Nota
Wonen
Zorg en Welzijn 2008-2011
Het
zál onze zorg zijn!
Definitieve
versie19 februari 2008
Inhoud
1.2 Visie en doelen Wonen, Zorg en Welzijn
1.3 Vooral een kwestie van partnerschap
2. Goed
kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag
2.1 Wat willen we in Delft bereiken
2.2 Maken van woonservicezones
2.3 Schakelpunt wonen met zorg
3.1 Wat willen we in Delft bereiken
3.2 Sociaal culturele voorzieningen
3.4 Startpunt
wonen, zorg en welzijn
4.1 Wat willen we in Delft bereiken
4.2 Voorkomen van sociaal isolement: Preventie
4.3 Vroegsignalering van sociaal isolement
4.3 Hulpverlening bij bestrijden sociaal isolement
5. Het
vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen
5.1 Wat willen we in Delft bereiken
6.1 Wat willen we in Delft bereiken
6.3 Toegankelijkheid sociaal cultureel werk
7.1 Wat willen we in Delft bereiken
7.2 Ondersteuning vrijwillige inzet
7.3 Bevorderen van onderlinge burenhulp
7.4 Nota vrijwilligersbeleid en mantelzorg
8.1 Wat willen we in Delft bereiken
8.3 Ondersteuning bij digitalisering
13. Voorstel
aan de gemeenteraad
Bijlage Programma van eisen Woonservicezones
Leeswijzer
Om snel door de nota heen te
gaan geven we de plek aan van de belangrijkste onderwerpen.
Aan het eind van paragraag 1.2
op blz. 6 staan de uitgangspunten van het beleid.
In paragraaf 2.3 op blz. 18
wordt de introductie van het schakelpunt wonen en zorg beschreven.
De acties gericht op
toegankelijkheid van woningen, niet-openbare gebouwen en vervoer staan op blz.
19 en 20 (paragraag 2.4 en 2.5).Voor de toegankelijkheid van activiteiten voor
mensen met een beperking wordt extra geld uitgetrokken. Deze maatregelen staan
beschreven op pag. 23.
Nieuw is dat we enkelvoudige
indicaties willen onderbrengen in het Startpunt wonen zorg en welzijn en in
elke wijk spreekuren willen houden (pag. 25). Daarnaast moet het Delfts
zorgabonnement tot een basisvoorziening worden ontwikkeld (pag. 26).
De preventie van sociaal
isolement wordt in een ketenbenadering aangepakt. Nieuw instrument daarin is de
straat-tot-straataanpak – paragraaf 4.3, pag. 30 – waarmee de doelgroep op
samenhangende wijze wordt bezocht.
Dementie is een nieuw thema
(pag. 31) waarop diverse projecten zich richten. Dat geldt ook voor
maatschappelijke stages: paragraaf 5.3, pag. 34.
Het bereiken van allochtonen
ouderen in de zorg, sociaal cultureel werk en sport staat uitgewerkt op pag. 37
3n 38. Onder andere wordt 2009 als themajaar sport en migranten voorgesteld.
In paragraaf 7.3, pag. 41,
is de uitbouw van de burenhulpcentrale naar alle wijken beschreven.
Ondersteuning van ouderen
bij digitalisering kan via de wijkwebs en wijkinformatiepunten plaatsvinden
(pag. 44).
In de hoofdstukken 9 en 10 –
pag. 46 – gaat het over de participatie van burgers bij het beleid en de uitvoering.
Met maatschappelijke partners maken we afspraken over
klanttevredenheidsonderzoeken. Aan de WMO-raad adviseren we aandacht te
besteden aan het thema inclusieve samenleving.
Aan het eind van elk
hoofdstuk zijn samenvattingen van alle voorstellen opgenomen.
Voortvloeiend
uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning heeft de Gemeente Delft een meerjaren
beleidsplan vastgesteld. In dit WMO-beleidsplan zijn hoofdlijnen voor het
beleid opgenomen. Die hoofdlijnen worden en zijn in aparte deelnota’s
uitgewerkt: nota woonvisie, integratienota, jeugdnota, nota samen werken in de
wijken, nota volksgezondheid/OGGZ, nota vrijwilligers en mantelzorg. Deze nota
wonen zorg en welzijn is ook zo’n uitwerking.
De nota Wonen,
Zorg en Welzijn zien we als een sturingsnota. Het gaat er vooral om te laten
zien met wie en hoe we samen werken aan het brede terrein van wonen zorg en
welzijn en om op de beleidslijnen gezamenlijk commitment te krijgen. Op basis
van de gedeelde visie op samenwerken aan Wonen, Zorg en Welzijn zullen
vernieuwde prestatieafspraken tot stand komen.
Er is al veel beleid
geformuleerd, mede op basis van participatieve trajecten. Daar zullen we niet
veel aan toevoegen. Wel is het dringend nodig dat er meer verbindingen komen
tussen de verschillende beleidsonderwerpen en dat het beleid effectief tot
uitvoering wordt gebracht. Dat is waarom deze nota is opgesteld. We beschrijven
hierin veel beleid dat al loopt en gebruiken waar nodig cijfermateriaal ter
onderbouwing van noodzakelijke aanscherping. Aanvullende gegevens komen in 2008
beschikbaar, in het kader van de WMO-nulmeting op basis van een set aan
prestatie-indicatoren.
Deze nota bouwt voort op
eerder gemaakte beleidsafspraken. Sinds 2004 is de doelstelling als volgt
omschreven: iedere burger moet in 2015 kunnen wonen in een woning en
woonomgeving die past bij de fysieke en/of mentale omstandigheden en gebruik
kunnen maken van een voldoende kwalitatief aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen.
Voor een periode van 5 jaar
is een convenant opgesteld met hieraan gekoppeld prestatieafspraken 2005-2007.[1]
Op grond van
de ervaringen van de afgelopen jaren, en de door Delft neergelegde
doelstellingen in de WMO-nota is het nu zover dat de doelstellingen van deze
eerdere nota en de hieruit voortgekomen prestaties opnieuw geformuleerd worden.
De speerpunten
uit de Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003-2007 worden integraal
verwerkt, te weten: toegankelijkheid, mobiliteit, participatie en meedoen. De
nota wonen zorg en welzijn 2008 – 2011 vervangt beide nota’s.
Een populaire beschrijving van de centrale doelstelling is:
Delft wil graag een stad zijn waarin het goed
wonen en leven is.
Delft wil graag een stad zijn waarin iedere
Delftenaar zich thuis kan voelen, perspectief en keuzemogelijkheden heeft,
prettig woont (zo lang mogelijk zelfstandig) en samenleeft met andere
Delftenaren.
Samen leven is daarbij een rode draad. In het
WMO beleidsplan 2008-2011 wordt onder de noemer ‘Delft voor elkaar’ invulling
gegeven aan modern burgerschap. Hieronder wordt verstaan:
·
Dat de
gemeente Delft zich realiseert dat bij alles wat wij bedenken en willen, wij
samen optrekken met de burgers van deze stad. Delftenaren die samen de stad
maken en daarbij meer ruimte krijgen en het vertrouwen om samen te beslissen
wat ze zelf willen regelen en wat de overheid voor ze regelt. De gemeente Delft
zal een aantal ruime kaders stellen, waarbinnen deze nieuwe weg vorm kan
krijgen.
·
Dat de
gemeente Delft verwacht dat burgers eigen verantwoordelijkheid dragen. Burgers
hebben ruimte en keuzevrijheid die zij bereid zijn in te zetten ten behoeve van
de stad en stadsgenoten.
De gemeente
Delft beschouwt het als een van haar kernopdrachten om in de stad (sociale)
verbindingen tot stand te brengen. Verbinden is het verkleinen van de sociale
afstand tussen de Delftenaren. Vrijwillige inzet kan bijdragen aan vermindering
van de sociale afstanden. Een belangrijke opgave daarbinnen is het verkleinen
van verschillen langs etnische lijnen.
Vanuit
verschillende beleidsprogramma’s ligt de nadruk op de volgende
kerndoelstellingen:
Wet Maatschappelijke Ondersteuning = Meedoen
Wonen, Zorg en Welzijn = Zorgzaam
Jeugd =
(Op)groeien
Integratie =
Meetellen
Veiligheid =
Betrokken
Samenwerken in de wijken = Samen
“Delft voor elkaar” betekent op het terrein van wonen zorg en
welzijn rekening houden met elkaar en voor elkaar zorgen zodat niemand in
eenzaamheid en isolement hoeft te leven, zodat alle mensen mee kunnen doen,
waaronder ook kwetsbare groepen. “Delft voor elkaar” betekent ook dat we een
evenwicht zoeken tussen jong en oud: inzetten op elkaar serieus nemen en wat
voor elkaar kunnen betekenen. “Delft voor elkaar” geldt ook voor mensen die
zich (nog) niet voldoende thuis voelen in onze stad en daarom aan de zijlijn
van de maatschappij blijven staan of helemaal uit de boot dreigen te vallen. En
dit alles kunnen we niet alleen. We willen inwoners uitnodigen om hun steentje
bij te dragen – naar eigen kracht en wens – aan het leven in de buurt of in de
wijk.
In het WMO-beleidsplan is de keuze gemaakt de
komende 4 jaar te werken aan de volgende zeven doelstellingen:
1)
goed
kunnen wonen, ook voor mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag;
2)
kwetsbare
groepen functioneren zo zelfstandig mogelijk en nemen zoveel mogelijk deel aan
de samenleving;
3)
voorkomen
van vereenzaming bij mensen die minder goed uit de voeten kunnen en door
omstandigheden minder kunnen deelnemen aan reguliere activiteiten;
4)
het
vergroten van wederzijds begrip voor elkaar tussen jongeren en ouderen;
5)
het
bieden van kansen voor allochtone groepen en het stimuleren van contacten
tussen verschillende allochtone en autochtone groepen;
6)
Delftenaren zetten zich in voor de stad en voor
elkaar en weten zich voldoende ondersteund;
7)
inwoners van Delft wonen prettig samen en zijn
tevreden over hun contacten met andere bewoners. Ze helpen naar vermogen mee om
de leefbaarheid en het samenleven in hun wijk/buurt te bevorderen.
Deze doelstellingen zijn vanzelfsprekend ook
leidend voor deze nota.
We richten ons in deze nota in het bijzonder
op alle Delftenaren vanaf 23 jaar[2]
die extra (tijdelijke) ondersteuning nodig hebben. Dan wordt gedacht aan de
volgende categorieën:
De
algemene noemer is ‘zorgzaam’: Delft is een stad waar Delftenaren ondersteuning
bieden aan andere Delftenaren. De gemeente zorgt voor een vangnet voor diegenen
die dit nodig hebben. Burgers zijn goed geïnformeerd over de voorzieningen die
de gemeente en organisaties bieden. De toegankelijkheid van deze voorzieningen
is goed.
Dit is een nadere inkleuring van het WMO-beginsel van de inclusieve
samenleving: niemand wordt uitgesloten, juist de kwaliteiten en krachten van
mensen staan centraal. Iedereen kan naar eigen zin en kunnen bijdragen en zijn
verantwoordelijkheid nemen, ook al heeft zij of hij behoefte aan een steuntje
in de rug of aan daadwerkelijke zorg. Met name de groep niet kwetsbare ouderen
is graag bereid zich op allerlei terreinen van de samenleving in te zetten.
Bij alle
resultaten die we op het gebied van wonen, zorg en welzijn willen bereiken,
hanteren we de volgende uitgangspunten:
a. Preventie en vroegsignalering
We richten ons zoveel mogelijk op het voorkomen van problemen. Indien er toch
problemen ontstaan proberen wij die zo vroeg mogelijk te signaleren. Door vroeg
ingrijpen kan escalatie vaak worden voorkomen. Juist op het terrein van wonen,
zorg en welzijn is dit belangrijk.
b Vraaggericht
De individuele vraag van mensen komt steeds meer centraal te staan bij het
ontwikkelen van zorg- en welzijnsvoorzieningen (vraagsturing). Burgers worden benaderd om te participeren
bij het ontwikkelen van concepten voor wonen, zorg en welzijn. Als voorbeeld
van burgerparticipatie noemen we het participatietraject Ouderenproof bij de
ontwikkeling van de woonservicezones. Maar bijvoorbeeld ook de programmaraden in
de wijkcentra. Naast betrokkenheid bij beleid krijgen wij veel informatie over
de wensen van burgers door klanttevredenheidsonderzoeken, klachten- en
bezwaarprocedures of in de vorm van initiatiefgroepen en via het
wijkaanpakproces.
c. Outreachend werken
Onder andere uit de monitor OGGZ blijkt dat een aantal hulpvragers niet- of nog
onvoldoende bereikt worden. Dit vraagt om een meer outreachende manier van
werken van de hulpverleningsinstellingen: Hulpverleners komen achter hun bureaus vandaan en zoeken de cliënten in
hun eigen leefomgeving op.
d. Ketenaanpak
Wij vinden het belangrijk aan zorgvragers een sluitende keten te kunnen
aanbieden, waarbij coördinatie in de vorm van casemanagement plaatsvindt bij de
instelling waar de hoofdproblematiek ligt van de betrokkene. Er moet
afstemming zijn en men mag een cliënt niet ‘loslaten’ voordat een andere
instelling de zorg heeft overgenomen.
e. Betaalbaarheid
De
doelgroep van het beleid wonen, zorg en welzijn is gedifferentieerd, zowel in
inkomensniveau als in de mate van deelname aan voorzieningen. Bij degenen die
echt aangewezen zijn op voorzieningen (bijvoorbeeld Wajong jongeren) is het
belangrijk dat het inkomens- en eigen bijdragenstelsel daar voldoende op
aansluit. In de nota’s over bijstand en armoedebeleid is daar aandacht voor.
Met de collectieve verzekering AV-Delft wordt de eigen bijdrage huishoudelijke
hulp volledig vergoed. Zorgen baart dat het Rijk de mogelijkheid om via de
inkomstenbelasting een deel van de kosten terug te krijgen wil afschaffen en
deze teruggave regeling onder wil brengen in de WMO. Dat is voor ons reden om
met het zorggarantieabonnement aan de slag te gaan als een Delftse
basisvoorziening.
De ambities op het gebied van wonen zorg en welzijn
worden niet alleen door de gemeente gerealiseerd. Het realiseren van de Wonen,
Zorg en Welzijn doelstellingen doen we samen met onze belangrijkste partners op
de drie deelgebieden. Wie dat zijn wordt verderop toegelicht.
De rol van de gemeente is vooral
regievoering. Dit kan stimulerend zijn, faciliterend, soms richtinggevend en
waar nodig ondersteunend. De basis van de gemeentelijke regievoering is dat de
verantwoordelijke partijen zich laten aanspreken op hun kernactiviteiten en het
innemen van hun plek in de zorg- en welzijnsketen.
De
betrokkenheid van en samenwerking met de gezamenlijke partners krijgt
bestuurlijk gestalte in de Stuurgroep WZW en OGGZ, nu nog twee aparte
stuurgroepen die geïntegreerd zullen worden.
Alle
deelnemende partijen geven door het ondertekenen van een convenant blijk van
hun gezamenlijke verantwoordelijkheid en ieders inzet om te komen tot een
sluitend aanbod voor wonen, zorg en welzijn.
Daarnaast
bestaan er overlegstructuren voor het beleidsterrein wonen, waarvan de belangrijkste
het BWAD[3]
is waarin over het woonbeleid bestuurlijk commitment bereikt wordt. Voor het
samen werken aan het leefklimaat in de wijken kennen we het Partneroverleg
wijkaanpak.
Natuurlijk
heeft elk van de partners zijn eigen corebusiness waarvoor hij
verantwoordelijkheid neemt en aanspreekbaar is. Maar de tendens is dat zij zich
steeds breder en integraler verantwoordelijk voelen voor het wonen en leven en
daarom steeds beter samenwerken. Zo werken corporaties samen met
zorginstellingen aan begeleide woonvormen en samen met de welzijnsorganisaties
aan een ontmoetingscentrum in de wijk, waarin oud en jong elkaar ontmoeten en
mensen met een zorgvraag een werkplek kunnen vinden. Zo kunnen zorgorganisaties
bij het inrichten van een steunpunt in de wijk, hun dienstenaanbod verbreden of
op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld bij nachthulp of het bereiken van groepen die
anders in de kou blijven staan. Zaak blijft dat we elkaars werk aanvullen en
niet overnemen.
1.3.1 Partners in het wonen
De centrale
partners zijn de corporaties, omdat zij in eerste instantie verantwoordelijk
zijn voor de ontwikkeling en het beheer van goed wonen. De corporaties die in
Delft actief zijn zijn DUWO, Vestia, Vidomes en Woonbron.
Daarnaast zijn
er ook andere partijen actief op de woningmarkt, waaronder beleggers en
ontwikkelaars. We zijn van plan om na te gaan of naast de corporaties ook
andere woningbezitters een bijdrage willen leveren aan het wonen en leven in
Delft.
De corporaties hebben steeds meer aandacht voor de sociaal economische
ontwikkeling van wijken en buurten en meer recent voor het bevorderen van
processen van sociale stijging in de wijken en hun rol daarbij. In januari 2007
kondigde een samenwerkingsverband van 21 corporaties (waaronder twee
corporaties ook actief in Delft) met de naam De Vernieuwde Stad, aan dat
zij de komende jaren fors zullen investeren in het realiseren van weerbaardere
wijken. Met deze inzet verandert de dynamiek in het samenspel van partners dat
sinds 1998 z’n vorm heeft gekregen in het kader van het samenwerken in de
Delftse wijken. Niet alleen komen er meer middelen beschikbaar, maar de
investeringen richten zich naast de kwaliteit van de woon- en leefomgeving ook
nadrukkelijker op de sociale en economische ontwikkeling van de wijken. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting komen in een
sociale investeringsbegroting voor projecten als woonservicezones, ontwikkeling
brede scholen, kunst, woongebouwen voor dementerende mensen of ander minder
bedeelden, verstrekken van microkredieten, bedrijfshuurkortingen voor startende
ondernemers, leerwerkprojecten, foyers etc.[4]
Met de grotere
aandacht voor de sociaal-economische ontwikkeling van wijken en het bevorderen
van processen van sociale stijging in de wijken, komt het samenwerken aan
sterke wijken steeds centraler te staan. Dit vraagt om bredere
samenwerkingsverbanden, zowel voor wat betreft de onderwerpen als het betrekken
van andere partners. Ook is een grotere samenhang en afstemming van inzet en
inspanningen van belang.
1.3.2 Partners in de zorg
De centrale
partners zijn de zorginstellingen en ondersteunende organisaties.
Zorginstellingen leveren vaak ook huisvesting naast zorg en ondersteuning voor
specifieke doelgroepen zoals ouderen en mensen met een psychische of
verstandelijke beperking. Steeds meer faciliteren zij het zelfstandig wonen en
leven door het inzetten van de juiste zorg op de juiste plek, waarbij de
huisvesting door corporaties geleverd wordt. Deze instellingen zijn er op
gericht dat hun cliënten zo volwaardig
mogelijk kunnen (blijven) deelnemen aan de samenleving. Een gestage
ontwikkeling die hier genoemd moet worden is de scheiding tussen wonen en zorg.
Dit onomkeerbare proces leidt ertoe dat ook de rolverdeling tussen partijen
herijkt moet worden. Zorginstellingen zullen hun rol op de woningmarkt meer en
meer overdragen aan daarvoor toegeruste partijen.
Integratie van voorzieningen en het openstellen van voorzieningen voor
deze specifieke doelgroepen behoren tot onze voornemens. Daarbij gaat het ook
om integratie van zorginstellingen op wijkniveau (integrale zorgteam) en de rol
van zorgaanbieders bij het realiseren van het programma van de
woonservicezones. De aansluiting tussen sociaal-cultureel werk en dagbesteding
moet ook veel beter worden. Zorginstellingen die te maken hebben met kwetsbare groepen die
moeilijk aansluiting vinden (verslaafden, psychiatrisch patiënten, daklozen)
gaan zich inspannen om voorlichting te geven aan buurtbewoners en professionals
in de wijk. Voor psychiatrische patiënten wordt daar momenteel een start mee
gemaakt.
Om de beschreven subdoelen te
bereiken hebben kwetsbare groepen in principe ondersteuning nodig, hetzij door
professionals, hetzij op vrijwillige basis. De inzet van mantelzorg en
vrijwilligerswerk in dit kader zal verder worden gestimuleerd en beter worden
afgestemd. In het beleidsplan WMO is reeds de richting geschetst. Dit wordt
uitgewerkt in de nota Mantelzorg en Vrijwilligers, die medio 2008 wordt
gepresenteerd.
Voor de
professionele ondersteuning is het beleid gericht op de betere toeleiding van
personeel. In het Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijfsleven (SOB) hebben VO
en MBO scholen en de Pieter van Foreest met elkaar vastgesteld dat er een enorm
tekort aan personeel in de zorg wordt verwacht binnen nu en 10 jaar. Om dit
tegen te gaan cq te voorkomen bieden zorginstellingen pro-actief
beroepenoriëntatie activiteiten aan voor leerlingen vóór de sectorkeuze.
Specifiek is er een project JAZO (jongeren aan zet in de zorg), waarin Pieter
van Foreest stage en werk vanuit een beroepsoriënterend perspectief aanbiedt.
De gemeente Delft ondersteunt dit project financieel vanuit de portefeuille
werk en inkomen. (zie ook hoofdstuk 5).
Een
belangrijke voorwaarde voor professionals is dat zij meer outreachend gaan
werken. Verschillende zorginstellingen zijn daar inmiddels mee gestart (o.a.
maatschappelijk werk, psychiatrie, verslavingszorg) of al langer mee bezig
(zorg voor verstandelijk gehandicapten, ouderenzorg).
Als
relevante beleidsontwikkeling noemen we de realisatie van gezondheidscentra op
wijkniveau.[5] De gemeente
trekt daarin op met verschillende woningbouwcorporaties en disciplines binnen
eerste-lijnsgezondheidszorg. In de gezondheidscentra wordt disciplines als
huisartsen, centra voor jeugd en gezin, fysiotherapeuten, maatschappelijk
werkers, thuiszorg en anderen een passende werklocatie geboden. De gemeente wil
zich in de komende jaren ook met zorgverleners in de centra en de wijken gaan
hard maken voor versterking van de eerste lijn. In de nota Volksgezondheid/OGGZ
wordt dit verder uitgewerkt.
1.3.3
Welzijnspartners
De centrale partners zijn de twee grotere welzijnsinstellingen, waar de
gemeente een subsidierelatie mee heeft, te weten Breed Welzijn Delft en de
Stichting Ouderenwerk Delft.
Op
het terrein van welzijn zijn uiteraard veel meer organisaties actief:
sportverenigingen, culturele organisaties, kerken en andere geloofsbewegingen,
scholen en bedrijven, zowel in de buurten als in Delft als geheel. Deze
instellingen zijn gericht op het verhogen van het welbevinden van de burgers in
Delft, door het bieden van vermaak, sport en spel en ondersteuning bij tal van
zaken door bijvoorbeeld het leveren van gemaksdiensten en een goede
informatievoorziening.
Apart noemen we
MEE, de ondersteuningsorganisatie voor mensen met een beperking. MEE verzorgt
samen met de SOD het startpunt wonen zorg en welzijn.
Verder kennen
we de organisaties als sociaal raadslieden, schuldhulpverlening en
migrantenorganisaties. Zij spelen op enkele terreinen hun rol en dragen zo bij
aan de WZW doelstellingen.
Breed Welzijn Delft (BWD)
De Stichting Breed Welzijn
Delft staat voor uitvoering van welzijnsbeleid in Delft en omstreken. Het gaat
om welzijn in de breedte. Dat komt tot uiting in de diversiteit, zowel aan
doelgroepen als aan activiteiten, methodieken en werksoorten.
