Handelingen raadsvergadering 26 september 1996

terug naar agenda

 

Tiende vergadering

        op donderdag 26 september 1996 om 20.00 uur in het stadhuis.

        Overzicht van de verhandelde punten.

        177.    Opening en mededelingen.

        178.    Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangende leden in diverse commissies (Stuk 170).

        179.    Van gedeputeerde staten ingekomen stukken.

        180.    Van anderen ingekomen stukken.

        181.    Tevens ter inzage gelegde stukken.

        182.    Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor:

                        a.    Schieweg 72 (Stuk 149);

                        b.    binnenstad (Stuk 153).

        183.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 1.500.000,-- voor de renovatie van rioolgemalen (Stuk 157).

        184.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 50.000,-- ten behoeve van communicatie en lobby rond spoorproblematiek 1996 (Stuk 162).

        185.    Voorstel inzake het overboeken van f 200.000,-- van het RGSHG-budget van het WVG-fonds naar het budget aanpasbaar bouwen (Stuk 166).

        186.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een aanvullend krediet ad f 900.000,-- aan de Nederlandse Speciaal Drukkerij (Stuk 161).

        187.    Voorstel tot verkoop van een perceel grond gelegen aan de Elektronicalaan op Delftech Park aan Samenwerkingsverband Buis, Jansen en Lamaker (Stuk 140).

        188.    Voorstel tot aankoop van het voormalige ARBO-pand aan de Van Bleyswijckstraat 85 (Stuk 160).

        189.    Voorstel inzake de uitgifte in erfpacht van een terrein nabij de Schieweg 72 aan Van Nobelen Delft BV i.o. (Stuk 164).

        190.    Voorstel tot verlenging verhuur van Nassaulaan 23 (ged.) aan de Stichting Maatzorg (Stuk 145).

        191.    Voorstel inzake de evaluatie uitvoering WVG 1994 - 1995 (Stuk 141).

        192.    Voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Zuid-West Holland (Stuk 143).

        193.    Voorstel inzake de gebiedsaanwijzing van Oude Langendijk, Kromstraat, Brabantse Turfmarkt, Burgwal en Molslaan voor de regeling Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1992 (SBS) voor een termijn van vier jaar (Stuk 137).

        194.    Voorstel inzake de afrekening overdracht Waterleidingbedrijf Delft (Stuk 154).

        195.    Voorstel tot vaststelling van de regeling outplacement en loopbaanmanagementfaciliteiten gewezen wethouders (Stuk 156).

        196.    Voorstel inzake budget incidentele subsidie beeldende kunst 1996 (Stuk 150).

        197.    Voorstel tot instemming met de overeenkomst voor onbepaalde tijd tussen de gemeente Delft en de politieregio Haaglanden inzake "gevonden zaken" (Stuk 138).

        198.    Voorstel tot instemming met:

                        -    ontwerp-begroting 1997 HRH

                        -    meerjarenbegroting 1998-2000 HRH

                        -    concept 2e begrotingswijziging 1996 HRH (Stuk 158).

        199.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 21.214,-- ten behoeve van de 1e inrichting groep 16 basisschool De Bonte Pael (Stuk 147).

        200.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 761.000,-- ten behoeve van ingrijpend onderhoud, technisch ingrijpend onderhoud en algehele aanpassing van de dislocatie van de basisschool Max Havelaar (Stuk 148).

        201.    Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 1.500.000,-- ten behoeve van kwaliteitsverbetering van wegen (Stuk 142).

        202.    Voorstel inzake bezwaarschrift herinrichting Stationsplein (Stuk 139).

        203.    Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke Winkeltijdenverordening (Stuk 151).

        204.    Voorstel inzake kinderopvang alleenstaande ouders in het kader van de armoedenota (Stuk 146).

        205.    Voorstel tot intrekking van de verordening Max Zomerdijkfonds met ingang van 1 januari 1997 (Stuk 144).

        206.    Voorstel inzake evaluatie participatie Delft in het Stadsgewest Haaglanden (Stuk 167).

        207.    Voorstel inzake programmering televisiekabel (Stuk 163).

        208.    Sluiting.

Voorzitter: de heer mr. H.V. van Walsum, burgemeester.

Aanwezig zijn: de heren Den Boef, Boelens, De Boer, Bonthuis, mevrouw Boogaard, de heren Borghols, Bot, Dingler, Van den Doel, Van Doeveren, mevrouw Van Es, de heren De Graaf, Grashoff, mevrouw Heuvelman, de heren Hollink, Van der Hout, mevrouw Koop, de heer Van Leeuwen, Lispet, mevrouw Lourens, de heren Meeuwis, Meijer, Oey, Oosten, Ploeg, Van der Pot, Rensen, mevrouw Schoone, de heer Van der Spek, mevrouw Steffen, de heer Torenstra, mevrouw Van der Zalm en mevrouw Zweekhorst.

Secretaris: de heer U. Sijtema.

177. De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Ik deel mede dat bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Auwerda en de heren Plooij, Scalzo en Smithuis.

Eventuele hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij nr. 31 van de presentielijst, mevrouw Schoone.

Hedenavond is uitgereikt een gewijzigde pagina 4 van de agenda en een tweede gewijzigde pagina 5 van de agenda. Stuk 27 over het raadsinformatiesysteem is van de agenda afgevoerd. Daartoe wordt verwezen naar de bijgevoegde brief van 26 september 1996. Voorts is uitgereikt een tweede aanvulling van de lijst van ingekomen stukken, een gewijzigde pagina 1 van stuk 151 (gemeentelijke Winkeltijdenverordening), een gewijzigde pagina 2 van stuk 153 I (voorbereidingsbesluit binnenstad), een gewijzigd voorstel van stuk 163 I en II (programmering televisiekabel), een gewijzigde pagina 4 van stuk 167 en een tweede gewijzigde pagina 10 van stuk 167 (evaluatie participatie Delft in het stadsgewest Haaglanden).

Ik benoem tot leden van het stembureau de heer Meeuwis (voorzitter), mevrouw Van Es en de heren Dingler en Lispet.

178. Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangende leden in diverse commissies.

    (Stuk 170)

Uitgebracht zijn 33 geldige stemmen.

Benoemd worden tot plaatsvervangend lid van de commissie Wonen mevrouw Lourens met 33 stemmen en de heer Tienstra met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd worden als lid van de commissie Zorg en Milieu de heer Scalzo en als plaatsvervangend lid de heer Den Boef en mevrouw Lourens, ieder met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd wordt als lid van de commissie Middelen de heer Hollink met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd worden als lid van de commissie Welzijn de heer Torenstra en als plaatsvervangend lid de heer Scalzo en mevrouw Zomervrucht, ieder met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd worden als lid van de commissie Educatie en Werk de heer Hollink en als plaatsvervangend lid de heer Rensen, ieder met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd worden als lid van de commissie Veiligheid de heer Hollink en als plaatsvervangend lid de heren Tienstra en Torenstra, ieder met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd wordt als lid van het algemeen bestuur Midden-Delfland mevrouw Boogaard-Kreszner met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd wordt als lid van het algemeen bestuur Regionaal openbaar lichaam Haaglanden de heer Rensen met 31 stemmen en 2 blanco.

Benoemd wordt als lid van de commissie voor de Beroep- en de Bezwaarschriften, Kamer I, mevrouw Lourens met 33 stemmen.

Benoemd worden als lid van de commissie voor Georganiseerd overleg in ambtenarenzaken de heer Oosten en als plaatsvervangend lid de heer Oey, ieder met 33 stemmen.

Benoemd wordt als lid van de commissie Straatnaamgeving de heer De Graaf met 33 stemmen.

De VOORZITTER: Ik verklaar alle betrokkenen benoemd. Ik ontbind het stembureau.

Er is niet gestemd over een plaatsvervangend lid voor de commissie voor de Beroep- en de Bezwaarschriften, Kamer III, waarvoor de heer Den Boef is voorgesteld. Daarvoor onze verontschuldigingen. Ik stel evenwel voor om hierover te stemmen in de volgende raadsvergadering.

Daartoe wordt besloten.

Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.

179. Ingekomen van gedeputeerde staten:

de goedkeuring van de raadsbesluiten van:

27 juni 1996:

16e wijziging gemeentebegroting 1996.

17e wijziging gemeentebegroting 1996.

18e wijziging gemeentebegroting 1996.

19e wijziging gemeentebegroting 1996.

22e wijziging gemeentebegroting 1996.

23e wijziging gemeentebegroting 1996.

24e wijziging gemeentebegroting 1996.

25e wijziging gemeentebegroting 1996.

18 juli 1996:

26e wijziging gemeentebegroting 1996.

29e wijziging gemeentebegroting 1996.

31e wijziging gemeentebegroting 1996.

32e wijziging gemeentebegroting 1996.

33e wijziging gemeentebegroting 1996.

34e wijziging gemeentebegroting 1996.

35e wijziging gemeentebegroting 1996.

36e wijziging gemeentebegroting 1996.

37e wijziging gemeentebegroting 1996.

38e wijziging gemeentebegroting 1996.

18 juli 1996:

Drank- en Horecaverordening.

25 januari 1996:

Exploitatieverordening.

Voorgesteld wordt deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

III.Ingekomen van anderen:

109.    Afschrift ven een brief van de Vereniging van Huiseigenaren Hofzoom gericht aan het College van Burgemeester & Wethouders betreffende de aanpak van het nieuwbouwproject Hof van Delft.

            Voorstel:    het stuk voor kennisgeving aannemen.

110.    Brief van advocaten Ten Have & Le Cocq d'Armandville namens de heer Poelman inzake een verzoek tot vergoeding planschade ex artikel 49 WRO.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie wonen.

111.    Aanvraag van stichting "Kinderen Voorrang" voor financiële bijdrage 8e Nationale Straatspeeldag

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie welzijn.

112.    Afschrift van een brief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gericht aan Stichting De Witte Roos betreffende beëindiging procedure inzake aanvraag aanwijzing beschermd monument gemeente Delft, Poppesteeg 2/2a en Westvest 33-36.

            Voorstel:    het stuk voor kennisgeving aannemen.

113.    Brief van de Ondernemers Federatie Delft inzake schetsplan Zuidpoort en Kolpron rapport "Visie toekomstige positionering Binnenstad Delft en potenties Zuidpoortgebied".

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie wonen.

114.    Brief van Stichting Bestrijding Akoestische Milieuvervuiling om maatregelen te treffen al het onnodige geluid dat het welzijn van de medemensen aantast, ingrijpend terug te dringen.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie zorg en milieu.

115.    Brief van Nationaal Centrum Bestuurlijke Ontwikkeling inzake onderzoek kwaliteit begroting 1997.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.

116.    Brief van MKB Nederland inzake stijging gemeentelijke belastingen en heffingen voor bedrijven en bewoners.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.

117.    Afschrift van een brief van de heer G. Bergsma en mw. Oude Groen gericht aan de Ombudscommissie Delft inzake een klacht tegen de dienst Stadsontwikkeling.

            Voorstel:    het stuk voor kennisgeving aannemen.

118.    Brief van de Kynologenclub Delft e.o. inzake blokkeren toegang van de accommodatie aan de Jan de Oudeweg door de aanleg van een nieuwe waterleiding.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie wonen.

119.    Afschrift van een brief van de Ondernemingsraad van de Bestuursdienst gericht aan het college van burgemeester en wethouders inzake reacties op de nota Kwaliteit en Samenwerking.

            Voorstel:    het stuk voor kennisgeving aannemen.

120.    Afschrift van een brief van het Dagelijks Bestuur van Stadsgewest Haaglanden gericht aan het Algemeen Bestuur van Stadsgewest Haaglanden betreffende de beantwoording van vragen inzake woonruimteverdeling.

            Voorstel:    het stuk voor kennisgeving aannemen.

121.    Brief van Vereniging Winkelcentrum In de Hoven inzake vlaggenmasten op de hoek van de Martinus Nijhofflaan/Aart van der Leeuwlaan.

            Voorstel:    het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.

122.    Brief van de heer R. Clason inzake programmering televisiekabel.

            Voorstel:    het stuk betrekken bij agendapunt 29.

123.    Brief van de heer ir. H. Groeneveld en de heer ir. F.E. Stofberg (namens het Bewonersoverleg Van Leeuwenhoeksingel 38) inzake toekomstige inrichting Stationsplein.

            Voorstel:    het stuk betrekken bij agendapunt 12.

124.    Brief van J.W. Terwel inzake programmering televisiekabel.

            Voorstel:    het stuk betrekken bij agendapunt 29.

181. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:

a.    Ter Zet. Uitgave van De Hoven, BBV, van der Woudenstichting.

        Nummer 1, juli 1996.    

b.    Uitnodiging voor het bijwonen van een thema-middag van de Samenwerkende Bonden van Ouderen en de Raad voor Ouderenwerk in het kader van de "dag van de ouderen" op 1 oktober 1996 in Theater de Veste.

        (U reeds toegezonden op 30 juli 1996).

c.    Nieuwsbrief van de Vereniging Klimaatverbond Nederland, nummer 21, augustus 1996.

d.    Midden-Delflandkrant, twintigste jaargang, nummer 2, juli 1996.

e.    Buren. Kwartaalblad van het Stadsgewest Haaglanden. Augustus 1996.

f.    Uitnodiging van de VNG inzake regionale bijeenkomsten "Duurzaam Veilig Verkeer" op diverse data en plaatsen in september en oktober 1996.

        (U reeds toegezonden op 20 september 1996).

g.    Informatieblad "Naar een toegankelijke straat voor iedereen", nr. 4, september 1996.

h.    Uitnodiging van de Raad voor Ouderenwerk inzake de viering van ouderendag op 1 oktober 1996 in Theater de Veste.

i.    Signalen (nieuwsbrief over Duurzaam Veilig Verkeersbeleid) nummer 5, september 1996 + algemene folders over Duurzaam Veilig Verkeersbeleid.

j.    Werk in Bewaking, nummer 10, september 1996.

De heer DE BOER (VVD): Voorzitter. Wij zouden graag van stuk nr. 115 een afschrift willen zien in de commissie middelen.

De VOORZITTER: Daar is geen bezwaar tegen.

Mevrouw BOOGAARD (PvdA): Voorzitter. Ik zou graag de brief op stuk nr. 111, de aanvraag van de Stichting Kinderen voorrang in de commissie wonen in plaats van in de commissie welzijn behandeld zien, aangezien deze stichting zich voornamelijk richt op ruimtelijke ordening en verkeerszaken ten behoeve van kinderen.

Wethouder VAN DER HOUT: Voorzitter. De afdeling Onderwijs heeft reeds een brief verstuurd, dat de gevraagde bijdrage is toegezegd. Daardoor hoeft de brief niet meer in welke commissie dan ook ter discussie te worden gesteld.

Mevrouw BOOGAARD (PvdA): Is het dan toch niet een aardig idee om het antwoord dan ook even aan de commissie wonen te sturen, gezien het feit dat ruimtelijke ordening en verkeer bij de Stichting betrokken zijn? Heeft u daar bezwaren tegen?

Wethouder BOELENS: Ik heb daar geen bezwaar tegen!

Met inachtneming van hetgeen is besloten omtrent de ingekomen stukken 111 en 115 wordt overigens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten.

182. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor:

a. Schieweg 72

    (Stuk 149)

b. binnenstad

    (Stuk 153)

183. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 1.500.000,-- voor de renovatie van rioolgemalen.

- 41e wijziging gemeentebegroting 1996-

    (Stuk 157)

184. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 50.000,-- ten behoeve van communicatie en lobby rond spoorproblematiek 1996.

- 45e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 162)

185. Voorstel inzake het overboeken van f 200.000,-- van het RGSHG-budget van het WVG-fonds naar het budget aanpasbaar bouwen.

- 47e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 166)

186. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een aanvullend krediet ad f 900.000,-- aan de Nederlandse Speciaal Drukkerij.

- 48e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 161)

187. Voorstel tot verkoop van een perceel grond gelegen aan de Elektronicalaan op Delftech Park aan Samenwerkingsverband Buis, Jansen en Lamaker.

