Nummer
|
Binnengekomen
reactie |
Antwoord
B&W |
1047138 |
|
|
|
Met het lezen van Cluster
WZW, 7.2.1, eerste alinea laatste zin staat: "Alle inwoners van Delft
vanaf 18 jaar en jonger . . . . ". Iedereen boven de 18 jaar moet het
zelf maar uitzoeken of is dit een typefoutje? |
Dit
is inderdaad een typefout. In de definitieve versie is ‘jonger’ vervangen
door ‘ouder’ |
|
Uitgaande van het laatste
ga ik er even van het laatste uit en dat het loket voor iedereen is. Mijn vraag blijft wel of
dit het WMO LOKET is zoals ik het tot nu toe heb horen vernoemen. Is
Startpunt nu de nieuwe naam van dit loket of is Startpunt alleen iets voor
cluster WZW? U ziet dat dit concept nog wel wat aan duidelijkheid wenst. Ik
dacht dat Delft het één loket voor alle zaken voor ogen had, maar dat kan ik
natuurlijk verkeerd begrepen hebben. |
Het
Startpunt wonen, zorg, welzijn is één loket en alle Delftenaren boven de 23
jaar kunnen bij dit loket terecht. Dit geldt ook voor vragen over de Wmo. |
|
Terug naar de ouderen. Misschien herinnerd u zich
nog wel dat ik vorig jaar bericht heb over het feit dat de verslechterende
lichamelijke conditie van mijn moeder (79), deze niet meer uit de voeten
kan op haar portiekwoning en de mantelzorg te veel werd. Het krijgen van een
indicatie via CIZ, en in aanmerking komen voor een aanleunwoning komen,
vergden nogal de nodige moeite en irritatie. Met de aankomende WMO had
ik toen het gevoel dat dit wel zou gaan verbeteren maar de teleurstelling is
groot. Feitelijk veranderd er niets voor deze groep delftenaren. Ik kan niet begrijpen dat
deze groep zich moeten inschrijven als woning zoekende, een woonpas krijgt
opgedrongen, terwijl alleen deze groep voor aanleun- of zorgwoningen in
aanmerking komt. Ook het aanvragen van een
urgentie komt onwaarschijnlijk over. Met een CIZ indicatie
ligt er toch autmatisch iets van een urgentie? Wat mij echter het meest
stoort is het feit dat door deze drempels als woonkrant en urgentie niet
alleen financieel maar ook fysiek een extra offer wordt gevraagd.
Ouderen willen ook het liefst zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Als dit dan
niet meer kan, is dit al genoeg psychische belasting. Echter de techno-stad Delft
eert deze groep niet. Een groep die veelal een woning voor een gezin
achterlaat maar nu dus veelal bezet houdt vanwege het systeem. |
Het CIZ indiceert en
koppelt hieraan automatisch de vraag of men zelf naar woonruimte kan
zoeken. Als dat niet het geval is dan wordt men doorverwezen naar het
Startpunt Wonen, zorg en welzijn. Het startpunt Wonen, zorg en welzijn
helpt dan met het zoeken naar woonruimte voor de kandidaat. zo kan
men namens de kandidaat op woonruimten reageren op basis van een
zoekprofiel dat samen met de kandidaat wordt opgesteld ten aanzien van de gewenste
woonruimte. |
|
Iets anders maar wel
opvallend is de Digitale Sociale Kaart welke nu regionaal opgezet gaat
worden. In 2003 is er al eens zo'n
project in samenwerking van GGZ en destijds Woonbegeleiding, via GIDS
gelanceerd dat heeft toen heel veel geld gekost en is vervolgens als een
sneeuwpop in het lentezonnetje verdwenen. Evaluatie hiervan? Waarom zou men.
Het was gesubsidieerd en verzorgd door Tympaan. Later heb ik berekend dat
de gerekende prijs ervan slecht 30% had hoeven te bedragen, inclusief het
overleg om 'gebruikersvriendelijkheid' optimaal te maken. Nu gaat Delft de regio in.
Niet regio DWO zoals veel gebruikt wordt in deze stad, maar een heel andere.
Bovendien met prijskaartjes waar ik toch wel vraagtekens bij moet zetten. Ook
het onderhoud van dit evenment zie ik niet gespecificeerd. Het heeft de schijn van een
déja-vu voor mij. |
De
gemeente is niet betrokken geweest bij activiteiten rondom een sociale kaart
voor de GIDS. Voorzover bekend is de GIDS een categorale instelling voor
mensen met GGZ-problematiek of vragen daaromtrent. De
gemeente Delft gaat daarentegen met een viertal andere gemeenten in de regio
Haaglanden in gezamenlijkheid een digitale sociale kaart ontwikkelen. Achtergrond
van deze actie is dat er nog steeds veel gedaan kan worden aan een goede
toegankelijkheid voor burgers van het gehele aanbod en alle dienstverlening
op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Het blijkt dat burgers op een
aantal terreinen nog steeds onvoldoende de weg weten te vinden in de
dienstverlening. Gemeenten
hebben van de rijksoverheid de opdracht gekregen om dit te verbeteren. Een
goede toegankelijkheid wordt bevordert wanneer: -
wanneer alle aanbieders in de regio hun informatie in 1 systeem staan
opnemen -
alle informatie op een begrijpelijke wijze wordt gepresenteerd en
eenvoudig toegankelijk wordt gemaakt middels zoekmogelijkheden -
vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen aanbieders De
ambitie van de 5 gemeenten is dat de sociale kaart ook voor professionals het
instrument wordt om te zoeken, te adviseren en te verwijzen. Dit betekent dat
voor diverse organisaties deze informatie ook eenvoudiger toegankelijk wordt. De
gemeenten hebben er voor gekozen om gezamenlijk op te trekken om: -
een kwalitatief hoogwaardig systeem te kunnen realiseren waarbij
gebruik gemaakt wordt van een landelijk systeem van GGD-Nederland (Socard) -
door meer volume/body een steviger borging en continuiteit
realiseren, b.v. beheer en communicatie etc. wordt belegd in 1 organisatie
(onder GGD Den Haag) -
efficientie te bevorderen voor dienstverleners bij het aanleveren van
gegevens -
daadwerkelijk een regionaal en gemeentegrens overschrijdend aanbod te
kunnen presenteren De
5 gemeenten willen inzicht hebben in mate van gebruik en tevredenheid van
haar burgers en instellingen. Daarom zal de digitale sociale kaart periodiek
geevalueerd gaan worden. T.a.v.