De
kernactiviteiten van de BWD liggen op het welzijnswerk in de wijken:
sociaal-cultureel werk, jongerenwerk, opbouwwerk en ondersteuning
vrijwilligerswerk. Maar inmiddels zijn ook nieuwe werksoorten toegevoegd, te
weten vluchtelingen- en migrantenwerk, sociale activering en het ouderenwerk in
de Wipmolen. De uitvoering van het vluchtelingenwerk is door BWD overgenomen
van de Stichting Vluchtelingenwerk Delft en vindt niet alleen in Delft plaats
maar ook in Pijnacker en Midden-Delfland. De programmering ten behoeve van
activiteiten in De Wipmolen is overgenomen van de Stichting Ouderenwerk Delft
(SOD).
De
BWD is doende haar organisatie zodanig te herinrichten dat wijksturing maximaal
tot zijn recht komt. De essentie van deze beweging is dat de kolommen van
werksoorten plaats maken voor samenwerkende teams van professionals op wijk- en
buurtniveau.
Een nadere typering van de werksoorten geeft
wat meer gevoel bij de verwevenheid van de BWD in de samenleving. Het
wijkopbouwwerk en het sociaal cultureel werk stimuleren sociale
zelfredzaamheid, zelfwerkzaamheid, interculturele ontmoeting en samenwerking.
Het
sociaal cultureel werk ziet haar rol met name in de ondersteunende en sturende
functie die zij moet hebben bij de totstandkoming van de programmering in het
wijkcentrum of buurthuis. Vernieuwing van het programma-aanbod moet steeds aan
de orde zijn en afgestemd zijn op de vraag en maatschappelijke ontwikkelingen,
en op ontwikkelingen in de wijk en bij doelgroepen. Veranderingen in de
bevolkingssamenstelling in de wijk of de buurt, die gevolgen hebben voor de
vraag naar activiteiten in het buurthuis of wijkcentrum, worden door het
sociaal cultureel werk gevolgd en vertaald naar nieuw aanbod. De
verantwoordelijkheid voor programmering en beheer gaan steeds meer hand in
hand. Per eind 2007 hebben vijf stichtingen het beheer van buurthuizen
overgedragen aan de BWD door middel van een juridische, bestuurlijke fusie. Met
een aantal stichtingen en verenigingen die in de toekomst hun taken zullen
overdragen aan de BWD wordt met regelmaat overleg gevoerd.
Het
sociaal cultureel werk wil de komende jaren een rol spelen bij de implementatie
van de WMO en de uitvoering van het beleid rondom wonen, zorg en welzijn.
Activiteiten die in het kader van de woonservicezones ontwikkeld en
georganiseerd moeten worden, wil het sociaal cultureel werk voor haar rekening
nemen.
Het
wijkopbouwwerk participeert in de wijkcoördinatieteams en draagt bij aan het
opstellen en uitvoeren van de wijkprogramma’s. De kern van het werk is dat bewoners worden ondersteund
in het nemen van initiatieven, oppakken van activiteiten en aangaan van
samenwerkingsverbanden, onder andere in het kader van de uitvoering van het
wijkprogramma. Daarbij kan worden gedacht aan:
-
het
opzetten en begeleiden van werkgroepen, een bewonersplatform (klankbordgroep),
e.d.,
-
ondersteunen
van een groep bewoners die de redactie verzorgen voor een wijkkrant en/of
wijkwebsite,
-
het
opbouwen en onderhouden van contacten met bewoners en van sociale netwerken in
de wijk, de vorming van burenhulpnetwerken en
-
het
toeleiden van individuen en groepen naar de accommodaties in de wijken, met
bijzondere aandacht voor bewoners met weinig sociale contacten en/of zich in
een kwetsbare positie bevinden.
In
de komende jaren zijn herstructureringsplannen en nieuwbouwprojecten aan de
orde in verschillende wijken in Delft. Het wijkopbouwwerk wil hierin een rol
spelen – zoals nu ook in Poptahof gebeurt - in goede samenwerking met de
gemeente, woningbouwcorporaties en bewoners.
In
het jongerenwerk zijn ook accenten verlegd. Het jongerenwerk heeft zich in het
verleden vooral ten doel gesteld om jongeren een ontmoetingsplek te bieden waar
zij een eigen identiteit en jongerencultuur konden ontwikkelen. In de afgelopen
jaren is de focus echter sterker komen te liggen bij de actieve aanpak van
problematiek onder jongeren. Het jongerenwerk wil samenwerken met andere
partijen om deze problematiek aan te pakken. Daarnaast vindt het jongerenwerk
het van belang om te zorgen voor momenten waarop jongere en oudere wijkbewoners
elkaar ontmoeten.
Het
jongerenwerk kent vier categorieën van activiteiten:
-
het
bieden van een eigen ontmoetingsplek aan en activiteitenprogramma voor jongeren
in en vanuit de jongerencentra;
-
het
aanpakken van meervoudige problematiek op het gebied van verslaving,
werkloosheid en schoolverzuim onder jongeren - in samenwerkingsverbanden;
-
het
aanpakken van overlast door jongeren - in samenwerkingsverbanden en als
onderdeel van de keten;
-
het
ontwikkelen en organiseren van grote stedelijke activiteiten voor
basisschoolleerlingen, middelbare scholieren en wat oudere jongeren, in
samenwerking met diverse partners in het veld en jongeren zelf.
Activering
van moeilijk bereikbare doelgroepen is in 2006 een belangrijke, deels nieuwe
activiteit geweest van BWD. Het gaat om laagdrempelige activiteiten op het
gebied van Vluchtelingenwerk; Mentoraat (ofwel sociale activering) ten behoeve
van mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt; VrouwKindCentrum; werving en
toeleiding naar activiteiten van allochtonen door de Bezoekvrouwen;
Conversatiegroepen en Thuislessen voor allochtonen die de Nederlandse taal nog
onvoldoende beheersen maar waarvoor het reguliere onderwijs geen aanbod meer
heeft. Er is veel vraag naar deze activiteiten onder de doelgroepen waarvoor
zij bedoeld zijn. Ook verwijzen andere Delftse instellingen hun cliënten naar
deze BWD-activiteiten.
De
verbinding tussen sociale activering en vrijwillige inzet voor de samenleving
kan de BWD prima leggen. De verschillende werksoorten zijn juist op wijkniveau
van waarde om ondersteuning van vrijwillige inzet te verzorgen. Daarnaast zorgt
het Bureau Vrijwilligerswerk voor combinaties tussen mensen die vrijwilligerswerk
willen gaan doen en instellingen.
Vaak
wordt gedacht dat professionals met hun inzet vrijwilligerswerk verdringen.
Maar uit onderzoek in de sport – de vrijwilligerswereld bij uitstek – blijkt
juist dat het de kwaliteit van het vrijwilligerswerk kan vergroten en het
verdringen beperkt blijft tot de weinige uren die de professional zelf
daadwerkelijk in de praktijk inzet als activiteitenbegeleider. In het hoofdstuk
over vrijwilligerswerk lichten we dit wat verder toe.
Ook
met de BWD heeft de samenwerking vorm gekregen op basis van partnerschap.
In
2005 is de rolverdeling tussen gemeente en BWD door de gemeenteraad vastgelegd
in een handelingskader 2005 – 2009, bestaande uit een aantal afspraken:
·
Afspraken
tussen gemeente en BWD gaan over de brede invulling van het begrip welzijn als
investering in sociale processen in de wijken.
·
De
gemeente en de BWD benaderen elkaar als partners (in het investeren in sociale
processen); er wordt niet gekozen voor een algemeen aanbestedingsbeleid noch
voor onderbrenging van BWD-taken bij de gemeente.
·
De
gemeente stelt de beleidskaders en laat daarbinnen ruimte. Er worden minder
gedetailleerde afspraken gemaakt, maar de kwaliteit van de afspraken moet
omhoog door scherpere definiëring en benoeming van effecten.
·
Ontwikkeltaken
zijn niet aan één partij voorbehouden. Beleidsontwikkeling is voor de gemeente,
waarbij de BWD inbreng moet kunnen leveren. Productontwikkeling kan bij de BWD
plaatsvinden.
·
Het
wordt gestimuleerd dat professionals verantwoording afleggen aan burgers over
de kwaliteit van de dienstverlening. De controle op de productafspraken ligt in
handen van het college van burgemeester en wethouders. De raad controleert het
college.
·
Politieke
sturing moet gebeuren op basis van een helder beleidsplan welzijn, waarbinnen
meerjarenafspraken over subsidie aan de BWD passen.
Op
basis van een gezamenlijke tussentijdse evaluatie wordt deze rolverdeling in de
praktijk positief beleefd en wordt de raad geadviseerd de inhoud van het
handelingskader tussentijds niet te wijzigen.
Stichting Ouderenwerk Delft
(SOD)
De SOD is oorspronkelijk de Delftse
welzijnsorganisatie voor ouderen (vanaf 55 jaar). Onder invloed van de WMO komt
daar echter verandering in. Het meest zichtbaar is dat in de omvorming van het
informatiepunt Ouderen tot Startpunt Wonen Zorg Welzijn. Het doel van het
startpunt is verstrekken van informatie en geven van advies en ondersteuning op
het gebied van wonen, zorg, welzijn, financiën en de WMO. De doelgroep is
daarmee verruimd naar alle Delftse burgers, waarbij de vraag overigens vooral
komt van of namens ouderen en mensen met een functiebeperking.
Het werkterrein van de SOD kan worden onderscheiden in drie
categorieën.
In de eerste plaats het geven van informatie
en advies. Het genoemde Startpunt is daarin de kern. Daarbij wordt ook gewerkt
met ouderenadviseurs, die gericht zijn op welzijnsvragen van zelfstandig
wonende ouderen met als doel zo lang mogelijk zelfstandig wonen te stimuleren
en te realiseren. Signalering en hulp wordt geboden via enerzijds informatieve
huisbezoeken aan kwetsbare 75-plussers en burgers die tijdelijk de regie
dreigen te verliezen, en anderzijds hulp bij thuisadministratie en het
aanvragen van voorzieningen (formulierenbrigade).
De tweede werkcategorie is het bevorderen van
participatie van ouderen op wijkniveau. Daarvoor wordt het instrument
Ouderenproof in Delft succesvol ingezet.
OuderenProof
is een manier om 55-plussers te betrekken bij relevante zaken voor ouderen. Zij kunnen toch het best aangeven wat zij nu
en in de toekomst nodig hebben om optimaal oud(er) te kunnen worden in Delft!
OuderenProof wordt op wijkniveau, passend binnen de
wijkaanpak, uitgevoerd. Elk jaar wordt een ander wijk OuderenProof, tot dat
alle wijken in 2011 OuderenProof zijn. Na een werkperiode van 6 tot 8 maanden
komen de themawerkgroepen met een rapport van aanbevelingen. De thema’s die
onderzocht worden zijn :
1.
informatie en communicatie
2.
wonen en woonomgeving
3.
woonomgeving en doorgankelijkheid
4.
zorg en welzijn
5.
blijvende betrokkenheid van ouderen
OuderenProof is gekoppeld aan de ontwikkeling van
Woonservicezones en wordt gelijktijdig of voorafgaand aan de ontwikkeling van
zo’n zone uitgevoerd.
Het derde werkterrein heeft betrekking op het
coördineren van zorgdiensten. Het gaat hier vooral om het Delfts Zorgabonnement
met het Delfts Zorgabonnement wordt toegang geboden tot Wmo-diensten voor
ouderen, namelijk een servicecoördinator, noodhulp,
noodlogeren, gemak in eigen huis (verrichten van kleine reparaties), een
belastingconsulent, veiligheidsbezoek en gratis aansluiting op alarmering.
Voor een stevige positionering
van dit instrument is het vergroten van het aantal deelnemers en verbreden van
servicepakket nodig.
Ook levert de SOD een bijdrage aan het
tegengaan van sociaal isolement. Dit thema is tot nu toe projectmatig aangepakt
door een samenwerkingsverband van SOD, BWD en Kwadraad. Verderop in deze nota
zullen we terugkomen op de mogelijkheden om de outreachende aanpak die op alle
terreinen wordt gekozen de komende jaren verder te in samenhang te brengen.
Samenvatting
voorstellen: Op basis van een
gezamenlijke tussentijdse evaluatie wordt de rolverdeling tussen BWD en
gemeente in de praktijk positief beleefd en wordt de raad geadviseerd de
inhoud van het handelingskader 2005 - 2009 tussentijds niet te wijzigen.
Iedere
wijk in Delft biedt straks ruimte aan en keuzemogelijkheden voor mensen met
een (tijdelijke) zorg- of ondersteuningsvraag. Hierbij sluiten we aan op de
wensen en behoeften van de Delftenaren. We willen dat de mensen die een zorg-
of ondersteuningsvraag hebben ook zoveel mogelijk in normale wijken kunnen
(blijven) wonen met ondersteuning op maat in de wijk. Het gaat om groepen als
mensen met lichamelijke beperkingen en mensen met psychische problemen en/of
verstandelijke beperkingen en om mensen met een tijdelijke zorg- of
ondersteuningvraag. |
Subdoelen: ·
De woningvoorraad is passend bij de ontwikkeling van de Delftse bevolking
in 2015 en groeit mee met de behoeften van de Delftenaren in 2020. ·
In 2011 zijn er voor mensen met een (tijdelijke) zorg- of
ondersteuningsvraag meer keuzemogelijkheden in woonvormen. ·
In 2011 hebben zelfstandig wonende Delftenaren met een beperking minder
last van obstakels in de straat of de buurt, die hen belemmeren activiteiten
buitenshuis te kunnen ondernemen. ·
In 2011 is in 6 van de wijken gestart met het realiseren van
woonservicezones. |
Parallel aan deze nota verschijnt de Woonvisie.
Delft wil gericht bouwen en herstructureren, want de woningmarkt knelt en moet
zo goed mogelijk aangepast worden aan de toekomstige bevolking. De gemeente en
corporaties doen dit in nauwe samenwerking met partners in de stad. De nota
Woonvisie mondt uit in prestatieafspraken, waarin de uitwerking van de
kwantitatieve en kwalitatieve opgave wordt uitgewerkt.
De nota wonen zorg en welzijn moet dat proces vanuit
andere invalshoeken krachtig ondersteunen. Het kernwoord daarin is behoud van
zelfstandigheid. In 2004 is dit beleid in gang gezet.
Afgesproken is dat eind 2015 in elke Delftse wijk een
woonservicezone is gerealiseerd.[6]
Woonservicezones zijn een antwoord op de ontwikkeling van de vraag
als gevolg van vergrijzing en extramuralisering: Een vraag naar geschikte
woningen, voldoende activiteiten en mogelijkheden tot ontmoeting, winkels in de
buurt, maar ook de mogelijkheid om een beroep te doen op ongeplande zorg.
Zorg- en welzijnsinstellingen
kiezen hiervoor een integrale aanpak in wijkzorgteams. Belangrijk is dat voldoende
gedaan wordt zodat mensen zich veilig en geborgen voelen in hun buurt en
voldoende mee kunnen doen.
Via de BWD (wijkopbouwwerk,
kookproject, beheer burenhulpcentrale), de SOD (ouderenproof, wijkstartpunt) en
de straat-tot-straat aanpak (geprogrammeerde aanpak van huisbezoeken die het mogelijk maakt om
eerder en breder in contact te komen; zie hoofdstuk 4) wordt de totstandkoming van
woonservicezones ondersteund.
In de woonservicezones komen
“wijkrestaurants” waar bewoners samen kunnen eten en waar activiteiten worden
georganiseerd met het doel anderen te ontmoeten. In deze restaurants zullen
vrijwilligers maar ook doelgroepen die wat moeilijker aan regulier werk komen
inzet bieden.
Met behulp van deze instrumenten
kan per wijk een passende invulling worden gezocht, wordt rekening gehouden met
vragen en wensen uit de wijk en worden initiatieven in de wijk mogelijk
gemaakt. De projectleider woonservicezones coördineert deze inzet.
De
keuze van woonservicezones voor Buitenhof, Voorhof (start 2008) en Vrijenban
(start 2008) is gemaakt.
De
ontwikkeling van de woonservicezone Buitenhof is in een vergevorderd stadium.
De organisatie van diensten en activiteiten is voor het overgrote deel rond.
De aanbevelingen in het kader van ouderenproof zijn op enkele punten na
uitgevoerd. Het wachten is eigenlijk op de oplevering van de nieuwe Buytenweye,
medio 2009, die binnen de woonservicezone Buitenhof een centrale plaats
inneemt.
Deze aanpak van voorbereiding en start van een
woonservicezone terwijl een andere al in uitvoering is loopt globaal tot 2015
door. Aan de hand van de informatie over het aantal ouderen per wijk is de
verdere uitrol te bepalen.
Figuur: ouderen
per wijk (aantallen) per 1 januari 2007
Wijk Leeftijd |
11 |
12/16 |
13 |
14 |
22/23/26
|
24 |
25 |
27/28/29
|
man |
vrouw |
totaal |
||||
55-59 |
719 |
672 |
750 |
464 |
1.310 |
564 |
779 |
717 |
3.123 |
2.852 |
5.975 |
||||
60-64 |
495 |
478 |
515 |
323 |
913 |
537 |
789 |
532 |
2.286 |
2.296 |
4.582 |
||||
65-69 |
261 |
370 |
399 |
251 |
551 |
459 |
698 |
391 |
1.641 |
1.739 |
3.380 |
||||
70-74 |
183 |
329 |
347 |
251 |
314 |
459 |
606 |
348 |
1.291 |
1.546 |
2.837 |
||||
75-79 |
168 |
294 |
376 |
273 |
218 |
497 |
579 |
282 |
1.077 |
1.610 |
2.687 |
||||
80-84 |
128 |
254 |
266 |
191 |
135 |
464 |
436 |
212 |
809 |
1.277 |
2.086 |
||||
85-89 |
73 |
152 |
186 |
59 |
45 |
316 |
223 |
84 |
324 |
814 |
1.138 |
||||
90-94 |
23 |
47 |
72 |
10 |
10 |
134 |
78 |
28 |
92 |
310 |
402 |
||||
95+ |
5 |
11 |
19 |
4 |
1 |
41 |
21 |
1 |
18 |
85 |
103 |
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
Totaal |
2055 |
2607 |
2930 |
1826 |
3497 |
3471 |
4209 |
2595 |
|
|
|
||||
wijk 11: Binnenstad; wijk 12/16: Vrijenban
(incl. Delftse Hout); wijk 13: Hof van Delft; wijk 14: Voordijkshoorn; wijk
22/23/26: Tanthof (incl. Abtswoude); wijk 24: Voorhof; wijk 25: Buitenhof; wijk
27/28/29: Wippolder (incl. Schieweg en Ruiven)
Op
deze gegevens baseren wij de verdere uitrol van woonservicezones. Voorstel: De
woonservicezones in de volgende volgorde Tanthof, Hof van Delft, Wippolder,
Binnenstad en Voordijkshoorn uitrollen.
Bij het formuleren van het beleid voor de
woonservicezones is een programma van eisen voor deze zones opgesteld. Om in de
realisatie per servicezone van meet af aan gemeenschappelijke focus te hebben
brengen we deze afspraak nogmaals onder de aandacht (zie bijlage).
Veel
ouderen kunnen met de nodige hulp zelfstandig blijven wonen mits de woning wat
betreft toegankelijkheid en uitrusting geen belemmering vormt. Voor eenvoudige
aanpassingen van de woning zoals het aanbrengen van douchezitjes en het
weghalen van drempels kunnen de huurders van corporaties gebruik gaan maken van
het pakket ‘ opplussen op maat ‘, zie paragraaf 2.4
Maar
er kan ook behoefte ontstaan aan een echte nultredewoning[7]
omdat bijvoorbeeld het trappenlopen te bezwaarlijk wordt. In dat geval is
verhuizen noodzakelijk. De nieuwe woning moet dan bij voorkeur in de eigen
buurt of wijk staan zodat men deel kan blijven uitmaken van het eigen sociale
netwerk.
Dat
betekent dat er in iedere wijk voldoende nultredewoningen moeten komen. Voor de
Binnenstad en Tanthof zal dit niet volledig te realiseren zijn. Om dit op te
vangen zullen in de overige wijken extra nultredewoningen woningen worden
gerealiseerd. Bij voorkeur komen de woningen in de woonservicezone omdat hier
het voorzieningen- en ondersteuningsniveau het hoogst is.
De
financiële situatie van ouderen wordt langzaam beter. Veel ouderen hebben
inmiddels een pensioen opgebouwd en kunnen meer uitgeven aan huren of kopen.
Het succes van Dock van Delft en de Vermeertoren spreken voor zich. Maar er
zijn ook ouderen die, bijvoorbeeld doordat ze immigrant zijn, of omdat ze geen
aanvullend pensioen hebben, blijvend zijn aangewezen op de sociale huursector.
Ook voor hen moet er een passend woningaanbod zijn.
Onderstaande
tabel geeft aan welke aantallen woningen tot 2020 moeten worden gerealiseerd om
in te spelen op de toenemende behoefte van zowel ouderen als van andere
kwetsbare groepen. De woningen moeten zowel door de corporaties als door
marktpartijen worden gerealiseerd.
Tabel: In Delft is in 2020 nodig:
Huidig 2020
Beschermd
wonen[8] 1.600 1.500
Verzorgd
wonen[9] 1.150 2.150
Gewoon
wonen (nultreden) 3.500 5.500
De
tabel is samengesteld op grond van een tweetal onderzoeken: de tweejaarlijkse
woonzorgmonitor van Quintis voor de regio DWO en een onderzoek van ABF dat het
vierjaarlijkse Woononderzoek als basis heeft.
De
door beide onderzoeken aangeven verminderde behoefte aan beschermd wonen is in
de tabel naar boven aangepast. Op dit moment staan 350 personen op de wachtlijst voor verpleging en
verzorging. Naast het bestaande intramurale aanbod zal worden gezocht naar
mogelijkheden om via Zorgzwaartebekostiging[10]
verpleging en verzorging mogelijk te maken in geselecteerde woningen binnen de
woonservicezones.
Het
aantal ‘beschermd wonen’ neemt niet noemenswaardig af omdat naar verwachting de
intramurale capaciteit voor een belangrijk deel gebruikt gaat worden voor de
groeiende groep mensen met een psychogeriatrische aandoening.
Verder
wordt er een toename verwacht van de huisvesting van OGGZ cliënten, te noemen
valt bijvoorbeeld de huisvesting van daklozen. De beschikbaarheid van passende
en betaalbare huisvesting is vaak een noodzakelijke voorwaarde voor de
succesvolle behandeling van gesignaleerde problematiek.
De diverse instellingen voor
psychiatrische of verslavingszorg hebben te maken met wachtlijsten voor
beschermd- en begeleid zelfstandig wonen voor onder andere dak- en thuislozen,
slachtoffers van huiselijk geweld en mensen met psychosociale of psychiatrische
klachten. Op de wachtlijsten staan personen met een indicatie voor zorg en/of
huisvesting. De huisvestingsvraag kan nog niet geëffectueerd worden door een
gebrek aan plekken of woningen.
Op dit moment heeft Perspektief een begeleidingscapaciteit ten behoeve van 140
personen voor beschermd wonen en 225 personen voor begeleid zelfstandig wonen.
Vanwege een tekort aan huisvesting kunnen een aantal mensen echter
niet onmiddellijk worden geholpen. Ruim 60 mensen staan op de wachtlijst voor
beschermd wonen en 16 mensen voor begeleid zelfstandig wonen. Beschermd wonen
via Perspektief is veelal bedoeld voor mensen afkomstig uit intramurale opvang
bij de GGZ. De herkomst van cliënten voor begeleid zelfstandig wonen is divers:
zij zijn afkomstig vanuit eigen beschermd wonen projecten, de maatschappelijke
opvang, de noodopvang, etc.
