Bijlage 2

 

 

 


Concept meerjaren beleidsplan WMO 2008-2011

 

Nummer

Binnengekomen reactie

Antwoord B&W

1047138

 

 

 

Met het lezen van Cluster WZW, 7.2.1, eerste alinea laatste zin staat: "Alle inwoners van Delft vanaf 18 jaar en jonger . . . . ". Iedereen boven de 18 jaar moet het zelf maar uitzoeken of is dit een typefoutje?

Dit is inderdaad een typefout. In de definitieve versie is ‘jonger’ vervangen door ‘ouder’

 

 

Uitgaande van het laatste ga ik er even van het laatste uit en dat het loket voor iedereen is.

Mijn vraag blijft wel of dit het WMO LOKET is zoals ik het tot nu toe heb horen vernoemen. Is Startpunt nu de nieuwe naam van dit loket of is Startpunt alleen iets voor cluster WZW? U ziet dat dit concept nog wel wat aan duidelijkheid wenst. Ik dacht dat Delft het één loket voor alle zaken voor ogen had, maar dat kan ik natuurlijk verkeerd begrepen hebben.

 

Het Startpunt wonen, zorg, welzijn is één loket en alle Delftenaren boven de 23 jaar kunnen bij dit loket terecht. Dit geldt ook voor vragen over de Wmo.

 

Terug naar de ouderen.

Misschien herinnerd u zich nog wel dat ik vorig jaar bericht heb over het feit dat de verslechterende lichamelijke conditie van mijn moeder (79), deze niet meer uit de voeten kan op haar portiekwoning en de mantelzorg te veel werd.

Het krijgen van een indicatie via CIZ, en in aanmerking komen voor een aanleunwoning komen, vergden nogal de nodige moeite en irritatie.

Met de aankomende WMO had ik toen het gevoel dat dit wel zou gaan verbeteren maar de teleurstelling is groot. Feitelijk veranderd er niets voor deze groep delftenaren.

 

Ik kan niet begrijpen dat deze groep zich moeten inschrijven als woning zoekende, een woonpas krijgt opgedrongen, terwijl alleen deze groep voor aanleun- of zorgwoningen in aanmerking komt.

Ook het aanvragen van een urgentie komt onwaarschijnlijk over. Met een CIZ indicatie ligt er toch autmatisch iets van een urgentie?

Wat mij echter het meest stoort is het feit dat door deze drempels als woonkrant en urgentie niet alleen financieel maar ook fysiek een extra offer wordt gevraagd. Ouderen willen ook het liefst zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Als dit dan niet meer kan, is dit al genoeg psychische belasting.

Echter de techno-stad Delft eert deze groep niet. Een groep die veelal een woning voor een gezin achterlaat maar nu dus veelal bezet houdt vanwege het systeem.

 

Het CIZ indiceert en koppelt hieraan automatisch de vraag of men zelf naar woonruimte kan zoeken. Als dat niet het geval is dan wordt men doorverwezen naar het Startpunt Wonen, zorg en welzijn. Het startpunt Wonen, zorg en welzijn helpt dan met het zoeken naar woonruimte voor de kandidaat. zo kan men namens de kandidaat op woonruimten reageren op basis van een zoekprofiel dat samen met de kandidaat wordt opgesteld ten aanzien van de gewenste woonruimte.

 

Iets anders maar wel opvallend is de Digitale Sociale Kaart welke nu regionaal opgezet gaat worden.

In 2003 is er al eens zo'n project in samenwerking van GGZ en destijds Woonbegeleiding, via GIDS gelanceerd dat heeft toen heel veel geld gekost en is vervolgens als een sneeuwpop in het lentezonnetje verdwenen. Evaluatie hiervan? Waarom zou men. Het was gesubsidieerd en verzorgd door Tympaan.

Later heb ik berekend dat de gerekende prijs ervan slecht 30% had hoeven te bedragen, inclusief het overleg om 'gebruikersvriendelijkheid' optimaal te maken.

Nu gaat Delft de regio in. Niet regio DWO zoals veel gebruikt wordt in deze stad, maar een heel andere. Bovendien met prijskaartjes waar ik toch wel vraagtekens bij moet zetten. Ook het onderhoud van dit evenment zie ik niet gespecificeerd.

Het heeft de schijn van een déja-vu voor mij.

 

De gemeente is niet betrokken geweest bij activiteiten rondom een sociale kaart voor de GIDS. Voorzover bekend is de GIDS een categorale instelling voor mensen met GGZ-problematiek of vragen daaromtrent.

 

De gemeente Delft gaat daarentegen met een viertal andere gemeenten in de regio Haaglanden in gezamenlijkheid een digitale sociale kaart ontwikkelen.

Achtergrond van deze actie is dat er nog steeds veel gedaan kan worden aan een goede toegankelijkheid voor burgers van het gehele aanbod en alle dienstverlening op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Het blijkt dat burgers op een aantal terreinen nog steeds onvoldoende de weg weten te vinden in de dienstverlening.

Gemeenten hebben van de rijksoverheid de opdracht gekregen om dit te verbeteren.

Een goede toegankelijkheid wordt bevordert wanneer:

-        wanneer alle aanbieders in de regio hun informatie in 1 systeem staan opnemen

-        alle informatie op een begrijpelijke wijze wordt gepresenteerd en eenvoudig toegankelijk wordt gemaakt middels zoekmogelijkheden

-        vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen aanbieders

De ambitie van de 5 gemeenten is dat de sociale kaart ook voor professionals het instrument wordt om te zoeken, te adviseren en te verwijzen. Dit betekent dat voor diverse organisaties deze informatie ook  eenvoudiger toegankelijk wordt.

