Handelingen raadsvergadering 23 april 1996
Vijfde vergadering
op dinsdag 23 april 1996 om 19.30 uur in het stadhuis.
Overzicht van de verhandelde punten.
61. Opening en mededelingen.
62. Beëdiging van de heer W.C. den Boef.
63. Notulen.
64. Van gedeputeerde staten ingekomen stukken.
65. Van anderen ingekomen stukken.
66. Tevens ter inzage gelegde stukken.
67. Voorstel tot benoeming van een directeur van de Jan Vermeerschool voor openbaar montessori-onderwijs; en tevens directeur van de per 1 augustus 1996, uit de fusie van de 5 Mei-school en de Jan Vermeerschool, te vormen basisschool (Stuk 53).
68. Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangend leden in diverse commissies.
69. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor verbindingsweg Rode Kruisbuurt/locatie Volkstuinen (Stuk 45).
70. Voorstel tot verlenging van de verhuur aan de Amateur Tuindersvereniging Levenslust van de Volkstuincomplexen nabij de Noordeindseweg, de Hoflaan en het Sportpark Biesland (Stuk 46).
71. Voorstel tot vaststelling verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996 (Stuk 51).
72. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 170.212,-- ten behoeve van de partiële aanpassing basisschool Rembrandt (Stuk 50).
73. Voorstel tot wijziging van het delegatiebesluit 1995-1999 (Stuk 54).
74. Voorstel tot:
- vaststelling van de uitgangspunten zoals geformuleerd in paragraaf 6 van de Kaderbrief Onderwijsbeleidsplan (OBP);
- vaststelling van de communicatieparagraaf (Stuk 58).
75. Voorstel tot vaststelling Kadernota 1997-2000 (Stuk 60).
Voorzitter: de heer mr. H.V. van Walsum, burgemeester.
Aanwezig zijn: mevrouw Auwerda, mevrouw Boers, de heren Den Boef, Boelens, De Boer, Bonthuis, de heren Borghols, Dingler, Van den Doel, Bot, Van Doeveren, mevrouw Van Es, de heren De Graaf, Grashoff, mevrouw Heuvelman, de heer Van der Hout, mevrouw Koop, de heren Van Leeuwen, Lispet, Meeuwis, Meijer, Oosten, Oey, Ploeg, Plooij, Van der Pot, Rensen, mevrouw Schoone, de heren Smithuis, Torenstra, mevrouw Zomervrucht en mevrouw Zweekhorst.
Secretaris: de heer U. Sijtema.
61. De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen hartelijk welkom. Met kennisgeving zijn afwezig mevrouw Steffen, mevrouw Boogaard, mevrouw Lourens, de heer Scalzo en de heer Van der Spek. Mevrouw Heuvelman komt niet of later. Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen bij nr. 21 van de presentielijst, de heer Ploeg.
62. Beëdiging van de heer W.C. den Boef.
De heer Den Boef legt in handen van de voorzitter de in de wet voorgeschreven verklaring en belofte af.
De VOORZITTER: U bent nu toegelaten als lid van de gemeenteraad van Delft. We kennen u al als plaatsvervangend lid. Uw komst wekt dus geen verrassing, alleen maar vreugde. Ik overhandig u de vroedschapspenning waarop staat: In vigilant fluribus una domus, ofte wel "wakend voor de menigte: één huis". Het huis is nu weer compleet! Ik wens u een goede en gezellige tijd in onze raad. Ik geef gelegenheid tot gelukwensen in de schorsing.
Over de behandeling van de Kadernota is afgesproken 20 minuten spreektijd in eerste termijn, in tweede termijn zijn er geen beperkingen. Hedenavond zijn uitgereikt: een gewijzigde pagina 2 van de agenda, een aanvulling van de lijst van ingekomen stukken en bijlagen, behorend bij de brief van 19 april 1996, kenmerk M96001450 gericht aan de heer Torenstra: beantwoording vragen ingevolge het reglement van orde inzake Diftar mailing.
U zult merken dat bij de koffieronde een chocolaatje aan u wordt uitgereikt dat van de Wereldwinkel komt. De Wereldwinkel vraagt aandacht voor de Europese Wereldwinkeldag 1996. Tevens wordt u het kookboekje Eten rond de evenaar overhandigd.
Ik benoem tot leden van het stembureau mevrouw Koop (voorzitter), de heren Van den Doel en Smithuis en mevrouw Schoone.
63. Handelingen van de vergadering van de gemeenteraad van 29 februari 1996.
De Handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.
Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.
64. Ingekomen van gedeputeerde staten:
de goedkeuring van de raadsbesluiten van:
14 december 1995:
begroting 1996;
0e wijziging gemeentebegroting 1996;
1e wijziging gemeentebegroting 1996;
2e wijziging gemeentebegroting 1996;
3e wijziging gemeentebegroting 1996;
4e wijziging gemeentebegroting 1996;
5e wijziging gemeentebegroting 1996.
29 februari 1996:
2e wijziging van de tarieventabel behorende bij de legesverordening gemeente Delft 1996.
Voorgesteld wordt de stukken voor kennisgeving aan te nemen.
65. Ingekomen van anderen:
38. Brief van de Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie inzake het per 1 januari 1997 van kracht worden van een nieuwe regeling met betrekking tot de indicatiestelling voor de sectoren verpleging en verzorging en (Verstandelijk) gehandicapten.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
39. Brief van de vereniging reizigers openbaar vervoer (ROVER) inzake de dienstregeling 1996-1997 op de spoorlijn Leiden-Den Haag - Rotterdam en het verzoek van de vereniging om een brief te sturen aan NS-Reizigers te Utrecht.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie wonen.
40. Brief van de Jury van de LAO-prijs 1996 (Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid) inzake de kandidatuur LAO-prijs 1996.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
41. Copie van de brief van C.R.M. Oudshoorn gericht aan de dienst Beheer en Milieu inzake de onvrijwillige omruilactie van de metalen verzamel-afval containers in individuele kunststof afval containers.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
42. Motie van de gemeente Monster betreffende raadsbesluit inzake stadsprovincie Haaglanden.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
43. Brief van R. van Hooft inzake geluidsscherm rijksweg 13.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie zorg en milieu.
44. Brief van Onafhankelijk Rijswijk inzake de toelating van de KNVB-Sportzender op het kabelnet.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie welzijn.
45. Brief van de heer K-H. Abker inzake Vermeer.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
46. Reactie van D.S.V. Concordia op het gesprek met de heer R. van den Berg van de dienst WOC inzake de herstructurering van Sportpark Brasserskade.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissies welzijn en wonen.
47. Aanvraag van de Voetgangersvereniging voor een financiële bijdrage voor 1997, ter ondersteuning van hun activiteiten op het gebied van de bestrijding van de verkeersonveiligheid.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
48. Brief van Intergamma inzake Persbericht Thermo-door.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
66. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:
a. VP-Journaal. 5e jaargang, no. 1, maart 1996.
b. Duworama - uitgave van de Stichting DuWo, nummer 3, 1996.
c. Uitnodiging van Bestuur en Management Consultants - Leusden, voor het bijwonen van de thema-ochtend: De gemeentelijke rekenkamer op vrijdag 26 april, 1996 te Utrecht.
(U reeds toegezonden).
d. Brochure Doel of Middel - een andere kijk op de Hogesnelheidstrein. Uitgave van het Platform HST Nederland, maart 1996.
e. Midden-Delfkrant. 20e jaargang nr. 1, maart 1996.
f. Uitnodiging van gemeente Moordrecht voor de buitengewone openbare raadsvergadering op 17 april 1996 om 19.00 uur, waarin mevrouw van der Bie-van Vliet in haar ambt zal worden geïnstalleerd. (U reeds toegezonden)
g. Uitnodiging van Jongeren Informatie Punt om deel te nemen aan de discussie maatschappelijke ontwikkelingen betreffende jongeren in Delft op vrijdag 10 mei 1996 om 15.00 uur in 'de Wissel', Camerlingstraat 2, Delft.
h. Vrijbaan Magazine, nummer 12, voorjaar 1996.
i. Uitnodiging van de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten voor het Congres "Recreatie en toerisme in de provincie Zuid-Holland" op 10 mei 1996 te Goeree Overflakkee (Middelharnis).
(U reeds toegezonden).
j. Uitnodiging voor de receptie van Delft Instruments in verband met de ingebruikname van het nieuwe pand. De receptie wordt gehouden op woensdag 8 mei 1996 van 16.30 - 19.00 uur.
(U reeds toegezonden).
k. Uitnodiging van het Congres- en Studiecentrum van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor het congres "Lokale zaken op Europees niveau" op 31 mei 1996 te Rotterdam.
(U reeds toegezonden).
l. Uitnodiging van de gemeente Haarlemmermeer voor de conferentie "Politieke sturing na verzelfstandiging" op 30 mei 1996 in schouwburg De Meerse in Hoofddorp.
(U reeds toegezonden).
Overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.
67. Voorstel tot benoeming van een directeur van de Jan Vermeerschool voor openbaar montessori-onderwijs; en tevens directeur van de per 1 augustus 1996, uit de fusie van de 5 Mei school en de Jan Vermeerschool, te vormen basisschool.
voorstel
handelingen terug naar index (Stuk 53)
Uitgebracht zijn 28 geldige stemmen, alle op mevrouw A. Veer
68. Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangend leden in diverse commissies.
Uitgebracht zijn 28 geldige stemmen.
Benoemd wordt tot plaatsvervangend lid van de commissie educatie en werk de heer R. Hollink met 28 stemmen;
benoemd wordt tot lid van de commissie veiligheid de heer Den Boef met 28 stemmen;
benoemd wordt tot lid van de commissie middelen de heer Den Boef met 28 stemmen;
benoemd wordt tot plaatsvervangend lid van de commissie welzijn de heer Bouman met 28 stemmen.
De VOORZITTER: Ik verklaar alle betrokkenen benoemd en wens ze geluk met deze benoeming. Ik ontbind het stembureau.
69. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor verbindingsweg Rode Kruisbuurt / locatie Volkstuinen.
(Stuk 45)
70. Voorstel tot verlenging van de verhuur aan de Amateur Tuindersvereniging Levenslust van de Volkstuincomplexen nabij de Noordeindseweg, de Hoflaan en het Sportpark Biesland.
(Stuk 46)
71. Voorstel tot vaststelling verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996.
(Stuk 51)
72. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 170.212,-- ten behoeve van de partiële aanpassing basisschool Rembrandt.
- 13e wijziging gemeentebegroting 1996 -
(Stuk 50)
73. Voorstel tot wijziging van het delegatiebesluit 1995-1999.
(Stuk 54)
Deze voorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen
74. Voorstel tot:
- vaststelling van de uitgangspunten zoals geformuleerd in paragraaf 6 van de Kaderbrief Onderwijsbeleidsplan (OBP);
- vaststelling van de communicatieparagraaf.
(Stuk 58)
Mevrouw SCHOONE (GroenLinks): Een korte stemverklaring. Wij gaan akkoord met de uitgangspunten van de Kaderbrief Onderwijsbeleidsplan. Wel betreuren wij de bezuiniging op het aantal taakuren als gevolg van een ingreep door het rijk. Wij vinden dit jammer omdat wij erg veel belang hechten aan het invullen van taakuren. Wanneer Delft hiervoor weer geld beschikbaar krijgt, zien we graag dat dit wordt ingezet ter vervulling van dezelfde taakuren.
Het voorstel wordt zonder stemming aangenomen.
voorstel
handelingen terug naar index
75. Voorstel tot vaststelling Kadernota 1997-2000.
(Stuk 60)
De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. Het college is twee jaar op streek. Met de Kadernota brengt het college de begroting voor 1997 op stoom. Toen ik daarnet kwam aanlopen, vroeg een der collegeleden gekscherend: Jan, ben je nog naar China geweest? Ik snapte de vraag niet, maar hij zei: om vuurwerk te halen! Daar ben ik niet geweest, er ligt genoeg vuurwerk in de raadszaal, hoewel ik dit pas aan het eind zal afsteken.
De Kadernota staat in het teken van de uitwerking van Delft Kennisstad, de kwaliteit verbetering binnenstad en een verdere invulling van de bezuinigingen. Uw mening over Delft Kennisstad en de binnenstad kennen we inmiddels wel. Over de ideeën omtrent de bezuinigingen wil ik wat indringender van gedachten wisselen. Ik hoop dat dit tot succes leidt.
Delft Kennisstad: wij staan positief tegenover het voorstel dat gaat over de aansturing en de begeleiding. Er worden kansen geboden voor betrokkenheid en een draagvlak in de raad voor het proces.
Tevens is er voldoende ruimte om kloeke besluiten te nemen. Voor de organisatie van Delft Kennisstad staat volgens ons nog eenmaal voor 1997 vier ton op de rol. Verder staat de post PM geraamd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
De PvdA-fractie is positief over het werkgelegenheidsbeleid. Het vraagstuk is niet opgelost, maar er zijn ideeën, er is beleid en er wordt voortvarend aan gewerkt. Een goede inhoudelijke discussie hierover is ook in de commissie werk en educatie mogelijk. Hier en daar herkennen we in het beleid punten van onze inbreng. Ik maak nog twee opmerkingen over het werkgelegenheidsbeleid. Het gaat om de steun die wij willen geven aan het streven naar een acquisitiebeleid. Het gaat hierbij niet alleen om het aantrekken van nieuwe bedrijven, maar vooral om het behoud van bestaande werkgelegenheid. Verder noem ik een aandachtspunt dat we al eerder ingebracht hebben: het idee van één loket voor werk en inkomen. In de uitvoering gaat het daarbij om samenwerking en (deels) samenvoeging van instanties als het arbeidsbureau, een deel van de sociale dienst, de bedrijfsverenigingen en het GAK. Een groot pleitbezorger hiervoor is de commissie-Buurmeijer. Ook Linschoten en Melkert worden steeds positiever.
De inspanningen op het onderdeel Delft Kennisstad, de kwaliteit en de inzet in de buurten en wijken zijn nog volstrekt onvoldoende. We hebben hierover gesproken bij de Koersnota en de Strategienota. Het gaat ons vooral om evenwicht in het beleid. Dit leidde wel tot wat extra mooie woorden en geld, maar in de praktijk komt hier weinig van terecht. Recent bleek bij het Aktieplan Delft Kennisstad dat er op dat niveau voor de buurten helemaal niets uitgewerkt was. Letterlijk niets, ik overdrijf niet. Nu weer, bij de Kadernota, is er niets. Geen idee, geen visie, absoluut niets. Het wijk- en buurtbeheer is beneden de maat. Illustratief is de verschrijving in bijlage 5, XIV: Wijkbeheer op maat. "Voor de uitvoering van (de nota) wijkbeheer op maat stellen wij voor in 1997 een bedrag van f 0,25 op te nemen in het investeringsplan en een bedrag van f 0,75 mln in het indicatieve investeringsplan". Wij doen een suggestie, de zoveelste, maar het is weer een nieuwe, om het initiatief te steunen om in een aantal wijken het beleid op buurtniveau te intensiveren en te integreren. Het zogenoemde driehoeksoverleg levert daarvoor plannen voor o.a. De Gilleswijk, de Watervogels en de Kuyperwijk. Steek daar het komende jaar je geld in.
Onzichtbaar en ongrijpbaar zijn de gelden van het fonds sociale vernieuwing. Dat geld is voor de buurten. Tijdens de discussie in de commissie over het opgaan van het sociale vernieuwingsfonds in het gemeentefonds heeft de wethouder het stuk teruggenomen, omdat in de zogenoemde kruisjeslijst het onderdeel besteding voor de buurten ontbrak. Hoe staat het hiermee?
Het welzijnswerk, vooral als het om het buurtwerk gaat, moet het komende jaar vernieuwd worden. Hoe dat moet gebeuren, is niet duidelijk. Wethouder Bonthuis leert overigens wel snel. Als een goed en volleerd agoog vraagt hij voortdurend de mening van alle betrokkenen. Maar dat schiet niet op. Vanuit een combinatie van ervaringen, ideeën en inzet van het buurt- en wijkbeheer, moet meer mogelijk worden voor de wijken. Daar is echter wel enige politieke wil voor nodig.
Iets over de kwaliteit van de verbetering van de binnenstad en de investeringen. Wethouder Boelens is binnen. Hij heeft een volle portefeuille die voortdurend wordt gespekt. Nu hebben we de afroming van het grondbedrijf, 5 mln. voor Zuidpoort. Van de vorige afroming resteert nog een pot van de reserves van Zicht op Delft van 13,5 mln. voor Zuidpoort. Er is ook nog een pot van de rente van het geld voor Zicht op Delft van 10 mln. voor parkeergarages. Verder is er nog een fonds van 6 mln. uit de verhoging van de parkeertarieven. Toen de motie-Van der Lugt werd aangenomen, moest een deel van het geld gespaard worden voor het parkeren en een ander deel zou worden gestopt in het fietsen, het lopen en het openbaar vervoer. De besteding daarvan is uit het beeld verdwenen. De brief van 19 april gaat over het investeringsprogramma en het openbaar vervoer. Daarin wordt verwezen naar het investeringsprogramma. In het huidige investeringsprogramma staat echter niets over een bus, behalve iets over een bussluis. In het indicatief investeringsprogramma staat ook niets. We dachten dat het geld voor de aanleg van de tram in de sanering van het wegenfonds van 2 mln. zat, maar volgens de brief is dat niet het geval. Waar zijn de voorzieningen voor de tram en de bus gebleven?
Terug naar de kwaliteitsverbetering van de binnenstad. Wat wordt daar nu echt gerealiseerd met dat vlaggenschip van u? We hebben de Beestenmarkt en de Burgwal, maar dat is al enige tijd geleden. Nu hebben we een bussluis en de Markt is parkeervrij voor bussen. Er zijn wat garages in procedure gezet. De bijdrage van ondernemers is van de baan. De invoering van de baatbelasting is nog niet in zicht. De verhoging van de tarieven ligt bij de diverse achterbannen ook gevoelig. Er wordt niet veel op dit punt gerealiseerd en dat valt niet te verhullen met dat het ophangen van een vuilnisbakje op een maandagochtend! Je kunt denken: wat in het vat zit, verzuurt niet, maar je moet ervoor oppassen dat het niet gaat gisten. Buiten de reguliere budgetten die er voor dit soort zaken zijn, gaat het om tientallen opgepotte miljoenen. Bij de afroming van het grondbedrijf komen welzijn, zorg en milieu er bekaaid af. Je kunt een en ander benutten voor het oplossen van knelpunten in die sectoren. Een deel van het geld kan ook worden ingezet als voeding voor het milieutechnologie-fonds.
De Kadernota is een opzetje voor de begroting voor 1997. Ik noem twee urgente knelpunten. Bij het Filmhuis speelt een probleem van 3 ton dat buiten de exploitatie ligt. Bij de claim van de mee- en tegenvallers hebt u het even terugverwezen naar de dienst om te kijken of daar nog wat op te lossen viel. Er is nu een brief van het Filmhuis. Het probleem en de vraag lijken mij duidelijk. Kunt u de raad nader informeren? Het tweede probleem betreft de moskee. Het gaat daarbij om de omvang en de termijn van de betaling voor de grond. Ik heb een kopie van een brief van het college gezien. De problematiek kent een lange geschiedenis. Wij hebben het idee dat binnen de randvoorwaarden van de scheiding tussen kerk en staat enige steun van de gemeente mogelijk is. Kunt u vanavond iets vertellen over uw benadering van dit probleem? Wilt u, en dat is beter, het onderwerp in de commissie agenderen?
Ik kom bij de stand van zaken en de aanpak van de bezuinigingen. Er wordt komend jaar veel "gevisied".
We krijgen de ontwikkeling van een visie op de gemeentelijke organisatie. In de Kadernota staat: "de visie moet vooral in nauwe samenwerking met de raad worden ontwikkeld en moet gebaseerd zijn op een zo goed mogelijke analyse van te voorziene ontwikkelingen. Wij noemen in dat kader regionale ontwikkelingen, decentralisatie van taken van andere overheden, de verandering in de sociale zekerheid, inkomensontwikkelingen, de werkgelegenheidsproblematiek, de individualisering en de eigen verantwoordelijkheid van de burger". Was dit niet het thema "vitale stad" dat we hebben besproken bij de analyse voor Delft Kennisstad? Of vergis ik me? Onze fractie aarzelt om hiervoor weer op te draven. We hebben het al op een goede manier gedaan. We hebben ideeën over de vernieuwing van de organisatie II, maar een en ander heeft dan wel een andere context nodig. Het staat hier te zeer in het teken van de bezuinigingen geplaatst.
Voorts is in de Kadernota sprake van een discussie over de invoering van de ATV. We gaan dus een discussie voeren over de wijze van de invoering. We gaan een strategie bepalen over de automatisering- en de automatiseringsprojecten. Op de financiering ga ik niet in, dan heb ik nog een half uur nodig. Dat wil ik nog wel eens in de commissie middelen doen. Op blz. 20 is sprake van de visie op de rol van de taken van de gemeente. Daar is iets vreemds mee aan de hand. Hadden we het voorwerk niet gedaan bij de takenanalyse, waar het college absoluut niets meer mee doet? Bij de discussie over de Koersnota hebben we verzocht om een nadere analyse van de harde sectoren in verband met de ondoorzichtigheid. Blijft het college nu ronddraaien? Moeten we daar voortdurend aan meedoen?
Dan de bezuinigingen zelf. Alle visies die ik net noemde en de meeste bezuinigingen hebben betrekking op personeels- en organisatiebeleid. De wethouder PenO is, behoudens die keer van die foto en het vingertje, betrekkelijk onzichtbaar. Ik heb dit bij de Koersnota al naar voren gebracht en ik doe het weer: steek je neus eens in de wind. Het gaat om jouw portefeuille. Daar zit het meeste geld in dat weg moet. De gemeente berekent een bezuiniging van 4 mln. op de organisatie. Ik zet vraagtekens bij de haalbaarheid en de planning. In het algemeen gaan bij dit soort processen de kosten voor de baat uit. Het gaat om vormings- en opleidingsbudgetten, om interne arbeidsmarkt, de mobiliteit daarvan, er is geld voor sociaal beleid nodig en een probleem van de bovenformatieven kan niet worden voorkomen. Op de staftaken zit een bezuiniging van 6 ton. Er zijn ook bezuinigingen op de taken van onder meer de diensten. Een stand van zaken over de haalbaarheid van de planning wordt niet gegeven. Ik herinner me nog de staffel uit Delft Kennisstad. Het waren zo'n 50 bezuinigingen. Loopt dit wel zo lekker? Ik denk nu bijvoorbeeld aan Haaglanden. Komt wat we daarover hebben opgeschreven nu zo makkelijk binnen? Het gaat om 10 mln. bezuiniging op de organisatie en om 4 mln. meer inkomsten -- daar zien we ook weinig van -- en 4 mln. minder aan subsidies. Overigens zijn er genoeg adviseurs. De heer Barneveld voor de scenariodiscussie, de heer Etty voor de aansturing van Delft Kennisstad, KPNG -- en misschien Staatsen wel -- voor de staftaken, de heer Zunderdorp voor de toekomst van de organisatie. En het college gaat zich beraden over het aanstellen van politiek adviseurs. Kunnen we niet beter eerst de stad gaan besturen?
Na het geld het financieel perspectief. Het college stelt dat het perspectief van de gemeente als redelijk somber kan worden beschouwd. Er staat: veel is nog onzeker, onder andere de Financiële-Verhoudingenwet. Maar het college heeft de hoop dat de bezuinigingen op het gemeentefonds zullen meevallen. Men denkt voor 1997 een sluitende begroting te kunnen presenteren. Desnoods met de inzet van de saldireserves. Niet het financiële beeld baart ons de meeste zorgen, het gaat vooral om wat het college doet en nalaat.
We zullen de situatie eens met u doornemen. De Financiële-Verhoudingenwet. Het college ging uit van 10 mln. Nu is de stand tussen de 9 en de 12 mln. Er zit een onzekerheid van 3 mln. De algemene korting op het gemeentefonds. Het collegeprogramma ging uit van 2 tot 5 mln. In 1996 is dat eenmaal voor 1 mln. in de min bijgesteld. Ik heb er verder niets over gehoord, maar het college is over deze post optimistisch, mogelijk ter compensatie van de meer/min die er bij de Financiële-Verhoudingenwet zit. Wellicht van dat bedrag van 2 mln. Hier maakt het college een redeneerfout. De Financiële-Verhoudingenwet gaat uit van verdeelmaatstaven. Als de uitkomst er eenmaal is, is de som van de plus en de minnen min of meer zeker. De korting op het gemeentefonds daarentegen hangt samen met de rijksuitgaven en de koppeling van de uitgaven van het rijk plus de geschoonde uitgaven. Deze plussen en minnen zijn conjunctuurgevoelig en blijven dat ook. Vanuit een begrotingsproblematiek kun je niet de algemene korting, die misschien minder wordt, tegen een eventuele plus van de Financiële-Verhoudingenwet wegstrepen. Dat geeft alleen maar meer problemen. Afgelopen donderdag werd in de commissie middelen medegedeeld dat de gemeente Delft waarschijnlijk 2,5 mln. aan het rijk moet teruggeven in verband met de koppeling gemeentefonds-uitgaven-rijk. Dat bedoel ik nu. Het volgende punt van de bezuinigingen betreft de decentralisatie met de 10% korting. Een keer heeft het college de stelpost benut met 1 mln. voor de investeringen. Verleden jaar is 1 mln. gebruikt om de begroting sluitend te maken. Dit jaar is 7 ton voor de DMZ ingezet. Er is dus nog 3 ton over. Het college voert ook de oude en de nieuwe compensatieregeling voor de lonen en de prijzen op. Dat is meer onzichtbaar dan onzeker. Dat is dus techniek. Het gaat vooral om de vraag hoe het college omgaat met de korting die door de Financiële-Verhoudingenwet wordt opgevoerd en de minder groot uitgevallen korting op het gemeentefonds.
Na dit financiële beeld kom ik bij de huidige situatie van de begroting. De lopende begroting staat, grofweg, 3 mln. in de min en we zijn nog geen halfjaar op streek. De komende begroting kent een gat van 2 mln. Daarbij is het de vraag of de ingeboekte bezuinigingen echt binnenkomen en haalbaar zijn. De meerjarenbegroting 1998-2000 loopt van 2 tot 3 mln. in de min. Hoe realistisch de geplande bezuinigingen zijn moeten we ook maar afwachten. Het financiële totaalbeeld loopt over 5 kolommen, over 5 jaren, fors onder nul. Voor 1996 is de begroting sluitend gemaakt met de inzet van de stelpost decentralisatie. Voor 1997 dreigt een greep uit de saldireserves. Dan kun je wel eens doen, maar niet als je 5 jaar op min uitkomt. Alle seinen staan op oranje. En het college kenschetst de situatie als redelijk somber, stelt dat er nog veel onzekerheden zijn, maar vindt nadere maatregelen nu niet nodig. Hoe serieus moet de raad dit nemen? Dit kan het college toch niet menen?
Tot slot een advies en wel gratis. De verhouding geld-uit en geld-in is onevenwichtig. Het college is heel voortvarend in zijn drang tot uitgeven of oppotten. Het is lankmoedig bij het in evenwicht brengen van de begroting. Het college koopt dus op de pof. Een knap deel van de rekening schrijft men over de collegehorizon heen. Een advies: je moet de ambitie bijstellen. Een collegeprogramma bijstellen hoeft geen schande te zijn. Het vorige college heeft dat ook eens gedaan. Ook dat werd geconfronteerd met extra bezuinigingen van 10 mln. uit de tussenbalans. In die periode moest er ook 3 mln. bezuinigd worden om een gat te dichten. Er moest 5 mln. komen voor nieuw beleid. De laatste jaarschijf van 2 mln. is toen niet uitgegeven omdat de bezuinigingen te moeilijk waren. Het college moet dus de ambities voor de grote uitgaven bijstellen. Een nadere en indringende taakanalyse van met name BenM, Grondbedrijf en SO is nodig. Het geheel aan ambities, inkomsten en uitgaven moet opnieuw geschikt en afgewogen worden. Succes!
De heer BORGHOLS (CDA): Voorzitter. Deze kadernota vertoont een treffende gelijkenis met de vorige: een verdere uitwerking en implementatie van de beleidsinhoudelijke visies die ondermeer bij de Strategienota zijn gemaakt. De eerste reacties waren bij ons dan ook wat mat: er staat weinig in, het is wat mager, ik mis de kaders e.d. Op het eerste gezicht lijkt de kadernota inderdaad niets meer te leveren dan een geactualiseerde stand van zaken ten opzichte van de vorige, maar vergelijkend vallen gelukkig toch een paar zaken op. Ten eerste dat de vorige kadernota erg laat in het jaar kwam en feitelijk alleen een reflectie van de strategienota was terwijl deze meer een uitwerking in de tijd is. Ten tweede dat Delft Kennisstad nu een prominente plaats heeft gekregen in vergelijking met de vijf regels die er de vorige keer aan besteed waren.
Desalniettemin heeft deze kadernota toch iets vlaks in met name het taakstellend karakter ervan. U blijft naar onze mening teveel in het vage door te spreken in termen van: 'er wordt ondermeer een visie ontwikkeld...', 'ook zal geïnvesteerd moeten worden in...', 'bezien moet worden in hoeverre...'. Voorzitter, mijn fractie ziet graag wat tempoversnellingen en afspraken onder meer in de tijd. Ik kom daar nog op terug.
Het financiële beeld dat de kadernota schetst is somber, zo u wilt een dat tot weinig optimisme stemt. Op zich niets bijzonders, dat heb ik al vijf keer gelezen en iedere keer blijkt de rekening toch te sluiten. In die zin kan ik me ook best voorstellen dat u het tekort voor 1996 incidenteel wenst te dekken uit de saldireserve. Maar kijkend naar dé grote risicofactor, de omvang van de uitkeringen uit het gemeentefonds, zijn wij daar toch wat pessimistisch over. Afgezien van de gevolgen van de nieuwe Financiële-verhoudingswet zouden de uitkeringen best nog wat somberder kunnen uitvallen, zoals ons vorige week in de commissie middelen gewaar werd. En wat dan? Is de saldireserve dan ook nog voldoende groot om het tekort voor 1996 incidenteel te dekken? Of moeten we dan, gaande dit begrotingsjaar, plotseling ingrijpende maatregelen nemen om extra tegenvallers het hoofd te bieden? Het lijkt ons goed deze gedachte verder uit te werken door volgend jaar bij de kadernota een soort prioriteitenstelling in het activiteitenniveau aan te geven. Mochten de inkomsten door exogene oorzaken erg tegenvallen, dan weten we gelijk welke activiteiten uit- dan wel afgesteld moeten worden.
Voorzitter. Als ik spreek over exogene tegenvallers dan heb ik het feitelijk over de gevolgen van het beleid van de rijksoverheid. Voor de gemeenten vormt dat een steeds grotere risicofactor. De ene keer is dat de omvang van en de uitkeringen uit het gemeentefonds. De andere keer is dat het decentralisatiebeleid met de bijbehorende kortingen. Dan weer een beroep op de gemeenten om beleid, bijvoorbeeld armoedebestrijding op te pakken -op zich terecht- maar daar geen gelden voor beschikbaar te stellen. Op zichzelf moet de gemeente zich daarbij haast kreunend neerleggen. Maar hoeveel makkelijker zou dat gaan als de financiële gevolgen van het rijksbeleid voor de gemeenten tijdig bekend zijn? Echter, het venijn komt meestal in de juni- of septembercirculaire, dan wel nog veel later, in ieder geval te laat om daar als gemeente nog adequaat op te kunnen anticiperen. Wederom vraag ik het college, ook in het kader van de bij de begroting aangenomen motie van de VVD, met de VNG in contact te treden om dit soort zaken bespreekbaar te maken, uiteraard met het doel een stringent begrotingsbeleid voor de gemeenten mogelijk te maken.
Voorzitter. Ondanks de benarde financiële situatie van de gemeente wil ik toch benadrukken dat het CDA verwacht dat u in het najaar een sluitende begroting zult presenteren. Het komt onze eer te na als wij er niet in slagen een financieel gezond beleid neer te zetten. Eén van de boodschappen die wij als gemeente daarbij moeten neerleggen, is dat zij niet als financieel vangnet voor allerlei maatschappelijke organisaties kan dienen. In navolging van de uitkomsten van het jongste rekenkameronderzoek wil mijn fractie een lans breken voor budgetsubsidiëring. Dit komt in het kort neer op het financieren van activiteiten die een uitvloeisel zijn van het door de gemeente vastgestelde beleid en de gewenste uitkomst van dat beleid. Organisaties die aan kunnen tonen die gewenste uitkomst te kunnen bereiken, kunnen daartoe worden uitgenodigd, krijgen daarvoor de van te voren vastgestelde middelen voor bijvoorbeeld één jaar en worden na afloop van dat jaar op de bereikte resultaten afgerekend. Het lijkt me goed als we deze gedachte in de commissie middelen op korte termijn nader uitwerken.
In deze gedachte past het niet dat organisaties, die door welke oorzaak dan ook, in financiële problemen komen, deze op het bordje van de gemeente leggen. Zij dienen wat dat betreft hun broek zelf op te houden. Slechts in uitzonderlijk gevallen, bovendien passend in het beleid van de gemeente, kan de gemeente incidenteel en zonder precedentwerking een helpende hand toesteken om de oplossing van het probleem naderbij te brengen.
Nu ik het toch over de Rekenkamer heb, het instrument blijkt nuttig en mag zich in nationale belangstelling verheugen. Ik zou het dan ook zeer betreuren indien dit instrument een slapend bestaan gaat leiden. Daarom verzoek ik u nog voor de zomer de commissie middelen de gelegenheid te geven een nieuw onderzoek te initiëren en daartoe de organisatie op u te nemen, opdat de rekenkamercommissie direct na het zomerreces haar onderzoek kan aanvangen.
Voorzitter. Zoals gezegd krijgt het begrip en de visie Delft Kennisstad de aandacht die het toekomt en terecht. De visie gaat uit van de sterke kanten van Delft waar in potentie de grootste mogelijkheden voor Delft liggen. Nu gaan we trachten deze visie operationeel te maken en het actieplan biedt daarvoor een goede start. Maar dat betekent in onze ogen ook het begin van het einde van de initiërende rol van de gemeente daarin. Immers, de gemeente is feitelijk geen speler op dit veld. Wat wij belangrijk moeten vinden is het behoud en ontwikkeling van kennis en kunde en vooralsnog niet langs welke weg dat bereikt moet worden. Daartoe zijn de echte spelers, TUD, TNO, kennisintensieve bedrijven en organisaties, veel beter in staat. Laat hen het initiatief overnemen. Zij kennen de huidige behoeften van de markt en kunnen veel beter dan wij inschatten wat die behoeften in de toekomst zullen zijn. Laat de gemeente daarbij de faciliterende factor zijn, bijvoorbeeld door partijen met elkaar in contact te brengen, door de organisatie van congressen op zich te nemen, door een baliefunctie in het leven te roepen. De gemeente moet ons inziens zo te werk gaan dat er een sfeer en een bedrijfsklimaat komt waarvan kennisintensieve bedrijven kunnen profiteren en daaraan iets kunnen toevoegen. Nogmaals, het gaat om behoud en ontwikkeling van kennis en kunde. Daarvoor moeten we middelen vrijmaken, maar laat de uitvoering van de visie aan de marktpartijen.
In deze zin heeft het CDA dan ook enige reserves met betrekking tot moderne communicatie- en informatiemiddelen. Zeker, nieuwe technieken komen op ons af en we zullen van al die technieken vroeg of laat een afnemer zijn. Maar zullen we ook aanbieder worden? Naar onze smaak gaan velen daar te gemakkelijk van uit. Als we aanbieder worden dan dient dat een doel te ondersteunen, een doel dat mijn fractie graag helder wil hebben, voordat we ons bijvoorbeeld op de internetmarkt zullen gaan manifesteren.
Voorzitter. Ik zou nog terugkomen op de in mijn inleiding genoemde wens tot tempoversnellingen en afspraken in de tijd. Zeker bij het onderwerp Delft Kennisstad is dat belangrijk. We hebben een visie ontwikkeld en zijn bezig die operationeel te krijgen. Maar net als bij de begroting wil ik het waarschuwende geluid laten horen dat we niet alleen op de wereld staan. Er zullen meer steden zijn die deze visie interessant vinden en daarop in willen springen. We kunnen het ons echt niet veroorloven eens rustig de tijd te nemen om een acquisitiebeleid te ontwikkelen of te bezien in hoeverre economische ontwikkelingspotenties omgezet kunnen worden in investeringen. Het gevaar is dan groot dat anderen ons inhalen en de krenten uit onze pap gaan vissen. Hebben we ons bijvoorbeeld niet uit de naad moeten werken om het Waterloopkundig Laboratorium binnen de grenzen te houden? Ik bedoel maar, dat kan ons zo weer overkomen. Daarom vindt mijn fractie dat we haast moeten maken met Delft Kennisstad, de concurrentie voorblijvend. Ik zou het dan ook toejuichen indien u het acquisitiebeleid en investeringsopties snel na de zomer en in consultatie met eerder genoemde spelers wilt presenteren.
