343912

 

Sterk partnerschap en goede dienstverlening

 

 

 

Regionale visie en uitvoeringsagenda

Integrale Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West 2008-2009

 

 

 

 

 

Definitief concept

Zunderdorp Beleidsadvies & Management

18 februari 2008


Inhoudsopgave

 

Samenvatting                                                                                                           2

 

Hoofdstuk 1.                Aanleiding, doel en resultaat van een gezamenlijke visie    3

 

Hoofdstuk 2.                De Jeugdgezondheidszorg en het Jeugdbeleid                                5

 

Hoofdstuk 3.                De regionale visie op de IJGZ                                                           9

 

Hoofdstuk 4.                De inhoudelijke uitvoeringsagenda 2008-2009                                  12

 

Hoofdstuk 5.    Voorwaarden voor het uitvoeringsplan                                            15

 

Hoofdstuk 6.                Financiën                                                                                          16

 


Samenvatting

De gemeenten Delft,  Westland, Midden Delfland, Rijswijk, Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg hebben sinds 1 januari 2007 de verantwoordelijkheid voor uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar en de aansturing daarvan bij de GGD neergelegd. De acht gemeenten willen samen de GGD voor dat doel een kader meegeven. Dat is uitgewerkt in bijgaande notitie. Dit kader bestaat in de eerste plaats uit een gezamenlijk ontwikkelde regionale visie als leidraad voor het gemeenschappelijke handelen en in de tweede plaats uit een uitvoeringsagenda 2008-2009. In deze agenda staan de belangrijkste actiepunten waarvan de verwachting is dat de GGD dit zal vertalen in het eigen uitvoeringsplan. Zowel van de regionale visie als van de uitvoeringsagenda volgt hieronder een korte samenvatting.

 

Uitgangspunten Regionale visie

De acht gemeenten streven naar een integrale jeugdgezondheidszorg die:

1.       voor alle inwoners van 0 tot 19 jaar en hun ouders of verzorgers een toegankelijk en (in kwantitatieve zin) toereikend informatie- en hulpaanbod biedt dat zo vroeg, zo licht en zo dicht mogelijk bij huis wordt ingezet;

2.       georganiseerd is vanuit het vertrekpunt van een normale en gezonde ontwikkeling, waarin de meeste jongeren/gezinnen in staat zijn om moeilijkheden zelf het hoofd te bieden of om dat te leren;

3.       snel en adequaat wordt ingezet voor risicogroepen;

4.       ingebed is in de keten van het integraal jeugdbeleid dat uitgaat van de levensperiode -9 maanden – 23 jaar;

5.       aansluiting vindt bij het integraal jeugdbeleid, zowel qua benadering als in de samenwerking en informatie uitwisseling met andere partners in het jeugd- en onderwijsbeleid;

6.       gestalte krijgt binnen de Centra voor Jeugd en Gezin, waarin daarnaast tenminste de vijf gemeentelijke functies en de aansluiting met onderwijs en jeugdzorg tot de basisstructuur behoren;

7.       een zichtbare regionale samenhang vertoont in aansluiting op gemeentelijk beleid;

8.       slagvaardig nieuwe landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen weet om te zetten in adviezen en initiatieven op het daartoe geëigende niveau en onder sterke bestuurlijke regie wordt uitgevoerd;

9.       in 2010 zich georganiseerd heeft tot één uitvoeringsorganisatie;

10.   voldoet aan alle door de wet gestelde eisen.

De acht gemeenten willen dat de regionale integrale jeugdgezondheidszorg uiterlijk in 2010 voldoet aan deze 10 eisen.

 

Kernpunten uitvoeringsagenda.

De uitvoeringsagenda bestaat uit de inhoudelijke thema’s die de betrokken gemeenten gezamenlijk willen aanpakken. De ontwikkeling van de centra voor Jeugd en Gezin zijn hierin leidend. De ontwikkeling van deze centra maakt het wenselijk om in elk geval vier vraagstukken of thema’s aandacht te geven. Het gaat dan om:

-          uitwerking van de vijf kernfuncties (informatie – en advies, signalering, toeleiding naar hulpaanbod, licht pedagogische hulp en zorgcoördinatie) in relatie tot de Jeugdgezondheidszorg;

-          de schakel met de geďndiceerde jeugdzorg

-          de schakel met zorgstructuren (onderwijs)

-          Ontwikkeling van het elektronisch kinddossier.

Een vijfde thema betreft de gezamenlijke opdrachtverlening tot ontwikkeling van aanbod om problemen rond overgewicht en (problematisch) alcoholgebruik tegen te gaan. In 2009 zal tevens aandacht uitgaan naar het voorkomen van depressies. De afspraken die nodig zijn om de bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de uitvoeringsorganisatie te waarborgen maken eveneens deel uit van de uitvoeringsagenda.

 

Hoofdstuk 1. Aanleiding, doel en resultaat van een gezamenlijke visie.

 

Achtergrond

De gemeenten Delft,  Westland, Midden Delfland, Rijswijk, Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg hebben sinds 1 januari 2007 de verantwoordelijkheid voor uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar en de aansturing daarvan bij de GGD neergelegd.  Naar aanleiding hiervan hebben de acht gemeenten besloten de uitvoeringsorganisatie van de integrale jeugdgezondheidszorg (IJGZ) van 0 tot 19 jaar te wijzigen. Dit was noodzakelijk om beter te kunnen aansluiten bij de nieuwe gemeentelijke taken en om invulling te geven aan de inhoudelijke visieontwikkeling die zowel landelijk als regionaal speelt ten aanzien van de preventieve Jeugdgezondheidszorg. Eind 2006 is voor dat doel een regionaal beleid- en implementatiekader IJGZ 2007 vastgesteld. Met dit kader is richting gegeven aan de uitvoering van de overeengekomen organisatorische en financiële wijzigingen. Verder zijn beleidsuitgangspunten verwoord voor inhoudelijke sturing van de uitvoering, zoals vroeg signaleren, risico’s aanpakken en vraaggericht en vindplaatsgericht werken. Het afgelopen jaar zijn kwaliteitswaarborgen ontwikkeld en is veel aandacht uitgegaan naar de huisvestingssituatie in elke gemeente.

 

Aan het besluit van de acht gemeenten om de coördinatie en uitvoering van de IJGZ in één hand te brengen is een informele verkenning voorafgegaan naar de mate waarin de gemeenten zich in elkaars visie op dit beleidsterrein kunnen vinden. Daarbij kwam naar inhoud en ambitieniveau veel gelijkgerichtheid naar voren. Deze gelijkgerichtheid heeft de weg gewezen om gezamenlijk een proces van visievorming ter hand te nemen. Want om goed te kunnen sturen is een visie nodig. Een visie op hoe de regionale IJGZ in 2011eruit moet zien geeft houvast bij de vertaling van de relevante beleidsmatige en inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van de IJGZ in een adequate gezamenlijke én afzonderlijke opdrachtverlening aan de GGD.