De gemeenten hebben er voor gekozen om gezamenlijk op te trekken om:

-        een kwalitatief hoogwaardig systeem te kunnen realiseren waarbij gebruik gemaakt wordt van een landelijk systeem van GGD-Nederland (Socard)

-        door meer volume/body een steviger borging en continuiteit realiseren, b.v. beheer en communicatie etc. wordt belegd in 1 organisatie (onder GGD Den Haag)

-        efficientie te bevorderen voor dienstverleners bij het aanleveren van gegevens

-        daadwerkelijk een regionaal en gemeentegrens overschrijdend aanbod te kunnen presenteren

 

De 5 gemeenten willen inzicht hebben in mate van gebruik en tevredenheid van haar burgers en instellingen. Daarom zal de digitale sociale kaart periodiek geevalueerd gaan worden.

T.a.v. de vragen:

-        kosten zijn niet gering m.n. in de ontwikkelfase. Dit draagt echter bij aan een kwalitatief goed systeem.

Proces is gestart en gedragen vanuit de regio Haaglanden vandaar dat er niet op DWO schaal wordt samengewerkt.

1047363

6.2 bij het onderwerp Jeugd zijn de speerpunten met name gericht op de jeugd zelf.

De rol van de ouders vind ik onderbelicht.

Naar mijn idee is de rol van de ouders zeer groot in het kader van opvoeding en zouden zij veel meer ondersteuningn nodig hebben.

Zowel ondersteuning in een goede opvang van kinderen en jeugd, maar ook gericht op ondersteuning in de opvoeding.

Ik pleit voor een groot aanbod opvoedingsondersteuning en mogelijkheden voor ouders om binnen de werktijden van een bedrijf dit te kunnen volgen.

 

Ons beleid is gericht op goede opvoed- en opgroeimogelijkheden voor kinderen. Het gaat daarbij om een goede opvang binnen het gezin, de kinderopvang en de (brede) school, de (welzijns)instellingen en het verenigingsleven. Op dit vlak is al veel gerealiseerd in Delft. Dit geldt ook voor opvoedondersteuning aan ouders. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de Jeugdgezondheidscentra en aan het schoolmaatschappelijk werk. Wij werken aan de verdere ontwikkeling hiervan in het kader van de Centra voor Jeugd en Gezin. Een en ander wordt tevens meegenomen in de jeugdnota Delft waarbij nadrukkelijk aandacht zal worden gegeven aan het thema "verantwoordelijkheid en opvoeden".

 

6.4

In de nota wordt onderschreven dat er meer coordinatie moet komen in de hulpverlening aan de hulpvrager. Hierbij wil ik pleiten dat degene die de hulpverlening biedt ook daadwerkelijk de coordinatie doet.

Je hebt hierbij een duidelijk rol naar de cleint toe, je kunt de client ondersteunen in hoe hij/zij om kan gaan met de verschillende hulpverleners en wellicht meehelpen een keuze te maken met wie hij/zij verder wil. Als je de coordinatie los koppelt van de hulpverlening creeer je een situatie waarbij de client weinig te "halen" heeft bij de coordinator en ervaart ook geen eigen verantwoordelijkheid meer. Hiernaast ga je de hulpverlening stapelen. Er zitten bv 4 hulpverleners in het gezin en hiernaast nog eens een coordinator. Een mogelijkheid is om aan het gezin 1 persoon te koppelen die zowel de coordinatie als de hulpverlening doet.

Samen met de client wordt onderzocht wat deze nodig heeft en de hulpverlener die betrokken is  heeft de mogelijkheid zoveel mogelijk zoveel te doen. Binnen Kwadraad hebben wij ervaring opgedaan met positieve resultaten. Verder is er veel mogelijk met registraite systemen om clienten goed te volgen.

Wij zetten extra middelen in voor zorgcoördinatie, die vanuit diverse betrokken instanties geboden wordt aan multi-problem gezinnen. De GGD wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van de overall coördinatie (nieuwe basistaak); de middelen worden via een regeling ingezet bij de hulpverlenende instantie die het meest bij het gezin is betrokken. Deze instantie neemt de uitvoering van de zorgcoördinatie op zich. Voorts werken wij aan registratiesystemen zoals het Elekronisch Kinddossier en de Verwijsindex. 

 

 

8.3.3 Huiselijk geweld

Vanuit het AMW wordt hulpverlening geboden aan clienten die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld. De ervaring van ons is dat er met name ingezet moet worden op een systeem gerichte aanpak waarbij vooral de pleger/dader betrokken moet worden. Hierbij zla er een intensieve samenwerking met de Waag en politie nodig zijn, met name omdat er soms met lichte dwang gewerkt moet worden voordat de pleger meewerkt. In de nota vind ik dit onderbelicht.

 

Algemeen.

Gezien vanuit de functie SMW kan ik aansluiting vinden in het het onderdeel  jeugdbeleid, voor het meldpunt bezorgd? de OGGZ, de sociale coaching ook OGGZ.onderdeel. Wat betreft het AMW kan ik aansluiten bij alle 3 onderdelen. Het AMW heeft op alle onderdelen een hulpaanbod en zij begeleiden clienten ook vanuit alle 3 de onderdelen. bv mulit probleem gezinnen kan OGGZ problematiek zijn en kan sprake zijn van opvoedingsproblemen ( jeugd en gezin) In het kader van de WZW biedt het AMW ondersteuning aan mensen met psycho sociale problemen, bv isolement, rouwverwerking, etc.

