Registratienr: 362474
Nota jeugdbeleid Delft
2008-2011
1.1 Waarom
een integrale jeugdnota
1.3 De
leeftijdsfasen in de nota
1.5 Relatie
met bestaand beleid
1.6 Totstandkoming
van de nota
2.1 Het
kader van het jeugdbeleid
2.3 Ook
voor kinderen in achterstands- en probleemsituaties
2.4 Betrokkenheid
van ouders en jongeren is essentieel
2.5 Grenzen
stellen hoort erbij
2.6 De
reikwijdte van het Delftse jeugdbeleid
2.7 Vertaling
van de visie in thema’s
Hoofdstuk 3 Van baby tot kleuter
3.3.1 Centra voor Jeugd en Gezin
3.4 De
tweede ring: kinderopvang en peuterspeelzaal
3.5 De
derde ring: ontdekking van de wereld
3.7 Zo
gaan we het beleid volgen
Hoofdstuk 4 Kindvriendelijke stad (van kleuter tot tiener)
4.2 De
ontwikkeling van kritisch burgerschap
4.3.3 Plusaanpak, mentorprojecten en huiswerkprojecten
4.6 Veiligheid,
wonen en gezondheid
4.8 Zo
gaan we het beleid volgen
Hoofdstuk 5 Van tiener tot puber
5.2 Meedoen!
in de samenleving
5.3 Veiligheid,
uitgaan en gezondheid
5.8 Zo
gaan we het beleid volgen
Hoofdstuk 6 Van puber naar volwassene
6.2 Zelfstandige
en zelfredzame burgers
6.5 Uitgaan
en recreatieve broedplekken
6.6 Kennisdelen
en ondernemerschap
6.7 Zo
gaan we het beleid volgen
Hoofdstuk 7 Uitvoeringsprogramma onderwijs
7.2 Relatie
speerpunten onderwijsbeleid - jeugdbeleid
7.3 Doorlopend
onderwijsbeleid
7.3.1 De Delftse plus op onderwijs en
de ondersteuning van het onderwijs
7.3.2 DIA II (Delftse Informatiserings-
en Automatiseringsafspraak)
7.3.3 De Delftse onderwijsmonitor
7.5 Relatie
schoolbesturen en gemeente
8.2 Financiën
speerpunten nieuw beleid
Hoofdstuk 9 Samenvatting en voorstel
9.1.5 Voorstellen (ver)nieuw(d) beleid
Bijlage 1 Externe medewerkenden aan de nota
2. Geraadpleegde
externe deskundigen
3. Advies
en procesondersteuning
Bijlage 2 Lijst met afkortingen
Overzicht van gehanteerde afkortingen
Jeugdbeleid in Delft is geen nieuw fenomeen. In de
gemeentelijke programmabegroting worden op een breed terrein van het
jeugdbeleid thema’s genoemd die in samenhang worden ontwikkeld, namelijk: brede
school, opvang en sport, schoolloopbaan en relatie arbeidsmarkt,
jeugd(gezondheids)zorg, vrije tijd en jongerenparticipatie en voorzieningen
voor jeugd en onderwijs. In het collegeprogramma 2006 – 2010 van de gemeente
Delft staat ook een doelstelling voor het integrale jeugdbeleid geformuleerd,
namelijk: ‘Het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen en jongeren in de
leeftijd van 0 tot 23 jaar. Jeugd met dreigende achterstanden krijgt extra
aandacht binnen een zoveel mogelijk sluitende aanpak. Onder het motto “Delft,
kindvriendelijke stad” zet het college breed in vanuit verschillende
beleidsvelden, zoals onderwijs, speelplekken, anti-armoede- beleid en werk,
(verkeers)veiligheid, natuur en milieu, sport en gezondheid.
De meerwaarde van een integrale jeugdnota ligt in
het formuleren van een breed gedragen visie van de gemeente Delft op het
jeugdbeleid. Een visie die is ontstaan in samenspraak met jongeren en met
professionals die in hun dagelijks werk met jongeren te maken hebben. Vanuit
die visie is geformuleerd welke thema’s de komende jaren actueel zullen zijn,
de resultaten die we willen behalen en op welke wijze de gemeente en inwoners
van Delft samenwerken. Deze benadering leidt ook tot een nieuwe en actuele
doelstelling van het Delftse jeugdbeleid, die u aantreft in hoofdstuk 2.
Het is gebruikelijk om het gemeentelijk beleid op
te delen in de beleidsvelden, zoals aan het begin van dit hoofdstuk opgesomd.
Vanuit het perspectief van kinderen en ouders ligt dat anders. Onderwijs,
opvang, sport, vrije tijd, participatie en zorg, zijn allemaal onderwerpen die
niet los van elkaar gezien kunnen worden en in het leven van een kind of
jongere verweven zijn. Om de samenhang te benadrukken is in deze nota gekozen
voor een indeling die uitgaat van het kind of de jongere zelf.
De meest logische doorgaande lijn is de groei van
baby tot ondernemende basisschool-leerling en jongere die eigen keuzes maakt.
Daarom zijn er hoofdstukken gewijd aan de leeftijdsgroepen –9 maanden tot 4
jaar, van 4 tot 12, van 12 tot 16 en van 16 tot 23 jaar. Vanuit het geheel
ontstaat een doorgaande lijn in de ontwikkeling van de jeugd en van wat in die
verschillende perioden een adequate vorm van gemeentelijke bemoeienis is. In elk
hoofdstuk zijn de ambities en de beleidsdoelstellingen voor de betreffende
leeftijdsgroep opgenomen. Eén opmerking daarbij: sommige onderwerpen hebben
betrekking op meer dan één leeftijdsfase.
Omwille van de leesbaarheid wordt zo’n onderwerp één keer besproken. Behalve de visie en de doelstellingen zijn er
in elk hoofdstuk voorstellen (ver)nieuw(d) beleid uitgewerkt waarmee de doelstellingen worden omgezet in concrete
acties.
In de eerste fase, van 0 tot 4 jaar staan de ouders
centraal als opvoeders van de kinderen, maar ook met hun vragen en
ondersteuningsbehoeften in deze, voor de ontwikkeling van kinderen belangrijke
leeftijd. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om in een zo vroeg mogelijk
stadium risico’s te signaleren, waardoor latere problemen zoveel mogelijk
voorkomen kunnen worden. Voor- en vroegschoolse educatie en de
jeugdgezondheidscentra zijn krachtige instrumenten om snel bij te sturen. In de
tweede fase, van 4 tot 12 jaar staat de educatieve ontwikkeling voorop. De
school staat centraal, maar wel met de belangrijke opgave om aansluiting te
zoeken bij andere instellingen zodat kinderen optimaal gebruik kunnen maken van
de mogelijkheden om zich te ontwikkelen.
Ook is
een uitdagende omgeving nodig voor de
ontwikkeling, zoals in de naschoolse opvang, sporten in de wijk, brede
schoolactiviteiten en (informele) speelplekken in de openbare ruimte
(kindvriendelijke stad). In deze fase is de rol van ouders onontbeerlijk. In de
leeftijd van 12 tot 16 jaar gaan jeugdigen en jongeren steeds meer
onafhankelijk opereren en nemen zij hun plaats in de publieke ruimte in. In
deze fase blijft het noodzakelijk om alert te zijn op risico’s die jongeren
lopen en de mogelijkheden te benutten om bij te sturen indien noodzakelijk. In
de laatste leeftijdsgroep van het jeugdbeleid, 16 tot 23 jaar, staat de
overgang naar volwassenheid centraal. De ouders verdwijnen naar de achtergrond
en jongeren functioneren steeds meer als (economisch en sociaal) zelfstandige
en verantwoordelijke individuen. De bemoeienis van de overheid heeft hier
vooral betrekking op het ingrijpen bij uitval en probeert jongeren die in de
problemen zijn gekomen weer op het goede spoor te zetten.
Voorafgaand aan de hoofdstukken over de leeftijdsgroepen
wordt eerst uiteengezet vanuit welke visie de gemeente Delft kinderen en
jongeren benadert en welke thema’s daarbij richtinggevend zijn. In de daarop
volgende hoofdstukken, waarin steeds één leeftijdsgroep centraal staat, wordt
een relatie gelegd tussen deze visie, de thema’s en de doelstellingen die voor
die leeftijdsgroep relevant zijn. Na de leeftijdsgebonden hoofdstukken volgt
een hoofdstuk over het bestaand beleid en de relatie met het
Onderwijsbeleidsplan, gevolgd een hoofdstuk over de financiën. Het laatste
hoofdstuk negen bevat een samenvatting en het voorstel aan de gemeente
raad.
Delft heeft al veel ervaring met integraal
jeugdbeleid. Er zijn al op verschillende deelterreinen nota’s verschenen.
Sommige van die nota’s hebben op onderdelen betrekking op de jeugd, zoals de
cultuurvisie en de woonvisie, andere hebben in hun geheel betrekking op
kinderen en jongeren zoals het Onderwijsbeleidsplan (OBP). Omwille van de
leesbaarheid is het bestaand beleid niet uitputtend in deze nota opgenomen. In
deze nota ligt het accent op nieuw beleid en op het aanbrengen van samenhang
tussen de deelterreinen.
Als gevolg van het verschijnen van de jeugdnota zal
het OBP als afzonderlijk beleidsdocument ophouden te bestaan. Dit overigens met
ruimhartige instemming van de schoolbesturen in Delft. Een overzicht van het
bestaande beleid op het gebied van jeugd en onderwijs is terug te vinden op de
website, www.gemeentedelft.info/jeugdbeleid
. Deze jeugdnota zelf raakt aan andere nota’s waaronder het Delftse beleidsplan
in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De reikwijdte van
de jeugdnota is echter veel breder dan het jeugd-prestatieveld (veld 2) binnen
de WMO.
Ongeveer tegelijkertijd met de jeugdnota verschijnt
de gezondheidsnota. We hebben ervoor gekozen de inhoudelijke gezondheidsthema’s
die de jeugd raken in de gezondheidsnota op te nemen. Het is bijvoorbeeld niet
handig de lijn bewegen-overgewicht-diabetes-ziekte over meerdere nota’s te
verdelen. Wel laat de jeugdnota zien hoe meer bewegen in de samenwerking
buurt-onderwijs-sport (BOS) wordt georganiseerd. Iets vergelijkbaars geldt voor
alcoholmatigings- en -handhavingsbeleid. Deze thema’s vindt u in de gezondheidsnota
ook weer waar zij jeugd raken.
De jeugdnota heeft ook een relatie met de
stadsvisie, met name de elementen uit jeugdnota die zijn gericht op
participatie en verbindingen tussen groepen. De jeugdnota is een van de
stedelijk kaders die ten grondslag aan de stadsvisie liggen. De gemeente Delft
beschouwt het als een van haar kernopdrachten om in de stad (sociale)
verbindingen tot stand te brengen. Delft
wil graag een stad zijn waarin het goed wonen en leven is. Delft wil ook
een stad zijn waarin iedere Delftenaar zich thuis kan voelen, perspectief en
keuzemogelijkheden heeft, prettig woont (zo lang mogelijk zelfstandig) en
samenleeft met andere Delftenaren. Hierbij is samen leven een rode draad. In
het WMO beleidsplan wordt onder de noemer ‘Delft voor elkaar’ invulling gegeven
aan modern burgerschap dat ook weer terugkomt in de jeugdnota.
Burgers dragen eigen verantwoordelijkheid en hebben
ruimte en keuzevrijheid die zij bereid zijn in te zetten ten behoeve van de
stad en stadsgenoten. Vanuit het jeugdbeleid ligt de nadruk hierbij op de
kerndoelstelling “opgroeien”.
Voor het opstellen van de Delftse jeugdnota is
gekozen voor een interactieve aanpak.
Ter voorbereiding op de nota is aan de hand van een
informatieve startnotitie in drie bijeenkomsten intensief gesproken in de
zogeheten Meedenkgroep[1],
waaraan mensen uit verschillende sectoren van de Delftse samenleving hebben
deelgenomen. De meedenkgroep heeft zich in een later stadium ook gebogen over
een eerste concept-versie van de tekst. Omdat jeugd raakt aan vele
beleidsterreinen, is ook gesproken met individuele leden van het College van
Burgemeester en Wethouders.
De resultaten van deze gesprekken zijn verwerkt in
een zogenaamde ‘aanzetnota’ waarin de visie en de thema’s van het jeugdbeleid
zijn weergegeven. De aanzetnota is besproken in LOKABEL (het formele
overlegorgaan op het gebied van onderwijs in Delft), de raadscommissie WIJZO en
met Delftse jongeren waaronder de Delftse Jongerenraad en (vertegenwoordigers)
van de leerlingenraden van drie Delftse scholen voor voortgezet onderwijs. Op
28 november 2007 is, eveneens op basis van de aanzetnota een brede conferentie
gehouden voor professionals werkzaam op het terrein van jeugd en onderwijs,
waarin zo’n 140 deelnemers intensief met elkaar van gedachten hebben gewisseld
over de inhoud van het Delftse jeugdbeleid. In januari 2008 is in een
‘jeugdweek’ op 20 momenten in Delft met meer dan 350 Delftse jongeren gesproken
over hun opvattingen en wensen ten aanzien van gemeentelijk jeugdbeleid.
Op basis van deze inbreng is een conceptnota
integraal jeugdbeleid opgesteld waarin vooral de visie en het theoretisch
beleidskader zijn verwoord. Deze concept-nota is voorgelegd aan een aantal
deskundigen op het gebied van het jeugdbeleid. Hun commentaar is in de nota
verwerkt. Het resultaat van deze aanpak is een met al deze betrokkenen
besproken en gedeelde visie op de kern van het jeugdbeleid in Delft.
Integraal jeugdbeleid kan niet zonder een visie op
de toekomst van kinderen: wat hebben kinderen voor hun opgroeien in deze
samenleving nodig en wat zijn hun onvervreemdbare grondrechten? In het
Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK) dat ook door
Nederland is ondertekend, zijn de grondrechten van het kind opgenomen, zoals
recht op bescherming, recht op opvoeding, op onderwijs en op meedoen. Om in
onze complexe kennissamenleving te kunnen meedoen hebben kinderen een aantal
basisvaardigheden nodig: zelfsturing, sociale binding, democratisch burgerschap
en talentontwikkeling, waarvoor onderwijskansen ongelooflijk belangrijk zijn.
Onderwijs is een belangrijke voorspeller van maatschappelijk succes en daarom
moeten de kansen voor kinderen en jongeren in het onderwijs maximaal benut
worden. In integraal jeugdbeleid vormt het kind met zijn eigen behoeften en
mogelijkheden het uitgangspunt. Maar het kind functioneert altijd in een
sociale omgeving. Dat betekent dat er een afstemming moet zijn tussen de drie
leefmilieus (gezin, school en vrije tijd en straat) en dat er een
ketenbenadering moet zijn, dat wil zeggen dat instanties en sectoren moeten
aansluiten en samenwerken om kinderen veiligheid te bieden in risicovolle
situaties.
Een visie op het jeugdbeleid veronderstelt een
visie op de wijze waarop een samenleving kan bijdragen aan het vergroten van de ontwikkelingskansen van
kinderen en jongeren. Daarbij geldt ook dat een goed jeugdbeleid niet
alleen van belang is voor de sociale en culturele ontwikkeling van de stad,
maar nadrukkelijk ook voor de economische ontwikkeling. In de afgelopen jaren
heeft de visie op jeugd zich in toenemende mate ontwikkeld tot een
probleemgerichte benadering, waarin het beleid zich richt op het zoveel
mogelijk adequaat reageren op mogelijke signalen dat het met kinderen niet goed
gaat. Kenmerkend voor deze benadering
is dat ‘opgroeien’ en het opvoeden van kinderen en jeugdigen worden
geassocieerd met allerlei mogelijke risico’s, waarin de ervaringen en beleving
van kinderen en jeugdigen zelf meer naar de achtergrond dreigen te raken.
Volwassenen praten meer en meer over de jeugd dan met de jeugd zelf. Het gevaar
is dat volwassenen, professionals en beleidsmakers, meer en meer vervreemden
(uit het oog verliezen) van wat er in de leefwereld van kinderen en jongeren
speelt.
In
Delft willen we de komende tijd vanuit een ander perspectief naar de jeugd
kijken. Wij willen kinderen en jongeren positief benaderen, waarbij we
ervan uitgaan dat kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf steeds
meer keuzes kunnen maken en daarmee ook zullen bijdragen aan een vrolijker
en sterker Delft. Ieder kind is uniek en moet de kans hebben ergens haar of
zijn hart in te leggen. Waarin precies is niet zo belangrijk, het gaat er
om dat ieder kind of iedere jongere meedoet en zich erkend weet.
Door op deze wijze naar kinderen en jongeren te
kijken, krijgen we meer vertrouwen in hun kracht en kunnen we hen gerichter
ontwikkelingskansen bieden.
Kortom: de visie op het jeugdbeleid vraagt om
uitdagende ingrediënten om zodoende te komen tot een positief pedagogisch
stadsklimaat. Hierin zijn de sociale omgeving en de fysieke omgeving
met elkaar vervlochten . Binnen de eerste ring van het gezin
bijvoorbeeld gaat het natuurlijk om de onderlinge relaties en de opvoeding die
kinderen krijgen. Daarbij is echter een geschikte woonsituatie en de directe
woonomgeving ook erg belangrijk.
Binnen de tweede ring van
(brede) school en kinderopvang is net zo goed én de sociale én de fysieke kant
van belang en dat geldt ook voor de derde ring van vrije tijd, spelen, sport en
uitgaan. “It takes a whole village to raise a child”,
wordt vaak gezegd. En met erkenning van de centrale rol van ouders, de grote
verantwoordelijkheid van de
professionals in de tweede ring en het belang van het werk in de derde
ring, zijn we al een heel eind in de discussie over verantwoordelijkheden.
Gek genoeg blijft de verantwoordelijkheid van het
kind of de jongere zelf vaak buiten beeld.
Het is bijvoorbeeld opvallend ingewikkeld om in ons onderwijssysteem de
leerling verantwoordelijk te maken voor zijn of haar leerproces.
Jeugdparticipatie loopt ook nog wel eens uit op het door jongeren laten
formuleren van ‘wat ze willen’, zonder
te vragen wat ze daar zelf aan zouden kunnen doen. In de WMO gaat het vaak over
burgerschap. Het is goed ook in onze visie op de Delftse jeugd daar iets van te
laten doorklinken.
In
een positieve visie op Delftse kinderen en jongeren past dat anderen hen
serieus nemen, maar het betekent net zo goed dat jongeren aanspreekbaar
zijn op hun keuzes en dat van hen verwacht mag worden dat ze meedoen en
meehelpen. De omgeving schept daartoe kansen en stimuleert, maar het hoe en
wat kan meer aan jongeren worden
overgelaten.
De ontwikkelingsgerichte benadering gaat ervan uit
dat ruimte bieden voor alle kinderen een belangrijke voorwaarde is voor
ontwikkeling en groei. In die zin is jeugdbeleid gericht op alle kinderen en
jongeren. Dat neemt niet weg dat er grote verschillen zijn te constateren in de
mate waarin kinderen die ontwikkelingskansen krijgen aangeboden. Sommige
kinderen hebben ‘van huis uit’ meer kansen, zowel materieel als immaterieel:
een zorgzame en belangstellende omgeving met voldoende mogelijkheden om te
investeren in ontplooiing en talentontwikkeling door te participeren in clubs,
verenigingen of cursussen. Andere kinderen krijgen deze kansen op een of
meerdere terreinen niet. Hun omgeving schiet tekort in het bieden van
veiligheid, zorg en aandacht of er zijn financiële, sociale of fysieke
belemmeringen om te spelen en vrienden te maken. Bij de kinderen die extra
aandacht nodig hebben, behoren ook de kinderen die vanwege een fysieke
beperking of handicap, zowel lichamelijk als verstandelijk, extra voorzieningen
nodig hebben om zich volledig te kunnen ontplooien.
In Delft willen we ook oog hebben
voor tekorten in ontwikkelingsmogelijkheden die zich kunnen voordoen. Niet
om als samenleving die tekorten volledig te compenseren en daarmee de rol
van opvoeder zonder discussie over te nemen, maar om maatregelen te nemen
die de omgeving in staat stelt om de verantwoordelijkheid voor de
ontwikkeling van kinderen weer op zich te nemen, zo nodig met effectieve steun
van partnerorganisaties. Wanneer de omgeving desondanks fundamenteel
tekortschiet in het garanderen van de basale veiligheid, zullen we interventies toepassen om de kinderen
die veiligheid te garanderen.
2.4 Niet
voor iedereen hetzelfde
Naast groepen die extra aandacht nodig hebben vanwege
achterstandssituaties of fysieke
beperkingen, is het ook belangrijk om te
onderkennen dat er verschillen zijn tussen kinderen en jongeren. Zo hebben
jongens en meisjes deels dezelfde, maar deels ook andere wensen en behoeften en
datzelfde geldt voor autochtone en allochtone jongeren. Soms worden
voorzieningen breed benut door alle groepen, soms hebben groepen behoefte aan
aparte activiteiten. Tegelijk is het altijd de kunst te bedenken dat ook
groepen die moeilijk samengaan, elkaar op school of op straat tegenkomen. Het
is daarom ook altijd weer zoeken naar integratie.
We willen dat beleidsmakers, instellingen en organisaties
in Delft die activiteiten voor jongeren uitvoeren, gevoelig zijn voor
signalen uit de verschillende groeperingen van jongeren in Delft en
rekening houden met hun specifieke wensen.
Ruimte
bieden voor kinderen en jeugdigen gebeurt in overleg. Zoals gezegd is het nodig
om zowel ouders als jeugdigen te betrekken om meer aansluiting te krijgen bij
hun leefwereld. En juist omdat niet alle kinderen en jongeren hetzelfde willen
en nodig hebben, zou het toch ondenkbaar moeten zijn om jeugdbeleid te
ontwikkelen én uit te voeren zonder dat zij daar zelf een stem in hebben
Ook vanuit de Rechten van het Kind bekeken past het
gemeente, instellingen en organisaties om de inbreng van kinderen en jongeren
serieus te nemen. In het kader van verantwoordelijkheid nemen, verwachten we
ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en
maatschappelijke stages.
Participatie
van jongeren is een belangrijk onderdeel van de Delftse jeugdnota. We
verwachten initiatieven van ouders en jeugdigen en bijdragen in de
uitvoering ervan.
Vertrouwen
stellen in de kracht van jongeren betekent niet dat de samenleving ervan uit
mag gaan dat het altijd vanzelf goed komt met jongeren. Bij opvoeden en
grootbrengen hoort ook dat volwassenen
aangeven waar grenzen zijn en welke regels in acht moeten worden genomen.
