Inhoud
1
Inleiding 2
1.1
Leeswijzer 3
2 Profiel
van Delft en bestuurlijke ambities 4
2.1 Profiel
van Delft als woonstad 4
2.2 Delft
in de regio 4
2.3 Maatschappelijke
ontwikkelingen 5
2.4 Bestuurlijke
ambities 6
3
Bewoners en woningvoorraad 8
3.1 Inleiding 8
3.2 Bevolking
en huishoudens 8
3.3 Woningvoorraad 10
3.4 Leefbaarheid 14
3.5 Bevolking
en woningvoorraad 15
3.6 Ontwikkelingen
in de vraag 18
3.7 Ontwikkelingen
in de woningvoorraad 21
4
Wat willen we bereiken? 23
4.1 Inleiding 23
4.2 Delft
kennis en innovatiestad 23
4.3 Delft
kwaliteitstad 26
4.4 Delft
kansenstad 31
5
De bouw- en transformatieopgave 38
5.1 De
stedelijke opgave 38
5.2 Gebiedsagenda 39
5.3 Van
woonvisie naar prestatieafspraken 40
1. Inleiding
Voor u ligt de woonvisie
Delft 2008-2020. Gemeente en corporaties hebben deze visie samen ontwikkeld. In
deze visie leest u hoe Delft in 2020 zou willen wonen en welke opgaven er op
het gebied van wonen liggen om dat te bereiken. Het is dus zowel een visie als
een beleidsdocument. Vanuit een strategische visie op Delft in de regio en
Delft als stad belanden we uiteindelijk in de wijken, daar wordt immers gewoond
en daar moet het gebeuren. In deze visie worden de stedelijke ambities en
opgaven benoemd en vertaald naar kansen in wijken. Met deze woonvisie wordt het
Delftse volkshuisvestingsbeleid in een breder maatschappelijk kader geplaatst.
Het missie-statement is: ‘Delft voor elkaar’ met als leidraad samenwerken aan
samenleven. We streven naar een betrokken samenleving, waarbij alle inwoners de
kans krijgen om mee te doen. Burgers moeten de regie over hun eigen leven
kunnen houden. Kwetsbare groepen krijgen daarbij een steuntje in de rug. We
zetten daarbij in op het verder versterken van hetgeen Delft al is en –met oog
voor de eigen verantwoordelijkheid- ondersteunen waar nodig[1].
Dit hebben wij vertaald in het volgende overkoepelend thema voor deze
woonvisie: Delft, kennis- kwaliteit en kansenstad; stad waar plaats is voor
jong en oud, rijk en arm, kwetsbaar of niet.
Deze visie moet in
samenhang worden bezien met andere gemeentelijke nota’s en in het bijzonder de
nota ‘Wonen, zorg en welzijn’ en de nota ‘Samenwerken aan krachtige wijken’. De
nota ‘Wonen, zorg en welzijn’ gaat verder in op het welzijnsbeleid en het
ondersteuningsaanbod voor ouderen en kwetsbare doelgroepen. De nota
‘Samenwerken aan krachtige wijken’ verschijnt in 2008 en gaat dieper in op het
samenwerken en samenleven in de wijken. Maar ook de ‘Strategienota Economie
Delft’ met daarin de beschreven gewenste Delftse economische
ontwikkelingsrichting moet hier genoemd worden.
De opbouw van de visie is
als volgt:
1) Inleiding
2) Profiel
van Delft, maatschappelijke ontwikkelingen en bestuurlijke ambities op
hoofdlijnen;
3) Analyse
van de Delftse woningmarkt en de leefbaarheid;
4) Wat
willen we bereiken?
5) Waar
liggen kansen en hoe gaan we verder?
Om tot deze nota te komen
hebben gemeente en corporaties de volgende stappen gezet:
-
Analysefase waarin op basis van statistisch cijfermateriaal,
onderzoek en inventarisatie van het huidige woonbeleid, de huidige en
toekomstige ontwikkelingen in Delft op het gebied van wonen zijn beschreven[2]
;
-
Participatietraject. Onder het motto ‘Hoe wil Delft
in 2025 wonen?’ Is dit voorjaar een discussietraject georganiseerd waaraan
iedereen die dat wilde, burgers en partijen konden meedenken op een aantal
themabijeenkomsten[3];
-
Er is een drietal bestuurlijke sessies tussen
gemeente en corporatiedirecteuren geweest met als onderwerp de woonvisie[4].
1.1 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het
profiel van Delft als woonstad in de regio geschetst, gevolgd door een
beschrijving van maatschappelijke ontwikkelingen die op ons afkomen. Het
hoofdstuk sluit af met de bestuurlijke ambities op hoofdlijnen. Hoofdstuk 3 geeft
een nadere beschrijving van de woonopgave aan de hand van gegevens over
bevolking, woningvoorraad, leefbaarheid en ontwikkelingen in bevolking en
woningvoorraad. In hoofdstuk 4 worden de ambities nader uitgewerkt. Wat willen
we bereiken en voor wie? In hoofdstuk 5 wordt op basis van de geconstateerde
mismatch uit hoofdstuk 3 en de geformuleerde ambities in hoofdstuk 4 de omvang
van de bouw- en transformatie opgave nader bepaald. Voor het realiseren van
deze stedelijke opgave zijn de belangrijkste kansen en ontwikkelingen in
buurten en wijken opgenomen in een gebiedsagenda. Het hoofdstuk sluit af met
een beknopte beschrijving van woonvisie naar prestatie afspraken en monitoring.
2. Profiel van Delft en
bestuurlijke ambities
2.1 Profiel van Delft als woonstad
Delft is binnen en buiten de landsgrenzen bekend.
Het rijke cultureel erfgoed is verankerd in de historische binnenstad en trekt
veel toeristen uit alle hoeken van de wereld. De Technische Universiteit en
talrijke onderwijsinstellingen leiden tot een groeiende jaarlijkse instroom van
jonge en kansrijke studenten die steeds internationaler van karakter wordt.
Gelegen tussen Rotterdam en Den Haag bestrijkt
Delft als onderdeel van de regio Haaglanden een verzorgingsgebied van circa een
miljoen inwoners. Naast de onderwijsvoorzieningen gaat het om werkgelegenheid,
het Reinier de Graaf ziekenhuis, verzorgings- en verpleeghuizen, winkels,
uitgaansgelegenheden, cultuur etcetera. De schaal en compactheid van Delft en
haar regionale verzorgingsgebied maken dat de stad te typeren is als de
binnenstad van de regio.
Delft is tegelijkertijd een aantrekkelijke
woonstad, klein en overzichtelijk, met een mooie mix van bevolkingsgroepen
kenmerkend voor een stad. Delft is een stad van buurten, soms van elkaar
gescheiden door fysieke barrières, met verschillende woonmilieus met eigen
kwaliteiten en op hoofdlijnen te kenmerken als groenstedelijk en
centrumstedelijk. Als onderdeel van de regionale woningmarkt biedt Delft een
palet aan stedelijke woonvormen, waarvan een (aanzienlijk) deel zeer betaalbaar
voor een redelijke kwaliteit. Hierin uit zich de Delftse historie als
industriestad waarbij de omvangrijke sociale woningbouw vorige eeuw zorgdroeg
voor het huisvesten van de vele industriearbeiders. Vanaf het midden van de
vorige eeuw is een ontwikkeling te zien waarbij de (oude) industriële
bedrijvigheid wegtrekt uit veel Nederlandse steden, een ontwikkeling die ook in
Delft plaatsvindt. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkelt en
profileert Delft zich als kennisstad en recentelijk ook als creatieve stad.
Naast kennisinstituten zoals TU Delft en TNO zijn er tal aan kennis
gerelateerde bedrijven te vinden. Dit komt ook tot uitdrukking in het hoge
percentage aan hoogopgeleiden in de bevolking. De veranderingen in de bevolking
en de werkgelegenheid gaan sneller dan de veranderingen in de woningvoorraad.
Een belangrijke reden waarom Delftenaren de stad verlaten is het onvoldoende
voorhanden zijn van de gewenste woningen, naar type, prijs en kwaliteit.
Een grote uitdaging van deze woonvisie is om vraag
en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten. Delft is bijna tot aan de
gemeentegrenzen volgebouwd. De woningbouwopgave is dus vooral een
binnenstedelijke opgave. Via zorgvuldig beheer, veranderingen in de bestaande
voorraad en inbreiding middels nieuwbouw moeten de woonwensen van de toekomst
worden vervuld zodat Delft haar positie in de regio als gewilde woonstad
versterkt.
Delft maakt deel uit van de regionale vraag- en
aanbodmarkt in Haaglanden. De meeste verhuizingen vinden binnen de regio
Haaglanden plaats. Eén van de ambities uit de regionale woonvisie (2003) en het
RSP (regionaal structuurplan; voorlopig ontwerp in procedure) is het regionaal
aanbieden van een palet aan woonmilieus, passend bij de profielen van de
verschillende gemeenten. Dit betekent dat de gemeenten complementair moeten
zijn t.o.v. elkaar. Het profiel van Delft in de Regionale Woonvisie en het
Regionaal Structuur Plan is “wonen in een historische kennisstad”, met het accent
op kennis en technologie. De kracht van Delft zit in centrumstedelijke en
groenstedelijke woonmilieus.
De gemeenten in Haaglanden kiezen er voor om het
stedelijk gebied beperkt verder uit te breiden. De nadruk ligt op de
binnenstedelijke opgave. Verdere verstedelijking gaat namelijk ten koste van
het ‘goud’ van Haaglanden, zoals de groene kwaliteiten worden aangeduid.
Uitbreiding van de woningvoorraad in Delft moet
plaatsvinden binnen het bebouwd gebied van Delft en dan met name rond openbaar
vervoerlocaties, zoals Stedenbaan en LOB (Locatieontwikkeling en
bereikbaarheid). In Delft betekent dit met name intensivering rond stations
Centraal en Zuid en de bestaande en toekomstige tramlijnen (ruggengraat).
De welvaart neemt verder toe. In economisch opzicht leidt dit tot meer
vraag naar kennis en ontwikkeling. In Delft merken we dit door de sterke
toename van het aantal studenten en de groei van kennisgerelateerde
werkgelegenheid. De scheidslijn tussen wonen en werken neemt af en mensen
werken in toenemende mate (deels) vanuit huis en de behoefte aan
woon-werkcombinaties neemt toe.
Een toenemende welvaart leidt ook tot een vraag naar meer woonkwaliteit en
een toename van het energie- en materiaalverbruik. Mensen wensen steeds meer
ruimte in en om de woning en meer keuzevrijheid om de woning te kiezen die bij
hun levenswijze past. Veel mensen kunnen de ruimte niet meer vinden in de stad.
Het aantal auto’s op straat is toegenomen en de fysieke ruimte voor kinderen om
buiten te spelen is afgelopen decennia alleen maar afgenomen. Vooral midden en
hogere inkomens en gezinnen hebben afgelopen jaren de stad, en ook Delft
verlaten voor een woning in een VINEXwijk. De toename van energie- en
materiaalverbuik met de bijbehorende consequenties voor het milieu vereisen
meer duurzaam materiaalgebruik en het realiseren van energiezuinige woningen.
Veel mensen profiteren van de welvaart maar het aandeel mensen dat daar
juist niet van profiteert neemt eveneens toe. Laaggeschoolde werkgelegenheid
neemt af en de kennismaatschappij stelt steeds hogere eisen aan mensen om mee
te kunnen doen. Hierdoor ontstaat het risico op een tweedeling in de
maatschappij. Het aantal kwetsbare doelgroepen[5]
neemt toe en daarmee ook de vraag naar bijzondere vormen van begeleid wonen.
De Nederlandse maatschappij verkleurt. Toename van het aantal mensen met
een andere culturele achtergrond leidt soms tot spanningen in de samenleving.
Hoewel in Delft geen sprake is van grootstedelijke problematiek zijn wel
gebieden aan te wijzen waar veel dynamiek is en het samenleven van mensen met
elkaar onder druk komt te staan.
Nederland vergrijst. In Delft zal deze ontwikkeling zich pas na 2015
voordoen. De trend van extramuralisering en de wens om zo lang mogelijk
zelfstandig te wonen leidt echter ook in Delft tot een toename van de behoefte
aan meer toegankelijke woningen en beschermde en beschutte woonvormen.
2.4 Bestuurlijke ambities
Gezien de rol van Delft in de regio en de
maatschappelijke ontwikkelingen die op ons af komen zetten we ten eerste in op
de verdere ontwikkeling van Delft als kennisstad met een creatieve
kenniseconomie. Naast de ambitie voor groei middels de realisatie van het
Delfts Technologisch Innovatief Complex[6]
en de ambitie om internationaal meer onderscheidend te zijn, willen we ook dat
de hele stad hiervan kan mee profiteren. Voor het wonenbeleid betekent dit dat
kenniswerkers, studenten en (startende) ondernemers tot specifieke doelgroepen
voor het Delftse woonbeleid behoren en voldoende gefaciliteerd moeten worden in
Delft, maar ook in de regio. Voor meer verwevenheid van de kenniseconomie in de
stad zetten we in op meer menging van functies en het realiseren van een
ononderbroken wonen-, leren- en werkenladder.
