Zomernota meerjarenbegroting 2000 - 2003 - deel 1 uit 4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() naar deel 2 |
Inhoudsopgave
Sinds kort heeft de gemeente Delft er een nieuw begrip bij: de Zomernota. Deze nota heeft niet alleen een nieuwe naam maar, nog veel belangrijker, ook een geheel nieuwe opzet. Want voor het eerst is sprake van één integraal afweeg- en besluitvormingsmoment voor de inzet van investeringsruimte en van budgetten voor de diverse beleidsvelden. Het is echter verstandig deze twee zaken niet in tweeën te knippen, maar in hun samenhang te behandelen, er vindt daarmee een samenvoeging plaats van Kadernota en Concernbegroting. De Zomernota beslaat de periode 2000-2003, de financiële stand van zaken betreffende het lopende begrotingsjaar 1999 wordt in een afzonderlijke financiële (tussen-)rapportage gepresenteerd. Leidraad voor de Zomernota is het collegeprogramma. De opbouw van de nota is op eenzelfde manier in elkaar gestoken als het collegeprogramma. Bovendien komen de themas uit het collegeprogramma nadrukkelijk terug in de Zomernota. Delft Kennisstad blijft daarbij de leidende strategie. Dat Delft Kennisstad niet alleen een gemeentelijke missie is maar ook een stedelijke, betekent dat frequent contact met externe partners in de stad voor alle beleidsterreinen noodzakelijk is. Om de externe oriëntatie nog beter vorm te kunnen geven, is een grootschalige gemeentelijke organisatieverandering in gang gezet. Deze ontwikkeling zal in de komende periode verder worden doorgezet. Naast het vormgeven van de externe oriëntatie zijn ook resultaatgericht werken en het denken in termen van één organisatie belangrijke uitgangspunten. De contouren van de nieuwe gemeentelijke organisatie worden nu steeds meer zichtbaar. Naar verwachting kan in 2000 deze nieuwe organisatie worden ingevoerd. De organisatie-ontwikkeling geeft ook de mogelijkheid om de ambities over de beleidscyclus verder vorm te geven. De Zomernota is een eerste stap in die richting. Het college is er van overtuigd dat het instellen van één integraal afwegingsmoment een belangrijke meerwaarde heeft voor het besluitvormingsproces in de gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders van Delft, Burgemeester van Delft Gemeentesecretaris
1. DE eerste MEERJARENBEGROTING VAN HET NIEUWE MILLENNIUM
1.1 Hoofdlijnen van beleid en het financieel perspectief 2000-2003 Bestuurlijke vernieuwing Vrij algemeen is in het lokaal bestuur in Nederland een tendens tot dualisering zichtbaar. Daarnaast vergt interactieve beleidsvorming een toegankelijke opstelling van het gemeentelijk apparaat én van het gemeentebestuur. In 1999 bezint de Delftse Raad zich op haar positie en werkwijze. In 2000 zullen hiervan de gevolgen zichtbaar moeten worden in goed opgebouwde beleidsprocessen, waarin Raad, College, ambtenaren en in het bijzonder burgers een logische en aantrekkelijke plaats krijgen. Delft Kennisstad en economische ontwikkelingen Delft Kennisstad blijft de richtinggevende strategie voor de stad. Steeds meer werkt de gemeente samen met TU Delft en andere kennisintensieve instellingen en bedrijven in Delft. Delft moet weer een werkstad worden. Vandaar de inzet op meer arbeidsplaatsen en de inzet op activering. De versterking van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) moet bijdragen aan een beter functioneren van de arbeidsmarkt. Op het vlak van de ICT-ontwikkelingen gaat de ontwikkeling van een Twinning Center door de gemeente Delft in samenwerking met veel externe partners naar verwachting kansen bieden voor het bedrijfsleven. Wijkgericht werken In de komende jaren zullen de beleidsuitgangspunten op vlak van externe oriëntatie door de Delftse organisatie en participatie door buurtbewoners nadrukkelijker naar voren komen. In kader van wijkgericht werken krijgen burgers en andere betrokkenen meer invloed op de gemeentelijke activiteiten voor de wijk. Hierbij is niet alleen aandacht voor de "harde" dienstverlening maar ook voor de "zachte" sector, zoals het lokaal sociaal beleid, het jeugd- en jongeren beleid en het cultuurbeleid. Ook zullen er stappen ondernomen worden om in de wijken clusters van basisscholen en kinderopvang te maken volgens het model van de zogeheten vensterschool. Lokaal sociaal beleid In het najaar 1999 worden discussies gevoerd met externe partners over themas rond werk, armoede, integratie, zorg en vensterscholen. Op basis hiervan wordt de lokale sociale agenda opgesteld. In 2000 leidt dit tot de uitvoering van concrete projecten. Dit betreft onder meer de invoering van de Delft Actief Pas, initiatieven op het vlak van de armoedebeleid, en een te verbeteren opvang van nieuwkomers Ruimtelijke ontwikkelingen Op het terrein van de ruimtelijke ontwikkelingen van onze stad zullen de komende tijd belangrijke stappen worden gezet. De planvorming