terug naar index

 

Stuk 186 I Delft, 9 december 1997.

Dienst Stadsontwikkeling

S97010492

 

 

Onderwerp: wijziging van de bouwverordening

 

 

Aan de gemeenteraad.

In dit voorstel worden wijzigingen voorgestaan conform de vierde serie wijzigingen op de bouwverordening van 1992 van de VNG en enkele Delfts eigen wijzigingen. De vierde serie wijzigingen (op de bouwverordening van 25 maart 1993) van de VNG houdt verband met asbestverwijdering, het scheiden van bouw en sloopafval en brandveiligheid. Tevens bevat deze vierde serie wijzigingen verschillende kleine aanpassingen en correcties.

Daarnaast wordt voorgesteld om direct op de vierde serie wijzigingen enkele, specifiek voor Delft, nuances op de bouwverordening aan te brengen. Het betreffen aanvullingen en wijzigingen op de artikelen betreffende bouw- en sloopafval en brandveiligheid.

Leeswijzer: In onderdeel a) wordt de vierde serie wijzigingen toegelicht, in deel b) de aanvullingen en wijzigingen op de artikelen van het bouw- en sloopafval en in deel c) de aanvullingen en wijzigingen op de artikelen die met brandveiligheid te maken hebben.

a) Vierde serie wijzigingen op de bouwverordening van 25 maart 1993:

Asbestverwijdering

Ten aanzien van de bepalingen met betrekking tot de verwijdering van asbest hebben de gemeenten op grond van het Asbestverwijderingsbesluit de verplichting om voorschriften zoals opgenomen in de vierde serie wijzigingen van de bouwverordening in de bouwverordening te verwerken.

Bij het ontwerpen van de wijzigingen bleek dat de voorschriften met betrekking tot asbestverwijdering extra aandacht nodig hadden in verband met de maatschappelijke lasten die zij meebrengen. Dit heeft tot intensief overleg tussen VNG en rijksoverheid geleid. Daardoor was de uiterste invoeringstermijn van 14 juni 1997, voorgeschreven door het Asbestverwijderingsbesluit, niet meer haalbaar. De VNG heeft haar leden daarover reeds geïnformeerd bij ledenbrief van 20 mei jl. (Nummer Lbr. 907/870, kenmerk VHB/702724; brief bijgevoegd). De termijnoverschrijding heeft geen rechtsgevolgen voor de gemeente.

Inhoudelijk:

Er is een nieuw onderdeel van het Asbestverwijderingsbesluit van kracht geworden. Daarin wordt bepaald dat de bouwverordening voorschriften moet bevatten voor aanvragen om sloopvergunning in geval van verwijdering, of medeverwijdering , van asbest. De hoofdregel is dat bij dergelijke sloopvergunningen een onderzoeksrapport van een deskundig bedrijf moet worden overlegd. Dit onderzoeksrapport moet aangeven waar het asbest zich in een gebouw bevindt. De verplichting geldt niet voor sloopmeldingen en in gevallen waarin het bouwwerk geen asbest bevat.

Het Asbestverwijderingsbesluit laat een aantal uitzonderingen op de hoofdregel toe, indien naar oordeel van burgemeester en wethouders op een andere wijze in voldoende mate is aangetoond waar asbest zich in een bouwwerk bevindt.

Deze vierde serie wijzigingen van de model-bouwverordening bepaalt op grond van het Asbestverwijderingsbesluit dat de aanvrager van een sloopvergunning op twee manieren kan aantonen dat hij niet verplicht is om een onderzoeksrapport van een deskundig bedrijf te overleggen: door aan te tonen dat hij vermoedt dat het bouwwerk geen asbest bevat of door aan te tonen waar het asbest zich bevindt.

De verwijdering van asbest moet thans in hoofdzaak verplicht plaatsvinden door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.

Bouw- en sloopafval

In verband met de implementatie bouw- en sloopafvalrichtlijnen werden in 1995 scheidingsvoorschriften voor bouw- en sloopafval opgenomen in de model-bouwverordening. Daarbij was het uitgangspunt dat het scheiden aan de bron de voorkeur heeft voor het bereiken van het doel: het kunnen hergebruiken van bouw- en sloopafval.

Sinds 1995 heeft de markt van bouw- en sloopafval zich verder ontwikkeld. Daardoor is een zekere deregulering mogelijk geworden van de scheidingsvoorschriften van de bouwverordening. Financiële impulsen stimuleren nu, meer dan in 1995, het scheiden van afval op de bouwplaats. De voorschriften kunnen daarom beperkt worden.