    (Stuk 140)

188. Voorstel tot aankoop van het voormalige ARBO-pand aan de Van Bleyswijckstraat 85.

    (Stuk 160)

189. Voorstel inzake de uitgifte in erfpacht van een terrein nabij de Schieweg 72 aan Van Nobelen Delft BV i.o.

    (Stuk 164)

190. Voorstel tot verlenging verhuur van Nassaulaan 23 (ged.) aan de Stichting Maatzorg.

    (Stuk 145)

191. Voorstel inzake de evaluatie uitvoering WVG 1994 - 1995.

- 49e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 141)

192. Voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Zuid-West Holland.

    (Stuk 143)

193. Voorstel inzake de gebiedsaanwijzing van Oude Langendijk, Kromstraat, Brabantse Turfmarkt, Burgwal en Molslaan voor de regeling Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1992 (SBS) voor een termijn van vier jaar.

    (Stuk 137)

194. Voorstel inzake de afrekening overdracht Waterleidingbedrijf Delft.

- 39e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 154)

195. Voorstel tot vaststelling van de regeling outplacement en loopbaanmanagementfaciliteiten gewezen wethouders.

    (Stuk 156)

196. Voorstel inzake budget incidentele subsidie beeldende kunst 1996.

    (Stuk 150)

197. Voorstel tot instemming met de overeenkomst voor onbepaalde tijd tussen de gemeente Delft en de politieregio Haaglanden inzake "gevonden zaken".

    (Stuk 138)

198. Voorstel tot instemming met:

- ontwerp-begroting 1997 HRH

- meerjarenbegroting 1998-2000 HRH

- concept 2e begrotingswijziging 1996 HRH

    (Stuk 158)

199. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 21.214,- ten behoeve van de 1e inrichting groep 16 basisschool De Bonte Pael.

- 44e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 147)

200. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet ad f 761.000,-- ten behoeve van ingrijpend onderhoud, technisch ingrijpend onderhoud en algehele aanpassing van de dislocatie van de basisschool Max Havelaar.

- 43e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 148)

Deze voorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.

De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Wat betreft het voorstel voor een nieuwe zenderindeling wil ik graag nu al kenbaar maken dat ik het betreur dat de stukken zo laat op mijn tafel lagen. Daar waar derden reeds eerder daarover beschikten had ik dat liever anders gezien, want op deze wijze kan ik mij niet goed voorbereiden.

De VOORZITTER: Ik denk, dat dit het beste aan de orde kan komen bij de behandeling van het desbetreffende voorstel.

201. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 1.500.000,-- ten behoeve van kwaliteitsverbetering van wegen.

- 46e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 142)

De heer GRASHOFF (GroenLinks): Voorzitter. In commissies en raadsvergaderingen spreken wij vaak over kleine bedragen waar wij grote principes aan hangen. Wij spreken vrijwel nooit over grote bedragen waar wij kleine principes aan hangen.

De fractie van GroenLinks heeft al bij de behandeling van de Kadernota opmerkingen gemaakt over het beschikbaar stellen van vele miljoenen voor kwaliteitsverbetering van wegen. Wij willen ons standpunt aan de hand van dit concrete voorstel nog eens duidelijk maken. Het gaat om een krediet van 1,5 mln. voor verbetering van een aantal wegen in de binnenstad. De fraaie motivatie daarvoor is dat de kwaliteit van ons wegennet daarmee stijgt van 3. naar 3.12. Met die verbetering naar 3.12 zijn wij buitengewoon blij.

De vraag kan gesteld worden of het automatisme waarmee dergelijke budgetten worden vrijgegeven niet een keer doorbroken moet worden. Ik heb daarvoor de volgende argumenten. Wij discussiëren al tijden over het autoluw maken van de binnenstad. Zolang daarin geen wezenlijke voortgang geboekt wordt, komt het eenmalig herbestraten van straten in de binnenstad neer op water naar de zee dragen. Zolang wij niet iets kunnen doen in de binnenstad, zeker als het gaat om de toegankelijkheid voor het vrachtvervoer, zullen de desbetreffende wegvakken betrekkelijk snel weer zover kapot gereden zijn dat wij die opnieuw kunnen bestraten. Op deze manier schiet het niet op. Het is goed als wij in het vervolg bij prioriteitenstellingen kritischer naar dit soort bedragen kijken dan naar bijvoorbeeld kleine subsidiebedragen voor de sector welzijn. Hierop verneem ik graag de reactie van de wethouder.

Wethouder BOELENS: Voorzitter. Het is gemakkelijk om grapjes te maken over cijfers achter de komma, maar ik wijs de fractie van GroenLinks er toch op dat er in de gemeenteraad eerder is gesproken over het onderhoudsniveau van de wegen in deze stad. Toen is door de raad uitgesproken dat dit niveau omhoog moest. Daaruit zijn conclusies getrokken in de Kadernota.

Men zal zich herinneren dat de raad aanvankelijk drie keer 3 mln. als investeringsimpuls had bestempeld. In deze eerste jaarschijf is dat evenwel over twee jaren gespreid.

Er is wat dat betreft geen sprake van een automatisme, maar van uitvoering van door de raad gewenst beleid. Bovendien is er geen sprake van een eenmalige herbestrating. Als het onderhoudsniveau "upgraded" is door middel van deze investering, wordt vervolgens ook het onderhoudsniveau in de algemene dienst verhoogd. Op die manier wordt het onderhoudsniveau van de wegen in Delft duurzaam beter.

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

202. Voorstel inzake bezwaarschrift herinrichting Stationsplein.

    (Stuk 139)

De heer DINGLER (SP): Voorzitter. Onze fractie is de afgelopen dagen nogal geschrokken door berichten in de pers over de gang van zaken bij deze herinrichting. Wij stellen dan ook de reactie van de wethouder zeer op prijs op brieven en een eventuele radiouitzending.

Mevrouw BOOGAARD (PvdA): Mijnheer de voorzitter. Een uitspraak van Kamer I van de commissie voor de Beroep- en de Bezwaarschriften gaat over het bezwaarschrift inzake een begrotingswijziging. Ik weet dat dit eigenlijk geen aanleiding kan zijn voor een discussie over de herinrichting van het Stationsplein, maar toen wij in november over die begrotingswijziging spraken, hebben wij toch wel gelijk gesproken over die inrichting. Het ging erom dat wij wisten wat er voor dat geld werd gedaan.

Alle bezwaren van de bewoners tegen die plannen zijn afgewezen. Volgens ons is de eerste gelegenheid voor de bewoners om weer daartegen te protesteren, een artikel-19-procedure.

Maar gezien de toonzetting van de brieven van de bewoners denk ik dat het nu hoog tijd wordt dat het college en de desbetreffende dienst de lucht proberen te klaren. De fractie van de PvdA adviseert om in een workshop-achtige sfeer te zoeken naar aanpassingen binnen het geaccepteerde plan die de gevreesde nadelen zo goed mogelijk kunnen ondervangen. Wij stellen voor dat daarbij alle kennis van overleg en communicatie die de dienst in huis heeft, ingezet wordt. Volgens ons moet het dan mogelijk zijn om deze herinrichting in een goede, zakelijke sfeer uit te voeren en een win-win-situatie te creëren.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Bij dit voorstel is er sprake van excuses aan het adres van de indieners van het bezwaarschrift. Wat is er in de procedure precies fout gegaan, waardoor excuses nu op hun plaats zijn?

Het bezwaarschrift van de bewoners wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat er in november 1995 slechts een besluit is genomen over een begrotingswijziging, alsmede over een voorbereidingsbesluit en niet over een definitief plan. Wel is er toen zowel in de commissie als in de raad inhoudelijk gediscussieerd over een plan, samengevat en gevisualiseerd in een tekening, voorzien van de stempel "raad 30 november 1995". Is onze conclusie juist dat er nog geen raadsbesluit genomen is over een definitief plan? Zo ja, wanneer kunnen wij een voorstel voor een dergelijk plan tegemoetzien?

Van de zijde van de bewoners is ons inmiddels bevestigd dat er met hen inmiddels gelukkig een afspraak is gemaakt. Onduidelijk is echter wat het onderwerp van die bespreking is. Kan het college ons daarover vanavond wat meer duidelijkheid verschaffen?

Bij de behandeling van dit onderwerp in november van het afgelopen jaar hebben wij uiteindelijk ingestemd met de daartoe geagendeerde begrotingswijziging. De argumenten waren de beperkte termijn waarop subsidie verkregen kon worden en de niet optimale, maar wel voldoende kwaliteit van het plan dat er toen lag, alsook het vertrouwen dat de bewoners voldoende juridische mogelijkheden werden geboden om hun belangen, met name betreffende verschillende vormen van overlast, te behartigen. Van dit laatste is tot nu toe echter zeker geen sprake. Er is intussen zelfs twijfel gerezen over een zorgvuldige behandeling van het plan van de bewoners ten opzichte van het indertijd door ons niet als optimaal bestempelde plan van de gemeente. Op onderdelen lijkt die behandeling zelfs op onjuiste informatie te zijn gebaseerd. Ik denk hierbij aan het schrijven van de bewoners waarin wordt gemeld dat betrokken instanties, zoals Rijkswaterstaat en het hoogheemraadschap, niet die onherroepelijke bezwaren tegen planaanpassingen hebben als toentertijd gesuggereerd is.

Wij stellen hier opnieuw vast, dat wij het indertijd gepresenteerde plan niet optimaal vonden en dat het alternatieve plan van de bewoners voor ons een aantal steekhoudende elementen bevatte, zeker waar het ging om overlastbeperkende maatregelen ten behoeve van de Van Leeuwenhoeksingel. Wij zijn er inmiddels van overtuigd dat daarvan, ondanks de sloop van de politie-technische dienst, meer gerealiseerd kan worden dan in november werd aangegeven.

Wij gaan er vervolgens van uit, dat na een te nemen vervolgstap in de raad, een bezwaarschrift van de bewoners wel ontvankelijk zal worden verklaard waarna een inhoudelijke afweging zal volgen. Het lijkt ons daarom buitengewoon gewenst om de gesprekken met de bewoners in de tussentijd alsnog te benutten om het plan bij te stellen met de goede elementen van het plan van de bewoners en dan met name met die onderdelen, die gericht zijn op het terugdringen van zoveel mogelijk overlast.

Na de sloop van de politie-technische dienst, die nu dus niet meer als 'buffer' te gebruiken is, lijkt het ons dat met bijvoorbeeld een nieuw scherm met daarin ondergebracht wacht- en bagageruimte en een grotere fietsenstalling veel meer kwaliteit voor het gehele gebied tot stand kan worden gebracht dan door achteraf geluidsbeperkende voorzieningen aan de gevels van de Van Leeuwenhoeksingel te moeten aanbrengen.

Graag horen wij van u of u in afwachting van verdere besluitvorming op korte termijn de gesprekken met de bewoners wilt benutten om tot kwaliteitsverhogende en overlastbeperkende aanpassingen te komen en ons daarover in de commissie wonen op de hoogte wil houden.

Wethouder BOELENS: Voorzitter. Het college bevindt zich in een wat lastige positie daar het als partij in een procedure met de bewoners is verwikkeld. Uit een oogpunt van fair trial lijkt het mij, dat het college er wijs aan doet zich met de nodige terughoudendheid op te stellen. Dat betekent, dat ik maar zeer beperkt wil ingaan op de opmerkingen vanavond.

Ik stel allereerst vast, dat de commissie voor de beroep- en de bezwaarschriften advies heeft uitgebracht over een beroepschrift ten aanzien van de vaststelling van de begrotingswijziging, welk beroepschrift zij niet ontvankelijk heeft verklaard. Zij heeft overigens gemeld, dat bezwaren tegen het plan tot herinrichting van het Stationsplein kunnen worden ingediend zodra door het college van BenW concrete besluiten tot aanleg van het plein worden genomen. Dat betekent, dat de interpretatie van mevrouw Boogaard juist is. Er is een plan, maar pas bij de concrete besluiten in de zin van de artikel-19-procedure bestaat de mogelijkheid om weer bezwaren in te dienen.

Ik ben het eens met degenen die hebben opgemerkt, dat de lucht moet worden geklaard. Naast de vele pagina's geschriften van de heer Zoutendijk en de bewonersvereniging heb ik minstens zovele pagina's commentaar van de dienst gekregen. Het zou daarom wenselijk zijn als wederzijds over de dezelfde juiste informatie werd beschikt. Ik ben er gelukkig mee dat wij, nu de procedures zo ongeveer zijn afgelopen, morgen met de bewoners kunnen spreken over de voortgang. Daarbij is het plan uit november 1995 uitgangspunt van gesprek. Ik heb toen al aangegeven op welke punten bijstelling mogelijk is. De hoofdlijn is, dat de raad heeft ingestemd met het beschikbaar stellen van het geld, met de stedebouwkundige structuur, de verkeersafwikkeling en de organisatie van het plein maar nog niet met de precieze invulling met abri's, wachtgebouw, materiaalgebruik, pleinbeëindiging, detailvormgeving en dergelijke. Daarover is zeker nog discussie mogelijk. Het is mijns inziens van essentieel belang, dat morgen in elk geval over en weer wordt gekeken naar de beschikbare informatie. Ik zie in de brieven, zonder dat ik daarop nu uitgebreid wil ingaan, hier en daar bepaald onjuiste dingen staan. Ik lees termen als 'gelogen', maar omgekeerd zou ik sommige opmerkingen in de brieven ook niet voor mijn rekening durven nemen. Het lijkt mij daarom goed als er met de beschikbare informatie op tafel naar de stand van zaken wordt gekeken.

Mevrouw Heuvelman heeft gevraagd wat er fout is gegaan. Zij doelt daarbij op het feit, dat het advies van de commissie beroep- en bezwaarschriften nogal laat door de raad is ontvangen. Het is een wat onfortuinlijke gang van zaken in de dienst geweest; door ziekte van de betreffende ambtenaar is het dossier onhandig op het bureau komen te liggen. Ik heb met de dienst afspraken gemaakt om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en dat gecheckt wordt of concepten van brieven ook daadwerkelijk uitgaan.

Mevrouw BOOGAARD (PvdA): Voorzitter. Ik vind het heel plezierig, dat de wethouder heeft toegezegd dat er morgen allerlei verhelderingen op tafel zullen komen zodat de bewoners misschien een beter inzicht kunnen krijgen in de problemen die zij elke keer tegenkomen. Waar ik overigens nogmaals op wil aandringen, is dat het college alle beschikbare kennis op het gebied van communicatie en voorlichting om zo goed mogelijk met de bewoners om te gaan inzet opdat het gesprek een goede wending kan nemen. Wij zijn er geen van allen bij gebaat dat er steeds beschuldigende zinnen geuit worden naar een dienst, waar de raad van afhankelijk is.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Ondanks het feit dat ook wij blij zijn met de afspraak om opnieuw in gesprek te treden met de bewoners om de lucht te klaren en misverstanden op te helderen en om te bezien of er ruimte is voor een betere aanvulling op en invulling van de inrichting van het Stationsplein, proeven wij daar toch ook onvoldoende mogelijkheden in om daarbij uit te komen met een plan waarmee iedereen uiteindelijk echt blij zal zijn. Wij zijn geneigd dat toch als een gemiste kans te beschouwen.

Wij zullen nu instemmen met de afhandeling van het huidige bezwaarschrift, inclusief de excuses. De afwikkeling was niet alleen traag, maar ons inziens lag er rond de besluitvorming in november onvoldoende informatie op tafel om een zorgvuldige afweging te maken.

Wij hopen, dat het gesprek met de bewoners tot goede afspraken leidt, waarbij de inrichting op hoofdlijnen opnieuw besproken kan worden. Dat gaat vooral op ten aanzien van overlastbeperkende maatregelen.

Wij begrijpen, dat het college met het nemen van een besluit ingevolge artikel 19 een procedure in werking zet waarna de bewoners opnieuw een bezwaarschrift kunnen indienen, dat ongetwijfeld wel ontvankelijk zal worden verklaard. Wij zouden het op prijs stellen als wij de komende tijd in de commissie wonen hiervan op de hoogte worden gehouden.

Wethouder BOELENS: Voorzitter. Ik ben het eens met mevrouw Boogaard.

Aan het adres van mevrouw Heuvelman merk ik op dat ik niet weet of er onvoldoende mogelijkheden zijn om tot overeenstemming te komen. Ik laat er geen misverstand over bestaan dat het geen geheel open gesprek is.

