343912
Regionale visie en uitvoeringsagenda
Integrale Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West 2008-2009
Definitief concept
Zunderdorp Beleidsadvies & Management
18 februari 2008
Inhoudsopgave
Samenvatting 2
Hoofdstuk 1. Aanleiding,
doel en resultaat van een gezamenlijke visie 3
Hoofdstuk
2. De Jeugdgezondheidszorg
en het Jeugdbeleid 5
Hoofdstuk 3. De
regionale visie op de IJGZ 9
Hoofdstuk 4. De
inhoudelijke uitvoeringsagenda 2008-2009 12
Hoofdstuk 5. Voorwaarden voor het uitvoeringsplan 15
Hoofdstuk 6. Financiën 16
Samenvatting
De
gemeenten Delft, Westland, Midden
Delfland, Rijswijk, Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg
hebben sinds 1 januari 2007 de verantwoordelijkheid voor uitvoering van de
Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar en de aansturing daarvan bij de GGD neergelegd.
De acht gemeenten willen samen de GGD voor dat doel een kader meegeven. Dat is uitgewerkt
in bijgaande notitie. Dit kader bestaat in de eerste plaats uit een gezamenlijk
ontwikkelde regionale visie als leidraad voor het gemeenschappelijke handelen
en in de tweede plaats uit een uitvoeringsagenda 2008-2009. In deze agenda
staan de belangrijkste actiepunten waarvan de verwachting is dat de GGD dit zal
vertalen in het eigen uitvoeringsplan. Zowel van de regionale visie als van de
uitvoeringsagenda volgt hieronder een korte samenvatting.
Uitgangspunten Regionale visie
De acht gemeenten streven naar een
integrale jeugdgezondheidszorg die:
1. voor
alle inwoners van 0 tot 19 jaar en hun ouders of verzorgers een toegankelijk en
(in kwantitatieve zin) toereikend informatie- en hulpaanbod biedt dat zo vroeg,
zo licht en zo dicht mogelijk bij huis wordt ingezet;
2. georganiseerd
is vanuit het vertrekpunt van een normale en gezonde ontwikkeling, waarin de
meeste jongeren/gezinnen in staat zijn om moeilijkheden zelf het hoofd te
bieden of om dat te leren;
3. snel
en adequaat wordt ingezet voor risicogroepen;
4. ingebed
is in de keten van het integraal jeugdbeleid dat uitgaat van de levensperiode
-9 maanden – 23 jaar;
5. aansluiting
vindt bij het integraal jeugdbeleid, zowel qua benadering als in de
samenwerking en informatie uitwisseling met andere partners in het jeugd- en
onderwijsbeleid;
6. gestalte
krijgt binnen de Centra voor Jeugd en Gezin, waarin daarnaast tenminste de vijf
gemeentelijke functies en de aansluiting met onderwijs en jeugdzorg tot de
basisstructuur behoren;
7. een
zichtbare regionale samenhang vertoont in aansluiting op gemeentelijk beleid;
8. slagvaardig
nieuwe landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen weet om te zetten in
adviezen en initiatieven op het daartoe geëigende niveau en onder sterke
bestuurlijke regie wordt uitgevoerd;
9. in
2010 zich georganiseerd heeft tot één uitvoeringsorganisatie;
10. voldoet
aan alle door de wet gestelde eisen.
De acht gemeenten willen dat de
regionale integrale jeugdgezondheidszorg uiterlijk in 2010 voldoet aan deze 10
eisen.
Kernpunten uitvoeringsagenda.
De uitvoeringsagenda bestaat uit de
inhoudelijke thema’s die de betrokken gemeenten gezamenlijk willen aanpakken.
De ontwikkeling van de centra voor Jeugd en Gezin zijn hierin leidend. De
ontwikkeling van deze centra maakt het wenselijk om in elk geval vier vraagstukken
of thema’s aandacht te geven. Het gaat dan om:
-
uitwerking van de vijf kernfuncties (informatie – en advies,
signalering, toeleiding naar hulpaanbod, licht pedagogische hulp en
zorgcoördinatie) in relatie tot de Jeugdgezondheidszorg;
-
de schakel met de geďndiceerde jeugdzorg
-
de schakel met zorgstructuren (onderwijs)
-
Ontwikkeling van het elektronisch kinddossier.
Een vijfde thema betreft de
gezamenlijke opdrachtverlening tot ontwikkeling van aanbod om problemen rond
overgewicht en (problematisch) alcoholgebruik tegen te gaan. In 2009 zal tevens
aandacht uitgaan naar het voorkomen van depressies. De afspraken die nodig zijn
om de bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de uitvoeringsorganisatie te
waarborgen maken eveneens deel uit van de uitvoeringsagenda.
Hoofdstuk 1. Aanleiding, doel en resultaat van een gezamenlijke visie.
Achtergrond
De gemeenten Delft, Westland, Midden Delfland, Rijswijk,
Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg hebben sinds
1 januari 2007 de verantwoordelijkheid voor uitvoering van de
Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar en de aansturing daarvan bij de GGD
neergelegd. Naar aanleiding hiervan
hebben de acht gemeenten besloten de uitvoeringsorganisatie van de integrale jeugdgezondheidszorg
(IJGZ) van 0 tot 19 jaar te wijzigen. Dit was noodzakelijk om beter te kunnen
aansluiten bij de nieuwe gemeentelijke taken en om invulling te geven aan de
inhoudelijke visieontwikkeling die zowel landelijk als regionaal speelt ten
aanzien van de preventieve Jeugdgezondheidszorg. Eind 2006 is voor dat doel een
regionaal beleid- en implementatiekader IJGZ 2007 vastgesteld. Met dit kader is
richting gegeven aan de uitvoering van de overeengekomen organisatorische en
financiële wijzigingen. Verder zijn beleidsuitgangspunten verwoord voor
inhoudelijke sturing van de uitvoering, zoals vroeg signaleren, risico’s
aanpakken en vraaggericht en vindplaatsgericht werken. Het
afgelopen jaar zijn kwaliteitswaarborgen ontwikkeld en is veel aandacht
uitgegaan naar de huisvestingssituatie in elke gemeente.
Aan het besluit van de acht
gemeenten om de coördinatie en uitvoering van de IJGZ in één hand te brengen is
een informele verkenning voorafgegaan naar de mate waarin de gemeenten zich in
elkaars visie op dit beleidsterrein kunnen vinden. Daarbij kwam naar inhoud en
ambitieniveau veel gelijkgerichtheid naar voren. Deze gelijkgerichtheid heeft
de weg gewezen om gezamenlijk een proces van visievorming ter hand te nemen.
Want om goed te kunnen sturen is een visie nodig. Een visie op hoe de regionale
IJGZ in 2011eruit moet zien geeft houvast bij de vertaling van de relevante
beleidsmatige en inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van de IJGZ in een
adequate gezamenlijke én afzonderlijke opdrachtverlening aan de GGD.