Voor de nieuwe voorschriften geldt het volgende principe: alleen de gevaarlijke stoffen en afvalstoffen die slechts kunnen worden hergebruikt indien zij schoon zijn, moeten aan de bron worden gescheiden. Voor fracties waarvoor dit uitgangspunt niet of in mindere mate geldt - dit betreft met name verpakkingsmateriaal - wordt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) separaat beleid ontwikkeld gericht op preventie en hergebruik.

Op dit moment hebben nog enkele provincies bepalingen over het scheiden van het bouw- en sloopafval opgenomen in hun provinciale milieuverordeningen (PMV’s). Dergelijke bepalingen hebben voorrang boven die van de bouwverordening, omdat zij tot een hogere regeling behoren. In het overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO) is echter meegedeeld dat het IPO de desbetreffende bepalingen in zijn modelbouwverordening reeds heeft geschrapt. Verwacht mag worden dat op het moment dat de wijzigingen van de bouwverordening van kracht worden, alle desbetreffende bepalingen uit de PMV’s zullen zijn geschrapt.

Brandveiligheid

De aanpassingen hebben te maken met nieuwe controle systemen voor brandmeldinstallaties, die tot doel hebben de bedrijfszekerheid van de brandmeldinstallatie te verhogen en het aantal loze meldingen terug te dringen.

In de toelichting (geen onderdeel van de verordening) is aangegeven dat de gebruiksmogelijkheden geldig blijven zolang het gebruik niet wezenlijk wijzigt. De gebruiksvergunning behoeft bij gehandhaafd gebruik niet telkens opnieuw te worden aangevraagd. Voorts zijn de mogelijkheden om in woningen zuurstof voor medicinaal gebruik in voorraad te hebben iets verruimd.

Kleine wijzigingen.

In de vierde serie wijzigingen zijn diverse kleine aanpassingen opgenomen. Het betreft onder meer de aanpassingen in verband met de inrichting van de aanvraag om bouwvergunning, de in te dienen bescheiden, het onderzoek naar bodemverontreiniging en de fasering van de bouwvergunningverlening. Daarnaast zijn er aanpassingen met betrekking tot enkele stedebouwkundige bepalingen, afmetingen van parkeerruimten voor invaliden, aansluiting op de openbare riolering en de bemaling van bouwputten.

De tekst van de wijzigingen is voor u toegevoegd.

b) Delftse aanvullingen en wijzigingen op de vierde serie wijzigingen m.b.t. bouw- en sloopafval:

Nadat u heeft besloten tot wijziging van de bouwverordening conform de 4e serie wijzigingen van de VNG, staan wij voor de volgende artikelen voor bouw- en sloopafval aan te vullen met een aantal voor Delft, extra verplicht te scheiden afvalfracties. Deze fracties leveren een aanzienlijk milieurendement door ze reeds aan de bron te scheiden. De VNG is van mening dat de winst niet navenant groot is om ze te verplichten, echter een vergelijkende studie van het ministerie van VROM laat zien dat de voorgestane extra fracties goed zijn te scheiden bij de bron, en aanzienlijk minder tijdens een scheiding achteraf op een sorteerbaan.

Het rapport scheiding van Bouwafval van het ministerie van VROM (juni ’97) heeft hieraan ten grondslag gelegen. In dit rapport wordt reeds een milieu- en kostenrendement van de maatregelen in de vierde serie wijzigingen doorberekend, waaruit blijkt dat extra scheiding van de voorgestelde fracties een beter milieurendement opleveren. Het achteraf uitsorteren van papier/karton, folies, piepschuim (EPS) en PVC geeft een minder hoog hergebruik rendement. Tevens bestaan voor bovenstaande fracties goede inzamelsystemen zoals zakken voor papier en karton-opslag en "knapzakken" voor het inzamelen van folies. Voor de fracties is dan geen extra container nodig maar kan de extra fractie bovenop een andere container afgevoerd worden. Fracties, zoals schuimbeton, porisosteen, cellenbeton zouden qua hergebruik beter als eigenfractie op de bouwplaats gescheiden kunnen worden, maar de kosten zijn relatief hoger en de inschatting is dat de hoeveelheid die in Delft bij bouwprojecten vrij zal komen gering is.