Kinderen hebben dat nodig. Dat begint bij het gezin, maar ook instituties zoals
de school, het kinderdagverblijf, de speeltuin, de sportvereniging en het
clubhuis hebben de opdracht om duidelijk te maken waar de eisen van de
samenleving grenzen stellen aan de vrijheid van het individu. Instellingen als
Halt, maar ook het RMC zijn in het leven geroepen om wanneer grenzen
overschreden worden, de jongere weer op het goede spoor te zetten. Uitgangspunt
bij deze interventies is altijd dat jongeren gestimuleerd worden zelf de verantwoordelijkheid
te nemen voor hun gedrag en zich bewust zijn of worden van de gevolgen daarvan
voor anderen.
Met het voorgaande kiezen we voor een brede aanpak
van het Delftse jeugdbeleid. Een dergelijk beleid kan zich niet beperken tot
een voorzieningenbeleid of een verbreed onderwijsbeleid. Alle beleidsterreinen
hebben in meerdere of in mindere mate te maken met jeugdigen. Sommige
beleidsterreinen hebben in hun geheel betrekking op de doelgroep van het jeugdbeleid,
zoals bijvoorbeeld kinderopvang en onderwijs, alle andere hebben daar voor een
deel betrekking op. Ook al staat het onderwijsbeleid traditioneel in het
centrum van het Delftse jeugdbeleid, ook andere beleidsterreinen hebben grote
invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen en jongeren. Zonder de
pretentie compleet te zijn, noemen we als voorbeelden: ruimtelijke ontwikkeling
en verkeer en vervoer, bijvoorbeeld waar het gaat om ruimte om te spelen en
kindvriendelijke buurten; werkgelegenheidsbeleid, bijvoorbeeld om de
doorstroming naar en de kansen op de arbeidsmarkt voor alle jongeren te
vergroten; armoedebeleid om kinderen mogelijkheden te bieden die ze van huis
moeten missen; veiligheidsbeleid dat signaleert waar zich gevaarlijke situaties
kunnen voordoen en maatregelen neemt; en huisvestingsbeleid waar het gaat om
een goede woonomgeving van kinderen en een adequaat aanbod voor jongeren.
Om de
doelstellingen van het Delftse jeugdbeleid te kunnen realiseren, zullen
wij systematisch op alle beleidsterreinen nagaan welke aspecten van het
beleid betrekking hebben op kinderen en jongeren en of het beleid past
binnen de visie die in deze jeugdnota wordt verwoord. Jeugdbeleid werkt
alleen vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van kinderen en
jongeren, ouders, burgers, gemeente en partnerorganisaties.
Vanuit
de visie zoals beschreven in de paragrafen 2.2 t/m 2.6 is tijdens het
interactieve traject rond de totstandkoming van deze nota een aantal thema’s
benoemd die relevant zijn voor de beleidsontwikkeling in de komende jaren. Dat
zijn vooral thema’s waar nieuwe vragen of ontwikkelingen aan de orde zijn en waar
de speerpunten van het beleid op worden gericht. Deze thema’s worden hieronder
kort toegelicht.
·
Jeugdparticipatie
Het is nodig om zowel ouders als jeugdigen te
betrekken om meer aansluiting te krijgen bij hun leefwereld. En juist omdat
niet alle kinderen en jongeren hetzelfde willen en nodig hebben, is het
belangrijk jongeren te betrekken bij het jeugdbeleid. Niet alleen bij de
ontwikkeling maar ook bij de uitvoering daarvan. Klanttevredenheidsonderzoeken
onder de jeugd zouden best eens verrassende en serieus te nemen uitkomsten
kunnen opleveren. In het kader van verantwoordelijkheid nemen, verwachten we
ook actieve participatie in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en
maatschappelijke stages.
·
Verantwoordelijkheid en opvoeden
Dit thema past in het
debat over opvoeden, de onmiskenbare verantwoordelijkheid van ouders, de
vormende en pedagogische taak van leerkrachten en de taak van sport- en
spelleiders, kinderopvangleiders, de wijkagent en noem maar op. De
verantwoordelijkheid van het kind of de jongere zelf lijkt daarbij nogal eens
over het hoofd gezien te worden. Meer evenwicht hierbij is van belang, onder
andere in het gevoelde tekort aan ouderbetrokkenheid, de schijnbare
onmogelijkheid onwillige ouders te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid
en andersom het schuiven met verantwoordelijkheid tussen instellingen bij
meervoudige problematiek.
·
Inclusieve samenleving en diversiteit
In de reguliere scholen, binnen de
sportverenigingen en op de arbeids- en woonmarkt bestaat weliswaar veel
variëteit, maar heel veel kinderen en jongeren doen daar niet mee. Fysieke
beperkingen, gedragsproblemen, sociaal-economische en culturele achtergronden
spelen daarbij mee. Het samenbrengen van kinderen en jongeren met beperkingen
en kinderen en jongeren zonder beperking leidt tot begrip, tolerantie en
gelijkwaardigheid. Door ontmoeting te arrangeren worden jongeren met een
beperking serieus genomen en ervaren jongeren zonder beperking
verantwoordelijkheid naar hun leeftijdsgenoten.
·
Opvang – educatie - werk
Doorlopende (leer)lijnen
zijn van essentieel belang voor optimale ontwikkelingskansen. En ook al
beginnen we in de voorschool al aan die kansen te werken, er zullen altijd
jongeren blijven die extra hulp en aandacht nodig hebben om een startkwalificatie
te halen en op een stabiele plek op de arbeidsmarkt terecht te komen. De groep
is zeer divers, evenals de aanleiding die tot uitval leidt: te denken valt aan
allochtone jongeren met een taalachterstand, laaggeletterdheid, tienermoeders
en –vaders, schuldenproblematiek en als gevolg daarvan sociale uitsluiting, het
groeiend aantal jongeren met een Wajong-uitkering en ook jongeren die simpelweg
niet meer geboeid worden door het onderwijs en het nut er niet van inzien.
·
Cultuur als verbinding
Het kost volwassenen nogal eens moeite alle scenes,
subgroepen en nieuwe stromingen binnen de jeugdcultuur uit elkaar te houden,
laat staan waardering of tenminste begrip op te brengen voor de uitbarstingen
van geluid, licht en beweging die daarbij horen. Toch lijkt het er sterk op dat
veel kinderen en jongeren zich juist met behulp van moderne media, internet,
MSN, dansen en muziek kunnen en willen manifesteren. Delft heeft al een naam
opgebouwd in de jeugdwereld met een aantal artiesten, met de
graffity-Irene-tunnel en de Skate-Jam.
Als het gaat om het aansluiten bij de leefwereld
van jongeren en hen op een moderne manier ruimte te bieden in de stad, ook om
te experimenteren met alle cultuurvormen, liggen hier de echte kansen. Met name
problematische jongeren kunnen juist succesvol bereikt worden met muziek,
dans en moderne media.
·
Internationalisering
Delft wordt steeds meer een internationale stad met een cultureel (evenementen,
stedenband), een innovatief (universiteit, kennisstad) en een multicultureel
karakter. Dit raakt ook aan het klimaat
waarin jongeren opgroeien in Delft. Door technologische en maatschappelijke
ontwikkelingen neemt globalisering toe. Hierdoor komen ook jongeren in
toenemende mate in contact met een grotere wereld dan de stad Delft en invloeden
van buitenaf. Dit gebeurt via nieuwe media (internet, televisie,
telecommunicatie), maar ook ontmoetingen met mensen met andere etnische en
culturele achtergronden. Thema’s als integratie, immigratie, radicalisering,
milieu en armoede doen meer en meer een appel op het (wereld)burgerschap van
jeugdigen. Soms in de huiselijke kring (achter de pc of op televisie), soms in
de publieke ruimte (jongeren op straat, jongerencentra). De grote hoeveelheid
aan informatie en invloeden van buiten brengen naast kansen, ook risico’s met
zich mee.
·
Ontmoeting op straat
Jongeren moeten in de
hele stad kunnen opgroeien. Onze manier van bouwen en maatschappelijke trends
als individualisering leiden echter te vaak tot anonimiteit in wooncomplexen en
de openbare ruimte. Mensen maken in mindere mate contact met elkaar, durven
elkaar niet meer aan te spreken op gedrag en lijken ook minder betrokken te
zijn bij hun omgeving. Dit gaat ten koste van sociale relaties en
verbondenheid. Wat volwassenen vaak hanggedrag noemen, is voor jongeren
chillen, bijvoorbeeld even bijkomen/ontspannen na schooltijd en zeker niet per
definitie negatief.
Het is dan ook van
belang dat we situaties creëren en activiteiten organiseren waarin jongeren
(jeugdigen onderling en jong en oud) elkaar kunnen ontmoeten, betrokkenheid
ervaren en met de verantwoordelijkheid voor hun omgeving kunnen oefenen.
·
Positie
meisjes en meiden
Het beeld van de
jeugdcultuur, op straat maar ook in jongerencentra, wordt gedomineerd door
jongens. Jongens experimenteren, maken bravoure, zorgen voor overlast. Het
aanbod in het sociaal cultureel werk wordt voornamelijk bezocht door jongens.
Blijkbaar sluit dit aanbod goed aan bij hun behoeften. Het experimenteergedrag
van jongens heeft zijn weerslag naar andere (opvoed- en opgroei-) milieus. Uit
diverse onderzoeken en monitors blijkt dat jongens bijvoorbeeld minder goed
presteren in het onderwijs dan meisjes. Bij meisjes en meiden lijkt er een
verschil in de wijze waarop zij zich manifesteren in het gezin en op school
tegenover de wijze waarop ze zich op straat gedragen. Als er meer en beter
zicht is op de vrije tijdsbehoefte van meisjes en meiden, dan kan daar ook
rekening mee worden gehouden in het aanbod van programma's en activiteiten
vanuit gemeente of instellingen. In dit kader is er vanuit de gemeente aandacht
voor de positie van tienermoeders, met name voor de vraag op welke wijze zij
ondersteund kunnen worden in hun gezinssituatie enerzijds en hun scholings- en
arbeidsperspectief anderzijds.
·
Veiligheid
in brede zin
Opgroeien in een veilige
omgeving zorgt voor vertrouwen, zelfstandigheid en zelfrespect; essentiële
ingrediënten voor een optimale ontwikkeling van kinderen en jeugdigen in alle
verschillende toekomstige rollen (ouder, partner, werknemer). Bij opgroeien hoort
naast het begrip veiligheid ook het begrip risico. Dit heeft bij jonge kinderen
betrekking op het spelen op straat in relatie tot verkeerssituaties. In de
adolescentieperiode ligt de nadruk op gedrag van jongeren, zoals:
experimenteren, grenzen zoeken en fouten (durven) maken. In Delft willen we ons
niet richten op het creëren van een risicoloze samenleving, maar we willen
werken aan veilige 'settings' waarin geoefend en geëxperimenteerd kan worden.
Zo zijn er vanuit het thema 'Kindvriendelijke stad' veilige verkeersroutes in
de stad aangelegd waarop kinderen en ouders kunnen oefenen ter voorbereiding op
reguliere fietspaden en wegen met risicovollere verkeerssituaties.
Het gaat hier vooral om
een bewustwordingsproces. Specifiek voor het uitgaan onder jongeren is er
aandacht voor alcoholgebruik en matigingsbeleid en op welke wijze er preventief
en curatief kan worden ingespeeld op excessen.
·
Life
style en gezondheid / bewegen
Gezond leven is goed
voor de sociale, emotionele en fysieke ontwikkeling van jongeren. Jongeren
staan meer en meer bloot aan allerlei verleidingen van genotsmiddelen waaronder
roken, alcohol, drugs. Meedoen in het sociale leven en buiten in beweging zijn
is ook van groot belang. Dit staat op gespannen voet met signalen dat jongeren
zich terugtrekken in huis waar ze televisie kijken of veel tijd achter de
computer doorbrengen. Daarnaast neemt het aantal kinderen en jongeren dat kampt
met overgewicht de laatste jaren toe. Gezond leven en voldoende bewegen is
bevorderlijk voor prettig opgroeien. Met aansprekende voorlichtingen en
'lik-op-stuk' aanpak, willen we bewegen, gezonde voeding en gezond leven
bevorderen onder jeugdigen en hun ouders in Delft. Een ander instrument dat
hieraan bijdraagt is een extra consultatiemoment van de schoolarts inde
tienerleeftijd. Door dit moment verplicht te stellen in een cruciale levensfase
(pre-adolescentie), kan er adequaat gereageerd worden op risicosignalen.
·
Uitgaan
Uitgaan is een hot issue
voor de jeugd. Zo ook in Delft. Iedere generatie kent zijn eigen muziek,
kleding en subculturen. Tegenwoordig is er veel diversiteit op dit vlak onder
jongeren. In de gesprekken met de jeugd zijn uitgaan en ontmoeting met
leeftijdsgenoten terugkerende onderwerpen. Jongeren hebben te weinig een eigen
plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten, kunnen kletsen en kunnen uitgaan. Met
name voor de jongere jeugd tot 16 jaar zijn er weinig stedelijk voorzieningen
en activiteiten. Het aanwezige aanbod dat bestaat uit schoolfeesten,
activiteiten bij (sport)verenigingsleven en in buurthuizen is onvoldoende.
Jongeren zijn kieskeurig maar willen ook geen aparte ontmoetingsplek. Daarnaast
speelt veiligheid en verantwoord kunnen uitgaan met het oog op alcohol, drugs
en het vervoer tussen de uitgaansgelegenheid en thuis een randvoorwaardelijke
rol. Een dialoog met horecaondernemers, (studenten)sociëteiten en jongeren
biedt hier uitkomst.
Het verwoorden van een
visie en het benoemen van thema’s voor het jeugdbeleid heeft alleen zin als
deze herkenbaar terugkomen in het jeugdbeleid. Het een en ander laat zich goed
verbinden in vier rode draden: democratisch burgerschap, veiligheid en
gezondheid, talentontwikkeling en ononderbroken ontwikkelingslijnen. Deze rode
draden lopen door de volgende hoofdstukken van deze nota heen en dienen daarmee
als ijkpunten voor de daarin opgenomen beleidsvoornemens. De rode draden worden
hieronder verder toegelicht.
·
Democratisch
burgerschap:
Is er voldoende ruimte voor de eigen inbreng
en de eigen verantwoordelijkheid van kinderen, jongeren en hun ouders met als
specifiek aandachtspunt de verdeling van verantwoordelijkheid tussen kinderen,
ouders en de professionals in onderwijs en andere voorzieningen. Is er
voldoende aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen, het creëren
van binding en verbondenheid met anderen? Onderdeel van deze rode draad s ook
de inclusieve samenleving en diversiteit: is er voldoende ruimte voor
ontmoetingen tussen kinderen met en zonder beperking en tussen kinderen van
uiteenlopende achtergronden? Verder ligt er een relatie met
internationalisering: weten kinderen wat er elders in de wereld gaande is en
kunnen ze zich ontwikkelen tot wereldburgers? Nieuwe media spelen hierbij een
rol, evenals tweetalig onderwijs en uitwisseling met scholen in andere delen
van de wereld. Ook hoort hierbij de consequenties van het ruimtelijk beleid
voor de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, bijvoorbeeld door het creëren van
ontmoetings- en speelvoorzieningen in de openbare ruimte, gericht op de diverse
leeftijdsgroepen.
·
Veiligheid en
gezondheid:
Is de omgeving veilig
genoeg om het mogelijk te maken dat kinderen vertrouwen, zelfstandigheid en
zelfrespect ontwikkelen? Kunnen ze daarnaast ook leren in te schatten welke
risico’s er zijn en hoe ze zich daartegen kunnen verweren? De rode draad
veiligheid en het leren onderkennen van risico’s heeft betrekking op de
openbare ruimte, deelnemen aan het verkeer, spelen en uitgaan, maar ook op
gezond gedrag, sport en bewegen, het weerstand bieden aan verleidingen zoals
alcohol, roken en drugs. Speciale aandacht is nodig voor de verschillen in
risico’s tussen jongens en meisjes. Jongens nemen soms meer risico’s en lopen
daardoor meer gevaar bij uitgaan en confrontaties met anderen, meisjes trekken
zich terug en maken in mindere mate gebruik van voorzieningen. Meisjes hebben
te maken met andere risico’s dan jongens: ongewenste zwangerschap,
eetstoornissen, tienermoeders, beïnvloeding door loverboys. Professionals
moeten rekening houden met de verschillende posities en wensen van beide
groepen.
·
Talentontwikkeling:
Tal van
voorzieningen zijn aanwezig om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren:
kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, (brede) scholen en recreatieve
voorzieningen zoals sportverenigingen. Ook culturele voorzieningen zijn
belangrijk, variërend van de bibliotheek, de muziekschool, kindertheater tot
jongerenwerk met mogelijkheden voor muziekbeoefening, beeldende kunst zoals
graffity en nieuwe media. Zijn deze voorzieningen voldoende afgestemd op de
wensen van kinderen en jongeren, met voldoende ruimte voor hun eigen inbreng en
zijn ze toegankelijk voor jongeren met verschillende etnisch-culturele en
sociaal-ecnomische achtergronden? Geven ze de jongeren ruimte om hun talenten
te ontdekken en met enthousiasme te ontwikkelen? Bij deze rode draad hoort ook
het rekening houden met mogelijke verschillen in wensen van jongens en meisjes.
Ze moeten de ruimte krijgen om vaste patronen te doorbreken en eigen keuzes te
maken, bijvoorbeeld door het aanbieden van techniek voor meisjes of koken voor
jongens. Ook moet er aandacht zijn voor het leveren van extra inspanningen voor
kinderen die om de een of andere reden een achterstand ontwikkelen,
bijvoorbeeld door aangepaste methoden of extra aandacht voor taalvaardigheid
voor anderstalige kinderen. Ook het gedrag van leerkrachten is relevant voor de
talentontwikkeling. Uit onderzoek is gebleken dat hoge verwachtingen van
leerkrachten een positieve invloed hebben op de prestaties van leerlingen.
·
Ononderbroken
ontwikkelingslijnen:
De ervaring leert dat het
risico van uitval en het oplopen van achterstanden groter is bij de overgang
van de ene fase naar de andere. Daarom is het belangrijk dat er goede afspraken
worden gemaakt en overdracht van informatie plaatsvindt als het kind de overstap
maakt van de voorschoolse naar de vroegschoolse voorziening, van de basisschool
naar het voortgezet onderwijs of wanneer de jongere na het voortgezet onderwijs
de overstap maakt naar het middelbaar beroepsonderwijs, ander vervolgonderwijs
of naar de arbeidsmarkt. Krijgen de doorgaande lijnen voldoende aandacht van de
professionals en worden voortijdige schooluitval en achterstand daardoor
daadwerkelijk verminderd?
Bovenstaande visie, de thema’s die daarin een
belangrijke plaats innemen en de rode draden die het een en ander verbinden,
leiden tot een nieuwe aangescherpte doelstelling van het Delftse jeugdbeleid.
Kinderen en jongeren in Delft zijn in staat
zelf de wereld om hen heen te ontdekken, bewuste keuzes te maken, de verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf
en hun omgeving en een positieve bijdrage te leveren aan een leefbare, duurzame
en sociale stad.
Om de doelstelling te realiseren worden ouders
gestimuleerd en indien nodig, ondersteund, bij het nemen van de
verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van hun kinderen. De gemeente draagt
zorg voor voldoende, bereikbare en toegankelijke voorzieningen voor kinderen en
jongeren tussen 0 en 23 jaar en hun ouders of opvoeders. Ook bevordert de
gemeente dat instellingen en organisaties die betrokken zijn bij de
ontwikkeling van kinderen goed en efficiënt samenwerken en resultaatgericht
werken.
Uiteraard wisselen de accenten in de doelstelling
per leeftijdsgroep. Daarom komt bovenstaande doelstelling terug in de volgende
hoofdstukken in de vorm van doelstellingen per leeftijdsgroep waarin
achtereenvolgens de
verantwoordelijkheid van ouders, het ontdekken van de wereld, het maken van keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid door
kinderen en jongeren centraal
staat.
Doelstelling voor kinderen van – 9 maanden tot 4
jaar
In Delft nemen alle ouders en professionele
opvoeders de verantwoordelijkheid voor een goede (taal)ontwikkeling, opvang en
een vertrouwde en veilige omgeving voor hun kind.
In de Delftse visie
spreken we over drie ringen die zich rondom het kind bevinden. Het is duidelijk
dat voor het pasgeboren kind vooral de eerste ring, het gezin, van
(levens-)belang is, maar ook in deze fase spelen al enkele professionals en
instellingen een rol zoals de verloskundige, de kraamverzorgster, het
kinderopvangcentrum en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Veel van hun werk is
preventief van aard. Door hun advies en informatie zijn ouders beter voorbereid
op de verzorging en opvoeding en wordt de basis gelegd voor een gezonde
ontwikkeling van het kind. In veel gevallen is dit ook voldoende, maar soms is
er meer nodig.
In Delft vinden we het
belangrijk dat het voor ouders en opvoeders helder is wie waar en wanneer
verantwoordelijk is. Bijvoorbeeld wanneer in het belang van het kind de
preventieve advies- en informatiefunctie wordt vervangen door een hulpaanbod
dat voor ouders minder vrijblijvend is. Ook vinden we dat het voor alle
gezinnen duidelijk moet zijn welke voorzieningen toegankelijk zijn voor
iedereen en waar een specifiek aanbod begint voor kinderen die risico’s lopen?
Wie draagt daarvoor de verantwoordelijkheid en hoe verhoudt zich dat tot de
verantwoordelijkheid van ouders?
In de visie van Delft
zoals beschreven in hoofdstuk 2 staat het kind centraal. Dit betekent dat er
aangesloten wordt bij de kansen en mogelijkheden van elk kind en dat er
rekening wordt gehouden met eventuele bedreigingen in het ontwikkelingsproces
van kinderen.
Wat betekent dat nu voor
kinderen in deze leeftijdsgroep? Het is duidelijk dat in deze fase de rol van
de ouders cruciaal is, waardoor het beleid zich logischerwijs op deze groep
richt. Maar ook de wereld buiten het gezin speelt een rol waardoor de basis
voor de sociaal emotionele ontwikkeling in deze fase wordt gevormd. Een kind
leert zichzelf en anderen kennen en het leert de betekenis van het samenzijn
met anderen. Deze sociaal-pedagogische uitgangspunten stellen eisen aan de
omgeving waarin het kind opgroeit: kleinschalig, vraaggericht en aansluitend
bij de ontwikkeling.
Daarnaast hebben
kinderen ruimte nodig om de omgeving spelenderwijs te ontdekken en andere
kinderen en volwassenen te ontmoeten. Dit betekent ook dat de focus niet eenzijdig
ligt op de ontwikkeling van kinderen, maar dat er ook aandacht is voor (de
versterking van) de pedagogische competenties van ouders. Naast andere vorm om
kinderen te stimuleren is vooral het samen spelen met de ouders van groot
belang voor kinderen. Spelen biedt ouders ook omgangsmogelijkheden voor
kinderen met gedragsproblemen. In Delft willen we ons meer gaan richten op
laagdrempelige opvoedondersteuning dichtbij huis voor ouders die net een klein
duwtje nodig hebben.