De eerste helft van 2007 is besteed
aan de voorbereiding van het visietraject. De acht gemeenten hebben gezamenlijk
de belangrijkste elementen bijeen gebracht voor deze visie. Voor dit doel zijn:
-
Bijeenkomsten met betrokken ambtenaren van de acht gemeenten
georganiseerd,
-
gespreksrondes met de wethouders afzonderlijk en ook
gezamenlijk georganiseerd en
-
leden van de raadsfracties van de acht gemeenten bijeen
gekomen op een werkconferentie, waarbij ook de GGD en de thuiszorgorganisaties
vertegenwoordigd waren.
De opbrengsten van het voorbereidingstraject
zijn verwerkt tot de notitie: Sterk partnerschap en goede dienstverlening.
Doel en beoogd resultaat
Doel van de integrale visie is om
invulling te geven aan de gezamenlijke opdracht voor de komende jaren. Daarbij
gaat het voor 2008-2009 naast inhoudelijke opgaven zoals de ontwikkeling van de
CJG ook om het implementeren van een aantal randvoorwaardelijke zaken, vooral
rond de bestuurlijke en organisatorische aansturing van de IJGZ. In 2010-2011
kan dan het zwaartepunt van de inzet worden verlegd naar de realisatie van
gewenste inhoudelijke aanpassingen en verbeteringen.
Resultaat van de visie is een
gemeenschappelijke uitvoeringsagenda, die de betrokken gemeentebestuurders in
staat stelt om op regionaal en lokaal niveau een adequate uitvoering van de
jeugdgezondheidszorg mogelijk te maken. Deze uitvoeringsagenda biedt de GGD de
gelegenheid een concreet uitvoeringsplan op te stellen dat aansluit bij de hier
verwoorde inhoudelijke thema’s.
Meerwaarde
Voor de acht gemeenten ligt de meerwaarde
van een integrale visie vooral in krachtig partnerschap voor regionale
voorzieningen en goede, samenhangende dienstverlening aan ouders en jeugd.
Naast een regionale integrale visie is het leveren van maatwerk op lokaal
niveau noodzakelijk om goed in te spelen op gemeentelijke verschillen. De
schaalgrootte, omstandigheden, populatie en problematiek verschillen per
gemeente; verschillende uitvoeringsvormen kunnen en mogen daarom ontstaan. In
de regionale inhoudelijke visie wordt aangegeven wat de gezamenlijke koers is,
maar ook op welke onderdelen de acht gemeenten hun eigen accenten zullen
zetten.
Grotere eenduidigheid in de
aansturing biedt voor de uitvoeringsorganisaties een meerwaarde in de
vormgeving van het aanbod en de afstemming met de vraag. Hierbij is aansluiting
bij wat de uitvoeringsorganisaties aan ruimte en mogelijkheden hebben een
voorwaarde voor succes.
Een gedeelde opdracht draagt ook
bij aan verhoging van de effectiviteit en efficiëntie van zowel het lokale als
het regionale jeugdgezondheidsbeleid. In de bestaande situatie gaat veel tijd
en geld verloren in de noodzakelijke afstemming als gevolg van de veelheid aan
voorzieningen en de fragmentatie van beleid. Het betekent winst om in de
samenwerking met (regionale) voorzieningen zoveel mogelijk synergie te
bereiken.
De meerwaarde ligt kortom n krachtig
partnerschap voor gezamenlijk gedragen regionale voorzieningen aanvullend op
een goede, samenhangende lokale dienstverlening aan ouders en jeugd
Inhoudsopgave
Deze notitie heeft de volgende
indeling. Hoofdstuk twee beschrijft de belangrijkste wettelijke kaders die van
invloed zijn op de jeugdgezondheidszorg en schetst de positie van de GGD, de
Thuiszorg en de jeugdzorg in de regio. Tevens komen de op dit moment
belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen aan de orde, waarvan vorming van
de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) de belangrijkste is. Dit hoofdstuk geeft
als het ware het speelveld aan waarmee de acht gemeenten van doen hebben.
In het daaropvolgende hoofdstuk
komen de uitgangspunten aan de orde op grond waarvan de visieontwikkeling ter
hand is genomen. Dit betreffen deels inhoudelijke uitgangspunten – bijvoorbeeld
op wie heeft de integrale jeugdgezondheidszorg betrekking – deels ook
uitgangspunten van beleidsmatige aard, van doen hebbend met de wijze waarop
sturing plaatsvindt. Gezamenlijk genomen vormen deze uitgangspunten een
leidraad voor het handelen en zijn daarmee de kern van deze regionale visie.
Hoofdstuk vier benoemt de inhoudelijke thema’s die de betrokken gemeenten gezamenlijk
willen aanpakken. De uitwerking daarvan krijgt gestalte binnen de te
ontwikkelen Centra voor Jeugd en Gezin. Het gaat om vier vraagstukken of
thema’s die zowel regionaal als lokaal verder moeten worden uitgewerkt. Het
gaat dan om:
-
uitwerking van de vijf kernfuncties
-
de schakel met de geďndiceerde jeugdzorg
-
de schakel met zorgstructuren (onderwijs)
-
Ontwikkeling van het elektronisch kinddossier.
Een apart thema betreft de
benoeming van inhoudelijke speerpunten. Dit betreft de opdracht tot ontwikkeling
van aanbod om problemen rond overgewicht en (problematisch) alcoholgebruik
tegen te gaan.
Hoofdstuk vijf geeft inzicht in de
afspraken die nodig zijn om de bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de
uitvoering te waarborgen. Weliswaar is voor dat doel een beleidskader al
vastgesteld, maar de uitvoering daarvan vereist voortdurende aandacht. De
belangrijkste punten worden in dat verband op een rij gezet. Het laatste
hoofdstuk geeft tot slot ook zicht op de financiering van de inspanningen en de
mogelijke financiële risico’s die aan de orde zijn.
Hoofdstuk 2. De
jeugdgezondheidszorg en het jeugdbeleid
In dit hoofdstuk komen de
belangrijkste wettelijke kaders aan de orde voor beleid en uitvoering van de
integrale jeugdgezondheidszorg. Dat zijn de wet op de collectieve preventie
volksgezondheid (WCPV) en de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) Ook de
wet op de Jeugdzorg is belangrijk. Op grond van deze wetten zijn organisaties
als de GGD, Thuiszorg en bureau Jeugdzorg actief. Ook gaat aandacht uit naar de
belangrijkste beleidsontwikkelingen op het gebied van de jeugdgezondheidszorg
en het jeugdbeleid. Er is veel in beweging. Veel ontwikkelingen vloeien voort
uit de in 2005 gestarte Operatie Jong en hebben inmiddels hun weg gevonden in
de beleidsontwikkeling van de verschillende betrokken departementen.
Blikvangers zijn daarbij de Centra voor Jeugd en Gezin en opzet en reikwijdte
van het Elektronisch Kind dossier. Tot slot komt ook de nota “Kiezen voor een
gezond leven” aan de orde omdat deze nota de grondslag vormt voor een aantal
inhoudelijke prioriteiten.
Wettelijke kaders voor de Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar.