 Om de 3 beleidsterreinen aan elkaar te verbinden kan het AMW naar mijn idee en belangrijke rol spelen. Zij zijn werkzaam in de 1e lijnsknooppunt ( huisartsen, spv,ers, hebben werkafspraken met de JGZ centra in de wijk en zij kunnen spreekuren bieden in de WZW kernen.

Om richting te geven te geven aan de inhoudelijke ontwikkelingen is mijn voorstel om per jaar 2 of 3 speerpunten te formuleren waar de organisaties gezamenlijk beleid op gaan ontwikkelen. ( hierbij heeft de gemeente de regie)

Een voorbeeld zou zijn om het onderdeel schulden als speerpunt te nemen, hierbij zet je de vraag van de client centraal en van daaruit onderzoek je welke organisatie wat kan betekenen voor de klant zodat deze weer zelfstandig verder kan.

Ik zie nu teveel aanbod gericht werken waardoor de klant van regen in de drup terecht komt.  Als je de client centraal zet, "moeten" organisaties met elkaar samen werken om de vraag te kunnen beantwoorden.

Huiselijk Geweld

Dit is staand beleid en komt terug in de nota Lokaal gezondheidsbeleid van begin 2008.

Een betere toeleiding naar Daderhulpverlening heeft, zoals bekend bij Kwadraad, de aandacht van de gemeente. Daderhulpverlening valt uiteen in een dwingend en vrijwillig kader. Tav het dwingend kader bestaan vaste afspraken tussen OM, Politie, reclassering. Via deze weg vindt daderbehandeling naar tevredenheid plaats. Tav vrijwillige daderbehandeling het volgende:

- Met iedere pleger waar de politie mee in aanraking en die nog niet in het straftraject terecht komt gevoerd mbt behandeling bij de Waag. Bij veel van betrokken komt het helaas niet tot behandeling.

- Vrijwillige daderbehandeling viahet traject Kindspoor verloopt naar tevredenheid.

- Aan Kwadraad is eerder gevraagd afspraken met De Waag te maken over consultatie van- en verwijzing naar Daderhulpverlening ivm de ASHG functie.

- GGZ-Delfland heeft voor 2008 een eigen product daderbehandeling geoffreerd.

 

 

Verbinding van verschillende beleidsterreinen en de rol van AMW

De gemeente tracht samenhangend beleid te ontwikkelen mbt de OGGZ doelgroep. Aangezien het hier per definitie om multi-problematiek gaat ontkomt de gemeente er niet aan om hier verschillende instrumenten (meer dan 2 of 3) voor in te zetten of in te kopen en daar waar het gaat om gezinnen aan alle gezinsleden aandacht te besteden. Mbt tot al deze instrumenten staat afstemming en aansluiting bij elkaar hoog op de agenda, ook op clienteniveau dmv zorgcoordinatie of casemanagement. Het werken vanuit 1 mogelijk probleem, bijvoorbeeld schulden, brengt met zich mee dat een ander deel van de doelgroep niet bereikt wordt. Verder tracht de gemeente het aantal loketten tot een minimum te beperken.

 

1047311

Aandachtspunten die naar onze mening verduidelijking behoeven dan wel niet in overeenstemming zijn met het gerichte ondersteuningsaanbod van het Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ) zijn:

 

 

Ad. 7.4.2. Daar waar bij Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ) de mantelzorgondersteuning de hoofdtaak is, wordt ons bureau gerangschikt onder organisaties waarbij mantelzorgondersteuning een onderdeel uitmaakt van een ander takenpakket.

In het concept meerjaren beleidsplan staan organisaties opgenomen die mantelzorgondersteuning bieden in Delft/ Dit is niet gegroepeerd naar hoofd- of subtaak. Het laat alleen zien dat er meerdere organisaties op het gebied van mantelzorgondersteuning actief zijn in Delft. Deze lijst is ook niet compleet.

 

Ad. 7.4.3.Bij d. behoort naar ons oordeel ook zeker aandacht te worden gegeven aan “werkende mantelzorgers” (mensen die hun baan combineren met intensieve zorgtaken) en “mantelzorgers van cllënten met een psychisch of psychiatrisch ziektebeeld. Deze laatste groep is groeiende en vergt een specifieke  benadering en ondersteuning.

Het onder d. verder uitgewerkte onderwerp bewijst ook de noodzaak van de hiervoor benodigde extra middelen en menskracht. Onder 7.5.4. verwoordt u ook de hierbij onderkende informatievoorziening en uitbreiding van de gemeentebrede aanpak.

In 2008 ontwikkelt de gemeente beleid voor mantelzorgondersteuning en zal dit ook in 2008 gaan implementeren. Deze punten worden hierin meegenomen,

 

Ad. 7.4.4.De door u genoemde bedragen staan in contrast met de door ons Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ) aangeleverde bedragen vanuit onze begroting van het Plan van Aanpak.  Uit onze begroting, opgesteld door een extern adviseur die bekendheid geniet binnen het beleidsberrein “Informele Zorg” valt op te maken dat voor de kosten voor goede ondersteuning van mantelzorger en organisaties die vrijwillige thuishulp bieden, € 1,82 per inwoner benodigd is. (Voor de gemeente Delft betreft het een bijdrage van € 173.098 voor het jaar 2008)  Deze conclusie is gebaseerd op onderzoek en behoeftepeiling vanuit onder andere het Sociaal Cultureel Planbureau.  De essentie van het Plan van Aanpak is namelijk dat er een inhaalslag nodig is om mantelzorgers in het kader van de Wmo, de komende jaren, goed te ondersteunen.