Wijzigingen van de bouwverordening:

"artikel 4.11 Bouwafval":

toevoegen aan lid 1:

- d/ papier en karton

- e/ (bouw)folies

- f/ PVC, indien > 1 m3

- g/ polystyreen (PS), indien > 1 m3

verletter oude punt d tot:

- h/ overig afval

Stuk 186 I pag. 4

 

 

 

 

"artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen":

(wijziging van de bouwverordening: )

toevoegen aan lid 1:

- g/ papier en karton

verletter oude punt g tot:

- h/ overig afval

c) Delftse aanvullingen op de artikelen m.b.t. brandveiligheid op advies van de Brandweer:

De brandweer wordt bij de huidige bouwverordening (t/m de vierde serie wijzigingen) geconfronteerd met het feit dat de aanwezigheid van brandmeldinstallaties voor woningen van bijzondere aard, die kleiner zijn dan 500 m2 niet is geregeld. Het gaat hierbij om een bijzondere groep bewoners, namelijk mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap die in kleine wooneenheden onder begeleiding samenwonen. Landelijk beleid is om deze mensen zoveel mogelijk zelfstandig te laten wonen indien mogelijk en niet meer onder te brengen in verzorgingstehuizen. Aangezien deze personen veelal niet of minder zelfredzaam zijn, is bij een brand de hulp van de brandweer voor het veilig ontvluchten noodzaak. Door middel van een brandveiligheidsinstallatie kan de brandweer in een vroeg stadium worden gealarmeerd. De tekstwijziging van artikel 2.6.3 en 5.2.3 is landelijk afgestemd en wordt door de deelnemende gemeenten van de Hulpverleningsregio Haaglanden in de bouwverordening opgenomen.

Tevens betreffen het wijzigingen op de artikelen voor gebouwen met ruimten voor nachtverblijf in het kader van bedrijfsmatig verblijf of verzorging. Met deze wijziging wordt een betere afstemming van de bouwverordening op de Brandveiligheids-verordening verkregen.

Wijzigingen en aanvullingen op de bouwverordening:

"artikel 2.6.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard"

(wijziging van de bouwverordening, betreft toevoeging "Een woning," ... )

Een woning, een woning met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 en een woongebouw, waar sprake is van verminderde zelfredzaamheid van de bewoners, in combinatie met permanente beschikbaarheid of aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, moet voorzien zijn van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en ontruimingsinstallatie.

"artikel 5.2.1 Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen"

(toevoegen aan bouwverordening)

lid 3 Een krachtens de artikelen 5.2.2 t/m 5.2.4, en 5.2.5 eerste, tweede en vijfde lid, in een gebouw aanwezige ontruimingsinstallatie of automatische ontruimingsalarmering moet overeenkomstig de goedgekeurde installatietekeningen zijn aangebracht en voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 2 van het boek "Een brandveilig gebouw installeren (uitgave Nederlands Brandweer federatie").

"artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard"

(wijziging van de bouwverordening, betreft toevoeging "Een woning," ...)

Een woning, een woning met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 en een woongebouw, waar sprake is van verminderde zelfredzaamheid van de bewoners, in combinatie met permanente beschikbaarheid of aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, moet voorzien zijn van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en ontruimingsinstallatie.

"artikel 6.1.1 Vergunningen gebruik bouwwerk"

(wijzigen van en toevoegen aan de bouwverordening)

c/ (wijzigen in:) "Aan meer dan 5 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft."

f/ (toevoegen:) "Aan meer dan 5 personen kamergewijs verhuren van een woning of een woongebouw."

lid 3 (toevoegen, huidige lid 3 wordt lid 4:) "Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en artikel 7.1.1 kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de in het eerste lid onder c en f genoemde bouwwerken aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot het maximaal aantal bewoners per verblijfsruimte of per bouwwerk.

lid 4 (tekst van voormalig lid 3)

"Bijlage 3, artikel 13, Wijzigen in nood- en transparantverlichting"

(wijzigen van de bouwverordening)

lid 2 de nood- en transparantverlichting moet tenminste eenmaal per jaar worden gecontroleerd op een goede werking en zonodig worden gerepareerd.

Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie wonen stellen wij u voor te besluiten:

Beslispunten.

  1. Bijgaande verordening tot wijziging van de bouwverordening en de bijlagen volgens de vierde serie wijzigingen op de model-bouwverordening van de VNG vast te stellen.
  2. Na de vaststelling van de verordening van de vierde serie wijzigingen op de bouwverordening vervolgens in te stemmen met de wijziging op de bouwverordening door meer fracties verplicht te scheiden bouw- en sloopafval op te nemen dan het model van de bouwverordening wat de VNG voorstaat.
  3. Tevens na de vaststelling van de vierde serie wijzigingen op de bouwverordening in te stemmen met gevraagde aanpassing van de bouwverordening volgens het voorstel van de Brandweer.