Ten tweede zetten we in op de ontwikkeling van
Delft als kwaliteitsstad en binnenstad van de regio. Als compacte stad met
vooral stedelijke woonwijken en een regionaal verzorgingsgebied voor tal van
voorzieningen ontwikkelen we duurzame woonmilieus die complementair zijn aan de
woonmilieus in omliggende gemeenten. We concentreren onze woningbouwopgave
rondom belangrijke openbaar vervoersknooppunten en verkeersassen in
centrumstedelijke woonmilieus en we realiseren en versterken groenstedelijke
woonmilieus in meer decentraal gelegen woongebieden. We zetten daarbij in op
‘Nieuw stedelijk wonen’ met een grote variatie aan woonvormen en bouwconcepten
passend bij verschillende leefstijlen. Hiermee stappen we af van traditionele
concepten als doorzonwoningen en flatwoningen. We richten ons niet alleen op
stadsbewoners die hun woon- en leefsituatie willen verbeteren, maar ook op
bewoners die al gestegen zijn. Bij gebrek aan alternatieven verlaten velen
noodgedwongen de stad. Het gaat hier om huishoudens met een middeninkomen en
gezinshuishoudens. Vasthouden van deze bewoners en kinderen is van vitaal
belang voor de stad. Zij vormen het sociaal kapitaal van de stad en zijn
belangrijk voor de sociale stijging van anderen. Voor het behouden en verbinden
van mensen aan de stad werken we aan een duurzame kwaliteitsverbetering van de
voorraad en aan een vertrouwde en veilige woonomgeving waarmee bewoners zich
positief kunnen identificeren.
Ten derde wil Delft een kansenstad zijn en als stad
aan al haar inwoners perspectief bieden. Perspectief voor groei en ontwikkeling
om mee te kunnen doen aan de samenleving. We richten ons op het bieden van
voldoende goede huisvesting voor huishoudens met lage inkomens. De kwaliteit en
betaalbaarheid van het wonen zijn daarbij belangrijke onderwerpen. Naast
voldoende kansen op woonruimte en de mogelijkheid daarin te verbeteren, gaat
het om voldoende kansen om te leren, kansen op werk, maar ook om
vrijetijdsbesteding en deelname aan het maatschappelijk leven. We zien het meer
mengen en integreren van wonen, werken en leren in woonwijken als kans. Zien
werken doet werken, maar ook: werk, opleiding en stages kunnen meer op elkaar
aansluiten door coalities te sluiten met bedrijven en scholen in de wijk.
De toenemende complexiteit van de maatschappij leidt
er verder toe dat het aantal mensen dat buiten de boot valt toeneemt. Deze
kwetsbare groepen kunnen met een duwtje in de rug in de vorm van begeleid
zelfstandig wonen vaak weer meedoen en verder komen. Voor deze kwetsbare
doelgroepen willen we in iedere Delftse wijk voldoende aanbod realiseren.
Voor het behalen van onze ambities zetten we in op
het realiseren van een forse bouw en transformatieopgave tot 2020. We bouwen in
die periode minimaal 6.600 nieuwe woningen, waarvan 2.000 sociale sector en
pakken minimaal 3.000 woningen in de bestaande voorraad aan. Voor studenten
zetten we daarnaast in op de realisatie van 3.600 wooneenheden tot 2016.
3. Bewoners en woningvoorraad
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een nadere typering van
Delft naar bevolking en woningvoorraad gegeven aan de hand van demografische en
sociaal economische kenmerken, kenmerken van de woningvoorraad en de
leefbaarheid. Op onderdelen wordt naar wijken en buurten gekeken. Tevens worden
vraag en aanbod naast elkaar gelegd. Het hoofdstuk sluit af met te verwachten
ontwikkelingen in vraag en aanbod.
Delft is met ruim 95.000 inwoners een middelgrote
stad. De Delftse bevolking is relatief jong en nauwelijks vergrijsd. Bijna eenderde
(31%) is jonger dan 25 jaar en 14% is 65 jaar en ouder. De grootste groep wordt
gevormd door mensen in de leeftijd van 14 tot 35 jaar. In Delft wonen zo’n
10.000 studenten op kamers. Buitenhof en Voorhof kennen zowel in absolute als
relatieve zin het grootste aandeel ouderen (bijlage).
Tabel 3.1 Bevolking naar leeftijd in Delft (1
januari 2007)
|
aantal |
% |
0-14 |
13.650 |
14% |
15-24 |
15.835 |
17% |
25-34 |
15.973 |
17% |
35-44 |
13.886 |
15% |
45-54 |
12.848 |
13% |
55-64 |
10.557 |
11% |
65-74 |
6.217 |
7% |
75+ |
6.416 |
7% |
Totaal |
95.382 |
100% |
Bron: Gemeente Delft, Informatiebeheer/Onderzoek &
Statistiek
In de
periode 2002-2004 was in Delft sprake van een bevolkingsafname. Vanaf 2005
neemt de bevolking weer toe. De belangrijkste oorzaak voor de bevolkingsafname
was een toenemend negatief binnenlands migratiesaldo. Bijna alle
leeftijdscategorieën hadden te maken met een negatief vertrekoverschot. Grote
uitzondering hierop is de leeftijdsgroep 15-24 jaar, zij vestigen zich veel
vaker in Delft, vooral om een opleiding te volgen. Zodra ze klaar zijn,
vertrekken ze echter weer in grote aantallen.
Figuur
3.1: Externe Migratie naar leeftijd 2006
Bron:Gemeente
Delft, Burgerzaken
Er
vertrekken meer mensen naar omliggende gemeenten zoals Pijnacker Nootdorp, Den
Haag en Rotterdam, dan er zich vestigen in Delft. Dit heeft voor een belangrijk
deel te maken met de realisatie van omliggende VINEX-locaties, met een groot
aanbod aan koopwoningen en eengezinswoningen die in Delft schaars zijn (Bron:
ABF 2005). Hoewel niet in Delft gelegen, maken deze VINEX-gebieden wel deel uit
van het stedelijk verzorgingsgebied van Delft.
Ondanks de
bevolkingsafname is het aantal huishoudens afgelopen 10 jaar met ruim 7%
gegroeid. Deze groei is te verklaren door de daling van het gemiddeld aantal personen
per huishouden. Anno 2007 zijn er bijna 52.900 huishoudens in Delft. Meer dan
de helft van de huishoudens in Delft bestaat uit alleenstaanden. Nog geen kwart
van de huishoudens betreft gezinnen met kinderen (paren met kinderen +
eenoudergezinnen).
Tabel 3.2 Huishoudens* naar
samenstelling (1 januari 2007)
|
Aantal |
In % |
paren zonder kinderen |
12.215 |
23% |
paren met kinderen |
8.995 |
17% |
eenoudergezinnen met kinderen |
3.160 |
6% |
Alleenstaanden |
28.515 |
54% |
Totaal |
52.885 |
100% |
*Inclusief
studenten- en institutionele huishoudens; institutionele huishoudens wonen in
woongebouwen waar door derden wordt voorzien in de huisvesting en de dagelijkse
levensbehoeften (bijvoorbeeld bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen).
Bron:
gemeente Delft
In Delft
wonen relatief weinig meerpersoonshuishoudens.
Tabel 3.3 Huishoudens* naar
grootte (1 januari 2007)
|
aantal |
% |
1-persoons |
28.515 |
54% |
2-persoons |
13.905 |
26% |
3-persoons of meer |
10.465 |
20% |
Totaal |
52.885 |
100% |
* inclusief
studenten-en institutionele huishoudens
Bron:
gemeente Delft
Van het
totaal aantal inwoners van Delft, is 28% van buitenlandse afkomst. Daarvan is
12% afkomstig uit een westers land, 16% uit een niet-westers land.
Tabel 3.4 Bevolking naar
etniciteit (1 januari 2007)
|
Aantal |
In % |
Nederlands |
68.675 |
72% |
Westers |
11.446 |
12% |
Niet-Westers |
15.261 |
16% |
Totaal |
95.382 |
100% |
Bron:
Gemeente Delft
Inkomen[7]
Het gemiddeld
besteedbaar inkomen van huishoudens in Delft is in 2004 met € 27.500 iets lager
dan het Haaglands (€ 28.900) en Nederlands gemiddelde (€ 29.000). Er is wel een
verschil te zien tussen de wijken. In Vrijenban, Voorhof en Buitenhof is het
gemiddelde huishoudinkomen wat lager dan in de andere wijken en in Tanthof is
het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen met € 31.000 duidelijk bovengemiddeld
(Bron gemeente Delft). De inkomenssituatie kan ook inzichtelijk worden gemaakt
aan de hand van de omvang van de doelgroep (ook wel aandachtsgroep[8]
genoemd). Van alle huishoudens in Delft –studenten en institutionele
huishoudens uitgezonderd- behoort in 2006 28% tot de doelgroep (=circa 12.000
huishoudens). Dit aandeel komt overeen met het Haaglands gemiddelde.
Delft
telde op 1 januari 2007 49.789 woonruimten, waarvan 4.858 wooneenheden en
42.970 zelfstandige woningen. Ongeveer een kwart van de voorraad is
vooroorlogs, met name te vinden in de binnenstad en Hof an Delft. Typische vroeg na oorlogse wijken
zijn Vrijenban en Voordijkshoorn. Buitenhof en Voorhof zijn met de vele
hoogbouwgalerijflats echte jaren 60-70 wijken. Na de uitbreidingswijk Tanthof (jaren
80 en 90) is meer recente woningbouw te vinden op Schieweg, Ecodus, Hoornse
Hof, Buitenhof-Zuid, Koningsveld, Zuidpoort en Molenbuurt.
Tabel 3.5
: woningvoorraad naar bouwjaar per wijk op 1 januari 2006
Bron:gemeente
Delft
De
bouwperiode is van invloed geweest op het woonaanbod in de wijken. De oudere
delen van Delft zoals binnenstad, Hof van Delft en Wippolder laten een grotere
variatie aan woningtypen zien dan bijvoorbeeld de typische naoorlogse
uitbreidingswijken zoals Buitenhof en Voorhof. In Buitenhof, Voorhof en
Voordijkshoorn vinden we de meeste meergezinswoningen. Voor
eengezinskoopwoningen kun je het best naar Tanthof toe.
Ruim
tweederde van de Delftse woningvoorraad is een huurwoning Exclusief
wooneenheden is dit 61% (WoON 2006). De meeste huurwoningen zijn te vinden in
Buitenhof, Voorhof, Vrijenban en Wippolder. Het betreft meer dan driekwart van
de voorraad in die wijken.
Figuur
3.2: Woningvoorraad naar type en eigendom
Bron:
woonvisie 2002
De
huurvoorraad in Delft is groter in omvang en veel betaalbaarder in vergelijking
met Haaglanden als geheel.
Tabel 3.6 Zelfstandige
woningvoorraad naar woningtype voor Delft en Haaglanden
|
|
Delft |
Haaglanden |
Type
woning |
Eengezins huur |
12% |
11% |
|
Eengezins koop |
27% |
28% |
|
Meergezins huur |
49% |
41% |
|
Meergezins koop |
11% |
20% |
Bron: WoON
2006
Het zijn
met name de goedkope huurklassen (tot de aftoppingsgrens) die het verschil
bepalen. Zowel in Delft als in Haaglanden zijn weinig dure huurwoningen te
vinden boven de liberalisatiegrens. De koopvoorraad in Haaglanden is redelijk
gelijk verdeeld over de drie segmenten. In Delft is het middensegment het
grootst.
Figuur 3.3 Woningvoorraad
(excl. wooneenheden) naar prijsklasse koop en huur[9]
Bron: WoON
2006
De Delftse
voorraad mag dan goedkoper zijn in vergelijking met Haaglanden, de woningen
zijn vaak ook kleiner.
Tabel 3.7:
woningvoorraad naar aantal kamers (zelfstandige woningen)
|
T/m 3
kamers |
4 kamers |
5 e.m.
kamers |
Totaal |
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer |
44% 48% 38% 17% 17% 39% 25% 20% 27% |
31% 30% 29% 33% 32% 33% 27% 33% 32% |
25% 22% 33% 50% 51% 28% 48% 48% 41% |
100% 100% 100% 100% 100%’ 100% 100% 100% 100% |
Haaglanden |
40% |
30% |
30% |
100% |
Bron:Inzicht
in wonen Haaglanden juli 2007
De
huursector in Delft bestaat niet alleen uit sociale huurwoningen in beheer bij
corporaties, maar ook uit een deel particuliere huurwoningen. Ruim de helft van
de woningvoorraad is sociale huurwoning, 14% behoort tot de particuliere
huursector en 31% is koop. De omvang van de sociale huursector is in
vergelijking met andere Haaglandse steden vrij groot.
3.4
Leefbaarheid
Hoe
waarderen de Delftenaren het wonen? In Delft is men in het algemeen tevreden
met de woning (86%). Wel vindt één op de vijf Delftenaren de woning te klein en
bijna één op de drie geeft aan dat er onvoldoende buitenruimte is[10]
.