Over de diverse plannen hebben wij in het najaar van 1995 uitgebreid met elkaar gesproken. Uiteindelijk is er een plan gekomen. Ik heb er geen misverstand over laten bestaan dat het college voornemens is om die weg op te gaan wat de artikel-19-procedure betreft. Ik herinner mij de bewuste vergadering nog heel goed, omdat mevrouw Heuvelman het toen kennelijk ook niet helemaal vertrouwde. Zij heeft zelfs gevraagd om een kopie van het plan. Ik heb de plantekening vervolgens voor alle raadsleden laten kopiëren en aan hen laten uitdelen.

De bewering dat wij niet weten waar wij het over hebben, werp ik dan ook verre van mij. Dat is volgens mij niet waar.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Ik heb niet gezegd dat de plannen onvoldoende besproken zijn. Ik heb aangegeven dat de informatie toen onvoldoende was om het plan juist te kunnen beoordelen, vooral met het oog op wat wij nu weten.

Wethouder BOELENS: Ik ben het er niet mee eens. Wij moeten ook niet in een welles-nietes-situatie komen, dus deze discussie laat ik maar even rusten.

Voorzitter. Ik heb er overigens geen bezwaar tegen om de commissie Wonen een enkele keer op de hoogte te brengen van de stand van zaken in het overleg.

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

203. Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke Winkeltijdenverordening.

    (Stuk 151)

De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Ik beperk mij tot een stemverklaring. Mijn fractie zal niet instemmen met deze verordening in verband met het feit dat er een groot aantal zondagen in deze verordening is opgenomen waarop winkels open kunnen zijn. Een en ander ligt in de lijn van wat ik ook verleden jaar namens mijn fractie in dit verband heb opgemerkt.

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

De VOORZITTER: De fractie van SGP/GPV/RPF wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden tegen dit voorstel te hebben gestemd.

204. Voorstel inzake kinderopvang alleenstaande ouders in het kader van de armoedenota.

- 50e wijziging gemeentebegroting 1996 -

    (Stuk 146)

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Namens mijn fractie merk ik op dat wij blij zijn met de wijziging in het voorstel naar aanleiding van de discussie in de commissie. Die wijziging is duidelijk.

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

205. Voorstel tot intrekking van de verordening Max Zomerdijkfonds met ingang van 1 januari 1997.

    (Stuk 144)

Mevrouw VAN DER ZALM (STIP): Voorzitter. Mijn fractie kan de argumentatie van het college voor intrekking van de verordening Max Zomerdijkfonds en het instellen van een nieuwe regeling ten dele ondersteunen. Er wordt gezegd dat in de nieuwe regeling de Wet op de studiefinanciering verruimd is en dat kinderen van twaalf tot achttien jaar niet langer tot de doelgroep van het Max Zomerdijkfonds behoeven te behoren. Dat is een logische aanpassing.

Wij kunnen ons echter niet vinden in de door het college voorgestelde vergoeding van 50% van de studiekosten. Zo is het voor een aantal mensen onmogelijk om een opleiding te volgen, daar zij eenvoudigweg niet de financiële middelen hebben om de andere 50% zelf op te hoesten. Op deze manier wordt de oorspronkelijke doelstelling van het Max Zomderijkfonds aangetast. Wij vinden dat de hoogte van de eigen bijdrage per persoon bepaald moet kunnen worden.

De wethouder wees in de commissie op de mogelijkheid om via de hardheidsclausule af te wijken van de 50%-vergoeding. Een hardheidsclausule dient echter toegepast te worden in gevallen die niet voorzien zijn. De wethouder voorziet nu evenwel al dat voor een bepaalde groep gebruik moet worden gemaakt van die hardheidsclausule. Een stelselmatig gebruik daarvan keuren wij af. Immers, voor een deugdelijke rechtszekerheid moeten de toewijzingsregels helder zijn. Het is dan ook beter om aan de hand van vastgelegde criteria per persoon de hoogte van de eigen bijdrage te bepalen. Er ontstaan dan niet bij voorbaat uitzonderingen. Bovendien kan de hardheidsclausule voorlopig in de kast blijven.

Zolang de oorspronkelijke doelstelling van het Max Zomerdijkfonds door de voorgestelde regeling wordt aangetast, kunnen wij niet instemmen met het voorstel van het college.

De heer HOLLINK (PvdA): Voorzitter. Het Max Zomerdijkfonds dient ter ondersteuning gedurende een periode van drie jaar. Degenen die nu verwezen worden naar de Wet op de studiefinanciering komen mogelijkerwijs in aanmerking voor een tegemoetkoming. Bestaat de zekerheid dat dit geldt ook voor een periode van drie jaar? Bijvoorbeeld een 17-jarige is via het Max Zomerdijkfonds voor drie jaar "verzekerd", maar als deze nu één jaar studiefinanciering kan krijgen, zijn het tweede en het derde jaar ook verzekerd?

Toch pleiten wij ervoor dat kinderen met de vluchtelingenstatus een beroep kunnen blijven doen op het Max Zomerdijkfonds. Bovendien valt de categorie banenpoolers naar onze mening tussen de wal en het schip. Wij pleiten er ook voor dat dezen tot de categorie IV/V kunnen behoren. In de praktijk is gebleken dat de afstand tot de arbeidsmarkt voor hen erg groot is en blijft.

Wij denken aan een termijn van een halfjaar voor een evaluatie in plaats van een jaar. Wij hopen dat het college hiermee kan instemmen.

Is het bedrag van f. 25.000,-- gelimiteerd of niet?

Bij de nieuwe regeling behoort het tot de mogelijkheden dat er meer mensen naar de bijzondere bijstand worden verwezen. Nog steeds bereiken mij berichten dat de DMZ niet zo geweldig functioneert. Ik ben dan ook bang dat die mensen onderin de la terechtkomen. Toch hoop ik dat dit niet gebeurt.

De heer LISPET (Stadsbelangen): Voorzitter. Het voorstel tot het opheffen van het Max Zomerdijkfonds was voor onze fractie alleen acceptabel, als iedere potentiële gebruiker via een andere weg geholpen zou worden en niemand buiten de boot zou vallen. Voor degenen die inderdaad niet van een andere subsidieregeling gebruik kunnen maken, is voorgesteld een eenjarig experiment te starten om ze te helpen. In de commissie zijn bij de behandeling van dit voorstel enkele toezeggingen door wethouder Van der Hout gedaan. Ik noem de openeindregeling en eventueel een snellere evaluatie. Daarop is nog een verhelderend gesprek gevolgd met de uitvoerend ambtenaar. Op grond hiervan durven wij het experiment wel aan.

Daar wij ervan overtuigd zijn dat er zich nog probleemgevallen voordoen, dringen wij er bij de wethouder op aan om een goede controle op de uitvoerende dienst in te bouwen in die zin dat zodra zich een probleem voordoet, daarop adequaat gereageerd wordt. Van mij mag dan ook zo nodig een evaluatie na drie maanden.

Wij hebben het idee dat voor de burger onvoldoende duidelijk is wat er aan financiële steun in dit opzicht mogelijk is. Vandaar dat wij de suggestie doen om de onderwijsinstellingen te stimuleren om in ieder geval voor het begin van het nieuwe schooljaar de cursisten uitgebreid voor te lichten over de mogelijkheden tot het verkrijgen van een rijks- c.q. gemeentetoelage. De gemeente zou tijdig, bijvoorbeeld via de Stadskrant, de bevolking moeten informeren over de bestaande mogelijkheden om via de bijzondere bijstand een tegemoetkoming te krijgen. Graag willen wij de leden van het Max Zomerdijkfonds dankzeggen voor het vele werk, dat zij jarenlang belangeloos hebben gedaan.

Tot slot wil ik u de rechtstreekse teleurstelling overbrengen van een van mijn collega's -die heel toevallig Max Zomerdijk heet - die een nazaat is van de oprichter van dit fonds. Hij vindt het jammer, dat het verdwijnt. Als het experiment lukt en wordt voortgezet, verzoek ik u de naam Max Zomerdijk er toch op de een of andere manier aan te verbinden.

Mevrouw SCHOONE (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil mij allereerst aansluiten bij het betoog van mevrouw Zoon en de heer Hollink, in het bijzonder bij diens laatste opmerking over de uitvoeringspraktijk bij DMZ. Op dat laatste zou ik graag wat meer licht laten schijnen.

Voorzitter. Het Max Zomerdijkfonds zou een regentesk karakter hebben en niet meer passen bij de eisen van deze tijd. Er komt een experimentele regeling, die wordt ondergebracht bij DMZ. Principieel gezien hebben wij daar niets op tegen maar wat zal de praktijk zijn? Die zal lijken op de gang van zaken bij de bijzondere bijstand. Ik verwacht een aantal bezwaren bij de uitvoering van deze experimentele regeling. Het is een zwart scenario, maar het is niet anders.

Er is een hoge drempel. Mensen voelen over het algemeen schroom om aan te kloppen bij de Dienst maatschappelijke zorg. De sfeer zal over het algemeen zijn, dat iemand geen financiering krijgt tenzij hij kan bewijzen daar wel recht op te hebben. Mensen worden binnenste buiten gekeerd en moeten hun hele hebben en houden op tafel leggen, wat over het algemeen niet als zeer klantvriendelijk wordt ervaren. Voor de burger in Delft is de mogelijkheid onbekend; ik ben bang, dat de nieuwe experimentele regeling een veel geringere bekendheid zal hebben dan het huidige Max Zomerdijkfonds. De Dienst maatschappelijke zorg is een geladen instituut. Er zullen, net als bij de bijzondere bijstand, lange wachttijden ontstaan. Wie vandaag een aanvrage indient, moet maandenlang wachten op antwoord. Dat lijkt mij niet bevorderlijk voor eventuele studieresultaten.

Tenslotte zal er bureaucratie zijn: onnodig veel formaliteiten en onnodig veel onderzoek. Dat verhoogt weer de drempel om aan te kloppen bij de Dienst maatschappelijke zorg en verhoogt ook weer de wachttijden. Ik verwacht dan ook een forse onderbesteding, zodat er uiteindelijk meer geld is gemoeid met de uitvoering dan met het opleiden van mensen.

Het Max Zomerdijkfonds had deze bezwaren in ieder geval niet. Het was een toegankelijk fonds, het was bekend bij mensen, het kon snel opereren en het was klantvriendelijk. In de commissievergadering waarin het voorstel is behandeld, is in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van de regeling zonder de door mij genoemde problemen zal verlopen. De conclusie is, dat hiermee het kind met het badwater wordt weggegooid. Niet doen! GroenLinks pleit voor handhaving van het Max Zomerdijkfonds.

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het Max Zomerdijkfonds is vlak na de Tweede Wereldoorlog ingesteld ter ondersteuning van studerenden met een zeer laag inkomen. Door de jaren heen zijn velen geholpen door het financiële steuntje in de rug. Zij zijn mede hierdoor een stapje verder gekomen in de maatschappij. Een apart gemeentelijk studiefonds roept al langere tijd vraagtekens op. De gedachte is dat door de veranderde financieringsstromen niemand meer in de kou blijft staan, als men zich verder wil ontplooien maar de eigen financiën tekortschieten. Nu er op het gemeentelijk budget voor onderwijs acht ton moet worden bezuinigd, lijkt een gemakkelijke f 50.000,-- te kunnen worden binnengehaald door het Max Zomerdijkfonds gewoon op te heffen.

Gelukkig is op tijd aan de bel getrokken en wordt nu voorgesteld als experiment een andere regeling te treffen voor degenen die in de regelgeving wel degelijk tussen de wal en het schip dreigen te raken en toch dat duwtje voorwaarts broodnodig hebben. De onlangs besproken evaluatie Max Zomerdijkfonds heeft inzicht gegeven in de werkwijze vandit fonds: de aanvragers dragen zoveel mogelijk zelf de kosten van de studie en de gemeentelijke financiële bijdrage stimuleert de motivatie om de opleiding naar keuze aan te vangen en te voltooien. Zonder deze ondersteuning is de studie niet mogelijk.

Voorzitter. Onze fractie vindt het juist, dat het Max Zomerdijkfonds is opgeheven, maar vindt het eveneens juist dat, al is het dan maar experimenteel, een vervangende voorziening wordt gecreëerd voor die cliënten die niet in de categorie arbeidsmarktrelevante opleidingen vallen. Deze arbeidsmarktrelevante opleidingen vallen binnen de bijzondere bijstand en zijn dus geregeld. Voor de zogenaamde categorie 4- en 5-cliënten, voor wie volgens de definitie de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is geworden, wordt nu dus een vervangende regeling voorgesteld. Uitvoering van de regeling moet zicht geven op de cliënten, die uitsluitend via deze regeling ondersteuning kunnen krijgen en die ook nodig hebben.

In de commissievergadering educatie en werk van 10 september jl. is het voorstel uitputtend besproken. Er is geen behoefte aan de discussie over te doen, maar wel willen wij een aantal toezeggingen zeker stellen. Beoordeling van de cliënten is maatwerk. Daarom is het goed, dat de wethouder heeft toegezegd dat de huidige commissie Max Zomerdijkfonds dit jaar betrokken blijft bij de uitvoering van de nieuwe regeling. Deze commissie is toch ook nog betrokken bij de afwikkeling van de reeds lopende en binnen de overgangsregeling vallende toekenningen van het Max Zomerdijkfonds. De 50%-regeling in de vergoeding kan een knelpunt worden. De cliënten zitten qua inkomen op een minimum en 50% van niets is nog steeds niets. Wij rekenen er dan ook op, dat de toegezegde hardheidsclausule wordt toegepast. Reagerend op de bijdrage van STIP: wij hebben geen moeite met deze hardheidsclausule, omdat we een experimenteel jaar ingaan. Na dit jaar kan eventueel bijstelling plaatsvinden.

De AVO -de algemeen vormende opleidingen- worden niet als arbeidsmarktrelevante opleidingen erkend. Als echter deze basiskennis niet aanwezig is, wordt verder studeren moeilijk. De AVO-opleidingen, die geen andere financiële ondersteuning kunnen verkrijgen, verdienen te worden erkend in de nieuwe regeling. Ook dit werd als zodanig toegezegd.

Na het experimentele jaar moet een evaluatie plaatsvinden. Ook hierbij zal de huidige commissie Max Zomerdijkfonds of minimaal een lid hiervan worden betrokken.

Graag vernemen wij van de wethouder of de aangehaalde toezeggingen juist zijn verwoord. Wij waarderen het feit, dat er nu een aangepaste, modernere regeling ligt. De oude was verworden tot een soort charitatenfonds, waarvoor de cliënten ook nog eens van het kastje naar de muur werden gestuurd tussen de Dienst maatschappelijke zorg en de Afdeling onderwijs. Immers, was het nu bijzondere bijstand -een voorliggende voorziening- of toch Max Zomerdijkfonds? Door de nieuwe regeling moet dit gehannes worden voorkomen. Het is daarom goed een speciaal aanspreekpunt algemeen bekend te maken. Ook moeten duidelijke criteria worden gehanteerd en ter visie liggen.

De ondersteuning via het Max Zomerdijkfonds van leerlingen tussen 12 en 18 jaar vervalt onzes inziens terecht. De rijksstudiegelden moeten voldoende zijn en indien zij niet voldoende zijn, dan moet dit op rijksniveau worden geregeld. Ook wij vinden het goed bij de inschrijving van alle leerlingen, die tussen 12 en 18 maar ook de ouderen, hen te voorzien van informatie over de ondersteuningsmogelijkheden op financieel gebied. Een speciale folder zou hiervoor moeten worden verzorgd.

Wethouder VAN DER HOUT: Voorzitter. Ik moet beginnen met iedereen die gerefereerd heeft aan het nut in het verleden van het Max Zomerdijkfonds en daarover lovende woorden heeft gesproken, gelijk te geven. Het is ook goed daaraan te refereren, met name ook ten aanzien van de naamgeving. De heer Lispet heeft gevraagd of de naamgeving in de nieuwe regeling doorgezet kan worden. Ik moet hem helaas daarin teleurstellen, want wij hebben in deze gemeente niet de gewoonte om regelingen van een naam te voorzien. Het enige, zij het afgeleide, wat ik daarover kan zeggen, is dat de straatnaam nog zal blijven herinneren aan het Max Zomerdijkfonds. Een regeling van die naam te voorzien, lijkt mij niet tot de mogelijkheden te behoren.

Het betreurt mij wel dat fracties in de eerste termijn hun standpunt al dichttimmeren. Dat doet bij mij de neiging ontstaan om niet op de argumenten in te gaan, maar ik zal er nu niet aan toegeven. Ik heb altijd de stille hoop dat het mogelijk is om in eerste termijn en soms in tweede termijn fracties ervan te overtuigen dat het gaat om een acceptabel voorstel. Misschien vecht ik tegen windmolens, maar ik doe toch een poging.