Voorzitter. Ik kom nu tot het onderwerp investeringen. Dat blijkt nog altijd een lastig te besturen zaak voor de gemeente. Telkenjare zien we een herfasering van voorgenomen investeringsprojecten. Mijn fractie vraagt zich af of dat een goede zaak is.
De projecten worden door de raad als belangrijk gezien en vervolgens gaan we ze structureel later dan gepland in uitvoering nemen. U constateert dat ook, maar het blijft bij de constatering. Wat ons betreft mag u de taakstelling van het investeringsplan best wat straffer volgen. Faseringen van projecten zou eigenlijk alleen mogen voorkomen, omdat nieuwe projecten een hogere prioriteit krijgen dan reeds geplande.
Met betrekking tot de voorgestelde investeringen valt er één heel erg op en dat is die voor automatisering en informatisering. U stelt voor f 3,1 mln. te onttrekken aan de algemene reserve ten behoeve van een extra storting in het automatiseringsfonds. Voorzitter. Als ik met droge ogen lees dat vrije reserves omgezet worden in een doelreserve, krijg ik altijd last van acute allergische reacties. Het geld wordt dan vrijgemaakt en vervolgens gegarandeerd besteed. Om van die allergie af te komen is nogal wat nodig. Op de eerste plaats natuurlijk een adequaat en sluitend beleid. Naar onze stellige indruk is dat er op het gebied van automatisering en informatisering niet. Wat is het doel dat wil men bereiken, is er voldoende oog voor de snel veranderende technologie, wat voor eisen stellen wij aan de kosten/baten- analyses, wat is onze betrokkenheid bij de ontwikkeling en uitvoering, hoe leggen we afspraken contractueel vast? Als ik aan het gehannes bij de ontwikkeling van de hard- en software bij de belastingen terugdenk -zo'n vier jaar geleden- dan lijkt het me raadzaam het beleid nog eens te toetsen aan de actualiteit. Pas dan en alleen dan en slechts dan kunnen we instemmen met onttrekkingen aan het automatiseringsfonds voor projecten die op zichzelf best noodzakelijk zijn.
Om de vaart erin te houden nog kort een paar opmerkingen over de investeringsparagraaf. U kent onze gedachten over het introduceren van stemmachines. Daarover heb ik bij de vorige kadernota al iets opgemerkt dat mijn fractie staande houdt. Verder worden in de onderhoudssfeer nog altijd aanzienlijke bedragen in het budget gereserveerd. Niet nodig te zeggen dat we dit in de toekomst zoveel mogelijk moeten uitbannen. Onderhoud dient uit de gewone dienst betaald te worden. Alleen als er sprake is van verkrijging of een wezenlijk andere aanwending van activa zijn onderhoudsinvesteringen te rechtvaardigen. Of introduceer ik nu een nieuwe definitie?
Tot slot van dit onderwerp nog een vraag en een opmerking. De vraag gaat over het afsluiten van kredieten. Krijgt dit nog voldoende aandacht of moeten we daar weer eens serieus naar kijken? De opmerking betreft de verfoeilijke PM-posten. Het CDA constateert dat we daar klaarblijkelijk mee moeten leren leven.
Het hoofdstuk gemeentelijke bezuinigingen telt drie paragrafen: de organisatie, de staftaken en inkoop. Gemakshalve maak ik daar twee van: de organisatie en inkoop. In tijden van hevige bezuinigingen is het goed ook de eigen organisatie onder de loep te nemen. We hebben bij de strategienota besloten dat ook te gaan doen. En in de kadernota geeft u ons een procedurevoorstel om dit traject af te lopen. Het is een voorbeeld van hoe een procedurevoorstel eruit moet zien: helder is neergelegd wat we wanneer kunnen verwachten en wat de betrokkenheid van de raad hierin is.
De aanpak lijkt me ook de goede: duidelijk is nu al dat we niet de hele organisatie overhoop halen, maar wel dat we er kritisch naar gaan kijken. Ik vraag me feitelijk op dit moment alleen af wat het toetsingskader zal zijn als we dit doen. Is dat een mission-statement per dienst of afdeling, is dat een doelmatigheidstoets, is het uit oogpunt van logica of een combinatie hiervan? Graag zou ik van u meer willen vernemen wat uw vertrekpunten zullen zijn en welke toetsingsprincipes u denkt te hanteren.
Met betrekking tot de inkoop bent u wat kort. Is dit het of hebben wij nog meer te verwachten? Ik bedoel daarmee of de inkoopstrategie afgerond en geïmplementeerd is en of de bezuinigingen daarmee ingevuld zijn. Of wilt u thans alleen aangeven dat we op de goede weg zijn met de implementatie van het inkoopproces en dat de beoogde bezuinigingen reëel zijn, maar dat we mogelijk nog meer bezuinigingen kunnen binnenhalen?
Voorzitter. Feitelijk heb ik alle voor ons belangrijke punten uit kadernota gehad. Tot slot wil ik nog op enkele punten ingaan die daarin niet of nauwelijks genoemd zijn. Met betrekking tot veiligheid wenst iedereen meer blauw op straat. Helaas gaat onze invloed niet zover dat we daar grip op hebben. Wel hebben we de mogelijkheid om lokaal prioriteiten neer te zetten. Wat ons betreft was, is en blijft de wijkagent daar één van. Gegeven de preventieve en opvoedende werking die daarvan uitgaat zouden wij ervoor willen pleiten het aantal wijkagenten uit te breiden.
Een tweede prioriteit zouden wij geven aan het handhavingsbeleid en met name op het gebied van de horeca. In de kadernota lezen we dat de horecanota herzien gaat worden. Laten we daarmee uiterst voorzichtig zijn. Het bestaande en door alle partijen onderschreven beleid bestaat nog niet zo lang en is wat ons betreft zo slecht nog niet. Als we desalniettemin aanleiding vinden een en ander te herzien, zal dat in ieder geval in overleg met de betrokken organisaties moeten. Draagvlak is een eerste vereiste.
Een ander punt dat ik kort wil aanstippen is de inzet van de vrije reserves. Bij die vrije reserves betrek ik dit keer ook zaken als de rechten van de kabel of de aandelen in het energiebedrijf. In de kadernota geeft u zelf al aan dat het aantrekkelijk lijkt de rechten van de kabeltelevisie te verzilveren. Wat ons betreft kan dat alleen als er ten minste sprake is van een of andere vorm van concurrentie in de sector waarheen u wenst te privatiseren. Aan nieuwe monopolisten heeft mijn fractie geen behoefte. Als we de reserves willen aanwenden, dan zal dat bijzonder onderbouwd moeten worden. Het mag inmiddels duidelijk zijn dat alleen al het idee van aanwenden van reserves een gevoelige snaar in ons denken raakt. Ik mag hopen dat u daar in een snel te verschijnen nota over de gemeentelijke reserves op in wilt gaan.
Tot slot de woningbouw. Meer dan regelmatig ontvangen wij vrijstellingsverzoeken voor nieuw- of verbouw. In een stad die uit kan en moet groeien naar 100.000 inwoners is nieuw- en verbouw noodzakelijk. Ook is het voor de levendigheid van de stad goed om diverse bouwstijlen toe te laten, maar wel binnen enige voorwaarden. Moderne nieuwbouw in de binnenstad past naar onze mening niet.
Het kan niet zo zijn dat we het historisch karakter van de binnenstad stukje bij beetje verkwanselen door volledig afwijkende moderne gevels toe te staan. Die horen in een ander gedeelte van de stad. Een tweede beperkende voorwaarde is het bestemmingsplan. Die zijn er niet voor niets. Vooral de laatste tijd worden we overspoeld met vrijstellingsverzoeken. Waarom hebben we dan een bestemmingsplan? Wat ons betreft gaan we daar strenger mee om en verzoek ik u in de commissie wonen daarover van gedachten te wisselen.
Hiermee, voorzitter, besluit ik onze gedachten over de kadernota in eerste termijn.
De heer OOSTEN (D66): Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een kadernota die ons met lichte zorg vervult. Het financieel totaalbeeld laat zien dat op dit moment de jaarrekening van 1996 met een tekort van ruim f 3 mln. zal worden afgesloten. Ook het meerjarenperspectief is op dit moment ronduit negatief te noemen. Dit beeld wordt echter in belangrijke mate beïnvloed door exogene factoren zoals de uitkering uit het gemeentefonds waarover nog steeds onduidelijkheid bestaat en de nieuwe methodiek voor de correctie op de uitkering van dit gemeentefonds achteraf. Het eerste het beste jaar dat deze nieuwe methodiek wordt toegepast, lijkt dit al gelijk zeer negatieve consequenties voor de Delftse gemeentefinanciën te hebben. Voeg daarbij de onzekerheid over de consequenties van de nieuwe ambtenaren-CAO en de onduidelijkheid van rijkswege is compleet. Hoe staat het trouwens met de invoering van de 36-urige werkweek in de gemeente Delft?
Vooral de situatie met betrekking tot parttimers, waarvan er in het gemeentelijk apparaat zeer veel rondlopen, is ingewikkeld en dient op korte termijn helder gemaakt te worden.
Wanneer de werktijden van ambtenaren toch ter discussie staan, is D66 zoals bekend, een groot voorstander van flexibeler werktijden en zaterdag-openstelling van gemeentelijke publieksdiensten.
Gelukkig krijg het mobiliteitsbureau langzaam aan vorm. Het is van belang dat mensen gestimuleerd worden om zich flexibel op te stellen. Mobiliteit behoort een vanzelfsprekend onderdeel te zijn van de functioneringsgesprekken in het kader van het toekomstperspectief van de werknemer. Teven is het voor het goed functioneren van het mobiliteitsbureau van belang dat vroegtijdig wordt gemeld waar mogelijk vacatures ontstaan, zodat op toekomstige situaties kan worden geanticipeerd. Wij waren verheugd te horen dat in 1995 reeds ca. 70 mensen intern zijn verplaatst. Het is van belang dat alle mensen in dienst van de gemeente Delft vertrouwen hebben en houden in de organisatie.
Voorzitter. Dat er bezuinigd moest gaan worden is reeds geruime tijd duidelijk. Het is alleen jammer dat nog steeds niet duidelijk is hoeveel precies. Niettemin moet volgens de fractie van D66 de gemeentelijke reorganisatie nu voortvarend ter hand genomen worden. De f 4 mln. die volgens de strategienota op de organisatie bezuinigd moeten worden, zullen voor een groot deel dit jaar ingevuld moeten worden. Wat D66 betreft is daarbij alles bespreekbaar: ook reorganisatie en reallocatie van diensten.
Voor D66 is nog steeds het gelijk houden van de lasten voor de burgers een belangrijke leidraad: overal in het land wordt inmiddels steen en been geklaagd over de sterk verhoogde gemeentelijke belastingen, maar in Delft zijn we er in geslaagd om deze verhogingen ernstig te beperken. Volgens een onderzoek naar de hoogte van gemeentelijke lasten van de Erasmus Universiteit staat Delft nu op de 16e plaats van de 37 grootste gemeenten, en de top- tiennotering van enkele jaren geleden in vergelijkbare onderzoeken is dus gelukkig verleden tijd. Deze positie kan nog verder verbeteren wanneer de gevolgen van het kwijtscheldingsbeleid voor de reinigingsrechten binnen het bestaande budget opgevangen kunnen worden.
Voorzitter. Daarmee kom ik op de stand van de fondsen. Wat mijn fractie mist in de kadernota, overigens in alle kadernota's tot nu toe, is een overzicht van de verschillende fondsen. De heer Torenstra ging daar zoëven al op in en noemde de hoogte van enkele fondsen, maar die heeft hij ongetwijfeld niet uit de kadernota.
De heer TORENSTRA (PvdA): Neen, in mijn hoofd.
De heer OOSTEN (D66): Het zou toch handig zijn als men het ook op papier kon vinden. Ik denk daarbij aan het reinigingsfonds, het stadsvernieuwingsfonds, het milieu-technologiefonds, het parkeerfonds, etc. etc. Op zich vinden wij het gebruik van een fondsconstructie te prefereren boven het activeren van allerlei kosten, maar voor de raad zou het prettig zijn om naast het overzicht van de investeringen ook een overzicht van de verschillende fondsen te hebben, aangezien daarin steeds meer geld omgaat. Wat ons betreft mag daar nog een fonds bijkomen, nl. het straatverlichtingsfonds. Zoals in deze kadernota blijkt moet er hoognodig geïnvesteerd worden in de straatverlichting, maar het spreekt vanzelf dat de gebruikelijke categorie 2 investering daarvoor niet de gewenste methode is. Het verheugt mij vanavond te horen dat inmiddels ook de heer Borghols het daarmee van harte eens is geworden.
Ons standpunt over het activeren van onderhoud is in het verleden voldoende duidelijk gemaakt, maar daarnaast blijkt dat ook onderbesteding bij dit soort investeringen een groot probleem is. Wanneer nu, analoog aan de reiniging, alle kosten gemoeid met de straatverlichting uit één fonds worden betaald, dan kunnen bijvoorbeeld extra kosten voor energiebesparende maatregelen eenvoudig verantwoord worden.
Voorzitter. Tot slot nog enkele concrete zaken. Er is enige beroering ontstaan over het al dan niet subsidiëren van een sporthal Kerkpolder door de gemeente. Wat D66 betreft moet er eerst duidelijkheid komen over de exploiteerbaarheid van zo'n sporthal, ook gerelateerd aan de andere sporthallen in Delft. Dan wordt het tijd dat ook de politiek, in casu de commissie welzijn, hier wat over mag vinden en kunnen we een gefundeerde beslissing nemen in de raad.
Ten aanzien van de mee-en tegenvallers is bij ons nog onduidelijk wat er nu precies met de hulpverleningsregio Haaglanden het probleem is en waarom eerder afgestoten auto's nu weer teruggekocht moeten worden. Misschien kan een kleine toelichting daarop helderheid verschaffen.
Voorzitter. Ik rond af in de verwachting dat 1996 in vele opzichten een belangrijk jaar voor Delft zal blijken te zijn, niet in de laatste plaats in financiële zin.
De heer SMITHUIS (Stadsbelangen): Mijnheer de voorzitter. Zoals reeds eerder is kenbaar gemaakt, blijkt het financieel perspectief van de gemeente redelijk somber te zijn en kent het perspectief op langere termijn nog tal van onzekerheden. Wij delen deze mening, vooral wanneer wij kijken naar het meerjarenverloop van de geaccepteerde en de niet geaccepteerde mee- en tegenvallers. In het bij zonder denken wij maar even aan wat er onlangs is aangekondigd, te weten de correctie door Den Haag van maar liefst f 2,5 mln.
Uiteindelijk is de gemeente door inperking van de rijksoverheid ook nog genoodzaakt een grote bezuinigingsoperatie van zo'n slordige f 20 mln. te realiseren. De fractie van Stadsbelangen is van mening dat het huidige college in staat is deze bezuiniging te realiseren, maar dan is het wel van belang dat het rijksbeleid niet teveel onnodige tegenvallers te zien geeft en wij als gemeente genoodzaakt worden deze tegenvallers binnen de lopende en komende begroting te corrigeren.
Wij hebben er vertrouwen in dat er voor het jaar 1997 een sluitende begroting zal zijn, maar wij willen nu al voor alle duidelijkheid stellendat de marge waarbinnen de gehele concernbegroting is opgesteld, maar zeer gering is. Er hoeft maar iets tegen de zitten en er moet noodgedwongen aanspraak gemaakt worden op de saldireserve. Wij gaan ervan uit dat er alles aan wordt gedaan om uitputting daarvan te voorkomen.
Wij vinden het juist van dit college dat de burger zoveel mogelijk wordt ontzien en dat het de burger het gevoel wil geven dat juist verworven rechten niet worden weggenomen. Wij realiseren ons goed dat het heel simpel is om kritiek te leveren en uitspraken te doen over de manier van bezuinigen en daarmee op korte termijn politiek te scoren, zonder gelijktijdig in te zien dat de leefbaarheid, het economisch belang met daaraan gekoppeld de werkgelegenheid, in het geding zijn.
Vanzelfsprekend zullen grote delen van de bezuinigingen moeten worden gerealiseerd door efficiency-maatregelen. Daarnaast moet er ook nog ruimte worden gecreëerd voor nieuw beleid.
Zoals al eerder door ons is aangegeven blijft de Dienst maatschappelijke zorg ons zorgen baren, met name de structurele overschrijding van de personeelskosten. Zoals u weet, hebben wij schoorvoetend ingestemd met het saneren van de tekorten over 1995 en 1996.
Ons inziens, moet er nu echt eens een einde komen aan al die tekorten en mag het beslist niet jaren meer zo doorgaan. Nu wij al een aantal reorganisaties achter de rug hebben, willen wij nu eerst wel eens resultaten zien.
Benieuwd zijn wij naar hetgeen u in de Concern-Management-Rapportage 1995 II schrijft en of dat dan ook het beoogde resultaat zal hebben. Ook zijn wij benieuwd, nadat er een aantal beheersmaatregelen genomen zijn betreffende de inzet van personeel en de financiële administratie, welke maatregelen nu leiden tot frequente managementinformatie over de uitputting van personele en financiële budgetten, alsmede of door ingebruikneming van nieuwe programmatuur de financiële aansluitingen beter tot stand zullen komen.
Voorzitter. U stelt vast dat alles er toe leidt dat het jaar 1996 verantwoord is begonnen als het gaat om de beheersing van personele en financiële middelen. Met u zijn wij benieuwd naar de eerste resultaten van het le halfjaar 1996. Tot onze verrassing missen wij met betrekking tot de D.M.Z. in deze kadernota de meevaller ten bedrage van f 393.000,--, zoals is aangegeven in beschikking d.d. 21 december 1995 van het Ministerie van Sociale Zaken. In de commissievergadering van zorg en milieu van 8 februari j.l. is besloten deze meevaller in de kadernota 1997-2000 op te nemen. Wij nemen aan dat wij in tweede termijn voorstellen tot een bedrag van f 393.000, -- kunnen indienen.
Wat betreft de uitgaven voor het op peil houden van de waterkwaliteit in de waterspeeltuinen het volgende. Wederom wordt daar structureel geld voor gereserveerd. Terecht, want met de kwaliteit van het water moet je niet spotten. Maar met name de kwaliteit van de waterspeeltuin aan de Korftlaan blijft een zorgenkind waarover wij al meerdere keren aan de bel hebben getrokken. Het kostte steeds weer bergen geld en niets hielp. Er is een aantal jaren geleden een rapport geschreven door TNO waarin werd vermeld wat er aan gedaan kon worden. Dat kostte nogal wat geld en de gemeente koos ervoor om gedeeltes van de aanbevelingen uit te voeren. Nu kunnen wij constateren dat het rapport in z'n geheel had moeten worden uitgevoerd, waar wij toentertijd overigens op aan hebben gedrongen. Dan waren we nu van die structurele bedragen af geweest.
Ondanks de sombere toonzetting van onze financiële situatie moet er toch ook nog wat te wensen blijven. Een van onze wensen is de realisatie van een kindertuin in de Hoornse Kwadrant. Het is ons bekend dat de wethouders op dit moment in onderhandeling zijn met het bestuur van de Stichting kindertuinen om deze wens te realiseren. Kunt u ons hierover al het een en ander mededelen?
Voorzitter. De fractie van Stadsbelangen vindt het jammer dat in deze kadernota geen ruimte is gevonden voor een bijdrage in de bouw van een private sporthal in het recreatiegebied Kerkpolder ten behoeve van de verenigingen EDH-Delta en Delft. In verband met de herstructurering van sportpark Brasserskade was het nodig om ruimte te creëren in dit gebied. Verhuizing van EDH richting Kerkpolder was en is een goede optie om tevens de wens van EDH-Delta en Delft in vervulling te laten gaan om een eigen hal te realiseren.
Een gemeentelijke financiële bijdrage is onontbeerlijk om deze hal van de grond te krijgen. Voorzitter. Wij zouden graag zien, dat u de claim voor een bijdrage in overweging zoudt willen nemen.
De verdere ontwikkeling van Delft Kennisstad zal voor de komende tijd voor het behoud en de bevordering van de plaatselijke werkgelegenheid prioriteit moeten zijn en de lopende ontwikkeling van het Zuidpoortgebied zal met de samenwerking van belangenpartijen gestalte moeten krijgen. De fractie van Stadsbelangen heeft van harte ingestemd met de term 'Delft Kennisstad'. Met elkaar dienen wij dan ook alert te blijven op de diverse ontwikkelingen in dit kader en de uitgezette lijn trouw te blijven. Wel dringen wij er op aan, eerst zaken ten uitvoer te brengen, waar een groot publiek voordeel uit kan halen, hetzij in de eigen persoonlijke sfeer, hetzij in een omgeving waar de financiële inspanning met meerderen kan worden gedeeld.
Ook kunnen wij ons goed vinden in zaken, waarvoor wij tijdelijk een financiële inspanning leveren, zoals internet en andere informatieve voorzieningen.
In de kadernota praat u over ontwikkelingen inzake kabelrechten en mogelijk nieuwe diensten en informatiestromen die verder ontwikkeld kunnen worden ten gunste van de burgers. Ontwikkelingen aangaande de TU en TNO worden door ons op de voet gevolgd gelet op het belang voor behoud van werkgelegenheid en om de vergaarde kennis zoveel als mogelijk binnen onze eigen stadsgrenzen c.q. regio te behouden. Wederzijdse ideeën dienen positief te worden uitgewisseld en daar waar mogelijk te worden omgezet in uitwerkingen als de burger daar direct profijt van kan trekken. In dit verband kan het nog meer promoten van open dagen voor de burger, c.q. specifiek geïnteresseerden nuttig zijn. De Stadskrant kan hierbij als hulpmiddel c.q. medium worden betrokken, terwijl ook kan worden overwogen om nadere uitleg of uiteenzettingen over velerlei onderwerpen te plaatsen in een daarvoor speciale rubriek. In elk geval zal de Stadskrant er nog interessanter door kunnen worden en een nog groter publiek kunnen aantrekken.
Voorzitter. Zoals wij al eerder hebben gezegd, geeft deze kadernota geen reden tot juichen. Maar, dankzij het ruime budget voor de viering van het 750-jarig jubileum, is er ook alle reden om trots te zijn op een gemeente waar in sombere tijden ook nog feest gevierd kan worden.
De heer DE BOER (VVD): Voorzitter. Namens mijn fractie zal ik niet alleen ingaan op de kadernota, maar daarnaast ook een aantal andere aspecten van beleid belichten. Als eerste zal ik natuurlijk reageren op de financiële situatie van deze gemeente om vervolgens wat dieper in te gaan op aspecten van beleid als de gemeentelijke organisatie en mediabeleid.
Met het verschijnen van deze kadernota zijn de zorgen van de VVD-fractie omtrent de financiële situatie zeker niet verminderd. Vanuit een eerste zicht op de rekening 1995 alsmede de verwachtingen voor 1996 en verder, wordt ons een negatief beeld van degemeentelijke financiën geschetst. Weliswaar zijn dit zogeheten waterstanden, maar toch. Een vergelijking met de waterstanden spreekt op zich wel aan, maar weet wel dat voor zowel de dam in de Oosterschelde, als ook voor de sluizen in de Waterweg, de waterstanden mede bepalen of deze al dan niet moeten worden gesloten, of er sprake is van een noodsituatie of niet. Voor de financiën is dat niet anders.
Rekenings- en begrotingstekorten van f 2 à 3 mln. moeten leiden tot een analyse. Voor structurele elementen zal dan vervolgens een oplossing moeten worden gevonden. Kijkend naar de kadernota moet mij een aantal opmerkingen van het hart.
Wat betreft het schema van de investeringen is de VVD-fractie op zich verheugd over de keuze van het college om de ruimte die ontstaat door vertragingen in de voorgenomen investeringen op te vullen met andere investeringen. Maar, wij we moeten ons wel realiseren dat we daarmee het rekeningresultaat beïnvloeden; we zullen immers beter uitkomen op het begrote bedrag. In het verleden zijn voor het rekeningresultaat met name niet gedane investeringen en het daardoor niet bestede bedrag nogal eens van belang geweest. Op zich is het nog steeds te betreuren dat voorgenomen investeringen steeds later plaatsvinden dan gepland. Wij zullen daaraan dus moeten blijven werken, want op deze manier wordt een aantal zeer gewenste maatregelen, zoals de verbetering van onze wegen en de renovatie van het groen, steeds later gerealiseerd dan ons voor ogen stond en dat is jammer, want waarvoor heb je anders beleid?
Ook moet bij het vooruitschuiven van mee- en tegenvallers nog steeds de trend wordt geconstateerd dat niet alles wat geclaimd is wordt gehonoreerd, voor een deel terecht, voor een ander deel omdat het op een andere manier wordt opgelost, maar helaas ook omdat ontwikkelingen worden afgewacht of omdat nog niet alles bekend is. Deze claims blijven dan staan. Een globale optelling van de bedragen van op dit moment nog niet gehonoreerde mee- en tegenvallers geeft aan dat het zeker om f 0,5 tot 1 mln. gaat. Dat zijn kostenkosten die wij in de toekomst ongetwijfeld weer tegen zullen komen.
Verder zijn er voorbeelden waar het gaat om huisvesting van de diensten, de gevolgen van de arbo- en milieuwetgeving, gemeentelijke gebouwen, de consequenties van een 36-urige werkweek die volgens ons een steeds groter negatief saldo zullen opleveren en die de rekeningen en begrotingen onder steeds grotere druk zullen zetten.
Ook is er nog een grote hoeveelheid nog niet ingevuld beleid waar het gaat om bijvoorbeeld de organisatie-ontwikkeling. Al in de strategienota werd de noodzaak daartoe aangegeven, niet alleen om de bezuinigingen te halen, maar ook om in te spelen op komende ontwikkelingen. Helaas is dat nog steeds niet ingevuld. Ik kom hierop nog terug.
Ook zijn er nog de consequenties van de decentralisaties. Laat ik daarover duidelijk zijn: uitgangspunt moet blijven dat financiële consequenties van decentralisaties binnen het beleidsveld moeten worden opgevangen.
Ik kan hier slechts het standpunt van de VVD herhalen dat het niet zo kan zijn dat daar waar het rijk keuzes maakt -kortingen doorvoert- de gemeente geacht wordt die ongedaan te maken. Dit standpunt van de VVD-fractie geldt onverkort voor de in de kadernota genoemde voorbeelden.
Onze conclusie met betrekking tot het financiële beeld is de volgende. Vanuit hiervoor genoemde aspecten kan mijn fractie op zich wel akkoord gaan met de keuze van het college om voor 1996 geen extra ingrepen te plegen. Voor 1997 en volgende jaren zal zonodig met aanvullende voorstellen moeten worden gekomen opdat die begroting dan wel sluitend zal zijn.
Wat betreft de voorstellen en bezuinigingen vanuit strategienota lijkt het ons nuttig om bij de bespreking van de begroting 1997 een overzicht beschikbaar te stellen van de stand van zaken en met een inschatting van het al dan niet halen van voorgenomen bezuinigingen. Dat zal de discussie zeker ten goede komen. Verder zal er een grondige analyse moeten plaatsvinden van de rekeningcijfers van 1995. Een verklaring voor de afwijkingen, met name die bij DMZ, is eveneens zeer wenselijk. Na alle discussies die we recentelijk met elkaar en met de dienst gevoerd hebben, had mijn fractie verwacht dat nu alles boven tafel was en dat de cijfers betrouwbaar waren. Helaas lijkt dat niet het geval te zijn. Hoewel het resultaat in de rekening positief lijkt te zijn, is dat toch een negatieve ontwikkeling. Een onderzoek is dan ook nodig. Met structurele elementen zal wat ons betreft voor 1997 en volgende jaren rekening gehouden moeten worden.
Op een aantal aspecten van het beleid zou ik nog nader willen ingaan en allereerst op het mediabeleid. Wat de kabel betreft is mijn fractie op zich verheugd dat de machtigingsgebieden binnen Delft zullen worden samengevoegd. Dit is echter wel een stap in een reeks van stappen die zal moeten leiden tot het overdoen van de machtiging. Onze fractie heeft daarbij een duidelijk doel voor ogen: de verbetering van het aanbod van diensten aan de burgers. Daarom zal naast afspraken over een financiële vergoeding aan de gemeente en COW ook gesproken moeten worden over de tariefstelling, het aanbod, de verbetering van het huidige net -lees: de verglazing- en nieuwe diensten die via de kabel kunnen worden aangeboden. Uitgangspunt voor de VVD-fractie is daarbij: in ieder geval behouden wat we nu hebben -huidige aanbod tegen huidige tarief- en zo snel mogelijk vergroting van de mogelijkheden. De vorm van invloed is een ander punt van discussie.
Wat de gemeentelijke organisatie aangaat, heb ik al aangegeven dat mijn fractie het van groot belang vindt dat de discussie hierover nu toch spoedig en voortvarend ter hand wordt genomen. Dat daarbij onze besturingsfilosofie -het concernmodel- niet ter discussie wordt gesteld, is zonder meer aanvaardbaar; een terugkeer naar een secretariemodel heeft ook zo zijn nadelen en lijkt overigens ook niet tot oplossingen te leiden. Maar meerdere invullingen van ons concernmodel zijn natuurlijk wel mogelijk. Zonder nu direct een uitspraak hierover te willen doen, vragen we wel aandacht voor een aantal in het verleden al gemelde problemen en voor een aantal gedachten die bij mijn fractie nadrukkelijk aanwezig zijn.
1. De positie van de gemeentesecretaris behoeft naar de mening van de VVD-fractie zeker versterking.
2. Ook voor wat betreft de concerntaken is versterking noodzakelijk. Gedacht kan daarbij worden aan bijvoorbeeld de controlfunctie, maar ook aan de positie van de afdeling CCO bij informatie en communicatie. Wat dit laatste betreft moet de VVD-fractie constateren dat de eerder gekozen decentralisatie niet de gewenste resultaten heeft gehad en dat vanuit financieel oogpunt, maar ook vanuit de gedachte van corporate identity zoals die recentelijk bij de strategienota is geïntroduceerd, heroverweging aan de orde is.
3. De VVD vraagt aandacht voor versterking van de beleidsvorming binnen de gemeente. Hoewel de gemeente steeds meer overgaat van bestuur naar beheer is deze slag ons inziens wat te ver doorgevoerd. Steeds weer blijkt het noodzakelijk voor het opstellen van beleid om kennis van buiten in te huren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? De VVD-fractie is dan ook van mening dat in ieder geval een deel van dit beleid moet worden teruggedraaid.
4. Ook vragen wij aandacht voor een verdere uitbouw van het gedachtengoed rond Delft Kennisstad. Ook dat heeft zo z'n gevolgen voor de ambtelijke organisatie. Ik denk alleen maar aan de afdeling EZ waar wellicht toch versterking nodig zal zijn.
5. De rol van de facilitaire afdelingen. Binnen de diensten zullen ze onder de loep moeten worden genomen. Juist daar waar sprake is van kleine afdelingen is een centralisatie mogelijk nodig voor het uitvoeren van deze taken. Uiteraard geldt daarbij nog steeds de zelfstandigheid van de diensten, maar de VVD-fractie ziet niet in waarom menskracht en materieel niet ingehuurd kunnen worden. Te denken valt aan functies als PenO en andere staffuncties ter advisering. Als zesde punt zal ook gekeken moeten worden naar het aantal diensten dat we hebben. Laten we eerlijk zijn: als gevolg van de ontwikkelingen in de afgelopen jaren en de wijzigingen binnen de diensten is het niet gezegd dat de huidige opzet van diensten de meest ideale is. Dit zal op zijn minst opnieuw moeten worden bezien. Al in 1996 zal naar de mening van de VVD-fractie een aanzet gegeven moeten worden en een eerste discussie met de raad over de gewenste richting moeten zijn voltooid.
Bij het lezen van de Kadernota komt bij mijn fractie verder de vraag op in hoeverre we nog vasthouden aan afspraken uit het verleden. Ik doel op afspraken over bijvoorbeeld de aanwending van de reserves. Bij de aanwending van bijvoorbeeld de afgeroomde reserves voor het grondbedrijf voor Delft Kennisstad is het moeilijk om te zien waar we dat moeten plaatsen. Is dit nu een onderdeel van de bestedingen ten behoeve van bouwlokaties of valt dit onder de versterking van de infrastructuur? Ook dat waren de afspraken met betrekking tot de afroming van de reserves van het grondbedrijf. Zo ook, en meer principieel, is de vraag te stellen of de aanwending van de reserves voor de kapitaallasten, zoals die nu geschiedt ten behoeve van investeringen in automatisering, geheel conform de afspraken is.
Maar goed, blijkbaar vindt het college een aanwending van saldireserves op dit moment nog niet wenselijk. Een impliciete uitspraak over de te verwachten rekeningresultaten van de komende jaren. Op zich is dit bedroevend.
Als laatste vraag ik namens mijn fractie aandacht voor een verschijnsel dat steeds weer en meer optreedt. Als gemeente worden we steeds vaker geconfronteerd met financiële claims van sommige organisaties binnen de Delftse samenleving. Daarbij kan het gaan om bijvoorbeeld investeringen voor de bouw van sportaccommodaties, maar ook voor het oplossen van dreigende faillissementen in welzijns- en culturele wereld. De VVD-fractie heeft daarbij wel eens het gevoel dat een aantal organisaties te snel en dus onterecht hun problemen op het bordje van de gemeente neerleggen. Vervolgens ontstaat dan in de publieke opinie de gedachte dat de gemeente de schuldige is voor die ontstane situatie. Wij zijn van mening dat we bij dit soort claims keer op keer goed moeten kijken naar wie de probleemeigenaar eigenlijk is. Is de gemeente dat niet, dan moet zij daar ook naar handelen. Richting de desbetreffende organisaties, maar ook richting publieke opinie moeten we onze rol, of het ontbreken daarvan, beter voor het voetlicht brengen. Een voorbeeld kan men nemen aan alle organisaties die wel hun eigen problemen oplossen. Blijkbaar geldt daar nog steeds: vrijwillig maar niet vrijblijvend.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Beste aanwezigen op de publieke tribune, voorzitter, geachte raad. Meestal heb ik wat moeite om binnen de spreektijd te blijven, maar ik denk dat het vanavond wel meevalt. Ik kan dus wat rustiger beginnen. Er staat niet gek veel nieuws in de Kadernota. Er was ook niet zoveel nieuws te bespreken in de raadsvergaderingen van de afgelopen maanden, want die duurden verdraaid kort. Dit is de start van mijn verhaal: de politiek van dit college is gestold in een wonderlijke pose die vooral activiteit moet suggereren. Je kunt zeggen dat de Kadernota een wassen beeld is van een kreupele hardloper. In het investeringsplan wordt wat heen en weer geschoven met investeringen op basis van wat toevalligheden, hoe het uitkwam met de voorbereidingen binnen de dienst. Dat wordt weer opgevuld met slecht beargumenteerde noodzakelijkheden die, wat ons betreft, uit de lucht komen vallen en niet onderhevig zijn aan een prioriteitstelling. Het snoepje dat u verleden jaar had, de vrijval van de investeringsbedragen voor tramlijn 1, is echt wel op. Dat blijkt ook uit de druk die er nu ligt op de investeringsruimte. Deze druk is zo groot geworden dat het college een greep doet in de algemene reserves. Als u bij uitstek voor een automatiseringsplan met een economische afschrijvingsduur van minder dan 5 jaar de gemeente opzadelt met een structurele rentederving van f. 223.000 is dat het vooruitschuiven van problemen in de zuiverste vorm. Wij zijn daar tegen.
Ondanks de druk op de investeringsruimte wordt in deze Kadernota geen enkele heroverweging of zelfs maar een fasering van de grote investeringsvoornemens die u zich eerder voorstelde aan de orde gesteld. Daar is aanleiding toe indien u nu bijvoorbeeld een automatiseringsvraagstuk zo'n hoge prioriteit geeft. Dan moet er dus iets anders uit. Ik zal hier straks enige suggesties voor doen.
Ik begin echter met u een zaak voor te leggen. Er is een variant ontdekt van de ziekte BSE, de gekke-koeien-ziekte, in Delft: de HKZ. De heilige-koeien-ziekte die vooral in Delft voorkomt.
In eerste instantie had u het niet moeilijk met de bezuinigingen. Het college kon een aantal zaken inboeken, weliswaar met wat gesputter vanuit de oppositie, maar het ging om onderbestedingen. Die werden makkelijk binnengehaald. Maar nu is het anders en nu blijkt de besluitvorming te stokken. Voor sommige bezuinigingen voor 1996 moet de discussie nog gevoerd worden. Hoe wilt u ze dan in 1996 realiseren? Over het echte nieuws voor de moeilijke bezuinigingen op het gemeentelijke apparaat moet nog eens een halfjaar rustig worden gediscussieerd. Ik sluit me graag aan bij de woordvoerder van de VVD. Ook wij zijn erg benieuwd naar een overzicht van de bezuinigingen en de inschatting van het realiteitsgehalte daarvan.
Flexibiliteit en creativiteit zijn van het begin af aan niet de sterkste kant geweest van dit college. Er was even een opleving rondom Delft Kennisstad en ik ben zo brutaal om op te merken dat dit niet in de laatste plaats was door de forse inzet van een aantal niet-collegepartijen. Maar sindsdien is het op. Het college zwoegt met zijn last van grote ambities enerzijds en de bezuinigingsdruk anderzijds. Het tempo van de beleidsvorming is intussen afgeremd tot dat van een slak die remt in de bocht. De financiële situatie is zorgwekkend. Ik zeg het bijna letterlijk de fractievoorzitter van de PvdA na, maar neemt u van mij aan dat ik het zonder contact met hem op mijn eigen papier had gezet. De wijze waarop het college met deze situatie omgaat is veel zorgwekkender.
