Raadsvoorstel          concept  31081008                                                                 

 

Aan de gemeenteraad

 

Van                     : college van Burgemeester en wethouders     

Datum                  : 16 oktober9 februari 2008

Pfh.                     : L. Merkx

Steller                  : C. Kruijff                 

tel.nr.                   : 260 2788

e-mail                  : kkruijff@delft.nl

Programma          : Milieu en duurzame ontwikkeling     

Registratie nr.       : 386736

Stuk                    :                              

 

Onderwerp     : Warmte voor Delft: oprichten warmtebedrijf

 

Gevraagde beslissing:

  1. Het ter kennis van het college brengen van wensen en bedenkingen inzake het voorgenomen besluit tot oprichting van en deelname in het Warmtebedrijf Eneco Delft B.V. door middel van het kopen van 120 prioriteitsaandelen in de op te richten vennootschap, voor een bedrag van € 120.000;
  2. a. Voor het aankoopbedrag ad € 120.000 een krediet te voteren;
    b. De financiële consequenties te verwerken in de 66e begrotingswijziging voor 2008;
  3. De verklaring op basis van de WOB artikel 10 lid 1 sub c, tot geheimhouding voor een periode van 10 jaar van de bijlagen bij de aandeelhoudersovereenkomst, genaamd Businesscase en Warmtelijst, te bekrachtigen.

 

Samenvatting

De gemeenteraad heeft in maart 2008 besloten voor het warmtebedrijf andere technische en organisatorische oplossingen te laten uitwerken door het college. Dit heeft geresulteerd in overeenstemming met energiebedrijf Eneco en de vier Delftse woningcorporaties over de oprichting van “Warmtebedrijf Eneco Delft BV”, een volle dochter van Eneco, waarin de gemeente en drie corporaties (prioriteits)aandelen nemen. Middels deze prioriteitsaandelen krijgen gemeente (en de corporaties) extra medezeggenschap over de verdere verduurzaming van de warmteproductie in de toekomst, de winstbestemming, de tariefstelling en serviceafspraken naar de eindgebruikers. Middels de concessie krijgt Eneco het (alleen)recht en de plicht een warmtedistributienet aan te leggen en 30 jaar te exploiteren, binnen zekere randvoorwaarden. Over het totale arrangement, zoals neergelegd in de concepten voor de concessieovereenkomst, de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst, is in gezamenlijkheid principe-overeenstemming bereikt met Eneco en de corporaties.

Voorgesteld wordt over te gaan tot oprichting van en deelname van de gemeente Delft in het Warmtebedrijf Eneco Delft B.V.

 

1.         Aanleiding

Sinds de vaststelling van het 3E Klimaatplan in 2003, dat als doel heeft in 2012 de jaarlijkse CO2-emissie in Delft met 33.500 ton/jaar terug gedrongen te hebben, wordt gewerkt aan de realisatie van één van de grote projecten uit het plan, nl. de toepassing van industriële restwarmte als bron voor collectieve ruimteverwarming. Dit project realiseert op termijn ongeveer de helft van de beoogd besparing. De Raad heeft zich diverse malen uitgesproken over dit project “Warmte voor Delft”. In maart 2008 heeft de Raad ingestemd met het voorstel het project technisch en organisatorisch anders voort te zetten dan in november 2007 voorzien, omdat het oorspronkelijke plan financieel niet realiseerbaar bleek binnen de bestaande raadskaders en omdat collectieve warmtelevering nog steeds belangrijk geacht wordt om de Delftse klimaatdoelstellingen te realiseren.

De organisatorische vormgeving die thans onderzocht is, is een samenwerking tussen de gemeente Delft, de gemeente Midden-Delflanden , de vier Delftse woningcorporaties enerzijds en het energiebedrijf Eneco anderzijds om een warmtebedrijf te vormen. Technisch gezienEr is in deze fase afgezien van het realiseren van één warmtedistributiesysteem voor heel Delft en het toepassen van (industriële) restwarmte van de afvalwaterzuiveringsinrichting AWZI Harnaschpolder. In plaats daarvan worden drie drie deelgebieden binnen Delft voorzien van warmte vanuit warmtekracht-eenheden, als start van een groter, gekoppeld Delfts warmtenet, dat later eventueel aan te sluiten is op warmte vanuit de AWZI. Eindperspectief blijft het regionale warmtenet (“Grand design voor de Zuidvleugel van de Randstad”), in overenstemming met een recente studie van het Stadsgewest Haaglanden naar de haalbaarheid van regionale collectieve warmtevoorziening.

