Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. 2

1. Inleiding. 5

1.1 De wet in het kort 5

1.2 Delftse Wmo-geschiedenis. 5

1.3 Samenhang Wmo-nota en deelnota’s. 5

1.4 Leeswijzer 6

2. Gemeentebeleid en de Wmo. 7

2.1 Uitgangspunten gemeente Delft 7

2.2 Uitgangspunten Wmo. 7

2.3 Doelstellingen Wmo: waar willen we naar toe?. 8

2.4 Dwarsverbanden met andere beleidsterreinen. 10

3. Financieel kader, beleids- en subsidiecyclus. 11

3.1 Inleiding. 11

3.2 Budgetflexibiliteit 11

3.3 Financieel kader Wmo. 11

3.4 Ruimte nieuw beleid. 16

3.5 Samenvattend: 16

3.6 Afstemmen beleidscyclus en subsidiecyclus. 16

3.7 Besluitpunten. 17

4. Burger en cliëntenparticipatie. 18

4.1 Inleiding. 18

4.3 Voorstel formele participatiestructuur 19

4.4         Besluitpunten. 20

5. Cluster Samenwerken in de Wijken. 21

5.1 Inleiding. 21

5.2 Uitgangspunten prestatieveld. 21

5.3 Beleidsvoorstellen. 21

5.4 Besluitpunten. 22

6. Cluster Jeugd. 24

6.1 Inleiding. 24

6.2 Uitgangspunten. 24

6.3 Bevindingen en ontwikkelingen. 24

6.4. Voorstellen. 25

6.5 Besluitpunten. 26

7. Cluster WZW.. 28

7.1 Inleiding. 28

7.2 Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning. 29

7.2.1 Uitgangspunten. 29

7.2.2 Bevindingen en ontwikkelingen. 29

7.2.3 Voorstel 29

7.2.3 Besluitpunten. 30

7.3 Prestatieveld 4: Mantelzorg en vrijwilligerswerk. 31

7.3.1. Inleiding. 31

7.3.2 Vrijwilligerswerk. 31

7.3.3 Bevindingen en ontwikkelingen. 31

7.4 Mantelzorg. 32

7.4.1 Uitgangspunten. 32

7.4.2 Bevindingen en ontwikkelingen. 33

7.4.3 Voorstellen. 34

7.4.4 Besluitpunten. 35

7.4 Prestatieveld 5:  Bevorderen van participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking  35

7.4.1 Uitgangspunten. 35

7.4.2 Bevindingen en ontwikkelingen. 35

7.4.4. Voorstellen. 36

7.4.5 Besluitpunten: 37

7.5 Prestatieveld 6: Voorzieningen met mensen met een beperking. 37

7.5.1. Uitgangspunten. 37

7.5.2 Bevindingen en ontwikkelingen. 37

7.5.3 Voorstel 38

7.5.4 Besluitpunten. 38

8 Cluster OGGZ. 39

8.1 Inleiding. 39

8.2 Doelstellingen. 39

8.3 Prestatieveld 7: Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. 39

8.3.1 Ontwikkelingen Maatschappelijke opvang. 39

8.3.2 Doelstellingen maatschappelijke opvang. 39

8.3.3 Ontwikkelingen en doelstellingen Vrouwenopvang en huiselijk geweld. 40

8.3.4 Besluitpunten. 40

8.4 Prestatieveld 8: Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) 41

8.4.1 Ontwikkelingen OGGZ. 41

8.4.2 Uitgangspunten. 41

8.4.3 Besluitpunten: 42

8.5 Prestatieveld 9:  Het bevorderen van verslavingsbeleid. 42

8.5.1 Ontwikkelingen Verslavingsbeleid. 42

8.5.2 Uitgangspunten. 42

8.4.3 Besluitpunten. 43

9. Samenvatting inzet budget per prestatieveld. 44

9.1 Inleiding. 44

9.2 Incidentele subsidies. 44

9.3 Structurele uitgaven. 44

9.4 Uitvoering projecten. 44

10. Benchmark, klanttevredenheid en monitoren. 45

10.1 Inleiding. 45

10.2 WMOnitor en klanttevredenheidsonderzoek. 45

10.3 Benchmark. 45

10.4 Besluitpunten. 45

 


1. Inleiding

1.1 De wet in het kort

'Meedoen' is het doel van de Wmo. Het samenhangende beleid dat hiervoor nodig is, kan het best dicht bij de burger worden uitgevoerd. De Wmo stimuleert actieve participatie van alle burgers in de samenleving, jong en oud, mensen met en mensen zonder beperking. Door de bundeling van wetten en regelingen worden schotten geslecht die in het verleden een gezamenlijke inzet van middelen en een gezamenlijke bediening van cliënten belemmerden. Dat geldt voor de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg),  delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en een aantal subsidieregelingen. Ook een klein deel van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, dat nu onder de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid valt, is onder de Wmo gebracht (denk aan het thema ‘huiselijk geweld’). Voor meer informatie over de Wmo verwijzen we naar de startnotitie ‘Van discussie, naar visie, naar Wmo-beleid’ d.d. januari 2007.

 

1.2 Delftse Wmo-geschiedenis

Het jaar 2007 was voor Delft een overgangsjaar vanuit de opzet van een twee sporen traject (Plan van Aanpak Wmo, 2005). Spoor 1 was de beleidsarme overgang naar de Wmo. Een zorgvuldige en overwogen invoering van de nieuwe taken in samenhang met de reeds bestaande zorgtaken.

In de beleidsontwikkeling voor 2008 is ingezet op de volle breedte van de Wmo en de volledige samenhang tussen voorzieningen. Dit is het spoor 2, dat resulteert in het meerjaren beleidsplan Wmo 2008-2011. Het meerjaren beleidsplan kan gezien worden als de paraplu waaronder het Wmo-beleid verder vorm krijgt.

Met de startnotitie “Van beleid, naar visie, naar Wmo-beleid”  is spoor 2 gestart. Een brede maatschappelijke beleidsdiscussie was een belangrijke eerste stap, die van maart tot begin juni heeft plaatsgevonden. Vanuit de Wmo-startdag d.d. 10 maart zijn Wmo-werkteams, bestaande uit burgers en vertegenwoordigers van instellingen, aan de slag gegaan met het voorbereiden van (innovatieve) voorstellen voor nieuw beleid en het formuleren van beleidsadviezen. Op de Wmo-slotdag d.d. 9 juni zijn deze voorstellen gepresenteerd. Deze zijn betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling in de vorm van de Wmo-discussienotitite. 4 september is de Wmo-discussienotitie in de raadscommissie WIJZO besproken (Wmo-discussienotitie 09-08-2007). De notitie was weer een vervolg op de startnotitie en had als doel de C-discussie in de Commissie WIJZO over het meerjaren beleidsplan te ondersteunen. De discussienotitie had een brede opzet zodat de commissie een goed beeld kreeg van de beleidsuitgangspunten en ambities voor het  meerjaren beleidsplan Wmo 2008-2011. De commissie kon –conform afspraak - op basis van deze discussienotitie richting geven t.b.v. het meerjaren beleidsplan Wmo, de WZW-nota en de MO-verordening. Op basis van de C-discussie is de discussienotitie Wmo omgevormd tot dit concept meerjaren beleidsplan Wmo 2008-2011.

 

1.3 Samenhang Wmo-nota en deelnota’s 

Voor het realiseren van samenhang van beleid is de Wmo-nota geen alleenstaande beleidsnota. De Wmo biedt kaders voor vier deelnota’s die gebaseerd zijn op de clusterindeling van de prestatievelden (zie startnotitie, jan 2007).

 

Cluster

Prestatieveld

Samenwerken in de  Wijken

1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten;

Wonen, Zorg en Welzijn

3. het geven van informatie en advies;

4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;

5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem;

6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer;

Jeugd

2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden;

OGGZ

7. het bieden van maatschappelijke (vrouwen) opvang en tegengaan huiselijk geweld

8. OGGZ, Openbare Geestelijke Gezondheidszorg

9.het voeren van verslavingsbeleid .

 

Deze clustering is voorgesteld omdat er in de Wmo toch sprake is van een kunstmatige ordening in de negen prestatievelden. Men kan spreken van negen communicerende vaten, want de prestatievelden (en dus beleid en activiteiten) lopen in elkaar over en beïnvloeden elkaar. Daarnaast herkennen burgers en partnerorganisaties zich niet in deze ordening.  De Wmo-nota wordt op basis van vier clusters op hoofdlijnen opgesteld.

 

De uitwerking vindt plaats in de volgende vier deelnota’s.

1.       Samenwerken in de  Wijken

2.       Wonen, Zorg en Welzijn

3.       Jeugd

4.       Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) en Lokaal Gezondheidsbeleid

 

De nota’s 1-4 zijn – deels - uitwerkingsnota’s van het  Wmo-beleidsplan. Belangrijk voordeel van een meerjaren beleidsplan Wmo is dat op deze wijze overzicht en samenhang gegeven wordt, over de planning en uitvoering van het Wmo-beleid in de gemeente Delft. 

 

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 beschreef kort de Wmo, de Delftse Wmo-geschiedenis en de afbakening met aanverwante beleidsterreinen.

De gemeentelijke uitgangspunten en ambities voor het Wmo-beleid staan in hoofdstuk 2.  In hoofdstuk 3 is het budget voor de Wmo voor u inzichtelijk gemaakt. De samenhang van de Wmo-nota met de vier andere nota’s (OGGZ/Volksgezondheidbeleid, WZW, Jeugd en Samenwerken in de Wijken) wordt hier ook beschreven. Tot slot bevat het hoofdstuk een voorstel voor de subsidiecyclus voor Wmo-prestatiesubsidies. Hoofdstuk 4 gaat in op burger- en cliëntenparticipatie. Hoofdstuk 5 tot en met 8 behandelen de negen prestatievelden van de Wmo. Hoofdstuk 9 bevat een financieel overzicht van alle (project)voorstellen. Tot slot, hoofdstuk 10 gaat in op benchmarken, klanttevredenheidsonderzoek en monitoring. Bijlage 1 bevat een uitleg van de gebruikte afkortingen.

 

De project- en beleidsvoorstellen van de Wmo-werkteams kunt u bekijken op: www.gemeentedelft.info/Wmo . Uiteraard kunt u hier ook alle andere relevante stukken bekijken.

 

 

 

 

 


2. Gemeentebeleid en de Wmo

 

2.1 Uitgangspunten gemeente Delft

Onze gemeenschappelijke uitdaging is de vraag: hoe zetten wij de sociale kwaliteit van de stad in beweging? Hierbij gebruikmakend van optimale samenwerkingsverbanden tussen gemeente, burgers en partners.

 

Samen werken aan samen leven  was in de vorige raadsperiode onze slogan, afgeleid van de missie van de gemeente Delft anno 2000. Met nieuwe begrippen in het landelijk beleid als modern burgerschap willen wij ook onze slogan herijken.

 

Wij zijn ondersteunend aan de burger, we zorgen dat deze volwaardig kan deelnemen aan de samenleving en we hebben er plezier in dat te doen in zo’n mooie stad als Delft. De ambitie van de stad naar haar burgers is stevig neergezet in de kadernota 2008. Deze nota geeft de basis aan de programmabegroting 2008-2010. De leidraad voor deze raadsperiode is samenwerken aan het samenleven in Delft. We willen een betrokken samenleving, waarbij alle inwoners de kans krijgen om mee te doen. Burgers moeten de regie over hun eigen leven kunnen houden. Kwetsbare groepen krijgen daarbij een steuntje in de rug. Met verschillende beleidsnota’s wordt hier de komende tijd invulling aan gegeven. Het is belangrijk om daarbij het gemeenschappelijk kader scherp te hebben; de gezamenlijke visie die ons inspireert om het samen nog beter te doen: Delft voor elkaar

 

Delft voor elkaar”, betekent:

·         Dat de gemeente Delft zich realiseert dat bij alles wat wij bedenken en willen, wij samen optrekken met de burgers van deze stad. Delftenaren die samen de stad maken.  Delft slaat een nieuwe weg in, burgers krijgen meer de ruimte en het vertouwen om samen te beslissen wat ze zelf willen regelen en wat de overheid voor ze regelt. De gemeente Delft zal een aantal ruime kaders stellen, waarbinnen deze nieuwe weg vorm kan krijgen.

·         Dat de gemeente Delft verwacht dat burgers eigen verantwoordelijkheid dragen. Burgers hebben ruimte en keuzevrijheid, die zij ook inzetten ten behoeve van de stad en stadsgenoten.

 

De gemeente Delft beschouwt het als een van haar kernopdrachten om in de stad (sociale) verbindingen tot stand te brengen.  Verbinden is het verkleinen van de sociale afstand tussen de Delftenaren. Vrijwillige inzet kan bijdragen aan vermindering van de sociale afstanden. Een belangrijke opgave daarbinnen is het verkleinen van verschillen langs etnische lijnen.

 

De volgende herkenningswoorden zijn van toepassing:

Wet Maatschappelijke Ondersteuning            =    Meedoen

Wonen Zorg Welzijn                                     =    Zorgzaam

Jeugd                                                          =    (Op)groeien

Integratie                                                     =    Meetellen

Veiligheid                                                    =    Betrokken

Samen werken in de wijken                           =    Samen

 

2.2 Uitgangspunten Wmo

Meedoen is het herkenningswoord voor de Wmo-nota. De Wmo-nota heeft naast ‘Meedoen’ nog vier andere uitgangspunten[1]:

1.       preventie

2.       samenwerken in de wijken

3.       participatie,

4.       vraaggericht werken

Deze vijf uitgangspunten zijn uitgewerkt in de startnotitie d.d. januari 2007.

 

De RMO heeft  het advies  ‘Inhoud stuurt de beweging, drie scenario’s voor het lokale debat over de Wmo’ uitgebracht. Dit advies kan gemeenten helpen bij de lokale invulling van de Wmo. Onderstaande tabel vat de drie scenario’s  die hiervoor zijn ontwikkeld kort samen.

 

Scenario

Uitleg

A

De gemeente aan het roer

De samenleving heeft vooral baat bij een krachtige gemeente. Zo'n gemeente investeert in het zelfredzaam maken van mensen die anders afhankelijk zullen blijven of zich als zodanig zullen blijven opstellen. De nadruk ligt op ondersteuning van (zeer) kwetsbare burgers.

B

Stuurman van je eigen leven

Niet de gemeente maar het individu het uitgangspunt. De gemeente tracht met  'includerend beleid' de nodige voorwaarden te scheppen om dit scenario te realiseren. Vervolgens zijn individuen zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de WMO

C

De burger en zijn verbanden

De burger en het particulier initiatief staan centraal. Burgers maken deel uit van verschillende verbanden, zoals de familie, sportvereniging, kerk of belangenorganisatie. Het scenario toont aan hoe dergelijke verbanden, meer dan nu het geval is, kunnen worden benut bij de vormgeving van de nieuwe wet. Met dit advies wil de RMO gemeenten helpen bij het formuleren van hun beleid voor de komende jaren.

 

De verschillende scenario’s sluiten goed aan bij de diverse doelgroepen van de Wmo:

·         Scenario A zou vooral moeten voorzien in een spreekbuis en verdere voorzieningen voor de minder mondige burger.

·         Scenario B richt zich op de mondige burger, die mogelijk weliswaar hulpbehoevend is, maar zeer goed de eigen zorgvraag kan formuleren en zich redt in de samenleving.

·         Scenario C richt zich vooral op georganiseerde burgers, waaronder waarschijnlijk ook veel mondige burgers. Dat laatste betekent dat ook hier weer de scenario’s B en C worden gezien als sterk aan elkaar verbonden.

Een samenspel tussen de drie scenario’s  geeft een mooie bespiegeling op hoe de Wmo in Delft ingericht zou kunnen worden. Dit is dan ook de lijn die Delft verder zal volgen en uitbouwen.

Het hanteren van één scenario zou geen recht doen aan de identiteit en behoeften van de verschillende doelgroepen van de Wmo. We willen dat Delftenaren op een bij hen  passende manier ondersteund worden.  Afhankelijk van deze ondersteuningsbehoefte speelt de gemeente een meer passieve of actieve rol. Hoe Delft dit wil gaan doen is te lezen in de uitgangspunten en doelstellingen van de verschillende clusters en prestatievelden. Bijvoorbeeld: in het cluster WZW tracht de gemeente enerzijds met  'includerend beleid' de nodige voorwaarden te scheppen om dit scenario te realiseren. Anderzijds is de gemeente aan het roer. Het scenario 'De burger en zijn verbanden' stelt de burger en het particulier initiatief centraal. Dit komt tot onder meer tot uitdrukking in de wijkgerichte aanpak en de speerpunten van leefbaarheid (Prestatieveld 1).

 

2.3 Doelstellingen Wmo: waar willen we naar toe?

In het bouwen aan de actieve samenleving (modern burgerschap in Delft), richten we onze ambities op het bereiken van 7 doelstellingen:

1.       Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag.

2.       Kwetsbare groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk  en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

3.       Voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement.

4.       Het vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen.

5.       Het bieden van kansen voor allochtone doelgroepen en het stimuleren van contacten tussen verschillende allochtone en autochtone doelgroepen.

6.       Delftenaren zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

7.       Inwoners van Delft wonen prettig samen en zij zijn tevreden over hun contacten met andere bewoners. Ze helpen naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in hun wijk/buurt te bevorderen.

 

De 7 doelstellingen worden verder uitgewerkt in vier deelnota’s (Samenwerken in de Wijken, WZW, Jeugd en OGGZ/Gezondheidsbeleid. Zie hiervoor paragraaf 1.3 en 3.6. In 2008 vindt er een nulmeting plaats voor de 7 doelstellingen. Deze nulmeting is een combinatie van een belevingsonderzoek en ‘harde’ meetgegevens. 

 

Doelstelling 1-7 worden hieronder toegelicht:

 

Ad 1) Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag.

Iedere wijk in Delft moet ruimte en diversiteit gaan bieden aan mensen met een (tijdelijke) zorg- of ondersteuningsvraag. Zelfstandig wonen in gedifferentieerde wijken met oog voor de kwaliteit en het beheer van de woonleefomgeving. Een sociaal (kind( vriendelijke omgeving met ruimte voor (spontane) ontmoetingen. Hierbij sluiten we aan op de wensen en behoeften van de Delftenaren. We willen dat de mensen die tot deze doelgroepen behoren ook zoveel mogelijk in normale wijken kunnen (blijven) wonen met ondersteuning op maat in de wijk. Het gaat om groepen als mensen met lichamelijke beperkingen en mensen met psychische problemen en/of verstandelijke beperkingen. Daarnaast zetten we in op het creëren van randvoorwaarden die sociale stijging mogelijk maken.

 

Subdoelen:

·         De woningvoorraad is passend bij de ontwikkeling van de Delftse bevolking in 2015 en groeit mee met de behoeften van de Delftenaren in 2020.

·         In 2011 zijn er voor mensen met een (tijdelijke) zorg- of ondersteuningsvraag meer keuzemogelijkheden in woonvormen.

·         In 2011 hebben zelfstandig wonende Delftenaren met een beperking minder last van obstakels in de straat of de buurt, die hen belemmeren activiteiten buitenshuis te kunnen ondernemen.

·         In 2011 is in 6 van de wijken gestart met het realiseren van woonservicezones.

 

 

Ad 2 Kwetsbare groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk  en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

Delft gaat uit van een inclusieve samenleving: niemand wordt uitgesloten, juist de kwaliteiten en krachten van mensen vormen het uitgangspunt. Iedereen kan naar eigen zin en kunnen bijdragen en zijn verantwoordelijkheid nemen, ook al heeft zij of hij behoefte aan een steuntje in de rug of zorg. Juist de extramuraliseringstendens en het willen werken aan een inclusieve samenleving biedt aan deze mensen perspectief. Een inclusieve samenleving is een gevarieerde samenleving en biedt mogelijkheden aan en betrokkenheid bij de eigen omgeving. Vrije tijd, wonen, sport , werk en school bieden  kwetsbare groepen mogelijkheden om het normale leven deel te nemen. We willen dat mensen met een beperking in kleinschalige voorzieningen in de wijken wonen en dat er bijvoorbeeld ook voor hen mogelijkheden zijn om in de wijk te werken.  Er zijn tal van werkzaamheden in de wijken en directe woonomgeving te doen die juist door hen kunnen worden gedaan. De verwachting is dan ook een groter acceptatie door en zelfs verbinding met andere buurtgenoten.

Subdoelen:

·         In 2011 kunnen kwetsbare groepen gemakkelijker meedoen aan activiteiten en voelen zij  zich hier ook welkom.

·         In 2011 zijn meer Delftenaren actief in de ondersteuning van kwetsbare groepen

·         In 2011 is meer dan een kwart van de voorzieningen in Delft voor  welzijn, vrije tijd,  sport en de brede school ingericht op deelname van kwetsbare groepen.

·         In 2011 werkt een deel van de mensen met een beperking/kwetsbare groepen in  het wijkbeheer of in voorzieningen in de wijk.

 

Ad 3 Voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement.

Van sociaal isolement is sprake wanneer iemand zich eenzaam voelt en geen of nauwelijks sociale contacten heeft. Bij sociaal isolement gaat het dus om een combinatie van de subjectieve beleving van de betrokkene in combinatie met een (objectief) te klein netwerk.

 

Delft wil voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement of eenvoudiger gezegd: eenzaamheid. Vrijwillige inzet is bij het verminderen/ voorkomen van sociaal isolement essentieel.

Net als het creëren van gelegenheden om contacten op te doen (toevallige ontmoetingsplekken). Ook het signaleren van mogelijk sociaal isolement en het toeleiden naar activiteiten is van belang. Daarnaast moeten mensen die eenzaam zijn weten waar ze met hun probleem kunnen aankloppen.

 

Subdoelen:

·         In 2011 geven minder mensen aan dat ze sociaal geïsoleerd zijn.

·         Professionals op vindplaatsen en hulpverleners zijn getraind om sociaal isolement te herkennen en deze mensen te begeleiden naar activiteiten, dagbesteding of aan te zetten tot nieuwe contacten. 

·         De contacten in de wijk zijn vermeerderd voor geïsoleerde mensen

 

 

Ad 4  Het vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen.

In praktijk blijkt dat niet zozeer meer blauw op straat, maar vooral meer communicatie en samenwerking tussen burgers de basis vormen voor een veilige en leefbare woonomgeving. Juist kinderen, jongeren en ouderen zijn vaak sterk aangewezen op voorzieningen in hun buurt. Maar soms staan zij lijnrecht tegenover elkaar. Deels wordt dit veroorzaakt door negatieve beeldvorming. Sommige ouderen voelen zich bijvoorbeeld geïntimideerd door jongeren. Beeldvorming kan positief beïnvloed worden als generaties met elkaar in contact te komen. Het verminderen van conflicten tussen jong en oud en het leefbaarder maken van de buurt zijn  de belangrijkste aanleidingen om met deze doelstelling aan de slag te gaan.  Jong en oud met elkaar in contact brengen  past goed in een wijkgerichte benadering van sociale samenhang en ondersteuning van kwetsbare bewoners.

 

Subdoelen:

·         De contacten tussen jong en oud zijn toegenomen

·         In 2011 zijn de onveiligheidsgevoelens door rondhangende jongeren gedaald (2006 , 21,4% )

·         In 2009 is er in iedere wijk een netwerk van ouderen, scholen en jongeren van waaruit jongeren maatschappelijke stages kunnen lopen in hun wijk.

 

Ad 5  Het bieden van kansen voor allochtone doelgroepen en het stimuleren van contacten tussen verschillende allochtone en autochtone doelgroepen.

We willen allochtone groepen kansen bieden om in lijn van de Wmo ‘mee te doen’. Dit betekent dat zij zorg- en welzijnsvoorzieningen moeten kunnen vinden en deze als toegankelijk ervaren. Daarnaast is het hebben van contacten met allochtone én autochtone Delftenaren van belang voor ‘het mee doen’.

 

Subdoelen:

·         Allochtone groepen waarderen de toegang tot zorg- en welzijnsvoorzieningen in 2011 hoger dan in 2008.

·         De programmering op wijkniveau van het sociaal cultureel werk bevordert de deelname van allochtone doelgroepen aan de activiteiten.

 

Ad 6 Delftenaren zetten zich vrijwillig in voor de stad, voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

Met modern burgerschap richten we onze ambities scherp op het stimuleren van allerlei vormen van vrijwilliger inzet. We beginnen natuurlijk niet vanuit het niets. Delftenaren zetten zich al voor vele activiteiten vrijwillig in. Dit gebeurt op veel verschillende manieren, bijvoorbeeld voor een sportvereniging, voor de wijk en/of voor de buren. We koesteren dit ‘sociale kapitaal’ en investeren hierin. Hoe meer Delftenaren bereid zijn zich in te zetten voor elkaar en voor de samenleving, des te meer kunnen we bereiken. Door zich vrijwillig in te zetten veranderen burgers immers van consumenten in proactieve partners die niet alleen het eigen ‘meedoen’ vormgeven, maar ook bijdragen aan het ‘meedoen’ van anderen. 