en de verdere uitvoering van een groot aantal belangrijke projecten komen deze jaren aan de orde. Het Zuidpoort gebied zal verder worden ontwikkeld met aandacht voor de culturele voorzieningen zoals de verplaatsing van de bibliotheek en het kunstcentrum. Ook het realiseren van betere parkeerfaciliteiten maakt daarvan onderdeel uit. Daarnaast zal de spoortunnel verder vorm krijgen. De oplossing van de ruimtenood in onze stad kan niet plaatsvinden binnen onze huidige gemeentegrenzen. De inzet is herindeling, en indien dit niet mogelijk blijkt grens-correcties. Ook op het vlak van energiebeleid zal een aanzienlijke intensivering van activiteiten en maatregelen plaatsvinden. Het met derden op te richten energie-agenschap zal hierin een belangrijke rol spelen. Organisatie-ontwikkeling Naar verwachting kan de nieuwe organisatie in 2000 ingevoerd worden. Omstreeks de jaarwisseling zal de (personele) organisatie nog sterk in beweging zijn. In fysieke zin zal de verhuisoperatie in de eerste helft 2000 zijn beslag moeten krijgen. In de komende jaren wordt verder gewerkt aan standaardisatie en meer resultaatgericht maken van de beleidscyclus documenten. In verband hiermee is een gemeentebrede normeringssystematiek voor loon-, huisvestings- en automatiseringskosten in ontwikkeling. Wij verwachten deze systematiek het komend jaar af te ronden. Financieel beleid Het financieel perspectief in deze Zomernota voor het jaar 2000 is sluitend. Voor de daaropvolgende jaren bestaat nog een nadelig verschil. Dit verschil loopt op in 2003 tot bijna 3 mln. In het financieel beeld is echter nog ruimte aanwezig om het tekort te kunnen dekken. In het financieel beeld is rekening gehouden met een enigszins hoger niveau van nieuwe investeringen en nieuw beleid dan ten tijde van het Collegeprogramma was voorzien. De extra ruimte is expliciet in de tabellen van hoofdstuk 4 (pag. 31 e.v.) aangeduid. Financieel speelt een aantal belangrijke zaken. Zo wil het college een aantal grote investeringsprojecten realiseren. Deels worden deze projecten gedekt via de afroming van de reservepositie van het Grondbedrijf. Daarnaast blijkt het nodig te zijn de reguliere financiële ruimte voor categorie-1 investeringen te vergroten. Om het collegebeleid op een aantal punten veilig te stellen worden de inkomsten uit de nutssector gestort in de reserve Nutswinsten. Verder is rekening gehouden met een aantal
bedrijfsvoeringsrisicos door het opnemen van een voorziening bedrijfsvoering in het
financieel beeld. Het totale organisatie-ontwikkelingsproces en het hierop aansluiten van de beleidscyclus vergen extra aandacht. Aanvullend hierop hebben wij in het collegeprogramma een aantal ambities opgenomen over de beleidscyclus van de gemeente Delft. Eén van deze ambities is de integratie van de afweging met betrekking tot nieuw beleid, investeringen, reserves, voor-zieningen, en overige subcircuits. Met de Zomernota doen we daar een eerste aanzet voor. Gezien de vele ontwikkelingen wordt in 1999 met de beleidscyclus zo pragmatisch mogelijk om gegaan. Daarom wordt het begrotingsproces in 1999 vorm gegeven in twee stappen: De opstelling van de Zomernota 2000-2003 (incl.
meerjarenbegroting) Gelijktijdig bij de presentatie van deze Zomernota geven we door middel van een afzonderlijke rapportage zicht op de financiële ontwikkelingen met betrekking tot het lopende begrotingsjaar (1999). De opstelling van de Concernbegroting voor de nieuwe
organisatie Bijzondere vernieuwingsaspecten van de nieuwe begrotingsopzet zullen liggen in een gelijkvormige opzet voor de organisatie als geheel. Langs de lijn van normkosten voor personele en materiële middelen wordt in de komende jaren transparant gemaakt hoe de integrale kosten per subfunctie c.q. productgroep zijn samengesteld. De Concernbegroting voor de nieuwe organisatie wordt zo
snel mogelijk in het jaar 2000 in de raad behandeld. 1.3 Uitgangspunten voor de meerjarenbegroting
1.3.1 Ontwikkelingen in kerngegevens Voor de Zomernota 2000-2003 is de prognose van de ontwikkelingen in de sociale en fysieke structuur geactualiseerd. Deze ontwikkelingen liggen vanzelfsprekend aan de basis van de uitgaven- en inkomstenramingen in de meerjarenbegroting (zie hiervoor de Beheersbegroting 2000-2003). De belangrijkste kerngegevens zijn het verloop van het aantal inwoners en de bijstandsgerechtigden alsmede de aantallen woonruimten. De tabel hieronder geeft hiervan een overzicht. Ten opzichte van de vorige raming uit de meerjarenbegroting 1999-2002 zijn de inwoner- en woonruimtereeksen naar beneden bijgesteld. Met het drukkend effect daarvan op de hoogte van de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds is in de nieuwe raming rekening gehouden. Daarnaast hebben wij ons ten doel gesteld het aantal bijstandsgerechtigden vanaf 1999 met 125 per jaar te verlagen.