Wet collectieve preventie volksgezondheid
De Wet collectieve preventie
volksgezondheid (Wcpv)[1]
stelt de gemeenten sinds 1 januari 2003 wettelijk verantwoordelijk voor de
regie en financiering van de totale integrale jeugdgezondheidszorg. Thuiszorg
en GGD moeten onder regie van de gemeenten een nauwe samenwerking aangaan en
een goede afstemming van basistaken en werkwijze realiseren. De zorg voor
kinderen moet een continuüm worden dat integraal en in samenhang met andere
beleidsterreinen (jeugdbeleid) wordt aangeboden. Daarbij moeten verbindingen
worden gelegd met onder andere het lokale jeugdbeleid, voor- en vroeg schoolse
educatie, opvoed en opgroeiondersteuning en de jeugdzorg.
Jeugdgezondheidszorg is preventieve
gezondheidszorg ten behoeve van personen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. In het basistakenpakket van de JGZ is de
preventieve gezondheidszorg voor elk in Nederland woonachtig kind omschreven.
Dit basistakenpakket bestaat uit zes productgroepen:
-
monitoring en signalering; verwerven van inzicht in de
ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van
gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,
-
inschatten zorgbehoefte
screeningen en vaccinaties;
-
vroegtijdige opsporing en preventie
van een aantal specifieke stoornissen en het aanbieden van vaccinaties
voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma
-
voorlichting, advies, instructie en begeleiding
-
beďnvloeden van gezondheidsbedreigingen
-
zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking.
Deze productgroepen worden
uitgevoerd in zowel het uniforme deel van het basistakenpakket als het
maatwerkdeel. Onder het uniforme deel van het basistakenpakket vallen onder
meer de verschillende preventieve gezondheidsonderzoeken (PGO) in de
verschillende leeftijdsklassen. Onder het maatwerkdeel van het basistakenpakket
vallen onder andere voorlichting en advies, individugerichte zorgcoördinatie,
oudercursussen en netwerken in het kader van schoolgezondheidsbeleid[2].
Gemeenten hebben in het
maatwerkdeel keuzevrijheid bij de mate waarin en de wijze waarop zij de
maatwerkproducten afnemen. De gemeente kan verder kiezen voor het afnemen van
aanvullende diensten bij de GGD. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan
thuiszorgmaatwerk voor 0-4 jarigen, een assertiviteitscursus, preventieve
logopedie, bemoeizorg in het kader van opvoedingsondersteuning en inzet van een
vertrouwenspersoon in het basisonderwijs[3].
Wet maatschappelijke ondersteuning
De Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) is sinds 1 januari 2007 van kracht en is erop gericht dat
iedereen, jong en oud, gehandicapt en niet gehandicapt, met en zonder
problemen, volwaardig aan de samenleving kan deelnemen. De Wmo kent negen
prestatievelden, waarvan het tweede prestatieveld relevant is voor de
jeugdgezondheidszorg. Het betreft: ‘op preventie gerichte ondersteuning van
jeugdigen met problemen bij het opgroeien en ondersteuning van ouders met
problemen met opvoeden’. De integrale jeugdgezondheidszorg voert veel taken van
dit prestatieveld uit. Het prestatieveld heeft betrekking op de in de gemeenten
wonende jeugdigen – en hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico
als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of
criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet
nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling
op in andere wetgeving, zoals de Wcpv vastgelegde taken. Bij de uitwerking van
dit prestatieveld zijn vijf aparte functies onderscheiden:
-
informatie en advies
-
signaleren van problemen
-
toegang tot het hulpaanbod
-
licht pedagogische hulp
-
coördinatie van zorg
In hoofdstuk vier komt een
uitwerking aan de orde van de punten die in het kader van de uitvoeringsagenda
aandacht behoeven.
Wet op de jeugdzorg
De Wet op de jeugdzorg (2005)
regelt de financiering, inrichting en kwaliteit van de geďndiceerde jeugdzorg.
De zorg voor jeugdigen is een keten die bestaat uit verschillende schakels. Ouders
krijgen bij de opvoeding van hun kinderen steun van algemene voorzieningen
zoals een consultatiebureau. Wanneer toch ernstige problemen ontstaan, kan
Bureau Jeugdzorg beslissen dat geďndiceerde zorg nodig is. Gemeenten zijn
verantwoordelijk voor een goede keten tussen het preventieve zorgaanbod
waaronder dat van de JGZ en het geďndiceerde aanbod van instellingen voor
jeugdzorg.
Uitvoeringsorganisaties: GGD, Thuiszorg en Jeugdzorg in Zuid
Holland West
Op grond van bovengenoemde
wettelijke kaders is een aantal op regionaal en gemeentelijk niveau opererende
voorzieningen actief. Dat is in de eerste plaats de GGD, vervolgens de
thuiszorgorganisaties als uitvoerder van de 0 – tot 4 jarige zorg en tot slot
bureau Jeugdzorg die verantwoordelijk is voor de indicering van zwaardere
jeugdzorg. Elke gemeente heeft daarnaast tal van eigen voorzieningen op het
gebied van jeugd en jeugdgezondheidszorg. Deze worden in dit kader niet nader
aangeduid.
GGD
Het bewaken, beschermen en
bevorderen van de volksgezondheid is een verantwoordelijkheid van de gemeenten.
De gemeenten hebben dit werk opgedragen aan de GGD. Ingeval van de acht
gemeenten is dit de GGD Zuid Holland West, de
gemeenschappelijke gezondheidsdienst voor alle inwoners. De taken van de GGD
zijn samengevat:
1. Preventie
2. Acuut
optreden bij gevaar voor de volksgezondheid
3. Signaleren
van gezondheidsbedreigingen
4. Samenwerking
bevorderen
Binnen de GGD functioneert de
afdeling Jeugdgezondheidszorg (JGZ). Deze afdeling heeft als doelstelling de
gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen van 4 tot 19 jaar te bevorderen
en te beschermen. Dit gebeurt door onderzoek van kinderen, ondersteuning van
leerkrachten en samenwerking met andere instanties.
Thuiszorg: de consultatiebureaus
Een van de diensten die de
thuiszorg uitvoert is de jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen. Doel is het
bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke, cognitieve en
psychosociale ontwikkeling van alle jeugdigen. Aan risico-individuen en
-groepen wordt extra aandacht gegeven. In principe is hiermee een dekkende
en functionerende infrastructuur aanwezig. Het aantal contactmomenten is hoog
(15 keer) en het bereik is groot, waardoor er over het algemeen veel zicht
bestaat op de ontwikkeling van het kind en de situatie in het gezin. Sinds 1
januari 2007 is de GGD de opdrachtgever aan de vier Thuiszorginstellingen die
in de regio opereren[4].
Jeugdzorg in het stadsgewest Haaglanden
De acht gemeenten vormen samen met
de gemeente Den Haag het Stadsgewest Haaglanden. Het Stadsgewest heeft de
(bestuurlijke en uitvoerende) regie op de jeugdzorg en draagt zorg voor
afstemming en samenwerking tussen de jeugdzorginstellingen. Veel vragen voor
hulp komen terecht bij Bureau Jeugdzorg, dat de toegang vormt tot alle vormen
van geďndiceerde jeugdzorg en onafhankelijk is van het aanbod. Ook
jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn bij Bureau Jeugdzorg ondergebracht.