 

De eerste helft van 2007 is besteed aan de voorbereiding van het visietraject. De acht gemeenten hebben gezamenlijk de belangrijkste elementen bijeen gebracht voor deze visie. Voor dit doel zijn:

-          Bijeenkomsten met betrokken ambtenaren van de acht gemeenten georganiseerd,

-          gespreksrondes met de wethouders afzonderlijk en ook gezamenlijk georganiseerd en

-          leden van de raadsfracties van de acht gemeenten bijeen gekomen op een werkconferentie, waarbij ook de GGD en de thuiszorgorganisaties vertegenwoordigd waren.

De opbrengsten van het voorbereidingstraject zijn verwerkt tot de notitie: Sterk partnerschap en goede dienstverlening.

 

Doel en beoogd resultaat

Doel van de integrale visie is om invulling te geven aan de gezamenlijke opdracht voor de komende jaren. Daarbij gaat het voor 2008-2009 naast inhoudelijke opgaven zoals de ontwikkeling van de CJG ook om het implementeren van een aantal randvoorwaardelijke zaken, vooral rond de bestuurlijke en organisatorische aansturing van de IJGZ. In 2010-2011 kan dan het zwaartepunt van de inzet worden verlegd naar de realisatie van gewenste inhoudelijke aanpassingen en verbeteringen.

Resultaat van de visie is een gemeenschappelijke uitvoeringsagenda, die de betrokken gemeentebestuurders in staat stelt om op regionaal en lokaal niveau een adequate uitvoering van de jeugdgezondheidszorg mogelijk te maken. Deze uitvoeringsagenda biedt de GGD de gelegenheid een concreet uitvoeringsplan op te stellen dat aansluit bij de hier verwoorde inhoudelijke thema’s.

 

 

Meerwaarde

Voor de acht gemeenten ligt de meerwaarde van een integrale visie vooral in krachtig partnerschap voor regionale voorzieningen en goede, samenhangende dienstverlening aan ouders en jeugd. Naast een regionale integrale visie is het leveren van maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk om goed in te spelen op gemeentelijke verschillen. De schaalgrootte, omstandigheden, populatie en problematiek verschillen per gemeente; verschillende uitvoeringsvormen kunnen en mogen daarom ontstaan. In de regionale inhoudelijke visie wordt aangegeven wat de gezamenlijke koers is, maar ook op welke onderdelen de acht gemeenten hun eigen accenten zullen zetten.

Grotere eenduidigheid in de aansturing biedt voor de uitvoeringsorganisaties een meerwaarde in de vormgeving van het aanbod en de afstemming met de vraag. Hierbij is aansluiting bij wat de uitvoeringsorganisaties aan ruimte en mogelijkheden hebben een voorwaarde voor succes.

Een gedeelde opdracht draagt ook bij aan verhoging van de effectiviteit en efficiëntie van zowel het lokale als het regionale jeugdgezondheidsbeleid. In de bestaande situatie gaat veel tijd en geld verloren in de noodzakelijke afstemming als gevolg van de veelheid aan voorzieningen en de fragmentatie van beleid. Het betekent winst om in de samenwerking met (regionale) voorzieningen zoveel mogelijk synergie te bereiken.

De meerwaarde ligt kortom n krachtig partnerschap voor gezamenlijk gedragen regionale voorzieningen aanvullend op een goede, samenhangende lokale dienstverlening aan ouders en jeugd

 

Inhoudsopgave

Deze notitie heeft de volgende indeling. Hoofdstuk twee beschrijft de belangrijkste wettelijke kaders die van invloed zijn op de jeugdgezondheidszorg en schetst de positie van de GGD, de Thuiszorg en de jeugdzorg in de regio. Tevens komen de op dit moment belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen aan de orde, waarvan vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) de belangrijkste is. Dit hoofdstuk geeft als het ware het speelveld aan waarmee de acht gemeenten van doen hebben.

 

In het daaropvolgende hoofdstuk komen de uitgangspunten aan de orde op grond waarvan de visieontwikkeling ter hand is genomen. Dit betreffen deels inhoudelijke uitgangspunten – bijvoorbeeld op wie heeft de integrale jeugdgezondheidszorg betrekking – deels ook uitgangspunten van beleidsmatige aard, van doen hebbend met de wijze waarop sturing plaatsvindt. Gezamenlijk genomen vormen deze uitgangspunten een leidraad voor het handelen en zijn daarmee de kern van deze regionale visie. Hoofdstuk vier benoemt de inhoudelijke thema’s die de betrokken gemeenten gezamenlijk willen aanpakken. De uitwerking daarvan krijgt gestalte binnen de te ontwikkelen Centra voor Jeugd en Gezin. Het gaat om vier vraagstukken of thema’s die zowel regionaal als lokaal verder moeten worden uitgewerkt. Het gaat dan om:

-          uitwerking van de vijf kernfuncties

-          de schakel met de geďndiceerde jeugdzorg

-          de schakel met zorgstructuren (onderwijs)

-          Ontwikkeling van het elektronisch kinddossier.

Een apart thema betreft de benoeming van inhoudelijke speerpunten. Dit betreft de opdracht tot ontwikkeling van aanbod om problemen rond overgewicht en (problematisch) alcoholgebruik tegen te gaan.

 

Hoofdstuk vijf geeft inzicht in de afspraken die nodig zijn om de bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de uitvoering te waarborgen. Weliswaar is voor dat doel een beleidskader al vastgesteld, maar de uitvoering daarvan vereist voortdurende aandacht. De belangrijkste punten worden in dat verband op een rij gezet. Het laatste hoofdstuk geeft tot slot ook zicht op de financiering van de inspanningen en de mogelijke financiële risico’s die aan de orde zijn.


Hoofdstuk 2.    De jeugdgezondheidszorg en het jeugdbeleid

 

In dit hoofdstuk komen de belangrijkste wettelijke kaders aan de orde voor beleid en uitvoering van de integrale jeugdgezondheidszorg. Dat zijn de wet op de collectieve preventie volksgezondheid (WCPV) en de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) Ook de wet op de Jeugdzorg is belangrijk. Op grond van deze wetten zijn organisaties als de GGD, Thuiszorg en bureau Jeugdzorg actief. Ook gaat aandacht uit naar de belangrijkste beleidsontwikkelingen op het gebied van de jeugdgezondheidszorg en het jeugdbeleid. Er is veel in beweging. Veel ontwikkelingen vloeien voort uit de in 2005 gestarte Operatie Jong en hebben inmiddels hun weg gevonden in de beleidsontwikkeling van de verschillende betrokken departementen. Blikvangers zijn daarbij de Centra voor Jeugd en Gezin en opzet en reikwijdte van het Elektronisch Kind dossier. Tot slot komt ook de nota “Kiezen voor een gezond leven” aan de orde omdat deze nota de grondslag vormt voor een aantal inhoudelijke prioriteiten.