Voor de nieuwe configuratie van het warmtebedrijf is een businesscase opgesteld door Eneco, die heeft aangetoond dat dit project financieel haalbaar is.

 

De partners Eneco, corporaties en gemeenten hebben overeenstemming bereikt over de organisatorische vormgeving van het warmtebedrijf dat dit project gaat uitvoeren. Er is uit een aantal varianten gekozen voor de oprichting van een besloten vennootschapBV, het Warmtebedrijf Eneco Delft BV, als volle dochter van Eneco New Energy BV, waarin de gemeente gemeenten en de corporaties een zogenaamd prioriteitsaandeel nemen. De gemeente Delft verleent aan Eneco een concessie voor de warmtedistributie in Delft. Midden-Delfland zal een vergelijkbare concessie verlenen voor de nieuwbouw in de Harnaschpolder. De partners sluiten onderling met elkaar een aandeelhoudersovereenkomst om nader te regelen welke inhoudelijke betekenis het prioriteitsaandeel heeft in de sturing van het warmtebedrijf.

 

Op deze wijze wordt het warmtebedrijf tot stand gebracht. Doelstelling van het warmtebedrijf was en is het behalen van een emissiereductie van 18.500 ton CO2/jaar. Deze doelstelling wordt gerealiseerdwordt,is geheel conform de eerdere plannen en besluiten, gerealiseerd. Door blijvende betrokkenheid via sturing op de concessievoorwaarden en de bevoegdheden van de prioriteitsaandeelhouders kan ook in de toekomst verdere verduurzaming gerealiseerd worden. Stadsverwarming betekent een groot comfort voor de gebruiker, door de geringe storingsgevoeligheid en hoge mate van leveringszekerheid, alsmede het geringere risico in vergelijking met gasgestookte individuele verwarming. Ten slotte kan ook toezicht gehouden worden op de warmtetarieven voor de eindgebruiker, zolang daar nog geen wettelijke regeling (de Warmtewet) voor is.  Dit arrangement wordt in drie basisovereenkomsten vastgelegd en in het volgende nader toegelicht en ter instemming aan de Raad voorgelegd. De basisovereenkomsten zijn: de Cconcessie-overeenkomst, de Ooprichtingsakte voor het Warmtebedrijf en de Aandeelhoudersovereenkomst. Deze documenten zijn in goed overleg tussen door de partners Eneco, corporaties en gemeenten gezamenlijk ontwikkeld. De gemeente Delft heeft over het gekozen arrangement extern advies gevraagd. ; dDe resultaten daarvan deze “second opinion” zijn zoveel mogelijk verwerkt in de overeenkomsten. Het betreft vooral aanscherping van de bepalingen over de waardeverdeling bij (al of niet tussentijdse) beëindiging of overdracht van het bedrijf en de onderlinge verrekenprijzen tussen het Warmtebedrijf en andere Eneco-bedrijven.


Dit arrangement beperkt derhalve ook de financiële inbreng van en daarmee het financiële risico voor de gemeente. En voor een bescheiden aandeel in het bedrijf krijgt de gemeente zeggenschap over die aspectenelementen  die beleidsmatig voor de gemeente van belang zijn (duurzaamheid, kwaliteit van de dienstverlening en prijs van de warmte).

 

Op rijksniveau is de Warmtewet in voorbereiding. Ook deze wet beoogt de consumenten-belangen te waarborgen en de duurzaamheid van warmtevoorziening te verbeteren. Zodra de wet, die thans bij de Eerste Kamer in behandeling is, en de uitvoeringsregels van kracht zijn, zullen enkele bepalingen van het “arrangement” vervallen. Er is zoveel mogelijk getracht de samenwerking tussen partijen in de geest van de toekomstige wetgeving te regelen.

2.         Bevoegdheid

Het aangaan van de concessieovereenkomst met Eneco is de bevoegdheid van het College op grond van het raadsbesluit uit november 2005. Het college is op grond van art. 160 Gemeentewet ook bevoegd te besluiten tot oprichting van en het aangaan van een deelneming in het Warmtebedrijf, maar zal de Raad in de gelegenheid stellen zijn wensen en bedenkingen over een daartoe strekkend ontwerp-besluit ter kennis van het college te brengen. Een besluit tot oprichting van en deelneming in het Warmtebedrijf behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

 

3.         Historie / relatie met eerdere besluiten/ proces

In oOnderstaande tabel worden vat de voorafgaande besluiten en rapportages aan de Raad samengevat. De raad heeft in het kader van de voorbereiding op besluitvorming een aantal malen excursies naar het Warmtebedrijf Rotterdam gemaakt.