GroenLinks heeft de afgelopen jaren veel ideeën gelanceerd. We hebben driemaal een eigen nota over verschillende beleidsterreinen het licht doen zien: milieubeleid, verkeer en vervoer. Onlangs verscheen een nota over buurt- en wijkwerk. We hebben ideeën ingebracht, voorstellen gedaan en discussies georganiseerd. Dit alles met de bedoeling om de verstarring te doorbreken en te bekijken of we de coalitie konden verleiden om uit zijn hol te kruipen. Dat is niet gelukt. De bereidheid van coalitiefracties om eens met open vizier een discussie aan te gaan is eerder af- dan toegenomen. Het trieste dieptepunt was de weigering om te verschijnen op onze conferentie over het fietsbeleid. Toch moet gezegd worden dat er buiten, maar soms ook binnen de raad ineens waardering bestaat voor onze aanpak. In het bijzonder noem ik het compliment van de VVD-fractie van mevrouw Steffen. Zij merkte naar aanleiding van onze nota over buurt- en wijkwerk op dat het niet de bedoeling is dat fracties overal eigen nota's over schrijven. Dank VVD-fractie dat u ons imago hebt willen bevestigen! Ons imago is dat, wanneer het ergens over gaat, je daar niet zo maar langs kunt lopen.
Vrijwel al onze voorstellen, en de meeste zijn overgenomen, staan nog overeind. Ze zullen op korte of lange termijn een rol in deze raad spelen. Ik zal niet in herhalingen vallen. Ik zal zo kort mogelijk een nieuw lijstje met nieuwe voorstellen en benaderingswijzen toevoegen. Hierbij ligt de nadruk op het investeringsbeleid. De discussie over het buurt- en wijkwerk is nog niet afgerond.
Een ding is echter duidelijk. Er moet flink worden geïnvesteerd, in welke nieuwe structuur dan ook. Daarvoor is reeds eerder 1 mln. in het investeringsplan opgenomen voor de uitvoering van de plattegrond, maar als je nadenkt over wat er straks moet gebeuren, is dat te weinig. Wij stellen voor het bedrag voor plattegrond welzijnswerk in het investeringsplan met 1 mln. te verhogen en gespreid op te voeren over de jaren 1997 en 1998.
Vanaf 1998 zullen de nutswinsten grotendeels vervallen. Dat betekent dat het milieutechnologiefonds, een van de betere uitkomsten van de strategiediscussie, nauwelijks meer gefinancierd wordt. Dat vinden we erg jammer. Daarom lossen we een schot voor de boeg. We stellen voor om in het indicatief investeringsprogramma vanaf 1998 een extra storting van 0,5 mln. voor de eerstvolgende jaren op te voeren. Al eerder is in de raadscommissie het idee aan de orde geweest om een eenmalige bijdrage te verstrekken aan bijstandsgerechtigden en anderen vanwege de koude winter. Wij stellen voor om een bedrag van 2 ton, het restbedrag uit de decentralisatiepot, niet in te boeken als meevaller, maar het toe te voegen aan de post bijzondere bijstand. Uit die post moet dan een koudetoeslag worden verstrekt.
Met de detailhandel in onze binnenstad gaat het niet zo best. Er zijn veel mutaties in het winkelbestand. Panden staan soms leeg en de winkelfunctie loopt volgens onderzoeken terug. Vooruitlopend op een te formuleren concreet stimuleringsbeleid voor de economie in de binnenstad willen wij nu reeds voorstellen om voor 1997 een bedrag van 0,5 mln. op te nemen in het investeringsplan en een PM-post op te nemen in het indicatief investeringsplan voor de jaren daarna. Ik heb al iets opgemerkt over het automatiseringsfonds en de storting daarin. Wij stellen voor, deze op de gebruikelijke manier te activeren. Dit betekent dat voor 1997 daaruit een bedrag van 4 à 4,5 ton kapitaallasten volgt, voor zover we dit kunnen bekijken. Het is namelijk nogal lastig. Dekking voor het meerbedrag ten opzichte van het bedrag dat u hebt opgevoerd, kan op twee manieren worden gevonden. Door een aantal andere investeringen weg te laten en door deze eventueel te faseren. Voor ons is dit bespreekbaar, waarbij met name het belastingenpakket en de DMZ-hulpmiddelen prioriteit hebben. De invoering van het RIS mag desnoods een jaar worden uitgesteld.
We hebben de afgelopen twee jaar vaak benadrukt dat het verkeer-en vervoerbeleid anders moet en dat dit consequenties heeft voor het investeringsbeleid. Concrete voorstellen daartoe zijn steeds afgewezen, maar uiteindelijk hebben we bereikt dat er een grondige discussie plaatsvindt die zal leiden tot de vaststelling van een verkeer- en vervoerplan, nog voor deze zomer. In het licht van die discussie willen wij nu voorstellen om alle investeringsbedragen in het investeringsplan en het indicatieve investeringsplan expliciet te benoemen als posten ter uitvoering van het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan. Dit betekent dat ze niet meer automatisch worden uitgegeven aan de doelen waarvoor ze zijn gereserveerd, maar dat ze worden geoormerkt en meegenomen in een uitvoeringsplan dat gekoppeld moet worden aan het verkeer- en vervoerplan. Dit omvat in totaal ongeveer 12 mln.
Het filmhuis LUMEN heeft onlangs in een brief zijn financiële problematiek uiteen gezet. Wij zijn het eens met een aantal woordvoerders die aangaven dat men terughoudend moet zijn met het bijspringen indien maatschappelijke organisaties financiële problemen hebben, maar in deze situatie moet er begrip zijn voor de problemen die bij de sponsorwerving voor het Filmhuis zijn ontstaan. Ik denk dat er enige aanleiding is om vertrouwen te hebben in de capabiliteit van het bestuur van het Filmhuis om van LUMEN een echt succes te maken. De klus die men nu heeft geklaard, is daarvan al een bewijs. Ik meen dat de exploitatie die op dit moment zeer goed loopt, aanleiding geeft om enig vertrouwen in de toekomst te hebben. Wij vragen het college om het verzoek om een lening -- het is geen bijdrage -- positief te benaderen.
Ik zal een aantal dekkingsmogelijkheden kort aangeven. Het college heeft opgevoerd een project renovatie openbare verlichting. De prioriteiten zijn twijfelachtig. Wellicht kan het tempo gefaseerd worden. De voorstellen rondom Prominet/Proset kunnen gefinancierd worden uit de VCP-gelden die al jarenlang worden doorgeschoven. Bijna niemand kan aangeven waarvoor ze eigenlijk bedoeld waren. Laten we aannemen dat het verkeerscirculatieplan achterhaald is door de ontwikkelingen van Prominet en Proset en door de opwerking van het verkeer- en vervoerbeleid. Deze gelden kunnen vrijkomen. De stortingen voor de parkeergarage in het parkeerfonds kunnen drastisch worden teruggebracht. De voorbereiding loopt ten opzichte van de planning vertraging op. Wij blijven van mening dat als de prioriteiten op een rij worden gezet, er des te meer aanleiding is om die bedragen flink terug te brengen en een aantal van die dingen niet te bouwen. Tot slot stellen we wederom voor, het project doorstroming autoverkeer -- de grootste onzin die tot nu toe in de raad is aangenomen -- te schrappen.
GroenLinks heeft er niet veel trek in om binnenkort te gaan meedoen in een raadsbrede discussie over bezuinigingen op het gemeentelijke apparaat. De starheid die tot nu toe aan de dag wordt gelegd door het college over eenmaal gemaakte keuzen en het tot nu toe niet bijster aangetoonde bestuurlijke vermogen om bezuinigingsdoelstellingen fatsoenlijk op de rails te krijgen, maakt het voor ons niet erg aantrekkelijk om in een dergelijke discussie veel tijd en energie te steken. Ideeën hebben we zeker, maar de bereidheid om ze in deze discussie in te zetten zal sterk afhangen van een aantal voorwaarden. Het bezuinigingenpakket voor 1997 en volgende jaren moet als geheel open ter discussie staan. Daarbij gaat het met name om het buurt- en wijkwerk en het jongerenbeleid. Alternatieven die voor bezuinigingen in de strategienota zijn opgenomen, moeten bespreekbaar zijn. Een bezuiniging van 4 mln. op de gemeentelijke organisatie is geen randvoorwaarde, maar uitgangspunt. Fasering van die bezuiniging moet bespreekbaar zijn. Wij verwachten van het college een positieve benadering van onze ideeën. Al worden wij niet spontaan uitgenodigd om aan een discussie deel te nemen, kan men wel aan onze discussies meedoen. Hieronder kunt u ook scharen de suggesties over het investeringsbeleid.
Voorzitter. Onze fractie wil graag een heel andere Kadernota. In de huidige opzet doen zich knelpunten voor waardoor er geen duidelijk en compleet beeld ontstaat van de financiële situatie van de gemeente en het meerjarenperspectief.
Ik noem enige knelpunten: in tabellen worden investeringsbedragen en kapitaallasten afwisselend gebruikt. Daardoor kunnen de overzichten niet aan elkaar gekoppeld worden. In het totaaloverzicht van het investeringsplan vallen investeringsbedragen die net zijn uitgegeven binnen het lopende jaar eruit. Elke vorm van historie is weg en dat is voor het totaalbeeld niet goed. Voor stortingen in fondsen geldt hetzelfde. Zodra ze gedaan zijn, vallen ze weg uit het overzicht. Dit betekent dat je weinig zicht hebt op wat uit de investeringsruimte in fondsen terechtkomt. Daarnaast sluit ik me graag aan bij de woordvoerder van D66 die ervoor pleit, de stand van de fondsen in de Kadernota op te nemen. Ik ben het niet met hem eens dat we op tal van andere terreinen tot fondsvorming moeten overgaan. Als je dit doorzet, breng je de flexibiliteit binnen je begroting tot nul terug.
De heer OOSTEN (D66): Ik heb deze opmerking in de context van de investeringen geplaatst. Je kunt op twee manieren te werk gaan. Je kunt iets investeren en daarvan jarenlang de kapitaallasten met je meezeulen. Je kunt ook in de loop der jaren een fonds opbouwen waarin je normale en investeringsbudgetten samenvoegt, zodat op die manier investeringen worden gedaan. In beide gevallen leg je geld vast. Het is flexibeler wanneer je dit via fondsen doet dan op de wijze die nu wordt toegepast. Nu worden namelijk jarenlang allerlei lasten gekapitaliseerd. Die bedragen blijven we meedragen.
De heer DE BOER (VVD): Dit lijkt me een aardig idee voor het moment waarop we eens een keer geld overhouden.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Binnen een bepaald taakveld is dit een flexibele oplossing, maar als het gaat om het afwegen van prioriteiten tussen taakvelden ontstaan er veel meer schotten in de begroting en een kleinere beleidsvrijheid. Die risico's zijn te groot. Wellicht moet hierover nog nader worden gediscussieerd in de commissie middelen.
De toelichtingen in de Kadernota zijn in de regel zeer summier. Van oudere investeringen die soms jaren achtereen worden doorgeschoven valt de toelichting geheel weg. Ik wijs op het briefje dat we onlangs van wethouder Boelens kregen. Daarin staat dat hij verleden jaar ten onrechte verwees naar een bepaalde post in de Kadernota. Hij schrijft dat hij naar een andere post had moeten verwijzen in verband met een reservering voor tramlijn 2. We zijn flink aan het zoeken geweest en we vonden die post uiteindelijk in de Kadernota 1994-1997. Daarin staat de post toegelicht als een investeringsbedrag ten behoeve van het nieuwe stadslijnennet. Daarmee kan destijds alleen bedoeld zijn een stadslijnennet dat intussen gerealiseerd is. Het is ons een raadsel waar dat bedrag van 1,1 mln. nog voor staat. Wij pleiten ervoor om vanaf de komende Kadernota nooit meer automatisch investeringsbedragen door te schuiven. Zodra ze moeten worden doorgeschoven, moeten ze worden afgewogen tegen andere prioriteiten.
Mevrouw BOERS (STIP): Voorzitter. Ik wil in mijn reactie op de Kadernota vier onderwerpen aansnijden: het financiële beeld van de gemeente Delft, Delft Kennisstad, de geplande investeringen en de mee- en tegenvallers en de veranderende gemeentelijke organisatie.
Het eerste onderwerp betreft het financiële totaalbeeld van de gemeente Delft. Een Kadernota moet een reëel en actueel beeld geven van de gemeentelijke financiën. Mee- en tegenvallers worden n beeld gebracht om de stand van zaken op dit moment te bepalen, maar vooral moet een Kadernota zeggingskracht hebben over de financiële toekomst van de gemeente Delft. Op het eerste gezicht voldoet de Kadernota aan deze doelstelling. In keurige tabellen wordt een overzichtelijk beeld gegeven van de financiële situatie. Het toekomstbeeld dat uit deze tabellen valt af te lezen, is op zijn zachtst gezegd niet rooskleurig. Tot 2000 wordt een negatief resultaat voorspeld van tussen de 2 à 3 mln. Verbaasd was mijn fractie toen zij het stukje tekst las dat bij dit toekomstbeeld stond. Waar in de eerste zin nog gesproken worden over een "financieel beeld dat tot weinig optimisme stemt" is enkele regels verder sprake van een "voorzichtig optimistische taxatie". Enige argumentatie ontbreekt. Slechts een verwijzing naar de gevolgen van het rijksbeleid wordt genoemd. Op zoek naar deze argumentatie heeft mijn fractie in de Kadernota niet de argumenten kunnen vinden waar u uw optimisme op baseert. Weliswaar wordt in hoofdstuk 5 de verwachting uitgesproken dat verdere kortingen van het rijk op het gemeentefonds achterwege blijven, maar deze eventuele meevaller van 1 mln. wordt ruimschoots overtroffen door eventuele tegenvallers. Dergelijke tegenvallers zijn volop aanwezig in de Kadernota 1997. Zo zou het inkomstenverlies op het gemeentefonds 2 mln. groter kunnen zijn. Bovendien is het mogelijk dat de werktijdverkorting voor onze ambtenaren duurder uitvalt. De derde groep van mogelijke tegenvallers betreft de op stapel staande decentralisaties van de kinderopvang, de onderwijshuisvesting en het fonds sociale vernieuwing.
War baseert het college zijn voorzichtig optimistische beeld van de situatie op? Het lijkt alsof in de Kadernota twee financiële scenario's worden weergegeven: een met cijfers onderbouwd ongunstig scenario en een nauwelijks onderbouwd positief beeld. Zoals ik al zei, dient de Kadernota een reëel en actueel beeld te geven. Het lijkt erop dat de Kadernota hieraan niet voldoet. Als de argumentatie voor uw voorzichtige optimistische kijk niet te geven is, geeft de tekst van de Kadernota geen reëel beeld. Indien u daarentegen uw Kadernota afdoende kunt onderbouwen, of beter gezegd kunt aanvullen, komen de cijfermatige overzichten niet met de werkelijkheid overeen.
Het tweede onderwerp betreft Delft Kennisstad. Ook Delft Kennisstad komt in de Kadernota aan het bod. U weet dat dit onderwerp onze warme belangstelling geniet. Ik stip twee onderwerpen aan: acquisitiebeleid en marketing. In de Kadernota staat dat u bezig bent, een visie op het acquisitiebeleid te ontwikkelen. STIP is blij dat haar suggestie tijdens de beschouwingen voor 1996 is opgepikt. Graag willen we u enkele ideeën meegeven. In de algemene beschouwingen van 1996 hebben we het idee van een bedrijfsacquisiteur geopperd.
Deze acquisiteur is speciaal belast met de taak ervoor te zorgen dat bedrijven zich in de regio vestigen. Hij of zij maakt onder meer gebruik van de ondernemers in de eigen regio die er baat bij hebben dat andere bedrijven zich ook in de regio vestigen, omdat ze bijvoorbeeld opdrachten kunnen leveren. Deze ondernemers worden zo een soort ambassadeurs van de regio. Voor het slagen van het acquisitiebeleid is het van belang dat de verkooprol wordt vervuld door professionals, mensen die de taal van het bedrijfsleven spreken. Om deze reden is de verkooprol niet in eerste instantie weggelegd voor raadsleden. Dit neemt niet weg dat raadsleden wel goed geïnformeerd moeten zijn over de stand van zaken rondom Delft Kennisstad.
Een ander punt dat ik wil aansnijden rondom het thema Delft Kennisstad is marketing. Een van de basisregels van marketing is dat de gewenste doelgroep slechts te bereiken is met een eenduidige boodschap via het juiste kanaal. Als voorbeeld haal ik de Delftse advertentie in het NRC van 12 april 1996 aan. Ondanks het paginagrote formaat was de boodschap slecht te achterhalen. Delft werd naar voren gebracht als: een stad die 750 jaar bestaat, een stad die ook cultuurstad is, een stad met een feestthema over bruggen, een stad waar de taptoe werd gehouden en last but not least een kennisstad. Door deze warboel komt geen van deze boodschappen over. STIP is wel blij dat haar suggestie over het adverteren in NRC is overgenomen. De gekozen uitvoering laat echter te wensen over. Natuurlijk moet Delft de publiciteit rondom Vermeer en Delft 750 gebruiken om Delft Kennisstad te promoten. De basisregels van marketing moeten echter in acht worden genomen. Dit is moeilijker dan wel eens gedacht wordt.
Ik wil nu enkele opmerkingen maken over de mee- en tegenvallers. Verleden jaar heeft STIP al aangegeven, de investeringen in de groene golf niet te kunnen steunen. Bij investeringen moet je kiezen tussen het een of het ander. STIP vindt dat op dit moment de prioriteit binnen het Delftse verkeersbeleid niet aan extra toeters en bellen voor de automobilist moet worden gegeven. Het reanimeren van het ooit zo fameuze Delftse fietsenplan heeft in onze ogen een hogere prioriteit. U stelt voor, de besteding van de gelden uit het grondbedrijf te herbevestigen. Meerdere malen heeft STIP te kennen gegeven, niet akkoord te kunnen gaan met de bouw van de parkeergarages aan de Nieuwe Langedijk en op het MBO-4-terrein. Tegelijkertijd vijf parkeergarages bouwen legt een te groot beslag op de investeringsruimte. De voorspelling van de heer Grashoff dat in toekomstige Kadernota's nauwelijks nieuwe investeringen kunnen worden opgenomen, lijkt uit te komen. Om deze reden herbevestigt STIP dan ook haar afwijzing van de bouw van de parkeergarages aan de Nieuwe Langedijk en op het MBO-4-terrein.
Ik wil nog een opmerking maken over de horecanota. Bij de mee- en tegenvallers konden we een glimlach niet onderdrukken. Het college lijkt zichzelf verstrikt te hebben in het net dat horecanota heet. Zo bleek bij de Eland de horecanota al een struikelblok te vormen. Nu is zelfs juridische bijstand vereist om enkele mazen te vinden in het eigen gebreide net. In plaats van mazen te zoeken, kan in de ogen van STIP het verstikkende net beter stuk geknipt worden. Een aangepaste horecanota met een ruimer vestigings- en sluitingstijdenbeleid verdient onze voorkeur en bespaart bovendien f 25.000--.
Het volgende onderwerp betreft de organisatie. Er staat het een en ander te gebeuren voor de gemeentelijke organisatie. Ten eerste is er natuurlijk de bezuinigingstaakstelling die moet worden gehaald. Ten tweede is er een project moderne organisatie. De Kadernota lezend, krijg je de indruk dat deze projecten los van elkaar staan. Onzes inziens moeten deze projecten met elkaar verweven zijn. Bij het invullen van de bezuinigingstaakstelling moet niet de fout worden gemaakt, te denken dat door automatisering het probleem wordt opgelost. Automatisering kan wel een hulp zijn om een betere organisatie op touw te zetten. Er is nu redelijk wat geld uitgetrokken voor de automatisering. Mijn fractie juicht dit toe. Het is echter heel belangrijk om goed met dit geld om te gaan. In een keer automatiseren en vervolgens geen budget te hebben om het bij de tijd te houden, heeft geen zin. Om net als in de Kadernota de metafoor van het huis te gebruiken: je loopt dan achterstallig onderhoud op en dat kost meer geld dan wanneer het bijgehouden wordt. Bovendien is het voor de mensen die ermee werken prettiger als de programmatuur up to date is. Dus liever wat minder automatiseren en het goed onderhouden.
Op pagina 20 van de kadernota lezen we dat er nog voor de vakantie bijeenkomsten worden georganiseerd om een visie te bepalen op de rol en de taken van de gemeentelijke overheid. De vraag die wij hierbij hebben is waarom we de discussie over de Strategienota over gaan doen. Het bepalen van de taken en de rol van de gemeentelijke overheid was immers een van de basisvragen van deze discussie? Er liggen inmiddels twee boekwerken waarin deze zaken uitgebreid aan de orde komen. Wordt het niet eens tijd de bezuinigingen concreet te gaan invullen?
Om ellenlange discussies in dit laatste traject te voorkomen is het ons inziens goed om gebruik te maken van externe hulp. Je kunt niet van mensen verwachten dat ze aangeven welke van hun taken eigenlijk helemaal niet nodig zijn. Dat zal resulteren in een hele moeizame lange discussie met weinig resultaat. Het is in deze gevallen beter een externe in te huren die er objectief tegen aankijkt. Het is uiteraard wel belangrijk iedereen goed op de hoogte te houden van het traject.
De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter en leden van de raad. De kadernota 1997-2000 ligt voor met daarin een onveranderde bezuinigingstaakstelling, een taakstelling, die vorig jaar door de strategienota vorm is gegeven. Mede daardoor biedt deze kadernota weinig verrassingen. U gaat door op de door u ingeslagen weg.
Redelijk somber noemt u de vooruitzichten en dat ben ik met u eens, zeker nu u er niet in geslaagd bent om aan te schuiven bij de C20 gemeenten. Een zestal gemeenten waaronder Leiden en Haarlem lukte het wel. Hierdoor loopt u een extra financiële bijdrage mis en dat is jammer. Enig optimisme mag uit deze mislukte poging wel gehaald worden. Het gaat in Delft niet slecht genoeg om in aanmerking te kozen voor een plaats bij de groep. Het gaat hier dus zo slecht nog niet. Al schrok ik wel van de door u gebruikte metafoor. U spreekt van een degelijk gebouwd huis dat na 10 jaar toe is aan een grondige beurt groot onderhoud. Zelfs de fundamenten worden bekeken.
Nu heb ik onlangs een huis gekocht en ik moet er niet aan denken om over tien jaar al naar de fundamenten te gaan kijken, want dan heb ik toch een slechte koop gedaan.
Het maakt wel nieuwsgierig. Wat bedoelt u met het naar de fundering gaan kijken? Misschien de alinea eronder op blz. 20, waarin u spreekt over een takendiscussie? Gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen en trends en de benodigde flexibiliteit hebt u misschien meer aan een contract met Mobil Homes.
Voorzitter. Het financiële beeld voor de toekomst is misschien iets minder somber dan eerst. Er is zelfs sprake van een voorzichtig optimisme. Zelf gaat u ervan uit de concernbegroting 1997-2000 sluitend te kunnen presenteren. U zult daar altijd van uit dienen te gaan. Indien dat niet gebeurt ontstaat er een ongezonde situatie van het steeds verder interen op de reserves. Die reserves zijn er niet om structurele tekorten op te vangen maar incidentele.
Mijn fractie vraagt zich af of de oplopende reservering voor 'nieuw beleid' onder deze sombere omstandigheden wel verantwoord is.
Over meevallers zijn we heel snel uitgepraat. De enige substantiële is DMZ, waar minder meer wordt uitgegeven. De rest is louter tegenvaller en vaak incidenteel van aard. Dat noopt toch tot voorzichtigheid want dat kan in het volgend jaar ook weer gebeuren. Het is mijn fractie niet duidelijk op grond waarvan verwacht mag worden dat het saldo van mee- en tegenvallers vanaf 1997 aanzienlijk gunstiger zal zijn dan voor 1996. Uit het feit dat voor 1997 en latere jaren minder bekend is omtrent de te verwachten mee- en tegenvallers dan voor 1996, mag niet worden afgeleid dat er minder tegenvallers zullen zijn. Niet alleen zullen de PM-bedragen te zijner tijd een bepaalde waarde krijgen, maar ook kunnen er op andere terreinen dan in 1996 tegenvallers ontstaan; per definitie is a priori niet bekend waar tegenvallers of meevallers zullen optreden. Een tegenvaller of tegenvallers bij Delft 750 mag u wat mijn fractie betreft, mede gelet op het eenmalige unieke karakter van dit feest, best over een aantal jaren uitsmeren. Dan zijn eventuele tegenvallers een stuk dragelijker.
Uit uw opstelling rondom de gelden voor de spoortunnel spreekt optimisme. U verwacht voor eind 1997 een duidelijke uitspraak van de regering over het realiseren van een spoortunnel.
Helaas heeft u bij de kadernota niet de bij de concern-marap gemelde tegenvaller van 4 ton bij het theater ingeboekt. Zo'n tegenvaller zal toch in de boeken meten worden verwerkt? In het rijtje van mee- en tegenvallers van 1996 had deze post meegenomen dienen te worden. Dus de financiële stand van mee- en tegenvallers in 1996 is niet f 3,2 maar f 3,6 mln.
Een meevaller waar mijn fractie ondanks dat dit een meevaller is niet zo blij mee is, is het niet benutten van subsidies ten behoeve van het aanpassen van woningen, in het bijzonder woningen voor ouderen. Enkele tonnen waren beschikbaar, maar de corporaties hebben deze gelden niet benut en dat in een tijd waarin er naar gestreefd wordt om ouderen zolang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Door nu te investeren kun je later kosten besparen. Wat doet het college eraan om deze zaak blijvend te stimuleren?
Voorzitter. Nog steeds staat mijn fractie achter een terughoudende opstelling ten aanzien van verhogingen van belastingtarieven. Het is toch de burger die anders de collectieve lastendruk steeds hoger ziet worden? Mijn fractie kan wel begrijpen dat u ten behoeve van het gemeentelijk rioleringsplan de OZB met een extra 3,5% wilt verhogen. De rioolcomponent in de OZB was toch al niet zo hoog. Maar een dergelijke verhoging dient u wel goed aan de burgers uit te leggen.
Nominale ontwikkelingen leveren onmiddellijk vanaf de invoering in 1995 een verrassende uitkomst op. We moeten nl. f 2,5 mln. inleveren, een ontwikkeling die in de praktijk dus niet zo logisch is als op voorhand werd aangenomen. De gemeenten doen er goed aan de rijksoverheid te stimuleren in het doen van uitgaven. Dat vergroot de gemeentelijke inkomsten dan weer. Het lijkt mij een voorbeeld van een verkeerde uitwerking van zuinigheid.
Per 1 januari 1997 wordt een arbeidstijdenwet van kracht, waarbij bepaald wordt dat de arbeidsduur terugloopt naar 36 uur. U gaat ervan uit dat er geen nadelige financiële gevolgen zullen zijn. Door een goede invulling van de te werken uren in een flexibel model kunnen eventuele nadelen beperkt worden. In drukke tijden langer werken en op rustiger dagen korter. Dat zou ook de inzet van tijdelijke krachten kunnen verminderen. Een bandbreedte van tussen de 30 en 42 uur ligt voor de hand. Een aantal drukke perioden zijn binnen de organisatie in te schatten. Nadelige gevolgen kunnen hierdoor beperkt worden.
Al deze toch onzekere nominale ontwikkelingen laten zich nu nog niet volledig vertalen in een meerjarenperspectief. Gelet op deze ontwikkelingen met de daaraan verbonden enorme risico's zou het verstandig zijn om de kadernota en/of begroting te voorzien van een risicoparagraaf.
Investeringen zijn nodig om het beeld van de stad levendig te houden. Veel van die investeringen vindt mijn fractie een goede zaak, zoals informatisering en automatisering, een traject waar u lang niet meer voorop loopt. Het volgen van de ontwikkelingen is echter wel een must. Het nu opgevoerde bedrag ziet mijn fractie, gelet op de omvang en complexiteit, als een startkapitaal. Bij verdergaande ontwikkelingen zal er ongetwijfeld nog meer geïnvesteerd dienen te worden. Het zou goed zijn met het oog op een vlotte elektronische communicatie het nu reeds verouderde kabelnet snel te veranderen en aan te passen aan de eisen van niet alleen deze tijd, maar ook aan de eisen van morgen en overmorgen.
Misschien is het verzilveren van het 'kabel-tafelzilver' een minder goede oplossing. Bij het in bezit houden van het kabelnet hoeft er in de toekomst voor het communicatieve gebruik via de kabel niet extra betaald te worden.
Een minder goed punt van investeringen vindt mijn fractie nog steeds dat zaken van onderhoud onder het kopje 'nieuwe investeringen' geplaatst worden. Deze dienen eigenlijk via de reguliere dienstbegrotingen te worden opgevangen. In de toekomst moeten dergelijke zaken niet meer in het investeringsplan voorkomen, maar in dienstbegrotingen worden opgenomen.
Het achterlopen van realisering van plannen ten opzichte van het investeringsprogramma heeft uw aandacht. Mijn fractie hoopt dat er nog voor het einde van deze collegeperiode een adequate oplossing voor dit probleem gevonden kan worden.
Bij het indicatief investeringsplan staat PM genoteerd Huisvesting diensten. U bent op zoek, naast huisvesting voor DMZ, ook naar huisvesting voor andere diensten. Het lijkt er zelfs op alsof u alle diensten hierbij wilt betrekken. Is dat wel zo verstandig gelet op de financiële mogelijkheden van de komende jaren of gaat het bij deze post maar over een beperkt aantal, zoals DMZ en Brandweer?
Om bij de brandweer te blijven; er gaat geïnvesteerd worden voor het bedrag van f 70.000,-- per jaar. Dat is ten gunste van een goede bedrijfsvoering ook verantwoord. Mijn fractie vraagt zich af hoe het staat met de ontwikkelingen rondom samenwerking met bijvoorbeeld bedrijfsbrandweer, dit om de dekkingsnorm te halen. Het lijkt er op dit moment op dat de samenwerking niet verder gaat dan de reguliere kantooruren en dat de Delftse brandweer er 's nachts grotendeels alleen voor staat. Dat lijkt mij geen goede manier van samenwerken. Mocht de Delftse brandweer de dekking op zich nemen, dan kunnen derden ook wel een financiële bijdrage leveren aan bijvoorbeeld materiaalkosten. Verder werd er vandaag en gisteren op het rampencongres in Amsterdam, gepleit voor versterking van het management bij de brandweer. Heeft u daar wel de financiële ruimte voor?
Voorzitter. Uitstel van de provincievorming komt de oplossing van het grootstedelijk probleem niet ten goede. Van een krachtdadig optreden en het opzetten van een provincie nieuwe stijl is nu geen sprake, ondanks het feit dat de voorzitter van Haaglanden, de heer Havermans, vindt dat Haaglanden weer terug is in de eredivisie. Of dat echt zo is, is de vraag. Gelet op de 'amateuristische' handelwijze van vijf Haaglandengemeenten wordt het, zonder ingrijpen door een hogere overheid, niks. Het is jammer dat de regering de ontwikkeling in deze regio laat afhangen van mislukkingen elders. Al met al een onzekere toekomst voor deelnemende gemeenten en een verlenging van een niet zo werkbare situatie met 16 DB-leden en 69 AB-leden. Er is echter wel een proces gaande en dat heeft blijvende financiële consequenties voor de gemeente. In de meerjarenraming zal daar nog naar gekeken moeten worden en eventueel worden aangepast. Een financiële tegenvaller, van structureel meer dan een ton, komt er ook nog aan.
Wanneer het acquisitiebeleid op Haaglandenniveau van de grond komt, wordt er een bijdrage van f 1,30 per inwoner verlangd. Afstemming met uw eigen te ontwikkelen acquisitiebeleid is wenselijk en verstandig.
De taak die de gemeente zich heeft gesteld om bezuinigingen te halen, zal een zware blijken te zijn. Nu reeds lopen zaken vertraging op. Volgens de concern-marap is dat bij het ineen schuiven van staffuncties van bestuursdienst en WOC. Vertragingen beïnvloeden het traject van bezuinigingen. Hoeveel speelruimte heeft u in dat opzicht?
Investering in kennis e.d. lijkt in eerste instantie een bijdrage te leveren aan effectiviteit en efficiency en zal dat op den duur ook wel doen, maar het verder benutten van de informatietechnologie dient eerst gepaard te gaan met een grondige investering in mens en materiaal. In eerste instantie zal dit geld kosten en geen geld opleveren. U dient daar met het inboeken van bezuinigingen wel rekening mee te houden.
Voorzitter. Nu we in een warme lenteperiode zitten, moeten we de burgers van de stad, die vanwege de koude winter het financieel zwaar te verduren hebben gehad, niet vergeten. De wethouder heeft via een brief laten weten slechts in individuele gevallen, dit op grond van regelgeving, te kunnen compenseren. Mijn vraag is of mensen met louter alleen een AOW-uitkering zich ook kunnen melden? Is het college van plan om deze zaak ook met de nodige publiciteit te omgeven zodat zoveel mogelijk mensen van de regeling kunnen profiteren? Het gaat hier om een sociaal goede zaak en als u deze zaak goed aanpakt zullen de burgers van onze stad u ook een warm hart toedragen.
De heer DINGLER (SP): Voorzitter. De kadernota begint goed, nl. met een samenvattende inleiding. Kort en bondig, daar houd ik van. Jammer is het alleen dat er weinig reden tot optimisme is. Dat wordt duidelijk in hoofdstuk 5, dat de gevolgen van het rijksbeleid behandelt. De grote vraag, zo schrijft het college, blijft in hoeverre het rijk de gemeenten laat delen in de extra inkomsten als gevolg van de voorzichtig meevallende economische ontwikkelingen van dit moment. Ik denk dat ik daar het antwoord op al kan raden. De gemeente krijgt immers haar deel van de Financiële- verhoudingswet? Het marktdenken dicteert dat dat genoeg moet zijn. Bovendien kampt het rijk zelf met structurele tekorten, zodat meedelen in voorzichtig meevallende economische ontwikkelingen niet erg waarschijnlijk mag worden geacht. De SP waardeert het voorstel van het college dan ook nog geen extra voorzieningen te treffen en pas tot bijstelling over te gaan als er meer inzicht is verkregen is in de financiële uitkomsten van het Gemeentefonds.
Van het streven van het rijk, dat erop is gericht om gemeenten de financiële ruimte te bieden om hun beleid optimaal af te stemmen op de lokale omstandigheden, kan ik in de kadernota niet zoveel terugvinden. Doelmatigheid en effectiviteit spreken eigenlijk voor zich, maar voorlopig kan ik ten gevolge van dat streven alleen maar bezuinigingen en verhogingen van de lokale heffingen ontdekken. En natuurlijk de steeds verdergaande decentralisatie met de financiële gevolgen voor de gemeente van dien. Niet echt ontwikkelingen waar de burger op zit te wachten en ook echt niet de keuze die de SP voorstaat.Maar daar kan dit college samen met deze raad echter weinig aan doen, want dit is rijksbeleid. Het baart ons zorgen, maar kennelijk zijn uw partijgenoten in de Tweede Kamer en regering niet van plan zich iets van onze zorgen aan te trekken. En zo wordt de samenleving voor steeds meer mensen onbetaalbaar. Vandaar dat wij het zojuist gedane voorstel van GroenLinks met betrekking tot de koudetoesiag graag ondersteunen.
Toch heb ik iets positiefs kunnen ontdekken in deze kadernota, nl. de heldere uiteenzetting in bijlage 1, de toelichting van gehonoreerde mee- en tegenvallers. Jammer is dan weer dat bijlage 2 zo beknopt is over de niet gehonoreerde mee- en tegenvallers.
Verder is het mij opgevallen dat er zwaar getild wordt en ellenlang wordt gediscussieerd over de uitgave van anderhalve ton, terwijl over aanzienlijk grotere bedragen niet zo lang wordt gesproken en eigenlijk als bij hamerslag wordt besloten.
Onder het kopje 'Delft Kennisstad' staat te lezen dat het aantrekkelijk lijkt om de kabelrechten te verzilveren. Vooralsnog hecht de SP eraan om hier een voorbehoud te maken en wij wachten met belangstelling op de uitkomsten van de gesprekken met deskundigen en de mogelijkheden die dan duidelijk zullen zijn.
