Raadsvoorstel                                                                               

 

Aan de gemeenteraad

 

Van                        : Presidium                            

Datum                        : 19 januari 2009

Indiener                        : Presidium                                                    

Steller                        : Griffier                                                          

tel.nr.                        : 219 2416

e-mail                        : lvluyk@delft.nl[JMP1] 

Programma                        : Bestuur en Organisatie[JMP2] Bestuur en  jefj                            

Registratienr.                        : 927371

Stuk                        :                                              

 

Onderwerp         : Verordening Delftse Rekenkamer 2009

 

 

Gevraagde beslissing:

 

I     De Verordening Delftse Rekenkamer 2002 intrekken en de navolgende Verordening Delftse Rekenkamer 2009 vaststellen;

 

II       Instemmen met de mandaatverlening door het college aan de ambtelijk secretaris van de Delftse Rekenkamer inzake het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, en instemmen met de volmachtverlening door de burgemeester aan de ambtelijk secretaris van de Delftse rekenkamer tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen.

 

 

 

 

1. Inleiding

Na de komst van de nieuwe rekenkamer in april 2008 is de huidige verordening tegen het licht gehouden. Deze was opgesteld kort na de start van de Delftse rekenkamer in 2002.

Daarbij is een aantal zaken geactualiseerd, onder meer op het punt van de eigen budgetbevoegdheid van de rekenkamer en de ondersteuning door de ambtelijk secretaris. Verder is nauwer aangesloten bij de wettelijke rekenkamer-bepalingen uit de Gemeentewet.

 

De Delftse rekenkamer is een zgn. rekenkamerfunctie conform artikel 81oa, Gemeentewet. Dit geeft de raad in tegenstelling tot een gemeentelijke rekenkamer (cf. artikel 81a, Gemeentewet) meer vrijheid bij het opstellen van een verordening. Het belangrijkste verschil is dat de gemeentelijke rekenkamer eigen personeel in dienst heeft die het onderzoek feitelijk uitvoert. De Delftse rekenkamer maakt als regel gebruik van externe deskundigen die onder verantwoordelijkheid van de rekenkamer het onderzoek uitvoeren.

 

Omdat beide typen rekenkamer overigens goeddeels dezelfde taken hebben, is in deze herziene verordening zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Gemeentewet.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

Hierna worden de inhoudelijke wijzigingen artikelsgewijs toegelicht.

 

Artikel 2 (Rekenkamer)

De raad stelt de verordening vast. Gelet op de onafhankelijke positie die de rekenkamer bekleedt, wordt opgenomen dat de verordening niet kan worden gewijzigd dan nadat hierover met de rekenkamer overleg is gevoerd.

 

Artikel 3 (Doel en taak)

De herziene omschrijving in het eerste en tweede lid sluit nu aan bij de wettelijke bepalingen.

 

In aanvulling op de mogelijkheid dat de raad een verzoekonderzoek kan indienen bij de rekenkamer, is in het derde lid opgenomen dat ook het college van B&W een dergelijk verzoek aan de rekenkamer kan doen.

 

Artikel 4 (benoeming en ontslag voorzitter en leden Rekenkamer)

In het vierde lid is opgenomen dat de rekenkamer uit haar midden een penningmeester aanwijst. Dit in verband met de voorgestelde mandaatregeling om de rekenkamer zelf formeel verantwoordelijk te maken voor het doen van uitgaven en aangaan van verplichtingen.

 

In het zesde lid is toegevoegd dat medewerkers van organisaties waar de rekenkamer onderzoeksbevoegd is, geen lid kunnen zijn van de rekenkamer.

 

In het achtste lid is toegevoegd op welke wijze de leden van de rekenkamer hun overige functies openbaar maken.

 

In het negende lid is wat betreft ontslag en schorsing aangesloten bij de wettelijke bepalingen (artikel 81c, zesde lid en artikel 81d, Gemeentewet).

 

Artikel 81c

6. Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

a. op eigen verzoek;

b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

e. indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde

vertrouwen.

 

Artikel 81d

1. De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

2. De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

3. De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien

verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

 

 

Artikel 5 (Budget)

In dit artikel wordt de budgetverantwoordelijkheid van de rekenkamer formeel geregeld. Het ligt voor de hand de rekenkamer zelf formeel verantwoordelijk te maken voor haar begroting en verantwoording, gelet op de wettelijk vastgestelde onafhankelijke positie van de rekenkamer.