Hoe
waardeert men de woonomgeving? Aan de hand van de beleving van bewoners zijn de
Delftse wijken en woonbuurten nader getypeerd. Naast zichtbare zijn er immers
voelbare verschillen tussen wijken en buurten. Aspecten als sfeer, karakter en
betrokkenheid spelen een grote rol bij de vraag of mensen zich ergens thuis
voelen. In figuur 3.4 is de beleving van mensen van de woonomgeving waarin ze
wonen weergegeven. In de bijlage worden de begrippen verklaard. De binnenstad
met haar historisch karakter, de oudere stadsdelen in Hof van Delft en
Vrijenban met sfeer, de levendige dynamiek van de Olofsbuurt, de gezelligheid
in het rode dorp, Bomenwijk en delen van Wippolder komen duidelijk naar voren.
Maar ook de anoniemere delen van Buitenhof en stille en neutrale woongebieden
worden zichtbaar. ‘Anoniem’ zijn woongebieden waar men elkaar niet meer goed
kent en het gevoel van veiligheid en geborgenheid afneemt. Sommige van deze
buurten zoals Poptahof, Gillisbuurt, maar ook het Rode dorp kennen een zeer
diverse bevolkingssamenstelling van mensen met een verschillende
(niet-westerse) achtergrond (bijlage). Per saldo voelt één op de drie
Delftenaren zich wel eens onveilig. Het meest veilig voelt men zich in Hof van
Delft en Voordijkshoorn. In Vrijenban en Buitenhof voelt men zich minder
veilig.
‘Stille’
en ‘neutrale’ woongebieden hebben geen uitgesproken profiel en een wat anonieme
sociale structuur van bewoners die weinig met elkaar hebben. Hiertoe behoren
grote delen van Tanthof en Wippolder, maar ook een deel van Hof van Delft.
Figuur:
3.4 Beleving woonmilieus in Delft
Bron:
Woonvisie delft 2002
Buurten
met veel verhuisdynamiek en veel vertrekkers zijn de Stationsbuurt, de Poptahof
en Bomenwijk, vooral als gevolg van de herstructurering, maar ook Reinier de
Graafbuurt, Gillisbuurt en Voorhof Hoogbouw. Een aantal van deze buurten kent
een eenzijdige woningvoorraad met veel galerij- en portiekflats in de sociale
sector. Er zijn dan weinig mogelijkheden om een stapje op de woonladder te
zetten. Daarvoor is verhuizen naar een andere buurt noodzakelijk.
3.5
Bevolking en woningvoorraad
In
hoeverre past de woningvoorraad nu bij de Delftse bevolking? Kijken we naar de
huidige woningbezetting, dan wordt duidelijk dat de omvang van de zelfstandige
huurwoningvoorraad met een huur waarover huurtoeslag kan worden verkregen (max
€ 621 per maand 2007/2008) met bijna 25.000 woningen in Delft twee keer zo
groot is als de circa12.000 huishoudens die tot de aandachtsgroep van beleid
behoren (excl. studenten). Bij woningtoewijzing zijn huishoudens met lage
inkomens echter primair aangewezen op woningen met een huur tot de
aftoppingsgrenzen. Hiervan telt Delft er nog altijd ruim 20.000[11]
in beheer bij de woningcorporaties. Automatisch betekent dit dat veel
huurwoningen bewoond worden door mensen die niet tot de primaire aandachtsgroep
behoren. Een aanzienlijk deel van het goedkoopste segment van de voorraad wordt
bewoond door mensen met een beetje tot een veel hoger inkomen. Dit wordt
goedkope scheefheid genoemd. In Delft wordt 40% van de goedkope huurvoorraad
tot € 343 (prijspeil 2007-2008) bewoond door huishoudens met een naar
verhouding hoog inkomen. Het betreft dus zowel mensen die net iets meer
verdienen dan de aandachtsgroep, maar ook mensen die veel meer verdienen. De
eerste groep is ook aangewezen op sociale huurwoningen omdat zij het grote gat
tussen huren en kopen in de marktsector moeilijk kunnen overbruggen. Bij de
tweede groep ligt dat anders. Uit onderzoek[12]
blijkt dat eenderde van de huishoudens die ‘te goedkoop’ wonen hun woonsituatie
graag wil verbeteren en ook bereid (en in staat) is daar meer voor te betalen.
Als voornaamste reden wordt de woning genoemd, die men veelal te klein vindt.
Om te bepalen of de woningen bij de mensen passen is het dus van belang naar de
actuele woningvraag te kijken.
De actuele
vraag naar woningen is berekend op 18.500 woningen. Tweederde van de vraag is
afkomstig van doorstromers[13]
en eenderde van starters[14].
Het merendeel van de vragers betreft mensen die nu ook al in Delft wonen en
daar graag willen blijven.
Figuur 3.5 Herkomst en
gewenste bestemming van woningzoekenden in Delft
Bron: WoON
2006
Meer dan
de helft van de woningvraag is afkomstig van woningzoekenden tot 35 jaar.
Slechts 5% van de woningvraag komt voor rekening van de 65-plussers.
In volgend
diagram staan vraag en aanbod tegen elkaar afgezet. De vraag betreft de vraag
van huishoudens die in Delft een (andere) woning wensen. Het potentiële aanbod
komt vrij als huishoudens doorstromen naar een andere woning in of buiten de
gemeente Delft. In de praktijk zal een deel van de doorstromers blijven zitten
als niet de gewenste woning beschikbaar komt.
Figuur 3.6 Gevraagde en uit
voorraad aangeboden woningen, naar type en eigendom
Bron: WoON
2006
Alle
woningtypen worden meer gevraagd dan aangeboden. De vraag naar
huurappartementen is het grootst, maar dat geldt ook voor het aanbod. De vraag
naar eengezinswoningen in de koopsector overtreft het aanbod aanzienlijk.
Overigens is daarmee niet gezegd dat de woningen die bij verhuizing vrijkomen
in de bestaande voorraad altijd in kwalitatieve zin aansluiten bij de vraag.
In de
volgende figuur zijn vraag en aanbod in Delft onderscheiden naar prijsklasse. Alleen
in het laagste huursegment zijn vraag en aanbod goed in evenwicht. In de
overige prijsklassen, vooral in de koop, is het aantal woningzoekenden veel
groter dan het aantal aangeboden woningen. Dit heeft vooral te maken met het
beperkte aanbod in dit segment.
Figuur 3.7 Gevraagde en uit
voorraad aangeboden woningen, naar prijsklasse
Bron: WoON
2006
3.6
Ontwikkelingen in de vraag
Bevolkingsprognose
In de
nabije toekomst neemt de Delftse bevolking toe. Dit door de afnemende woningproductie
in de regio (afronden VINEX) en het tegelijkertijd forse Delftse bouwprogramma.
Daar waar Delft afgelopen 10 jaar gemiddeld 190 woningen per jaar realiseerde,
ligt dit op 550 reguliere woningen per jaar tot 2020. In de periode tussen 2010
en 2015 zal het totale bevolkingsaantal de 100.000 passeren. Uiteraard gebeurt
dit alleen als het beoogde bouwprogramma ook werkelijk wordt gerealiseerd.
Figuur 3.8 Bevolkingsprognose
Delft 2006-2020 (peildatum september 2007)
Bron: Gemeente
Delft, Informatiebeheer/Onderzoek & Statistiek
Als we
kijken naar de leeftijdsverdeling in de gemeentelijke prognose (figuur 3.9),
zien we dat de jongste leeftijdsgroepen in absolute zin afnemen. De groep jongeren
in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar groeit de eerstkomende jaren om na 2015 wat
af te nemen. De 25 t/m 34-jarigen nemen tot 2015 behoorlijk toe en stabiliseert
dan. De oudste inwoners (75+) blijven in aantal ongeveer gelijk, maar
percentueel gezien is deze leeftijdscategorie afgenomen in 2020. De grootste
toename betreft bewoners in de leeftijdscategorieën van 55 tot 75 jaar. Dit is
de geboortegolfgeneratie oftewel de babyboomers die de komende tijd de vergrijzing
doen toenemen. De enige leeftijdsgroep die in omvang duidelijk zal slinken
richting 2020, zijn de 35 t/m 44-jarigen.
Figuur 3.9 Bevolkingsprognose
naar leeftijd in Delft (peildatum september 2007)
Bron:
Gemeente Delft, Informatiebeheer/Onderzoek & Statistiek
Studenten
De Delftse
bevolkingsgroei zit ‘m vooral in de studerende jongerengroepen. Onlangs is
gebleken dat de groei op korte termijn sterker is dan verondersteld. Dit komt
door het succes van bepaalde studieprogramma’s die de TU biedt en de komst van
bijvoorbeeld de Haagse Hogeschool Inholland. Eén en ander leidt nu reeds tot
een tekort ondanks de afgesproken uitbreidingsaantallen voor
studentenhuisvesting. Ook het aantal internationale studenten groeit. Volgens
een prognose van de TU zullen in 2015 zo’n 2.400 internationale studenten een
opleiding in Delft volgen en een beroep doen op een short stay voorziening. Om
het huidige tekort aan studentenhuisvesting en de groei van short stay op te
vangen moeten er tot 2016 naar inschatting jaarlijks zo’n 250 wooneenheden
extra worden gerealiseerd bovenop het al afgesproken aantal van 1.600 eenheden
studentenhuisvesting. Per saldo een gewenste toename van 3.600 eenheden tot
2016.
Kenniswerkers
Verdere ontwikkeling van
bedrijventerreinen en het Technologische Innovatief Complex Delft (o.a. TUD -
gebied, DelftTechpark, Technopolis Delft en TNO - Zuidpoort) leiden tot een
groei van de kennisintensieve werkgelegenheid met bijbehorende woonvragen.Verwachting
is dat het TIC toeneemt van 200 ha naar 300 ha in 2020. Het Tic bevat momenteel
ruim 15.000 TU- en hbo studenten en 650 kennisintensieve bedrijven en in
stellingen waar meer dan 14.000 mensen werken. Een toename derhalve van 7.000
kennisgerelateerde banen. Een deel van deze werknemers zal huisvesting in Delft
wensen, een deel zal in de regio of verder weg huisvesting vinden. Regulier
heeft Delft een woon/werkbalans van 50%. Dit betekent dat de helft van de
werkenden in Delft in Delft wonen en de helft erbuiten. Bij hoogwaardige
kennisgerelateerde werkgelegenheid is de ervaring dat een kwart in Delft woont
en de rest elders of uit het buitenland komt (expats).
Ouderen en
kwetsbare doelgroepen
De vergrijzing in Delft valt tot op heden mee, maar
neemt de komende jaren zeker toe. Daarnaast leidt de trend van
extramuralisering, steeds ouder worden en de wens om zo lang mogelijk
zelfstandig te wonen tot een toename van de behoefte aan meer toegankelijke
woningen en beschermde en beschutte woonvormen. In Delft is in
2020 nodig[15]:
Huidig 2020
Beschermd wonen[16] 1.600 1.500
Verzorgd wonen[17] 1.150 2.150
Gewoon wonen (nultreden)[18] 3.500 5.500
De extramuralisatie van de huisvesting voor ouderen
zal de komende jaren doorzetten. Het aantal ‘beschermd wonen’ neemt niet
noemenswaardig af omdat naar verwachting de intramurale capaciteit voor een
belangrijk deel gebruikt gaat worden voor mensen met een psychogeriatrische
aandoening. Dat aantal zal de komende decennia behoorlijk stijgen. Verder wordt
er een toename verwacht van de huisvesting van OGGZ clienten, te noemen valt
bijvoorbeeld de huisvesting van daklozen.
3. 7
Ontwikkelingen in de woningvoorraad
Nieuwbouw
Eerder is
al opgemerkt dat de woningbouwproductie afgelopen jaren laag was. Voor komende
jaren staan echter veel woningbouwplannen op stapel. In de periode 2005-2020
worden volgens de ‘harde’ plannen 8.200 woningen gebouwd[19].
Inclusief ‘zachte’ plannen zijn in deze periode ruim 10.000 woningen gepland. Een deel van de nieuwbouw betreft
vervanging. De netto toename wordt ingeschat op 8.200 woningen. In een aantal
grote projecten zoals Harnaschpolder, TU-wijk, Spoorzone en Poptahof wordt een
aanzienlijk deel van de nieuwbouwplannen gerealiseerd.
In de
nieuwbouwplannen ligt het accent op meergezinswoningen en realisatie van
woningen in de koopsector. Insteek is om 30% sociaal en 70% markt te realiseren
waarbij een variatie aan producttypen in huur/koopconstructies, zoals
bijvoorbeeld ‘Te woon’, het onderscheid huren kopen, sociaal en markt minder
scherp maakt.
Realisatie
vindt plaats in centrumstedelijke woonmilieus en –in mindere mate- in
groenstedelijke woonmilieus. Centrumstedelijke woonmilieus concentreren zich
rondom knooppunten en vervoersassen. Een groenstedelijke woonmilieu wordt
gerealiseerd in Harnaschpolder. Het woningbouwprogramma biedt belangrijke
kansen om de in deze woonvisie geformuleerde ambities te realiseren. Het
huidige programma wordt op deze ambities getoetst en –waar nodig- aangescherpt
en bijgesteld.
