Reg. Nr. 20259270

Stuk …..                                                                                                         Delft, …………2007

 

Onderwerp: verordening tot wijziging van de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Delft 2002’.

                                  

 

Aan de gemeenteraad,

 

Geachte dames en heren,

 

Ten gevolge van aanpassingen in wet- en regelgeving dient de  ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Delft’ gewijzigd te worden.

Met de schoolbesturen in Delft heeft hierover afstemming plaats gevonden en is overeenstemming bereikt.

 

Wij stellen u voor de voorgestelde wijzigingen in de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Delft 2002’ vast te stellen. 

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M.  Camps                     ,secretaris.

 

 


Reg. Nr. 20259270

Stuk ………..

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van ………… 2007;

 

gelet op artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs;

 

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke

medebewindsbevoegdheden;

 

gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;

 

gelet op artikelen 4:4, 6:2, 6:12 en 6:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

 

gezien het gevoerde op overeenstemming gericht overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;

 

b e s l u i t :

 

de volgende wijzigingen in de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Delft 2002’ vast te stellen.

 

Artikel I Wijziging verordening

De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Delft wordt als volgt gewijzigd.

A. Artikel 5 komt als volgt te luiden:

Artikel 5 Informatieverstrekking

1.         Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

2.         Ter uitvoering hiervan kunnen door het college nadere aanwijzingen worden gegeven.

3.         Bij de gegevensverstrekking wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

B. In artikel 6, tweede lid, vervalt de tweede volzin.

C. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a.         In het vierde lid wordt 'opgave als bedoeld in artikel 5, vierde lid onder 1o' vervangen door: 'jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente';       

b.         Het vijfde lid vervalt. 

 

D. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a.         Het eerste lid komt als volgt te luiden:

'1. De aanvraag kan op verzoek van de aanvrager of van het college nader worden toegelicht.';

b.         In het tweede lid, vervalt in de eerste volzin de zinsnede 'voor de in het eerst genoemde lid genoemde datum'. 

E. artikel 22, derde lid, derde volzin, komt als volgt te luiden:

Binnen vier maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwopdracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur-, of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.

F. in het cursieve artikel 25, vierde lid, vervalt in de tweede volzin de zinsnede 'en vijfde'.

G. artikel 30, tweede lid, bij a. , komt als volgt te luiden:

a.         wanneer het betreft een gebouw dat gebruikt wordt door een of meer scholen voor basisonderwijs of voor (voortgezet) speciaal onderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college wordt vergoed minder is dan 40 klokuren;

H. artikel 36, vierde lid, vervalt. 

I. in de titel van hoofdstuk 7, vervalt de zinsnede 'en bekostiging'.

J. artikel 38 vervalt.

K. artikel 39, 40, 41 en 42 worden omgenummerd tot respectievelijk artikel 38, 39, 40 en 41.

L. het hernummerde artikel 38 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

1.         Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

a.         de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;

b.         de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;

c.         de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

2.         De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, met dien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.

3.         Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.

4.         Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:

a.         de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte, zoals opgenomen in bijlage I, deel B;

b.         het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;

c.         het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte.

5.         Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs de volgende gegevens:

a.         het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een gymnastiekruimte;

b.         de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt;

c.         een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;

d.         voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsregel bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school.

Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

6.         Het voorstel tot inroostering wordt door het college binnen twee weken na vaststelling toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaats binnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorstel tot inroostering.

7.         Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college voor 15 juni volgend op de genoemde datum in het derde lid, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiekruimte voor het volgende schooljaar. Indien het college daarbij afwijkt van een of meer in het overleg als bedoeld in het zesde lid naar voren gebrachte reacties, dan wordt dit gemotiveerd.

8.         Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in de beschikbare gymnastiekruimten van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.            

M. Het omgenummerde Artikel 41, lid 3 vervalt.

N. In bijlage III, Deel B, paragraaf 1.1, komt de tekst over de bepaling van de omvang van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening voor een basisschool zoals vermeld bij b , als volgt te luiden:

b.         Formule ten behoeve van de bepaling van de omvang van een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening voor een basisschool:

 

G = (A + B + C + D) / 179 + E + 0,5 F

Waarbij:

G= de ruimtebehoefte van de school uitgedrukt in een aantal groepen. Het verkregen getal G wordt rekenkundig afgerond op een geheel aantal groepen.