Een aantal sprekers is terecht ingegaan op de diverse categorieën van het vroegere Max Zomerdijkfonds. Het merendeel van de raad heeft aangegeven dat het schrappen van de groep van 12- tot 18-jarigen logisch is. Naar aanleiding van de discussie in de commissie heb ik nogmaals geïnformeerd bij een directeur in het voortgezet onderwijs wat er gebeurt met leerlingen die bijvoorbeeld niet in staat zijn om een bijdrage aan het boekenfonds te leveren. Welnu, de desbetreffende directeur heeft mij verzekerd dat dit nooit de reden kan zijn dat leerlingen niet hun schooltijd kunnen vullen. In de school wordt daarvoor dus altijd naar een oplossing gezocht. Dat is een goed teken.

Ik herhaal hier mijn toezegging, gedaan in de commissie, dat door de afdeling Onderwijs bevorderd wordt dat er een speciale folder komt waarin in principe alle studiefinancieringsmogelijkheden op rijksniveau en op gemeentelijk niveau uitgelegd worden. Die folder kan aan het begin van het schoolseizoen aan de leerlingen c.q. hun ouders uitgereikt worden. Hiermee doe ik een handreiking aan degenen die mij hebben gevraagd om bekendheid te geven aan zowel gemeentelijke als rijksregelgeving terzake. Juist voor de categorie van 12- tot 18-jarigen is dat heel goed. Ook zullen de mogelijkheden worden bekeken van publicatie van dit soort regelingen in de stadskrant. Het is namelijk de plicht van de overheid om daar bekendheid aan te geven.

Ook is gesproken over de categorie van de 1-, 2- en 3-cliënten van de Dienst maatschappelijke zorg (DMZ). Ik beschouw dat overigens maar als een ondersteuning van de voorgestelde regeling. Daarbij gaat het om degenen die met behulp van een arbeidsmarktgerichte scholing weer aan het werk kunnen komen. Wij hebben in ons activeringsbeleid vastgesteld dat die mensen zo kort mogelijk een opleiding dienen te volgen, opdat zij snel weer aan het werk kunnen. In dit verband verwijzen wij naar bestaande regelingen voor scholingstrajecten die men kan volgen zonder die zelf te betalen. Die categorie wordt mijns inziens dus goed bediend.

Tegen de heer Hollink zeg ik nog dat wij op lokaal niveau de categorie-3-cliënten, de banenpoolers, hebben. Er bestaan aparte scholingsbudgetten in het Bureau werkplan, zodat zij heel gericht scholing voor hun toekomstige werk krijgen zonder dat zij daarvoor één cent betalen. De heer Hollink hoeft zich dus geen zorgen te maken over de banenpoolers.

Ik kom nu te spreken over de categorie mensen voor wie een arbeidsmarktgerichte scholing op het ogenblik een hoofdstuk te ver is in het boek. Ik doel op de cliënten die vaak wat meer algemeen vormende scholing nodig hebben. Zij worden eerst in sociale zin geschoold en gevormd en later krijgen zij eventueel een arbeidsmarktgerichte scholing. Die cliënten moeten wij goed in de gaten houden. Het is dan ook logisch dat AVO-opleidingen toegestaan zijn; men krijgt daar ook een vergoeding voor.

Ik begrijp dat mevrouw Schoone zegt: ik moet nog maar zien dat dit goed uitpakt. Ik kan weliswaar geen garanties geven, maar zij kan van mij aannemen dat wij daar goed op zullen letten. Mevrouw Steffen heeft ook terecht opgemerkt dat zowel de afdeling Onderwijs als de oude commissie van het Max Zomerdijkfonds dit zullen begeleiden. Het mag dan ook niet voorkomen dat de aanvraag van iemand die een scholingscursus wil volgen op de stapel terechtkomt en dat die persoon bijvoorbeeld acht maanden later te horen krijgt of er een scholingssubsidie wordt gegeven. Zoals gezegd, zal ik daarop toezien. Ik hoop dat dit soort situaties zich niet voordoen.

Op zich begrijp ik de redenering van mevrouw Van der Zalm over de 50%-vergoeding. Ik kan echter simpelweg geen andere redenering in de regeling opnemen. Anders is het namelijk een volkomen openeindregeling. Dan weet je van tevoren met zekerheid dat die fors overschreden wordt. Bovendien geeft de 50%-regeling aan dat er bij de cliënt een motivering moet zijn. Hoe je het ook wendt of keert, dat is niet anders te vertalen dan in de bereidheid van de cliënt om financieel bij te dragen aan de opleiding die gevolgd wordt. Allereerst leidt dat ertoe dat men niet de meest dure opleiding kiest die er is. Voorts worden de mensen op die manier gestimuleerd om de opleiding af te maken. Doen zij dat niet, dan weet men dat het eigen geld dat erin gestopt is en het geld van de gemeente kwijt zijn. Ook is het goed om bij een experimentele regeling na een jaar te bekijken of die 50%-grens al dan niet correct is geweest. Misschien discussiëren wij over een jaar over een verhouding van 75% : 25%. Dit jaar moeten wij deze regeling evenwel een kans geven, inclusief de hardheidsclausule.

Ik kom te spreken over de evaluatie. Als je zorgen hebt over de uitvoering, moeten degenen die de regeling uitvoeren zeker niet belast worden met elke drie maanden een evaluatie. Dan weet je zeker dat er een vertraging in de uitvoering komt. Ik wil wel scherp in de gaten houden op welke gronden wordt afgewezen. Dat is mijns inziens het meest relevant. Volgens mij is de raad ook niet zozeer geïnteresseerd in de toezeggingen als wel in de reden van afwijzing. Zoals gezegd, zal ik daaraan speciaal aandacht laten besteden. Het lijkt mij een goed idee om daarbij een afvaardiging van de oudercommissie te betrekken. In het eerste jaar moet dat genoeg relevante informatie opleveren om daarvan verslag te kunnen doen in de commissie Werk en Educatie.

Ik herhaal dat het een openeindregeling is. Ik neem aan dat er aan de bel getrokken wordt als de gereserveerde f. 25.000,-- niet voldoende blijkt te zijn. Ook dat moet bij de evaluatie bekeken worden.

De heer RENSEN (PvdA): Ik heb geen antwoord gehoord op de vraag over de vluchtelingenkinderen.

Wethouder VAN DER HOUT: Dat zat verscholen in mijn opmerkingen over de groep van 12- tot 18-jarigen die voortgezet onderwijs volgen. Zij zullen dus nooit afvallen, als zij het boekengeld niet kunnen betalen. Meestal kunnen vluchtelingenkinderen het boekengeld niet betalen. Nogmaals, mij is de verzekering gegeven dat iemand om die reden nooit het voortgezet onderwijs kan afmaken. Deze regeling is te vergelijken met die voor schoolreisjes. Ik heb overigens aan de besturen van het voortgezet onderwijs gevraagd om mij terzake op de hoogte te houden. Welnu, ik kan zeggen dat mij tot nu toe geen signalen hebben bereikt dat iemand alleen om die reden buiten de boot valt.

Mevrouw VAN DER ZALM (STIP: Voorzitter. Wij zijn het met de wethouder dat het belangrijk is dat de mensen een eigen bijdrage leveren. Waar wij het echter niet over eens zijn, is dat die bijdrage minimaal 50% moet zijn. Naar onze mening moet er toch echt per persoon naar gekeken worden in welke mate iemand in staat is om een eigen bijdrage te leveren. Wij vinden het niet verstandig om deze tevoren op 50% te stellen en daarbij gebruik te maken van de hardheidsclausule voor uitzonderingsgevallen. Wij denken nog steeds dat het beter is om op basis van heldere criteria tevoren te bepalen wat de eigen bijdrage van iemand moet zijn. Wij blijven van mening, dat de oorspronkelijke doelstelling van het Max Zomerdijkfonds met deze regeling wordt aangetast en kunnen daarom niet instemmen met het voorstel.

De heer DINGLER (SP): Voorzitter. Zoals wij reeds in de commissievergadering hebben opgemerkt, vinden wij de naam Max Zomerdijkfonds heel wat sympathieker klinken dan Wet bijzondere bijstand, maar dat is een gevoelsmatige kwestie. Wij voelen er veel voor om de naam Max Zomerdijk toch nog aan deze bijzondere uitkering te verbinden, zoals de heer Lispet eerder al aangaf. Wij willen dat verzoek dan ook graag steunen.

De beantwoording van de wethouder heeft ons voldoende aanleiding gegeven om met het voorstel akkoord te gaan.

De heer LISPET (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij danken u voor de toezegging om de diverse subsidies ruimere bekendheid te geven en om de uitvoering goed te controleren, zeker gezien de werkdruk bij de DMZ, die de heer Hollink al noemde. Een snelle evaluatie is bovendien toegezegd maar ik heb liever, dat het wordt teruggekoppeld naar de commissie als het fout mocht gaan. Wat mij betreft, mag de evaluatie dan na een jaar plaatsvinden.

Ik ben de SP dankbaar voor de steun aan ons verzoek om de naam Max Zomerdijk te handhaven, maar ik begrijp dat het niet de gewoonte is om een regeling van een naam te voorzien.

Mevrouw SCHOONE (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil mij graag aansluiten bij het betoog van mevrouw Van der Zalm, waarin zij pleit voor afschaffing van de 50% eigen bijdrage. Ik ben het daarmee eens. Ik ben het ermee eens, dat iemand een eigen bijdrage moet leveren maar 50% kan een onoverkomelijk bedrag worden. De helft van een opleiding van f 1.800,-- is f 900,-- en dat kan bezwaarlijk zijn. Er moet dus naar de individuele financiële situatie worden gekeken.

Voorzitter. Ik heb mijn bezwaren niet voorafgaand aan de raadsvergadering zitten bedenken. Deze bezwaren zijn gestoeld op de informatie die ik heb gekregen in de commissie. Ik vond dat bepaald niet vertrouwenwekkend. Op basis daarvan heb ik een afweging gemaakt en ik zie er weinig heil in hoe dat op een goede manier moet worden uitgevoerd. Dat de wethouder nu toezegt, dat hij persoonlijk toeziet op de uitvoering, is heel nobel maar dat geeft mij nog geen vertrouwen dat de uitvoering naar wens en op de wijze zoals dat bij het Max Zomerdijkfonds ging, zal gebeuren. Ik hoop, dat ik bij de evaluatie mijn ongelijk moet toegeven, maar ik vrees van niet.

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik dank de wethouder voor zijn antwoord, waarin hij alle in de commissievergadering gedane toezeggingen heeft bevestigd. Ik dank ook voor de zorg voor informatie via de Stadskrant of anderszins, zoals hij heeft aangegeven. Onze fractie kan daarom akkoord gaan met het voorstel.

Wethouder VAN DER HOUT: Voorzitter. De laatste opmerking van mevrouw Schoone zou er inderdaad bijna toe leiden, dat ik er persoonlijk bij ga staan om ervoor te zorgen dat het goed gaat! In de praktijk zal dat helaas niet werken, maar gezien de ervaringen met het Max Zomerdijkfonds in de afgelopen jaren kunnen wij spreken over een zeer overzienbaar aantal cliënten. Daar hebben wij in de commissie uitgebreid over gesproken aan de hand van de evaluatie en daar heeft zij zelf kunnen zien tot welke categorieën de verschillende cliënten behoorden. Dan moet het toch mogelijk zijn, dat een zo beperkt aantal snel afgehandeld moet zijn. Een zo beperkt aantal rechtvaardigt ook niet de uitspraak, dat er vreselijk vaak en veel van de hardheidsclausule gebruik wordt gemaakt.Mevrouw Schoone heeft overigens een vrij laag bedrag van een scholing genoemd, maar met hetzelfde recht kan ik voorbeeld noemen, waarin een cursus f 3.000,-- en 50% daarvan op f 1.500,-- neerkomt. Dan zou het wel eens goed kunnen zijn, dat dat een afweging is voor de betreffende cliënt om toch eerst maar eens te kijken of er niet iets eenvoudigers en goedkopers te regelen is. Ik hoop echter, dat zowel mevrouw Schoone c.q. de fractie van GroenLinks als de fractie van STIP na een jaar ervan overtuigd zijn, dat de regeling tot een goede uitwerking en uitvoering heeft geleid en verlenging met meer dan één jaar verdient.

Ik dank de heer Lispet voor het feit, dat hij genoegen neemt met de door mij voorgestelde evaluatie.

Het voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen.

De VOORZITTER: De fracties van GroenLinks en STIP wordt aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

206. Voorstel inzake evaluatie participatie Delft in het Stadsgewest Haaglanden.

    (Stuk 167)

De heer DE BOER (VVD): Voorzitter. Mijn fractie kan akkoord gaan met dit voorstel. Wezenlijk voor mijn fractie daarbij is wel, dat wij nog steeds -ook nu nog- kiezen voor de provincie nieuwe stijl. Wij worden wel eens moe van al die berichten over andere gemeentes, omdat deze kranteberichten werkelijk alle kanten opgaan. Wij vragen ons dan ook af waarom die gemeentes zijn toegetreden tot het Stadsgewest en hebben ingestemd met het traject richting provincie nieuwe stijl. In onze beleving is er namelijk nog helemaal niets veranderd en zou het streven naar deze provincie nog steeds bij alle gemeentes aanwezig moeten zijn. Door die reacties is het echter noodzakelijk om, ondanks de keuze van de VVD en deze gemeente, aan te geven welk traject moet worden gegaan indien het niet de provincie nieuwe stijl wordt. Dat is voor ons -en dat is duidelijk- de gemeentelijke herindeling en dan niet helemaal zoals de provincie dat nu lijkt voor te stellen met hier en daar een stukje, maar met een zekerheid voor de nieuwe gemeentes voor voldoende bouwgrond op langere termijn en logische gemeentegrenzen.

De territoriale bestuurscommissie zal eerst bekeken moeten worden. Zij lijkt ons in ieder geval geen oplossing te bieden voor de grootstedelijke en bovengemeentelijke problemen in deze regio. Wij stemmen dus in met het voor het voorstel en de volgorde van de oplossing, zoals die is gegeven.

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Wij zijn blij te kunnen constateren dat het nieuwe stuk nog steeds sterk inzet op de provincie nieuwe stijl Haaglanden. Wij weten dat het de nodige moeite, zweet en misschien tranen kost om daar uit te komen. In ieder geval gaan wij uit van een maximale inspanningsverbintenis.

Er zullen ook de nodige noten gekraakt worden over het Westland. Laat het helder zijn dat wij absoluut tegen een subregiovorming van het Westland zijn. Onze inzet is om het Westland erbij te houden. Dit proeven wij ook een beetje uit het nieuwe stuk.

In de commissie hebben wij al als onze mening kenbaar gemaakt dat een gemeentelijke herindeling op andere niveaus kenbaar moet worden gemaakt, zoals ook in de VBO-nota staat. Zo hoort het ook.

Al met al kunnen wij ons wel vinden in het onderhavige voorstel.

De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Deze evaluatie is er op een moment dat het vormen van een provincie nieuwe stijl schier onmogelijk lijkt. Door onhandige manoeuvres van Amsterdam en Rotterdam, alsmede een trage besluitvorming van het kabinet is de vorming van de provincie nieuwe stijl Haaglanden niet meer haalbaar, ook al laat het college in de evaluatie de hoop nog even gloren.

Intussen is er wel veel werk verzet in Haaglanden. Daarbij zou een follow up in de vorm van een provincie nieuwe stijl op zijn plaats zijn. Door het uitblijven van een beslissing terzake is het saamhorigheidsgevoel om de problemen op te lossen naar de achtergrond geraakt. Vele gemeenten willen namelijk weer op de oude voet verder. Het voortzetten van de ROL-fase acht mijn fractie dan ook niet zo'n goede weg. Daar moeten wij eigenlijk ook niet aan beginnen. Ik onderschrijf de mening van het college daaromtrent. Dit geldt ook voor de mening van het college over het Westland.