Onder hetzelfde kopje trof ik ook een zin, waarvan ik dacht; die heb ik meer gezien, nl.: 'In de komende tijd zal de nadruk komen te liggen op het behoud en de bevordering van de stedelijke werkgelegenheid.' Deze zin ben ik eerder tegen gekomen in vrijwel ieder verkiezingsprogramma, elke begroting en kadernota die ik tot u toe onder de ogen heb gehad. Kennelijk is het nog nooit gelukt hier effectief en doelmatig mee om te gaan. Maar nu is het anders! Nu is het immers in het kader van Delft Kennisstad. Vast. Maar als we kijken naar het steeds toenemende aantal mensen dat moet rondkomen van een minimuminkomen, ook al wordt daarvoor volwaardig werk verricht, als we kijken naar de verdringingseffecten ten gevolge van de plannetjes van Melkert, boezemt dat de SP weinig vertrouwen in. Misschien wel juist omdat er nu instrumentarium aanwezig is waarmee het meest effectief op de markt kan worden ingespeeld. Dat betekent voornamelijk, bijvoorbeeld, dat werkzaamheden die uitstekend geschikt zijn voor de Sociale Werkvoorziening in toenemende mate worden verricht door de werkvoorzieningen voor gedetineerden. Die werken sneller, dus goedkoper, snapt u? Mag die ander met de duimen gaan draaien, want die had altijd al enige moeite om mee te komen. Tja, de markt. Een wondermiddel dat alles beter maakt. Voor steeds minder mensen.
Dat wil echter niet zeggen dat de SP tegen behoud en bevordering van de stedelijke werkgelegenheid is, integendeel. Wij wensen het college in dit streven niet alleen veel succes, maar ook sterkte. De werknemer wensen wij geen verdringing en een ruim bovenminimum inkomen toe.
Ook hopen wij dat er spoedig een oplossing wordt gevonden voor een aantal knelpunten, zoals de huisvesting van verschillende diensten.
Tot slot; de beleidsinhoudelijke keuzes hier zijn niet altijd die van de SP. Zeker op het gebied van het belasting- en tarievenbeleid hebben wij de nodige scepsis, zeker nu onroerende zaken worden hergewaardeerd. Wij hebben echt wel begrip voor het gegeven dat er ook in Delft steeds minder geld valt te verdelen. Een aantal tegenvallers wordt wel verklaard, maar dat hoeft niet te betekenen dat die vrijwel automatisch leiden tot het verhogen van de hondenbelasting, reinigingsrechten, gemeentelijke leges en tarieven, etc., etc. Van creatief boekhouden zijn wij geen voorstander. Ik heb dat nu niet kunnen constateren en u hoort het mij dus ook niet zeggen, maar naar onze mening kan er wel creatiever beleid worden gemaakt. Met Torenstra ben ik het eens dat er eigenlijk meer visie dan beleid is.
De vergadering wordt van 21.55 uur tot 22.25 uur geschorst.
De VOORZITTER: Dames en heren, leden van de raad. De heer Borghols sprak over wijkagenten en meer blauw op straat. Zijn opmerkingen daarover maak ik graag de mijne.
Ook ben ik het eens met zijn suggestie om het horecasluitingstijdenbeleid te handhaven en om de partners te betrekken bij het overleg over de horecanota.
Bij de vaststelling van de horecanota hebben wij een evaluatie afgesproken. Gebleken is dat de nota betrekkelijk star is door de koppeling aan bestemmingsplannen. Wij zouden graag de mogelijkheid hebben om, inderdaad in overleg met betrokkenen, in bepaalde gevallen sneller te kunnen werken zonder de hele nota 'overhoop' te halen. Dat wordt bekeken en om extern de juridische kant te laten bekijken, is er enig geld nodig. De suggestie van mevrouw Boers kan ik dan ook niet overnemen, want in het net knippen is het net kapot knippen en dan hebben wij helemaal niets meer. Ik denk dan ook dat wij de evaluatie moeten afwachten en het bedrag dat wij nodig hebben lijkt mij niet zo groot te zijn dat wij er spijt van zullen krijgen.
De heer Oosten vroeg waarom brandweerauto's weer moesten worden teruggekocht. Dat is nu de moeilijkheid met het rijk. Dat heeft ons indertijd wagens gegeven. In principe hadden gemeenten van ongeveer dezelfde grootte als Delft alle een hulpverleningswagen. Het rijk heeft ook aan de hulpverleningsregio een dergelijke wagen gegeven. Toen vond Delft dat zij de eigen auto niet meer nodig had en heeft hem daarom ook verkocht. Nu blijkt ineens dat het rijk dergelijke wagens niet meer financiert. Vooral kleinere gemeenten hebben dergelijke auto's vrijwel nooit nodig en overwegen dan ook niet om er een aan te schaffen. Toen wij hebben bekeken welke gemeenten in onze regio over een hulpverleningsvoertuig beschikken, bleek er in feite maar één witte vlek te bestaan, nl. Delft. Daarom hebben wij het indertijd verkochte hulpverleningsvoertuig teruggekocht.
De heer Van den Doel sprak over de samenwerking tussen de gemeentelijke brandweer en de bedrijfsbrandweer.
Inderdaad kunnen wij ook voordelen halen uit die bedrijfsbrandweer, maar het lijkt mij belangrijker om gezamenlijk met de bedrijfsbrandweer en wellicht ook de brandweer uit de omliggende gemeenten nu eens de slag te maken om tot een voldoende zorgnormenniveau kan worden gekomen, want daar lopen wij toch altijd weer tegen aan. Op dit moment spreken wij met de buurbrandweren en te zijner tijd zal ook met de bedrijfsbrandweer worden gesproken om te bezien of alles bijeen genomen tot een verbetering van de kwaliteit van de zorg te komen om meer aan de zorgnormen te voldoen. Uit deze gesprekken zal waarschijnlijk medio 1996 wel wat voortvloeien.
Wethouder BOELENS: Voorzitter. De heer Torenstra verweet het college star te zijn met betrekking tot de gemaakte keuzes. Ik zou hem willen uitnodigen dat wat anders te formuleren en wel veel positiever. Er zit een college, een gemeentebestuur, dat consistent is en consequent de gedane uitspraken nakomt en de genomen besluiten uitvoert. Als je kijkt naar de wijze waarop de afgelopen jaren een aantal projecten in deze gemeente is uitgevoerd, denk ik dat zelfs gesproken kan worden van een kritische succesfactor, dat wij juist dankzij het feit dat wij niet elk jaar het beleid helemaal veranderen enkele stappen verder zijn gekomen op enkele belangwekkende onderdelen van beleid.
De heer Torenstra stelde in de sfeer van Delft Kennisstad vragen over het wijk- en buurtbeheer. Ik verwijs hiertoe naar eerdere discussies. In de strategienota en de besluitvorming daaromtrent is het een en ander gezegd over het beleid ten aanzien van het wijk- en buurtbeheer en de voorstellen die hierover kunnen volgen. Gezien de fasering die in het investeringsprogramma is opgenomen, komen deze voorstellen in de loop van het jaar. Gelukkig heeft de heer Torenstra een typefout gevonden. Dat kwartje is, en dat mag duidelijk zijn, een kwart miljoen. Daarmee hebben we vanavond f 249.999,75 verdiend!
Binnenkort komt er een voorstel over de sociale vernieuwing. Wat mijn portefeuille betreft, zitten er voorstellen in over o.m. het Waterblok en de Vondelstraat. Ik meen dat het stuk al in het college is geweest en ik zal nagaan waar het nu circuleert. Over de kwaliteitsverbetering van de binnenstad heb ik in hoofdlijnen twee opmerkingen. De heer Torenstra gaf aan dat je op dit moment weinig ziet, terwijl hij vele voorbeelden gaf van wat er gebeurt. Ik voeg hier een paar aan toe: de Keerlus, de herinrichting van de Markt zuidzijde, een discussie over de westzijde van de Markt. Intussen gebeurt er ook intern veel. De procedure over de parkeergarage aan de Phoenixstraat is gaande. De discussies over de invulling van Zuidpoort vinden binnenkort met de raad plaats. De uitvoering van het besluit omtrent de Nieuwe Langedijk is ook gaande. Na de besluitvorming die wij verleden jaar over dit onderwerp gehad hebben -- en deze besluitvorming was inclusief de financiering en de vraag over het reserveren van de investeringen voor later -- is het opmerkelijk dat we er nu kennelijk niet goed tegen kunnen als er een paar miljoen op de bank staan, terwijl de stenen nog niet gestapeld zijn. De besluitvorming moet duidelijk zijn. Ik verwijs daarvoor naar verleden jaar. We hebben hierover uitvoerig met elkaar gediscussieerd. Op dit punt zijn we bezig met de uitvoering van het beleid. Onze partners in de Delftse samenleving hebben er recht op dat we deze besluiten uitvoeren. Ik heb overigens goede nota genomen van de opmerking over de tarieven in deze sfeer.
De afgelopen jaren is gediscussieerd over de moderne architectuur in de binnenstad. De raad heeft daaromtrent de Kijkwijzer vastgesteld die eind 1997 zal worden geëvalueerd. In onze binnenstad zijn vele stijlen terug te vinden. Tot op heden wordt in de binnenstad gebouwd en verbouwd. Dit is een belangrijk gegeven. De verschillende stijlen zijn van betekenis voor de waarde van onze binnenstad. Daar moeten ook moderne zaken in terug te vinden zijn. De Kijkwijzer geeft richtlijnen voor de aard, de schaal, de maten, enz.
Ik wil graag een discussie met de heer Borghols aangaan over het vrijstellingsbeleid. In zo'n discussie moeten verschillende elementen worden belicht. In een aantal bestemmingsplannen staan vrijstellingen opgenomen volgens welke wij procedures moeten volgen. Daarnaast is het ook op basis van voorbereidingsbesluiten of ontwerp-bestemmingsplannen die in procedure zijn soms noodzakelijk via een aparte procedure of een vrijstelling bepaalde gewenste ontwikkelingen in de stad mogelijk te maken. Uit ervaring weet ik dat het moeilijk is om te zeggen dat er geen vrijstelling meer wordt verleend, omdat in sommige bestemmingsplannen een recht daartoe is opgenomen. In de Technische Herziening Komplan is te zien dat we het aantal van dat soort vrijstellingen proberen terug te dringen.
Ik heb met verrassing kennisgenomen van het feit dat GroenLinks denkt dat we op initiatief van die partij aan het verkeers- en vervoerplan beginnen. Ik verwijs naar het collegeprogramma, pagina 8, punt 14. Het antwoord op de vraag of het VCP geheel achterhaald is, laat ik even in het midden. In het college staat iets over verkeerscirculatieplannen en verkeersmilieukaarten. In de discussie over de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoerbeleid spreken we ook over een verkeers- en vervoerplan. De bedragen die in het investeringsprogramma voor het VCP staan, worden uiteraard gebruikt voor de opwerking van de verkeers- en vervoerplannen. Dit betekent dat er voor Prominet en Proset een andere financiering moet worden gevonden. Daartoe doet het college voorstellen in deze Kadernota.
Er zijn diverse opmerkingen gemaakt over mijn brief van 19 april. Bij de behandeling van de vorige Kadernota heb ik een antwoord gegeven waarbij ik al aangaf dat ik er niet helemaal zeker van was dat ik de goede post in het investeringsprogramma noemde. In mijn brief van 19 april geef ik aan naar welke post ik had moeten verwijzen; niet naar de post sanering wegenstructuur, maar naar de post voorzieningen busverkeer. Ik begrijp dat de heer Torenstra die posten niet heeft teruggevonden. Op pagina XI is de post voorzieningen busverkeer opgenomen in de faseringsvoorstellen van het investeringsprogramma. Verder verwijs ik naar pagina XII naar de post busverkeer waar netto een investeringsbedrag van f 1.030.000 is opgenomen. De heer Van der Hout komt nog terug op de omschrijving en de motivering van de diverse posten in het investeringsprogramma. Op voorhand sluit ik me daarbij aan.
De heer Van den Doel maakte een opmerking over de spoortunnel. Hoewel er in 1997 een PM-post staat in onze voorstellen, is de tunnel dit jaar nog niet geregeld.
Die PM-post staat er omdat de raad geen structurele post voor de lobbyist, enz., in de begroting wilde opnemen. Hij wil iedere keer beoordelen of deze post nog nodig is. Daarom is deze post ieder jaar opnieuw in discussie en wordt ze voor de jaren hierna PM opgenomen. De heer Van den Doel ging ook in op de regio. Haaglanden is terug in de eredivisie, vindt de voorzitter van het Stadsgewest. Ik ben het eens met de heer Van den Doel dat Haaglanden te veel afhankelijk is van mislukkingen elders. Ik vind het voorstel van het kabinet bepaald een zwaktebod. Haaglanden wordt nu weer afhankelijk van een commissie die voor het Rotterdamse iets moet verzinnen. Dat had beter gekund. We zullen ons in het Stadsgewest, maar ook binnen de gemeente, moeten beraden op de wijze waarop we op het nieuwe kabinetsstandpunt moeten reageren. Ten aanzien van de opmerking over het regionale acquisitieagentschap merk ik op dat ingevolge een voorstel van de portefeuillehouder financiën, dat morgen in het DB aan de orde komt, geen sprake zal zijn van een verhoging van de bijdrage van f 1,30 maar van f 0,85 extra per inwoner. Dit geeft overigens aan hoezeer de gemeenten in de regio oog hebben voor hun gemeenschappelijke belangen en hoezeer ze bereid zijn ervoor te betalen.
De heer Borghols stelde een vraag over de herfasering van de diverse projecten. Wij zullen hierop terugkomen in de commissie. Investeringen kunnen vaak niet worden uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat RO-procedures moeilijker uitvallen. Ook andere exogene oorzaken kunnen ervoor zorgen dat de investering niet conform de door de raad gestelde termijnen kan worden uitgevoerd. Het onderhoud moet regulier in de gewone dienst zitten. In het investeringsprogramma worden investeringen opgenomen die in feite het onderhoud op een aanvaardbaar niveau terugbrengen. Bij de monumenten was sprake van langdurig achterstallig onderhoud. Om dat in te halen is een investeringsimpuls nodig. Bij de monumenten en de wegen wordt het reguliere onderhoudsniveau op de algemene diensten verhoogd. De heer Van den Doel stelde een vraag over de huisvesting van de diensten. Wij moeten hierover op een ander moment spreken. Niet op voorhand is gesteld dat het om alle diensten gaat. Aan de andere kant is dit ook niet op voorhand uitgesloten. Het mag echter duidelijk zijn dat het gaat om met name de DMZ en de Archiefdienst.
Er zijn vragen gesteld over de moskee en de kindertuinen. Er is met de Turkse gemeenschap eind 1994 en erfpachtcontract gesloten. Intussen wil men graag kopen. Dat maakt op zichzelf genomen voor de grondwaarde niets uit. Het gaat dus om een contract door de Turkse gemeenschap gesloten, waarbij de grondwaarde f 180.000 bedroeg. Er moet aan BTW ongeveer f 30.000 worden betaald. In het contract is opgenomen dat vanaf het moment van afsluiting, ik meen december 1994, rente moet worden betaald. Die rentepost is inmiddels opgelopen tot ongeveer f 35.000. Het college is in discussie met de Turkse gemeenschap over de vraag hoe men aan zijn contractuele verplichtingen kan voldoen.
Er is een discussie met de Stichting kindertuinen Delft over de vraag of men zich alsnog kan vestigen op een lokatie in het park Hof van Delft. Afgelopen maandag is daarover op collegeniveau een eerste gesprek gevoerd. Ik verwacht dat dit gesprek morgen kan worden afgerond.
Wethouder VAN DER HOUT: Voorzitter. Men kan denken dat het college heeft afgesproken om achter het spreekgestoelte te gaan staan, maar mijnheer Grashoff, soms komt het in de beste kringen voor dat men niet met elkaar gesproken heeft, maar toch hetzelfde initiatief neemt. Ik sta hier omdat ik mijn financiële beschouwingen wil beginnen met een vergelijking met Erwin Kroll. Ik las vandaag in de Haagsche Courant dat hij wederom het weer gaat presenteren. Ik heb me de afgelopen dagen in zijn positie verplaatst omdat hij vaak een dag later moet uitleggen waarom hij het net even verkeerd heeft voorspeld. Het is erg moeilijk om iets voor de langere termijn te voorspellen. Bij hem gaat het al vaak fout na twee of drie dagen. In financiële zin gaat het soms om twee of drie weken, maar zelfs in dat rappe tempo verschillen de financiële weerberichten. Dit maakt het voor het college erg moeilijk om op in te spelen. In de commissie middelen gaf ik al aan dat, toen we de tekst voor de Kadernota opstelden, er sterke berichten kwamen dat de Financiële-Verhoudingswet voor Delft ongunstig zou uitpakken. Bij de laatste berekening blijkt, gebaseerd op de cijfers van 1 januari 1995, dat we bijna exact op het geprognotiseerde bedrag van 10 mln. uitkomen, namelijk 9,8 mln. De Kamer moet hier haar definitieve oordeel over geven. Wie weet wat er nog meer gebeurt. Maar het kan verkeren. Vandaag was het college van Zoetermeer op bezoek en daar hoorde ik een tegenovergesteld signaal van. Zij gingen voor ruim 9 mln. het schip in. En dat bedrag is intussen opgelopen tot 12 mln.
Pak ik een ander element in de financiële waterstanden, dan neem ik de kortingen van het rijk. In de strategienota hadden wij er al rekening mee gehouden dat het rijk ook nog wel eens autonome bezuinigingen zou kunnen doorvoeren. Voor 1997 hadden wij die ingeschat op f 1 mln. Toen wij de kadernota opstelden, kwamen er nogal wat positieve geluiden: dit kabinet komt de komende begrotingsbehandeling wel goed door, het gaat financieel en economisch gezien nu wel wat minder voor de wind, maar als wij even de adem inhouden gaat het wel weer. Vervolgens werden wij nogal onplezierig verrast met de mededeling dat het er ook bij het rijk wat somberder uit zag en nu hoor ik de minister-president weer zeggen dat er geen bezuinigingen op de rijksbegroting behoeven plaats te vinden. Dus betekent dat vervolgens automatisch dat er ook geen korting meer op het gemeentefonds zal plaatsvinden. Het zal u duidelijk zijn dat er constant sprake is van een fluctuatie van enkele miljoenen. Het college moet daarbij dan constant afwegen op welk moment daarop al dan niet moet worden ingespeeld met maatregelen. Tot op de dag van vandaag heeft het college het nog niet noodzakelijk gevonden om de raad dergelijke maatregelen voor te leggen. Op zich kan het financiële huis van de gemeente Delft wel een regenbuitje hebben. Het wordt pas echt zaak om iets te doen als er echt heel zwaar weer wordt verwacht. Dan zullen wij zeker maatregelen moeten nemen om de tent ietwat te versterken. Dat sluiten wij voor de toekomst dus niet uit, maar met name de junicirculaire van dit jaar zal daar een buitengewone rol in spelen als het gaat om de Financiële-verhoudingswet, als het gaat om autonome rijksbezuinigingen, als het gaat om accrescompensaties en als het gaat om de uitkeringen uit het gemeentefonds voor bijvoorbeeld de sociale vernieuwing voor 1997 en volgende jaren. Ook daarover is tot op vandaag geen zekerheid te geven. Dat tekent het financiële beeld aanzienlijk. Wij hebben u nog geen maatregelen voorgesteld, omdat wij denken dat dit beeld nog wel eens kan veranderen.
Voor de grap heb ik met als blijkbaar de heer Grashoff nog eens de kadernota's van de afgelopen vijf jaar doorgenomen en heb toen gezien dat met name in die eerste jaren een financieel tekort niet ongebruikelijk was. Ik geef direct toe dat de f 3,2 mln. die er nu in staan wel wat aan de hoge kant zijn. Met name de tekorten bij de DMZ waarover wij verleden jaar uitvoerig hebben gesproken, zijn daar debet aan. In de richting van de heer Torenstra zeg ik dat wij die tekorten overigens standaard oplossen met een onttrekking uit de saldireserve. Kijk maar even naar de rekening 1995. Het was bekend dat op basis van raadsbesluiten dat jaar zou worden afgesloten met een tekort van ruim f 1,9 mln. Ik bagatelliseer het dus niet, maar vind wel dat een en ander in een juist kader moet worden geplaatst. Het college zal uiteraard de vinger aan de pols houden en zal zo snel mogelijk na de zomervakantie met eventuele voorstellen komen.
Het is aan de andere kant op zich wel plezierig dat de raad ook constateert dat met name in fondsen, reserves en voorzieningen nogal wat ruimte zit, vooral omdat bij een aantal investeringen, soms noodgedwongen, even pas op de plaats moet worden gemaakt. Ook dat geeft aan dat de gemeente op zich wel over een financieel buffertje beschikt.
Het blijft echter roeien met de riemen die wij hebben en wij moeten iedere keer opnieuw afwegingen maken, ook waar het gaat om de planning en de realisatie van investeringen. Net als zijn voorganger in de raad heeft de heer Van den Doel gezegd dat ook dit een soort verborgen reserve is, want elk jaar is er immers sprake van onderuitputting. Eigenlijk voor het eerst hebben wij in deze kadernota heel zorgvuldig naar de investeringen in de huidige planning gekeken en, voor zover dat mogelijk was, een vernieuwde fasering aangegeven. Ik geef de heer Grashoff overigens volstrekt gelijk als hij zegt dat het zeer moeilijk is om via deze kadernota een goed inzicht te krijgen in met name investeringsplanningen uit het verleden. Ik zeg dan ook toe dat de volgende kadernota op dat punt zeker een verbetering te zien zal geven. Met name als het gaat om investeringen die wij van het ene naar het andere jaar verplaatsen is tenminste weer een inhoudelijke toelichting gewenst, opdat wij niet gedwongen worden om voor dat inzicht de oude kadernota's erop na te slaan.
Enkelen uwer hebben ook gepleit voor meer inzicht in de fondsen en de reserves en voorzieningen, maar ook dus de planning en de realisatie van investeringen. Ik begrijp dat, ook gelet op de tijd van het jaar, maar toch wil ik ervoor pleiten om dat niet automatisch aan de kadernota te koppelen. In dit huis hebben wij vele malen met elkaar, met name op instigatie van de heer Torenstra, gesproken over versterking van de discussies in het kader van de kadernota. Ik denk dat de rekening straks een perfect inzicht biedt, in ieder geval zal moeten bieden, in de stand van zaken van fondsen, reserves en voorzieningen en hoe het staat met de realiseringen van de investeringen. Als bij de discussie over de rekening blijkt dat de raad iets anders wil dan in het verleden dan kunnen bij de daaropvolgende begrotingsbehandeling daartoe strekkende wijzigingen worden aangebracht. Gelet op het onderscheid tussen kadernota en rekening, zou het op korte termijn mijns inziens een meer theoretische discussie zijn, omdat als alles goed gaat de kadernota en de rekening ongeveer op hetzelfde moment in het jaar behandeld moeten worden.
Dan doet het er niet meer zoveel toe of iets nu in de rekening of in de kadernota staat; de informatie is op ongeveer hetzelfde moment in het jaar beschikbaar. Wel moeten wij scherp in het oog blijven houden dat de kadernota een overzicht geeft van financiële waterstanden, financiële mutaties en een investeringsplanning, maar degenen die hebben gezegd dat er zeker meer basisinformatie nodig is om als raad je controlerende functie te kunnen waarmaken, hebben eigenlijk gelijk. Op dat punt is enige inhoudelijke verbetering zeker gewenst.
Sommigen hebben gesproken over de f 3,1 mln. die uit de algemene reserve worden gelicht. Het college heeft zeker stil gestaan bij de vraag of een dergelijke omvangrijke investering wel uit het reguliere investeringsprogramma moet komen of beter via de saldi- of algemene reserve kan worden gedekt. Het investeringsprogramma dat in de kadernota is opgenomen borduurt voort op eerdere besluiten van deze raad. Minimaal de helft van de daar opgenomen investeringen is al aangekondigd of besloten door deze raad. Als daarbij worden opgeteld enkele niet te vermijden investeringen dan geeft dat wel aan dat het college op dat punt redelijk terughoudend te werk is gegaan.
Vervolgens werden wij nog wel op twee manieren geconfronteerd met vragen om automatiseringsverbeteringen. In de eerste plaats was dat vanuit de eigen organisatie, mede in relatie tot het cluster moderne organisatie en Delft Kennisstad, maar ook vanuit de raad in het kader van het raadsinformatiesysteem. Of dat structureel moet zijn, zal collega Van Leeuwen straks wel aangegeven.
Ten aanzien van de uitputting van de saldireserve hebben wij al in 1992 in een nota uitgesproken dat als de saldireserve boven een bepaald niveau zal komen net als bij het grondbedrijf tot een afroming zal worden overgegaan. Dat niveau (tussen de f 10 en 11 mln.) is nog niet bereikt, maar wij zitten er nu wel dicht bij. Mede gezien de te verwachten rekeningresultaten van 1995 denk ik dat het toch verstandig is om nog maar even niet aan die reserve te komen, want per slot van rekening moeten daarmee toch de rekeningfluctuaties worden opgevangen. Vandaar ons voorstel om die f 3 mln. uit de algemene reserve te halen. Wij denken dat dit kan, ook al omdat wij nog niet zo lang geleden een forse storting in die reserve hebben gekregen die vanuit een financiële optiek in feite niet noodzakelijk was, maar die voortvloeide uit verkoop van ons waterleidingbedrijf. Toch denk ik dat het goed is om over het omgaan met reserves weer de discussie met elkaar te openen. Ik dacht dat het college dat al eerder had toegezegd, maar ik herhaal het dan nog maar eens. Na de zomervakantie zal ik de commissie middelen een geactualiseerde versie van de nota reserves en voorzieningen aanbieden. Volgens de planning zal dat wel oktober worden, maar vang mij niet op een maandje.
Het is ook de intentie van het college om aan het eind van het jaar keurig netjes met een sluitende begroting te komen. Vervolgens voorspel ik u dat wij de discussie krijgen over de wijze waarop het college de begroting sluitend heeft gemaakt, maar dat zien wij dan wel weer.
De heer Borghols heeft nog iets gevraagd over het rekenkameronderzoek, waarover de laatste tijd nogal veel publiciteit is geweest. Op zich is Delft dus weer goed in de picture. Ik herinner de heer Borghols er wel aan dat er over dat onderzoek twee afspraken zijn gemaakt: in het licht van de bezuinigingen is er wat minder ruimte voor dergelijk onderzoek. Aanvankelijk was het elk jaar de bedoeling, nu kunnen wij er in de komende drie jaar nog twee doen. De tweede afspraak was dat een volgend onderzoek en keuze van onderwerp gekoppeld zou worden aan de evaluatie van de afgelopen twee onderzoeken. Daarvan hebben wij in de commissie middelen al afgesproken dat wij dat niet direct zouden doen na het tweede onderzoek, maar ermee zouden wachten totdat er iets gedaan zou kunnen zijn met de conclusies en aanbevelingen van de rekenkamer. Als eind van dit jaar de evaluatie zal plaatsvinden, kunnen wij ook met elkaar discussiëren over wat wanneer en hoe moet worden onderzocht.
De heer Borghols heeft ook nog wat gezegd over de inzet van de vrije reserve. Ik denk dat het daarbij van belang is om met name ten aanzien van de kabel met elkaar een goede discussie te voeren zoals het college zich die ook voorstelt. Aan de ene kant moet duidelijk worden aangegeven wat eventuele verkoop ons kan opleveren, zonder al te veel te letten op inhoudelijke aspecten, behalve dan als het gaat om tarieven en zenderpakket. Aan de andere kant zal er een goede inhoudelijke discussie moeten worden gevoerd op basis van goede adviezen. Daarin moet duidelijk worden wat wij exact willen met de kabel, wat ons dat zal gaan kosten en hoe de kosten zich verhouden tot die eventuele opbrengst. Persoonlijk vind ik dat wij niet zo erg bevreesd moeten zijn als het gaat om de concurrentie binnen het kabelnet. Ik heb begrepen dat er op dit moment al zo'n 70 tot 80 machtigingshouders en eigenaren zijn en dat dat aantal naar verwachting uiteindelijk zal dalen tot 5 of 6, maar dat er zeker sprake van concurrentie zal blijven. Deze discussie krijgen wij in ieder geval nog.
Wat betreft het fonds sociale vernieuwing vroeg de heer Torenstra naar de zgn. kruisjeslijst waarop stond aangegeven welke onderwerpen een structureel karakter hadden en welke onderwerpen niet. Ik kondig u aan dat u voor de zomervakantie nog een evaluatie over 1995 zal bereiken en dat wij bij de begroting, afhankelijk van wat er in de junicirculaire staat over de omvang van de storting in het gemeentefonds voor Delft vanaf 1997, voorstellen zullen voorleggen om bepaalde onderdelen waarvan wij het idee hebben dat die ook naar de mening van de raad structureel zouden moeten zijn daadwerkelijk in de begroting structureel te verwerken bij de desbetreffende posten op de algemene dienst. Het feit dat het fonds de afgelopen jaren ook een soort overloop heeft gekend, betekent dat wij ook nog met elkaar zullen moeten praten over het moment waarop wij dat fonds ook echt kunnen opheffen, maar daarover zeg ik u in het najaar nog een discussie toe.
Tot mevrouw Boers merk ik op dat ik zeer verheugd was over de advertentie in NRC. Het was namelijk een initiatief van NRC zelf. Men vroeg ons of wij op die pagina met een berichtje wilden verschijnen. Ik vind het aardig dat NRC en de bedrijven die ruimte op de pagina hadden gekocht Delft wilden feliciteren.
Het acquisitiebeleid van Delft Kennisstad moet nog vorm krijgen. Ik ga daar nu niet uitgebreid op in. Ik koppel dit aan een discussie die ik nog voer met het college en de raad het komende jaar. Het gaat hierbij vooral om de positionering van de afdeling economische zaken in het licht van Delft Kennisstad. Ik kom hiermee tegemoet aan een suggestie van mevrouw Boers. De inzet van acquisiteurs op lokaal en regionaal niveau moet tegen elkaar worden afgewogen. Ik ben het met haar eens dat in dit geval nog een weg te gaan is.
De heer Van den Doel vroeg om een risicoparagraaf bij de Kadernota. Ik verwijs naar de rekening die wat mij betreft tegelijkertijd in discussie met de raad moet komen. Als we bij de behandeling van de rekening al terugkomen op de begrotings-risicoanalyse, dan vind ik het te veel dat dit ook nog eens een keer bij de Kadernota moet gebeuren, vooral als deze termijnen zo dicht op elkaar zitten. Ik ben het eens met zijn opmerking dat we ook halverwege het jaar naar de risico's moeten kijken. Desnoods gebeurt dit bij de behandeling van de rekening.
Voor het werkgelegenheidsbeleid is er in de raad een breed draagvlak. Ik hoop dat we spoedig meetbare resultaten kunnen halen. Uiteindelijk is het doel om zoveel mogelijk mensen aan het werk te helpen, het liefst via één loket. Als het werkelijk moet, kan extern een opdracht worden gegeven voor een bepaald aantal bemiddelingen tegen een bepaald bedrag. Het is mij om het even of dit geschiedt via intensivering binnen de dienst. Als er maar zoveel mogelijk mensen weer aan het werk komen. Kosten en baten dienen voortdurend tegen elkaar te worden afgewogen. Je moet daar niet kinderachtig in zijn. De gemeentelijke besparing die optreedt als iemand weer aan het werk gaat, moet ook in de financiële afweging worden meegenomen.
De heer Grashoff introduceerde een nieuwe term. Hij sprak over "capabiliteit". Ik weet nu waar het vandaan komt. Op zich spreekt mij dit aan. Ik meen dat dit op dit college slaat. Een aantal opmerkingen van hem komt in de kwaliteit van onze stukken terug. Het is echter een afweging van prioriteiten. Als wethouder EZ doet het mij deugd dat hij ervoor pleit om extra geld ter beschikking te stellen voor de detailhandel, maar we moeten reëel blijven. Bepaalde investeringen moeten goed onderbouwd en besproken zijn. De kans is dat groot dat planning en realisatie op elkaar aansluiten. In de Kadernota doen wij geen afbreuk aan dit principe. Ik heb aangegeven dat het merendeel van de voorgelegde investeringen een logisch gevolg van eerdere discussies zijn.
Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Ik dank de heer Torenstra voor zijn opmerking dat ik snel leer. Als hij dit koppelt aan het gegeven dat ik het veld en de politiek vraag wat men van een welzijnsvisie vindt, heb ik daar totaal geen moeite mee. Ik noem dat interactief bezig zijn. Dit is niet het van bovenaf opleggen van een beleid en dat moet de heer Torenstra toch aanspreken. Hij vroeg: hoe ontwikkelt zich het buurtwerk? Ik antwoord hem daarop: goed. Ik vind het begin van zijn betoog hoopvol voor de toekomst. Hij liet mij weten dat er een hoop vuurwerk aanwezig is. Een interruptie van zijn kant bracht het echter niet verder dan een gillende keukenmeid die net een rotje had afgestoken.
Ik kom bij het Filmhuis, een probleem. Met de heer De Boer ben ik het eens dat we ervoor moeten waken dat een aantal organisaties in de stad te gemakkelijk een financieel nadeel bij de gemeente neerlegt. Wij moeten geen probleemeigenaar worden, we moeten duidelijk aangeven waar de probleemeigenaar zich bevindt. In de commissie welzijn van 11 april zei ik al dat dit probleem ook bij het Filmhuis optreedt. De heer Torenstra vroeg of ik de raad nog meer informatie kan verstrekken dan ik op 11 april deed. Ik moet daarop antwoorden: neen. De heer Grashoff vroeg om enig begrip. Er is inderdaad begrip voor dit probleem. Wanneer je een gele kaart uitdeelt, mag je nog altijd blijven meespelen. Ik deel de raad mee dat wij meedoen aan de gesprekken over de vraag hoe de problemen van het Filmhuis kunnen worden opgelost.
De heren Oosten en Smithuis wezen op de problemen met de sporthal in Kerkpolder. De heer Smithuis vroeg of we de claim voor een bijdrage in overweging willen nemen. De heer Oosten wees het college erop dat sporthallen exploitabel moeten zijn. Het moet mogelijk zijn dat een geactualiseerde nota over sporthallen verschijnt waarin cijfers over de exploitatie staan opgenomen. Dan moeten we bekijken of we de claim voor Kerkpolder in overweging moeten nemen. Stadsbelangen heeft sinds de begrotingsbehandeling er een nieuw zorgenkind bij. Eerst was het de hondenpoep en nu is het de kwaliteit van de waterspeeltuin. Die kwaliteit baart ons ook zorgen en daarom hebben wij regelmatig voorstellen gedaan om de waterkwaliteit beheersbaar te houden. De heer Smithuis wijst op een rapport dat uitgevoerd had moeten worden. Ik ken dit rapport niet, maar een aantal delen van dit rapport, dat inmiddels is uitgevoerd, komt aan zijn wensen tegemoet. De som der delen zal ongeveer gelijk zijn aan het totaal van het rapport. Wel heb ik begrepen dat de som der delen nog niet voldoet aan het bedrag dat beschikbaar was gesteld voor de uitvoering van het gehele rapport.
De raad gaf mij vanavond weinig aanleiding om opmerkingen te maken. Ik kan dus eindigen met de woorden dat ik ook snel geleerd heb om spaarzaam om te springen met spreektijden bij de behandeling van de begrotingen en de Kadernota's. Deze korte reactie doet mij goed want het betekent dat de raad weinig kritiek heeft op mijn portefeuille. Mevrouw Boers stelde erg gemakkelijk dat de horecanota een struikelblok bij de Eland vormde. Ik daag haar uit om mij in tweede instantie duidelijk te maken waarom dit een struikelblok was.
Wethouder VAN LEEUWEN: Voorzitter. Een aantal sprekers vroeg of discussies over de organisatie van de gemeente Delft worden overgedaan. Dat is niet het geval. In het begin van de tachtiger jaren is een discussie gevoerd over de gemeentelijke organisatie. Die leidde ertoe dat in 1986 het huidige concernmodel is ingevoerd. Na tien jaar maatschappelijke en organisatorische veranderingen -- in het gehele land -- is het een goed moment om naar deze organisatievorm te kijken. De heer Van den Doel vroeg of nu het gehele fundament veranderd wordt. De heer De Boer merkte op dat het concernmodel gehandhaafd dient te worden. Veranderingen daarin dienen bespreekbaar te zijn. In deze context moet de discussie over de verandering van het fundament worden gezien. In de strategienota staat dat een bedrag van 18 mln. bezuinigd moet worden.
Je bent het dan verplicht aan de inwoners van Delft om naar je eigen organisatie te kijken. Bij de strategienota spraken we over trends in het kader van de keuze die we moesten maken in verband met Duurzaam Delft, Delft Kennisstad, vitale stad. Bij de discussie over de organisatie moet naar efficiency binnen de huidige werkwijze van het apparaat worden gekeken. Kunnen we de samenwerking tussen diensten optimaliseren? Moeten we al of niet naar facilitaire afdelingen of diensten? Vanwege bepaalde ontwikkelingen zijn afdelingen of diensten verkleind, waardoor de kwetsbaarheid vergroot wordt. Moeten deze afdelingen dan worden samengevoegd? Hoe staat het met de rol van de bestuursdienst? Het loket 2000 staat ter discussie. Hoe etaleer je je als gemeente? Hoe komen de publieksfuncties eruit te zien? Ik zou het betreuren als partijen niet aan deze discussie willen meedoen. Het wordt een a-politieke discussie. Het gaat om de gemeentelijke organisatie waar de raad verantwoordelijk voor is. Natuurlijk, mijnheer Torenstra, zijn de bezuinigingen een zwaar element in de discussie over de organisatie. Maar het mag geen alles bepalend item zijn. We moeten naar weeffouten kijken. Wat functioneert er niet en wat is er veranderd? In de Kadernota staan voorbeelden over DMZ, de Brandweer, Woonruimtezaken, enz. Het is de vraag of je hier 4 mln. aan bezuinigingen uithaalt. Wij moeten de verplichting aangaan om de organisatie kritisch onder de loep te nemen. Moet het aantal diensten verminderd worden?