A= a     het aantal leerlingen van 4 tot en met 7 jaar dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 9.

      b    (indien de formatie opnieuw wordt berekend bij een toename van het aantal leerlingen zoals bedoeld in het Besluit bekostiging WPO) het aantal leerlingen van 4 tot en met 7 jaar dat op de datum van de meest recente telling op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 9.

Het verkregen getal wordt niet afgerond.

B= a     het aantal leerlingen van 8 jaar en ouder dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 6,17.

     b     (indien de formatie opnieuw wordt berekend bij een toename van het aantal leerlingen zoals bedoeld in het Besluit bekostiging WPO) het aantal leerlingen van 8 jaar en ouder dat op de datum van de meest recente telling op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 6,17.

Het verkregen getal wordt niet afgerond.

C = a    280 minus (het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 2,06).

      b    (indien de formatie opnieuw wordt berekend bij een toename van het aantal leerlingen zoals bedoeld in het Besluit bekostiging WPO) 280 minus (het totaal aantal leerlingen dat op de datum van de meest recente telling op de school is ingeschreven, vermenigvuldigd met 2,06).

Indien de uitkomst van deze berekening negatief is, wordt de factor C op 0 bepaald.

Het verkregen getal wordt niet afgerond.

D = a    som van de gewichten  op basis van het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven, verminderd met 8% van het totaal aantal leerlingen dat op de meest recente teldatum 1 oktober op de school is ingeschreven. Indien het schoolgewicht D hoger is dan 80% van het aantal op de meest recente teldatum 1 oktober ingeschreven leerlingen van de school, wordt het schoolgewicht D vastgesteld op 80% van het aantal op de meest recente teldatum 1 oktober op de school ingeschreven leerlingen. Het verkregen getal wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Dit gehele getal wordt vervolgens vermenigvuldigd met 3,2.

b          (indien de formatie opnieuw wordt berekend bij een toename van het aantal leerlingen zoals bedoeld in het Besluit bekostiging WPO) som van de gewichten op basis van het totaal aantal leerlingen dat op de datum van de meest recente telling op de school is ingeschreven, verminderd met 8% van het totaal aantal leerlingen dat op de datum van de meest recente telling op de school is ingeschreven. Indien het schoolgewicht D hoger is dan 80% van het aantal op de meest recente telling ingeschreven leerlingen van de school, wordt het schoolgewicht D vastgesteld op 80% van het aantal op de meest recente telling op de school ingeschreven leerlingen. Het verkregen getal wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Dit gehele getal wordt vervolgens vermenigvuldigd met 3,2. Indien de uitkomst van deze berekening negatief is, wordt de factor D op 0 bepaald. Het verkregen getal wordt niet afgerond.

E = aanvullende formatie op grond van bijzondere omstandigheden, toegekend op basis van artikel 120, vijfde lid van de Wet op het primair onderwijs.

F = het aantal formatieplaatsen onderwijsachterstandenbestrijding dat door de gemeente wordt bekostigd vanuit de specifieke uitkering.

O.        In bijlage III, deel B, paragraaf 1.2, komt de tweede volzin onder 'Basisschool' als volgt te luiden: 'Per groep 6-12-jarigen wordt uitgegaan van maximaal 1,5 klokuur gymnastiek.'

P.         In bijlage III, deel B, paragraaf 1.2 vervalt de tweede volzin onder 'Tabel 5 Splitsingstabel aantal groepen leerlingen (G).'

Q.        In bijlage III, deel B, paragraaf 1.2, komen de tweede en derde volzin onder 'Speciale school voor basisonderwijs' als volgt te luiden: 'Per groep met leerlingen jonger dan 6 jaar wordt uitgegaan van maximaal 3,75 klokuur gymnastiek indien de school niet de beschikking heeft over een speellokaal. Per groep met leerlingen van 6 jaar en ouder wordt uitgegaan van maximaal 2,25 klokuur gymnastiek.'

R. in bijlage IV, deel A, paragraaf 1.1, vijfde aandachtspunt, vervalt het tekstgedeelte '/bouwrijp maken'.

S.         in bijlage IV, deel A, paragraaf 1.1, wordt de titel 'Toeslag voor sloopkosten etc.' vervangen door 'Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw'.