Verder gaan op de ingeslagen weg zou het beste zijn, maar dat gaat waarschijnlijk niet lukken. Niets wijst er namelijk op dat Delft iets anders moet kiezen. Bij dit alles staat wat het college betreft commitment hoog in het vaandel. Hierop wordt vooral op pagina 9 ingegaan. Mijn fractie vraagt zich evenwel af of bij het streven naar commitment niet te veel aan besluitvaardigheid en slagvaardigheid wordt ingeleverd. Het klinkt wel mooi, maar ik weet niet of het realistisch is.

De tweede keus van het college ligt ook in de eerste keus besloten: een grootschalige gemeentelijke herindeling. Ook bij de provincie nieuwe stijl zal een gemeentelijke herindeling nodig zijn. Om slagvaardiger te kunnen optreden, zal Haaglanden, waaronder nu zestien gemeenten vallen, moeten worden teruggebracht tot een bestuurlijk verantwoord aantal gemeenten. Helaas heeft dit ook de naam "annexatieoptie" meegekregen. Volgens mijn fractie is er echter geen sprake van annexatie. Dat zou namelijk een actieve betrokkenheid betekenen van gemeenten bij het verwerven van gronden van andere gemeenten. Dit is tot op de dag van vandaag overigens niet gebeurd. De keus van het college betreft een van bovenaf opgelegde herindeling. Als je deze regio die qua oppervlakte betrekkelijk klein is, gaat herindelen, kom je al gauw uit op vier à vijf resterende gemeenten. Als dat bereikt is, is deze regio goed te besturen. Dan kunnen ook de problemen van de grote stad Den Haag tot een oplossing komen. Het was toch te doen op het oplossen van de grotestedenproblematiek? Als je zo'n stap niet zet, blijft het aanmodderen en dat schiet niet op.

Mijn fractie onderschrijft een studie naar de territoriale bestuurscommissie. Bovendien is het aardig om te constateren dat het standpunt van de gemeente Delft overeenkomt met een aantal varianten in het rapport van gedeputeerde staten, vooral die genoemd zijn in onderdeel 3.2.2. Voorts is het opvallend dat de provincie een goed oog heeft voor de positie van Delft: het loopt tegen de grenzen aan en er ligt een sombere financiële toekomst à la Den Haag op de loer. Dat vraagt dus om ingrijpen, zou je zeggen.

Mijn fractie vindt het jammer dat de evaluatie van het gewest Haaglanden met de daarbij behorende reacties van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur zo laat komen, en wel zeer dichtbij het moment dat de commissie-Andriessen haar eindrapport het licht laat zien. Een duidelijke stellingname van het gewest op een eerder tijdstip had kunnen meetellen bij het eindoordeel van de genoemde commissie. Daar het gewest daarmee te laat is gekomen, is dat dus helaas niet meer mogelijk. Dat is een gemiste kans.

De toekomst van het gewest Haaglanden en dus van Delft hangt mede af van de conclusies en de aanbevelingen van de commissie-Andriessen. Deze commissie kan niet meer komen met iets van hetzelfde. Immers, de weg naar een bestuurlijke vernieuwing via een provincie nieuwe stijl is vrijwel afgesloten. Mijn fractie is nieuwsgierig of alles bij het oude blijft dan wel dat er iets nieuws komt. Bij "iets nieuws" denkt mijn fractie aan een provincie Zuid-Holland waarbij Rotterdam en Haaglanden via een gemeentelijke herindeling worden samengevoegd. Dan kan men de problemen gezamenlijk en met voldoende middelen te lijf gaan. Ik ben benieuwd wat er in november uitrolt.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Wij nemen de rapportage over de evaluatie van de participatie van Delft in Haaglanden voor kennisgeving aan. Met de conclusie en de aanbevelingen kunnen wij op hoofdlijnen instemmen, zeker nadat wij daarvan een gewijzigde en nader gewijzigde visie, op onderdelen aangescherpt, hebben aangetroffen.

Er zijn nog wel enkele elementen waarmee wij nog niet of niet zonder meer instemmen. Allereerst iets over de heroverweging van de deelname van de Westlandse gemeenten. Wij constateren met het college dat deze aansluiting tot nu toe te veel het karakter van een subregio heeft en dat blokvorming en gebrek aan consensus tot nu toe niet bemoedigend werken. Toch zijn wij van mening dat een echte aansluiting van het Westland op termijn goed voor het stadsgewest kan zijn. Daaraan kan meer waarde ontleend worden uit zowel ruimtelijk als economisch oogpunt. Dit geldt op termijn ook op het sociale vlak.

Tot nu toe zijn wij er in de besluitvorming van uitgegaan dat het Westland iets meer tijd gegund wordt en dat de totale aansluiting stapsgewijs gerealiseerd kan worden. Vooralsnog houden wij daaraan vast.

De wens bestaat om meer goedkope woningen in Pijnacker te bouwen. Dat is echter door die gemeente om financiële redenen afgewezen.

Wij zijn het op zich eens met de stelling dat het niet terecht is om deze uitkomst als negatief aan te merken voor de regionale besluitvorming. Wij stellen evenwel opnieuw vast dat deelname aan een regionale bestuursorganisatie (ROL-fase of provincie nieuwe stijl) op zich noopt tot meer besluiten met het karakter van een compromis dan het geval zou zijn indien er meer direct zeggenschap van de gemeente over belangrijke beslissingen voor de gemeente zou zijn.

Het zal het college niet verbazen dat wij het betreuren dat er onvoldoende inzet en inspanningen zijn geweest om de toenadering in de richting van Rotterdam een stap dichterbij te brengen. Wij zijn niet de enigen die in de afgelopen tijd geconstateerd hebben dat de overeenkomsten tussen OOR en Haaglanden groter zijn dan de verschillen, als het gaat om verschillende problemen die om een regionale oplossing vragen. Bovendien kan op den duur via een schaalvergroting in de richting van de zuidvleugel van de Randstad beter worden ingespeeld op de oplossing van die problemen.

Opvallend element in de conclusie van het college blijft dat het behalve positieve besluitvorming van het Rijk het commitment c.q. het draagvlak bij de andere deelnemende gemeenten een even zwaar criterium laat zijn bij de doorstart naar een provincie nieuwe stijl. Duidelijk is dat bij een negatieve beslissing van de rijksoverheid en een afbrokkelend draagvlak de provincie nieuwe stijl Haaglanden van de baan is. Dan moet er dus naar een second-beste oplossing gestreefd worden. Maar het gaat ons nu te ver om te zeggen dat dit laatste ook moet gebeuren, als het Rijk positief beslist. In dat geval moeten wij naar onze mening verder met de provincie nieuwe stijl. Daarbij zal ons inziens het draagvlak een positieve impuls krijgen.

Het college geeft als derde mogelijkheid om van gedachten te wisselen over een territoriale bestuurscommissie en stelt dat dit in ieder geval een democratisch gekozen alternatief kan zijn. Dat moge zo zijn, maar GroenLinks is toch van van mening dat het een ingewikkelde, niet heldere constructie is die ons inziens toch zal leiden tot een ongewenste vierde bestuurslaag en daar zijn wij toch niet zo voor. Overigens meende ik ook bij de VVD niet erg veel enthousiasme op dit punt te beluisteren, hoewel zij wel met dit voorstel kunnen instemmen waarin dit alternatief toch als derde optie is genoemd.

De heer TORENSTRA (PvdA): Voorzitter. Wij vinden het erg jammer dat Haaglanden op dit moment in een enorme impasse verkeert. In het verleden hebben wij vrij uitvoerig en intensief met elkaar besproken of wij het alleen moesten doen of met Rotterdam of met Den Haag of met Westland en Oostland, maar uiteindelijk hebben wij toch gekozen voor de provincie nieuwe stijl Haaglanden en achter die keuze staan wij nog steeds. Daarom is een impasse, stilstand, eigenlijk achteruitgang. Inderdaad is er een afkalvend draagvlak en zolang die stilstand duurt, zal die afkalving ook wel doorgaan, terwijl eigenlijk toch het opbouwen nodig is. Volgens mij steunt nog slechts een aantal bestuurders in Haaglanden dat proces van harte. Dat zouden er veel meer moeten zijn, opdat dat een uitstraling kan hebben op de bewoners van Haaglanden. Volgens mij zijn het overigens alleen nog de Kamers van Koophandel die willen dat Haaglanden doorgaat.

Het wachten is op de adviezen van de commissie-Andriessen en de beslissingen van het kabinet en van de Tweede Kamer, want daar hangt het toch van af. Als er geen helder besluit komt, blijft het tobben. Het is te hopen dat men bij dat besluit in het oog houdt waarom het allemaal is begonnen. De bestuurlijke vernieuwing is toch immers ingezet om in met name de grote steden de sociale problemen beter te kunnen aanpakken. Men was bang voor tweedeling, e.d, een proces dat zich in die grote steden steeds meer voordoet. Bovendien speelde daarbij wat door de commissie-Montijn en door de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid naar voren is gebracht. Daarna is er pas bijgekomen het aspect van Europa '92, waardoor de regio's met name sociaal-economisch versterkt moesten worden.

Het perspectief vinden ook wij nogal somber. Na het besluit moet er wel degelijk een perspectief zijn. Er mag dan wel een dipje zijn, maar na het besluit moet er volop tegenaan worden gegaan. Is dat niet zo, dan moeten wij daaruit consequenties trekken.

Voor ons houdt dat onder andere in dat de provincie nieuwe stijl uiteindelijk een democratische legitimatie zal moeten hebben en bovendien nog wel het een en ander om het lijf zal moeten hebben. Als dat niet kan, dan maar niet!

In de evaluatie staan aspecten waar ik op dit moment positief noch negatief zwaar aan til. De inzet van Delft, met name van het dagelijks bestuur, is positief en aanzienlijk geweest. Positief waarderen wij de gang van zaken rondom werk en economie en de Vinex-locaties. Anderzijds ergert het ons nog steeds dat de besluitvorming zo ondoorzichtig blijft. Het is niet bij te benen. Voor een modaal raadslid zoals ik is het nauwelijks of niet meer te volgen. Je kunt het er niet zomaar bij doen. Hooguit kun je er een krent uit pikken om te blijven volgen, maar het gehele proces is volstrekt ondoorzichtig. Het is vooral een minpunt dat er nog steeds te weinig wordt gedaan aan de sociale kwestie. Ik ben het eens met de wethouder die in de commissie zei dat dit niet tot de zes taken behoort, maar binnen die zes kerntaken van Haaglanden kan toch bijzondere aandacht worden besteed aan die sociale component. Ik doel echter veel meer op de voorbereiding en de vaststelling van de nota Instrumenten waarbij met name de sociale en financiële paragraaf nogal vrij moeizaam tot stand is gekomen.

Voorzitter. Wij zijn het ook eens met de volgorde van de opties die het college heeft aangegeven. Aan het lijntje houden heeft inderdaad geen zin. Als er geen perspectief meer is, moeten wij er ook zo snel mogelijk mee ophouden. Wij hebben totaal geen behoefte aan langere of dikkere ROL'en; het is of de provincie nieuwe stijl die wat om het lijf heeft, of wij moeten er vanaf. Dat betekent voor ons dat wij dan komen bij de grootschalige herindelingen. Wij hebben al eerder geconstateerd dat Delft klem loopt op haar grenzen. De ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt en wij kunnen niet te lang wachten met daaraan iets te doen. Ik begrijp dat er veel overleg nodig is geweest, want er zijn ondertussen drie wijzigingen geweest van de bladzijde waarop staat dat Delft kiest voor grootschalige herverdeling, maar ik snap niet wat nu de essentie is van de wijziging.

In de eerste versie werd in de derde alinea van blz. 10 uitgelegd wat Delft in tweede instantie zou willen, nl. grootschalige herindeling. In de tweede en derde wijziging daarvan staat dat ook wel zo'n beetje, maar volgens mij zijn die er alleen maar gekomen om uiteindelijk ook het CDA mee te krijgen. Ik vind dat prima...

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Het gaat er ook om of u ermee instemt, mijnheer Torenstra!

De heer TORENSTRA (PvdA): Eerst staat er dat Delft voor grootschalige herindeling is als de provincie nieuwe stijl er niet blijkt te kunnen komen. In de tweede wijziging wordt met veel omhaal hetzelfde gesteld, maar dan met de toevoeging: zoals ook staat in de nota VBO. In de derde wijziging staat er net weer iets anders en dan denk ik dat er blijkbaar nogal wat coalitieberaad voor nodig is geweest. Ik kan het CDA echter uit de droom helpen, want ook onder het vorige kabinet was dat al bestaand beleid dat onder verantwoordelijkheid viel van CDA-staatssecretaris De Graaff-Nauta. Er is dus niets nieuws onder de zon.

Voorzitter. Als derde alternatief is genoemd de bestuurscommissie. Het kan nooit kwaad om iets te onderzoeken, maar als dat zou betekenen dat wij minder voortvarend met de tweede optie aan de slag kunnen, zouden wij daar toch wel wat moeite mee hebben. Als wij de eerste optie kunnen realiseren, is er niets aan de hand. Als dat niet kan, moet niet (wellicht onder politieke druk en wellicht ook van het CDA) met uitvoering van de tweede optie worden gewacht tot de mogelijkheid van een bestuurscommissie is onderzocht.

Voorzitter. Met de zojuist gemaakte kanttekeningen kan onze fractie akkoord gaan met de lijn die het college voorstelt.

De heer OOSTEN (D66): Voorzitter. Ook wij gaan akkoord met de voor ons liggende evaluatie. Na de uitvoerige commissiebehandeling wil ik slechts kort ingaan op de argumenten op grond waarvan wij voorstander blijven van de provincie nieuwe stijl.

Enkele argumenten zijn al genoemd, zoals werkgelegenheid, verkeer en vervoer, volkshuisvesting. Een is er nog niet genoemd en is eerder ook nog niet zo nadrukkelijk naar voren gekomen, nl. de mogelijkheid om op termijn te komen tot een democratisch gelegitimeerde controle van de regiopolitie. Dat aspect is op het ogenblik nog niet in de ROL-regeling aan de orde, maar het is voor ons wel degelijk een perspectief op termijn. Wij zouden daar dan ook blij mee zijn.

Het is opvallend dat er ondanks het kleine schisma, dat de heer Torenstra in de stukken meende te kunnen herkennen, in Delft een grote unanimiteit is over deze evaluatie. Dit geldt temeer daar de omliggende gemeenten een andere mening zijn toegedaan, behalve een heel grote buur. Voorts zit Pijnacker ook redelijk op onze lijn. De rest is wat dat betreft allemaal kommer en kwel: Zoetermeer, het Westland en de randgemeenten van Den Haag zijn tegen. Kortom, de kansen van de provincie nieuwe stijl slinken met de dag.Zoals de heer Torenstra al zei: hoe langer de boel stilstaat, des te groter de kans is dat er afvallers komen.

Ik deel de verbazing van de heer De Boer, die zich afvraagt waarom deze gemeenten nu ineens zulke zware bedenkingen hebben. Het is namelijk slechts drie jaar geleden dat diezelfde gemeenten zeer hard aan Delft trokken om die over de streep te trekken van toetreding tot de provincie nieuwe stijl Haaglanden. Delft heeft daar toen zorgvuldig over nagedacht; ik meen zelfs zorgvuldiger dan veel van de omliggende gemeenten. Delft heeft dus bewust gekozen voor de toetreding. Wat schetst onze verbazing? Toen wij er eenmaal goed en wel in zaten, haakten een aantal van de initiatiefnemers af. Dat betreuren wij ook.

Mocht Haaglanden na het kabinetsberaad onverhoopt toch van de baan zijn, dan is de vraag: wat nu? Wij zijn het eens met de volgorde van de door het college voorgestelde opties. Eerst is dat een gemeentelijke herindeling. Wij moeten dan wel van gedachten wisselen over de vraag hoe grootschalig die moet zijn. Het college voegt hieraan toe: met eventueel een aantal gemeenschappelijke regelingen. Volgens ons kan dat alleen na een substantiële gemeentelijke herindeling. Wij zien namelijk helemaal niets in het oude systeem van gemeenschappelijke regelingen met mogelijkerwijs zestien verschillende gemeenten. Dat veroorzaakt alleen maar Poolse landdagen. Als die op verschillende terreinen georganiseerd moeten worden, tuigen wij weer een vergadercircus op waar niemand blij van wordt. Dat moeten wij dan ook coüte que coüte voorkomen. Als er toch sprake moet zijn van een gemeenschappelijke regeling, dan liever tussen een beperkt aantal gemeenten. Zo kan terzake met een beperkte groep beslist worden.