De heer Van der Hout zei al dat wij vanmorgen een gesprek met Zoetermeer hebben gehad over de manier waarop daar wordt gekomen tot minder diensten. Daarvan kunnen en moeten wij ook leren. Met elkaar moeten wij de discussie voeren. Het is wat te snel door de bocht als gezegd wordt dat het college maar wat doet en dat de raad maar moet volgen. Neen, wij vinden dat enkele oriënterende gesprekken met de raad als voorbereiding essentieel zijn en vervolgens kunnen wij in juni met elkaar praten over de manco's die wij zien in het gemeentelijke apparaat. De VVD-fractie heeft daarvoor al enkele piketpaaltjes geslagen. Die zullen zeker worden meegenomen in de discussie over de toekomstige vormgeving van de gemeentelijke organisatie. Als de heer Grashoff vraagt of wij daarover nu wel zo'n half jaar moeten discussiëren, dan zeg ik hem dat het mij de moeite waard lijkt, met name voor het personeel, om die discussie heel zorgvuldig te voeren, daarbij het personeel uiteraard heel nauw betrekkend. Een draagvlak is essentieel en dat kun je nu eenmaal niet in een maand of in enkele maanden realiseren. Wat er in het ambtelijke apparaat leeft, zal ook heel duidelijk op tafel moeten komen, omdat ook de medewerkers zelf natuurlijk het beste weeffouten of mankementen kunnen aangeven. Daarna kunnen wij niet alleen met leidinggevenden, maar ook met de recent van start gegane ondernemingsraden de discussie over de nieuwe organisatie aangaan.
Mevrouw Boers vroeg of die moderne organisatie los staat van die f 4 mln. Neen, die staat er niet los van, maar het zal duidelijk zijn dat die f 4 mln. wel mede bepalend zijn voor het antwoord op de vraag waar wij naar toe willen. Als er geen discussie over die f 4 mln. zou zijn, zouden wij het wellicht minder gedegen, niet of anders hebben gedaan. In ieder geval zullen organisatieveranderingen ook moeten worden bezien op hun financiële voordelen.
Nota's over werken voor derden uit 1993 of de nota uit april 1995 over zelf doen of laten doen zullen wederom bekeken moeten worden; moeten wij al of niet privatiseren, iets wel of niet op afstand zetten? Wij moeten een heel brede discussie voeren om in ieder geval niet sec naar het aantal erbij betrokken personeelsleden te kijken, want zo doen wij de ambtelijke organisatie in ieder geval tekort.
Bij de discussie over de organisatieverandering zal ook moeten worden betrokken de 36-urige werkweek die per 1 januari 1997 een feit zal moeten zijn. In onze discussies met andere gemeenten over de vraag hoe zij daarmee omgaan, heb ik geconstateerd dat er min of meer gelijk wordt opgetrokken bij het zoeken naar de invulling ervan. Op dit moment wordt binnen de diensten en met de ondernemingsraden over die 36-urige werkweek de nodige discussies gevoerd. In enkele gemeenten waarmee wij contact hebben gehad is er al een voorlopige politieke discussie over gevoerd en ik heb begrepen dat dit meer filosofische discussies waren, want er lag geen onderlegger die aangaf hoe diensten daarmee om zouden willen of moeten gaan. Ik denk dat het goed is om eerst vanuit het ambtelijke apparaat de mogelijkheden en wenselijkheden zichtbaar te krijgen en om vervolgens daarna de discussie aan te gaan over de vraag hoe dat kan worden ingevuld.
De heer Oosten is duidelijk voorstander van flexibeler werken. Dat zit deels al in de landelijke afspraken. Nu is er zowel heel vroeg in de ochtend of op de avond sprake van overwerk. Dat wordt veel flexibeler. Hij zal door die landelijke afspraken in ieder geval ten dele op zijn wenken worden bediend. Openstelling op zaterdag zal moeten worden afgewogen tegen de kosten ervan. Bovendien moet worden bezien of er wel vraag is naar bepaalde produkten op die momenten. Wij moeten niet alleen maar langer open zijn omdat dat zo leuk is of omdat wij klantvriendelijk willen lijken. Wij moeten bezien op welke momenten klanten welke produkten willen. De discussie daarover komt ongetwijfeld.
Er bestaan gemengde gevoelens over de gevolgen van de 36-urige werkweek; heeft die nu wel of niet grote effecten op de kosten? Dat is nog niet goed zichtbaar en het antwoord daarop zal mede van invloed zijn op het percentage herbezetting. Het moge duidelijk zijn dat wanneer bij bijvoorbeeld de reinigingsdienst het aantal uren terug moet, die teruggang herbezet zal moeten worden, want het vuil moet toch worden opgehaald. Als je van 5 directeuren enkele uren per week afhaalt, komt er niet direct een stukje directeur bij. De discussie over de herbezetting -ik herhaal het- komt in ieder geval nog en lijkt mij ook een zeer wezenlijke.
Kijkend naar de organisatieverandering -ik haak dan even in op de opmerkingen van de heer Oosten over het mobiliteitsbureau- denk ik dat wij al een aantal voorwaarden hebben gecreëerd om straks met die veranderingen om te gaan. Op dit moment kent onze gemeente een mutatiegraad van ca. 10%, intern en extern. De heer Oosten zei al dat er zo ongeveer 70 interne kandidaten waren verplaatst. Van die 10% is 5,4% intern verplaatst en dus ook gemuteerd. Dat geeft al aan dat er binnen het ambtelijke apparaat sprake is van een redelijke mobiliteit. Wij zullen moeten proberen dat zo te houden, opdat er een flexibel apparaat blijft en mensen of zelfs diensten niet heel lang stil zitten.
Overigens zal een apparaat regelmatig moeten blijven veranderen om goed te kunnen blijven werken.
In de strategienota heeft het college al heel concreet aangegeven welk tijdpad wij aan het traject willen geven. De heer De Boer gaf aan al graag in 1996 de discussie af te ronden. Dat is ook ons streven om daarna, begin 1997, besluitvorming te kunnen laten plaatsvinden. Daarna zal een en ander verder moeten worden uitgewerkt en ingevuld. Als ik terug kijk naar 1986 dan constateer ik dat toen ongeveer dezelfde werkwijze is gevolgd. Toen heeft die geleid tot een goede organisatie en ik vertrouw erop dat wij met steun van de raad deze organisatieverandering op dezelfde manier vorm kunnen geven.
Voorzitter. Ik kom bij de automatisering c.q. informatisering en de f 3,1 mln. die het college voorstelt in het fonds automatisering te stoppen. Het moge duidelijk zijn dat er niet zomaar projecten worden opgepakt die alleen maar leuk lijken. Wij verwachten de raad in juni een notitie te kunnen voorleggen waarin enkele automatiseringszaken worden toegelicht en enkele voorstellen zullen zijn opgenomen voor bepaalde projecten. Deels zijn dat projecten die ons in feite op basis van wetgeving worden opgelegd en deels projecten die echt noodzakelijk c.q. zeer wenselijk zijn. Deze discussie zullen wij moeten afwachten, maar bijvoorbeeld lettend op de wet onroerend-zaakbelasting, op enkele belastingzaken, op enkele zaken die bij DMZ moeten worden geautomatiseerd, op de gemeentelijke basisadministratie, waar het niet gaat om vastgoed, maar om mensen, op het RIS, zal het duidelijk zijn dat er wel het een en ander zal moeten gebeuren. In de nota die u zult krijgen, zal een en ander zichtbaar moeten worden gemaakt. De heer Borghols zei nog dat er geen geld mag worden uitgegeven voordat de raad er enig zicht in heeft en enige samenhang heeft ontdekt. Welnu, ook dat zal in die notitie moeten worden geboden.
Gevraagd is of het geld gegarandeerd zal worden uitgegeven. Als er plannen zijn, zullen wij een externe deskundige ernaar laten kijken. Dan zal duidelijk worden of datgene wat het ambtelijke apparaat heeft opgewerkt ook echt voldoet aan de wensen of dat het enigszins overdreven en/of veel te duur is. Wij realiseren ons heel goed dat elke gulden maar één keer kan worden uitgegeven. Daarom willen wij de automatiseringsprojecten heel kritisch laten bezien. Als het om zoveel miljoenen gaat, lijkt het mij ook zinvol om een externe deskundige erbij te betrekken maar zeker niet om het gehele automatiseringstraject te begeleiden.
Ik kom op de inkoop, waarover de heer Borghols sprak. Hij vond het gestelde daarover in de kadernota nogal mager. In de strategienota hebben wij al afgesproken dat er dit jaar f 250.000,-- zou worden bezuinigd. Op dit moment zijn al enkele gemeentebrede contracten door de interimmanager bij inkoop afgesloten die een bezuiniging van ca. 3 ton te zien geven. De exacte verdeling over de diensten komt er nog aan. In ieder geval kunnen wij constateren dat de bezuiniging 1996 hiermee kan worden ingevuld. Er wordt verder gegaan om de f 500.000,-- die in de strategienota voor 1997 is opgenomen in te vullen.
De heer Smithuis had nog steeds grote zorgen over de structurele overschrijding van personeelsbudgetten, met name bij de DMZ, en hij vroeg hoe het nu zit met de rapportages. De afgelopen week hebben raadsleden kennis kunnen maken met het nieuwe managementteam van de DMZ. Dat heeft uitgelegd hoe het aan de slag gaat om via rapportages de budgetten te bewaken. Ik dacht dat het toen helder is overgekomen. Wij moeten constateren dat men intern met de eerste kwartaalrapportages is begonnen om niet alleen personeels- maar ook andere budgetten te bewaken. De stap naar maandelijkse interne rapportages wordt binnenkort gezet. Ik denk dat op die manier bij de DMZ sprake zal zijn van een zeer strakke begeleiding.
De heer De Boer stelde dat de cijfers nog steeds niet betrouwbaar zijn, zij het dat zij toevallig nu wel positief zijn. Dat is juist. Als de slag van kwartaal- naar maandrapportages wordt gemaakt, als nu wordt gewerkt aan het opzetten van een verplichtingenadministratie- en als er een aansluiting komt tussen de uitkeringsadministratie en de overige financiële administratie van de dienst, dan lijkt mij dat de betrouwbaarheid van cijfers duidelijk te verhogen. Er wordt op dit moment hard aan gewerkt en ik denk dat wij daarover in de loop van dit jaar nog wel nader over te horen zullen krijgen.
De heer Torenstra zei dat de zorgen over de DMZ er in deze kadernota toch wat bekaaid afkomen. In deze nota gaat het om f 1,6 mln. om een en ander op een rij te zetten. Het lijkt mij essentieel om nu een vaarwater te bereiken waarin de dienst goed kan functioneren, de zaken goed in de hand kan houden en uiteindelijk de klanten tijdig en goed kan bedienen, want dat is toch ook het uiteindelijke doel van de dienst.
Er zijn verschillende vragen gesteld over de zgn. koudetoeslag. Gaandeweg kreeg ik deze avond het gevoel alsof wij al een koudetoeslag hebben ingesteld. De heer Van den Doel vroeg of ook mensen met alleen een AOW zich mogen aanmelden. Wij hebben een dergelijke koudetoeslagregeling nog niet. In de commissie heb ik al gezegd dat wij op basis van afrekeningen van het energiebedrijf zullen analyseren wat de meerkosten van deze winter zijn geweest. Die cijfers verwacht ik binnenkort en het lijkt mij op dit moment nog wat prematuur om nu al te zeggen dat er iets moet worden gedaan en dat er een bepaald bedrag beschikbaar moet worden gesteld. Ik zou bijvoorbeeld ook niet weten om hoeveel mensen het gaat.
De heer BOT (GroenLinks): Denkt u echt dat mensen in Delft minder kosten hebben gemaakt terwijl het voor het hele land duidelijk is dat er extra kosten gemaakt zijn? Moet het nu maanden duren voordat hier wat zicht op komt?
Wethouder VAN LEEUWEN: Ik heb in de commissie toegezegd dat ik de afrekeningen van het energiebedrijf zal afwachten. Daarna worden deze geanalyseerd. Er zijn afspraken over dat traject gemaakt. Het is nu te vroeg om uitspraken over een koudetoeslag te doen. De heer Oosten vroeg of het mogelijk is dat kwijtscheldingskosten binnen het huidige tarief vallen. Wij streven hier naar. De kwijtschelding van de reinigingskosten gaf een bepaalde verhoging, maar wij doen ons best om verhoging van de tarieven te voorkomen.
Ik kom bij het milieutechnologiefonds. In bijlage I onder post 13 nutswinsten staat tot en met 1997 een storting van 1,5 mln. in het milieutechnologiefonds. Vanaf 1998 is er een storting van f 350.000. We zijn begonnen met dit milieutechnologiefonds. Binnenkort komt er een afrekening van het milieufonds en dan zal er ook nog geld naar het milieutechnologiefonds gaan. Het is te snel om nu alvast 5 ton te voteren om het milieutechnologiefonds body te geven. Dat fonds moet zich eerst ontwikkelen.
De heer Van den Doel sprak over subsidies voor aanpassing van woningen voor ouderen. Er zijn gesprekken gaande met de corporaties over projecten. Ook zijn er gesprekken met stichtingen van bejaardenoorden waarvan de woningen enigszins verouderd zijn. Bekeken wordt in hoeverre aanpassingen mogelijk zijn, zodat ze aan ouderen verhuurd kunnen worden.
De heer Smithuis stelde nog een vraag over de meevaller van DMZ. Deze wordt zichtbaar bij de rekening over 1995.
De vergadering wordt om 23.40 uur geschorst tot donderdag 25 april 1996 te 20.00 uur.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 1996.
,voorzitter.
,secretaris.
V O O R T G E Z E T T E V E R G A D E R I N G
op donderdag 25 april 1996 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht van de verhandelde punten.
75. Voorstel tot vaststelling Kadernota 1997-2000 (Stuk 60).
76. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 400.000,-- ten behoeve van de voortgang van de kwaliteitsverbetering binnenstad-2 (Stuk 49).
77. Voorstel inzake uitbreiding competentie kamer IV / 4e wijziging van de Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (Stuk 56).
78. Sluiting.
Voortgezette vergadering op donderdag 25 april 1996 om 20.00 uur in het stadhuis.
Hedenavond afwezig: mevrouw Steffen.
Hedenavond ook aanwezig: mevrouw Boogaard en mevrouw Lourens.
75. De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. Ik wil nu aansluiten op de laatste woorden in eerste termijn van wethouder Van Leeuwen namens het college: ik denk dat ik alle vragen beantwoord heb. Dat zal hij ook wel in alle oprechtheid en naar vermogen geprobeerd hebben. Daar twijfel ik absoluut niet aan. Maar ik vraag mij toch van lieverlede af of dat de kern is van politiek bedrijven. Ik heb namelijk vaker geroepen dat politici niet zoveel moeten vragen; zij moeten vooral veel vinden. Dat is dus meer de kern van de politiek.
Naar mijn mening maakt ook wethouder Bonthuis een beetje die fout. Zo zegt hij: er zijn mij weinig vragen gesteld; ik ben snel klaar; ik heb het record, dus het is wel goed. Als het zo simpel was!
Ik beoordeel hier niet of de vragen van iemand wel beantwoord worden. Evenmin is de beoordeling van de persoon aan de orde. Ik heb voor allen respect. Dat is het punt dus niet. Maar wij hebben wel een oordeel over het beleid van het college. De wethouders worden ook beoordeeld als functionaris. Wat dat betreft, hebben wij afgelopen dinsdagavond ook niet mis te verstane kritiek gegeven. Dat was niet alleen de PvdA-fractie.
Ik kan wethouder Boelens echter niet ontzeggen dat hij een mening heeft. Daarmee kan je het al dan niet eens zijn. Op zich houd ik er wel van dat hij voor zijn politieke mening staat. Daarover kan je dan met hem discussiëren. Zo heeft hij gezegd dat hij het vasthouden aan het uitgestippelde beleid ziet als een kritische succesfactor. Ik vind dat evenwel een star uitgangspunt. Wij zullen het ook niet snel eens worden over het kwaliteitsbeleid voor de binnenstad: hij vindt dat hij veel doet en wij vinden dat mager. Er wordt te veel op de binnenstad ingezet en te weinig op de buitenstad.
Tegen deze achtergrond concludeert hij: de PvdA kan er niet zo goed tegen dat er nog wat geld op de bank staat voor uitvoering van toekomstig beleid. Dat is niet ons bezwaar, maar wel dat er in Delft twee banken zijn: de bank van Boelens en de bank van de rest. In de bank van Boelens zit geld en daar komt wat bij. De bank van de rest is al leeg, maar men gaat daar door met schrapen.
Macht en invloed van de een staan altijd in relatie tot de zwakte of de ruimte die anderen hem laten. Dat heeft in de politiek niet altijd alles met zetels te maken. Als men wat wil, moet men natuurlijk aankloppen bij degene die er de meeste invloed op heeft. Ik maak nu na twee jaar een soort positie-analyse van de hiërarchie. Dan zie ik dat wethouder Van Leeuwen de pechportefeuille heeft. Hij moet 10 mln. bezuinigen op personeel en organisatie; verder niets. Wethouder Bonthuis wordt uitgekleed.
Wethouder Van der Hout heeft Delft Kennisstad en is leuk bezig met zijn werkgelegenheidsbeleid. Wethouder Boelens had de dikste portefeuille en heeft het meeste geld in huis. Daarbij komt dat hij beleidsmatig en politiek sterk is.
Toch vertoont het college een ontwijkend gedrag. Het gaat niet echt een confrontatie aan op een aantal uitspraken. Het volgende is vreemd. Als de oppositie zegt dat het college op de pof koopt en de rekening doorschuift tot achter de horizon van deze collegeperiode, verwacht je dat het college daarop ingaat. Het is echter gebleven bij het beantwoorden van vragen.
Ook de coalitie liet, weliswaar in andere termen en andere woorden, zorgelijke geluiden horen over de financiën. Men richtte zich meer op de boze buitenwereld. Het Rijk fungeert min of meer als de gezamenlijke vijand. Maar toch! Het CDA had het over de benarde financiële situatie. D66 sprak over een zorgelijk perspectief; alles was negatief. De VVD verlangde desnoods maatregelen voor een sluitende begroting voor 1997. Voor Stadsbelangen vormden de geringe marges van de meerjarenbegroting toch een zorg.
Wethouder Van der Hout was het mijns inziens redelijk eens met de analyse van de PvdA.Hij trekt alleen andere conclusies. De wethouder zegt dat het beeld somber en onzeker is. Oké. Voorts heeft hij niet ontkend dat de begroting zorgelijk is. Daarop merkt hij op dat er nog potjes zijn, dus dat het nog net kan. Tot slot zegt hij: wij wachten nog even af, in ieder geval tot de juni-circulaire.
Ik verneem graag de mening van het college over de volgende punten. De wethouder van financiën heeft gezegd dat hij bij het bekijken van de kadernota's van de afgelopen jaren heeft geconstateerd dat de meerjarenschijven vaak negatief zijn. Dat klopt. Dat is ook altijd zo geweest. Maar voor een realistische vergelijking moeten over dezelfde jaren de rekeningen erbij gepakt worden. Die hadden in het verleden een groot voordelig resultaat. Dat droogt echter van lieverlede op. Verleden jaar was het ongeveer 1% van de begroting. Dit jaar is het volgens mij zelfs negatief. Dus een vergelijking maken is prima, maar dan moeten wel beide zaken vergeleken worden.
Ik heb geen tegenwerping gekregen van het college op de door mij gesignaleerde redeneerfout. Ik heb gezegd dat het eventueel grote nadeel dat wordt opgelopen ingevolge de Financiële verhoudingswet niet gecompenseerd kan worden met de eventueel meevallende rijkskorting op het Gemeentefonds. Het een is namelijk gebaseerd op maatstaven en het ander is conjunctuurgevoelig. Doe je dat wel, dan loop je klem. Graag verneem ik hierover dus de mening van het college.
Het volgende gaat over de afroming of de stand dan wel het gebruik van de saldireserve. Hoewel het een beetje ingewikkeld is, komen wij er vast wel uit. Volgens mij zit er nu ongeveer 10 mln. in. De wethouder zegt dat deze hoge stand mede komt door 3 mln. van het water. Oké. Volgens mij is de stand mede zo hoog, omdat een paar jaar terug het rekeningresultaat vrij groot was. Dit is ook van invloed.
Ik ben het er overigens mee eens dat er nu niet moet worden overgegaan tot afroming van de saldireserve. Is het college het dan niet met mij eens dat de 10 mln. van de saldireserve incidenteel gebruikt kan worden, als het een keer eruit loopt? Men is het toch ook met mij eens dat, als het vijf jaar in de min loopt, men niet met die 10 mln. kan volstaan? Men moet dan toch ook wat anders doen?
Nog iets over de eventuele meevallers en de buffers. Ik heb in eerste termijn gezegd dat er wat van de afroming van het Grondbedrijf aangewend had kunnen worden voor de sectoren welzijn en zorg, alsook eventueel voor het (milieu)technologiefonds.
De vraag is dan: als het benutten van de meevallers misschien meevalt, waar stroomt het geld bij de juni-circulaire direct naartoe? Gaat het naar de organisatie of gaan wij er wat anders mee doen? Gaan wij daarmee knelpunten opheffen? Wordt daarover gediscussieerd? Deze vraag geldt ook voor de benutting van de diverse bestaande potten.
Het college heeft allerminst bereikt dat de fractie van de PvdA haar reserves laat vallen om mee te doen aan de discussie over de organisatievernieuwing II. Ik was erg benieuwd naar de reactie van het college op de voorwaarden die de fractie van GroenLinks gesteldheeft. Daar heb ik echter niets over gehoord. Ik heb opgeschreven: zie antwoord STIP. Ik ben vergeten wat ik daarmee bedoeld heb. Het betekent volgens mij dat het college heeft aangegeven dat de 4 mln. een soort randvoorwaarde is en dat het daarom gaat. Wij hebben al eerder aangegeven dat er natuurlijk wel wat is veranderd in de afgelopen tien jaar. Het kan dus best nuttig zijn, maar het is naar onze mening wat te veel halen en brengen. Wij hebben daar dus onze twijfels bij.
De wethouder zegt dat er zicht is op een gelijktijdige behandeling van de kadernota en de rekening. Dat is prima. Misschien moeten wij dan toch eens van gedachten wisselen over de invloed hiervan op de begrotingsbehandeling, en misschien los daarvan ook wel.
Wij hebben wel eens om een nadere taakstelling, vooral voor de hardere sectoren, gevraagd. Het college is nu wel wat van plan, maar wij vragen het om het op die sectoren toe te spitsen. Wij hebben nu een taakanalyse van een duizend kantjes gehad. Misschien is dat ook de snelste en effectiefste manier om het aanpakken.
Het gaat niet alleen om het geld, maar ook om de kwaliteit van de organisatie. Het gaat om de verhouding tussen en het nut van de externe en de interne adviesfuncties. Het college schrijft in de kadernota dat het in huis gebeurt als dit kan. Hiermee ben ik het eens, want het heeft voordelen om het in huis te doen. Het is voor de organisatie niet leuk om alleen de rotklussen te mogen doen; je wilt ook wel eens wat nieuwe en uitdagende dingen aanpakken. Dit heeft te maken met het hoofdstukje De lerende organisatie. Zo leid je ook talent op, dat je weer kunt gebruiken. Dit talent zit dan ook in een omgeving waar het bekend is. Dat geeft een flinke meerwaarde.
Bij de ontwikkeling van de vier visies die in de kadernota genoemd worden, haalt het college vier externen. Het zou bij dit soort dingen toch eens moeten letten op de verhouding tussen kosten en opbrengsten, in ogenschouw nemend wat ik net gezegd heb. De mensen komen langs en doen op zich wel nuttig werk, maar nadat zij betaald zijn, zijn zij weer weg.
Mijn opmerking in eerste termijn over de politieke adviseurs heb ik een beetje als een grap gebracht, in de verwachting dat ik er wel een reactie op zou krijgen, maar dit gebeurde niet. Wat zijn die politieke adviseurs anders dan de bestuursassistenten die de wethouders nu hebben? De wethouders zijn in de eerste plaats bestuurders en de fracties zijn in de eerste plaats politiek bezig. Je kunt dit niet helemaal scheiden, maar zo is het wel een beetje. Of is het bij dit college duidelijk anders?
De heer BORGHOLS (CDA): Voorzitter. Ik dank het college voor de antwoorden in eerste termijn. Het is toch lastig om direct te antwoorden nadat de fracties gesproken hebben. Hierdoor zijn er dan ook links en rechts wat vragen onbeantwoord gebleven en opmerkingen wat krap beantwoord. In tweede termijn zal ik daarom enkele zaken herhalen, te beginnen bij het financiële beeld.
De Partij van de Arbeid zegt dat wij de rijksoverheid als grote zondebok zien, maar ik denk dat dit niet zo is. Ik herhaal mijn opmerking over de prioriteitsstelling voor activiteiten. Mochten door welke oorzaak dan ook de financiën een te somber beeld geven, dan moeten wij in de loop van het jaar weten waar wij kunnen ingrijpen. Dit kan wanneer de activiteiten een gradatie krijgen van "per se noodzakelijk", "niet onontkoombaar", tot "gewenst" of "leuk om te hebben". Op grond van zo'n prioriteitsstelling kunnen wij in de loop van het jaar gemakkelijker bepalen waar wij moeten snijden als het nodig is.
Naar ons gevoelen krijgen kleinere gemeenten te veel kortingen ineens opgelegd. Wij denken dat de VNG wat te weinig oog hiervoor heeft en het lijkt ons daarom goed dat het college nog eens in contact met de VNG treedt om duidelijk te maken wat zij ons en vooral onze bevolking aandoet. De enige mogelijkheid die wij nog hebben om te doen wat wij moeten doen, is verhoging van de tarieven, in het bijzonder van de OZB. Wij hebben in het begin van deze periode juist afgesproken om dit niet te doen, om in de pas te blijven met andere gemeenten. Wij staan nu op de zestiende plaats en willen daar ongeveer blijven. Wanneer de rijksoverheid met het huidige beleid doorgaat, is het niet onmogelijk dat wij een dure gemeente worden.
Ik heb het sluitend zijn van de begroting benadrukt en in eerste termijn heeft het college positief hierop gereageerd. Dit moeten wij ook boven tafel houden: het college van een gemeente zoals Delft dient een sluitende begroting aan de raad te kunnen aanbieden.
Ik heb in eerste termijn voldoende over de budgetfinanciering gezegd, maar kom er nu op terug omdat het college in zijn antwoord de nieuwe zitting van de rekenkamer koppelde aan de evaluatie van de eerste en de tweede zitting van de rekenkamer. Evaluatie van de tweede zitting van de rekenkamer is pas mogelijk als de budgetsubsidiëring in werking is getreden. Daarom vraag ik het college nogmaals, deze snel ter hand te nemen, opdat een derde zitting van de rekenkamer tot de mogelijkheden gaat behoren. Een slapende rekenkamer bestaat niet, en dat wensen wij zeker niet.
Ik heb in de krant gelezen dat het CDA voorgesteld zou hebben om als gemeente een stapje terug te doen in Delft Kennisstad. Dit kun je op meer manieren uitleggen, maar ik heb zeer zeker niet bedoeld dat wij een stapje terug in de tijd moeten. Ik heb in eerste termijn juist benadrukt dat wij Delft Kennisstad vooruit moeten helpen en de concurrentie een stapje voor moeten blijven. Wij moeten het snel ter hand te nemen en niet te veel in het vage blijven door te spreken van investeringspotenties die wij eens moeten oppakken. Nee, direct na de zomer moeten de investeringen duidelijk zijn. Het enige wat ik bedoeld heb te zeggen, is dat in de uitvoering niet Delft als gemeente het voortouw moet nemen, maar de marktpartijen, waaronder ik ook de TU en TNO reken. Zij weten immers wat er in de markt aan de hand is, nu en in de toekomst.
Er is wat krap ingegaan op onze rol als aanbieder in de informatietechnologie. Ik hoor graag dat het college benadrukt dat wij pas als aanbieder zullen fungeren als wij het doel hiervan duidelijk hebben. Als wij middelen vrijmaken, moeten wij weten wat wij ermee kunnen bereiken en wat wij ermee wensen te bereiken.
Wethouder Boelens heeft op 19 april een brief gestuurd met kopieën van handelingen erbij. Dat bespaarde mij wat opzoekwerk. Tijdens de behandeling van de vorige kadernota heeft hij geantwoord dat hij voornemens was, de nota bouwlocaties een keer te actualiseren en hierbij te bezien of wij een inwonertal van 100.000 kunnen bereiken en, zo ja, hoe. Sinds juni vorig jaar is het stil op dit gebied. Ik vraag het college wanneer wij deze nota wel kunnen zien en of de 100.000 inwoners, ook in verband met andere zaken die ik tijdens de behandeling van de vorige kadernota en de begroting heb genoemd, wel te bereiken is. Want het helpt de gemeente, niet alleen omdat het gaat om een grote stad met meer dan 100.000 inwoners, maar ook bij de oplossing van de financiële problemen. Het lijkt mij zonde om, wanneer er ergens geld is, dat te laten liggen.
Het volgende is ongetwijfeld ongebruikelijk, maar ik wil het nog wel inbrengen. Wij hebben de afgelopen week in de pers kunnen vernemen dat de HSL voor Delft moeilijk wordt. Het tracé door het Groene Hart wordt door de fractie van de PvdA in de Tweede Kamer afgewezen. Het lijkt erop dat de Tweede Kamer voor de Bos-variant kiest, maar ik kan dit niet hard maken. Dit zou voor Delft een onmogelijke situatie inhouden. Wij hebben dan namelijk een spoorlijn midden in de stad en een ten oosten van de stad. Mocht die spoorlijn ten oosten van de stad er komen, dan vermoed ik dat het tunnelproject voor de spoorlijn dwars door de stad minder haalbaar wordt.
Om te voorkomen dat het Delftse geluid misschien iets te veel ondergesneeuwd wordt, dien ik de volgende motie in. Die is ondertekend door de fracties van het CDA, Stadsbelangen, de VVD, D66 en de PvdA.
"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 23 en 25 april 1996;
in aanmerking nemend, dat
de gemeente Delft al geruime tijd zeer veel last heeft van een spoor dwars door de stad;
deze zware belasting en overlast binnen de stad niet zullen verminderen, maar eerder toenemen;
overwegende, dat
de HSL, gezien berichten in de pers, steeds meer steun dreigt te krijgen om uitgevoerd te worden als Bos-variant;
deze tweede spoorlijn (conform het plan) tevens door Delft zal lopen, gelijkvloers dan wel als extra viaduct;
draagt het college op om door te gaan met het kabinet ervan in kennis te stellen en te overtuigen dat
voor Delft bij realisering van de Bos-variant een onmogelijke situatie ontstaat, waartegen de gemeente Delft zich met alle haar ten dienste staande middelen zal verzetten;
gezien de overbelasting op het bestaande spoor ondertunneling, ook los van de realisatievan een HSL, in ieder geval urgent en noodzakelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag."
Dit is motie M-I.
De heer OOSTEN (D66): Voorzitter. Ik dank het college voor de vlotte beantwoording. Wat mij betreft, had de raad de tweede termijn daar even vlot achteraan mogen doen. Dat scheelt namelijk altijd een paar minuten. Wij zullen vanavond merken of dat ook zo is.
Wij zijn blij dat wethouder Van Leeuwen heeft toegezegd om te proberen de kwijtscheldingslasten van het reinigingsbeleid in dat budget op te vangen, zonder verhoging van de tarieven voor de burgers. Verdergaande efficiency-maatregelen moeten dat mogelijk maken. Er moet een vrij klein bedrag inverdiend worden. Tot nu toe is het de reiniging elk jaar gelukt om een klein beetje extra in te verdienen. Wij hopen dus dat het dit jaar ook lukt.
Wij constateren een positieve grondhouding bij de wethouder voor de openstelling van gemeentelijke diensten op zaterdagen. Hij sprak nog wel over de daaraan verbonden kosten en de eventuele wenselijkheid ervan. Ik hoorde echter geen uitgesproken negatieve geluiden. Ik verwacht dan ook dat de wethouder dit nader bekijkt.
Wij zeggen wethouder Bonthuis dank voor de toegezegde geactualiseerde nota over de sporthallen. Dat kan zeer nuttig zijn voor de besluitvorming in de komende maanden. Bovendien is het voor de verenigingen absoluut noodzakelijk dat het op korte termijn helder wordt of de sporthal Kerkpolder er al dan niet kan komen.
Wij zijn tevreden met het standpunt van het college inzake het Filmhuis: op het ogenblik geen extra geld toezeggen, maar wel in gesprek blijven met het Filmhuis om de vinger aan de pols te houden. Wij blijven geïnteresseerd in de uitkomst van deze discussie. Wij verwachten dan ook dat de wethouder daarover op gezette tijden mededelingen in de commissie welzijn doet. Mocht het zo ver komen dat daarvoor toch geld van de gemeente nodig is, dan zien wij daarover graag in een vroeg stadium een discussie in de commissie welzijn tegemoet.
Wethouder Van der Hout is ingegaan op onze wens om meer inzicht te krijgen in de stand van de fondsen. Hij heeft dat toegezegd. Het is nog niet geheel en al duidelijk dat dit in de kadernota gebeurt of in de rekening. Indien de kadernota en de rekening gelijktijdig uitkomen, maakt het inderdaad niet zo heel veel uit waar het gebeurt. Ik herhaal in dit verband dat inzicht in de stand van die fondsen ook voor de investeringsplanning van belang is. Wij doen steeds meer grote investeringen uit fondsen. Het is wel degelijk van belang om een en ander bij de kadernota te kunnen afwegen. Ik hoef alleen maar het overslagstation voor de reiniging te noemen, alsook de parkeergarages. Beide worden hoofdzakelijk via een fondsconstructie gefinancierd.
De heer SMITHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook wij bedanken het college voor de voldoende beantwoording van de door ons gestelde vragen. Wij hadden niet zoveel vragen.
Wij plaatsen nog wel een enkele kanttekening. Zo hebben wij gevraagd of een bedrag van ongeveer f.393.000 in deze kadernota is opgenomen overeenkomstig het genomen besluit in de commissies zorg en milieu. Het antwoord dat wij dit wel in de jaarrekening vinden, is voor ons zeer onbevredigend. Zo zijn wij niet met elkaar getrouwd. In de kadernota wordt gesproken over meevallers en tegenvallers. Wij missen de meevaller van f.393.900. Dat betreft een collegebesluit. Wij kunnen dus onmogelijk tevreden zijn met het weergegeven antwoord. Wij willen graag antwoord van het college op de volgende vragen. Het is toch een collegebesluit? Ik neem aan dat op deze vraag bevestigend geantwoord wordt. Wat is dan de reden dat dit bedrag niet als meevaller in de kadernota staat?
Wethouder Boelens heeft over de kindertuinen gezegd: wij zijn druk in onderhandeling en wij hopen aanstaande donderdag antwoord te geven; wellicht ligt er vandaag een bevestiging in de bus. Wij zijn erg nieuwsgierig. Kan men ons vertellen of er vandaag iets gebeurd is of moeten wij nog even wachten?
Afgelopen dinsdag heeft de fractie van GroenLinks vragen gesteld over de koudetoeslag. In de commissievergadering van 8 februari jongstleden heeft de fractie van Stadsbelangen daar ook uitgebreid aandacht aan besteed. Zij heeft daarover ook vragen gesteld. De wethouder heeft gezegd dat hij met een uitspraak wacht totdat een studie ter zake is afgerond. Wij vragen ons inderdaad af waarom het zo lang moet duren. De gemeente Rotterdam heeft al aan het begin van deze maand besloten tot een compensatie van 65 gulden.
Wij vinden het daarom jammer dat het college antwoordt dat het een onderzoek zal instellen. Waarom moeten wij in dit geval weer het wiel uitvinden? Ik mag er toch van uitgaan dat het in Rotterdam net zo koud is geweest als in Delft? Waarom moeten wij nu weer een hele studie opzetten? Misschien kan het college in tweede termijn wat duidelijker antwoorden en aangeven wanneer er iets gebeurt. Het antwoord in eerste termijn dat het college het zal onderzoeken, vinden wij onbevredigend, want dan krijgen wij misschien aan het eind van het jaar pas een antwoord.
Wij danken het college verder hartelijk voor de beantwoording in eerste termijn.
De heer DE BOER (VVD): Voorzitter. De opmerkingen die ik in eerste termijn namens mijn fractie mocht maken over de verkoop van de machtiging, is vooral ingegeven door de tekst hierover in de kadernota. In deze tekst zijn de tariefstelling en de handhaving van het huidige aanbod niet opgenomen. Wij vragen expliciet aandacht hiervoor, en dus niet alleen voor het geld dat het kan opbrengen, en voor de mogelijke nieuwe diensten die worden verleend.