 

Daarbij is van belang op te merken dat rekenkamers en rekenkamercommissies niet de bevoegdheid hebben om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen te besluiten en die te verrichten. Dit betekent bijvoorbeeld dat zij geen externen (onderzoeksbureaus) mogen inhuren, aangezien zij geen overeenkomsten mogen sluiten. De wetgever heeft er niet bij stil gestaan dat dit niet strookt met de onafhankelijk positie van de rekenkamer. In navolging van andere gemeenten wordt daarom de volgende werkwijze voorgesteld.

 

Bij het sluiten van een overeenkomst zijn twee zaken van belang:

• besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen (publiekrecht);

• verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (privaatrecht).

 

Uitsluitend het college van B en W is bevoegd te besluiten tot privaatrechtelijke

rechtshandelingen (artikel 160, lid 1, sub e, Gemeentewet).

De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte (artikel 171, eerste

lid, Gemeentewet). Hieronder valt ook het verrichten van privaatrechtelijke

rechtshandelingen.

 

Een rekenkamer(commissie) kan dus niet op basis van de wet zelf besluiten tot

privaatrechtelijke rechtshandelingen dan wel privaatrechtelijke rechtshandelingen

verrichten. De bevoegdheid tot het besluiten van privaatrechtelijke rechtshandelingen kan door het college van B en W gemandateerd worden aan de ambtelijk secretaris van de rekenkamer. De volgende punten zijn daarbij van belang:

• Zowel de rekenkamer(commissie) als de gemeenteraad moeten instemmen met de

mandaatverlening (artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht);

• Het mandaat dient schriftelijk te worden verleend (artikel 10:5 van de Algemene wet

bestuursrecht);

• Het mandaat moet bekend gemaakt worden in de zin van artikel 3:42 van de

Algemene wet bestuursrecht.

 

In het privaatrecht wordt een rechtspersoon bij het aangaan van een overeenkomst

vertegenwoordigd. De gemeente wordt als rechtspersoon op grond van artikel 171 lid 1

Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester. De burgemeester kan door middel van een volmacht de bevoegdheid verlenen aan de ambtelijk secretaris van de rekenkamer om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (conform artikel 171 lid 2, Gemeentewet).

 

Voor een rekenkamer(commissie) is het op deze manier - via mandaat en volmacht -

mogelijk te besluiten tot, en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen.

De rekenkamer heeft in haar reactie d.d. 21 januari laten weten in te stemmen met een dergelijke mandaat en volmacht.

Het college van B&W respectievelijk de burgemeester hebben in hun reactie d.d. [datum] laten weten [nog invullen].

Na besluitvorming in de raad zullen het mandaat en de volmacht worden vastgesteld en bekend worden gemaakt.

 

Wat betreft de vergoeding die de leden van de rekenkamer ontvangen, is aangesloten bij een aantal vergelijkbare gemeenten. Daarbij wordt op verzoek van de rekenkamer voorgesteld de vergoeding per vergadering te wijzigen in een vaste maandelijkse vergoeding (€ 400 bruto voor een lid, en € 500 bruto voor de voorzitter).
Daarnaast heeft de rekenkamer verzocht in de verordening op te nemen dat indien een lid door de rekenkamer wordt gevraagd een uitzonderlijke inzet te plegen ten behoeve van zijn taken als lid van de rekenkamer, een gekwalificeerde meerderheid van de rekenkamer kan besluiten aan betrokkene een gratificatie van een volledige of gedeeltelijke maandvergoeding toe te kennen. Dit zal worden verantwoord in het jaarverslag van de rekenkamer.

Gelet op de aard van het werk en een vergelijking met andere gemeenten, kan het presidium zich vinden in de voorgestelde vergoedingssystematiek.

 

In het achtste lid is geregeld dat de rekenkamer een reserve mag vormen tot maximaal de helft van de jaarlijkse begroting. Dit om jaarlijkse fluctuaties in de onderzoeksuitgaven op te kunnen vangen. Het is gebleken dat dit soms nodig is om het onderzoeksprogramma goed te kunnen uitvoeren.

 

Artikel 6 (Organisatie)

In het eerste lid wordt de positie van de ambtelijk secretaris formeel geregeld. Om de ambtelijke secretaris van de rekenkamer aan te kunnen laten sluiten bij een aantal gemeentelijke voorzieningen, wordt deze organisatorisch ondergebracht bij de griffie.

De ambtelijke secretaris wordt functioneel aangestuurd door de rekenkamer en legt alleen aan de rekenkamer verantwoording af.