Bureau Jeugdzorg leidt toe naar residentiële voorzieningen, ambulante hulp,
pleegzorg en dagbehandeling. Daarnaast speelt zij een rol in de verplichte
hulpverlening.
Relevante beleidsontwikkelingen
Het rijksbeleid met betrekking tot
de JGZ is op dit moment volop in beweging. Twee ontwikkelingen moeten in
bijzonder worden aangestipt. Dit betreft de vorming van de Centra voor Jeugd en
Gezin (CJG) en de ingebruikneming van het elektronisch kinddossier (EKD) met in
gang van 2009. Voorts is het belangrijk ook een aantal inhoudelijke thema’s aan
te stippen.
Centra voor Jeugd en Gezin
Een van de
belangrijke ontwikkelingen is de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Met de
Centra voor Jeugd en Gezin ontstaat een centraal punt voor opgroei- en
opvoedingsvragen voor ouders en kinderen. Het kabinet gaat vooralsnog uit van
een basismodel voor Centra voor Jeugd en Gezin waarin in elk geval de vijf
gemeentelijke taken, de jeugdgezondheidszorg, een schakelfunctie naar Bureau
Jeugdzorg en een schakelfunctie met het onderwijs zijn vertegenwoordigd. Met
het oog op de noodzakelijke afstemming en samenwerking tussen uitvoerende
instanties is voor jeugdigen in alle leeftijden een goede verbinding tussen
deze centra en andere instanties van groot belang.
Elektronisch kinddossier en verwijsindex
Op 21 september 2007 heeft de
rechter geoordeeld dat de huidige aanbestedingsprocedure voor het EKD zoals uitgevoerd
door de Stichting EKD.NL niet voortgezet mag worden. Volgens de rechter moet
het opnieuw aanbesteed worden. Deze uitspraak heeft onder andere tot
consequentie dat de deadline van januari 2008 niet meer haalbaar is. Daarmee is
ook het tot stand komen van een centraal EKD JGZ vervallen. Minister Rouvoet
heeft besloten dat de gefaseerde nieuwe aanpak inhoudt dat eerst een uitrol van
lokale systemen met gelijke standaarden plaatsvindt en daarna de ontwikkeling
van een landelijke kop. Daarbij is ook een nieuwe ondersteuningsstrategie
nodig. Op korte termijn wordt vooral aandacht gegeven aan de digitalisering van
JGZ, waarmee de werkprocessen en informatie-uitwisseling op regionaal niveau
verbeterd kunnen worden. Via de Verwijsindex wordt verwacht op korte termijn
betere mogelijkheden voor landelijke uitwisseling van informatie binnen de
jeugdsector over risico’s. (Verwijsindex is op 17 oktober 2007 van start gegaan
in een proeftuin, die dit jaar zal worden uitgebreid tot 30 gemeenten.
Landelijke invoering wordt verwacht medio 2009). Verder worden mogelijkheden
onderzocht om op langere termijn te komen tot een landelijke ‘kop’ en om een
ruimere uitwisseling van inhoudelijke informatie binnen de jeugdsector mogelijk
te maken.
Nota Kiezen voor een gezond leven
Het ministerie van VWS heeft in
2006 de nota “ Kiezen voor een gezond leven” uitgebracht. In deze nota wordt
een aantal ontwikkelingen op gezondheidsgebied beschreven en worden
aandachtsvelden of beleidsprioriteiten benoemd waar gemeenten en uitvoeringsorganisaties
mee aan de slag kunnen. Dat betreft aandacht voor de gevolgen van roken,
diabetes, het voorkomen van klachten van depressieve aard en verder aandacht
voor de problematiek van overgewicht en tot slot de aandacht voor alcohol
gebruik onder jongeren vanaf 12 jaar.
Hoofdstuk 3. De regionale visie
op de IJGZ.
Er is veel gaande op het
beleidsterrein van de jeugd(gezondheid)zorg. Het rijk heeft de uit de Operatie
Jong voortvloeiende aanbevelingen voortvarend opgepakt en bij monde van de
minister ingezet op een in 2011 te realiseren landelijk dekkend netwerk van
Centra voor Jeugd en Gezin. Met dit antwoord wil het rijk de versnippering en
verkokering binnen de jeugd(gezondheid)zorg een halt toeroepen. De acht
gemeenten zijn, gegeven de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de GGD aan te
sturen op dit terrein, voortvarend aan de slag gegaan om binnen de eigen regio
voorwaarden voor een samenhangend beleid te realiseren. Eerste stap is het al
gememoreerde beleidskader waarin de afspraken zijn weergegeven hoe de acht
gemeenten de relatie tot de uitvoeringsorganisaties omschrijven. De landelijke
ontwikkelingen rond de Centra voor Jeugd en Gezin en het EKD vragen echter om
een steviger houvast. Dit heeft geleid tot de afspraak om gezamenlijk een visie
te ontwikkelen op wat de gemeenten gezamenlijk én afzonderlijk willen doen om
een adequate jeugdgezondheidszorg te waarborgen. Een visie geeft zoals gezegd
houvast, genereert een eenduidiger aansturing van de uitvoering en draagt bij
aan verbetering van effectiviteit en efficiëntie van het beleid dat de acht
gemeenten gezamenlijk en afzonderlijk willen voeren. De acht gemeenten zijn ook
gesterkt in deze overtuiging door de onderlinge meningsvorming en discussies.
Dat proces heeft sterk ertoe bijgedragen het regionale niveau ook actief te
benutten om in de eigen gemeenten beter voor de dag te komen. De acht gemeenten
hebben afgesproken vanuit een brede optiek de relevante beleidsontwikkelingen
te bezien; de IJGZ staat niet op zich zelf, maar is een van de instrumenten om
probleemloos opgroeien van de jeugd naar zelfstandigheid te helpen bevorderen.
Hieronder zijn de belangrijkste punten weergegeven die de acht gemeenten de
benodigde houvast bieden om de komende twee jaar richting te geven aan de
integrale jeugdgezondheidszorg.
Centra voor Jeugd en Gezin;
Instrument voor een samenhangende aanpak
Het concept van de Centra voor
Jeugd en Gezin is ontwikkeld als instrument om de bestaande versnippering en
verkokering in het lokale jeugdbeleid tegen te gaan en meer samenhang aan te
brengen tussen het jeugdbeleid, de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg. In de
visie van minister Rouvoet worden in elk geval vier functies of
uitvoeringsterreinen toebedacht aan een Centrum voor Jeugd en Gezin: de vijf
gemeentelijke functies, de jeugdgezondheidszorg, een schakelfunctie met Bureau
Jeugdzorg en een schakelfunctie met het onderwijs. De acht gemeenten zijn het
eens over de mogelijkheden die het concept biedt om de versnippering in het
jeugdbeleid tegen te gaan. Streven is om in lokale centra een goed en stevig
(basis)aanbod te realiseren, dat tenminste bestaat uit de vier functies of
uitvoeringsterreinen zoals die landelijk benoemd zijn, en dit waar mogelijk uit
te breiden met zoveel mogelijk diensten/voorzieningen die bij veilig opgroeien
en ontwikkelen een rol kunnen spelen. In elk van de acht gemeenten moeten de
cruciale functies aanwezig zijn. Elke gemeente bepaalt zelf welke
verschijningsvorm van een Centrum voor Jeugd en Gezin het beste past bij de
lokale situatie.