Wat gaan we doen:
·
In Delft gaan we meer in
zetten op preventieve opvoedondersteuning op wijkniveau waardoor gezinnen in
een vroeg stadium de juiste pedagogische hulp ontvangen.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: Brede School voor ouders Op
het gebied van opvoedondersteuning kent Delft een breed aanbod. Er wordt
echter nog te weinig gebruik gemaakt van al het aanbod. Daarnaast bereiken
we nog niet alle ouders die dat nodig hebben. Daarom gaat de gemeente samen
met educatieve, opvang- en zorg instellingen een communicatiestrategie
opzetten onder de noemer ‘brede school voor ouders’. Deze brede school
richt zich expliciet op ouders om
hen bewust te maken van het laagdrempelige en voorliggende ondersteuningaanbod bij de verzorging, opvoeding
en ontwikkeling van hun kind. Door aansprekende en herkenbare communicatie
willen we ouders informeren over actuele opvoedvragen. Zo kunnen
ouders een opfriscursus rekenen of wiskunde volgen om hun kinderen beter te
helpen bij hun huiswerk in groep 6 en 8. Willen we ouders informeren over
avonden waar ouders tips en ervaringen opdoen over hoe om te gaan met
kinderen die maar achter de pc zitten te ‘gamen’ en nauwelijk buiten spelen.
Een ander issue voor veel ouders is hoe je zicht houdt op kinderen die
aldoor op MSN aan het chatten zijn. De cursussen worden op scholen of in
het wijkgebouw aangeboden. Daarnaast willen we dat instellingen die opvoedondersteuning aanbieden elkaar aanvullen
in diversiteit van het aanbod. Voor de vormgeving haken we aan bij de
bekende brede schoolprogramma’s. Per half jaar worden per wijk programma’s
samengesteld voor ouders, andere opvoeders, kinderen en jongeren. De
halfjaarlijkse programmaboekjes zijn informatief en bieden tevens de
mogelijkheid voor inschrijving op de activiteiten.
Elk kind komt ter wereld
in een sociale omgeving, waar de verantwoordelijkheid moet worden genomen voor
de verzorging en de opvoeding van het kind. Hoewel doorgaans de rol van de
overheid zich in de praktijk beperkt tot het beschikbaar stellen van informatie
en het geven van advies gaan we - mede in het kader van het nieuwe rijksbeleid
- in Delft een stap verder. De jeugdgezondheidscentra in Delft vormen onder de
noemer Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) de spil van de zorgketen voor
jeugdigen van 0 tot 23 jaar en ouders.
Sinds 2007 kent iedere
Delftse wijk een CJG waar ouders van baby’s en jonge kinderen worden
geïnformeerd over verzorging en opvoeding, van meten en wegen, gezonde voeding
en zindelijk worden tot taal- en spraakontwikkeling en sociale emotionele
ontwikkeling. Vrijwel alle ouders hebben behoefte aan dit soort informatie,
zelfs al voordat het kind geboren is. Voor ouders die behoefte hebben om meer
te weten te komen over opvoeding en opgroeien van kinderen of die daarover met
andere ouders willen praten, biedt het CJG toegang tot cursussen en
gespreksgroepen georganiseerd in het kader van opvoedondersteuning. Het
bereik van de CJG onder Delftse ouders en kinderen is hoog. Bij zuigelingen is
het bereik meer dan 99%. In het nulde en eerste levensjaar van het kind
bezoeken ouders en kind de CJG zeer trouw. Na het tweede jaar verschijnen
ouders wat minder trouw op de periodieke consultatiemomenten, afspraken worden
afgezegd of ouders gaan naar de huisarts. Dit vereist een extra inspanning van
het CJG om gezinnen te bereiken om de ontwikkeling van kinderen te kunnen
blijven volgen. Hierin schuilt vooral een risico voor kinderen die mogelijk in
hun thuissituatie bedreigd worden in hun ontwikkeling.
Voor een sluitende signalering is het van belang om
maximaal in te zetten op het bereiken van deze risicogroepen. Het verhogen van
het bereik van deze doelgroep zetten we in Delft verder door in het lopende
project ‘Bemoeizorg risicogroepen’ (uitvoeringsplan i-JGZ Delft). Hierbij
willen we de mogelijkheid bekijken om ouders die behoren tot de risicogroepen
te belonen als zij het CJG blijven bezoeken. In Delft willen we ook onderzoeken
of we pedagogische methodieken als Videohometraining (VHT) laagdrempelig kunnen
gaan aanbieden voor gezinnen die daar bij gebaat zijn. VHT is een beproefde
methode waar gezinnen worden gefilmd in dagelijkse opvoedsituaties.
Aan de hand van geregistreerde beelden worden
situaties nabesproken, krijgen ouders handelingsalternatieven aangereikt en
worden ze gecoacht in het toepassen van deze alternatieven. De VHT methode is
tegenwoordig bekend bij een groot publiek door het televisieprogramma ‘The
Nanny’.
Bron: factsheets Centra voor Jeugd en Gezin,
Ministerie voor Jeugd en Gezin
Wat gaan we doen:
·
Het Centrum voor Jeugd
en Gezin in Delft vormt de toegang naar opvoedingsondersteuning en
oudercursussen. We gaan dit communiceren via het voorstel voor (ver)nieuw(d)
beleid Brede School voor Ouders.
·
De komende vier jaar
gaan we de werkwijze van het Centrum voor Jeugd en Gezin verdiepen waarmee het
CJG het logische schakelpunt vormt in de zorgketen rond kinderen en jeugd. Dit
gaan we onder andere doen door in de wijken meer samen te werken met de
wijkcoordinatieteams (WCT) en professionals in de prenatale zorg en
hulpverlening.
·
In 2009 en 2011 meten we
de ontwikkeling en gezondheid van alle Delftse kinderen op wijkniveau (die we
vastleggen in de wijkgezondheidsprofielen), waardoor er nog meer wijkspecifiek
en vraaggericht kan worden gewerkt.
Deze lopende aanpak van de i-JGZ
richt zich op het bereiken van risicogroepen in Delft vanuit het CJG. Doel
hiervan is een sluitend zicht op en systeemgerichte aanpak van
risicogroepen en voorkomen in een vroeg stadium dat kinderen en hun ouders
verder bedreigd worden in hun ontwikkeling. In deze aanpak hebben ook de
verloskundigen en kraamverzorgsters een signalerende functie. Op
wijkniveau wordt de samenwerking met instellingen en scholen versterkt met
voorschoolse opvang, huisartsen en de wijkcoordinatieteams (WCT). Hierdoor
kunnen de professionals van het CJG proactief opereren. In het geval dat
ouders niet verschijnen bij de periodieke consultatiemomenten of er andere
signalen zijn, komt het CJG in actie door aan deze gezinnen in alle
gevallen follow up te geven. Hierdoor worden ze alsnog bereikt en kunnen
mogelijke risicogezinnen in een vroeg stadium worden geïndiceerd en
geholpen. Extra aandacht voor risicogezinnen wordt mogelijk gemaakt door
iets minder tijd te besteden aan stabiele gezinnen.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: bemoeizorg risicogezinnen
Soms hebben opvoeders
meer nodig dan een goed advies van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer de verzorgende ouder zelf nog erg jong is in het
geval van tienermoeders. Of omdat het kind geboren wordt met een beperking. Of
omdat de ouders onvoldoende bekend zijn met de Nederlandse samenleving om hun
kinderen voor te bereiden op het opgroeien in Nederland. In al deze gevallen is
meer aandacht nodig om problemen zo vroeg mogelijk te signaleren. Dat betekent
dus dat de professionals in het CJG alert moeten zijn op het signaleren van
mogelijke problemen en in een vroeg stadium extra aandacht en hulp kan bieden
of zelf ingrijpen.
Naast het belang van een
hoog bereik onder ouders en kinderen in de leeftijd 0 tot 4- jaar op de periodieke
contactmomenten en een goede toegangsfunctie voor andere signalerende
instellingen, heeft het CJG ook zelf een signalerende rol naar andere
instellingen in het netwerk van ouders en kind zoals de kinderopvang en
peuterspeelzaal. Het Centrum voor Jeugd en Gezin informeert, adviseert, helpt
en verwijst door naar meer gespecialiseerde instanties, indien nodig. Ook
ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, worden door het GJG
doorverwezen naar de plek waar ze informatie kunnen krijgen over de
mogelijkheden om lessen in de Nederlandse taal te volgen. Voor een goede
registratie en uitwisseling van gegevens is het rijksbeleid gericht op
invoering van het Digitaal dossier CJG het signaleringssysteem risicojongeren.
Deze worden onder regie van de gemeente en de GGD in de lokale structuur
ontwikkeld en geïmplementeerd.
Wat gaan we doen:
·
In Delft signaleren
instellingen die samenwerken in de ketenaanpak alle mogelijke risico’s bij
tienermoeders, waardoor zij de ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig
hebben om hun kinderen een zo goed mogelijke startkans krijgen.
·
Ouders
bieden we de mogelijkheid om bij inburgerings- of taalcursussen, kinderopvang
en opvoedingsondersteuning te combineren.
De invoering van een digitaal
kinddossiers in de jeugdgezondheidszorg is een lang gekoesterde wens en
intentie van de rijksoverheid en gemeenten. De papieren dossiers van alle
kinderen in de jeugdzondheidszorg gaan gedigitaliseerd worden zodat de
overdracht van gegevens beter kan plaatsvinden, risico’s eerder te
signaleren zijn en kinderen beter gevolgd kunnen worden. Wij hebben samen
met de regiogemeenten de GGD ZHW de opdracht gegeven het digitaal dossier
JGZ per 2009 operationeel te maken. Bij de totstandkoming wordt
samengewerkt met de Gemeente Den Haag. De informatie-uitwisseling in de
jeugdketen vormt een probleem. Organisaties werken soms langs elkaar heen
en wisselen informatie over risicojongeren onvoldoende uit. Wij gaan zorgen
dat in 2009 een digitale verwijsindex risicojongeren in Delft operationeel
wordt, die risicomeldingen van hulpverleners bij elkaar brengt over
jongeren en hulpverleners onderling informeert over hun betrokkenheid bij
jongeren.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: Digitaal dossier CJG en signaleringsysteem
risicojongeren
Steeds vaker vindt een
deel van de opvoeding en verzorging van jonge kinderen buitenshuis plaats. Een
aantal kinderen gaat meerdere dagen per week naar de kinderopvang, zodat de
ouders ook tijd kunnen besteden aan werk, scholing of vrijwilligerswerk. Het
leren samenzijn met andere kinderen draagt bij aan de sociale ontwikkeling van
het kind. Ook kinderen met een handicap moeten op het kinderdagverblijf een
plek kunnen vinden, indien nodig met aangepaste voorzieningen of extra
investeringen in de deskundigheid van leidsters.
Om te bevorderen dat
ouders met een gerust hart hun kinderen naar het kinderdagverblijf brengen is
het nodig dat kinderopvangcentra in kunnen spelen op de opvangvragen van ouders
en ontwikkelingen in de Delftse samenleving. Daarbij blijft de borging van de
kwaliteit in de kinderopvang van grote waarde. Dergelijke ontwikkelingen gaat
de gemeente samen met kinderopvangorganisaties de komende tijd realiseren in
het kader van de modernisering kinderopvang in Delft. Daarnaast gaan we de
voorschoolse educatie (VVE) die nu in de peuterspeelzalen wordt ingezet, in het
vervolg aanbieden in de kinderopvang voor alle kinderen die extra
(taal-)ondersteuning nodig hebben. Daarvoor geldt dat de kinderopvang snel en adequaat
kan signaleren, doorverwijzen en nagaan of van de aangeboden hulp ook gebruik
wordt gemaakt in het belang van het kind. De nauwe samenwerking met het Centrum
voor Jeugd en Gezin is hierbij van groot belang.
Naast de kinderopvang gaan veel kinderen als ze 2
jaar zijn naar de peuterspeelzaal of de voorschool. De peuterspeelzaal is van
belang voor kinderen om met andere kinderen te spelen en spelenderwijs hun
taalvermogen en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Daarom zijn goed
geschoolde leidsters met kennis van de mogelijkheden van voorschoolse educatie
van groot belang. Kinderopvang en peuterspeelzalen zijn voorzieningen die voor
een deel overlappen. Om het aanbod voor ouders overzichtelijk te maken en te
zorgen dat kinderen gebruik kunnen maken van die voorziening die voor dat kind
het beste is, is een goede samenwerking en afstemming tussen peuterspeelzalen
en kinderdagverblijven een vereiste. Uiteindelijk doel is dat kinderen en
ouders gebruik kunnen maken van die voorziening in die mate die het meest past
bij wat ze nodig hebben.
Wat gaan we doen:
·
We maken in Delft
afspraken met kinderopvang- en peuterspeelzaalorganisaties over de
harmonisering van de kinderopvang.
·
Naast peuterspeelzalen
die taalstimulering bieden gaan we hierover ook afspraken maken met de
kinderopvangorganisaties.
·
In het kader van
modernisering van de kinderopvang gaat de gemeente Delft in samenspraak met
kinderopvang- en gastouderorganisaties afspraken maken over hoe er kan worden
ingespeeld op de behoefte van ouders aan: verlengde openingstijden, flexibele
opvang, opvang buiten kantoortijden en opvang in crisissituaties.
·
We gaan peuterspeelzalen
en kinderopvangorganisaties stimuleren om nauw samen te werken met het Centrum
voor jeugd en gezin op het gebied van vroegsignalering en doorverwijzing om
zodoende alle doelgroepkinderen toe te leiden naar voorschoolse educatie
Hoewel kinderen in deze
leeftijdsfase de bescherming van volwassenen nodig hebben in het gezin en in de
opvang of peuterspeelzaal, worden er ook al stappen gezet in de wereld
buitenshuis. Voor kinderen van deze leeftijdsgroep en voor hun ouders is het
van belang dat er in de directe omgeving van hun huis eenvoudige en veilige
speelvoorzieningen zijn, waar ouders hun kinderen in het zicht kunnen houden.
Hierbij gaat het om (bewaakte) speeltuinen, maar ook om informele speelplekken,
bijvoorbeeld rondom plantsoenen en op de stoep. Ruimte voor spelen stelt ook
eisen aan de inrichting van de openbare ruimte in de wijken. Dergelijke
voorzieningen hebben ook een ontmoetingsfunctie waar ouders elkaar treffen en
leren kennen. De sociale functie van speelplekken en recreatievoorzieningen
vindt de gemeente dan ook evenzo belangrijk.
In Delft willen we ook
dat ouders met hun baby’s en kleuters meer gebruik kunnen maken van recreatieve
voorzieningen. Zoals in zwembaden de mogelijkheid wordt geboden voor ouders om
met hun kinderen te zwemmen, kunnen instellingen zoals DOK, theaters en
bioscopen, zoals De Veste en het Filmhuis Lumen, inspelen op behoefte van jonge
kinderen en ouders. Wij richten ons hierbij op speelplekken en culturele en
recreatieve voorzieningen zoals kinderboerderijen, speeltuinen waterspeeltuinen
die toegankelijk en bereikbaar zijn met een aansprekend aanbod.
We gaan ouders
informeren over het aanbod via de Brede School voor Ouders en we proberen
gebruik van het aanbod te stimuleren door financiële drempels te verlagen met
de Delftpas.
Wat gaan we doen:
·
We gaan Delftse
culturele instellingen en recreatieve organisaties uitdagen en faciliteren tot
het ontwikkelen van een passend aanbod met aansprekende activiteiten voor
baby’s en jonge kinderen met hun ouders
We gaan in Delft zoals
beschreven in de nota Ruimte voor Spelen, (informele) speel- en
ontdekplekken realiseren waar jonge kinderen spelenderwijs de wereld om hen
heen kunnen ontdekken.
In de ontwikkeling van
kinderen zijn bepaalde schakelpunten aan te wijzen. Als een kind 3 jaar is
bijvoorbeeld wordt de overgang van de voorschoolse periode naar het
basisonderwijs voorbereid. Als het kind 6 jaar is, wordt de vroegschoolse
periode afgesloten. Op 9-jarige leeftijd komen de
mogelijkheden of onmogelijkheden van het vervolgonderwijs in beeld. Een kind
van 12 jaar maakt de ingrijpende overgang tussen basisschool en voortgezet
onderwijs mee. Op 15-jarige leeftijd moeten er profielen worden gekozen die een
grote invloed hebben op de keuze van vervolgonderwijs. Het belang van die
schakelpunten voor het beleid is dat er op die momenten kan worden
geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen met als doel de overgang zo
ongestoord mogelijk te laten plaatsvinden. In de leeftijdsfase die in dit
hoofdstuk centraal staat, is de overgang van de voorschoolse naar de
vroegschoolse voorziening relevant. Ook is het van belang dat relevante
informatie over de ontwikkeling van het kind wordt doorgegeven.
In
de leeftijdsgroep 0 tot 4 jaar willen we in Delft de volgende beleidsdoelen
bereikt hebben in 2011.
·
In 2011 bereiken de Delftse voorschoolse
voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderopvang) 100% van hun doelgroep met kwalitatieve
ontwikkelingsprogramma’s.
·
In 2011 is het aantal kinderen en jeugdigen met een
indicatiestelling door bureau Jeugdzorg - na een piekperiode door verbeterde
signalering - verminderd ten opzichte van 2008.
·
In 2011 scoren alle Delftse wijken naar de mening
van ouders en jongeren in die wijken beter op kindvriendelijkheid dan in 2008.
Doelstelling voor
kinderen van 4 tot 12 jaar
In Delft kunnen alle kinderen de wereld om hen heen
(thuis, op school en opvang, buiten op straat) veilig leren ontdekken.
In de leeftijdsgroep van
4 tot 12 jaar speelt de basisschool een cruciale rol. Hier wordt de basis
gelegd voor de cognitieve ontwikkeling die mede bepalend is voor de keuze van
vervolgonderwijs en beroepskeuze. In deze periode neemt het contact met de
andere kinderen en de volwassenen op school een steeds belangrijker plaats in
bij de sociaal-emotionele ontwikkeling. Omdat kinderen zich in deze
leeftijdsfase gaandeweg zelfstandiger buitenshuis bewegen, wordt ook de
veiligheid in de openbare ruimte en het verkeer belangrijk. Daarnaast is mede
vanuit het thema kindvriendelijke stad een uitdagende omgeving nodig voor de
ontwikkeling, zoals in de naschoolse opvang, sporten in de wijk, brede
schoolactiviteiten, (informele) speelplekken en de inrichting van de openbare
ruimte. Belangrijke beleidsvragen in dit verband zijn de afstemming van
voorzieningen (zowel inhoudelijk als organisatorisch met als doel de
ontwikkelingskansen optimaal te benutten) en de wijze waarop instellingen
reageren wanneer er achterstanden of problematische situaties worden
gesignaleerd.
In deze fase gaat het
kind steeds meer op ontdekkingstocht. Naast de thuisomgeving en de ouders
dragen leerkrachten, vrijwilligers in sportverenigingen en andere professionals
bij aan de ontwikkeling van het kind. Het is belangrijk dat zij daarbij ook
onderkennen dat kinderen in toenemende mate zelf ook invloed gaan uitoefenen op
hun omgeving. Naast kinderparticipatie gaan we ook inzetten op kritische
zelfredzaamheid bij kinderen als toekomstige (media)consument. Daarom is het
belangrijk dat de ouders en de school
aandacht besteden aan de ontwikkeling van ‘levensvaardigheden’ met
aandacht voor duurzaamheid, mediawijsheid en het veilig en kritisch gebruik van
allerlei (nieuwe) media zoals internet. Kinderen staan tegenwoordig bloot aan
een grote hoeveelheid commercie en reclame op televisie en het web. Door
voorlichting en gesprekken op scholen willen we kinderen bewust maken. Kinderen
kunnen op dit gebied ook zelf als adviseur en ervaringsdeskundige acteren via
een digitaal consumentenforum waar kinderen zelf recensies op kunnen plaatsen.
Kinderen hebben ook een rol in de redactie van dit forum. Hiermee willen we
kinderen meer assertief maken tegen mediageweld.
Wat gaan we doen:
·
De gemeente Delft biedt
meer aandacht voor jeugdparticipatie bij het maken en uitvoeren van eigen
beleid en in de uitvoering van beleid door stedelijke organisaties en
instellingen op het gebied van onderwijs, welzijn, sport en cultuur.
Thema: kids
als kritische consument We
gaan een Delfts consumentenforum lanceren op het web waar kinderen hun
mening, ervaring en waardering kunnen geven over zaken die voor hen
belangrijk zijn. Het kan gaan om producten zoals het bezoek aan een
theatervoorstelling, muziek, een nieuwe gadget (‘rage’) etc. Het kan ook
betrekking hebben op een thematisch onderwerp zoals de kwaliteit van het
onderwijs in Delft, participatiemogelijkheden binnen beleid en de
mogelijkheden om te spelen. Parallel hieraan wordt er voorlichting gegeven
over levensvaardigheid en de risico’s van media, reclame en commercie op
basisscholen. De brede school, het Jongereninformatiepunt (vanaf 12 jaar)
en/of andere welzijnsinstellingen kunnen dit faciliteren.
4.3 Het wenkende perspectief van de brede
school
Er zijn tal van
voorzieningen en instellingen in Delft die veel kunnen bieden aan kinderen en
hun ouders. Toch zien we dat lang niet alle kinderen gebruik maken van deze
voorzieningen, die zo goed zijn voor hun brede ontwikkeling. Anderzijds zien we
dat kinderen die van huis wel de mogelijkheid hebben, soms ook te weinig
sporten of bewegen. Of dat hun interesse nog verder verbreed kan worden dan hun
traditionele vrije tijdsinvulling of dan het aanlokkelijke computerscherm.
Daarnaast is het op deze leeftijd goed als het netwerk verder strekt dan je
eigen klas, school of buurt. Verder zien we dat het voor ouders met kinderen in
deze leeftijd vaak lastig is om een goede balans aan te brengen tussen werk- en
zorgtaken. Na schooltijd gaat er veel tijd op aan het heen-en-weer brengen van
de kinderen van en naar de diverse vrije tijdsclubs.
Dergelijke vraagstukken
kunnen niet vanuit één geïsoleerde instelling opgelost worden. Het vraagt om
samenwerking in de keten onderwijs-opvang-vrije tijd. Door op wijk- en
schoolniveau samenhang aan te brengen kunnen de ontwikkelingskansen van
kinderen vergroot worden. In Delft zetten we al jaren zwaar in op deze
samenwerking vanuit de brede schoolaanpak. In dit concept werken school (als
instelling de primaire vindplaats van kinderen) en opvangorganisaties op
wijkniveau programmatisch samen met aanbieders van activiteiten. In Delft
hebben we daardoor een uitgebreid en vernieuwend activiteitenaanbod dat na
schooltijd wordt aangeboden in en om scholen. Wanneer een school zich verbindt
met instellingen die zich, in of buiten de wijk, bewegen op het gebied van
jeugd, opvoeding, bewegen, etc, ontstaan kruisbestuivingen, waardoor kinderen
wél die sportcursus gaan doen, zich wél voor techniek gaan interesseren, of wel
bij dat buurthuis een muziekcursus gaan volgen. Het vraagstuk werk-zorgtaken
kan vereenvoudigd worden wanneer scholen zich verbinden aan opvangorganisaties
zodat een dagarrangement geboden kan worden.