 

 Wettelijke kaders voor de Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar.

 

Wet collectieve preventie volksgezondheid

De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)[1] stelt de gemeenten sinds 1 januari 2003 wettelijk verantwoordelijk voor de regie en financiering van de totale integrale jeugdgezondheidszorg. Thuiszorg en GGD moeten onder regie van de gemeenten een nauwe samenwerking aangaan en een goede afstemming van basistaken en werkwijze realiseren. De zorg voor kinderen moet een continuüm worden dat integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen (jeugdbeleid) wordt aangeboden. Daarbij moeten verbindingen worden gelegd met onder andere het lokale jeugdbeleid, voor- en vroeg schoolse educatie, opvoed en opgroeiondersteuning en de jeugdzorg.

 

Jeugdgezondheidszorg is preventieve gezondheidszorg ten behoeve van personen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. In het basistakenpakket van de JGZ is de preventieve gezondheidszorg voor elk in Nederland woonachtig kind omschreven. Dit basistakenpakket bestaat uit zes productgroepen:

-          monitoring en signalering; verwerven van inzicht in de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,

-           inschatten zorgbehoefte screeningen en vaccinaties;

-          vroegtijdige opsporing en preventie van een aantal specifieke stoornissen en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma

-          voorlichting, advies, instructie en begeleiding

-          beďnvloeden van gezondheidsbedreigingen

-          zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking.

 

Deze productgroepen worden uitgevoerd in zowel het uniforme deel van het basistakenpakket als het maatwerkdeel. Onder het uniforme deel van het basistakenpakket vallen onder meer de verschillende preventieve gezondheidsonderzoeken (PGO) in de verschillende leeftijdsklassen. Onder het maatwerkdeel van het basistakenpakket vallen onder andere voorlichting en advies, individugerichte zorgcoördinatie, oudercursussen en netwerken in het kader van schoolgezondheidsbeleid[2].

Gemeenten hebben in het maatwerkdeel keuzevrijheid bij de mate waarin en de wijze waarop zij de maatwerkproducten afnemen. De gemeente kan verder kiezen voor het afnemen van aanvullende diensten bij de GGD. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan thuiszorgmaatwerk voor 0-4 jarigen, een assertiviteitscursus, preventieve logopedie, bemoeizorg in het kader van opvoedingsondersteuning en inzet van een vertrouwenspersoon in het basisonderwijs[3].

 

Wet maatschappelijke ondersteuning

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is sinds 1 januari 2007 van kracht en is erop gericht dat iedereen, jong en oud, gehandicapt en niet gehandicapt, met en zonder problemen, volwaardig aan de samenleving kan deelnemen. De Wmo kent negen prestatievelden, waarvan het tweede prestatieveld relevant is voor de jeugdgezondheidszorg. Het betreft: ‘op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen bij het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden’. De integrale jeugdgezondheidszorg voert veel taken van dit prestatieveld uit. Het prestatieveld heeft betrekking op de in de gemeenten wonende jeugdigen – en hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling op in andere wetgeving, zoals de Wcpv vastgelegde taken. Bij de uitwerking van dit prestatieveld zijn vijf aparte functies onderscheiden:

-                informatie en advies

-                signaleren van problemen

-                toegang tot het hulpaanbod

-                licht pedagogische hulp

-                coördinatie van zorg

In hoofdstuk vier komt een uitwerking aan de orde van de punten die in het kader van de uitvoeringsagenda aandacht behoeven.

 

Wet op de jeugdzorg

De Wet op de jeugdzorg (2005) regelt de financiering, inrichting en kwaliteit van de geďndiceerde jeugdzorg. De zorg voor jeugdigen is een keten die bestaat uit verschillende schakels. Ouders krijgen bij de opvoeding van hun kinderen steun van algemene voorzieningen zoals een consultatiebureau. Wanneer toch ernstige problemen ontstaan, kan Bureau Jeugdzorg beslissen dat geďndiceerde zorg nodig is. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goede keten tussen het preventieve zorgaanbod waaronder dat van de JGZ en het geďndiceerde aanbod van instellingen voor jeugdzorg.

 

 Uitvoeringsorganisaties: GGD, Thuiszorg en Jeugdzorg in Zuid Holland West

Op grond van bovengenoemde wettelijke kaders is een aantal op regionaal en gemeentelijk niveau opererende voorzieningen actief. Dat is in de eerste plaats de GGD, vervolgens de thuiszorgorganisaties als uitvoerder van de 0 – tot 4 jarige zorg en tot slot bureau Jeugdzorg die verantwoordelijk is voor de indicering van zwaardere jeugdzorg. Elke gemeente heeft daarnaast tal van eigen voorzieningen op het gebied van jeugd en jeugdgezondheidszorg. Deze worden in dit kader niet nader aangeduid.

 

GGD

Het bewaken, beschermen en bevorderen van de volksgezondheid is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De gemeenten hebben dit werk opgedragen aan de GGD. Ingeval van de acht gemeenten is dit de GGD Zuid Holland West, de gemeenschappelijke gezondheidsdienst voor alle inwoners. De taken van de GGD zijn samengevat:

1.         Preventie

2.         Acuut optreden bij gevaar voor de volksgezondheid

3.         Signaleren van gezondheidsbedreigingen

4.         Samenwerking bevorderen

Binnen de GGD functioneert de afdeling Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Deze afdeling heeft als doelstelling de gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen van 4 tot 19 jaar te bevorderen en te beschermen. Dit gebeurt door onderzoek van kinderen, ondersteuning van leerkrachten en samenwerking met andere instanties.

 

Thuiszorg: de consultatiebureaus

Een van de diensten die de thuiszorg uitvoert is de jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen. Doel is het bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van alle jeugdigen. Aan risico-individuen en -groepen wordt extra aandacht gegeven. In principe is hiermee een dekkende en functionerende infrastructuur aanwezig. Het aantal contactmomenten is hoog (15 keer) en het bereik is groot, waardoor er over het algemeen veel zicht bestaat op de ontwikkeling van het kind en de situatie in het gezin. Sinds 1 januari 2007 is de GGD de opdrachtgever aan de vier Thuiszorginstellingen die in de regio opereren[4].

 

Jeugdzorg in het stadsgewest Haaglanden

De acht gemeenten vormen samen met de gemeente Den Haag het Stadsgewest Haaglanden. Het Stadsgewest heeft de (bestuurlijke en uitvoerende) regie op de jeugdzorg en draagt zorg voor afstemming en samenwerking tussen de jeugdzorginstellingen. Veel vragen voor hulp komen terecht bij Bureau Jeugdzorg, dat de toegang vormt tot alle vormen van geďndiceerde jeugdzorg en onafhankelijk is van het aanbod. Ook jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn bij Bureau Jeugdzorg ondergebracht. Bureau Jeugdzorg leidt toe naar residentiële voorzieningen, ambulante hulp, pleegzorg en dagbehandeling. Daarnaast speelt zij een rol in de verplichte hulpverlening.