Het realiseren van en de regie op
de CJG is aan de gemeenten. Op lokaal niveau gaat het vooral om aansluiting
tussen de CJG en het lokale jeugd- en onderwijsbeleid. Gezamenlijk
hebben de acht gemeenten de volgende uitgangspunten benoemd.
·
Een CJG bouwt voort op bestaande voorzieningen in wijk/kern
of gemeente (bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, brede school), is daardoor
laagdrempelig en kan door kennis van de wijk snel inspelen op individuele en
groepsgerichte vragen. Het CJG kan een fysiek gebouw zijn, maar ook een netwerkorganisatie;
·
Het CJG draagt zorg voor een sluitend vraaggericht aanbod
aan interventies;
·
De acht gemeenten zoeken naar overeenstemming over de
functies die door een CJG minimaal geboden worden (functioneel model), dit is
onderdeel van de integrale visie. De wijze waarop het model verder wordt
ingevuld is variabel;
·
Een CJG is in principe bedoeld voor de periode -9 maanden
tot 23 jaar; het JGZ dossier is het basisdossier voor zorginhoudelijke
gegevensregistratie;
·
Er moet altijd voldoende ruimte zijn voor lokaal beleid en
variatie;
·
Een duidelijke bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling.
Samen optrekken
De acht gemeenten benadrukken dat
sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de
jeugdgezondheidszorg. Deze verantwoordelijkheid vloeit natuurlijk in de eerste
plaats voort uit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor aansturing van de
GGD Zuid Holland West. Maar hiermee is niet alles gezegd. De acht gemeenten
willen deze gezamenlijke verantwoordelijkheid ook als middel om schaalvoordelen
te benutten, kwaliteitswaarborgen te realiseren en natuurlijk als middel om
informatie uitwisseling en deskundigheidsbevordering mogelijk te maken. De acht
gemeenten willen nadrukkelijk samen opereren met uiteraard een voortdurend oog
voor de lokale verschillen in thematiek en benadering.
Gezonde
start
De acht gemeenten streven ernaar
dat het aanbod voor de jeugd van 0 tot 23 jaar en hun ouders zo passend en
toegankelijk mogelijk en de dienstverlening zo klantvriendelijk mogelijk
ingericht wordt. De zorg wordt georganiseerd vanuit het vertrekpunt van een
normale en gezonde ontwikkeling, waarin de meeste jongeren/gezinnen in staat
zijn om moeilijkheden zelf het hoofd te bieden of om dat te leren. Aan zorg
voor specifieke doelgroepen gaat een breed spectrum van algemene
basisvoorzieningen vooraf, bedoeld voor alle kinderen, jongeren en ouders. Deze
algemene basisvoorzieningen hebben, naast hun kerntaken, een sterk preventieve
werking.
De basis van de preventieve taak
van de JGZ ligt bij de uitvoering van een vastgesteld aantal contactmomenten in het kader
van het basistakenpakket. In de contactmomenten wordt gevolgd hoe de
ontwikkeling van een kind op een breed scala aan aspecten (medisch, sociaal
emotioneel etc.) verloopt. Als er afwijkingen worden geconstateerd of risico’s
worden gesignaleerd wordt door de JGZ-professionals handelend opgetreden. De
contactmomenten zijn belangrijke momenten waarop vroegtijdig kan worden
gesignaleerd of er redenen tot zorg zijn. Een hoog bereik van de doelgroep is
dus van groot belang.
Sluitend
aanbod
Aandacht voor preventie en voor
kinderen en ouders die zich ‘gezond’ ontwikkelen mag uiteraard niet ten koste
gaan van de zorg en aandacht die besteed moet worden aan kinderen, jongeren en
gezinnen waar problemen spelen. Gemeenten moeten voldoende ruimte en middelen
hebben en behouden om een gedifferentieerd, vraaggericht zorgaanbod te kunnen
bieden aan kinderen, jongeren en jonge volwassenen die dat nodig hebben. Vanuit
de ‘binnenring’ van algemene basisvoorzieningen moet de aansluiting met de zorg
voor specifieke doelgroepen (de jeugdzorg en de volwassenenzorg) goed geregeld
zijn. Vroegsignalering en effectieve samenwerking in het veld zijn
daarmee essentieel. Ook zal er een signalerende functie zijn als het gaat
om ontbrekend aanbod. Alle signalen vanuit de verschillende instellingen moeten
met elkaar in verband worden gebracht en de interne en externe zorg moeten
optimaal op elkaar aansluiten. Hulp mag niet gehinderd worden door arbitraire
leeftijdsgrenzen, een gebrek aan coördinatie of een onduidelijke
verantwoordelijkheidsverdeling.
Heldere verantwoordelijkheden
Een integrale, kwalitatief
hoogwaardige en efficiënte regionale jeugdgezondheidszorg zoals de acht
gemeenten in 2011 gerealiseerd willen hebben, vraagt om een heldere en
effectieve sturing op zowel beleid- als uitvoeringsniveau. De acht gemeenten
geven waar mogelijk samen en waar nodig ieder voor zich beleidsmatig sturing.
De GGD geeft in opdracht van de gemeenten sturing aan de uitvoering. Deze opzet
weerspiegelt twee principes:
(1) Bestuurlijke regie moet worden
vormgegeven op het schaalniveau van de betreffende beleidsvraagstukken en
–opgaven. Op het terrein van de jeugdgezondheidszorg is sprake van deels
bovenlokale en deels lokale problemen en opgaven.
Daarom ligt een gezamenlijke
bestuurlijke regierol van de acht gemeenten voor de hand, waarbij de gemeenten
voor lokale opgaven ook hun eigenstandige bestuurlijke regierol blijven
behouden.
(2) Regie op de uitvoering van
professionele taken vraagt om grote inhoudelijke bekendheid met deze taken en
dient daarom zo dicht mogelijk bij de uitvoering te worden belegd. De acht
gemeenten hebben ervoor gekozen de regie op de uitvoering op te dragen aan de
(directeur van de) GGD. Om de regie op de uitvoering te vereenvoudigen en de
samenwerking te versterken willen de gemeente binnen twee jaar een IJGZ
organisatie gerealiseerd zien.