 

Artikel 9 (Onderzoek en rapportage)

In het achtste lid is opgenomen dat de raad zich binnen drie maanden na publicatie uitspreekt over gepubliceerde rapporten van de rekenkamer.

 

3. Voorstel

Het raadsvoorstel is in aanwezigheid van de rekenkamer besproken in de gezamenlijke commissie-vergadering van Bestuur, Middelen en Economie, en de Rekening- en Auditcommissie van 10 februari 2009. Het college heeft een reactie gegeven op [datum].

 

De raad wordt voorgesteld de bijgevoegde Verordening Delftse Rekenkamer 2009 vast te stellen en akkoord te gaan met het afgeven van het genoemde mandaat en de volmacht.

 

Hoogachtend,

Het Presidium van de gemeenteraad van Delft,

 

 

 

 

 

P. Kiela ,                                                                                 R.H. van Luyk,

Voorzitter                                                                                griffier

 


De gemeenteraad van Delft;

 

gelezen het voorstel van het presidium van 19 januari 2009;

 

gelet op de artikelen 81oa,147, 182 en 185 van de Gemeentewet;

 

gelet op het advies van de Delftse Rekenkamer d.d. 21 januari 2009 en het college van B&W d.d. (datum)

 

 

b e s l u i t :

 

I In te trekken de Verordening Delftse Rekenkamer uit 2002 en vast te stellen de navolgende Verordening Delftse Rekenkamer 2009;

 

II In te stemmen met de mandaatverlening door het college aan de ambtelijk secretaris van de Delftse Rekenkamer inzake het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, en in te stemmen met de volmachtverlening door de burgemeester aan de ambtelijk secretaris van de Delftse rekenkamer tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen.

 

 

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze verordening verstaat onder:

a. rekenkamer: het orgaan waarmee de rekenkamerfunctie als bedoeld in artikel 81oa van de

    Gemeentewet wordt ingevuld.

b. bestuursorgaan: een orgaan van een rechtspersoon, die krachtens publiekrecht is ingesteld of

    een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.

c. raad: de gemeenteraad van Delft.

 

Artikel 2 Rekenkamer

1. De rekenkamerfunctie in Delft wordt uitgevoerd door de Delftse Rekenkamer, hierna aan te halen 

    als de Rekenkamer.

2. De Rekenkamer is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.

3. Wijzigingen in deze verordening geschieden niet dan na overleg met de Rekenkamer.

 

Artikel 3 Doel en taak

1. De Rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het 

    door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.

2. Een door de Rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het   

    gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in de 

    Gemeentewet artikel 213, tweede lid.

3. Op verzoek van de raad of het college kan de Rekenkamer een onderzoek instellen.

 

Artikel 4 Benoeming en ontslag voorzitter en leden Rekenkamer

1. De Rekenkamer bestaat uit ten hoogste zes leden die door de raad worden benoemd voor een periode van vier jaar waaronder:

a) een voorzitter

b) maximaal vijf leden

2. De Rekenkamer doet aan de raad een voordracht tot benoeming van een voorzitter of een lid.

3. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, pleegt de raad overleg

     met de Rekenkamer.

4. De Rekenkamer wijst uit haar midden één of meer plaatsvervangende voorzitters en een

    penningmeester aan.

5   Voorzitter en leden kunnen voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd door de raad.

6. Leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de raad,  commissieleden/niet-raadsleden en ambtenaren van de gemeente Delft alsmede medewerkers die vallen onder de instellingen genoemd in artikel 7, vierde lid, kunnen geen deel uitmaken van de Rekenkamer.

7.  Op de leden van de Rekenkamer is artikel 81f van de Gemeentewet, van overeenkomstige toepassing.

8. De leden van de Rekenkamer maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de Rekenkamer zij vervullen. Openbaarmaking geschiedt via de website van de rekenkamer en door terinzagelegging van een opgave van deze functies op het gemeentehuis.

9. Ten aanzien van ontslag en schorsing zijn artikelen 81c, zesde lid, en 81d, Gemeentewet van overeenkomstige toepassing

  

Artikel 5 Budget

1. De raad stelt, na overleg met de Rekenkamer, de Rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

2. De Rekenkamer kan, indien zij daar aanleiding toe ziet, de raad een voorstel doen toekomen inzake de benodigde middelen voor een goede uitoefening van haar taken.