De fractie van de VVD komt tot de conclusie dat evenals in het verleden bij de meerjarenraming stadsvernieuwing de tijden voorbij zijn waarin het leek alsof aan alle wensen in de loop van het jaar kon worden voldaan. Bij de meerjarenraming stadsvernieuwing ging het mis doordat op een zeker moment de verwachtingen uitkwamen. De bestedingen die waren opgenomen, vonden dus daadwerkelijk plaats. In de toekomst moeten wij bij begrotingswijzigingen ook meer kijken naar de consequenties van voorstellen op de begroting en dus op de te verwachten rekening. De rekening van 1995 en de verwachtingen voor komende jaren geven aan dat het goed is om hiermee rekening te houden en dat wij er niet meer van moeten uitgaan dat het rekeningresultaat toch wel positief zal zijn.
Ik ben blij met de steun van de Partij van de Arbeid voor datgene wat ik in eerste termijn heb gezegd over de onwenselijkheid, bij visievorming en beleidsbepaling constant kennis van buitenaf in te huren.
Verder steun ik de woorden van de heer Borghols over de VNG. Wij hebben hierover in het verleden al gesproken en een motie erover aangenomen. Wij constateren dat de toen geconstateerde vervreemding tussen de VNG en de gemeenten verder lijkt te gaan. De woorden van de wethouder voor financiën over de korting die ons in 1995 door positieve gevolgen van de rijksbegroting te wachten staat en de discussie die de VNG met het Rijk voert over de besteding van de gelden die terugvloeien, vinden wij heel vreemd. Het lijkt ons nuttig, de VNG nogmaals duidelijk te maken dat haar handelen in feite tegen de wensen van de gemeenten ingaat.
De woorden van mevrouw Steffen over het verschijnen van de nota van GroenLinks waren niet direct als een compliment bedoeld en kunnen naar mijn mening zo ook niet gelezen worden.
Eerder moeten haar woorden gezien worden als een kritische kanttekening bij het verschijnen van een nota terwijl er al visievorming plaatsvindt, geïnitieerd door het college. Dat soort nota's zijn voor ons niets meer en niets minder dan een politieke uitspraak van een fractie en leiden voor ons dan ook niet direct tot een nieuwe of parallelle discussie.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Voorzitter. Het antwoord van het college in eerste termijn bevestigt voor ons het beeld van verstarring en bevestigt zelfs de berusting van het college in het beeld van verstarring. Het college gaat niet eens meer in op de kritiek dat er verstarring optreedt, maar bevestigt deze met zoveel woorden. Het zegt eigenlijk dat het alleen dingen uitvoert die het eerder bedacht had. Dat is niet zo best. Het betekent namelijk dat het college uitgaat van bestuur als een niet continu proces. Op enig moment denk je na, daarna voer je het beleid een aantal jaren uit en in de tussentijd zet je het denken stop. Dit is een achterhaalde bestuursvisie, waarvan ik zelfs in geen jaren meer heb gehoord, maar die nu ineens weer opduikt. Deze wordt ook bevestigd door het bijna achterwege blijven van een inhoudelijke reactie op voorstellen en suggesties vanuit de raad die tijdens de behandeling van deze kadernota worden gedaan. Ik kom hierop terug. Het bevestigt ook het beeld dat het college niet voornemens is en zelfs niet de bereidheid ertoeheeft, het begrip voortschrijdend inzicht op zijn waarde te schatten. Wanneer het college wel op onze voorstellen ingaat, gaat het in de trant van: daar moeten wij het misschien nog eens over hebben.
Ik geef het voorbeeld van de economische situatie in de binnenstad. Uit de reactie van de wethouder van economische zaken maken wij op dat hij het eigenlijk wel met ons eens is. Wij veronderstellen dan ook dat hij het met ons erover eens is dat de situatie vrij urgent is en dat hij het wellicht zelfs met ons erover eens is dat er een duidelijk verband is met de ontwikkeling van Zuidpoort. Dan nog komt er als reactie van het college: daar moeten wij het misschien maar eens over hebben. Wij kunnen dit "eens" niet anders interpreteren dan als: als sint-juttemis op het ijs danst. In elk geval krijgt het geen prioriteitsstelling of een belang toegekend door in het investeringsplan iets hiervoor op te nemen. Het college zegt niet: daar draagt u een goed punt aan, waarover wij niet "eens" moeten praten, maar binnenkort moeten praten. In dit licht zou het verstandig zijn, alvast een bedrag te reserveren.
Wij kunnen voor een deel uit de voeten met de beantwoording van de wethouder van financiën over de financiële waterstanden. Natuurlijk wisselen deze zaken op een termijn van weken en kan het beeld op het ene moment positiever zijn dan op het andere moment, maar daar ging het ons niet om. Wij hebben het college ook niet gevraagd, met aanvullende bezuinigingsvoorstellen te komen. Het gaat erom dat wij ons er zorgen over maken of de taakstelling te realiseren is. Wij maken ons in het bijzonder zorgen over een ris van bezuinigingen die voor 1997 op de rol staan. Wij vragen ons af of deze haalbaar zijn, in de zin dat zij verantwoord kunnen worden doorgevoerd op die termijn. Wij vragen ons dit zelfs af over enkele bezuinigingen in 1996.
Terecht komt het college niet met aanvullende voorstellen voor de omvang van de bezuinigingstaakstelling, maar wij hebben onvoldoende antwoord gekregen over het realiteitsgehalte van de taakstelling. Wij hebben ook niet de bereidheid gehoord, nu al de creativiteit in te zetten om bijtijds te kunnen komen met wijzigingen in het bezuinigingspakket of aanvullingen hierop als blijkt dat een bezuiniging niet of niet volledig haalbaar is of gefaseerd moet worden. Ook in dit opzicht geldt dat het denken moet doorgaan en niet nu moet stoppen totdat wij in problemen komen, want dan is het te laat.
Het is ons opgevallen dat vrijwel alle fracties in eerste termijn hebben aangegeven, met de voorgestelde financieringsconstructie voor het automatiseringsproject niet gelukkig te zijn. De wethouder van financiën wimpelde dit eenvoudigweg af met het antwoord dat het helemaal geen probleem is omdat de gemeente veel heeft verdiend aan de verkoop van het waterleidingbedrijf. Natuurlijk kan onder omstandigheden een beroep op algemene reserves gedaan worden. Wij hebben juist aangevochten dat dit voor een dergelijk project gebeurt, waarvan op voorhand aangenomen kan worden dat het ongeveer eens in de vijf jaar terugkomt. Daarop zou het college moeten ingaan. Als het college bij wijze van spreken extra geld nodig heeft voor Delft 750 en wij ervan uitgaan dat er naar aanleiding van Delft 1500 weer een feestje wordt gevierd, wordt voor die eenmalige uitgave eenberoep op de algemene reserve gedaan. Dat betreft iets andere afschrijvingstermijnen.
In eerste termijn hebben wij een aantal concrete zaken genoemd. In sommige gevallen ontbreekt een reactie van het college. De wethouder van milieu heeft opgemerkt dat het toch wat te vroeg is om nu al na te denken over een mogelijk verdere financiering van het (milieu)technologiefonds. Hij meent dat het fonds zich eerst maar moet bewijzen. Natuurlijk. Dat zijn wij met hem eens. Het gaat er nu echter om te benadrukken wat belangrijk is op de langere termijn. Vandaar dat wij een discussie hebben over het indicatief investeringsplan. Daarom vragen wij om in dat plan alvast een bedrag op te nemen. Daarmee wordt het belang benadrukt. Er worden logischerwijs geen verplichtingen aangegaan. Nogmaals, daarmee wordt aangegeven dat het fonds dermate belangrijk is dat, als zich dat op een goede manier ontwikkelt en er zinvolle projecten mee gerealiseerd worden, je dan uiteraard ook de financiering wilt continueren. Dit is dus een beleidskeuze op langere termijn. De reactie van het college is op dit punt erg terughoudend. Dat komt er bijna op neer dat het college het (milieu)technologiefonds eigenlijk niet zo belangrijk vindt. Ik wil graag dat de wethouder hier nader op ingaat.
Wij hebben voorgesteld om in het investeringsplan ongeveer 1 mln. extra op te voeren voor de uitvoering van de plattegrond voor het buurt- en wijkwerk. Wij hebben dat kort toegelicht. Ruimer toegelicht, komt het op het volgende neer. Zodra je gaat praten over een plattegrond waarop inderdaad enkele buurthuizen minder voorkomen, dus wanneer er sprake is van een groter dekkingsgebied van buurthuizen, betreft dat soms ook nieuwe accommodaties en vrij ingrijpende verbouwingen van accommodaties. Dat is een dermate ingrijpend proces dat alleen al aan frictie- en begeleidingskosten een behoorlijke investering vergt. De wethouder van welzijn is daar eigenlijk niet op ingegaan. Wij vernemen erg graag of hij ons idee steunt.
Om hem tot een inhoudelijke reactie aan te zetten, dienen wij het volgende amendement (A-I) in.
"De gemeenteraad van Delft,
bijeen op 23 en 25 april 1996,
besluit:
toe te voegen aan het investeringsplan voor 1997 een extra bedrag van 0,44 mln. ten behoeve van uitvoering plattegrond Buurt en Wijkwerk,
toe te voegen aan het indicatief investeringsplan 1998 e.v. een extra bedrag van 0,56 mln. ten behoeve van de uitvoering plattegrond Buurt en Wijkwerk,
af te voeren de investeringsbedragen ten behoeve van het VCP voor 1996 en 1997 ad 0,44 mln. totaal."
Wij hebben met waardering kennis genomen van de steun voor de gedachte over de koudetoeslag en van de mededeling dat die met enige spoed wordt uitgewerkt. Dit komt overeen met de interruptie van collega Bot in eerste termijn. Hierover dienen wij de volgende motie in.
"De gemeenteraad van Delft,
in vergadering bijeen op 23 en 25 april 1996;
overwegende dat de financiële positie van mensen met een inkomen rond het bijstandsniveau dermate krap is dat de hogere stookkosten in de afgelopen koude winter hun voor financiële problemen stelt;
geeft als zijn mening dat
de gemeente een bedrag van ongeveer f.100 per huishouden beschikbaar dient te stellen voor degenen met een inkomen tot maximaal 110% van de bijstandsnorm, te financieren uit het budget voor de bijzondere bijstand;
ter dekking van de kosten het resterende bedrag uit de stelpost decentralisaties voor het jaar 1996 dient te worden toegevoegd aan het budget van de bijzondere bijstand;
draagt het college van BenW op om op korte termijn een nader uitgewerkt voorstel voor deze koudetoeslag aan de raad voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag."
Dit is motie M-II. De motie is mede ondertekend door de fracties van de PvdA en de SP.
De dekking is dus dat het bedrag uit de stelpost decentralisaties voor 1996 niet als meevaller wordt opgevoerd.
Wethouder Boelens is in geen enkel opzicht ingegaan op ons voorstel om investeringsbedragen op een aantal terreinen, betrekking hebbend op verkeer en vervoer, als het ware onder één noemer te brengen van de uitvoering van het verkeers- en vervoerplan. Wij willen graag dat hij die reactie alsnog geeft. Daarover dienen wij de volgende motie in.
"De gemeenteraad van Delft,
in vergadering bijeen op 23 en 25 april 1996;
overwegende, dat
in de loop van 1996 een gemeentelijk verkeers- en vervoerplan zal worden vastgesteld;
investeringen ten behoeve van infrastructuur en verkeersvoorzieningen dienen voort te vloeien uit de beleidskeuzen die bij de vaststelling van het VV-plan worden gemaakt;
geeft als zijn mening dat
de in het investeringsplan 1997 en het indicatief investeringsplan 1998 e.v. ten behoeve van infrastructuur en verkeersvoorzieningen opgenomen bedragen, in het bijzonder
- het bedrag van 3,0 mln. ten behoeve van achterstallig onderhoud wegen;
- het bedrag van ongeveer 2,0 mln. ten behoeve van de sanering wegenstructuur;
- het bedrag van 6,0 mln. in het indicatief investeringsplan ten behoeve van achterstallig onderhoud aan wegen;
- het bedrag van ongeveer 1,1 mln. ten behoeve van busverkeer
dienen te worden geoormerkt als investeringsbedragen ter uitvoering van het vast te stellen gemeentelijke verkeers- en vervoerplan;
derhalve deze investeringsbedragen pas kunne worden besteed na vaststelling in de raad van het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan en bijbehorend uitwerkings- en investeringsplan;
draagt het college op om te zijner tijd te zamen met het verkeers- en vervoerplan het daarbij behorende uitwerkings- en investeringsplan, zoals hierboven genoemd, aan de raad voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag."
Dit is motie M-III. De motie is mede ondertekend door de fractie van de PvdA.
Deze motie verwoordt min of meer wat ik in eerste termijn heb gezegd.
Voorzitter. De reactie van de wethouder van cultuur op het Filmhuis stemt ons voorzichtig optimistisch. Toch willen wij graag dat hij iets preciezer aangeeft wat wij moeten verstaan onder participeren in gesprekken om de problemen op te lossen.
De heer BORGHOLS (CDA): Mogelijk is het iets wat in lijn ligt met de door het vorige college besloten financiële handel en wandel rond het Filmhuis. Wordt er anders over gedacht?
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Wij hebben het graag als de wethouder dat erbij wil betrekken. Daar hebben wij helemaal geen probleem mee. Ik begrijp overigens niet helemaal waar u op doelt. Wellicht blijkt dat uit het antwoord van de wethouder.
Voorzitter. Wij hebben van wethouder Boelens goed begrepen dat hij de VCP-gelden uit het investeringsplan aanwendt voor de opwerking van het verkeers- en vervoerplan?
Wethouder BOELENS : Daar ga ik straks op in.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Ik neem aan dat de wethouder nu met "ja" antwoordt.
Wethouder BOELENS: Dat hangt mee van al uw moties af.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Als onze motie wordt aangenomen, gaat dat niet door. Dat is zo klaar als een klontje.
Wij hebben echter een probleem met de voorgestelde besteding. Allereerst een formeel bezwaar. Volgens mij staan er in de kadernota bedragen die na autorisatie aangewend kunnen worden. Het zou dus niet mogelijk moeten zijn dat die bedragen worden gebruikt voor de opwerking van het verkeers- en vervoerplan. Voorts is het verkeerscirculatieplan niet het verkeers- en vervoerplan. Die gelden vloeien voort uit zo'n oude kadernota dat ik die niet meer heb kunnen vinden. De oudste die ik heb, gaat over 1994-1997. Daarin is het al als doorgeschoven bedrag opgenomen. Ik herhaal dat het over iets anders gaat. Ik weet ongeveer waar het over gaat, en wel een echt verkeerscirculatieplan en de bijbehorende, benodigde berekeningen. Als dat wordt vertaald in het voorstel van Proset enProminet, zijn er wel heel veel parallellen te constateren.
Zoals gezegd, zijn die gelden in elk geval niet voor de opwerking van het verkeers- en vervoerplan. Daarbij komt dat ik mij afvraag hoe het college ruim 4 ton wil verspijkeren voor het opstellen van een nota. Het komt mij voor dat dit niet helemaal de bedoeling is.
De wethouder heeft ons voor de behandeling van de kadernota bij brief geïnformeerd over de post voorzieningen busverkeer van ruim 1 mln. Inderdaad is die post vermeld. Die hebben wij voor het eerst gevonden in de kadernota 1994-1997. Daarna is die post steeds doorgeschoven. Die post heeft evenwel betrekking op het lijnennet van de stadsdienst. Dat kan ik niet rijmen met tramlijn 2. Er leek eerst 2 mln. te zijn gereserveerd voor de gemeentelijke bijdrage aan tramlijn 2. Dat is volgens de laatste interpretatie van de wethouder ongeveer 1 mln. Als wij de toelichting teruglezen en aannemen dat wij serieuze beslissingen over investeringen nemen, denken wij dat dit bedrag helemaal niet daarvoor, maar voor het stadslijnennet beschikbaar moet zijn. Gezien de ouderdom van die investering kan het niet anders dan dat zij indertijd betrekking had op de nieuwe dienstregeling, die intussen al een jaar oud is en binnenkort geëvalueerd wordt. Ik meen daarom dat deze investering geen enkel bestaansrecht heeft in de kadernota.
Wethouder Van Leeuwen heeft gezegd dat hij de discussie over de bezuinigingen op het gemeentelijke apparaat niet beschouwt als een politieke discussie, maar als een discussie over organisatorische aspecten. Aan een discussie over het gemeentelijke apparaat zitten ten principale twee kanten. De ene gaat over efficiency en efficiency-winst. Wij stellen vast dat de bezuinigingen op de inkoop en op de stadsdiensten en wat kleine bezuinigingen die al in de formatie zijn doorgevoerd, betrekking hebben op efficiency-winst. Wij vragen ons sterk af hoeveel efficiency-winst er verder te behalen is.
Wij denken dat het andere aspect, de takendiscussie, de boventoon gaat voeren. Een takendiscussie is een bij uitstek politiek getinte discussie over een overheidsapparaat. Hierbij gaat het erom dat wij schiften wat wij als politiek wel of niet tot de gemeentelijke taken rekenen. Politieker dan dit kan het niet.
Wij zijn er dan ook niet voor niets terughoudend mee om in een dergelijke discussie te stappen. Wij hebben in eerste termijn een aantal voorwaarden genoemd. Ik neem aan dat de wethouder zich deze herinnert; anders wil ik ze nog wel eens noemen. Wij zien heel graag dat het college aangeeft hoe het tegen die voorwaarden aankijkt, zodat wij ons er een beter oordeel over kunnen vormen hoe wij met deze discussie willen omgaan.
Mevrouw BOERS (STIP): Voorzitter. Wethouder Van der Hout gebruikte de metafoor van een weerman, toen hij over het financiële beeld van de gemeente sprak. April doet wat hij wil, lijkt hij te willen zeggen. De laatste jaren worden de financiële risico's voor de gemeente steeds groter, onder andere door decentralisatie en door de koppeling van het Gemeentefonds aan de rijksbegroting. Onzes inziens wordt het tijd voor de weerman om een paraplu en een zonnebril te kopen. Naarmate de risico's groter worden, moet rekeningworden gehouden met een worst case- en een best case-scenario. Dergelijke scenario's zouden in een kadernota duidelijk naar voren moeten komen.
In verband met het acquisitiebeleid voor Delft Kennisstad heb ik gesproken over de basisprincipes van marketing: één doelgroep die via het juiste kanaal met een duidelijke boodschap wordt bereikt. Ook al was de advertentie in NRC Handelsblad niet het initiatief van de gemeente, er is wel geld aan uitgegeven. Het acquisitiepotje is heel krap en er is dus geen geld voor reclameboodschappen die niet duidelijk zijn of geen goede doelgroep bereiken.
Wij zijn een beetje teleurgesteld in de heer Borghols. Opende hij vorig jaar zo goed met een filosofische benadering van Delft Kennisstad, nu horen wij hem zeggen dat de gemeente geen feitelijke speler is. Onzes inziens moeten alle partijen, dus ook de gemeente, meedoen aan Delft Kennisstad; dat is juist de kracht ervan. Als niet iedereen meedoet, heeft Delft Kennisstad geen kans van slagen. De heer Borghols zet zichzelf buitenspel.
De heer BORGHOLS (CDA): Ik heb gezegd dat de gemeente Delft geen speler is, maar wel een faciliterende factor in het geheel is. Dit betekent impliciet dat de gemeente Delft wel bij het hele spel van Delft Kennisstad betrokken is, maar hierin geen dominante rol speelt. De dominante rol is juist voor de partijen die iets over het heden en verleden van de markt weten.
Mevrouw BOERS (STIP): Is dit een vraag?
De heer BORGHOLS (CDA): U mag erop reageren.
Mevrouw BOERS (STIP): Nee, ik ga wel gewoon door.
Voorzitter, u zei dat het horecanet kapot gaat als wij erin knippen. Ik denk dat wij het eens zijn over het effect van het stukknippen van een net. Wij zijn het er bovendien met u over eens dat de Horecanota star is. Dit kun je op twee manieren oplossen. Je kunt door middel van juridische adviezen ervoor zorgen dat uitzonderingen mogelijk worden, zonder precedentwerking, maar dit is onzes inziens niet zuiver. Wat ons betreft wordt de Horecanota inderdaad stukgeknipt en opnieuw gebreid, maar nu een maat groter.
Wij hadden overigens ook van de wethouder voor werkgelegenheid een reactie over de Horecanota verwacht. De horeca levert veel werkgelegenheid op; denk aan McDonalds.
In eerste termijn heeft de raad inderdaad wat weinig aandacht besteed aan de portefeuille van de heer Bonthuis. Gelukkig heeft hij toch iets gevonden in onze opmerkingen over de Horecanota. Je struikelt in het algemeen over dingen die je van te voren niet hebt zien liggen. Het lijkt ons dat dit bij de Horecanota en de Eland het geval is geweest. Ik citeer de heer Bonthuis om uit te leggen waarop ik dit baseer. Het eerste stukje komt uit dehandelingen van 12 december 1995. Hij zegt over de vercommercialisering van de Eland:
"Deze vercommercialisering levert meer problemen op dan wij op het eerste gezicht konden onderkennen en problemen die wij niet onderkend hebben. Ik denk hierbij aan de Horecanota en het bestemmingsplan. Er wordt op dit onderwerp nader gestudeerd."
Het tweede citaat is van 14 december 1995:
"Als de heer Grashoff goed heeft geluisterd, moet hij mij gehoord hebben, dat ik erken dat wij bij het doordenken van de consequenties van de Horecanota een foutje hebben gemaakt. Ik moet wat dit betreft STIP complimenteren, want die heeft daarop indertijd al gewezen. Ik puzzel nu op een oplossing die recht doet aan het collegebesluit van april inzake de Eland en die past binnen de Horecanota."
Wethouder BONTHUIS: Hebt u ook de verslagen opgezocht van de vergaderingen van de commissie welzijn die daarop gevolgd zijn?
Mevrouw BOERS (STIP): Nee, sorry.
Wethouder BONTHUIS: Dat kwam niet goed uit.
Mevrouw BOERS (STIP): Ik heb willen zeggen dat de Horecanota soms tot problemen leidt omdat zij te star is. Als de heer Bonthuis er erg mee zit, wil ik best van een struikelblok een struikelblokje maken.
Hoe denkt wethouder Van Leeuwen te bereiken dat mensen hun eigen taken overbodig achten? Draagvlak creëren is op zich goed, maar is niet altijd mogelijk.
Als het niet lukt, mag het proces hierdoor niet worden vertraagd.
De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Ik ben er zeer verheugd over dat ik op dit moment het woord mag voeren. Van de nieuw uitgereikte lijst met de samenstelling van de raad ben ik afgevallen, samen met de heer Dingler. Ik weet niet wat de reden hiervoor is; misschien komt het doordat de gemeentesecretaris nu in Delft woont. Zelfs de achterkant van het blad is blanco.
De VOORZITTER: Ik vermoed dat er bij de verspreiding iets in gebreke is gebleven, want wij hebben u er wel op staan, namelijk op de tweede bladzijde. Het zal worden hersteld.
De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Dank u.
Ik dank het college voor de antwoorden en reacties in eerste termijn. Ik zal nog een paar zaken de revue laten passeren, allereerst het doorlichten van de organisatie.
Ik geef de wethouder er gelijk in dat van het gekozen concernmodel niet hoeft te worden afgeweken, maar dat er na tien jaar wel aanpassingen mogelijk zijn. Dat is logisch. Het leek er op bladzijde 20 van de kadernota op dat het college niet uitsluit, ook de fundering te bekijken. Dit deed vermoeden dat het ook het concernmodel ter discussie stelde. Daarom maakte ik mijn opmerkingen in eerste termijn. Ik heb inmiddels begrepen dat ik een fundamentele discussie over het gebruikte model kan uitsluiten.
Ik mocht nog geen reactie ontvangen op de door mij gesignaleerde tegenvaller van ongeveer vier ton bij het theater. In de concern-marap staat dat deze tegenvaller in de rekening 1996 wordt opgenomen. In de lijst van tegenvallers ben ik deze post echter niet tegengekomen, zelfs niet PM. Waar gaat het college dit bedrag dan wel boeken?
Ik heb ook enige opmerkingen over de arbeidsduur gemaakt. Invoering van een 36-urige werkweek staat voor de deur. De nodige flexibiliteit zal gehanteerd worden. Alleen weet ik niet hoe flexibel werktijden hier mogen zijn. Ik noem werktijden van 30 tot 42 uur in relatie tot rustige en drukke tijden. Denkt de wethouder ook zo over zo'n flexibel model? In eerste termijn hoorde ik hem alleen spreken over de inzet van twee uren, namelijk de terugloop van 38 naar 36 uur.
Er is ook niet ingegaan op mijn opmerking over het versterken van het management van de brandweer naar aanleiding van conclusies van het rampencongres dat deze week in Amsterdam is gehouden. Beschouwt u een dergelijke versterking ook als noodzakelijk?
Ik heb weinig gehoord over de wijze waarop het college eventuele vertragingen in het bezuinigingsproces denkt op te vangen. Ik heb als voorbeeld het ineen schuiven van staffuncties bij de Bestuursdienst en WOC genoemd. Vertragingen zorgen ervoor dat bezuinigingen niet gehaald kunnen worden.
Het financiële plaatje moet dan bijgesteld worden.
De opmerking van de wethouder over de koudetoeslag is mager. Hij gaat uit van een passieve houding van de gemeente en van een actieve houding van mensen met lage inkomens. Mijn fractie wil in dat opzicht echter graag een actieve houding van de gemeente zien.
Ik ben het eens met wat de wethouder over het Filmhuis heeft gezegd. Dit geldt ook voor de opmerkingen over de financiële zaken omtrent de moskee.
Ik wil graag op de hoogte worden gesteld van de oorzaak van het achterblijven van de waterkwaliteit in de waterspeeltuin. Bij het desbetreffende voorstel is ons indertijd voorgehouden dat alles in orde zou komen.
De heer DINGLER (SP): Voorzitter. In eerste termijn heb ik meer een beschouwing gegeven dan dat ik vragen heb gesteld. Er hoefden dan ook geen vragen beantwoord te worden.
Ik wil nog wel iets zeggen over de koudetoeslag. Wij hebben vaker gezien dat het college in dit verband geen snelheidrecordhouder is in het beantwoorden van vragen en het onderzoeken van cijfers. Wel valt op dat hoe groter de minimafactor is des te trager het college lijkt te zijn. Ik hoop dat daarin enige verandering kan optreden.
Het is mij opgevallen dat wethouder Van Leeuwen de discussie in eerste termijn a-politiek vond. Zelf reageert hij met cijfermateriaal. Dat verbaast mij enigszins, omdat een andere wethouder een politieke benadering onwenselijk vindt.
Wethouder Van der Hout heeft met wel erg veel fantasie in mijn bijdrage in eerste termijn een ondersteuning van de SP voor het werkgelegenheidsbeleid ontdekt. Je kunt iemand toch succes wensen bij iets waarmee je het niet eens bent? Daar wordt meestal een bepaalde uitleg aan gegeven. Het vereenvoudigt wel iets. Wanneer wij nu niet instemmen met de nota, is de wethouder toch gelukkig. Immers, dat wordt weer als een instemming gezien.
De vergadering wordt van 21.10 uur tot 21.40 uur geschorst.
De heer BORGHOLS (CDA): Voorzitter. In de schorsing is mij van diverse kanten verzocht om onze motie enigszins aan te passen. Dat betreft de uitgesproken voorkeur om de HSL over bestaand spoor te laten lopen. De gewijzigde motie M-I luidt als volgt.
"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 23 en 25 april 1996;
in aanmerking nemend, dat
de gemeente Delft al geruime tijd zeer veel last heeft van een spoor dwars door de stad;
deze zware belasting en overlast binnen de stad niet zullen verminderen, maar eerder toenemen;
overwegende, dat
de HSL, gezien berichten in de pers, steeds meer steun dreigt te krijgen om uitgevoerd te worden als Bos-variant;
deze tweede spoorlijn (conform het plan) tevens door Delft zal lopen, gelijkvloers dan wel als extra viaduct;
draagt het college op om door te gaan met het kabinet ervan in kennis te stellen en te overtuigen dat
voor Delft bij realisering van de Bos-variant een onmogelijke situatie ontstaat, waartegen de gemeente Delft zich met alle haar ten dienste staande middelen zal verzetten;
gezien de overbelasting op het bestaande spoor ondertunneling ook, los van de realisatie van een HSL, in ieder geval urgent en noodzakelijk is;
Delft een uitgesproken voorkeur heeft voor de variant over bestaand spoor,
en gaat over tot de orde van de dag."
Deze motie is ondertekend door de fracties van het CDA, de PvdA, de VVD, D66, Stadsbelangen, GroenLinks, STIP, SGP/GPV/RPF en de SP.
De VOORZITTER: Ik heb twee opmerkingen te beantwoorden. Ik neem nota van de opmerking van mevrouw Boers over de Horecanota. Zij gebruikte een mooi beeld: een maat groter breien. Het probleem is dat wij de maat in overleg met de bevolking en de horeca hebben bepaald. De mening van STIP zal naar voren komen in de evaluatie. Vooralsnog denk ik meer aan stretch dan aan een maat groter voor een kapotgeknipte nota. Wij zien wel wat eruit komt.
Ik heb inderdaad niet de vraag naar aanleiding van het rampencongres beantwoord of ik versterking van het management van de brandweer nodig acht. Op deze vraag in deze algemene zin is mijn antwoord: nee, dat vind ik niet nodig.
Wethouder BOELENS: Voorzitter. Ik ga in op de onderwerpen ongeveer in de volgorde waarin zij aan de orde zijn gesteld en begin vanzelfsprekend bij de heer Torenstra, die in tweede termijn nog eens naar voren heeft gebracht dat het college te veel bezig is met de binnenstad en te weinig met de buitenstad, zoals hij het noemde. Dit lijkt mij voor een groot deel een kwestie van beeldvorming, al is het onmiskenbaar waar dat dit college, evenals bij voorbeeld het vorige, een hoge prioriteit legt bij de kwaliteitsverbetering van de binnenstad. Dit betekent niet dat wij aan de rest niets doen. Ik noem een aantal onderdelen uit mijn eigen portefeuille.
Het normale onderhoud gaat uiteraard in de hele stad gewoon door. In het investeringsprogramma en in het indicatieve investeringsprogramma is drie keer 3 miljoen gulden opgenomen voor onderhoud aan wegen, voor het wegwerken van achterstallig onderhoud. Dit vindt voor een belangrijk deel plaats in die buitenstad.
Ik wijs erop dat wij een discussie over het wijkbeheer gevoerd hebben en dat de hele stad inmiddels met wijkcordinators belegd is. En passant maak ik naar aanleiding van de eerste termijn nu ook maar de opmerking dat het bestedingsvoorstel voor sociale vernieuwing al in maart in de commissie wonen en de commissie welzijn aan de orde is geweest. Ik wijs voorts op de diverse renovatiekredieten voor openbaar groen, deze en komende jaren vooral bedoeld voor de parken. Ik wijs op de renovatie van de openbare verlichting; het desbetreffende krediet is vooral nodig voor planmatige vervanging in de buitenwijken.
Samenvattend meen ik dat het goed zou zijn als de heer Torenstra de kadernota en het investeringsprogramma nog eens zou doorspitten. Dan ziet hij dat er niet alleen in mijn portefeuille, maar ook in andere portefeuilles niet alleen naar de binnenstad gekeken wordt.
De heer TORENSTRA (PvdA): Wij hebben al tijdens de begrotingsbehandeling juist over de posten voor onderhoud van wegen en renovatie van het groen afwijzende opmerkingen gemaakt. De renovatie van het groen betreft het inboeken van een bezuiniging, die weer via een pot wordt opgehaald. Dit geldt ook voor andere posten. De kern van ons bezwaar is dat er voor de kwaliteitsverbetering van de binnenstad heel veel geld gespaard en ingezet wordt dat niet gebruikt wordt, terwijl de rest stil staat of het met minder moetdoen. Dit kunt u niet wegpoetsen met die drie postjes.
Wethouder BOELENS: Ik heb een selectie gegeven. U stelt nu in uw interruptie een ander probleem aan de orde. Hierover heb ik in eerste termijn iets gezegd, namelijk dat wij vorig jaar onder meer tijdens de besluitvorming over de strategienota en de kwaliteitsverbetering van de binnenstad voor een financieringswijze hebben gekozen. Daar wordt voor gespaard, als ik het zo mag zeggen. In de tussentijd gebeurt er heel veel aan voorbereidend werk. Het pregnantste voorbeeld hiervan is de parkeergarage Phoenixstraat, waarvoor de RO-procedure gestart is en waarover, naar ik hoop, in de loop van dit jaar een verder besluit kan worden genomen. Dan hebben wij al dat geld dat u op de bank ziet staan, hard nodig.
Ik heb met een zekere belangstelling kennisgenomen van de positieanalyse die de heer Torenstra gaf. Ik begrijp dat hij mij als de bankdirecteur van Delft ziet.
De heer TORENSTRA (PvdA): U bent slechts directeur van één bank; er zijn er twee.
Wethouder BOELENS: Dat is in uw perceptie kennelijk zo. Ik meen dat dit beeld onjuist is. Het ontbreekt er nog maar aan dat u mij schildert als een bankdirecteur uit vorige eeuwen: in jacquet en met een dikke sigaar. Dat zou even onjuist zijn. Ik voel als wethouder net als mijn collega's een collectieve verantwoordelijkheid voor datgene wat in deze gemeente gebeurt. Ik ben net zo zielig of net zo tevreden als al mijn collega's. Voor zover ik bankdirecteur ben, moet u zich ervan vergewissen dat ik straks met één hamerslag 14,6 miljoen gulden kwijt ben.
Het doet mij buitengewoon veel genoegen dat al dit geld gaat naar posten waarover ons college en uw raad in de afgelopen tijden besloten hebben.
De heer Borghols zeg ik dat wij hopen op korte termijn met een nota bouwlocaties te komen.
De heer BORGHOLS (CDA): Is dat voor de zomer of rond de zomer?
Wethouder BOELENS: Daar kwam ik net op. Laat ik het nauwkeuriger zeggen dan vorig jaar: rond de zomer.
De heer BORGHOLS (CDA): Het begrip "rond de zomer" is rekkelijk. Kunnen wij er deze keer misschien een maand bij horen? September, uiterlijk oktober?
Wethouder BOELENS: Dat lijkt mij uitstekend. U kent mijn grenzen, begrijp ik.
De situatie met de hogesnelheidslijn is buitengewoon gecompliceerd. Het lijkt wel alsof zij elke dag verandert. Ik zou er op dit moment niet op durven wedden dat er een meerderheid in de Tweede Kamer is voor de Bos-variant. Ik wijs erop dat de fracties van hetCDA en de VVD nog geen keus hebben uitgesproken en dat het niet moet worden uitgesloten dat datgene wat diverse fracties in voorbije dagen hebben gedaan, in hoge mate met politieke tactiek te maken heeft. Het is zodanig hogere politiek dat ik het niet altijd goed kan begrijpen of uitleggen, maar de kranten schrijven er vandaag de dag boeiende artikelen over, die ik in de warme belangstelling aanbeveel.
Wat voor ons van belang is, zijn een paar elementen. Delft vindt dat er moet worden gekozen voor een investeringsstrategie voor verkeer en vervoer in de Randstad en dat de HSL dus niet alleen moet worden beoordeeld op de verkeerstechniek. Voor de regio is het van belang als de HST in Den Haag stopt. Het is eigenlijk van de idiote dat de regeringsstad bij voortduring moet bevechten dat de HST daar een stop krijgt. Tevens is het voor ons van betekenis dat wij in alle discussies realisering van onze spoortunnel bevestigd krijgen. De volgorde van deze argumenten is overigens min of meer willekeurig. De spoortunnel is de oplossing van een knelpunt in het spoor. Bovendien kan daarmee een enorme kwaliteit aan onze stad toegevoegd worden.
Naar aanleiding van alle perikelen die men vandaag in de kranten heeft kunnen vernemen, heeft het college vanmiddag een persbericht doen uitgaan. Daarin hebben wij onze verontrusting uitgesproken over wat er zoal gaande lijkt te zijn. Ik meen te kunnen stellen dat wij de gewijzigde motie van het CDA, die nagenoeg door de hele raad mede is ondertekend, kunnen beschouwen als een belangwekkende ondersteuning van het beleid van het college. Die motie willen wij dan ook gaarne overnemen.
Het lijkt mij goed om aan het adres van de heer Smithuis te melden dat het college gisteren inderdaad met de Stichting kindertuinen Delft overeenstemming heeft bereikt over de vestiging van een kindertuin van ongeveer 1500 m2 in het park Hof van Delft, ten westen van de DTB-locatie. Als men er prijs op stelt, kan ik nu alle voorwaarden en dergelijke noemen, maar ik kan mij voorstellen dat het college die op korte termijn puntsgewijs in een brief aan de raad voorlegt.
De heer SMITHUIS (Stadsbelangen): Wij zijn tevreden dat die overeenstemming is bereikt.
Wethouder BOELENS: Voorzitter. Aan het adres van de heer Grashoff merk ik op dat het maar zeer de vraag is of er bij het college bewust sprake is van verstarring. Maar GroenLinks probeert een beeld van verstarring te creëren. De vraag is dan ook of wij daar echt op moeten ingaan. De raad is geen debating club; de raad is een orgaan dat deze stad moet besturen en daarvoor besluiten moet nemen. Natuurlijk heeft het college wel oog voor het rollenspel. Zo verwachten wij niet van de fractie van GroenLinks dat zij geheel kritiekloos op de kadernota ingaat, dat zij het vervolgens op voorhand met ons eens is en dus geen amendementen of moties indient.