 

 Relevante beleidsontwikkelingen

Het rijksbeleid met betrekking tot de JGZ is op dit moment volop in beweging. Twee ontwikkelingen moeten in bijzonder worden aangestipt. Dit betreft de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en de ingebruikneming van het elektronisch kinddossier (EKD) met in gang van 2009. Voorts is het belangrijk ook een aantal inhoudelijke thema’s aan te stippen.

 

Centra voor Jeugd en Gezin

Een van de belangrijke ontwikkelingen is de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Met de Centra voor Jeugd en Gezin ontstaat een centraal punt voor opgroei- en opvoedingsvragen voor ouders en kinderen. Het kabinet gaat vooralsnog uit van een basismodel voor Centra voor Jeugd en Gezin waarin in elk geval de vijf gemeentelijke taken, de jeugdgezondheidszorg, een schakelfunctie naar Bureau Jeugdzorg en een schakelfunctie met het onderwijs zijn vertegenwoordigd. Met het oog op de noodzakelijke afstemming en samenwerking tussen uitvoerende instanties is voor jeugdigen in alle leeftijden een goede verbinding tussen deze centra en andere instanties van groot belang.

 

Elektronisch kinddossier en verwijsindex

Op 21 september 2007 heeft de rechter geoordeeld dat de huidige aanbestedingsprocedure voor het EKD zoals uitgevoerd door de Stichting EKD.NL niet voortgezet mag worden. Volgens de rechter moet het opnieuw aanbesteed worden. Deze uitspraak heeft onder andere tot consequentie dat de deadline van januari 2008 niet meer haalbaar is. Daarmee is ook het tot stand komen van een centraal EKD JGZ vervallen. Minister Rouvoet heeft besloten dat de gefaseerde nieuwe aanpak inhoudt dat eerst een uitrol van lokale systemen met gelijke standaarden plaatsvindt en daarna de ontwikkeling van een landelijke kop. Daarbij is ook een nieuwe ondersteuningsstrategie nodig. Op korte termijn wordt vooral aandacht gegeven aan de digitalisering van JGZ, waarmee de werkprocessen en informatie-uitwisseling op regionaal niveau verbeterd kunnen worden. Via de Verwijsindex wordt verwacht op korte termijn betere mogelijkheden voor landelijke uitwisseling van informatie binnen de jeugdsector over risico’s. (Verwijsindex is op 17 oktober 2007 van start gegaan in een proeftuin, die dit jaar zal worden uitgebreid tot 30 gemeenten. Landelijke invoering wordt verwacht medio 2009). Verder worden mogelijkheden onderzocht om op langere termijn te komen tot een landelijke ‘kop’ en om een ruimere uitwisseling van inhoudelijke informatie binnen de jeugdsector mogelijk te maken.

 

Nota Kiezen voor een gezond leven

Het ministerie van VWS heeft in 2006 de nota “ Kiezen voor een gezond leven” uitgebracht. In deze nota wordt een aantal ontwikkelingen op gezondheidsgebied beschreven en worden aandachtsvelden of beleidsprioriteiten benoemd waar gemeenten en uitvoeringsorganisaties mee aan de slag kunnen. Dat betreft aandacht voor de gevolgen van roken, diabetes, het voorkomen van klachten van depressieve aard en verder aandacht voor de problematiek van overgewicht en tot slot de aandacht voor alcohol gebruik onder jongeren vanaf 12 jaar.


Hoofdstuk 3.  De regionale visie op de IJGZ.

Er is veel gaande op het beleidsterrein van de jeugd(gezondheid)zorg. Het rijk heeft de uit de Operatie Jong voortvloeiende aanbevelingen voortvarend opgepakt en bij monde van de minister ingezet op een in 2011 te realiseren landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin. Met dit antwoord wil het rijk de versnippering en verkokering binnen de jeugd(gezondheid)zorg een halt toeroepen. De acht gemeenten zijn, gegeven de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de GGD aan te sturen op dit terrein, voortvarend aan de slag gegaan om binnen de eigen regio voorwaarden voor een samenhangend beleid te realiseren. Eerste stap is het al gememoreerde beleidskader waarin de afspraken zijn weergegeven hoe de acht gemeenten de relatie tot de uitvoeringsorganisaties omschrijven. De landelijke ontwikkelingen rond de Centra voor Jeugd en Gezin en het EKD vragen echter om een steviger houvast. Dit heeft geleid tot de afspraak om gezamenlijk een visie te ontwikkelen op wat de gemeenten gezamenlijk én afzonderlijk willen doen om een adequate jeugdgezondheidszorg te waarborgen. Een visie geeft zoals gezegd houvast, genereert een eenduidiger aansturing van de uitvoering en draagt bij aan verbetering van effectiviteit en efficiëntie van het beleid dat de acht gemeenten gezamenlijk en afzonderlijk willen voeren. De acht gemeenten zijn ook gesterkt in deze overtuiging door de onderlinge meningsvorming en discussies. Dat proces heeft sterk ertoe bijgedragen het regionale niveau ook actief te benutten om in de eigen gemeenten beter voor de dag te komen. De acht gemeenten hebben afgesproken vanuit een brede optiek de relevante beleidsontwikkelingen te bezien; de IJGZ staat niet op zich zelf, maar is een van de instrumenten om probleemloos opgroeien van de jeugd naar zelfstandigheid te helpen bevorderen. Hieronder zijn de belangrijkste punten weergegeven die de acht gemeenten de benodigde houvast bieden om de komende twee jaar richting te geven aan de integrale jeugdgezondheidszorg.  

 

Centra voor Jeugd en Gezin; Instrument voor een samenhangende aanpak

Het concept van de Centra voor Jeugd en Gezin is ontwikkeld als instrument om de bestaande versnippering en verkokering in het lokale jeugdbeleid tegen te gaan en meer samenhang aan te brengen tussen het jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg. In de visie van minister Rouvoet worden in elk geval vier functies of uitvoeringsterreinen toebedacht aan een Centrum voor Jeugd en Gezin: de vijf gemeentelijke functies, de jeugdgezondheidszorg, een schakelfunctie met Bureau Jeugdzorg en een schakelfunctie met het onderwijs. De acht gemeenten zijn het eens over de mogelijkheden die het concept biedt om de versnippering in het jeugdbeleid tegen te gaan. Streven is om in lokale centra een goed en stevig (basis)aanbod te realiseren, dat tenminste bestaat uit de vier functies of uitvoeringsterreinen zoals die landelijk benoemd zijn, en dit waar mogelijk uit te breiden met zoveel mogelijk diensten/voorzieningen die bij veilig opgroeien en ontwikkelen een rol kunnen spelen. In elk van de acht gemeenten moeten de cruciale functies aanwezig zijn. Elke gemeente bepaalt zelf welke verschijningsvorm van een Centrum voor Jeugd en Gezin het beste past bij de lokale situatie.