 

Datum

Inhoud

Apr 2003

3E: Klimaatplan 2003-2012 door de Raad vastgesteld

Feb 2005

Raadsbesluit principe deelname Warmtebedrijf
+ Europese subsidieaanvraag SESAC

Nov 2005

Raadsbesluit o.b.v. businesscase:
- Warmtelevering rendabel te exploiteren
- Start overleg met Warmtebedrijf NV (Rotterdam) over deelname
- Aanbesteden warmtedistributie-concessie Delft
- “Warmte, tenzij …”

- voorbereidingskrediet € 150.000,-

Feb 2006

Raadsbesluit:
- Aanvullend voorbereidingskrediet van € 1,092 mln.
- Hoofdlijnen warmteleveringscontract en
  instapvoorwaarden Warmtebedrijf NV

Sep 2006

Raadsbesluit krediet aanleg warmtetransportleiding door de Poptahof
(van dit krediet is geen gebruik gemaakt)

Apr 2007

Brief stand van zaken naar de Raad

Nov 2007

Notitie “Voortgang Warmte voor Delft” en presentatie in commissie EMCR

Feb 2008

Brief stand van zaken naar de Raad

Mrt 2008

Raadsbesluit Doorstart Warmtebedrijf:

-          Uitwerken andere technische en organisatorische mogelijkheden

-          Dekkingsvoorstel eerder gemaakte voorbereidingskosten

-          Voorbereidingskrediet 2008 € 330.000,-

Jul 2008

Brief stand van zaken naar de Raad

Nov 2008

Voorstel aan de Raad te reageren op besluit tot oprichting Warmtebedrijf



 

 

4.         Wat willen we bereiken? (Beoogd effect)

Met Hhet voorliggend arrangement worden beoogt een aantal doelen beoogd. Deze doelstellingen hebben hun weerslag in de overeenkomsten gekregen; de doelstellingen worden gemonitord en op de doelstellingen kan gestuurd worden.

- Klimaatverbetering: [JMP1] De belangrijkste doelstelling die gemoeid is met de aanleg van een collectief warmtesysteem is het terugdringen van de CO2-uitstoot in de gemeente Delft. Een collectief warmtesysteem vormt het meest efficiënte middel om dat doel te bereiken. In de nota aan de Raad van maart j.l. is daar uitvoerig op ingegaan.

De doelstelling om in 2021 een besparing van 18.500 ton CO2/jaar te realiseren is vastgelegd in de concessieovereenkomst en wordt via de afspraken met Eneco ook gehaald.

 

- Consumentenbescherming. Omdat een collectief warmtesysteem de klanten-eindgebruikers bindt (ze hebben geen alternatief), is extra bescherming van hun belang gewenst. Daarbij gaat het om de prijs voor de warmte en de kwaliteit en leveringszekerheid van het product.

Ten aanzien van de prijs wordt voor stadsverwarming in Nederland het zogenaamde Niet-Meer-Dan-Anders NMDA-principe gehanteerd voor het warmtetarief. Dat wordt thans uitgevoerd volgens afspraken binnen de branche (EnergieNed). De toekomstige Warmtewet zal een wettelijke basis en berekeningsgrondslag leveren voor het NMDA-principe. Totdat de wet van kracht is hebben de partners een vergelijkbare regeling getroffen.
Kwaliteit en leveringszekerheid worden ten eerste gewaarborgd door een betrouwbare en deskundige partner die de uitvoering verzorgt te kiezen en ten tweede door goede service-afspraken te maken.

In de basisovereenkomsten zijn de doelstellingen rond prijs en kwaliteit vastgelegd.

- Verduurzaming: gedurende de 30-jarige looptijd van de overeenkomsten zal de techniek van warmtevoorziening verder evolueren. De basisovereenkomsten bieden de garantie dat het stadsverwarmingssysteem in Delft verder verduurzaamd zal worden gedurende de looptijd.