Ook het door u onder 9. samengevatte budget per prestatieveld gaat van andere uitgangspunten en bijbehorende bedragen uit dan ons bureau beschrijft. Ons bureau heeft er behoefte aan om uw en onze uitgangspunten ter discussie te stellen.

 

Wij delen uw visie rondom een aantal van uw beschreven aspecten en voorstellen ten aanzien van noodzakelijke, ‘goed in kaart te brengen’ mantelzorgondersteuning en het stimuleren van informele vrijwillige zorg thuis. Ook delen wij uw wens om ook de kwetsbare groepen zoals jonge en allochtone mantelzorgers adequaat te ondersteunen. Wij zijn van mening dat ons Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ) daarin continuïteit en een gedegen bijdrage aan kan en wil leveren.

 

Wij zien graag de door ons bureau ingebrachte aandachtspunten en vragen tot onderwerp van gesprek. Om op uw verzoek te reageren binnen de gestelde termijn van 16 oktober 2007, neem ik de vrijheid om bij afwezigheid van de coördinator van het bureau voor Informele Zorg, mevrouw A. van Rijsoort hier alvast op te reageren. Mevrouw Van Rijsoort is vanaf 17 oktober 2007 weer aanwezig. Uw uitnodiging voor genoemde gesprek zien wij gaarne tegemoet. Vooruitlopend daarop ben ik te bereiken op nummer 015 – 219 18 33.

De door BIZ ingediende begroting is een groeimodel  en gebaseerd op het ondersteunen van alle mantelzorgers in Delft  in samenwerking met andere organisaties. De aanvraag is meer dan vier keer zo hoog als het toegekende bedrag 2007. BIZ is uiteraard niet de enige organisatie die mantelzorgondersteuning biedt en hiervoor subsidie vanuit de gemeente ontvangt.  In 2008 gaan we in gesprek met alle organisaties en ontwikkelen we hiervoor beleid. We zijn reeds met BIZ in gesprek over de subsidie 2008.

 

De bedragen bij hoofdstuk 9 omvatten uiteraard niet het hele subsidiebedrag dat de gemeente besteedt aan mantelzorgondersteuning. De gemeente subsidieert immers het werk van bijvoorbeeld het Bureau voor Informele Zorg. Hoofdstuk 9 bevat een financiële samenvatting van de beschikbare incidentele subsidies en de structurele gelden die extra beschikbaar worden gesteld.

1047569

Meer aandacht voor lichamelijk gehandicapten tussen de 20 en 65 jaar. En met name voor die doelgroep die door hun handiicapte niet meer aan het werk kunnen.

Voor deze mensen ZDU er een eigen opvang (activiteiten centrum moeten komen)

 

Er wordt zeker aandacht besteed aan de doelgroep lichamelijk gehandicapten. Zij kunnen net als ouderen met beperkingen voorzieningen aanvragen die belemmeringen bij het zelfstandig functioneren in huis en belemmeringen bij het meedoen aan de maatschappij kunnen verlichten dan wel wegnemen.

Ook zijn in het kader van toegankelijkheid reeds afspraken gemaakt waaraan openbare gebouwen moeten voldoen om ook voor lichamelijk gehandicapten toegankelijk te zijn.

Er wordt gewerkt aan het toegankelijk maken van openbare gebouwen die nu nog niet toegankelijk zijn. De komende jaren worden er per jaar drie á vier niet toegankelijke gebouwen toegankelijk gemaakt. Daarnaast is het staand beleid dat alle nieuwbouw toegankelijk moet zijn voor lichamelijk gehandicapten.

Een eigen opvang is echter niet passend binnen de Wmo gedachte. Doel van de Wmo is meedoen aan de samenleving voor iedereen. Met aanpassingen kunnen lichamelijk gehandicapten binnen een regulier activiteitencentrum meedoen.

 

Beter vervoer. Met korte wachttijden en betere bussen en vriendelijke chauffeurs. Ook evenementen zo als het musical festival, korenfestival in de vesten en andere gratis evenementen stimuleren. Meer bekendheid geven aan het makkelijk toegankelijk van de zondagmiddagvoorstellingen en concerten van het Cultureel centrum Abswouden. Met de regiopas de zelfde mogelijkheid geven als bij de NS kortingskaarten. Zo als dagtochten en museumbezoek in de regio.

De huidige afspraken met de vervoerder van de Regiotaxi zijn 15 minuten voor of later dan het afgesproken ophaaltijdstip. Dit is volgens ons een redelijke afspraak. Daarnaast zijn we geheel bekend met de opstartproblematiek van de nieuwe vervoerder, sinds september 2006. Wij gaan ervan uit dat deze nieuwe vervoerder zijn uiterste best doet om de dienstverlening op het gewenste peil te krijgen. Ten aanzien van de genoemde evenementen zullen we nagegaan in hoeverre de huidige informatievoorziening voldoende is of sterker kan worden toegespitst op de doelgroep. De Wmo-pas voor de Regiotaxi kan niet worden ingezet voor het stimuleren van museumbezoek. Anders dan de NS-kortingskaart is de Wmo-vervoerspas gericht op het compenseren van het niet kunnen gebruiken van OV of fiets vanwege beperkingen. De Delftpas heeft wel kortingsmogelijkheden voor diverse activiteiten in de regio.