Bovenop de
landelijk verplichte samenwerking tussen onderwijs en opvang willen we in Delft
inzetten op die samenwerking waarin onderwijs en opvang als het ware met elkaar
versmolten raken. Waar ook op pedagogische visie een doorgaande lijn ontstaat. Internationale
‘good practices’ op dit gebied uit bijvoorbeeld Scandinavië zouden Delftse
instellingen kunnen inspireren hier lokaal hun eigen invulling aan te geven.Om
ook voor ouders die buiten kantooruren werken de combinatie zorg-werk te
versoepelen, willen we binnen Delft ook meer flexibele “24-uurs” opvang
realiseren.
De keten
onderwijs-zorg-vrije tijd willen we ook verbinden aan de zorgketen.Scholen en
opvang krijgen ook een meer informerende en signalerende functie naar ouders
waar het gaat om opvoeding en ontwikkeling. In samenwerking met het Centrum
voor jeugd en gezin kan er vanuit de dagarrangementen snel worden ingespeeld op
risico’s. Parallel hieraan versterkt de gemeente deze ontwikkeling door binnen
brede school verband ook ouders te bereiken en hen o.a.
wijkgericht te informeren over opvoedondersteuning in het voorstel
(ver)nieuw(d) beleid ‘Brede school voor Ouders’.
Wat gaan we doen:
·
We gaan scholen en kinderopvangorganisaties
verleiden en stimuleren steeds verdergaande vormen van dagarrangementen te
ontwikkelen die passen bij de behoeften van ouders en kinderen van nu en de
toekomst
·
We gaan de dagarrangementen verrijken met de
naschoolse activiteiten, huiswerkbegeleiding, sport en spel tot kwalitatieve
programma’s
·
Onderwijs en kinderopvang gaan vanuit de
dagarrangementen meer samenwerken met de CJG, waar ouders worden geïnformeerd
over wijkgerichte opvoedingsondersteuning, activiteiten van de Financiële
winkel (o.a.: DUIT) en activiteiten voor hun kinderen via de Brede School voor
Ouders.
In de
samenwerking onderwijs-opvang-vrije tijd-zorg is een aantal projecten te noemen die extra ondersteuning bieden aan
kinderen/gezinnen die beperkingen ondervinden om zich vrij in deze domeinen te
ontwikkelen.
Plusaanpak
Voor sommige kinderen is
zelfs het laagdrempelig naschoolse aanbod nog een brug te ver.
Deze kinderen hebben nog
meer opstapjes nodig om het portaal van een gezonde vrije tijdsinvulling in de
vorm van sportieve of culturele activiteiten over te gaan.
Voor hen wordt een extra
stepping stone aangereikt in de vorm van brede school plus-activiteiten. Bij
deze kinderen is het vaak ook het gezin dat handvatten nodig heeft om de
talentontwikkeling van het kind te kunnen ondersteunen. Om deze reden worden
aan deze plusaanpak ook enkele maatregelen toegevoegd die meer op het gezin
gericht zijn: huisbezoeken om kinderen toe te leiden naar reguliere sport en
culturele activiteiten. We doen dit (de huisbezoeken) vooral op de kritische
schakelmomenten (6, 9 en 12 jaar). Met behulp van (financiële) ondersteuning uit het
Sportfonds, het toekomstige Cultuurfonds en de Delftpas gaan we financiële
drempels verkleinen of weghalen.
Mentor- en
huiswerkprojecten
Sinds een aantal jaar
kennen we in Delft mentorprojecten voor kinderen van 6 tot 14 jaar zoals het
project ‘de juiste keuze’; gericht op keuze voor voortgezet onderwijs en
‘Pangeea’ in het voortgezet onderwijs. Met ingang van 2008 willen we deze
mentorprojecten, die draaien op de inzet van vrijwilligers, onder een
coördinatie brengen, inhoudelijk versterken en het bereik vergroten.
Op dit moment zijn er
twee huiswerkprojecten, te weten SLIM (samen leren in de middag) en HIP
(huiswerk, integratie en participatie). Het eerste project wordt door de school
uitgevoerd en het tweede project door de BWD. Deze projecten zullen verder
worden uitgebreid. Ook wordt het huiswerkproject, net als de Plusaanpak en het
mentorproject, verbonden met huisbezoeken.
Ambitie:
Delftse Plusaanpak, mentorprojecten en huiswerkprojecten We willen de kansen van
achterstandsgroepen vergroten. Dit willen we bereiken door een verdere
professionalisering en/of uitbreiding van de bestaande projecten. Met name het creëren en vergroten van een
sociaal netwerk voor deze doelgroep vinden we erg belangrijk. We vinden de
participatie-ontwikkeling van deelnemer aan activiteiten, via initiator, naar
organisator en begeleider van activiteiten (in relatie tot vervolgopleidingen
en perspectief op werk) erg belangrijk. Hierbij willen gebruiken maken van
het principe van voorbeeldrollen en ambassadeurs.
|
Combinatiefunctionarissen
zijn de bruggenbouwers tussen onderwijs, sport, cultuur, kinderopvang en
welzijn binnen de dagarrangementen van de brede school. Delft komt vanaf 2009
in aanmerking voor deelname aan de landelijke regeling combinatiefuncties.
In Delft willen we op
meerdere manieren vormgeven aan combinatiefuncties. Allereerst richten we ons
conform de landelijke subsidieregeling voor combinatiefuncties, op de inzet van
professionals zowel binnen- als buitenschools. Professionals met een
gecombineerde aanstelling en expertise vervullen schakelfuncties tussen de
binnen- en buitenschoolse wereld in het onderwijs, de sport of cultuur. Er zijn
verschillende combinaties mogelijk, te weten: school en cultuur opvang, school
en sport, sport en cultuur. Maar ook zijn er combinaties mogelijk met de sector
kinderopvang en welzijn en opvang en sport, alhoewel deze niet vanuit de
landelijke subsidieregeling kunnen worden gefinancierd.
Het andere deel zal dan
uit de middelen van de betreffende sector moeten worden gefinancierd. Hiermee
kunnen deze professionals bijdragen aan het realiseren van de ambitie uit
4.3.3.
Wat gaan we doen:
·
In Delft gaan we onderwijs, opvang, sport en
cultuur met elkaar verbinden via professionals met een gecombineerde
aanstelling.
·
In Delft gaan we de combinatiefuncties koppelen aan
de (bestaande) mentoraatprojecten waardoor deze professionals, indien nodig,
outreachend kunnen werken om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun
kinderen
Voor met name risicokinderen op schakelmomenten gaan
we in Delft een regeling treffen met brede scholen (basisscholen al dan niet in
combinatie met de kinderopvang) waarin faciliteiten worden geboden om
huisbezoeken mogelijk te maken. Huisbezoeken hebben als doel de thuissituatie
van kinderen te beoordelen daar waar het gaat om een mogelijke bedreigde
opvoeding en ontwikkeling. Vanuit de (brede) school bezien is het primaire doel
om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van het kind, de schoolloopbaan en
keuze voor vervolgonderwijs. Daarnaast bekijken professionals van de school de
thuissituatie ook vanuit hun signalerende functie met mogelijke
(door)verwijzing naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. De nog in te voeren
huisbezoeken vanuit de brede school worden gekoppeld aan de CJG schakelmomenten
op 3, 6, 9, 12 (en 15 jaar). Als gevolg van de huisbezoeken kunnen instrumenten
worden ingezet; instrumenten binnen de school zelf (schakelklassen) maar ook in
de vorm van projecten: mentorproject, huiswerkbegeleiding, brede school
plusprogramma’s. Er wordt ook vanuit andere programma’s ingezet op huisbezoeken
en mentorprojecten (bijv. straat tot straat-aanpak). Waar het dezelfde doelgroep
betreft zorgen we voor een goede afstemming.
SCHEMA SCHAKELMOMENTEN
Voorstel (ver)nieuw(d)
beleid: Huisbezoeken We
gaan een subsidieregeling treffen met Delftse schoolbesturen om de
huisbezoeken te kunnen afleggen op de bekend schakelmomenten. Het gaat dan
met name om kinderen die worden bedreigd in hun ontwikkeling en om bekende
risicogezinnen. De huisbezoeken worden gedaan door een professional van een school (een leerkracht of intern
begeleider) die betrokken en/of al
bekend is bij het kind. In eerste instantie willen we ons gaan richten
op alle kinderen die nieuw worden aangemeld (zowel de 3-jarigen als de
tussentijdse instromers) en op de risicokinderen op het belangrijke schakelmoment van groep 6. De signalering
van deze laatste groep kinderen vindt plaats vanuit het intern zorgteam van
de school. De school werkt hier nauw
samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin. De professional vanuit de school
en het CJG werken over hun eigen grenzen om zodoende de aanpak sluitend te
maken. Voor een intensivering van ouderbetrokkenheid van de
schakelklasdoelgroep biedt het voorstel (ver)nieuw(d) beleid huisbezoeken
goede mogelijkheden. |
Ontmoetingen met anderen
zijn belangrijk voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Daarom is het
belangrijk dat kinderen met en kinderen zonder een beperking elkaar op school
en bij de buitenschoolse activiteiten kunnen ontmoeten. Het kan dan gaan om een
lichamelijke beperking of een cognitieve beperking. Een belangrijk middel
daartoe is het toerusten van leerkrachten om kinderen met gedragsproblemen in
het reguliere onderwijs te kunnen begeleiden. Hierbij past de kanttekening dat
er een grens is wat van het reguliere onderwijs verwacht kan worden. Er zijn
situaties waarin het zowel voor de school als voor het kind beter is gebruik te
maken van de voorzieningen in het speciaal onderwijs.
Bij dit onderwerp hoort
ook aandacht voor kinderen die een leerachterstand ontwikkelen. Een goed
leerlingvolgsysteem levert hiervoor bijtijds de signalen en de school zorgt
voor extra programma’s, bijvoorbeeld taalprogramma’s of schakelklassen om de
achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Omgekeerd geldt dat ook hoogbegaafde
kinderen aan hun trekken moeten komen. Verder is het van belang dat kinderen kennismaken
met kinderen met een andere culturele of etnische achtergrond. Op school moet
het ook mogelijk zijn om contacten te leggen met kinderen uit andere landen via
internet en via uitwisselingsprogramma’s.
Voorstel (ver)nieuw(d)
beleid: Delft inclusief Kinderen
en jongeren met een beperking hebben nu nog onvoldoende de gelegenheid om
deel te nemen aan reguliere voorzieningen, ondanks het feit dat deze behoefte
wel wordt gevoeld. Dit geldt voor vele leefgebieden, zoals onderwijs (Brede
school), sport, vrije tijd, kinderopvang en stages. Daar willen wij graag
verandering in zien. Wij willen graag dat in 2011 kinderen en jongeren met
een beperking gemakkelijker meedoen aan reguliere activiteiten en zich
daarbij ook welkom voelen. Een kwart van de Delftse voorzieningen voor
welzijn, sport, brede school en vrije tijd is in 2011 ingericht op deelname
van deze doelgroep. Meer Delftenaren zijn op dat moment actief in de
ondersteuning van deze doelgroep. Om
dit te bereiken is het nodig dat kennis beter wordt gedeeld, dat er actief
wordt ingezet op positieve beeldvorming en dat het aanbod en de mogelijkheden
worden vergroot en worden afgestemd op de vraag. Ter
illustratie. Met een netwerk van betrokken organisaties en ouders wordt een
betere toegang voor mensen met een beperking tot sportbeoefening voorbereid.
Door een beperkt aantal sporten te kiezen, toeleiding en begeleiding (juist
ook van de “ontvangende partij”) goed te organiseren, kan binnen deze sporten
enige massa worden gemaakt. Dat kan dan ook weer leiden tot sporten in
wedstrijd- of teamverband. In 2009 worden de eerste resultaten zichtbaar. |
Soms gaat het niet goed
met kinderen. Er kunnen zich thuis situaties voordoen die ingrijpen
noodzakelijk maken, bijvoorbeeld als sprake is van structureel schoolverzuim,
geweld of verwaarlozing. Bij dergelijke risicogroepen is het belangrijk dat er
snel en effectief wordt ingegrepen. Dit gebeurt onder regie van het Centrum
voor Jeugd en Gezin waar het signaal dat het met een kind niet goed gaat wordt
gemeld en van waaruit wordt aangegeven wie verantwoordelijk is voor een
interventie en wie belast is met het toezicht op gemaakte afspraken. De school
is de plek waar problemen vaak als eerste gesignaleerd worden, maar de school
is niet de instantie die ook verantwoordelijk is voor alle interventies. Het is
de taak van de CJG om diep genesteld (‘embedded’) te raken in de wijknetwerken.
In Delft willen we
uitdragen dat gezamenlijk vertrouwen op de kracht van preventieve voorzieningen
van groot belang is. Immers een succesvol preventief jeugdbeleid leidt tot
minder geïndiceerde zorg van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Belangrijk is dus
een goed signaleringssysteem en een ketenbenadering binnen de zorg waarin
instanties nauw samenwerken en er op het juiste moment de juist zorg kan worden
geboden aan kinderen en gezinnen.
In
iedere Delftse wijk staat een CJG. Door zich te nestelen in de wijk, door
inloopspreekuren, het bieden van opvoedondersteuning en het grip hebben op
risicojongeren/gezinnen kan het CJG resultaten boeken. Aan de “achterkant”
van het CJG, denk aan de relatie met de daadwerkelijke zorg en de relatie
met de volwassenenzorg, valt nog veel te doen. In één backoffice CJG wordt
de komende tijd met Bureau Jeugdzorg, de GGD en andere partijen gewerkt aan
vijf speerpunten: Het
CJG biedt zorg voor –9 maanden tot 23 jarigen en hun ouders. In 2009 wordt
opvoedingsondersteuning geboden in de prenatale zorg. Ook gaan we de zorg
voor de leeftijdscategorie 18 tot 23 jaar versterken door ook hiervoor
jeugdmaatschappelijk te positioneren in de ruggengraat van het CJG. Zorgcoördinatie
wordt ingezet bij ‘multi-probleem’ gezinnen waarin meerdere hulpverleners
actief zijn en er sturing en coördinatie nodig is. In 2008 is reeds een
start gemaakt met de invoering van zorgcoördinatie in de wijken Voorhof en
Buitenhof. In de periode 2009 en verder wordt dit verder ‘uitgerold’ over
de andere wijken tot een stedelijke dekking
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: Minder geïndiceerde zorg
Kinderen opereren in deze
leeftijdsfase in toenemende mate ook los van ouders: ze spelen op straat, maken
afspraken met vriendjes of vriendinnetjes en gaan alleen op pad. Veiligheid in
de openbare ruimte is daarom van groot belang. Dan gaat het om veilige
schoolroutes zodat kinderen kunnen leren zich zelfstandig in het verkeer te
bewegen. In deze leeftijdsgroep maakt het spelen in het zicht van de ouders
langzaamaan plaats voor het ‘spelen uit het zicht van de ouders’. Het creëren
van meer informele en goed bereikbare speelplekken met mogelijkheden van
sociale controle is nodig om kinderen meer ruimte en mogelijkheden te bieden om
veilig met andere kinderen te spelen.
Een ander belangrijk
thema hebben we ook geformuleerd in de Woonvisie Delft. Dit heeft betrekking op
hoe kinderen prettig kunnen wonen in hun wijk en hoe ze daarbij betrokken
kunnen worden door professionals. Dit thema houdt ook verband met het grote
verloop van bevolkingsgroepen in bepaalde wijken. Te grote migratie in de stad
zorgt niet alleen voor instabiliteit in de wijk maar ook voor discontinuïteit
in de ontwikkeling van kinderen. Bijvoorbeeld door verandering van scholen,
vrienden, etc. In dat perspectief heeft
een goede woning in een prettige wijk een preventieve functie in het
jeugdbeleid. Het bouwen van goede woningen stelt eisen aan stedenbouwkundige
concepten die we in Delft op wijken loslaten. Dit doen we ook vanuit het
oogpunt van kinderen en opgroeien.
Het beschermen tegen
gevaren moet niet uitlopen op het vermijden van alle risico’s. De omgeving moet
kinderen de kans bieden te leren hoe ze op een verstandige wijze met risico’s
omgaan. Hetzelfde geldt voor gezondheidsrisico’s in deze leeftijdscategorie
zoals overgewicht. Ook hier is het geven van goede informatie en het stimuleren
van gezond gedrag beter dan het wegnemen van elke verleiding. Stimuleren van
deelname aan sportverenigingen past in dit kader. Ook willen we vanuit het
Lokale Verkeers- en Vervoerplan aandacht schenken aan de wijze waarop kinderen
zich veilig door hun wijk kunnen bewegen. Daarnaast blijven we in Delft het
onderwijs faciliteren met vakleerkrachten bewegingsonderwijs en schoolzwemmen.
Wat gaan we doen:
·
In het basisonderwijs geven we gerichte
voorlichting aan kinderen waarin we ze
alert maken op de risico’s van overgewicht.
·
In Delft schenken we vanuit de Woonvisie aandacht
aan de wijze waarop kinderen wonen en zich veilig door hun wijk kunnen bewegen.
Daarnaast trachten we in Delft met goede woningen en voorzieningen stabiliteit
in de migratieprocessen te krijgen wat een positief effect heeft op de
ontwikkeling van kinderen
In de leeftijdsfase van 4
tot 12 jaar doen zich twee overgangssituaties voor: van groep 2 naar groep 3 en
van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Bij de overgang van de
vroegschoolse periode naar groep 3 is het van belang om de opbrengsten van de
speciale VVE-programma’s te borgen en te benutten voor de volgende periode. Aan
het eind van de basisschool is het van belang om ouders en kinderen zorgvuldig
te begeleiden in de mogelijkheden en de keuze van vervolgonderwijs en ervoor
zorg te dragen dat de school waar het kind vervolgens naar toe gaat, beschikt
over alle relevante informatie. Een verkeerde schoolkeuze kan tot gevolg hebben
dat bepaalde vervolgmogelijkheden worden afgesneden of kan leiden tot
teleurstelling, afhaken en schoolverzuim.
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid
van basisschool en voortgezet onderwijs dat de doorstroming naar het
vervolgonderwijs succesvol verloopt. Dit doen we niet alleen door een goede
informatieoverdracht van dossiers, maar ook een vakinhoudelijke aansluiting.
Zoals we op het gebied van Techniekeducatie en Kunstzinnige Vorming een
doorlopende leerlijn realiseren tussen het basisonderwijs en voortgezet
onderwijs, zo willen we ook meer aandacht voor de beheersing van de Engelse
taal. Temeer omdat de samenleving internationaliseert en de Nieuwe Media zorgen
voor globalisering van de wereld, is voor een goede aansluiting in het
voortgezet onderwijs, een gedegen basis van het Engels in het basisonderwijs
noodzakelijk.
Wat gaan we doen:
·
In Delft schenken we specifieke aandacht aan de
realisatie van goede aansluitingen en doorlopende leerlijnen in en rond het
onderwijs op de vakken als techniek (via
Techniekeducatie), kunstzinnige vorming (via de VAK en Brede School) en
de Engelse taal.
In
de leeftijdsgroep 4 tot 12 jaar willen we in Delft de volgende beleidsdoelen
bereikt hebben.
·
In 2011 is het percentage jeugdigen tussen 4 en 17
jaar dat aan de beweegnorm voldoet minimaal 50% (in 2005: ca. 40%)
·
In
2011 draait in iedere wijk de brede school voor ouders.
·
In 2011 is het aantal Delftse jeugdigen dat een
indicatie voor speciaal onderwijs heeft onder het niveau van 2008.
·
In 2011 is het aandeel kinderen dat een havo/vwo
opleiding volgt hoger dan het landelijk gemiddelde.
Doelstelling
voor jongeren van 12 tot 16 jaar
In
Delft maken alle jongeren bewuste en verantwoorde keuzes rond school, werk,
vrijetijdsbesteding en hun sociale omgeving (ouders, vrienden en de buurt).
In de leeftijd van 12 tot 16 jaar markeert de overgang van basisschool naar voortgezet
onderwijs de start van een nieuwe fase.
We spreken over jongeren die steeds meer zelfstandig opereren en zelf keuzes
maken. De groep waarvan ze deel uitmaken wordt belangrijker voor hun sociaal
gedrag. Daartegenover staat dat ouders niet altijd meer controle hebben over
hun kinderen. Zij voelen de noodzaak hun kinderen meer los te laten en erop te
vertrouwen dat ze verstandige keuzes maken en risico’s vermijden. Op school
zijn de leerresultaten en het enthousiasme van docenten bepalend voor de keuze
van het toekomstige vervolgonderwijs. Thema’s voor het beleid zijn voorkomen
dat jongeren te grote risico’s lopen voor zichzelf en anderen, tegengaan van
schooluitval en jongerenparticipatie.
In de leeftijd van 12 tot 16 jaar willen jongeren
steeds meer zelf verantwoordelijkheid dragen. Het is belangrijk dat de omgeving
van jongeren; ouders, school, jongerenwerk of de sportvereniging dit mogelijk
maakt en de inbreng van jongeren serieus neemt. In Delft willen we expliciet
jongeren meer ruimte bieden en actiever betrekken bij projecten en evenementen
in de buurt en stad. Behalve meepraten moet er ook ruimte zijn voor meedoen,
meedenken of eigen initiatieven. Bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke
stages op het voortgezet onderwijs, meehelpen bij culturele evenementen, actief
zijn in het vrijwilligerswerk op de sportvereniging of een eigen initiatief in
de buurt of school. Dat kan door jongeren zelf een deel van de
verantwoordelijkheid te geven voor jongerenactiviteiten, niet alleen qua
organisatie maar ook financieel, of hen de verantwoordelijkheid te geven in een
jongerenplatform of leerlingenraad of hen als adviseur te raadplegen bij nieuwe
beleidsinitiatieven of te betrekken bij de uitvoering van beleid.