 

Subdoelen:

·         In 2010 zijn er meer Delftenaren die zich vrijwillig inzetten. In 2002 was dit  47% en in 2006 50%. Voorstel: in 2010 op dezelfde manier meten.

·         Het aantal inwoners dat in 2011 actief is in de buurt is gegroeid t.o.v. 2006 (40%)

·         In 2011 zijn  Delftenaren die zich vrijwillig inzetten tevredener over de geboden ondersteuning dan in 2008. Dit geldt voor zowel de organisatie waar ze actief zijn als voor de algemene  vrijwilligersvoorzieningen in Delft.

 

 

Ad 7 Inwoners van Delft wonen prettig samen en zij zijn tevreden over hun contacten met andere bewoners. Ze helpen naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in hun wijk/buurt te bevorderen.

In het kader van het Samenwerken in de Wijken werken we al lange tijd aan het verbeteren en het op orde houden van de leefbaarheid en de samenhang. Voor de leefbaarheid en het prettig samenleven met elkaar is voor veel mensen contact hebben met elkaar in de eigen woonomgeving belangrijk. Contact met elkaar kan leiden tot betrokkenheid en zorg voor elkaar. Wij zetten dan ook in op het stimuleren van bewoners tot het nemen van initiatieven die hieraan bijdragen.  In de wijkaanpak wordt ingezet op initiatieven die dat bevorderen.

 

Subdoelen:

·         Bewoners hebben in 2011 meer  sociale contacten in de wijk/buurt dan in 2008.

·         Het aantal buurtbewoners dat zich in 2011 medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de buurt ligt op minimaal hetzelfde niveau als in 2006 (90%)

·         De Delftenaren vinden in 2011 hun buurt waar ze wonen zeer prettig of net zo prettig als in 2006 (91%).

·         Het aantal inwoners dat in 2011 actief in de buurt is in 2011 gegroeid t.ov. 2006 (40%)

 

 

2.4 Dwarsverbanden met andere beleidsterreinen

De Wmo moet afgebakend worden. Er zijn echter beleidsterreinen die in deze notitie worden genoemd, maar de grenzen van de Wmo overschrijden. Dit zijn de volgende beleidsterreinen:

·                     Werk en inkomen (Wet werk en bijstand)

·                     Sport

·                     Schuldhulpverlening

·                     Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening

·                     Veiligheid

·                     Onderwijsbeleid

·                     Gezondheidsbeleid

·                     Integratiebeleid

Zoals gezegd overschrijden deze beleidsterreinen de grenzen van de Wmo. Hiervoor worden dan ook geen beleidsuitgangspunten geformuleerd. De integrale benadering moet de komende jaren verder gestalte krijgen; niet alleen in overleg met burgers en instellingen, maar ook binnen de gemeente zelf. Dit pleit voor versterking van programmatisch werken binnen de gemeente en een externe oriëntatie van de gemeente.

 


3. Financieel kader, beleids- en subsidiecyclus

 

3.1 Inleiding

Het bieden van de maatschappelijke ondersteuning in Delft is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, organisaties en Delftenaren. Voor financiële (on)mogelijkheden om deze ondersteuning te realiseren moet dan ook niet alleen worden gekeken naar het gemeentelijke budget, maar ook naar het 'maatschappelijke kapitaal' in onze stad als geheel. Immers, ook bijvoorbeeld woningcorporaties en andere (maatschappelijke) organisaties zetten eigen middelen in die ten goede komen aan de doelen van de Wmo. Toch is het belangrijk dat de gemeente in het meerjaren beleidsplan in ieder geval zichtbaar maakt welke middelen zijzelf aan de Wmo besteedt en welke ruimte er is voor nieuwe initiatieven. Dit hoofdstuk schetst het financiële kader voor de hele Wmo. Hierbij wordt de systematiek van budgetflexibiliteit gebruikt.

 

3.2 Budgetflexibiliteit

Het college is opgedragen: bij de programmabegroting 2008-2011 de verschillende programma’s en deelprogramma’s zo in te richten, dat daarin de mate van budgetflexibiliteit tot uitdrukking wordt gebracht. Daarbij wordt – vergelijkbaar met de Rijksbegroting – tot uitdrukking gebracht in bijvoorbeeld percentages in hoeverre budgetten echt gebonden zijn.

Naar analogie met de Rijksbegroting kan allereerst een onderscheid worden gemaakt tussen apparaatskosten en programmakosten. De apparaatskosten worden afgeleid van de vastgestelde taken en de effectiviteit van de capaciteitsinzet. Dit onderscheid kan op het totaal van de gemeentelijke begroting worden gegeven en ook per programma. Binnen de programmakosten zijn de volgende categorieën in principe niet door de raad te beïnvloeden:

1.       Geoormerkte uitkeringen en subsidies die Delft van derden heeft ontvangen. Meestal zal het daarbij gaan om gelden van hogere overheden;

2.       Uitgaven waartoe de gemeente Delft zich juridisch heeft verplicht, bijvoorbeeld omdat er sprake is van contractuele verplichtingen.

3.       Kapitaallasten. Afschrijvingen en rentekosten van investeringen die in het verleden zijn gepleegd;

 

De overige programmakosten zijn wel (in zekere mate!) op termijn door de raad te beïnvloeden, zij het dat daarin het onderscheid te maken valt tussen:  

4.       Gemeentelijke middelen die volgens eerdere besluitvorming door de raad zijn toegewezen aan bestaande begrotingsposten. Dit zijn voor een deel wettelijke taken;

5.       Beleidsmatig gereserveerde uitgaven die nog niet specifiek zijn bestemd. Middelen die gemeente beschikbaar heeft voor o.a. subsidie danwel andere initiatieven maar waar nog geen ontvanger voor is aangewezen, kunnen hiertoe worden gerekend;

6.       Middelen die beschikbaar zijn voor nieuw beleid.

 

3.3 Financieel kader Wmo

Bij Raadsbesluit van juni 2007 zijn voor de  individuele verstrekkingen de financiële kaders vastgesteld. Reeds in deze nota is aangegeven dat de invoering van de Wmo een dynamisch proces is met veel financiële onzekerheden. In deze nota wordt  het budget van de hele Wmo inzichtelijk gemaakt. Voor een belangrijk deel gaat het hier om regulier beleid dat voorheen viel onder de Welzijnswet, Wet voorzieningen gehandicapten. Dit zijn middelen voor de programmabegroting WZW, Wijkzaken en Jeugd. Echter, niet alle middelen van de programma’s vallen binnen de Wmo. Per cluster wordt een voorstel gedaan t.a.v. de middelen die aan de  Wmo worden toegerekend.

 

Daarnaast zijn er een aantal subsidies overgekomen vanuit de Awbz. In 2007 zijn deze in regionaal verband beleidsarm voortgezet.  Voornemen is om vanaf 2008 de overgekomen subsidies beleidsrijk, binnen de (beperkte) financiële kaders in te zetten. 

In 2008 wordt als gevolg van het nieuwe verdeelmodel WMO binnen het gemeentefonds een verlaging van  ca. € 2 ton toegepast op het overgekomen subsidiebudget. Deze korting kunnen we voor 2008 nog opvangen omdat we in 2007 niet alles hebben uitgegeven. Financieel uitgangspunt kan zijn dat het toegekende bedrag voor 2007 (ca. € 6 ton) ook in 2008 beschikbaar is. De betreffende subsidies zijn onderdeel van de clusters WZW en OGGZ. We besteden bij deze subsidies expliciet aandacht aan de regionale functies. Zoveel mogelijk moet voorkomen worden dat bestaande goed functionerende regionale ondersteuningsstructuren verdwijnen.

 

Het financiële kader is gebaseerd op een clusterindeling (Samenwerken in de Wijken, WZW, Jeugd en OGGZ). Dit betekent dat het totaal van het Wmo-budget uitgaat van de beschikbare budgetten voor de Wmo per cluster. In onderstaande tabel treft u het totaalbudget voor de Wmo.


 


Hieronder wordt per cluster ingegaan op de algemene doelstelling, het beleidskader (Programmabegroting 2007-2010) en het financiële kader.

 

3.3.1 Financieel kader Samenwerken in de Wijken

Algemene doelstelling Samenwerken in de Wijken

In dit cluster wordt gewerkt aan het versterken van de samenwerking in de wijken tussen de gemeente, bewoners, bedrijven en partnerorganisaties. Hierbij zien we bewoners als partners en vormen hun wensen, behoeften en eigen initiatieven een belangrijk uitgangspunt. Deze samenwerking heeft in het kader van de Delftse wijkaanpak sinds 1998 vorm gekregen. Er zijn goede kansen om de opbrengst van de samenwerking te vergroten. Nieuwe ontwikkelingen, zoals op het terrein van wonen, zorg en welzijn, vragen ook een andere inzet en inspanningen van bewoners, bedrijven, gemeente en partnerorganisaties en dus andere samenwerkingsverbanden.

 

Beleidskaders

Nota

Onderwerp

Vastgesteld

·         Nota doorontwikkeling wijkaanpak

·         Protocol wijkaanpak

·         Evaluatie werking wijkbudgetten

·         Evaluatie van de wijkaanpak

·         Handleiding wijkaanpakl

·         Evaluatie budgetten

·         2002

·         2003

·         2005

 

Financieel kader

Het financieel kader geeft een overzicht van de middelen die beschikbaar zijn voor dit cluster.

 


Onder post 4 Gemeentelijke middelen bestaand beleid zitten met name de verschillende wijkbudgetten.


3.3.2 Financieel kader WZW

Algemene doelstelling WZW

Iedereen in Delft moet mee kunnen doen aan de samenleving. Dat betekent dat er extra aandacht komt voor mensen die zonder hulp van de gemeente en instellingen binnen Delft, onvoldoende aan de samenleving kunnen deelnemen. Dat geldt dan met name voor doelgroepen zoals ouderen en mensen met een functiebeperking.

Beleidskaders

Nota

Onderwerp

Vastgesteld

·         Nota Knopen in de wijken

·         Meerjarennota integraal gehandicaptenbeleid

·         Visie Wonen, zorg en welzijn

·         Prestatieafspraken Wonen, zorg, welzijn

·         Welzijn

·         Wonen, zorg, welzijn

·         Wonen, zorg, welzijn

·         Wonen, zorg, welzijn

·         2000

·         2003

·         2004

·         2005

 

Financieel kader

Het financieel kader geeft een overzicht van de middelen die beschikbaar zijn voor dit cluster.


 


Onder post 4 Gemeentelijke middelen bestaand beleid vallen o.a. de budgetten voor Ouderenwerk, ondersteuning Welzijnswerk,  de verstrekking van voormalig Wvgvoorzieningen en de hulp bij het huishouden. Onder post 6 Gemeentelijke middelen nieuw beleid valt o.a. de €100.000 t.b.v Mantelzorgers en Vrijwilligers.

Er zijn drie subsidies in relatie tot het cluster WZW met de invoering van de Wmo overgeheveld vanuit de Awbz naar de gemeente.[2] 

 

3.3.3 Financieel kader Jeugd

Algemene doelstelling Jeugdbeleid

In de gemeente Delft kunnen alle kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar zich maximaal ontwikkelen en ontplooien. Daardoor kunnen zij op het voor hen optimale niveau volwaardig deelnemen aan de maatschappij. Kinderen en  jongeren met (dreigende) achterstanden krijgen extra aandacht binnen een zoveel mogelijk sluitende aanpak.

Beleidskaders

Nota

Onderwerp

Vastgesteld

·         Onderwijsbeleidsplan 2005-2008

·         Brede schoolontwikkeling Delft

 

·         Nota aanval op de uitval

·         Onderwijsachterstandenplan 2007-2009

·         Nota integrale jeugdgezondheidszorg 2007

·         Lokaal onderwijsbeleid primair en voortgezet onderwijs

·         Ontwikkeling en beleidsinzet brede school 2005-2008

·         Beleid terugdringen voortijdig schoolverlaten

·         Beleid en aanpak onderwijsachterstanden

 

·         Beleid en aanpak integrale JGZ

 

2005

 

2005

 

2007

2007

 

 

2007

 

Financieel kader

Het financieel kader geeft een overzicht van de middelen die beschikbaar zijn voor dit cluster


 


De gemeentelijke middelen nieuw beleid (post 6) zijn bestemd voor de uitvoering van de zorgcoördinatie voor het  Centrum voor Jeugd en Gezin. Het bedrag wordt ingezet voor zorgcoördinatie, die vanuit diverse betrokken instanties geboden wordt aan 'multi-problem' gezinnen. De middelen worden via een regeling ingezet bij de hulpverlenende instantie die het meest bij het gezin is betrokken. Die instantie neemt de uitvoering van de zorgcoördinatie op zich. De GGD wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van de overall coördinatie (nieuwe basistaak).

 

3.3.4 Financieel kader OGGZ

Algemene doelstelling OGGZ

Iedereen in Delft moet mee kunnen doen aan de samenleving. Dat betekent dat er extra aandacht komt voor mensen die zonder hulp van de gemeente en instellingen binnen Delft, onvoldoende aan de samenleving kunnen deelnemen.  De gemeente is verantwoordelijk voor de doelgroepen die vanwege hun problematiek extra ondersteuning nodig hebben. Bij OGGZ gaat het onder meer om: mensen met ernstige psychosociale problematiek, daklozen, zorgmijders, mensen met verslavingsproblematiek, slachtoffers van huiselijk geweld, etc.

 

Beleidskaders

Nota

Onderwerp

Vastgesteld

·         Nota verslavingszorg 2003-2007

·         Nota meldpunt vanwege OGGZ, BAW, huiselijk geweld en sociaal isolement

·         Verslavingszorg en preventie

·         OGGZ

·         2003

·         2005

 

Financieel kader

Het financieel kader geeft een overzicht van de middelen die beschikbaar zijn voor dit cluster.

 


 


Er zijn twee subsidies in relatie tot het cluster OGGZ met de invoering van de WMO overgeheveld van de AWBZ naar de gemeente.[3] 

 

3.4 Ruimte nieuw beleid

Los van de flexibiliteit in de bestaande budgetten is  in ieder geval  beschikbaar:

·      2 ton beleidsruimte, zie nota individuele voorzieningen; structureel vanaf 2008 beschikbaar binnen bestaande budgetten.

·      2 ton projectengeld. Dit is conform eerdere besluitvorming incidenteel beschikbaar in 2007. In het definitieve meerjaren beleidsplan Wmo vindt - waar nodig- besluitvorming plaats over de budgetoverheveling naar de juiste jaarschijven.

·      1 ton mantelzorg en vrijwilligers, structureel vanaf 2008.

De  programma begroting 2008-2011 wordt 8 november 2007 door de gemeenteraad vastgesteld en het vierjarig Wmo-beleidsplan 29 november. Het budget voor mantelzorg en vrijwilligers is  onderdeel van de besluitvorming van de begroting op 8 november. 

 

3.5 Samenvattend:

Naast de bij 3.4 benoemde posten nieuw beleid kent ieder cluster een beperkte flexibiliteit in de budgetten. Het is niet opportuun om in de afweging van nieuw beleid al een deel daarvan in te zetten in 2008. Bovendien is de onderverdeling in de diverse categorieën nieuw en onder een hoge tijdsdruk aangewezen.

 

3.6 Afstemmen beleidscyclus en subsidiecyclus

Het werken aan effectief Wmo-beleid is een continue proces. Beleid, doelen en uitvoering worden constant herijkt aan nieuwe inzichten en behoeften. Door ervaringen en de bereikte resultaten terug te koppelen (monitoren), bestaat een dynamische wisselwerking tussen beleid, doelen, planontwikkeling en uitvoering. De Wmo heeft een vierjarige beleidscyclus[4].

 

Voor de sturing van de gemeente op de kwaliteit is een goede afstemming tussen de beleidscyclus en de subsidiecyclus cruciaal. De beleidscyclus behandelt vragen als: wat is het probleem, wat willen we bereiken, wie gaat dat doen en op welke wijze en zijn de ten doel gestelde resultaten behaald? De subsidiecyclus bestaat uit het contracteren van de uitvoerende instelling (prestatieafspraken, bepalen budget, verantwoordingstermijnen), monitoren en het afrekenen met de instelling.

 

In Delft is gekozen voor het onderbrengen van de prestatievelden in vier clusters met als doel de integraliteit van én de samenhang binnen het aanbod inzichtelijker en beter werkbaar te maken. Per cluster wordt een deelnota opgesteld. Het meerjaren beleidsplan wordt per vier jaar vastgesteld en biedt kaders voor de deelnota’s  m.b.t.

1.                  Samenwerken in de Wijken

2.                  Wonen, Zorg en Welzijn

3.                  Jeugd

4.                  Openbare Geestelijke Gezondheidszorg en Lokaal Gezondheidsbeleid

 

De nota’s 1-4 zijn - in elk geval deels - uitwerkingsnota’s van het  Wmo-beleidsplan.

Belangrijk voordeel van een meerjaren beleidsplan Wmo is dat op deze wijze overzicht en samenhang gegeven wordt over de planning en uitvoering van het Wmo-beleid in de gemeente Delft. Het plan legt nadrukkelijk verbindingen tussen de diverse beleidsvelden.

 


Zoals hierboven is beschreven wordt het meerjaren beleidsplan Wmo uitgewerkt in vier deelnota’s. Deze deelnota’s sluiten aan bij de vierjarige beleidscyclus van het Wmo-beleidsplan. Er is naast continuïteit (betrouwbare overheid) ook flexibiliteit nodig om gedurende de vier jaar te kunnen reageren op gesignaleerde trends en een veranderende vraag. Voorgesteld wordt om de deelnota’s tussentijds bij te stellen. Op deze manier is de ruimte voor flexibiliteit en het tijdig bij kunnen sturen automatisch ingebouwd. Zie het schema hieronder.

Bovenstaand schema weergeeft de vierjarige beleidscyclus. Uitgangspunten zijn:

·                     Wmo-beleidsplan geldt voor vier jaar.

·                     De deelnota’s gelden ook voor vier jaar.

·                     De uitwerkingnota’s worden halverwege de looptijd  kort geëvalueerd (nieuwe ontwikkelingen, resultaten in de uitvoering etc.). De evaluaties kunnen aanleiding geven om het beleid tussentijds aan te passen. Dit vindt plaats door een korte notitie.

 

Uitgaande van een beleidscyclus van vier jaar, met tussentijdse bijstelmogelijkheden na twee jaar, is het logisch om de subsidiecyclus aan te laten sluiten bij de beleidscyclus. Zodat de gemeente prestatieafspraken met gesubsidieerde organisaties kan baseren op de vastgestelde beleidsdoelstellingen.

 

De gemeente Delft herijkt de subsidiesystematiek. De  verordening en het beleidskader voor de subsidies is vastgesteld d.d. juni 2007. In beleidsregels (per beleidsterrein) worden regels opgesteld om aan de uitvoering van het (subsidie)beleid vorm en structuur te geven.

Het beleidsterrein waar de Wmo-nota onder valt is Wonen, Zorg en Welzijn. Het ontwikkelen van beleidsregels vindt plaats in het najaar 2007.

Om de subsidiesystematiek aan te laten sluiten bij de beleidscyclus stellen we voor om de subsidiecyclus van de prestatiesubsidies[5] per twee jaar vast te stellen. Voordelen:

·         De prestatieafspraken sluiten aan bij de vastgestelde beleidsdoelstellingen.

·         Op basis van tussentijdse evaluaties van de uitvoering en nieuwe ontwikkelingen worden eens per twee jaar de beleidsdoelstellingen bijgesteld en kunnen de prestatieafspraken hierop aangepast worden.

·         Het werken met een subsidiecyclus van twee jaar biedt instellingen meer ruimte voor lange termijn beleid en ondernemerschap.

·         Het geeft de instellingen en de gemeente een administratieve lastenverlichting.

 

Uiteraard leggen de instellingen wel jaarlijks verantwoording af. In deze verantwoording moet in ieder geval naast de financiële verantwoording ook de inhoudelijke bereikte doelstellingen opgenomen zijn. Om de resultaten van de Wmo goed te kunnen monitoren wordt in overleg met instellingen afgesproken hoe en wat geregistreerd moet worden zodat  de informatie bruikbaar is voor de Wmonitor (zie ook hoofdstuk 9). Het gaat hier over ‘tellen en vertellen’. De instellingen moeten ook meewerken aan themagewijze (klanttevredenheids)onderzoeken van de gemeente of hiertoe zelf initiatieven ontwikkelen. Zie ook hoofdstuk 9.

 

We stellen voor om de afspraken met instellingen prestatiegericht te maken, en op basis van meetbare prestatie-eenheden. Gelijkertijd moeten de subsidieaanvragen (offertes van de instellingen) duidelijk een relatie leggen met de gemeentelijke doelstellingen. Dit in het kader van de beleidsmonitoring onder andere in relatie tot de 7 ambities van de Wmo. Zie hoofdstuk 9.

 

3.7 Besluitpunten

Voorgesteld wordt om positief te besluiten over:

a.       Het financiële kader voor de Wmo.

b.       De subsidiecyclus van twee jaar voor prestatiesubsidies.

c.       De afspraken met instellingen meer prestatiegericht te maken en op basis van meetbare prestatie-eenheden. Gelijkertijd moeten de subsidieaanvragen (offertes van de instellingen) duidelijk een relatie leggen met de gemeentelijke doelstellingen. 

 


4. Burger en cliëntenparticipatie

 

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op burger en cliëntenparticipatie in Delft. In paragraaf 4.2 staat wat onder de Wmo verplicht is. Vervolgens wordt, mede op basis van de adviezen van het Panel Gehandicaptenbeleid, het Wmo-werkteam Meedenken en het Wmo Werkteam Participatie 55+ en de C-discussie in de raadscommissie een voorstel gedaan voor een participatiemodel model t.b.v.  bewoners/belangenorganisaties (paragraaf 4.3). [6]

 

4.2 Wat is verplicht onder de Wmo?

De Wmo verplicht gemeenten om burgers en organisaties te betrekken bij het opstellen en het uitvoeren van beleid en het afleggen van verantwoording aan burgers, instellingen en de gemeenteraad. Bij participatie gaat het niet alleen om belangenbehartiging, maar om betrokkenheid van burgers, belanghebbenden en instellingen bij de uitwerking van een brede visie op maatschappelijke ondersteuning in de gemeente. Participatie gaat verder dan burgers, cliënten en organisaties vragen naar wat ze willen (een vraag of behoeftepeiling). De Wmo maakt onderscheid tussen burger- en cliëntenparticipatie[7].  Participatie is niet nieuw binnen de gemeente Delft. Op verschillende terreinen worden vormen van participatie ingezet.  Dit laat onderstaande matrix zien (Startnotitie Wmo, januari 2007).


Cluster/groep

 

Samenwerken in de Wijken

Wonen, Zorg en welzijn

Jeugd

OGGZ

Cliënten/

gebruikers

Wijkwebs

Panel gehandicaptenbeleid

Stuurgroep WZW

Klanttevredenheidsonderzoek

Jongerenraad of Jeugdparlement[8] projecten:

·         brede school

·         verkeer

·         wensenwijk

Beheerplatform dagopvang

Vrijwilligers/ mantelzorgers

Via intermediaire organisaties (BWD)

Via intermediaire organisaties (BWD, Bureau Informele Zorg, sportraad)

panel gehandicaptenbeleid

Idem (BWD, sportraad, zelforganisaties)

Idem (MOVO)

Burgers

Samenwerken in de wijken

Samenwerken in de wijken

Ouderenproof

Samenwerken in de wijken

Projecten:

·         brede school

·         verkeer

Samenwerking in de wijken

Bij vestiging van voorzieningen

Professionals

Wijkcoördinatieteams

Stuurgroep WZW

Signaleringsoverleg schoolbesturen

Wijkcoördinatieteams

Jeugdgezondheidszorg-teams

Stuurgroep OGGZ

Stuurgroep BAW

 

 

Wat nieuw is in de Wmo, is de in de wet vastgelegde verplichting tot horizontalisering. Dit betekent dat het rijk voorschrijft dat gemeenten in de beleidsvormende fase en in de evaluatiefase van de vierjarig beleidscyclus van de Wmo, burgers actief moet betrekken. Dit door middel van consultatie en het afleggen van verantwoording. Ofwel, de verplichting tot participatie van burgers en verantwoording aan de burgers. Geheel in de geest van de Wmo is de gemeente vrij om deze participatie zelf vorm te geven. Niet hoe de burgers bij beleid worden betrokken, maar dat ze bij beleid worden betrokken is het uitgangspunt. Dit is vastgelegd in Artikel 9, 11 en 12. Artikel 9 heeft betrekking op het jaarlijks verplichte klanttevredenheidsonderzoek, in hoofdstuk 9  wordt hier verder op ingegaan. Artikel 11 en 12 geven aan dat het college van B&W bewoners en vertegenwoordigers van representatieve organisaties op verschillende manieren moeten betrekken.