T.         in bijlage IV, deel A, paragraaf 1.2 wordt de eerste alinea vervangen door: 'Voor uitbreiding van de huisvesting in permanente bouwaard tot 1035 m2 brutovloeroppervlakte (maximaal 9 groepen) is onderstaand de financiële normering weergegeven. Bij grotere uitbreidingen dient te worden uitgegaan van de financiële normering voor nieuwbouw (permanente bouwaard) (paragraaf 1.1).'

U.         in bijlage IV, deel A, paragraaf 1.2, wordt de titel 'Toeslag voor sloopkosten etc.' vervangen door 'Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw'.

V.         In bijlage IV, deel A, paragraaf 1.6 vervalt de paragraaf 'vergoeding per klokuur'.  

W.        in bijlage IV, deel A, paragraaf 1.6, wordt de tekst onder OLP/meubilair, vervangen door 'De vergoeding voor de eerste inrichting met OLP/meubilair voor een gymnastiekzaal bedraagt voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs € 45.039,69.'

(NB. Dit bedrag is gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2005 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2006).

X,         Bijlage IV, Deel A, hoofdstuk 4 komt als volgt te luiden:

 

4 Indexering

De in deze bijlage genoemde normbedragen zijn afgeleid van het prijspeil van 1 juli 1996. Jaarlijks worden door het college de werkelijke prijsontwikkeling in het afgelopen jaar en de verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de vergoeding in het jaar van uitvoering van het programma bekendgemaakt.

 

 

Werkelijke prijsontwikkeling

Jaarlijks worden de normbedragen aangepast aan de werkelijke prijsontwikkeling tot 1 juli van het lopende jaar. Om te voorkomen dat elk jaar alle tabellen aangepast zouden moeten worden, wordt jaarlijks na 1 juli het prijsbijstellingscijfer bekendgemaakt.

 

Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het verschil tussen het CBS-indexcijfer 'Nieuwbouwwoningen; outputindex 2000=100 (inclusief BTW)', gepubliceerd in de 'Maandstatistiek bouwnijverheid' van het CBS over het tweede kwartaal van het lopende jaar en het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar.

Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoeding gymnastiek wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het verschil tussen het CBS-indexcijfer 'Consumentenindex van alle huishoudens' (NR-reeks), gepubliceerd in de 'Maandstatistiek van de prijzen' van het CBS over de maand juli van het lopende jaar en de maand juli van het daaraan voorafgaande jaar.

Indien de CBS-ondexcijfers "Nieuwbouwwoningen; outputindex 2000 = 100" over het tweede kwartaal van het lopend jaar niet (tijdig) beschikbaar zijn, worden de CBS-cijfers over het eerste kwartaal van het lopende én het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar gehanteerd.

 

Verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het programma

Naast de bijstelling van de prijzen tot 1 juli van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld is het noodzakelijk om een inschatting te maken van het werkelijk prijsniveau in het jaar van uitvoering van het programma. Dit is noodzakelijk om de hoogte van de vergoeding bij vaststelling van het programma en het moment van vergoeding vast te stellen.

 

Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer (Macro-economische verkenningen) 'bruto investeringen door bedrijven in woningen', zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.

Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoeding gymnastiek geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer 'prijsmutatie van de netto-materiële overheidsconsumptie', zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.

Y.                 Bijlage IV, Deel B komt als volgt te luiden:

 

DEEL B Vergoeding op basis van feitelijke kosten

 

In artikel 4 van deze verordening is aangegeven welke voorzieningen worden vergoed op basis van normbedragen en welke voorzieningen worden vergoed op basis van feitelijke kosten. Indien goedgekeurde huisvestingsvoorzieningen, ingevolge artikel 4, 3e lid laatste volzin, worden vergoed op basis van feitelijke kosten, dient aan de in dit deel van de bijlage opgenomen aanbestedingsregels te worden voldaan.

 

Europese aanbesteding

Indien de omvang van een opdracht of contract boven een bepaald bedrag uitkomt, worden ingevolge het Besluit overheidsaanbestedingen de richtlijnen van de Europese Unie (2004/18/EG) toegepast. Deze richtlijnen gelden vanaf de volgende bedragen:

·           211.000 euro (exclusief BTW) voor leveringen en diensten;

·           5.278.000 euro (exclusief BTW) voor werken.