 

5.         Wat gaan we daarvoor doen? (Oplossingsrichtingen / kanttekeningen)
Het op te richten Warmtebedrijf gaat het stadsverwarmingsnet ontwerpen, aanleggen en beheren, zowel in Delft en als in een deel van de buurgemeente Midden-Delfland. Hieronder wordt het Warmtebedrijf kort getypeerd:

5.1.            Kenmerken van de stadsverwarming.
Het op te richten bedrijf Warmtebedrijf Eneco Delft (WED) is een “leeg” bedrijf: alle activiteiten zullen voor eigen rekening en risico uitgevoerd worden door Eneco (die voor een deel eigen Eneco-bedrijven zal inschakelen en een deel zal uitbesteden aan aannemers). Het bedrijf zal warmte leveren vanuit via drie  TWEE? tte bouwen deel-distributienetten aan (uiteindelijk) ca. 21.500 woningequivalenten: 6.300 nieuwbouwwoningen, 13.400 bestaande woningen en 271.000 m2 bedrijfsruimten. Deze “warmtevraag” is gedocumenteerd in de zogenaamde Warmtelijst, waarin alle wooncomplexen en voorzieningen waaraan warmte geleverd kan worden, met de mogelijke datum van aansluiting, zijn opgenomen.De Warmtelijst is in nauw overleg met interne en externe betrokkenen opgesteld. Voor de productie van warmte is gekozen voor warmtekracht installaties (elektriciteit en (rest) warmteproductie). Dit biedt een rendabele exploitatie met flexibiliteit naar de toekomst in het verhogen van de milieukwaliteit.

In het Harnaschpoldergebied, inclusief een aangrenzende deel van Midden Delfland is (reeds) een net aangelegd dat vooral aan nieuwbouw levert.
In het zuidelijk deel van de gemeente Delft zal vooral aan bestaande woningbouw en utiliteitsbouw worden geleverd. In het TU-Noord gebied (niet: het TU-terrein) zal voorlopig een apart net worden aangelegd, waar zowel bestaande als nieuwe bebouwing op wordt aangesloten. Overigens kunnen de procedures in de planvoorbereiding en planvorming vertragend werken op de oplevering van woningen in dit gebied, hetgeen de businesscase ongunstig beïnvloedt.

Aansluiting van bestaande bouw realiseert een snelle ontwikkeling van het warmteproject; naar verwachting zal binnen drie tot vier jaar na aanvang van de bouw 90 % van de warmtevraag zijn aangesloten. Het net wordt bedreven op een temperatuurniveau van 90-50 oC, waarmee wat de warmteverliezen worden bbeperkt.

Het warmtesysteem wordt gevoed met restwarmte van warmte-krachteenheden (waarmee stroom wordt opgewekt die aan het landelijk net wordt geleverd, terwijl de vrijkomende warmte wordt benut voor stadsverwarming). Tevens zijn reserve-ketels nodig. Zowel voor het Harnaschpoldergebied als voor het zuidelijk deel van Delft zijn derhalve locaties benodigd voor de warmteproductie-eenheden (“ketelhuizen”). Daarvoor is een locatiestudie gestart. Voor het TU-gebied wordt uitgegaan van medegebruik van de TU-warmtecentrale.

De overeenkomst met Eneco biedt ruimte om in de toekomst ook “koeling” te leveren. Koeling wordt voor nieuwbouwwoningen en kantoren in toenemende mate een comfort-eis. Met deze bepaling kan ingespeeld worden op deze toekomstige behoefte. Voor bestaande woningen is levering van “koeling” practisch niet aan de orde.
”koudelevering” 

5.1.             

5.2.            Juridisch/bestuurlijke vormgeving.
De afspraken en de juridisch bestuurlijke samenhang wordent vormgegeven in de deelname van partijen in het WED (statuten en aandeelhoudersovereenkomst) en in contracten tussen het WED en de partijen: de corporaties Woonbron, Vestia (geen deelnemer in WED), DUWO en Vidomes, de gemeenten Delft en Midden Delfland en Eneco. De relaties zijn in de onderstaande figuur weergegeven. De basisovereenkomsten worden daaronder kort toegelicht:


















WELLICHT DE “CONCESSIEPIJL’NOG NAAR ENE B.V. LATEN LOPEN??