 

4.3 Voorstel formele participatiestructuur

We sluiten zoveel mogelijk aan bij de huidige adviesstructuur en ontwikkelen deze door. Op basis van de huidige adviesstructuur, de verplichtingen vanuit de Wmo, adviezen van het Panel Gehandicaptenbeleid, het Wmo-werkteam Meedenken, het Wmo Werkteam Participatie 55+ en de C-discussie in de commissie WIJZO stellen we voor om de formele participatie te organiseren via [9]:

 

a)       Een Wmo-raad

b)       Clusteroverleggen

 

Ad a) Wmo-raad

We richten een deskundige Wmo-raad op in 2008. Deze raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college van B&W en de Gemeenteraad. Het is een onafhankelijke raad met  mensen die het brede WMO-veld kunnen overzien, beleidsvoornemens kunnen beoordelen en ontwikkelingen en initiatieven in de samenleving nadrukkelijk kunnen volgen en vertalen in adviezen aan het college en de raad.  Onder 1 en 2 worden de bouwstenen en voorwaarden voor de WMO-raad beschreven.

 

1.       Taken en bevoegdheden Wmo-raad

·         Zoals gezegd geeft de Wmo-raad het college van B&W en de Gemeenteraad gevraagd en ongevraagd advies over de hoofdlijnen van het Wmo-beleid. De Wmo-raad heeft een andere positie dan de drie Clusteroverleggen (zie b).  De opdracht aan de Wmo-raad is tweeledig:

·         De Wmo-raad adviseert over de hoofdlijnen van het te voeren Wmo-beleid  Zij bekijkt het Wmo-beleid in samenhang. De Wmo-raad adviseert in ieder geval over het meerjaren beleidsplan.

·         De Wmo-raad denkt na over en signaleert trends die kunnen bijdragen aan verbetering van de Wmo in de Delft. Zij heeft expliciet aandacht voor vernieuwing van de Wmo in Delft.

·         De Wmo-raad heeft een onafhankelijke positie.

·         De argumenten en de standpunten in die adviezen van de Wmo-raad spelen een rol in het publieke debat over het Wmo-beleid. Het college en de Gemeenteraad zijn niet verplicht de adviezen van de Wmo-raad op te volgen. Zij maken hierin een eigen afweging. Wel is de afspraak dat het college en de Gemeenteraad de Wmo-raad beargumenteerd laten weten of het een advies overneemt of niet. De adviezen van de Wmo-raad zijn openbaar en verschijnen op internet.

·         De Wmo-raad verzamelt op een actieve wijze zoveel mogelijk relevantie informatie omtrent maatschappelijke ondersteuning en de vragers naar maatschappelijke ondersteuning om genoemde adviesfunctie zo goed mogelijk uit te kunnen voeren.

·         De bevoegdheden en status van de Wmo-raad worden vastgelegd in een regeling Wmo-raad. De raad heeft dus een formele positie met faciliteitenregeling.

·         De Wmo-raad voert onafhankelijk onderzoeken uit op het terrein van de Wmo. De raad kiest zelf de te onderzoeken thema’s.

·         Eén maal per jaar wordt door de Wmo-raad een bijeenkomst georganiseerd met alle belangen- en cliëntenorganisaties werkzaam in Delft of voor inwoners van Delft, over actuele, Wmo-relevante thema's

 

2.       Samenstelling en faciliteiten

·         De Wmo-raad bestaat uit maximaal 13 onafhankelijke leden (zonder last en ruggespraak). Zeven leden hebben duidelijke affiniteit met de drie clusters WZW/OGGZ (3), Jeugd  (2)en Wijken (2). Dit is geen één op één belangenvertegenwoordiging.

·         De Wmo-raad heeft een onafhankelijk voorzitter.

·         De leden van de Wmo-raad:

·         Zijn een afspiegeling van de Delftse bevolking, wat betreft leeftijd, sekse en etniciteit.

·         Zijn Delftenaren die het brede WMO-veld kunnen overzien, beleidsvoornemens kunnen beoordelen en ontwikkelingen en initiatieven in de samenleving nadrukkelijk kunnen volgen en vertalen in adviezen aan het college en de raad.

·         De leden kunnen maximaal 2 jaar zitting hebben in de Wmo-raad. De eerste helft heeft een zittingstermijn van drie jaar in verband met een evenwichtig rooster van aantreden en vertrek. De selectieprocedure wordt na overleg met de raadscommissie WIJZO vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

 

Ad b) Clusteroverleg

De huidige adviesstructuur heeft vooral betrekking op de belangen van verschillende doelgroepen op onderdelen van de Wmo. De Wmo-prestatievelden zijn voor formele participatie in te delen in 3 samenhangende clusters:

·         Samenwerken in de Wijken (prestatieveld 1)

·         Jeugd (prestatieveld 2)

·         Wonen, Zorg en Welzijn en OGGZ (prestatieveld 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 )

 

Per cluster wordt  advies gegeven over die prestatievelden die betrekking hebben op dat cluster. De doelgroepen binnen het cluster hebben veel overeenkomsten. Een platform WZW/OGGZ kan bijvoorbeeld adviseren over het cluster Wonen, Zorg en Welzijn en Openbare Geestelijke Gezondheid. In 2006 heeft het Panel gehandicaptenbeleid o.a. als WZW/OGGZ platform gefunctioneerd. Het platform Jeugd gaat over het cluster Jeugd en de wijkaanpak biedt voldoende aanknopingspunten om vorm te geven aan de formele advisering op dat cluster (prestatieveld 1).

 

Bouwstenen en voorwaarden clusterplatforms.

·         Het clusteroverleg heeft een directe, zelfstandige adviesfunctie per cluster van het Wmo-beleid.tot het college van B&W en de Gemeenteraad.

·         Uitgaande van de formele adviesrol van bewoners dan wel belangenbehartigers, is het logisch dat professionele organisaties geen deel uitmaken van het panel. Deze organisaties maken overigens wel deel uit van de stuurgroep WZW/OGGZ

·         In overleg met het clusterplatform WZW/OGGZ wordt een nieuwe naam geïntroduceerd voor dit platform.

·         De opzet van het platform jeugd wordt in de jeugdnota uitgewerkt.

·         De verdieping van de participatie van wijkbewoners wordt nader uitgewerkt in de nota Samenwerken aan Sterke Wijken.

 

Deelname als organisatie aan  het clusterplatform WZW/OGGZ stelt eisen aan de organisatie, te weten:

·         De organisatie is opgezet als een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid naar Nederlands recht. Bij plaatselijke afdelingen van een landelijke organisatie is het criterium “zelfstandige rechtspersoon” van toepassing.

·         In het feitelijk functioneren van de organisatie moet met name de invloed van de achterban op de bestuurssamenstelling, op het activiteitenprogramma en op de toedeling van gelden aan de verschillende activiteiten zijn gewaarborgd.

·         Als bewijs van lidmaatschap en ten behoeve van het functioneren van de organisatie wordt van de leden een contributie gevraagd.

·         Voor erkenning als organisatie is vereist, dat tenminste 50 personen als lid staan ingeschreven.

·         Niet zijnde een professionele organisatie.

·         Waar geen vertegenwoordiging bestaat via belangenorganisaties kunnen leden van cliëntenraden (als bedoeld in de Wet Medezeggenschap Zorginstellingen) deelnemen.

 

4.4   Besluitpunten

Voorgesteld wordt positief te besluiten over de instelling, vormgeving en financiering van:

·          De Wmo-raad

·          Clusteroverleggen.

 

 

 

 


5. Cluster Samenwerken in de Wijken

5.1 Inleiding

In de Delftse wijkaanpak is vanaf het begin samengewerkt aan schone, hele, veilige, sociale, groene en kindvriendelijke wijken. De laatste jaren is er grotere aandacht voor de sociaal economische ontwikkeling van wijken en buurten en meer recent voor het bevorderen van processen van sociale stijging in de wijken, ook vanuit de corporaties. De invoering van de WMO plaatst het samenwerken in de wijken ook voor nieuwe uitdagingen. Van belang is nu ook om meer te werken aan zorgzame wijken.

Diverse Wmo-werkteams hebben in hun project- en beleidsvoorstellen gewezen op de noodzaak van versteviging van wijkverbanden en het belang van een actieve rol voor en bijdrage van bewoners aan een goed woon- en leefklimaat in de wijken. Het Wmo-werkteam Opgroeien doe je niet alleen en werkteam Zorg en Welzijn noemen als één van de doelen het onderling contact tussen jong en oud, een buurtgebonden pedagogische infrastructuur en ruimte voor ontmoeting. Het werkteam Delftse Jutters wil zwerfaval terugdringen en zo samen werk maken van een mooie, leuke en fijne wijk. Het werkteam Mantelzorg en Vrijwilligers wil o.a. de onderlinge zorg in de wijk bevorderen door “tante Kwebbel” en “Present”.

 

5.2 Uitgangspunten prestatieveld

Het gaat in Delft bij prestatieveld 1 (sociale samenhang en leefbaarheid) om het samenwerken aan aantrekkelijke en sterke wijken. Er moet dan voldaan zijn aan de volgende randvoorwaarden:

·         Aansluiten bij wensen en behoeften van bewoners.

·         Een actieve rol en eigen initiatief van bewoners.

·         Onderlinge binding van de wijkbewoners ( betrokkenheid, zorg voor elkaar).

·         De mogelijkheid tot stijging op de maatschappelijke ladder voor groepen, waarvan dat   niet vanzelfsprekend is(sociale stijging)

·         Een sociaal veilige en kindvriendelijke omgeving, ruimte voor ontmoeting.

·         Kwaliteit in de inrichting en het beheer van de woon- en leefomgeving.

·         Zelfstandig wonen in gedifferentieerde buurten.

 

Meer specifiek is aan deze algemene doelstelling een aantal werkdoelen verbonden:

·         Samen met bewoners, bedrijven en partners bepalen van een ontwikkelingsperspectief voor de wijken op basis van een gedetailleerde analyse van de sociaal, economische en fysiek situatie en ontwikkelingskansen.

·         Deze ontwikkelingsperspectieven voor de wijken uitwerken tot een gezamenlijk wijkontwikkelingsprogramma dat als basis dient voor een meerjarig bestedingsplan voor de wijkaanpak.

·         Continueren en verbeteren van bewonersinitiatieven en bewonersacties.

·         Innovatief inspelen met initiatieven op problemen en kansen in wijken, bijvoorbeeld met het faciliteren van de inzet van bemiddelaars en mediators.

·         Vergroten en verbeteren van de ruimte voor kinderen om te spelen in Delft, o.a. met de vaststelling van het speelplekkenbeleid en de continuering van het project ‘Kinderen veiliger door Delft’.

 

Het realiseren van de doelstelling en de werkdoelen vraagt verdere verdieping van onze werkwijze en betere benutting en versterking van de sociale infrastructuur. Hierbij past de volgende aanpak:

·         Onder regie van de wijkcoördinatoren realiseren van samenhang en afstemming tussen de inzet en inspanningen van bewoners, gemeente, bedrijven en partnerorganisaties.

·         Doorontwikkelen van de werkwijze voor het samenwerken aan zorgzame wijken, door o.a. het breder benutten van de ervaringen uit het pilot-project Vrijenban.

·         De werkwijze sterker richten op:

  1. Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag.
  2. Kwetsbare groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk  en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.
  3. Voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement.
  4. Het vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen.
  5. Het bieden van kansen voor allochtone doelgroepen en het stimuleren van contacten tussen verschillende allochtone en autochtone doelgroepen.
  6. Delftenaren zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.
  7. Inwoners van Delft wonen prettig samen en zij zijn tevreden over hun contacten met andere bewoners. Ze helpen naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in hun wijk/buurt te bevorderen.

 

5.3 Beleidsvoorstellen

Als er een woord gekozen moet worden dat als rode draad dient  voor onze aanpak op wijkniveau dan is dat samen. Delft is vergevorderd met daartoe de sociale infrastructuur op peil te brengen, met onder andere wijkcentra, brede scholen en het meest recent Woonservicezones en geïntegreerde zorgteams. Grote spelers in de wijken (corporaties, scholen, politie, Breed Welzijn Delft, zorginstellingen) zetten samen met de gemeente en de bewoners de schouders onder de leefbaarheid in de wijken. De volgende drie uitgangspunten worden voorgesteld:

a.       Algemene voorzieningen maken plaats voor specifieke.

b.       Horizontale verantwoording vervangt de verticale.

c.       Het sociaal-economische domein stuurt het ruimtelijke domein.

 

Hieronder worden de beleidsvoorstellen toegelicht.

 

A) Algemene voorzieningen maken plaats voor specifieke.

Het is meer dan ooit nodig om allerlei gescheiden werelden meer bij elkaar te brengen. Het meest zichtbaar zijn de effecten van extramuralisering van de zorg als al langer durend maatschappelijk proces. Maar het gaat ook om de verbinding tussen jong en oud, met inburgeraars, tussen buurtbewoners. Er zijn nog steeds voorzieningen die te los van elkaar staan met ieder een eigen programmering. Waar we naar toe moeten is een samenhangende programmering op wijkniveau voor de domeinen: sociaal-cultureel, jeugd, zorg, ouderen. Welzijnswerk mag niet losstaan van scholen en gezondheidszorg. Dat vraagt van de organisaties en hun professionals om zich te verbinden aan dezelfde doelen en dat te vertalen naar een manier van werken met elkaar.

Er zijn veel werkers in de wijk, maar de invulling van hun rol en functie, afgestemd op elkaar, vraagt aandacht. Van meer belang wordt flexibel werken, verbinden en samenwerken in het netwerk in de wijken.

Op methodisch vlak moeten ook keuzes worden gemaakt om de doelstelling van betrokken en zorgzame wijken dichterbij te brengen. Het vraagt om goede experimenteermogelijkheden waarmee burenhulp, ontmoeting en betrokkenheid worden gestimuleerd en ondersteund. Dit heeft een link naar prestatieveld vrijwilligerswerk en mantelzorg. De verschillende onderdelen van de sociale infrastructuur zijn nog niet goed op elkaar afgestemd. Dat geldt ook voor oplossingen in de ICT-sfeer. Ook hier is er nog veel versnippering. We denken aan de plek en functie van wijkwebs in relatie met WZW-diensten en de op telefonisch contact gebaseerde diensten om sociaal contact en vrijwillige hulp te organiseren. Wij stellen voor  de werkwijze van het samenwerken in de wijken verder te ontwikkelen, onze instrumenten meer slagkracht te geven en langs deze weg  bij te dragen aan een minder vrijblijvende, gezamenlijke programmering van activiteiten en initiatieven in de wijken.

 

B) Horizontale verantwoording vervangt de verticale.

De neuzen van bewoners en professionals moeten niet sterk naar de gemeente wijzen, maar naar de wijk en elkaar.  De verantwoordingslijn voor inspanningen en resultaten in de wijk wordt op zoveel mogelijk terreinen verlegd richting de bewoners. Hun tevredenheid telt, binnen de reeds gestelde algemene beleidskaders. Op die weg zijn we redelijk gevorderd. De wijkprogramma’s komen reeds vanuit dit vertrekpunt tot stand. In de wijkcentra staan de programmaraden centraal om te zorgen dat de activiteitenprogrammering aan de wijkbrede vraag voldoet. In de brede scholen wordt jeugdparticipatie bevorderd. Via Ouderenproof hebben ouderen positie bij het praktisch invullen van de kwaliteit van hun directe woon- en leefomgeving.

Het ondersteunen en faciliteren van de genoemde participatievormen wordt voor professionals belangrijker dan het begeleiden van activiteiten. Het verbeteren van de werkwijze van het samenwerken in de wijken vraagt ook om het bezien van de rollen van de welzijnswerkers in relatie tot andere rollen van professionals in de wijk.

 

Voor alle genoemde professionals in de wijk geldt dat ze zich gezamenlijk bezig houden met:

·         De signaalfunctie in de wijk

·         Het toeleiden van individuen en groepen naar de accommodaties in de wijken.

De rol van het sociaal cultureel werk richt zich op de activiteiten in de diverse accommodaties in de wijken. De volgende specifieke taken behoren tot het domein van het sociaal cultureel werk:

·         Het werven, begeleiden en motiveren van vrijwilligers.

·         Het opzetten en begeleiden van programmaraden.

·         Het omzetten van de thema’s uit de wijkprogramma’s in concrete programmering, welke bijdragen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten.

Voorgesteld wordt om de te vervullen rollen van professionals nader uit te werken in nadere afspraken met de  de BWD voor 2008 en verder.

 

C) Het sociaal-economische domein stuurt het ruimtelijke.

Wat leefbare wijken zijn is onder de doelstelling beschreven. Het komt allemaal aan op “hoe”: hoe geven we daar in gezamenlijkheid vorm en inhoud aan.

Het begint bij de inhoud. Langs diverse lijnen zijn en worden stedelijke kaders vastgesteld waar bij de ontwikkeling per wijk niet steeds het wiel hoeft te worden uitgevonden:

·         Woonvisie

·         Woonservicezones

·         WZW-nota, jeugdnota, gezondheidsnota

·         Speelplekkennota

Vanuit deze inhoud vraagt het samenwerken aan sterke wijken om een verdere ontwikkeling van de samenwerkingsverbanden. De samenwerking moet worden verbreed voor wat betreft de onderwerpen en er moeten wellicht andere partners bij worden betrokken. De samenwerking moet ook worden verdiept. Er is een grotere samenhang en afstemming van inzet en inspanningen van belang. Om dit te realiseren is er meer regie en sturing op wijkontwikkelingsprocessen en programmering voor de wijken wenselijk. Voorgesteld wordt dit nader uit te werken in  de nota samen werken aan sterke wijken.

 

5.4 Besluitpunten

Akkoord te gaan met de keuze voor de beleidsuitgangspunten zoals verwoord in paragraaf 5.3:

 

Akkoord te gaan met het vervolg geven aan deze beleidsuitgangspunten op de volgende wijze:

1.       Aansluiten bij wensen en behoeften van bewoners.

2.       Een actieve rol en eigen initiatief van bewoners.

3.       Onderlinge binding van de wijkbewoners ( betrokkenheid, zorg voor elkaar).

4.       De mogelijkheid tot stijging op de maatschappelijke ladder voor groepen, waarvan dat   niet vanzelfsprekend is(sociale stijging)

5.       Een sociaal veilige en kindvriendelijke omgeving, ruimte voor ontmoeting.

6.       Kwaliteit in de inrichting en het beheer van de woon- en leefomgeving.

7.       Zelfstandig wonen in gedifferentieerde buurten.

 

En het vraagt  de werkwijze nog sterker te richten op:

1.       Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag.

2.       Kwetsbare groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk  en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

3.       Voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement.

4.       Het vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen.

5.       Het bieden van kansen voor allochtone doelgroepen en het stimuleren van contacten tussen verschillende allochtone en autochtone doelgroepen.

6.       Delftenaren zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

7.       Inwoners van Delft wonen prettig samen en zij zijn tevreden over hun contacten met andere bewoners. Ze helpen naar vermogen mee om de leefbaarheid en het samenleven in hun wijk/buurt te bevorderen.

Akkoord te gaan met het vervolg geven aan de volgende projecten en initiatieven met als achterliggend doel vanuit deze projecten en initiatieven impulsen te geven aan het proces van verdiepen van de werkwijze:

·              Uitwerken van projecten en initiatieven jong en oud  in de wijkprogramma’s voor 2008 en verder.- Onderzoeken , met deelnemers van de betrokken werkteams, of het telefoonsysteem Tante Kwebbel in Delft navolging verdient, of dat de methodiek van Stichting Present interessant zou zijn. Daarbij specifiek kijken naar de meerwaarde hiervan in relatie tot de vergelijkbare pilot  ‘burenhulp’ die  in Buitenhof draait en een verbinding leggen met het project  ‘levend googlen’ en andere initiatieven. Hiervoor wordt een incidenteel bedrag van € 25.000,- aan onderzoek- en projectbudget gevraagd en € 50.000,- om hier structureel vorm aan te geven. Hierbij ook het continueren van de wijkwebs betrekken en de mogelijkheden tot het inzetten hiervan bij burenhulpdiensten.

·              Onderzoeken en uitvoering geven aan op welke wijze het projectidee van de Sociaal Revival Van benut kan worden bij het stimuleren van contacten in de wijk en het toeleiden van bewoners naar voorzieningen in de wijk. Hiervoor eenmalig een bedrag van € 50.000,- beschikbaar stellen.

·              Project Delftse Jutters met de initiatiefnemer verder uitwerken en bekijken op het punt van meerwaarde en verlichting van de taken van Stadsbeheer en het nemen van een rol en verantwoordelijkheid van bewoners  bij het schoonhouden van de stad (ook in licht van milieueducatie).

·              Kinderparticipatie verder versterken (financiering hiervan loopt via wijkbudgetten en het brede schoolprogramma).

 

 

 


6. Cluster Jeugd

6.1 Inleiding

Gemeenten krijgen een steeds belangrijkere taak bij het vormgeven van preventief jeugd (gezondheidszorg)beleid. De taken van de gemeente zijn deels al wettelijk verankerd in de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv), waaronder de uitvoering van het Basistakenpakket JGZ en het maatwerkdeel voor de JGZ 0 – 19 jaar, en de wet op de Jeugdzorg. Ook in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is een taak voor de gemeenten vastgelegd. 

Gemeenten krijgen in dit kader de taak om problemen bij risico- kinderen, risico- jongeren en hun gezinnen te voorkomen en te verminderen. Belangrijk hierbij is onder meer ondersteuning bij de opvoeding. Gemeenten zijn in dit kader verantwoordelijk voor 5 functies:

1.       Informatie en advies

2.       Signalering

3.       Toeleiding naar hulpaanbod

4.       Bieden van (lichte) pedagogische hulp

5.       Zorgcoördinatie.

Deze gemeentelijke taak vraagt om ordening en regie van de lokale jeugdketen, afstemming in het (zorg)aanbod en om goede verbindingen met partners. Doel hierbij is een samenhangend systeem van opvoed- en opgroeiondersteuning.

 

6.2 Uitgangspunten

Een samenhangend systeem van opvoed- en opgroeiondersteuning maakt deel uit van het integraal jeugdbeleid dat hoog op de agenda van de gemeente Delft staat. Begin 2008 verschijnt de jeugdnota Delft waarin het integraal jeugdbeleid in de volle breedte zal worden beschreven. Het gaat daarbij om meer dan alleen het beleid op het gebied van prestatieveld 2 van de WMO. Het integraal jeugdbeleid betreft diverse beleidsvelden waarop de gemeente in samenhang inzet pleegt. Denk onder andere aan: onderwijs en opvang, speelplekken, anti-armoedebeleid en werk, (verkeers) veiligheid, natuur en milieu, sport en gezondheid. Speerpunt van de gemeente is het vergroten van ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren waarbij jongeren met (dreigende) achterstanden extra aandacht krijgen binnen een zoveel mogelijk sluitende aanpak.

 

De hoofddoelstelling in het jeugdbeleid luidt dan ook als volgt:

In de gemeente Delft kunnen alle kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 23 jaar zich maximaal ontwikkelen en ontplooien, waardoor zij op het voor hen optimale niveau volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij.

 

Belangrijke thema’s in het integraal jeugdbeleid zijn hierbij:

·         Wijkgericht meer samenhang  tussen voorzieningen gericht op kinderen 0-23 jaar

·         Meer multifunctionele voorzieningen in de wijken (brede school, kindercentra).

·         Minder (onderwijs en beweging) achterstanden.

·         Adequate jeugd(gezondheid)zorgketen.

·         Meer verantwoordelijkheid en maatschappelijke participatie van jongeren

·         Zoveel mogelijk Delftse jongeren aan het werk of op school.

 

6.3 Bevindingen en ontwikkelingen

Voor wat betreft prestatieveld 2 WMO “preventieve ondersteuning bij opgroeien en opvoeden” zijn twee ontwikkelingslijnen geformuleerd waarlangs het beleid in Delft op onderdelen vorm krijgt:

a.       Verbinden van het pedagogisch klimaat thuis, in de buurt, in onderwijs en opvang.

b.       Realiseren van een sluitende keten ten behoeve van (potentiële) risicogroepen.

 

Ad a. Verbinden van het pedagogisch klimaat thuis, in de buurt, in onderwijs en opvang.