Het realiseren van en de regie op de CJG is aan de gemeenten. Op lokaal niveau gaat het vooral om aansluiting tussen de CJG en het lokale jeugd- en onderwijsbeleid. Gezamenlijk hebben de acht gemeenten de volgende uitgangspunten benoemd.

·                     Een CJG bouwt voort op bestaande voorzieningen in wijk/kern of gemeente (bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, brede school), is daardoor laagdrempelig en kan door kennis van de wijk snel inspelen op individuele en groepsgerichte vragen. Het CJG kan een fysiek gebouw zijn, maar ook een netwerkorganisatie;

·                     Het CJG draagt zorg voor een sluitend vraaggericht aanbod aan interventies;

·                     De acht gemeenten zoeken naar overeenstemming over de functies die door een CJG minimaal geboden worden (functioneel model), dit is onderdeel van de integrale visie. De wijze waarop het model verder wordt ingevuld is variabel;

·                     Een CJG is in principe bedoeld voor de periode -9 maanden tot 23 jaar; het JGZ dossier is het basisdossier voor zorginhoudelijke gegevensregistratie;

·                     Er moet altijd voldoende ruimte zijn voor lokaal beleid en variatie;

·                     Een duidelijke bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling.

 

 

Samen optrekken

De acht gemeenten benadrukken dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de jeugdgezondheidszorg. Deze verantwoordelijkheid vloeit natuurlijk in de eerste plaats voort uit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor aansturing van de GGD Zuid Holland West. Maar hiermee is niet alles gezegd. De acht gemeenten willen deze gezamenlijke verantwoordelijkheid ook als middel om schaalvoordelen te benutten, kwaliteitswaarborgen te realiseren en natuurlijk als middel om informatie uitwisseling en deskundigheidsbevordering mogelijk te maken. De acht gemeenten willen nadrukkelijk samen opereren met uiteraard een voortdurend oog voor de lokale verschillen in thematiek en benadering.

 

Gezonde start

De acht gemeenten streven ernaar dat het aanbod voor de jeugd van 0 tot 23 jaar en hun ouders zo passend en toegankelijk mogelijk en de dienstverlening zo klantvriendelijk mogelijk ingericht wordt. De zorg wordt georganiseerd vanuit het vertrekpunt van een normale en gezonde ontwikkeling, waarin de meeste jongeren/gezinnen in staat zijn om moeilijkheden zelf het hoofd te bieden of om dat te leren. Aan zorg voor specifieke doelgroepen gaat een breed spectrum van algemene basisvoorzieningen vooraf, bedoeld voor alle kinderen, jongeren en ouders. Deze algemene basisvoorzieningen hebben, naast hun kerntaken, een sterk preventieve werking.

De basis van de preventieve taak van de JGZ ligt bij de uitvoering van een vastgesteld aantal contactmomenten in het kader van het basistakenpakket. In de contactmomenten wordt gevolgd hoe de ontwikkeling van een kind op een breed scala aan aspecten (medisch, sociaal emotioneel etc.) verloopt. Als er afwijkingen worden geconstateerd of risico’s worden gesignaleerd wordt door de JGZ-professionals handelend opgetreden. De contactmomenten zijn belangrijke momenten waarop vroegtijdig kan worden gesignaleerd of er redenen tot zorg zijn. Een hoog bereik van de doelgroep is dus van groot belang.

 

Sluitend aanbod

Aandacht voor preventie en voor kinderen en ouders die zich ‘gezond’ ontwikkelen mag uiteraard niet ten koste gaan van de zorg en aandacht die besteed moet worden aan kinderen, jongeren en gezinnen waar problemen spelen. Gemeenten moeten voldoende ruimte en middelen hebben en behouden om een gedifferentieerd, vraaggericht zorgaanbod te kunnen bieden aan kinderen, jongeren en jonge volwassenen die dat nodig hebben. Vanuit de ‘binnenring’ van algemene basisvoorzieningen moet de aansluiting met de zorg voor specifieke doelgroepen (de jeugdzorg en de volwassenenzorg) goed geregeld zijn. Vroegsignalering en effectieve samenwerking in het veld zijn daarmee essentieel. Ook zal er een signalerende functie zijn als het gaat om ontbrekend aanbod. Alle signalen vanuit de verschillende instellingen moeten met elkaar in verband worden gebracht en de interne en externe zorg moeten optimaal op elkaar aansluiten. Hulp mag niet gehinderd worden door arbitraire leeftijdsgrenzen, een gebrek aan coördinatie of een onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling.

 

Heldere verantwoordelijkheden

Een integrale, kwalitatief hoogwaardige en efficiënte regionale jeugdgezondheidszorg zoals de acht gemeenten in 2011 gerealiseerd willen hebben, vraagt om een heldere en effectieve sturing op zowel beleid- als uitvoeringsniveau. De acht gemeenten geven waar mogelijk samen en waar nodig ieder voor zich beleidsmatig sturing. De GGD geeft in opdracht van de gemeenten sturing aan de uitvoering. Deze opzet weerspiegelt twee principes:

(1) Bestuurlijke regie moet worden vormgegeven op het schaalniveau van de betreffende beleidsvraagstukken en –opgaven. Op het terrein van de jeugdgezondheidszorg is sprake van deels bovenlokale en deels lokale problemen en opgaven.

Daarom ligt een gezamenlijke bestuurlijke regierol van de acht gemeenten voor de hand, waarbij de gemeenten voor lokale opgaven ook hun eigenstandige bestuurlijke regierol blijven behouden.

(2) Regie op de uitvoering van professionele taken vraagt om grote inhoudelijke bekendheid met deze taken en dient daarom zo dicht mogelijk bij de uitvoering te worden belegd. De acht gemeenten hebben ervoor gekozen de regie op de uitvoering op te dragen aan de (directeur van de) GGD. Om de regie op de uitvoering te vereenvoudigen en de samenwerking te versterken willen de gemeente binnen twee jaar een IJGZ organisatie gerealiseerd zien.