Deze uitgangspunten vormen de kern
van de regionale visie, die kan worden samengevat met
De acht gemeenten van het samenwerkingsverband
Zuid-Holland West streven naar een integrale jeugdgezondheidszorg die 1.
voor alle inwoners van 0 tot 19 jaar en hun ouders of
verzorgers een toegankelijk en (in kwantitatieve zin) toereikend
informatie- en hulpaanbod biedt dat zo vroeg, zo licht en zo dicht mogelijk
bij huis wordt ingezet; 2.
georganiseerd is vanuit het vertrekpunt van een normale en
gezonde ontwikkeling, waarin de meeste jongeren/gezinnen in staat zijn om
moeilijkheden zelf het hoofd te bieden of om dat te leren; 3.
snel en adequaat wordt ingezet voor risicogroepen; 4.
ingebed is in de keten van het integraal jeugdbeleid dat
uitgaat van de levensperiode van -9 maanden tot 23 jaar; 5.
naadloos aansluit bij het integraal jeugdbeleid, zowel qua
benadering als in de samenwerking en informatie-uitwisseling met andere
partners in het jeugd- en onderwijsbeleid; 6.
gestalte krijgt binnen de Centra voor Jeugd en Gezin, waarin
daarnaast tenminste de vijf gemeentelijke functies en de aansluiting met
onderwijs en jeugdzorg tot de basisstructuur behoren; 7.
een zichtbare en praktisch merkbare regionale samenhang
vertoont op alle onderdelen waar dit geen afbreuk doet aan optimalisering
van de aanpak van lokale knelpunten, risico’s en speerpunten in de
jeugdgezondheidszorg; 8.
slagvaardig en effectief kan inspelen op nieuwe lokale en
bovenlokale ontwikkelingen en onder sterke bestuurlijke regie wordt
uitgevoerd; 9.
in 2010 zich georganiseerd heeft tot één
uitvoeringsorganisatie; 10. voldoet aan alle door
de wet gestelde eisen. In dit visiedocument
worden concrete stappen en actiepunten voor de jaren 2008 en 2009 geformuleerd. De acht gemeenten
willen dat de regionale IJGZ uiterlijk in 2010 voldoet aan deze 10 eisen.
Het motto
Hoofdstuk 4. De inhoudelijke
uitvoeringsagenda 2008-2009.
Vanuit de
gezamenlijke visie op de integrale Jeugdgezondheidszorg hebben de acht
gemeenten een uitvoeringsagenda 2008 – 2009 opgesteld. Deze agenda is leidend
voor de afspraken die de gemeenten met de partners over de ontwikkelingen in de
integrale Jeugdgezondheidszorg maakt. Deze agenda wordt dan ook voorgelegd aan
de partners met als opdracht te komen met een uitvoeringsplan om deze agenda in
periode 2008 – 2009 te realiseren. De eerste vier onderwerpen van de
uitvoeringsagenda vloeien voort uit de vorming van de Centra voor Jeugd en
Gezin. Deze onderwerpen maken onderdeel uit van het basismodel en dienen dan
ook in de uitwerking aandacht te krijgen.
De vijf
functies
Het tweede
prestatieveld binnen de WMO verplicht gemeenten aandacht te geven aan: “op
preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen bij het opgroeien
en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden". Deze taakstelling is uitgekristalliseerd in
de vorm van een vijftal functies. Elke gemeente geeft deze functies op eigen
wijze vorm. In deze paragraaf komt dan ook vooral de gezamenlijk op te pakken
punten aan de orde.
Informatie en advies
De functie van informatie en advies is bedoeld voor jongeren en ouders
op een laagdrempelige en toegankelijke manier informatie en advies te
verschaffen bij vragen over de gezondheid en ontwikkeling van jongeren en
opvoedingsvragen van de ouders. De acht gemeenten willen om deze functie goed
in te kunnen vullen, een inventarisatie van al het aanbod van de jeugd(gezondheid)zorg
wordt uitgevoerd, waarbij o.a. de aard van het aanbod en de contactadressen in
beeld worden gebracht. De gemeenten willen dat dit aanbod gemakkelijk en
voldoende toegankelijk is. Dit door een laagdrempelig en voldoende toegankelijk
CJG (al dan niet in fysieke zin), maar ook door bijvoorbeeld ontsluiting van
het aanbod via gezamenlijke PR richting de ouders en jongeren, een gezamenlijke
website en een gezamenlijk telefoonnummer voor de JGZ voor de gehele regio.
Licht pedagogische hulp
In alle acht
gemeenten zijn organisaties actief die licht pedagogische hulp bieden. Daarvan
wordt een inventarisatie gemaakt. Mogelijk zijn schaalvoordelen te bereiken
door gezamenlijk te bezien of het mogelijk is een regionaal aanbod te
realiseren. Uitgangspunt blijft dat de aansluiting op de vraag op een zo laag
mogelijk niveau dient plaats te vinden. Dat kan een buurt zijn, een dorpskern
of een groter gebied. Elke gemeente heeft ook eigen instrumenten ontwikkeld om
zicht te krijgen en te houden op de specifieke problematiek en behoeften.
Hierover vindt uitwisseling tussen de gemeenten plaats om te bezien in hoeverre
harmonisatie en meer afstemming wenselijk is en tevens een kwaliteitslag zou
betekenen.
Signalering en toeleiding
Het beleidskader 2007 geeft duidelijk
aan dat vroegtijdige signalering een belangrijke prioriteit is. Alle gemeenten
willen een sluitend systeem van signalering naar snelle en passende
interventie. In de leeftijdsgroep 0-4 jaar speelt het consultatiebureau in
samenwerking met de kinderdagverblijven en de peuterspeelzalen een cruciale
rol. In de latere leeftijdsgroepen speelt ook de school en mogelijk ook de
informatie vanuit buurt/dorpskern hierin een rol. Een bovenlokale aanpak ligt
in het verschiet bij de oudere jeugd. Overgangsmomenten van het ene
schoolsysteem naar het andere zijn belangrijke momenten in preventief opzicht:
de acht gemeenten checken gezamenlijk en afzonderlijk of zij in preventief
opzicht voldoende doen om “er zo vroeg mogelijk bij te zijn”.
Zorgcoordinatie
Bij de zorgcoördinatie gaat het om de vraag hoe de coördinatie is
vormgegeven van de zorg – en steunverlening in de zgn “multiproblem” gezinnen.
Vaak zijn meerdere hulpverleners actief binnen deze gezinnen, wat nadrukkelijk
om coördinatie vraagt. Het is wenselijk dat in een dergelijke situatie een
hulpverlener als casemanager fungeert en verantwoordelijk is voor “één gezin;
één plan”. De discussie richt zich vooral op de vraag bij wie de
verantwoordelijkheid en de doorzettingsmacht ligt om een dergelijke ‘casemanager’
voor de betreffende gezinnen aan te wijzen.
In 2008 willen de gemeenten met ondersteuning van JSO en in samenwerking
met de uitvoeringsorganisaties de zorgcoördinatie concreet uitwerken waarbij
gestreefd wordt naar een regionaal uitgewerkt model, dat lokaal ingekleurd kan
worden naar specifieke omstandigheden. Hiermee bereiken de acht gemeenten dat
de uitvoeringsorganisaties in alle gemeenten kunnen werken met een zo eenduidig
mogelijk model van zorgcoördinatie.