Helaas zijn wij dan wel de zo vurig door ons gewenste democratische legitimatie van de gemeenschappelijke regeling kwijt. Het blijft dan een getrapte vorm van democratie, iets wat wij betreuren.

Wij zouden het ook betreuren, als de derde optie van kracht werd. Dan is er effectief sprake van een vierde bestuurslaag boven de burgers van Delft. Het zal in Delft moeilijk uit te leggen en te begrijpen zijn waarom er boven de gemeente nog een soort subprovincie moet zijn, waarna de provincie en het Rijk volgen. Het is al lastig genoeg om de rol van gedeputeerde staten aan de burgers uit te leggen en om hen te motiveren om deel te nemen aan de verkiezingen van provinciale staten. Het komt ons voor dat een soort subprovinciale staten helemaal niet meer uit te leggen zijn. Wel kunnen wij instemmen met een onderzoek naar die mogelijkheid. Het kan natuurlijk altijd onderzocht worden, maar de heer Torenstra merkt terecht op dat dit vooral niet mag leiden tot verzwakking van de andere opties.

Wethouder BOELENS: Voorzitter. Het is bepaald voorzichtig uitgedrukt, als er gezegd wordt dat de bestuurlijke vernieuwing in Nederland in een impasse is geraakt. Zowel landelijk als in onze regio zit iedereen nu min of meer te wachten op het advies van de commissie-Andriessen. Dat verschijnt omstreeks 1 november aanstaande.

Het lijkt erop dat inmiddels niemand meer in staat is om nog een standpunt in te nemen teneinde die commissie wellicht te beïnvloeden. Ik ben het dus eens met degenen die gezegd hebben dat het jammer is dat Haaglanden zo laat is met de evaluatie. Ik voeg eraan toe: dat Haaglanden waarschijnlijk geen al te hard standpunt zal kunnen innemen. Wij moeten nog een weekje wachten, want ik heb begrepen dat volgende week het dagelijks bestuur zijn standpunt over de evaluatie van het rapport van Berenschot bekend kan maken.

Ik moet vaststellen dat er in onze raad een brede steun is voor het voorstel van het college, dus ook voor de primaire keus voor een provincie nieuwe stijl. Ik meen dat de raad daar ook geen misverstand over laat bestaan. De heer Van Doeveren spreekt namelijk over een maximale inspanningsverplichting en de heer Torenstra zegt dat wij er voluit voor moeten gaan. De boodschap die Delft aan de regio geeft, is ook niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: onze optie is de provincie nieuwe stijl Haaglanden. Uit de bijdragen van de raad blijkt ook duidelijk waar dat voor is: om de sociale kwestie in de grote steden en de regionale problemen dichter bij een oplossing te brengen en dat alles in een voldoende democratisch gelegitimeerd bestuur.

Het past om een aantal opmerkingen te maken ter toelichting. Het lijkt erop dat sommige raadsleden de discussie over het al dan niet kleinere gebied koppelen aan die over de vraag of het Westland er al dan niet bij hoort. Ik wijs erop dat het raadsstuk die koppeling nadrukkelijk niet maakt. Daarin wordt vastgesteld dat er na de toetreding van het Westland sprake lijkt te zijn van een zekere subregiovorming. Getoetst aan de door de raad gestelde randvoorwaarden voor toetreding tot Haaglanden, moet je dan zeggen dat aan dat besluit de ratio is ontvallen. Overigens wordt de discussie over het kleinere gebied echter aan iets heel anders gekoppeld. In het raadsstuk staat dat wij de problematiek in Haaglanden willen bezien in de samenhang van het oplossen van de grootstedelijke en regionale problematiek en dat er vervolgens misschien eens gekeken kan worden naar een kleiner gebied. Ik leg dus de nadruk op de woorden: eens gekeken kan worden naar.

Ik wil nog iets zeggen over het commitment. Mede naar aanleiding van de discussie in de commissie Middelen is het raadsstuk op dit punt op pagina 10 aangepast. Zo is het onderdeel dat er een draagvlak nodig zou zijn bij andere gemeenten voor de vorming van de provincie Haaglanden, uit de tekst gehaald. Er staat nog wel dat er voor de provincie Haaglanden onder meer een commitment tussen de gemeenten en het PNS-bestuur nodig is. Dit wil zeggen dat de provincie Haaglanden met de inliggende gemeenten niet moet omgaan zoals de provincie Zuid-Holland tot voor kort deed. Overigens zijn er bij de provincie Zuid-Holland op dit vlak wat andere bewegingen te bespeuren. Tot voor kort stonden provinciebestuur en gemeenten evenwel los van elkaar. De tekst in het raadsstuk doelt erop dat het van belang is dat gemeenten en provinciebestuur het gevoel krijgen dat zij samen voor de regio aan het werk zijn.

De diverse fracties zijn ingegaan op de wijze waarop de andere gemeenten in Haaglanden omgaan met deze discussie.

De heer De Boer wordt een beetje moe van die andere gemeenten. Hij refereert daartoe aan de mededeling in de Delftsche Courant van vandaag dat Schipluiden moe werd van de discussie. Deze vorm van irritatie hebben wij echter al gezamenlijk in de raad vastgesteld. Overigens meen ik dat de heren Oosten en De Boer redelijk op een lijn zitten. Volgens mij menen beiden ook dat het wonderlijk is dat wij weliswaar gezamenlijk zijn begonnen om te werken aan een provincie nieuwe stijl, maar dat degenen die ons binnengehaald hebben, nu afhaken.

De heer OOSTEN (D66): Ik heb de heer de Boer op dit punt zeker niet willen afvallen. Als u dat zo begrepen hebt, dan is dat toch echt niet zo bedoeld.

Wethouder BOELENS: Ik begreep uit uw woorden dat u niet begreep waarom de heer De Boer niet begreep waarom het allemaal zo gegaan was.

De heer OOSTEN (D66): Zeker niet!

Wethouder BOELENS: Neemt u mij dan niet kwalijk. Ik beschouw het niet geheel als niet uitgesproken, maar het was kennelijk uw bedoeling niet.

De heer Torenstra heeft gelijk dat wij elkaar niet aan het lijntje moeten houden, maar dat staat ook al in het raadsvoorstel. Het lijkt ons nodig nu duidelijk te maken wat wij echt willen en als wij in de regio niet door zouden willen met een provincievorming Haaglanden, dan moeten wij er een streep onder zetten en iets anders verzinnen. Wij moeten in 1998 niet de verkiezingen ingaan met een onduidelijk concept of met een concept waarvan de haalbaarheid niet duidelijk is. Het is eigenlijk dus nu of nooit!

Voorzitter. De raad steunt de provincie Haaglanden, maar wat als die er niet zou komen? Daar is de nota Vernieuwing bestuurlijke organisatie in twee versies van het kabinet volstrekt helder over: dan is de gemeentelijke herindeling aan de orde. Vinden wij dat nu ook, met of zonder al die gewijzigde pagina's? Ik zou zeggen dat het stuk is ondertekend door burgemeester en wethouders van Delft. Ik denk dat de heer De Boer twee duidelijke criteria naar voren heeft gebracht, nl. dat wij dan voor voldoende bouwlocaties moeten zorgen en ook voor wat logischer grenzen. Overigens wijs ik erop dat het college nadrukkelijk niet spreekt over annexatie en dat ook niet heeft gedaan. Ik weet niet meer precies wat er staat of heeft gestaan, maar het is zoiets als al dan niet vrijwillige gehele of gedeeltelijke fusering van gemeenten.

Wat de deelprovincie betreft, neem ik goede nota van de op dat punt betoonde terughoudendheid. Ik vind het overigens wel curieus dat die deelprovincie een niet uit te leggen bestuursvorm zou zijn, want die is toch geheel vergelijkbaar met deelgemeenteraden en dat schijnt men hier en daar wel verklaarbaar te vinden.

De heer OOSTEN (D66): Ik heb in dat verband ook heel nadrukkelijk over de Delftse burgers gesproken! Dat bijvoorbeeld de burgers in Amsterdam een deelgemeenteraad hebben, daar kunnen wij niets aan doen, maar de Delftse burgers hebben in eerste instantie te maken met Delft en daarna met de provincie en daarna met het rijk.

Wethouder BOELENS: Akkoord, ik begrijp dat de Delftse burgers het niet snappen.

Ik ben het met de heer Torenstra eens dat een discussie over het derde alternatief het tweede alternatief niet mag verhinderen. De volgorde is ook niet voor niets zo gekomen, maar wij vinden dat ondertussen best mag worden gestudeerd op of mag worden gekeken naar de mogelijke inhoud van zo'n deelprovincie.

Ik zie de opvatting van de raad over het Regionaal openbaar lichaam als een onderschrijving van het standpunt van het college dat het een tijdelijke bestuursvorm is. Voor zover die blijft bestaan, ben ik het met de heer Torenstra eens dat de besluitvorming wat doorzichtiger en efficiënter zal moeten. Ook ben ik het met hem eens dat wat meer aan de sociale kwestie zou moeten worden gedaan.

De heer Torenstra legt met zijn opmerking over de vele wijzigingen helaas de vinger op een zere plek. Hij verwees naar blz. 10, onderste alinea in punt b. Daar staat zelfs nog een komma verkeerd, ondanks het feit dat dit nu al de derde versie is.

De heer TORENSTRA (PvdA): Dat ik het zelfs nog zag dat die komma verkeerd stond!

Wethouder BOELENS: Ik ben u daar ook dankbaar voor. Die komma hoort achter het woord 'herindeling' te staan. Als u dat goed vindt, dienen wij daarvoor geen amendement in!

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik ben de heer Torenstra nog wel een uitleg verschuldigd. Het ging onze fractie met name om het initiatief tot een gemeentelijke herindeling. Als in de kranten terecht of niet berichten verschijnen over mogelijke annexatiegedachten, ontstaat er binnen Haaglanden een sfeer die volgens ons afbreuk doet aan het streven naar draagvlak. Met de heer Torenstra vinden ook wij dat draagvlak heel belangrijk. Het gaat dan in feite om actief streven naar gemeentelijke herindeling en wij vinden dat Delft dat niet zou moeten doen. Als er belang ontstaat bij gemeentelijke herindeling, als partijen inschatten dat zij aan de goede kant van het lijntje zitten, dan zal dat niet veel goeds betekenen voor het proces dat tot Haaglanden moet leiden. Dat willen wij voorkomen. Wat in de VBO-nota staat is rijksbeleid en wij vinden dat wij daar niet naar moeten streven en als het gebeurt, dan gebeurt het.

De heer TORENSTRA (PvdA): De gehele raad, ook het CDA, wil de provincie nieuwe stijl. Als dat niet blijkt te lukken dan ben ik het ermee eens dat, zoals ook in het voorstel staat. Delft actief gaat streven naar grootschalige herindeling. Dat is volgens mij ook conform de VBO-nota, want de procedure is dan als volgt.

Eerst zal de gemeenteraad moeten bepalen welke kant hij op wil. Dat zal de provincie moeten honoreren en als die het niet of niet juist doet, kom je bij het rijk. Ik vind dat wij helderheid moeten verschaffen en moeten stellen dat als de provincie nieuwe stijl niet mogelijk blijkt, de voltallige Delftse raad -ik neem dat vooralsnog maar even aan- van mening is dat Delft actief naar grenscorrecties moeten streven. Dat doen wij niet voor de lol, want onze ontwikkelingsmogelijkheden lopen gewoon klem. Wij moeten dus wel! Dan moeten wij die verantwoordelijkheid zelf nemen en niet zeggen dat het rijk het zo heeft bepaald. Als wij niet actief worden, zal het rijk ook niets doen!

Dit was overigens een opmerking in de richting van het CDA en niet van het college.

De VOORZITTER: Ik wachtte even af of de heer Van Doeveren was uitgesproken of niet.

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Dat was ik!

De VOORZITTER: Het woord is dan aan mevrouw Heuvelman.

De heer DE BOER (VVD): Voorzitter. Excuses aan mevrouw Heuvelman, maar ik weet nu nog steeds niet wat het CDA vindt van de opmerkingen van de heer Torenstra die op mij in ieder geval sympathiek overkomen.

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Wij staan meer een volgtijdelijkheid voor. Eerst moeten andere overheden het initiatief nemen en dan pas willen wij er actief in participeren. Wij vinden het niet juist om het touwtje te pakken en dan te verwijzen naar anderen. Laten eerst anderen maar duidelijk inzetten en dan willen wij ook actief participeren.

De heer DE BOER (VVD): In het geval de provincie nieuwe stijl niet door blijkt te kunnen gaan, zetten wij nu een eerste stap door uit te spreken dat wij akkoord gaat met het streven naar grootschalige gemeentelijke herindeling. In mijn belevenis is dat in dat traject een eerste stap.

De heer BORGHOLS (CDA): Ik denk dat je dat zo niet moet zeggen. Je kunt iedere keer wel zeggen als dit, als dat, als zus, als zo, maar dat zien wij op dat moment dan wel!

De heer TORENSTRA (CDA): Het is nu al voor de tweede keer in zeer korte tijd dat de fractievoorzitter van het CDA die lijn kiest en ik heb daar toch grote bezwaren tegen. De vorige keer was het tijdens de discussie over de gemeentelijke reorganisatie. Toen zei hij ook zoiets dat je sommige dingen beter niet kunt weten. Als het gaat om zaken die de gemeente aangaan en waarover wij discussiëren, vind ik dat wij altijd moeten proberen zoveel mogelijk te weten wat er speelt en daarover een mening te vormen en te geven, dus ook in dit geval!

De heer BORGHOLS (CDA): Onze mening is helder verwoord. Als je zegt "als Haaglanden niet doorgaat", houd je er al rekening mee dat dit gebeurt en bovendien leg je een bom onder het hele onderhandelingsproces. Uit onderhandelingstechnisch oogpunt moet je dat dus nooit doen.

De heer TORENSTRA (PvdA): Maar je moet die bom ook niet verbergen! Daar moet je helder over zijn. Daar zitten wij toch ook voor? Je stopt die bom dus niet onder het kleed. Wij hebben het er niet over, maar de bom ligt er wel. Wij fluisteren er alleen maar over.

De heer BORGHOLS (CDA): Zonder te weten wat bestuurlijke herindeling helemaal inhoudt, ook wat de gevolgen betreft voor Delft, zeggen wij niet zo maar dat, als Haaglanden niet doorgaat, gaan wij voor een gemeentelijke herindeling. Bovendien willen wij allemaal Haaglanden. Als je er rekening mee houdt dat Haaglanden niet doorgaat, houdt dat al een vertwijfeling in. Wij zijn dus nog niet zo ver om nu te zeggen dat wij dan een gemeentelijke herindeling willen. Ik weet ook niet wat dat inhoudt: met wie, met wat en hoe? Ik ga nu dus geen keuze maken als ik niet weet wat die keuze betekent.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Er wordt nu wel heel ver afgeweken van het conceptbesluit dat nu aan de orde is.

De heer OOSTEN (D66): Eigenlijk begrijp ik niet helemaal wat de heer Torenstra precies wil bereiken met zijn interruptie. Hij voelt haarfijn aan waar de schoen wringt. Het komt mij voor dat het op dit moment voor het belang van Delft te prevaleren is dat wij één boodschap uitzenden. Kennelijk is het college erin geslaagd om een compromis op tafel te leggen en kennelijk is dat compromis voor alle partijen aanvaardbaar. Ik zie dan ook geen nut in het zaaien van tweespalt en het naar buiten brengen van twee boodschappen. Wij doen er dan ook goed aan om het raadsstuk aan te nemen en het daarbij te laten.

De VOORZITTER: Na al deze interrupties krijgt mevrouw Heuvelman het woord.

Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. De toelichting van de wethouder heeft ons nog meer duidelijkheid verschaft.

De wethouder heeft nog gezegd dat de mogelijkheid van een kleinere regio niet 1 : 1 gekoppeld moet worden aan het Westland. Dat is een intrigerende opmerking.

De toelichting van de wethouder op het commitment tussen de gemeente en het regiobestuur hebben wij zeer goed begrepen.

Toch willen wij nog even terugkomen op het derde alternatief van de territoriale bestuurscommissie. Ik heb in de gemeenteraad geen enkel enthousiast geluid hierover beluisterd. Volgens mij is het ook geen gewoonte om onderzoek te doen naar iets waarover de gemeenteraad niet enthousiast is. Het verbaast ons dan ook dat dit onderzoek niet geschrapt kan worden en wij het bij één variant kunnen laten.