de vragen: -
kosten zijn niet gering m.n. in de ontwikkelfase. Dit draagt echter
bij aan een kwalitatief goed systeem. Proces
is gestart en gedragen vanuit de regio Haaglanden vandaar dat er niet op DWO
schaal wordt samengewerkt. |
1047363 |
6.2 bij het onderwerp Jeugd
zijn de speerpunten met name gericht op de jeugd zelf. De rol van de ouders vind
ik onderbelicht. Naar mijn idee is de rol
van de ouders zeer groot in het kader van opvoeding en zouden zij veel meer
ondersteuningn nodig hebben. Zowel ondersteuning in een
goede opvang van kinderen en jeugd, maar ook gericht op ondersteuning in de
opvoeding. Ik pleit voor een groot
aanbod opvoedingsondersteuning en mogelijkheden voor ouders om binnen de
werktijden van een bedrijf dit te kunnen volgen. |
Ons
beleid is gericht op goede opvoed- en opgroeimogelijkheden voor
kinderen. Het gaat daarbij om een goede opvang binnen het gezin, de
kinderopvang en de (brede) school, de (welzijns)instellingen en het
verenigingsleven. Op dit vlak is al veel gerealiseerd in Delft. Dit
geldt ook voor opvoedondersteuning aan ouders. Hierbij kan onder
meer worden gedacht aan de Jeugdgezondheidscentra en aan het
schoolmaatschappelijk werk. Wij werken aan de verdere ontwikkeling
hiervan in het kader van de Centra voor Jeugd en Gezin. Een en
ander wordt tevens meegenomen in de jeugdnota Delft waarbij nadrukkelijk
aandacht zal worden gegeven aan het thema "verantwoordelijkheid en
opvoeden". |
|
6.4 In de nota wordt onderschreven
dat er meer coordinatie moet komen in de hulpverlening aan de hulpvrager.
Hierbij wil ik pleiten dat degene die de hulpverlening biedt ook
daadwerkelijk de coordinatie doet. Je hebt hierbij een
duidelijk rol naar de cleint toe, je kunt de client ondersteunen in hoe
hij/zij om kan gaan met de verschillende hulpverleners en wellicht meehelpen
een keuze te maken met wie hij/zij verder wil. Als je de coordinatie los
koppelt van de hulpverlening creeer je een situatie waarbij de client weinig
te "halen" heeft bij de coordinator en ervaart ook geen eigen
verantwoordelijkheid meer. Hiernaast ga je de hulpverlening stapelen. Er
zitten bv 4 hulpverleners in het gezin en hiernaast nog eens een coordinator.
Een mogelijkheid is om aan het gezin 1 persoon te koppelen die zowel de
coordinatie als de hulpverlening doet. Samen met de client wordt
onderzocht wat deze nodig heeft en de hulpverlener die betrokken is
heeft de mogelijkheid zoveel mogelijk zoveel te doen. Binnen Kwadraad
hebben wij ervaring opgedaan met positieve resultaten. Verder is er veel
mogelijk met registraite systemen om clienten goed te volgen. |
Wij
zetten extra middelen in voor zorgcoördinatie, die vanuit diverse betrokken
instanties geboden wordt aan multi-problem gezinnen. De GGD wordt
verantwoordelijk voor de uitvoering van de overall coördinatie (nieuwe
basistaak); de middelen worden via een regeling ingezet bij de hulpverlenende
instantie die het meest bij het gezin is betrokken. Deze instantie neemt de
uitvoering van de zorgcoördinatie op zich. Voorts werken wij aan
registratiesystemen zoals het Elekronisch Kinddossier en de
Verwijsindex. |
|
8.3.3 Huiselijk geweld Vanuit het AMW wordt
hulpverlening geboden aan clienten die te maken hebben (gehad) met huiselijk
geweld. De ervaring van ons is dat er met name ingezet moet worden op een
systeem gerichte aanpak waarbij vooral de pleger/dader betrokken moet worden.