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

U. Sijtema ,secretaris.

Stuk 186 II


Dienst Stadsontwikkeling

S97010492

 

 

De raad van de gemeente Delft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 december 1997;

gezien de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten nummer Lbr.97/109 VHB/703867 van 2 juli 1997;

gezien het advies van de commissie wonen van 4 december 1997,

gelet op artikel 8 van de Woningwet,

b e s l u i t :

vast te stellen:

I de wijzigingen in de bouwverordening en de bijlage bij de bouwverordening volgens de vierde serie wijzigingen op de model-bouwverordening van de VNG (conform de bijlage bij dit besluit);

II de wijziging van de bouwverordening door van het aantal verplicht te scheiden fracties bouw- en sloopafval in de artikelen 4.11 respectievelijk 8.4.1 de tekst wijzigen te in:

"artikel 4.11 Bouwafval":

(wijziging van de bouwverordening: )

toevoegen aan lid 1:

- d/ papier en karton

- e/ (bouw)folies

- f/ PVC, indien > 1 m3

- g/ polystyreen (PS), indien > 1 m3

verletter oude punt d tot:

- h/ overig afval

"artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen":

(wijziging van de bouwverordening: )

toevoegen aan lid 1:

- g/ papier en karton

verletter oude punt g tot:

- h/ overig afval

III de wijziging van de bouwverordening door met betrekking tot brandveiligheidsinstallaties in de artikelen 2.6.3, 5.2.1, 5.2.3, 6.1.1 en de bijlage nummer 3 de tekst te wijzigen in de volgende tekst:

"artikel 2.6.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard"

(wijziging van de bouwverordening, betreft toevoeging "Een woning," ... )

Een woning, een woning met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 en een woongebouw, waar sprake is van verminderde zelfredzaamheid van de bewoners, in combinatie met permanente beschikbaarheid of aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, moet voorzien zijn van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en ontruimingsinstallatie.

 

 

"artikel 5.2.1 Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen"

(toevoegen aan bouwverordening)

lid 3 Een krachtens de artikelen 5.2.2 t/m 5.2.4, en 5.2.5 eerste, tweede en vijfde lid, in een gebouw aanwezige ontruimingsinstallatie of automatische ontruimingsalarmering moet overeenkomstig de goedgekeurde installatietekeningen zijn aangebracht en voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 2 van het boek "Een brandveilig gebouw installeren (uitgave Nederlands Brandweer federatie").

"artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard"

(wijziging van de bouwverordening, betreft toevoeging "Een woning," ...)

Een woning, een woning met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 en een woongebouw, waar sprake is van verminderde zelfredzaamheid van de bewoners, in combinatie met permanente beschikbaarheid of aanwezigheid van personeel en begeleiding van bewoners, moet voorzien zijn van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en ontruimingsinstallatie.

"artikel 6.1.1 Vergunningen gebruik bouwwerk"

(wijzigen van en toevoegen aan de bouwverordening)

c/ (wijzigen in:) "Aan meer dan 5 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft."

f/ (toevoegen:) "Aan meer dan 5 personen kamergewijs verhuren van een woning of een woongebouw."

lid 3 (toevoegen, huidige lid 3 wordt lid 4:) "Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en artikel 7.1.1 kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de in het eerste lid onder c en f genoemde bouwwerken aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot het maximaal aantal bewoners per verblijfsruimte of per bouwwerk.

lid 4 (tekst van voormalig lid 3)

"Bijlage 3, artikel 13, Wijzigen in nood- en transparantverlichting"

(wijzigen van de bouwverordening)

lid 2 de nood- en transparantverlichting moet tenminste eenmaal per jaar worden gecontroleerd op een goede werking en zonodig worden gerepareerd.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 1997.

 

,burgemeester.

 

,secretaris.

 

Stuk 186 III


Bijlage

A/ WIJZIGINGEN IN DE BOUWVERORDENING VOLGENS DE VIERDE SERIE WIJZIGINGEN OP DE MODEL-BOUWVERORDENING VAN DE VNG

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1.1, eerste lid, vervalt in de omschrijving van het begrip "deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8" het gedeelte dat begint met ", met dien verstande dat zolang ...".

HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAG BOUWVERGUNNING

Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

Van artikel 2.1.3 wordt de tekst onder d, ten derde, vervangen door:

"3 Niet van toepassing is de eis tot het overleggen van een berekening van de energieprestatiecoëfficiënt op een aanvraag om bouwvergunning:

- voor een woonwagen;

- voor een industriegebouw;

- voor een stationsgebouw; en

- voor een complex - niet in een logiesgebouw gelegen - logiesverblijven dat in het kader van een bedrijf of in enigerlei vorm van samenwerking door de rechthebbenden wordt beheerd."