Voor de leeftijdsgroep 0-12 jaar zet de gemeente in het brede schoolbeleid in op kindercentra waarbij onderwijs, peuterspeelzaal en opvang samenwerken in één gebouw of dicht bij elkaar gelegen gebouwen. De samenwerking is gericht op continuïteit in de pedagogische aanpak en komt tot uitdrukking in de organisatie en werkwijze van de betrokken instellingen. De kinderen kunnen in hun vrije tijd meedoen aan activiteitenprogramma’s die ook toegankelijk zijn voor andere kinderen uit de buurt of wijk. Voor kinderen die dat nodig hebben worden in de activiteitenprogramma’s en ook in de peuterspeelzaal extra programma’s aangeboden. Voorzieningen op het gebied van zorg zijn goed bereikbaar en toegankelijk voor kinderen (en hun ouders). In het brede schoolbeleid en in het achterstandenbeleid werken van tal van instellingen (o.a. op het gebied van cultuur en sport) met elkaar samen, worden ouders betrokken bij school en bij de extra programma’s voor kinderen met achterstanden, worden BOS-projecten (buurt-onderwijs-sport) uitgevoerd en worden verbindingen gelegd met andere projecten zoals “kinderen veiliger door Delft”. Een en ander vindt plaats op buurt en wijkniveau. 

 

Voor de leeftijdsgroep 12-16 jaar zet de gemeente vanuit het brede schoolbeleid voortgezet onderwijs in op het verbinden van de inzet van (maatschappelijke) instellingen met het curriculum van de scholen voor voortgezet onderwijs. Scholen worden in contact gebracht met aanbieders van activiteiten die speciaal gericht zijn op de ontwikkeling van sociale competenties en participatie, in andere vormen van leren dan die welke de school doorgaans biedt (levensecht leren). In de projecten die hierbij worden uitgevoerd vinden de leeractiviteiten van jongeren niet alleen in de school plaats maar ook daarbuiten en zijn deze ook van betekenis voor anderen in de omgeving. Het gaat daarbij om actieve rollen voor de jongeren, waarbij zij uiteenlopende competenties verwerven of verder ontwikkelen. Verwachte gunstige neveneffecten zijn onder meer een verbeterde motivatie, een terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten en ongewenst buitenschools gedrag en een toenemende culturele, sportieve en maatschappelijke participatie van de doelgroep. In het integraal jeugdbeleid worden verbindingen gelegd met het zorgbeleid en met het beleid op het gebied van het jeugd en jongerenwerk waarbij het er vooral om gaat dat het jongerenwerk vanuit de doelstelling ondersteunen naar sociale redzaamheid een sterke aanvullende rol vervult. Dit laatste aspect zal verder worden meegenomen in  de jeugdnota Delft.    

 

Ad b. Realiseren van een sluitende keten ten behoeve van (potentiële) risicogroepen.

In Delft is de zorg rondom jeugd en hun ouders georganiseerd rond een drietal “eerstelijns knooppunten”. Deze knooppunten zijn naar taak en positie verschillend. Om een doorlopende zorgketen te realiseren wordt vanuit  preventief oogpunt de afstemming onderwijs- (jeugd) hulpverlening voor jeugdigen en jongeren, gerealiseerd middels de volgende eerstelijns knooppunten:

·                     JGZ- wijkteams, voor de 0 -23 jarigen;

·                     Centrale Zorgcommissie voortgezet onderwijs;

·                     Jongerenloket RMC-Voortijdig Schoolverlaten voor de 16 jaar tot 23 jarigen.

De eerstelijns knooppunten zijn meldpunten waar met name professionals uit Delft (vanuit vindplaatsen zoals bijvoorbeeld basisscholen, wijk coördinatie teams (WCT’s), zorgteams VO, MBO scholen) terechtkunnen met vragen, zorgen, signalen met betrekking tot jeugdigen in relatie tot onderwijs en jeugdzorg. Vanuit de eerstelijns knooppunten worden problemen bij jeugdigen (en gezinnen) beoordeeld door diverse disciplines binnen een multidisciplinair team.

 

Centra Jeugd en Gezin.

Met het instellen van deze eerstelijns knooppunten is de toegang naar onderwijs en zorg voor Delftse jeugdigen en ouders geregeld. In Delft ontwikkelen de bestaande Integrale Jeugdgezondheidscentra zich door tot Centra voor Jeugd en Gezin. Delft zet bij deze ontwikkeling in op een centrale rol voor de centra voor Jeugd en Gezin met name waar het gaat om:

a.                  regie op zorgcoördinatie;

b.                  harmonisering van onderwijs- en hulpverleningsindicatiestelling;

c.                  aanmeldfunctie voor jongeren in het kader van detentie en resocialisatie.

d.                  aanmeldingfunctie vanuit de volwassenenketen

 

Zorgcoördinatie is in Delft een belangrijk speerpunt dat in het kader van de ontwikkelingen rond Centra voor Jeugd en Gezin wordt opgepakt. Het gaat hierbij om de zorg aan gezinnen met problemen op meerdere leefgebieden. Uitgangspunt is dat het van belang is om de zorg die vanuit diverse betrokken instanties geboden wordt, te coördineren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het (doen) realiseren van die coördinatie van zorg op lokaal niveau en dienen inzet van menskracht financieel mogelijk te maken.[10] In de begroting van de GGD-Zuid Holland West en de concept-programmabegroting 2008-2011 wordt die ruimte nu gemaakt.

 

De regering ziet het oprichten van Centra voor jeugd en gezin als één van de belangrijkste pijlers van het jeugdbeleid. Onderdelen van het concept Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) zoals opgenomen in het op 4 juni 2007 afgesloten bestuursakkoord van het Rijk en de VNG zijn in ieder geval:

·         inloopfunctie, een fysieke plek, waar ouders en kinderen terechtkunnen voor advies en informatie, instructie, cursussen etc.  

·         lichte hulp (stut en steun, hulp bij gedragsproblematiek, opvoedhulp)

·         logistieke en distributie functie (afstemmen van werkprocessen, leveren en/ of organiseren van daadwerkelijke hulp na signalering en screening, coördineren van inzet van hulp bij meervoudige problemen)

Gesteld mag worden dat Delft reeds langere tijd voldoet aan de genoemde basistaken en als voorloper mag worden beschouwd op het gebied van de Centra voor Jeugd en Gezin. 

6.4. Voorstellen

Vanuit de Delftse ontwikkelingslijnen rond het prestatieveld 2 “preventieve ondersteuning bij opgroeien en opvoeden” wordt het beleid gericht op  drie doelstellingen: :

 

a.       Zorgcoördinatie in multiprobleem gezinnen opzetten en uitvoeren.

b.       Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkelen en realiseren.

c.       Verbinding pedagogisch klimaat ouders, onderwijs (en daarmee samenwerkende instellingen) en wijk.

 

Hieronder worden deze beleidsdoelstellingen toegelicht.

 

Ad 1. Zorgcoördinatie in multiprobleem gezinnen opzetten en uitvoeren.

Voorkomen moet worden dat binnen gezinnen ernstiger en langduriger problemen ontstaan die hun weerslag hebben op kinderen en jongeren. De GGD/JGZ wordt vanuit het Centrum voor jeugd een Gezin verantwoordelijk voor de uitvoering van de overall coördinatie (nieuwe basistaak). Er komt een regeling waarbij de meest bij het gezin betrokken hulpverlenende instantie de uitvoering van de zorgcoördinatie in de praktijk op zich neemt.  Hiermee wordt het coördinatie”gat” dat zich bevindt tussen enerzijds de lichte coördinatie van school en/of JGZ-team en anderzijds de zorgcoördinatie vanuit zwaardere (meestal geïndiceerde) zorg opgevuld.

Dwang en drang.

Doel van de zorgcoördinatie is het voorkomen van ontwikkelingsproblemen bij kinderen door te komen tot een aansluitend hulpaanbod waarbij het gezin centraal staat (en dus niet alleen de ouder of alleen het kind), waarbij het gezin (weer) de regie oppakt dan wel waarbij het gezin structurele hulp ontvangt. De hulpverlening is erop gericht om ouders weer zelf de controle te geven over eigen situatie. Zorgcoördinatie wordt uitgevoerd vanuit het besef dat er te allen tijde op 1 plek bekend is wat er binnen een gezin speelt. De uitvoerende zorgcoördinator dient zodanige bevoegdheden te hebben dat hij/zij de betrokken instellingen rond een gezin kan aansturen (doorzettingsmacht). In onze visie moet er in het kader van de landelijke ontwikkelingen op dit punt ruimte worden gemaakt voor het lokaal positioneren van jeugdbeschermingsmaatregelen binnen het CJG, waardoor mogelijk meer dwang- en drangmaatregelen kunnen worden ingezet om preventief en curatief de ontwikkelingskansen van kinderen en gezinnen te vergroten. Ons beleid is er dan ook op gericht om waar dat (experimenteel) mogelijk wordt hieraan invulling te geven.

 

Subdoelstelling: In 2009 wordt de situatie bereikt waarin heldere afspraken zijn gemaakt in welke situaties de nieuwe vorm van zorgcoördinatie wordt geboden en wordt die coördinatie in al die situaties ook daadwerkelijk gerealiseerd.

 

Ad 2. Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkelen en realiseren.

Met de instellingen voor de integrale jeugdgezondheidszorg worden voor alle wijken afspraken gemaakt  over een wijkgericht, samenhangend en laagdrempelig dienstverleningsaanbod dat wordt uitgevoerd vanuit JGZ–centra in samenspraak met partners in de wijk. Bij de ontwikkeling van de JGZ-centra naar Centra Jeugd en Gezin wordt de samenwerking met het onderwijs en instellingen voor jeugdzorg van steeds groter belang. In het kader van genoemde samenwerking tussen de jeugdzorgketen en het onderwijs zal onder andere het onderwerp integraal indiceren ter hand worden genomen. Dit ook vanuit het perspectief van passend onderwijs, waarmee gepoogd wordt kinderen met een leer- en of gedragsproblematiek binnen de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur waar de ouders hun kind hebben aangemeld op te vangen. Naar verwachting doet dat een groot beroep op de lokale of regionale samenwerking van partners in de onderwijs- en in de jeugdketen.De verdere uitwerking hiervan met bijbehorende doelstellingen wordt  meegenomen in de jeugdnota Delft.

 

Ad  3. Verbinding pedagogisch klimaat ouders, onderwijs (en daarmee samenwerkende instellingen) en wijk.

Binnen deze doelstelling past de discussie over de rol van ouders, ouderparticipatie en opvoedondersteuning. Deze discussie kan (en moet) echter met meer samenhang gevoerd worden rond de jeugdnota Delft.  De focus hier ligt vooral op de onderstaande projecten die door de werkteams zijn ingediend.

a. Project Buurtbewoners adopteren een school

Het WMO werkteam “opgroeien doe je niet alleen”  richt zich op het versterken van de sociale en pedagogische infrastructuur in de buurt door buurtbewoners actief  te laten worden op en om de school.   Zo wordt er gewerkt aan de bekendheid van buurtbewoners onderling. (Het ‘kennen’ en ‘gekend’ zijn) Het netwerk van kinderen wordt breder/uitgebreider. Door de basisschool én het gebied daaromheen te gebruiken voor diverse buurtactiviteiten, wordt de buurtcohesie versterkt.

 

Wij zullen dit projectvoorstel  verder uitwerken in de context van reeds ingezet beleid op dit punt. Gezien de rol van de scholen in diverse beleidsontwikkelingen (brede school, BOS, etc.) op wijk en buurtniveau  zullen initiatieven op dit gebied vanuit de scholen moeten komen. De adviezen van het werkteam kunnen hierbij als mogelijke voorbeelden worden gezien.  Er komt een eenvoudige regeling waarbij gedurende een termijn van 3 jaar jaarlijks telkens maximaal 5 scholen op basis van een plan/projectvoorstel in de gelegenheid worden gesteld activiteiten te ontplooien die zijn gericht op het betrekken van de buurt bij de school. Per school wordt een bedrag van 2500 euro beschikbaar gesteld waarmee het totaal budget uitkomt op 38.000 euro.

 

Twee projecten van het Wmo werkteam Inclusieve Samenleving  zullen verder worden uitgewerkt. Dat zijn:

 

b. Project Workshops voor leerlingen in het basisonderwijs.

In de workshop vertellen ervaringsdeskundigen (mensen met een beperking) hoe het is om met een handicap te leven. Er zijn kortgeleden positieve ervaringen opgedaan op een basisschool in Delft. Beoogd wordt om de workshops op alle scholen in Delft aan te bieden.

 

c. Project Netwerk/Platform ouders van zorgleerlingen.

Het bestaande Oudernetwerk Onderwijsintegratie Delft is zich aan het oriënteren op de voorgestelde wijzigingen van het onderwijsstelsel, vooral met het oog op zorgleerlingen. Men wil het netwerk gaan uitbreiden en samenwerken met andere betrokken ouder- en belangenorganisaties in de regio. Doel is tot het komen tot de oprichting van een Ouderplatform Onderwijs, dat gaat samenwerken met schoolbesturen en lokale overheid waar het gaat om de formulering van nieuw beleid t.a.v. zorgleerlingen. Uitgangspunt van het oudernetwerk is de inclusieve samenleving, niet alleen op school, maar ook op het gebied van sport en vrije tijd, en training en werk. Het oudernetwerk wil samen met andere betrokken organisaties komen tot een ontwikkelplan.

 

Voor de uitwerking van deze projecten stellen wij eenmalig een bedrag ad € 22.500, - ter beschikking. Voor project c. stellen wij een startsubsidie van € 5.000 in 2008 en 2009 onder de voorwaarde  dat het platform hierin gaat samenwerken met bestaande ouderorganisaties.

 

6.5 Besluitpunten

Het gemeentelijk beleid in prestatieveld 2 wordt gericht op drie doelen:

a.       Zorgcoördinatie in multiprobleem gezinnen opzetten en uitvoeren;

·         In 2009 wordt de situatie bereikt waarin heldere afspraken zijn gemaakt in welke situaties de nieuwe vorm van zorgcoördinatie wordt geboden en wordt die coördinatie in al die situaties ook daadwerkelijk gerealiseerd.

b.       Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkelen en realiseren

·          De verdere uitwerking hiervan  wordt meegenomen in de jeugdnota Delft.

c.       Verbinding pedagogisch klimaat ouders, onderwijs en wijk verdiepen.

  1. Project Buurtbewoners adopteren een school

Er komt een regeling waarbij scholen plannen kunnen indienen voor het betrekken van de buurt bij de school. De regeling heeft een looptijd van 3 jaar en er kunnen maximaal 5 scholen per jaar meedoen. Per school wordt een bedrag van 2500 euro beschikbaar gesteld .

  1. Project Workshops voor leerlingen in het basisonderwijs en c. Project Netwerk/Platform ouders van zorgleerlingen

Voor de uitwerking van deze projecten stellen wij eenmalig een bedrag ad € 22.500, - ter beschikking. Voor project c. stellen wij een startsubsidie van € 5.000 in 2008 en 2009 onder de voorwaarde  dat het platform hierin gaat samenwerken met bestaande ouderorganisaties.

 

 


7. Cluster WZW

7.1 Inleiding

Om zelfstandig te kunnen blijven wonen zijn allerlei vormen van ondersteuning nodig op het gebied van wonen, (informele)zorg, welzijn en dienstverlening.  Het cluster WZW richt zich op:

·         Alle bewoners van Delft vanaf 23 jaar

·         Met extra aandacht voor kwetsbare doelgroepen, die mogelijk extra ondersteuning nodig hebben, zoals ouderen, mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en mensen met een psychosociale problematiek

 

Het cluster Wonen, (informele) Zorg en Welzijn bevat de prestatievelden:

·         3. Informatie en advies geven over mogelijke hulp en ondersteuning

·         4. Ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers

·         5. Zorgen dat mensen met een beperking mee kunnen doen

·         6. Individuele voorzieningen voor mensen met een beperking.

Daarnaast heeft het cluster raakvlakken met prestatieveld 1: De leefbaarheid van gemeenten (wijken en buurten) vergroten met hierin in het bijzonder de realisatie van de Woonservicezones. Er zijn ook raakvlakken met prestatieveld 7, 8 en 9 Maatschappelijke opvang, verslavingszorg en OGGZ, vanwege de ontwikkeling van het Kompas wat deels juist ook gaat over het voorkomen van dak/thuisloosheid en ook betrekking heeft op participatie van de OGGZ doelgroep. In de uitwerking van dit cluster wordt hier nadrukkelijk op gestuurd.

 

7.2 Doelstellingen
We beginnen niet vanuit het niets. In der loop der jaren is hiervoor al beleid ontwikkeld en is op veel onderdelen een passend en effectief aanbod tot stand gekomen. In de Nota Wonen, Zorg en Welzijn, de opgaaf voor Delft 2004 – 2007 is de doelstelling als volgt omschreven: iedere burger moet in 2015 kunnen wonen in een woning en woonomgeving die past bij de fysieke en/of mentale omstandigheden en gebruik kunnen maken van een voldoende kwalitatief aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen.

 

De wens van de toekomstige bewoners en gebruikers van zorg- en welzijnsvoorzieningen staat hierbij centraal (vraagsturing). Belangen-groeperingen van ouderen en gehandicapten worden benaderd  om te participeren bij het ontwikkelen van concepten voor wonen, zorg en welzijn. Uitgangspunt van de gemeente is dat alle deelnemende partijen door middel van het ondertekenen van een convenant blijk geven van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid en daarmee aangeven zich in te zetten om te komen tot een sluitend aanbod voor wonen, zorg en welzijn. Voor een periode van 5 jaar is een convenant opgesteld met hieraan gekoppeld prestatieafspraken 2005-2007.

 

Inmiddels is het zover dat de doelstellingen van deze nota èn de hieruit voortgekomen prestaties opnieuw geformuleerd moeten worden. Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren, op basis van de prestatievelden van de WMO en op basis van de door Delft neergelegde ambities in de WMO-nota. Dat gebeurt in een aparte nota Wonen Zorg Welzijn 2008-2011.

 

In deze aparte nota staat wat Delft wil  op het snijvlak van Wonen Zorg en Welzijn. Delft wil graag een stad zijn waarin het goed wonen en leven is.  Daarom werken we door aan het verbeteren van de kwaliteit van wonen en leven in Delft. 

Delft wil graag een stad zijn waarin iedere Delftenaar zich thuis  kan voelen, perspectief heeft, keuzemogelijkheden heeft en prettig woont en samenleeft met andere Delftenaren[11].

“Delft voor elkaar” betekent rekening houden met elkaar en voor elkaar zorgen. Zodat niemand in eenzaamheid en isolement hoeft te leven, zodat alle mensen mee kunnen doen, ook kwetsbare groepen. “Delft voor elkaar” betekent verder dat we een evenwicht zoeken tussen jong en oud: Niet elkaar zien als een bedreiging of mensen die niet meetellen. Inzetten op elkaar serieus nemen en

wat voor elkaar kunnen betekenen. “Delft voor elkaar” geldt ook voor mensen die zich (nog) niet voldoende thuis voelen in onze stad en daarom aan de zijlijn van de maatschappij blijven staan of helemaal uit de boot dreigen te vallen. En dit alles kunnen we niet alleen. We willen Delftenaren uitnodigen om hun steentje bij te dragen– naar eigen kracht en wens – aan het leven in de buurt of in de stad.

 

Bij het uitwerken van deze visie en ambities zet de gemeente in op het creëren van voorwaarden zodat mensen in de gelegenheid worden gesteld invulling te geven aan modern burgerschap;

·         een actieve bijdrage kunnen leveren, samen met anderen, waarbij ruimte is voor verscheidenheid: ieder naar eigen keuze en kunnen,

·         en kunnen rekenen op ondersteuning daar waar nodig.

Wij doen dit door zelf ondersteuningsmogelijkheden te verzorgen én door samen te werken met partners in het veld, die vanuit hun positie, rol en taken zorgdragen voor het ondersteuningsaanbod.

Partners, organisaties/bedrijven, bewoners èn gemeente zijn aan zet.

 

7.3 Uitgangspunten

Het cluster WZW hanteert de volgende uitgangspunten:

·          Zorgzaam. Delft is een stad waar Delftenaren ondersteuning bieden aan Delftenaren. De gemeente zorgt voor een vangnet voor diegenen die dit nodig hebben.Burgers zijn goed geïnformeerd over de voorzieningen (waar ze recht hebben) die de gemeente en organisaties bieden. De toegankelijkheid van voorzieningen zijn goed.

 

Ingrediënten om zorgzaam te realiseren zijn:

·         Inclusieve samenleving. In een inclusieve samenleving wordt niemand uitgesloten: vormen niet de gebreken, maar juist de kwaliteit en eigen kracht van mensen het uitgangspunt en neemt ieder zijn eigen verantwoordelijkheid.

·         Preventie. We willen ons richten op oplossingen die zaken voor zijn en niet alleen op oplossingen van ad hoc problemen. Voor komen is beter dan genezen. Dit houdt in dat we ook vroeg willen ingrijpen op het moment dat er zich toch problemen gaan voordoen

·         Ketenaanpak. We vinden het belangrijk dat we zorgvragers een sluitende keten kunnen bieden, dat er goede afstemming en samenwerking tussen de partners plaatsvindt, zodat voorkomen wordt dat mensen tussen de wal en het schip vallen.

·         Vraaggericht werken. De individuele vraag van mensen komt steeds meer centraal te staan in plaats van uit te gaan van wat aan mensen geboden kan worden.

·         Regie. De rol van de gemeente is die van regievoerder: faciliterend, stimulerend, soms richtinggevend en ondersteunend waar nodig.

 

De prestatievelden 3, 4 en 5 richten zich op het creëren van algemene en specifieke basisvoorzieningen. Prestatieveld 6 juist op de individuele voorzieningen. Per veld worden de uitgangspunten, ontwikkelingen, voorstellen en besluitpunten besproken.

 

7.2 Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning

7.2.1 Uitgangspunten

We willen bereiken dat alle burgers die dat nodig hebben de weg naar voorzieningen in de stad weten te vinden en zonodig geholpen worden bij het regelen van een oplossing van hun probleem. Het bieden van informatie, advies en ondersteuning op het gebied van de Wmo (prestatieveld 3) is in Delft georganiseerd in het Startpunt wonen zorg welzijn. De gemeente Delft is verantwoordelijk voor én voert de regie over het Startpunt. De uitvoering en coördinatie wordt gedaan door Stichting Ouderenwerk Delft (SOD)[12] in samenwerking met de stichting MEE. Alle inwoners van Delft vanaf 18 jaar kunnen terecht bij het Startpunt met al hun vragen op het gebied van wonen, zorg, welzijn en de Wmo.

 

Het loket is georganiseerd op basis van een front- en backoffice.[13] De frontoffice is het Startpunt Wonen, Zorg en Welzijn. De backoffice wordt gevormd door organisaties die de daadwerkelijke producten en diensten leveren aan de klanten. Met de belangrijkste backoffice organisaties zowel binnen de gemeentelijke organisatie (waaronder de vakteams Wmo, WIZ en de publieksbalie), als daarbuiten (waaronder Kwadraad, Careyn, CIZ, BWD, JIP, BIZ, etc.) zijn hierover afspraken gemaakt[14]. In hetzelfde pand van het Startpunt zijn organisaties als Stichting Kwadraad met o.a Meldpunt Bezorgd?, Breed Welzijn Delft met o.a Bureau Vrijwilligerswerk en Vluchtelingenwerk en het Jongereninformatiepunt (JIP) gehuisvest. De combinatie van deze organisaties op één locatie heeft  een versterkend effect op klantenstromen en samenwerking. Naast de hoofdvestiging houdt het Startpunt twee ochtenden per week spreekuur in de wijk Voorhof en Buitenhof.

 

7.2.2 Bevindingen en ontwikkelingen

Het Startpunt  kent een groeimodel. De basis staat en de komende tijd werken we aan de verdere uitbouw van het Startpunt. Hiervoor worden verschillende mogelijkheden onderzocht, zoals

·         Uitbreiding Startpunt-spreekuren naar andere wijken in Delft, te beginnen bij de nieuwe Vermeertoren eind 2007. Verdere uitbreiding vindt plaats door aansluiting bij de ontwikkeling van de Woonservicezones.

·         Uitbreiding aantal spreekuren binnen het Startpunt voor veelgevraagde specifieke onderwerpen, zoals een CIZ-spreekuur en een spreekuur van het vakteam Wmo over onder meer zorg- en vervoersvoorzieningen Wmo.

·         Periodieke monitoren van de klanttevredenheid en kwaliteit van de dienstverlening. Dit betreft zowel het Startpunt als de backofficeorganisaties waarnaar is doorverwezen. Monitoring vindt plaats door een breed opgezet klanttevredenheidsonderzoek (KTO).

·         Verdieping van de samenwerking met de backoffice organisaties. Eén van de opties is uitbreiding van de kennis en ervaring in de frontoffice van het Startpunt door detachering medewerkers van andere backoffice organisaties  binnen het Startpunt. Bijvoorbeeld medewerkers van het Vakteam WMO.

·         De bestaande structuur en werkwijze van de huidige informatieve huisbezoeken van Stichting Ouderenwerk Delft (SOD). Opnieuw bekijken. Hierbij kan gedacht worden aan het koppelen van bezoeken aan life-events. Life-events zijn ingrijpende veranderingen in het leven, zoals het overlijden van de partner.