De schakel
met geďndiceerde Jeugdzorg
Met de
meeste jeugdigen gaat het goed, met een deel van de jeugdigen gaat het echter
minder goed. Zij hebben problemen in de ontwikkeling, in de thuissituatie of
een combinatie daarvan. Het is voor de jeugdige van groot belang om de
problemen in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren en zo snel mogelijk,
zo licht mogelijk en zo dicht bij huis als mogelijk, hulp te bieden. Alle acht
gemeenten hebben daarvoor eigen voorzieningen ontwikkeld, waarbij de eerder
genoemde Centra voor Jeugd en Gezin als nieuw concept meer samenhang
mogelijk moet maken. Indien problemen
niet opgelost kunnen worden in de preventieve jeugdzorg, moet de jeugdige een
beroep doen op de gespecialiseerde jeugdzorg. Toegangspoort hiervan is Bureau
Jeugdzorg. De gemeenten moeten er in samenwerking met het stadsgewest op
toezien dat de toeleiding zo vlot mogelijk verloopt, zonder extra
bureaucratische handelingen en nog steeds zo dicht mogelijk bij huis. Een nader
onderzoek om daarin duidelijkheid te brengen wordt gestimuleerd. Doelstelling
is: ‘geen jeugdigen tussen wal en schip’. Dit willen we bereiken door in het
overleg met bureau Jeugdzorg aan te sturen op:
·
zo decentraal mogelijk te indiceren;
·
indicering koppelen aan de Centra voor Jeugd en
Gezin.
Hierin streven de gemeenten naar
harmonisatie van de gekozen uitwerking. Dit gebeurt in samenspraak met het
stadsgewest.
De schakel
met zorgstructuren
Het doel van zorgstructuren is te bevorderen dat, waar nodig, hulp
geboden wordt volgens het principe zo dicht mogelijk bij huis, in zo licht
mogelijke vorm en zo kort durend als mogelijk. Een multidisciplinaire aanpak
moet leiden tot de juiste interventie en verwijzing en goede afstemming tussen
betrokken instellingen in de uitvoering. De JGZ vervult een belangrijke rol in
deze netwerken vanwege het eigen grote bereik en gelet op de intensieve
contacten met scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Juist ook omdat
de JGZ aanwezig is in al deze netwerken, kan zij ook een verbindende factor
vervullen tussen deze netwerken. Afgezien van de reguliere contactmomenten in
het kader van het basistakenpakket speelt de JGZ een belangrijke rol in de
zorgstructuren. Om de schakel met de
zorgstructuren te versterken willen de gemeenten de volgende activiteiten laten
uitvoeren:
-
Om de oudere groep jeugdigen
beter in beeld te krijgen, willen de acht gemeenten onderzoeken hoe en onder
welke voorwaarden een extra contactmoment voor de 15- of 16-jarige leeftijd kan
worden ingevoerd. In dit extra contactmoment kan, behalve aan de algemene
gezondheid van de jongere, vooral ook aandacht aan de leefstijl en risicogedrag
besteed worden. Dit sluit ook aan op de inhoudelijke speerpunten van 2008 –
2009. Dit extra contactmoment kan verschillende gedaanten aannemen, variërend
van gericht op de gehele leeftijdsgroep tot juist gericht op specifieke, nader
te omschrijven groepen. Ook is het voorstelbaar om in de duur van het contact
te variëren: voor jongeren met wie het goed gaat wordt minder tijd en voor
jongeren met wie het niet goed gaat juist meer tijd beschikbaar gesteld. Een
risicoanalyse kan hiervoor een basis bieden.
-
De acht gemeenten willen
bevorderen dat de JGZ betrokken is bij de zorgnetwerken binnen het lager en
middelbaar beroepsonderwijs.
-
De uitvoeringsorganisaties komen
met concrete voorstellen om een kwaliteitsverbetering te realiseren van de
coördinatie in de zorgnetwerken. Hierbij kan gedacht worden aan scholing,
onderling intervisie etc.
-
De schakel met de volwassenenzorg
dient versterkt te worden. Ten behoeve van de doelgroep 18+ gaat het dan
om een goede overgang van de zorgstructuren en hulp binnen de jeugdketen op de
structuren in de volwassenenzorg. Voor de gehele doelgroep kinderen en jongeren
gaat het bovendien om een goede aansluiting op verschillende vormen van
hulpverlening die binnen de keten van volwassenenzorg aanwezig zijn, zoals het
Kindspoor in het kader van huiselijk geweld en Bureau Basiszorg voor kinderen
van ouders met psychiatrische of verslavingsproblemen.
EKD
Het EKD vormt de basis voor een
effectieve regie op de zorg. De GGD is eindverantwoordelijk voor de
implementatie van het EKD. Totdat een
keuze voor een systematiek is gemaakt, zorgt de GGD ervoor dat de
gezondheidsinformatie zodanig toegankelijk is dat relevante gegevens voor
individuele en collectieve preventie of onderzoek snel beschikbaar zijn. Een
van de belangrijkste punten bij de ontwikkeling van het EKD is de aansluiting
op andere registratiesystemen, zowel op gemeentelijk niveau als op
registratiesystemen die door andere ketenpartners gebruikt worden. De acht gemeenten
streven ernaar om bij de implementatie van het EKD in de regio uit te gaan van
een bredere insteek dan alleen de gegevens van de jeugdgezondheidszorg. Dit
betekent niet per definitie dat toegewerkt moet worden naar een geďntegreerd
systeem, maar wel dat tenminste een goede aansluiting gerealiseerd wordt tussen
de gegevensverzameling in het onderwijs en die in de (jeugd- en
volwassenen)zorg.
De acht gemeenten handhaven de
doelstelling om in 2009 een geďmplementeerd EKD te hebben. Dit binnen de
landelijke kaders, die voor het eind van dit jaar door het Programmaministerie
Jeugd en Gezin worden opgesteld. De uitvoeringsorganisaties dienen dan ook een
plan van aanpak te ontwikkelen om dit uiterlijk in 2009 te kunnen realiseren.
Streven is één systeem voor de gehele regio te ontwikkelen.
Diverse gemeenten binnen de regio
hebben een lokale verwijsindex ontwikkeld waarin niet alleen opgenomen is dat
er een signaal is, maar ook wat er gesignaleerd is. Daarmee is deze
verwijsindex breder dan het landelijke model. Onderzocht zal worden of het
wenselijk is om deze ontwikkelde verwijsindex regionaal in te voeren.
Inhoudelijke
speerpunten
De acht gemeenten willen
gezamenlijk een aantal inhoudelijke thema’s aandacht geven. Deze inhoudelijke
thema’s vloeien voort uit de al eerder aan de orde gestelde nota: “Kiezen voor
een gezond leven” en zijn ook bevestigd in het beleidskader dat eind 2006 is
vastgesteld. Het gaat om tegengaan excessief alcoholgebruik onder de jeugd, de
problematiek van overgewicht en depressies. Deze thema’s zijn ook bevestigd
door het AB van de GGD. Van het beschikbare budget voor aanpak van inhoudelijke
thema’s is 70 % bedoeld voor uitvoering van genoemde thema’s. Elke gemeente is
daarnaast natuurlijk vrij om ook eigen thema’s onder de aandacht te brengen,
zoals seksualiteit of de drugsproblematiek. De acht gemeenten hebben de GGD
gevraagd de alcoholproblematiek onder jongeren vanaf 12 jaar als inhoudelijk
actiepunt uit te werken. Er zijn alarmerende signalen over al op zeer jeugdige
leeftijd gebruiken van alcohol. In aansluiting op landelijke campagnes willen
de acht gemeenten in de uitvoeringsplannen van de GGD terugzien hoe dit thema
per gemeente aandacht krijgt. Een tweede aandachtspunt betreft de problematiek
van overgewicht.