Voorstel (ver)nieuw(d)
beleid: Jongerenplatform Delft (JPD) We
gaan de Delftse Jongerenraad omvormen tot een breder en meer democratisch
jeugdplatform, bestaande uit jongeren met verschillende achtergronden. Dit
gaan we doen aan de hand van een getrapte vertegenwoordigingstructuur die ook
in Rotterdam wordt gehanteerd. Via alle scholen (bijv. via de leerlingraden)
worden jongeren gerecruteerd. Binnen het platfom is diversiteit qua
achtergrond, opleiding, competenties en interesses gewenst. De fanatieke en
politiek-geinteresseerde jongeren kunnen deelnemen aan meer bestuurlijke
activiteiten en de doeners onder de jongeren kunnen actief zijn in het
organiseren en uitvoeren van activiteiten van het platform. Het stedelijk
jeugdplatform is gesprekspartner van
het gemeentebestuur en kan gevraagd en ongevraagd adviseren. |
In hetzelfde kader van meedoen gaan we in Delft
gezamenlijk met scholen en vrijwilligersorganisaties de maatschappelijk stages
invullen. De maatschappelijke stage kan zowel in de vrijwilligerssector als in
het verenigingsleven worden ingevuld. Zoals beschreven in de nota Wonen Zorg en Welzijn willen we dat er
in iedere wijk een netwerk is ontstaan waaruit nieuwe initiatieven kunnen komen
en waarbij de schoolgaande Delftse jeugd een vrijwillige maatschappelijke
bijdrage levert aan de buurt, wijk of stad. De gemeente ontvangt hiervoor vanaf
2008 tot en met 2011 een bijdrage van het rijk in het gemeentefonds. Deze
middelen gaan we de komende tijd aanwenden om de maatschappelijk stages als een
project op te zetten.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: maatschappelijke stages
In Delft hebben we de ambitie dat in 2011
alle Delftse leerlingen in het voortgezet onderwijs een maatschappelijke stage lopen met goede begeleiding vanuit de
school en de stageplek. De maatschappelijke stage kan in alle
vrijwilligerssectoren ingevuld worden, niet alleen in de zorg, maar ook
bijvoorbeeld in de sport, cultuur, evenementen en in de welzijnssector. De
professionele zorgsector richt zich met name op de beroepsgerichte stages, de
vrijwilligerorganisaties op het gebied van zorg richten zich op de
maatschappelijke stages. Er ontstaan in de omgeving van de scholen en in wijken
allerlei nieuwe initiatieven en sociale netwerken waarbij de schoolgaande
Delftse jeugd een vrijwillige maatschappelijke bijdrage levert aan de buurt,
wijk of stad. Er komt een digitaal overzicht van allerlei initiatieven,
projecten en stageplekken, naast de klussen die voorhanden zijn binnen het
reguliere vrijwilligerswerk, waar jongeren op aan kunnen haken voor een
maatschappelijke stage. In dit kader biedt het meedoen en meewerken aan
evenementen, activiteiten of eigen ideeën en initiatieven van
jongerenparticipatie, ook mogelijkheden voor maatschappelijke stages.
Het is de opdracht van de school om de interesse
van leerlingen vast te houden door het bieden van een activerende en
stimulerende leeromgeving, waarbij talenten op een breed terrein tot
ontwikkeling worden gebracht. Scholen kunnen zich onder andere profileren door
het ‘binnenhalen van de buitenwereld’ van techniek, sport en beweging of kunst.
Met het voorstel (ver)nieuw(d) beleid Brede School Voortgezet Onderwijs gaan we
scholen verbinden met aanbieders op het gebied van met name (jeugd)cultuur,
sport en wetenschap & techniek in daarvoor bedoelde kenniskringen. Door een
programma van binnenschoolse onderwijsprojecten, aangevuld met buitenschoolse
activiteiten, brengen we leerlingen in aanraking met de maatschappij, cultuur
en toekomstig werk. Vanuit de Brede School VO kunnen ook verbindingen gemaakt
worden met eigen initiatieven van jongeren.
Voorstel (ver)nieuw(d)
beleid: Invulling brede school voortgezet onderwijs In
de Brede School VO liggen de accenten op de aansluiting bij jeugdcultuur, sport
en ruimte voor participatie en oriëntatie op vervolgonderwijs met specifieke
aandacht voor innovatie en wetenschap (bêta-onderwijs). We maken hierbij
koppelingen met andere, vaak al bestaande, projecten waarbij ook gewerkt
wordt aan jeugdcultuur en participatie. De komende twee jaar werken we aan
drie inhoudelijke thema’s: een doorlopende, buitenschoolse programmering waar
scholen op aansluiten met binnenschoolse projecten (1) met daarom heen een
netwerk en ontmoetingsmomenten voor buitenschoolse aanbieders en experts,
docenten en jongeren (2). Tot slot gaan we met de (leerlingen van) scholen
voor voortgezet onderwijs in gesprek over de realisatie en inrichting van
‘chill-rooms’ voor jongeren (3). Hiermee geven we een eigentijdse, moderne
invulling aan de ‘jongerensoos’, waar jongeren met leeftijdsgenoten veilig en
vertrouwd samen kunnen komen. |
Op basis van de resultaten van het project
Techniekeducatie in het basisonderwijs, gaan we het stimuleren en interesseren
voor technische opleidingen en bèta-studies uitbreiden naar het voortgezet
onderwijs. Dit gaan we doen door de contacten tussen het voortgezet onderwijs
en de technische afdelingen van Haagse Hogeschool en INHolland en uiteraard de
TU te bevorderen. Vooruitlopend op de ontwikkeling van het nieuwe science
centre (werknaam Technicon) van de TU Delft, gaan we nieuwe afspraken maken
over techniekeducatie voor het Delftse Onderwijs.
Zoals
gezegd gaan we jongeren meer betrekken bij het maken, uitvoeren en evalueren
van beleid. Dit doen we deels door het inrichten van een jongerenplatform, maar
deels ook door jongeren in staat te stellen zodat zij op ad hoc basis mee
kunnen doen aan projecten en evenementen in de wijk.
We
gaan samen met partners in deze stad een database aanleggen van jongeren die actief
betrokken willen zijn bij hun stad, wijk of buurt. In zo’n database geven we
aan wat de interesses zijn van jongeren, wat hun sterke kanten zijn, etc. Op
deze manier kunnen jongeren meedoen aan bijvoorbeeld de jeugdprogrammering van
een evenement als de Mooi Weer Spelen of ze kunnen een ‘bloc party’ organiseren
in hun buurt waar jong en oud uit de buurt of straat elkaar kunnen ontmoeten.
Om
dergelijke projecten ook voor en door jongeren mogelijk te maken gaan we een
‘jongerenpot’ instellen: een subsidieregeling waar jongeren via bestaande
organisaties aanvragen kunnen doen voor kleine subsidiebedragen. Partners in de
stad (o.a.: BWD, de Nieuwe Amateur, Youth for Christ, DOK, Stichting
Popoefenruimte Delft, etc.) ondersteunen jongeren, dragen projecten en jongeren
voor, zetten de faciliteiten in en ontvangen gemeentelijke subsidie daarvoor.
We haken hierbij aan bij een initiatief van Fonds 1818 genaamd Fuel for the Future. Dit is bestemd voor
jongeren onder de 24 jaar, die met minimaal drie jongeren onder de 24 een
project willen organiseren met een maatschappelijk/cultureel doel dat voor
iedereen toegankelijk is. Een aanvraag moet minstens 4 weken voor aanvang van
de activiteit worden ingediend en men krijgt snel antwoord. Er kan peer keer
maximaal 3.000 euro worden aangevraagd.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: Multimedia jeugd In Delft willen we op
veel manieren ruimte maken voor jeugdcultuur. Hiermee komen we tegemoet aan
de wensen van jongeren zoals gehoord in de jeugdweek (januari 2008). We gaan
hiervoor een omgeving creëren met en voor jongeren met een programmering
gericht op jeugdcultuur. We willen hierbij aansluiten bij andere aansprekende
initiatieven waaronder de Club van Delft en Nyama.Zo willen we de komende 4
jaar zendtijd geven aan jongeren; via radio of internet waarbij aandacht is
voor muziek, trends, mode, evenementen, uitgaansagenda en andere
(sub)culturele uitingen. Dit platform is bedoeld als een ‘opinie- en
trendcommunity’ voor Delftse jeugd waar diverse ‘scenes’ elkaar kunnen
ontmoeten. Het biedt ruimte voor de jeugd als trendwatcher, kritische
consument en adviseur. Tevens biedt het platform ook de ruimte voor anderen
zich te profileren bij de jeugd, via media die aanslaan bij jongeren. We
willen dit voorstel (ver)nieuw(d) beleid extra publiciteit geven door
ambassadeurs, zoals lokale voorbeeldfiguren, bekende Delftenaren: DJ’s,
artiesten en/of BN’ers. Door ambassadeurs te benoemen, vergroten we het
netwerk en bereik. Via dit netwerk krijgt Delfts talent een springplank
waardoor mogelijk nieuwe Delftse helden opstaan. |
Wat gaan we doen:
·
We stimuleren instellingen en organisaties die
samen met jongeren podia creëren van waar zij kunnen communiceren over diverse
culturele activiteiten (wereld, jeugd en straatcultuur, muziek, dans en mode).
Hierover gaan we samenwerkingafspraken maken met organisaties zoals DOK, Nyama,
De Nieuwe Amateur en Speakers.
·
Jongeren ruimte geven voor het uitvoeren van eigen
initiatieven op wijkniveau maar ook in broedplekken (zoals Lijm en Cultuur, de
Schiehal). Hiervoor reserveren we jaarlijks budget in een zgn. Jongerenpot.
·
We gaan jongeren in het voortgezet onderwijs
stimuleren te kiezen voor techniek en beta-studies als opleiding en beroep door
buitenschoolse excursies en activiteiten, afspraken te maken over een educatief
programma in het Technicon en het ondersteunen van sprankelende evenementen
zoals de First Lego League
·
Naast structurele jongerenparticipatie willen we
jongeren ook meer spontaan betrekken en ad hoc uitnodigen om hun mening te
geven door een deze participatievraag bij jongeren neer te leggen via internet
communities, virtuele netwerken via partners als de Nieuwe Amateur, BWD, Youth
for Christ en JIP.
·
We willen Delftse jongeren meer ruimte geven zodat
ze hun aandeel kunnen leveren aan buurtactiviteiten en evenementen of dat ze
hun eigen projecten kunnen opzetten
·
In Delft gaan we vrijwilligersorganisaties
faciliteren zodat in 2011 alle Delftse leerlingen in het voortgezet onderwijs
een maatschappelijke stage kunnen lopen met goede begeleiding vanuit school
In deze leeftijdsfase zijn jongeren meer dan
voorheen zelfstandig aanwezig in de stad. Hun mobiliteit en actieradius groeit
enorm. Jongeren in de leeftijd tot 16 jaar gaan vaak al zelfstandig uit, maar dan
is het wel belangrijk dat ze dat kunnen doen in een omgeving die rekening houdt
met hun leeftijd. In de gesprekken met jongeren bij het opstellen van de nota,
in de zgn. jongerenweek, is veelvuldig de behoefte aan uitgaans- en
ontmoetings-plekken voor jongeren tot 16 jaar genoemd. Buurthuizen,
sportverenigingen en schoolfeesten schieten hierin tekort. De gemeente wil
meewerken om deze behoefte van jongeren te realiseren. We gaan daarom in Delft
een dialoog organiseren waar jongeren, horecaondernemers, studenten- en
jongerensociëteiten en evenementenbureaus gezamenlijk bekijken op welke wijze
jongeren verantwoord kunnen uitgaan in Delft. Daarbij wil de gemeente meewerken
aan meer alcoholvrije ontmoetingsplekken en uitgaansgelegenheden voor jongeren
tot 16 jaar.
Parallel aan deze dialoog hanteren we in Delft een
integrale aanpak van voorlichting en handhaving rond alcoholmatiging in het
algemeen. Binnenkort start de campagne voor jongeren en ouderen die gebaseerd
is op het initiatiefvoorstel dat in de raad is aangenomen. De handhavingskant
wordt verder uitgewerkt als onderdeel van de nota Lokaal gezondheidsbeleid, die
ongeveer gelijktijdig met deze jeugdnota verschijnt.
Sport is en blijft de komende jaren een
toegankelijk en emanciperend middel om een gezonde levenstijl van jongeren te
bevorderen. Naast het terugdringen van bewegingsarmoede, werken sport en
bewegen preventief op het verminderen van overgewicht en het terugdringen van
andere gezondheidsproblemen als diabetes, hart- en vaatziekten en depressies.
Delft wil in de voorhoede blijven daar waar het gaat om sport en bewegen. De
komende jaren worden de resultaten van de Buurt Onderwijs Sport (BOS) impuls
uitgebouwd via de impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB). In de
binnenkort te verschijnen Sportnota worden aanpak en doelstellingen beschreven.
Delft is één van de weinige gemeenten die een
legale graffitizone hebben ingericht. Niet ergens op een duister plekje
achteraf maar als een blikvanger in de centrale toegangsweg tot de stad. Voor de
liefhebbers is het kicken, voor andere burgers zonder meer een aanfluiting.
Schitterende uitingen van jongerencultuur contrasteren met de vervuiling van de
omgeving. De Irenetunnel verdwijnt met de ondertunneling van het spoor. Deze gemengde ervaringen kunnen ons helpen
in de keuze van een toekomstig alternatief. We juichen een ‘nieuwe ‘ vrijplaats
van creatieve graffiti-uitingen toe,
echter met strenge randvoorwaarden, zoals een duidelijk af te bakenen
zone en een krachtige reactie indien
graffiti tot excessen leidt.
In het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs wordt de interne zorg op scholen afgestemd in de zgn.
Zorgadviesteams (ZAT), waar leerlingen die met problemen kampen, worden
besproken. Het jeugdmaatschappelijk werk speelt een verbindende rol tussen de
school en de Centra voor Jeugd en Gezin. In het ZAT wordt afgesproken wie
de verantwoordelijkheid heeft voor een
interventie.
Naast de zorg vanuit school en CJG is ook
laagdrempelige opvoedondersteuning voorhanden, die wordt gecommuniceerd via de
Brede School voor ouders. In deze leeftijdscategorie richt de preventieve zorg
zich niet alleen op risicogedrag van pubers, maar leren ouders, leraren en
anderen ook signalen van spijbelen, verslavingen en financiële problemen te
zien bij kinderen.
In het voortgezet onderwijs gaan we de mentor- en
huiswerkbegeleidingprojecten professionaliseren zoals we dat ook doen in het
basisonderwijs en de Plusaanpak Brede School. De prioriteit ligt hier bij het
VMBO in Delft. We bekijken of de door het rijk gefinancierde combinatiefuncties
hierbij kunnen worden ingezet.
De komende jaren gaan we in Delft ook werken aan de
realisatie van één breed onderwijs zorgplatform (van kinderopvang tot
voortgezet onderwijs). Daarin brengen de samenwerkingsverbanden op het gebied
van onderwijszorg en onderwijsachterstanden hun professionals bij elkaar om
zodoende een krachtige en gebundelde aanpak van zorg- en achterstandvragen voor
heel Delft te realiseren. Hierbij gaat het om voegsignalering en een sluitende
ketenaanpak, met als motto: ”Voor ieder kind of jongere, de juiste hulp, op het
juiste niveau op het juiste moment”, maar ook om een zoveel mogelijk afgestemde
invoering van passend onderwijs en bijvoorbeeld taalbeleid. Het platform werkt
steeds meer samen met het CJG.
Voor jongeren die dreigen af te glijden is een
snelle en adequate reactie belangrijk. Voortijdig en langdurig schoolverzuim
kan een indicator zijn van dit afglijden. De gemeente voert lokaal vanuit het
Jongerenloket de regie op de sluitende ketenaanpak rond voortijdig
schoolverlaters; van registratie tot casemanagement zoals omschreven in de nota
Aanval op de Uitval. In regionaal verband heeft de gemeente Delft de
coördinatie in het SMC gebied over het uitvoeren van convenantmaatregelen
Voortijdige Schoolverlaters in de periode tot 2011. Het ROC richt zich met een
preventieve aanpak op het voorkomen van potentiële nieuwe schooluitvallers door
goede studieloopbaanbegeleiding op weg naar en tijdens het MBO, aansprekend en
modern onderwijs, sluitende verzuimregistratie als signaleringinstrument en
maatwerktrajecten voor jongeren die van opleiding wisselen.
De gemeente richt zich met name op de reeds
uitgevallen jongeren die met casemanagement trajecten worden teruggeleid naar
onderwijs en/of werk. Daarnaast hanteert de gemeente eveneens een sluitende
registratie van jongeren met en zonder een startkwalificatie, begeleiden we
jongeren in de aansluiting VMBO-MBO en bieden we maatwerk coachings- en
leerwerktrajecten voor jongeren die dat nodig hebben. In het verband van de
GGD-Zuid-Holland West gaan we de Verwijsindex Risicojongeren invoeren, waarin
professionals in de keten contacten met problematische jongeren (aan elkaar)
melden. De invoering van dit signaleringssysteem wordt gekoppeld aan het
Elektronisch Kinddossier, dat in dezelfde periode wordt ingevoerd. Vanuit het
hetzelfde kader van (vroeg)signalering voeren we in Delft een extra preventief
consultatiemoment van de schoolarts in voor risicojongeren rond het 15de
jaar.
Wat gaan we doen:
·
In Delft geven we veel aandacht aan gezondheid en
risico’s, o.a.: alcoholmatiging en overgewicht. Dit doen we door sport en
bewegen te stimuleren in het onderwijs en vrije tijd, aansprekende voorlichting
te geven voor ouders en voor jongeren en assertief te handhaven.
·
In Delft gaan we voor risicojongeren een extra
consultatiemoment van de schoolarts invoeren rond het 15de jaar
·
In Delft gaan we de Verwijsindex Risicojongeren
invoeren waar professionals in de keten contacten met risicojongeren aan elkaar
melden. Deze index wordt gekoppeld met het Elektronisch Kinderdossier
·
In Delft gaan we een dialoog starten tussen
jongeren en horeca over gezond en veilig uitgaan voor jongeren onder de 16 jaar
·
Voorstel (ver)nieuw(d) beleid:
Zorgplatform In Delft bestaat in 2011 één platform/
onderwijszorgloket ten behoeve van alle kinderen in het Delftse onderwijs
die extra aandacht nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
Kernbegrippen daarbij zijn: vroeg signaleren en aanpakken, ieder kind op de
juiste plek en iedere jongere waar mogelijk een startkwalificatie. Met
andere woorden: voor elk kind passend onderwijs en passende zorg. Dit
onderwijszorgloket werkt functioneel samen met het CJG en wordt mogelijk
één met het CJG. De coördinatie van de uitvoering is gebundeld in één team
van medewerkers, waarin alle benodigde expertises bijeen worden gebracht,
ook de expertise van het CJG. Partners hebben helder wie wanneer welke rol
heeft, respecteren elkaars rollen en nemen daarbinnen hun
verantwoordelijkheden. Binnen het onderwijszorgloket kunnen een aantal
functies worden onderscheiden/ondergebracht, namelijk: -
Kennis en informatiepunt: ten behoeve van scholen,
ouders, organisaties, bestuurders. Hier wordt o.a. informatie gedeeld,
voorlichting aan scholen ontwikkeld en verzorgd -
Consultatie en advies; ten behoeve van scholen en ouders -
Bijstaan bij de aanvraag van een indicatie; om tot
dossiervorming te komen en ten behoeve van ouders -
Het indicatiestellingsproces op zich. Het zorgplatform neemt de
coördinerende en uitvoerende taak op zich ten behoeve van de
samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School, Voortgezet
onderwijs/Speciaal Voortgezet Onderwijs en Onderwijsachterstandenbeleid.
Doorlopende taalontwikkeling is ook in deze
leeftijdsfase van groot belang. Alleen een voldoende Nederlandse taalbeheersing
maakt het mogelijk om optimaal te profiteren van het (vervolg)onderwijs. In de
vroege leeftijdsfasen wordt in Delft veel extra aandacht aan taalontwikkeling
gegeven, onder meer door middel van voor- en vroegschoolse educatie, in de
schakelgroepen/-momenten in groep 3 en 6 en in de Kopklas.
Tijdens de onderwijsmiddag 2008 is gebleken dat
veel vmbo-leerlingen desondanks met een onvoldoende taalniveau in het mbo
terecht komen waardoor de aangeboden schriftelijke leerstof niet goed
toegankelijk is. Het ROC Mondriaan College is tot deze conclusie gekomen na een
onderzoek waarbij alle instromers getoetst zijn. Alle deelnemers die dit nodig
hebben krijgen nu een (verplicht) extra traject aangeboden. We juichen
initiatieven van zowel het vmbo als het mbo om deze achterstand aan te pakken
toe.
In deze leeftijdsfase is er een verschil in de
ontwikkeling van jongens en meisjes. Daarom is het van belang hiermee rekening
te houden in het beleid. Bij beleid voor jongeren wordt vaak stilzwijgend
aangenomen dat het om jongens gaat. Vervolgens blijkt dat meisjes zich vaak
niet aangetrokken voelen tot de activiteiten. Belangrijk is dat scholen en
organisaties zich hiervan bewust zijn. Als meisjes liever andere activiteiten
ondernemen in hun vrije tijd dan jongens moet dat mogelijk zijn, als ze dat
liever niet willen, eveneens, maar dan wel met aandacht voor de omstandigheden
waarin meisjes en jongens zich prettig en veilig voelen.
Behalve voor recreatieve activiteiten is het ook
voor de hulpverlening een opdracht om voor problemen die zich voor het grootste
deel bij meisjes voordoen een specifiek hulpaanbod te ontwikkelen, bijvoorbeeld
als het gaat om meisjes die slachtoffer worden van loverboys, ongewenst zwanger
zijn of op zeer jonge leeftijd moeder worden, eetstoornissen ontwikkelen of het
risico lopen om uitgehuwelijkt te worden. Sleutelwoorden bij het verbeteren van
de positie van meisjes is het vergroten van het zelfbewustzijn en hun
weerbaarheid. Sommige problemen van meisjes zijn cultuurgebonden.
Bespreking daarvan in een cultuurgebonden setting
kan bijdragen aan doorbreking van de situatie. Kennis hiervan en van de op
meisjes toegesneden methodieken in het jongerenwerk wordt als basiskennis
verondersteld bij de professionals. De seksualisering van de samenleving kan
extra risico’s opleveren voor meisjes. Daarom is het belangrijk dit onderwerp
bespreekbaar te maken voor jongens en meisjes en bewustwording te bevorderen
voor de mogelijke gevolgen hiervan.
Wat gaan we doen:
·
We gaan meiden op jonge leeftijd weerbaar maken
tegen de seksualisering van de samenleving, met aandacht voor tienermoeders,
loverboys en cultureel gebonden issues. We sluiten hierbij aan bij de eerder
verschenen Emancipatienota en de Homo-emancipatienotitie
van de gemeente Delft
Voorstel (ver)nieuw(d)
beleid: Meiden: wat doen jullie? We
gaan in Delft een onderzoek doen naar de vrijetijdsbesteding onder meisjes en
meiden (van tiener tot adolescent). Aanleiding voor dit onderzoek is dat we
vanuit het voortgezet onderwijs te weinig zicht hebben op hun behoefte en
wensen en dat het jongerenwerk deze doelgroep nauwelijks bereikt. Voorstel is
om een interactief onderzoekstraject te starten waarin meiden met name elkaar
ondervragen; een peer-to-peer onderzoek. Belangrijke vragen in dit onderzoek
zijn: “Wat missen meiden in Delft?” en “Wat moet er veranderen en/of
verbeteren in de vrijetijdsbesteding van meisjes in Delft?”. Het onderzoek
wordt extern uitgevoerd en staat onder meer onder begeleiding van onder
andere het Jongerenplatform Delft (Delftse Jongerenraad nieuwe stijl) De
verwachte looptijd van het onderzoek is een half jaar.De start vindt plaats nadat
het Jongerenplatform Delft (JPD) is geïnstalleerd en geactiveerd. |
De leeftijdsgroep die in dit hoofdstuk centraal
staat, 12 tot 16, is leerplichtig. Leerlingen die zonder diploma van school
gaan, worden in overleg met het RMC, zo snel mogelijk teruggeleid naar het
onderwijs. Een leerling die het VMBO met een diploma verlaat is meestal nog
leerplichtig en per definitie nog niet in het bezit van een startkwalificatie.