·         Verdere verdieping en verbreding dienstverlening van het Startpunt zonder afbreuk te doen aan onafhankelijkheid van de dienstverlening.

·         Het loket gaat eind 2007 werken met een digitale sociale kaart. De regionale digitale sociale kaart Haaglanden is een instrument dat door de GGD Den Haag wordt verwezenlijkt in opdracht van 5 gemeenten: Den Haag, Delft, Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp en Wassenaar. Het is een systeem dat gemeenten in staat stelt om burgers 24 uur per dag informatie te geven op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Inwoners kunnen per instelling de adresgegevens, producten, diensten, e-mailadressen en websiteadressen vinden.  Structurele kosten gemeente Delft (doorrekening o.b.v. inwoneraantal):

Kosten gemeenten

2007

2008

2009

Delft

€ 21.620

€ 59.969

€ 56.187

 

Vanaf 2010 eindigt de subsidie vanuit de R(egionale) A(genda) S(amenleving), waardoor er structureel  een hoger bedrag door de betrokken gemeenten moet worden opgebracht. We stellen voor de structurele kosten voor het digitale sociale loket te betalen uit de 2 ton beleidsruimte in de Wmo.

 

7.2.3 Voorstel

We willen bereiken dat alle burgers die dat nodig hebben de weg naar voorzieningen in de stad weten te vinden en zonodig geholpen worden bij het regelen van een oplossing van hun probleem. Vanuit  deze gedachte, klantvriendelijkheid en de één loket gedachte is het gewenst om in het Startpunt meer te bieden dan informatie, advies en ondersteuning. De volgende drie producten en diensten worden voorgesteld:

1.       Indicatiestelling voor het verkrijgen van individuele voorzieningen

2.       Dienstverlening t.b.v PGB-houders onderbrengen bij het loket

3.       Mantelzorgondersteuning en informele zorg

 

Ad 1 Indicatiestelling voor het verkrijgen van individuele voorzieningen

In het startpunt vindt (nog) geen intake en indicatiestelling plaats voor het verkrijgen van individuele voorzieningen[15]. Delftenaren kunnen hiervoor terecht bij het CIZ. Het CIZ verzorgt de aanvragen vanaf de aanmelding tot en met het uitbrengen van een advies[16]. Kortom, de dienstverlening van het Startpunt beperkt zich tot het verstrekken van informatie en waar nodig en mogelijk het samen met de klant invullen van formulieren. Vanuit klantvriendelijkheid én het streven verdergaande invulling te geven aan de zogenaamde één-loket gedachte is het zeker wenselijk het aanvragen van individuele voorzieningen onder te brengen bij het loket. Eén van de intenties van de Wmo is immers dat de klant zo weinig mogelijk hoeft te shoppen om de hulp te krijgen die nodig is. Of de gevraagde hulp een puur informatief karakter heeft of gericht is op het verkrijgen van concrete hulp mag eigenlijk niets uitmaken.

 

Dit betekent dat alle Delftenaren boven de 18 bij het loket terecht kunnen voor informatie over de voorzieningen en het afhandelen van (eenvoudige indicaties). Samen wordt een aanvraagformulier ingevuld en vervolgens wordt de eenvoudige aanvraag direct behandeld en van een advies voorzien. Randvoorwaarde hierbij is dat gebruik gemaakt wordt van zogenaamde beslisbomen en standaard indicatie protocollen zoals die nu ook door het CIZ worden gebruikt. Deze hulpmiddelen garanderen immers de noodzakelijke objectiviteit bij de advisering. Omdat vervolgens in de backoffice het formele besluit wordt genomen en wordt bepaald of de betreffende klant een eigen bijdrage verschuldigd is behoudt het loket de gewenste onafhankelijkheid. Aanvragen die niet met behulp van de beslisbomen en protocollen kunnen worden afgehandeld worden doorgeleid naar het indicatieorgaan. Het gaat dan vooral om meervoudige en complexe aanvragen waarvoor bijvoorbeeld medisch advies nodig is. Om bij de advisering de juiste en voldoende informatie beschikbaar te hebben wordt de informatiestructuur van loket, CIZ en gemeente goed op elkaar afgestemd.

 

Met het afhandelen van (eenvoudige) indicaties in het loket wordt nadrukkelijk invulling gegeven aan de één-loket gedachte. De klantvriendelijkheid wordt sterk verbeterd omdat de klant in een zeer groot deel van de situaties snel weet of hij/zij aanspraak kan maken op de gewenste voorziening. Ook biedt dit model extra mogelijkheden voor een integrale afstemming met welzijnsvoorzieningen (algemene voorzieningen).

 

Ad 2. Dienstverlening t.b.v. PGB-houders onderbrengen bij het loket?

Voor het ondersteunen van Pgb-houders HH heeft de gemeente een overeenkomst afgesloten met het Servicecentrum Pgb van de SVB. De dienstverlening vindt vanuit het centrale kantoor plaats en omvat:

·         Het geven van informatie en advies op arbeidsrechtelijk terrein.

·         Het verzorgen van de salarisadministratie.

·         Het beschikbaar stellen van modelovereenkomsten.

·         Het beheren van collectieve verzekeringen en voorzieningen.

Voor deze diensten betaalt de gemeente een gemiddelde prijs van € 19,40 per maand per budgethouder. Het is overigens géén verplichting voor de budgethouder om van deze diensten gebruik te maken. Het onderbrengen van deze dienstverlening binnen het loket zal de klantvriendelijkheid verhogen én verder invulling geven aan de één-loket gedachte. Echter, de SVB zal niet bereid zijn in het loket te participeren. De vraag is dan of er een andere organisatie is die vanuit het loket een vergelijkbare dienstverlening kan verzorgen.

 

Een mogelijkheid is de Stichting MEE. De gemeente Zoetermeer heeft aan deze stichting een offerte hiervoor gevraagd. Het aanbod van MEE zal in het najaar 2007 beschikbaar zijn. Op dit moment kan dus niet worden aangegeven of dat aanbod tegemoet komt aan de gewenste kwaliteit van dienstverlening in Delft en in hoeverre dit financieel aantrekkelijk is. Voordeel zou in ieder geval zijn dat MEE al participeert in het Delftse loket. Nadeel is dat klanten met een Pgb voor zowel HH als voor een AWBZ voorziening mogelijk bij twee ondersteunende organisaties terecht moeten.

Gezien deze situatie wordt voorgesteld in 2008 te beoordelen of het onderbrengen van Pgb-ondersteuning binnen het Startpunt een verstandige stap is. Eventuele invoering zou dan per 1 januari 2009 plaatsvinden.

 

 Ad 3 Mantelzorgondersteuning en ondersteuning informele zorg uitvoeren bij het loket

Op het gebied van het ondersteunen van mantelzorger en vrijwilligers in de zorg zijn binnen Delft verschillende organisaties actief. Betere afstemming en wellicht samenvoegen van het aanbod is daarom noodzakelijk. In 2008 wordt dit nader onderzocht. In de aangekondigde nota over vrijwilligers- en mantelzorgersbeleid in Delft wordt dit punt nader uitgewerkt.

 

7.2.3 Besluitpunten

Akkoord te gaan met de voorstellen zoals verwoord in de vorige paragraaf:

1.       De structurele kosten voor de digitale sociale kaart  te betalen uit de beleidsruimte Wmo.

2.       De eenvoudige indicatiestelling uit te laten voeren in het loket (model b). Met dit model wordt het best invulling gegeven aan de achterliggende gedacht van de Wmo én van de uitgangspunten voor klantvriendelijkheid en de één loket gedachte. En te kiezen voor het door de gemeente gaan uitvoeren van de indicatiestelling, waarbij zowel aanvragen voor hulp bij het huishouden als aanvragen voor voormalige Wvg-voorzieningen en aanleunwoningen binnen het loket worden behandeld.

3.       De dienstverlening t.b.v. Pgb-houders ook in 2008 te laten verzorgen door het Servicecentrum Pgb van de SVB en de mogelijkheden die stichting MEE kan bieden nader te beoordelen op basis van de ervaringen van de gemeente Zoetermeer.

4.        In de nota Vrijwilligers- en mantelzorgersbeleid (verschijnt halverwege 2008) uitwerken hoe de ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg wordt vormgegeven.

 

7.3 Prestatieveld 4: Mantelzorg en vrijwilligerswerk

7.3.1. Inleiding

Met modern burgerschap richten we onze ambities scherp op het stimuleren van allerlei vormen van vrijwillige inzet. Ook hier beginnen we natuurlijk niet vanuit het niets. Delftenaren zetten zich al voor vele activiteiten vrijwillig in. Dit gebeurt op veel verschillende manieren, bijvoorbeeld voor een sportvereniging, voor de wijk en/of voor de buren. We koesteren dit ‘sociale kapitaal’ en investeren hierin. Door zich vrijwillig in te zetten veranderen burgers immers van consumenten in proactieve partners die niet alleen het eigen ‘meedoen’ vormgeven, maar ook bijdragen aan het ‘meedoen’ van anderen.

7.3.2 Vrijwilligerswerk

7.3.3 Bevindingen en ontwikkelingen

Lange tijd was de aandacht vooral gericht op vrijwillige inzet in georganiseerd verband: vrijwilligers actief in een vereniging, bij een sportclub, in een bejaardentehuis, e.d. Deze inzet is echter het topje van de ijsberg van waar burgers zich allemaal vrijwillig voor inzetten.Veel burgers zetten zich ook buiten dergelijke georganiseerde verbanden vrijwillig in: Zij organiseren een straat- of buurtfeest, nemen deel aan bewonerswerkgroep, onderhouden de planten in een boomspiegel, een stuk openbaar groen, ed. Er is meer zicht nodig op de vrijwillige inzet van burgers. Naast de individualisering heeft de steeds drukker wordende agenda van burgers een invloed op keuzes die gemaakt worden om de spaarzame vrije tijd in te zetten. Vrijwillige inzet moet in de volle agenda’s passen. Kortlopende en flexibele vrijwillige inzet wint aan populariteit. Dit heeft  gevolgen voor de wijze waarop we Delftenaren kunnen verleiden tot vrijwillige inzet en ze daarbij kunnen ondersteunen.

 

Met maatschappelijk ondernemen en de organisatie van maatschappelijke stages krijgt de vrijwillige inzet impulsen vanuit het bedrijfsleven en onderwijs. Maatschappelijke stages bieden jongeren de mogelijkheid zicht te krijgen op wat er in de samenleving gebeurt. Stages kunnen jongeren ook uitdagen om vrijwillig een actieve bijdrage te gaan leveren.

 

Vrijwillige inzet speelt ook een belangrijke rol bij andere prestatievelden. Heel nadrukkelijk is dit het geval bij het eerste prestatieveld sociale samenhang en leefbaarheid, maar ook bij prestatieveld 5.

 

Uit het onderzoek onder vrijwilligersorganisaties in Delft (2007), uit bijeenkomsten en het Wmo-werkteam Mantelzorg en Vrijwilligers kwamen  knelpunten t.a.v de vrijwillige inzet naar voren. Naast een tekort aan vrijwilligers en middelen, werden onderwaardering en overbelasting genoemd. Ook het werven van vrijwilligers wordt als knelpunt ervaren. Het stimuleren van jonge en allochtone mensen om zich vrijwillig in te zetten wordt als prioriteit aangegeven.

 

7.3.5 Voorstel

Vanuit de bevindingen en analyse worden 4 voorstellen gedaan:

a.       Beter zicht krijgen op de vrijwillige inzet in Delft.

b.       Doorontwikkeling van het vrijwilligersbeleid waarbij het accent wordt gelegd op modern burgerschap.

c.       Verbeteren van de verbinding van het terrein van vrijwillige inzet met  andere beleidsterreinen  en het versterken van de rol en bijdrage van het bedrijfsleven, het onderwijs en maatschappelijke organisaties. Hiervoor is een voorstel opgenomen voor het project Bedrijf en Samenleving.

d.       Stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden. Hiervoor is een voorstel voor het Project Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging opgenomen.

 

Hieronder worden de voorstellen toegelicht.

Ad a: Beter zicht krijgen op de vrijwillige inzet in Delft

Het onderzoek dat in 2007 door de gemeente Delft onder vrijwilligersorganisaties is uitgevoerd geeft een goed beeld van de behoeften en knelpunten van de vrijwilligers in georganiseerd verband. Echter, zoals bij de analyse is beschreven is modern burgerschap meer dan vrijwillige inzet in georganiseerd verband. Om het huidige vrijwilligersbeleid verder te kunnen ontwikkelingen richting modern burgerschap moeten ook de wensen/behoeften van de niet georganiseerde vrijwillige inzet helder zijn. Om burgers te kunnen verleiden om zich vrijwillig in te zetten is het van belang zicht te hebben om hun beweegredenen. Het totale beeld wordt gepresenteerd in de nota Vrijwilligers- en mantelzorgersbeleid in Delft (medio 2008).

 

Ad b: Doorontwikkeling van vrijwillige inzet waarbij het accent wordt gelegd op modern burgerschap

Doorontwikkeling betekent: het goede behouden en op basis van nieuwe inzichten het huidige beleid doorontwikkelen. De gemeente ondersteunt nu verenigingen d.m.v. subsidiëring van Bureau Vrijwilligerswerk. Het bureau is verantwoordelijk voor de uitvoering van een aantal kerntaken  zoals werving en bemiddeling, informatie & adviesvoorziening, cursusaanbod en bevordering van het vrijwilligersimago. Onderzoek onder vrijwilligersorganisaties heeft aangetoond dat veel verenigingen het Bureau weten te vinden en hier gebruik van maken. Instandhouding is dus van belang, maar ook een verdere versterking is noodzakelijk om vraag en aanbod bij elkaar te kunnen brengen. Bureau Vrijwilligerswerk is sinds kort gevestigd bij het Startpunt Wonen, Zorg en Welzijn. Door samenwerking met de partners van het loket kan de positie verstevigd worden en kan het bureau tot een (nog) betere dienstverlening komen.

Het is echter ook duidelijk dat we er hiermee niet zijn. Doorontwikkeling  van het vrijwilligerswerk houdt in dat organisaties die met vrijwilligers werken hun aanpak afstemmen op de goedwillende, maar ook zappende burger. Daarnaast is aandacht nodig voor de inkomenstechnische, fiscale en verzekerings-aspecten van het  vrijwilligerswerk. Deze twee aspecten komen terug in de nota Vrijwilligers- en mantelzorgersbeleid in Delft.

 

Ad c: Versterken van de rol en bijdrage van het bedrijfsleven, het onderwijs en maatschappelijke organisaties 

Een leefbare, actieve stad maken we met elkaar.  Delftenaren, bedrijven, maatschappelijke organisaties, onderwijs en gemeente moeten elkaar meer als partner gaan zien. De samenwerking tussen deze partijen vormt de basis voor innovatie en vernieuwing, op tal van gebieden. 

 

Projectvoorstel Bedrijf & Samenleving : inspiratie voor maatschappelijk ondernemen

Dit projectvoorstel is ingediend door Breed Welzijn Delft.

Doel : Het creëren van betrokkenheid en onderling begrip in de Delftse samenleving door het samenbrengen van bedrijven en maatschappelijke organisaties in zinvolle, duurzame projecten die voor beide partijen meerwaarde hebben.

 

Toelichting : Bedrijven zoeken een manier om vorm te geven aan maatschappelijk betrokken ondernemen.  Overheid doet een beroep op actief burgerschap om de toenemende zorgvragen in de samenleving het hoofd te bieden (o.a. WMO).  Het is aan dezelfde overheid om een klimaat te creëren/stimuleren dat burgers tot  vrijwillige inzet inspireert.  Als het bedrijfsleven er ook zijn schouders onder zet, en haar medewerkers aanmoedigt tot maatschappelijke inzet,  hebben we samen een flinke stap gemaakt. 

 

Resultaat : het plan 'Bedrijf & Samenleving Delft' biedt perspectief in dit vraagstuk. Het idee is veelbelovend maar de resultaten zullen moeten blijken. Voor het eerste jaar stellen we de norm:  min. 100 uitgevoerde matches tussen bedrijven en maatschappelijk organisaties

 

Looptijd: een project voor een periode van 4 jaar. De gemeente stelt voor 1 jaar subsidie beschikbaar. Kosten voor de gemeente :  € 25.000,=    Fondsen en bedrijfsleven dragen gedurende deze periode de overige 2/3 bij. 

 

Ad d: Stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden

Organisaties en verenigingen in Delft hebben aangegeven te kampen met een tekort aan vrijwilligers of weten met moeite de taken binnen hun vereniging met de al aanwezige vrijwilligers te vervullen. Om meer vrijwilligers te werven en te voorkomen dat het tekort groter wordt is het noodzakelijk om, naast een algemene benadering, specifieke groepen te benaderen. Jongeren, allochtonen en langdurig werklozen zijn meestal geen vrijwilliger. Wanneer zij dit wel zouden willen worden, betekend dat een grote toestroom van nieuwe vrijwilligers. Deze groepen zullen met een specifieke aanpak benaderd én gemotiveerd moeten worden om te participeren. Dit kan d.m.v. projecten om bijvoorbeeld jongeren en allochtonen actiever te laten worden binnen sportverenigingen of hun eigen buurt, school. Belangrijk is echter dat verenigingen openstaan voor de nieuwe vrijwilligers en bereid zijn om hen te begeleiden. Zij zullen ook meer outreachend moeten werken en kijken naar nieuwe methodes om specifieke groepen te benaderen en aan de wensen van deze vrijwilligers te voldoen. Langdurig werkelozen zijn een derde groep die ingezet zouden kunnen worden als vrijwilliger. Door vrijwilligerswerk te doen, doen zij werkervaring en werkritme op, alsmede sociale vaardigheden en contacten. Bij alle drie de groepen is het slagen van de werving en het succesvol werken als vrijwilliger afhankelijk van de motivatie van de vrijwilliger. Een juiste match kan het plezier in het vrijwilligerswerk en de inzet als vrijwilliger vergroten, alsmede de kwaliteit van de inzet. Bureau Vrijwilligerswerk kan een belangrijke rol spelen bij het bereiken van nieuwe groepen vrijwilligers. Op dit moment richten zij zich niet op specifieke doelgroepen, maar er zouden prestatie afspraken kunnen worden gemaakt in het productenboek van het Bureau.

 

Hieronder treft u het voorstel voor het Project Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging

 

Sportservice Zuid Holland (vroegere Sportraad Zuid Holland) start het project ‘Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging’. Daarvoor werden twee pilotgemeenten in ZH gezocht. Delft heeft zich aangemeld, de aanvraag is gehonoreerd.

Het project houdt in dat bij zeven sportverenigingen ondersteuning wordt verleend aan het werven, opleiden, begeleiden en plaatsen van jeugdige vrijwilligers. Doelstelling is om het vrijwilligerswerk bij de sportclubs te versterken (kaderprobleem is bekend, zeker onder de jeugdgroep is vrijwilligerswerk niet in trek) en de jeugdvriendelijkheid van de clubs te verbeteren. Doelstelling is om bij die zeven sportverenigingen elk tenminste tien nieuwe jeugdige vrijwilligers te plaatsen. Delft heeft ingebracht dat de focus met name komt te liggen op allochtone jeugd. Dit geredeneerd vanuit de achterstandssituatie (percentage allochtone sporters is lager dan bij autochtonen, bij vrijwilligers is het verschil nog groter). Dat sluit aan bij activiteitenprogramma’s als Brede School en BOS, waar sportverenigingen door de toenemende vraag naar activiteiten ook steeds meer kader nodig hebben. Het is wenselijk om dat kader vooral uit allochtone hoek te verkrijgen. De projectleiding komt bij het Bureau Vrijwilligerswerk van de BWD, waar b.v. ook al de Verenigingsondersteuning sport is ondergebracht. De looptijd is najaar 2007 t/m 31 december 2008.

 

Het project wordt financieel ondersteund door Sportservice ZH (20.400 euro), sportbonden (10.200 euro), gevraagde bijdrage gemeente 20.400. Voor de gemeentelijke bijdrage wordt een beroep gedaan op budgetten binnen WMO (€ 11.000), programma Integratie en Activering (€ 4.500)  en  het Buurt-Onderwijs-Sportbudget (€ 4.500).

 

7.4 Mantelzorg

7.4.1 Uitgangspunten

Eén van de ambities van de gemeente Delft is dat “mensen met een beperking” zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen en functioneren. Mantelzorgers leveren hieraan een essentiële bijdrage. Mantelzorg is zorg die wordt geboden door personen uit de directe omgeving, zoals partner, kinderen, buren, vrienden, en waarvoor geldt dat:

·         die zorg de gebruikelijke zorg overstijgt in zwaarte, duur en/of intensiteit

·         de zorg plaats vindt op basis van vrijwilligheid

·          wanneer de mantelzorger niet kan of wil, er AWBZ/WMO–rechten gelden.

 

Bij mantelzorg is een tweedeling mogelijk in het perspectief van waaruit mantelzorg verleend wordt:

1.       Zorg die de gebruikelijke zorg overstijgt kan geboden worden door mensen uit dezelfde leefeenheid. Zo’n partner of kind verleent dan gebruikelijke zorg, maar daarnaast ook nog mantelzorg.

  1. Zorg die geboden wordt door mensen die vanuit een bestaande sociale relatie met de zorgvrager de mantelzorg verlenen (buren, vrienden).

 

Daarnaast kan een vrijwilliger zorg bieden. De vrijwillige zorgverlener kiest bewust voor het verlenen van informele zorg, niet vanuit de sociale relatie met de zorgvrager (bv. de vrijwilligers van de Bezoek- en Opvangservice voor chronisch zieken en dementerenden).

 

Omdat de gemeente nauwelijks of geen invloed heeft op de beschikbaarheid en kwaliteit van de benodigde mantelzorgers richten wij ons vooral op het in stand houden en creëren van voldoende voorzieningen in de voorwaardenscheppende sfeer. Hiertoe behoren o.a. informele zorg en de individuele voorzieningen. Specifieke, persoonlijke ondersteuning voor mantelzorgers leidt er namelijk toe dat mantelzorgers met meer voldoening en langer kunnen blijven zorgen. Het betreft met name de zwaar belaste mantelzorgers. Welke steun gewenst wordt verschilt per persoon en situatie[17].

 

7.4.2 Bevindingen en ontwikkelingen

Tendens uit landelijke onderzoeken o.a. SCP laten zien:

·         Dat meer dan een kwart van de volwassenen Nederlanders mantelzorg verleent .

·         Dat een grote groep (+/- 8%) zich echter zwaarbelast voelt en  ondersteuning nodig heeft om zorg te kunnen blijven verlenen. Nog meer mantelzorgers hebben ondersteuning nodig om overbelasting te voorkomen.

·         Dat veel mantelzorgers hun zorgtaken als normaal zien en  zich er niet van bewust zijn dat zij mantelzorger zijn en daarom ondersteund kunnen worden.

·         Jonge mantelzorgers en allochtone mantelzorgers worden als groep die aparte aandacht nodig heeft benoemd.

 

Delft heeft in 2007 een quick-scan laten uitvoeren naar mantelzorg in Delft. Vanuit belangenorganisaties wordt aangedrongen op een ondersteuningsaanbod van 20 uur per jaar voor mantelzorgers die dat wensen. Op basis van landelijke cijfers wordt geschat dat van de 1.700 zwaar belaste mantelzorgers in Delft zo’n 425 mantelzorgers daadwerkelijk van zo’n ondersteuningsaanbod gebruik maken. Ook uit de atelierbijeenkomst mantelzorg, het Wmo-werkteam Mantelzorg en Vrijwilligers blijken de landelijke tendensen van toepassing te zijn op Delft. Er zijn diverse organisaties in Delft die mantelzorgers ondersteunen, belangen behartigen etc zoals Bureau voor Informele Zorg DWO (BIZ), RPCP-DWO, RMO-DWO, Careyn, Stichting Ouderenwerk Delft, Alzheimer DWO, GGZ Delfland en VTPZ Delft. Om de ondersteuning van mantelzorgers effectief en efficiënt te regelen is meer informatie nodig over de behoeften in Delft en het aanbod. Ook in relatie tot het Startpunt Wonen, zorg, welzijn. Voor o.a. het verbeteren van de informatievoorziening van mantelzorgers wordt een digitale sociale kaart ontwikkeld. Dit bevat een overzicht van alle professionele en vrijwillige ondersteuningsactiviteiten voor mantelzorgers in Delft en de regio DWO. Ook is in het Startpunt specifiek op de mantelzorger gerichte informatie aanwezig over zowel het ondersteuningsaanbod dat voor de mantelzorger beschikbaar is (sociale kaart) als over relevante wet- en regelgeving (inclusief hulpmiddelen). Voorstel is om  in 2008 na te gaan hoe het ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers het beste ingebed kan worden. Primair wordt daarbij aan het Startpunt Wonen, Zorg en Welzijn gedacht.