Samenvattend: Delft
kent een jonge bevolkingsopbouw en is weinig vergrijsd. Meer dan de helft van
de huishoudens is alleenstaand en het aandeel gezinnen is met minder dan een
kwart beperkt. Tweederde
van de woningvoorraad is huurwoning. Veel huurwoningen zijn gerealiseerd in
de typische jaren 60-70 uitbreidingswijken met veel portiek- etage en
hoogbouwgalerijflats in de wijken Voorhof en Buitenhof. Eengezinskoopwoningen
zijn vooral te vinden in Tanthof. De
meeste mensen wonen naar tevredenheid in Delft. Er zijn wel buurten waar men
elkaar minder goed kent en de binding met de buurt afneemt. Men kent elkaar
niet meer omdat de doorstroming groot is en de ontmoetingskansen op straat
beperkt zijn. Dit zijn vooral de jaren 60-70 wijken met voornamelijk portiek
en galerijflats in de sociale huursector, veel anoniem groen en beperkt
straatzicht vanuit de woning. Het betreft vooral delen van Voorhof en
Buitenhof. Er zijn in deze buurten weinig mogelijkheden om een stapje op de
woonladder te zetten. Daarvoor is verhuizen naar een andere buurt
noodzakelijk. De
Delftse woningvoorraad sluit niet aan bij de actuele vraag. De sociale
woningvoorraad is relatief groot, terwijl er juist veel vraag is naar koop en
duurdere huur. Dit betekent niet dat er sociale huurwoningen leeg staan, er
zijn zelfs behoorlijke wachttijden voor. Het laat wél zien dat de goedkope
woningen onvoldoende vrij komen voor de mensen met lagere inkomens. Veel
mensen met een iets hoger inkomen blijven aangewezen op de sociale voorraad
omdat de stap naar een duurdere huur- of koopwoning te groot is. Daarnaast is
er veel goedkope scheefheid in Delft. Door het schaarse aanbod aan alternatieven,
blijft ook de groep scheefwoners met wat financiële armslag en een woonwens,
in de sociale huursector wonen en komt de doorstroming niet op gang. Het
woningtekort kwam afgelopen jaren tot uiting in het negatieve en selectieve
migratiesaldo waarbij veel mensen naar een woning in de VINEX vertrokken. Tot 2020
komt een aantal ontwikkelingen op ons af. In Delft staan veel bouwplannen op
stapel en de bevolking zal dan ook gaan groeien. De verdere ontwikkeling van
de kenniseconomie leidt tot groei van het aantal studerende jongeren en
kenniswerkers. Maar ook de vergrijzing komt op gang. Tevens neemt de vraag
naar begeleide woonvormen van kwetsbare groepen toe. De
mismatch tussen vraag en aanbod en de beschreven ontwikkelingen worden
vertaald in ambities in hoofdstuk 4. Ook de voorgenomen woningbouwplannen
moeten worden getoetst op bijdragen aan de ambities. |
4. Wat willen we bereiken?
4.1 Inleiding
In het participatietraject en tijdens de
bestuurlijke sessies is een aantal doelen en ambities geformuleerd over het
gewenste toekomstbeeld van Delft. Dit toekomstbeeld laat zich in drie
kernwoorden samenvatten: Kennis, Kwaliteit en Kansen. De opgave van Delft is
internationaal, innovatief en sociaal. Het wonen moet hier in belangrijke mate
aan bijdragen.
De conclusie uit vorig hoofdstuk is dat sprake is
van een mismatch. De omvang aan goedkopere woningen is groot in relatie tot de
behoefte: er is een tekort aan middeldure en duurdere woningen, grondgebonden
en koop.
Voor een aantal voor de stad belangrijke doelgroepen
moet meer ruimte gemaakt worden (studenten, ouderen, bijzondere doelgroepen en
gezinnen).
De toenemende welvaart en de verdere ontwikkeling
van de kenniseconomie vergroten de mismatch op termijn bij ongewijzigd beleid.
4.2 Delft: Kennis en innovatiestad
In Delft zetten we in op de verdere ontwikkeling
van de creatieve kenniseconomie. Naast de ambitie voor groei middels de
realisatie van bedrijventerreinen in het Delfts Technologisch Innovatief
Complex[20]
en de ambitie om internationaal meer onderscheidend te zijn, willen we ook dat
de hele stad hiervan kan mee profiteren. Voor het wonenbeleid betekent dit dat
kenniswerkers, studenten en (startende) ondernemers tot specifieke doelgroepen
voor het Delftse woonbeleid behoren en voldoende gefaciliteerd moeten worden.
Voor meer verwevenheid van de kenniseconomie in de stad zetten we in op het
realiseren van voldoende mogelijkheden op de wonen-leren-werkenladder en het
meer mengen van functies.
Kortom we gaan voor: 1) het bieden van voldoende
huisvesting voor (internationale) studenten, 2) het binden van (startende)
ondernemers, jongeren en kenniswerkers aan de stad en 3)
wonen-leren-werkenladder en meer menging van functies en kennis.
4.2.1 Bieden van voldoende huisvesting van
(internationale) studenten
Met de komst van diverse onderwijsinstellingen en
het succes van bepaalde studierichtingen is de behoefte aan
studentenhuisvesting sterk groeiende. Veel studenten wonen graag in de
binnenstad of op een Campus nabij de universiteit en nabij studiegenoten.
Buitenlandse studenten hebben in het algemeen een sterke voorkeur voor een
campus, als internationaal algemeen bekende woonvorm voor studenten. Op een
Campus woon je samen met andere studenten en zijn alle noodzakelijke voorzieningen
in de buurt, zoals de ‘school’, de universiteitsbibliotheek, de mensa en sport-
en andere recreatieve studentenvoorzieningen.
Samen met Duwo en TU draagt de gemeente zorg voor
het realiseren van voldoende huisvesting voor de reguliere en buitenlandse
studenten. In het convenant studentenhuisvesting uit 2006 zijn afspraken
gemaakt over de realisatie van 1.600 eenheden in de TU-wijk, waar de campus
wordt gerealiseerd. Voor het realiseren van de huidige maar ook de ingeschatte
extra opgave (paragraaf 3.6) is een bestuurlijke regiegroep
studentenhuisvesting in het leven geroepen. Bij het zoeken naar locaties voor
studentenhuisvesting lijken de uitbreidingsmogelijkheden in TU-midden kansrijk,
maar ook andere delen in de stad worden in het zoekproces betrokken. We zetten
in op het realiseren van minimaal 3.600 studenteneenheden tot 2016.
Naast het bieden van structurele huisvesting worden
ook de mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting in de bestaande voorraad
zoveel mogelijk benut. Zo worden studenten tijdelijk gehuisvest in leegstaande
woningen in herstructureringsprojecten zoals in Poptahof, de Bomenwijk of de
Marcushof . Deze huisvesting levert een belangrijke bijdrage om tegemoet te
komen aan het huidige woningtekort voor studenten. Het campuscontract tenslotte
draagt bij aan het beschikbaar blijven van specifieke studentenhuisvesting voor
studenten.
4.2.2 Binden van (startende) ondernemers, jongeren
en gesettelde kenniswerkers aan de stad
Ontwikkelen van dynamische centrumstedelijke
woonmilieus als broedplaats voor starters, jongeren en kenniswerkers
Jonge starters en jongeren die klaar zijn met hun
opleiding gaan een nieuwe levensfase in van werken, zelfstandig wonen en
settelen. Niet voor niets wordt de helft van de woningvraag in Delft door de groep
tot 35 jaar uitgemaakt. Momenteel verlaat een aanzienlijk deel van deze groep
de stad, hetgeen ten dele een natuurlijk proces is.. We zien het echter als een
uitgelezen kans voor Delft om met name ondernemende starters en jongeren die
met hun opleiding klaar zijn meer te binden aan de stad. Dat is niet alleen
goed voor de bevolkingsopbouw maar ook noodzaak voor de verdere ontwikkeling
van Delft als creatieve stad. We richten ons met name op die doelgroepen die
kiezen voor een vitale dynamische woonomgeving in een sterk stedelijke setting.
Deze compacte stedelijke woonmilieus bieden volop mogelijkheden voor intensieve
face-to-face contacten en dienen daarmee als broedplaats voor nieuwe ideeën en
ontwikkelingen voor mensen met cultureel creatieve beroepen en wetenschappers.
Horeca en culturele voorzieningen zijn dan van groot belang. Ook doorstarters
kunnen hier een plek vinden. We zetten voor deze groepen in op realisatie van
woonwerkcombinaties met ruimte voor ontwikkeling en groei. Dat kan in de vorm van
werkruimte in de woning, maar ook met bedrijfsverzamelgebouwtjes in
woongebieden.
We zien mogelijkheden om in het TU-gebied en in
Schieoevers-noord een woonmilieu voor deze groepen te realiseren bestaande uit
experimentele woningbouw met interessante combinaties van leren, werken en
recreëren.
Woonbehoeften van starters die hun opleiding hebben afgerond: Een
deel wil een woning met ruimte voor werken aan huis. Voor de mensen die een
eigen bedrijf willen starten, kan werkruimte aan huis voldoende zijn. Maar
sommigen willen aparte bedrijfsruimte om wonen en werken gescheiden te houden
en/of in een omgeving te kunnen werken samen met andere kleine ondernemers om
voorzieningen te delen en tot samenwerking/kruisbestuiving te komen. Overal
in de stad zijn plekken aan te wijzen waar de gevarieerde groep starters
graag zou willen wonen, afhankelijk van hun leefstijl en woonmilieuvoorkeur.
Voor de mensen die ook een inspirerende werkomgeving zoeken, zijn
functiegemengde gebieden belangrijker dan voor mensen die enkel op zoek zijn
naar woonruimte. Zowel in de bestaande voorraad (eventueel na een meer of
minder grondige renovatie) als in de nieuwbouw kunnen de gewenste woon- en/of
werkruimten gerealiseerd worden. Creatieve
en ondernemende starters hebben in het algemeen een bescheiden en onzeker
inkomen. Voor alle woningen voor deze groep starters geldt dat de huur- en
koopprijzen betaalbaar[21]
moeten zijn, al varieert het inkomen en dus de definitie van ‘betaalbaar’.
Ook de bedrijfsruimte voor startende ondernemers moet betaalbaar[22]
zijn. Voor bepaalde groepen zal nieuwbouw desondanks te duur zijn en
daarnaast biedt nieuwbouw voor een deel van de doelgroep te weinig inspiratie
en ruimte voor creatieve ontwikkeling. Hergebruik van bestaande (bedrijfs)gebouwen is dan een must.
Hiervoor biedt Schieoevers noord veel kansen. |
Voor de meer gesettelde kenniswerkers zetten we in
op centrumstedelijke woonmilieus en groenstedelijke woonmilieus. De
centrumstedelijke woonmilieus rondom openbaar vervoersknooppunten en
verkeersassen zoals Spoorzone en Station Delft Zuid zijn bijzonder interessant
voor alleenstaanden en tweeverdieners met een kosmopolitisch stedelijk
georiënteerde leefstijl. De kwaliteitsvraag is een belangrijk aspect en hierop
moet ingespeeld worden door vernieuwende woonconcepten te realiseren in
verschillende prijsklassen. Naast deze compact stedelijke woonmilieus is er ook
een groep (bijvoorbeeld met kind(eren) die juist behoefte heeft aan meer
groenstedelijke, suburbane of zelfs landelijke woonmilieus met ruimte en groen.
Voor huisvesting in groenstedelijke woonmilieus zien we binnen de gemeente in
ieder geval mogelijkheden in Harnaschpolder en Buitenhof. Voor huisvesting van
deze groepen in de suburbane en landelijke woonmilieus is voor de omliggende
gemeenten een belangrijke rol weggelegd.
We realiseren in Delft 2.500 woningen en
woonwerkcombinaties voor (startende) ondernemers en kenniswerkers.
4.2.3 Wonen-leren-werkenladder en meer menging van
functies: perspectief voor de Delftse jongeren
In het participatietraject is het diverse malen
gezegd: de werelden van TU, INHOLLAND en Mondriaan moeten meer gemengd worden.
Naast het mengen van functies gaat het dan ook om het delen van kennis. Dit kan
door meer werk en bedrijvigheid naar de wijk te brengen, bedrijfsruimten en
scholen op te nemen in woongebouwen, maar ook door in woonwijken
praktijklessen, stages en werkervaringsplaatsen aan te bieden met als resultaat
een breed scala aan mogelijkheden op de wonen-werken-leren ladder met goede
verbindingen/aansluitingen voor de Delftse jongeren.
Voor meer functiemenging van wonen-leren-werken
sturen we aan op nauwe samenwerking met TU, HBO en MBO scholen, bedrijven en
vastgoedpartners. We richten ons daarbij op het leggen van dwarsverbanden door
de hele stad heen. Ook de eerder genoemde woonwerkcombinaties in bijvoobeeld
TU-gebied en Schieoevers Noord kunnen voor deze jongeren interessante
mogelijkheden bieden.