Trendmatige ontwikkelingen Een belangrijk element voor het opstellen van de nieuwe meerjarenbegroting betreft steeds het aanpassen van de budgetcijfers aan de trendmatige ontwikkelingen. Het gaat dan om de stijging van personeelskosten en materieelkosten en de daaruit afgeleide aanpassingen van subsidies en tarieven. Het uitgangspunt daarbij is dat het netto-effect van de nominale uitgaafontwikkelingen gedekt kan worden via de stijging van de belastingen, tarieven en de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds. In het kader van de organisatieverandering en de opzet van deze Zomernota is de benodigde financiële ruimte voor deze nominale ontwikkelingen voorlopig apart gezet. Bij de opwerking van de budgetten volgens de nieuwe organisatie-opzet zal deze stelpost uiteraard worden ingezet. Op de afzonderlijke nominale ontwikkelingen gaan wij hieronder kort in. Stijging personeelslasten Voor 2000 ramen wij de ontwikkeling van de personeelslasten, inclusief het na-ijleffect van 1999, op 4,35% (premie- en loonstijging) op jaarbasis. Hierin schuilt nog de nodige onzekerheid aangezien de CAO 1999 voor het gemeentepersoneel nog niet is afgesloten. De door het Centraal Planbureau (CPB) berekende stijging voor 1999 is voorshands als uitgangspunt gehanteerd. Prijsstijgingspercentage materieel Voor het jaar 2000 wordt uitgegaan van een prijsstijgingspercentage van 1,75%. Ook dat cijfer is gebaseerd op de becijferingen van het CPB. Ontwikkeling subsidies Zoals gebruikelijk wordt bij subsidies uitgegaan van de samenstelling 70% loonkosten en 30% materiële lasten. De nominale ontwikkeling voor subsidies in 2000 komt dan uit op 3,5%. Tarieven De laatste jaren worden de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en gemeentelijke belastingtarieven aangepast voor het percentage van loon- en prijsstijgingen. Het tariefstijgingspercentage komt voor 2000 uit op 3,1%. Renteomslagpercentage Het renteomslagpercentage dat voor de berekening van de kapitaallasten wordt gehanteerd is voor 2000 becijferd op 7,5%. Trendmatige aanpassing uitkeringen (DMZ) Het stijgingspercentage voor de uitkeringen van de DMZ wordt bepaald op 2,5% op basis van de verwachte ontwikkeling van het netto minimumloon.
2.1 Bestuurlijke ontwikkelingen in de regio De bestuurlijke ontwikkelingen binnen de regio Haaglanden zijn momenteel zeer talrijk en tegelijkertijd erg divers en diffuus. Eén van de meest in het oog lopende zaken is dat minister Peper onlangs aan de Tweede Kamer rapporteerde dat Den Haag en de betreffende omliggende gemeenten een sterke stadsprovincie zien als oplossing voor de Haagse problematiek. Ook Delft heeft zich in het recente verleden voorstander getoond van een stadsprovincie Haaglanden (nota: de instrumenten). De Tweede Kamer voelde echter, zoals bekend, uiteindelijk hier niets voor. Delft heeft het afgelopen half jaar de ontwikkelingen op de voet gevolgd en getracht deze, voorzover binnen haar invloedssfeer gelegen, mede te beïnvloeden in een voor de gemeente positieve richting. Kern van het standpunt van de gemeente Delft is dat er eigenlijk binnen de regio Haaglanden ingezet zou moeten worden op herindeling. Wanneer het niet tot herindeling komt dan wordt gekozen voor grenscorrecties. Aldus kan voorkomen worden dat Delft in een negatieve spiraal terecht komt en in een situatie belandt, waarin de gemeente Den Haag zich momenteel bevindt. Er is bestuurlijk contact geweest met de diverse betrokken partijen, waarbij het Delftse standpunt is toegelicht. Saillant detail is dat de gemeente Nootdorp inmiddels spontaan te kennen heeft gegeven wel over samenvoeging te willen praten, bijvoorbeeld met Delft. In beginsel is daar vanuit Delft positief op gereageerd. In het verlengde van het meer algemene besluit dat de gemeenteraad van Delft in december vorig jaar nam inzake de gevolgen van de ruimtenood voor Delft, wordt momenteel een verdere concretisering van dit besluit voorbereid. Wanneer het terzake tot een raadsuitspraak komt, dan zal opnieuw de dialoog met de betrokken partijen gestart worden. Het gemeentebestuur van Delft komt op voor de legitieme belangen van de stad gedurende de komende 25 jaar. Dat is één van de belangrijkste speerpunten uit het beleidsthema bestuur en samenleving op dit moment.
De gemeenteraad heeft in 1998 besloten om Delft Kennisstad te blijven omarmen als de richtinggevende strategie voor de stad. Het is duidelijk geworden dat de grootste kansen op economisch gebied, liggen op het terrein van de kennis. Delft Kennisstad geniet binnen de stad, de regio en de provincie een groot draagvlak. In het creëren van draagvlak is stevig geïnvesteerd. Niet alleen door het faciliteren en stimuleren van vele kennisprojecten onder de noemer van Delft Kennisstad maar ook door het ontplooien van activiteiten in de sfeer van stadspromotie, zoals bijvoorbeeld het logo Maak Kennis in Delft. In de zomer van 1999 zal het projectbureau Delft Kennisstad geëvalueerd worden. Indien hieruit blijkt dat Delft Kennisstad nog steeds een goed en succesvol concept is, blijven wij onverminderd doorgaan op deze weg. De doelstelling zal dan in de toekomst hetzelfde blijven, namelijk middels subsidies innovatieve projecten stimuleren en het tot stand brengen en bevorderen van contacten en netwerken. Een adequate ondersteuning blijft echter onontbeerlijk. Het projectbureau Delft Kennisstad moet op het niveau van de afgelopen jaren kunnen blijven functioneren. In de meerjarenraming was daar maar gedeeltelijk rekening mee gehouden. Daarom stellen wij uit het nieuw beleidsgeld 100.000 beschikbaar. De Reserve Delft Kennisstad is volgens plan uitgeput. Om de Kennisstad-strategie te kunnen blijven ondersteunen is een aanvullende voeding noodzakelijk. Deze wordt gevonden in de reserve Nutswinsten. Zie hiervoor § 4.5.2.