Via het onderzoek PP, het atelier mantelzorg en het Wmo werkteam mantelzorgers en vrijwilligers komen wij tot de volgende ondersteuningsfuncties voor mantelzorgers:

 

1.       Individuele probleemverkenning (diepgaander dan in het loket kan plaatsvinden) en zonodig verwijzing naar ondersteuning van vrijwilligers of professionals.

2.       Mogelijkheid voor regelmatig contact met/ondersteuning door een hulpverlener (thuis, inloopspreekuur, telefonisch) door een professional of door een vrijwilliger.

3.       Lotgenotencontact/hulp: mantelzorgers helpen elkaar, wisselen ervaringen uit, geven elkaar advies, ervaren dat zij niet de enige zijn die belast zijn, ervaren begrip.

4.       Cursorische activiteiten gericht op het stellen van grenzen en tijd voor een eigen leven realiseren, op het accepteren van hulp maar ook op bijvoorbeeld solliciteren na een periode van intensieve mantelzorg.

5.       Professionele psychosociale hulp om emotionele en psychische problemen gerelateerd aan de overbelasting te verwerken.

 

Een specifieke vorm van vrijwilligerswerk die gericht is op het ontlasten van mantelzorgers is vrijwilligerszorg (informele zorg). Voor zorgvrijwilligers die in één-op-één-situaties zorg leveren aan ernstig zieken of mensen met een ernstige handicap is de volgende ondersteuning nodig:

·         Een goede intake en professionele training voorafgaand aan de inzet als zorgvrijwilliger.

·         Een professionele achterwacht als de zorgvrijwilliger ondersteuning nodig heeft.

 

Respijtzorg is hier een onderdeel van. Respijtzorg is voor belaste mantelzorgers een belangrijke ontlasting. Het betreft:

 

Professionele respijtzorg

Vrijwillige respijtzorg

Professionele respijtzorg buitenshuis (professionele logeermogelijkheid, dagopvang, ontmoetingscentrum).

Vrijwillige respijtzorg buitenshuis (logeermogelijkheden en uitstapjes door zorgvrijwilligers).

binnenshuis: in het kader van ondersteunende begeleiding of huishoudelijke verzorging wordt een aantal taken geheel of gedeeltelijk overgenomen.

Vrijwillige respijtzorg binnenshuis (vrijwilligers nemen kortdurend thuis geheel of gedeeltelijk taken over).

 

NB: Vanuit belangenorganisaties wordt erop aangedrongen dat elke mantelzorger die bovengebruikelijke zorg op zich neemt, zorg  die ook vanwege de AWBZ kan worden verkregen, aanspraak kan maken op minimaal 4 uur per week respijtzorg thuis.

 

7.4.3 Voorstellen

Op basis van landelijke ontwikkelingen en trends, de quick-scan, het atelier en de voorstellen van het WMO werkteam mantelzorg en vrijwilligerswerk kunnen de volgende vier voorstellen voor mantelzorg genoemd worden.

a.       Lokale situatie (aanbod en vraag) in kaart brengen

b.       De informatievoorziening en signaleringsfunctie rondom mantelzorg verbeteren zodat meer mantelzorgers de ondersteuningsmogelijkheden kennen die worden aangeboden door professionele en vrijwilligers.

c.       Het ontlasten van zwaar en overbelaste mantelzorgers d.m.v. respijtzorg om uitval en fysieke en emotionele problemen bij mantelzorgers en zorgbehoevenden te voorkomen.

d.       Het ontwikkelen van een outreachende benadering om specifieke groepen zwaarbelaste mantelzorgers die weinig tot geen gebruik maken van het ondersteuningsaanbod, zoals jongeren en allochtonen, te bereiken.

 

Hieronder worden de vier voorstellen besproken.

 

a.       Lokale situatie (aanbod en vraag) in kaart brengen

In Delft  bestaat reeds een ondersteuningsaanbod (o.a. respijtzorg, individuele ondersteuning, informatievoorziening en trainingen) voor mantelzorgers. Hoewel organisaties samenwerken, is het aanbod versnipperd. Organisaties bieden onafhankelijk producten aan die gezamenlijk gegeven zouden kunnen worden. Veel organisaties werken categoraal voor een specifieke doelgroep. Zij hebben expertise opgebouwd binnen deze doelgroep, maar kampen ook vaak met een tekort aan middelen en personeel. Bovendien overlappen sommige doelgroepen elkaar zodat samenwerking niet alleen expertise kan uitwisselen maar men ook door een algemeen, gezamenlijk aanbod op sommige terreinen een grote doelgroep kan benaderen en kosten kan besparen. Betere afstemming en wellicht samenvoegen van het aanbod is daarom noodzakelijk.

Centraal staat de vraag of het huidige beschikbare ondersteuningsaanbod, zowel kwantitatief en kwalitatief, voldoet aan de vraag c.q. behoeften van de mantelzorgers zelf. De eerstvolgende stap is een behoeftenanalyse en kijken of het huidige aanbod hierbij aansluit. Hierbij is het verminderen van het versnipperde aanbod essentieel. In 2008 zal dit nader onderzocht  worden. De resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd in de nota Vrijwilligers- en mantelzorgersbeleid Delft.

 

b.       Optimaliseren van informatievoorziening.

We willen bereiken dat alle mantelzorgers die (latent) behoefte hebben aan ondersteuning het ondersteuningsaanbod kunnen vinden. Veel mantelzorgers weten (nog) niet welke ondersteuningsmogelijkheden er voor hen zijn binnen de gemeente en waar zij terecht kunnen met vragen. Bovendien zijn velen van hen er zich überhaupt niet van bewust dat ze mantelzorger zijn. Een goede informatievoorziening kan zowel meer bewustzijn creëren, alsmede een groter gebruik van de voorzieningen. Dit kan op verschillende manieren: een goede informatievoorziening via het Startpunt Wonen,Zorg, Welzijn (outreachend en bij hulpvragen),  actiever op zoek gaan naar de doelgroep en actiever PR voeren van organisaties naar hun doelgroep toe om zo hun mogelijkheden kenbaar te maken. Het startpunt Wonen, Zorg, Welzijn en de daarin vertegenwoordigde organisaties, spelen daarbij een belangrijke rol. De gemeente gaat organisaties stimuleren actiever informatie over te brengen aan mantelzorgers en ook alerter zijn op het signaleren van bijvoorbeeld overbelasting van mantelzorgers. Dit kan bijv middels subsidieafspraken, maar ook door te zorgen dat mantelzorgers meer dan voorheen op de agenda van de verschillende organisaties komen te staan. Denk hierbij aan samenwerking eerstelijn, zorgcoördinatoren, zorg- en welzijnsinstellingen.

 

c.       Ontlasten zwaar en overbelaste mantelzorgers via respijtzorg.

Het aantal mantelzorgers in Delft wordt geschat op 11% van de inwoners boven de 18, dus op zo’n  8900 mantelzorgers. Hiervan zou 13,3% (1185) zwaar belast zijn en 6.4% (570)  zou bezweken zijn onder de last.[18] Deze zogenoemde mantelval, waarbij mantelzorgers steeds meer moeite krijgen om zorg te combineren met gezin, sociaal leven, school en arbeid, kan ertoe leiden dat mantelzorgers uiteindelijk geen zorg meer kunnen verlenen. Voorkoming van deze mantelval is de inzet van de gemeente Delft en haar maatschappelijke partners. Zeker ook nu er steeds meer berichten uit de samenleving komen dat mishandeling van zorgbehoevenden door overbelaste mantelzorgers vaker voorkomt dan gedacht. Respijtzorg (zowel intra- als extramuraal en door zowel professionals en vrijwilligers) geeft de mantelzorger vrijaf en kan overbelasting voorkomen. Het WMO werkteam mantelzorg en vrijwilligers stelt dat er naast het huidige, uitgebreide aanbod, behoefte is aan een pool van zorgvrijwilligers die per direct beschikbaar zijn om in te vallen wanneer een mantelzorger uitvalt (bv. door overbelasting of ziekte)[19]. We nemen het project voor Respijtzorg in grote lijnen over. BIZ en BVW geven aan dat zij niet aan alle vraag kunnen voldoen, nog niet de gehele doelgroep bereiken en zelf nog niet voldoende vrijwilligers in hun bestand te hebben[20]. Beide organisaties bezitten wel veel expertise en kennis. De mogelijkheden om overbelaste mantelzorgers te ondersteunen met behulp van respijtzorg moet nader onderzocht worden. Dit in relatie tot de vraag van mantelzorger, het huidige aanbod op het gebied van respijtzorg in de gemeente Delft en mogelijkheden van professionele respijtzorg.

 

d.       Ontwikkelen van een outreachende benadering voor specifieke groepen zwaarbelaste mantelzorgers.

Jonge mantelzorgers hebben grote moeite om onderwijs en werk te combineren met zorgtaken, waardoor zij niet optimaal kunnen presteren. Zij hebben moeite om een goede baan te vinden, hebben weinig mogelijkheden tot zelfontplooiing en ontspanning. Sociaal isolement ligt op de loer, omdat zij door de zorg moeite hebben om vrienden te maken of een eigen gezin te stichtten. Daarnaast kan het verlenen van mantelzorg aan een naaste binnen een gezin tot spanningen leiden. Ook allochtone mantelzorgers ervaren veel sociale druk: in het thuisland van hun familie is het gebruikelijk dat de jongere generaties volledig de zorg op zich nemen. Zij hebben daarnaast ook extra zorgtaken, zoals tolken. Andersom durven ouderen ook niet altijd te zeggen dat zij hun kinderen niet willen belasten met zorg. Allochtone mantelzorgers hebben eveneens moeite met de combinatie zorg/gezin/school en arbeid en er kunnen ook spanningen ontstaan binnen gezinnen, families en de sociale gemeenschap. Voorgesteld wordt om beide groepen actief te benaderen om hen bewust te maken van hun positie en de mogelijkheden die er zijn tot ondersteuning. Er is gekozen voor jonge mantelzorgers en allochtone mantelzorgers als specifieke doelgroep omdat zij (zowel landelijk als in Delft) het minst gebruik lijken te maken van  ondersteuningsmogelijkheden. We realiseren ons dat vragen en behoeften van vooral jonge en allochtone mantelzorgers nog onvoldoende in beeld zijn. Er zijn weinig gegevens over hen bekend en zij lijken “vergeten” te zijn binnen het beleid van veel organisaties en instellingen. In de verdere uitvoering besteden we hier bijzondere aandacht aan.

 

Een laagdrempelige manier voor lotgenotencontact en informatievoorziening is het internet. De landelijke website www.itsyourlife.nl biedt deze mogelijkheden en Delftse voorzieningen zoals het JIP zouden hierop kunnen inhaken. JIP verwijst op dit moment via hun site naar BIZ, maar BIZ houdt zich niet specifiek bezig met jongeren. De mogelijkheden tot informatievoorziening en ondersteuning aan allochtone mantelzorgers worden op dit moment bekeken i.s.m. het  programma Integratie en Inburgering.

 

7.4.4 Besluitpunten

Besluitpunten vrijwillige inzet:

Voorgesteld wordt om de hieronder genoemde voorstellen vast te stellen:

a.       Beter zicht krijgen op de vrijwillige inzet in Delft

b.       Doorontwikkeling van vrijwillige inzet waarbij het accent wordt gelegd op modern burgerschap

c.       Verbeteren verbindingen verschillende beleidsterreinen onderling en met het externe netwerk en akkoord te gaan het budget van € 25.000 (incidenteel 2008) voor het project Bedrijf en samenleving.

d.       Stimuleren van vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden. Akkoord te gaan  met het beschikbaar stellen van € 11.000 vanuit de Wmo , € 4.500 vanuit het programma Integratie en en € 4.500 vanuit het Buurt-Onderwijs-Sportbudget voor het Project Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging. Dit is incidenteel voor 2008.

 

Besluitpunten mantelzorgondersteuning:

Voorgesteld wordt om de hieronder genoemde voorstellen vast te stellen:

a.       Lokale situatie (aanbod en vraag) in kaart brengen

b.       De informatie voorziening rondom mantelzorg verbeteren zodat meer mantelzorgers de ondersteuningsmogelijkheden kennen die worden aangeboden door professionele en vrijwilligers thuiszorgorganisaties kennen.

c.       Het ontlasten van zwaar en overbelaste mantelzorgers d.m.v. respijtzorg om uitval en fysieke en emotionele problemen bij mantelzorgers en zorgbehoevenden te voorkomen.

d.       Het ontwikkelen van een outreachende benadering om specifieke groepen zwaarbelaste mantelzorgers die weinig tot geen gebruik maken van het ondersteuningsaanbod, zoals jongeren en allochtonen, te bereiken.

Respijtzorg kan overbelasting voorkomen en verhelpen, en zal daarom een extra aandachtspunt binnen het beleid zijn, evenals jonge en allochtone mantelzorgers. Voor informele zorg/respijtzorg  is € 55.000,- beschikbaar en voor het bereiken van jonge mantelzorgers en allochtone mantelzorgers is € 40.000 beschikbaar.

 

7.4 Prestatieveld 5:  Bevorderen van participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking

7.4.1 Uitgangspunten

Delft gaat uit van een inclusieve samenleving: niemand wordt uitgesloten, juist de kwaliteiten en krachten van mensen vormen het uitgangspunt. Iedereen kan naar eigen zin en kunnen bijdragen en zijn verantwoordelijkheid nemen, ook al heeft zij of hij behoefte aan een steuntje in de rug of zorg. Prestatieveld 5 gaat over het creëren van algemene en collectieve voorzieningen die hieraan bijdragen. Dit zijn specifieke basisvoorzieningen en deze zijn in het bijzonder voor Delftenaren met een beperking. De algemene voorzieningen moeten, daar waar mogelijk, ook geschikt zijn voor bijzondere doelgroepen (al dan niet integraal).

 

De algemene doelstellingen voor dit prestatieveld komen direct overeen met vier ambities voor de Wmo. Dit zijn:

·         Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag.

·         Kwetsbare groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk  en nemen zo veel mogelijk deel aan de samenleving.

·         Voorkomen dat mensen (verder) afglijden in een sociaal isolement.

·         Delftenaren zetten zich vrijwillig in voor de samenleving en voor elkaar en voelen zich voldoende ondersteund.

 

7.4.2 Bevindingen en ontwikkelingen

Ten aanzien van de groepen kwetsbare Delftenaren is in de loop der jaren al beleid ontwikkeld. Op basis daarvan is op veel aspecten een passend en effectief aanbod tot stand gekomen dat er toe leidt de kwetsbare doelgroepen langer zelfstandig kunnen blijven wonen en functioneren. Op stedelijk en op wijkniveau is inmiddels een groot aantal voorzieningen beschikbaar.

Aan welk type voorzieningen moet worden gedacht? De volgende voorzieningen zijn bijvoorbeeld in Delft aanwezig dan wel in ontwikkeling:

Wonen en woonomgeving:

Participatie en welzijn:

·         Realiseren woonservicezone in iedere wijk.

·         Mogelijkheden bieden voor woonvormen voor bijzondere doelgroepen.

·         Het opplussen van woningen, zodat ze geschikt zijn voor rollator of rolstoelgebruik.

·         Verbeteren toegankelijkheid van de openbare ruimte.

·         Project verbeteren toegankelijkheid van (openbare) gebouwen.

·         Algemeen Maatschappelijk Werk.

·         Sociale Raadslieden.

·         Schuldhulpverlening.

·         Projecten tegengaan sociaal isolement

·         Participatietrajecten vanuit de Wet Inburgering, Wet Sociale Werkvoorziening en Wet Werk en Bijstand Gedifferentieerd activiteitenaanbod, waar mogelijk op wijk- of buurtniveau.

·         De aanwezigheid van een maaltijdvoorziening of wijkrestaurant functie.

·         Opzetten boodschappen- en klussendienst.

·         Initiëren van een Burenhulpproject in Buitenhof en Vrijenban.

·         Delfts zorgabonnement.

·         Gebruik kunnen maken van een formulierenbrigade.

·         Collectieve vervoersvoorziening.

·         Opzetten van telefooncirkels.

 

Niet alleen de gemeente heeft aandacht voor het creëren van collectieve en algemene voorzieningen, maar ook vanuit bewoners wordt hiervoor aandacht gevraagd. Zo heeft Ouderenproof Buitenhof zeer concrete aanbevelingen gedaan. Bijvoorbeeld op het gebied van verbreden en verbeteren van de trottoirs, het aanbrengen van extra bankjes, verplaatsen informatieloket en verbeteren communicatie, realiseren van ontmoetingsplekken in de wijk en het oprichten van een telefooncirkel. Ouderenproof vraagt daarbij aandacht voor de betaalbaarheid van voorzieningen.

Vanuit de Wmo-teams zijn in het licht van ‘meedoen’ en sociale cohesie ook adviezen en projectvoorstellen geformuleerd, die van dienst kunnen zijn voor prestatieveld 5:

·         Burenhulpproject Tante Kwebbel

·         Klussendienst Stichting Present

·         De Social Revival Van

·         Vrijwilligerspool voor mantelzorgers

·         Levend Googlen

 

Inhoudelijk is hierop gereageerd in hoofdstuk 5

 

De projectvoorstellen van het werkteam Inclusieve Samenleving (zie hoofdstuk 6) en het werkteam Kwetsbaar in ’t Kwadraat hebben ook raakvlakken met prestatieveld 5 (zie hoofdstuk 8). Deze voorstellen hebben enerzijds betrekking op de beeldvorming en anderzijds op deelname aan de maatschappij.

 

Naast 2 projectvoorstellen (zie hoofdstuk 2) wil de werkgroep Inclusieve samenleving graag kleinschalige woongroepen oprichten voor jonge mensen met een verstandelijke beperking (concept ‘wooncirkel’). Het gaat om het realiseren van de eerste kleinschalige woongroep voor zes jonge mensen met een verstandelijke beperking in het centrum van Delft. Het werkteam vraagt de gemeente dit project de ruimte te geven en het financieel te ondersteunen wat betreft de oprichtingskosten en de inrichtingskosten.

 

Tot slot is uit de raadscommissie WIJZO en het overleg met de gezamenlijke panels (Gehandicaptenbeleid en Werk en Inkomen) naar voren gekomen dat, nu gekozen wordt om woningen alleen bezoekbaar aan te passen en niet logeerbaar, aandacht geschonken moet worden aan logeermogelijkheden zodat partners en andere gezinsleden ook ’s nachts bij elkaar kunnen verblijven.

 

Landelijk is de trend te zien dat in relatie met prestatieveld 6 onderzocht wordt welke individuele voorzieningen  ook collectief en algemeen georganiseerd kunnen worden. Collectieve en algemene voorzieningen zijn namelijk over het algemeen goedkoper dan meerdere individuele verstrekkingen. Collectieve en algemene voorziening dragen  bij aan de zelfredzaamheid van de bewoner. Hij/zij is dan niet afhankelijk van een individuele aanvraag en verstrekking van de gemeente.

 

7.4.4. Voorstellen

a.       Collectief in plaats van individueel

Uitgangspunt is dat wanneer een voorziening algemeen en/of collectief georganiseerd kan worden in plaats van individueel, dit ook algemeen en/of collectief aangeboden moet worden. De inventarisatie (paragraaf 7.4.3) laat zien dat  er in Delft al een aanbod is. Dit aanbod wordt de komende jaren verder ontwikkeld. Daarnaast wordt vanuit het oogpunt van de individuele verstrekkingen onderzocht of er nog voorzieningen ontbreken en of er nieuwe algemene/collectieve voorzieningen ontwikkeld kunnen worden. Dit vraagstuk wordt uitgewerkt in de nota Wonen, Zorg en Welzijn.

 

b.       Onderzoeksbudget uitbouwen zorgabonnement

Het huidige bereik van het Delfts zorgabonnement (één van de algemene voorzieningen) is gering (ongeveer 500 deelnemers) en omvat de volgende diensten: servicecoördinator, noodhulp, noodlogeren, gemak in eigen huis (verrichten van kleine reparaties), belastingconsulent, veiligheidsbezoek en gratis aansluiting op alarmering.

Om het zorgabonnement te versterken is in de nota Woonservicezones Buitenhof totaal reeds een bedrag ad € 45.000,- beschikbaar gesteld voor onderzoeken naar mogelijke uitbreiding van het  abonnement uitgebreid met de volgende voorzieningen:

o        Klussen/dienstenbedrijf

o        Domotica / breedbandvoorzieningen

o        Consultatiebureau voor senioren

Door dit onderzoeksbudget is het mogelijk om ook andere diensten en eventuele samenvoeging met andere bestaande passen te betrekken bij het onderzoek. Hierbij moet aandacht zijn voor de betaalbaarheid van het abonnement. Uitkomsten en conclusies uit dit onderzoek worden in de eerste helft van 2008 gepresenteerd.

 

c.       Onderzoek logeermogelijkheden

Er komt een onderzoek naar een eventueel logeerhuis zodat partners en andere gezinsleden ook ’s nachts bij elkaar kunnen verblijven. Via de Wmo-individuele voorzieningen wordt een huis namelijk wel aangepast gericht op de mogelijkheid tot bezoek, maar niet op logeren. Veronderstelt is dat de individuele aanpassingen te kostbaar zouden zijn en dat mogelijk een (regionaal) logeerhuis hiertoe een oplossing zou kunnen bieden. Onduidelijk is welke vraag er is; gaat het inderdaad om alleen de benodigde aanpassingen in een woning of is er ook 24 uurs-zorg nodig in de logeervoorziening? En om hoeveel mensen gaat het? Voorgesteld wordt om in samenhang met voorstel d. een budget van € 30.000,- in te zetten om de vraag naar een logeerhuis te onderzoeken en als makelaar c.q. loket te kunnen fungeren voor huisvestingsvragen van bijzondere doelgroepen.

 

d.       Intermediërende gemeentelijke rol

Het wooninitiatief van het werkteam Inclusieve Samenleving sluit goed aan bij  de uitgangspunten van het cluster wonen, zorg en welzijn in het kader van de inclusieve samenleving. De gemeente kan in de toekomst voor dit soort wensen/vraagstukken een intermediërende rol spelen tussen de woningcorporaties en de initiatiefgroep. Om deze loketfunctie goed vorm te kunnen geven wordt onder punt c. reeds voorgesteld hier capaciteit voor vrij te maken. De gemeente ziet geen rol weggelegd om dergelijke initiatieven in financiële zin te ondersteunen.

 

In de nota Wonen, Zorg en Welzijn wordt  nader worden ingegaan op aspecten van de inclusieve samenleving, zoals het organiseren van activiteiten voor bijzondere doelgroepen op wijkniveau.

 

Om te voorkomen dat door het forse aantal projecten dat zich op cohesie en integratie richt versnippering ontstaat, wordt ten behoeve van de implementatie een projectenparaplu gemaakt onder één stedelijke projectleiding. In nauwe samenwerking met partijen en wijkcoördinatoren wordt zo een optimale afstemming en effectiviteit van het geheel gerealiseerd.

 

7.4.5 Besluitpunten:

Voorgesteld wordt in te stemmen met:

·         De algemene uitgangspunten van het cluster Wonen, Zorg en Welzijn (zie inleiding).

·         Een onderzoek naar de extra inzet van algemene en collectieve voorzieningen ten koste van individuele verstrekkingen. In de nota Wonen, Zorg en Welzijn wordt dit verder uitgewerkt.

·         Het structureel beschikbaar stellen van € 30.000,- ten laste van Wmo budget t.b.v. onderzoek naar de vraag en mogelijkheden ten behoeve van logeervoorzieningen en het fungeren als loket/intermediair/makelaar tussen de vraag naar huisvesting van bijzondere doelgroepen en huisvesters, zoals corporaties.

·         Het budget voor het zorgabonnement en de het onderzoeksabonnement gezamenlijk in te zetten.

·         Een intermediërende rol van de gemeente tussen corporatie en initiatiefgroep ten aanzien van de ondersteuning in het realiseren van een wooncirkel.

·         Het verzoek om een financiële bijdrage in het opzetten van een wooncirkel af te wijzen.

·         Instellen projectenregie door een centrale projectleider die nauwgezet samenwerkt met wijkcoördinatoren en partijen.

 

7.5 Prestatieveld 6: Voorzieningen met mensen met een beperking

7.5.1. Uitgangspunten

Bij de invoering van de Wmo is afgesproken in 2007 lokale beleidskaders Wmo op te stellen. Van beleidsarm naar beleidsrijk , zoals afgesproken in de startnotitie  ‘Van discussie, naar visie, naar Wmo-beleid’, d.d.  februari 2007. In aansluiting hierop heeft de gemeenteraad op 12 juli 2007 nieuwe beleidskaders vastgesteld voor de verstrekking van individuele voorzieningen. In deze nota wordt alleen ingegaan op de hoogte van het Persoonsgebondenbudget (Pgb) hulp bij het huishouden.  Dit besluit over het Pgb hulp bij het huishouden komt in de plaats van de tekst die  de gemeenteraad d.d 12 juli 2007 m.b.t. het PGB heeft vastgesteld in de Nota Beleidskaders Verstrekkingen Wmo.