Hierbij wordt opgemerkt dat de problematiek moeilijk exact in
cijfers valt te vatten, omdat de vraag vanuit diverse doelgroepen deels overlappen.
Vraag naar beschermd wonen voor dak- en thuislozen overlapt bijvoorbeeld deels
met de vraag naar opvang vanuit de verslaafdenzorg en GGZ.
Uit de OGGZ-monitor valt verder af te leiden dat potentiële GGZ
cliënten niet of onvoldoende in beeld zijn. Dit betekent dat de behoefte aan
beschermd- en begeleid zelfstandig wonen groter is dan we op grond van de
wachtlijsten kunnen verwachten.
Buiten
de wachtlijsten zijn er ook mensen met een urgente woonvraag. Het betreft
ongeveer 25 chronisch verslaafden voor beschermd wonen vanuit Parnassia en
ongeveer 50 chronisch psychiatrische mensen voor aangepast beschermd wonen
vanuit GGZ Delfland (doorstromers voor reguliere woningen met zorg).
De hardnekkigheid van de problematiek kenmerkt deze groepen en is
een contra-indicatie voor huisvesting in bestaande vormend van beschermd wonen.
Vanuit het Plan Dakloosheid wordt aanbod gegenereerd in de vorm van
kleinschalige opvang met zorg, geborgd middels meerjarenafspraken met de
corporaties.
De cliënten voor begeleid wonen zullen voor het merendeel in
nieuwbouw gehuisvest moeten worden. Probleem is hier het vinden van een
bouwlocatie en het overwinnen van weerstand uit de buurt. Begeleid zelfstandig
wonen is doorgaans goed te regelen in bestaande bouw. Probleem is hier echter
dat de financiering tekort schiet.
Deze financieringsproblematiek komt ook naar voren bij de mensen
op de wachtlijsten.
In
het plan aanpak dakloosheid voor 2013:
-
Zijn alle daklozen binnen Delft Westland Oostland voorzien van een traject-
en/of zorgplan
-
Is het voorzieningenniveau binnen DWO toereikend om alle traject/ zorgplannen
te kunnen realiseren
-
Is voor minimaal 80% van de daklozen passende huisvesting geregeld
-
Zijn huisuitzetting als gevolg van huurschulden of overlast tot minder dan 30%
van het niveau van 2005 teruggedrongen. Waar huisuitzetting onvermijdelijk
blijkt, is vervolgopvang geregeld.
-
Komt dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere
instellingen praktisch niet meer voor
- Is overlastgevend gedrag
als gevolg van dakloosheid en ernstige verslavingsproblematiek afgenomen met
25%, vergeleken met het niveau van 2007
De
vrouwenopvang heeft op dit moment 17 plekken in groepsopvang, en helpt
jaarlijks maximaal 35 vrouwen, waarvan een aantal met kinderen.
De
vrouwenopvang hanteert geen wachtlijst, maar per kwartaal worden zo’n 100
mensen aangemeld. Dit getal zegt weinig over de specifieke vraagdruk op Delft,
aangezien mensen vaak bij meerdere instellingen voor vrouwenopvang
tegelijkertijd worden aangemeld voor huisvesting. Gezien de toegenomen aandacht
voor huiselijk geweld en eerwraak valt nog wel een toename in de vraag te
verwachten. Hierbij wordt aangetekend dat de huidige opvangcapaciteit open
staat voor landelijke slachtoffers, die altijd van buiten Delft afkomstig zijn.
Dit houdt dus ook in dat we capaciteit buiten Delft nodig hebben voor ‘Delftse’
slachtoffers.
Er
komen 20 plekken bij voor de vrouwenopvang, in de vorm van zelfstandige
huisvesting.
Een
deel van die woningen is geschikt voor vrouwen met kinderen.
Op
regionaal niveau worden de regels voor urgentie vanuit de noodopvang naar
reguliere huisvesting bekeken met het oog op de doorstroming.
Er
bestaat een vraag naar een geclusterde, kleinschalige woonvorm voor jonge
autisten. In de praktijk blijkt dat initiatieven van ouders vaak stuklopen op
de beschikbaarheid van geld, gespecialiseerde hulpverleners en accommodaties,
alsmede de complexiteit van het organiseren van een dergelijk initiatief.
Voorgesteld wordt om 10 appartementen met ambulante begeleiding en een woon/zorg steunpunt in bestaande bouw
beschikbaar te maken.
Een
ander knelpunt is begeleid zelfstandige huisvesting voor mensen met een licht
verstandelijke beperking. Deze groep is moeilijk te begeleiden, onttrekt zich
regelmatig aan toezicht en hulpverlening en valt voor de financiering vaak
tussen de diverse regelingen in.
De
gemeente dient verder rekening te houden met een mogelijke taakstelling vanuit
het rijk voor de huisvesting van ex-gedetineerden. Op dit moment wordt de
maatschappelijke opvang al geconfronteerd met hulpvragen van individuele
dakloze ex-gedetineerden.
In Delft keren per jaar
ongeveer 200 ex-gedetineerden terug naar de maatschappij. De Dienst Justitiële
Inrichtingen heeft de verwachte leefsituatie na detentie gescreend. 47%
hiervan, een kleine 100 mensen, dient opnieuw een huurhuis te vinden, meestal
in combinatie met aanvullende zorg of (schuld)hulpverlening.
Momenteel
wordt door de gemeente een loket gecreëerd voor personen die uit detentie
worden ontslagen. Hiermee wordt getracht te voorkomen dat betrokkenen na
detentie op straat komen te staan zonder woonruimte, inkomen,
ziektekostenverzekering, etc. Er is een ketenoverleg gestart tussen gemeente,
corporaties, reclassering, verslavingsreclassering en maatschappelijke opvang.
M.b.t.
de opvang en nazorg bestaat zal naar verwachting veel gebruik worden gemaakt
van het huren van een woning met een pensionovereenkomst. Er zal in dit kader
behoefte ontstaan aan uitbreiding van woonbegeleiding. Knelpunt is wederom de
financiering van de woonbegeleiding.
De
wachtlijsten voor jeugdhulpverlening zijn in Haaglanden relatief kort. Toch
kampt JeugdFormaat met een gemiddelde externe wachtlijst van 20 personen, en de
interne wachtlijst (doorstroming vanuit ambulant jeugdhulpteam of vanuit
zwaardere opvangvorm) bedraagt 30 tot 40 personen.
Het
aantal zwerfjongeren is landelijk fors aan het stijgen. De opvang voor
zwerfjongeren in Delft aan de Van Leeuwenhoeksingel moet wijken voor de
spoortunnel. Bekeken wordt of de capaciteit in de vervangende locatie
uitgebreid moet worden van 6 naar 10 plaatsen.
In
een aantal gevallen is het voorzien in vervangende huisvesting een cruciaal
instrument in het terugdringen van schooluitval bij jongeren. Grootste knelpunt
bij de huisvesting is het inkomen van de jongeren. Dit is zo beperkt dat men veelal geen
zelfstandige woning kan bekostigen.
Doel is om te komen tot het
realiseren van een huisvestingsketen: jeugdzorg (tot 18 jaar) – zwerfjongeren
opvang (vanaf 18 jr) – groepsgewijze opvang met lichte begeleiding – uitstromen
naar zelfstandige huisvesting.
In Delft zijn 68 jonge
(tiener)moeders in beeld, waarvan 12 met huisvestingsproblematiek kampen.
Bekeken wordt of voor een kleinschalig woonproject voor huisvesting met
begeleiding gerealiseerd kan worden.
Een
overzicht van de geïnventariseerde knelpunten en de vraag naar wonen en zorg
vanuit instellingen is opgenomen in de bijlage.
Cijfers
ten aanzien van de huisvestingsopgave voor doelgroepen worden jaarlijks
herijkt, op basis van voortschrijdend inzicht.
Met corporaties en instellingen voor zorg en welzijn worden
afspraken gemaakt over de realisatie van voldoende woonvormen in aantallen en
diversiteit voor diverse groepen met zorg- en of ondersteuningsvraag. Voorzieningen worden
gerealiseerd in verschillende huisvestingsvarianten (groeps-, individueel
wonen, diverse begeleidingsniveau’s en ambulante ondersteuning). Voor zowel
eerste opvang als doorstroming zullen plaatsen gerealiseerd worden.
We
zetten in op realisatie van minimaal 2.500 woningen voor ouderen en kwetsbare
doelgroepen. Mede hierdoor is een trend waarneembaar
naar groepswonen en geclusterd wonen, vaak op basis van persoonsgebonden
budgetten.
Ook
zullen we met corporaties woonvormen realiseren voor mensen met een tijdelijke
ondersteuningsvraag: Jongerenhuisvesting met woonbegeleiding, gekoppeld aan het
afmaken van school of het hebben van werk, woonvoorzieningen voor tienermoeders
en ex-gedetineerden.
In
samenwerking met corporaties en instellingen wordt de behoefte naar meer beschutte
woonvormen onderzocht, te denken valt aan gemeenschappelijke woonvormen en de
wensen van allochtone ouderen. Ook worden woonmogelijkheden gecreëerd voor
ernstige overlastgevers en short-stay voorzieningen voor maatschappelijke en
vrouwenopvang in samenwerking met de corporaties.
Het
schakelpunt
In de praktijk blijkt het lastig
om kwetsbare groepen adequaat te huisvesten. Er is sprake van diversiteit, een
trend naar groepswonen en er dienen zich nieuwe partijen aan. Betere
coördinatie tussen partijen moet bijdragen aan een betere planning en
realisatie De voortgang in de uitvoering van de gemaakte afspraken over de
realisatie van voldoende woonvormen voor diverse groepen met zorg- en of
ondersteuningsvraag zal worden bewaakt vanuit een Schakelpunt. Hiervoor stellen
we financiële middelen beschikbaar.
Het schakelpunt moet gaan
fungeren als een soort sociaal makelaar in woonzorgvoorzieningen. De gemeente
wil de rol van regievoerder op zich nemen.
Als onderdeel van de ketenaanpak
wordt gestreefd naar een sluitend netwerk van diverse woonzorgvormen en naar
een goede doorstroming tussen de diverse woonzorgvormen en reguliere
huisvesting. Een sluitend netwerk moet de wachttijden voor passende huisvesting
en het risico op het ontstaan van een blijvende psychische afhankelijkheid van
begeleiding (hospitalisering) bij cliënten helpen verkleinen.
De betrokken partijen houden rekening
met de geschiktheid en draagkracht van individuele wijken voor bijzondere
huisvestingsprojecten. En waken ervoor dat een te grote vraag naar woningen
voor doelgroepen niet op een onredelijke wijze ten koste gaat van de
toegankelijkheid van de sociale voorraad voor gewone woningzoekenden.
Tenslotte maakt het schakelpunt
geleverde prestaties zichtbaar en draagt zorg voor een goede monitoring en
eenduidige rapportage. Het is van belang dat instellingen in hun rapportages
dezelfde taal gaan spreken.
Het startpunt WZW heeft ook een rol in het signaleren van
woonvragen en daarvoor worden lijnen gelegd naar het genoemde schakelpunt voor
wonen bijzondere doelgroepen.
Het
WMO-werkteam Inclusieve samenleving adviseert het oprichten van kleinschalige
woongroepen voor jonge mensen met een verstandelijke beperking (concept
‘wooncirkel’). Het gaat om het realiseren van de eerste kleinschalige woongroep
voor zes jonge mensen met een verstandelijke beperking in het centrum van
Delft. Het
inzetten van het schakelpunt ligt hier voor de hand.
Ipse heeft behoefte aan een
tweede steunpunt in Delft. Van daaruit leveren zij ongeplande zorg en het is
een ontmoetingsruimte waar de cliënten ook gezamenlijk de maaltijd kunnen
gebruiken. Verder wordt nog onderzocht of 8 semi-murale cliënten die wonen aan
de Reinier de Graafweg kunnen verhuizen naar de woonservicezone Buitenhof.
Uit landelijk onderzoek blijkt dat naar schatting 11% van de bevolking
ernstige tot zeer ernstige lichamelijke of verstandelijk beperkingen heeft. Dit
komt in Delft neer op circa 12.000 burgers. De groep zal wellicht groter zijn
omdat mensen met een lichte of tijdelijke beperking ook tot de doelgroep van
het gehandicaptenbeleid behoren. Daarnaast geven cijfers over de omvang van de
groep nog geen beeld van de verschillende en onvergelijkbare vragen van mensen
met een aandoening of beperking.
Het WZW beleid is erop gericht actieve participatie van mensen met een
functiebeperking en/of chronische ziekte in de samenleving te faciliteren.
Volwaardig burgerschap impliceert o.a. het recht op participatie binnen alle
sectoren van de samenleving.
Beleidsdoelstelling is het
realiseren van optimale integrale toegankelijkheid van openbare gebouwen,
openbare ruimte en woningen in de gemeente Delft.
Openbare gebouwen
In 2006 heeft de raad
besloten om voor het toegankelijkheidsbeleid van openbare gebouwen niet meer
het Internationale Toegankelijkheid Symbool (ITS) als uitgangspunt te hanteren.
De nieuwe norm is een toets van de gebouwen op hun functionaliteit, die is
uitgewerkt in de Checklist Delft. Deze toets biedt veel meer informatie over de
mate van toegankelijkheid van een gebouw.
In 2007 heeft de raad een
Plan van Aanpak vastgesteld.
In de periode tot 2010 worden circa 36 openbare gebouwen aangepakt.
Voor scholen wordt in 2008 een apart traject gestart.
Openbare ruimte
Ouderen en mensen met een
functiebeperking blijven in toenemende mate zelfstandig wonen. Woonde in 2001
nog 86,9% van de 65+-ers in Delft zelfstandig. In 2006 was dat 88%. Hoe hoger
de leeftijd, hoe meer functionele beperkingen worden ervaren: ruim 80% van de
65-74-jarigen kan zonder problemen zelfstandig over een afstand van 400 meter
lopen, terwijl van de 85-plussers nog maar zo’n 35% dit kan. (Seniorenonderzoek 2004, GGD Zuid-Holland
West, juni 2005)
De toegankelijkheidseisen op grond van de normen van
gebruikers zijn geformuleerd door Ouderenproof. De openbare ruimte wordt binnen
de woonservicezones op die wijze toegankelijk gemaakt. De deelnemers van het
project Ouderenproof worden hierbij betrokken om aan te geven welke obstakels
zij ervaren.
Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt gewerkt met
onder meer het handboek openbare ruimte. Signalen van bewoners over
herinrichting van de openbare ruimte geven aan dat de toegankelijkheid voor
mensen met een beperking niet overal optimaal is verzorgd. Om een meer gedegen
oordeel te kunnen vellen over de huidige staat van de openbare ruimte stellen
we voor drie recente projecten te laten evalueren/schouwen door een groep van
gebruikers en professionals.
De resultaten hiervan worden betrokken bij de
visieontwikkeling inrichting openbare ruimte.
Woningen
Onder de noemer Opplussen worden bestaande woningen en
gemeenschappelijke ruimten in flats op het punt van toegankelijkheid verbeterd
(drempelvrij, rolstoeltoegankelijk, enz.). In de bestaande
woningvoorraad worden verschillende projecten opgezet om op maat woningen op te
plussen, zodat ouderen of mensen met een lichamelijke beperking langer in deze
woningen kunnen blijven wonen.
Op grond van onderzoek Seniorenscore van de SEV is,
los van de zorgwoningen die nodig zijn, een behoefte aan 2.950 opgepluste
woningen bepaald. Het streven om tot 2008 hiervan 1885 te realiseren is niet
gehaald doordat bewoners van een heel complex niet makkelijk tot medewerking
waren te bewegen. Sinds 2007 gebeurt opplussen vooral op maat (alleen
woningen).
Vestia heeft in 2007 proefgedraaid met het oppluspakket woning,
waarover we positieve geluiden horen. Wanneer na evaluatie in 2008 blijkt dat
dit succesvol is verlopen wordt het opplussen op maat uitgebreid naar de
overige corporaties. Ook kan de op-maat-aanpak in de particuliere sector
verbetering inhouden.
Het
eerder genoemde getal van 2950 is inmiddels achterhaald door de opgave zoals
die is benoemd in de woonvisie.
Met de
corporaties willen we een programma van eisen afspreken bij het opplussen van
woningen. We stellen voor bij een complex waar minimaal 20% 75-plussers wonen
de entree van het woongebouw toegankelijk te maken.. Bij nieuwbouw, ingrijpende
woningverbeteringsprojecten en individuele verzoeken op grond van de WMO zouden
ook scootmobielplekken moeten worden gerealiseerd.
Per 2007 is het sterrenclassificatiesysteem
van de SVH ingezet om de toegankelijkheid van woningen voor senioren en
gehandicapten te beoordelen. Het aantal sterren laat de mate zien waarin een
woning zonder traplopen, met rollators en met rolstoelen toegankelijk is. Goede
toegankelijkheid stimuleren we in de bestaande voorraad met een opplussubsidie
en bij nieuwbouw gaan we aanvullende kwaliteitseisen stellen op basis van
Woonkeur[11].
Niet-openbare
gebouwen
Naast de voorgaande categorieën moet ook
gekeken worden naar particuliere gebouwen. Hierbij gaat het om ondermeer
winkels, horeca, kerken, sportkantines e.d. Er zijn natuurlijk wel regels
waaraan deze gebouwen moeten voldoen, zoals het bouwbesluit, maar die zijn niet
altijd opgesteld vanuit de toegankelijkheidsvraag, zeker niet in de tijd dat de
meeste gebouwen zijn neergezet.
Er wordt wel aandacht geschonken aan de
niet-openbare gebouwen vanuit een positieve invalshoek. Dat gebeurt door middel
van de jaarlijkse toegankelijkheidsprijs. Ook de Checklist Delft kan hierbij
een rol spelen wanneer de waardering van de toegankelijkheid via de negen
symbolen in de Startgids wordt vermeld.
Voor het echt stimuleren van de
toegankelijkheid is geld toch meestal een doorslaggevende factor. We zullen
onderzoek doen naar de mogelijkheid om een stimuleringsregeling in te stellen
De lijnvoering van het
openbaar streekvervoer sluit nog onvoldoende aan op de actieradius van
kwetsbare groepen en op normen die gehanteerd worden bij woonservicezones. Bij
de uitbreiding van de woonservicezones zal bij het stadsgewest Haaglanden de
dichtheid van de haltes van de betreffende lijnen aan de orde worden gesteld.
Samenvatting voorstellen: ·
De woonservicezones
in de volgende volgorde uitrollen: Tanthof, Hof van Delft, Wippolder,
Binnenstad en Voordijkshoorn. ·
We zetten in op
realisatie van minimaal 2.500 woningen voor ouderen en kwetsbare
doelgroepen. ·
De voortgang in de uitvoering van de gemaakte
afspraken over de realisatie van voldoende woonvormen voor diverse groepen
met zorg- en of ondersteuningsvraag zal worden bewaakt vanuit een
Schakelpunt. Hiervoor stellen we financiële middelen beschikbaar. ·
Om een meer gedegen oordeel te kunnen vellen over
de huidige staat van de openbare ruimte bezien vanuit het perspectief van
kwetsbare groepen, stellen we voor drie recente projecten te laten
evalueren/schouwen door een groep van gebruikers en professionals. ·
We zullen onderzoek doen naar de mogelijkheid om
een stimuleringsregeling in te stellen voor toegankelijkheid niet-openbare
gebouwen. ·
Voor de aanbesteding van de regiotaxi willen wij
vooraf een goede scenariodiscussie voeren. Bij de uitbreiding van de
woonservicezones zal bij het stadsgewest Haaglanden de dichtheid van de
haltes van de betreffende lijnen aan de orde worden gesteld.
Ook de regiotaxi heeft in
dit kader een toegankelijkheidsprobleem. Voor de aanbesteding van de regiotaxi
willen wij daarom een goede scenariodiscussie voeren.
Een inclusieve samenleving is een gevarieerde
samenleving en biedt mogelijkheden tot betrokkenheid bij de eigen omgeving.
Mensen met een ondersteuningsvraag op een bepaald terrein kunnen juist vaak een
bijdrage leveren op een ander terrein. Vrije tijd, wonen, sport, werk en school
bieden kwetsbare mensen mogelijkheden om aan het normale leven deel te nemen.
We stimuleren dat mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag in kleinschalige
voorzieningen of zelfstandig in de wijken wonen en dat er voor hen ook
mogelijkheden zijn om een bijdrage aan het leven in de wijk te bieden. Er zijn tal
van werkzaamheden in de wijken en directe woonomgeving te doen die juist door
hen kunnen worden gedaan. De verwachting is dan ook een grotere acceptatie door
en zelfs verbinding met andere buurtgenoten.
Subdoelen: ·
In 2011 kunnen kwetsbare
groepen gemakkelijker meedoen aan activiteiten en voelen zij zich hier ook
welkom. ·
In 2011 zijn meer
Delftenaren actief in de ondersteuning van kwetsbare groepen ·
In 2011 is meer dan een
kwart van de voorzieningen in Delft voor welzijn, vrije tijd, sport en de
brede school ingericht op deelname van kwetsbare groepen. ·
In 2011 werkt een deel van
de mensen met een beperking/kwetsbare groepen in het wijkbeheer of in
voorzieningen in de wijk. |
Het is goed voor ogen te houden dat in het
WMO-beleidsplan de volgende opsomming van kwetsbare groepen is gegeven:
-
Ouderen
-
Mensen
met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking
-
Mensen
met psychosociale problematiek
Ten
aanzien van de groepen kwetsbare Delftenaren is in de loop der jaren al beleid
ontwikkeld. Op basis daarvan is op veel aspecten een passend en effectief
aanbod tot stand gekomen dat er toe leidt dat kwetsbare doelgroepen langer
zelfstandig kunnen blijven wonen en functioneren. Op stedelijk en op wijkniveau
is inmiddels een groot aantal voorzieningen beschikbaar, zoals projecten
tegengaan sociaal isolement, opzetten boodschappen- en klussendienst, Delfts
zorgabonnement, collectieve vervoersvoorziening en het opzetten van
telefooncirkels.
Veel van dit beleid komt voort uit
een problematiserende benadering van de doelgroep. Het gaat om hulp bij wat
mensen niet meer goed kunnen of bij dreigend afglijden. Hard nodig allemaal,
maar er is ook – en juist in deze nota - aandacht nodig voor
voorwaardenscheppend beleid gericht op het benutten van kansen door de
doelgroepen van het WZW-beleid. Het werken aan een inclusieve samenleving
vraagt dat we alert zijn op de (ontwikkelings)kansen van kwetsbare groepen,
waaronder ouderen, maar ook mensen met een lichamelijke, verstandelijke of
geestelijke problematiek. Meedoen veronderstelt nog altijd iets van
gelijkwaardigheid. Op verschillende manieren kunnen ook de doelgroepen van het
WZW-beleid uitgedaagd worden tot mee (blijven) doen op gelijkwaardig niveau.
Bewegen is voor veel ouderen een belangrijke activiteit voor zelfstandig functioneren
en plezier beleven. Ook hebben ouderen veel ervaring die zij kunnen overdragen
via vrijwilligerswerk en langer betaald werken.
Voor mensen met een lichamelijke,
verstandelijke of geestelijke problematiek geldt eveneens dat zij zich lekker
voelen als zij kunnen sporten, zich welkom voelen als ze gebruik kunnen maken
van het vrijetijdsaanbod en sociaal cultureel werk en zich nuttig weten als ze
inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt.
In
het algemeen is het in Delft goed gesteld met de omvang van het
voorzieningenaanbod. Wijkanalyses en stadsanalyse tonen aan dat er een
gespreide en gevarieerde infrastructuur is van sociaal culturele voorzieningen.