Bij de ontwikkeling en uitvoering van de strategie wordt steeds meer samengewerkt met de TU Delft en de andere kennisintensieve instellingen en bedrijven in Delft. Een goede samenwerking betekent over en weer een kans op versterking van de economische positie en de uitbreiding van het kennisintensieve marktsegment, het centrale thema van Delft Kennisstad.
Vanaf 1998 is binnen de Kennisstad-strategie de keuze gemaakt om de activiteiten meer te bundelen rond vier themas die aansluiten bij sterke krachtenvelden in de stad. De themas zijn milieutechnologie, bodem & water, informatie- & communicatietechnologie en ontwerpen & architectuur.
De gemeente ontwikkelt een nieuw Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003. Bij de totstandkoming van dit plan hebben de Delft Kennisstadthemas milieutechnologie en water & bodem de aandacht. Ook is Delft Kennisstad betrokken bij de totstandkoming van het plan over integraal waterbeheer in Delft. Voor beide plannen geldt dat verschillende projecten, die voldoen aan de criteria aan de hand waarvan Delft Kennisstad projecten faciliteert en stimuleert, zijn of worden opgenomen in de uitvoeringsprogrammas. Om te voldoen aan deze criteria moeten projecten werkgelegenheidscheppend, innovatief, zichtbaar en samenwerkingsbevorderend zijn. Bij de uitvoering van een aantal projecten die in de plannen zijn opgenomen, neemt Delft een voorbeeld- of proeffunctie in als het gaat om milieutechnologische toepassingen.
Vijf Delftse instituten vormen het Delft Cluster (TU Delft, TNO, GeoDelft, WL/Delf Hydraulics en IHE-Delft). Het Delft Cluster vormt een netwerk voor het opbouwen en verspreiden van strategische kennis op het gebied van grond-, weg- en waterbouw. Het cluster heeft 42 mln aan investeringsmiddelen beschikbaar. Een aantal al eerder in ontwikkeling genomen projecten (LWI, Toekomst in de Bodem Zien enz.) en vele nieuwe projecten worden opgenomen in het programma van het Delft Cluster. Ook hier geldt dat Delft de komende jaren bij een aantal projecten een voorbeeldfunctie zal vervullen. Een andere ontwikkeling binnen integraal waterbeheer is het proefproject Waterstad 2000, een initiatief van NITG-TNO, Van Essen Instruments, KPN Research en Siemens Nederland dat wordt gestimuleerd en gefaciliteerd door Delft Kennisstad.
2.2.5 Informatie- en Communicatie Technologie Op het moment is de gemeente Delft bijna klaar met de ontwikkeling van de eigen variant op het Twinning Center, ook wel het ICICT-project genoemd. De Twinning Centers zijn een initiatief van minister Wijers en hebben als doel de exportpositie van het Nederlandse bedrijfsleven op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) te versterken. Delft heeft een voorstel ontwikkeld in samenwerking met vele andere organisaties zoals de TU Delft, de gemeente Rotterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de scholen voor hoger beroepsonderwijs in Delft, Rijswijk en Den Haag, de Kamer van Koophandel, de provincie Zuid-Holland en een aantal belangrijke ICT-bedrijven in de regio. De plannen zijn in een ver gevorderd stadium. Zo heeft de TU reeds een pand ter beschikking gesteld aan de Oude Delft. Dit pand gaat dienen als show- en ontvangstruimte en als pied-à-terre voor buitenlandse bedrijven. Binnen het onderwijsveld zijn de Delftse ICT afspraken ontwikkeld, ook wel de Delftse Standaard genoemd. De standaard beoogt een goede afstemming tussen de Delftse scholen te hebben, zodat kennis over het gebruik van Internet breed toepasbaar is. Diverse digitale onderwijsprojecten worden ondersteund door Delft Kennisstad. Er wordt gewerkt aan de vaststelling van de rol van het ICT in het Delftse onderwijs in relatie tot het landelijk beleid. Voorts worden in de Delftse Kennisinfrastructuur (KIS) vervolgstappen gezet voor het uitnutten van de Internetsite als communicatie medium. Met de ontwikkeling in de Kennisinfrastructuur wordt er verder aan gewerkt om op termijn de gewenste interactiviteit met de samenleving via ICT te kunnen ondersteunen.