Wethouder BOELENS: Voorzitter. De discussie lijkt vooral te gaan over de vraag wie het initiatief heeft bij gemeentelijke herindelingen. Daar kunnen wij helder over zijn. Op de eerste plaats zegt deze raad heel nadrukkelijk dat hij voor de provincie nieuwe stijl Haaglanden is. Welnu, daar ligt dan ook onze prioriteit.

Op de tweede plaats zal het niet aan ons liggen, als de provincie Haaglanden er niet komt. Het kabinet heeft in de VBO-nota aangegeven wat er gebeurt als die provincie er niet komt. Het kabinet zet dan heel simpel in op gemeentelijke herindeling. Het zal de raad ook niet zijn ontgaan dat er in de laatste versie van de nota van het college zelfs wordt gesproken over de onontkoombaarheid daaraan.

Op de derde plaats is er de vraag: hoe gaat het dan? Heel simpel: de Wet algemene regeling herindeling (ARHI) geeft aan dat het initiatief daarvoor bij de provincie ligt. De provincie begint met een oriënterend onderzoek, gevolgd door een voorstel. En dan gaat het verder.

Op de vierde plaats staat het deze gemeente vrij om op te komen voor de belangen van Delft. Sterker nog, dat is de taak van de gemeenteraad. Wij zullen dat ook doen op elk moment en elke plaats waar dat nuttig, nodig en dienstig is.

De heer TORENSTRA (PvdA): Ik ken de Wet ARHI niet uit mijn hoofd, maar wordt daarmee afgeweken van de nota Besturen op niveau II en III? Daarin staat namelijk uitdrukkelijk dat het weliswaar gaat om een bevoegdheid van de provincie, maar dat het initiatief terzake bij de desbetreffende gemeenteraad ligt. Zo is het mij ook ooit uitgelegd door mevrouw De Graaff-Nauta en mevrouw Dales. De gemeenteraad, dus in dit geval Delft, neemt het initiatief; daarvoor is een raadsmeerderheid nodig. Vervolgens komt de provincie. Maar goed, de wet kan anders zijn dan de beleidsnotitie waar ik het nu over heb.

Wethouder BOELENS: Ik moet de wet daarop nalezen. Ik sluit niet uit dat in de wet ook staat dat de gemeenteraad zelf om grenscorrecties kan verzoeken. Ik neem aan dat dit verzoek aan de provincie gericht moet worden. Maar het proces dat wordt ingezet in de situatie waarop ik doel, begint van de andere kant. Dan vraagt het Rijk op basis van de Wet ARHI aan de provincie om een onderzoek te doen naar en voorstellen te doen over een gemeentelijke herindeling.

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

207. Voorstel inzake programmering televisiekabel.

    (Stuk 163)

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Allereerst sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Van den Doel aan het begin van de vergadering over het late tijdstip waarop het gewijzigde stuk ons bereikt heeft.

Ik heb informeel gehoord dat het college het onderhavige besluit afgelopen dinsdag genomen heeft. Ik begrijp dan ook niet helemaal waarom wij pas nu het gewijzigde stuk op onze tafel aantreffen. Graag verneem ik een reactie op de opmerking van de heer Van den Doel die ik heb aangehaald.

Naar aanleiding van de commissievergadering stond er in de Delftsche Courant dat er sprake is geweest van een tombola. Dat klopte enigszins. In feite waren er op die avond evenveel meningen naar voren gebracht als Casema aan kanalen ter beschikking heeft. In ieder geval is de fractie van GroenLinks er blij om dat het collega al "zappend" het kanaal heeft uitgekozen waarvoor zij haar voorkeur heeft uitgesproken, samen met de VVD-fractie. Wij hebben ons namelijk sterk gemaakt voor het behoud van WDR3, wat ten koste moet gaan van TV10. Zoals gezegd, heeft het college daarvoor gekozen. Dat is ook duidelijk gemotiveerd gebeurd. Daarin speelt het profiel van beide zenders een hoofdrol. Ik herhaal dat wij tevreden zijn met die keus. Wij kunnen het voorstel dan ook ondersteunen.

Het is altijd jammer als bepaalde zenders verdwijnen of niet kunnen worden doorgegeven omdat altijd sommige mensen daarover ontevreden zullen zijn. In dat verband wil ik u nog wel een vraag stellen, mede naar aanleiding van een brief van NBC die ons de afgelopen dagen heeft bereikt. Daarin worden enkele opmerkingen gemaakt over de status van TV West, opmerkingen die ten tijde van de commissievergadering ook al in de wandelgangen zijn gemaakt. Het komt erop neer dat het niet voor iedereen voor 100% vaststaat dat het verplicht is om deze zender integraal door te geven op een apart kanaal. Dat heeft te maken met de eigendomsvorm van het station, waardoor men het ook als een commercieel station zou kunnen bestempelen. Ik zou graag de reactie van het college vernemen op de opmerkingen die NBC daarover in zijn brief heeft gemaakt. Als het inderdaad niet verplicht is om TV West door te geven, zou het mogelijk zijn om deze zender, die naar ik heb begrepen een programma van een half uur per dag verzorgt, een programma dat iedere keer herhaald wordt, te combineren met het kanaal van Info Thuis. Als dat inderdaad mogelijk zou zijn, zou dat voor TV 10 of NBC weer nieuwe perspectieven openen.

De heer DINGLER (SP): Voorzitter. Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om meteen maar een stemverklaring af te leggen. Tijdens en na de commissievergadering over dit onderwerp is de SP verweten geen keuze te willen maken en dat wil ik ten zeerste bestrijden. Als wij voor het voorstel zouden kiezen, zouden wij de discussie over de kabelruimte alleen maar langer laten duren en wij vinden dat toch niet zo'n gewenste optie. Om dat te voorkomen heeft ons standpunt mede bepaald. Anno 1996 zijn er toch voldoende technische middelen voorhanden om de ruimte op de kabel te vergroten. De politiek zou zich niet moeten laten gebruiken om een keuze voor de kijkers te maken. De kijkers zijn daar zelf wel mans genoeg voor. In principe zijn wij daarom voorstander van doorgifte van alle zenders en dat commerciële zenders daarvoor een vergoeding aan de kabelmaatschappij geven. De door de meerderheid van de raad aangehangen markt doet dan vanzelf wel zijn werk. Zenders die niet willen of kunnen betalen verdwijnen vanzelf en daardoor wordt weer de nodige ruimte vrijgemaakt voor zenders die dat wel willen en kunnen.

Wij zijn kortom dus niet voor het voorstel van het college.

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Vanavond wordt tot een nieuwe verdeling van de op de kabel beschikbare ruimte besloten. Wij als gemeenteraad gaan nu bepalen wat de Delftse burger op de kabel mag zien en horen, een handeling waarmee ook onze fractie grote moeite heeft. Wij horen dat niet te bepalen en eigenlijk zou dat ook niet nodig moeten zijn. Het doorgeven van televisiezenders is in Delft in handen van Casema. Zij heeft de taak alle te ontvangen zenders door te geven en de afnemers een keuzemogelijkheid te bieden. Dat hebben wij al vele malen beklemtoond. Aangezien ook nu vertegenwoordigers van Casema op de publieke tribune aanwezig zijn, herhaal ik maar onze opvatting dat Casema niet voldoet aan wat van haar mag worden verwacht en dat geeft toch te denken. Snelle verglazing en dan zijn wij van dergelijke exercities verlost. De burger kan dan zelf bepalen wat er wordt ontvangen, al dan niet tegen betaling en zo hoort het ook. Het lijkt erop alsof Casema de verglazing tegenhoudt in afwachting van de uitkomst van de discussie rond de overdracht dan wel verkoop van de machtiging en dat vinden wij uitermate teleurstellend.

Terug naar de keuze van vanavond. Bij de beoordeling van het voorstel heeft de VVD-fractie getracht binnen de nu nog beperkte mogelijkheden een zo pluriform mogelijk aanbod te verzorgen. Er is niet gekeken naar wat een toevallig raadslid leuk vindt om te zien, als hij of zij hier al tijd voor heeft, er is gekeken of voor iedere Delftenaar iets te genieten valt. Hierbij zijn de wensen, die naar voren gekomen zijn in de enquête, betrokken. Bij de bespreking in de commissie welzijn op 12 september hebben wij aangegeven geen probleem te hebben met het vervallen van RTBF 1, slecht beeld, en NBC Super Channel, grotendeels covering van CNN. SBS 6 is een grote wens van de Delftenaren. Sport 7 is al via de restfrequentie te zien. TV West is naar wij beoordelen een noodzakelijke keuze. Met het opnemen van deze drie zenders zijn wij dus akkoord.

TV 10 echter voegt niet echt iets nieuws toe. Ook andere zenders zenden oude series uit en hebben spelletjes. Omdat nu eenmaal een keuze moet worden gemaakt, vinden wij dat TV 10 beter niet kan worden opgenomen en dat die plaats dan kan worden ingenomen door een andere zender. Met het bijgestelde voorstel om WDR 3 deze plaats te laten bezetten, kunnen wij uiteraard geheel akkoord gaan, omdat wij die voorkeur ook al in de commissievergadering hebben uitgesproken. Wij vinden dat deze zender wel degelijk een plaats verdient. Algemeen wordt de programmering van WDR 3 als van hoge kwaliteit beoordeeld, mede omdat heel veel cultuur van en voor alle 'rangen en standen' aan bod komt. Nu ook RTBF 1 wegvalt, is het aanhouden van WDR 3 te meer een goede keuze. Daar komt nog bij dat deze zender percentueel gezien hoger scoort dan TV 10. Uiteraard hoort hier een geactualiseerde afweging van de criteria bij.

Voorzitter. De laatste dagen hebben wij van u, maar ook van NBC Super Channel een forse hoeveelheid informatie ontvangen. Het bestuderen daarvan heeft onze fractie niet gebracht tot een ander inzicht. Zij blijft het voorstel van het college dan ook volledig ondersteunen.

Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Wij hebben wel waardering voor de loffelijke poging om de wat ingewikkelde besluitvorming over de vraag 'wie wel en wie niet op de Delftse kabel?' te structureren door aangescherpte criteria op te stellen en een vijftal zendercategorieën te onderscheiden. Helaas moeten wij constateren dat deze poging niet heeft geleid tot een geheel consequente lijn van het voorstel. Als voorbeeld: de toekenning van het aantal kanalen aan de zendercategorieën heeft geen onderbouwing en lijkt soms naar de huidige situatie te zijn toe geredeneerd: vier kanalen voor commerciële zenders in de Nederlandse taal en er zijn volgens het voorstel maar vier zenders met een dergelijk profiel. Dat klopt dus mooi. Als tweede voorbeeld heb ik de plaatsing van RAI UNO die in categorie 2, maar ook in 3 kan vallen. De motivatie voor plaatsing is dat het een publieke zender is voor een culturele minderheid. Maar op grond van deze motivatie zou deze zender dan in categorie 3 moeten vallen, maar zij wordt toch ingedeeld in categorie 2! Wij kunnen de bij de verschillende categorieën genoemde aantallen dan ook niet beschouwen als een gemeenschappelijk uitgangspunt voor de besluitvorming en zien de aantallen eerder als resultante van de discussie. Dat blijkt ook wel uit het gewijzigde voorstel dat ons vanavond wordt voorgelegd: de aantallen zijn daaraan aangepast.

Ik wil hiermee maar zeggen dat wij niet te veel verwachtingen moeten hebben van de goede effecten van de indelingen in categorieën en de nieuwe criteria. Als wij een volgende keer een vergelijkbare discussie hebben, zal dat ongetwijfeld het beeld oproepen van een tombola, maar het zij zo. Dat de hanteerbaarheid van de categorieën te wensen overlaat is voor ons geen reden om vanavond niet tot besluitvorming over te gaan.

Gezien de wens van de Delftse bevolking om SBS 6 op de kabel te kunnen ontvangen moet er een besluit worden genomen voor een nieuwe zenderindeling. Met het thans voorliggende voorstel voor die nieuwe indeling kunnen wij instemmen.

Ten slotte heb ik nog een opmerking over TV West. Gelet op de informatie waarover wij nu beschikken zal die zender verplicht moeten worden doorgegeven. Als dat onjuist is of als in de toekomst die plicht vervalt, omdat TV West als een commerciële zender wordt gezien, dient er onzes inziens zo spoedig mogelijk een herbezinning plaats te vinden en dient plaatsing van deze zender op een vergelijkbare wijze te worden afgewogen als van andere commerciële zenders.

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Daar waar schaarste verdeeld moet worden, is er voor de overheid een taak. Het is ook heel moeilijk om vanavond een besluit te nemen.

De criteria in het voorstel zijn genuanceerd. Daarmee kunnen wij het eens zijn. Er zijn voldoende garanties voor pluriformiteit in het aanbod. Bovendien is er een redelijk evenwicht in het programma-aanbod.

In het voorstel wordt tegemoetgekomen aan anderstalig minderheidsgroepen in onze pluriforme samenleving. In de commissie hebben wij al gezegd dat het aanbieden van NBC een nieuwe invalshoek is die precies aansluit bij het speerpunt van het gemeentelijke beleid inzake Delft Kennisstad. Daarbij willen wij economische impulsen stimuleren en de beroepsbevolking als doelgroep tegemoetkomen.

Zakelijk nieuws en documentaires, met name gericht op de Europese ontwikkeling, vormen een meerwaarde. Dat wordt waargemaakt door het profiel van NBC. De variatie kunnen wij scharen onder het criterium maatschappelijke overweging. Als wij NBC laten schieten, wordt dan ook een doelgroep tekort gedaan. Dan laten wij een kans liggen voor informatieve programmering. Delft Kennisstad zou met zo'n kans gebaat zijn voor de komende vijf jaar.

Wij pleiten er dus voor om NBC als een gerichte aanvulling te handhaven. Wij hebben behalve voor deze maatschappelijke overweging respect voor de cultuurpolitieke overweging van het college om voor WDR3 te kiezen.

Mevrouw VAN DER ZALM (STIP): Voorzitter. Het voorstel bestaat eruit om de doorgifte van twee zenders te stoppen en drie nieuwe zenders op de kabel te brengen. De keuze tussen stoppen van doorgifte van zenders en nieuwe zenders opvoeren, is niet juist gemaakt.

NBC Super Channel moet niet beëindigd worden; dat moet op de kabel blijven in plaats van WDR3. NBC heeft een technisch-wetenschappelijk karakter; het brengt economisch nieuws. In tegenstelling tot WDR3 sluit deze zender goed aan bij Delft Kennisstad. NBC doet recht aan het streven naar een gevarieerde programmering. Dit is het eerste criterium in het voorstel van het college.

Bovendien worden de programma's op NBC ondertiteld, waardoor die beter aansluiten bij de Nederlandse kijken dan WDR3. Het moge duidelijk zijn dat onze voorkeur uitgaat naar NBC Super Channel in plaats van WDR3. Daarom kunnen wij niet akkoord gaan met het voorstel van het college.

De heer MEEUWIS (CDA): Voorzitter. Het is jammer dat wij voor de Delftse burgers moeten kiezen wat zij via de kabel op televisie kunnen zien. De CDA-fractie kan het eens zijn met de beëindiging van de doorgifte van TV10. De fractie is echter behoorlijk teleurgesteld dat haar suggestie om NBC Super Channel te handhaven, niet wordt gehonoreerd. Toch bereiken ons signalen uit de samenleving om te pleiten voor handhaving van die zender. Bovendien hebben wij vlak voor de vergadering 25 handtekeningen van Delftse burgers mogen ontvangen, die pleiten voor handhaving van NBC Super Channel. Eigenlijk alles pleit ervoor om deze beslissing nog een keer te overwegen.

Ik ben het eens met de opmerking dat de schuld bij Casema ligt: die moet een kabel met meer mogelijkheden aanschaffen.

Ik steun de vraag van de heer Bot over TV West. Ook ik wil daar graag antwoord op hebben. Is het verplicht dat deze zender op de kabel komt? Zo niet, dan is de zaak geklaard voor NBC Super Channel.

De heer VAN DER POT (Stadsbelangen): Voorzitter. De fractie van Stadsbelangen is in de commissie Welzijn akkoord gegaan met het collegevoorstel en de nieuwe criteria voor zenderkeuze in Delft.

