbedrag dat de gemeente bij een
verstrekking in natura kwijt is, vermeerderd met een bedrag voor
instandhoudingkosten over een periode van 5 jaar.
De raad
heeft op 12 juli besloten de verantwoordingsplicht voor Pgb-houders te laten
vervallen. Op grond hiervan zijn alle bepalingen die betrekking hadden op
verantwoording uit de verordening gehaald.
Om toch
zicht te houden op de manier waarop cliënten met een Pgb omgaan is een bepaling
toegevoegd waarin zij worden verplicht mee te werken aan een jaarlijkse
evaluatie van het gebruik van een Pgb. (artikel 4 lid 4 onder c)
3.
Inkomensgrenzen
en eigen bijdragesystematiek/eigen aandeel
Het
stellen van inkomensgrenzen of het vragen om een eigen bijdrage is voor de
gemeente een manier om de Wmo financieel beheersbaar uit te kunnen voeren. Dit
in alle redelijkheid waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
In de Wmo is vastgelegd dat de gemeente moet bepalen welke vorm van eigen
bijdrage ze wil gaan invoeren. De gemeenteraad heeft op 12 juli 2007 de
voorkeur uitgesproken om, naast de HH, ook voor andere voorzieningen een eigen
bijdrage systeem toe te gaan passen voorzover de wet dat toestaat én onder de
voorwaarde dat die systematiek budgettair neutraal kan worden ingevoerd.
Inkomensgrens voor
individuele vervoersvoorzieningen
Een aanvrager met een
inkomen hoger dan 2 x de WWB-norm komt in de huidige verordening niet in
aanmerking voor een door de gemeente gefinancierde vervoersvoorziening, zoals
een scootmobiel of een (kinder)driewielfiets. Gezien de keuze voor een eigen
bijdrage systeem zijn in de nieuwe verordening de betreffende bepalingen
vervallen. In plaats daarvan is de aanvrager bij toekenning van een van beide
voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd (artikel 5 lid 1 en artikel 32)
voor een scootmobiel en driewielfietsen conform de regels van het landelijk
besluit Wmo. Voor vervoersvoorzieningen voor kinderen (driewielfiets) hoeft
géén eigen bijdrage te worden betaald.
Drempelbedragen
Voor woningaanpassingen en aanpassingen aan de
eigen auto gelden nu drempelbedragen. Zijn de kosten hoger dan dat bedrag dan
wordt de financiële bijdrage afgestemd op het inkomen. Deze “harde” grens
levert in de praktijk oneerlijke situaties op: kost de aanpassing één euro meer
dan het drempelbedrag dan moet de aanvrager wel zelf meebetalen, is de
aanpassing net iets goedkoper dan hoeft hij of zijzelf niets te betalen.
Om een einde te maken aan
deze ongelijkheid zijn beide drempelbedragen uit de verordening gehaald. Dit
heeft tot gevolg dat in alle situaties de aanvrager/eigenaar een deel van de
kosten zelf zal moeten betalen waarbij de hoogte uiteraard afhankelijk is van
de financiële situatie van de aanvrager.
Eigen bijdrage/eigen
aandeel
De tabel in bijlage 1
geeft een overzicht van de voorzieningen die op basis van de verordening kunnen
worden verstrekt met daarbij aangegeven of én zo ja op welke wijze cliënten
zelf een financiële bijdrage moeten leveren. Ook staat in de tabel wat is
gewijzigd ten opzichte van de huidige verordening.
Teruggave eigen
bijdrage/aandeel
Aanvragers van een
Wmo-voorziening kunnen afhankelijk van hun financiële situatie een deel van de
eigen bijdrage en/of het eigen aandeel terugvragen via de Bijzondere Bijstand.
Is hun inkomen lager dan 120 % van de WWB-norm dan kunnen zij 100% van de
eigenbijdrage/eigen aandeel terugkrijgen. Is het inkomen hoger dan volgt een
draagkrachtberekening en wordt de hoogte van de teruggave op basis van die
berekening vastgesteld.
Financiële effecten
Eigen bijdrage Hulp bij
huishouden
In 2007 is uitgegaan van
een fictieve uurprijs gelijk als onder de AWBZ. Voor 2008 zal de eigen bijdrage
berekend worden op basis van een deel van de werkelijke kostprijs per uur.
Indien uitgegaan wordt van een zelfde door te belasten uurprijs als in 2007,
dan moet worden uitgegaan van 75% van de werkelijke uurprijs HH1. Hierdoor
blijft de hoogte van de eigen bijdrage voor HH in 2008 gelijk aan 2007
(behoudens index).
Uitgaande van een gelijke
vraag als in 2007 zijn er geen veranderingen ten aanzien van het Wmo-budget en
het budget Bijzondere bijstand.
Eigen bijdrage bij ex-Wvg
voorzieningen
Zondermeer doorvoeren van
de eigen bijdrage systematiek met gelijke normen als bij HH leidt tot een eigen
bijdrage voor ook de cliënten met een inkomen tot de 2x bijstandsnorm. Hierdoor
zou deze groep een inkomensachteruitgang kennen.
Om deze negatieve
inkomenseffecten voor cliënten tot de 2x bijstandsnorm te voorkomen kan voor
alleen de hulpmiddelen de glijdende schaal in de eigen bijdrage worden
aangepast. De aanpassing houdt in dat er geen inkomensonafhankelijke bijdrage
zal worden gevraagd en dat de inkomensafhankelijke bijdrage zal ingaan vanaf 2x
bijstandnorm.