Daarom is doorstroming naar het MBO de geëigende leerroute. Bij die overgang
ontstaat een duidelijke breuk. Leerlingen die aan het begin van het MBO
uitvallen, lopen grote risico’s. Een alternatief is niet zo gemakkelijk te
vinden en door het gebrek aan een startkwalificatie is de positie op de
arbeidsmarkt ook slecht. Daarom is een succesvolle doorstroming van VMBO naar
MBO van groot belang. In Delft gaan we dit aanpakken door een
schakelvoorziening te realiseren tussen het VMBO en MBO. In het Regionaal
Arrangement Beroepsonderwijs hebben de Delftse scholen voor voortgezet
onderwijs, de Mondriaan Onderwijsgroep en de bouwopleiding SSPB (stichting
samenwerkende praktijkopleidingen bouw) afgesproken samen te werken.
Daarnaast is het van belang om in het
beroepsonderwijs een realistische leeromgeving te creëren. In deze vorm van
onderwijs staat het oplossen van levensechte problemen centraal en wordt
theorie aangeboden wanneer daar voor het oplossen van die problemen, behoefte
aan is. Om met succes de overgang van traditioneel naar competentiegericht
onderwijs te kunnen maken is samenwerking met het bedrijfsleven noodzakelijk,
bijvoorbeeld in de vorm van leer/werkbedrijven.
Dit zijn ‘echte’ bedrijven waarin leerlingen onder deskundige leiding in
arbeidsprocessen functioneren, maar waar meer ruimte en tijd is voor de dialoog
met en de begeleiding van leerlingen. In Delft kennen we inmiddels het
Leerbedrijf Poptahof. De komende jaren staan er veel stedelijke ontwikkelingen
op stapel, waarop deze aanpak kan worden aangesloten.
Ook kennen we in Delft en de regio Haaglanden het
Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijven (SOB). Binnen SOB verband investeren
overheid, bedrijven en onderwijs enige jaren in de relatie onderwijs –
arbeidsmarkt via drie actielijnen, te weten: de oriëntatie op beroepskeuze, de
kwaliteit en kwantiteit van stageplaatsen en de regionale match tussen vraag en
aanbod op de arbeidsmarkt. Vanuit deze actielijnen zijn er in werkgroepverband
een aantal succesvolle projecten en producten gerealiseerd die jongeren,
bedrijven en scholen in Delft helpen verstandige keuzes te maken in hun
schoolcarrière. Zo heeft het SOB Delft een stagekalender uitgebracht van alle
vmbo, mbo en hbo stages in Delft. Daarnaast verzorgt SOB stagebemiddeling daar
waar het scholen niet lukt, organiseert het SOB debatten over stagebeleid en
opleidingen die toekomstbestendig zijn en is het SOB partner in de VMBO
beursvloer On Stage.
Een andere mogelijkheid om een succesvolle
schoolcarrière in vmbo en mbo te bevorderen is het organiseren van mentoring in het onderwijs. Mentoring
kan verschillende vormen aannemen: begeleiding van leerlingen door volwassen of
door medeleerlingen, maar ook de begeleiding van ouders van ‘jongerejaars’ door
ouders van ‘ouderejaars’. Binnen de projecten Techniekeducatie en Buurt
Onderwijs Sport wordt al gewerkt met het principe van mentoring. Het kan ook
belangrijk zijn voor allochtone ouders om hen vertrouwd te maken met het
Nederlandse onderwijssysteem.
Wat gaan we doen:
·
De gemeente ondersteunt de realisatie van een
schakelvoorziening waarin leerlingen geleidelijk kunnen overstappen van VMBO
naar MBO.
·
De gemeente faciliteert en stimuleert
gebiedsgerichte en branchegerichte leerbedrijven zoals het leerbedrijf
Poptahof.
De gemeente bevordert het concept van
‘peermentoring’ in praktijk- en stagesituaties waarbij leerlingen van hogere
opleidingsniveaus, leerlingen van lagere opleidingsniveaus coachen en kennis
uitwisselen.
In de leeftijdsgroep 12 tot 16 jaar willen we in
Delft de volgende beleidsdoelen bereikt hebben in 2011.
·
In 2011 doen alle Delftse jongeren maatschappelijke
stage.
·
In 2011 zijn er meer veilige ontmoetingsplekken
voor kinderen en jongeren tot 16 jaar in Delft (de nulmeting maakt deel uit van
de dialoog “Uitgaan in Delft”).
·
In 2011 is het ongeoorloofde schoolverzuim in het
Delftse voortgezet onderwijs bij tegelijk een strikte melding met 25% gedaald
ten opzichte van 2008.
·
De tevredenheid van meiden in Delft over hun
activiteiten- en ontmoetingsmogelijkheden is in 2011 gegroeid ten opzichte van
2008 (Meidenonderzoek).
Doelstelling van het
beleid voor jongeren van 16 tot 23 jaar
In
Delft nemen alle jongeren en jongvolwassenen verantwoordelijkheid voor zichzelf
en hun omgeving en leveren hun eigen bijdrage aan de samenleving.
In de leeftijdsgroep van
16 tot 23 jaar staat de overgang naar volwassenheid centraal. Doorgaans zijn
jongeren van 23 jaar bezig met studie of werk, met het aangaan van relaties of
het stichten van een gezin. Naarmate jongeren ouder en volwassen worden,
behoren ze in afnemende mate tot de doelgroep waar leeftijdsgericht jeugdbeleid
wordt gemaakt. Toch zijn er beleidsaccenten die voor de oudere jeugd belangrijk
zijn. De beleidsmatige aandacht gaat, behalve naar een adequate zorgstructuur
voor uitvallers, uit naar de overgang van voortgezet onderwijs naar
vervolgstudie of arbeidsmarkt, huisvesting en een voorzieningenniveau dat
aantrekkelijk is voor deze leeftijdsgroep.
Ook in deze fase is
burgerschap een belangrijk thema. De meeste jongeren zijn op deze leeftijd
kritische, verantwoordelijke, zelfstandige en zelfredzame volwassen burgers van
de stad en samenleving aan het worden. De leeftijdsfase van 16 tot 23 jaar is
belangrijk bij de ontwikkeling van opvattingen over de samenleving, normen en
waarden, rechten en verplichtingen. Tegelijk houdt deze fase veel veranderingen
in. Er wordt verhuisd, jongeren beginnen aan een nieuwe opleiding of vinden
werk, oude patronen worden losgelaten en het is in elk individueel geval weer
spannend te zien welke keuzes er gemaakt worden. In feite spreken we over een
periode van maatschappelijk zoek- en experimenteergedrag op velerlei gebied.
Het bevorderen van burgerschap houdt dan ook in dat er gezapt moet kunnen
worden tussen activiteiten, dat er ruimte moet zijn voor idealen en
mislukkingen en dat uitvallers weer op de rails worden geholpen.
Beroepskeuze
Een belangrijk thema is
de voorbereiding op de beroepskeuze en de beslissingen die daarvoor moeten
worden genomen. Deze zaken krijgen aandacht op school en in de buitenschoolse
context. Zo kent Delft sinds 2007 een aansprekend project, On Stage, waar
jongeren op een evenement kennis kunnen maken met hun toekomstige beroep. Dit
project vormt een onderdeel van het activiteitenprogramma van de Samenwerking Onderwijs Bedrijven (SOB); zie
ook hoofdstuk 5. Overheid, bedrijven en onderwijs trekken in SOB verband al
enige jaren met elkaar op in de relatie onderwijs - arbeidsmarkt. Een aantal
partners pakken binnen SOB verband de kans om succesvolle projecten met elkaar
te realiseren waaronder het JAZO project (Jongeren aan zet in de zorg). In dit
project oriënteren jongeren zich breed in de zorg, om uiteindelijk te kunnen
kiezen voor een discipline binnen de zorg met vrijstelling van opleiding door
opgedane ervaring en baangarantie. Het werken volgens het principe van
vrijstellingen van onderwijs op basis van eerder of elders verworven
competenties (EVC) biedt vooral voor de oudere jongeren (18+) uitkomst om op
latere, niet kwalificatieplichtige, leeftijd alsnog een startkwalificatie te
behalen. Het ROC Mondriaan biedt hiertoe mogelijkheden via het project Leren en
Werken en Spirit for You!
Startkwalificatie
In Delft vinden we het
belangrijk dat jongeren werken aan het behalen van een startkwalificatie,
waarmee ze hun ambities kunnen realiseren en hun talenten ten volle kunnen
benutten. Dit doen we door jongeren te enthousiasmeren en uit te dagen om
verder te leren/studeren, te kiezen voor een kansrijk beroep of te ondersteuning
bij het starten van een onderneming.
Om dit te realiseren gaan we in Delft de
komende jaren vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid inzetten op een
sluitende aanpak tussen het onderwijs (voortgezet onderwijs en ROC’s),
bedrijfsleven en daar waar nodig inzet van casemanagers van het Jongerenloket.
De aangekondigde leerwerkplicht tot 27 jaar versterkt deze Delftse inspanning.
Mogelijke belemmeringen voor het zo goed mogelijk presteren, zoals
taalachterstanden of gebrek aan sociale vaardigheden, krijgen specifieke
aandacht via maatwerk- of coachingstrajecten vanuit het Jongerenloket of ROC in
het kader van het convenant Aanpak Voortijdige Schoolverlaters binnen de regio
Haaglanden.
De zorg voor leerlingen
in deze leeftijdscategorie beperkt zich niet tot het voorkomen van vroegtijdige
schooluitval van jongeren tot 18 jaar, maar registreert ook degenen die zonder
startkwalificatie het middelbaar beroepsonderwijs verlaten, ook al zijn ze niet
meer kwalificatieplichtig. De gemeenschappelijke inspanning om jongeren terug
te leiden naar school of naar de arbeidsmarkt wordt opgerekt van 23 naar 27
jaar via de Leerwerkplicht die met ingang van 1 januari 2009 van kracht zal
worden.
In Delft willen we ook
jongeren die al werken, zonder startstartkwalificatie, blijven volgen in hun
loopbaan op de arbeidsmarkt. Aansluitend op de monitoring willen we deze ‘harde
kern groep’ periodiek uitnodigen om met hen in gesprek te gaan over de
mogelijkheden voor scholing en kwalificering via EVC trajecten (eerder en elders
verworven competenties). Een andere manier om deze werkende jongeren te
verleiden tot onderwijs is hen deel te laten nemen aan BBL leerplaatsen, met
een combinatie van werken en leren, zoals de SSPB (stichting samenwerkende
opleidingen bouw) dat organiseert. We gaan na of dit ook in nadere branches
(metaal/mechatronica) mogelijk is.
Wonen
Een ander facet van
zelfstandigheid en zelfredzaamheid is dat jongeren op zichzelf gaan wonen en
het ouderlijk huis verlaten. Een toereikend aanbod van betaalbare (on)zelfstandige
woonruimte is daarvoor noodzakelijk. Extra aandacht is daarvoor, vanwege de
groeiende vraag naar studentenhuisvesting, de komende tijd wel nodig. In de
prestatie-afspraken met de woningcorporaties zal aan dit thema aandacht worden
besteed. Daarin wordt ook de ervaring betrokken dat een groep jongeren die
ofwel, door vervelende situaties thuis, ofwel door problematisch gedrag,
gedwongen zijn voortijdig het ouderlijk huis te verlaten en op zoek moeten naar
woonruimte. Veelal kampen deze jongeren ook met financiële problemen en
schulden, bijvoorbeeld als gevolg van hoge mobiele telefoonrekeningen, online
shoppen, etc. Deze financiële problematiek verhoogt vaak de spanningen in huis
daar waar het ook kan leiden tot het vervreemden van geld, achterdocht en
wantrouwen. Voor deze groep gaan we in Delft de komende jaren extra begeleid
wonen-plaatsen realiseren, in nauwe samenwerking met het jongerenloket,
stichting DUIT (financiële winkel) en de corporaties. Dit geldt ook voor
groepen als tienermoeders en jongeren met bijv. een Wajong-uitkering.
Wat gaan we doen:
·
In Delft gaan we jongeren mobiliseren om zich in te
zetten in het verenigingsleven, als vrijwilligerswerk en/of binnen
wijknetwerken.
·
De gemeente blijft projecten die zijn gericht op
start- en arbeidskwalificatie faciliteren zoals door het ondersteunen van
leerwerktrajecten als JAZO en meer gebruik te maken van instrumenten als EVC
(eerder en elders verworven competenties).
·
De gemeente Delft maakt met de woningcorporaties
afspraken over investeringen in het woningaanbod voor starters en daarnaast
realiseren we begeleid wonen voor risico jongeren.
·
In Delft willen we in SOB verband jongeren optimaal
voorbereiden zodat zij succesvol de stap naar vervolgonderwijs en/of de
arbeidsmarkt kunnen maken
In
het vrije tijdsdomein zien we een grote variëteit aan organisaties, waar
jongeren meer of minder actief hun ding kunnen doen. Denk aan het van oudsher
bestaande verenigingsleven (sport & cultuur), het vrijwillig en kerkelijk
jeugdwerk (scouting, DVA, natuurwacht …) de commerciële bedrijvigheid (sport-,
dansscholen, clubs…) etc.
Niettegenstaande het overweldigende aanbod in de stad lukt het niet
iedereen om zijn of haar vrije tijd zinvol in te vullen. Op dat moment kan het professionele
jongerenwerk van de BWD en YFC haar rol waar maken.
Karakteristiek voor
opgroeien en volwassen worden, is de behoefte aan ruimte om te experimenteren
met sociale vaardigheden, contacten en eigen cultuuruitingen. Daarbij hoort het
ervaren van eigen kunnen, en het verkennen van grenzen. Niet zelden
conflicteren uitingen van deze ontwikkeling met de samenleving waarin deze
jongeren zich bewegen. Hetzij omdat deze uitingen als overlast ervaren worden,
hetzij omdat er geen fysieke ruimte of faciliteiten voorhanden zijn om met deze
zaken te experimenteren.
Lag in het verleden de
functie van het jongerenwerk veelal in opvang en ontmoeting, nu is het accent
verschoven naar de preventie en het aanpakken van hinder en overlastbeleving.
Het jongerenwerk leidt jongerengroepen naar andere plekken waar zij geen
overlast veroorzaken. Het speelt bovendien een intermediaire rol spelen als
wijkbewoners niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren.
Door tijdens de ambulante inzet contacten te onderhouden met groepen jongeren
in de buitenruimte zullen jongeren voelen dat zij zich niet anoniem in de
buitenruimte bevinden. Dit heeft een preventieve werking op het ontstaan van
overlastsituaties.
Als jongeren geen
aansluiting vinden bij bestaande en geaccepteerde sociaal maatschappelijk
systemen, kunnen gevoelens van isolement en onvrede ontstaan. Met het risico
dat jongeren zich buiten de maatschappij plaatsen. Het risico ligt voornamelijk
bij die jongeren die zich in een meervoudige achterstandssituatie bevinden.
Het jongerenwerk
formuleert het voorkomen van uitval als haar missie. Met het bieden van opvang
en begeleiding, evenals de ondersteuning bij de weg naar werk en scholing,
hoopt het jongerenwerk dat risicojongeren hun leven weer op de rails krijgen.
Daarmee zet het jongerenwerk ook preventief in tegen het afglijden naar
criminaliteit of radicalisme.
Door dichtbij de jongeren
te werken in hún vrijetijdsdomein, hebben jongerenwerkers in een vroeg stadium
kennis van trends en tendensen die zich ontwikkelen, c.q. zicht op situaties
die fricties kunnen opleveren in de samenleving. Door deze signalen te delen
met de ketenpartners (zorg & veiligheid) kan vroegtijdig en effectief
ingezet worden op het voorkomen van ernstige jongerenproblematiek.
Vrijwilligerswerk
De samenleving waardeert
in toenemende mate de inzet van burgers die zich op vrijwillige basis inzetten
voor mens & samenleving. Burgers die zich op deze wijze actief inzetten
geven een krachtig signaal af aan hun medemens dat de overheid niet alles kan
regelen. De leefbaarheid van een stad als Delft is er bij gebaat als jong en
oud de handen uit de mouwen steken.
Één van de taken van het
jongerenwerk is juist om de participatie van jongeren en hun zelforganiserend
vermogen te bevorderen. Dit gebeurt middels ondersteuning aan jongeren en het
beschikbaar stellen van faciliteiten. Daar waar mogelijk betrekt het
jongerenwerk de jongeren bij het organiseren van de activiteiten en het beheer
van het centrum.
Het mooiste voorbeeld van
deze leerschool is echter de Skatejam. Ruim 20 jongeren participeren in de
Initiatiefgroep en maken de Skatejam van begin tot eind: een mooi festival vol
jongerencultuur, maar tegelijkertijd het pronkstuk van onze
jongerenparticipatie.
Voorstel
(ver)nieuw(d) beleid: Lokale helden Aanvullend op de WMO projecten gericht op
school en buurt willen we in 2011 minimaal tien projecten hebben draaien
waarin jongeren of jong volwassenen, als aanspreekpunt, voorbeeld en/of coach
fungeren voor risico en problematische jeugd. Om dit te bereiken willen we
afspraken maken met professionals en partners in de stad waaronder:
wijkcoördinatoren, wijkagenten en opbouwwerkers, maar ook basisscholen en
voortgezet onderwijs, dNA, YFC, STUNT en BWD. Deze organisaties werven,
selecteren, ondersteunen en begeleiden de jonge lokale helden. De partners in
de stad hebben kennis van de buurten en het netwerk om deze jonge voorbeelden
te begeleiden en te professionaliseren. Via de lokale helden en het
wijkcoördinatieteam willen we risicojongeren toeleiden naar zorg, onderwijs
en sport. Delft kent al een aantal initiatieven zoals 2GS (i.s.m. Stichting
STUNT) of de basketballers van DAS die in de wijken trainingen geven aan
jeugdigen (i.s.m. wooncoöperatie Woonbron. Deze goede voorbeelden willen we
uitbreiden en verbreden naar andere sportverenigingen. Met als doelstelling
om het groeiende vrijwilligersknelpunt aan te pakken. Daarvoor worden twee
projecten ingezet: 1.
Jeugdige vrijwilligers in de sport; een project met Sportservice Zuid
Holland, dat beoogt in 2008 bij tien sportverenigingen elk tien jeugdige
vrijwilligers te werven, ondersteunen en begeleiden. 2.
Allochtoon kader in de sport, een project met de Sportraad Delft, dat
beoogt in het sportseizoen 2008 bij een sportvereniging 5 - 10 allochtone
vrijwilligers te werven, op te leiden en in te zetten bij activiteiten in het
kader van Brede School, Nationaal Actieplan Sport en Bewegen en het
ontwikkelen van buurtsportorganisatie(s). Ook willen we lokale bekendheden betrekken
zoals nationale muzikanten, sporters, culturele figuren uit Delft en
omgeving. Naast een voorbeeldrol werken de lokale helden ook aan de brede
verbindingen tussen jong en oud in de wijk of buurt. |
In deze fase zijn er
nogal wat risico’s die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid en
gezondheid van jongeren, zoals: alcohol en drugs, schulden of ongewenste
zwangerschap. Preventieve aandacht voor de gezondheidsrisico’s van
genotsmiddelen gebeurt niet alleen door voorlichting, informatie op scholen of
andere organisaties. Ook wordt het actief stimuleren van sporten en bewegen
preventief ingezet als instrument om risico’s te verminderen. Daarnaast zijn
ook interventies nodig voor jongeren die in de gevarenzone terecht zijn
gekomen, dak- of thuisloos zijn, in de criminaliteit terecht komen, verslaafd
zijn geraakt of tienermoeder zijn geworden.
Een hinderlijk probleem
hierbij is dat de preventieve jeugdketen bij het eindigen van de middelbare
schoolloopbaan niet veel meer voorstelt. Bovendien gaat bij de 18 jaar-grens de
zorg voor jeugdigen over naar de volwassenenzorg.
Op vier manieren
wordt de komende tijd van 16-23 jarigen de (preventieve) zorg verbeterd.
Ten eerste wordt de ruggengraat van consultatiebureau, GGD en
jeugdmaatschappelijk werk doorgetrokken naar 23. Ten tweede richten de
ROC’s op dit moment ook ZorgAdviesTeams in, waarmee het MBO de succesvolle
structuur die we al in het Voortgezet Onderwijs kennen kopieert. De
gemeente en haar partnerorganisaties zullen ook op deze ZAT’s nauw
aansluiten. Ten derde biedt het Jongerenloket een belangrijke, zij het
geen sluitende vindplaats, van jongeren met allerlei problemen. Het
Jongerenloket wordt daarom via het jeugdmaatschappelijk werk rechtstreeks
op de preventieve jeugdketen aangesloten. Ten vierde wordt voor specifieke
risicogroepen specifiek beleid gemaakt. Dat geldt bijvoorbeeld voor
gezinnen met zeer jonge ouders en voor jongeren die met justitie in
aanraking (dreigen te) komen.
Schema signalering en instrumenten groepsaanpak
Wat
gaan we doen:
·
In Delft gaan we het jeugdmaatschappelijk werk uitbreiden
voor jongeren tussen 18 tot 23 jaar.
·
Het jongerenwerk richt zich meer op preventie en
risicosignalering.
·
In Delft blijven we jongeren zonder startstartkwalificatie monitoren en periodiek
uitnodigen om de mogelijkheden voor scholing en arbeidsbemiddeling succesvol te
stimuleren.
In de vrije tijd is
uitgaan een belangrijk item voor de jeugd. Jongeren in deze leeftijdscategorie
gaan vaak uit naar cafés en disco’s. Uitgaan en ontmoeting vindt in dit verband
ook plaats in jongerencentra, sportkantines en studentensociëteiten. In de
gesprekken met jongeren tijdens het interactieve beleidsproces is het gebrek
aan een diverse programmering en een grootstedelijke uitgaansgelegenheid
veelvuldig door hen op de agenda gezet. Delft kent een groot horeca aanbod,
maar dit betreft vooral (eet)cafés en restaurants. Ook is het aantal poppodia
en dansgelegenheden beperkt. De bestaande dansgelegenheden richten zich vaak te
specifiek op een bepaalde leeftijd- of subculturele doelgroep. Een grote groep
jongeren wijkt om die reden in het weekend uit naar grote omliggende steden
zoals Den Haag en Rotterdam. Het signaal dat een grote groep jeugdigen zich
niet kan vermaken in het uitgaansaanbod van de stad, is er een om serieus te
nemen. Uitgaan buiten Delft betekent voor ouders dat hun kinderen meer buiten
hun blikveld zijn. Daarnaast worden grote steden geassocieerd met andere
risico’s op het gebied van anonimiteit, drugs en andere gevaren.