 

Goede voorzieningen in openbare gebouwen. Bij bouwvergunningen of verbouwvergunningen er op toe zien dat de rolstoeltoiletten goed toegankelijk zijn voor scooters. Meer rolstoelplaatsen in de bioscoop (nodig voor mesical festival0. zie de bijgevoegde droom. Ook in theater de vesten is er meer behoefte aan rolstoelplaatsen zeker op korte termijn. (zeker bij zondagmorgen concerten gehandicapte en ouderen mensen kunnen hun stoel met heel veel moeite bereiken) en sommige mensen blijven daardoor weg. Tot op heden zijn er maar vier rolstoelplaatsen voor duw rolstoelen.

Het rolstoeltoilet behoort geheel toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers. Van scootmobielgebruikers wordt verwacht dat zij zeer kleine afstanden lopend kunnen afleggen. Een directe toegang tot het toilet met de scootmobiel is dus geen noodzaak.

We zullen nagaan in hoeverre het aanbod aan rolstoelplaatsen in de bioscoop en het theater toereikend is voor de vraag en of er mogelijkheden zijn tot uitbreiding.

 

Beter bestrating in Delft. Regelmatig de bestrating nagaan. Met de scooter is een hobbelige bestrating erg moeilijk rijden vooral in de binnenstad is het erg onhandig en geen visite kaartje voor de toeristen in rolstoelen ook zou een aanduiding voor (gehandicapte) toiletten zeer op prijs gesteld worden. Men zou ook in de toeristise gids en het boekje wat de burgers van delft krijgt kunnen opnemen.

Het aandachtspunt over de bestrating zullen we meewegen in het regulier onderhoud. Echter de binnenstad zal vanwege zijn leeftijd nooit een volledig effen bestrating kennen. Een opname van toegankelijke plaatsen voor mensen met een beperking in de Delftse toeristische informatie is een punt voor nader onderzoek.

 

Wmo medewerkers. Dit moeten deskundigen zijn. Zij moeten zich in kunnen leven in wat het is om gehandicapt te worden en te zijn. Ze moeten weten dat het heel veel verdriet met zich mee brengt. Ze zouden soepel moeten zin met toekennen van aanpassingen. Men zou rekening moeten houden met de ziekte kosten die iemand maakt. Indicatie voor de huishouding kan niet per telefoon.

Wmo-medewerkers zijn deskundig en geschoold in het afhandelen van de aanvragen. Bij de inkomenstoetsing wordt inderdaad rekening gehouden met bijzondere ziektekosten. Aanvragen voor voorzieningen worden door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voorzien van indicatieadvies en door onze Wmo-medewerkers beoordeelt aan de hand van de geldende verordening (het juridische regelboek). Persoonlijke omstandigheden worden hierin meegewogen.

Het CIZ geeft aan dat zij met de opgebouwde ervaring en hun expertise goed kunnen inschatten of een telefonische intake volstaat om tot een weloverwogen advies te komen.

1047569

Stichting Buddy Netwerk brengt in haar inspraakreactie de nut en noodzaak van Buddy Netwerk in kaart en verzoekt de gemeente de ingediende subsidie voor 2008 te honoreren.

De subsidieaanvraag voor Stichting Buddy Netwerk is in behandeling.

1047292

Ten aanzien van de vorm  doen wij de suggestie ook een samenvatting te produceren die ook toegankelijk is voor mensen met een beperking in een voor hen geëigende vorm.

We zullen dit overwegen.

 

Voor ons is van belang  dat bij het inrichten van de prestatievelden , al dan niet in clusterverband,  nadrukkelijk rekening is gehouden met wat er aan behoeften en wensen die onder de doelgroepen leeft.  Dat is in de beleidsnota niet overal expliciet gemaakt. Wij hebben er overigens begrip voor dat  bij deze eerste versie dat ook nog niet altijd mogelijk is maar vinden het van groot belang dat nu en in de toekomst  die  lantenperspectief inhoudelijk maar ook kwantitatief voortdurend in beeld is.

Dit is een punt van aandacht voor de komende jaren.

 

De nota bevat concrete voorstellen om burgers, al dan niet in hun hoedanigheid van gebruiker van voorzieningen,  en organisaties  te betrekken bij het beleid en bij de ontwikkeling van de stad.  Deze betrokkenheid wordt vooral duidelijk  bij de projectvoorstellen die rond de prestatievelden 1, 2, 4 en 7  worden geformuleerd  (hoofdstuk 9, samenvatting) Gelet op de omvang van de gemeente en de omvang van het WMO budget  is het teleurstellend dat er in aantal en in geld zo weinig mogelijkheden zijn  om de innovatie waar de WMO om vraagt nadrukkelijk vorm te geven.

 

Onze algemene conclusie is dat de beleidsnota een goede eerste aanzet is  om de gewenste overgang van een beleidsarme naar een beleidsrijke invoering en uitvoering van de WMO te realiseren.

Tegelijkertijd  maken wij ons zorgen dat de middelen die beschikbaar zijn voor nieuw beleid zeer beperkt zijn. Als wij de tabellen in het financieel overzicht goed interpreteren zijn deze middelen bovendien grotendeels afkomstig van een ombuiging binnen het cluster WZW  op het budget voor de individuele voorzieningen. Geld en ambities lijken  niet in overeenstemming.  Wij geven het college in overweging hieraan meer expliciete aandacht te besteden.

Innovatie en vernieuwing vindt niet alleen plaats met de extra incidentele en structurele gelden.

 

Ook een op hoofdlijnen goede beleidsnota WMO is geen garantie op succes. Alles wat in de nota staat zal moeten worden waargemaakt en op zijn effectiviteit beoordeeld.  Wij hopen dat de door u te installeren WMO raad, samen met de clusterplatforms in de toekomst in staat zal zijn  de ontwikkeling  op de verschillende prestatievelden  te volgen en te beïnvloeden.