De Oprichtingsakte (
statuten) beschrijft naast de rechten en plichten van aandeelhouders, directie etc., specifiek de rechten en plichten van de prioriteitsaandeelhouders. Er is een maatschappelijk kapitaal van 40 miljoen en een te plaatsen kapitaal van 24 miljoen. Dit om later eventueel nog aandelen te kunnen uitgeven. Drie procent van het aandelen kapitaal bestaat uit prioriteitsaandelen. Voor elke geleding (Eneco, gemeenten en corporaties) 1%. Binnen de geledingen worden de prioriteitsaandelen evenredig verdeeld. Eneco neemt de 97% gewone aandelen. Aan de prioriteit zijn rechten verbonden. De drie groepen aandeelhouders Eneco, gemeenten en corporaties hebben als prioriteitsaandeelhouder onderling evenveel invloed op bepaalde cruciale onderdelen (verduurzaming, tarieven, service-levels). Voor de normale bedrijfsvoeringsaspecten hebben gemeenten en corporaties 1% invloed en Eneco 98 %.

De Aandeelhoudersovereenkomst detailleert een aantal artikelen uit de Oprichtingsakte/statuten betreffende de rechten en plichten van de prioriteitsaandeelhouders en bevestigt de eerdere afspraken over de Warmtelijst met betrekking tot het aanleveren van woningen en de hoogte van de aansluitbijdrage.

De Concessie is het sluitstuk van de aanbestedingsprocedure die al begin 2006 gestart is en waaruit Eneco als economisch meest voordelige aanbieder naar voren kwam. Een concessie is een vergunning van de overheid, die anderen uitsluit. De concessiehouder krijgt dus een monopolie (overeenkomstig het raadsbesluit uit november 2005). Een concessie betreft altijd een publiek belang. De concessie beschrijft de rechten en plichten van de gemeente en het WED inzake de warmtelevering in de gemeente, gebaseerd op de oorspronkelijke aanbesteding. De concessie geldt voor dertig jaar, waarna de concessie gecontinueerd of overgedragen kan worden. De gemeente Delft en de Gemeente Midden Delfland geven elk een concessie aan Eneco New Energy. Deze concessies worden door Eneco New Energy doorgegeven aan WED zodra deze is opgericht.
In de concessie zijn ook de bijzondere omstandigheden omschreven die een opschortende werking hebben. Het gaat hier om zaken waarin Eneco van de gemeente afhankelijk is.

De documenten zijn zó ingericht dat eventuele nieuwe partners gemakkelijk kunnen toetreden. Zij worden dan onderdeel van hun groep, waarbij de mate van invloed per individueel groepslid afneemt (“verwatert”), omdat de totale groep hetzelfde aandelen bezit behoudt (bijvoorbeeld als Rijswijk zou toetreden tot de groep gemeenten).
Met andere partners dan gemeenten of corporaties, als mogelijk de Technische Universiteit Delft, worden speciale samenwerkingsafspraken gemaakt. Overigens is ook met de woningcorporatie Vestia een aparte (te tekenen) overeenkomst gemaakt, omdat Vestia geen aandeelhouder wenste te worden.

Bij de overeenkomsten zijn diverse bijlagen gevoegd (zie overzicht).

5.3.            Deelnemingen beleid
Het deelnemingenbeleid van de gemeente Delft biedt een besliskader dat kan helpen bij de vraag of de gemeente een deelneming moet aangaan. De eerste vraag die aan de orde is of er een publiek belang gediend wordt. Grootschalige collectieve warmtevoorziening heeft het karakter van een openbare nutsvoorziening en de klanten zijn gebonden aan hun leverancier. Daarom is een publieke behartiging van dit belang gewenst. De aanvankelijke aanleiding voor de gemeente om zelf het voortouw bij de ontwikkeling van het warmtebedrijf te nemen, nl. dat de “markt” niet geïnteresseerd was, speelt inmiddels minder, omdat de energiebedrijven “warmte” inmiddels beschouwen als een belangrijk product. Voorts kan opgemerkt worden dat het Besluit Aanleg EnergieInfrastructuur (BAEI) de gemeente een positie geeft in de aanleg van warmtenetten (via de concessie).
De tweede vraag is of interne uitvoering van het project noodzakelijk is. Die noodzaak is niet aanwezig en overigens is de noodzakelijke expertise en ervaring binnen de organisatie ook niet voorhanden. De uitvoering moet dus buiten de organisatie gelegd worden.
Vervolgens is het de vraag of het publieke belang door de gemeente als opdrachtgever, subsidiegever of regelgever behartigd kan worden. Inderdaad kan de gemeente het project als opdrachtgever uitbesteden en het onder toezicht door een marktpartij laten uitvoeren. Maar aangezien hier sprake is van het aangaan van langlopende verplichtingen en een voorziening die een monopolistisch karakter heeft, is er behoefte om zeggenschap in de ontwikkeling van de uitvoering te houden. Toezicht op eenmaal gemaakte afspraken (in de concessie) is niet genoeg. Overigens heeft ook de marktpartij Eneco gepleit voor een andere verhouding dan de opdrachtgever-opdrachtnemer verhouding, gelet op de complexiteit, de afhankelijkheid van de gemeente voor bijvoorbeeld de bouwplanning en het beheer van de openbare ruimte. Ook de corporaties hebben aangegeven zeggenschap in de uitvoeringsorganisatie (het warmtebedrijf) te willen hebben. In de gekozen oplossing, een besloten vennootschap, is het risico, gekoppeld aan de inbreng van risicodragend kapitaal, geminimaliseerd, terwijl er toch op voor de gemeente wezenlijke punten zeggenschap is geregeld via prioriteitsaandelen. De organisatie van toezicht op de concessie en zeggenschap via aandeelhouderschap binnen de gemeente wordt nog verder uitgewerkt.