Dat geldt voor ontmoetingsplaatsen en activiteitencentra in de wijken, de
educatieve voorzieningen en het enorm gevarieerde palet van verenigingen voor
sport, kunst en cultuur en andere vrijetijdsbezigheden. Ook corporaties
realiseren ontmoetingsruimten in woongebieden of –complexen.
Met name in het welzijnswerk (sociaal cultureel
werk en jongerenwerk) is op grond van de nota Knopen in de wijken (1999) een
eigentijds wijkgericht stelsel van voorzieningen gerealiseerd.
In
6 wijken van Delft is - binnenkort - een multifunctioneel wijkcentrum
beschikbaar.[12] Daarnaast
bestaat er in de wijken ook nog een aantal buurthuizen. Alle wijkcentra en
nagenoeg alle buurthuizen worden beheerd door de BWD.
In
de wijkcentra en de buurthuizen wordt een breed scala van activiteiten
georganiseerd. Samen met de programmaraden moet het sociaal cultureel werk
jaarlijks een programma van activiteiten opstellen en ook bepalen wanneer er
aanleiding is tot bijstelling van dit programma. Voor
een goed activiteitenaanbod in de wijkaccommodaties en buurthuizen is een goed
beheer en exploitatie ervan natuurlijk onontbeerlijk. De financiële basis
daarvoor is in de programmabegroting 2008 reeds gezond gemaakt.
Maar met het bestaan van voorzieningen op
zich kunnen we niet gaan achterover leunen. Op basis van onderzoeken naar het
bereik van voorzieningen en naar de belemmeringen van kwetsbare groepen [13]kunnen
we er vanuit gaan dat de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de
voorzieningen en programmering voor met name kwetsbare groepen te kort
schieten. De beslissing om in elke wijk woonservicezones te realiseren is mede
op dat tekortschieten gebaseerd. Ook de resultaten van Ouderenproof in enkele
wijken zijn hiervoor indicatief. Ten aanzien van de migrantengroepen zijn
behoorlijke slagen gemaakt in de combinatie met wijkvoorzieningen.
Nu komt ook de
groep verstandelijk gehandicapten meer en meer in aanmerking voor deelname aan
onze algemene voorzieningen. Ipse heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in integratie in de
samenleving van haar cliënten. Veel cliënten zijn van het beschermde
instellingenterrein naar een gewone woonwijk gegaan; steeds vaker gaan kinderen
naar school en blijven ze langer thuis wonen met individuele ondersteuning
vanuit een steunpunt, mogelijkheden tot logeren, speciale thuiszorg, ambulante
begeleiding en buitenschoolse opvang. Het is van belang om inspanningen te
blijven leveren om cliënten die dit aankunnen zoveel mogelijk te integreren in
de samenleving. Dit is overigens een deelgroep. Een grote groep blijft
afhankelijk van specialistische zorg en ondersteuning.
Bij begeleid wonen
dringen we aan op het verzorgen van activiteitenprogramma’s in algemene
(welzijns)voorzieningen.
Met
de Stichting Vrije Tijd en Vorming (VTV) en BWD willen we nagaan hoe we een
setting kunnen creëren waarmee gestimuleerd wordt dat er een maatschappelijk geïntegreerde
programmering komt voor verstandelijk gehandicapten.
In
de Brasserskade (wijkcentrum Delft Noord) zien we mogelijkheden voor een
vrijetijdsprogramma voor psychiatrische patiënten die in de wijk wonen.
Activiteiten voor ouderen vinden nog veel
plaats vanuit een flankerend zorgbeleid, als verlengstuk van de verzorging.
Slechts op enkele plekken is een welzijnsaanbod gecreëerd: De BWD organiseert ontmoetingsactiviteiten in de Wipmolen voor ouderen van 55
jaar en ouder. En ook in wijkcentrum De Wending is een ontmoetingsplaats voor
ouderen. De SOD verzorgt het programma Meer Bewegen voor Ouderen.
Te vaak gebeurt het nog dat mensen (ook kinderen) met een
beperking die een beroep doen op reguliere voorzieningen zoals scholen,
vrijetijdsbesteding, bedrijven etc. om onduidelijke redenen worden afgewezen.
Te gemakkelijk verwijst men door naar het speciale circuit. Maar dat betekent
voor mensen met een beperking dan wel dat ze geen keuzevrijheid meer hebben.
Dat ze niet zelf kunnen bepalen hoe ze hun leven willen inrichten. Terwijl dat
door middel van allerlei (financiële) regelingen tegenwoordig juist heel goed
mogelijk is. Het lijkt er zodoende op dat de samenleving er moeite mee heeft te
accepteren dat mensen met een beperking er gewoon bij horen. Eén van de redenen
daarvoor is onbekendheid met die mensen met een beperking.
Het
werken aan een inclusieve samenleving vraagt, naast het verbeteren van de
fysieke toegankelijkheid van voorzieningen (zie hoofdstuk 2), ook om aandacht
voor
a)
gerichte
programmering
b)
beeldvorming,
kennismaking, acceptatie
Ad a) Bij
gerichte programmering is een belangrijke taak weggelegd voor de professionals
in de welzijnssector. Het verbeteren van de werkwijze van het samenwerken in de
wijken vraagt om het bezien van de rollen van de welzijnswerkers in relatie tot
andere rollen van professionals in de wijk. Met de BWD hebben we daar vanaf
2008 ook een lijn voor uitgezet.
Voor alle
professionals in de wijk geldt dat ze zich gezamenlijk bezig houden met:
·
De signaalfunctie in de wijk
·
Het toegeleiden van individuen en
groepen naar de accommodaties in de wijken.
Dit
outreachend werken is essentieel om kwetsbare groepen te bereiken.
De rol
van het sociaal cultureel werk richt zich op de activiteiten in de diverse
accommodaties in de wijken. De volgende specifieke taken behoren tot het domein
van het sociaal cultureel werk:
·
Het werven, begeleiden en motiveren
van vrijwilligers.
·
Het opzetten en begeleiden van
programmaraden.
concrete
programmering, die bijdraagt aan het uitgangspunt van de inclusieve
samenleving.
Door het sociaal cultureel werk
wordt in samenwerking met bewoners en andere professionals gewerkt aan een
specifiek activiteitenaanbod in de wijkcentra en buurthuizen, dat bijdraagt aan
een goede benutting en versterking van de sociale infrastructuur en aan de
leefbaarheid en sociale samenhang.
Om
het wijkactiviteitenaanbod te verbeteren stellen we voor per wijk € 10.000,--
beschikbaar te stellen. Daarmee kunnen projecten en activiteiten worden
gesubsidieerd die gericht zijn op het integreren van kwetsbare groepen en de
inzet van vrijwilligers in het bestaande aanbod. Een fors deel van deze
activiteiten is wat ons betreft van een sportief karakter.
In het beleidsplan WMO is een eenmalig bedrag
uitgetrokken om uitvoering te geven aan het
projectidee van de Social Revival Van: een SRV wagen als mobiele huiskamer. Het
gaat om een laagdrempelige ontmoetingsplek voor en door buurtbewoners. Dit
project kan vooral ingezet worden voor het stimuleren van contacten in de wijk
en het toeleiden van bewoners naar voorzieningen in de wijk. In overleg met de
BWD en het WMO-werkteam zorg en welzijn willen we de initiatieven gericht op
ontmoeting clusteren.
Ad b) Geconstateerd is dat de acceptatie van mensen
met een beperking wordt bemoeilijkt door onbekendheid.
In
het verleden kwamen bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapten nauwelijks in
beeld. Als het al gebeurde dan was dat vaak in negatieve zin. Nu er ten aanzien
van hen meer openheid is, zien we dat een positieve beeldvorming nagestreefd
wordt. Naast algemeen menselijke overwegingen ligt aan dit streven de
vooronderstelling ten grondslag dat verstandelijk gehandicapten moeilijk in de
samenleving kunnen integreren wanneer die samenleving een negatief beeld van
hen heeft. Het is dus van belang om een positief beeld te bevorderen. Met name
ouder- en familieverenigingen stimuleren dit.
Verandering
van beeldvorming is een bewustwordingsproces, dat je eigenlijk alleen maar kunt
bereiken met het zichtbaar maken van mensen met een handicap of chronische
ziekte in de samenleving. Dat heeft weer te maken met de bereidheid om ze niet
in een hokje te stoppen. En te accepteren dat iemand met een rolstoel langzaam
instapt en dat iemand langzaam afrekent omdat hij niet zo goed kan tellen.
Belangrijk
is de aandacht voor mensen met een beperking op de agenda te houden, met
positieve beeldvorming en gelijke behandeling in de sfeer van ´denk er nou eens
aan’.
Dat kan onder andere door
het laten zien van initiatieven of projecten waarin verstandelijk gehandicapten
naar voren komen als zelfstandige, ondernemende en creatieve mensen. Daarbij
kan men denken aan het opzetten en runnen van ambachtelijke bedrijfjes en aan
het maken van kunst en aan arbeidsintegratieprojecten.
Voor
het basisonderwijs zijn lespakketten ontwikkeld waarmee kinderen praten over
handicap en mogelijkheden.
In het algemeen is het effectief om via persoonlijke contacten met
veel begeleiding voorzichtig wat meer realistische invulling te geven aan de
beeldvorming rond mensen met een beperking.
In
Delft zijn de laatste jaren wel al een aantal goede voorbeelden van integratie
te vinden, zowel in het onderwijs zowel als bij het wonen, het werken en de
vrije tijdsbesteding.
De
resultaten vanuit het DIP zijn bemoedigend: 91% van de deelnemers vindt dat
kinderen met een beperking evenveel recht hebben om op te groeien met hun
leeftijdgenootjes op een gewone (basis)school als kinderen zonder beperking.
Er zijn scholen die een leerling met een
beperking hebben opgenomen, en niet hebben doorverwezen naar het speciaal
onderwijs. Judo Gouweleeuw laat al jaren kinderen met een beperking gewoon
meedoen, zowel bij Hudito (hockey) als bij Concordia is 7 jaar geleden een
G-team opgericht en zo zijn er meer voorbeelden.
Van
het DIP vond ook bijna 90% van de respondenten dat de gemeente in het kader van
integratie meer aandacht zou moeten besteden aan ontmoetingsactiviteiten met en
voor mensen met een beperking.
De
Stichting Vrije Tijd en Vorming (VTV) coördineert een breed vrijetijds- en
vormingsaanbod voor mensen met een verstandelijke beperking in de regio Delft.
Naast gespecialiseerde activiteiten in de eigen vrijetijdscentra richt zij zich
ook af en toe op ‘reguliere’ activiteiten. Dit zou nog kunnen worden uitgebouwd
door de aandacht bijvoorbeeld te gaan richten op integratie binnen de gewone
reguliere sportclubs.
Niet
altijd is de norm haalbaar om algemene voorzieningen toegankelijk te maken. Dit
is te zien in de sport, waar het effectief blijkt om een
gehandicaptensportvereniging Redeoss te hebben en daaromheen een toegankelijk
voorzieningenpakket te bouwen.
We zorgen ook voor het meer
toegankelijk worden van Brede School activiteiten en vrijetijdsbesteding voor
jongeren met een beperking. Hierin willen wij samenwerking zoeken bij VTV.
De BOS- projecten (buurt – onderwijs – sport) worden ingezet om de
toegankelijkheid van vrijetijdsvoorzieningen en de brede school te vergroten. Deze projecten
hebben als eerste insteek de jeugd In het Coalitieakkoord 2006 – 2010 is
opgenomen dat de BOS – aanpak wordt uitgebreid qua doelgroepen en dat bewegen
niet alleen over gezondheid, maar ook over vrijetijdsbesteding, opvoeding, en
integratie van allochtonen en mensen met een functiebeperking gaat Deze
voornemens worden inmiddels vorm gegeven door een aantal projecten: Vitaliteit,
Bewegen voor senioren (start van beiden in februari 2008) en Inclusieve
samenleving sport (in ontwikkeling). Nadere uitwerking van die projecten komt
aan de orde in de Sport- en Beweegnota die medio 2008 verschijnt.
Daarnaast
wordt onderzocht of nieuwe sportprojecten kunnen worden gestart.
Het is belangrijk goede informatie te hebben
over voorzieningen en de bereikbaarheid en toegankelijkheid ervan. Met het
Startpunt Wonen Zorg en Welzijn is hier een eerste invulling aangegeven.
Het Startpunt is het lokaal loket voor Wonen,
Zorg en Welzijn (WZW) en de WMO dat per 1 januari 2007 is ingericht, als gevolg
van prestatieveld 3 van de WMO. ( informatie, advies en ondersteuning
realiseren). Doelgroep is de Delftse
burger van 23 jaar en ouder.
Het
loket valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Er is voor gekozen om
het bestaande fysieke loket van Stichting Ouderenwerk Delft (SOD) uit te
bouwen/om te vormen tot een geïntegreerd WZW/WMO-loket. De gemeente voert de
regie en de SOD coördineert de uitvoering van het loket en zal zich ontwikkelen
tot een loketorganisatie. MEE levert nadrukkelijk een bijdrage bij de
ontwikkeling en uitvoering van het loket. SOD en MEE hebben hiertoe een
samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Beide organisaties bemensen samen het
loket.
De
gemeente heeft een faciliterende en toezichthoudende rol en bewaakt of wordt
voldaan aan de wettelijke vereisten voor de WMO en het eigen WZW/WMO-beleid.
De backoffice van
het loket wordt gevormd door meer dan twintig organisaties die aanvullende
diensten kunnen verlenen, zoals: organisaties voor specifieke
cliëntondersteuning, aanbieders van diensten en producten (Wonen, Zorg en
Welzijn), het CIZ, de gemeente, etc.
Ten aanzien van de inhoud, vorm en wijze van
samenwerking tussen frontoffice en backoffice worden goede afspraken gemaakt en
vastgelegd.
Indicatie
Het
is nu nog niet het geval maar we willen we de enkelvoudige indicatiestellingen
onderbrengen in het startpunt. Ervaringen van een aantal reeds bestaande
loketten laten zien dat het vanuit klantvriendelijkheid gewenst is eenvoudige
indicatiestellingen in het loket aan te bieden. Klanten beschouwen dit als een
belangrijke meerwaarde van het loket. Het CIZ heeft met deze loketten afspraken
gemaakt, zodat loketmedewerkers worden gemandateerd voor het doen van
eenvoudige indicatiestellingen op het gebied van WMO en AWBZ-voorzieningen,
waarbij gebruik wordt gemaakt van de beslisbomen en standaard indicatie
protocollen (SIP’s) van het CIZ. Complexe cq meervoudige indicatiestellingen
worden dan ‘uitbesteed’ aan het CIZ.
Sociale kaart
In 2008 is de eerste
Startgids wonen, zorg en welzijn verschenen met alle informatie op de genoemde
terreinen toegankelijk voor de inwoners.
Het
digitale informatieloket
Het
loket gaat werken met een digitale sociale kaart. De regionale digitale
sociale kaart Haaglanden is een instrument dat door de GGD Den Haag wordt
verwezenlijkt in opdracht van 5 gemeenten: Den Haag, Delft, Rijswijk,
Pijnacker-Nootdorp en Wassenaar. Het is een systeem dat gemeenten in staat
stelt om burgers 24 uur per dag informatie te geven op het gebied van wonen,
zorg en welzijn. Inwoners kunnen per instelling de adresgegevens, producten,
diensten, e-mailadressen en websiteadressen vinden.
De bestaande sociale kaarten van de Regionale
Commissie Gezondheidszorg en Startpunt Wonen, Zorg, Welzijn worden hierin
geïncorporeerd.
Via de digitale sociale kaart kunnen inwoners
en professionals actuele informatie vinden over producten en diensten op het
gebied van WZW/WMO. De informatie wordt aangeboden via de bekende lokale
websites van de vijf gemeenten. In Delft is dit Startpunt Wonen, Zorg, Welzijn.
In mei 2008 zal de digitale sociale kaart
gelanceerd worden. In de loop van de tijd zullen inhoud en mogelijkheden nog
verder worden ontwikkeld. Zo zullen op termijn de producten en diensten van de
aanbieders met elkaar vergeleken kunnen worden..
wijkstartpunten
Het loket heeft een hoofdvestiging aan de Van
Bleysweijckstraat met satellieten in de wijken. bij voorkeur in de
woonservicezone. Het wijkloket in Buitenhof is operationeel, in 2008 volgt Hof
van Delft (Vermeertoren). De overige wijkloketten moeten de uitrol van de
woonservicezones volgen.
Per wijkloket, uitgaande van spreekuren van
een dagdeel per week en extra aandacht voor allochtone ouderen (zie hoofdstuk
6), worden de kosten geraamd op ca 15.000 euro.
Uiteindelijk moet het hoofdloket een plek
krijgen in de publiekshal van het nieuwe gemeentekantoor (medio 2015). De
aansluitingsmogelijkheden op het gemeentelijk klantcontactcentrum worden
voortdurend bekeken.
Voor
de komende jaren werken we in de Van Bleyswijkstraat toe naar een ‘straat” van
maatschappelijke functies gericht op informatievoorziening, verstrekken van
voorzieningen , doorverwijzen, ondersteuning etc. Alle loketten in de van
Bleyswijckstraat moeten straks beter gaan samenwerken. Nu werkt iedereen nog
apart. De buitenruimte moet worden heringericht, de zichtbaarheid zal vergroot
worden. Voor deze verdere ontwikkeling wordt een plan opgesteld.
Welzijnsinstellingen gaan zich
steeds meer richten op het voorkomen dat mensen zorg nodig hebben. Dat betekent
veel inzet op preventie en vroegsignalering. Hiertoe zal er een verder
ontwikkeling plaatsvinden van het Delfts zorgabonnement. Onderzocht wordt hoe het
serviceabonnement uitgebreid kan worden met gemaksdiensten, zodat ook dit kan
bijdragen aan het zelfstandig functioneren van kwetsbare groepen.
Tegelijkertijd kunnen kansen aan kwetsbare groepen geboden door ze als
werknemer in te zetten bij deze vorm van ondersteuning, bijvoorbeeld in de
klussendienst.
In 2004 is door de Stichting
Ouderenwerk Delft het Delfts zorgabonnement gestart vanuit de EZH-gelden.
Inwoners ouder dan 55 jaar kunnen zich hiermee abonneren op diensten als een
servicecoördinator, noodhulp, noodlogeren, gemak in eigen huis (verrichten van
kleine reparaties), een belastingconsulent, veiligheidsbezoek en gratis
aansluiting op alarmering. Sinds ongeveer een jaar is ook een
abonnementsuitbreiding mogelijk voor onderhoud van de eigen woning; dit
verloopt via wooncorporatie Vestia.
Het
huidige bereik van het Delfts zorgabonnement is ongeveer 600 deelnemers. Dat
komt neer op circa 5% van de 65-plussers. Landelijk varieert deelname aan
dergelijke voorzieningen tussen 5 en 15%.
In
Delft willen we het zorgabonnement tot een basisvoorziening verheffen. Daarvoor
is versterking van het pakket nodig en zal als gevolg het bereik ook vergroten.
Het
Delfts zorgabonnement wordt versterkt door uitbreiding van het
voorzieningenpakket. Daarbij wordt gedacht aan het opnemen van woonautomatisering (domotica,
beeld-spreekverbinding met een zorgcentrale) en gezondheidsscreening voor
ouderen.
In 2010 moet het
zorgabonnement als basisvoorziening kunnen werken.
Het laten werken van kwetsbare groepen in de
wijken of wijkvoorzieningen wordt op verschillende manieren ingevuld. Een
belangrijke motor voor deze doelstelling is het reeds geformuleerde beleid social returns bij aanbestedingen. In
dit beleid is vastgelegd dat bij bouwinitiatieven gebruik wordt gemaakt van
mensen zonder werk.
Wat
betreft het werken is er sinds bijna 2 jaar het goed lopende restaurant en
leer/weerplek De Wereldzaak. Nu is het nog afwachten of er ook voldoende banen
vrij komen voor de werknemers die willen uitstromen naar het reguliere circuit.
We
wijzen ook op de rol van Combiwerk bij het beheer van de skatebaan, de
wijkcentra en bij catering van evenementen in de wijken.
In samenwerking met corporaties en de zorg-
en welzijnsinstellingen wordt afgesproken onder welke voorwaarden mensen met
een beperking aan werk geholpen kunnen worden in hun eigen buurt of wijk.
Hierbij moet zowel gedacht worden aan beheer van de openbare ruimte als aan
werkzaamheden in voorzieningen.
Als een van de eerste initiatieven noemen we
het parkbeheer in Poptahof. Het nieuw aangelegde park in deze herstructureringsbuurt
krijgt een vorm van buurtsturing en zelfbeheer in echte gebruikstijden. Dat wil
zeggen dat beheer en toezicht zoveel mogelijk actief zijn op het moment dat
bewoners ook op straat zijn.
De gemeente zal samen met het WMO
werkteam Kwetsbaar in “t Kwadraat mogelijkheden onderzoeken om structureel te
werken aan imagoverbetering van daklozen.
Daarnaast zullen, in samenwerking
met PerspeKtief en o.a. de welzijnsorganisatie de mogelijkheden tot deelname
aan bestaande welzijnsactiviteiten en het gebruik maken van de normale
maatschappelijke voorzieningen nader worden onderzocht en geëffectueerd.
Het
is van belang om cliënten zelf hierbij te betrekken. Er zullen de komende tijd
gesprekken met cliënten (o.a. de cliëntenraad van PerspeKtief) worden georganiseerd.
Momenteel loopt een Veegproject binnen de dagopvang voor
dak- en thuislozen en/of verslaafden. Dagelijks trekt een groep bezoekers van
de dagopvang onder begeleiding de woonwijken in om papier te prikken. De
deelnemers ontvangen hiervoor een kleine vergoeding.
Combiwerk is een belangrijke organisatie om
mee samen te werken bij het aan werk helpen van kwetsbare groepen in de wijken.
Combiwerk is zelf al toeleverancier voor assistent beheerders- en
onderhoudsfuncties, onder andere aan Stadsbeheer en de Brede
welzijnsorganisatie Delft (wijkcentra). Maar zij hebben ook de nodige expertise
met de noodzakelijke begeleidingsstructuur.
|
Van sociaal isolement is sprake
wanneer iemand zich eenzaam voelt en geen of nauwelijks sociale contacten
heeft. Bij sociaal isolement gaat het dus om een combinatie van de subjectieve
beleving van de betrokkene in combinatie met een (objectief) te klein netwerk.
Sociaal isolement heeft dikwijls te maken met het op latere
leeftijd wegvallen van het sociale netwerk, als er sprake is van psychosociale
problemen of een beginnende dementie.
Delft wil voorkomen dat mensen
(verder) afglijden in een sociaal isolement of eenvoudiger gezegd: eenzaamheid.
Vrijwillige inzet is bij het verminderen/ voorkomen van sociaal isolement
essentieel.
Net als het creëren van
gelegenheden om contacten op te doen (toevallige ontmoetingsplekken). Ook het
signaleren van mogelijk sociaal isolement en het toeleiden naar activiteiten is
van belang. Daarnaast moeten mensen die eenzaam zijn weten waar ze met hun
probleem kunnen aankloppen.
Subdoelen: ·
In 2011 geven minder
mensen aan dat ze sociaal geïsoleerd zijn. ·
Professionals op
vindplaatsen en hulpverleners zijn getraind om sociaal isolement te herkennen
en deze mensen te begeleiden naar activiteiten, dagbesteding of aan te zetten
tot nieuwe contacten. ·
De contacten in de wijk
zijn vermeerderd voor geïsoleerde mensen |
Uit onderzoek blijkt dat van de volwassenen
en de zelfstandig wonende ouderen in Delft zich 10% eenzaam voelt.[14]
Dan hebben we het over een doelgroep van ongeveer 6500 mensen.