Artikel 2.1.5 Het onderzoek naar bodemverontreiniging

Artikel 2.1.5, lid twee, onder a komt als volgt te luiden:

"a de resultaten van een recent verkennend onderzoek verricht volgens bijlage A van NVN 5740, uitgave 1991, waarbij voor een terrein dat als verdacht geldt het onderzoeksrapport daarnaast nog bestaat uit de resultaten van een onderzoek volgens het gecombineerde protocol Bodemonderzoek milieuvergunningen en BSB (SDU, uitgave oktober 1993);

Het tweede lid onder b wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

"b de resultaten van het nader onderzoek, verricht volgens het Protocol Nader onderzoek Deel 1 (SDU, uitgave 1994) of de Richtlijn Nader Onderzoek Deel 1, (SDU, uitgave 1995), in het geval dat de resultaten van het verkennend onderzoek uitwijzen dat sprake is van bodemverontreiniging en voor de beoordeling van de ernst van deze verontreiniging een nader onderzoek, als bedoeld in het Protocol Nader onderzoek Deel 1 (SDU, uitgave 1994) of Richtlijn Nader Onderzoek Deel 1 (SDU, uitgave 1995), onontkoombaar is;"

Artikel 2.5.2 Invloed van de omgeving op een bouwwerk

De titel bij dit artikel wordt gewijzigd in: "anti-cumulatiebepaling".

Artikel 2.5.29 Vrijstelling voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van een bestemmingsplan

Na onderdeel a wordt toegevoegd het woord "of".

Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Vervang van artikel 2.5.30, in het vierde lid de punten a en b door:

"a indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 2,50 m bij 6,00 m bedragen;

b indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 2,95 m bij 5,00 m bedragen."

Artikel 2.6.1 Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen

Vervang artikel 2.6.1 door:

1 Een krachtens de artikelen 2.6.2 tot en met 2.6.4 en 2.6.5, eerste en tweede lid, in een gebouw aanwezige brandmeldinstallatie dient rechtstreeks door te melden naar de alarmcentrale van de brandweer.

2 Een krachtens de artikelen 2.6.2 tot en met 2.6.4 en 2.6.5, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, in een gebouw aanwezige brandmeldinstallatie moet overeenkomstig de goedgekeurde installatietekeningen zijn aangebracht en moet doeltreffend zijn ontworpen, aangelegd en in bedrijf gesteld. Aan deze eisen wordt geacht te zijn voldaan, indien de installatie voldoet aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996.

Artikel 2.6.5 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen

Vervang in artikel 2.6.5, vierde lid, de term "objectbewaking" door "ruimtebewaking".

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

Van artikel 2.7.4 wordt het tweede lid vervangen door:

"2 Op aanwijzing van het bouwtoezicht wordt bepaald:

a op welke plaats en op welke hoogte de voor het maken van de aansluiting noodzakelijke leiding de gevel van het gebouw, dan wel de grens van het erf of terrein moet kruisen;

b of er al dan niet voorzieningen in die aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter voorkoming van het terugvloeien van afvalwater, faecaliën en hemelwater, ingeval de leiding te laag gelegen is om op natuurlijke wijze op het openbaar riool te lozen."

Van artikel 2.7.4 wordt het derde lid vernummerd tot lid 4 en wordt een nieuw derde lid tussengevoegd dat als volgt luidt:

"3 Op aanwijzing van het bevoegd gezag krachtens de Wet milieubeheer moet worden bepaald of er al dan niet voorzieningen in de bedoelde aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter verzekering van de goede werking of de goede staat van het openbaar riool, dan wel ter voorkoming van hinder voor andere aangeslotenen aan het openbaar riool, ingeval de hoeveelheid of de aard van de af te voeren stoffen daartoe aanleiding geeft."

HOOFDSTUK 4 PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN BOUWWERK

Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten

De tekst van artikel 4.7 wordt vervangen door:

"Bij het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden mag niet op een zodanige wijze water aan de bodem worden onttrokken, dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast op een wijze die de veiligheid van die bouwwerken schaadt."

Artikel 4.11 Bouwafval

De tekst van artikel 4.11 wordt vervangen door:

1 Het bouwafval moet op de bouwplaats ten minste worden gescheiden in de volgende fracties:

a gevaarlijke afvalstoffen, als bedoeld in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (BAGA; Stb. 1993, 617);

b steenwol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt;

c glaswol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt;

d overig afval.

2 Indien het overig afval, bedoeld in voorgaand lid onder d, bestaat uit meer dan één afvalstof, moet dit overig afval worden afgevoerd naar een inrichting die bevoegd is deze afvalstoffen ongesorteerd te ontvangen.

Overig afval dat uit één afvalstof bestaat, evenals de fracties bedoeld in het voorgaande lid onder a, b en c, moeten worden afgevoerd naar een bewerkingsinrichting of verwerkingsinrichting, dan wel een inzamelaar die bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen.