 

Met betrekking tot de inzet van middelen en de keuzes voor prioriteiten zijn ook andere keuzes mogelijk. Daar ligt naar onze opvatting ook een belangrijke taak voor de gemeenteraad. Wij hopen dat de gemeente, in samenwerking met haar burgers en in de stad aanwezige maatschappelijke organisaties, waaronder vanzelfsprekend in het bijzonder degenen die daadwerkelijk maatschappelijke ondersteuning nodig hebben, dit de komende jaren zal weten te realiseren.

Dit is een punt van aandacht voor de komende jaren.

 

Hoofdstuk 3, financieel kader.

De nota geeft inzicht in de mogelijkheden voor nieuw beleid. Deze zijn, mede gezien in het licht van de ambities teleurstellend weinig. Heel veel middelen zitten vast in organisatie kosten, juridisch verplichte uitgaven en bestaand beleid.  Dat betekent dat de ruimte om daadwerkelijk invulling te geven aan de ambities erg krap is.  Aan de samenvatting in hoofdstuk 9 ontlenen wij dat voor incidentele subsidies in de komende drie jaar in totaal slechts 200.000 euro beschikbaar is en voor structurele uitgaven een bedrag van € 300.000 per jaar. Op een totaal budget van € 20 miljoen is dat heel weinig. Het is aan de gemeenteraad en, wat ons betreft ook aan de Wmo raad , om zeer nadrukkelijk te volgen of  onder deze omstandigheden de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Wij zijn daar op voorhand niet heel erg optimistisch over. Zoals al eerder is opgemerkt vinden wij bovendien dat  voor zover deze ruimte beschikbaar is door een beperking of ombuiging in het budget voor individuele voorzieningen dit geen goede ontwikkeling is.

 

 

Hoofdstuk 4. Burger- en cliëntenparticipatie.

 

Het voorstel voor het inrichten van een formele participatiestructuur wordt door ons onderschreven. Het is positief dat zowel de WMO Raad als de in te richten clusteroverleggen gevraagd en ongevraagd het College en de Gemeenteraad van advies kunnen voorzien. Wij veronderstellen dat de adviesbevoegdheid van de WMO raad zich ook richt op de door de gemeenteraad ingestelde commissie WIJZO.  De tijd zal moeten leren of er geen fricties ontstaan in de afbakening van de bevoegdheden tussen WMO Raad en clusteroverleg.

Bij de samenstelling van de WMO raad in een deel van de Raad dat affiniteit heeft met de drie clusters. Ten aanzien van het profiel dat voor de overige deelnemers geldt worden verder niet veel opmerkingen gemaakt.

Wij geven in overweging daarvoor een goede profielschets op te stellen.

Met betrekking tot de competenties van de leden van de Wmo Raad vinden wij het van belang dat nu niet voor een vertegenwoordigingsmodel wordt gekozen, de afzonderlijke leden van de Raad en de Raad als geheel zich bewust zijn van het feit dat vele kwetsbare doelgroepen niet gemakkelijk bereikt kunnen worden en dat het niettemin van groot belang is hen ook de kans te bieden tot participatie, ook als het gaat om beleidsontwikkeling. De WMO Raad zal, in samenwerking met de gemeente actief op zoek moeten gaan naar deze kwetsbare en moeilijk bereikbare groepen ( onder meer: allochtonen, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een communicatieve beperking, mensen met een psychische beperking).

 

Naast de formele participatiestructuur, in  Delft vorm te geven door het inrichten van een WMO raad en clusteroverleggen, is het stimuleren van andere, informele vormen van participatie van groot belang. Uit het schema onder 4.2 blijkt dat er ook nog vele andere, deels overlappende vormen van participatie in de gemeente zijn.

Wij bepleiten dat de gemeente ook deze structuren en vormen blijft ondersteunen.

 

In paragraaf 4.3 onder b worden de termen clusteroverleg en clusterplatform  door elkaar gebruikt . Wij geven u in overweging een uniforme term te hanteren.

·       Er wordt  uiteraard een profielschets opgesteld voor de werving- en selectie van de Wmo- raadsleden.

·       De participatiestructuren en –vormen uit paragraaf 4.2 worden indien zij goed functioneren voortgezet. De gemeente onderschrijft het belang van verschillende vormen van (informele) participatie.

·       In paragraaf 4.3 wordt  een uniforme term (clusterplatform) gebruikt voor clusterplatform en –overleg.

 

 

Hoofdstuk 5  Cluster samenwerken in de wijken.

Dit hoofdstuk blinkt naar ons oordeel niet uit in helderheid. De in paragraaf 5.3. genoemde uitgangspunten worden weliswaar onder a, b en c uitgewerkt, maar met name onder a en c maakt de tekst ons ook na herlezing niet duidelijk wat onder het uitgangspunt moet worden verstaan en wat daarvan de betekenis is. Het blokje tekst onder a stelt bijvoorbeeld terecht aan de orde dat een samenhangende programmering op wijkniveau gewenst is en dat daarvoor afstemming en bundeling van activiteiten en initiatieven nodig is. Waarom dat echter zou moeten leiden tot de conclusie dat algemene voorzieningen plaats moeten maken voor specifieke voorzieningen is ons niet duidelijk. Datzelfde geldt voor de tekst onder kopje c. De betekenis van de zin “het sociaal-economisch domein stuurt het ruimtelijke” is voor ons en daarmee waarschijnlijk iedere andere niet ingewijde niet te begrijpen.