Deze uitgangspunten vormen de kern van de regionale visie, die kan worden samengevat met

 

 

 

De acht gemeenten van het samenwerkingsverband Zuid-Holland West streven naar

een integrale jeugdgezondheidszorg die

 

1.    voor alle inwoners van 0 tot 19 jaar en hun ouders of verzorgers een toegankelijk en (in kwantitatieve zin) toereikend informatie- en hulpaanbod biedt dat zo vroeg, zo licht en zo dicht mogelijk bij huis wordt ingezet;

2.    georganiseerd is vanuit het vertrekpunt van een normale en gezonde ontwikkeling, waarin de meeste jongeren/gezinnen in staat zijn om moeilijkheden zelf het hoofd te bieden of om dat te leren;

3.    snel en adequaat wordt ingezet voor risicogroepen;

4.    ingebed is in de keten van het integraal jeugdbeleid dat uitgaat van de levensperiode van -9 maanden tot 23 jaar;

5.    naadloos aansluit bij het integraal jeugdbeleid, zowel qua benadering als in de samenwerking en informatie-uitwisseling met andere partners in het jeugd- en onderwijsbeleid;

6.    gestalte krijgt binnen de Centra voor Jeugd en Gezin, waarin daarnaast tenminste de vijf gemeentelijke functies en de aansluiting met onderwijs en jeugdzorg tot de basisstructuur behoren;

7.    een zichtbare en praktisch merkbare regionale samenhang vertoont op alle onderdelen waar dit geen afbreuk doet aan optimalisering van de aanpak van lokale knelpunten, risico’s en speerpunten in de jeugdgezondheidszorg;

8.    slagvaardig en effectief kan inspelen op nieuwe lokale en bovenlokale ontwikkelingen en onder sterke bestuurlijke regie wordt uitgevoerd;

9.    in 2010 zich georganiseerd heeft tot één uitvoeringsorganisatie;

10. voldoet aan alle door de wet gestelde eisen.

 

In dit visiedocument worden concrete stappen en actiepunten voor de jaren 2008

 

 

 

 en 2009 geformuleerd. De acht gemeenten willen dat de regionale IJGZ uiterlijk in 2010 voldoet aan deze 10 eisen.

 
Het motto


 

Hoofdstuk 4.    De inhoudelijke uitvoeringsagenda 2008-2009.

Vanuit de gezamenlijke visie op de integrale Jeugdgezondheidszorg hebben de acht gemeenten een uitvoeringsagenda 2008 – 2009 opgesteld. Deze agenda is leidend voor de afspraken die de gemeenten met de partners over de ontwikkelingen in de integrale Jeugdgezondheidszorg maakt. Deze agenda wordt dan ook voorgelegd aan de partners met als opdracht te komen met een uitvoeringsplan om deze agenda in periode 2008 – 2009 te realiseren. De eerste vier onderwerpen van de uitvoeringsagenda vloeien voort uit de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin. Deze onderwerpen maken onderdeel uit van het basismodel en dienen dan ook in de uitwerking aandacht te krijgen.

 

De vijf functies

Het tweede prestatieveld binnen de WMO verplicht gemeenten aandacht te geven aan: “op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen bij het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden".  Deze taakstelling is uitgekristalliseerd in de vorm van een vijftal functies. Elke gemeente geeft deze functies op eigen wijze vorm. In deze paragraaf komt dan ook vooral de gezamenlijk op te pakken punten aan de orde.

 

Informatie en advies

De functie van informatie en advies is bedoeld voor jongeren en ouders op een laagdrempelige en toegankelijke manier informatie en advies te verschaffen bij vragen over de gezondheid en ontwikkeling van jongeren en opvoedingsvragen van de ouders. De acht gemeenten willen om deze functie goed in te kunnen vullen, een inventarisatie van al het aanbod van de jeugd(gezondheid)zorg wordt uitgevoerd, waarbij o.a. de aard van het aanbod en de contactadressen in beeld worden gebracht. De gemeenten willen dat dit aanbod gemakkelijk en voldoende toegankelijk is. Dit door een laagdrempelig en voldoende toegankelijk CJG (al dan niet in fysieke zin), maar ook door bijvoorbeeld ontsluiting van het aanbod via gezamenlijke PR richting de ouders en jongeren, een gezamenlijke website en een gezamenlijk telefoonnummer voor de JGZ voor de gehele regio.       

 

Licht pedagogische hulp

In alle acht gemeenten zijn organisaties actief die licht pedagogische hulp bieden. Daarvan wordt een inventarisatie gemaakt. Mogelijk zijn schaalvoordelen te bereiken door gezamenlijk te bezien of het mogelijk is een regionaal aanbod te realiseren. Uitgangspunt blijft dat de aansluiting op de vraag op een zo laag mogelijk niveau dient plaats te vinden. Dat kan een buurt zijn, een dorpskern of een groter gebied. Elke gemeente heeft ook eigen instrumenten ontwikkeld om zicht te krijgen en te houden op de specifieke problematiek en behoeften. Hierover vindt uitwisseling tussen de gemeenten plaats om te bezien in hoeverre harmonisatie en meer afstemming wenselijk is en tevens een kwaliteitslag zou betekenen.

 

Signalering en toeleiding

Het beleidskader 2007 geeft duidelijk aan dat vroegtijdige signalering een belangrijke prioriteit is. Alle gemeenten willen een sluitend systeem van signalering naar snelle en passende interventie. In de leeftijdsgroep 0-4 jaar speelt het consultatiebureau in samenwerking met de kinderdagverblijven en de peuterspeelzalen een cruciale rol. In de latere leeftijdsgroepen speelt ook de school en mogelijk ook de informatie vanuit buurt/dorpskern hierin een rol. Een bovenlokale aanpak ligt in het verschiet bij de oudere jeugd. Overgangsmomenten van het ene schoolsysteem naar het andere zijn belangrijke momenten in preventief opzicht: de acht gemeenten checken gezamenlijk en afzonderlijk of zij in preventief opzicht voldoende doen om “er zo vroeg mogelijk bij te zijn”.

 

 

Zorgcoordinatie

Bij de zorgcoördinatie gaat het om de vraag hoe de coördinatie is vormgegeven van de zorg – en steunverlening in de zgn “multiproblem” gezinnen. Vaak zijn meerdere hulpverleners actief binnen deze gezinnen, wat nadrukkelijk om coördinatie vraagt. Het is wenselijk dat in een dergelijke situatie een hulpverlener als casemanager fungeert en verantwoordelijk is voor “één gezin; één plan”. De discussie richt zich vooral op de vraag bij wie de verantwoordelijkheid en de doorzettingsmacht ligt om een dergelijke ‘casemanager’ voor de betreffende gezinnen aan te wijzen.

In 2008 willen de gemeenten met ondersteuning van JSO en in samenwerking met de uitvoeringsorganisaties de zorgcoördinatie concreet uitwerken waarbij gestreefd wordt naar een regionaal uitgewerkt model, dat lokaal ingekleurd kan worden naar specifieke omstandigheden. Hiermee bereiken de acht gemeenten dat de uitvoeringsorganisaties in alle gemeenten kunnen werken met een zo eenduidig mogelijk model van zorgcoördinatie.