Verwacht wordt dat dit
een zeer beperkt financieel risico inhoudt omdat bij het merendeel van
hulpmiddelen ook sprake is van Hulp bij het huishouden. De meeste cliënten
betalen al een maximale eigen bijdrage voor deze hulp en zullen zodoende geen
eigen bijdrage voor de hulpmiddelen kennen. Cijfers van het CAK wijzen uit dat
in 60 van de 1000 gevallen er naast Hulp bij het huishouden nog ruimte was voor
een deel van de eigen bijdrage voor hulpmiddelen.
Aangezien met de
gemeenteraad is afgesproken (nota “Kaders nieuw beleid…” regnr 20293995) dat
cliënten geen negatieve effecten mogen ondervinden van de overgang naar de
eigen bijdrage systematiek, is dit de meest passende oplossing.
We gaan er vanuit dat de
financiële gevolgen hiervan beperkt zijn. In 2008 zullen we deze gevolgen scherp
volgen. Het eventuele financiële risico kan opgevangen worden binnen het
Wmo-budget.
Voor kindvoorzieningen
zal geen eigen bijdrage worden gevraagd. Deze voorzieningen worden weinig
verstrekt en daarbij gaat het voornamelijk om gezinnen met al hoge uitgaven
vanwege het gehandicapte kind.
Extra kosten ten laste
van het Wmo-budget bedragen ca. € 20.000,=
Ook deze kosten worden
binnen het Wmo-budget gevonden.
4.
Uitvoering
4.1.
Indicatiestelling
Aanvragen voor
individuele voorzieningen worden nu ingediend bij het CIZ die vervolgens ook de
indicatiestelling en het opstellen van een indicatieadvies verzorgt. Voor deze
taken/werkzaamheden is in de huidige verordening het alleenrecht toegekend aan
het CIZ.
Het nemen van een
indicatiebesluit ligt uiteraard in handen van de gemeente.
In verband met het verder
uitbouwen van het Wmo-loket is in artikel 40 lid 1 bepaald dat naast het CIZ
aanvragen ook kunnen worden ingediend bij “een door het college aan te wijzen
loket voor informatie, advies en cliëntondersteuning”. Indicatie-onderzoek in het loket is
bovendien mogelijk door medewerkers van CIZ en/of gemeente.
5.
Tekstuele aanpassingen
Naast de aanpassingen als
gevolg van nieuw beleid zijn in de verordening ook een groot aantal artikelen
verduidelijkt in tekst en toelichting. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen
van die wijzigingen.
6.
Communicatie
De nieuwe Verordening
voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is vooraf aan de besluitvorming
door de Gemeenteraad ter inzage gelegd (periode 25 september tot en met 16
oktober. Na besluitvorming door de Gemeenteraad worden een aantal
communicatieactiviteiten uitgevoerd om Delftenaren te informeren over de nieuwe
verordening en de beleidswijzigingen.
communicatieactiviteiten
We vinden het belangrijk
dat Delftenaren het nieuwe beleid en de verordening kennen. De informatie wordt
daarom via diverse middelen verspreid. Na vaststelling van de verordening
worden de bestaande cliënten en belanghebbende organisaties per brief
geïnformeerd over de veranderingen. Ook via de Nieuwsbrief van het vakteam
Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning (Zorg&zo) en de Stadskrant
wordt informatie gegeven.
Uiteraard wordt de
brochure Individuele verstrekkingen aangepast. Deze brochure, bestemd voor
bestaande cliënten en Delftenaren die overwegen om een voorziening aan te
vragen wordt gepubliceerd op de
website. De brochure zal ook verkrijgbaar zijn via het Startpunt Wonen Zorg en
Welzijn. Daarnaast willen we een publieksversie maken van de verordening.
7.
Voorstellen
Aan de Gemeenteraad wordt
gevraagd om in te stemmen met de voorliggende Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning; w.o. ook de gemaakte keuzes:
1.
De uitbreiding van een toekenningsgrond Hulp bij
huishouden 2.
2.
De omvang van de Hulp bij het huishouden 1 en 2 benoemen
in uren (i.p.v. de AWBZ klassenindeling)
3.
De uitbreiding van een toekenningsgrond Aanpassing
aan een voorziening van bouwkundige- of woontechnische aard
4.
De uitbreiding van een toekenningsgrond rijlessen
indien noodzakelijk bij de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening
of rolstoelvoorziening.
5.
De omvang van het Pgb bij Hulp bij huishouden wordt
berekend aan de hand van het
geïndiceerde aantal uren zorg waarbij de uurprijs is bepaald gelijk aan het
bedrag waarvoor de gemeente beide typen HH inkoopt.
6.
De omvang van het Pgb bij hulpmiddelen (individuele
voorzieningen) wordt vastgesteld
op het inkoopbedrag dat de gemeente bij een verstrekking in natura kwijt is,
vermeerderd met een bedrag voor instandhoudingkosten over een periode van 5
jaar.
7.
De eigen bijdrage voor Hulp bij huishouden in 2008
blijft voor cliënten in omvang gelijk aan 2007 (behoudens index voor 2008) en
wordt vastgesteld op 75% van de inkoopprijs Hulp bij huishouden 1voor beide
vormen van hulp.
8.
De eigen bijdrage voor hulpmiddelen in 2008 geldt
alleen voor inkomensklassen boven de 2x bijstandnorm. Dit houdt in dat lager
dan 2x bijstandnorm er geen inkomensonafhankelijke bijdrage is en dat de
inkomensafhankelijke bijdrage (=glijdende schaal) start bij 2x bijstandnorm.
9.
Het drempelbedrag in de gemaakte kosten, waarboven
pas een eigen aandeel wordt gevraagd, bij de woning- en autoaanpassingen komt
te vervallen.
10. Voor
kindervoorzieningen gelden geen inkomensgrenzen en geen eigen bijdragen.Annemiek Jansen