3. De Rekenkamer heeft bij de uitvoering van haar taak een eigen budgetverantwoordelijkheid. De Rekenkamer is bevoegd binnen de ter beschikking staande begroting uitgaven te doen en verplichtingen aan te gaan voor de uitvoering van haar taken, via het haar daartoe verleende mandaat

4. De penningmeester van de Rekenkamer dient uitgaven en verplichtingen te accorderen.

5. In het Reglement van Orde regelt de Rekenkamer de interne verdeling van de financiële taken en verantwoordelijkheden.

6a) De leden ontvangen een vaste maandelijkse vergoeding van € 400 bruto voor een lid, en € 500 bruto voor de voorzitter.
b) Voor de leden is de reiskostenvergoeding van toepassing die geldt voor ambtenaren van de gemeente Delft.

c) Wanneer een lid door de rekenkamer gevraagd wordt een uitzonderlijke inzet te plegen ten behoeve van zijn taken als lid van de rekenkamer, dan kan een gekwalificeerde meerderheid van de rekenkamer besluiten aan betrokkene een gratificatie van een volledige of gedeeltelijke maandvergoeding toe te kennen.

7. De Rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het verslag aan de raad, bedoeld in artikel 185, derde lid, van de Gemeentewet. Indien gedurende een jaar wezenlijke onder- of overschrijdingen op het budget worden voorzien, informeert de Rekenkamer de raad tussentijds.  

8. Eventuele onderuitputting van het jaarbudget kan jaarlijks worden meegenomen naar het volgende begrotingsjaar, tot een maximumbedrag ter hoogte van de helft van het jaarbudget.

 

Artikel 6 Organisatie

1. De functie van ambtelijk secretaris van de rekenkamer valt functioneel onder de Rekenkamer en is organisatorisch ondergebracht bij de griffie.

2. De Rekenkamer kan zich laten bijstaan door deskundigen.

3. De deskundigen en de ambtelijk secretaris die werkzaamheden verrichten voor de Rekenkamer zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de Rekenkamer.


Artikel 7 Bevoegdheden

1. De Rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken.

2. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle relevante inlichtingen die de Rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde. 

4. De Rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van, en over de volgende periode:

a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, waaraan de gemeente deelneemt; over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

b.naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.

c. Andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of één derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

5. De Rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

6. De Rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het vijfde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

 

Artikel 8 Werkwijze

1. De Rekenkamer stelt een reglement van orde vast voor haar vergaderingen, voor haar andere werkzaamheden en voor het gedrag en handelen van de Rekenkamer als geheel als voor ieder die van de Rekenkamer deel uitmaken afzonderlijk. Zij zendt het vastgestelde reglement en wijzigingen daarin direct ter kennisneming aan de raad.

2. Jaarlijks legt de Rekenkamer de raad een groslijst voor met onderwerpen die zij overweegt te onderzoeken.

3. De Rekenkamer biedt de raad en het college elk jaar voor 1 april het verslag van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar aan.

4. De rapporten en verslagen van de rekenkamer zijn openbaar. 

5. De Rekenkamer kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent de inhoud van stukken die aan haar worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

6. De geheimhouding wordt door allen die van deze stukken kennis dragen in acht genomen totdat de Rekenkamer haar opheft.

 

Artikel 9 Onderzoek en rapportage

1. De Rekenkamer is belast met de organisatie van de onderzoeken, en is autonoom in de inrichting en uitvoering daarvan. De Rekenkamer stelt per onderzoek een plan van aanpak vast en zorgt voor de bewaking van de kwaliteit en de voortgang van het onderzoek.

2. De Rekenkamer komt op gezette tijden bijeen en bespreekt de beheersmatige en inhoudelijke aspecten en problemen van te verrichten onderzoeken.

3. Het staat de Rekenkamer vrij om de raad tussentijds te informeren over de voortgang van een onderzoek.

4.                                 De Rekenkamer draagt de verantwoordelijkheid voor de definitieve formulering van de conclusies van het rekenkameronderzoek.

5. Het onderzoek van de Rekenkamer mondt uit in een rapportage waarin bevindingen, conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

6. De Rekenkamer deelt aan het college of aan de betrokken rechtspersoon de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.  

7. De Rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 van de Gemeentewet een onderzoek heeft ingesteld, zendt de Rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

8.                                 De raad besluit over de behandeling van het rekenkameronderzoek en zal zich  binnen drie maanden uitspreken over de conclusies en aanbevelingen van het rekenkameronderzoek.