2.2.6 Architectuur en Ontwerpen De Delftse ontwerpbureaus hebben een grote rol als het gaat om de productontwikkeling in Nederland. Weinigen zijn bekend met de rol en het belang van ontwerp-bureaus. Architectuur en (industrie)ontwerp zijn belangrijk voor de werkgelegenheid in Delft en bieden goede kansen voor de stadspromotie. Redenen om dit aandachtsveld toe te voegen aan de kernthemas van Delft Kennisstad. Onderzocht wordt op welke wijze Delft Kennisstad de ontwerp- en architectuurbureaus kan stimuleren en faciliteren en de aanwezigheid van deze kennis meer zichtbaar kan maken. Momenteel worden diverse mogelijkheden, in samenwerking met onder andere Delft Design, uitgewerkt. Een van de mogelijkheden is de ontwikkeling van een zomeruniversiteit met cursussen over architectuur en ontwerpen. Dit initiatief wordt in samenwerking met de gemeenten Rotterdam en Leiden, de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universiteit Leiden en de TU Delft uitgewerkt. De eventuele oprichting van een Stadshal schept mogelijkheden om de ontwerp- en architectuurbureaus te stimuleren en te faciliteren en de aanwezigheid van deze kennis meer zichtbaar te maken voor het publiek. In deze Stadshal kunnen dan voorwerpen van ontwerpers, maquettes en plannen van architecten en moderne kunst permanent tentoongesteld worden.
2.2.7 Nieuwe ontwikkeling, Kenniscentrum transport en logistiek Uitgangspunt bij het Delft Kennisstadbeleid is dat door investeringen te doen in kennisintensieve projecten en netwerken, kennis zich vanzelf zal verspreiden en vermeerderen en zo spontaan nieuwe initiatieven ontstaan. Zo is onlangs een nieuw kenniscluster gevormd; transport en logistiek. Verschillende bedrijven op het gebied van transport en logistiek hebben zich spontaan geclusterd in een gebouw. Een van deze bedrijven is Euro Delta Test Site dat door Rijkswaterstaat is opgericht en zich onlangs in Delft gevestigd heeft. Een van de redenen voor het bedrijf om zich hier te vestigen, was de aanwezigheid in Delft van kennisintensieve bedrijven en instellingen, waar Euro Delta Test Site bij haar onderzoeks-, ontwikkelings- en testwerkzaamheden op het gebied van mobiliteit mee samenwerkt. Een voorbeeld hiervan is Trail, een gezamenlijke post-academische opleiding van de TU Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam met 200 onderzoekers. Trial is per 1 januari 1994 gestart als het Nederlands Research Instituut voor transport, infrastructuur en logistiek.
"Het college gaat investeren in de leefbaarheid van Delft. Onze aanpak richt zich op de wijken. De gemeente gaat hier samen met bewoners en instellingen aan de slag". Deze drie zinnen uit het collegeprogramma verwoorden kernachtig waar het in de wijkaanpak om gaat. Hierbij is sprake van drie parallelle sporen. Het Neon-proces moet leiden tot het structureel verankeren van het wijkgericht werken in de gemeentelijke organisatie en het ontwikkelen van de benodigde instrumenten, zoals wijkbudgetten, wijkplannen en wijknetwerken. Met het maken van wijkbeschrijvingen, wijkplannen en het opzetten van wijknetwerken wordt echter niet gewacht tot de nieuwe organisatiestructuur is ingesteld. Met het uitkomen van de startnotitie "De wijken centraal" is een tweede spoor uitgezet om daadwerkelijk aan de slag te gaan met het maken van wijkbeschrijvingen, actieplannen en wijkplannen. In 1999 wordt voor alle wijken een wijkbeschrijving gemaakt. In 1999 t/m 2001 worden jaarlijks twee jaarplannen gemaakt. Eind 2001 zijn dan alle wijken voorzien van een eigen wijkplan. Het is van groot belang dat wijkgericht werken voortdurend zichtbaar wordt op straat. Dit gebeurt in het derde spoor waarbij eerder vastgestelde plannen en projecten in samenwerking met bewoners en instellingen worden uitgevoerd. De twee wijkplannen die in 1999 worden opgesteld, komen in 2000 tot verdere uitvoering. Voor het investeren in leefbaarheid zijn voor 1999 extra financiële middelen beschikbaar gesteld. De intensivering van de wijkaanpak maakt het nodig dat het aantal uren buurthuiswerk wordt uitgebreid. Vanaf het jaar 2000 is hiervoor 1 ton structureel opgenomen. In de investeringssfeer zijn in de meerjarenraming stadsvernieuwing (MRSV) en in de meerjarenraming straataanpak (MRSA) middelen vrijgemaakt ten behoeve van de wijkaanpak. Zo is in de MRSV 5.16 mln gereserveerd voor de bouw en inrichting van buurtaccommodaties, 2 mln voor het opplussen van de woningvoorraad, 7 mln voor de bevordering leefbaarheid en herstructurering en 3 mln als bijdrage aan een vensterschool. Op grond van het collegeprogramma zal het eerder voorgenomen bouwprogramma van welzijnsaccommodaties