We stellen het volgende voor (A):
1) Met
Duwo en onderwijsinstellingen dragen we zorg voor voldoende huisvesting voor
(internationale) studenten door realisatie van de TU campus en aanvullende
projecten. We realiseren minimaal 3.600 studenteneenheden; 2) Net
afgestudeerde ondernemende starters en creatievelingen binden we aan de stad
door het ontwikkelen van dynamisch centrumstedelijke woonmilieus die als
broedplaats dienen voor ontmoeting, innovatie en ontwikkeling. 3) Samen
met onze regionale partners bieden we voldoende huisvesting aan hoger
opgeleide kenniswerkers. We ontwikkelen vernieuwende woonconcepten in
centrumstedelijke woonmilieus o.a. Spoorzone en Delft Zuid en groenstedelijke
woonmilieus in Harnaschpolder. We realiseren in Delft 2.500 woningen en
woonwerkcombinaties voor (startende) ondernemers en kenniswerkers. Voor meer
landelijke en dorpse milieus is een huisvestingstaak voor omliggende
gemeenten weggelegd; 4) We
bieden meer perspectief voor Delftse jongeren door samen met TU, HBO en MBO
scholen, bedrijven en vastgoedpartners in te zetten op meer dwarsverbanden en
functiemenging van wonen- leren en werken; hiertoe zien we met name kansen in
TU-Noord, TU-Midden en op Schieoevers. |
4.3 Delft Kwaliteitsstad
De
mismatch van vraag en aanbod is vooral een kwaliteitsvraagstuk. Gezien de
woonbehoefte zijn er in Delft relatief te veel kleine galerij- en portiekflats
van sobere kwaliteit en te weinig woningen in het middeldure en duurdere
woonsegment. Een kwaliteitsslag in de voorraad en de
woonomgeving is nodig om vraag en aanbod nu en in de toekomst beter op elkaar
aan te laten sluiten. Het gaat daarbij niet alleen om 1) de kwaliteit van de
woningen, maar ook om 2) de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Bij de
kwaliteitsslag streven we naar een duurzame woon- en leefomgeving met oog voor
het milieu.
De
toenemende welvaart leidt tot een vraag naar meer woonkwaliteit en een toename
van het energie- en materiaalverbruik. In algemene zin laat de
kwaliteitsvraag zich samenvatten door een toenemende vraag naar meer woon- en
leefruimte in en om de woning, meer flexibiliteit in gebruik en een sterke
behoefte aan een eigen identiteit. De toename van het energie- en
materiaalverbruik met bijbehorende consequenties voor het milieu vereisen
duurzaam materiaalgebruik en het realiseren van energiezuinige woningen.
We zetten in op nieuw stedelijke woonvormen en het
vergroten van de duurzaamheid van bestaande en nieuwe woningen.
Woningen met een goede toegankelijkheid, woningen
waar mensen zich veilig voelen en woningen met een flexibele indeelbaarheid
zijn zeer levensloopbestendig. Flexibiliteit in gebruik en passend bij
verschillende leefstijlen vormt een belangrijk uitgangspunt van ‘nieuw
stedelijk wonen’. Een flexibele indeelbaarheid draagt bij aan het goed kunnen
opgroeien van kinderen in de woning, het -indien nodig- verlenen van zorg, het
werken aan huis etc. Ruimere woningen leveren meer flexibele
inrichtingsmogelijkheden op. Voor meer flexibiliteit moeten we echter af van
het traditionele doorzonwoningdenken, maar willen we investeren in het nadenken
over slimme woningplattegronden en vernieuwende woonconcepten die beter
aansluiten bij de verschillende leefstijlen en doelgroepen. We laten concepten geënt op het onderscheid eengezins- en
meergezinswoningen los en zetten in op ‘nieuw stedelijk wonen’ met een grote
variatie aan gestapelde woonvormen, grondgebonden of niet, passend bij
verschillende leefstijlen Voor het verder ontwikkelen van nieuwe stedelijke
woonvormen willen we kijken of we in samenwerking met de bouwkundefaculteit van
de TU een ‘expertisecentrum’ kunnen vormen. We gaan na of we hiervoor gebruik
kunnen maken van Europese subsidies.
Om nieuwbouw beter aan
te laten sluiten bij de wensen van de bewoner zijn verder consumentgerichte
projectontwikkeling en particulier opdrachtgeverschap interessante concepten.
Binnen de gemeente zien we dit graag terug in nieuwbouwplannen. Hierover treden
we in gesprek met onze ontwikkelaars. We zetten bij het nieuwbouwprogramma in
op realisatie van minimaal 150 woningen in de vorm van particulier
opdrachtgeverschap binnen de randvoorwaarden
van een goede architectuur.
Goede toegankelijkheid stimuleren we in de
bestaande voorraad met een opplussubsidie en bij nieuwbouw gaan we aanvullende
kwaliteitseisen stellen op basis van Woonkeur[23].
Voor veilige woningen passen we het PKVW[24]
bij nieuwbouw toe. Bij herstructurering zetten we in op het aanpassen van
woningen volgens de richtlijnen van het PKVW.
De kwaliteitsverbeteringen in de woningvoorraad
moeten bijdragen aan betere energieprestaties (goed voor milieu en de portemonnee)
en een goed binnenklimaat van woningen (goed voor de gezondheid).
We streven naar een afname van het energiegebruik
van woningen met 20% in 2020. We toetsen de sociale voorraad in 2008 op
energieprestaties (EPBD). Deze inventarisatie kan als basis dienen voor
aanvullend beleid. Daarnaast sluiten we woningen aan op het restwarmtenet. Ook
onderzoeken en reeds gerealiseerde voorbeeldprojecten, die bijdragen aan
energiezuinige of energieneutrale woningen, zijn interessante concepten die we
graag in de bestaande voorraad en in nieuwbouw willen toepassen.
Bij onderhoud, renovatie, sloop en nieuwbouw zetten
we in op zorgvuldig materiaalgebruik. conform de regels van duurzaam bouwen.
Bij het realiseren van de doelstellingen maken we gebruik van de faciliteiten
zoals het energie-agentschap EREA en provinciale, landelijke en internationale
stimuleringsmogelijkheden en innovatieve financieringsvormen.
In de Nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid die in
2008 zal verschijnen wordt het thema binnenklimaat nader ingevuld. Daarvoor
onderzoeken we eerst met welke maatregelen we het binnenklimaat in woningen
kunnen verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting en preventie,
maar ook aan bouwkundige maatregelen. In de nota duurzaamheid die later dit
jaar wordt gepresenteerd, zal op deze thema’s verder ingegaan worden.
Sommige woonmilieus in Delft worden als anoniem en
onpersoonlijk ervaren (paragraaf 3.4). Dit gaat vaak gepaard met een afname van
het verantwoordelijkheidsgevoel en de betrokkenheid bij de woonomgeving. In
Delft willen we graag dat bewoners zich positief identificeren met de buurt
waarin zij wonen. Dit kan als sprake is van een vertrouwde en veilige
leefomgeving en een woonmilieu met een uitgesproken eigen identiteit
Het vergroten van ontmoetingskansen kan in
belangrijke mate bijdragen aan een vertrouwd en veilig gevoel. Onbekend maakt
immers onbemind en ontmoeten draagt bij aan sociale binding en
verantwoordelijkheidsgevoel. De kans op sociaal isolement wordt dan eveneens
kleiner. Ontmoetingskansen kunnen op straat, maar ook in het woongebouw of het
buurtcentrum worden gerealiseerd in de vorm van simpelweg ruimte of het
organiseren van activiteiten en projecten (jong en oud). Een belangrijke peiler
is het bieden van meer sportfaciliteiten in de wijk. Niet alleen goed voor
ontmoeting, maar ook voor de gezondheid (BOS[25]projecten
maar ook bijvoorbeeld Krajicekveld Brasserskade).
Meer verantwoordelijkheden neerleggen bij sociaal
(leefregels) en fysiek beheer (wijkaandelen, moe’stuin Poptahof) van de
woonomgeving draagt ook bij aan de interaktie tussen bewoners.
Kinderen
moeten verder optimale mogelijkheden hebben om verantwoord buiten te kunnen
spelen. Belangrijke aspecten zijn bereikbaarheid, veiligheid, inrichting,
ontmoetingsfunctie, aansluiting bij de leeftijd, samenhang met andere
voorzieningen en interaktie met andere leeftijdsgroepen[26].
Veranderen
van anoniem groen naar functioneel, recreatief groen draagt eveneens bij aan
een prettige woonomgeving evenals het verbeteren van de toegankelijkheid en
veiligheid voor ouderen, mindervaliden en kinderen.
Eén
en ander willen we bereiken door slim ontwerpen, (her)inrichten en beheren van
het openbaar gebied waarbij de handboeken PKVW het richtsnoer vormen en
veranderingen in samenspraak met bewoners tot stand komen. Zo zijn ouderen
middels ‘Ouderenproof’ nauw betrokken bij het verbeteren van de
toegankelijkheid en veiligheid in de eigen wijk en zijn kinderen via school en
de kinderactieraad nauw betrokken bij het project ‘Kindlint’.
Soms is er meer nodig om prettig te kunnen wonen.
Bijvoorbeeld als mensen niet meer aan de naaste buren hulp durven vragen voor
een praktisch probleem. Voor een klus, een boodschap of zomaar een praatje is
daarom de burenhulpcentrale opgericht. Maar er kan ook sprake zijn van
vandalisme, rommel op straat, hangjongeren en woonoverlast. Dan is het nodig om
maatwerk te leveren. Gemeente en corporaties zetten samen in op sociaal beheer
met een menselijke maat. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het aanstellen van
extra complex- en wijkbeheerders die het dagelijks aanspreekpunt op straat
zijn, het houden van huisbezoeken, het bemiddelen bij burenruzies (mediation),
het aanpakken van structurele woonoverlast en een ketenaanpak bij jeugd en
overlast met alle relevante partners (politie, onderwijsinstellingen, BWD[27],
Centra voor Jeugd en Gezin, maar ook sportverenigingen etc).
In sommige Delftse buurten laten indicatoren rond
bevolking, woningvoorraad en sociaal economische sterkte zien dat een
geïntegreerde aanpak nodig is. Dit zijn buurten met voornamelijk sociale
portiek- en galerijflats, waar relatief veel mensen zonder werk zitten, een
gemiddeld laag besteedbaar huishoudinkomen hebben en waar veel huishoudens van
allochtone afkomst zijn met een niet westerse achtergrond. Dit zijn vaak ook
buurten waar de betrokkenheid en gevoel van veiligheid afneemt. Het betreft
onder meer Buitenhof-Noord, Het rode dorp, Gillisbuurt, Poptahof en Bomenwijk.
In deze buurten zien gemeente en corporaties kansen om samen met partners en
bewoners aan de slag te gaan met een gebiedsgerichte integrale aanpak van
sociale èn fysieke maatregelen.
Kijkend naar de woonbehoefte, de compactheid van Delft
en de functie van Delft als binnenstad van de regio, zetten we in op de
realisatie van centrumstedelijke[28]
functiegemengde woonmilieus rondom verkeersassen en vervoersknooppunten en
groenstedelijke woonmilieus in meer decentraal gelegen woongebieden. Eén en
ander vergt een intensief grondgebruik. Dit vraagt om efficiënt en dubbel ruimtegebruik,
gebouwd parkeren en ontwerpen voor de kwaliteit van de woonomgeving die niet
alleen ontmoeten[29]
bevorderen, maar ook vermijden mogelijk maken.
Om hoogwaardige stedelijke woonkwaliteit te kunnen
realiseren met voldoende speelruimte, ruimte voor groen in de stad en
ontmoetingsplekken voor jong en oud is gebouwd parkeren noodzakelijk. Bewoners
zullen in de toekomst steeds vaker bij het huren of kopen van een
nieuwbouwwoning te maken krijgen met het afnemen van een parkeerplaats in
Delft. Dit kan ook een parkeerplaats in een garage of een terrein in beheer van
een vereniging van eigenaren zijn. In de vrije sector worden de kosten van het
parkeren zoveel mogelijk doorbelast aan de bewoners. Voor sociale huurwoningen
is doorbelasting van de kosten van parkeren minder vanzelfsprekend, omdat de
totale woonkosten daarmee in verhouding (te) veel stijgen. Alternatieve
financiering van gebouwde parkeeroplossingen bij sociale huisvesting wordt
komend jaar nader onderzocht.