5.4.            Financiële robuustheid en risico’s.
De uitvoeringswijze van het warmteproject zoals onder paragraaf 5.1 beschreven is een keuze uit een vijftal varianten. De gekozen variant biedt een grote CO2 besparing bij robuuste financiële condities, gecombineerd met ontwikkelingsmogelijkheden naar verdere verduurzaming.  Ook bestaan er op termijn reële mogelijkheden voor uitbreiding van de warmtenetten en uiteindelijke koppeling van de drietwee netten.

De gekozen variant is beoordeeld op risico’s in ontwikkelingen in de energieprijzen, warmtevraag, investeringen, etc. Het berekend rendement bij de meest reëel geachte situatie is een IRR van 7,65%. Hierbij is uitgegaan van het verkrijgen van Energie Investeringsaftrek en Groenfinanciering.

Het WED neemt de risico’s (lasten en lusten) voor gewijzigde situaties. Daarop zijn twee uitzonderingen. Eén voor een last en de tweede voor een lust.
Indien de regulering via de warmtewet er toe leidt dat de warmtetarieven zo laag worden ingesteld dat het IRR daalt onder de 7% zullen partijen bij elkaar te rade gaan. Allereerst zal overleg worden gezocht met de regulerende instantie. ., sSamen met andere warmtebedrijven, want dit risico zal landelijk gevoeld worden. In laatste instantie, wanneer andere wegen vruchteloos blijken,  zullen de woningeigenaren hun aansluitbijdrage BAK verhogen tot de 7% IRR grens weer bereikt wordt, maar niet verder dan een maximum aansluitbijdrage van 4000 eEuro (prijspeiijl 2007, zie aandeelhoudersovereenkomst). Dit is maximaal een acht procent verhoging van nu overeengekomen aansluitbijdrage. De corporaties achten dit acceptabel omdat hiertegenover een verlaging van de woonlasten via het zeer lage warmteverbruik staat.

Daar tegenover staat dat indien het WED een zogenaamdeoverwinstoverrendement” realiseert, ditezeoverwinstoverrendement” via een verdeelsleutel wordt bestemd: een derde voor Eneco, een derde voor verlaging van de tarieven en een derde voor het verbeteren van de milieuprestatie van het project. In de aandeelhoudersovereenkomst is de “overwinst”het “overerrendement” gedefinieerd. De prioriteitsaandeelhouders wordt worden jaarlijks van de rendementsontwikkeling op de hoogte gehouden (middels officiële jaarstukken en rapportages).

5.5.            Milieu effecten.
De CO2 besparing bedraagt bij volledige ontwikkeling 18.500 ton per jaar. Op woning-niveau is sprake van een gemiddelde CO
2 besparing van 50%. Dit is aanzienlijk en kan in een latere fase nog worden verhoogd, door verdere energiebesparende maatregelen in de woning en door een verdere CO2 besparing bij de warmteproductie. Bij dat laatste moet gedacht wordenwordt gestreefd naar aan koppeling van duurzame warmtebronnen aan het net. In eerste instantie vanuit het geothermieproject bij de TU Delft (Delft Aardwarmte Project) en in een latere fase bij gebruikmaking van de restwarmte van de AWZI, mits de nieuwbouw in bijv. Rijswijk-Zuid kan worden aangesloten. Ook kan bij de productie van warmte worden overgegaan op duurzame brandstoffen in plaats van aardgas, wanneer deze brandstoffen ruimer en voor een acceptabele prijs voorhanden zijn. De gemeenten en corporaties kunnen de milieukwaliteit van de warmtelevering via hun prioriteitsaandeel bevorderen (zie Aandeelhoudersovereenkomst).