worden herijkt. Vooruitlopend hierop is de voorbereiding van de bouw van het buurthuis in de Wippolder afgerond en de voorbereiding van de accommodatie Westerkwartier is gestart: de locatie is bepaald, de architect is gekozen en het bouwkrediet is beschikbaar gesteld. Het resterende nieuwbouwprogramma bestaat uit accommodaties voor Poptahof, Tanthof, Sranti en voor jongeren in de Wippolder. Door de stuurgroep buurtaccommodaties worden de investeringen en bijbehorende exploitatielasten in kaart gebracht. Voor de uitvoering van het bouwprogramma is in het investeringsplan 4.5 mln gereserveerd in aanvulling op de eerder genoemde gelden vanuit de MRSV. Het MRSA krediet, ter grootte van 1.2 mln, is bedoeld voor aanpassing en verbetering van de openbare ruimte. De besteding van dit geld zal in de toekomst gebeuren volgens de principes van de wijkaanpak, dus in goed overleg met bewoners en andere belanghebbenden. In de nota "Speelruimte voor de Delftse wijken"
is het beleid voor speelplaatsen voor kinderen en speelvoorzieningen voor jongeren
vastgelegd. Voor de periode van 1999 tot en met 2001 is voor de uitvoering 0.98 mln
beschikbaar voor het veilig maken van de huidige speelplaatsen en 1.6 mln is
beschikbaar voor de renovatie van de speelplaatsen. De inzet van deze budgetten zal in
nauw overleg met de bewoners van de zeven wijken worden bepaald en zal daarmee onderdeel
vormen van de wijkaanpak. Het welzijnsbeleid wordt gekenmerkt door een integrale benadering en door samenwerking tussen betrokken instellingen. Het buurt- en wijkwerk wordt op dezelfde schaal georganiseerd als de wijkaanpak. In de paragraaf wijkgericht werken staat reeds vermeld op welke wijze wij tot passende accommodaties willen komen, via diverse nieuwbouwtrajecten. Op basis van inventarisaties wordt ook invulling gegeven aan de gewenste personeelsformatie. In het najaar van 1999 verschijnt een notitie met de hoofdpunten van de visie die wij hebben op het sociaal-cultureel werk in de wijken. Met de Stichting Welzijn Delft wordt overlegd over de wijze van inzet van de beroepskrachten in de netwerken op wijk- en stedelijk niveau. In het kader van lokaal sociaal beleid geven wij steun aan vernieuwingen via de Mooi zo Goed zo benadering en in het algemeen maatschappelijk werk. Op het gebied van kinderopvang wordt gestreefd naar goede
spreiding over de stad en een divers aanbod. De eerste fase van subsidiëring van
kindplaatsen in de buitenschoolse opvang is in het voorjaar van 1999 afgerond. In het
najaar verschijnt de vervolg-beleidsnota, op basis van de dan bekende rijksregeling.
Hiermee moet de gewenste forse uitbreiding van buitenschoolse opvang een behoorlijke
impuls krijgen. In nauwe samenwerking met de Delftse woningcorporaties en de Woonkoepel Delft is inmiddels de concept beleidsvisie "Wonen in Delft" tot stand gekomen. De horizon van de beleidsvisie loopt tot het jaar 2003. Voor het volkshuisvestelijke onderdeel haakt de beleidsvisie in op de lange termijn ambities van Delft, zoals Delft Kennisstad en de Ontwikkelingsvisie Delft 2025. Ook de te voorziene ingrijpende veranderingen op de (regionale)woningmarkt en de actiepunten in het collegeprogramma komen hierin uitgebreid aan de orde. Voor een deel zijn hierover concrete afspraken gemaakt. De beleidsvisie "Wonen in Delft" geeft het kader aan waarbinnen (kleinschalig) herstructureringsplannen kunnen worden ontwikkeld en afspraken kunnen worden gemaakt over een gezamenlijke investeringsstrategie met ondermeer de corporaties. Onderwerpen zoals kernvoorraad en verkoop woningen door corporaties zullen afzonderlijk worden behandeld en nog in 1999 tot concrete afspraken leiden. Verder wordt specifiek beleid ontwikkeld gericht op doelgroepen zoals ouderen en jongeren. Om de beschikbaarheid van geschikte woningen voor ouderen en mensen met een handicap te vergroten ("opplussen"), is inmiddels gestart met de voorbereidingen van zes proefprojecten met in totaal ruim 500 woningen. Tevens is een start gemaakt met de voorbereidingen voor een onderzoek "Jongerenhuisvesting", om op een goede manier vorm te geven aan het huisvestingsbeleid van jongeren. Dit onderzoek wordt in 1999 afgerond en zal antwoord geven op vragen als: wat is de woningbehoefte en wat zijn de woonwensen van jongeren, moet het leeftijdscriterium bij woonruimteverdeling gehandhaafd blijven of niet, en hoe kan de slaagkans vergroot worden van (zelfstandige) woonruimte voor startende één- en tweepersoonshuis-houdens. Beschikbare middelen om het volkshuisvestingsbeleid te realiseren zijn de personeelsformatie, BWS-financiering, reserve stadsvernieuwing en budget aanpasbaar verbouwen.