Door de vergrijzing en
de tendens om langer zelfstandig te blijven wonen zal de groep eenzamen verder
groeien tenzij beleid dit weet te keren. Dat betekent dat de inzet op dit
gebied extra aandacht moet krijgen en vooral de keten verbeterd moet worden.
De keten voor sociaal isolement
bestaat uit drie schakels:
1) preventie.
Instrumenten zijn hier: activiteiten, zorgabonnement, telefooncirkel,
startpunt.
2) vroegsignalering/advies.
De straat-tot-straataanpak valt in deze categorie, het meldpunt bezorgd?
3) hulpverlening/doorverwijzing.
D’ruit, vrijwilligers en of GGZ (maatjesprojecten).
Over veel preventieve
instrumenten hebben we het in de vorige hoofdstukken gehad.
Het Startpunt Wonen Zorg Welzijn
zal een steeds meer centrale rol innemen tussen de instellingen die op deze
gebieden werkzaam zijn. Steeds meer mensen zullen het startpunt weten te
vinden. Dat stelt de medewerkers van het startpunt in staat middels het
achterhalen van ‘de vraag achter de vraag’ sociaal isolement te herkennen en
hen in contact te brengen met meldpunt Bezorgd?.
Een “straat tot straat” aanpak
Een belangrijk onderdeel van
het beleid betreft het vinden van mensen (waaronder veel nieuwe Nederlanders)
die op dit moment in hun thuissituatie om uiteenlopende redenen het moeilijk
hebben en de weg niet weten te vinden. Vaak gaat het daarbij om mensen met een
zwakkere sociaal-economische positie. We moeten niet aarzelen om achter de
voordeur te kijken. Dit doen wij reeds in verschillende projecten. Denk hierbij
aan het werk van de bezoekvrouwen, de informatieve huisbezoeken aan ouderen, de
huisbezoeken aan inburgeringsplichtigen in de Poptahof en het 'Delfts
Uitkeringen Informatie team' ofwel DUIT.
Via
deze projecten worden de wensen en behoeften van burgers met betrekking tot
bijvoorbeeld zorg, inkomen, wonen, welzijn en inburgering geïnventariseerd.
Hierdoor weten de gemeente en de partners beter wat zich achter de voordeuren
afspeelt en welke acties in gang gezet moeten worden. Om versnippering tegen te
gaan en deze aanpak gerichter in te zetten is het nodig dat de bestaande
huisbezoeken omgevormd worden tot een geprogrammeerde aanpak die het ons
mogelijk maakt om eerder en breder in contact te komen. Bij het ontwikkelen van
vormen van een dergelijke aanpak is de samenwerking met partners uit de stad, zoals
de woningcorporaties, de BWD en het ouderenwerk onontbeerlijk.
Voor
de bestrijding van sociaal isolement gaan we de effectiviteit van de huidige
maatregelen versterken. Deze gaan in de richting van versterken van de huidige
outreachende aanpak, aansluiting bij het startpunt WZW, uitwerken van
verschillende soorten interventies die passen bij de differentiatie in de
doelgroep en monitoring. Hiervoor zullen ook middelen beschikbaar worden
gesteld.
Wij
bundelen krachten tot een samenhangend geheel van alle outreachende
activiteiten via een straat tot straataanpak. Dat betekent dat de volgende
activiteiten op buurtniveau moeten worden samengebracht:
-
het ‘outreachend team’ van de BWD, dat beoogt allochtone burgers
in een achterstandssituatie voor te lichten en gericht te activeren om de weg
naar de voorzieningen en loketten in de stad te vinden.
-
De ouderenadviseurs van de SOD; zij leggen huisbezoeken af en
signaleren een toenemende complexiteit aan problematiek.
-
Duit
-
Inburgering
-
Sociaal beheerders en/of sociaal consulenten van corporaties in
herstructureringsgebieden
Dit wordt een stedelijk project.
Voor een belangrijk deel kan deze aanpak de
gebiedsagenda van woonvisie en samenwerken aan sterke wijken volgen. Door een
combinatie van fysieke, beheers- en sociale maatregelen kan een gebied dan als
het ware in een beperkte periode een grote stap vooruit maken. Naast de
Bomenwijk en de Poptahof komen dan bijvoorbeeld ook delen van de Buitenhof in
aanmerking. Daarmee ontstaat ook weer aansluiting op de ontwikkeling van
woonservicezones.
Als
tweede lijn in de straat-tot-straataanpak zullen we aangrijpen op ‘life-events’.
Er zijn belangrijke of ingrijpende gebeurtenissen in het leven waardoor het
gevoel van eenzaamheid ineens kan toenemen. Bijvoorbeeld na het overlijden van
de partner of de 75ste verjaardag. Deze momenten zullen een rode
draad worden in de werkwijze van de straat-tot-straataanpak.
Vanaf
2000 is voor 8 jaar met EZH middelen het project D’ruit opgezet. Twee
maatschappelijk werksters zetten zich in om sociaal isolement op te sporen en
te bestrijden, o.a. door de inzet van vrijwilligers. In 2004 is het project
D’ruit ondergebracht bij Meldpunt Bezorgd?, waardoor een samenhangende en
efficiënte werkwijze mogelijk werd. Belangrijk is dat een professional de
intake doet en de toeleiding doet naar de best passend hulp. Indien er het vermoeden is van sociaal isolement kan een melding
plaatsvinden bij meldpunt Bezorgd? Vanuit het meldpunt wordt de ernst ingeschat
en wordt de cliënt aangemeld bij een zorg- of welzijnsinstelling.
De
ervaring is dat in bijna 100% van de gemelde situaties de burgers erg blij zijn
met de bemoeienis van buitenaf.
Daarnaast
organiseert de SOD het project Samen Eruit waar vrijwilligers worden geworven
en opgeleid om de specifieke doelgroep van sociaal isolement te begeleiden naar
meer contacten in hun leven. Het gaat hierbij om een-op-een relaties, waarbij
nu 13 mensen in begeleiding zijn. De ‘lichtere’ doelgroep (enigszins
maatschappelijk actief) is te activeren door de aanpak Samen Eruit. Voor
niet-actieven is meer noodzakelijk. Afhankelijk van de doelgroep is het
noodzakelijk de geschikte aanpak te bepalen.
De aanpak van sociaal isolement is gebaat bij
het verbeteren van de signalering door professionals. De
medewerkers in de zorgverlening vormen een groep met veel contacten met
wijkbewoners (thuiszorg). Maar ook professionals van de wooncorporaties en de
welzijnsinstellingen hebben hun wijknetwerken. Een trainingsaanbod gericht op
herkennen van sociaal isolement is zinvol.
Zorginstellingen zullen ook
moeten sturen op het zorgnetwerk rond de cliënt (huisarts, fysiotherapeut,
etc.), zodat ook daar de mate van herkenning toeneemt.
Ondersteuning
bij dementie
Voor ernstige vormen van sociaal
isolement, bijvoorbeeld door beginnende dementie, is maatwerk in de aanpak
nodig. Het is van belang dat deze wordt doorontwikkeld.
De afdeling Preventie van GGZ-Delfland heeft in het
kader van de woonservicezones een projectvoorstel ingediend het voorkomen van
depressies en andere psychische problematiek bij ouderen. Doel is dmv een
wijkgerichte aanpak meer 60+ ouderen met psychische problemen op te sporen en te
bereiken met (preventieve) interventies. Het is niet de bedoeling er een
categoraal GGZ-project van te maken; alle relevante partners op het gebied van
ouderen en zorg doen mee. Er wordt gestart met een pilot in de wijk Voorhof of
Buitenhof. Bij gebleken succes volgen andere wijken. Daarvoor zetten wij
WMO-subsidies in.
GGZ-Delfland is ook betrokken bij het Alzheimer-café. Ze bieden daar
trainingen voor professionals en workshops voor mantelzorgers, betaald uit de
WMO. Dit is een activiteit die al enige jaren loopt.
Pieter van Foreest, de SOD en de SWOP
(Stichting Welzijn Ouderen) exploiteren ontmoetingscentra voor ouderen. Het is
een laagdrempelige ondersteuning voor thuiswonende dementerende ouderen en hun
mantelzorgers. Deze ondersteuning beoogt het uitstellen van opname in een
intramurale voorziening.
Dit project wordt gesubsidieerd vanuit de WMO. de
subsidie is bedoeld om betreffende ouderen toe te leiden naar (AWBZ-verzekerde)
zorg. Wanneer mensen eenmaal "binnen" zijn volgt indicering voor
AWBZ-betaalde dagbesteding/zorg. er zijn nu 3 ontmoetingscentra en er is sprake
van een stijgende vraag.
Verder subsidieert de gemeente de volgende
activiteiten van Pieter van Foreest:
·
"Informatie, advies
en preventie". Informatiebijeenkomsten voor genoemde ontmoetingscentra.
·
"Voorkom problemen
somberheid bij geheugenproblemen". Dit is een samenwerkingsproject met
GGZ-Delfland, waarbij mensen met dementie en hun mantelzorgers thuis bezocht
worden. Betrokkenen worden gestimuleerd om plezierige activiteiten te ondernemen
ter voorkoming van somberheid. het project is in 2007 gestart.
·
"Duo's voor
duo's". Groepsgewijs aanbod voor dementerenden en hun mantelzorgers.
Gekoppeld aan bovengenoemd project mbt het ondernemen van de genoemde
activiteiten.
Samenvatting
voorstellen: ·
Wij bundelen
krachten tot een samenhangend geheel van alle outreachende activiteiten
via een straat tot straataanpak. Dit wordt een stedelijk project. ·
De aanpak van
sociaal isolement via het meldpunt Bezorgd? zetten we voort, inclusief het
begeleidingsproject Samen Eruit ·
De op-maat-aanpak
van dementie willen we doorontwikkelen, met behulp van WMO subsidies.
In praktijk blijkt dat niet zozeer meer blauw
op straat, maar vooral meer communicatie en samenwerking tussen burgers de
basis vormen voor een veilige en leefbare woonomgeving. Juist kinderen,
jongeren en ouderen zijn vaak sterk aangewezen op voorzieningen in hun buurt.
Maar soms staan zij lijnrecht tegenover elkaar. Deels wordt dit veroorzaakt
door negatieve beeldvorming. Sommige ouderen voelen zich bijvoorbeeld
geïntimideerd door jongeren. Beeldvorming kan positief beïnvloed worden als
generaties met elkaar in contact te komen. Het verminderen van conflicten
tussen jong en oud en het leefbaarder maken van de buurt zijn de belangrijkste
aanleidingen om met deze doelstelling aan de slag te gaan. Jong en oud met
elkaar in contact brengen past goed in een stedelijke en wijkgerichte
benadering van sociale samenhang en ondersteuning van kwetsbare bewoners.
Subdoelen: ·
De contacten tussen jong
en oud zijn toegenomen ·
In 2011 voelt 80% van de
Delftenaren zich veilig in eigen buurt. ·
In 2009 is er in iedere
wijk een netwerk van ouderen, scholen en jongeren van waaruit jongeren
maatschappelijke stages kunnen lopen in hun wijk. |
De kunst is om
niet te problematiseren, maar de positieve aangrijpingspunten te vinden om te
komen tot sociale samenhang in de buurt.
Veel
gemeenten werken onder de noemer “buurt voor alle leeftijden” aan intergenerationele
buurtontwikkeling. Uitgangspunt van projecten is dat ouderen en jongeren een
positieve betekenis hebben voor elkaar en voor de buurt en dat het van belang
is dat ze met elkaar in contact komen..
Op het gebied van bevorderen van wederzijds
begrip wordt in Delft al een diversiteit aan acties ondernomen, zij het vooral
in projectvorm.
-
In de WMO-pilot Vrijenban is met participatief
theater een brug geslagen tussen jong en oud. Daaruit is een werkgroep
voortgekomen die maatregelen heeft voorgesteld wat weer heeft geleid tot
realisatie van een hangplek voor jongeren.
-
In Buitenhof organiseert vereniging Fledderus
dansavonden waarbij jong en oud bij elkaar komen.
-
De BWD heeft een jong en oud project uitgevoerd in
Wippolder in het kader van de buurt voor alle leeftijden.
-
In de woonservicezone Buitenhof organiseert de BWD
een kookproject.
-
Vanuit zakgeldprojecten is gewerkt aan een
boodschappendienst.
-
In Tanthof zijn vanuit het project Blockrunners
((BWD) diverse activiteiten opgezet, waaronder verhalen uitwisselen. De
KinderActieraad heeft een gemeenschappelijke bijeenkomst in het kader van het
kinderkookcafé georganiseerd. De oprichting van Tanthofvaders met onder andere
bewonersinspraak om
van het voetbalveldje aan de Zambezilaan een (ver)nieuwe ontmoetingsplayground
te maken. Tenslotte de aanleg van een jeu des boulesbaan bij jongerencentrum
The Border.
Dit scala van activiteiten laat zien dat er
heel veel mogelijk is. Het thema is nog niet zo oud en kan vooral worden
ontgonnen door te stimuleren dat goede ideeën worden uitgewerkt.
Samen met de BWD zullen we organisaties
mobiliseren die willen meedenken over nieuwe initiatieven (denktank).
We vinden dat er in iedere wijk
een netwerk van jong en oud moet komen. Het bevorderen van de contacten tussen
jong en oud en het daarmee vergroten van het wederzijds begrip is een
WMO-doelstelling die zich goed leent om ook via de verschillende wijkagenda’s
uit te werken.
Ook zal bij het realiseren van
woonservicezones aan een aantrekkelijke omgeving/buitenruimte worden gewerkt,
waarin goede gelegenheid is voor ontmoeting tussen jong en oud. We stellen voor
dat in het kader van de wijkprogramma’s onder leiding van de wijkcoördinator en
BWD een gemengde groep zich over deze uitwerking gaat buigen.
De introductie van maatschappelijke stages is
een goede basis om op een meer structurele manier aan het wederzijds begrip te
werken.
We ontwikkelen samen met VO-scholen en
partijen uit woonservicezones een plan van aanpak voor maatschappelijke stages
in de wijk gericht op ouderen en zorgvragers. Daarbij wordt zoveel mogelijk
aangesloten op bestaande initiatieven die kansrijk zijn, zoals de
burenhulpcentrale, maaltijdservices voor ouderen en maatjesprojecten voor
kwetsbare mensen.
In het beleidsplan WMO is
het project school en buurt ingezet om
het pedagogisch klimaat in de wijken te verbeteren door ouders, onderwijs en
wijkbewoners bij elkaar te brengen. Er komt een regeling waarbij scholen
plannen kunnen indienen voor het betrekken van de buurt bij de school.
Vastgelegd is dat de regeling een looptijd heeft van 3 jaar en er kunnen
maximaal 5 scholen per jaar meedoen. Wij zullen de regeling zodanig uitwerken
dat initiatieven gericht op wederzijds begrip tussen jong en oud prioriteit
genieten.
Een ander initiatief uit het beleidsplan WMO is de Stichting Present.[15] Die zet zich ervoor in dat
mensen omzien naar elkaar en betrokkenheid bij elkaar tonen. Het gaat hier om
het verkrijgen van inzet om een aanbod te kunnen neerzetten. De projecten die
worden geïnitieerd bestaan uit:
·behangen, verhuizen, sausen
of verven
·het opknappen van een tuin
·het schoonmaken van een wijk
·het ondernemen van
activiteiten met ouderen.
Bij de uitvoering van projecten stelt Present als voorwaarde dat hulp
geboden wordt aan mensen, die zelf niet voldoende netwerk, gezondheid of
(geldelijke) middelen hebben. De projecten komen tot stand in samenwerking met
maatschappelijke hulporganisaties, die de klussen in samenspraak met Present
selecteren.
Wij gaan na hoe de methodiek van Present voor
Delft meerwaarde kan hebben. Misschien biedt het ook kansen voor
maatschappelijke stages. In het kader van meer contact met elkaar hebben, kan
het een flinke impuls geven als een groep jongeren de straten komt schoonmaken
en opruimen. Mensen raken weer in gesprek met elkaar en dat doet de sfeer in
een wijk goed. Een dagje uit met dementerende ouderen opent ogen en harten van
jongeren en volwassenen.
De
groep ouderen is een gedifferentieerde groep. Naast kwetsbare ouderen is een
mondige groep zelfstandige senioren opgekomen die bereid is zich actief of
productief voor de samenleving in te zetten.
In
georganiseerd verband is bijvoorbeeld het Gilde Delft e.o. actief. Het Gilde
heeft een bestand van vrijwilligers, die hun kennis en ervaring ter beschikking
stellen aan derden die daarom vragen ( particulieren, verenigingen,
organisaties, scholen enz.). Naast het organiseren van stadswandelingen in Delft, ondersteuning
bij computer en internet, draagt het Gilde ook bij aan onderwijs:
taalondersteuning , bijv. leesprojecten op scholen, taalhulp aan buitenlandse
studenten, etc. en het taalproject SamenSpraak, waar 1 op 1 in huiselijke sfeer met
allochtone medeburgers over wonen in Nederland wordt gesproken.
We zullen met
het Gilde Delft in overleg treden in verband met hun mogelijke bijdragen aan
onderwijs, voorlichting, beroepsvorming.[16]
De zorgsector heeft ook te maken met
maatschappelijke stages. De maatschappelijk stages in de SOB-zorgsector zijn gericht op
participatie, mantelzorg en betrokkenheid bij de samenleving, stad, buurt en
wijk. Er moet een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de
maatschappelijke stage en de beroepsstage. Het grootste verschil tussen een
beroepsstage (snuffelstage,e.d.) en een maatschappelijke stage is dat een
beroepsstage in het teken staat van een toekomstig beroep en een
maatschappelijke stage per definitie vrijwilligerswerk is en niet op de
beroepenwereld gericht is. Het kan natuurlijk een bijeffect zijn dat leerlingen
beter zicht krijgen op een arbeidssector of een beroep.
We willen bereiken dat SOB en de zorgsector beroepsgerichte stages
aanbieden en dat de vrijwilligersorganisaties op het gebied van zorg het
zwaartepunt vormen voor de maatschappelijke stages. We zullen deze
vrijwilligersorganisaties ondersteunen in het aanbieden van maatschappelijke
stages.
In
het kader van beroepspromotie van de zorgsector is er een project, genaamd JAZO
(jongeren aan zet in de zorg), waarin Pieter van Foreest jongeren (maar ook
meer en meer herintredende volwassenen) een oriënterend scholing- en
werktraject aanbiedt in de zorgsector met na een half jaar uitzicht op een
vaste baan en vrijstelling van opleiding voor die onderdelen waarvan de kennis
is vergaard. Dit betreft dus stage en werk vanuit een beroepsoriënterend
perspectief. De gemeente Delft ondersteunt dit project financieel.
Samenvatting
voorstellen: ·
Samen met
de BWD zullen we organisaties mobiliseren die willen meedenken over nieuwe
initiatieven voor ontmoeting tussen jong en oud (denktank). ·
Bij het
realiseren van woonservicezones zal aan een aantrekkelijke
omgeving/buitenruimte worden gewerkt, waarin goede gelegenheid is voor
ontmoeting tussen jong en oud. We stellen voor dat in het kader van de
wijkprogramma’s onder leiding van de wijkcoördinator en BWD een gemengde
groep zich over deze uitwerking gaat buigen. ·
Wij
zullen de regeling waarbij scholen de buurt kunnen betrekken, zodanig
uitwerken dat initiatieven gericht op wederzijds begrip tussen jong en oud
prioriteit genieten. ·
Wij gaan na hoe de methodiek van Present voor
Delft meerwaarde kan hebben. Misschien biedt het ook kansen voor
maatschappelijke stages. ·
We zullen
met het Gilde Delft in overleg treden in verband met hun mogelijke bijdragen
aan onderwijs, voorlichting, beroepsvorming. ·
We willen bereiken dat SOB en de zorgsector beroepsgerichte stages
aanbieden en dat de vrijwilligersorganisaties op het gebied van zorg het
zwaartepunt vormen voor de maatschappelijke stages. We zullen deze vrijwilligersorganisaties
ondersteunen in het aanbieden van maatschappelijke stages.
We willen allochtone groepen kansen
bieden om in lijn van de Wmo ‘mee te doen’. Dit betekent dat zij zorg- en
welzijnsvoorzieningen moeten kunnen vinden en deze als toegankelijk ervaren.
Daarnaast is het hebben van contacten met allochtone én autochtone Delftenaren
van belang.
Subdoelen: ·
Allochtone groepen
waarderen de toegang tot zorg- en welzijnsvoorzieningen in 2011 hoger dan in
2008. ·
De programmering op
wijkniveau van het sociaal cultureel werk bevordert de deelname van
allochtone doelgroepen aan de activiteiten. |
De groep van allochtonen die
gebruik maakt van de ondersteuning door de zorgpartijen zal de komende jaren
steeds groter worden omdat de populatie allochtone Delftenaren die in de jaren
‘60 is gekomen om hier te werken vergrijst. In de praktijk zullen hun kinderen
door grotere afstand, kleinere behuizing of door werkzaamheden onvoldoende in
staat zijn opvang en ondersteuning te bieden. Dat betekent dat er in toenemende
mate een beroep zal worden gedaan op de zorginfrastructuur zoals wij die
kennen.
In de Integratienota 2008 – 2011 is gesteld
dat de gemeente in samenwerking met onder meer de Regionale Commissie Gezondheidszorg
opnieuw het doel zal nastreven van een betere kwaliteit van de zorg, betere
communicatie en meer allochtone Delftenaren werkzaam in de zorg.
Een belangrijk specifiek project is door
GGZ-Delfland opgepakt. Het betreft hier het inzetten van allochtone
zorgconsulenten. Doel is de barrière slechten in het contact tussen de
(allochtone) zorgvragers en zorgaanbieders. De gemeente heeft in de afgelopen
jaren dit project financieel ondersteund. De komende jaren zal het financieel
draagvlak moeten worden verbreed met andere partijen. Hierin is inmiddels een
stap vooruit gemaakt.
Allochtone ouderen worden niet of
nauwelijks bereikt. We zien mogelijkheden om daar verbetering in te brengen.
Onder andere door gerichte inzet van de allochtone ouderenadviseur. In samenwerking met de
allochtone zorgconsulent introduceert de Stichting Ouderenwerk Delft deze allochtone
ouderenadviseur binnenkort. Deze functionaris moet in een goed netwerk
functioneren en daarom zien we een koppeling aan de Club van delft als nuttig.
Daarnaast kunnen allochtone ouderen meer
worden bereikt door hen gerichter informatie en advies te geven. Wij stellen
voor het spreekuur van het Startpunt wonen zorg welzijn periodiek in de
verschillende gemeenschappen van allochtonen te organiseren, te beginnen met de
Turkse en Marokkaanse gemeenschappen.
Vanwege de grote onbekendheid met
die zorginfrastructuur zal de komende jaren worden ingezet op verbetering van
de bekendheid en het imago onder de allochtonen van de zorgverlening. De zorg
zal zich meer en meer aan gaan passen aan de behoeften van allochtonen d.m.v.
meer diversiteit in de dienstverlening.
Hiervoor zetten wij een aantal instrumenten in:
-
De instrumenten integratie en inburgering, waaronder
zelforganisaties, spreekuren
-
allochtone zorgconsulenten en allochtone ouderenadviseur
-
Straat-tot-straat
-
Inburgering
-
Ouderenproof
-
Stuurvrouwen
Om een betere aansluiting te
vinden bij de (toekomstige) patiënten zal het aantal medewerkers in de zorg van
allochtone afkomst worden verhoogd. We stellen voor als subsidievoorwaarde in
de zorg op te nemen dat er langs de weg der geleidelijkheid een adequaat
diversiteitbeleid en stagebeleid wordt gevoerd.