5.6.            Bewonerskosten en service.
Voor de bewoners zal de warmtevoorziening niet meer kosten dan een vergelijkbare eigen warmteproductie met aardgas. De prijsvorming wordt bepaald door het landelijk toegepaste “Niet meer dan anders” principe. Dit principe is nu nog het resultaat van overleg van bij warmtelevering betrokken partijen maar zal een wettelijke regeling kennen bij acceptatie  van de Warmtewet. Het “niet meer dan anders” principe volgt de rendementsverbeteringen bij de gastoepassingen. Bij afwijkingen van dit reguleringsprincipe hebben de gemeenten en corporaties een beslissende stem via hun prioriteitsaandeel.

De corporaties zijn met Eneco voor het warmteproject een hoger service niveau overeengekomen dan de huidige standaard leveringsvoorwaarden van Eneco. Wijziging van deze afspraken is onderhevig aan de goedkeuring van de prioriteit. Het bedrijf rapporteert jaarlijks over haar prestaties (zie Aandeelhoudersovereenkomst).

6.         Wat mag het kosten? (Financiële paragraaf )

Het mede oprichten van en deelnemen in het Warmtebedrijf Eneco Delft B.V. kost de gemeente € 120.000 ten behoeve van de aankoop van 120 prioriteitsaandelen in het oprichtingskapitaal van de onderneming (0,5 % van het oprichtingskapitaal van € 24 mln.). Voor deze kosten wordt een krediet aangevraagd 2008 (66e begrotingswijziging 2008).

De aandelen leveren dividend op, dat in de beginjaren niet tot uitkering zal komen, omdat er aanloopverliezen zijn.

 

In tegenstelling tot de eerdere plannen is het derhalve niet meer nodig dat de Raad een investeringskrediet voteert (eerdere ramingen varieerden van 5 tot 9 mln. euro).

 

Voor het ontwikkelen van het warmteproject is Europese subsidie verkregen in het kader van het SESAC-project. De andere technische opzet en de gekozen organisatorische vormgeving hebben geen negatief effect op de subsidie-toekenning. Omdat de voorbereiding van het warmtebedrijf langer heeft geduurd dan in het SESAC-project voorzien, zal de warmtelevering later op gang komen. Mede daarom is verlenging van het project met een jaar besproken met de SESAC-partners Växjö en Grenoble; een verlenging die zeer waarschijnlijk gehonoreerd wordt door de Europese commissie.


(In het voorstel aan de Raad van maart 2008 is uitvoerig ingegaan op de tot dusver gemaakte voorbereidingskosten en is een voorbereidingskrediet 2008 aangevraagd. Het College is voornemens in een separate nota de Raad te informeren over de afronding van de voorbereidingskosten en de afsluiting van de voorbereidingskredietenop het aspect van de voorbereidingskosten terug te komen).

 

7.         Communicatie
De partners (Gemeenten, Eneco, corporaties) hebben afgesproken de externe communicatie over de oprichting van het warmtebedrijf gezamenlijk op te zetten en uit te voeren. De gemeente heeft daarbij het voortouw.

 

8.         Verdere procedure

Indien de Raad en de bevoegde organen bij de andere partners instemmen met het voorgaande en de voorgestelde besluiten nemen, kan tot ondertekening van de overeenkomsten overgegaan worden. De besluitvormingsprocessen van de gemeente en de andere partners zijn zoveel mogelijk afgestemd, maar kennen uiteraard verschillende deadlines.

 

Als alle benodigde besluiten genomen zijn Dan kan het Warmtebedrijf Eneco Delft B.V. [JMP2] van start gaan en kunnen de de uitvoerende bedrijven gecontracteerd wordencontracteren, zodat en zal het warmtebedrijf met de aanleg van het net en de warmtecentrales begonnen beginnenkan worden.