Inmiddels heeft ons een gewijzigde versie van het collegevoorstel bereikt, die erop neerkomt dat TV10 wordt omgeruild voor WDR3. In principe gaan wij daarmee akkoord, maar dat doen wij alleen omdat het gaat om een compromis. Bovendien volgen wij in dezen dezelfde lijn als de Beheerscommissie Delft-Zuid, hoewel het jammer is dat er in Delft nog steeds niet één machtigingsgebied is. Maar misschien komt het er binnenkort nog van.

Wij verzoeken het college ten minste twee keer per jaar een representatief onderzoek te doen onder de abonnees van Casema. Aan de hand van de resultaten kunnen wij dan ook zo nodig twee keer per jaar de zendersamenstelling wijzigen.

Wij verzoeken het college om vooral de volgende zenders bij het onderzoek te betrekken namelijk: MBC, TRT, RAI-UNO, oftewel de Arabische, de Turkse en de Italiaanse zender. Doorgifte van deze zenders is voor deze bevolkingsgroepen van groot belang. Het gaat ons vooral om de bewering te ontzenuwen dat deze groepen geen abonnement hebben op Casema omdat zij via een privé-schotel zelf de zenders in huis halen.

Wij besluiten nu officieel dat Sport7 in Delft op de kabel mag. Maar zodra er één cent voor de doorgifte van deze zender betaald moet worden, maken wij daartegen ernstige bezwaren. Wij verzoeken het college om dan direct terzake maatregelen te nemen.

Wij hebben vernomen dat TV West de uitzending op 1 november start. Wij verzoeken het college om NBC tot die datum op de kabel toe te laten. Dan zijn de mogelijkheden van de kabel volledig benut.

De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Ik heb vanavond een uitspraak gedaan over het late afgeven van de stukken. Dat kan wel eens gebeuren, maar in dit geval hadden derden de stukken eerder dan de raadsleden. Het is helemaal treurig, als ik zie dat NBC in een brief uit het onderhavige raadsstuk citeert. Ik moet daaruit concluderen dat iemand anders eerder dan wij in het bezit was van dit raadsstuk. Nogmaals, dat is betreurenswaardig.

Ik ben het met de fractie van de VVD eens dat wij deze keuze eigenlijk niet dienen te maken, maar Casema laat het nu zo lopen dat wij toch een keus moeten maken. Het had dus anders kunnen zijn.

Als er een goede verglazing van de kabel is, kan de burger zelf een keuze maken, eventueel onder betaling. In heb in de commissie nog op een methode gewezen die uitbreiding van de kabel kan inhouden.

Ik ben het niet eens met het doorgeven van SBS6; dat is te veel van hetzelfde. Er zijn voldoende argumenten tegen doorgeven van die zender. Ik wacht voorts graag het antwoord af van het college op de desbetreffende vraag over TV West. Voor Sport7 verwijs ik naar de discussie in den lande. Gezien de snel kelderende kijkcijfers van die zender, moeten wij die maar gauw afsluiten. Dan hebben wij wat meer ruimte.

Ik ben het niet eens met de beëindiging van de doorgifte van NBC Super Channel. Ik ben het wel eens met de beëindiging van de doorgifte van RTBF. Als er overigens ooit wat extra ruimte op de kabel komt, kunnen wij misschien overstappen op een soort wisselkanaal dat elke maand een andere zender doorgeeft. Aan het eind van het jaar kunnen wij nagaan welke zender het best is geweest.

De heer VAN DER SPEK (CD): Voorzitter. Wij vinden dat de indeling van de kabel door de Delftse kijker moet worden bepaald door middel van onderzoek c.q. enquête en niet door de gemeenteraad. De overheid behoeft daarvoor dan ook geen richtlijnen te dicteren. Wij moeten dan ook tegen dit voorstel stemmen.

Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Mevrouw Zweekhorst begon haar betoog met de opmerking dat daar waar schaarste is er verdeeld moet worden en dat dat mede een taak van de overheid is. Dat is precies het probleem waarvoor wij hedenavond staan. Het college onderschrijft de opvatting dat het jammer is dat wij vanavond dergelijke keuzes moeten maken, maar het is niet anders. Wel zeg ik u toe dat ik nogmaals drang zal uitoefenen op Casema om zo snel mogelijk die technische maatregelen te nemen die ons in de toekomst niet meer voor dergelijke keuzes zal plaatsen.

Voorzitter. Ik wil allereerst uitleggen waarom de stukken zo laat op tafel zijn gekomen en waarom NBC in zijn brief enkele citaten -overigens niet het raadsstuk dat hedenavond voorligt- heeft opgenomen. De heer Bot heeft uit wellicht welingelichte kringen vernomen dat het college afgelopen dinsdag een beslissing heeft genomen. Het college heeft er afgelopen dinsdag wel over gesproken, maar heeft pas deze middag en om precies te zijn om tien minuten voor half twee een beslissing genomen over het raadsvoorstel dat nu voorligt. Natuurlijk is er al eerder over andere stukken gesproken, maar het gaat nu toch om het voorstel dat aan de raad is voorgelegd. Dat in deze gemeente op een zeer progressieve manier gebruik wordt gemaakt van de inspraak en dat er ook een stuk dat door het college goedgekeurd had kunnen worden aan betrokkenen is gegeven -dat schijnt nodig te zijn omdat de mediawetgeving daartoe verplicht- kan ik niet ontkennen. Beide stukken verschillen niet veel van elkaar, in ieder geval is de voorgestelde oplossing hetzelfde gebleven.

Ik dank de heer Bot voor zijn opmerking dat in het voorstel de keuze voor WDR 3 duidelijk wordt gemotiveerd. Over de status van TV West kan ik niet anders zeggen dan dat wij verplicht zijn om die zender uit te zenden. Als dat anders blijkt te zijn, zal ik uiteraard onmiddellijk de raad daarvan in kennis stellen.

Ik heb al impliciet gezegd dat ik met mevrouw Steffen een snelle verglazing noodzakelijk vind. Haar opmerking over Casema en de machtiging laat ik voor haar rekening. Ik herhaal dat ik druk zal uitoefenen op Casema om zo snel mogelijk alle technische mogelijkheden te benutten.

Ik vind het jammer dat mevrouw Lourens ietwat is teleurgesteld, want ik dacht dat het college toch in grote mate tegemoet is gekomen aan het standpunt van D66, zoals verwoord in de commissie welzijn. Ik wijt het maar aan het feit dat zij van mening is dat RAI UNO in een andere categorie thuishoort. Ik ben het er in ieder geval wel mee eens dat zij net zo goed in de andere categorie geplaatst had kunnen worden.

Mevrouw LOURENS (D66): Ik ben niet teleurgesteld over de uiteindelijke zenderindeling. Ik heb slechts willen aangeven dat wij niet al te hoge verwachtingen moeten hebben van de indeling in categorieën en van de criteria in die zin dat wij een volgende keer als het ware kunnen volstaan met het afvinken van zenders. Ik ben ervan overtuigd dat wij een volgende keer eenzelfde discussie zullen hebben.

Wethouder BONTHUIS: Dan had ik u even verkeerd begrepen.

Hoewel ik het eens ben met de eerste opmerkingen van mevrouw Zweekhorst, kan ik het niet eens zijn met de relatie die zij legt tussen Delft Kennisstad en NBC Super Channel. In een vorige raadsvergadering hebben wij besloten om NBC in te ruilen voor SBS 6. Toen heeft niemand gewezen op Delft Kennisstad. In onze standpuntbepaling hebben wij rekening proberen te houden met het standpunt dat de raad in een eerdere vergadering kenbaar heeft gemaakt.

Ik wacht overigens maar af hoe de PvdA-fractie zal stemmen, want ik begrijp het niet helemaal meer. Mevrouw Zweekhorst sprak waardering uit voor de culturele opvattingen van het college, maar zij had toch liever de technische opvattingen de doorslag laten geven. Ik wacht het maar af!

Mevrouw Van der Zalm moet ik zeggen dat het college de keuze heeft gebaseerd op de motivatie die in het voorstel is neergelegd. Als zij zegt het met de keuze van het college niet eens te zijn, zou ik ook graag een motivatie vernemen.

De opmerking van de heer Pot over Italiaanse, Marokkaanse en Turkse televisie begrijp ik zo dat als er een onderzoek plaatsvindt er gekeken moet worden naar degenen die behoefte hebben aan deze zenders en tevens zijn aangesloten op de kabel.

Het is inderdaad niet uitgesloten dat velen die behoefte hebben aan deze zenders niet bij Casema zijn aangesloten, maar deze zenders ontvangen via een schotel. Als dat in grote meerderheid het geval is, zou het wel eens kunnen zijn dat het niet zo noodzakelijk is om die zenders via de kabel door te geven, maar ik denk dat wij dat niet zo gemakkelijk moeten besluiten, want het is toch niet voor iedereen zo gemakkelijk om een schotel aan te schaffen. Als er een dergelijk onderzoek plaatsvindt, zullen wij dit aspect zeker meenemen.

De heren Van der Pot en Van den Doel hebben gesproken over Sport 7. Ik druk mij maar wat eufemistisch uit, maar mijns inziens voldoet deze zender toch zeker niet aan de aanvankelijke verwachtingen. Ik baseer dat mede op geluiden die ik opvang uit deze mooie stad. Ik kan alleen nog maar wijzen op het feit dat het college ervan kennis heeft genomen en zal nemen dat Casema deze zender doorgeeft. Mochten er nadere voorwaarden gesteld worden aan het doorgeven van Sport7, dan kom ik daarmee ongetwijfeld terug in de commissie Welzijn. Mijn mening daaromtrent heb ik overigens al kenbaar gemaakt in die commissie.

Ik meen dat ik tegemoet ben gekomen aan de wens van de heer Van den Doel door een verklaring te geven over het verschijnen van de stukken.

De heer Van der Spek vindt dat de Delftse bevolking en niet de gemeenteraad een keuze moet maken. Ik wijs hem erop dat er een onderzoek onder de Delftse bevolking is gehouden. Op grond daarvan is een nota verschenen. Welnu, men moet als gemeenteraadslid daarin zijn verantwoordelijkheid dragen en een keuze maken namens de Delftse bevolking. Het spijt mij, maar dat wist de heer Van der Spek toen hij gemeenteraadslid werd.

De heer DINGLER (SP): Voorzitter. De wethouder refereerde aan de woorden van mevrouw Zweekhorst: waar schaarste heerst, dient de politiek een keuze te maken. Gezien de technische mogelijkheden achten wij deze stelling echter niet aan de orde. Het kiezen is in onze optiek niet meer dan een soort censuur op macroniveau.

Mevrouw Zweekhorst heeft weliswaar verwezen naar Delft Kennisstad, maar de schaarse mogelijkheden op de kabel doen niet vermoeden dat er van grote kennis op dit gebied gebruik wordt gemaakt.

De heer Van den Doel hoopt terecht dat Delft snel "verglaast" wat de kabel betreft. Ik wijs nog wel op de huidige techniek, waardoor er meer ruimte op de kabel mogelijk is.

De wethouder vraagt zich af wat wij wel willen, nu wij niet voor het voorstel stemmen. Ik benadruk dat ik in eerste termijn het duidelijke standpunt heb verwoord dat je als politiek niet deze keuze moet willen maken. Daarmee hebben wij dus wel een keuze gemaakt. De SP-fractie heeft dus dit standpunt. Wij hebben ook duidelijk gemaakt dat in principe iedere publieke omroep moet worden doorgelaten en dat er gekozen kan worden uit de commerciële zenders, waarvoor dan wel betaald moet worden.

Als men daarvoor niet wil of kan betalen, is het wieberen geblazen. Dat is heel duidelijk. Wij blijven bij ons standpunt dat wij niet voor dit voorstel stemmen.

Wethouder BONTHUIS: Dat valt mij tegen van u. Er zijn straks zenders die tegen een hoge prijs doorgegeven moeten worden; er zijn mensen die de zenders graag willen ontvangen, maar dat niet kunnen betalen.

De heer DINGLER (SP): Ik heb nooit gezegd dat ik een groot voorstander van het marktmechanisme ben, maar het is nog steeds een standpunt dat langs democratische weg in Nederland wordt ingenomen. In deze situatie is die mogelijkheid er.

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Wij kiezen voor NBC Super Channel in plaats van WDR3. Wij zouden met pijn in het hart afscheid nemen van NBC. Wij volgen de aanbeveling van de heer Bot inzake TV West. Nogmaals, onze voorkeur gaat uit naar NBC.

Mevrouw VAN DER ZALM (STIP): Voorzitter. Het is erg jammer dat de wethouder de argumentatie van STIP niet voldoende vindt. Ik meen evenwel dat onze fractie in eerste termijn onze voorkeur voor NBC Super Channel in plaats van WDR3 voldoende heeft beargumenteerd. Ik voel mij ook niet geroepen om dat te herhalen. Ik verwijs dan ook naar mijn inbreng in eerste termijn.

De heer MEEUWIS (CDA): Voorzitter. Ik vraag de wethouder of hij bereid is om de kijkdichtheid van de zenders regelmatig te evalueren. Wat de CDA-fractie betreft, gaat het om een tijdelijke uitsluiting van NBC Super Channel. Het heeft voor ons dus een voorlopig karakter. Bovendien concluderen wij uit de geringe verschillen in kijkcijfers dat, als er een zender afvalt, NBC als eerste voor herplaatsing op de kabel in aanmerking komt.

De heer VAN DER POT (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb eigenlijk geen antwoord van de wethouder gehad op mijn verzoek om NBC tot 1 november op de kabel te laten, totdat TV West met uitzenden begint.

Ik heb voorts gevraagd om een gericht onderzoek naar de drie allochtonenzenders onder de desbetreffende bevolkingsgroepen. Als blijkt dat een klein aantal van de keuze gebruik maakt, moeten wij er wat aan doen. In ieder geval moeten wij daarover gaan praten.

De heer VAN DEN DOEL (SGP/GPV/RPF): Voorzitter. Ik accepteer de uitleg van de wethouder over de late verzending van het stuk. Het had ook niet echt anders gekund.

Ik ben blij met de toezegging van de wethouder om druk op Casema uit te oefenen voor uitbreiding van de mogelijkheden op de kabel. Ik heb nota genomen van de mededeling dat het voorstel over Sport7 weer aan de orde komt in de commissie. Voorts blijf ik tegen doorgifte van SBS6 en tegen het beëindigen van doorgifte van NBC Super Channel.

Wethouder BONTHUIS: Voorzitter. Volgens mij moet het college de bijdrage van een aantal woordvoerders zien als een stemverklaring en daar dus kennis van nemen. Dit geldt met name voor de inbreng van de heer Dingler, waarvan ik echt helemaal niets begrijp. Ik zal zijn opmerkingen wel in het verslag nalezen. Hetzelfde geldt voor mevrouw Van der Zalm. Zij heeft mij erop gewezen dat ik nog eens naar haar bijdrage in eerste termijn moet kijken. Welnu, ik zal haar argumentatie met spanning nalezen.

Mevrouw Zweekhorst stelt een vraag, wellicht analoog aan die van de heer Van der Pot. De heer Van der Pot vraagt namelijk om, zolang TV West nog niet uitzendt, NBC te handhaven. Wij hebben er geen moeite mee om dat aan Casema voor te stellen. De vraag van mevrouw Zweekhorst is om, als er geen sprake is van verplichte doorgifte van TV West, daarvoor in de plaats NBC uit te zenden. In dat geval moet ik daarvoor eerst in de commissie toestemming vragen.

De heer Meeuwis vraagt om een regelmatige evaluatie. Als dat twee keer per jaar is, heb ik daar niet zoveel moeite mee. Maar als hij zegt dat wanneer er een kanaal vrijkomt NBC terug moet komen, dan moet hij wel rekening houden met zijn vraag om regelmatige evaluatie. Want als wij evalueren, moeten wij ook rekening houden met de uitkomsten ervan en dan moeten wij er nu ook geen voorschot op nemen. Ik zeg u in ieder geval die regelmatige evaluatie toe.

Ik dank de heer Van den Doel ten slotte voor de acceptatie van mijn uitleg over de te late verschijning van de stukken.

Het voorstel wordt vervolgens bij handopsteken met 20 tegen 11 stemmen aangenomen.

208. De VOORZITTER: Aangezien de agenda is afgehandeld sluit ik de vergadering.

Sluiting: 23.05 uur.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 1996.

    ,voorzitter.

    ,secretaris.