Zorginstellingen hebben zicht op de
specifieke woonbehoefte van allochtone ouderen en ontwikkelen daar in
samenwerking met de overige partners een cultuurspecifiek aanbod voor, zowel
voor zelfstandig wonenden als voor in verzorgingshuizen wonenden. Hun expertise
willen we gebruiken in onder andere het schakelpunt wonen en zorg.
De BWD organiseert activiteiten
voor oudere allochtone mannen en vrouwen van Marokkaanse, Somalische, Turkse,
Antilliaanse en Surinaamse afkomst, waarmee wordt beoogd hun sociaal isolement
te voorkomen, te voorzien in informatie over het voorzieningenaanbod voor
ouderen en de integratie van hen te bevorderen.
Op het gebied van de voorzieningen voor
allochtone groepen is een beleid uitgezet dat het mogelijk maakt om integratie
een extra stimulans te geven. Eigen ruimten voor zelforganisaties zijn zoveel
mogelijk ondergebracht in de wijkcentra. Dat biedt mogelijkheden voor ontmoeting,
(mede)gebruik maken van algemene voorzieningen en samenwerkingsprojecten.
Het erkennings- en subsidiebeleid voor
zelforganisaties is ook gericht op bevorderen van integratieactiviteiten. De
BWD helpt dat beleid uitvoeren door ondersteuning van de werkgroep
migrantencommunicatie (WMC) en de inzet van de migrantenopbouwwerker.
Het thema samenleven staat hoog
op de wijkagenda’s en leidt om die reden tot het nemen van tal van initiatieven
die gericht zijn op het bevorderen van contacten tussen allochtone en
autochtone bewoners. Het opbouwwerk, het migrantenopbouwwerk en het sociaal
cultureel werk zijn instrumenteel in het aanjagen en ondersteunen van
dergelijke initiatieven.
In verschillende wijkcentra blijven de
activiteiten van allochtonen en autochtonen echter nog strikt gescheiden. Aan
de BWD vragen we in samenspraak met de betrokken zelforganisaties te zoeken
naar mogelijkheden van integratie en evenwicht. We
zijn er van overtuigd dat met een voor allochtone bewoners aansprekende
programmering van activiteiten in de wijkaccommodaties wordt bijgedragen aan de
aantrekkelijkheid en toegankelijkheid voor allochtone bewoners van de
wijkaccommodaties en buurthuizen.
De zelforganisaties kunnen hierin
ook een belangrijke rol vervullen. Daarbij kan aangesloten worden op het
subsidiebeleid waarmee integratiebevorderende activiteiten op de
jaarprogrammering van de verenigingen wordt gestimuleerd..
Ondersteuning door de
migrantenopbouwwerker van de BWD op dit punt verruimt de kansen voor de
allochtone doelgroepen bij een actieve en geïntegreerde deelname aan de Delftse
samenleving.
De BWD voert activiteiten uit die specifiek gericht zijn op het
voorkomen van sociaal isolement van allochtone bewoners. Met
‘conversatielessen’ wordt bijgedragen aan het bevorderen van de taalvaardigheid
van specifieke groepen allochtonen (oudere allochtonen, plafondleerders en
doorstromers vanuit thuislessen), zodat de integratie in en de kennis van de
Nederlandse samenleving wordt bevorderd. Via thuislessen wordt mede beoogd
allochtonen die om verschillende redenen geen taallessen buitenshuis kunnen
volgen (tgv lichamelijke en/of psychische problematiek) uit een sociaal
isolement te halen of te voorkomen dat zij hierin geraken. Met het organiseren
van activiteiten voor ouder allochtone mannen en vrouwen van Marokkaanse,
Somalische, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse afkomst wordt beoogd hun sociaal
isolement te voorkomen, te voorzien in informatie over het voorzieningenaanbod
voor ouderen en de integratie van hen te bevorderen.
Via het VrouwKindcentrum draagt de BWD bij aan bieden van
ondersteuning aan vrouwen die niet zelfstandig hun weg vinden in de Delftse
samenleving.
Toegankelijkheid van sportactiviteiten
Sport en cultuur zijn de meest voor de hand liggende domeinen waarin
ontmoeting gestalte krijgt.
Op het gebied van sportdeelname is bij niet-westerse allochtonen sprake
van een achterstand. In de groep 20 - 34 jaar doet bijvoorbeeld slechts 11%
wekelijks aan sport. Onder de autochtone bevolking is dat dubbel zoveel[17].Bij sporten in
verenigingsverband zijn er ook scheve verhoudingen. Bijna 30% van Delft is van
buitenlandse afkomst. De georganiseerde sport haalt dat bij lange na niet. Veel
migranten organiseren sport in eigen verband.
We willen deze scheve en verkokerde situatie in de sport veranderen.
Medio 2008 verschijnt de nota sport en
bewegen, die ook niet om de problematiek van sport door allochtonen heen zal
lopen. Maar we willen nu vast een aanzet geven, door voor te stellen dat 2009
een themajaar sport en migranten wordt. De zelforganisaties, Sportraad Delft,
BWD, VTV en WMC, met de Sportraad Delft als trekker, zien we in staat hiervoor
een programma voor te bereiden. De bestaande subsidiebudgetten voor
zelforganisaties en maatschappelijke participatie worden in dat jaar op dit
thema toegespitst.
|
Met
modern burgerschap richten we onze ambities scherp op het stimuleren van
allerlei vormen van vrijwillige inzet. We beginnen natuurlijk niet vanuit het
niets. Delftenaren zetten zich al voor vele activiteiten vrijwillig in. Dit
gebeurt op veel verschillende manieren, bijvoorbeeld voor een sportvereniging,
voor de wijk en/of voor de buren. We koesteren dit ‘sociale kapitaal’ en
investeren hierin. Hoe meer Delftenaren bereid zijn zich in te zetten voor
elkaar en voor de samenleving, des te meer kunnen we bereiken. Door zich
vrijwillig in te zetten veranderen burgers immers van consumenten in proactieve
partners die niet alleen het eigen ‘meedoen’ vormgeven, maar ook bijdragen aan
het ‘meedoen’ van anderen.
Subdoelen:
|
Overeenkomstig een
DIP-peiling in 2006 verricht 50% van de Delftenaren een of andere vorm van
vrijwilligerswerk.
De ontwikkelingen op het gebied van
vrijwilligerswerk laten zien dat mensen zich kortdurend meerdere keren willen
inzetten en steeds vaker wisselen: zich inzetten voor iets dat op een bepaalde
fase in hun leven past en daarna weer voor wat anders kiezen. Daar past ook
flexibilisering van het vrijwilligerswerk bij.
De persoonlijke waarde van vrijwilligerswerk
is bijzonder. Gebleken is dat vrijwilligers minder vaak eenzaam zijn, zich
nuttig voelen, waardering krijgen en door dit alles vaker gelukkiger zijn.
Steeds meer komt de behoefte van iets doen voor de medemens vanuit
maatschappelijke overweging naar boven. Belangrijk is wel dat er goede
ondersteuning georganiseerd wordt: vrijwilligerswerk betekent vaak ook een
enorme betrokkenheid, is feitelijk gewoon werk en net zoals in het
bedrijfsleven of waar dan ook is het belangrijk dat vrijwilligers ondersteund
worden.
De ondersteuningsbehoefte geldt evenzeer voor
vrijwillige inzet van mensen voor de samenleving. Buiten de
verenigingsstructuren om is er sprake van een grote participatie in lossere
verbanden: wijkwerkgroepen, verkeersacties, noem maar op.
De rangorde van de Top 5 van problemen in het
Delftse vrijwilligerswerk die in 2002 werd opgesteld, blijft ongewijzigd.
Vrijwilligerstekort staat dus nog steeds bovenaan staat, gevolgd door een
gebrek aan middelen, de onderwaardering van vrijwilligers, overbelasting van
vrijwilligers en de relatie met de gemeente. Knelpunten die men verder ervaart
hebben te maken met accommodaties. Ook vergrijzing onder vrijwilligers wordt
als knelpunt genoemd.
Het huidige beleid
is vooral gericht op het ondersteunen van vrijwilligers en de ruim 450
vrijwilligersorganisaties door Bureau vrijwilligerswerk van de BWD.
Uit enquêtes blijkt dat het bestaande
ondersteuningsaanbod redelijk goed aansluit bij de ondersteuningsbehoefte en
dat men er tevreden over is.
Welzijnsvoorzieningen steunen onverkort op
vrijwilligers. De sociaal culturele programma’s in de wijken worden weliswaar
georganiseerd door de professionals van de BWD maar vrijwilligers zijn
onmisbaar.. Nu de BWD op meer plekken in een bestuurlijk leidende rol komt
verandert in die verhouding niets: de professionals zijn nog steeds gericht op
het betrekken van vrijwilligers. Zoals eerder gezegd wordt vaak gedacht dat
professionals met hun inzet vrijwilligerswerk verdringen. Uit vergelijkend
onderzoek in de sport – de vrijwilligerswereld bij uitstek – blijkt het
tegendeel. Een coördinerend vrijwilliger heeft meestal niet die tijd voor
ondersteuning die de professional wel heeft. De professional heeft ook uren
beschikbaar waardoor continuïteit in het geval van uitval van vrijwilligers
makkelijker gewaarborgd wordt. En belangrijke conclusie is dat de kwaliteit van
het vrijwilligerswerk in een door een professional begeleide organisatie werd
vergroot: het aantal vrijwilligers bleek iets minder maar de vrijwilligers
voelden zich meer gesteund (o.a. met opleidingen) en gewaardeerd en zij bleven
langer aan de organisatie verbonden.
Een mooi voorbeeld van effectieve
samenwerking tussen professionals en vrijwilligers krijgt gestalte in
wijkcentrum Buitenhof. Hier zal na opening de programmering gezamenlijk worden
gedragen door de BWD en de programmaraad in oprichting, waarin vereniging
Fledderus en Ouderenproof deelnemen. In de Vermeertoren ontwikkelt zich met
vereniging Buurtraad 75 een vergelijkbare situatie.
De BWD heeft een belangrijke rol
bij het verzorgen van ondersteuning bij vrijwillige inzet, want zij heeft zowel
de geschikte infrastructuur als professionals. Vrijwillige inzet van bewoners
wordt actief gestimuleerd en ondersteund via de inzet van het opbouwwerk, het
sociaal cultureel werk en het bureau Vrijwilligerswerk. Hiertoe wordt het
bureau vrijwilligerswerk beter gepositioneerd om ondersteuning te bieden aan de
vrijwilligers en professionals in de wijken het gaat dan ook om de vrijwillige
inzet in bewonerswerkgroepen, bij verkeersacties en dergelijke.. De
vacaturebank vrijwilligers wordt gedigitaliseerd en direct toegankelijk via het
internet.
We starten ook met de Club van Delft, zoals
aangekondigd in de integratienota, als een soort makelaar van de onderlinge
hulp van bewoners.
We verbeteren voorts de verbinding van het terrein van vrijwillige
inzet met andere beleidsterreinen en het versterken van de rol en bijdrage van
het bedrijfsleven, het onderwijs en maatschappelijke organisaties. Hiervoor
voert de BWD het project Bedrijf en Samenleving uit.
In het beleidsplan WMO is het project
Delftse Jutters naar voren gebracht, gericht op het opruimen van zwerfaval en
schoonhouden van de stad. Afgesproken is dat dit met de initiatiefnemer verder
wordt uitgewerkt waarbij wordt gekeken naar de meerwaarde en verlichting van de
taken van Stadsbeheer en het nemen van een rol en verantwoordelijkheid van
bewoners bij het schoonhouden van de stad (ook in licht van milieueducatie).
Het vergroten van de inzet van vrijwilligers
is voor veel organisaties noodzakelijk. Het stimuleren van allochtone en jonge
vrijwilligers is belangrijk voor het vergroten van de gehele inzet.
We stimuleren vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt
worden. We beginnen met het Project Jeugdige Vrijwilligers in de
sportvereniging (zie WMO beleidsplan).
Het project houdt in dat bij zeven sportverenigingen ondersteuning
wordt verleend aan het werven, opleiden, begeleiden en plaatsen van jeugdige
vrijwilligers. Doelstelling is om het vrijwilligerswerk bij de sportclubs te
versterken (kaderprobleem is bekend, zeker onder de jeugdgroep is
vrijwilligerswerk niet in trek) en de jeugdvriendelijkheid van de clubs te
verbeteren. De meetbare doelstelling is om bij die zeven sportverenigingen elk
tenminste tien nieuwe jeugdige vrijwilligers te plaatsen. Delft heeft ingebracht
dat de focus met name komt te liggen op allochtone jeugd. Dit geredeneerd
vanuit de achterstandssituatie (percentage allochtone sporters is lager dan bij
autochtonen, bij vrijwilligers is het verschil nog groter). Dat sluit aan bij
activiteitenprogramma’s als Brede School en BOS, waar sportverenigingen door de
toenemende vraag naar activiteiten ook steeds meer kader nodig hebben. Het is
wenselijk om dat kader vooral uit allochtone hoek te verkrijgen.
De projectleiding berust bij
de Sportservice Zuid Holland, met de BWD als belangrijke speler in de
projectgroep omdat daar bijvoorbeeld ook al de Verenigingsondersteuning sport
is ondergebracht. De looptijd is najaar 2007 t/m 31 december 2008.
Een tweede pilotproject
wordt getrokken door de Sportraad en richt zich op een breder allochtoon
publiek, met als vraagstelling hoe kom je als allochtoon burger binnen in de
vooral witte verenigingen en hoe kun je vervolgens een rol als vrijwilliger
binnen die vereniging vervullen. Het pilotproject richt zich specifiek op één
sportvereniging en beoogt naast werving ook begeleiding en opleiding te
organiseren.
Deze ambities bij vrijwilligerswerk en
vrijwillige inzet worden verder uitgewerkt in de nota vrijwilligersbeleid en
mantelzorg.
Met de invoering van de WMO en de
uitdagingen die dit met zich meebrengt richt het stimuleren en ondersteunen van
vrijwillige inzet zich nadrukkelijk ook op allerlei vormen van burenhulp.
In het beleidsplan WMO zijn verschillende initiatieven genoemd die
kunnen bijdragen aan het bevorderen van
de onderlinge zorg in de wijk.
Een daarvan is Tante Kwebbel.[19] Dit is een Rotterdams
initiatief waarin door middel van een slim telefoonsysteem mensen bij elkaar worden
gebracht die af en toe iets voor een buurtgenoot willen doen. Iedereen die zich
bij haar inschrijft, kan haar bellen of door haar gebeld worden.
Ook in Delft zit men niet stil. In Buitenhof is het pilotproject
burenhulpcentrale van start gegaan. De Burenhulpcentrale brengt buurtbewoners met
een vraag om hulp en buurtbewoners die graag willen helpen bij elkaar. Het gaat
om kleine en kortdurende vragen: boodschappen meenemen, klusjes in en om het
huis, een oppas of behoefte aan gezelligheid.
In samenwerking met de
initiatiefnemende partners - woningcorporatie Vidomes, BWD en WMO-werkteam - willen we na de pilot kijken
welke slimme onderdelen van Tante Kwebbel de burenhulpcentrale kunnen
versterken. We zullen van hieruit ook een link leggen met het hierna te noemen
voorstel, dat de sociale kant van de burenhulpcentrale kan versterken.
We
stellen voor de burenhulpcentrale na de pilotperiode naar alle wijken uit te
breiden, in de volgorde van de woonservicezones.
In het kader van het
beleidsplan WMO is een project naar voren gebracht waarbij de informele
structuur in de wijken wordt benut. Het heeft de pakkende titel ‘levend googlen
met het Maatschappelijk Netwerk Delft’.
Het Maatschappelijk Netwerk
Delft is een methodiek waarbij elke inwoner van Delft kan participeren in het
maatschappelijk leven. Door dit netwerk is er ontmoeting tussen burgers, kan
een ieder gebruik maken van vraag en aanbod én worden degene die belemmeringen
hebben tot deelname ook echt ontdekt!
Met het Maatschappelijk Netwerk moeten de bestaande netwerken en de
sociale kaart op wijkniveau worden versterkt en de onderlinge contacten in de
buurt vergroot. Hoe groter het netwerk hoe meer kans op een geslaagde match.
Levend Googlen dus!
Door op drie manieren vraag en aanbod te inventariseren en te koppelen
ontstaat er een sluitende aanpak.
·
Een
fysiek prikbord op buurtniveau is letterlijk een prikbord waar het vraag en
aanbod staat vermeld. Het prikbord is in aantrekkelijke buurtlocaties te
vinden. Bij de buurtsuper, ontmoetingsruimtes, de huisartsenpraktijk,
bibliotheek e.d.
Bij dit laatste punt zullen we de
mogelijkheden van de wijkwebs benutten.
De projecten burenhulpcentrale, Tante Kwebbel
en Levend Googlen willen wij al met al in gezamenlijkheid ontwikkelen. We gaan
daartoe in overleg met de projectindieners (WMO-werkteam).
De nota vrijwilligersbeleid en
mantelzorg verschijnt in 2008. Hierin wordt het betreffende prestatieveld uit
het WMO beleidsplan verder uitgewerkt. De belangrijkste punten daaruit zijn:
Samenvatting
voorstellen: ·
Het
bureau vrijwilligerswerk beter positioneren om ondersteuning te bieden aan
de vrijwilligers en professionals in de wijken. Het gaat dan ook om de
vrijwillige inzet in bewonerswerkgroepen, bij verkeersacties en
dergelijke.. De vacaturebank vrijwilligers wordt gedigitaliseerd en direct
toegankelijk via het internet. ·
Het Project Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging wordt
uitgevoerd. ·
Versterken
ondersteuningsstructuur vrijwilligerswerk door BWD ·
We stellen voor
de burenhulpcentrale na de pilotperiode naar alle wijken uit te breiden,
in de volgorde van de woonservicezones. Daarbij worden in overleg met de
projectindieners linken gelegd naar aanverwante initiatieven (Tante
kwebbel, levend googlen).
In het kader van het Samenwerken in
de Wijken werken we al lange tijd aan het verbeteren en het op orde houden van
de leefbaarheid en de samenhang. Daarvoor is een organisatie en een proces
ontwikkeld. Voor de leefbaarheid en het prettig samenleven met elkaar is voor
veel mensen contact hebben met elkaar in de eigen woonomgeving belangrijk.
Contact met elkaar kan leiden tot betrokkenheid en zorg voor elkaar. Wij zetten
dan ook in op het stimuleren van bewoners tot het nemen van initiatieven die
hieraan bijdragen. In de wijkaanpak wordt ingezet op initiatieven die dat
bevorderen.
|
Deze subdoelen zijn zeer breed en worden door
het totaal van maatregelen uit deze nota bereikt, niet alleen door de
voorstellen die hierna nog volgen.
In
de Delftse wijkaanpak is vanaf het begin samengewerkt aan schone, hele,
veilige, sociale, groene en kindvriendelijke wijken. Recentelijk is er grotere
aandacht voor de sociaal economische ontwikkeling van wijken en buurten en voor
het bevorderen van processen van sociale stijging in de wijken, ook vanuit de
corporaties. De invoering van de WMO plaatst het samenwerken in de wijken voor
nieuwe uitdagingen. Van belang is nu om meer te werken aan zorgzame wijken. In
de wijkprogramma’s zal dat een vertaling krijgen. Het vraagt ook om een goede benutting van de
sociaal-culturele infrastructuur zoals in hoofdstuk 3 reeds beschreven, met
name de multifunctionele wijkcentra.
In een aantal te benoemen gebieden gaan we
aan de slag om ook de inrichting van de buurt zodanig te veranderen dat deze
meer uitnodigt tot ontmoeting. Het gaat om het creëren van natuurlijke
ontmoetingspunten voor verschillende groepen bewoners. Daarmee willen we de
strijd om de bankjes tussen ouderen en jongeren beslechten. Bij de ontwikkeling
van woonservicezones wordt ook met deze blik op ontmoetingsmogelijkheden naar
de openbare ruimte gekeken.
Het bevorderen van het samenleven
staat al jaren hoog op de wijkagenda’s en daarmee is de inzet van het
opbouwwerk voor een belangrijk deel gericht op het stimuleren en ondersteunen
van initiatieven gericht op het bevorderen van sociale contacten en bevorderen
van betrokkenheid bij de leefbaarheid. De gemeente heeft zelf
subsidiemogelijkheden die dat verder faciliteren, bijvoorbeeld de
straatfeestcheque en programma’s als kunst in de wijken.
De bijdrage die de bestrijding van woonoverlast en
onrechtmatige bewoning zou kunnen leveren bij het versterken van leefbaarheid
in de wijken, komt zowel aan de orde bij de uitwerking van de woonvisie als in
de nota samenwerken aan sterke wijken.
Wijkwebs
Elke wijk heeft zijn eigen Wijkweb: een website waarop de meest
uiteenlopende informatie staat over de eigen wijk en van organisatie werkzaam
in de wijk. Het doel van de WijkWebs is het versterken van het 'buurtgevoel' en
het vergroten van de leefbaarheid in de wijk. Door onderlinge contacten tussen
wijkbewoners mogelijk te maken, leveren de WijkWebs hier een bijdrage aan. Ook
diverse organisaties doen mee aan de WijkWebs: woningcorporaties, politie,
sportverenigingen en redacties van de wijkkranten.
De
WijkWebs zijn in de loop der jaren omgebouwd, zodat ze van informatieve
websites tot interactieve wijkcommunities kunnen uitgroeien waarop
wijkbewoners zelf kunnen publiceren. In de praktijk moet er nog hard aan
getrokken worden om het communitykarakter werkelijkheid te laten zijn. Op de
WijkWebs kunnen Delftenaren discussiëren, een persoonlijke pagina aanmaken en
tweedehands spulletjes te koop aanbieden. De WijkWebs maken daarvoor gebruik
van DigiD, de digitale identiteit waarmee burgers met overheidsinstellingen
kunnen communiceren. Omdat de bewoners niet anoniem zijn op het WijkWeb kunnen
zij elkaar leren kennen. de digitale ontmoetingen dragen bij tot de
leefbaarheid in de wijk. Het aantal deelnemers is nog niet zo hoog. Het aantal bezoekers is wel
heel hoog: zo’n 30.000 bezoekers per maand.
Wij zullen de wijkwebs continueren en de
onderliggende samenwerkingsstructuur versterken, onder andere door relatie te
leggen naar nieuwe initiatieven zoals in paragraaf 7.3 beschreven (burenhulp,
levend googlen). Daarnaast willen we de wijkwebs gebruiken bij het aanbieden
van zorg- en welzijnsdiensten. Dat betekent dat de functie van de wijkwebs
wordt uitgebreid op basis van prestatieafspraken wonen, zorg en welzijn met de
partners. Gestart wordt in Buitenhof en Tanthof, op basis van actualiteit in de
wijk.
De
Club van Delft, zoals voorgesteld in de integratienota, zullen we de stedelijke
paraplu maken voor de wijkwebs en de daaraan te verbinden initiatieven zoals de
burenhulp.
Digitalisering en ouderen
Met
de WMO stimuleren we het meedoen van alle burgers aan alle facetten van de
samenleving, al dan niet geholpen door vrienden, familie of bekenden.
Met
name willen we elke praktische methode aangrijpen om ouderen meer met elkaar in
contact te brengen en informele hulp te bevorderen. Door het versterken van
deze sociale participatie wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het zo
lang mogelijk zelfstandig wonen en de zelfredzaamheid van ouderen.