Ik herinner mij overigens nog wel debatten met zowel dit als het vorige college, waarbij de raad het college verweet dat het te veel deed. Ik ben dan ook geneigd te zeggen dat wij gaandeweg met ons allen een mooi midden vinden.
De heer TORENSTRA (PvdA): Maar de heer Bonthuis krijgt nu wel meer tijd. Alles wat het vorige college in gang heeft gezet, is inmiddels geopend.
Wethouder BOELENS: Elk college heeft altijd de lasten en de lusten van zijn voorgangers. Onze opvolgers hebben dan ook de lasten en de lusten van ons. Dat is het boeiende van het spel.
De heer TORENSTRA (PvdA): Ik hoop dat er enig evenwicht is.
Wethouder BOELENS: Dat hoop ik van harte.
Voorzitter. Ik vraag mij toch af, als het om verstarring gaat, waar de fractie van GroenLinks haar standpunten in dit debat over de kadernota heeft aangepast ten opzichte van verleden jaar. Uit de bijdragen van GroenLinks over Delft Kennisstad, de vorige kadernota en de onderhavige kadernota meen ik te kunnen afleiden dat er niet veel veranderd is in de feitelijke standpuntbepaling, afgezien de aanpassing van een enkel bedrag. De verstarring, voor zover die er al is, slaat dus kennelijk als de heilige koeieziekte om zich heen.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Wij hadden en hebben een aantal ideeën, waar men tot nu toe op geen enkele manier oor voor heeft. Met name betreffende de portefeuille stadsontwikkeling is die score buitengewoon laag.
Wethouder BOELENS: De tweede termijn is nog niet voorbij.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dan wacht ik dat even af. Het schept in ieder geval een interessant perspectief.
Wethouder BOELENS: Ja, buitengewoon.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Wij hebben bovendien nu weer een aantal aanvullende ideeën ingebracht. Men mag van ons verwachten dat wij dat blijven doen. De laatste voorstellen van ons zijn ook van zeer recente datum. Bij ons is er wat dat betreft dus duidelijk sprake van een voortschrijdend verhaal met steeds nieuwe voorstellen en inzichten. Voor ons is dat ook volkomen logisch, maar blijkbaar is dit voor het college helemaal niet zo logisch.
Wethouder BOELENS: Wellicht vanavond of anders nog binnenkort zijn er verschillende gelegenheden om te bezien of er aan beide kanten sprake is van voortschrijdend inzicht.
Voorzitter. Het is merkwaardig hoe iets wat drie of vier maanden geleden in de commissieaan de orde is geweest, tot zoveel verwarring kan leiden. Ik doel op het verkeerscirculatieplan en Prominet. Het lijkt mij goed in grote lijnen uiteen te zetten wat er aan de hand is. In januari 1996 is in de commissie aan de orde geweest dat wij een verkeers- en vervoerplan maken. Dat heette vroeger verkeerscirculatieplan. Daaraan zijn later de verkeersmilieukaarten toegevoegd. Intussen spreken wij dan ook over een verkeers- en vervoerplan.
In januari is ook over de financiering daarvan gesproken. Het verkeers- en vervoerplan komt in feite neer op een beleidsverhaal met de gewenste verkeersafwikkeling, alsook een maatregelenplan. De idee is dat het maatregelenplan in elk geval gefinancierd moet worden met f.400.000 uit de kadernota.
Daarnaast speelt de discussie over Prominet. Dit codewoord is in Delft Kennisstad geïntroduceerd. Het is een van de kennisstad-projecten. Het heette voorheen Proset. In feite komt het neer op onder andere hardware, software en opleiding. De totale kosten daarvan zijn ongeveer f.260.000. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om nog bestemmingsplannen te kunnen maken.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dit beeld is grotendeels juist, maar niet compleet. De post in het investeringsplan voor het verkeerscirculatieplan is nadrukkelijk bedoeld geweest voor de technische uitwerking, waarbij onder andere de verkeersmilieukaarten een belangrijke rol speelden. Die moesten dus tot stand komen. Daarvoor waren onder meer ontwikkeling van software nodig en veldonderzoek. Daarbij komt de parallel om de hoek kijken die ik trek met Prominet/Proset.
Wethouder BOELENS: Nu komen wij toe aan over en weer tegemoet komen. Amendement A-I strekt ertoe dat de post van het VCP eruit gaat. Welnu, dan komt het verkeers- en vervoerplan er volgens mij niet. Dat zou merkwaardig zijn, want de fractie van GroenLinks heeft afgelopen dinsdag nog verteld dat zij denkt dat het haar idee is.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dit begint helemaal een vreemde wending te krijgen. Wij zijn er duidelijk voorstander van dat er een verkeers- en vervoerplan komt. In dat opzicht worden wij juist geciteerd. Maar in de regel kost het opwerken van een beleidsplan geen 4,5 ton. Als het al zo ver is in deze gemeente, kunnen wij de tent wel direct sluiten. Nogmaals, het gaat er niet om dat de totstandkoming van het verkeers- en vervoerplan wordt geblokkeerd door het niet beschikbaar zijn van gelden die ooit bedoeld waren voor een aantal met het verkeerscirculatieplan samenhangende technische aspecten. Dat kan het dus niet zijn.
Als de wethouder nu het maatregelenpakket uit het verkeers- en vervoerplan uit die post wil financieren, moet hij aan de raad het voorstel doen om de aard van deze investering te veranderen. Immers, er is blijkbaar een nieuwe aanwending voor die middelen. Daarover kunnen wij dan discussiëren. Dan zeg ik: je hebt niet zoveel aan die f.440.000; je kuntbeter kijken naar de 12 mln. waar wij het in onze motie over hebben.
Wethouder BOELENS: Daar kom ik nog op. Er is bij u kennelijk een misverstand, namelijk dat het college direct al het geld kan uitgeven als de raad straks de kadernota heeft vastgesteld. Voor alle investeringen geldt dat het college nog met een kredietaanvraag bij de raad komt. Daarin wordt aangegeven waaraan het geld besteed wordt.
Wethouder Van der Hout heeft dinsdag aangekondigd dat wij voortaan in de kadernota van alle posten in het investeringsplan zullen aangeven waarvoor zij dienen. Dan kunnen wij het ook actualiseren. Het is waar dat de post voorzieningen busverkeer indertijd onder meer bedoeld was voor aanpassingen op straat die nodig waren voor uitvoering van de nieuwe dienstregeling. Deze post kan echter evenzeer gebruikt worden als er in het openbaar vervoer investeringen moeten worden gedaan waarvoor op grond van de nieuwe regelgeving een eigen bijdrage van de gemeente wordt gevraagd. Deze opmerking heb ik ook vorig jaar gemaakt en de raad hoeft er dus absoluut niet verrast over te zijn als zich zoiets voordoet.
Ik heb al gezegd dat het college motie M-I graag overneemt.
In motie M-III worden naar mijn mening appels met peren vergeleken. De posten van 3 en 6 miljoen gulden in het investeringsprogramma voor het wegwerken van het achterstallig onderhoud hebben naar mijn mening niet veel of niets met het verkeers- en vervoersplan te maken. Overigens heb ik net al gezegd dat wij hoe dan ook met kredietaanvragen bij de raad komen. In die zin is de motie dus niet eens nodig. Waar wij bezwaar tegen hebben, is dat volgens deze motie sommige investeringen pas gedaan kunnen worden als het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan door de raad is aanvaard.
Wat ik mij heel goed kan voorstellen en wat ik ook logisch vind, is dat wij, als het verkeers- en vervoersplan in de commissie en de gemeenteraad aan de orde is, nog eens bekijken welke investeringen betrekking hebbend op het verkeers- en vervoersplan, er in het investeringsprogramma staan en of deze een andere naam of een andere invulling moeten krijgen. In die zin willen wij aan de motie tegemoetkomen, maar gelet op de hele tekst ontraden wij de aanneming ervan.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Het leek erop dat u ging zeggen dat u de motie zou overnemen, maar toen werd zij toch ineens ontraden. U zei dat u ertoe bereid bent, die bedragen te heroverwegen.
Wethouder BOELENS: Nee, niet díe bedragen. Ik heb er ten minste 9 miljoen gulden van uitgezonderd.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): U betrekt het dus niet op de 9 miljoen gulden voor achterstallig onderhoud aan wegen. Dat bedrag wilt u volledig erbuiten laten. Dat vindt u niet relevant uit een oogpunt van verkeers- en vervoersbeleid.
Wethouder BOELENS: Dat is volstrekt correct.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dan blijven wij het oneens.
Wethouder BOELENS: Dat vermoedde ik al.
Wethouder VAN DER HOUT: Voorzitter. Ik zal dadelijk mijn verhaal afsluiten met een poging de heer Torenstra en de heer Grashoff wat tegemoet te komen met wat meer algemene beleidsvisie en wat meer inhoud in de bijdrage van het college. Soms moet het college simpelweg antwoord geven, namelijk op het moment dat de raad vragen stelt. Ik neem aan dat de heer Torenstra het ons niet echt euvel duidt als wij aan die vragen tegemoetkomen. In tweede termijn blijkt ook dat wij er direct aan worden herinnerd als wij er een overslaan. Wij zijn nu eenmaal zo dat wij vervolgens antwoord geven. Ik zal proberen, de vragen nu zo snel mogelijk te beantwoorden en dan af te sluiten met een algemener verhaal.
De heer Borghols vroeg om een prioriteitsstelling voor een moment dat het wat minder goed gaat. Voor investeringen is die mogelijk, maar voor algemeen beleid wordt dat wat ingewikkeld, want wij zouden dan in deze raad behalve over de vraag of wij beleid wel of niet willen, moeten discussiëren over de vraag welke prioriteit wij aan het beleid toedichten. Voor investeringen wil ik er echter over nadenken of het mogelijk is. Uit mijn toelichting in eerste termijn heeft de raad al begrepen dat ik zelf al kwalificaties aan de huidige investeringsvoorstellen toedicht. Ik kan mij heel goed voorstellen dat in het indicatieve investeringsprogramma een zekere rangorde op haar plaats is.
De heer Borghols en de heer De Boer zijn op de contacten met de VNG op het terrein van de uitvoering van het bestuursakkoord ingegaan. Ik meen dat zij er gelijk in hebben dat wij het wat intensiever moeten aanpakken en moeten bekijken of wij gezamenlijk met andere gemeenten enige bijstelling kunnen teweegbrengen. Ik heb signalen uit de grote steden gehoord die in ongeveer dezelfde richting gaan als ik in eerste termijn heb aangegeven.
Ik ben het er met de heer Borghols volstrekt over eens dat wij het instrument rekenkamer pas kunnen evalueren op het moment dat er ook iets met de aanbevelingen van de twee rekenkamercommissies gebeurd is. Ik onderschrijf dan ook zijn opvatting dat er uitvoering moet worden gegeven aan die aanbevelingen; de budgetsubsidiëring is daar een van. De onderscheidene wethouders moeten er op hun eigen terrein werk van maken. Ook op het terrein van de volksgezondheid bestaan van die subsidies. Misschien kan ik in dat kader een voorzet geven, omdat het een behapbaar terrein is. Dan kunnen wij er eens met elkaar over discussiëren.
De heer DE BOER (VVD): Ik hoop dat u probeert te zeggen dat de evaluatie van de rekenkamer niet pas kan plaatsvinden nadat alle maatregelen zijn uitgevoerd, maar nadatvoorgenomen maatregelen kenbaar en herkenbaar zijn.
Wethouder VAN DER HOUT: Het is voor de evaluatie minimaal nodig dat er iets met het rekenkameronderzoek is gebeurd. Dat hebben wij ook met elkaar afgesproken.
De heer DE BOER (VVD): Ja wel, maar wij hebben niet afgesproken dat wij wachten totdat eventueel nieuw beleid voor budgetsubsidies succesvol is gebleken.
Wethouder VAN DER HOUT: Nee. Ik begrijp dat u gewoon het betoog van de heer Borghols ondersteunt dat wij dit instrument niet te lang op de plank moeten laten liggen.
De heer Borghols heeft het beeld hersteld dat uit de publikatie in de Delftsche Courant bleek, namelijk dat het CDA op de rem ging staan voor Delft Kennisstad. Ik had het ook anders begrepen in eerste termijn. Een van de grondgedachten van de projectmatige aanpak is dat de gemeente in deze fase een aanjaagfunctie heeft, maar dat het bedrijfsleven het zelf inhoudelijk moet oppakken. De gemeente kan faciliterend bezig zijn, relaties leggen, soms wat versnelling aanbrengen, maar vervolgens moeten het bedrijfsleven en de instellingen het doen. Hierover ben ik het volstrekt met de heer Borghols eens.
De heer Oosten ging nog op de stand van de fondsen in. Ik kan hem toezeggen dat wij, zolang de rekening en de kadernota nog niet op hetzelfde tijdstip verschijnen, hieraan aandacht zullen geven als er in de kadernota investeringen zijn opgenomen. De twee voorbeelden die hij noemde, de parkeergarages en Zuidpoort, hebben wel degelijk een relatie met het totale investeringsprogramma van de gemeente.
De heer Smithuis kwam terug op de 393.000 gulden die wij van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben teruggekregen. Inderdaad is er in het voorjaar een stuk in de commissie, naar ik meen de commissie zorg, geweest waarin stond dat wij dit bedrag bij de kadernota zouden betrekken. Ik ben hiervoor terecht op mijn vingers getikt door de mensen van de financiële afdelingen, omdat zij het bedrag zeer laat, halverwege december, van het Rijk hebben teruggekregen. Volgens de voorschriften moet je het bedrag dat je in enig jaar hebt teruggekregen in datzelfde jaar in de rekening verantwoorden. Wij zullen het bedrag dus in de rekening 1995 verantwoorden. Dat zal in het grote aantal mee- en tegenvallers als meevaller worden opgenomen. Daarbij wordt aangegeven waarom dit niet in de kadernota is gebeurd, maar in de rekening. Nogmaals, ik verwijs naar de voorschriften ter zake. De opmerking is terecht gemaakt dat dit een correctie is op het besluit dat in de raadscommissie is genomen.
Ik ben het op zich eens met de aandacht die de heer De Boer vraagt voor de tariefstelling en de handhaving van het huidige pakket bij de verkoop van het kabelnet. Ik wil nog wel samen met collega Bonthuis en de raad discussiëren over de vraag wat daarbij vervolgens de rol kan zijn van de lokale c.q. rijksoverheid. Dat punt is nog niet glashelder.
De heer Grashoff heeft vragen gesteld over de financiering in het kader van het Automatiseringsfonds, een enigszins technische kwestie. Het uitgangspunt bij die investeringen is om versnellingen aan te brengen of iets speciaals te doen. Op het moment dat een dienst een investering uit het Automatiseringsfonds krijgt, moet die het vervolg in de vorm van onderhoud en vervanging in de eigen begroting oplossen. Dat uitgangspunt hanteren wij ook in het genoemde geval. Dat is des te meer reden om het op deze manier te financieren. Ik herhaal dat elke dienst eigen automatiseringsbudgetten heeft. Soms kan en zal een versnelling handig zijn, zoals een versnelde afschrijving of een versnelde vernieuwing van software.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dit betekent toch ook dat u de diverse budgetten in de diensten moet verhogen opdat het doel van die hoge investeringen weer voor vervanging in aanmerking kan komen?
Wethouder VAN DER HOUT: Ik beweer nu juist dat de diensten in zo'n geval altijd de opdracht krijgen om daar zelf zorg voor te dragen. Tot nu toe is het een vrij bestendige lijn geweest. Ik herinner mij een aantal voorstellen aan deze raad waarbij het precies zo is gegaan. Ik zeg niet dat het geen pijn gedaan heeft bij de diensten en dat er geen gemor was, maar ik herhaal dat dit de lijn is die wij tot nu toe gevolgd hebben.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Het is toch bijna een self-fulfilling prophecy dat dit niet meer kan? Als je er nu 3,1 mln. extra in stopt, kunnen de onderhoudsbudgetten of de vrijval voor vervanging toch nooit op dat ambitieniveau liggen? Dat hangt toch direct met elkaar samen? In de loop van de komende jaren zullen de diensten bij u aankloppen met de mededeling dat zij dat alles niet kunnen financieren.
De heer OOSTEN (D66): Wij automatiseren toch om iets te bereiken, bij voorbeeld om een winst te behalen? Het is toch niet meer dan logisch dat de diensten het geld dat zij uitsparen met automatisering vervolgens kunnen stoppen in het up to date houden van die automatisering? Het is toch niet helemaal een autonoom proces?
Wethouder VAN DER HOUT: Ik denk dat ik aan de hand van een concreet voorbeeld duidelijk kan maken wat ik bedoel. De afdeling belastingen c.q. de gemeente moet nu de wet inzake de onroerend-zaakbelasting gaan uitvoeren. Daarvoor is er een nieuwe regelgeving door "Den Haag" opgesteld. Daardoor moeten wij de onroerend-zaakbelasting totaal anders administreren. Wij moeten aparte administraties bijhouden. Daarvoor moeten wij een totaal andere software aanschaffen. Natuurlijk had de afdeling belastingen daarvoor een regulier budget op de begroting. Deze ontwikkeling komt er echter ineens dwars tussendoor. Vervolgens zal een en ander wel strak in de reguliere planning moeten doorlopen.
Nog een enigszins prikkelend voorbeeld. Als de raad een raadsinformatiesysteem krijgt, kan men ervan uitgaan dat dit eenmalig is. Misschien hebben alle raadsleden over vijf jaar thuis een computer staan, maar het is helemaal niet vanzelfsprekend dat zij over vijf jaareen nieuwe computer krijgen. Bij de behandeling van het bestedingsvoorstel kunnen wij daarover met elkaar discussiëren. Het is dus nooit een automatisme geweest dat bestedingen uit het Automatiseringsfonds tot een vervolg leiden.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Beide voorbeelden versterken mijn indruk dat dit gebeurt. Over vijf jaar is er nieuwe wetgeving waardoor er heel geavanceerde apparatuur nodig is bij de afdeling belastingen. Dan doen wij deze discussie exact over. Over vijf jaar zal er een nieuwe generatie raadsleden zijn aan de ene kant en een nieuwe generatie PC's aan de andere kant. De oude PC's zijn dan afgeschreven. Er zullen dan nieuwe PC's moeten worden aangeschaft. Beide voorbeelden geven aan dat er een hoger algemeen investeringsniveau voor automatisering komt. Dat vinden wij op zich ook niet vreemd, fout of slecht. Je moet met dat hogere niveau rekening houden in de huidige en toekomstige organisatie. Dit is of wordt dus een structurele zaak.
Wethouder VAN DER HOUT: Ik doe nog een poging om u te overtuigen. Anders blijven wij van mening verschillen.
De heer TORENSTRA (PvdA): Volgens mij heb ik in eerste termijn de heel verstandige opmerking gemaakt dat de PvdA-fractie over de financiering nog wel eens met de wethouder in de commissie van gedachten wil wisselen. Ik zag het al helemaal aankomen. Dit mag als een soort ordevoorstel beschouwd worden.
Wethouder VAN DER HOUT: Dat lijkt mij niet zo nuttig, want vanavond moet de besluitvorming hierover afgerond worden. Ik wil daar niet graag van afwijken.
Welnu, een ander concreet voorbeeld. Als wij de normale investeringslijn volgen, komen wij terecht bij de problematiek die de heer Oosten heeft verwoord: alles twee keer betalen, als er wordt afgeschreven, afgelost en dergelijke. Wij halen nu eenmalig een bedrag uit de reserve dat ervoor staat. Als wij het kapitaliseren, zijn wij een veelvoud van dat bedrag kwijt. Dit geldt zeker bij de onderhavige automatisering. Uit financieel oogpunt is deze lijn dus ook verstandiger.
De heer BORGHOLS (CDA): Ik ben het daar niet helemaal mee eens, maar vooruit.
Wethouder VAN DER HOUT: Misschien moet u een motie indienen om dat te onderbouwen.
Voorzitter. Mevrouw Boers heeft mij uitgedaagd om nog iets te zeggen over de Horecanota. Ik heb dat in eerste termijn heel bewust niet gedaan, omdat ik de beeldspraak van het net zo mooi vond. Een net heeft namelijk één groot voordeel.
Haar woorden over het acquisitiebeleid onderschrijven mijn betoog in eerste termijn.
Voor een aantal zaken die breed zijn aangegeven, inderdaad geldt dat april doet wat hij wil. Laten wij het er bij voorbeeld voor de organisatie op houden dat het college in mei zijn ei legt.
Er zijn nog opmerkingen gemaakt over vertraging in de bezuinigingen. Vanwege het feit dat in de kadernota niet wordt opgenomen dat wij een aantal bezuinigingen niet als haalbaar zien, mag ervan uitgegaan worden dat wij in het algemeen geen problemen zien. Op zich is het niet ongebruikelijk in de systematiek om niet uit te sluiten dat in het najaar de wereld misschien net weer ietsje anders in elkaar zit. Maar over het algemeen is onze inschatting tot op de dag van vandaag dat de bezuinigingen die wij voor 1997 hebben opgenomen in de Strategienota ook uitgevoerd worden.
Ik kom op het algemene verhaal over de financiering in deze gemeente. Het is wat wonderlijk dat de heer Torenstra spreekt over "op de pof kopen" en vervolgens ingaat op de gigantische reserves van de gemeente. Die manier van "op de pof kopen" ken ik niet. Ik ben er ook van overtuigd dat wij dit absoluut niet doen.
De heer TORENSTRA (PvdA): Dat is absoluut niet staande te houden. Mijn bezwaar is niet dat het college niet bezuinigt. Het college zet een aantal dingen op de lat, zoals de onrendabele top van de parkeergarages. Dat gaan wij uitgeven. Dat is niet terug te draaien, ook niet als de procedure uitloopt. Daar staan wij voor. Tegelijkertijd zijn er echter bezuinigingen. Daarvoor moet u het boekje over Delft Kennisstad er maar eens bij nemen. Daarin staan 50 posten. Een hele berg daarvan loopt over deze collegeperiode heen. Daar is niets meer aan te doen. Daarbij komen de reeds ingeboekte bezuinigingen voor de komende tijd. Dat gebeurt in het kader van het financiële beeld. Daar is volgens mij ook niet uit te komen. Het geld dat nu gespaard wordt, wordt nu uitgegeven.
Dat is onomkeerbaar. Het geld dat over de collegeperiode heen binnen moet komen, wordt niet binnen gehaald. Dat is de eindsituatie. Dat is mijn bezwaar!
Wethouder VAN DER HOUT: Ik tracteer de raad, als wij een aantal van de geplande grote bedragen inderdaad al in deze collegeperiode gaan uitgeven. Ik hoop het echt van harte! Ik ben het dus helemaal niet met u eens. U kunt het aan de hand van de financiën niet hard maken. U neemt steeds het woord "verwachtingen" in de mond; dat is wat anders dan hard maken.
Hierbij komt dat Delft gewoon een financieel gezonde gemeente is; dit ontkent niemand in deze gemeenteraad. Hierdoor bevinden wij ons in Delft in de luxepositie dat wij op het moment dat wij zwaar weer voor de boeg zien, even de adem kunnen inhouden om te zien hoe het afloopt. Wij weten dat wij bij echte tegenvallers maatregelen moeten bedenken, maar ook dat wij nog financiële reserves hebben als deze niet direct resultaat hebben. Als de heer Torenstra hierin een kentering ten opzichte van de afgelopen jaren ziet, kan ik hem niet helemaal ongelijk geven. Wij zitten nu eenmaal in deze financiële positie en kunnen af en toe de adem even inhouden. Dit betekent niet dat wij de vinger aan de pols houden. Eigenlijk hebben wij er alleen een meningsverschil over op welk moment jebesluit tot het nemen van aanvullende maatregelen. Dit is dus geen kwestie van gebrek aan visie, maar van een andere benadering.
Ik koppel dit aan de rijkskorting op de uitkering uit het Gemeentefonds van 1 miljoen gulden. Ik zeg dat deze niet te verwachten is. Ik kan mij wel voorstellen dat de heer Torenstra zijn opmerkingen in eerste en tweede termijn maakte. Bij het opstellen van het collegeprogramma hebben wij onze meerjarige bezuinigingstaakstelling gebaseerd op de toenmalige uitkering uit het Gemeentefonds en de toenmalige bestuursakkoorden. Onder het kabinet-Lubbers was de tendens dat wij als gemeente eens per jaar een bezuiniging kregen omdat het Rijk ook bezuinigde. In het nieuwe bestuursakkoord is afgesproken dat dit niet meer gebeurt. Bezuinigingen op rijksniveau vertalen zich in de jaarlijkse netto-uitgaven van het Rijk en vervolgens in lagere uitkeringen uit het Gemeentefonds. Voor zover mij tot nu toe bekend is, heeft zowel minister Zalm als minister-president Kok gezegd dat het kabinet niet met aanvullende bezuinigingsmaatregelen komt. Hieruit destilleer ik dat de uitgaven op rijksniveau niet zullen dalen en dat de korting van 1 miljoen gulden zich dus waarschijnlijk niet zal voordoen. Ik zeg er direct bij dat dit een verwachting van vandaag is, die nog kan veranderen. Het is echter wel iets volstrekt anders dan de korting die wij op grond van de wijziging van de Financiële-verhoudingswet voor onze kiezen krijgen.
De heer TORENSTRA (PvdA): Ik denk dat ook die korting wel meevalt. U geeft in de kadernota aan dat de korting op grond van de Financiële-verhoudingswet groter kan worden; ook dat weten wij niet zeker. U wilt dit compenseren met een positieve verwachting over de korting op het Gemeentefonds. Deze twee dingen mag u echter niet tegen elkaar wegstrepen, want dan komt u klem te zitten, niet direct, maar over twee of drie jaar zeker. Het ene is immers conjunctuurgevoelig en het andere is vast.
Als het inderdaad 11 of 12 miljoen gulden wordt, weten wij dat.
Wethouder VAN DER HOUT: Ik heb in eerste termijn ook gesproken over de huidige verwachtingen over de Financiële-verhoudingswet. Zelfs die rechtvaardigen het dat wij nu eventjes niet in de bezuinigingswoede schieten om het in de kadernota geprognotiseerde tekort te dekken. U mag mij gewoon houden aan het woord dat ik in eerste termijn heb gebruikt, namelijk dat dit college met een sluitende begroting komt voor het komende jaar.
Het lijkt mij goed dat ik hier nogmaals heel duidelijk onderscheid maak tussen de algemene reserve en de saldireserve. De heer Torenstra heeft hierover een paar juiste dingen gezegd. De vrije besteedbaarheid van de saldireserve is overigens tamelijk beperkt, doordat ongeveer driekwart ervan gevuld wordt door de dienstbedrijfsreserves van de diensten. Wij hebben hierover nu eenmaal afgesproken dat wij deze niet zomaar mogen gebruiken. Anders halen wij namelijk het hele instrument dienstbedrijfsreserve onderuit. De ruimte is dus niet vreselijk groot.
Ik denk overigens dat ik met de rekeningresultaten van de afgelopen vijf jaren niet andersuitkom dan met de kadernota's. Er zijn twee jaren geweest met een echt positief saldo. De rest leek wel positief, maar dit kwam vooral door de beeldvorming. Het rekeningresultaat was dan 3 miljoen gulden positief, maar vervolgens vermeldden wij hierbij niet zo expliciet als de jaren daarvoor dat wij hadden geprognotiseerd dat het rekeningresultaat 3 miljoen gulden negatief was. Als je dit saldeert, kom je op nul uit, en dat is in de afgelopen jaren veel het geval geweest. Ik meen dat wij een redelijk consistent beleid hebben gevoerd.
De heer TORENSTRA (PvdA): U zegt dat u niet zomaar aan de dienstbedrijfsreserves mag komen, maar ik denk dat u er helemaal niet aan mag komen. Hoe komt u bij de huidige stand van zaken tot de verwachting van een sluitende begroting zonder de saldireserve meer dan tot nog toe te benutten? Alleen al op de begroting voor het lopende jaar zie ik een tekort van 3 miljoen gulden. Het komende jaar staat op een tekort van 2 miljoen gulden, dat oploopt naar 3 miljoen gulden. Dit kan inderdaad voor een jaartje wel, maar het gaat nu om vijf jaarschijven. Waarop baseert u dat het zal lukken?
Wethouder VAN DER HOUT: Dat wordt voor u allemaal netjes op papier gezet bij de begroting. Ik kijk heel simpel naar het resultaat dat nu in de kadernota staat: 2 miljoen gulden negatief. Als u mijn verhaal accepteert dat de rijkskorting niet doorgaat, is dit bedrag teruggebracht tot 1 miljoen gulden. Hierbij komt iets wat niet in onze begroting zit, doordat wij de neiging hebben de meerjarenraming gelijk te houden. Er is nog een autonome stijging van de uitkering uit het Gemeentefonds te verwachten, van een half miljoen tot zes ton. Bij elkaar is dat 1,6 miljoen gulden en dan resteert er een gat van vier ton. Ik heb de verwachting dat dit op te lossen is.
Ik ben er blij om dat de heer Boelens is ingegaan op de kwalificaties die de heer Torenstra van de collegeleden gaf. Ik heb mij na zijn tweede termijn vreselijk zitten afvragen wat het betekent dat de wethouder financiën verantwoordelijk is voor de algemene reserve en de saldireserve, een bedrag dat vele malen groter is dan datgene wat nu voor maatregelen in de harde sector op de bank staat. Ik weet niet wat ik hiervan moet denken. Mijn eerste gedachte is altijd dat de raad hierover gaat.
De heer DE BOER (VVD): Het begint mij langzamerhand te irriteren: wij hebben helemaal geen wethouder financiën.
Wethouder VAN DER HOUT: Daarover ben ik het niet met u eens, maar daar praten wij later nog wel over.
De heer DE BOER (VVD): Ik wijs graag op de nota bestuur die u zo vaak en zo graag citeert, en op de diverse nota's en notities die hiervan zijn afgeleid.
Wethouder VAN DER HOUT: Bij de aanvang van dit college hebben wij een portefeuilleverdeling gemaakt die inderdaad van die nota afwijkt. Daar hebt u gelijk in.
De heer DE BOER (VVD): Sterker nog, wij hebben gewoon bestuurlijk geen wethouder financiën, want elke wethouder is verantwoordelijk voor de eigen portefeuille.
Wethouder VAN DER HOUT: Daarom noem ik bewust de algemene reserve en de saldireserve.
De heer TORENSTRA (PvdA): Over de saldireserve hebben wij net gesproken. In de nota reserves is te lezen dat de algemene reserve allemaal geld betreft dat op een of andere manier in een pot zit of op de gewone dienst ingezet is, waarvan wij nu rente trekken. Het gaat mij om de gelden die in omloop zijn en waarmee wij wat kunnen doen. U bent de wethouder van centen tellen. U bent geen wethouder financiën in de traditionele zin, maar u bent verantwoordelijk voor het afhandelen van de financiële cyclus. Ik ben het er met de heer De Boer over eens dat iedere wethouder in zijn eigen portefeuille de verantwoordelijkheid heeft voor personeel, organisatie en financiën. Dan heeft de algemene reserve op dit moment weinig om hakken, want die staat tamelijk vast. Het gaat mij om de bank van Boelens, waarin op dit moment 30 miljoen gulden zit waarmee wij wat anders kunnen doen of voor een deel wat anders kunnen doen als wij dat willen. U bent ook nog niet ingegaan op mijn vraag hoe u aankijkt tegen de afroming van het grondbedrijf.
Wethouder VAN DER HOUT: De discussie daarover is een jaar te laat, want dat heeft vorig jaar in de kadernota gestaan.
De heer TORENSTRA (PvdA): Toen was ik het er ook al niet mee eens.
Wethouder VAN DER HOUT: Hierbij komt dat je de kadernota met een bepaalde bril op kunt lezen. Ik wijs u nogmaals op het investeringsprogramma van dit jaar, op de besluiten die bij de strategienota zijn genomen en op de aanvullende besluiten die vervolgens zijn genomen over wijkbeheer en de portefeuille van de heer Bonthuis. Het lijkt mij dat uw verhaal dan absoluut niet meer stand houdt.
Wat ik nu ga zeggen, heeft ook te maken met de opmerking van de heer Grashoff over de economische situatie in de binnenstad. Bij de begrotingsbehandeling heb ik gezegd dat, als men af en toe niets hoort, dit niet betekent dat er niets gebeurt, maar dat het college af en toe denkt. Deze kadernota heeft het procedure-technisch nadeel dat die eind februari/begin maart van de bureaus van de collegeleden gerold is. Bovendien hebben wij in december een discussie gehad met elkaar. Men kan zeggen dat wij in twee maanden wel wat meer hadden kunnen bedenken. Laat ik de raad verblijden met de mededeling dat nog dit jaar de nota over de detailhandel verschijnt, zo mogelijk voor de zomervakantie. Wat mij betreft, komt er na de zomervakantie een totale nota over het reilen en zeilen van de afdeling economische zaken, met name in het licht van Delft Kennisstad.
Als ik de raad hiermee tevreden stel, moet deze mij even de tijd geven om te denken. Ik behoor namelijk tot het soort bestuurders dat graag met een standpunt, een visie en eenverhaal naar de raad komt. Men moet mij dus even de tijd gunnen om dat op papier te zetten. Ik ben ook van het slag bestuurder dat vervolgens het financiële plaatje op tafel legt en daarna graag van de raad verneemt of die er iets voor over heeft. Dit is volgens mij een heel goede manier van handelen.
Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Ik heb mij de laatste 2,5 uur afgevraagd of ik blij moet zijn met het optreden van de fractievoorzitter van de PvdA in grote mate en in mindere mate dat van de fractievoorzitter van GroenLinks. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik daar blij mee ben. Als zij dat niet gedaan zouden hebben, had ik er vanavond wel eens gewetenswroeging over kunnen hebben dat zij deze kadernota op een gemakkelijke manier behandelden. Ik moet de heer Torenstra dan ook gelijk geven: als ik enig succes in de portefeuille wil verbinden aan mijn spreektijd in eerste termijn, heb ik een fout gemaakt. Ik heb alleen duidelijk willen maken dat ik de raad nog wat tegemoet moest komen in vergelijking tot de begrotingsbehandeling, waarbij ik veel tijd gebruikt heb.
Ik moet de heer Torenstra ook gelijk geven, als hij wil praten over een visie, maar dan moet hij dat ook willen. Als er eens een visie op tafel ligt, moet hij daarover willen praten. Hij moet niet constant om zich heen schoppen en zeggen dat er geen visie is. Zo ben ik ervan overtuigd dat er op dit moment na lang aandringen door de raad en na overleg met het veld een visie is over de uitwerking van het buurt- en wijkwerk. Ik heb daar afgelopen dinsdag al op gewezen. Ik wijs op de nota perspectieven. Maar de heer Torenstra houdt vol dat er geen visie is. Het is echter wat anders als hij het niet eens is met die visie. Ik herhaal dat hij niet constant moet zeggen dat er geen visie is.
De heer TORENSTRA (PvdA): Ik was aanwezig bij de discussie in de commissie welzijn van verleden maand over de notitie met uitgangspunten. Daar staat nog helemaal geen visie in. Ik was niet de enige die dat meldde. Er waren meer fracties die deze opvatting hadden. Dat waren niet alleen fracties die niet in het college vertegenwoordigd zijn. Dit was ook de kritiek van het veld, waar de wethouder zich zo op beroept: de notitie was volkomen abstract en bevatte verder niets concreets. Er werd ook geen idee in aangegeven over de richting waarin dat geconcretiseerd zou moeten worden, zo zei men.
Wethouder BONTHUIS: Ik ben het niet met u eens. De andere fracties meenden dat er wel een visie was, maar dat die alleen iets uitgewerkt, iets nader gepreciseerd moest worden.
Voorzitter. De heer Torenstra zegt ook dat ik word uitgekleed. Dan denk ik: nou, laat ik nu eens uitgekleed worden. Vervolgens vroeg ik mij af of ik in aanmerking kwam voor de koudetoeslag. Nee, mijnheer Torenstra, ik kom daar niet voor in aanmerking, want ik word er warm van als ik kijk wat er de afgelopen twee jaar in de portefeuille gebeurd is. Ik breng meteen uw stokpaardje te berde; u zult namelijk zeggen dat dit in gang is gezet door het vorige college.
Maar wij hebben een theater geopend. Er is in deze gemeente bovendien een geweldige tentoonstelling op cultuurgebied die weerslag heeft op economisch gebied. Wij hebben ook een geweldig programma voor 750 jaar cultuurstad Delft. Er is sprake van een ontwikkeling aan de Brasserskade waar een aantal nieuwe voetbalvelden aangelegd worden in combinatie met accommodaties. Wij krijgen een nieuw zwembad. Daar staat de heer Torenstra misschien vreemd van te kijken, maar dat is al beslist. Dat zwembad heet "Kerkpolder", mijnheer Torenstra.
De heer TORENSTRA (PvdA): Is dat het bad met het binnenste-buitenbad met een schuifdeur?