3 Indien de totale hoeveelheid bouwafval die vrijkomt bij een bouwproject minder bedraagt dan de inhoud van één container van 10 m3, mag degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht dit bouwafval meenemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag.

Artikel 5.2.1 Algemene eisen voor brandveiligheidsinstallaties in gebouwen

Vervang artikel 5.2.1 door:

1 Een krachtens de artikelen 5.2.2 tot en met 5.2.4 en 5.2.5, eerste en tweede lid, in een gebouw aanwezige brandmeldinstallatie dient rechtstreeks door te melden naar de alarmcentrale van de brandweer.

2 Een krachtens de artikelen 5.2.2 tot en met 5.2.4 en 5.2.5, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, in een gebouw aanwezige brandmeldinstallatie moet overeenkomstig de goedgekeurde installatietekeningen zijn aangebracht en moet doeltreffend zijn ontworpen, aangelegd en in bedrijf gesteld. Aan deze eisen wordt geacht te zijn voldaan, indien de installatie voldoet aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996.

Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen

Vervang in artikel 5.2.5, vierde lid, de term "objectbewaking" door "ruimtebewaking".

Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk

Vervang in het eerste lid van artikel 6.1.1 punt a door:

a meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, anders dan in een één- of meergezinshuis;

Schrap in het eerste lid van artikel 6.1.1 punt d. Verletter punt e tot punt d.

Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing

Schrap in artikel 6.1.4, derde lid, onder b, de zinsnede:

"de delen over bestaande bouwwerken,".

Artikel 6.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben

Vervang van artikel 6.2.2 in het tweede lid punt c door:

c de brandstof die niet in grotere hoeveelheden en niet op andere wijze is opgeslagen dan is voorgeschreven in bijlage 6, artikel 3.4;

Hoofdstuk 8 Slopen

Artikel 8.1.1 Sloopvergunning

Schrap in artikel 8.1.1 punt e van het derde lid en verletter punt f tot punt e. Schrap bovendien het vijfde lid.

Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning

Het bepaalde onder artikel 8.1.2, lid 2 onder j, k en l vervalt.

Het huidige punt m wordt verletterd tot j.

Aan artikel 8.1.2 worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, onder vernummering van de leden 3 tot en met 11 naar 5 tot en met 13, luidende:

3 In de aanvraag wordt gemotiveerd aangegeven of het te slopen bouwwerk asbest bevat. Asbest wordt niet vermoed aanwezig te zijn indien bij de aanvraag een van de volgende gegevens wordt overgelegd:

a een rapport van een onderzoek, uitgevoerd door een deskundig asbestonderzoeksbedrijf, waaruit blijkt dat er zich geen asbest in het te slopen bouwwerk bevindt;

b een asbestonderzoeksrapport opgesteld vóór ... (= datum van verwerking in de gemeentelijke bouwverordening van de vierde serie wijzigingen van de Model-bouwverordening d.d. 1 juli 1997) dat voldoet aan de eisen in BRL 5052, uitgave 1996, waaruit blijkt dat er zich geen asbest in het te slopen bouwwerk bevindt; indien het bedoelde asbestonderzoeksrapport is opgesteld vóór 1 juli 1993, dient tevens een schriftelijke verklaring van de aanvrager te worden overgelegd dat er geen veranderingen van het te slopen bouwwerk hebben plaatsgevonden, waarbij asbesthoudende materialen zijn toegepast;

c een schriftelijk bewijsstuk dat het te slopen bouwwerk is gebouwd na 1 juli 1993;

d bij woningen of naar bouwconstructie of materiaaltoepassing vergelijkbare, niet tot bewoning bestemde bouwwerken en bijgebouwen: een schriftelijke verklaring van de bouwer van het te slopen bouwwerk dat hij hierin geen asbest heeft toegepast, alsmede een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat er sinds het tijdstip van de bouw geen veranderingen hebben plaatsgevonden, waarbij asbesthoudende materialen zijn toegepast;

e bij sloop van bepaalde materialen: een schriftelijke verklaring van de fabrikant of de leverancier dat het te slopen materiaal geen asbest bevat, alsmede een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat het materiaal van deze fabrikant of leverancier afkomstig is;

f bij sloop

- van bepaalde materialen uit een of meer woningen of naar bouwconstructie of materiaaltoepassing vergelijkbare, niet tot bewoning bestemde bouwwerken, of bijgebouwen; of

- van één woning, of een naar bouwconstructie of materiaaltoepassing vergelijkbaar, niet tot bewoning bestemd bouwwerk, of een bijgebouw:

een schriftelijke verklaring dat een visuele inspectie op basis van de checklist uit bijlage 8 van deze verordening geen asbestverdachte materialen oplevert; indien toch asbestverdachte materialen zijn aangetroffen, een materiaalanalyse door een geaccrediteerd laboratorium of de Inspectie Gezondheidsbescherming waaruit blijkt dat de verdachte materialen geen asbest bevatten;

Indien geen van bovenvermelde gegevens bij de aanvraag wordt overgelegd, wordt vermoed dat het bouwwerk asbest bevat, tenzij de aanvrager in vergelijkbare situaties andere gegevens verstrekt die dit vermoeden naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende weerleggen.