De acht gemeenten willen in het
kader van de contactmomenten oog krijgen voor aard en omvang van deze
problematiek, zodat gericht algemene en meer specifiek op het kind gerichte
maatregelen kunnen worden voorbereid. In 2009 zal de aandacht tevens uitgaan
naar het vroegtijdig onderkennen van depressies.
Hoofdstuk 5. Voorwaarden voor
het uitvoeringsplan.
In lijn met
de uitvoeringsagenda heeft de GGD tot taak om een uitvoeringsplan op te stellen
waarmee duidelijk wordt hoe uitvoering wordt gegeven aan de door de acht
gemeenten opgestelde uitvoeringsagenda. Het plan wordt op onderdelen zoals
genoemd in hoofdstuk 4 specifiek en tijdgebonden (SMART) beschreven. De GGD
formuleert uitvoeringsvoorstellen, die ambtelijk worden getoetst aan de
vigerende kaders en na een bestuurlijk akkoord in uitvoering worden genomen. De
financiële consequenties van het uitvoeringsplan worden in de begroting van de
GGD opgenomen.
Daarbij
dient ook aandacht te worden besteed aan de randvoorwaarden, organisatie en
communicatie.
Organisatie: formele projectstructuur en
verantwoordelijkheden
De acht
gemeenten van de regio GGD-ZHW zijn de opdrachtgevers voor de uitvoering van
het uniform basistakenpakket van de JGZ en het maatwerkdeel van het
basistakenpakket. Met het besluit om de coördinatie over de uitvoering van de integrale JGZ aan de
GGD over te dragen via een mandaatconstructie en een daarbij behorende
uitvoeringsregeling, blijft de gemeente (juridisch) verantwoordelijk voor de
jeugdgezondheidszorg in de eigen gemeente. De gemeenten stellen een regionaal
beleidskader op, de GGD-ZHW maakt op basis daarvan – en geadviseerd door de
thuiszorg – een uitvoeringsplan. Het uitvoeringsplan bevat een inhoudelijk deel
(de producten voor 0-19 jarigen), een financieel deel (de totale kostprijs van
alle producten) en een overzicht van gegevens waarover gerapporteerd wordt. Het
uitvoeringsplan is mede de basis voor subsidie aan de vier
thuiszorgorganisaties voor de uitvoering van hun deel van de zorg. De GGD is
eindverantwoordelijk voor de implementatie.
Ten aanzien
van de organisatie en projectstructuur stellen de gemeenten de volgende
doelstellingen:
Organisatie: verbeterpunten voor de bestuursstructuur
Niet alleen de projectstructuur, ook
de bestuursstructuur moet verder worden verstevigd. Dat kan door de
uitwisseling te verbeteren en scherpere bestuurlijke afspraken te maken, niet
alleen over het gewenste resultaat, maar ook wat ieders bijdrage daaraan is en
hoe het toezicht op de uitvoering van de afspraken wordt geregeld.
Communicatie
Er dient een goede communicatie
naar de burgers plaats te vinden over de ontwikkelingen binnen de JGZ en de
Centra voor Jeugd en Gezin. Een communicatiewerkgroep is aan de slag om
hiervoor voorstellen te doen. Een logo is inmiddels ontwikkeld.
Hoofdstuk 6 Financiën
Recent heeft het rijk laten weten
de voor de JGZ beschikbare middelen in de vorm van een brededoeluitkering (BDU)
Jeugd en Gezin uit te keren. Deze doeluitkering omvat alle huidige specifieke
regelingen. In totaal wordt naar verwachting 200 miljoen extra voor de JGZ
uitgetrokken. Deels betreft dit een extra impuls en deels gaat het om 100
miljoen geoormerkte toewijzing van het accres op het gemeentefonds. Hierover
zijn afspraken gemaakt met de VNG. De acht gemeenten hebben nog onvoldoende
helder of met de extra impuls en met de bundeling van geldstromen een tweetal
nu spelende problemen kunnen worden aangepakt.
In de eerste plaats is het
wenselijk om met de extra budgetten de
tekorten aan te pakken. Uit verschillende recente onderzoeken blijkt dat de
totale middelen voor de uitvoering van de integrale JGZ tekort schieten.
Specifieke knelpunten doen zich voor ten aanzien van de openbare
gezondheidszorg voor 0-4 jarigen vanuit de Rsu JGZ, de onderdelen van het
basistakenpakket voor 4-19 jarigen, de vorming van CJG, bemensing van
Zorgadviesteams, het EKD en opvoedondersteuning. Deze tekorten zijn deels
incidenteel en deels structureel van aard. Begin 2008 is duidelijk op hoeveel
budget de acht gemeenten mogen rekenen; dan kan ook worden bezien in hoeverre
het lukt om de knelpunten duurzaam op te lossen.
In de tweede plaats biedt de
bundeling van geldstromen de mogelijkheid de problemen verbonden aan de
versnipperde financiering aan te pakken. In 2007 hebben de gemeenten al een
aantal afspraken vastgelegd over de financieringssystematiek en verantwoording
van de gemeentelijke middelen voor de IJGZ. Uitvoering van deze afspraken moet
de verantwoording via de gemeentelijke jaarrekening 2007 vergemakkelijken. De
vorming van een BDU maakt in principe een transparanter financiering – en
verantwoordingssystematiek mogelijk van de GGD, waarvan de bekostiging naar
rato van het inwonertal van de acht gemeenten plaatsvindt. Dat vergt wel
afspraken hoe de gegevens uit de jaarrekening van de GGD aansluiten bij de
gegevens die de gemeenten voor hun jaarrekening nodig hebben.
Tot slot is gewag gemaakt van enige
frictiekosten als gevolg van implementatie van de nieuwe werkstructuur. Het
uitgangspunt om de regionalisering budgettair neutraal uit te voeren is tot nu
toe gestand gedaan maar dit staat wel onder druk. De GGD maakt gewag van extra
kosten verbonden aan implementatie van de nieuwe werkstructuur. De acht
gemeenten willen nauwkeurig inzicht in aard en omvang van deze kosten om een
standpunt te kunnen bepalen.
[1] Deze wet gaat over in de Wet Publieke Gezondheid per 2009
[2] Bron: Productenboek GGD Zuid Holland
West, deel 1
[3] Bron: Productenboek GGD Zuid Holland West, deel 2
[4] Wassenaar: Valent RDB, Rijswijk en
Leidschendam-Voorburg: Florence, Zoetermeer: VierstroomZorgring, Delft/
Pynacker-Nootdorp/ Westland/ Midden-Delfland: Careyn