December 2008

 

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Delft

 

 

 

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 december, nr. 913272, inzake Verordening Langdurigheidstoeslag

Gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

 

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Delft

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.                  college: het college van burgemeester en wethouders

b.                  wet: de Wet werk en bijstand

c.                  WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

d.                  WSF 2000: Wet Studiefinanciering

e.                  bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

f.                    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

 

Artikel 2 Voorwaarden

  1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 105% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
  2. Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.
  3. Geen recht op een langdurigheidstoeslag ontstaat tijdens detentie. De periode bedoeld in artikel 2 lid 1wordt verlengd met de periode van detentie

 

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  1. De langdurigheidstoeslag bedraagt
    1. voor gehuwden: 38% van de geldende bijstandsnorm
    2. voor alleenstaande ouders: 49 % van de geldende bijstandsnorm
    3. voor alleenstaanden: 54 % van de geldende bijstandsnorm

 

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college

 

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

 

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Delft.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van <datum>.

 

 

 

De voorzitter,                                         De griffier,

<naam>                                                <naam>


Toelichting

 

Algemeen

 

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

 

Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr 12) is in deze verordening verwerkt. Dit betekent dat gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.

 

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

 

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”

 

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

 

Mogelijkheden voor eigen beleid

In het kader van armoedebestrijding ondersteunt Delft mensen met een laag inkomen zo optimaal mogelijk. Belangrijke uitgangspunten bij het vormgeven van het anti-armoedebeleid zijn de volgende uitgangspunten:

 

 

 

 

 

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. De gemeente Delft zoekt een weg om de beleidsruimte die met het nieuwe artikel 36 WWB is gecreëerd in te vullen op een manier die past bij deze uitgangspunten, en die past binnen de begroting.

 

Doelgroep

In deze verordening is vastgelegd dat de langdurigheidstoeslag van toepassing is op burgers met een inkomen tot 105% van de voor hen geldende bijstandsnorm. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen het hebben van een uitkering of  inkomen uit arbeid. Gemeenten hebben beleidsruimte om de doelgroep te verbreden.

 

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen straks zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

 

Langdurig

De referte periode blijft vooralsnog vijf jaar.

 

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. De gemeente Delft vult deze beleidsvrijheid in door het recht op de toeslag open te stellen voor burgers met een inkomen van niet meer dan 105% van de geldende bijstandsnorm.

 

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

 

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm.

 

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. Er wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages wanneer de bedragen van de langdurigheidstoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen.

 

Artikel 5

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.