De jongerenraad wijst op
het belang van veilig vervoer van en naar uitgaansgelegenheden. De gemeente
ziet het dan ook als een gezamenlijke opgave voor ondernemers, ouders en vooral
jongeren zelf om te werken aan plekken in Delft waar jongeren verantwoord
kunnen uitgaan en experimenteren. Hierbij geldt dat veiligheidsvoorschriften
van voorzieningen maar ook handhaving op het gebied van alcoholmatiging onder
jongeren belangrijke randvoorwaarden zijn. De Schiehallen bieden door hun
schaal en omvang de ruimte voor diverse groepen jeugdigen met verschillende
achtergronden (opleiding, etniciteit, subcultuur) in de stad. Hiermee beogen we
in Delft de ontmoeting en vermenging (integratie) van diverse jeugdgroepen
onderling te stimuleren.
Wat gaan we doen:
·
In Delft gaan we werken
aan een jeugdvriendelijk uitgaansaanbod door in een dialoog te organiseren met
horecaondernemers, jeugdigen en betrokken jeugdinstellingen.
·
In Delft stimuleren we
de ontmoeting tussen diverse (groepen van) jeugdigen in dergelijke broedplekken
als de Schiehallen, Bacinol, Lijm en Cultuur.
De gemeente heeft in de Woonvisie Delft
afspraken gemaakt met de woningcorporaties en onderwijsinstellingen over
voldoende huisvesting voor (internationale) studenten door realisatie van de TU
campus en aanvullende projecten. Het doel is de komende jaren minimaal 3.600
studenten-eenheden te realiseren. Net afgestudeerde ondernemende starters en
creatievelingen willen we aan de stad blijven binden door het ontwikkelen van
dynamisch stedelijke woonmilieus in of nabij het centrum, die als broedplaats
dienen voor ontmoeting, innovatie en ontwikkeling. Met de focus op het volume
studentenhuisvesting moet overigens niet uit het oog worden verloren dat er ook
voor de “gewone” Delftse jongeren voldoende betaalbare woningen worden
gerealiseerd.
Ambitie:
Broedplaatsen wonen, leren werken We
hebben de ambitie om in 2011 gestart te zijn met het ontwikkelen van
dynamische centrumstedelijke woonmilieus als broedplaats voor starters,
jongeren en kenniswerkers. Jonge starters en jongeren die klaar zijn met hun
opleiding gaan een nieuwe levensfase in van werken, zelfstandig wonen en
settelen. Niet voor niets wordt de helft van de woningvraag in Delft door de
groep tot 35 jaar uitgemaakt. Momenteel verlaat een aanzienlijk deel van deze
groep de stad, hetgeen ten dele een natuurlijk proces is. We zien het echter
als een uitgelezen kans voor Delft om met name ondernemende starters en
jongeren die met hun opleiding klaar zijn meer te binden aan de stad. Dat is
niet alleen goed voor de bevolkingsopbouw maar ook noodzaak voor de verdere
ontwikkeling van Delft als creatieve stad. Horeca en culturele voorzieningen
zijn dan van groot belang. Ook doorstarters kunnen hier een plek vinden. We
zetten voor deze groepen in op realisatie van woonwerkcombinaties met ruimte
voor ontwikkeling en groei. Dat kan in de vorm van werkruimte in de woning,
maar ook met bedrijfsverzamelgebouwtjes in woongebieden. |
De gemeente wil meer perspectief bieden voor
Delftse jongeren door samen met TU, HBO’s en MBO instellingen, bedrijven en
vastgoedpartners in te zetten op meer dwarsverbanden en functiemenging van
wonen, leren en werken. Hiervoor zijn er met name kansen in TU-Noord, TU-Midden
en op Schieoevers. Vanuit de Woonvisie beschrijven we
ook hoe we meer menging van functies willen realiseren en daarmee een
perspectief voor de Delftse jongeren willen bieden. In het participatietraject
van de Woonvisie is het diverse malen gezegd: de werelden van TU, INHOLLAND en
Mondriaan moeten meer vermengd en gemengd worden. Naast het mengen van functies
gaat het dan ook om het delen van kennis. Dit kan door meer werk en
bedrijvigheid naar de wijk te brengen, bedrijfsruimten en scholen op te nemen
in woongebouwen, maar ook door in woonwijken praktijklessen, stages en
werkervaringsplaatsen aan te bieden met als resultaat een breed scala aan
mogelijkheden op de wonen-werken-leren ladder met goede
verbindingen/aansluitingen voor de Delftse jongeren en Delftse studenten.
Bestaande projecten als Techniekeducatie en Technotalent, gericht op het
enthousiasmeren van jongeren voor techniek als opleiding en beroep, maken gebruik van ontmoeting tussen jongeren. Dit
gebeurt door methodes als ‘mentoring’ en ‘peer-education’ waarin jongeren zowel
in individuele coachingsrelaties als groepsgerichte activiteiten kennis en
ervaringen uitwisselen.
In de leeftijdsgroep 16 tot 23 jaar willen we in
Delft de volgende beleidsdoelen bereikt hebben in 2011.
·
In 2011 volgen alle Delftse jongeren onderwijs op
het voor hen geëigende niveau of zijn ze aan het werk of volgen een traject
naar werk via onderwijs.
·
In 2011 hebben we naar de mening van Delftse
jongeren voldoende broedplaatsen die fungeren ook als ontmoetingsplaats en
plekken waar jongeren hun talenten kunnen ontwikkelen
·
In 2011 is het aantal gewelds- en vermogendelicten
dat door Delftse jongeren is begaan lager dan in 2008.
·
In 2011 is de tevredenheid onder 16-23 jarigen met
betrekking tot veilig uitgaan in Delft gegroeid ten opzichte van 2008.
·
In 2011 is de schuldenlast onder Delftse jongeren
verminderd ten opzichte van 2008.
·
Delftse jongeren kunnen in 2011 tussen 18-23 jaar
zelfstandige woonruimte vinden in Delft.
Eind 2008 loopt het Delftse onderwijsbeleidsplan
‘Koers op karakter, kompas op kwaliteit’ af.
Een aantal activiteiten/afspraken loopt door tot
het eind van het schooljaar 2008/2009.
Na een traditie van zes vierjarige
onderwijsbeleidsplannen, is in 2007 – met ruimhartige instemming van de schoolbesturen
- besloten dat er geen nieuw onderwijsbeleidsplan komt.
Het Delftse onderwijsbeleid maakt vanaf 2008
integraal onderdeel uit van het jeugdbeleid.
Dat neemt niet weg dat er onderwerpen, activiteiten
en middelen zijn waarover goede en specifieke afspraken bestaan dan wel moeten
worden gemaakt tussen schoolbesturen en gemeente. Wij nemen daarvoor op deze
plaats een uitvoeringsprogramma op dat integraal deel uitmaakt van het Delftse
jeugdbeleid.
In dit uitvoeringsprogramma onderwijs wordt de relatie
gelegd met de beleidsspeerpunten in het jeugdbeleid zoals beschreven in de
voorgaande inhoudelijke hoofdstukken van deze nota. Tevens wordt een soepele
overgang van het onderwijsbeleidsplan naar het jeugdbeleid geregeld.
Het Delftse onderwijs levert een cruciale bijdrage
aan het bereiken van de nieuwe hoofddoelstelling van het Delftse jeugdbeleid: “Kinderen en jongeren in Delft zijn in staat
zelf de wereld om hen heen te ontdekken, bewuste keuzes te maken, de
verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en hun omgeving en een positieve
bijdrage te leveren aan een leefbare, duurzame en sociale stad”.
In de vorige hoofdstukken is beschreven hoe de
visie op het Delftse jeugdbeleid de komende jaren wordt uitgewerkt. Bij de vier
rode darden die uit deze visie voortvloeien, speelt het onderwijs een onmisbare
rol:
1.
democratisch burgerschap;
2.
veiligheid en gezondheid;
3.
talentontwikkeling;
4.
ononderbroken ontwikkelingslijnen.
In 2007 is de nota Terug- en vooruitblik op het
onderwijsbeleidsplan 2005-2008 opgesteld. Vooruitlopend op het verschijnen van
de Delftse jeugdnota is daarin voor de komende jaren in samenspraak met de
Delftse schoolbesturen een aantal dossiers als speerpunten van
(onderwijs)beleid vastgelegd. Het betreft:
·
Dossier 1 - verbeteren aansluiting en samenhang
b. Uitwerking
zorgplicht/passend onderwijs in de Delftse situatie
·
Dossier 2 - verbeteren ontwikkelingskansen
·
Dossier 3 - toekomst en imago vmbo
Deze speerpunten/dossiers passen naadloos binnen
het Delftse jeugdbeleid zoals eerder beschreven in de visie en in de
inhoudelijke hoofdstukken van deze nota. Daarnaast is veel van dit beleid al
neergelegd in bestaande nota’s.
In het onderwijsbeleidsplan 2005-2008 is een aantal
beleidsinspanningen opgenomen die aanvullend en ondersteunend zijn in relatie
tot de speerpunten in het jeugdbeleid. Deze worden hieronder kort weergegeven.
Hiermee borgen wij de voortzetting van een aantal specifieke
(onderwijs)voorzieningen in het Delftse jeugdbeleid.
·
Natuur- en
milieueducatie
In aansluiting op de kerndoelen voor natuur- en
milieuonderwijs kunnen de leerlingen van een school voor primair onderwijs
kennismaken met zes verschillende natuur- en milieuthema's. Voor het voortgezet
onderwijs is er een aantal jaarlijks terugkerende activiteiten mogelijk op het
gebied van proces- en lesondersteuning, deskundig advies en een ruim
assortiment uitleenmaterialen.
·
Kunst- en Cultuureducatie
Centrale doelstelling van CKE is het zodanig verankeren
van cultuur in het onderwijs dat leerlingen in een doorgaande leerlijn vanaf de
basisschool kennis opdoen van cultuur (kunst en erfgoed).
·
Schoolzwemmen.
Primair doel is het bevorderen ban de veiligheid
van de leerlingen. Nevendoel is kwalitatief goed en veelzijdig
bewegingsonderwijs.
·
Bewegingsonderwijs.
Bevorderen van bewegen, gezondheid, sport en spel;
de samenhang tussen school, sportverenigingen en de buurt stimuleren.
·
Eigen taaleducatie.
Stimulering om eigen taaleducatie te verzorgen door
de (zelf)organisaties van de voormalige OALT-talen.
·
Veilige school
Er is in Delft een overlegstructuur 'Veilige School
VO opgezet met als overkoepelende doelen: een goede samenwerking tussen de bij
het project betrokken partijen: scholen, politie en gemeente, bovenschoolse
afstemming en beleid en aanpak op het gebied van sociale veiligheid.
·
Impuls
personeelsbeleid/Algemeen schoolmedewerkers
Besturen en scholen door additionele voorzieningen
faciliteren in het voeren van personeelsbeleid en het bieden van een onderwijsondersteunende
personeelsvoorziening.
·
Projectfaciliteiten.
Per schooljaar beleidsonderwerpen vaststellen die
in aanmerking komen voor een personele projectfaciliteit.
De afspraken voor de lopende projectperiode die nog
twee jaar duurt zijn gericht op handhaving cq verdere ontwikkeling van het
opgebouwde kwaliteitsniveau en het uitbouwen van de ict-voorsprong binnen het
primair onderwijs. We overleggen met de school besturen op welke wijze het
beleid in de toekomst kan worden voortgezet.
De onderwijsmonitor Delft is een
beleidsinformatiesysteem waarmee:
·
lokale en landelijke beleidsvragen op het gebied
van onderwijs te beantwoorden zijn;
·
zicht wordt verkregen op ontwikkelingen in
(achterstands)posities en schoolloopbanen van Delftse leerlingen;
·
voldaan kan worden aan overheidsverplichtingen
zoals de levering van gegevens over verzuim, voortijdig schoolverlaten en
(effect)rapportages RMC.
Naast de onderwerpen uit het onderwijsbeleidsplan
en de eerdergenoemde speerpunten, is onderwijsbeleid ook neergelegd en
uitgewerkt in een aantal nota’s op onderdelen van, dan wel nauw samenhangend
met het onderwijsbeleid.
Alle nog doorlopende nota’s, beschouwen we vanaf
vaststelling van de Delftse jeugdnota als deelnota’s van het jeugdbeleid. Zodra
herijking van deelbeleid aan de orde is, zal een directe link met het Delftse
jeugdbeleid worden gelegd. Een compleet overzicht van alle relevante documenten
is vinden op http://www.gemeentedelft.info/jeugdbeleid
Binnen het Delftse jeugdbeleid hebben wij met vele
partnerinstellingen te maken. In dit uitvoeringsprogramma onderwijs beperken we
ons tot de relatie met de schoolbesturen.
Een van de uitgangspunten die wij willen meenemen
vanuit het huidige onderwijsbeleids-plan is de aandacht voor een sterk
partnerschap tussen schoolbesturen en de gemeente.
In de afgelopen jaren hebben vele overleggen
plaatsgevonden op (deel)dossiers met (combinaties van) schoolbesturen over
verschillende thema's. Dit werkt steeds beter.
Daarnaast willen wij het periodiek bestuurlijk
overleg met clusters van schoolbesturen en het formele overleg met alle
schoolbesturen in LOKABEL handhaven. Ook de jaarlijkse onderwijsdag, als
gezamenlijke activiteit van schoolbesturen en gemeente, willen wij in de
komende jaren voortzetten. Wij blijven met de schoolbesturen streven naar
zoveel mogelijk bundeling van samenwerkingsverbanden in het onderwijs.
In de vorige hoofdstukken zijn tal van
beleidsspeerpunten en voorstellen (ver)nieuw(d) beleid beschreven die we de
komende jaren willen gaan uitvoeren. Hiervoor maken we op verschillende
manieren financiële middelen vrij. Dit wordt in de volgende paragraaf verder
toegelicht. Bij de vaststelling van de Jeugdnota zullen de hiervoor benodigde
begrotingswijzigingen worden doorgevoerd. In 8.2 maken we inzichtelijk welke
uitgaven er voorts zijn in het lopend beleid dat natuurlijk evengoed van groot
belang is voor de uitvoering van het jeugdbeleid in Delft.
Deze nota is ambitieus; dat roept meteen de vraag
op of alle ambities realiseerbaar zijn.
Er zijn drie redenen die maken dat wij er
vertrouwen in hebben dat we deze nota goed kunnen uitvoeren:
In de meerjarenbegroting maken we ruimte door
herschikking van een aantal posten, waardoor jaarlijks 435.000 euro beschikbaar
komt. We gebruiken de reserve kinderopvang door hieraan 600.000 euro te
ontrekken. We gaan 1 miljoen euro ten laste brengen van de voorziening
onderwijsbeleidsplan (OBP) en eveneens 1 miljoen euro ten laste van de
voorziening onderwijsachterstandenbeleid (OAB). We gebruiken nieuwe
rijksvergoedingen op het gebied van maatschappelijke stages en
combinatiefuncties en we benoemen in de meerjarenbegroting een aantal posten
die betrekking hebben op specifieke speerpunten en voorstellen (ver)nieuw(d)
beleid. Tot slot gaan we in programmabegroting 2009 voorstellen om in het kader
van nieuw beleid 100.000 euro vrij te maken voor jongerenparticipatie.
Met het bovenstaande maken we de komende vier jaar
in totaal bijna 8 miljoen euro vrij voor de nieuwe speerpunten in het
jeugdbeleid.
2009: € 2.082.000
2010: € 1.913.000
2011: € 1.910.000
2012: € 1.823.000
In het schema op de volgende bladzijde wordt
inzichtelijk gemaakt welke bedragen we gaan besteden aan de in deze nota
beschreven beleidsspeerpunten en voorstellen (ver)nieuw(d) beleid. Per
onderdeel wordt verwezen naar het betreffende hoofdstuk en paragraaf.
Opmerking over de begrotingswijziging.
Opgemerkt moet worden dat de bij deze nota gevoegde
begrotingswijziging alleen de middelen betreft voor de meerjarenbegroting over
de periode 2008-2011. Tevens wordt een aantal onderdelen pas later meegenomen
bij de besluitvormingsprocessen over de “mei-circulaire” en de
programmabegroting 2009. De bedragen in de begrotingswijziging wijken daarom af
van de in het schema genoemde bedragen
Overzicht financiële dekking beleidsspeerpunten Jeugd**
Hoofdstuk |
|
Omschrijving |
Meerjarenbegroting 2008 |
|||
|
|
Uitgaven |
(bedragen
x € 1.000) |
|||
|
|
|
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
|
Kinderopvang |
|
|
|
|
3.4.2 |
|
Versterken kinderopvang/peuterspeelzalen |
200 |
100 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Brede school |
|
|
|
|
3.2 |
|
Brede school voor ouders |
75 |
75 |
75 |
75 |
4.3.2 |
|
Dagarrangementen |
150 |
150 |
150 |
150 |
4.3.4 |
|
Combinatiefuncties* |
300 |
170 |
170 |
170 |
5.2 |
|
Brede school voortgezet onderwijs |
150 |
150 |
150 |
150 |
5.2 |
|
Maatschappelijke stages |
105 |
141 |
213 |
126 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schakelmomenten/ouderbetrokkenheid |
|
|
|
|
4.3.3 |
|
Plusaanpak/mentorprojecten |
255 |
255 |
255 |
255 |
4.3.5 |
|
Huisbezoeken |
150 |
150 |
150 |
150 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Centrum jeugd en gezin |
|
|
|
|
3.3.1 |
|
Bemoeizorg risicogezinnen |
20 |
20 |
20 |
20 |
3.3.2 |
|
Digitaal dossier CJG/signalering risicojongeren |
110 |
95 |
120 |
120 |
4.5 |
|
Minder geïndiceerde zorg/zorgcoördinatie (CJG) |
160 |
200 |
200 |
200 |
6.4 |
|
Jeugdmaatschappelijk werk 18-23 regie |
pm |
pm |
pm |
pm |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zorgplatform |
|
|
|
|
5.4 |
|
Zorgplatform (coördinatie) |
70 |
70 |
70 |
70 |
4.4 |
|
Delft inclusief |
30 |
30 |
30 |
30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jongerenparticipatie/-platform |
|
|
|
|
|
|
Jongerenplatform activiteiten: |
125 |
125 |
125 |
125 |
4.2 |
|
Kidsconsumentenplatform |
|
|
|
|
5.2 |
|
Jongerenplatform Delft |
|
|
|
|
5.2 |
|
Multimedia jeugd |
|
|
|
|
5.2 |
|
Jongeren actief in Delft |
|
|
|
|
5.6 |
|
Meiden in Delft |
|
|
|
|
5.2 |
|
Jongerenplatform organisatie |
77 |
77 |
77 |
77 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jongerencultuur/uitgaan |
|
|
|
|
6.3 |
|
Lokale helden |
85 |
85 |
85 |
85 |
6.5 |
|
Schiehallen recreatie, uitgaan |
50 |
50 |
50 |
50 |
6.6 |
|
Broedplaatsen woonwerkcombinaties |
pm |
pm |
pm |
pm |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal uitgaven |
2.112 |
1.943 |
1.940 |
1.853 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Dekking |
|
|
|
|
|
|
Herschikking J&O |
334 |
360 |
360 |
360 |
|
|
Herschikking WZW (WMO) |
75 |
75 |
75 |
75 |
|
|
Eenmalige aanvulling uit voorziening OBP |
26 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorziening OAB |
250 |
250 |
250 |
250 |
|
|
Voorziening OBP |
30 |
330 |
330 |
330 |
|
|
Reserve kinderopvang |
350 |
150 |
50 |
50 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Extra
middelen Maatschappelijke stages rijksvergoeding |
105 |
141 |
213 |
126 |
|
|
*Combinatiefuncties
rijksvergoeding |
300 |
120 |
120 |
120 |
|
|
Programmabegroting
I-JGZ |
290 |
315 |
340 |
340 |
|
|
Programmabegroting
jongerenparticipatie/jongerenraad |
102 |
102 |
102 |
102 |
|
|
Programmabegroting
brede school VO |
150 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nieuw beleid** |
100 |
100 |
100 |
100 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal dekking |
2112 |
1943 |
1940 |
1853 |
|
|
|
|
|
|
|
|
* |
Cijfers zijn aanname o.b.v. huidige info; uitwerking volgt
nog |
|
|
|
|
|
** |
Onder voorbehoud van besluitvorming rond de
programmabegroting 2009-2012 |
|
|
|
|
Zoals al eerder aangegeven is het bestaand beleid
niet uitputtend in deze nota opgenomen. Het accent ligt op nieuw beleid en op
het aanbrengen van samenhang tussen de deelterreinen. Het bestaande beleid,
zoals vastgelegd in diverse nota’s, is echter evengoed van groot belang voor de
uitvoering van het jeugdbeleid in Delft. We willen daarom graag inzichtelijk
maken welke middelen we vanuit het programmabegroting jeugd en onderwijs
inzetten op het totale jeugdbeleid.
Aan het lopend beleid besteden we jaarlijks zo’n 20
miljoen euro (exclusief de consolidatie van het Grotius College van 12
miljoen). De in de vorige paragraaf beschreven middelen voor de speerpunten
nieuw beleid – ongeveer 2 miljoen per jaar - komen hier nog bovenop.