9.                                 Als onderdeel van de besluitvorming in de raad wordt tevens vastgelegd wanneer en op welke wijze B&W aan de raad zal rapporteren over de opvolging van door de raad overgenomen conclusies en aanbevelingen.

 

 

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Delftse Rekenkamer 2009

 

2. Zij treedt op 20 februari 2009 in werking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 februari 2009.

 

 

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk            ,burgemeester.

 

 

 

 

 

 R.H. van Luyk                         , griffier.

 

 

 


TOELICHTING BIJ DE VERORDENING DELFTSE REKENKAMER 2009

 

Algemeen

De raad kan een gemeentelijke rekenkamer instellen, danwel via een verordening regels vaststellen voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie, zoals in Delft het geval is. De artikelen 81a, 81oa, 182 en 185 van de Gemeentewet zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

 

Doel en taak (artikel 3)

Dit artikel is voor de duidelijkheid opgenomen en identiek aan de formulering in de Gemeentewet. Het rekenkameronderzoek is een instrument van en voor de raad. Het belangrijkste doel van de rekenkamer is, dat door middel van onderzoek bijdragen worden geleverd aan de effectiviteit en de efficiency van het door het college uit te voeren gemeentelijke beleid. De uitkomsten van het rekenkameronderzoek zijn er in hoofdzaak op gericht lering te trekken voor de toekomstige beleidsvoering. In vervolg op rekenkameronderzoeken moet veel aandacht besteed worden aan het monitoren wat gedaan wordt met de leerpunten/ verbeterpunten uit het rekenkamerrapport. Dit is na raadsbehandeling een taak van de griffie.

 

Het reguliere onderzoek in het kader van het gemeentelijke verantwoordingsproces, de rechtmatigheidstoets, wordt niet verricht door de rekenkamer, maar - binnen de marges van de wet en van de door de raad verstrekte opdracht - door de accountant. Dit onderzoek vormt een vast onderdeel van de jaarlijkse cyclus van begroting en verantwoording. De rekenkamer kan echter wel op eigen verantwoordelijkheid, onderzoek doen dat verband houdt met rechtmatigheid of onderwerpen onderzoeken die verband houden met de rechtmatigheid. In de praktijk zal dat met name neerkomen op “systeemtoetsen”, zoals onderzoek naar de wijze waarop de reguliere rechtmatigheidscontrole is georganiseerd en functioneert.

 

De Rekenkamer kan ook op verzoek van de raad of college een onderzoek instellen. Mocht de Rekenkamer van oordeel zijn, dat het gewenste onderzoek niet past in doel en functie van rekenkameronderzoeken of anderszins niet inpasbaar is in het onderzoeksprogramma van de Rekenkamer dan wordt gemotiveerd gerapporteerd dat dit verzoek van de raad of college niet overgenomen kan worden.

 

Budget (artikel 5) en Organisatie (artikel 6)

In het eerste lid stelt de raad stelt middelen (budget en ambtelijke ondersteuning) beschikbaar voor het onderzoekswerk van de Rekenkamer. De Rekenkamer werkt binnen haar begroting, en zal indien het onderzoeksprogramma aanvullende middelen vereist hiertoe een verzoek indienen bij de gemeenteraad.

Om te zorgen dat de Rekenkamer optimaal kan fungeren, regelt artikel 6, eerste lid dat deze wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris. De Rekenkamer bepaalt zelf de aard en omvang van deze ambtelijke ondersteuning. De ambtelijk secretaris wordt functioneel door de Rekenkamer  aangestuurd en is om praktische redenen organisatorisch bij de griffie ondergebracht.

Het derde lid regelt dat de Rekenkamer via het te verlenen mandaat bevoegd is binnen het haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken. Rekenkamercommissies hebben namelijk zonder een dergelijke mandaatverlening niet de bevoegdheid tot privaatrechtelijke rechtshandelingen te besluiten en die te verrichten. Dit betekent dat zij geen externen (onderzoeksbureaus) mogen inhuren, aangezien zij geen overeenkomsten mogen sluiten. Gelet op de onafhankelijke positie van een rekenkamer(commissie) is dat een ongewenste situatie. De wetgever heeft hier niet bij stil heeft gestaan.

Om die reden is het noodzakelijk de bevoegdheid tot het besluiten van privaatrechtelijke rechtshandelingen door het college van B & W te mandateren aan de ambtelijk secretaris van de rekenkamer.