We stellen we het volgende voor (B): Kwaliteit van de woningen 1)
We zetten in op ‘Nieuw stedelijk wonen’. We bekijken de mogelijkheden
voor samenwerking met de bouwkundefaculteit van de TU om een
‘expertisecentrum’ te vormen voor het verder ontwikkelen van nieuw stedelijke
woonvormen met –zo mogelijk- gebruikmaking van Europese subsidies. 2)
Met projectontwikkelaars treden we in gesprek over consumentgerichte
projectontwikkeling en particulier opdrachtgeverschap.Tot 2020 realiseren we
minimaal 150 woningen in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. 3)
We stimuleren goede toegankelijkheid van bestaande en nieuwe
woningen met een opplussubsdie en het
toepassen van aanvullende kwaliteitseisen van woonkeur. We verbeteren de
veiligheid door bij nieuwbouw het PKVW toe te passen. Bij
herstructurering zetten we in op het aanpassen van woningen volgens de
richtlijnen van het PKVW 4)
We streven naar een afname van het energieverbruik van woningen met
20% in 2020. We sluiten woningen aan op het restwarmtenet en de corporaties
toetsen de voorraad in 2008 op de
energieprestaties. In 2009 formuleren we op basis van de resultaten
aanvullend beleid. Bij sloop en nieuwbouw hanteren we de regels van duurzaam
bouwen. Komend jaar onderzoeken we in het kader van de Nota Lokaal
Volksgezondheidsbeleid de mogelijkheden om het binnenklimaat van woningen te
verbeteren. Kwaliteit woon- en leefomgeving 5)
We werken met partijen aan een veilige en vertrouwde woonomgeving door
slim ontwerpen, (her)inrichten en zorgvuldig beheren van het openbaar gebied.
Het vergroten van ontmoetingskansen, ruimte voor sport en spel en het
verbeteren van de toegankelijkheid voor ouderen, mindervaliden en kinderen
zijn daarbij beoogde doelen. De handboeken PKVW vormen richtsnoer bij het
ontwerp. 6)
We zetten in op stevig sociaal beheer in buurten waar het gevoel van
veiligheid en geborgenheid afneemt. In sommige buurten vereist de sociaal
economische positie van de bevolking en de eenzijdigheid van de voorraad een
integrale aanpak van sociale èn fysieke maatregelen. Hiervoor zien we onder
meer kansen in Buitenhof-Noord, Rode Dorp, Gillisbuurt, Poptahof en
Bomenwijk. 7)
We zetten in op onderscheidende woonmilieus met een eigen identiteit
waarbij we centrumstedelijk functiegemengde woonmilieus rondom verkeersassen
en vervoersknooppunten realiseren en groenstedelijke woonmilieus in meer
decentraal gelegen woongebieden. 8)
Bij nieuwbouw zal in de toekomst vaker een parkeerplaats afgenomen
moeten worden bij de woning. Komend jaar onderzoeken we de mogelijkheden voor
alternatieve financiering van gebouwde parkeervoorzieningen bij sociale
huisvesting. |
4.4 Delft Kansenstad
Delft wil als stad aan al haar inwoners perspectief
bieden. Perspectief voor groei en ontwikkeling en om mee te kunnen doen aan de
samenleving[30].
Naast voldoende kansen op woonruimte en de mogelijkheid daarin te verbeteren,
gaat het dan om voldoende kansen om te leren en kansen op werk, maar ook om
vrijetijdsbesteding en deelname aan de maatschappij.
We richten ons niet alleen op stadsbewoners die hun
woon- en leefsituatie willen verbeteren, maar ook op bewoners die al gestegen
zijn. Bij gebrek aan alternatieven verlaten velen noodgedwongen de stad. Zij
zijn belangrijk voor de sociale stijging van anderen.
Het verbinden van wonen, werken en leren is in
paragraaf 4.2.3 aan de orde geweest. In deze paragraaf leggen we de nadruk op:
1)
het bieden van voldoende en kwalitatief goede
huisvesting voor huishoudens met lage inkomens;
2)
bruggen slaan tussen de sociale en de marktsector;
3)
het bieden van meer huisvesting voor midden
inkomens en gezinnen;
4)
het bieden van voldoende huisvesting voor ouderen
en kwetsbare doelgroepen.
Het is onze primaire taak voldoende kwalitatieve
huisvesting voor mensen met lage inkomens te bieden. Woningzoekenden met lage
inkomens moeten vergelijkbare kansen op woonruimte hebben als woningzoekenden
met midden en hogere inkomens. Deze kansen mogen komende jaren niet afnemen.
Aandachtspunten zijn de beschikbaarheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid.
Ondanks de ruime omvang van de sociale voorraad
zijn er toch wachttijden voor woonruimte. Als maatstaf voor de beschikbaarheid
van sociale huurwoningen toetsen we jaarlijks de slaagkansen van de
woningzoekenden op woonruimte. Die mag niet afnemen. Daarbij stellen we ons
tevens op het uitgangspunt dat de minima minstens evenveel kansen op woonruimte
moeten hebben als de huishoudens die iets meer verdienen maar nog wel tot de
aandachtsgroep behoren, die ook weer minimaal evenveel kans moeten hebben als
mensen die niet tot de aandachtsgroep behoren. In algemenen zin willen we de
beschikbaarheid van de sociale woningvoorraad verbeteren door:
1)
doorstroming van scheefwoners op gang te brengen
middels verleiding en woondifferentatie; bij nieuwbouw leggen we het accent op
het realiseren van middeldure en duurdere huur- en koopwoningen.
2)
tegengaan van illegale bewoning; slechte
beschikbaarheid werkt onderverhuur en illegale bewoning in de hand. In 2008
onderzoeken we de mogelijkheid om illegale bewoning in sociale huurwoningen
tegen te gaan. Hiervoor starten we een pilot.
3)
aanspreken van omliggende gemeenten op realisatie
en behoud van een sociale voorraad van voldoende omvang.
De prijs is een belangrijke kwaliteit van de
Delftse sociale woningvoorraad. De voorraad mag dan soms sober en niet al te
groot zijn, de woningen zijn in het algemeen wel zeer betaalbaar. Voor een
aantal mensen is die betaalbaarheid de grootste kwaliteit. Een kwaliteit die we
voor een deel van de voorraad derhalve moeten koesteren en behouden. Dat
betekent consolideren en sober investeren. Ook het concept van de kluswoning,
waarbij mensen zelf beslissen welke investeringen zij doen, is daarbij een
interessante optie.
Daarnaast zijn er ook veel mensen die graag zouden
kiezen voor een ruimere woning of een woning met wat meer comfort. Middels
investeren, renoveren en transformeren kan de kwaliteit van de bestaande
voorraad worden verbeterd. Verbeteren van de kwaliteit in de bestaande voorraad
hangt sterk samen met de leeftijd van de woningen. Bij woningen wordt in het
algemeen gerekend met een levensduur en afschrijvingstermijn van 50-60 jaar
jaar. Tussentijds investeren en renoveren leidt tot een levensduurverlenging.
Als vuistregel kan gelden dat jaarlijks ruim 1,5% van de woningvoorraad
aangepakt moet worden. Soms laat de technische en gebruikskwaliteit erg te
wensen over -gezien de hedendaagse eisen- dat sloop meer voor de hand ligt.
Naast investeringen in de bestaande voorraad draagt uiteraard ook de realisatie
van nieuwe sociale sectorwoningen bij aan het up-to-date houden van de sociale
sector. Bij nieuwbouw realiseren we 30% van het woningbouwprogramma in de
sociale sector.
In feite is het een kwaliteit als er voldoende
keuzemogelijkheden zijn om een woning te kiezen die bij je past. We zetten
daarom in op het aanbieden van een totaalpakket aan woonmogelijkheden van sober
en betaalbaar, naar wat duurder met meer kwaliteit.
Betaalbaarheid
Bij renoveren en investeren staat de betaalbaarheid
niet in alle gevallen direct onder druk, maar een kwaliteitsverbetering brengt
nu eenmaal meer kosten mee.
Bij nieuwbouw vormt de betaalbaarheid ook een
aandachtspunt. Op het moment dat bijvoorbeeld sprake is van een gebouwde
parkeervoorziening nemen de kosten met minimaal € 50 per maand toe. Hierover
wordt geen huurtoeslag verkregen. Bij het doorbelasten aan huurders die tot de
aandachtsgroep van beleid behoren worden de -door het Nibud berekende en per
inkomen verschillende- maximaal wenselijke woonquote overschreden en nemen de
woonlasten fors toe. Gezien het Delftse nieuwbouwprogramma met nadruk op
centrumstedelijke woonmilieus, gebouwde parkeervoorzieningen en realisatie van
30% in de sociale sector is een structurele oplossing voor dit probleem
noodzakelijk. Omdat de woonlastenproblematiek geen specifiek Delfts probleem is
zullen we hier ook landelijk aandacht voor vragen.
Soms lukt het mensen niet meer hun huur te betalen.
In het slechtste geval kan dan huisuitzetting plaatsvinden. We willen het
aantal huisuitzettingen vanwege huurschuld en vanwege overlast zo veel mogelijk
beperken en hebben hiervoor een ‘Laatste kans’ overeenkomst getekend. Een
pro-actief incassobeleid voorkomt het oplopen van huurschulden en
betalingsachterstanden worden opgespoord door huurders actief te benaderen
zodat een regeling getroffen kan worden voor de betalingsachterstand. Zonodig
wordt de Stichting Onder Een Dak ingeschakeld om de financiële situatie in
kaart brengt en een betalingsvoorstel te doen. Als het ondanks deze inspanning
toch tot een ontruimingsvonnis vanwege huurschuld of overlast komt, dan treedt
er een laatste kans vangnet in werking. STOED wordt betrokken voor het realiseren
van budgetbeheer, ‘Meldpunt Bezorgd?’ voor een onderzoek naar mogelijke
achterliggende problemen en de budgetwinkel voor het opzetten van een
schuldregeling voor het totale schuldenpakket. De huurder mag dan alleen onder
zeer specifiek voorwaarden in de woning blijven. Verplicht verhuizen behoort
ook tot de mogelijkheden.
4.4.2 Bruggen slaan
tussen de sociale en de marktsector
In Delft wil de gemeente de traditionele invalshoek
sociaal versus markt verlaten. De gemeente ziet graag een meer vloeiende overgang
tussen deze twee markten. Dit kan door instrumenten als ‘Te Woon’, koopgarant
en startersleningen te faciliteren en te stimuleren. Deze instrumenten geven
mensen met een inkomen net even boven de aandachtsgroep, kansen om een woning
te kopen en een volgende stap in hun wooncarrière te maken.
Voor ‘Te Woon’ loopt een driejarig experiment bij
één van de Delftse corporaties. In 2009 vindt een evaluatie plaats. Graag zet
de gemeente dit concept door. In 2008 onderzoeken we of we het SVn-fonds[31]
kunnen aanwenden voor het verstrekken van leningen aan starters tegen gunstige
voorwaarden.
Veel middeninkomens en gezinnen hebben de stad
afgelopen jaren verlaten. Beide groepen gaan we meer kansen bieden in de stad.
We zetten voor de (lagere)middeninkomens in op
bouwen voor de doorstroming door in het nieuwbouwprogramma een accent te leggen
op middeldure en duurdere woonsegmenten en bouwen voor ouderen.
Voor gezinnen stellen we ons op de ambitie dat er
in 2020 meer gezinnen dan nu in Delft wonen. Bij huidig beleid voorspelt de
Delftse bevolkingsprognose een lichte afname van het aantal 0-14 jarigen per
2020. Eenderde van de Delftse voorraad is eengezinswoning, een woningtype bij uitstek
passend bij de woonwens van gezinnen. Niet alle gezinswoningen worden echter
bewoond door (jonge) gezinnen. De huidige stadswoningen en appartementen zijn
tegelijkertijd momenteel maar ten dele geschikt voor gezinnen omdat ze vaak
gehorig zijn, de buitenruimte beperkt is en het zicht op straat minimaal.
We zetten in op 1) uitbreiding van aantrekkelijk
woonaanbod met 1.000 woningen voor jonge gezinnen, 2) doorstroming van
empty-nesters[32]
uit gezinswoningen en 3) behoud van de grotere woningen in de sociale sector.
1.000 woningen voor gezinnen
In Delft zetten we in op nieuw stedelijk wonen. We
richten ons op vernieuwende woonconcepten met een voordeur aan de straat en
voldoende buitenruimte op woonkamerniveau. In het participatietraject zijn de
belangrijkste eisen voor gezinnen ten aanzien van woning, woonomgeving en
voorzieningenniveau genoemd (kader).