Digitalisering van ouderen
is hiervoor voorwaardenscheppend. Digitalisering is op dit moment nog niet voor
de hele groep geschikt. Met name senioren van de ‘oude generatie’, houden zich
vast aan oude gewoonten, gaan niet en/of weinig mee met de tijd, gaan heel
zorgvuldig om met geld en hebben op hun werk weinig tot niets te maken gehad
met digitalisering. De nieuwe generatie ouderen daarentegen is erg nieuwsgierig
naar nieuwe ontwikkelingen, hebben een hoger opleidingsniveau, meer geld te
besteden en hebben vanuit hun werk meer ervaring op het gebied van
digitalisering.
Het
is goed mogelijk en zeker aan te bevelen om het sociaal-culturele aanbod van
activiteiten en vraag en aanbod van onderlinge hulp te digitaliseren. Koppeling
aan de wijkwebs is het beste alternatief, omdat het relatief weinig kosten met
zich meebrengt. Via websites bereik je een groot deel van de doelgroep,namelijk
alle bewoners die in het bezit zijn van een computer met internetverbinding.
Als in elk wooncomplex één openbare computer met internetverbinding wordt
geplaatst, is het mogelijk om ook de mensen te bereiken die thuis niet over een
computer met internet beschikken.
Ook
kan gebruik
gemaakt worden van de wijkinformatiepunten. Deze computerruimtes in de
wijkgebouwen kunnen door bewoners gratis gebruik worden. En er kunnen cursussen
internetgebruik gegeven worden. Met de BWD maken wij afspraken om de oudere
doelgroep goed te bedienen.
Samenvatting
voorstellen: ·
In een
aantal te benoemen gebieden gaan we aan de slag om ook de inrichting van
de buurt zodanig te veranderen dat deze meer uitnodigt tot ontmoeting.
Koppeling aan woonservicezones ligt voor de hand. ·
Wij zullen de wijkwebs continueren en de
functionaliteit ervan uitbreiden. De onderliggende samenwerkingsstructuur
wordt versterkt, onder andere door relatie te leggen naar nieuwe
initiatieven. ·
Met de BWD maken wij afspraken over internetcursussen en begeleiding van ouderen bij internetgebruik.
Op de beschreven subdoelen vindt in 2008 een
nulmeting plaats via de WMO-monitor.
Dat zal de basis vormen voor het in meer
kwantitatieve termen omzetten van de doelen (SMART) [21]
en de rapportage van de voortgang. Dit leidt er ook toe dat we nieuwe afspraken
maken met de partners over registratie van gegevens.
We willen de komende jaren monitoren of de realisatie van de
prestatieafspraken wonen bijzondere doelgroepen goed verloopt en of dit gelijke
tred houdt met de maatschappelijke vraag.
Bij
communicatie over vraag en aanbod past heel goed de inzet van het instrument
klanttevredenheidsonderzoek.
We stimuleren dat instellingen ook verantwoording afleggen aan burgers[22].
We willen gezamenlijke afspraken met de partners maken over de inpassing en
inkleding van die op Delft gerichte onderzoeken. Daarbij denken we onder andere
aan facilitering door middel van een format.
Samenvatting voorstellen: ·
Met de partners
maken we afspreken over registratie. ·
Voor het regelmatig
houden van klanttevredenheidsonderzoeken werken we aan een gezamenlijk
format.
Bij de uitwerking en
voortgangsbewaking van de voorstellen in deze nota is participatie van bewoners
belangrijk. Dat kan zowel individueel als in georganiseerd verband zijn. De
betrokken georganiseerde verbanden staan hier beschreven.
Via het proces van de
wijkaanpak zullen ook tal van initiatieven tot stand komen die bijdragen aan de
realisatie van de WMO-doelstellingen.
Ouderenproof
Ouderenproof let op het
verbeteren van algemene voorzieningen. De meeste aanbevelingen gaan over de openbare
ruimte, veiligheid en mogelijkheden voor sociale ontmoeting. Zo heeft Ouderenproof
Buitenhof zeer concrete aanbevelingen gedaan. Bijvoorbeeld op het gebied van
verbreden en verbeteren van de trottoirs, het aanbrengen van extra bankjes,
verplaatsen informatieloket en verbeteren communicatie, realiseren van
ontmoetingsplekken in de wijk en het oprichten van een telefooncirkel.
Ouderenproof vraagt daarbij aandacht voor de betaalbaarheid van voorzieningen.
Een
groot deel van de aanbevelingen blijkt goed uitvoerbaar. In elke wijk blijft
een groep ouderen als waakhond betrokken bij de uitvoering.
Koepel 55+
Met de SSBO is afgesproken dat zij, samen met een
afvaardiging van Ouderenproof, onderzoeken hoe die koepel 55+ er uit kan komen
te zien. Belangrijk is dat het een brede vertegenwoordiging is van de groep
ouderen en dat er een verenigingsstructuur is met leden. Die leden zijn nodig
om aan te tonen dat er sprake is van een achterban. De koepel zal deelnemen aan
de opvolger van het panel gehandicaptenbeleid. De gemeente zorgt er voor dat de
werkgroep bij haar onderzoek ondersteuning krijgt.
Panel Gehandicaptenbeleid
Sinds 1999 is binnen de
gemeente Delft het Panel Gehandicaptenbeleid actief. In dit overlegorgaan zijn
diverse lokale belangenorganisaties van mensen met een functiebeperking en
professionele organisaties vertegenwoordigd. Het Panel geeft gevraagd en
ongevraagd advies inzake gemeentelijk beleid dat deze doelgroep raakt. Het
panel wordt in de loop van 2008
ingericht als clusteroverleg binnen de Wmo.
WMO-raad
In
2008 wordt een deskundige Wmo-raad opgericht. Deze raad geeft gevraagd en
ongevraagd advies aan het college van B&W en de Gemeenteraad over de hoofdlijnen van het Wmo-beleid.
De Wmo-raad heeft een
onafhankelijke positie.
Het college en de Gemeenteraad laten de Wmo-raad
beargumenteerd weten of het een advies overneemt of niet. De adviezen van de
Wmo-raad zijn openbaar en verschijnen op internet.
Eén maal per jaar wordt door
de Wmo-raad een bijeenkomst georganiseerd met alle belangen- en
cliëntenorganisaties werkzaam in Delft of voor inwoners van Delft, over
actuele, Wmo-relevante thema's.
Vanuit het perspectief van
de nota wonen zorg en welzijn stellen wij als eerste thema voor de WMO-raad “de
inclusieve samenleving” voor.
Samenvatting voorstellen: ·
Met de SSBO is afgesproken dat zij, samen met een afvaardiging van
Ouderenproof, onderzoeken hoe die koepel 55+ er uit kan komen te zien. ·
Vanuit het perspectief van de nota wonen zorg en welzijn stellen
wij als eerste thema voor de WMO-raad “de inclusieve samenleving” voor.
In onderstaande tabel staat een bestedingsvoorstel om de uitvoering van
de voorstellen uit deze nota mogelijk te maken.
|
|
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2 |
Schakelpunt wonen en zorg/ monitoring prestatieafspraken WZW |
80 |
80 |
80 |
80 |
3 |
Startpunt uitbeiden met indicatiestelling |
50 |
50 |
- |
- |
4 |
Wijkstartpunten |
15 |
30 |
45 |
60 |
5 |
Delfts zorgabonnement |
45 |
45 |
20 |
20 |
6 |
Meldpunt
Sociaal Isolement |
115 |
115 |
115 |
115 |
7 |
Begeleidingsproject
Samen Eruit |
40 |
50 |
50 |
50 |
8 |
straat tot straat aanpak i.r.t. sociaal isolement |
40 |
50 |
|
|
9 |
Inclusief SCW-aanbod per wijk |
70 |
70 |
70 |
70 |
12 |
Gehandicaptenbeleid, toegankelijkheid, inclusieve samenleving |
70 |
70 |
70 |
70 |
13 |
Digitalisering vacaturebank vrijwilligers + beheer |
50 |
25 |
25 |
25 |
14 |
Burenhulpcentrale per wijk |
60 |
60 |
80 |
100 |
15 |
Wijkwebs en Club van Delft |
80 |
80 |
80 |
80 |
|
Totaal |
715 |
725 |
635 |
670 |
|
|
|
|
|
|
|
Dekking Reserve EZH sociaal isolement |
195 |
215 |
- |
- |
|
Dekking Reserve Woonservicezones |
140 |
140 |
160 |
180 |
|
Dekking regulier WMO budget |
180 |
170 |
325 |
340 |
|
Dekking WMO-reserve |
200 |
200 |
150 |
150 |
Projecten die al zijn gedekt via WMO beleidsplan:
T.Kwebbel,
present, burenhulp |
25.000 |
Social Revival Van |
25.000 |
School adopteren |
12.500 |
Workshops
op scholen |
22.500 |
Netwerk/platform |
5.000 |
Bedrijf
en samenleving |
25.000 |
Samen
stadsgenoot |
15.000 |
Pilot
jeugdige vrijwilligers |
11.000 |
Risico’s
Het
structurele beslag van deze nota op het regulier WMO-budget bedraagt € 340.000.
Daarbij mag rekening worden gehouden met een vrij besteedbare buffer van 2 – 3
ton. Daarnaast zit in het uitgegeven budget voor de huishoudelijke verzorging
van 2007 een marge van 6 ton ten opzichte van de begroting voor 2008.
Tenslotte blijft de
WMO-reserve na verwerking van het bovengenoemde dekkingsvoorstel nog behoorlijk
op peil (stand per 1-1-2007: € 2.25 miljoen, en groeit naar
verwachting ultimo 2007 tot 3.5 miljoen).
Op
basis van de huidige inzichten menen wij dat de buffer voldoende is om risico’s
af te dekken.
Wij zullen echter de
financiële ontwikkelingen binnen de WMO scherp blijven volgen ten einde binnen
de WMO-budgetten te blijven.
De
nota is besproken en positief ontvangen in de stuurgroep wonen zorg welzijn,
waarin de maatschappelijke partners deelnemen. Het advies van het Panel
Gehandicaptenbeleid wordt nagezonden.
Wij stellen u voor in te stemmen met de nota wonen zorg en
welzijn 2008-2011, waarbij specifiek wordt verwezen naar de samenvatting van de
voorstellen op de pagina’s 12, 20, 27, 31, 34, 37, 41, 44-46, en daartoe de 28e
begrotingswijziging 2008 goed te keuren.
Hoogachtend,
Het
college van burgemeester en wethouders van Delft.
In
hoofdstuk 1 staat de visie op wonen zorg en welzijn: Delft wil graag een stad
zijn waarin iedere Delftenaar zich thuis kan voelen, perspectief en keuzemogelijkheden
heeft, prettig woont (zo lang mogelijk zelfstandig) en samenleeft met andere
Delftenaren. Een ‘zorgzame’ stad: waar Delftenaren ondersteuning bieden aan
andere Delftenaren. De gemeente zorgt voor een vangnet voor diegenen die dit
nodig hebben.
De gemeente
Delft beschouwt het als een van haar kernopdrachten om in de stad (sociale)
verbindingen tot stand te brengen. Verbinden is het verkleinen van de sociale
afstand tussen de Delftenaren. Vrijwillige inzet kan hieraan bijdragen.
De
ambities op het gebied van wonen zorg en welzijn worden niet alleen door de
gemeente gerealiseerd. Het realiseren van de Wonen, Zorg en Welzijn
doelstellingen doen we samen met onze belangrijkste partners, waaronder de
Brede Welzijnsorganisatie Delft en de Stichting Ouderenwerk Delft.
In
hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de realisatie van woonservicezones in de
verschillende Delftse wijken. Afgesproken is dat eind
2015 in elke Delftse wijk een woonservicezone is gerealiseerd.
Wonen voor kwetsbare groepen krijgt meer aandacht. Met corporaties
en instellingen voor zorg en welzijn worden afspraken gemaakt over de
realisatie van voldoende woonvormen in aantallen en diversiteit voor diverse
groepen met zorg- en of ondersteuningsvraag. We zetten in op realisatie van minimaal 2.500
woningen voor ouderen en kwetsbare doelgroepen. Er wordt een schakelpunt wonen
en zorg ingesteld omdat het in de praktijk lastig blijkt om kwetsbare groepen
adequaat te huisvesten. Het schakelpunt moet gaan fungeren als een soort
sociaal makelaar in woonzorgvoorzieningen. De gemeente wil de rol van regievoerder
op zich nemen.
Met diverse maatregelen
wordt de toegankelijkheid van openbare gebouwen, openbare ruimte en woningen in
de gemeente Delft verbeterd. We zullen onder andere onderzoek doen naar de
mogelijkheid om een stimuleringsregeling in te stellen voor toegankelijkheid
van niet-openbare gebouwen. Ook in het lokaal vervoersbeleid wordt ingespeeld
op de kwetsbare groepen.
Hoofdstuk 3 gaat in op het realiseren van de
inclusieve samenleving door de toegankelijkheid van activiteiten en
voorzieningen te vergroten. We geven aandacht aan gerichte programmering en verbeteren van de
beeldvorming. Door het sociaal cultureel werk wordt
in samenwerking met bewoners en andere professionals gewerkt aan een specifiek
activiteitenaanbod in de wijkcentra en buurthuizen dat bijdraagt aan de
leefbaarheid en sociale samenhang.
Om
het wijkactiviteitenaanbod te verbeteren stellen we per wijk € 10.000,--
beschikbaar. Dit is voor activiteiten die gericht zijn op het integreren van
kwetsbare groepen en de inzet van vrijwilligers in het bestaande aanbod.
Belangrijk
is de aandacht voor mensen met een beperking op de agenda te houden, met
positieve beeldvorming en gelijke behandeling in de sfeer van ´denk er nou eens
aan’. In het algemeen is het effectief om via persoonlijke contacten met
veel begeleiding voorzichtig wat meer realistische invulling te geven aan de
beeldvorming rond mensen met een beperking.
Het
vrijetijds- en vormingsaanbod voor mensen met een verstandelijke beperking,
gecoordineerd door de Stichting Vrije Tijd en Vorming (VTV) zou nog kunnen
worden uitgebouwd door de aandacht bijvoorbeeld te gaan richten op integratie
binnen de gewone reguliere sportclubs. We zorgen ook voor het meer toegankelijk
worden van Brede School activiteiten en vrijetijdsbesteding voor jongeren met
een beperking.
Het is belangrijk goede informatie te hebben
over voorzieningen en de bereikbaarheid en toegankelijkheid ervan. Met het
Startpunt Wonen Zorg en Welzijn is hier een eerste invulling aangegeven. In
2008 is de eerste Startgids wonen, zorg en welzijn verschenen met alle
informatie op de genoemde terreinen toegankelijk voor de inwoners.
We willen we de enkelvoudige
indicatiestellingen onderbrengen in het Startpunt en het Startpunt krijgt
wijkloketten, waarbij extra aandacht zal zijn voor allochtone ouderen.
In
Delft willen we het zorgabonnement uiterlijk in 2010 tot een basisvoorziening
verheffen. Daarvoor is versterking van het pakket nodig en zal als gevolg het
bereik ook vergroten.
Het laten werken van kwetsbare groepen in de
wijken of wijkvoorzieningen wordt op verschillende manieren ingevuld. In
samenwerking met corporaties en de zorg- en welzijnsinstellingen wordt
afgesproken onder welke voorwaarden mensen met een beperking aan werk geholpen
kunnen worden in hun eigen buurt of wijk. Hierbij moet zowel gedacht worden aan
beheer van de openbare ruimte als aan werkzaamheden in voorzieningen.
Hoofdstuk
4 gaat over de aanpak van sociaal isolement. De groep mensen in Delft die zich
eenzaam voelt is naar schatting 6500 en is groeiende. Dat betekent dat de inzet op dit gebied extra aandacht moet
krijgen en vooral de keten verbeterd moet worden. Nieuw instrument daarin is de
straat-tot-straataanpak waarmee de doelgroep op samenhangende wijze wordt
bezocht in de thuissituatie. Er wordt aangesloten op de in andere nota’s
uitgewerkte gebiedsagenda. Daarnaast wordt aangegrepen op ‘life-events’, belangrijke of ingrijpende gebeurtenissen in
het leven waardoor het gevoel van eenzaamheid ineens kan toenemen.
Dementie is een nieuw thema waarop diverse
projecten zich richten. Hiervoor is maatwerk in de aanpak nodig. Het is van belang
dat deze wordt doorontwikkeld.
Het bevorderen van wederzijds begrip tussen
jong en oud is het onderwerp van hoofdstuk 5. Het thema is nog niet zo oud en kan vooral
worden ontgonnen door te stimuleren dat goede ideeën worden uitgewerkt. Samen
met de BWD zullen we organisaties mobiliseren die willen meedenken over nieuwe
initiatieven (denktank). Ook zal bij het realiseren van woonservicezones aan
een aantrekkelijke omgeving/buitenruimte worden gewerkt, waarin goede
gelegenheid is voor ontmoeting tussen jong en oud.
De introductie van maatschappelijke stages is
een goede basis om op een meer structurele manier aan het wederzijds begrip te
werken. We ontwikkelen samen met partners een plan van aanpak voor
maatschappelijke stages in de wijk gericht op ouderen en zorgvragers. Daarbij
wordt zoveel mogelijk aangesloten op bestaande initiatieven die kansrijk zijn,
zoals de burenhulpcentrale, maaltijdservices voor ouderen en maatjesprojecten
voor kwetsbare mensen.
Het
bereiken van allochtonen ouderen in de zorg, sociaal cultureel werk en sport
staat uitgewerkt in hoofdstuk 6.
Een belangrijk specifiek project is door
GGZ-Delfland opgepakt. Het betreft hier het inzetten van allochtone
zorgconsulenten. De komende jaren zal het financieel draagvlak moeten worden
verbreed met andere partijen. Hierin is inmiddels een stap vooruit gemaakt.
Om allochtone ouderen beter te bereiken
streven we naar gerichte inzet van de allochtone ouderenadviseur en stellen we voor het
spreekuur van het Startpunt wonen zorg welzijn periodiek in de verschillende
gemeenschappen van allochtonen te organiseren, te beginnen met de Turkse en
Marokkaanse gemeenschappen.
Om een betere aansluiting te
vinden bij de (toekomstige) patiënten zal het aantal medewerkers in de zorg van
allochtone afkomst worden verhoogd. We stellen voor als subsidievoorwaarde in
de zorg op te nemen dat er langs de weg der geleidelijkheid een adequaat
diversiteitbeleid en stagebeleid wordt gevoerd.
Aan
de BWD vragen we in samenspraak met de betrokken zelforganisaties te zoeken
naar mogelijkheden om de aantrekkelijkheid en
toegankelijkheid voor allochtone bewoners van de wijkaccommodaties en
buurthuizen met een voor allochtone bewoners
aansprekende programmering.
Ook wordt 2009 als themajaar sport en migranten
voorgesteld. De bestaande subsidiebudgetten voor zelforganisaties en
maatschappelijke participatie worden in dat jaar op dit thema toegespitst.
Hoofdstuk 7 bevat maatregelen om vrijwillige
inzet in Delft te ondersteunen. Vrijwillige inzet van bewoners wordt
actief gestimuleerd en ondersteund via de inzet van het opbouwwerk, het sociaal
cultureel werk en het bureau Vrijwilligerswerk. Dat doen we door het bureau
vrijwilligerswerk beter toe te rusten om ondersteuning te bieden aan de
vrijwilligers en professionals in de wijken; het gaat dan ook om de vrijwillige
inzet in bewonerswerkgroepen, bij verkeersacties en dergelijke. De vacaturebank
vrijwilligers wordt gedigitaliseerd en direct toegankelijk via het internet.
We starten ook met de Club van Delft, zoals
aangekondigd in de integratienota, als een soort makelaar van de onderlinge
hulp van bewoners.
We
stimuleren vrijwillige inzet bij groepen die nu nog niet bereikt worden. We
beginnen met het Project Jeugdige Vrijwilligers in de sportvereniging. Een
tweede pilotproject richt zich op een breder allochtoon publiek, met als
vraagstelling hoe kom je als allochtoon burger binnen in de vooral witte
verenigingen en hoe kun je vervolgens een rol als vrijwilliger binnen die
vereniging vervullen.
We kiezen verder voor de uitbouw van de
burenhulpcentrale naar alle wijken. Dit willen we in gezamenlijkheid aanpakken met door
de WMO-werkteams voorgestelde projecten Tante Kwebbel en Levend Googlen. We
gaan daartoe in overleg met de projectindieners.
Het
samenleven op wijk- en buurtniveau is het centrale thema van hoofdstuk 8. In een aantal te benoemen
gebieden gaan we aan de slag om ook de inrichting van de buurt zodanig te
veranderen dat deze meer uitnodigt tot ontmoeting. Het gaat om het creëren van
natuurlijke ontmoetingspunten voor verschillende groepen bewoners.
Het
is goed mogelijk en zeker aan te bevelen om het sociaal-culturele aanbod van
activiteiten en vraag en aanbod van onderlinge hulp te digitaliseren.
Ondersteuning van ouderen bij digitalisering willen we via de wijkwebs en
wijkinformatiepunten vormgeven. Met de BWD maken wij afspraken om de oudere
doelgroep goed te bedienen.
De
laatste hoofdstukken hebben een procesmatig karakter. In hoofdstukken 9
beschrijven we hoe we tot een goede monitoring van resultaten willen komen.
Daarbij worden ook afspraken gemaakt met de partners over het vergelijkbaar
houden van klanttevredenheidsonderzoeken. In hoofdstuk 10 gaat het over de
participatie van burgers bij het beleid en de uitvoering. We beschrijven de rol
van Ouderenproof, de koepel 55+, het panel gehandicaptenbeleid en de WMO-raad.
Eén maal per jaar wordt door de Wmo-raad een bijeenkomst georganiseerd met alle
belangen- en cliëntenorganisaties werkzaam in Delft of voor inwoners van Delft,
over actuele, Wmo-relevante thema's. Vanuit het perspectief van de nota wonen
zorg en welzijn stellen wij als eerste thema voor de WMO-raad “de inclusieve samenleving” voor.
Toelichting
op het geld dat met deze nota wordt ingezet is te vinden in hoofdstuk 11.
BOS Buurt Onderwijs
Sport
BWD Breed Welzijn Delft
CIZ Centrum
Indicatiestelling Zorg
CPGGZ Collectieve Preventie Geestelijke
Gezondheidszorg
DIP Delft
Internet Panel
DWO Delft,
Westland, Oostland
GGD Gemeentelijke
Gezondheidsdienst
GGZ Geestelijke
Gezondheidszorg
ITS Internationaal
Toegankelijkheid Symbool
MBO Middelbaar beroeps
Onderwijs
OGGZ Openbare Geestelijke
Gezondheidszorg
SCW Sociaal cultureel
werk
SOD Stichting
Ouderenwerk Delft
SSBO Stichting
Samenwerkende Bonden voor Ouderen
VTV Stichting Vrije
Tijd en Vorming
VO Voortgezet
Onderwijs
WCT Wijk Coördinatie
Teams
WIJZO Commissie Welzijn
Integratie Jeugd Zorg en Onderwijs
WMO Wet Maatschappelijke
Ondersteuning
WVG Wet Voorziening
Gehandicapten
WZW Wonen, Zorg en
Welzijn
Ouderen
-
tekort
aan woningen waarbinnen zorgzwaartepakketten voor 24-uurs verpleging en
verzorging kunnen worden aangeboden
-
de
bestaande voorraad leent zich onvoldoende om te worden aangepast
-
tekort
aan nultredenwoningen voor verzorgd wonen
-
tekort
aan luxere woningen met service
-
de
labeling van aangeboden woonzorgvormen in de woonkrant is in Haaglanden niet
uniform. Hierdoor ontstaat ongelijkheid, en onduidelijkheid bij de
woningzoekende
-
niet
alle Haaglandse gemeenten adverteren alle woonzorgvormen (zoals
aanleunwoningen) in de woonkrant. De woningmarkt is hierdoor onvoldoende
transparant, er is niet voor elk woningtype aanbod in elke deelnemende gemeente
-
sinds
de vanuit het stadsgewest opgelegde advertentieverplichting voor
aanleunwoningen komen er soms mensen met een voor de woning te lichte
problematiek in aanleunwoningen terecht. De kwalificatie aanleunwoning is verouderd
en verwarrend. Dergelijke woningen zouden als woonzorgwoning van een bepaalde
(geïndiceerde) zwaarte moeten worden gekwalificeerd en geadverteerd
-
aanbod
voor ouderen in Tanthof onvoldoende
-
er
is nog geen specifiek aanbod voor allochtone ouderen
-
de
vraag naar woongroepen voor ouderen is groter dan het aanbod
-
Ex- gedetineerden
-
hoge
recidive onder ex-gedetineerden o.a. vanwege gebrek aan tijdige huisvesting en
opvang binnen de gemeente
-
ontbreken
van sluitende aanpak en goede samenwerking tussen de gemeente en de justitiële
instellingen op het moment van ontslag uit detentie
-
op
dit moment vindt er nauwelijks georganiseerde nazorg plaats
-
voor
een kleine groep (ex-)veelplegers, zijn momenteel 2 plekken beschikbaar. De
feitelijke vraag vanuit de maatschappelijke opvang is groter.
verstandelijke beperking
-
het
ontbreken van kleinschalige geclusterde woonvorm voor voor jonge mensen met een
autistische (spektrum) stoornis. Mensen worden op dit moment bij gebrek aan
gespecialiseerde hulp regelmatig bij de GGZ ondergebracht.