Hierbij zla er een intensieve samenwerking met de Waag en politie nodig zijn,
met name omdat er soms met lichte dwang gewerkt moet worden voordat de pleger
meewerkt. In de nota vind ik dit onderbelicht. Algemeen. Gezien vanuit de functie
SMW kan ik aansluiting vinden in het het onderdeel jeugdbeleid, voor
het meldpunt bezorgd? de OGGZ, de sociale coaching ook OGGZ.onderdeel. Wat
betreft het AMW kan ik aansluiten bij alle 3 onderdelen. Het AMW heeft op
alle onderdelen een hulpaanbod en zij begeleiden clienten ook vanuit alle 3
de onderdelen. bv mulit probleem gezinnen kan OGGZ problematiek zijn
en kan sprake zijn van opvoedingsproblemen ( jeugd en gezin) In het
kader van de WZW biedt het AMW ondersteuning aan mensen met psycho sociale
problemen, bv isolement, rouwverwerking, etc. Om de 3 beleidsterreinen aan elkaar te verbinden kan
het AMW naar mijn idee en belangrijke rol spelen. Zij zijn werkzaam in de 1e
lijnsknooppunt ( huisartsen, spv,ers, hebben werkafspraken met de JGZ centra
in de wijk en zij kunnen spreekuren bieden in de WZW kernen. Om richting te geven te
geven aan de inhoudelijke ontwikkelingen is mijn voorstel om per jaar 2 of 3
speerpunten te formuleren waar de organisaties gezamenlijk beleid op gaan
ontwikkelen. ( hierbij heeft de gemeente de regie) Een voorbeeld zou zijn om
het onderdeel schulden als speerpunt te nemen, hierbij zet je de vraag van de
client centraal en van daaruit onderzoek je welke organisatie wat kan
betekenen voor de klant zodat deze weer zelfstandig verder kan. Ik zie nu teveel aanbod
gericht werken waardoor de klant van regen in de drup terecht komt. Als je de client centraal zet,
"moeten" organisaties met elkaar samen werken om de vraag te kunnen
beantwoorden. |
Huiselijk Geweld Dit is staand beleid en
komt terug in de nota Lokaal gezondheidsbeleid van begin 2008. Een betere toeleiding naar
Daderhulpverlening heeft, zoals bekend bij Kwadraad, de aandacht van de
gemeente. Daderhulpverlening valt uiteen in een dwingend en vrijwillig kader.
Tav het dwingend kader bestaan vaste afspraken tussen OM, Politie,
reclassering. Via deze weg vindt daderbehandeling naar tevredenheid plaats.
Tav vrijwillige daderbehandeling het volgende: - Met iedere pleger waar de
politie mee in aanraking en die nog niet in het straftraject terecht komt
gevoerd mbt behandeling bij de Waag. Bij veel van betrokken komt het helaas
niet tot behandeling. - Vrijwillige
daderbehandeling viahet traject Kindspoor verloopt naar tevredenheid. - Aan Kwadraad is eerder
gevraagd afspraken met De Waag te maken over consultatie van- en verwijzing
naar Daderhulpverlening ivm de ASHG functie. - GGZ-Delfland heeft voor
2008 een eigen product daderbehandeling geoffreerd. Verbinding van
verschillende beleidsterreinen en de rol van AMW De gemeente tracht
samenhangend beleid te ontwikkelen mbt de OGGZ doelgroep. Aangezien het hier
per definitie om multi-problematiek gaat ontkomt de gemeente er niet aan om
hier verschillende instrumenten (meer dan 2 of 3) voor in te zetten of
in te kopen en daar waar het gaat om gezinnen aan alle gezinsleden aandacht
te besteden. Mbt tot al deze instrumenten staat afstemming en aansluiting bij
elkaar hoog op de agenda, ook op clienteniveau dmv zorgcoordinatie of
casemanagement. Het werken vanuit 1 mogelijk probleem, bijvoorbeeld schulden,
brengt met zich mee dat een ander deel van de doelgroep niet bereikt wordt.
Verder tracht de gemeente het aantal loketten tot een minimum te beperken. |
1047311 |
Aandachtspunten
die naar onze mening verduidelijking behoeven dan wel niet in overeenstemming
zijn met het gerichte ondersteuningsaanbod van het Bureau voor Informele Zorg
DWO (BIZ) zijn: |
|
|
Ad.
7.4.2. Daar waar bij Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ) de
mantelzorgondersteuning de hoofdtaak is, wordt ons bureau gerangschikt onder
organisaties waarbij mantelzorgondersteuning een onderdeel uitmaakt van een
ander takenpakket. |
In
het concept meerjaren beleidsplan staan organisaties opgenomen die
mantelzorgondersteuning bieden in Delft/ Dit is niet gegroepeerd naar hoofd-
of subtaak. Het laat alleen zien dat er meerdere organisaties op het gebied
van mantelzorgondersteuning actief zijn in Delft. Deze lijst is ook niet
compleet. |
|
Ad. 7.4.3.Bij d. behoort
naar ons oordeel ook zeker aandacht te worden gegeven aan “werkende
mantelzorgers” (mensen die hun baan combineren met intensieve zorgtaken) en
“mantelzorgers van cllënten met een psychisch of psychiatrisch ziektebeeld.
Deze laatste groep is groeiende en vergt een specifieke benadering en ondersteuning. Het onder d. verder
uitgewerkte onderwerp bewijst ook de noodzaak van de hiervoor benodigde extra
middelen en menskracht. Onder 7.5.4. verwoordt u ook de hierbij onderkende
informatievoorziening en uitbreiding van de gemeentebrede aanpak. |
In
2008 ontwikkelt de gemeente beleid voor mantelzorgondersteuning en zal dit
ook in 2008 gaan implementeren. Deze punten worden hierin meegenomen, |
|
Ad. 7.4.4.De door u
genoemde bedragen staan in contrast met de door ons Bureau voor Informele
Zorg DWO (BIZ) aangeleverde bedragen vanuit onze begroting van het Plan van
Aanpak. Uit onze begroting, opgesteld
door een extern adviseur die bekendheid geniet binnen het beleidsberrein
“Informele Zorg” valt op te maken dat voor de kosten voor goede ondersteuning
van mantelzorger en organisaties die vrijwillige thuishulp bieden, € 1,82 per
inwoner benodigd is. (Voor de gemeente Delft betreft het een bijdrage van €
173.098 voor het jaar 2008) Deze
conclusie is gebaseerd op onderzoek en behoeftepeiling vanuit onder andere
het Sociaal Cultureel Planbureau. De
essentie van het Plan van Aanpak is namelijk dat er een inhaalslag nodig is
om mantelzorgers in het kader van de Wmo, de komende jaren, goed te
ondersteunen. Ook het door u onder 9.