2.3.4 Sport en recreatie Sport en recreatie leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de stad. Delft kent voldoende sportvoorzieningen. De aandacht gaat vooral uit naar de kwaliteit en de toegankelijkheid van het aanbod. De gemeente heeft de aanzet gegeven om het sportbeleid vraaggericht en vanuit een integrale benadering te ontwikkelen. In het project sportvisie wordt een methodiek ontwikkeld om in samenspraak met alle betrokkenen de maatschappelijke waarde van sport op stedelijk en wijkniveau beter te benutten. Hierbij wordt geëxperimenteerd met diverse werkvormen. De opbrengsten van het project zullen zijn: een vastgestelde ontwikkelrichting voor het Delftse sportbeleid, besluiten over de manier waarop de beschikbare infrastructuur wordt ingezet (accommodaties, kader, organisatie), de bijbehorende financieringsstromen en een methodiek om lokaal sportbeleid op interactieve wijze vorm te geven. Wij komen voor 2000 met voorstellen om de nog openstaande bezuiniging in de sport te realiseren op een manier die de toegankelijkheid en kwaliteit geen geweld aan doet. Een punt van zorg is de onderhoudstoestand van de gemeentelijke overdekte sportvoorzieningen, die inmiddels alle zijn ondergebracht in het sportbedrijf. De onderhouds-voorziening van de twee gemeentelijke sporthallen is jarenlang op een te laag niveau gevuld. In deze collegeperiode is besluitvorming noodzakelijk om het sportgebruik op langere termijn te kunnen waarborgen. In het kader van het project Risicos en Remedies worden de beslispunten voorbereid. Aan het zwembad Kerkpolder is de afgelopen jaren veel gesleuteld, zowel in de exploitatie als aan de voorziening zelf. Op een termijn van drie jaar zou de optimale situatie bereikt moeten zijn. Daarom hebben wij voor 1999 en 2000 een incidentele bijdrage beschikbaar gesteld. Op het gebied van recreatie gaat de aandacht vooral uit naar de Delftse Hout, Midden Delfland en de speelruimte in de stad. In de Delftse Hout wordt geïnvesteerd in de realisatie van voorzieningen voor jongeren. Voor de investering in het jongereneiland is een bedrag van 50.000 vrij gemaakt. Midden Delfland wordt ontwikkeld volgens het uitvoeringsplan. Aangaande de speelruimte in de stad wordt aansluiting gezocht bij de wijkaanpak. Daarnaast zal op korte termijn een notitie verschijnen waarin de positie van bewaakte en bemenste speeltuinen wordt bezien. Het beheer van het thema veiligheid, en het vergroten van de veiligheidsbeleving van de inwoners van Delft, is niet alleen een taak van de politie. Daarom is er gekozen voor een samenhangende en integrale aanpak van het veiligheidsbeleid. Jongeren vormen hierbij een aandachtsgroep. In een eerdere discussie heeft de commissie veiligheid de volgende prioriteitsvelden geformuleerd: Verkeersveiligheid Woninginbraken Alcohol en drugs Agressieve delicten Inmiddels wordt gewerkt aan een nota Integraal Veiligheidsbeleid, waarin de stedelijke kaders van dit beleid worden benoemd. Die stedelijke kaders hebben betrekking op het integraal veiligheidsbeleid in zijn algemeenheid, en op de bovengenoemde prioriteitsvelden in het bijzonder. De stedelijke kaders moeten kunnen worden doorvertaald naar de wijkontwikkelingsplannen c.q. wijkveiligheidsplannen, die in de komende periode worden ontwikkeld. Aan deze kaders worden vervolgens haalbare doelen gekoppeld. Om een zo groot mogelijk draagvlak te bereiken krijgen alle betrokkenen, interne actoren en veiligheidspartners buiten de gemeentelijke organisatie, een plaats in het proces dat voor het ontwikkelen van de kaders en het vaststellen van de doelen doorlopen moet worden.
Het is de bedoeling dat per 1 januari 2000 de wet Stedelijke Vernieuwing in werking treedt. Deze wet regelt de samenvoeging van een aantal op de stad gerichte subsidies, zoals de stadsvernieuwingsbijdragen en de gelden voor nieuwbouw en woningverbetering uit het Besluit Woninggebonden Subsidies, in het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Om voor ISV-bijdragen in aanmerking te komen, zal de gemeente Delft een op de Ontwikkelingsvisie gebaseerd stedelijk Ontwikkelingsprogramma vaststellen. Dit programma bevat een overzicht van programma's, effecten en investeringen op het gebied van wonen en ruimte, milieu en economie over de periode 2000-2005 en (globaler) over de periode 2006-2010. Het Ontwikkelingsplan legt de nadruk op fysiek-ruimtelijke ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de stad Delft, zoals de herontwikkeling van het spoorzone-gebied, de herontwikkeling van de TU-wijk, de upgrading van bedrijfsterreinen en de herstructurering van enkele woonwijken, de aanpak van de binnenstad en de ruimtenood-problematiek. Het traject om tot het Delfts Ontwikkelingsprogramma te komen, is onlangs gestart met de vaststelling van een startnotitie/ plan van aanpak in het gemeentebestuur. Het programma komt tot stand in nauw overleg met gemeentelijke diensten, woningcorporaties en overige investerende marktpartijen, bewoners en hun organisaties, omliggende gemeenten en Provincie/Rijk. Medio september 1999 wordt een concept voor het Ontwikkelingsprogramma ingebracht op een werkconferentie/ commissie extern, waarna overleg met 'de stad' en buurgemeenten volgt. De planning is erop gericht dat het definitieve Ontwikkelingsprogramma eind 1999 wordt vastgesteld door de raad.