 

De gemeente moet onder de Wmo zorgvragers voor alle individuele verstrekkingen de keuze bieden uit Zorg in natura en Zorg in de vorm van een Persoonsgebonden budget (Pgb)[21].

Het Pgb is een geldbedrag waarmee iemand zelf verschillende verstrekkingen of vormen van hulp kan inkopen. Onder de AWBZ was een soortgelijk systeem gebruikelijk bij de verstrekking van huishoudelijke verzorging. Beperking van deze keuzevrijheid is alleen in uitzonderlijke situaties mogelijk[22]. De hoogte van het Pgb kan de gemeente zelf bepalen. De enige eis die de wet hieraan stelt is dat het te verstrekken budget vergelijkbaar moet zijn met een verstrekking in natura.

 

In 7.5.3. wordt ingegaan op de hoogte van het Pgb voor Hulp bij het Huishouden.

 

7.5.2 Bevindingen en ontwikkelingen

Het Wmo-werkteam PGB en hulpmiddelen heeft over het PGB het  volgende geadviseerd:

·         Het compensatiebeginsel is uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van een Pgb

·         Noodzakelijke bijkomende kosten worden bij vaststelling van het Pgb meegeteld

·         Neem naast  de uurvergoeding ook de werkgeverslasten en de overheadkosten mee in het Pgb

 

Het Pgb voor de hulp bij het huishouden is als systeem overgenomen uit de AWBZ-periode. Met het Pgb kan de cliënt zelf bepalen waar hij/zij de hulp wil inkopen.[23]  Het Pgb  is voor 2007 op hetzelfde niveau bepaald als onder de AWBZ (75% van het zogenaamde CTG[24] tarief). De overige 25% zijn kosten voor werkgeverslasten en overhead. Deze zijn niet doorberekend in het PGB. Uitgangspunt awbz is dat de cliënt deze kosten niet hoeft te maken.

Op basis van deze uitgangspunten zijn Pgb-jaarbedragen bepaald, gekoppeld aan de klassenindeling die ook gebruikt wordt voor het stellen van een indicatie. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de klassen en bedragen.

 

Klasse

Uren per week

Tarief per jaar

1

0 – 1,9

€ 904

2

2 – 3,9

€ 2.714

3

4 – 6,9

€ 4.977

4

7 – 9,9

€ 7.692

5

10 – 12,9

€ 10.407

6

13 – 15,9

€ 13.120

 Op deze tarieven wordt nog een eigen bijdrage in mindering gebracht[25].

 

Hoewel uit de reacties van het Zorgkantoor, als uitvoerders van de AWBZ Pgb huishoudelijke verzorging, blijkt dat dit systeem van Pgb goed werkt en uitvoerbaar is moet toch worden geconstateerd, dat dit systeem een aantal onbillijkheden in zich heeft. De  belangrijkste worden hier kort toegelicht.

·         Bij de toekenning van het Pgb wordt géén onderscheid gemaakt naar de zwaarte van de geïndiceerde hulp. Dit betekent dat iemand die is geïndiceerd voor HH1 met hetzelfde bedrag kan inkopen als iemand die voor evenveel uren is geïndiceerd voor HH2.

·         Het gemiddeld bedrag dat een cliënt per uur kan besteden vertoont een forse daling naarmate meer uren zorg per week nodig zijn. Iemand die voor 4 uur hulp per week is geïndiceerd (klasse 3) kan gemiddeld per uur een bedrag besteden van € 23,93. Is iemand geïndiceerd voor bijvoorbeeld 6 uur hulp per week (eveneens klasse 3) dan bedraagt het gemiddeld per uur te besteden bedrag € 15,95. Om het verschil nog duidelijker te maken het (deels theoretische ) voorbeeld in geval iemand 1,9 uur hulp nodig heeft (klasse 1) dan heeft hij gemiddeld per uur € 9,15 te besteden. Heeft iemand 2 uur nodig (klasse 2) dan heeft hij € 26,10 per uur te besteden.

·         Uit het voorbeeld onder het vorige punt blijkt ook dat iemand  die 4 uur hulp nodig heeft een bedrag per uur te besteden heeft dat hoger ligt dan het bedrag waarvoor de gemeente HH2 inkoopt (in 2007 gemiddeld € 22,00 per uur).

·         Dat bij de bepaling van de hoogte van het budget de kosten voor werkgeverslasten en overhead niet zijn doorberekend omdat de cliënt die kosten niet hoeft te maken is in veel gevallen niet terecht. Wil de cliënt immers zorg inhuren via een zorgaanbieder dan zullen deze kosten zeker in het in rekening gebrachte tarief verwerkt zijn. Wil de cliënt op een andere manier zorg inhuren dan zullen overheadkosten voor een belangrijk deel niet van toepassing zijn. Werkgeverslasten daarentegen zullen in een belangrijk deel van de gevallen wél verschuldigd zijn.

 

Verwachte ontwikkelingen

De gemeenteraad heeft 12 juli 2007 besloten de verantwoording over een verkregen Pgb te laten vervallen. Op grond hiervan mag worden verwacht dat de komende tijd meer mensen zullen kiezen voor een Pgb in plaats van zorg in natura. Op dit moment kunnen Pgb houders ondersteund worden door het Servicecentrum Pgb van de SVB. De diensten waarvan gebruik kan worden gemaakt zijn:

·         Vergoeding van bij ziekte doorbetaald loon (indien de budgethouder hiertoe wettelijk verplicht is), het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;

·         Het op verzoek van de budgethouder verzorgen van de salarisadministratie indien sprake is van een arbeidsrelatie waarbij de budgethouder verplicht is tot inhouding en afdracht van sociale premies en/of loonheffing op het loon van de zorgverlener;

·         Het beschikbaar stellen van modelovereenkomsten aan alle budgethouders en het bijhouden van deze modelovereenkomsten naar aanleiding van wettelijke ontwikkelingen;

·         het geven van informatie en advies op arbeidsrechtelijk terrein aan alle budgethouders.

 

Voor de diensten betaalt de gemeente een gemiddeld bedrag van € 19,40 per klant die daadwerkelijk van deze diensten gebruik maakt. In het eerste kwartaal van 2007 waren er bij de SVB 32 klanten die van de diensten gebruik maken. Door een toename van het aantal Pgb houders zullen de kosten voor de gemeente stijgen. Zie ook prestatieveld 3.

 

7.5.3 Voorstel

Uit de knelpunten blijkt  dat  zowel de  hoogte van een Pgb en de toekenning op basis van een klassenindeling nadelige effecten heeft waar op z’n minst vraagtekens bij kunnen worden geplaatst. Hieronder wordt een nieuw systeem voorgesteld, te weten een urensysteem. Dit is een systeem gebaseerd op toekenning van een budget gerelateerd aan het feitelijk aantal geïndiceerde uren hulp. Hierbij worden twee uitgangspunten gebruikt:

·         De klant wordt op een verantwoorde manier in staat gesteld de ervaren belemmeringen te compenseren.

·         Het beschikbaar te stellen budget  is vergelijkbaar met een verstrekking in natura.

 

Urensysteem

De hoogte van het budget wordt gebaseerd op de prijs die ook de gemeente betaalt voor het inkopen van de betreffende zorg en is gerelateerd aan het aantal uren. In dit nieuwe systeem wordt het budget zowel gebaseerd op het aantal uren geïndiceerde zorg als op de zwaarte van de zorg. De zwaarte wordt bepaald op basis van het onderscheid tussen HH1 en HH2. Daarmee biedt dit nieuwe systeem een oplossing biedt voor de gestelde knelpunten, zeker wanneer het budget per uur gelijk wordt gesteld aan de gemeentelijke inkoopprijs.

 

7.5.4 Besluitpunten

Op basis van zowel inhoudelijke als financiële overwegingen wordt voorgesteld:

·         Om de systematiek voor de bepaling van de hoogte van het Pgb voor HH te baseren op de feitelijk geïndiceerde omvang en zwaarte van de hulp. Hierbij wordt de omvang  bepaald op hele uren en de zwaarte op basis van het onderscheid HH1 en HH2.

·         De hoogte van de uurvergoeding voor HH1 en HH2 vast te stellen  op een bedrag gelijk aan 100 % van de gemeentelijke inkoopprijs.

·         Om akkoord te gaan dat dit besluit in de plaats komt van de tekst die  de gemeenteraad d.d 12 juli 2007 m.b.t. het Pgb heeft vastgesteld in de Nota Beleidskaders Verstrekkingen Wmo.

 

 

 


8 Cluster OGGZ

 

8.1 Inleiding

Delft is als centrumgemeente voor de regio DWO verantwoordelijk voor de OGGZ, Maatschappelijke opvang, Verslavingsbeleid en Vrouwenopvang (waaronder huiselijk geweld). Vanuit deze functie dient Delft te zorgen voor voldoende laagdrempelige voorzieningen en preventiebeleid op deze terreinen.

 

8.2 Doelstellingen

De (wettelijke) doelstellingen van het  OGGZ beleid zijn:

·              Het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg,

·              Het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen

·              Het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen

·              Het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg.

 

Binnen de OGGZ gaat het om (ongevraagde) bemoeienis met kwetsbare mensen die kampen met meervoudige problemen (verslaving, schulden, dakloosheid, geen inkomen, psychiatrische stoornissen en sociale problemen). Kenmerkend voor de OGGZ-doelgroep is dat zij vaak onvoldoende zelfredzaam zijn niet meestal niet duidelijk vragen om hulp. De complexiteit van de problematiek vraagt om oplossingen die een outreachende hulpverleningsaanpak, ketenregie en samenwerking op beleids- en uitvoeringsniveau vergen.

 

De OGGZ en de Maatschappelijke opvang/Vrouwenopvang zijn binnen de WMO ondergebracht in de prestatievelden 7, 8 en 9. De scheiding tussen de prestatievelden is enigszins kunstmatig tot stand gebracht, en beleid en doelgroepen overlappen elkaar. In 2008 verschijnt de nota OGGZ/Lokaal Volksgezondheidsbeleid. Het Lokaal Gezondheidsbeleid, de opgenomen doelstellingen en de drie prestatievelden worden in deze nota nader uitgewerkt.

 

Bij de opbouw van de OGGZ-keten wordt in vijf stappen gedacht:

·         Preventie.

·         Vroegsignalering en outreachend werk.

·         Casemanagement en ketenaanpak.

·         Maatschappelijk herstel

·         Monitoring

 

Voor de prestatievelden 7, 8 en 9 geldt, dat nog steeds sprake is van een beperkt bereik van de zorgvragers. Er is, ondanks de inspanningen van de afgelopen jaren, nog steeds sprake van veel verborgen problematiek. De inspanningen zullen er de komende jaren dan ook vooral gericht op blijven om zoveel mogelijk hulpvragers te bereiken en het ontstaan van wachtlijsten tegen te gaan.

 

8.3 Prestatieveld 7: Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

 

8.3.1 Ontwikkelingen Maatschappelijke opvang

Het aantal voorzieningen in de maatschappelijke opvang is de afgelopen jaren gegroeid. Daarnaast heeft er een professionaliseringsslag plaatsgevonden. Dit heeft er onder andere toe geleid dat alle cliënten vanaf 2007 een zorgplan hebben en dat er een begin is gemaakt met het indiceren van maatschappelijke opvang cliënten voor AWBZ-zorg. Het opgestelde beleidsplan van de Stichting Perspektief omvat onder meer de volgende voornemens: woningen voor overlastgevers, kleinschalige woonvoorzieningen, voorziening voor één oudergezinnen, hotelvoorziening voor kort verblijf, speciale opvang voor oudere cliënten. Het maatschappelijke opvang beleid zal de komende jaren geïntensiveerd en verbeterd moeten worden omdat:

·              Nog steeds veel mensen dakloos raken of dreigen dat te worden. Naast psychiatrische-, verslavings-  of psychosociale problematiek is vaak sprake van schuldproblematiek en gezondheidsproblemen.

·              Genoemde doelgroep voor een deel niet bereikt wordt, vaak onvoldoende zorg ontvangt en onvoldoende gebruik maakt van de bestaande voorzieningen.

·              Het voorzieningenniveau in Delft verder ontwikkeld moet worden om goed bij de problematiek in Delft en de regio te passen. De doeluitkering voor maatschappelijke opvang is echter lang niet kostendekkend en er zijn onvoldoende AWBZ middelen beschikbaar. 

·              Daarnaast toont een deel van de groep zich niet gemotiveerd tot zorg (soms door een te vrijblijvende benadering- of handelingsverlegenheid vanuit instanties en instellingen) of zijn voorzieningen niet voor hen toegankelijk (verslaafden).

·              Succesvolle rehabilitatie (de kans om werkelijk weer mee te kunnen doen) van de doelgroep  vraagt een gecoördineerde- en intensieve aanpak op verschillende problemen tegelijk. De ontwikkeling hiervan vraagt veel aandacht.

 

8.3.2 Doelstellingen maatschappelijke opvang

Om nader invulling te geven aan de doelstellingen maatschappelijke opvang wordt een Plan van aanpak dakloosheid opgesteld. Dit plan (Kompas) heeft als ambitie om de komende jaren alle dakloze burgers en degenen die dat dreigen te worden te voorzien van een passend individueel traject. Dit is een traject gericht op wonen, zorg, dagbesteding en inkomen. Tussen 2008 en 2013 zijn alle daklozen in traject.

 

Doelstellingen (conform de afspraak met VWS):

·         Voor minimaal 60% van de daklozen is in 2013 huisvesting geregeld.

·         Tussen 2008 en 2010 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau van 2005 terug gedrongen.

·         Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen komt bijna niet meer voor.

·         In 7 jaar tijd is overlastgevend gedrag teruggedrongen tot maximaal 75% van het huidige niveau.

 

Het is gelukkig niet zo dat de gemeente “bij nul” moet beginnen. De doelstellingen van het Plan van aanpak sluiten goed aan bij het beleid dat op verschillende terreinen is ingezet op het gebied van OGGZ, BAW, schuldhulpverlening, activering vanuit de WWB, veelplegeraanpak, bemoeizorg vanuit de psychiatrie en verslavingszorg.

De belangrijkste peilers van het Plan van aanpak zijn:

·              de persoonsgerichte benadering met behulp van individuele trajectplannen

·              een 100% sluitende samenwerking tussen alle betrokken partijen en instellingen

De gemeente voert de regie en sluit hiertoe overeenkomsten met het Zorgkantoor DSW, de woningbouwcorporaties en de zorgaanbieders. Om segregatie- en overlast tegen te gaan is het van belang voorzieningen voor maatschappelijke opvang een kleinschalig en zo normaal mogelijk karakter hebben goed verspreid zijn over de wijken. De gemeente gaat, in samenwerking met de woningbouwcorporaties en de betrokken zorginstellingen een betere coördinatie hierop organiseren.

 

Dit najaar wordt het plan van aanpak aangeboden aan VWS. Na goedkeuring wordt de eerste helft van 2008 gebruikt voor de inrichting van het project en de implementatie van de verschillende instrumenten. De eerste trajecten starten medio 2008.

 

Het WMO werkteam Kwetsbaar in “t Kwadraat  heeft met het plan “Samen Stadsgenoot” [26]een voorstel gedaan om door ludieke acties het andere gezicht van mensen met dakloosheidproblematiek te laten zien. Het gaat om activiteiten als het uitdelen van soep, muziek maken en straattheater. Deze activiteiten zullen gedurende 2 jaar (08/09) plaatsvinden, en kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een voorstelling op scholen over het leven en de leefomstandigheden van dak en thuislozen in Delft (kosten 30.000 euro). Het ‘andere gezicht’ moet ook na 2009 zichtbaar blijven. De gemeente zal samen met het werkteam mogelijkheden onderzoeken om structureel te werken aan imagoverbetering van daklozen.

Daarnaast zullen, in samenwerking met PerspeKtief en o.a. de welzijnsorganisatie de mogelijkheden tot deelname aan bestaande welzijnsactiviteiten en het gebruik maken van de normale maatschappelijke voorzieningen nader worden onderzocht en geëffectueerd.

Het is van belang om cliënten zelf hierbij te betrekken. Er zullen de komende tijd gesprekken met cliënten (o.a. de clientenraad van PerspeKtief) worden georganiseerd.

 

8.3.3 Ontwikkelingen en doelstellingen Vrouwenopvang en huiselijk geweld

Delft is centrumgemeente voor vrouwenopvang. Het gaat meestal om vrouwen van buiten de regio die vanwege huiselijk geweld ondergebracht moeten worden op een geheim adres, in een aantal gevallen samen met hun kinderen. De vrouwenopvang in Delft richt zich naast deze basistaak, in toenemende mate op preventie, rehabilitatie en ambulante hulpverlening m.b.t. huiselijk geweld.

 

Doelstelling voor huiselijk geweld: bij een intensivering van preventie en signalering zit toch het aantal gevallen van huiselijk geweld in 2011 onder het niveau van 2007.

 

De komende periode staan de volgende prioriteiten op de agenda:

·         Preventie

Meer inzet op ambulante hulpverlening binnen gezinnen die te maken hebben dient te worden uitgebreid. Deze vorm van hulp biedt de mogelijkheid om het gezin bij elkaar te houden en drastische maatregelen zoals vluchten naar de vrouwenopvang te voorkomen.

·         Vroegsignalering en outreachend werk

De eerste lijnszorg is een zwakke schakel als het gaat om signalering en doorverwijzing op het gebied van huiselijk geweld. De gemeente maakt momenteel een start met het actiever betrekken van de eerste lijn op een aantal gezondheidsaspecten. Nadere uitwerking vindt plaats in de nota Lokaal gezondheidsbeleid en OGGZ.

·         Casemanagement en ketenaanpak

De ketenaanpak op het gebied van huiselijk geweld verloopt op uitvoeringsniveau naar tevredenheid. Toch is er behoefte meer bindende afspraken te maken tussen de partners. Een van de oorzaken hiervan is de Wet Huisverbod Daders die in 2008 zal worden ingevoerd. Deze maatregel vraagt om een snellere en meer gecoördineerde actie, waarbij vooral de gemeente, het Advies en steunpunt en de politie een belangrijke rol spelen. Verder zal een goede aansluiting bij het centrum van Jeugd en gezin en de daaraan verbonden zorgcoördinatie tot stand moeten komen.

·         Maatschappelijk herstel

 Het circuit rond de terugkeer van slachtoffers van huiselijk geweld in het maatschappelijk leven is op zichzelf goed georganiseerd. De vraag is echter op zijn plaats, voordat op dit terrein nieuw beleid wordt ingezet, of blijvende resultaten worden geboekt. De gemeente Delft wil daar in 2008 nader onderzoek naar doen. Daarin wordt ook de vraag van maatschappelijk herstel van daders en de ontwikkelvraag van betrokken kinderen meegenomen.

·         Monitoring

Monitoring vindt plaats aan de hand van registratiecijfers van o.a. politie, vrouwenopvang en Meldpunt Bezorgd? Daarnaast maakt huiselijk geweld onderdeel uit van het reguliere bevolkingsonderzoek van de GGD en de OGGZ monitor

 

8.3.4 Besluitpunten

Voorgesteld wordt om positief te besluiten over:

·         De voorgestelde doelstellingen op dit terrein, te weten:

o        Voor minimaal 60% van de daklozen is in 2013 huisvesting geregeld.

o        Tussen 2008 en 2010 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau van 2005 terug gedrongen.

o        Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen komt bijna niet meer voor.

o        In 7 jaar tijd is overlastgevend gedrag teruggedrongen tot maximaal 75% van het huidige niveau.

·         De doelstelling voor huiselijk geweld: bij een intensivering van preventie en signalering zit het aantal gevallen van huiselijk geweld in 2011 toch onder het niveau van 2007.

·         Het voorstel van het Werkteam Kwetsbaar in ’t Kwadraat jaar op voorwaarde dat dit project in 2008 en 2009 zal worden uitgevoerd én het niet blijft bij een eenmalige activiteit maar dat er in samenwerking gekeken wordt naar structurele inpassing van dit vraagstuk binnen het maatschappelijke opvangbeleid. Het benodigde budget bedraagt € 15.000 in 2008 en € 15.000 in 2009.

 

 

8.4 Prestatieveld 8: Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)

8.4.1 Ontwikkelingen OGGZ

De afgelopen jaren is prioriteit gegeven aan signalering.  Hiertoe is in 2005 gestart met het meldpunt Bezorgd? Dit initiatief heeft geleid tot een flink aantal meldingen van o.a. zorgwekkende situatie, sociaal isolement en overlast. Meldpunt Bezorgd? Daarnaast is veel aandacht gegeven aan deskundigheidsbevordering bij professionals op verschillende terreinen.

 

8.4.2 Uitgangspunten

Een aantal hoofddoelstellingen van de Wmo speelt nadrukkelijk rond het OGGZ-beleid. Het gaat daarbij vooral om de volgende vier:

·         Het bestrijden van sociaal isolement

Op het gebied van het signaleren van isolement vinden vanuit het Meldpunt Bezorgd? (op het gebied van signalering en de meer zorggerelateerde situaties) en de SOD (lichtere problematiek; inzet van vrijwilligers) de nodige activiteiten plaats. Inmiddels is ook wel duidelijk dat een totaal-aanpak van sociaal isolement vergt dat op wijk (buurt of straat)-niveau en binnen (allochtone) gemeenschappen of doelgroepen gewerkt moet worden aan bestrijding van anonimiteit en mogelijkheden deel te nemen aan activiteiten. Dit geheel zal in het kader van de nota Lokaal gezondheidsbeleid en OGGZ scherper neergezet worden.

·         Het betrekken van kwetsbare groepen bij activiteiten  en het versterken van het gevoel van binding van bewoners met hun buurt

In het kader van de integratie van kwetsbare mensen met bijvoorbeeld psychiatrische- of verslavingsproblemen of mensen die in isolement leven is het van belang dat betrokken geaccepteerd worden, contact hebben met buurtbewoners en deel kunnen nemen aan activiteiten. Dit gaat helaas in de meeste gevallen niet vanzelf. Naast de reeds ingezette initiatieven door gemeente en instellingen zal de komende tijd is  in samenspraak gezocht moeten worden naar uitbreiding van deze mogelijkheden. Zo heeft GGZ-Delfland toegezegd om hun cliënten meer in de eigen omgeving te gaan begeleiden. Ook in de afspraken met de BWD voor 2008 wordt hier expliciet aandacht voor gevraagd.

·         Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een beperkingen

Zie Plan van aanpak dakloosheid onder maatschappelijke opvang.

 

Naast de genoemde doelen is op dit terrein is de preventie van depressiviteit en angsten een opkomend probleem. Voor gemeenten is dit een relatief nieuw vraagstuk, dat echter in de gezondheidsonderzoeken naar voren komt als een omvangrijk en groeiend probleem. Dat heeft er toe geleid dat de gemeenten in het werkgebied van de GGD-Zuid-Holland-West dit thema voor de jaren 2009 en 2010 tot prioriteit van het preventiebeleid hebben gemaakt.  Inzet is dan met partijen uit de openbare gezondheidszorg en de eerste- en tweede-lijns hulpverleners de inzet te bundelen en zo tot merkbaar resultaat te komen. Een ander zal uitgebreid terug komen in de nota Lokaal Gezondheidsbeleid en OGGZ.

 

Actuele  thema’s op het gebied van de OGGZ zijn:

-          vroegsignalering op wijk/buurtniveau en binnen de eerstelijns gezondheidszorg

-          meer outreachend werken-  en actieve toeleiding naar zorg door de instellingen die zich met de OGGZ doelgroep bezig houden (of zouden moeten houden)

-          verbetering van casemanagement bij de backoffice van het meldpunt

-          verbetering van samenwerking tussen de instellingen

-          aansluiting bij de jeugdketen

-          ontwikkelen van beleid op het gebied van preventie van psychosociale problematiek

-          meer mogelijkheden voor schuldhulpverlening en budgettering voor de OGGZ doelgroep

-          meer mogelijkheden voor dagbesteding en werk voor de OGGZ doelgroep

-          verbetering van het beleid ter voorkoming van huisuitzettingen o.m. door vroegsignalering

-          opvang van ex-gedetineerden

-          intensivering van de aanpak van isolement o.m. door het inzetten van vrijwilligers

-          regionalisering van het OGGZ beleid

Een nadere uitwerking op deze punten zal terug te vinden zijn in de nota Volksgezondheid en OGGZ.

 

Waar gaan we aan werken?

·         Preventie

Preventie vindt onder meer plaats door voorlichting- en preventieve interventies gericht op risicogroepen. Het inzetten van schuldhulpverlening en budgettering t.b.v. de OGGZ risicogroepen zal naar verwachting leiden tot het voorkomen van ernstiger problemen. In het kader van de nota schuldhulpverlening zal hier de komende jaren veel aandacht voor zijn. Momenteel loopt er  een pilot in samenwerking met de Budgetwinkel, Kwadraad en Careyn, speciaal gericht op deze doelgroep.