samengevatte budget per prestatieveld gaat van andere uitgangspunten en
bijbehorende bedragen uit dan ons bureau beschrijft. Ons bureau heeft er
behoefte aan om uw en onze uitgangspunten ter discussie te stellen. Wij delen uw visie
rondom een aantal van uw beschreven aspecten en voorstellen ten aanzien van
noodzakelijke, ‘goed in kaart te brengen’ mantelzorgondersteuning en het
stimuleren van informele vrijwillige zorg thuis. Ook delen wij uw wens om ook
de kwetsbare groepen zoals jonge en allochtone mantelzorgers adequaat te
ondersteunen. Wij zijn van mening dat ons Bureau voor Informele Zorg DWO
(BIZ) daarin continuïteit en een gedegen bijdrage aan kan en wil leveren. Wij zien graag de door
ons bureau ingebrachte aandachtspunten en vragen tot onderwerp van gesprek.
Om op uw verzoek te reageren binnen de gestelde termijn van 16 oktober 2007,
neem ik de vrijheid om bij afwezigheid van de coördinator van het bureau voor
Informele Zorg, mevrouw A. van Rijsoort hier alvast op te reageren. Mevrouw
Van Rijsoort is vanaf 17 oktober 2007 weer aanwezig. Uw uitnodiging voor
genoemde gesprek zien wij gaarne tegemoet. Vooruitlopend daarop ben ik te
bereiken op nummer 015 – 219 18 33. |
De
door BIZ ingediende begroting is een groeimodel en gebaseerd op het ondersteunen van alle mantelzorgers in
Delft in samenwerking met andere
organisaties. De aanvraag is meer dan vier keer zo hoog als het toegekende
bedrag 2007. BIZ is uiteraard niet de enige organisatie die mantelzorgondersteuning
biedt en hiervoor subsidie vanuit de gemeente ontvangt. In 2008 gaan we in gesprek met alle
organisaties en ontwikkelen we hiervoor beleid. We zijn reeds met BIZ in
gesprek over de subsidie 2008. De
bedragen bij hoofdstuk 9 omvatten uiteraard niet het hele subsidiebedrag dat
de gemeente besteedt aan mantelzorgondersteuning. De gemeente subsidieert
immers het werk van bijvoorbeeld het Bureau voor Informele Zorg. Hoofdstuk 9
bevat een financiële samenvatting van de beschikbare incidentele subsidies en
de structurele gelden die extra beschikbaar worden gesteld. |
1047569 |
Meer aandacht voor
lichamelijk gehandicapten tussen de 20 en 65 jaar. En met name voor die
doelgroep die door hun handiicapte niet meer aan het werk kunnen. Voor deze mensen ZDU er
een eigen opvang (activiteiten centrum moeten komen) |
Er wordt zeker aandacht
besteed aan de doelgroep lichamelijk gehandicapten. Zij kunnen net als
ouderen met beperkingen voorzieningen aanvragen die belemmeringen bij het
zelfstandig functioneren in huis en belemmeringen bij het meedoen aan de
maatschappij kunnen verlichten dan wel wegnemen. Ook zijn in het kader van
toegankelijkheid reeds afspraken gemaakt waaraan openbare gebouwen moeten
voldoen om ook voor lichamelijk gehandicapten toegankelijk te zijn. Er wordt gewerkt aan het toegankelijk maken van openbare
gebouwen die nu nog niet toegankelijk zijn. De komende jaren worden er per
jaar drie á vier niet toegankelijke gebouwen toegankelijk gemaakt. Daarnaast
is het staand beleid dat alle nieuwbouw toegankelijk moet zijn voor lichamelijk
gehandicapten. Een
eigen opvang is echter niet passend binnen de Wmo gedachte. Doel van de Wmo
is meedoen aan de samenleving voor iedereen. Met aanpassingen kunnen
lichamelijk gehandicapten binnen een regulier activiteitencentrum meedoen. |
|
Beter vervoer. Met korte
wachttijden en betere bussen en vriendelijke chauffeurs. Ook evenementen zo
als het musical festival, korenfestival in de vesten en andere gratis
evenementen stimuleren. Meer bekendheid geven aan het makkelijk toegankelijk
van de zondagmiddagvoorstellingen en concerten van het Cultureel centrum
Abswouden. Met de regiopas de zelfde mogelijkheid geven als bij de NS
kortingskaarten. Zo als dagtochten en museumbezoek in de regio. |
De
huidige afspraken met de vervoerder van de Regiotaxi zijn 15 minuten voor of
later dan het afgesproken ophaaltijdstip. Dit is volgens ons een redelijke
afspraak. Daarnaast zijn we geheel bekend met de opstartproblematiek van de
nieuwe vervoerder, sinds september 2006. Wij gaan ervan uit dat deze nieuwe
vervoerder zijn uiterste best doet om de dienstverlening op het gewenste peil
te krijgen. Ten aanzien van de genoemde evenementen zullen we nagegaan in
hoeverre de huidige informatievoorziening voldoende is of sterker kan worden
toegespitst op de doelgroep. De Wmo-pas voor de Regiotaxi kan niet worden
ingezet voor het stimuleren van museumbezoek. Anders dan de NS-kortingskaart
is de Wmo-vervoerspas gericht op het compenseren van het niet kunnen
gebruiken van OV of fiets vanwege beperkingen. De Delftpas heeft wel
kortingsmogelijkheden voor diverse activiteiten in de regio. |
|
Goede voorzieningen in
openbare gebouwen. Bij bouwvergunningen of verbouwvergunningen er op toe zien