Praktisch gezien accordeert de penningmeester van de rekenkamer alle betalingen en verplichtingen waarna de ambtelijke secretaris deze administratief afhandelt. Om die reden regelt de verordening expliciet dat de Rekenkamer uit zijn midden een penningmeester aanwijst. De Rekenkamer wordt met deze verordening eindverantwoordelijk voor alle inkomsten en uitgaven.

 

In het achtste lid is geregeld dat de rekenkamer een reserve mag vormen tot maximaal de helft van de jaarlijkse begroting. Dit om jaarlijkse fluctuaties in de onderzoeksuitgaven op te kunnen vangen. Het is gebleken dat dit soms nodig is om het onderzoeksprogramma goed te kunnen uitvoeren.

 

Werkwijze (artikel 8)

De Rekenkamer stelt zelf een reglement van orde vast. Doel van dit reglement is het verkrijgen van transparantie in de wijze van opereren van de Rekenkamer, onder andere met betrekking tot de financiën. Beoogd wordt dat deze transparantie dienstig is aan het vestigen en behouden van gezag van de Rekenkamer. Dit gezag is een noodzakelijke voorwaarde voor gewicht en acceptatie van de bevindingen van Rekenkamer.

In het reglement van orde regelt de Rekenkamer onder andere de orde van haar vergaderingen en besluitvorming, waaronder de minimale aanwezigheid van drie leden om te vergaderen; een aftreedschema waarmee voorkomen wordt dat de voltallige Rekenkamer reglementair op hetzelfde moment moet aftreden; de wijze van onderzoek en de wijze waarop gegevens verkregen en gebruikt worden; de wijze waarop de integriteit en de onbesprokenheid van gedrag en handelen van de Rekenkamer als geheel en van allen die daar deel van uitmaken afzonderlijk behouden kan worden; en het borgen van kwaliteit en juistheid van de bevindingen bij het gebruik van onderzoek van derden dan wel bij het uitbesteden van onderzoek aan derden. 

  

Onderzoek en rapportage (artikel 9)

Voor de verdere uitwerking van het onderzoek wordt per onderzoek een plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak wordt aangegeven welke partijen (ambtelijke afdelingen, externen, individuele ambtenaren en bestuurders) op welke wijze in de verschillende fasen van het onderzoek, worden betrokken. In dit plan van aanpak wordt tevens aangegeven wat de geplande doorlooptijd en deadline van het onderzoek is. Bij voorkeur communiceert de Rekenkamer aan de hand van dit plan van aanpak met alle (mogelijke) betrokkenen, opdat duidelijk is wat van deze betrokkenen gedurende het onderzoek verlangd wordt.

Voor de uitvoering van het onderzoek kan worden gekozen voor inschakeling van een ten opzichte van het onderzoeksonderwerp onafhankelijke onderzoeker. Dit neemt niet weg dat de bij het onderwerp (ambtelijk en/of bestuurlijk) betrokkenen wel kunnen worden verzocht te ondersteunen bij de verkenning van het onderzoeksterrein dan wel bij de verdere aanscherping van de onderzoeksvragen.

 

Gebruik onderzoek van derden

Gedacht kan daarbij worden aan ondermeer de (volgens artikel 212 en 213 Gemeentewet) door het college te verrichten doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken, aan via het Gemeentelijk Managementteam uitgevoerde audits, aan specifieke beleidsevaluaties, en aan controlerapporten en managementletters van de accountant.

 

De Rekenkamer zendt het rapport van bevindingen aan de gemeentesecretaris (als aanspreekpunt van de gemeentelijke organisatie) voor de ambtelijke wederhoor met het verzoek om commentaar op feitelijke onjuistheden.

Na het beoordelen en, waar van toepassing, het verwerken van dit commentaar stelt de Rekenkamer het  conceptrapport op. Hierin zijn naast de bevindingen ook bestuurlijke conclusies en aanbevelingen opgenomen.

Vervolgens zendt de Rekenkamer dit conceptrapport aan de betrokken bestuurders (één of meerdere wethouders) met het verzoek hierop te reageren in het kader van de bestuurlijke wederhoor. Deze bestuurlijke reactie en een eventueel nawoord daarop van de Rekenkamer worden integraal in het eindrapport opgenomen.

 

Na publicatie bepaalt de raad de verdere behandelwijze van het rapport  om zich uit te kunnen spreken over de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer.  

 

 


Pagina: 1
 [JMP1] Het e-mail adres van de steller zodat een raadslid evt per mail contact op kan nemen.

Pagina: 1
 [JMP2]Hier komt de naam te staan van het betreffende programma uit de programmabegroting