In de tweede plaats worden in paragraaf  5.2. achtereenvolgens uitgangspunten, randvoorwaarden, werkdoelen en werkwijzen  genoemd. Deze werkdoelen zijn, in tegenstelling tot de doelstellingen en in het bijzonder de subdoelen in hoofdstuk 2 niet erg smart  (concreet, toetsbaar) geformuleerd. Het zijn overwegend inspanningsverplichtingen waarvan niet is vast te stellen of  en zo ja wanneer deze zijn gerealiseerd.

Om bovengenoemde redenen is het lastig een inhoudelijk commentaar te geven op dit hoofdstuk. Op het punt van de leesbaarheid en concreetheid behoeft dit hoofdstuk aanpassing. 

 

5.2 Het klopt dat de werkdoelen weliswaar misschien minder smart zijn beschreven, maar dat heeft te maken met het feit dat het hier vooral procesdoelen betreft. Uit de wijze waarop over het programma samenwerken in de wijken gerapporteerd wordt, blijkt het wel degelijk goed mogelijk vast te stellen of er voortgang is met deze procesdoelen.

 

5.3: Dit onderdeel is bewust op een meer abstracte wijze geschreven. Concretisering gaat plaatsvinden zoals aangegeven onder de besluitpunten in twee nota's: de WZW nota en de Nota Samenwerken aan sterke wijken.

 

Gemaakte opmerkingen zijn dus geen aanleiding om de tekst van het hoofdstuk te herzien.

 

Hoofdstuk 7.

Voor  wat betreft onze opmerkingen over het PGB verwijzen wij naar hetgeen is opgenomen in het commentaar op de verordening. Met betrekking tot het PGB huishoudelijke hulp betekent het nieuw te introduceren onderscheid tussen HH1 en HH2 dat vele burgers die nu een PGB ontvangen met een verlaging van het budget zullen worden geconfronteerd, omdat dit PGB gebaseerd zal zijn op de inkoopprijs van de gemeente voor HH1. In de persoonlijke omstandigheden van deze burgers, waaronder hun kosten voor het zelfstandig inkopen van de zorg, verandert echter niets. Hiermee komt de keuzemogelijkheid voor het PGB op basis van het toegekende budget, voor een groot aantal budgethouders onder druk te staan.

 

Positieve waardering van onze kant is er over de afschaffing van de verantwoordingsplicht van het WMO PGB budget

 

Wij onderschrijven de  bijzondere aandacht en ondersteuning die de gemeente wil bieden aan  mantelzorgers en vrijwilligers.

 

Wij onderschrijven ook het voorstel om de dienstverlening vanuit het gemeentelijk loket uit te breiden. In dit verband wijzen wij ook op de ondersteuning die vanuit onze organisatie aan individuele cliënten en organisaties kan worden geboden en willen graag ter verdere  uitwerking van de plannen rond prestatieveld 3 met de gemeente overleggen hoe onze dienstverlening op een goede wijze met de dienstverlening vanuit het loket  kan worden afgestemd.

 

Voor de antwoorden die betrekking hebben op de verordening, zie reactie verordening.

In het Wmo meerjarenbeleidsplan zijn een drietal wijzigingen in de totstandkoming van de omvang van het Pgb-budget voorgesteld

1. De omvang van het budget vaststellen op 100% van de gemeentelijke inkoopprijs.

2. Een differentiatie aan te brengen in de budgetten voor HH1 en HH2

3. De omvang van het budget vast te stellen op de feitelijk geïndiceerde omvang van de hulp, ofwel het aantal geïndiceerde uren.

Toelichting:

Deze 3 punten houden in dat bij de bepaling de volledige gemeentelijke inkoopprijs wordt genomen. Het HH1-budget wordt bepaald over de gemeentelijke inkoopprijs HH1 en respectievelijk het HH2-budget over de gemeentelijke inkoopprijs HH2. De omvang in geïndiceerde uren wordt vastgesteld en niet meer in klassen.

 

Hieruit volgt dat bovenstaande systematiek een volledig anders is dan de huidige systematiek, welke is overgenomen uit de AWBZ. Dat cliënten per definitie zullen worden geconfronteerd met een verlaging van hun budget is niet juist. Dit is afhankelijk van waar zij nu in de klasse zitten. Uitgaande van een inkoopprijs per uur HH1 zullen de HH1-clienten, die bovenaan de klasse zitten juist een hoger budget gaan ontvangen. HH1-clienten, die met hun aantal geïndiceerde uren onder het klassengemiddelde zitten zullen inderdaad een lager budget gaan ontvangen. Zij hebben echter ook minder uren in te kopen dan de eerder genoemde groep cliënten. Cliënten die een HH2-budget ontvangen zullen ongeacht de plek in de klasse een verhoging van het budget kennen. 

Wij vinden daardoor dat dit nieuwe systeem meer recht doet aan de individuele cliënt dan het huidige oude AWBZ systeem.

 

 

Hoofdstuk 10.

Het RPCP beschikt over veel kennis en een uitgebreid netwerk dat behulpzaam kan zijn bij het inventariseren en meten van klantenbehoeften en ervaringen en wil op dit onderdeel heel graag samenwerken met de gemeente en de te installeren WMO Raad.

We zullen dit aanbod in gedachten houden.

 

 

De werkgroep GGZ verzoekt de gemeente Delft het volgende:

 

1.      Bij het cluster WZW en bij “het stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden” mensen met een psychische beperking als doelgroep te vermelden.