dat de rolstoeltoiletten goed toegankelijk zijn voor scooters. Meer
rolstoelplaatsen in de bioscoop (nodig voor mesical festival0. zie de
bijgevoegde droom. Ook in theater de vesten is er meer behoefte aan
rolstoelplaatsen zeker op korte termijn. (zeker bij zondagmorgen concerten
gehandicapte en ouderen mensen kunnen hun stoel met heel veel moeite bereiken)
en sommige mensen blijven daardoor weg. Tot op heden zijn er maar vier
rolstoelplaatsen voor duw rolstoelen. |
Het rolstoeltoilet behoort
geheel toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers. Van
scootmobielgebruikers wordt verwacht dat zij zeer kleine afstanden lopend
kunnen afleggen. Een directe toegang tot het toilet met de scootmobiel is dus
geen noodzaak. We
zullen nagaan in hoeverre het aanbod aan rolstoelplaatsen in de bioscoop en
het theater toereikend is voor de vraag en of er mogelijkheden zijn tot uitbreiding. |
|
Beter bestrating in
Delft. Regelmatig de bestrating nagaan. Met de scooter is een hobbelige
bestrating erg moeilijk rijden vooral in de binnenstad is het erg onhandig en
geen visite kaartje voor de toeristen in rolstoelen ook zou een aanduiding
voor (gehandicapte) toiletten zeer op prijs gesteld worden. Men zou ook in de
toeristise gids en het boekje wat de burgers van delft krijgt kunnen opnemen. |
Het
aandachtspunt over de bestrating zullen we meewegen in het regulier
onderhoud. Echter de binnenstad zal vanwege zijn leeftijd nooit een volledig
effen bestrating kennen. Een opname van toegankelijke plaatsen voor mensen
met een beperking in de Delftse toeristische informatie is een punt voor
nader onderzoek. |
|
Wmo medewerkers. Dit
moeten deskundigen zijn. Zij moeten zich in kunnen leven in wat het is om
gehandicapt te worden en te zijn. Ze moeten weten dat het heel veel verdriet
met zich mee brengt. Ze zouden soepel moeten zin met toekennen van
aanpassingen. Men zou rekening moeten houden met de ziekte kosten die iemand
maakt. Indicatie voor de huishouding kan niet per telefoon. |
Wmo-medewerkers
zijn deskundig en geschoold in het afhandelen van de aanvragen. Bij de
inkomenstoetsing wordt inderdaad rekening gehouden met bijzondere
ziektekosten. Aanvragen voor voorzieningen worden door het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) voorzien van indicatieadvies en door onze
Wmo-medewerkers beoordeelt aan de hand van de geldende verordening (het
juridische regelboek). Persoonlijke omstandigheden worden hierin meegewogen. Het
CIZ geeft aan dat zij met de opgebouwde ervaring en hun expertise goed kunnen
inschatten of een telefonische intake volstaat om tot een weloverwogen advies
te komen. |
1047569 |
Stichting Buddy Netwerk
brengt in haar inspraakreactie de nut en noodzaak van Buddy Netwerk in kaart
en verzoekt de gemeente de ingediende subsidie voor 2008 te honoreren. |
De
subsidieaanvraag voor Stichting Buddy Netwerk is in behandeling. |
1047292 |
Ten aanzien van de
vorm doen wij de suggestie ook een
samenvatting te produceren die ook toegankelijk is voor mensen met een
beperking in een voor hen geëigende vorm. |
We
zullen dit overwegen. |
|
Voor ons is van
belang dat bij het inrichten van de
prestatievelden , al dan niet in clusterverband, nadrukkelijk rekening is gehouden met wat er aan behoeften en
wensen die onder de doelgroepen leeft.
Dat is in de beleidsnota niet overal expliciet gemaakt. Wij hebben er
overigens begrip voor dat bij deze
eerste versie dat ook nog niet altijd mogelijk is maar vinden het van groot belang
dat nu en in de toekomst die lantenperspectief inhoudelijk maar ook
kwantitatief voortdurend in beeld is. |
Dit
is een punt van aandacht voor de komende jaren. |
|
De
nota bevat concrete voorstellen om burgers, al dan niet in hun hoedanigheid
van gebruiker van voorzieningen, en
organisaties te betrekken bij het
beleid en bij de ontwikkeling van de stad.
Deze betrokkenheid wordt vooral duidelijk bij de projectvoorstellen die rond de prestatievelden 1, 2, 4
en 7 worden geformuleerd (hoofdstuk 9, samenvatting) Gelet op de
omvang van de gemeente en de omvang van het WMO budget is het teleurstellend dat er in aantal en
in geld zo weinig mogelijkheden zijn
om de innovatie waar de WMO om vraagt nadrukkelijk vorm te geven. Onze
algemene conclusie is dat de beleidsnota een goede eerste aanzet is om de gewenste overgang van een
beleidsarme naar een beleidsrijke invoering en uitvoering van de WMO te
realiseren. Tegelijkertijd maken wij ons zorgen dat de middelen die
beschikbaar zijn voor nieuw beleid zeer beperkt zijn. Als wij de tabellen in
het financieel overzicht goed interpreteren zijn deze middelen bovendien
grotendeels afkomstig van een ombuiging binnen het cluster WZW op het budget voor de individuele voorzieningen.