De
woningen: Voordeuren
zoveel mogelijk aan de straat of aan het binnenterrein. De woningen moeten
een woonoppervlak van tenminste 120 m2 hebben, een groot balkon of
(dak)terras en voldoende bergruimte. De woningen zijn bij voorkeur flexibel,
zodat ruimten afgescheiden en samengevoegd kunnen worden, afhankelijk van de
behoeften van- en de ontwikkelingen binnen het gezin (ruimte voor spelen,
huiswerk, studeren). Gedacht kan worden aan één of meerlaagse woningen,
woningen met gemeenschappelijke speelplekken of privé-tuinen op hoogte enz. Het
gaat voor deze groep voornamelijk om middeldure koopwoningen. Voor huurders
die aanhikken tegen de overstap naar de koopmarkt helpt koopgarant wellicht
om hen in de stad te houden. Verondersteld
wordt dat er een bescheiden markt is voor veel grotere en duurdere
koopwoningen die voor het overige aan vergelijkbare eisen voldoen voor
gesettelde gezinnen, zoals kenniswerkers van middelbare leeftijd met oudere
kinderen. Woonomgeving Gewenst
is een veilige groene uitdagende en flexibele woonomgeving[33]
en een aantrekkelijk voorzieningenaanbod op het gebied van onderwijs,
kinderopvang en vrije tijd. De woonomgeving moet flexibel zijn, want de eisen
die kinderen daaraan stellen, veranderen voortdurend met de leeftijd en de
maatschappelijke (speel)trends. De auto(s) moet(en) in de buurt van de woning
geparkeerd kunnen worden, bij voorkeur uit het zicht en zonder dat er speel-
en verblijfsruimte mee verloren gaat. Zicht vanuit de woning op de ruimte
waar kinderen buiten spelen is gewenst. Tenslotte wordt belang gehecht aan
goede crèches, brede scholen en voor- en naschoolse opvang en vrije
tijdsvoorzieningen. |
Veel
gezinnen wonen in meergezinswoningen en veel ouderen die geen kinderen meer
hebben, blijven in eengezinswoningen wonen. Kleine huishoudens die een ruime
woning of een eengezinswoning achterlaten krijgen in het regionale
woonruimteverdeelsysteem al voorrang als zij kleiner gaan wonen. Graag
verleiden we empty-nesters in eengezinswoningen verder door het realiseren van
aantrekkelijk alternatief woningaanbod. Tanthof is bijvoorbeeld een wijk met
veel eengezinswoningen en beginnende vergrijzing. Hier zien we kansen voor
doorstroming als goed ingespeeld kan worden op de behoeften van ouderen. Alleen een aantrekkelijk
alternatief aanbod zal effect sorteren omdat veel ouderen naar tevredenheid
wonen in de eengezinswoning.
Ruime
gezinswoningen in de sociale voorraad zijn schaars. Daarom hanteren we een
terughoudend verkoopbeleid ten aanzien van deze gezinswoningen met als doel
deze woningen zoveel mogelijk te behouden in de sociale sector.
Een
kleine groep gezinnen in Delft woont in een te kleine behuizing. Voor gezinnen
in te krappe huizen bieden we de mogelijkheid door te stromen naar woningen die
iets ruimer zijn, ook als dan nog niet voldaan wordt aan de
woningbezettingsnorm. Hiervoor is in 2007een experiment gestart.
Tevens
is het van belang na te gaan of een deel van de sociale woningen in de
gestapelde sfeer bij transformatie aangepast kan worden voor gezinnen. Een goed
voorbeeld waar hoogbouw wordt aangepast voor gezinnen is Poptahof waar de
eerste vier verdiepingen van enkele hoogbouwgalerijflats zijn aangepast voor
gezinnen, daarboven wonen ouderen. Of een 4 laagse galerijflat waar de eerste 2
of 3 lagen vertikaal worden doorgetrokken en waarboven kleine huishoudens wonen
of galerijflats waar een woning tussenuit gehaald wordt, waardoor in de flat op
de verdieping een extra woonstraat met kansen voor ontmoeting ontstaan.
In paragraaf 3.6 is de behoefte van ouderen en
kwetsbare groepen aan toegankelijke woningen en woningen met enige vorm van
zorg en/of begeleiding benoemd. We stellen ons op het uitgangspunt dat in
iedere wijk voldoende (maar ook niet te veel) mogelijkheden moeten zijn voor de
diverse doelgroepen om te wonen. Blijvend wonen in de eigen woning dan wel in
de vertrouwde omgeving in een beschermde woonvorm met zorg op maat vormt het
credo. Daarvoor starten we in Delft jaarlijks met de realisatie van een
woonservicezone. De mate van vergrijzing in de Delftse wijken heeft de volgorde
bepaald. Na Buitenhof en Voorhof, volgen Vrijenban, Tanthof, Hof van Delft,
Wippolder, Binnenstad en Voordijkshoorn. In 2013 is in iedere wijk een
woonservicezone gerealiseerd. In iedere woonservicezone bevinden zich
voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen, een servicepunt en een
activiteitencentrum binnen een beperkte straal. De toegankelijkheid van de
openbare ruimte wordt verbeterd middels het project ‘Ouderenproof’.
De te realiseren woonvormen koppelen we aan de
realisatie van de woonservicezones. Bij aanvang wordt steeds bepaald waar
behoefte aan is en op welke wijze dit via nieuwbouw, transformatie of opplussen
wordt gerealiseerd.Voor actieve ouderen worden kleinschalige complexen met
comfortabele woningen ontwikkeld met service en zorg op afroep en bij voorkeur
met vergelijkbare woonlasten. Een deel zal dit in de eigen vertrouwde
woonomgeving wensen en een ander deel zal kiezen voor een centrumstedelijk
woonmilieu met een variëteit van voorzieningen nabij.
De gemeente onderzoekt en faciliteert eventuele
behoeften aan woongroepen voor ouderen.
De toegankelijkheid van de bestaande voorraad wordt
inzichtelijk door alle woningen te classificeren op sterren. Het aantal sterren
laat de mate zien waarin een woning zonder traplopen, met rollators en met
rolstoelen toegankelijk is. In woonservicezones zetten we voor het verbeteren
van de toegankelijkheid opplussubsidies in en stellen aanvullende eisen bij
nieuwbouw op basis van Woonkeur (zie ook paragraaf 4.3.1). Daarnaast evalueren
we in 2008 de pilot ‘Opplussen op maat’[34]
van Vestia en bekijken we of dit ook voor huurders bij andere corporaties
interessant kan zijn.
We zetten in op realisatie van minimaal 2.500
woningen voor ouderen en kwetsbare doelgroepen.
Voor het gemeentebreed bij elkaar brengen van vraag
en aanbod aan beschermde woonvormen richten we een schakelpunt op voor
regievoering.
We stellen het volgende
voor (C): Voldoende kwalitatief
goede sociale woningen 1. We
zetten in op een betere beschikbaarheid met minimaal gelijkblijvende
slaagkansen op woonruimte door doorstroming te stimuleren met een
gedifferentieerd nieuwbouwprogramma, illegale bewoning tegen te gaan en
omliggende gemeente op hun verantwoordelijkheden aan te spreken voor
realisatie en behoud van voldoende sociale sectorwoningen. We monitoren de
slaagkansen op sociale woonruimte 2. In
de sociale sector bieden we een totaalpakket van woonmogelijkheden aan van
sober en betaalbaar naar wat duurder met meer kwaliteit. Jaarlijks pakken we
ruim1,5% van de woningen aan voor een kwaliteitsverbetering. In de nieuwbouw realiseren
we 30% sociale sector. Bij nieuwbouw vragen we ook landelijk aandacht voor de
woonlastenproblematiek bij gebouwde parkeervoorzieningen. 3. We
voeren de ‘Laatste kans’overeenkomst uit ter voorkoming van huisuitzettingen. Bruggen tussen huren en
kopen 4. In
2008 onderzoeken we of we het SVn-fonds kunnen aanwenden voor het verstrekken
van leningen aan starters tegen gunstige voorwaarden. 5. In
2009 evalueren we het experiment ‘Te Woon’ en –zo mogelijk- zetten gemeente
en betreffende corporatie dit door. Naast ‘Te Woon’ stimuleren en faciliteren
we ook koopgarant. Meer huisvesting voor
gezinnen en midden inkomens 6. We
willen dat per 2020 meer gezinnen dan nu in Delft wonen. Daarvoor realiseren
we 1.000 aantrekkelijke woningen, verleiden doorstroming van empty nesters,
hanteren een terughoudend verkoopbeleid voor ruime gezinswoningen in de
sociale sector en verruimen de mogelijkheden voor grote gezinnen hun
woonsituatie te verbeteren. 7. We
zetten voor de (lagere) midden inkomens in op bouwen voor de doorstroming met
in de nieuwbouw een accent op middeldure en duurdere woonsegmenten. Voldoende huisvesting voor ouderen en
kwetsbare doelgroepen 8. In
iedere wijk realiseren we voldoende mogelijkheden voor de diverse groepen om
te wonen. Jaarlijks starten we met de realisatie van een woonservicezone en
de te realiseren woonvormen lopen hierin mee. In 2013 is in iedere Delftse
wijk een woonservicezone gerealiseerd. 9. De
gemeente onderzoekt en faciliteert eventuele behoeften van woongroepen voor
ouderen in woonservicezones; 10. We
stellen opplusgelden beschikbaar en evalueren de pilot ‘opplussen op maat’; 11. We zetten in op realisatie van minimaal
2.500 woningen voor ouderen en kwetsbare doelgroepen zowel in bestaande bouw
(aanpassing/verbetering/opplussen) als in nieuwbouw; 12. We
richten een schakelpunt op om vraag en aanbod aan beschermde woonvormen voor
kwetsbare groepen bij elkaar te brengen en hierop de regie te voeren. |
Hoofdstuk 5: De bouw en transformatie opgave
5.1 De stedelijke opgave
Welke transformatieslag van de voorraad is nodig om
de geconstateerde mismatch uit hoofdstuk 3 en geformuleerde ambities uit
hoofdstuk 4 tegemoet te komen? Naast uitbreiding en vervangende de nieuwbouw
gaat het om kwaliteitsverbetering in de bestaande voorraad èn om een sociale
opgave. Om alle ambities te realiseren is ruimte nodig. Het surplus van de
goedkope voorraad (gezien de omvang van de doelgroep in relatie tot de
voorraad) vormt een belangrijke sleutel voor de oplossing. Verandering van een
deel van de bestaande sociale voorraad draagt bij aan de afname van de sterke
eenzijdige woningvoorraad in bepaalde buurten, aan de gewenste gedoceerde krimp
van goedkope woningen van onvoldoende kwaliteit en schept ruimte voor ‘nieuwe’
woningen, letterlijk maar ook in financiële zin.
In Delft behoren 12.000 huishoudens (excl.
studenten) tot de doelgroep voor sociale sectorwoningen met een huurprijs tot €
621 . Bij woningtoewijzing zijn woningen tot de aftoppingsgrenzen bereikbaar.
Per saldo behoren 20.000 zelfstandige woningen in beheer bij één van de vier
Delftse corporaties tot die bereikbare voorraad. De theoretische ruimte voor
afname van sociale (corporatie)woningen is 8.000 woningen. Er blijven dan
12.000 woningen over voor de doelgroep van beleid. De goedkope scheefheid en
het aantal mensen dat tot de aandachtsgroep behoort maar in een particuliere
woning woont heft elkaar deels op. Maar eerder bleek dat een aantal mensen dat
net iets meer verdient dan de echte aandachtgroep ook op die sociale sector
aangewezen is (gezien het gat tussen huren en kopen). Voor deze groep moet ook
ruimte blijven. Omdat in de periode tot 2020 bovendien 2.000 sociale woningen
worden nieuwgebouwd is er een theoretische ruimte van 10.000 sociale
zelfstandige woningen. Gezien de omvang van de (investerings)opgave, maar
vooral ook de noodzaak de woning juist net iets boven de sociale sector
aanzienlijk te vergroten, is het verantwoord tot maximaal 5.000 woningen aan de
bestaande sociale zelfstandige voorraad te onttrekken.
Bij transformatie kan het gaan om sloop en nieuwbouw,
maar ook om verkoop of ingrijpende investeringen ten behoeve van
woningverandering (bijvoorbeeld samenvoegen van woningen) en verbetering
(comfort), zodanig dat de woning in een andere prijscategorie terechtkomt. De
woningen dragen in belangrijke mate bij aan het verkleinen van het gat tussen
sociaal en markt omdat ze vaak in het middensegment terecht komen. Bij
doorstroming naar dit segment kan de scheefheid afnemen.
Voor de kwaliteitsverbetering van de 15.000
zelfstandige sociale sectorwoningen die behouden blijven wordt jaarlijks ruim
1,5% (250 woningen) aangepakt voor kwaliteitsverbetering (bij 50 tot 60 jaar
levensduur). Tot 2020 betekent dit dat 3.000 sociale woningen kwalitatief
verbeterd zijn. De 30% sociale nieuwbouw (excl. studentenhuisvesting) levert
daarnaast 2.000 nieuwe woningen op.
Per saldo betekent dit dat we 5.000 ‘nieuwe’
kwalitatief goede sociale woningen hebben per 2020 en daarvoor maximaal 5.000
sociale woningen aan de bestaande sociale voorraad ‘onttrekken’. Per saldo
hebben we dan 17.000 kwalitatief goede sociale woningen in 2020, hetgeen ruim
voldoende is om 12.000 huishoudens uit de aandachtsgroep te huisvesten en
ruimte te bieden voor mensen die qua inkomen net iets boven die aandachtsgroep
zitten.