4 Indien vermoed wordt dat het bouwwerk asbest bevat, wordt met een onderzoeksrapport van een deskundig bedrijf aangetoond of dit vermoeden juist is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt. In plaats van een onderzoeksrapport van een deskundig bedrijf mag bij de aanvraag een van de volgende gegevens worden overgelegd, mits daaruit blijkt of asbest aanwezig is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt:

a een asbestonderzoeksrapport als bedoeld in lid 3, onder b, zo nodig met bijbehorende verklaring;

b in gevallen als genoemd in lid 3, onder f, een schriftelijke verklaring op grond van een visuele inspectie op basis van de checklist uit bijlage 8 van deze verordening; asbestverdachte materialen worden hierbij geacht asbest te bevatten, tenzij via een materiaalanalyse door een geaccrediteerd laboratorium of door de Inspectie Gezondheidsbescherming wordt aangetoond dat zij asbestvrij zijn;

c een verklaring dat uitsluitend of hoofdzakelijk asbesthoudend materiaal wordt gesloopt;

In vergelijkbare situaties mogen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, andere gegevens worden verstrekt waaruit blijkt of asbest aanwezig is, en zo ja, waar dit asbest zich bevindt.

 

Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de sloopvergunning

In het derde lid wordt "tweede lid, letter l" gewijzigd in "vierde lid" en wordt het tekstgedeelte "tweede lid, letter j en k" vervangen door "derde en vierde".

Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen

Vervang de tekst van artikel 8.4.1 door:

1 Afval dat ontstaat door sloopwerkzaamheden waarvoor geen vergunning krachtens artikel 8.1.1, noch een melding krachtens artikel 8.2.1 is vereist, dient ten minste te worden gescheiden in de navolgende fracties:

a gevaarlijke afvalstoffen, als bedoeld in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (BAGA; Stb. 1993, 617);

b steenachtig sloopafval, zonder inbegrip van gips;

c bitumineuze en teerhoudende dakbedekking;

d met PAKS verontreinigde materialen;

e asfalt;

f dakgrind;

g overig afval.

2 Het sloopafval, bedoeld in het voorgaande lid, moet worden afgevoerd:

a naar een inrichting die bevoegd is deze afvalstoffen ter sortering of ter verwerking te ontvangen; of

b naar een depot voor tijdelijke opslag of overslag dat bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen; of

c naar een stortplaats, voorzover het niet-herbruikbaar materiaal betreft en voorzover de ontdoener gerechtigd is een merkteken te voeren op grond van de Regeling merkteken niet-herbuikbaar bouw- en sloopafval (Stcrt. 246, 19 december 1996).

 

BIJLAGEN

Bijlage 3 van de bouwverordening

Artikel 2 Verlichting/elektrische installatie

Vervang van artikel 2 het tweede lid door:

2. Geacht wordt te zijn voldaan aan de eisen uit het eerste lid, indien de eigenschappen van de verlichtingsinstallatie in overeenstemming zijn met het bepaalde in de Regeling Bouwbesluit aansluitvoorwaarden, zoals laatstelijk herzien.

 

Bijlage 4 van de bouwverordening

Opschrift van bijlage 4

Vervang het opschrift van bijlage 4 van de bouwverordening door:

Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken, niet zijnde een- en meergezinshuizen en woonwagens, behalve voor een- en meergezinshuizen en woonwagens waarin sprake is van een verminderde zelfredzaamheid van bewoners in combinatie met permanent toezicht op en begeleiding van bewoners.

Artikel 2 Stoffering en versiering

Vervang van artikel 2 het zesde lid door:

6. De toe te passen, verticaal op te hangen textielproducten moeten in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, een navlamduur hebben van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens de normen NEN-EN-ISO 6940 en 6941, uitgaven 1995.