Geld en ambities lijken niet in
overeenstemming. Wij geven het
college in overweging hieraan meer expliciete aandacht te besteden. |
Innovatie
en vernieuwing vindt niet alleen plaats met de extra incidentele en
structurele gelden. |
|
Ook
een op hoofdlijnen goede beleidsnota WMO is geen garantie op succes. Alles
wat in de nota staat zal moeten worden waargemaakt en op zijn effectiviteit
beoordeeld. Wij hopen dat de door u
te installeren WMO raad, samen met de clusterplatforms in de toekomst in staat
zal zijn de ontwikkeling op de verschillende prestatievelden te volgen en te beïnvloeden. Met
betrekking tot de inzet van middelen en de keuzes voor prioriteiten zijn ook
andere keuzes mogelijk. Daar ligt naar onze opvatting ook een belangrijke
taak voor de gemeenteraad. Wij hopen dat de gemeente, in samenwerking met
haar burgers en in de stad aanwezige maatschappelijke organisaties, waaronder
vanzelfsprekend in het bijzonder degenen die daadwerkelijk maatschappelijke
ondersteuning nodig hebben, dit de komende jaren zal weten te realiseren. |
Dit
is een punt van aandacht voor de komende jaren. |
|
Hoofdstuk
3, financieel kader. De
nota geeft inzicht in de mogelijkheden voor nieuw beleid. Deze zijn, mede
gezien in het licht van de ambities teleurstellend weinig. Heel veel middelen
zitten vast in organisatie kosten, juridisch verplichte uitgaven en bestaand
beleid. Dat betekent dat de ruimte om
daadwerkelijk invulling te geven aan de ambities erg krap is. Aan de samenvatting in hoofdstuk 9
ontlenen wij dat voor incidentele subsidies in de komende drie jaar in totaal
slechts 200.000 euro beschikbaar is en voor structurele uitgaven een bedrag
van € 300.000 per jaar. Op een totaal budget van € 20 miljoen is dat heel
weinig. Het is aan de gemeenteraad en, wat ons betreft ook aan de Wmo raad ,
om zeer nadrukkelijk te volgen of
onder deze omstandigheden de doelstellingen kunnen worden
gerealiseerd. Wij zijn daar op voorhand niet heel erg optimistisch over.
Zoals al eerder is opgemerkt vinden wij bovendien dat voor zover deze ruimte beschikbaar is door
een beperking of ombuiging in het budget voor individuele voorzieningen dit
geen goede ontwikkeling is. |
|
|
Hoofdstuk
4. Burger- en cliëntenparticipatie. Het
voorstel voor het inrichten van een formele participatiestructuur wordt door
ons onderschreven. Het is positief dat zowel de WMO Raad als de in te richten
clusteroverleggen gevraagd en ongevraagd het College en de Gemeenteraad van
advies kunnen voorzien. Wij veronderstellen dat de adviesbevoegdheid van de
WMO raad zich ook richt op de door de gemeenteraad ingestelde commissie
WIJZO. De tijd zal moeten leren of er
geen fricties ontstaan in de afbakening van de bevoegdheden tussen WMO Raad
en clusteroverleg. Bij
de samenstelling van de WMO raad in een deel van de Raad dat affiniteit heeft
met de drie clusters. Ten aanzien van het profiel dat voor de overige
deelnemers geldt worden verder niet veel opmerkingen gemaakt. Wij
geven in overweging daarvoor een goede profielschets op te stellen. Met
betrekking tot de competenties van de leden van de Wmo Raad vinden wij het
van belang dat nu niet voor een vertegenwoordigingsmodel wordt gekozen, de
afzonderlijke leden van de Raad en de Raad als geheel zich bewust zijn van
het feit dat vele kwetsbare doelgroepen niet gemakkelijk bereikt kunnen
worden en dat het niettemin van groot belang is hen ook de kans te bieden tot
participatie, ook als het gaat om beleidsontwikkeling. De WMO Raad zal, in
samenwerking met de gemeente actief op zoek moeten gaan naar deze kwetsbare
en moeilijk bereikbare groepen ( onder meer: allochtonen, mensen met een
verstandelijke beperking, mensen met een communicatieve beperking, mensen met
een psychische beperking). Naast
de formele participatiestructuur, in
Delft vorm te geven door het inrichten van een WMO raad en
clusteroverleggen, is het stimuleren van andere, informele vormen van
participatie van groot belang. Uit het schema onder 4.2 blijkt dat er ook nog
vele andere, deels overlappende vormen van participatie in de gemeente zijn. Wij
bepleiten dat de gemeente ook deze structuren en vormen blijft ondersteunen. In
paragraaf 4.3 onder b worden de termen clusteroverleg en clusterplatform door elkaar gebruikt . Wij geven u in
overweging een uniforme term te hanteren. |
· Er wordt uiteraard een profielschets opgesteld voor
de werving- en selectie van de Wmo- raadsleden. · De participatiestructuren
en –vormen uit paragraaf 4.2 worden indien zij goed functioneren voortgezet.