2.      De resultaten van het atelier GGZ in het kader van de woonservicezones te verwerken in het beleidsplan WMO.

3.      Bij het START punt na te gaan in hoeverre het WMO-loket is uitgerust en de expertise in huis heeft om mensen met een psychische beperking op een voor hen geschikte manier te informeren en te begeleiden, ook wat betreft de PGB-ondersteuning. Te kijken naar mogelijkheden van samenwerking met GIDS, GGZ informatiewinkel.

4.      Bij de verschillende diensten van de gemeente, BWD, WMO-loket en bureau vrijwilligerswerk, zowel als het gaat om de beleidsmakers als ook waar het gaat om de uitvoerders de beeldvorming van mensen met een psychische stoornis te verbeteren en taboes te doorbreken.

5.      Mantelzorgers van mensen met een psychische beperking, de mogelijkheid te bieden van vrijstelling van sollicitatieplicht als dit door de situatie blijvend noodzakelijk is.

6.      De mogelijkheid te bieden om een ervaringsdeskundige met een psychische beperking met de nodige ondersteuning deel te laten nemen aan de nog op te richten WMO-raad  van de gemeente Delft.

7.      De werkgroep GGZ te betrekken bij de participatie vanuit de cliënten/burgers en te erkennen als gesprekspartner voor de gemeente Delft. De werkgroep GGZ heeft als doel om de positie van mensen met een psychische beperking op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg te verbeteren. In de werkgroep GGZ zitten leden van de verschillende cliënten- en familieorganisaties die in de regio actief zijn en ervaringsdeskundigen die deel uitmaken van een netwerk van GGZ-cliënten, ex-GGZ-cliënten, familieleden en andere betrokkenen. De werkgroep GGZ beschikt tevens over een onderzoekspanel van ca. 100 GGZ-cliënten voor het stellen van vragen en de mening van GGZ-cliënten over een door de werkgroep te bepalen onderwerp. Voor de belangenbehartiging in het kader van de WMO is een initiatiefgroep lokale versterking DWO actief.

 

De werkgroep GGZ wil de gemeente Delft graag helpen de ogen te openen voor mensen met een psychische beperking en de gemeente duidelijk maken, dat het niet alleen om de prestatievelden 7,8 en 9 gaat maar ook om de prestatievelden 3,4 en 5.

 

  1. In de brochure “Hallo…wij zijn er ook nog!” kunt u lezen wat de wensen van GGZ-cliënten zijn in het kader van de WMO. De initiatiefgroep lokale versterking DWO verbonden aan de werkgroep GGZ houdt ook een presentatie om duidelijk te maken om wat voor mensen het gaat en wat er nodig is, waar behoefte aan is mee te kunnen doen aan de samenleving. Deze presentatie wordt binnenkort aan raadsleden gegeven. De leden van de initiatiefgroep komen hiervoor ook graag bij de gemeenteambtenaren op bezoek.

 

 

1.     Aansluiting psychiatrisch patiënten bij vrijwilligerswerk bij verenigingen en buurtwerk. De gemeente heeft het stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden opgenomen als een van de speerpunten onder vrijwilligerswerk. De groep mensen met een psychische handicap behoort daar toe. Nadere uitwerking in de nota Mantelzorg en Vrijwilligerswerk. Daarnaast heeft GGZ-Delfland de gemeente schriftelijk toegezegd serieus werk te gaan maken van aansluiting van hun cliënten niet-categorale activiteietenn binnen sportverenigingen en sociaal-cultureel werk. De doelgroep mensen met een psychische beperking zijn als groep toegevoegd.

2.     De uitkomsten van het atelier worden bij de verdere uitwerking van de woonservicezone meegenomen. In het Wmo-beleidsplan staan uitgangspunten die de uitkomsten van het atelier onderschirjven.

3.     Startpunt WZW: De gemeente werkt met 1 laagdrempelig WZW loket voor alle burgers en kiest bewust niet voor allerlei categorale loketten. Het beleid is om voldoende expertise in het Loket te hebben ook tav de GGZ doelgroep. Bovendien bestaat er voor allerlei categorale organisaties de mogelijkheid om spreekuur te houden in het Startpunt. We zullen nagaan of er voldoende GGZ kennis bij het Startpunt aanwezig.PGB ondersteuning door MEE Hiervoor geldt dezelfde benadering als genoemd onder Startpunt WZW

4.     Bijstellen beeldvorming en wegwerken taboe bij loketten. Er is bij de verschillende diensten en loketten in toenemende mate aandacht voor genoemde doelgroep en er wordt zonodig gedaan aan voorlichting/ deskundigheidsbevordering. Een nadere inventarisatie zou moeten uitwijzen of dit toereikend is. Een "taboe" wordt vooralsnog niet herkend.

5.     Het inzetten van ervaringsdeskundigen. In de geest van de WMO acht de gemeente het belangrijk dat burgers elkaar kunnen helpen en niet alleen afhankelijk zijn van professionele hulpverlening. Het is geen gemeentelijk beleid om daarbij onderscheid te maken in ervaringsdeskundig zijn of niet.

6.     Geen sollicitatieplicht voor mantelzorgers. Dit punt zal onderzocht worden bij de ontwikkeling van de nota mantelzorg en vrijwilligers.

7.     De GGZ werkgroep betrekken bij cliëntenparticipatie WMO. Dit zal worden gedaan.

8.     Ambtelijke presentatie "Wij zijn er ook nog". Zullen we overwegen. We nemen graag kennis van de brochure.