Vervang in artikel 2 van het zevende lid de tekst na de eerste drie aandachtsstreepjes door:

- NEN 1775, uitgave 1991, en NEN 1775/C2, uitgave 1992, klasse T1 ten aanzien van vloeren;

- NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/C1, uitgave 1992, klasse 2 ten aanzien van de overige aankleding en versiering;

- de eis ten aanzien van gordijnen van een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens NEN-EN-ISO 6940 en 6941, uitgaven 1995;

Bijlage 5 van de bouwverordening

Vervang in de tabel op blz. 111 in de tweede kolom, tweede regel, punt 2 door:

2. in losse flessen van maximaal 10 liter tot een totaal van maximaal 20 liter.

Bijlage 6 van de bouwverordening

Artikel 2.2 Installatievoorschriften

Vervang in het achtste lid "NEN 1014, uitgave 1992," door:

NEN 1014, uitgave 1992, en NEN 1014/C1, uitgave december 1996,.

Bijlage 8 van de bouwverordening

vernummer bijlage 8 tot bijlage 9

Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest

Bijlage behorende bij artikel 8.1.2

Asbestcementproducten en overige producten waarin asbest in hechtgebonden vorm voorkomt (N.B. De aanduiding "hechtgebonden" geldt voor het nieuwe product. Door slijtage kan de hechtgebondenheid van deze producten in de loop der tijd afnemen.)

Stuk 186 III pag. 8

 

 

Product

Mogelijk toegepast in

Mate waarin het is toegepast

Uiterlijk

Asbestcement, vlakke plaat

 

 

 

Asbestcement, vlakke gevelplaat met coating

 

Asbestcement, schoorsteen of luchtkanaal

 

Asbestcement, bloembak

 

 

 

Asbestcement, golfplaat

 

Asbestcement met cellulosevezels (asbestboard)

 

Asbestcement, dakleien

 

 

Asbestcement, standleidingen

Asbestcement, imitatiemarmer

 

 

Harde asbesthoudende vinyltegels

 

 

Gevels, dakbeschot, rondom schoorstenen

 

 

Decoratieve buitengevels, galerij

 

 

 

Bij kachel of CV-installatie, ventilatiekanalen

Zowel buiten als binnen, balkons

 

 

Daken van schuren en garages

Alleen geschikt voor binnentoepassingen, aftimmeringen, inpandige kasten

Imitatieleien

 

 

Afvoer toilet

 

Vensterbanken en schoorsteenmantels

 

 

Toiletten, keukens

Vaak

 

 

 

Vrij algemeen in flats

 

 

 

 

Vaak

 

 

Vaak

 

 

 

Vaak

 

Soms

 

 

 

In Nederland weinig toegepast

 

Vaak

 

Soms

 

 

 

Soms, meestal bij de bouw gelegd

Grijze plaat van 3 tot 8 cm dik, vaak aan een kant "wafelstructuur"

 

Als vlakke plaat maar met aan een kant gekleurde ge-emailleerde of gespoten coating

 

Rond of vierkant kanaal, verder als vlakke plaat

 

In diverse vormen, verder als vlakke plaat, meestal dunner dan betonnen bak

 

Als golfplaat, in diverse dikten

Geelbruine, dunne plaat, lijkt op hardboard

 

 

Vlakke plaatjes, aan één zijde gecoat

 

Als luchtkanaal, maar dikker

Als marmer, in breuk- of zaagvlakken zijn witte vezels zichtbaar

 

Harde tegel met meestal een wit gevlamd motief

Stuk 186 III pag. 9

 

 

Producten waarin asbest in een niet-hechtgebonden vorm voorkomt

Afdichtkoord

 

 

 

 

 

 

Asbesthoudend stucwerk

 

 

 

Brandwerend board

 

 

 

 

 

 

Asbestkarton

 

Vinylzeil met asbesthoudende onderlaag

Afdichting schoorstenen, kachelruitjes en -deurtjes, in oude haarden en allesbranders

Op (vochtige) muren en plafonds

 

Onder CV-ketels, wanden CV-kast, stoppenkast, plafonds, trapbeschot

Bekleding zoldering

Keukens, trappen enz., geproduceerd voor 1983

Regelmatig

 

 

 

 

 

 

Nauwelijks

 

 

 

Regelmatig, vooral in flats en grotere complexen

 

 

Weinig

 

Zeer vaak

Wit tot vuilgrijs pluizig koord

 

 

 

 

 

Vezelige korrelstructuur

 

 

 

Lichtbruin tot geel, zachtboardachtig

 

 

 

 

 

Lichtgrijs, kartonachtig

 

Zeer divers, alleen te herkennen door analyse onderlaag

 

ARTIKEL B OVERGANGSBEPALINGEN

Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de onderhavige wijziging, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Delft 25 maart 1993, laatstelijk gewijzigd in de vergadering van de gemeenteraad van 18 december 1997 (datum afkondiging 29 december 1997).