 

De schakel met geďndiceerde Jeugdzorg

Met de meeste jeugdigen gaat het goed, met een deel van de jeugdigen gaat het echter minder goed. Zij hebben problemen in de ontwikkeling, in de thuissituatie of een combinatie daarvan. Het is voor de jeugdige van groot belang om de problemen in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren en zo snel mogelijk, zo licht mogelijk en zo dicht bij huis als mogelijk, hulp te bieden. Alle acht gemeenten hebben daarvoor eigen voorzieningen ontwikkeld, waarbij de eerder genoemde Centra voor Jeugd en Gezin als nieuw concept meer samenhang mogelijk  moet maken. Indien problemen niet opgelost kunnen worden in de preventieve jeugdzorg, moet de jeugdige een beroep doen op de gespecialiseerde jeugdzorg. Toegangspoort hiervan is Bureau Jeugdzorg. De gemeenten moeten er in samenwerking met het stadsgewest op toezien dat de toeleiding zo vlot mogelijk verloopt, zonder extra bureaucratische handelingen en nog steeds zo dicht mogelijk bij huis. Een nader onderzoek om daarin duidelijkheid te brengen wordt gestimuleerd. Doelstelling is: ‘geen jeugdigen tussen wal en schip’. Dit willen we bereiken door in het overleg met bureau Jeugdzorg aan te sturen op:

·   zo decentraal mogelijk te indiceren;

·   indicering koppelen aan de Centra voor Jeugd en Gezin.

Hierin streven de gemeenten naar harmonisatie van de gekozen uitwerking. Dit gebeurt in samenspraak met het stadsgewest.

 

De schakel met zorgstructuren

Het doel van zorgstructuren is te bevorderen dat, waar nodig, hulp geboden wordt volgens het principe zo dicht mogelijk bij huis, in zo licht mogelijke vorm en zo kort durend als mogelijk. Een multidisciplinaire aanpak moet leiden tot de juiste interventie en verwijzing en goede afstemming tussen betrokken instellingen in de uitvoering. De JGZ vervult een belangrijke rol in deze netwerken vanwege het eigen grote bereik en gelet op de intensieve contacten met scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Juist ook omdat de JGZ aanwezig is in al deze netwerken, kan zij ook een verbindende factor vervullen tussen deze netwerken. Afgezien van de reguliere contactmomenten in het kader van het basistakenpakket speelt de JGZ een belangrijke rol in de zorgstructuren.  Om de schakel met de zorgstructuren te versterken willen de gemeenten de volgende activiteiten laten uitvoeren:

-                Om de oudere groep jeugdigen beter in beeld te krijgen, willen de acht gemeenten onderzoeken hoe en onder welke voorwaarden een extra contactmoment voor de 15- of 16-jarige leeftijd kan worden ingevoerd. In dit extra contactmoment kan, behalve aan de algemene gezondheid van de jongere, vooral ook aandacht aan de leefstijl en risicogedrag besteed worden. Dit sluit ook aan op de inhoudelijke speerpunten van 2008 – 2009. Dit extra contactmoment kan verschillende gedaanten aannemen, variërend van gericht op de gehele leeftijdsgroep tot juist gericht op specifieke, nader te omschrijven groepen. Ook is het voorstelbaar om in de duur van het contact te variëren: voor jongeren met wie het goed gaat wordt minder tijd en voor jongeren met wie het niet goed gaat juist meer tijd beschikbaar gesteld. Een risicoanalyse kan hiervoor een basis bieden.

-                De acht gemeenten willen bevorderen dat de JGZ betrokken is bij de zorgnetwerken binnen het lager en middelbaar beroepsonderwijs.

-                De uitvoeringsorganisaties komen met concrete voorstellen om een kwaliteitsverbetering te realiseren van de coördinatie in de zorgnetwerken. Hierbij kan gedacht worden aan scholing, onderling intervisie etc.

-                De schakel met de volwassenenzorg dient versterkt te worden. Ten behoeve van de doelgroep 18+ gaat het dan om een goede overgang van de zorgstructuren en hulp binnen de jeugdketen op de structuren in de volwassenenzorg. Voor de gehele doelgroep kinderen en jongeren gaat het bovendien om een goede aansluiting op verschillende vormen van hulpverlening die binnen de keten van volwassenenzorg aanwezig zijn, zoals het Kindspoor in het kader van huiselijk geweld en Bureau Basiszorg voor kinderen van ouders met psychiatrische of verslavingsproblemen.

 

EKD

Het EKD vormt de basis voor een effectieve regie op de zorg. De GGD is eindverantwoordelijk voor de implementatie van het EKD.  Totdat een keuze voor een systematiek is gemaakt, zorgt de GGD ervoor dat de gezondheidsinformatie zodanig toegankelijk is dat relevante gegevens voor individuele en collectieve preventie of onderzoek snel beschikbaar zijn. Een van de belangrijkste punten bij de ontwikkeling van het EKD is de aansluiting op andere registratiesystemen, zowel op gemeentelijk niveau als op registratiesystemen die door andere ketenpartners gebruikt worden. De acht gemeenten streven ernaar om bij de implementatie van het EKD in de regio uit te gaan van een bredere insteek dan alleen de gegevens van de jeugdgezondheidszorg. Dit betekent niet per definitie dat toegewerkt moet worden naar een geďntegreerd systeem, maar wel dat tenminste een goede aansluiting gerealiseerd wordt tussen de gegevensverzameling in het onderwijs en die in de (jeugd- en volwassenen)zorg.

De acht gemeenten handhaven de doelstelling om in 2009 een geďmplementeerd EKD te hebben. Dit binnen de landelijke kaders, die voor het eind van dit jaar door het Programmaministerie Jeugd en Gezin worden opgesteld. De uitvoeringsorganisaties dienen dan ook een plan van aanpak te ontwikkelen om dit uiterlijk in 2009 te kunnen realiseren. Streven is één systeem voor de gehele regio te ontwikkelen.

Diverse gemeenten binnen de regio hebben een lokale verwijsindex ontwikkeld waarin niet alleen opgenomen is dat er een signaal is, maar ook wat er gesignaleerd is. Daarmee is deze verwijsindex breder dan het landelijke model. Onderzocht zal worden of het wenselijk is om deze ontwikkelde verwijsindex regionaal in te voeren.

 

Inhoudelijke speerpunten

De acht gemeenten willen gezamenlijk een aantal inhoudelijke thema’s aandacht geven. Deze inhoudelijke thema’s vloeien voort uit de al eerder aan de orde gestelde nota: “Kiezen voor een gezond leven” en zijn ook bevestigd in het beleidskader dat eind 2006 is vastgesteld. Het gaat om tegengaan excessief alcoholgebruik onder de jeugd, de problematiek van overgewicht en depressies. Deze thema’s zijn ook bevestigd door het AB van de GGD. Van het beschikbare budget voor aanpak van inhoudelijke thema’s is 70 % bedoeld voor uitvoering van genoemde thema’s. Elke gemeente is daarnaast natuurlijk vrij om ook eigen thema’s onder de aandacht te brengen, zoals seksualiteit of de drugsproblematiek. De acht gemeenten hebben de GGD gevraagd de alcoholproblematiek onder jongeren vanaf 12 jaar als inhoudelijk actiepunt uit te werken. Er zijn alarmerende signalen over al op zeer jeugdige leeftijd gebruiken van alcohol. In aansluiting op landelijke campagnes willen de acht gemeenten in de uitvoeringsplannen van de GGD terugzien hoe dit thema per gemeente aandacht krijgt. Een tweede aandachtspunt betreft de problematiek van overgewicht.