De gemeente onderschrijft het belang van verschillende vormen van (informele)
participatie. · In paragraaf 4.3 wordt een uniforme term (clusterplatform)
gebruikt voor clusterplatform en –overleg. |
|
Hoofdstuk
5 Cluster samenwerken in de wijken. Dit
hoofdstuk blinkt naar ons oordeel niet uit in helderheid. De in paragraaf
5.3. genoemde uitgangspunten worden weliswaar onder a, b en c uitgewerkt,
maar met name onder a en c maakt de tekst ons ook na herlezing niet duidelijk
wat onder het uitgangspunt moet worden verstaan en wat daarvan de betekenis
is. Het blokje tekst onder a stelt bijvoorbeeld terecht aan de orde dat een
samenhangende programmering op wijkniveau gewenst is en dat daarvoor
afstemming en bundeling van activiteiten en initiatieven nodig is. Waarom dat
echter zou moeten leiden tot de conclusie dat algemene voorzieningen plaats
moeten maken voor specifieke voorzieningen is ons niet duidelijk. Datzelfde
geldt voor de tekst onder kopje c. De betekenis van de zin “het
sociaal-economisch domein stuurt het ruimtelijke” is voor ons en daarmee
waarschijnlijk iedere andere niet ingewijde niet te begrijpen. In
de tweede plaats worden in paragraaf
5.2. achtereenvolgens uitgangspunten, randvoorwaarden, werkdoelen en
werkwijzen genoemd. Deze werkdoelen
zijn, in tegenstelling tot de doelstellingen en in het bijzonder de subdoelen
in hoofdstuk 2 niet erg smart (concreet,
toetsbaar) geformuleerd. Het zijn overwegend inspanningsverplichtingen
waarvan niet is vast te stellen of en
zo ja wanneer deze zijn gerealiseerd. Om
bovengenoemde redenen is het lastig een inhoudelijk commentaar te geven op
dit hoofdstuk. Op het punt van de leesbaarheid en concreetheid behoeft dit
hoofdstuk aanpassing. |
5.2 Het klopt dat de werkdoelen weliswaar misschien
minder smart zijn beschreven, maar dat heeft te maken met het feit dat het
hier vooral procesdoelen betreft. Uit de wijze waarop over het programma
samenwerken in de wijken gerapporteerd wordt, blijkt het wel degelijk goed
mogelijk vast te stellen of er voortgang is met deze procesdoelen. 5.3: Dit onderdeel is bewust op een meer abstracte
wijze geschreven. Concretisering gaat plaatsvinden zoals aangegeven onder de
besluitpunten in twee nota's: de WZW nota en de Nota Samenwerken aan sterke
wijken. Gemaakte opmerkingen zijn
dus geen aanleiding om de tekst van het hoofdstuk te herzien. |
|
Hoofdstuk
7. Voor wat betreft onze opmerkingen over het PGB
verwijzen wij naar hetgeen is opgenomen in het commentaar op de verordening.
Met betrekking tot het PGB huishoudelijke hulp betekent het nieuw te
introduceren onderscheid tussen HH1 en HH2 dat vele burgers die nu een PGB
ontvangen met een verlaging van het budget zullen worden geconfronteerd,
omdat dit PGB gebaseerd zal zijn op de inkoopprijs van de gemeente voor HH1.
In de persoonlijke omstandigheden van deze burgers, waaronder hun kosten voor
het zelfstandig inkopen van de zorg, verandert echter niets. Hiermee komt de
keuzemogelijkheid voor het PGB op basis van het toegekende budget, voor een
groot aantal budgethouders onder druk te staan. Positieve
waardering van onze kant is er over de afschaffing van de
verantwoordingsplicht van het WMO PGB budget Wij
onderschrijven de bijzondere aandacht
en ondersteuning die de gemeente wil bieden aan mantelzorgers en vrijwilligers. Wij
onderschrijven ook het voorstel om de dienstverlening vanuit het gemeentelijk
loket uit te breiden. In dit verband wijzen wij ook op de ondersteuning die
vanuit onze organisatie aan individuele cliënten en organisaties kan worden
geboden en willen graag ter verdere
uitwerking van de plannen rond prestatieveld 3 met de gemeente
overleggen hoe onze dienstverlening op een goede wijze met de dienstverlening
vanuit het loket kan worden
afgestemd. |
Voor de antwoorden die betrekking hebben op de
verordening, zie reactie verordening. In het Wmo meerjarenbeleidsplan zijn een drietal
wijzigingen in de totstandkoming van de omvang van het Pgb-budget voorgesteld 1. De omvang van het budget vaststellen op 100% van
de gemeentelijke inkoopprijs. 2. Een differentiatie aan te brengen in de budgetten
voor HH1 en HH2 3. De omvang van het budget vast te stellen op de
feitelijk geïndiceerde omvang van de hulp, ofwel het aantal geïndiceerde
uren. Toelichting: Deze 3 punten houden in dat bij de bepaling de
volledige gemeentelijke inkoopprijs wordt genomen. Het HH1-budget wordt
bepaald over de gemeentelijke inkoopprijs HH1 en respectievelijk het
HH2-budget over de gemeentelijke inkoopprijs HH2. De omvang in geïndiceerde
uren wordt vastgesteld en niet meer in klassen. Hieruit volgt dat bovenstaande systematiek een
volledig anders is dan de huidige systematiek, welke is overgenomen uit de AWBZ.
Dat cliënten per definitie zullen worden geconfronteerd met een verlaging van
hun budget is niet juist. Dit is afhankelijk van waar zij nu in de klasse
zitten. Uitgaande van een inkoopprijs per uur HH1 zullen de HH1-clienten, die
bovenaan de klasse zitten juist een hoger budget gaan ontvangen.
HH1-clienten, die met hun aantal geïndiceerde uren onder het
klassengemiddelde zitten zullen inderdaad een lager budget gaan ontvangen.
Zij hebben echter ook minder uren in te kopen dan de eerder genoemde groep cliënten.