Bouwactiviteiten, zoals nieuwbouw, uitbreiding en dergelijke, vallen onder de definitie 'werken'. Aankoop van bijvoorbeeld meubilair of onderwijsleerpakket valt onder 'leveringen'. Bij aankoop van gebouwen en terreinen is de richtlijn uiteraard niet van toepassing.

 

 

 

Opdrachten onder het Europees drempelbedrag

Op opdrachten onder het Europees drempelbedrag zijn de richtlijnen, zoals vastgelegd in het Besluit overheidsaanbestedingen, van toepassing. 

Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de verordening worden afspraken gemaakt over de wijze van aanbesteding. Als uitgangspunt hierbij geldt dat op basis van het vastgestelde gemeentelijk beleid bepaald wordt op welke wijze een opdracht wordt aanbesteed, tenzij het college na overleg anders beslist.

 

Z. in bijlage V, paragraaf 1, bij 2. , vervalt het tekstgedeelte 'en aanpassingen aan de buitenzijde van gebouwen voor voortgezet onderwijs'.

AA. in bijlage V, paragraaf 1, bij Ad 2. , vervalt het tekstgedeelte 'aanpassingen aan de buitenzijde van gebouwen voor voortgezet onderwijs'.

AB. bijlage V, paragraaf 1, bij Ad 3. , komt als volgt te luiden:

Ad 3

Aanpassingen van gebouwen voor primair onderwijs met uitzondering van het (deels) inpandig creëren van lesruimten en vervanging van een oliegestookte verwarming vallen onder hoofdprioriteit 3.

 

Artikel II          Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 mei 2007.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting bij de verordening tot wijziging van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

 

Algemeen.

In de tekst van de (model-)verordening zijn passages cursief weergegeven. Het betreft hier tekstgedeelten waar de gemeente een keuzemogelijkheid wordt gelaten. Waar dat van toepassing is, wordt in deze wijzigingsverordening de betreffende tekst ook cursief weergegeven.

 

Aanhef

In de aanhef is de tekst van de WPO, WVO en WEC gevolgd voor wat betreft het op overeenstemming gericht overleg met de schoolbesturen. Door de gemeente hoeft formeel geen OOGO te worden gevoerd met door de gemeente in stand gehouden scholen. Desondanks adviseren wij u om dit wel te doen en zo de rollen van schoolbestuur en lokale overheid in het lokale overleg duidelijk te onderscheiden. 

 

Artikel I

 

Ad.A.

Deze wijziging is doorgevoerd om twee redenen. In artikel 5 staat beschreven hoe en welke informatie (basisgegeven en periodiek gegevens) door het schoolbestuur aan het college moet worden vertrekt. Er is voor gekozen om dit artikel te veralgemeniseren en zodoende te vereenvoudigen. Afhankelijk van de situatie en het moment kan het college het schoolbestuur verzoeken de benodigde informatie te verstrekken.

Daarnaast is het voormalige vijfde lid van dit artikel toegevoegd aan het nieuwe artikel 38. Dit was noodzakelijk als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Zie hiervoor de uitgebreidere toelichting bij I.

 

Ad. B.

Het schrappen van de verplichting van het college om het besluit een aanvraag die na 1 februari is ingediend binnen vier weken aan de aanvrager bekend te maken is reeds geregeld in artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Deze wijziging vloeit voort uit de 'Aanwijzingen voor decentrale regelgeving' waarin wordt gesteld dat Regels uit hogere wettelijke regelingen niet worden herhaald in een gemeentelijke regeling.

 

Ad. C.

Aanpassing van het vierde lid is noodzakelijk door de aanpassing van het artikel 5. Zie voor die wijziging de toelichting bij A.

Het schrappen van het laatste lid van artikel 7 kan omdat dit reeds is geregeld in artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Deze wijziging vloeit voort uit de 'Aanwijzingen voor decentrale regelgeving' waarin wordt gesteld dat Regels uit hogere wettelijke regelingen niet worden herhaald in een gemeentelijke regeling.

 

Ad. D.

Het betreft hier een tekstuele vereenvoudiging.

 

Ad E.