Daarnaast zal de samenwerkingsstructuur projectstructuur opgezet moeten worden, die nodig is om dit complexe project uit te voeren. Dit betreft voor de gemeente vooral geldt zowel voor de monitoring van de diverse afspraken als voor de praktische uitvoeringsaspecten van de aanleg van een stadsverwarmingsnet in bestaand stedelijk gebied.

De monitoring van de diverse afspraken uit de concessie en de samenwerkingsovereenkomst zal in de ambtelijke en bestuurlijke organisatie belegd worden.

 

Bijlagen: [JMP3] 

Document

Bijlagen

Concessieovereenkomst

 

Bijlage 1 Warmtelijst (geheim)

Bijlage 2 Aansluitvoorwaarden

Bijlage 3 Tarieven voorzieningen

Statuten

(oprichtingsakte)

 

Aandeelhouders-overeenkomst

 

 

Bijlage 1: Statuten

Bijlage 2: Warmtelijst (geheim)(zelfde als bijlage 1 bij concessie)

Bijlage 3: Businesscase (geheim)

Bijlage 4: Bepaling assetwaarde

Bijlage 5: Kwaliteitscriteria

Aandeelhouders-overeenkomst Vestia

Bijlagen hetzelfde als bij algemene aandeelhouders-overeenkomst.

 

  (c- De basis is Warmtelijst van oktober 2008  wordt geheim verklaard wegens gevoelige informatie over woningbouwplannen.
- De businesscase, zoals die op 2 juli 2008 is opgesteld
wordt geheim verklaard wegens gevoelige  bedrijfsinformatie.

Hoogachtend,

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

mr. Drs. G.A.A. Verkerk                     ,burgemeester.

 

mr. Drs. H.G.L.M. Camps                 ,secretaris.

 

 


Raadsbesluit                                                                      

 

 

Datum                  : 27 november 2008

Registratie nr.       : 386736

Stuk                    : [JMP4]                  

 

Onderwerp     : Warmte voor Delft: oprichten warmtebedrijf

 

De raad van de gemeente Delft;

 

Gelezen het voorstel van het college van 28 oktober 2008;

 

BESLUIT:

 

 

Gevraagde beslissing:

  1. Het ter kennis van het college brengen van wensen en bedenkingen inzake het voorgenomen besluit tot oprichting van en deelname in het Warmtebedrijf Eneco Delft B.V. door middel van het kopen van 120 prioriteitsaandelen in de op te richten vennootschap, voor een bedrag van € 120.000;
  2. a. Voor het aankoopbedrag ad € 120.000 een krediet te voteren;
    b. De financiële consequenties te verwerken in de 66e begrotingswijziging voor 2008;
  3. De verklaring op basis van de WOB artikel 10 lid 1 sub c, tot geheimhouding voor een periode van 10 jaar van de bijlagen bij de aandeelhoudersovereenkomst, genaamd Businesscase en Warmtelijst, te bekrachtigen.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 november 2008.

 

 

                       ,burgemeester.

 

 

 

                       ,griffier.

 

 

 


Pagina: 1
 [JMP1]Wat wordt er beoogd met het voorstel, wanneer is de uitvoering van het voorstel succesvol. Er wordt een relatie gelegd met de beoogde effecten die zijn opgenomen in de programmabegroting. In de meeste gevallen gaat het om een bijdrage die het voorstel levert om het beoogde effect (uit de programmabegroting) te bereiken. Het gaat daarbij om zoveel mogelijk SMART-geformuleerde output informatie.

Pagina: 1
 [JMP2]Hier worden aangegeven welke toekomstige besluiten door wie genomen moeten / kunnen worden.

Pagina: 1
 [JMP3] Stukken die relevant zijn voor de bestuurlijke besluitvorming en tijdens de vergadering een relevante rol kunnen spelen worden hier puntsgewijs benoemd. Op termijn is het de bedoeling om alleen het raadsvoorstel nog fysiek te verzenden naar de raad. Bijlagen worden allen via het RIS aangeboden. In een enkel geval kan een bijlage ter inzage worden gelegd. Dit is als er geen digitaal exemplaar beschikbaar is of indien er geheimhouding is opgelegd door het college. Voor dit laatste gelden strenge eisen die in de wet zijn vastgelegd. Tussen haakje wordt achter de titel van de bijlage gezet of het beschikbaar is via RIS, Ter inzage en of onder geheimhouding valt.

Pagina: 1
 [JMP4]Dit betreft het raadsstuknummer, de griffie vult dit nummer in.