·         Vroegsignalering en outreachend werk

Signalering vindt tot nu toe vooral plaats via het Meldpunt Bezorgd? Het is de bedoeling om daarnaast actiever te gaan signaleren op wijkniveau, binnen de eerste lijn en binnen de JGZ- centra. Dit najaar houdt GGZ-Delfland, in samenwerking met PerspeKtief en het meldpunt Bezorgd? voorlichtingsbijeenkomsten voor alle wijkcoördinatieteams. Daarnaast wordt een voorlichting ontwikkeld voor buurtbewoners. Kwadraad is met de GGD in gesprek over betere aansluiting bij de JGZ-centra. Vanuit de eerste lijn  hebben de huisartsen aangegeven meer betrokken te willen worden op het OGGZ terrein.

Via de BAW aanpak wordt door middel van huisbezoeken bij beperkte huurschuld) en het inzetten van een zorgregelaar vanuit het Meldpunt Bezorgd? OGGZ problematiek gesignaleerd en toegeleid naar zorg.

Aangezien er veel OGGZ klanten zijn die niet- of onvoldoende bereikt worden is de gemeente nadrukkelijk in gesprek met de zorginstellingen om meer in te gaan zetten op outreachende signalering en toeleiding naar zorg. Door verschillende instellingen zijn hierover toezeggingen gedaan.

·         Casemanagement en ketenaanpak

Omdat het bij de OGGZ om multiproblematiek gaat is er met de instellingen overeen gekomen dat een van de betrokken instellingen, op aanwijzing van Meldpunt Bezorgd? de taak van casemanager op zich neemt. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig. Momenteel wordt gewerkt aan een beter invulling van deze taak binnen de mogelijkheden die de instellingen hebben. Met het Zorgkantoor DSW wordt gezocht naar mogelijkheden voor AWBZ-financiering van casemanagement.

·         Maatschappelijk herstel

Er dient voorkomen te worden dat mensen die in de moeilijkheden zijn geraakt en als gevolg daarvan bijvoorbeeld dakloos zijn geworden, weliswaar geholpen worden, maar geen kansen krijgen om weer een normaal leven te kunnen gaan lijden. Hiertoe dienen we:

-          Betreffende personen serieus te nemen; hen niet allen als slachtoffer te beschouwen maar hen te benaderen als volwaardig mens met niet alleen problemen maar ook mogelijkheden.

-          Geïntegreerde hulpverlening te organiseren gericht op het oplossen van zowel materiele als immateriële problemen

-          Voldoende mogelijkheden te bieden voor dagbesteding of werk.

·         Monitoring

Het OGGZ beleid wordt op verschillende manieren gemonitord:

-          door middel van registratie en voortgangsrapportages van oa Meldpunt Bezorgd?

-          door middel van de Monitor OGGZ. De GGD krijgt opdracht om voor 2008 een nieuwe en uitgebreidere monitor op te stellen.

 

8.4.3 Besluitpunten:

Voorgesteld wordt om positief te besluiten om:

·              De bovenstaande doelstellingen en activiteiten nader uit te werken in de nota Lokaal Gezondheidsbeleid en OGGZ.

 

 

8.5 Prestatieveld 9:  Het bevorderen van verslavingsbeleid

 

8.5.1 Ontwikkelingen Verslavingsbeleid

Het hebben van een verslaving kan grote gevolgen hebben voor zowel de verslaafde, zijn naaste omgeving  als de samenleving waarin hij participeert. Een verslaving kan psychische en fysieke schade toebrengen aan de verslaafde en hem beperken in zijn maatschappelijk functioneren. Zo hebben verslaafden o.a. moeite met het vinden en behouden van werk, het aangaan van sociale contacten en het budgetteren van hun inkomen. Maar niet alleen de verslaafde ondervindt last, de maatschappij krijgt ook te maken met de gevolgen van verslaving. Verslaving leidt niet zelden tot maatschappelijke schade en overlast zoals criminaliteit en overlast op straat.

 

8.5.2 Uitgangspunten

De gemeente Delft wil het  gebruik van genotmiddelen ontmoedigen en de risico’s van gebruik beperken voor zowel de gebruiker zelf, diens omgeving en de maatschappij  als geheel. De gemeente wil ervoor zorgen dat mensen met een verslavingsproblematiek zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren en naar vermogen (weer) deelnemen aan de samenleving zonder dat zij overlast voor hun omgeving veroorzaken. Voor Delft (en de regio) is de komende tijd een aantal ontwikkelingen relevant:

·              de inzet op outreachende verslavingszorg

·              het voorkomen van wachtlijsten als gevolg van een toenemend aantal hulpvragers

·              het terugdringen van alcoholgebruik door jeugdigen

·               de aansluiting bij de Delftse jeugdketen

Op het gebied van de verslavingszorg is er sprake van een sterk toenemend aantal hulpvragers, met name op het gebied van alcoholproblematiek en (in mindere mate) cannabisproblematiek.

 

Doelstellingen verslavingsbereik

·         Zoveel mogelijk burgers bewust maken van de risico’s- en gevolgen van genotmiddelen. De focus ligt hierbij op jeugd.

·         Maximale inzet, binnen de wettelijke mogelijkheden, op toezicht en regelhandhaving met betrekking tot alcoholgebruik.

·         Zoveel mogelijk volwassenen en jongeren met (aankomende) verslavingsproblematiek toeleiden naar hulpverlening, onder meer door vroegsignalering.

·         Het bieden van ambulante hulp aan alle inwoners met een hulpvraag op het gebied van verslaving.

·         Een actief beleid voeren m.b.t. maatschappelijke re-integratie van verslaafden (zie ook: Plan van aanpak dakloosheid).

 

Een aantal hoofddoelstellingen van de Wmo speelt nadrukkelijk rond het verslavingsbeleid. Het gaat daarbij vooral om de volgende drie:

·         Het betrekken van kwetsbare groepen bij activiteiten en het versterken van het gevoel van binding van bewoners met hun buurt

Het is belangrijk dat mensen met verslavingsproblematiek deel kunnen nemen aan activiteiten en gebruik kunnen maken van voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld dagbesteding en wonen. Dit is nu heel vaak niet het geval. In samenwerking met de OGGZ partners zal worden getracht verslaafden meer gebruik te laten maken van voorzieningen vanuit de benadering “normaal waar het kan, speciaal waar nodig”. Veel drugsverslaafden staan (al dan niet terecht) bekend als overlastgevers. De overlast varieert van opvallend in het straatbeeld aanwezig zijn, samenscholen, drinken of drugsgebruiken in de openbare ruimte tot het plegen van criminele feiten.

Er zal gewerkt worden aan imagoverbetering (zie onder maatschappelijke opvang. Daarnaast zal getracht worden zo veel mogelijk overlast te voorkomen, o.a. door snel te interveniëren waar overlast wordt ervaren of dreigt te escaleren en duidelijke- en zorgvuldige afspraken te maken met de buurten waar voorzieningen zijn gevestigd of worden gevestigd. De aanpak van veelplegers zal onverminderd worden voortgezet.

·         Goed kunnen wonen, ook voor mensen met een beperkingen

Voor een aantal ernstig verslaafden (veelal gecombineerd met psychiatrische problematiek) is behoefte aan een beschermde woon/zorg voorziening waar sprake kan zijn van acceptatie van gebruik. Het zijn cliënten die weliswaar zelfstandig wonen maar teveel overlast veroorzaken en niet de juiste hulp ontvangen. Voor hen is een gespecialiseerde beschermd wonen voorziening noodzakelijk. Deze vraag zal meegenomen worden in het Plan van aanpak dakloosheid.

 

Aanpak

·         Preventie

Binnen verslavingspreventie zal prioriteit worden gegeven aan het terugdringen van alcoholgebruik onder jeugdigen. Er wordt een plan van aanpak ontwikkeld, met daarin opgenomen:

·              een overzicht van bestaande activiteiten op het gebied van preventie en handhaving

·              een bewustwordingscampagne gericht op jeugdigen en hun ouders

·              voorstellen voor een betere aansluiting van de verslavingszorg op de jeugdketen i.v.m. vroegsignalering en toeleiding

·              het invoeren van een alcoholpreventietoets aangaande evenementen- en subsidiebeleid

·              een pilot met het zogenaamde Deventer-model, waarbij dronken jongeren en hun ouders toegeleid worden naar een preventiecursus

·              de mogelijkheden tot verscherping van het handhavingsbeleid (o.a. mogelijke pilot gemeentelijk toezicht i.k.v. de Drank- en horecawet, maatregelen tegen bedrijven- of verenigingen, die alcohol verkopen aan kinderen onder de 16 jaar, m.n. gericht op de detailhandel).

·         Vroegsignalering en outreachend werk

Wat betreft signalering en toeleiding zal het huidige beleid worden voortgezet. Daarnaast zal er meer worden ingezet op signalering en toeleiding binnen de eerste lijnsgezondheidszorg en aansluiting bij de jeugdketen. Parnassia is vorig jaar een spreekuur voor jongeren, ouders en intermediëren gestart in Delft.Parnassia start volgend jaar met een outreachend team.

·         Casemanagement en ketenaanpak

Om de cliënt zo goed mogelijk te helpen en de problematiek rondom een cliënt zo goed en snel mogelijk op te lossen, is het noodzakelijk om een goed sluitend aanbod van hulp, opvang en zorg te creëren. Er komt per cliënt een integraal opgesteld hulpverleningsplan.

Dit geldt met name voor de OGGZ cliënten binnen de verslavingszorg; aan hen zullen trajecten aangeboden worden als onderdeel van het Plan van aanpak dakloosheid.

Intensivering van de samenwerking met andere partijen binnen de zorg (o.a. maatschappelijke opvang, psychiatrie en eerste lijnsgezondheidszorg) staat hoog op de agenda.[27]

·         Maatschappelijk herstel

Zie: plan van aanpak dakloosheid.

·         Monitoring

Jaarlijks ontvangt de gemeente rapportages van de verslavingszorg m.b.t. het aantal burgers en zorg en voor welke middel. Het is voor de verslavingszorg vooralsnog niet mogelijk te monitoren op resultaten van de geboden zorg. Hier wordt op nationaal niveau momenteel wel hard aan gewekt. De gemeente vindt dit een belangrijk onderdeel en zal blijven aandringen op het zichtbaar maken van resultaten.

 

8.4.3 Besluitpunten

Voorgesteld wordt om:

De bovenstaande doelstellingen en activiteiten nader uit te werken in de nota Lokaal Gezondheidsbeleid en OGGZ.

 


9. Samenvatting inzet budget per prestatieveld

 

9.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de kosten voor projectvoorstellen uit hoofdstuk 3 t/m 8 per prestatieveld samengevat. We maken hier onderscheid tussen incidentele subsidies en structurele kosten.

 

9.2 Incidentele subsidies

De incidentele subsidies worden beschikbaar gesteld om onder andere de ingediende projecten van de Wmo-werkteams uit te voeren. Hiervoor is maximaal € 2 ton beschikbaar.

 

Prestatieveld

Wat

2008

2009

2010

Totaal

1

Combinatie Tante kwebbel, Stichting present, levend googlen en burenhulp

    25.000

 

 

        25.000

 

SRV

    25.000

   25.000

 

        50.000

 

Delftse Jutters

 PM

 

 

 

2

School adopteren

    12.500

   12.500

    12.500

        37.500

 

Workshops voor kinderen op scholen

    22.500

 

 

        22.500

 

Netwerk/platform ouders

      5.000

     5.000

 

        10.000

4

Project Bedrijf en Samenleving

    25.000

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Samen stadsgenoot

    15.000

   15.000

 

        30.000

 

Totaal

 € 130.000

   57.500

    12.500

      200.000

 

Omdat het projectenbudget op de jaarschijf 2007 is vastgesteld, zal bij de definitieve nota een budget-overhevelingsvoorstel worden gedaan. Daardoor ontstaat een correcte dekking bij de hier voorgestelde uitgaven.

 

9.3 Structurele uitgaven

De structurele uitgaven kunnen maximaal € 3 ton bedragen. Hiervan is € 1 ton vastgesteld als extra inzet op het gebied van mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk.

 

Prestatieveld

Wat

2008

2009

2010

 

1

Combinatie Tante kwebbel, Stichting present, levend googlen en burenhulp

€ 0

€ 50.000

€ 50.000

 

3

Digitaal loket

€ 59.969

€ 56.187

€ 67.000

 

1,4

Infomele zorg

€ 55.000

€ 55.000

€ 55.000

 

4

Jonge en allochtone mantelzorgers

€ 29.000

€ 40.000

€ 40.000

 

 

* Pilot jeugdige vrijwilligers

€ 11.000

 

 

 

 

Monitoren

€ 25.000

€ 25.000

€ 25.000

 

5

Kleinschalige woongroep en logeermogelijkheden

€ 30.000

€ 30.000

€ 30.000

 

Clienten en burgerparticipatie

Wmo-raad

€ 40.000

€ 40.000

€ 40.000

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

€ 249.969

€ 296.187

€ 307.000

€ 853.156

 

 

9.4 Uitvoering projecten

De gehonoreerde projecten worden centraal aangestuurd vanuit het gemeentelijke Programma Wonen,  Zorg en Welzijn. Na besluitvorming door de gemeenteraad wordt hiervoor een projectorganisatie ingesteld.


10. Benchmark, klanttevredenheid en monitoren

10.1 Inleiding

In de WMO wordt aan gemeenten de verplichting opgelegd om op een interactieve manier tot besluitvorming te komen en het beleid op een horizontale manier te verantwoorden. Daarnaast geldt er een verticale verantwoordingsplicht naar de minister. Uitgangspunt voor de horizontale verantwoording zijn de beleidsdoelstellingen die binnen de gemeente zijn geformuleerd en door de gemeenteraad zijn goedgekeurd. In zogenaamde uitwerkingsnota’s worden deze concrete beleidsdoelstellingen vastgelegd. Op basis daarvan kan over de behaalde resultaten door het college van B&W verantwoording worden afgelegd aan de raad en kunnen resultaten aan de burgers worden teruggekoppeld. Voor de verantwoording aan de minister is een vergelijkingskaart ontwikkeld waarin de minimale verantwoordingseisen staan. Deze eisen worden integraal meegenomen in de beleidsontwikkeling en de gemeentelijke verantwoordingscyclus.

 

10.2 WMOnitor en klanttevredenheidsonderzoek

Beleidsinformatie is belangrijk in het verantwoordingsproces. Voorgesteld wordt om hiervoor structureel € 25.000 (2008 t/m 2010)  te reserveren. Voor het genereren van deze informatie ontwikkelt de afdeling Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Delft de zogenaamde WMOnitor en voert deze ook in eigen beheer uit. Periodiek wordt nagegaan en vastgesteld of en in hoeverre de beleidsdoelstellingen zoals vastgelegd in de deelnota’s (OGGZ, Jeugd, WZW, Samenwerken aan sterken wijken) zijn gerealiseerd. In overleg met de betrokken programmamanagers en beleidsadviseurs zal steeds worden gezocht naar geschikte manieren om dit te meten. O&S zal in sterke mate gebruik gaan maken van GGD-onderzoek. Dit onderzoek wordt in samenwerking met O&S verdiept tot buurtniveau. Ook zal het onderzoek zich richten op sociaal welbevinden, psychische stoornissen en sociaal isolement. Het is de taak van O&S de verschillende informatiestromen zodanig te bundelen dat zij bijdragen aan het verantwoordingsproces en het bijstellen en het verder ontwikkelen van beleid. De beleidsmonitor, inclusief de Gezondheidsatlas wordt het jaar van de beleidsontwikkeling van de Wmo gepubliceerd.

 

Het is belangrijk dat burgers en vertegenwoordigende organisaties vaker dan eens in de vier jaar hun mening kunnen geven over het Wmo-beleid en de uitvoering. Zij moeten hun tevredenheid, knelpunten of wensen over welzijn en zorgvoorzieningen thuis, in hun wijk regelmatig kunnen uiten. Dat gebeurt in jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoeken (KTO) die onderdeel uitmaken van de WMOnitor. In overeenstemming met de wet worden in Delft jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten gepubliceerd van het klanttevredenheidsonderzoek over het voorgaande kalenderjaar. Op basis van de resultaten hieruit kunnen het beleid en de uitvoering indien nodig bijgestuurd worden. Hoewel wettelijk verplicht is om een KTO te houden, is er geen verplichting ieder jaar een KTO over het hetzelfde thema uit te voeren.  Het jaarlijkse KTO kan zich richten op verschillende thematieken. Dit betekent dus dat  bijvoorbeeld niet ieder jaar een KTO over mantelzorgondersteuning, maar bijvoorbeeld tweejaarlijks. Een jaarlijks KTO kost relatief veel werk in relatie tot de opbrengsten. Dit geldt voor zowel de gemeente als de uitvoerende organisaties.

 

Aangezien een belangrijke basis voor de verzameling van beleidsinformatie wordt gevormd door de centrale beleidsdoelstellingen in de uitwerkingsnota’s van de WMO, is O&S ook betrokken bij de formulering daarvan.. De tweejaarlijkse update van de uitwerkingsnota’s wordt mede gebaseerd op tussentijdse onderzoeksresultaten en bij het opnieuw formuleren van doelstellingen zal O&S steeds aanschuiven. Op deze wijze denkt  O&S mee over de doelen per beleidsterrein en/of prestatieveld en ook de resultaten die zijn behaald in onderlinge samenhang met elkaar presenteren.

 

10.3 Benchmark

Het college van B&W van Delft heeft ervoor gekozen om haar prestatiegegevens WMO-breed te verzamelen aan de hand van de door SGBO ontwikkelde Benchmark WMO die uit verschillende onderdelen bestaat. In 2007 doet de gemeente Delft  samen met bijna 200 gemeenten mee aan de basisbenchmark gecombineerd met het tevredenheidsonderzoek cliënten. Daarnaast doet de gemeente Delft mee aan de benchmarks voor enerzijds individuele verstrekkingen en anderzijds vrijwilligerswerk en mantelzorg. Verschillen tussen Delft en andere gemeenten die naar voren komen uit de benchmark bieden aanknopingspunten om inspiratie bij andere gemeenten op te doen en na te gaan waar de verschillen vandaan komen. De vragen uit de verschillende onderdelen van de benchmark worden meegenomen in de WMOnitor.

 

10.4 Besluitpunten

Voorgesteld wordt om positief te besluiten over:

·         De uitvoering van de Wmo te monitoren middels de vier deelnota’s middels de WMOnitor

·         In te stemmen met het voorstel over de cyclus en de opzet van de themagewijze  klanttevredenheidsonderzoeken

·         € 25.000 per jaar voor de periode van 2008 t/m 2010 voor het genereren en monitoren van beleidsinformatie.


Bijlage Verklarende Woordenlijst

 

AWBZ                          Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

BAW                            Bijzondere aandacht Woonproblematiek

BIZ                               Bureau Informele Zorg

BJZ                              Bureau Jeugdzorg

BOPZ                           Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen

BOS                            Buurt Onderwijs Sport

BVW                            Bureau Vrijwilligerswerk

BWD                            Breed Welzijn Delft

CIZ                               Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG                             Centrum voor Jeugd en Gezin

CPGGZ            Collectieve Preventie Geestelijke Gezondheidszorg

DWO                           Delft, Westland, Oostland

GGD                            Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GGZ                             Geestelijke Gezondheidszorg

HH1/HH2                      Huishoudelijke Hulp 1 / 2

JGZ                              Jeugd Gezondheidszorg

JIP                               Jongeren Informatie Punt

KTO                             Klant Tevredenheidsonderzoek

MOVO                         Maatschappelijke Opvang Vrouwen Opvang

OGGZ                          Openbare Geestelijke Gezondheidszorg

PGB                            Persoonsgebonden Budget

RMO                            Raad Maatschappelijke Ontwikkeling

SOD                            Stichting Ouderenwerk Delft

VTV                             Stichting Vrije Tijd en Vorming

WCPV                         Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid

WCT                            Wijk Coördinatie Teams

WJIZO                          Commissie Welzijn Integratie Jeugd Zorg en Onderwijs

WMO                           Wet Maatschappelijke Ondersteuning

WVG                           Wet Voorziening Gehandicapten

WW                             Welzijnswet

WZW                           Wonen, Zorg en Welzijn

ZVP                             Zorg Vernieuwingsprojecten



[1] Vastgesteld in de startnotitie januari 2007

[2] Diensten met wonen met zorg (budget  2007was  € 193.342 ). Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg(budget 2007 was  € 274.725 . Vorming, training en advies (budget 2007 was (€ (€13.500,-)

·          [3] Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg9budget  2007 is € 96.620)

Collectieve Preventie Geestelijke Gezondheidszorg ( budget 2007 is € 57.046)

[4] Dit is wettelijk vastgelegd in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

[5] Prestatiesubsidie: de prestatiesubsidie heeft de intentie om een relatie te leggen tussen de door de gemeente essentieel geachte activiteiten/resultaten die bijdragen aan het realiseren van beleidsdoelen én de subsidie. Veelal is deze subsidie gekoppeld aan een professionele organisatie met beroepskrachten. Met deze organisaties worden afspraken gemaakt over de te leveren producten, prestaties en kwaliteit (producten- en prestatieovereenkomst)

[6] Betrokken professionele organisaties op het gebied van Wonen, Zorg en Welzijn (WZW) en OGGZ hebben gezamenlijk zitting in de stuurgroep WZW/OGGZ.

[7] Burgerparticipatie: alle burgers moeten kunnen meedenken over de Delftse invulling van de Wmo en invloed kunnen uitoefenen op het beleid en ook kunnen meedoen met de uitvoering van het Wmo-beleid.

Cliëntenparticipatie:  de burgers die gebruik maken van de individuele voorzieningen van de Wmo (hulp bij het huishouden, woningaanpassing, rolstoelen, voorzieningen voor maatschappelijke opvang) kunnen meedenken over de vormgeving van het beleid.

[8] Is voorstel in Programmabegroting 2008. Uitwerking in Jeugdnota 2008.

[9] De adviezen en voorstellen zijn te vinden op www.gemeentedelft.info/wmo

[10] De verantwoordelijkheid is vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg in de zogenaamde 5 gemeentelijke functies. Die functies zijn onderdeel van prestatieveld 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.

[11] Dit heeft uiteraard ook raakvlakken met de Wet Werk en Bijstand (WWB)

[12] Hiertoe is het bestaande fysieke loket van de SOD - het Informatiepunt Ouderen - omgevormd tot het breed geïntegreerde en onafhankelijke Startpunt wonen zorg welzijn

[13] Kern van het model van het Startpunt is de frontoffice backoffice relatie. Er is één laagdrempelige, onafhankelijke en integrale frontoffice ingericht voor alle vragen op het brede terrein van wonen, zorg, welzijn en de Wmo. Deze frontoffice is breed toegankelijk: fysiek, telefonisch en digitaal.

[14] Met het  klantcontactcentrum (KCC) binnen de gemeente Delft zijn afspraken gemaakt, dat het Startpunt daar waar mogelijk aansluit op KCC, met name op het gebied van digitale dienstverlening.

[15] Hulp bij het huishouden, voormalige WVG-hulpmiddelen, aanleunwoningen).

[16] Het besluit over het toekennen van een voorziening en het behandelen van een eventueel bezwaarschrift tegen dat besluit wordt door de gemeente verzorgd.

[17] Stichting PP, Delft 2007.

[18] Cijfers op basis van onderzoek Stichting PP: Resultaat Quick Scan Ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers, maart 2007.  In 2001 werd door het SCP geschat dat in Nederland per kalenderjaar 3,6 miljoen mensen van boven de 18 jaar mantelzorg verleend. Van dit aantal voelde 7% zich overbelast, met name mantelzorgers die langer dan 3 maanden voor meer dan 8 uur per week zorgen, of verzorgers van terminale patiënten.

[19] Voor volledige voorstel zie “De werkteams aan zet”: project en beleidsvoorstellen WMO werkteams

[20] Bereik BIZ: 172 geregistreerde mantelzorgers in Delft, +/- 10 deelnemers per keer aan cursussen en 15 à 20 per contactbijeenkomst. Bereik BVW: 180 tot 200 matches in 2006.

[21] Zorg in natura wil zeggen dat de zorg door een zorgaanbieder wordt geleverd.

[22] Zie notitie individuele voorzieningen juli 2007

[23] Dat kan bij een organisatie maar ook in de kring van gezinsleden, vrienden of bekenden zijn.

[24] College Tarieven Gezondheidszorg

[25] Onder de Wmo is het heffen van een eigen bijdrage verplicht

[26] Zie ‘De werkteams aan zet!: project en beleidsvoorstellen van de WMO werkteams’ uit 2007.