De acht gemeenten willen in het kader van de contactmomenten oog krijgen voor aard en omvang van deze problematiek, zodat gericht algemene en meer specifiek op het kind gerichte maatregelen kunnen worden voorbereid. In 2009 zal de aandacht tevens uitgaan naar het vroegtijdig onderkennen van depressies.


Hoofdstuk 5.  Voorwaarden voor het uitvoeringsplan.

In lijn met de uitvoeringsagenda heeft de GGD tot taak om een uitvoeringsplan op te stellen waarmee duidelijk wordt hoe uitvoering wordt gegeven aan de door de acht gemeenten opgestelde uitvoeringsagenda. Het plan wordt op onderdelen zoals genoemd in hoofdstuk 4 specifiek en tijdgebonden (SMART) beschreven. De GGD formuleert uitvoeringsvoorstellen, die ambtelijk worden getoetst aan de vigerende kaders en na een bestuurlijk akkoord in uitvoering worden genomen. De financiële consequenties van het uitvoeringsplan worden in de begroting van de GGD opgenomen.

Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan de randvoorwaarden, organisatie en communicatie.

 

Organisatie: formele projectstructuur en verantwoordelijkheden

De acht gemeenten van de regio GGD-ZHW zijn de opdrachtgevers voor de uitvoering van het uniform basistakenpakket van de JGZ en het maatwerkdeel van het basistakenpakket. Met het besluit om de coördinatie over de uitvoering van de integrale JGZ aan de GGD over te dragen via een mandaatconstructie en een daarbij behorende uitvoeringsregeling, blijft de gemeente (juridisch) verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg in de eigen gemeente. De gemeenten stellen een regionaal beleidskader op, de GGD-ZHW maakt op basis daarvan – en geadviseerd door de thuiszorg – een uitvoeringsplan. Het uitvoeringsplan bevat een inhoudelijk deel (de producten voor 0-19 jarigen), een financieel deel (de totale kostprijs van alle producten) en een overzicht van gegevens waarover gerapporteerd wordt. Het uitvoeringsplan is mede de basis voor subsidie aan de vier thuiszorgorganisaties voor de uitvoering van hun deel van de zorg. De GGD is eindverantwoordelijk voor de implementatie.

Ten aanzien van de organisatie en projectstructuur stellen de gemeenten de volgende doelstellingen:

 

Organisatie: verbeterpunten voor de bestuursstructuur

Niet alleen de projectstructuur, ook de bestuursstructuur moet verder worden verstevigd. Dat kan door de uitwisseling te verbeteren en scherpere bestuurlijke afspraken te maken, niet alleen over het gewenste resultaat, maar ook wat ieders bijdrage daaraan is en hoe het toezicht op de uitvoering van de afspraken wordt geregeld.

 

Communicatie

Er dient een goede communicatie naar de burgers plaats te vinden over de ontwikkelingen binnen de JGZ en de Centra voor Jeugd en Gezin. Een communicatiewerkgroep is aan de slag om hiervoor voorstellen te doen. Een logo is inmiddels ontwikkeld.



Hoofdstuk 6 Financiën

 

Recent heeft het rijk laten weten de voor de JGZ beschikbare middelen in de vorm van een brededoeluitkering (BDU) Jeugd en Gezin uit te keren. Deze doeluitkering omvat alle huidige specifieke regelingen. In totaal wordt naar verwachting 200 miljoen extra voor de JGZ uitgetrokken. Deels betreft dit een extra impuls en deels gaat het om 100 miljoen geoormerkte toewijzing van het accres op het gemeentefonds. Hierover zijn afspraken gemaakt met de VNG. De acht gemeenten hebben nog onvoldoende helder of met de extra impuls en met de bundeling van geldstromen een tweetal nu spelende problemen kunnen worden aangepakt.

In de eerste plaats is het wenselijk  om met de extra budgetten de tekorten aan te pakken. Uit verschillende recente onderzoeken blijkt dat de totale middelen voor de uitvoering van de integrale JGZ tekort schieten. Specifieke knelpunten doen zich voor ten aanzien van de openbare gezondheidszorg voor 0-4 jarigen vanuit de Rsu JGZ, de onderdelen van het basistakenpakket voor 4-19 jarigen, de vorming van CJG, bemensing van Zorgadviesteams, het EKD en opvoedondersteuning. Deze tekorten zijn deels incidenteel en deels structureel van aard. Begin 2008 is duidelijk op hoeveel budget de acht gemeenten mogen rekenen; dan kan ook worden bezien in hoeverre het lukt om de knelpunten duurzaam op te lossen. 

In de tweede plaats biedt de bundeling van geldstromen de mogelijkheid de problemen verbonden aan de versnipperde financiering aan te pakken. In 2007 hebben de gemeenten al een aantal afspraken vastgelegd over de financieringssystematiek en verantwoording van de gemeentelijke middelen voor de IJGZ. Uitvoering van deze afspraken moet de verantwoording via de gemeentelijke jaarrekening 2007 vergemakkelijken. De vorming van een BDU maakt in principe een transparanter financiering – en verantwoordingssystematiek mogelijk van de GGD, waarvan de bekostiging naar rato van het inwonertal van de acht gemeenten plaatsvindt. Dat vergt wel afspraken hoe de gegevens uit de jaarrekening van de GGD aansluiten bij de gegevens die de gemeenten voor hun jaarrekening nodig hebben.

Tot slot is gewag gemaakt van enige frictiekosten als gevolg van implementatie van de nieuwe werkstructuur. Het uitgangspunt om de regionalisering budgettair neutraal uit te voeren is tot nu toe gestand gedaan maar dit staat wel onder druk. De GGD maakt gewag van extra kosten verbonden aan implementatie van de nieuwe werkstructuur. De acht gemeenten willen nauwkeurig inzicht in aard en omvang van deze kosten om een standpunt te kunnen bepalen.

 



[1] Deze wet gaat over in de Wet Publieke Gezondheid per 2009

[2] Bron: Productenboek GGD Zuid Holland West, deel 1

[3] Bron: Productenboek GGD Zuid Holland West, deel 2

[4] Wassenaar: Valent RDB, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg:  Florence,  Zoetermeer: VierstroomZorgring, Delft/ Pynacker-Nootdorp/ Westland/ Midden-Delfland: Careyn