-
onvoldoende
woon/zorg aanbod voor mensen met licht verstandelijke beperking. Deze groep kan
onvoldoende doorstromen vanuit zwaardere opvangvormen en gezinsvervangende
tehuizen richting begeleid zelfstandig wonen
jongeren
-
er
is behoefte aan woonruimte voor jongeren tot 18 jaar die onder toezicht van een
gezin wonen/leven
-
vervangende
voorziening voor 18+ zwerfjongerenopvang
-
er
is behoefte aan huisvesting en financiering ten behoeve van vroegtijdig
schoolverlaten (tot 23 jr)
-
diverse
instellingen voor jeugd-/jongerenhulpverlening werken langs elkaar heen. Dit
wordt mede veroorzaakt door financieringssystematiek uit rijkswetgeving. Er is
behoefte aan ketensamenwerking in de jongerenopvang/huisvesting
-
er
is behoefte aan specifieke opvang/zelfstandige huisvesting voor tienermoeders.
Kamergewijze opvang in groepsvoorzieningen zijn onvoldoende geschikt voor
kleine kinderen
overlastgevers/onhandelbare huurders
-
woonvorm
voor structurele overlastgevers/onhandelbare huurders
-
zelfstandig
wonen door zorgmijders/overlastgevers levert teveel overlast op en biedt te
weinig zorg. Er is behoefte aan een kleinschalige woonvorm met 24-uurs zorg en
begeleiding ten behoeve van cliënten met ernstige psychiatrische problematiek
maatschappelijke opvang/ggz
-
er
zijn wachtlijsten voor beschermd en begeleid zelfstandig wonen, zowel ten
behoeve van eerste opvang als vervolgopvang/doorstroom. Het ontbreekt aan
aangepaste woonruimte voor een beperkte groep die niet in staat is zich aan te
passen. Er is dan ook dringend behoefte aan nieuwe voorzieningen voor mensen
met double en triple problematiek (GGZ/verslaving)
- Voorgesteld wordt om het aantal
plaatsingen binnen het doorstroomproject 10-huizen van Perspektief, een
doorstroomproject vanuit intramurale opvang richting zelfstandig begeleide
huisvesting, op te hogen naar 15 tot 20 woningen per jaar, om uitstroom uit de
intramurale opvang te bespoedigen. Financiering is minder problematisch, omdat
er gelden vanuit zorgverzekeraars bijgaat. Deze mensen krijgen een eigen huurcontract.
- Er is een vraag naar beschermd wonen
voorzieningen voor huisvesting op grond van pension begeleidingscontracten voor
ongeveer 25 drugs- en alcoholverslaafden. Huisvesting zal zo kleinschalig en
normaal mogelijk moeten zijn.
- Vanuit het ACT team van de GGZ is
gevraagd om een kleinschalige woonvorm met 24-uurs zorg en begeleiding ten
behoeve van zorgmijdende en/of overlastgevende cliënten met ernstige
psychiatrische problematiek, met een capaciteit van ongeveer 24 plekken.
-
Er
zijn te weinig opvangmogelijkheden binnen de vrouwenopvang en enkel in de vorm
van groepswonen. Er is behoefte aan differentiatie binnen het aanbod. Er is
onvoldoende aanbod voor vrouwen met kinderen.
- In deze behoefte wordt de komende jaren voorzien, middels
20 nieuwe zelfstandige wooneenheden voor de vrouwenopvang. De opvanginstelling
heeft behoefte aan verdere uitbreiding. Deze moet, mede met het oog op de
financiering van de begeleiding, zorgvuldig worden bekeken.
- Er is vraag naar een vervangende
ruimte voor de huidige relatief versleten locatie voor vrouwenopvang.
-
alternatief
voor sociaal pension Simonsstraat (17 plaatsen)
-
Delft
kent momenteel geen voorziening voor mensen die een kortdurende, maar acute
woonvraag hebben. Wat ontbreekt is een short stay voorziening voor tijdelijk
daklozen
|
Minimaal
noodzakelijke voorzieningen in een woonservicezone voor de gemeente
Delft
Definities van de woonzorgmonitor Quintis |
Toelichting |
Nodig |
Wens |
%
naar Singelenberg of normen beroepsvereniging |
Aanvullingen:
het
gearcheerde gebied zijn door de werkgroep samengenomen producten van Quintis |
A |
WONING |
|
|
|
wijk=10.000
bewoners, 4500 woningen |
|
A1 |
Aanleunwoningen |
Een
zelfstandige woning met een directe doorgang naar een zorg- of verpleeghuis,
waarbij bewoners gebruik mogen maken van de centrale voorzieningen in het
verzorging- of verpleeghuis huis, en personeel zorgt voor alarmopvolging. |
X |
|
3
a 4 groepswoningen of 10 standaardwoningen |
Uitgaan
van de landelijke definitie beschermd wonen dan inclusief wooneenheden voor
doelgroepen MO, GGz, gehandicapten enz. |
A2 |
Nultrede
woningen |
Een
woning die zonder trappen van buitenaf bereikbaar is en waarbij de zgn.
Primaire ruimtes op dezelfde woonlaag zijn |
X |
|
Samen
700 woningen |
Woning
waarbij binnen - en buitenshuis geen trap hoeft te worden beklommen om
de vertrekken te bereiken. |
A3 |
Woning
toegankelijk voor rollator |
Woningen
op begane grond dan wel per lift bereikbaar én niveauverschillen maximaal 4
cm. |
X |
|
|
|
A4 |
Woning
toegankelijk voor rolstoel |
Woningen
op begane grond dan wel per lift bereikbaar én niveauverschillen maximaal 4
cm en voldoende opstelruimte naast collectieve deuren (50 cm naast slotzijde)
én draaimogelijkheden voor rolstoelen. |
X |
|
120
woningen |
Volgens
de landelijke definitie: zorgwoningen |
A5 |
MCG woning |
Multi
complex handicap/ aangepaste woning |
|
X |
|
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
A6 |
Ouder initiatief |
Project
waarbij ouders van een gehandicapt kind gezamenlijk een woning/complex
appartementen huren/kopen en een zorginstantie zoeken voor de verzorging en
begeleiding |
|
X |
|
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
A7 |
Verzorgd
wonen in zelfstandige woningen |
nultrede
woningen waarbij verzorging,verpleging,begeleiding, hotel en welzijnsdiensten
onlosmakelijk onderdeel uitmaken van arrangement, zorg op afroep mogelijk,
extra m2 voor verzorging aanwezig,directe fysieke nabijheid zorgvoorzieningen
en diensten (in complex) |
X |
|
500 |
Volgens
de landelijke definitie: Levensloopwoningen |
B |
Woning: voorzieningen |
|
|
|
|
|
B1 |
Opgeplust |
Het
geschikt maken van bestaande woningen voor ouderen en mensen met een lichte
functiestoornis, d.m.v. het vergroten van de fysieke toegankelijkheid van het
woongebouw waarin die woningen zijn
gelegen, alsmede het wegnemen van de fysieke beperkingen in die woningen |
X |
|
|
Volgens
de landelijke definitie: Levensloopwoningen |
B2 |
Opstalplaats
voor scootmobielen aanwezig |
|
X |
|
|
|
C |
Zorg:
voorzieningen |
|
|
|
|
|
C1 |
beschikbaarheid
verzorging: partieel |
Algemene
Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp bij
wassen en aankleden. Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen (HDL)
ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp bij het boodschappen doen |
X |
|
210
personen netto met thuiszorg |
|
C2 |
beschikbaarheid
verzorging: 24 uur |
Algemene
Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp bij
wassen en aankleden. Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen (HDL)
ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp bij het boodschappen doen (planbare zorg) |
X |
|
110
personen netto (verzorgd wonen) |
|
C3 |
beschikbaarheid
verpleging: partieel |
Medisch,
verpleegkundig handelen, bijvoorbeeld vanuit de thuiszorg, het
verzorgingshuis en het verpleeghuis. Het gaat dan om medicijnen toedienen,
etcetera (planbare zorg) |
X |
|
110
personen netto (verzorgd wonen met zorg op afroep) |
|
C4 |
beschikbaarheid
verpleging: 24 uur |
Medisch,
verpleegkundig handelen, bijvoorbeeld vanuit de thuiszorg, het
verzorgingshuis en het verpleeghuis. Het gaat dan om medicijnen toedienen,
etcetera (planbare zorg) |
X |
|
110
personen netto (verzorgd wonen met zorg op afroep) |
|
C5 |
professionele
alarmopvolging binnen 15 tot 30 minuten minuten |
Alarm
melding wordt opgevolgd door professionele opvolging (en niet door
mantelzorgers) binnen 7 minuten. In de praktijk slechts haalbaar bij een
intramurale setting (ongeplande zorg) |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Op
stedelijk niveau mogelijk binnen 30 minuten voor alle doelgroepen, GGz,
LG,VG, ouderen. |
C6 |
beschikbaarheid
begeleiding partieel |
Begeleiding
en ondersteuning door een professionele gehandicaptenorganisatie soms een
vrijwilligersorganisatie |
X |
|
110
personen netto (verzorgd wonen met zorg op afroep ) |
RPCP:aan
eeh vrijwillige belangenorganisatie kun je geen eisen stellen, wel aan een
professionele belangenorganisatie |
C7 |
beschikbaarheid
begeleiding: 24 uur |
Begeleiding
en ondersteuning door een professionele gehandicaptenorganisatie
(zorgaanbieder) |
X |
|
110
personen netto (verzorgd wonen met zorg op afroep ) |
RPCP:
aan eeh vrijwillige belangenorganisatie kun je geen eisen stellen, wel aan
een professionele belangenorganisatie Suggestie werkgroep: professionele
organisatie ipv
vrijwilligersorganisatie |
C8 |
tijdelijke
verzorging/hulp (crisissituaties)/ koop- dan wel particuliere zorg |
Het
gaat hierbij om zorg die de reguliere AWBZ niet biedt bij de opvang en hulp
bij een griepje en dergelijke. Gegarandeerd wordt dat naar behoefte zorg en
huishoudelijke hulp wordt geleverd (Ongeplande zorg) |
|
X |
Raming:
210 personen netto |
Onder
andere het Delfts Zorgabonnement Personenalarmering in 20 minuten |
C9 |
Zorgabonnement/zorggarantie |
Betreft
producten: servicecoördinator, noodhulp, noodlogeren, nieuwbrief, aansluiting
alarmering |
|
X |
Beschikbaar
voor alle inwoners |
Los
van alarmopvolging ongeplande zorg, incl. Breder comfortabel dienstenpakket |
C10 |
Aanwezigheid
fysiotherapeut |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse functie, niet in
woonservicezone. Beroepsvereniging: 1 inwoner=2,2 zittingen per jaar, 1 FTE
heeft 3500 zittingen per jaar, 10.000 inw.=20.000 zittingen= +-5 FTE |
C11 |
Aanwezigheid
logopedie |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
C12 |
Aanwezigheid
huisarts |
|
X |
|
4 a 5 FTE |
Landelijke
norm: 2300 patienten per huisarts zonder praktijkondersteuners |
D |
WELZIJNSDIENSTEN |
|
|
|
|
|
D1 |
Wasservice |
|
|
X |
1
voorziening in de wijk |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D2 |
Woningonderhoud |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D3 |
Klussendienst |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D4 |
Maaltijdservice |
|
X |
|
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D5 |
Alarmering:
inbraak en brand |
|
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Of
een bovenwijkse functie, indien reactietijd haalbaar |
D6 |
Alarmering:
sociaal medisch |
|
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Of
een bovenwijkse functie, indien reactietijd haalbaar |
D7 |
Boodschappendienst |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D8 |
Administratieve
ondersteuning |
|
|
X |
1
voorziening in de wijk |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D9 |
Huisbezoek |
|
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D10 |
Aanvullend
vervoer |
|
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D11 |
Huismeester |
Persoon
die belast is met het dagelijks toezicht op een of enkele woongebouwen en die
is gevestigd in (de buurt van) het woongebouw. Tevens uitvoeren van kleine
klusjes voor de bewoners. |
|
X |
0 |
Werkpunt
(bv.kantoor) in de zone is gewenst, de organisatie is een bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D12 |
Wonen,
zorg en welzijn adviseur |
Persoon
die bewoner begeleidt, informeert, helpt en bemiddelt bij vragen rond wonen,
zorg en welzijn. |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Wonen-zorg
en welzijn loket |
D13 |
Agogische
begeleider |
Begeleiding
vanuit een gehandicaptenorganisatie |
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone RPCP: niet accoord: aan een vrijwillige belangenorganisatie
kun je geen eisen stellen, wel aan een professionele belangenorganisatie |
D14 |
Dagopvang |
|
X |
|
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
D15 |
Welzijnssteunpunt
binnen straal van 400 meter aanwezig |
Aanwezigheid
clubhuis, buurtcentrum etcetera van 400 meter van de woning. |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
|
D16 |
Psycho-sociale
hulp- en begeleiding aanwezig |
Algemeen
Maatschappelijk Werk |
X |
|
1 a 2 FTE |
Norm:
1 maatschappelijk werker op 6000 inwoners, 1FTE bedient 120 clienten, bij
voorkeur in een gezondheidszorgcentrum. Overige functies bovenwijks: 1e
lijnspsycholoog, Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV) bij de huisarts,
psychotherapeut (2elijn) |
|
WOONOMGEVING |
|
|
|
|
|
E |
voorzieningen in de buitenruimte |
|
|
|
|
|
E1 |
Winkels
voor dagelijkse levensbehoefte (tot 400 meter) |
Nabijheid
van winkels voor de dagelijkse boodschappen binnen de bepaalde afstand van
400 meter van de woning. |
|
X |
1
tot 2 voorzieningen in de wijk |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone indien boodschappendienst+ aanvullend
vervoer beschikbaar |
E2 |
Gezondheidscentrum
|
Nabijheid
van een GZ centrum binnen de bepaalde afstand van 400 meter van de woning met
minimaal huisarts, tandarts en JGZ |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Koppeling
met zorgsteunpunt/ondersteunende diensten nodig: reele afstand: 1 km.
Minimale voorzieningen aangevuld met: SPV bij huisarts, AMW,
Jeugdgezondheidszorgteam, tandarts en
waar mogelijke 1e lijnspsycholoog |
E3 |
Zorgsteunpunt
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een zorgsteunpunt binnen de bepaalde afstand van 400 meter van de woning;
Een ruimte voor de slaapwacht dan wel voor het personeel welke de zorg bij de
bewoners thuis brengt |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
|
E4 |
Informatiepunt |
Bemenst
punt voor informatie en doorverwijzing in het gebouw. Het is een steunpunt
waar bewoners kunnen worden geïnformeerd over praktische zaken. Tevens draagt
het bij aan (het) veiligheid(sgevoel). |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
|
E5 |
Aanwezigheid
apotheek |
|
|
X |
1
voorziening in de wijk gewenst |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
E6 |
Buurtcentrum
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een buurtcentrum binnen de bepaalde afstand van 400 meter van de woning |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
|
E7 |
Begeleidingssteunpunt
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een begeleidingssteunpunt binnen de bepaalde afstand van 400 meter van de
woning |
X |
|
1
voorziening in de wijk |
|
E8 |
Fysiotherapie
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een praktijk voor fysiotherapie van 400 meter van de woning. |
|
X |
0 |
Geen
richtlijnen beroepsvereniging. Bovenwijkse functie, niet in woonservicezone |
E9 |
Huisarts
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een huisartsenpraktijk van 400 meter van de woning. |
X |
|
4 a 5 FTE |
Landelijke
norm: 2300 patienten per huisarts zonder praktijkondersteuners |
E10 |
Sociaal
psychische begeleiding (waaronder AMW) |
Nabijheid
van een voorziening van 400 meter van de woning danwel mobiel team |
|
X |
1 a 2 FTE |
Landelijke
norm: 1 maatschappelijk werker op 6000 inwoners, 1FTE bedient 120
clienten: een bovenwijkse functie,
indien reactietijd haalbaar |
E11 |
Tandarts |
|
X |
|
3
a 4 FTE |
Richtlijn
beroepsvereniging: 1 FTE voor 2800 inwoners ex. Praktijkondersteuning |
E12 |
Zwembad
(tot 400 meter) |
Nabijheid
van een zwembad van 400 meter van de woning |
|
X |
0 |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
E13 |
Restaurant/cafevoorziening |
|
|
X |
0 |
Bijvoorbeeld
ouderensocieteit |
E14 |
Bibliotheek |
|
|
X |
|
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
E15 |
Geldautomaat
(bankvoorziening) |
|
X |
|
|
Laag
ivm rolstoel, onderbrengen in een gebouw, verlicht+veilig |
E16 |
Kapper |
|
|
X |
|
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
E17 |
Sportschool/fitnesscentrum |
|
|
X |
|
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
|
Buitenruimte |
|
|
|
Conform
handboe-ken toegankelijkheid |
|
F1 |
OV
halte |
max.
afstand halte 400 m van de woning |
X |
|
26,3
km2/7=3.7 km2 per wijk per 800 m minimaal 1 OV halte = +-5 haltes in
woonservicezone |
Veilig
+zitgelegenheid aanwezig op seniorhoogte |
F2 |
Mogelijkheid
tot aanvullend vervoer |
|
X |
|
1
voorziening in de wijk |
Bovenwijkse
functie, niet in woonservicezone |
F3 |
Veilig
en goed begaanbare looproutes |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
Aandacht
voor: voldoende bankjes op seniorhoogte, brede looppaden, bij voorkeur kunnen
keren met de rolstoel |
F4 |
Goede
toegangsroutes vanaf openbare weg naar woning |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F5 |
Overzichtelijke
en veilige parkeerplaatsen bij woning |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F6 |
Voldoende
parkeerplaatsen voor gehandicapten |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F7 |
Niveauverschillen opheffen d.m.v.
hellingbaan |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
Geen
trap |
F8 |
Achterpaden
zijn sociaal veilig |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F9 |
Kwetsbare
plekken zijn voorzien van afscheidingen |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F10 |
Bergingen
e.d. zijn sociaal veilig gesitueerd |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F11 |
Binnenterreinen
zijn niet kwetsbaar voor overlast |
|
|
X |
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F12 |
Groenvoorziening |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
F13 |
Verlichting |
|
X |
|
Conform
handboeken toegankelijkheid |
|
[1] De Nota Wonen, Zorg en Welzijn, de opgaaf voor Delft
2004 – 2007.
[2] Voor beneden de 23 jaar verwijzen we naar de jeugdnota.
[3] BWAD staat voor Bestuurlijke Woon Afstemming Delft
4 In “Antwoord aan de
Samenleving” Aedes, januari 2007 wordt deze bredere verantwoordelijkheid van
corporaties omschreven . Het in september 2007 bereikte akkoord tussen VROM en
de corporaties is een uitwerking van dit “Antwoord aan de Samenleving”.
[5] In Wippolder, Voorhof en Hof van Delft (Pootstraat en
Vermeertoren) zijn al centra gerealiseerd. De Gezondheidscentra voor Buitenhof
en Tanthof worden herbouwd. Verder kennen we in Delft nog de gezondheidscentra
in de Bieslandhof en aan het Kampveld en wordt aan de Sandinoweg een groot
tandheelkundig centrum gebouwd.
[6] Het gaat om één zone per wijk met een straal 400 meter vanuit een winkelgebied, een levensloopbestendige woonvoorraad, doorgankelijke buitenruimte en zorg/welzijnsvoorzieningen etc.
[7] Nultredenwoning. Van buitenaf bereikbaar zonder trappen, en de primaire woonruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) bevinden zich op dezelfde woonlaag. Drempels in de woning zijn laag of ontbreken.Thuiszorg en servicepakketten zijn mogelijk
[8] Wonen in een woning met specifieke aanpassingen en de aanwezigheid van 24-uurszorg. Betreft vaak wooneenheden in verzorgings- en verpleeghuizen.
[9] Verzorgd wonen, waarbij extramurale verzorging, verpleging en begeleiding en hotel- en welzijnsdiensten onlosmakelijk onderdeel uitmaken van het arrangement. Zorg op afroep is mogelijk. Extra ruimte in de woning voor verzorging en fysieke nabijheid van zorgvoorzieningen en diensten zijn specifieke kenmerken. Vaak gaat het om geclusterde woonvormen (woonzorgcomplexen, aanleunwoningen etc.)
[10] Een zorgzwaartepakket (ZZP) is een volledig pakket van zorg dat aansluit op de kenmerken van de cliënt en het soort zorg dat de cliënt nodig heeft. Het CIZ gebruikt deze ZZP’s bij het vaststellen van de (omvang van de) aanspraak van een cliënt.
[11] Woonkeur: Certificaat nieuwbouw; een woning met woonkeur is een levensloopbestendige woning; WoonKeur is samengesteld uit de eisen van de vier meest bekende door woonconsumenten opgestelde eisenpakketten voor nieuwbouw: het Seniorenlabel, het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor Nieuwbouw, de VAC-Kwaliteitswijzer en het Handboek voor Toegankelijkheid.
[12] In de binnenstad is er geen gepland. Die in Buitenhof (aanpassing van buurthuis Fledderus) is in voorbereiding.
[13] De OGGZ monitor Delft/DWO
(2006) van de GGD spreekt van 1525 zorgmijders in DWO, waarvan maximaal de
helft in Delft. Het GGD volwassenenonderzoek (2005) laat zien dat 25% van de
volwassenen zich belemmerd voelt bij bezigheden, zoals vrijetijdsbesteding, als
gevolg van de eigen gezondheid. Ook voelt 39%zich matig tot zeer eenzaam.
[14] OGGZmonitor Delft/ DWO, Kwetsbare groepen in beeld bij instellingen, GGD Zuid Holland West, Zoetermeer, 15 december 2006
[15] www.stichtingpresent.nl
[16] Het Deltaplan inburgering zal ook voor groepen inburgeraars op zoek gaan naar stages in de stad.
[17] Sport in Delft 2004
[18] Gegevens uit het delfts Internet Panel (DIP)
[19] www.tantekwebbel.nl
[20] Delfts Internet Panel, meting 2006.
[21] Specifiek-Meetbaar-Aanvaardbaar-Realistisch-Tijdgebonden.
[22] De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling beveelt
dit aan onder de titel “horizontale verantwoording”.