Bij de wijziging van de verordening is artikel 22 in overeenstemming gebracht met de situatie die is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Daarbij is toen gekozen voor een (facultatieve) termijn van twee maanden. Deze termijn blijkt in de praktijk voor veel schoolbesturen vaak te kort om een bouwopdracht daadwerkelijk rond te krijgen. Daarom is deze termijn gewijzigd naar vier maanden. Op basis van artikel 24, tweede lid van de verordening kan deze termijn overigens nog verlengd worden wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden.

 

Ad. F.

De verwijzing naar artikel 7, vijfde lid wordt geschrapt omdat dat lid is komen te vervallen. Zie hiervoor de toelichting onder C.

 

Ad. G.

Het wijzigen van het tweede lid van artikel 30 (het verwijderen van de verwijzing naar artikel 38) was noodzakelijk als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Zie hiervoor de uitgebreidere toelichting bij I.

 

Ad. H.

Het schrappen van het laatste lid van artikel 36 kan omdat dit reeds is geregeld in de Algemene Wet Bestuursrecht. Deze wijziging vloeit voort uit de 'Aanwijzingen voor decentrale regelgeving' waarin wordt gesteld dat Regels uit hogere wettelijke regelingen niet worden herhaald in een gemeentelijke regeling.

 

Ad. I en J.

Het aanpassen van de titel van hoofdstuk 7 en het schrappen van artikel 38 was noodzakelijk door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Op basis van artikel 117 WPO en 115 WEC is niet de raad, maar het college bevoegd tot het vaststellen van de het aantal klokuur gymnastiek en de vergoeding daarvoor. Dat betekent dat de raad hierover in de verordening geen regels meer kan stellen

Het aantal klokuur gymnastiek is echter direct van belang voor de bepaling van de noodzaak voor nieuwbouw/ uitbreiding en medegebruik van gymnastiekzalen, zaken waarover de raad bij verordening nog wel regels moet stellen.

Er is daarom voor gekozen om de tekstgedeelten uit de verordening, die van toepassing zijn op het vaststellen van het aantal en de hoogte van de klokuurvergoeding uit de modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs te halen en deze in een aparte, door het college vast te stellen (model-)beleidsregel te plaatsen. 

 

Ad.K

Door het wegvallen van artikel 38 moeten de latere artikelen hernummerd worden.

 

Ad. L

In  het nieuwe artikel 38 (oud: artikel 39) wordt het inroosteren van de klokuren gymnastiek geregeld. Formeel beschouwd gaat het daarbij doorgaans om situaties van medegebruik en daarmee om een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de verordening. Het is aan de raad om daarover in de verordening regels te stellen.

Dit is de reden waarom dit artikel, in tegenstelling tot het oude artikel 38 in de verordening is gehandhaafd. Waar nodig zijn verwijzingen aangepast aan de nieuwe situatie.

 

Ad. M.

De  Tijdelijke Referendumwet is per 1 januari 2005 vervallen. Daarom is deze bepaling geschrapt.

Overigens kan een gemeenteraad wel, op grond van artikel 147 Gemeentewet, zelfstandig een referendumverordening vaststellen.

 

Ad. N.

De ruimtebehoefteberekening voor tijdelijke huisvesting ten behoeve van het primair onderwijs moet is aangepast als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling.

De gewichtenregeling in het primair onderwijs is per 1 augustus 2006 veranderd. Om beter aan te sluiten bij de feitelijke onderwijsachterstanden, is het Kabinet overgegaan tot het hanteren van een nieuwe gewichtenregeling, waarin de beoordelingscriteria, hoogte van de gewichten, het drempelbedrag en het plafond wijzigen ten opzichte van de bestaande regeling.

De 'oude'gewichten van 0,25 en 0,90 worden vervangen door gewichten ten bedrage van 0,3 en 1,2. De 'oude' gewichten van 0,40 en 0,70 komen dan te vervallen. De drempel wordt verlaagd van 9,0 % naar 6,4 %. Tenslotte komt er een plafond in de bekostiging, waardoor geen extra bekostiging plaatsvindt boven de grens van 80 % van het aantal ongewogen leerlingen.