In het overzicht op de volgende bladzijde zijn de
totaalbedragen opgenomen die in de komende jaren voor jeugd en onderwijs worden
ingezet, overeenkomstig de meerjarenbegroting 2008-2011.Tevens is in een aparte
kolom weergegeven welke activiteiten vanuit het onderwijsbeleidsplan 2005-2008
in de komende jaren zullen worden voortgezet en welke bedragen hiermee op
jaarbasis zijn gemoeid. De bij het doorlopend beleid OBP genoemde bedragen zijn
slechts een onderdeel van de totaalbedragen uit de meerjarenbegroting
Overzicht financiën bestaand beleid.
|
Meerjarenbegroting
2008 |
|
|
|||
Overzicht bestaand beleid |
(bedragen
x € 1.000) |
Doorlopend beleid OBP 05-08 |
|
|||
|
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijsachterstandenbeleid |
1.925 |
1.925 |
1.925 |
1.925 |
Vroeg en voorschoolse educatie |
1.050 |
|
|
|
|
|
Schakelklassen |
259 |
|
|
|
|
|
Mentoraat/huiswerkbegeleiding |
140 |
|
|
|
|
|
Taalbeleid en coördinatie |
475 |
|
|
|
|
|
|
|
Brede school |
1.260 |
1.260 |
1.260 |
1.260 |
Brede school PO |
330 |
|
|
|
|
|
Brede school VO |
280 |
|
|
|
|
|
Bos-projecten |
31 |
|
|
|
|
|
Brede school sportstimulering |
36 |
|
|
|
|
|
|
|
Delft kennisstad |
600 |
556 |
15 |
15 |
Delft kennisstad |
15 |
|
|
|
|
|
Techniekeducatie (2009 + 2010) |
275 |
|
|
|
|
|
DIA II (2009 + 2010) |
851 |
|
|
|
|
|
|
|
Jongerenloket/RMC |
1.440 |
1.440 |
1.440 |
1.440 |
RMC/begeleid wonen |
285 |
|
|
|
|
|
|
|
De leerling centraal |
925 |
925 |
925 |
925 |
Zorgstructuur VO |
88 |
|
|
|
|
|
Aanvullende bekostiging zmok/rebound |
154 |
|
|
|
|
|
Halt/Basta |
21 |
|
|
|
|
|
Logopedie |
114 |
|
|
|
|
|
SMW/opvoedingsondersteuning |
410 |
|
|
|
|
|
Samenwerkingsprojecten |
20 |
|
|
|
|
|
|
|
De Delftse plus op het onderwijs en |
1.385 |
1.320 |
1.320 |
1.320 |
Kunst- en cultuureducatie |
33 |
de
ondersteuning van het onderwijs |
|
|
|
|
Veilige school |
32 |
|
|
|
|
|
Bewegingsonderwijs |
285 |
|
|
|
|
|
Natuur- en milieueducatie |
17 |
|
|
|
|
|
Schoolzwemmen |
230 |
|
|
|
|
|
Eigen taal stimulering |
7 |
|
|
|
|
|
Projectfaciliteiten |
178 |
|
|
|
|
|
Impuls personeelsbeleid |
38 |
|
|
|
|
|
|
|
Leerlingenvervoer |
820 |
820 |
820 |
820 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jeugd en Jongerenwerk |
925 |
925 |
925 |
925 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Speeltuinen |
175 |
175 |
175 |
175 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jeugdgezondheidszorg |
1.760 |
1.930 |
2.130 |
2.130 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kinderdagverblijven/peuterspeelzalen |
1.285 |
1.225 |
1.230 |
1.225 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderwijshuisvesting |
7.500 |
7.500 |
7.500 |
7.500 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal bestaand beleid |
20.000 |
20.001 |
19.665 |
19.660 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wij
willen kinderen en jongeren positief benaderen, waarbij we ervan uitgaan dat
kinderen en jongeren naarmate ze opgroeien zelf steeds meer keuzes kunnen maken
en daarmee ook zullen bijdragen aan een vrolijker en sterker Delft. Jongeren
moeten aanspreekbaar zijn op hun keuzes en van hen mag verwacht worden dat ze
meedoen en meehelpen. Het stellen van grenzen hoort daarbij en er moet aandacht
zijn voor tekorten in ontwikkelingsmogelijkheden. Zie paragraaf 2.2 t/m 2.6
Vanuit de visie.leggen
wij het accent op 11 thema’s waar de speerpunten van het beleid op worden
gericht. Zie paragraaf 2.8.
-
Jeugdparticipatie
-
Verantwoordelijkheid en opvoeden
-
Inclusieve samenleving en diversiteit
-
Opvang – educatie - werk
-
Cultuur als verbinding
-
Internationalisering
-
Ontmoeting op straat
-
Positie meisjes en meiden
-
Veiligheid in brede zin
-
Life style en gezondheid / bewegen
-
Uitgaan
We
gaan uit van een nieuwe aangescherpte hoofddoelstelling: “Kinderen en jongeren
in Delft zijn in staat zelf de wereld om hen heen te ontdekken, bewuste keuzes te maken, de verantwoordelijkheid te
nemen voor zichzelf en hun omgeving en een positieve bijdrage te leveren aan
een leefbare, duurzame en sociale stad.”
De accenten in de hoofddoelstelling wisselen per
leeftijdsgroep.
§
9 maanden tot 4 jaar: In
Delft nemen alle ouders en professionele opvoeders de verantwoordelijkheid voor
een goede (taal)ontwikkeling, opvang en een vertrouwde en veilige omgeving voor
hun kind.
§
4 tot 12 jaar: In Delft kunnen alle kinderen de
wereld om hen heen (thuis, op school en opvang, buiten op straat) veilig leren
ontdekken.
§
12 tot 16 jaar: In Delft
maken alle jongeren bewuste en verantwoorde keuzes rond school, werk,
vrijetijdsbesteding en hun sociale omgeving (ouders, vrienden en de buurt).
§
16 tot 23 jaar: In Delft
nemen alle jongeren en jongvolwassenen verantwoordelijkheid voor zichzelf en
hun omgeving en leveren hun eigen bijdrage aan de samenleving.
Zie paragraaf 2.9.
We richten ons beleid op de volgende speerpunten.
Hoofdstuk 3
s
In Delft gaan we meer in zetten op preventieve
opvoedondersteuning op wijkniveau waardoor gezinnen in een vroeg stadium de
juiste pedagogische hulp ontvangen. Het Centrum voor Jeugd en Gezin in Delft
vormt de toegang naar opvoedingsondersteuning en oudercursussen. We gaan dit
communiceren via het voorstel (ver)nieuw(d) beleid Brede School voor Ouders.
s
De komende vier jaar gaan we de werkwijze van de
Centra voor Jeugd en Gezin verdiepen waarmee de CJG het logische schakelpunt
vormt in de zorgketen rond kinderen en jeugd. Dit gaan we onder andere doen
door in de wijken meer samen te werken met de wijkcoördinatieteams en
professionals in de prenatale zorg en hulpverlening.
s
In 2009 en 2011 meten we de ontwikkeling en
gezondheid van alle Delftse kinderen op wijkniveau (die we vastleggen in de
wijkgezondheidsprofielen), waardoor er nog meer wijkspecifiek en vraaggericht
kan worden gewerkt.
s
In Delft signaleren instellingen die samenwerken in
de ketenaanpak alle mogelijke risico’s bij tienermoeders, waardoor zij de
ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben om hun kinderen een zo goed
mogelijke startkans krijgen
s
Ouders bieden we de mogelijkheid om bij
inburgerings- of taalcursussen, kinderopvang en opvoedingsondersteuning te
combineren.
s
We maken in Delft afspraken met kinderopvang- en
peuterspeelzaalorganisaties over de harmonisering van de kinderopvang.
s
Naast peuterspeelzalen die taalstimulering bieden
gaan we hierover ook afspraken maken met de kinderopvangorganisaties.
s
In het kader van modernisering van de kinderopvang
gaat de gemeente Delft in samenspraak met kinderopvang- en
gastouderorganisaties afspraken maken over hoe er kan worden ingespeeld op de
behoefte van ouders aan: verlengde openingstijden, flexibele opvang, opvang
buiten kantoortijden en opvang in crisissituaties.
s
We gaan peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties
stimuleren om nauw samen te werken met het Centrum voor jeugd en gezin op het
gebied van vroegsignalering en doorverwijzing om zodoende alle
doelgroepkinderen toe te leiden naar voorschoolse educatie.
s
We gaan Delftse culturele instellingen en
recreatieve organisaties uitdagen en faciliteren tot het ontwikkelen van een
passend aanbod met aansprekende activiteiten voor baby’s en jonge kinderen met
hun ouders
s
We gaan in Delft zoals beschreven in de nota Ruimte
voor Spelen, (informele) speel- en ontdekplekken realiseren waar jonge kinderen
spelenderwijs de wereld om hen heen kunnen ontdekken.
Hoofdstuk
4
s
De gemeente Delft biedt meer aandacht voor
jeugdparticipatie bij het maken en uitvoeren van eigen beleid en in de
uitvoering van beleid door stedelijke organisaties en instellingen op het
gebied van onderwijs, welzijn, sport en cultuur.
s
We gaan scholen en kinderopvangorganisaties
verleiden en stimuleren steeds verdergaande vormen van dagarrangementen te
ontwikkelen die passen bij de behoeften van ouders en kinderen van nu en de
toekomst.
s
We gaan de dagarrangementen verrijken met de
naschoolse activiteiten, huiswerkbegeleiding, sport en spel tot kwalitatieve
programma’s.
s
Onderwijs en kinderopvang gaan vanuit de
dagarrangementen meer samenwerken met het CJG, waar ouders worden geïnformeerd
over wijkgerichte opvoedingsondersteuning, activiteiten van de Financiële
winkel (o.a.: DUIT) en activiteiten voor hun kinderen via de Brede School voor
Ouders.
s
In Delft gaan we onderwijs, opvang, sport en cultuur
met elkaar verbinden via professionals met een gecombineerde aanstelling.
s
In Delft gaan we de combinatiefuncties koppelen aan
de (bestaande) mentoraatprojecten waardoor deze professionals, indien nodig,
outreachend kunnen werken om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun
kinderen.
s
In het basisonderwijs geven we gerichte
voorlichting aan kinderen waarin we ze
alert maken op de risico’s van overgewicht.
s
In Delft schenken we vanuit de Woonvisie en het
Lokaal Verkeers- en Vervoerplan aandacht aan de wijze waarop kinderen wonen en
zich veilig door hun wijk kunnen bewegen. Daarnaast trachten we in Delft met
goede woningen en voorzieningen stabiliteit in de migratieprocessen te krijgen
wat een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen
s
In Delft schenken we specifieke aandacht aan de
realisatie van goede aansluitingen en doorlopende leerlijnen in en rond het
onderwijs op de vakken als techniek (via
Techniekeducatie), kunstzinnige vorming (via de VAK en Brede School) en
de Engelse taal.
Hoofdstuk 5
s
We stimuleren instellingen en organisaties die
samen met jongeren podia creëren van waar zij kunnen communiceren over diverse
culturele activiteiten (wereld, jeugd en straatcultuur, muziek, dans en mode).
Hierover gaan we samenwerkingafspraken maken met organisaties zoals DOK, Nyama,
De Nieuwe Amateur en Speakers.
s
Jongeren ruimte geven voor het uitvoeren van eigen
initiatieven op wijkniveau maar ook in broedplekken (zoals Lijm en Cultuur, de
Schiehal). Hiervoor reserveren we jaarlijks budget in een zgn. Jongerenpot.
s
We gaan jongeren in het voortgezet onderwijs
stimuleren te kiezen voor techniek en beta-studies als opleiding en beroep door
buitenschoolse excursies en activiteiten, afspraken te maken over een educatief
programma in het Technicon en het ondersteunen van sprankelende evenementen
zoals de First Lego League
s
Naast structurele jongerenparticipatie willen we
jongeren ook meer spontaan betrekken en ad hoc uitnodigen om hun mening te
geven door een deze participatievraag bij jongeren neer te leggen via internet
communities, virtuele netwerken via partners als de Nieuwe Amateur, BWD, Youth
for Christ en JIP.
s
We willen Delftse jongeren meer ruimte geven zodat
ze hun aandeel kunnen leveren aan buurtactiviteiten en evenementen of dat ze
hun eigen projecten kunnen opzetten.
s
In Delft gaan we vrijwilligersorganisaties
faciliteren zodat in 2011 alle Delftse leerlingen in het voortgezet onderwijs
een maatschappelijke stage kunnen lopen met goede begeleiding vanuit school.
s
In Delft geven we veel aandacht aan gezondheid en
risico’s, o.a.: alcoholmatiging en overgewicht. Dit doen we door sport en
bewegen te stimuleren in het onderwijs en vrije tijd, aansprekende voorlichting
te geven voor ouders en voor jongeren en assertief te handhaven.
s
In Delft gaan we voor risicojongeren een extra
consultatiemoment van de schoolarts invoeren rond het 15de jaar.
s
In Delft gaan we de Verwijsindex Risicojongeren
invoeren waar professionals in de keten contacten met risicojongeren aan elkaar
melden. Deze index wordt gekoppeld met het Elektronisch Kinderdossier.
s
In Delft gaan we een dialoog starten tussen
jongeren en horeca over gezond en veilig uitgaan voor jongeren onder de 16
jaar.
s
We gaan meiden op jonge leeftijd weerbaar maken
tegen de seksualisering van de samenleving, met aandacht voor tienermoeders,
loverboys en cultureel gebonden issues. We sluiten hierbij aan bij de eerder
verschenen Emancipatienota van de gemeente Delft.
s
De gemeente ondersteunt de realisatie van een
schakelvoorziening waarin leerlingen geleidelijk kunnen overstappen van VMBO
naar MBO.
s
De gemeente faciliteert en stimuleert
gebiedsgerichte en branchegerichte leerbedrijven zoals het leerbedrijf
Poptahof.
s
De gemeente
bevordert het concept van ‘peermentoring’ in praktijk- en stagesituaties
waarbij leerlingen van hogere opleidingsniveaus, leerlingen van lagere
opleidingsniveaus coachen en kennis uitwisselen.
Hoofdstuk 6
s
In Delft gaan we jongeren mobiliseren om zich in te
zetten in het verenigingsleven, als vrijwilligerswerk en/of binnen
wijknetwerken.
s
De gemeente blijft projecten die zijn gericht op
start- en arbeidskwalificatie faciliteren zoals door het ondersteunen van
leerwerktrajecten als JAZO en meer gebruik te maken van instrumenten als EVC
(eerder en elders verworven competenties).
s
De gemeente Delft maakt met de woningcorporaties
afspraken over investeringen in het woningaanbod voor starters en daarnaast
realiseren we begeleid wonen voor risico jongeren.
s
In Delft willen we in SOB verband jongeren optimaal
voorbereiden zodat zij succesvol de stap naar vervolgonderwijs en/of de
arbeidsmarkt kunnen maken.
s
In Delft gaan we het jeugdmaatschappelijk werk
uitbreiden voor jongeren tussen 18 tot 23 jaar.
s
Het jongerenwerk richt zich meer op preventie en
risicosignalering.
s
In Delft blijven we jongeren zonder
startstartkwalificatie monitoren en periodiek uitnodigen om de mogelijkheden
voor scholing en arbeidsbemiddeling succesvol te stimuleren.
s
In Delft gaan we werken aan een jeugdvriendelijk
uitgaansaanbod door in een dialoog te organiseren met horecaondernemers,
jeugdigen en betrokken jeugdinstellingen.
s
In Delft stimuleren we de ontmoeting tussen diverse
(groepen van) jeugdigen in dergelijke broedplekken als de Schiehallen, Bacinol,
Lijm en Cultuur.
We gaan concreet aan de slag met de volgende
voorstellen (ver)nieuw(d) beleid:
-
Brede school voor ouders (3.2)
-
Bemoeizorg risicogezinnen (3.3.1)
-
Digitaal dossier CJG en signaleringssysteem
risicojongeren (3.3.2)
-
Kids als kritische consument (4.2)
-
Huisbezoeken (4.3.5)
-
Delft inclusief (4.4)
-
Minder geïndiceerde zorg (4.5)
-
Jongerenplatform Delft (5.2)
-
Maatschappelijke stages (5.2)
-
Invulling brede school voortgezet onderwijs (5.2)
-
Multimedia jeugd (5.2)
-
Zorgplatform (5.4)
-
Meiden, wat doen jullie (5.6)
-
Lokale helden (6.3)
-
De Schiehallen, een creatieve uitgaansplek aan de
Schie (6.5)
We gaan het beleid volgen aan de hand van de
volgende doelstellingen:
Hoofdstuk 3
s
In 2011 bereiken de Delftse voorschoolse
voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderopvang) 100% van hun doelgroep met kwalitatieve
ontwikkelingsprogramma’s.
s
In 2011 is het aantal kinderen en jeugdigen met een
indicatiestelling door bureau Jeugdzorg - na een piekperiode door verbeterde
signalering - verminderd ten opzichte van 2008.
s
In 2011 scoren alle Delftse wijken naar de mening
van ouders en jongeren in die wijken beter op kindvriendelijkheid dan in 2008.
Hoofdstuk 4
s
In 2011 is het percentage jeugdigen tussen 4 en 17
jaar dat aan de beweegnorm voldoet minimaal 50% (in 2005: ca. 40%)
s
In 2011 maken ouders minimaal eens in de drie jaar
gebruik van het aanbod in de brede school voor ouders.
s
In 2011 is het aantal Delftse jeugdigen dat een
indicatie voor speciaal onderwijs heeft onder het niveau van 2008.
s
In 2011 is het aandeel kinderen dat een havo/vwo
opleiding volgt hoger dan het landelijk gemiddelde.
Hoofdstuk 5
s
In 2011 doen alle Delftse jongeren maatschappelijke
stage.
s
In 2011 zijn er meer veilige ontmoetingsplekken
voor kinderen en jongeren tot 16 jaar in Delft (de nulmeting maakt deel uit van
de dialoog “Uitgaan in Delft”).
s
In 2011 is het ongeoorloofde schoolverzuim in het
Delftse voortgezet onderwijs bij tegelijk een strikte melding met 25% gedaald
ten opzichte van 2008.
s
De tevredenheid van meiden in Delft over hun
activiteiten- en ontmoetingsmogelijkheden is in 2011 gegroeid ten opzichte van
2008 (Meidenonderzoek).
Hoofdstuk 6
s
In 2011 volgen alle Delftse jongeren onderwijs op
het voor hen geëigende niveau of zijn ze aan het werk of volgen een traject
naar werk via onderwijs.
s
In 2011 hebben we naar de mening van Delftse
jongeren voldoende broedplaatsen die fungeren ook als ontmoetingsplaats en
plekken waar jongeren hun talenten kunnen ontwikkelen
s
In 2011 is het aantal gewelds- en vermogendelicten
dat door Delftse jongeren is begaan lager dan in 2008.
s
In 2011 is de tevredenheid onder 16-23 jarigen met
betrekking tot veilig uitgaan in Delft gegroeid ten opzichte van 2008.
s
In 2011 is de schuldenlast onder Delftse jongeren
verminderd ten opzichte van 2008.
s
Delftse jongeren kunnen in 2011 tussen 18-23 jaar
zelfstandige woonruimte vinden in Delft.
We zetten extra middelen in voor de uitvoering van
de speerpunten nieuw beleid in de komende vier jaar. We maken hiervoor ruimte
door herschikking in de meerjarenbegroting. We gebruiken de reserve
kinderopvang en we gaan uitgaven ten laste brengen van de voorziening
onderwijsbeleidsplan (OBP) en de voorziening onderwijsachterstandenbeleid
(OAB). We gebruiken nieuwe rijksvergoedingen voor maatschappelijke stages en
combinatiefuncties. We benoemen een aantal begrotingsposten voor specifieke
speerpunten en voorstellen(ver)nieuw(d) beleid.
We gaan voorstellen 100.000 vrij te maken voor nieuw beleid in
programmabegroting 2009. Zie hoofdstuk 8.2.
Wij stellen u voor in
te stemmen met de nota jeugdbeleid Delft 2008-2011, waarbij specifiek wordt
verwezen naar:
-
de visie en de hoofddoelstelling;
-
de 11 thema’s die de komende jaren actueel zullen
zijn in het jeugdbeleid;
-
de beleidsspeerpunten: “wat gaan we doen”;
-
de voorstellen (ver)nieuw(d) beleid;
-
de doelstellingen;
-
de financiële middelen speerpunten nieuw beleid;
en daartoe de 46ste begrotingswijziging 2008 goed
te keuren.
Hoogachtend,
Het
college van burgemeester en wethouders van Delft.
Aan deze nota hebben de volgende externe deskundigen
meegewerkt:
-
Wim
Schut, algemeen directeur PCBO Delft
-
Jan
Edo Otten, rector Grotius College
-
Emmy
Klooster, directeur BWD
-
Yvonne
Ouwens, sectormanager i-JGZ
-
Frank
Koenen, De Nieuwe Amateur
-
Claire
Boelema, coördinator interventieteam
-
Erwin
Zwijnenburg, directeur Woonbron
-
Mehmet
Akuzbek, algemeen Delft
-
Aad
Reuring, directeur metaalbewerkingsbedrijf
-
Cindy
Zwaartman, clustermanager kinderopvangorganisatie Octopus BV
-
Dick
Rensen, wethouder jeugd
-
Ron
Hoeben, programmamanager jeugd en onderwijs
-
Jeannette Doornenbal, lector Integraal Jeugdbeleid,
Hanzehogeschool Groningen
-
Frans Meijers, lector
Pedagogiek van de beroepsvorming, Haagse Hogeschool
-
Anke
van Kampen, adviseur
-
Frank
Studulski, adviesbureau Sardes
B
B&W Burgemeester en Wethouders
BBL Beroeps begeleidende leerweg
BOS Buurt, onderwijs en sport.
BSO Buitenschoolse opvang
BWD Breed Welzijn Delft, de
welzijnsorganisatie in Delft
C
CJG Centrum voor Jeugd en gezin
CKE Kunst en Cultuureducatie
D
DIA Delftse Informatisering- en
Automatiseringsafspraak voor het onderwijs
DNA De Nieuwe Amateur
DVA Delftse vakantieactiviteiten
E
EVC Eerder en elders verworven
competenties
G
GGD -ZHW Gemeenschappelijk Gezondheidsdienst
Zuid-Holland West
H
Havo Hoger algemeen voortgezet
onderwijs
Hbo Hoger beroepsonderwijs\
HIP Huiswerk, integratie,
participatie (huiswerkproject)
I
i-JGZ Integrale jeugdgezondheidszorg
ICT Informatie- en
communicatietechnologie
IVRK Internationaal verdrag van de
rechten van het kind
J
JAZO Project Jongeren aan zet in de
zorg
JGZ Jeugdgezondheidszorg
JIP Jongereninformatiepunt
JMW Jeugdmaatschappelijk werk
JPD Jongerenplatform Delft
(projectvoorstel)
L
LOKABEL Formeel overlegorgaan
gemeente-schoolbesturen Delft
M
Mbo Middelbaar beroepsonderwijs
N
NASB Nationaal actieplan sport en
bewegen
NME Natuur- en milieueducatie
O
OAB Onderwijsachterstandenbeleid
OALT Onderwijs in allochtoon levende
talen
OBP Onderwijsbeleidsplan
P
PGO Periodiek geneeskundig onderzoek
Po Primair onderwijs
R
RMC Regionale Meld- en Coördinatiepunt
ROC Regionaal Opleidingcentrum
S
SECOS Sport en cultuur op straat; ambulant
team jongerenwerk
SLIM Samen leren in de middag
(huiswerkproject)
SMC Subregio Delft van RMC
Haaglanden
So Speciaal onderwijs
SOB Samenwerkingsverband Onderwijs
Bedrijven Delft
SSPB Stichting samenwerkende
praktijkopleidingen bouw
SWV WSNS Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School
T
TU Technische
Universiteit Delft
V
VHT Video
Home Training
Vmbo Voorbereidend
middelbaar beroepsonderwijs
Vo Voortgezet onderwijs
Vso Voortgezet speciaal onderwijs
VO/SVO Samenwerkingsverband voortgezet
onderwijs Delft
VSV Voortijdig schoolverlaten
VVE Voor- en vroegschoolse educatie
W
WCT Wijkcoördinatieteam
WMO Wet maatschappelijke
ondersteuning
WSNS Weer samen naar school
WIJZO Raadscommissie wonen, integratie,
jeugd, zorg en onderwijs
Y
YFC Youth
for Christ (jongerencentrum The Mall)
Z
ZAT Zorgadviesteam (onderwijs)