De stedelijke opgave per doelgroep en thema
samengevat:
Doelgroep en thema |
Te bedienen vraag |
Studenten Startende ondernemers; woonwerkcombinaties,
kenniswerkers Gezinnen Ouderen en kwetsbare doelgroepen |
3.600* 2.500 1.000 2.500 |
Totaal |
9.600 |
* tot 2016
De Bouw- en transformatieopgave samengevat
Transformatie
van de bestaande voorraad tot 2020 Kwaliteitsverbetering sociale voorraad (250 per
jaar) Onttrekken aan de sociale sector (verkoop,
ingrijpende verbetering, sloop) |
8.000 3.000 5.000 |
Nieuwbouw*
(excl. studentenopgave) tot 2020 Waarvan 30% sociaal Waarvan particulier opdrachtgeverschap |
6.600 2.000 150 |
Studentenopgave
(zelfstandig en onzelfstandig) tot 2016 Convenant studentenhuisvesting Extra opgave wooneenheden |
3.600 1.600 2.000 |
*Nieuwbouw, betreft zowel uitbreiding als
vervangende nieuwbouw
In feite zijn er twee
aanvliegroutes die richtinggevend zijn waar we in Delft aan de slag willen voor
het realiseren van de stedelijke opgave. Enerzijds is er de sociaal-economische
agenda waarbij we hebben geconstateerd dat er buurten in Delft zijn die een
integrale aanpak vragen. Anderzijds doen zich in de stad een aantal fysiek
ruimtelijke ontwikkelingen en kansen voor. Dit betreft zowel grote als kleine
nieuwbouwprojecten en functieveranderingen (bijvoorbeeld
bedrijfsverplaatsingen), maar ook het realiseren van woonservicezones met
bijbehorende voorzieningen. .
Deze overwegingen moeten echter telkens terug te
voeren zijn naar kansen voor zittende en nieuwe bewoners. Het draagvlak voor
verandering zal groter zijn wanneer mensen zien dat die verandering ertoe leidt
dat de energierekening daalt, dat men uiteindelijk een woning kan betrekken
zonder trap met ruimte voor zorg, dat inwonende kind(eren) in de buurt/wijk een
eigen woning kunnen vinden en wanneer men ziet dat de keuzemogelijkheid bestaat
in de eigen buurt/wijk te kunnen blijven wonen. Zeker voor dit laatste aspect
is het van belang dat vaker gezocht wordt, naar analogie van de aanpak in de
Poptahof, naar de mogelijkheid binnen het plangebied met een complex te
beginnen en vervolgens het doorschuiven van zittende bewoners uit daarna aan te
pakken complexen mogelijk te maken (‘treintjeseffect’).
Tijdige aankondiging van voornemens, goed overleg
en het vastleggen van de afspraken in een stevig sociaal plan zijn voorwaarden
om binnen de bestaande voorraad verantwoord te opereren.”
Vanuit dit sociaal economisch en ruimtelijk
ontwikkelingsperpectief hebben we een gebiedsagenda opgesteld waarbij de
ordening in de tabel is gebaseerd op de mate van gesignaleerde problematiek, de
daaraan gekoppelde investeringsplannen van de corporaties, de volgorde waarin
de woonservicezones worden gerealiseerd en op de perioden waarin zich fysiek
ruimtelijke ontwikkelingen voordoen.
Voorgesteld wordt om de ontwikkelingen in de gebieden
‘Buitenhof’, ‘Voorhof’ en ‘Bomenwijk/Vrijenban’ integraal aan te sturen vanuit
deze gebiedsagenda. Intentie is om hiervoor per gebied een werkgroep op te
richten. Centraal doel van de werkgroep is om samenhang in de aanpak te
realiseren waarbij fysieke, sociale en beheersmaatregelen een plek hebben. De
werkgroep is niet verantwoordelijk voor de uitvoering.
Gebied |
Deelgebieden |
Periode |
Kwadrant Buitenhof |
Gillisbuurt, Rode Dorp, Buitenhof Noord, Reinier
de Graafbuurt, RDG, Sporthal Buitenhof, Pijperring, Fledderusbuurt |
2008 en verder |
‘Voorhof’ |
Voorhof Zuid oost en Voorhof Zuidwest |
2009 en verder |
Poptahof |
Poptahof noord en zuid. Martinus Nijhoflaan noord
en zuid |
2008 en verder |
Bomenwijk/Vrijenban |
Bomenwijk, Bras, Industriewijk, St. Joris, Staal |
2009 en verder |
TU-gebied |
Professorenbuurt, TU-noord, TU-midden,
TNO-complex |
2008 en verder |
Schieoevers |
Schieoevers, Vulcanusweg, station Zuid |
2008 en verder |
Spoorzone |
Spoorzone |
2008-2016 |
Harnaschpolder |
Harnaschpolder |
2008 en verder |
Kuyperwijk |
Kuyperwijk (Noord en Zuid) en Voordijkshoorn |
2012 en verder |
Tanthof |
Bikoplein, Tanthof-Oost (HAT woningen) |
2009 en verder |
Krakeelpolder e.o |
Krakeelpolder, Westerkwartier |
2012 en verder |
5.3 Van woonvisie naar prestatieafspraken
Voor de zomer leggen
gemeente en corporaties de opgave voor komende vier jaar vast in
prestatieafspraken op stedelijk niveau. Daarvoor vertalen we de lange
termijnopgave naar aantallen en een indicatie van het benodigd
investeringsniveau voor de komende vier jaar. Tweejaarlijks worden de afspraken
herijkt. Zijn de gestelde ambities gerealiseerd of is pas op de plaats nodig?
Naast de Delftse
corporaties zijn ook andere organisaties zoals ontwikkelaars actief op
wonengebied in Delft. Ook voor deze organisaties is de woonvisie kaderstellend.
Gemeente zal in haar gesprekken met deze organisaties mede gebruik maken van
het onderhandel- en ruimtelijke ordeningsinstrumentarium voor het bereiken van
de doelen.
De wijkbarometer is het instrument waarmee we op
basis van een aantal basisindicatoren de sociaal economische en demografische
ontwikkeling van huishoudens, de kansen voor stijging, ontwikkelingen in de
woningvoorraad willen monitoren. Hiermee worden de effecten van de
transformatie gemonitord.
U wordt voorgesteld om:
- De
Woonvisie Delft 2008-2020 vast te
stellen en in te stemmen met de in deze visie beschreven ambities;
- In
te stemmen met de concrete voorstellen die als ingekaderde teksten (A, B en C)
aan het einde van de diverse hoofdstukken in deze visie zijn verwoord;
- In
te stemmen met de bouw- en transformatieopgave en de gebiedsagenda zoals
beschreven in hoofdstuk 5;
- Te
besluiten dat dit stuk voor de gemeente kaderstellend is voor gesprekken en
onderhandelingen met overige ontwikkelende partijen.
Bijlage:definities woonmilieus
Definities Haaglanden (regionale woonvisie 2003);
Centrumstedelijk wonen Volledige menging van winkels, uitgaansleven,
cultuur, kantoren en wonen. Vrijwel uitsluitend hoogbouw, dicht bij OV.
Maximaal benutte ruimte, juist rond vervoersknooppunten. Heel diverse
woonkwaliteit. Van sociale huur tot zeer dure koopappartementen, van klein
tot groot. Laboratorium van nog niet gekend aanbod van aan wonen verbonden
voorzieningen, flexibel, voorhoede. Nieuwe plattegronden, nieuwe
functionaliteiten. Definities Haaglanden regionale woonvisie 2003
Groenstedelijk wonen tuinstad: Fijnmazig stratenpatroon, huizen met voortuin en
beknopte appartmentengebouwen. Groene pleintjes, speelplekken, bomen in de
straat. De nadruk ligt niettemin op particulier groen. Vrij dicht, daardoor
33 woningen per ha. Van goedkoop tot duur, koop en huur. Gezinswijk met laag
verhuisprofiel, dus periodes met veel empty-nesters. De nieuwe gezinnen zijn
dan weer in aantocht. Bij uitstek een woonwijk, de voorzieningen niet steeds
bij de hand Groenstedelijk wonen Parkstad Hoge dichtheid. Bouwblokken in een park, veel
doorkijkjes, niet te lange zichtlijnen. Transparante, lichte en groene buurt.
Je kan er een wandeling maken. Appartementen, torentje, blokken grondgebonden
woningen, goedkope en middeldure prijsklassen. Rustige woonwijk, gevarieerd
huur en koop, voorzieningen niet zozeer in de wijk, maar wel goed bereikbaar. |
[1] zie beleiduitgangspunten meerjarenbeleidsplan Wmo 2008-2011
[2] Bron:
‘Basismodel Wonen in Delft, ontwikkelingen op de woningmarkt en het
wonenbeleid; Rigo Amsterdam april 2007
[3]Bron: Delft Kansenstad aan de
Schie. Oogst van het discussietraject ‘Hoe wil Delft in 2025 wonen?’; Linssen
en van Asseldonk, 7 oktober 2007
[4] op 4 april, 2
juli en 10 december 2007
[5] daklozen, mensen met psychiatrische problematiek, verslaving etc.
[6] TIC: o.a. TUD-gebied, DelftTechpark, Technopolis Delft en TNO-Zuidpoort
[7] De inkomensgegevens van Delftse huishoudens betreffen de huishoudens exclusief de studentenhuishoudens en institutionele huishoudens.
[8] De aandachtsgroep vormt de primaire doelgroep voor woningcorporaties; dit zijn alle huishoudens die gezien hun inkomen in aanmerking komen voor huurtoeslag.
[9] Prijspeil per 1 juli 2007:
Huur tot kwaliteitskortings- en jongerengrens: € 343; (tot dit bedrag wordt het verschil tussen de normhuur (wat je zelf kunt betalen, afhankelijk van je inkomen) volledig gesubsidieerd, boven dit bedrag is de subsidie wat lager vanuit de gedachte dat de huurder ook wat meer mag betalen voor wat meer kwaliteit; verder jongeren < 23 jaar ontvangen geen huurtoeslag als zij boven dit bedrag gaan huren).
Huur tot aftoppingsgrens voor 1-2persoonshh € 491 en voor 3 en meerpersoonshh € 526
(Wanneer iemand verhuist naar een woning met een huur boven de aftoppingsgrens, heeft hij/zij geen recht op huurtoeslag)
huur liberalisatiegrens: € 621 (grens voor de huurtoeslag);
Koop lage segment:€ 168.100; middensegment: €247.000 en hoge segment: > € 247.000
[10] bron: Inzicht in wonen Haaglanden WoOn2006
[11] betreft zelfstandige woningen exclusief studentenhuisvesting
[12] Scheefheid in Delft; RIGO mei 2004
[13] Doorstromers laten een zelfstandige woning leeg achter bij verhuizing
[14] Starters laten geen zelfstandige woning leeg achter bij verhuizing
[15] Voor meer informatie: Nota Wonen, Zorg en Welzijn 2008 (gemeente Delft)
[16] Wonen in een woning met specifieke aanpassingen en de aanwezigheid van 24-uurszorg. Betreft vaak wooneenheden in verzorgsings- en verpleeghuizen.
[17] Nultredenwoningen, waarbij extramurale verzorging, verpleging en begeleiding en hotel- en welzijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het arrangement. Zorg op afroep is mogelijk. Extra ruimte in de woning voor verzorging en fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en diensten zijn specifieke kenmerken. Vaak gaat het om geclusterde woonvormen (woonzorgcomplexen, aanleunwoningen etc.)
[18] Nultredenwoning. Thuiszorg en servicepakketten zijn mogelijk
[19] Bron:Basismodel Wonen in Delft; Rigo april 2007
[20] TIC: o.a. TUD-gebied, DelftTechpark, Technopolis Delft en TNO-Zuidpoort
[21] Betaalbaar is hier maximaal € 491,64 subsidiabele huur (dit is de aftoppingsgrens voor 1 en 2 personen), bij sociale koop maximaal € 168.100.
[22] Betaalbaar is € 50 tot € 100 per m2 exclusief BTW en servicekosten.
[23] Woonkeur: Certificaat nieuwbouw; een woning met woonkeur is een levensloopbestendige woning; WoonKeur is samengesteld uit de eisen van de vier meest bekende door woonconsumenten opgestelde eisenpakketten voor nieuwbouw: het Seniorenlabel, het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor Nieuwbouw, de VAC-Kwaliteitswijzer en het Handboek voor Toegankelijkheid.
[24] PKVW:Politiekeurmerk Veilig Wonen
[25] BOS:Buurt, Onderwijs en Sport
[26] Nota Ruimte voor Spelen; Delft 2007
[27] BWD:Breed Welzijn Delft
[28] In de bijlage zijn de definities voor centrumstedelijke en groenstedelijke woonmilieus uit de regionale woonvisie Haaglanden uit 2003 weergegeven. Behoudens de wat traditionele invalshoeken (huur/koop, eengezins/meergezins) geven de definities wel een aardige beschrijving van deze woonmilieus.
[29] Zie ‘Ontmoeten én vermijden, ontwerpen voor een pluriculturele woonomgeving’, Stawon Amsterdam, 2006.
[30] ‘Meedoen’ vormt ook het centrale uitgangspunt in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
[31] SVn-fonds:Stimuleringsfonds Volkshuivesting Nederlandse gemeenten
[32] Empty-nesters:huishoudens waar de kind(eren) uitgevlogen zijn
[33] Voor inspiratie raadpleeg: ‘Bouwen voor de next generation’, Marlies Rohmer, Rotterdam 2007 en ‘Ground-up City, Play as a design tool’, architectenbureau Döll, Rotterdam 2007.
[34]In deze pilot komen vraag en aanbod rechtstreeks bij elkaar omdat oudere bewoners zelf rechtstreeks een verzoek voor maatregelen aan hun woning kunnen indienen bij Vestia.