Wethouder BONTHUIS: Even voor de goede orde, mijnheer Torenstra. Als u vanavond zegt dat deze portefeuille wordt uitgekleed, attendeer ik u erop dat er 4 mln. is uitgetrokken voor het tot stand brengen van een nieuw zwembad in Delft. Dat noemt u uitkleden! Ik kan nog zeggen dat wij stemmachines krijgen, dat de stadskrant uitgegeven is, dat er een overkapping is van het Prinsenhof, dat er 0,5 mln. is uitgetrokken ten behoeve van welzijnsgebouwen. Bovendien is in het indicatief investeringsprogramma nog eens 2 mln. voor welzijnsgebouwen uitgetrokken. Als u dat uitkleden noemt, zeg ik dat u losse flodders wegschiet voor een beeldvorming naar buiten die niet waar is.
De heer TORENSTRA (PvdA): Dit kan ik niet zo voorbij laten gaan. Dit is in sporttermen een kans voor open doel. Dank u! U geeft een aantal dingen aan waarover in de vorige periode niet alleen de besluitvorming is afgerond, maar ook de realisering ter hand is genomen. U kunt ook nog zeggen dat u pas het Filmhuis geopend hebt. Dat is allemaal akkoord. Overigens gun ik u uw portefeuille cultuur.
Dat hebben wij tot nog toe ook van harte gesteund. Maar u poetst voor mij niet weg dat er behalve successen een aantal andere dingen zijn. Ik ken het lijstje niet uit mijn hoofd, maar ik kan nog wel even verwijzen naar de bezuinigingen op het welzijnswerk in het komende jaar. Dat gaat niet alleen over het buurt- en wijkwerk, maar ook over ouderen- en jongerenwerk. Bij de kapitaalslasten is aangegeven dat dit eventueel ten goede komt aan een aantal nieuwe buurthuizen. Je mag dan ook niet rechtstreeks zeggen dat het zoveel miljoen is. Nee, dat betreft kapitaalslasten. Hoe zit het voorts met uw bezuiniging in volgend jaar van, als ik mij niet vergis, 2 ton en nog een keer 2,5 ton op de Vrije Akademie? Hoe zit het met de bezuiniging volgend jaar of het jaar daarop in twee jaarschijven van de privatisering van de sporthallen? Hoe zit het met de bezuiniging op de bibliotheek? Ik heb al ouderenwerk, jongerenwerk en welzijnswerk genoemd. Dat zijn geen kapitaalslasten. Dat zijn gewoon bedragen waarbij het ergens over gaat. Dank u!
Wethouder BONTHUIS: Dit betekent dat ik mijn verantwoordelijkheid neem. U zou ook uw verantwoordelijkheid moeten nemen om mee te helpen aan de oplossing van het probleem dat er 20 mln. minder binnenkomt. U moet dus ook meehelpen aan het gezond houden van deze gemeente. Op de vraag hoe het daarmee staat, kan ik u weer het antwoord uit de eerste termijn geven: goed. Maar binnenkort wordt u als gewaardeerd lid van de commissie welzijn zeker geïnformeerd over de zaken die u zojuist hebt genoemd.Iedereen die al langer in de commissie welzijn zit, weet dat ik de laatste zal zijn die deze commissie niet zal informeren over dergelijke zaken. Maar er is een beslissing genomen en ik wil daarvoor verantwoordelijkheid dragen. Ik kom daar ook mee naar buiten. Dit wil niet zeggen, of u het er nu mee eens bent of niet, dat de portefeuille uitgekleed is. U moet eens ophouden met het creëren van een beeld dat niet waar is!
De heer TORENSTRA (PvdA): Ik heb zojuist een aantal punten genoemd.
Wethouder BONTHUIS: Ik heb ook een aantal punten genoemd.
De heer TORENSTRA (PvdA): Ik gun u dat succes in de cultuursector.
Wethouder BONTHUIS: Oké, u noemt het al een succes.
De VOORZITTER: Dit gaat nu te lang duren. De wethouder vervolgt zijn antwoord.
Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik het een half uur geleden al te lang vond duren, maar dat maakt niet uit.
De VOORZITTER: Dat is het prerogatief van de voorzitter.
Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Ik vertrouw daar volkomen op.
Aan het adres van de heer Torenstra merk ik nog op dat het mij spijt dat ik in eerste termijn niet ben ingegaan op zijn woorden die hij sprak over een politiek adviseur. Ik heb dat enigszins verkeerd begrepen. Ik kan mij herinneren dat ik een of andere persoonlijke ontboezeming gedaan heb omtrent politieke assistenten. Hierbij leg ik de nadruk op het woord "persoonlijk". Ik zoek nog steeds naar een aantal werkzaamheden in deze schitterende portefeuille om die door hen af te laten doen, evenals een aantal werkzaamheden die erbij horen. Ik denk aan de tijd die besteed wordt aan het lidmaatschap van Midden-Delfland. Er zijn een agendacommissie, de Midden-Delfland raad, het dagelijks bestuur van Midden-Delfland en een commissie van uitvoering. In dit verband heb ik gedacht aan een politiek assistent. Met nadruk zeg ik dat ik daar nog steeds mee bezig ben dat het een persoonlijke aangelegnheid is van mij.
De heer RENSEN (PvdA): Misschien wil de heer Boelens die taken van u wel overnemen.
Wethouder BONTHUIS: Dat lijkt mij sterk. Wij hebben alle vier een dusdanige portefeuille, dat ik hem dat niet wil aandoen.
De heer Oosten vroeg mij, op gezette tijden mededeling te doen omtrent het Filmhuis. Zoals altijd en zoals ik net al in het bilateraaltje met de heer Torenstra zei, zal ikinderdaad op gezette tijden mededeling over het Filmhuis doen.
De heer Grashoff is met zijn fractie, ja wel, voorzichtig optimistisch gestemd over het Filmhuis. Hij vroeg aan mij nadere uitleg over mijn opmerking dat wij participeren in gesprekken. Het zou te kinderachtig zijn om de heer Grashoff nu te zeggen dat ik hiermee bedoel dat wij deelnemen aan rondetafelgesprekken hierover, want hiermee schiet hij niets op. Laat ik zeggen dat ik met de woorden "wij participeren in gesprekken" bedoeld heb dat wij de deur niet dichtgeslagen hebben om het Filmhuis te helpen om zijn probleem op te lossen.
In amendement A-I wordt voorgesteld, 1 miljoen gulden extra ter beschikking te stellen voor de sociale plattegrond. Ik vind dit amendement slecht onderbouwd. In eerste termijn heeft de heer Grashoff mij gevraagd, aan te geven waarop de bedragen van 500.000 gulden in 1997 en 500.000 in 1998 gebaseerd zijn. Dat is nog helemaal open. De hele welzijnsdiscussie is gaande; dat weet de heer Grashoff net zo goed als ik. Ik kan het dus gewoon niet aangeven en ik kan ook niet aangeven waarop 1 miljoen gulden extra gebaseerd is. Verder is het nog de vraag of het noodzakelijk is, gezien het huidige investeringsprogramma. Hierin is twee keer een half miljoen gulden opgenomen. Er wordt nog eens anderhalf miljoen gulden indicatief opgenomen voor het onderhoud van de welzijnsaccommodaties. Mede omdat het dekkingsvoorstel in dit amendement voor mij niet aanvaardbaar is, vraag ik de raad tegen dit amendement te stemmen.
Het struikelblokje van mevrouw Boers wil ik kort behandelen. Ik wil de discussie hierover maar sluiten. Ik hoop dat zij niet een beetje gelijk heeft.
De heer Van den Doel vroeg naar de afrekening van het theater. Deze komt eraan. Ik heb in eerste termijn hierover laten doorschemeren dat de bouw voor 98% binnen het investeringskrediet is gebleven. In de rekening 1996 wordt rekening gehouden met de afrekening van het theater.
De heer Van den Doel vroeg ook naar de oorzaak van het achterblijven van de waterkwaliteit in de speeltuinen. Toen besefte ik dat je in deze portefeuille een heleboel moet weten. Ik heb er even snel naar geïnformeerd. Dat de waterkwaliteit achtergebleven is, schijnt te liggen aan het feit dat het oppervlaktewater is. Ik begrijp er helemaal niets van en hoop dat de heer Van den Doel ermee akkoord gaat dat ik hem in een van de vergaderingen van de commissie welzijn zal mededelen waarom de waterkwaliteit is achtergebleven bij datgene wat zij zou moeten zijn.
De heer BOT (GroenLinks): Is dat niet iets voor een waterassistent?
Wethouder BONTHUIS: Ik denk dat ik een waterdrager nodig heb. Dit zeg ik overigens weer op persoonlijke titel.
De heer TORENSTRA (PvdA): Kan ik al solliciteren?
Wethouder BONTHUIS: Ja, maar ik neem u niet aan.
Wethouder VAN LEEUWEN: Voorzitter. Vanavond hebben verscheidene sprekers de organisatie van het gemeentelijke apparaat genoemd. Ik vind het bijzonder jammer dat de heer Torenstra en de heer Grashoff reserves hebben om mee te doen in de discussie over het ambtelijke apparaat. Ik hoop vanavond enige twijfel te kunnen wegnemen.
Als de heer Torenstra ervan uitgaat dat het uitgangspunt voor de discussie 4 miljoen gulden bezuinigen is, kan ik mij voorstellen dat hij twijfelt. De kwaliteit van de organisatie, die hij ook noemde, is echter net zo'n zwaar element. Laat ik drie vertrekpunten aangeven wanneer wij op weg gaan met de organisatie. Ik noem ten eerste het ontwikkelen van een visie op de rol van de gemeente en het gemeentelijke apparaat in Delft en in de regio. Ten tweede moeten wij vanuit deze visie een organisatie bereiken die de taken samenhangend, efficiënt en effectief kan uitvoeren. Deze toets is wezenlijk. Een derde vertrekpunt is de realisatie van de bezuiniging van 4 miljoen gulden. Op grond van deze vertrekpunten zullen wij de organisatie doorlichten en aanpassen na er tien jaar mee gewerkt te hebben.
De heer Borghols sprak van een mission statement: waar staan wij voor en wat doen wij? Het lijkt mij goed om dit regelmatig te toetsen gedurende dit proces. Hoe is de onderlinge samenhang? Zijn wij bezig met een logische organisatie? Hoe is de samenwerking en hoe de efficiency?
De heer TORENSTRA (PvdA): Kan de wethouder mij een beetje op weg helpen?
Hoe moet ik dit zien in het licht van de discussie die wij gevoerd hebben in al die sessies met die thema's, onder andere het thema van de vitale overheid en de vitale stad? Dat gebeurde toen ook vanuit het idee van een moderne overheid, die minder moet doen en die moet bezuinigen. Nu gaan wij naar mijn gevoel exact hetzelfde doen.
Wethouder VAN LEEUWEN: Ik geef eerst het laatste toetsingscriterium voordat ik u antwoord.
Het laatste toetsingscriterium gedurende het traject is de vraag hoever wij zijn met de realisatie van de bezuinigingen. Wanneer wij vaststellen dat wij een veel efficiëntere en betere organisatie krijgen, maar niet helemaal die 4 miljoen gulden aan bezuinigingen halen, lijkt het mij niet goed om de organisatie onlogischer te maken om die 4 miljoen gulden alsnog te halen. Hiermee sluit ik aan op het kwaliteitsargument dat de heer Torenstra aandroeg.
Wij hebben indertijd gediscussieerd over de taken en onderwerpen die bij de verschillende thema's hoorden. Wij moeten nu praten over de organisatie, de samenhang ervan. De heer Torenstra zei dinsdag dat hij de relatie tussen DMZ, het arbeidsbureau en het GAK essentieel vindt, omdat deze steeds dichter naar elkaar groeien. Hierover moeten wij eens met elkaar discussiëren. Kunnen wij dit realiseren? Is dat wenselijk? Wat zijn de voors ende tegens? Hoe is de relatie tussen het opleidingstraject bij Werkplan en onderwijs in WOC? Zo zijn er allerlei relaties te leggen. De vraag is hoe wij zaken aan elkaar kunnen koppelen en of dit zinnig is. Dit staat los van de keuze indertijd voor een vitale stad of een kennisstad.
Op bladzijde 20 van de kadernota schrijven wij dat wij bijeenkomsten willen organiseren waaraan de eigen organisatie zal bijdragen. Deze moeten wij voor de zomervakantie houden. De medewerkers van de gemeente hebben er recht op om met ons als raad, als bestuur van deze stad, te discussiëren over de veranderingen in de organisatie. Ik zou het bijzonder betreuren als politieke partijen zich hieraan onttrekken omdat zij vinden dat het eigenlijk om politiek gaat. Het gaat om medewerkers, met wie wij zorgvuldig moeten omgaan. In alle zorgvuldigheid willen wij deze mensen in een optimale situatie en goedkoper hun werk laten doen.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Ik maak uit uw woorden op dat een takendiscussie niet aan de orde is. Kunt u dit bevestigen?
Wethouder VAN LEEUWEN: Wij gaan ervan uit dat wij nu niet over de takendiscussie beginnen. Die discussie hebben wij gevoerd bij de Strategienota, de koersnota, zoals de heer Torenstra ook heeft gezegd. Nogmaals, daar hebben wij het nu niet over. Ik noem wel een enkel element. Dat is de vraag of wij meer of minder werken voor derden willen dan wel helemaal niet. Hoe zit het met het privatiseringstraject? Verleden jaar is er een nota verschenen over het doen of laten doen daarvan.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): De voorbeelden die u noemt, betreffen toch bij uitstek een takendiscussie?
Wethouder VAN LEEUWEN: De takendiscussie zoals die in de taakanalyse zit, gaat veel dieper. Dan praat je over heel gedetailleerde zaken en de gevolgen daarvan. Wel moeten wij het in verband met de zojuist door mij genoemde elementen nog een keer afrondend praten over de vraag of de reiniging al dan niet door de gemeente zelf verzorgd wordt. Dan heb je het over privatisering. Dat is weliswaar een takenverhaal, maar als je de boeken over de taakanalyse weer doorleest, zie je dat daarin heel gedetailleerd is weergegeven: als je die taak niet meer doet, is dat de consequentie. Wij hebben nu niet de intentie om de taakanalyse op die manier over te doen. Als wij die intentie wel hebben, doen wij die ook over.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Ik begrijp er eigenlijk niets meer van. Het gaat dus wel degelijk om een takendiscussie, maar niet op het gedetailleerde niveau van taakanalyses in de dikke boeken. Dat hebben wij al gehad. Daar kan ik mij ook iets bij voorstellen. Maar het wordt dus meer een takendiscussie op hoofdlijnen. Dan gaat het bij voorbeeld inderdaad over de vraag of wij als lokale overheid zoveel mogelijk gaan privatiseren. De vraag waarom het gaat, is of dat de lijn is die ingezet wordt dan wel dat er zoveel mogelijk taken binnenboord worden gehouden. Daar gaat het dan toch om? Dat is tegelijktoch het leeuwedeel van die discussie? Of denkt de wethouder het overgrote deel puur uit efficiencywinst te kunnen halen?
Wethouder VAN LEEUWEN: Wij denken inderdaad het leeuwedeel te halen uit efficiency en een betere samenhang in het ambtelijk apparaat. Wij hebben het dus steeds over de organisatie en de samenhang daarin. Daarbij komen een aantal elementen aan de orde. Ik noemde zoëven de reiniging als voorbeeld. Als die discussie gevoerd wordt en het kost de gemeente geld, is het heel essentieel dat je het niet moet doen. Het gaat er dan niet om dat er over de taken gesproken wordt omdat het doel minder taken is. Nee, het gaat ons om de vraag hoe wij een zo optimaal mogelijke organisatie kunnen realiseren voor minder geld. Dat is het uitgangspunt. Ongetwijfeld zullen daarbij een aantal elementen aan de orde komen die ik genoemd heb.
Het is heel belangrijk dat de voltallige raad die discussie voert. In het ambtelijk apparaat zijn en worden discussies gevoerd ter voorbereiding van de stukken die hier aan de orde komen. Dit is vermeld in de koersnota. Daarover moeten wij in mei/juni verder van gedachten wisselen. Het is goed dat er in openheid gesproken wordt over de vraag welke kant wij daarmee uit gaan.
De heer Grashoff vroeg of de bezuinigingen 1997 c.q. de 4 mln. een keiharde voorwaarde vormen. Ik heb zojuist aangegeven dat dit vertrekpunten zijn. Die willen wij overeind houden. Als wij ze ter discussie stellen, wordt er in de loop van het proces terecht opgemerkt: de trajecten worden niet gehaald en er zullen wel extra bezuinigingen komen of de doelstellingen moeten bijgesteld worden.
Op dit moment zitten wij "op lijn" in het traject van bezuinigingen, zo constateren wij. Wij realiseren die ook. Op het ogenblik hebben wij er dus geen behoefte aan om andere of extra bezuinigingen te bekijken.
De heer TORENSTRA (PvdA): De wethouder heeft zojuist de voorbeelden van arbeidsvoorziening en scholing genoemd. Wij hebben overigens niet gezegd dat wij niet meedoen. Dat is een van de redenen waarom wij menen aan de discussie te moeten meedoen. Maar wij hebben ook werkgelegenheidsconstructies in de discussie ingebracht. Ik heb echter mijn aarzelingen vanwege het volgende. Zo lukt het niet om 4 mln. efficiency eruit te halen. Daar moet je meer voor doen; er komt dus meer bij kijken. Voorts gaan wij weliswaar weer met elkaar praten, zoals wij wel vaker gedaan hebben, maar dat moet wel een beetje gestuurd worden. Er moet namelijk snel een goed voorstel komen. Mijn aarzeling is dan ook gelegen in de niet te halen efficiency. Als het mogelijk is, moet je het wel doen. Voorts draaien wij weer de kring door. En dan?
Wethouder VAN LEEUWEN: U hebt uw twijfel over het tijdpad waarop de nodige notities aan de orde komen. In de kadernota is daarvoor een helder tijdschema opgenomen. Ik begrijp dat u de discussie wilt aangaan, maar dat u twijfelt aan het tijdpad. Volgens mij moeten wij in mei/juni bekijken welke notitie er is. Dan verneem ik graag uw reactie daarop. Dan kunt u ook aangeven of het aan uw verwachtingen voldoet.
De opmerking van de heer Grashoff in dit verband is dat het belangrijk is dat het college luistert naar de ideeën en suggesties van de raad. Dat is ook het doel van een gezamenlijke discussie. Daarbij wordt bepaald welke weg wij op gaan. Dat punt kan ik dan ook positief benaderen.
Voorzitter. Diverse sprekers hebben de kwestie van de externen genoemd. De heer Torenstra had het over vier externen. De heer De Boer meent dat niet altijd externen ingehuurd moeten worden. In de kadernota is ook weer te lezen dat wij in bepaalde situaties gebruik kunnen maken van externe ondersteuning. Daaraan is toegevoegd: wanneer het echt noodzakelijk is. Die terughoudendheid is ook goed ten opzichte van het ambtelijk apparaat: als wij het over bezuinigingen hebben, is het niet goed om aan te geven dat wij bij veranderingsprocessen full time of voor het hele project externen nodig hebben. Wij moeten de capaciteit en de kennis van het ambtelijk apparaat heel goed gebruiken om het traject te trekken. Maar van tijd tot tijd hebben wij een spiegel, een externe nodig om die discussie verder te voeren. Nogmaals, wij zullen daarbij zeer kritisch zijn.
De heer Van den Doel vraagt hoe flexibel de 36-urige werkweek is, omdat ik het alleen heb over de stap van 38 uur naar 36 uur. Welnu, de landelijke afspraken bevatten duidelijk een flexibilisering van werktijden. Men kan tussen de 30 uur en 42 uur in een week gaan werken. De normale werktijd wordt dus opgerekt. Op het ogenblik wordt door de diensten de betekenis daarvan bekeken. Daarover zal de raad een notitie krijgen. Die bevat ook alle mogelijkheden ter zake.
In dit verband heeft de heer Oosten de vraag gesteld of het gemeentehuis op zaterdagen open kan zijn. Die vraag kan bij de overwegingen betrokken worden. Hiermee doe ik geen toezegging, want alles heeft een kostenplaatje. Dat moet eerst uitgewerkt worden.
Afgelopen dinsdagavond heb ik al gezegd dat de meningen verschillen van "dit gaat ons veel geld kosten" tot "het moet kunnen". Wij zullen een en ander moeten invullen. Het mag namelijk niet heel veel meer kosten; dat geld hebben wij niet in een tijd waarin zoveel miljoenen bezuinigd moeten worden.
Mevrouw Boers stelde de vraag hoe het kan dat aan medewerkers wordt gevraagd om hun taak eigenlijk overbodig te maken. De veranderingen in de loop der jaren worden mede op basis van het sociaal plan uitgevoerd. In 1995 zijn in de gemeente Delft ongeveer 70 mensen intern verplaatst, omdat hun functies waren veranderd, vervallen of anderszins. Het lukt ons tot op de dag van vandaag om in het vaandel te houden dat gedwongen ontslagen worden voorkomen. Ik meen dat wij zo heel secuur met de medewerkers omgaan.
De heer Van der Hout heeft al iets gezegd over de financiering van de automatisering. Als wij het over Internet-aansluitingen hebben en als wij in dezen aanbieder worden, wil de heer Borghols helder hebben wat wij daarmee willen bereiken. Dat zal in de notitieworden aangegeven die wij in juni aan de raad willen voorleggen. In ieder geval merk ik op dat de gemeente geen Internet-zaken oppakt, als een en ander niet duidelijk is.
De heer Grashoff vroeg of ik het (milieu)technologiefonds niet belangrijk vind. Het is een essentieel onderdeel van Delft Kennisstad, en ik vind het heel belangrijk. De projecten binnen de cluster (milieu)technologiefonds komen goed tot ontwikkeling. Wij zitten daar bovenop. Dit wil echter niet zeggen dat wij er direct geld bij moeten leggen. Op dit moment zit er ongeveer zes ton in het fonds. Op de begroting van 1997 staat dat wij ongeveer anderhalf miljoen gulden hieraan willen toevoegen. Vanaf 1998 is dat jaarlijks 350.000 gulden. Binnenkort krijgt de raad een voorstel om gelden in het milieufonds die niet gebruikt zijn, naar het (milieu)technologiefonds over te hevelen. Dit is ongeveer tweeënhalve ton. Ik denk daarom dat wij eerst de projecten maar eens moeten laten doorgroeien voordat wij over meer geld praten. Er zit straks gewoon behoorlijk wat geld in het fonds. Uiteraard zal de raad in de regelmatige rapportage over Delft Kennisstad de stand van het fonds te zien krijgen. Op dat moment kunnen wij er nog over discussiëren.
Enkele sprekers hebben gevraagd hoe het met de koudetoeslag zit. Ik heb in de commissie toegezegd dat ik op basis van afrekeningen wil laten uitzoeken wat de meerkosten zijn. Een afrekening geeft meer te zien dan de wintermaanden. Op landelijk niveau is een berekening van de hogere stookkosten gemaakt; deze bedragen gemiddeld 65 gulden per huishouden. Stel dat wij voor een koudetoeslag, conform motie M-II, mensen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm in aanmerking laten komen. Bij de DMZ hebben wij 3500 klanten. Verder zijn er 800 bejaarden die via de Wet op de bejaardenoorden tot de minimuminkomens gerekend moeten worden.
Ten slotte zijn er nog ongeveer duizend klanten die onder 110% van de bijstandsnorm blijven. Dat zijn 5300 klanten. De gemeente Rotterdam wil 100 gulden gaan uitbetalen. Wij zouden dan dus 5300 keer 100 gulden is 530.000 gulden nodig hebben. Dit moet wel allemaal beoordeeld worden. Er moeten formulieren ingevuld worden en inkomenspapieren van betrokkenen gevraagd worden, want je moet zo'n uitkering steeds op individuele basis geven. Categoriaal toekennen is verboden. De gemeente Rotterdam heeft berekend dat er per toekenning 300 gulden aan ambtelijke kosten nodig is. Dit lijkt ons veel; laat het nu eens 150 of 200 gulden zijn. 5300 keer 200 gulden is ongeveer een miljoen gulden. Je moet dus een miljoen gulden aan ambtelijke kosten maken om vijf ton uit te geven. Dat vind ik een moeilijke verhouding.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dit gaat mij echt wat te ver. De gemeente Rotterdam heeft kennelijk een constructie gekozen die haar boven het hoofd groeit in de uitvoeringskosten. Het gaat mij te ver om die vervolgens tot maatstaf te verheffen. Misschien mag ik een vergelijking ernaast zetten. Voor de klanten van de DMZ moet u toetsen of zij inderdaad klanten van de DMZ zijn. Dan vallen zij immers binnen de inkomensgrens die wij in de motie hebben aangegeven. Voor hen is de toets dus zuiver formeel. Je moet in principe op individuele basis toetsen, maar in feite is het al beoordeeld met de controle of men in het systeem zit. Dat zijn dus al 3500 gevallen waarvoor u niet of nauwelijks toetsingskosten hebt. Voor de andere gevallen is het gecompliceerder, maar ook voor henhoeft het bij lange na niet dergelijke bedragen te kosten.
Over de hoogte van het bedrag gaan wij heel graag met u in discussie. Als de meerkosten in de orde van 65 gulden zijn, is dit bedrag misschien een beter uitgangspunt dan de circa 100 gulden. Voor de discussie hierover hebben wij natuurlijk ook informatie van u nodig. Daar moeten wij met elkaar uit kunnen komen.
Wethouder VAN LEEUWEN: Ik heb in de commissie toegezegd dat ik in de commissie zou terugkomen met een notitie hierover. Deze toezegging doe ik gestand. Die notitie is er nog niet, maar ik wil op dit moment toch een gedetailleerd antwoord geven omdat verscheidene fracties er vragen over gesteld hebben.
Minister Melkert heeft gezegd dat de gemeenten enige vrije ruimte in de bijzondere bijstand moeten krijgen. Ik constateer dat wij deze vrije ruimte in Delft onder andere gebruikt hebben om de drempelbedragen af te schaffen. Dit is een zeer effectieve manier om mensen van kosten af te laten komen, waardoor wij hun positie verbeteren. Het afschaffen van die drempelbedragen geeft ook een vereenvoudiging in het ambtelijke apparaat, maar belangrijker is het dat mensen die voor een uitkering in aanmerking komen, geen eigen bijdrage van 165 gulden meer hoeven te betalen.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Dat is een heel andere discussie. Daar praten wij nu helemaal niet over en daar verschillen wij ook niet van mening over. Wij hebben u om een koudetoeslag gevraagd. U begon met te antwoorden dat u in de commissie hierop wilt terugkomen.
Als ik het eind van uw verhaal goed interpreteer, zegt u bij voorbaat dat u er toch geen geld voor hebt en dat u er ook geen geld voor wilt vrijmaken. Dan voel ik mij misleid. Als u in de commissie hierop wilt teruggekomen, hoor ik graag een termijn van u, en ik wil ook horen of u ertoe bereid bent, de financiering erbij te zoeken. Dan kunnen wij zaken doen.
Wethouder VAN LEEUWEN: Ik maak mijn verhaal af voordat ik deze vragen beantwoord.
Uiteraard hebben wij bij diverse gemeenten naar de koudetoeslag geïnformeerd. Het signaal van de gemeente Rotterdam is dat zij het risico loopt dat het Rijk de manier waarop zij de koudetoeslag wil geven, als een vorm van inkomenspolitiek betitelt. Inkomenspolitiek mag je als gemeente niet voeren. Delft heeft in het verleden al eens een gele kaart gekregen vanwege de toenmalige kortingsregeling. Het Rijk is dus zeer alert op de Delftse situatie. Dit heb ik na dinsdagavond laten uitzoeken en het lijkt mij dat wij de zaken nog gedegener moeten uitzoeken om in de commissie de discussie te kunnen afronden. Als dan blijkt dat wij risico's lopen, moeten wij er heel goed over nadenken of wij dat wel willen. Op grond van de feiten die ik tot nu toe voor mij heb gekregen, ben ik somber gestemd over de mogelijkheid en de haalbaarheid van het toekennen van een koudetoeslag. Nogmaals, ik wacht met een eindoordeel totdat wij de notitie hierover in decommissie hebben besproken.
De heer BOT (GroenLinks): De kortingsregeling waaraan u refereerde, is in Delft door een andere vervangen, die geen gele kaart heeft gekregen. De systematiek die mijn fractievoorzitter aangaf voor een koudetoeslag in Delft, is mijns inziens vergelijkbaar met de huidige kortingsregeling. U hoeft ook niet al te voorzichtig te zijn.
Wethouder VAN LEEUWEN: Het is duidelijk dat onze huidige kortingsregeling de goedkeuring van het Rijk heeft. Wij zien echter nog steeds een nasleep in de manier waarop het Rijk nu naar Delft kijkt. Op het moment dat wij aan regels twijfelen, moeten wij eerst uitzoeken wat de risico's zijn. Dat soort risico's kunnen wij ons bij het Rijk niet permitteren.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag binnen welke termijn er iets bij de commissie ligt en of de wethouder ertoe bereid is, naar een financiering te zoeken.
Wethouder VAN LEEUWEN: Ik wil in juni een notitie in de commissie bespreken. Afhankelijk van de gegevens die dan bekend zijn, zullen wij bekijken of een dekking zinvol en wenselijk is. Ik zeg nu niet dat wij dit zullen doen, want de notitie kan wel negatief uitvallen en dan hoeven wij geen dekking te zoeken. Dus ik wil het graag laten afhangen van het resultaat van het onderzoek wat wij hieraan doen.
De heer Torenstra heeft het beeld geschetst van diverse collegeleden met banken: de bank van de rest en de bank van de heer Boelens. Wij zijn in de afgelopen jaren druk bezig geweest om in het beleid van sociale zaken een aantal verruimingen door te voeren. Daarbij hebben wij voortgeborduurd op het beleid van het vorige college. Ik heb zojuist gewezen op de drempelbedragen die zijn afgeschaft. Ik noem ook de kwijtscheldingsregeling, de kortingsregeling en de terughoudendheid in het tarievenbeleid. Delft staat niet meer in de top tien; het staat op de zestiende plaats. Ik meen dat wij hiermee een sociaal beleid voeren dat er mag zijn. Ik beschouw dit dan ook niet als een pechportefeuille. Ik stel het zeer op prijs dat wij het in die zin kunnen invullen dat wij mensen enige ruimte geven.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de gewijzigde motie M-I is overgenomen.
In stemming komt motie M-II.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer DE GRAAF (D66): Voorzitter. In de toelichting op deze motie wordt door GroenLinks het voorbeeld van de gemeente Rotterdam genoemd. Mijn fractie meent dat de invulling door die gemeente als argument en illustratie gebruikt mag worden om hetstandpunt over de motie te bepalen.
Er zijn een aantal technische details. Daarbij komt de vormgeving van de uit te keren toelage in Rotterdam: het verschil tussen de eindafrekening en de maandelijkse voorschotten wordt simpelweg uitgekeerd. Dat heeft niets meer te maken met de vraag waarom er zo'n verschil bestaat. Er is in Rotterdam een ongerichte vormgeving die neerkomt op ongeveer vier keer de uitkering aan de desbetreffende minima. Een gerichtere vormgeving kost nog meer.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Ik erger mij rot aan deze manier van stemverklaring. Het is geen stemverklaring. De heer De Graaf maakt van deze gelegenheid gebruik om nog een debat te voeren, nadat het al geweest is. Hij had in het debat de gelegenheid om erop in te haken. Dan hadden wij elkaar van repliek kunnen dienen.
De VOORZITTER: Ik ben het met u eens. Deze stemverklaring kan wat puntiger. Ik vraag de heer De Graaf tot een conclusie te komen, omdat de heer Grashoff ongeduldig wordt.
De heer DE GRAAF (D66): Voorzitter. De wethouder heeft hierover een discussie in de commissie toegezegd. Maar op grond van de argumenten die ik zojuist heb genoemd, gaan wij niet op voorhand akkoord met een formulering die erop neerkomt dat de toeslag voor alle minima dient te gelden. Wij wachten overigens wel het resultaat van de discussie af. Nogmaals, wij spreken ons er niet bij voorbaat over uit dat een dergelijke toelage "dient" te worden toegekend.
De VOORZITTER: Ik neem aan dat u "nee" tegen de motie zegt.
De heer SMITHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij proberen een puntiger en duidelijker stemverklaring te geven. Het antwoord dat de wethouder in februari aan de fractie van GroenLinks gaf in de commissie, toen een nota ter zake werd behandeld, was een beetje zwak. De uiteenzetting van de wethouder was nu duidelijker. Dit geldt zeker voor zijn toezegging dat hij op korte termijn een nieuwe discussie start. Dat lijkt mij voor alle partijen alleszins bevredigend. Wij kunnen dan ook geen steun aan de motie geven. Wij wachten de discussie af.
De heer PLOEG (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie zal deze motie niet steunen, omdat op dit moment nog niet duidelijk is hoe groot het bedrag is dat beschikbaar gesteld moet worden. Bovendien is het niet duidelijk of het ministerie zo'n ingreep steunt dan wel straft. Daarenboven is de precedentwerking niet duidelijk. Wij steunen de motie dan ook niet.
De motie wordt bij handopsteken met 21 tegen 11 stemmen verworpen.
In stemming komt motie M-III.
De motie wordt bij handopsteken met 21 tegen 11 stemmen verworpen.
In stemming komt amendement A-I.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.
De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal dit amendement niet steunen, omdat het vooruitloopt op een discussie waar wij nog niet uit zijn. Daarbij gaat het om het verminderen van het aantal buurthuizen, alsook qua grootte. Bovendien hebben wij bij de behandeling van de Strategienota al kenbaar gemaakt dat wij bezwaren hebben tegen de bezuiniging op de exploitatie. Wij zullen dus tegen dit amendement stemmen.
Het amendement wordt met 27 tegen 5 stemmen verworpen.
In stemming komt de kadernota.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. Er wordt gevraagd om vaststelling van de kadernota, een aanzet voor de begroting. Het zal uit al onze bijdragen duidelijk zijn gebleken dat wij het beleid wat eenzijdig vinden, als het gaat om de verhouding tussen "hard" en "zacht". Het financiële beeld vinden wij zorgelijk. In de begroting staan alle jaarschijven op min. Het college stelt niets bij; het wacht af.
Het verbaast mij hogelijk dat de coalitie wel wat sombere en soms wat kritische geluiden laat horen, maar niets verandert. Ik noem dit toch een politiek van pappen en nathouden. Daarom willen wij als fractie van de Partij van de Arbeid niet verder gaan dan deze kadernota voor kennisgeving aannemen.
De VOORZITTER: Ik weet niet of dit kan. Ik kan u wel een aantekening verlenen.
De heer TORENSTRA (PvdA): Precies.
De heer DE BOER (VVD): Voorzitter, dan moet u mij even uitleggen wat de betekenis van die aantekening is. Daar ben ik wel geïnteresseerd in.
De VOORZITTER: Ik ook. Het lijkt mij dat de PvdA geacht wil worden, bij de stemming de zaal verlaten te hebben.
De heer DE BOER (VVD): Dat lijkt mij ook niet goed. Wij zitten in de gemeenteraad om keuzen te maken. In dit geval is dat voor of tegen stemmen.
De VOORZITTER: Ik geef nu het woord aan de heer Grashoff.
De heer GRASHOFF (GroenLinks): Voorzitter. Van ons kunt u en kan de heer De Boer de gewenste duidelijkheid krijgen. Wij stemmen tegen deze kadernota. Van het begin af aan is het duidelijk geweest dat dit investeringsbeleid niet het onze is. Het meerjarige financiële beeld is voor ons onvoldoende. Bij het bezuinigingsbeleid dat hierin voortgezet wordt, hebben wij al eerder voorbehouden gemaakt. Er wordt een discussie opgestart waar wij hogelijk over twijfelen, en op de voorwaarden die wij hieraan stellen, is nauwelijks ingegaan. Onze voorstellen om het investeringsbeleid te veranderen, worden volstrekt genegeerd. Deze kadernota is dus niet de onze.
De VOORZITTER: GroenLinks wordt deze aantekening verleend. Ik zit nu nog met de PvdA.
De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. Als u handen vraagt, stemmen wij tegen.
De VOORZITTER: Ik vraag geen handen, maar ik verleen de PvdA de aantekening van een tegenstem.
De heer DINGLER (SP): Voorzitter. Ik ben het eens met de redenering van GroenLinks. Ik zie ook wel wat in het argument van de heer Torenstra om de kadernota maar voor kennisgeving aan te nemen. Dit kan nu eenmaal niet en daarom maak ik de keuze om tegen de kadernota te stemmen.
De VOORZITTER: Deze aantekening wordt ook verleend aan de Socialistische Partij.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen met de aantekening dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP geacht wensen te worden, ertegen te hebben gestemd.
76. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 400.000,_ ten behoeve van de voortgang van de kwaliteitsverbetering binnenstad-2.
- 14e wijziging gemeentebegroting 1996 -
(Stuk 49)
77. Voorstel inzake uitbreiding competentie kamer IV / 4e wijziging van de Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.
(Stuk 56)
Deze voorstellen worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER: Hiermee zijn wij aan het einde van deze vergadering gekomen. Ik dank alle betrokkenen zeer voor hun inbreng, en ook degenen die de nota hebben vervaardigd.
78. De vergadering wordt om 23.25 uur gesloten.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 1996.
,voorzitter.
,secretaris.