De nieuwe regeling wordt gefaseerd ingevoerd, eerst voor de leerlingen van 4 en 5 jaar (teldatum 1 oktober 2006). Bij de volgende teldatum (1 oktober 2007) is de nieuwe gewichtenregeling van toepassing op 4- tot en met 7-jarigen (de hele onderbouw). Vanaf de teldatum 1 oktober 2008 geldt de nieuwe situatie voor alle leerlingen in het primair onderwijs. De drempel wordt dienovereenkomstig ook gefaseerd gewijzigd.

Het plafond van 80% wordt (door het Rijk) wel direct ingevoerd, omdat dit geen grote herverdeeleffecten met zich meebrengt.

Omdat de gewichtenregeling in de verordening niet expliciet werd genoemd, zijn de gevolgen voor verordening voor wat betreft de berekening van de behoefte aan tijdelijke ruimte in het primair onderwijs beperkt. De ruimtebehoefteberekening zelf is niet gewijzigd. Wel is de drempel voor de fase-1-invoering van de gewichtenregeling verlaagd naar 8%. Daarnaast is de 80%-plafondclausule opgenomen.

Tot slot zijn in deze paragraaf de verwijzigen naar het Formatiebesluit WPO als gevolg van het vervallen van dit besluit, vervangen door verwijzingen naar het Besluit bekostiging WPO.

 

Ad. O.

De verwijzing naar de paragrafen over de klokuurvergoeding gymnastiek vervallen. Zie hiervoor de toelichting bij I.

 

Ad. P

Een toelichting op een sinds 2002 niet meer bestaand deel van de splitsingstabel (de stapsgewijze invoering van de groepsgrootteverkleining) vervalt.

 

Ad. Q.

Deze passage is in overeenstemming gebracht met de situatie na de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Zie ook de toelichting bij I.

 

Ad. R., S. en U.

Deze paragrafen worden aangepast om ze te verduidelijken. Enerzijds door de volledige titel op te nemen en anderzijds door het 'bouwrijp maken' van het terrein uit de titel te schrappen. Deze activiteit valt namelijk onder de kosten voor het terrein.

 

Ad. T.

Wijziging van deze passage is nodig om het weer te laten aansluiten op de situatie die is ontstaan na het verruimen van het aantal m2 BVO per groep als gevolg van de onderwijskundige vernieuwingen zoals toegelicht in onze ledenbrief van 16 augustus 2002. Het uitgangspunt blijft het aantal groepen, maar nu inclusief ruimte voor onderwijskundige vernieuwingen. Het bijbehorend aantal m2 is aangepast.

 

Ad. V.

Het schrappen van deze paragraaf was noodzakelijk door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden. Op basis van artikel 117 WPO en 115 WEC is niet de raad, maar het college bevoegd tot het vaststellen van de het aantal klokuur gymnastiek en de vergoeding daarvoor. Dat betekent dat de raad hierover in de verordening geen regels meer kan stellen

Er is daarom voor gekozen om de tekstgedeelten uit de verordening, die van toepassing zijn op het vaststellen van het aantal en de hoogte van de klokuurvergoeding uit de modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs te halen en deze in een aparte, door het college vast te stellen (model-)beleidsregel te plaatsen.

 

Ad. W.

Het betreft hier een tekstuele aanpassing.

 

Ad. X.

Het CBS is in 2005 gestopt met het actualiseren van een aantal cijferreeksen die werden gebruikt ten behoeve van de berekening van de indexering van de normbedragen in de verordening. In plaats daarvan wordt uitgegaan van de vervangende alternatieve cijferreeksen van het CBS.

 

Ad. Y.

De verwijzingen naar hogere aanbestedingsregelgeving zijn aangepast aan recente ontwikkelingen. Ook de drempelbedragen zijn op basis daarvan geactualiseerd.

 

Ad. Z.  t/m AB.

De verantwoordelijkheid voor de voorziening aanpassing in het voortgezet onderwijs is per 1 januari 2005 overgeheveld van gemeenten naar schoolbesturen (Wet van 23 december 2004, Staatsblad 713). Door de wijziging van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) zijn vanaf 1 januari 2005 schoolbesturen in het voortgezet onderwijs zelf verantwoordelijk zijn voor alle aanpassingen en onderhoud aan de gebouwen. Gemeenten blijven verantwoordelijkheid voor nieuwbouw, uitbreiding en eerste inrichting. Door deze aanpassingen is bijlage V van de verordening weer in overeenstemming gebracht met de wet.