Cliënten die een HH2-budget ontvangen zullen ongeacht de plek in de klasse
een verhoging van het budget kennen. Wij vinden daardoor dat dit nieuwe systeem meer
recht doet aan de individuele cliënt dan het huidige oude AWBZ systeem. |
|
Hoofdstuk
10. Het
RPCP beschikt over veel kennis en een uitgebreid netwerk dat behulpzaam kan
zijn bij het inventariseren en meten van klantenbehoeften en ervaringen en
wil op dit onderdeel heel graag samenwerken met de gemeente en de te
installeren WMO Raad. |
We
zullen dit aanbod in gedachten houden. |
|
De werkgroep GGZ verzoekt de gemeente Delft het volgende: 1. Bij het
cluster WZW en bij “het stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu
nog niet bereikt worden” mensen met een psychische beperking als doelgroep te
vermelden. 2. De
resultaten van het atelier GGZ in het kader van de woonservicezones te
verwerken in het beleidsplan WMO. 3. Bij het
START punt na te gaan in hoeverre het WMO-loket is uitgerust en de expertise
in huis heeft om mensen met een psychische beperking op een voor hen
geschikte manier te informeren en te begeleiden, ook wat betreft de
PGB-ondersteuning. Te kijken naar mogelijkheden van samenwerking met GIDS,
GGZ informatiewinkel. 4. Bij de
verschillende diensten van de gemeente, BWD, WMO-loket en bureau
vrijwilligerswerk, zowel als het gaat om de beleidsmakers als ook waar het
gaat om de uitvoerders de beeldvorming van mensen met een psychische stoornis
te verbeteren en taboes te doorbreken. 5. Mantelzorgers
van mensen met een psychische beperking, de mogelijkheid te bieden van
vrijstelling van sollicitatieplicht als dit door de situatie blijvend
noodzakelijk is. 6. De
mogelijkheid te bieden om een ervaringsdeskundige met een psychische
beperking met de nodige ondersteuning deel te laten nemen aan de nog op te
richten WMO-raad van de gemeente
Delft. 7. De werkgroep
GGZ te betrekken bij de participatie vanuit de cliënten/burgers en te
erkennen als gesprekspartner voor de gemeente Delft. De werkgroep GGZ heeft
als doel om de positie van mensen met een psychische beperking op het gebied
van Wonen, Welzijn en Zorg te verbeteren. In de werkgroep GGZ zitten leden
van de verschillende cliënten- en familieorganisaties die in de regio actief
zijn en ervaringsdeskundigen die deel uitmaken van een netwerk van
GGZ-cliënten, ex-GGZ-cliënten, familieleden en andere betrokkenen. De
werkgroep GGZ beschikt tevens over een onderzoekspanel van ca. 100
GGZ-cliënten voor het stellen van vragen en de mening van GGZ-cliënten over
een door de werkgroep te bepalen onderwerp. Voor de belangenbehartiging in
het kader van de WMO is een initiatiefgroep lokale versterking DWO actief. De werkgroep GGZ wil de gemeente Delft graag helpen de
ogen te openen voor mensen met een psychische beperking en de gemeente
duidelijk maken, dat het niet alleen om de prestatievelden 7,8 en 9 gaat maar
ook om de prestatievelden 3,4 en 5.
|
1.
Aansluiting
psychiatrisch patiënten bij vrijwilligerswerk bij verenigingen en buurtwerk. De gemeente heeft het stimuleren van
vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden opgenomen
als een van de speerpunten onder vrijwilligerswerk. De groep mensen met een
psychische handicap behoort daar toe. Nadere uitwerking in de nota Mantelzorg
en Vrijwilligerswerk. Daarnaast heeft GGZ-Delfland de gemeente schriftelijk
toegezegd serieus werk te gaan maken van aansluiting van hun cliënten
niet-categorale activiteietenn binnen sportverenigingen en sociaal-cultureel
werk. De doelgroep mensen met een
psychische beperking zijn als groep toegevoegd. 2.
De uitkomsten van het
atelier worden bij de verdere uitwerking van de woonservicezone meegenomen.
In het Wmo-beleidsplan staan uitgangspunten die de uitkomsten van het atelier
onderschirjven. 3.
Startpunt WZW: De gemeente werkt met 1 laagdrempelig WZW loket voor
alle burgers en kiest bewust niet voor allerlei categorale loketten. Het
beleid is om voldoende expertise in het Loket te hebben ook tav de GGZ
doelgroep. Bovendien bestaat er voor allerlei categorale organisaties de
mogelijkheid om spreekuur te houden in het Startpunt. We zullen nagaan of er voldoende GGZ
kennis bij het Startpunt aanwezig.PGB ondersteuning door MEE Hiervoor
geldt dezelfde benadering als genoemd onder Startpunt WZW 4.
Bijstellen
beeldvorming en wegwerken taboe bij loketten. Er is bij de verschillende
diensten en loketten in toenemende mate aandacht voor genoemde doelgroep en
er wordt zonodig gedaan aan voorlichting/ deskundigheidsbevordering. Een
nadere inventarisatie zou moeten uitwijzen of dit toereikend is. Een
"taboe" wordt vooralsnog niet herkend. 5.
Het inzetten van
ervaringsdeskundigen. In de
geest van de WMO acht de gemeente het belangrijk dat burgers elkaar
kunnen helpen en niet alleen afhankelijk zijn van professionele
hulpverlening. Het is geen gemeentelijk beleid om daarbij onderscheid te
maken in ervaringsdeskundig zijn of niet. 6.
Geen
sollicitatieplicht voor mantelzorgers. Dit punt zal onderzocht worden bij de
ontwikkeling van de nota mantelzorg en vrijwilligers. 7.
De GGZ werkgroep
betrekken bij cliëntenparticipatie WMO. Dit zal worden gedaan. 8.
Ambtelijke
presentatie "Wij zijn er ook nog". Zullen we overwegen. We nemen graag kennis van de
brochure. |