In de loop van 1999 moeten de contouren van een vernieuwd sociaal beleid zichtbaar worden. In het najaar van 1999 zijn discussies en beleidsvoorstellen voorzien rond werk, armoede, integratie, zorg en vensterscholen. Themas die onderling veel samenhang vertonen, maar tegelijk ook veel raakvlakken hebben met zaken als bijvoorbeeld welzijn, kinderopvang, ouderen- en jongerenbeleid en economie. Op dit moment is sprake van een moeilijk overzienbare veelheid van projecten en trajecten. Wij trachten daarom te komen tot een duidelijke regie van de beleidsontwikkeling op het beschreven brede gebied onder de noemer lokaal sociaal beleid. De kern van dit beleid ligt op het gebied van de bevordering van participatie, emancipatie en (maatschappelijke) zorg. Door het opstellen van een lokale sociale agenda, door programmatisch te werken en door het bundelen van financiële middelen kan hokjesgeest bestreden en samenwerking bevorderd worden. Dat laatste geldt nadrukkelijk ook voor de relatie met externe partners. Een lokale sociale agenda maakt voor hen de discussie toegankelijker en beter te overzien. Wat de gemeente de gelegenheid biedt om de ambities op sociaal gebied duidelijker in de stad neer te zetten en daarvoor ideeën en draagvlak te verwerven. Lokaal sociaal beleid is ook een communicatiestrategie. Naast de uitgaven die nodig zijn om een lokaal sociaal beleid organisatorisch van de grond te krijgen, is het leeuwedeel van de nieuw uitgetrokken beleidsgelden bedoeld om concrete programmas voor zorg, emancipatie en participatie te betalen. Eenmaal per jaar dient een brede afweging rond de besteding van de beschikbare middelen plaats te hebben. Overigens met behoud van voldoende mogelijkheden om in te kunnen spelen op lopende ontwikkelingen. Voor lokaal sociaal beleid is uit de middelen voor structureel nieuw beleid 0,4 mln gereserveerd, waarvan 50.000 voor communicatie.
2.4.2 Werk In 2000 worden nieuwe stappen gezet naar een sluitende aanpak van de werkloosheid in Delft. Deze aanpak loopt langs een viertal lijnen. De eerste lijn, de organisatorische, trekt veel aandacht. De gemeentelijke reorganisatie biedt de kans de nu nog gescheiden werelden van werk en inkomen dichter bij elkaar te brengen. Door toevoeging van de volwasseneneducatie, van het centraal informatiepunt en het bureau nieuwkomers aan deze sector werk en inkomen ontstaat één organisatie, die de klant een volledig pakket van diensten kan aanbieden. Bij een dergelijk streven past ook het onderbrengen van het Centrum voor Werk en Inkomen op een locatie van de gemeentelijke publieksbalie. Hoewel dit Centrum naar alle waarschijnlijkheid onder een eigen bestuur zal vallen, zetten wij in op een vergaande integratie van de werkprocessen van dit Centrum met die van de gemeentelijke sociale dienst. De tweede lijn betreft de koppeling van economisch beleid en werkgelegenheidsbeleid. Nu al wordt door middel van bedrijfsbezoeken onderzocht of bedrijven en de gemeente elkaar kunnen vinden in een aanpak van de harde kern van de Delftse werkloosheid. Wij willen echter ook nagaan of het mogelijk is op lokaal en regionaal niveau tot een gestructureerd overleg met sociale partners te komen over lokaal en regionaal sociaal-economisch beleid. Natuurlijk vindt in de huidige situatie wel overleg plaats, maar het ontbreekt aan een brede sociaal-economische visie. Dit is een risicofactor voor de regionale en lokale ontwikkeling, zeker in een tijd waarin de arbeidsmarkt steeds krapper wordt en bedrijven steeds meer moeite krijgen hun vacatures op een adequate wijze te vervullen. Ondertussen zien we de samenwerking op regionaal niveau onder druk raken, het regionaal bestuur voor de arbeidsvoorziening gaat ook op afzienbare termijn verdwijnen. De derde lijn is die van de uitstroomverbetering. Dat is jargon voor een aanpak waarin aandacht wordt geschonken aan problemen van specifieke groepen werkzoekenden. In het bijzonder wordt daarbij gekeken naar mensen die ingedeeld zijn in fase 4, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze groep vormt inmiddels de helft van het aantal bijstandsgerechtigden in Delft. Voor het project uitstroomverbetering en instroombeperking trekken wij in 2000 en 2001 in totaal 4 ton uit. In 2001 worden de resultaten bekeken en eventuele vervolgstappen voorbereid. Algemener gesteld is het streven via de heronderzoeken en door middel van een versterking van de individuele trajectbegeleiding steeds meer bewegingen in het klantenbestand richting (gesubsidieerd) werk of sociale activering te krijgen. Tot slot, en dat is de vierde lijn, onderzoeken wij welke projecten nodig zijn om mensen een passende werkplek te bieden of zelfs een eigen onderneming te laten starten. Dergelijke projecten zijn van belang om voor specifieke doelgroepen (vluchtelingen, herintreders) omstandigheden te bieden waaronder zij eerder dan op een reguliere plek tot bloei kunnen komen.
2.4.3 Inkomen Ook voor de inkomensvoorziening van mensen in de stad biedt de reorganisatie nieuwe mogelijkheden. Binnen het cluster Publiekszaken komen diensten op het gebied van de bijstand samen met zaken als kwijtschelding, huursubsidie en zorg. Daardoor doet zich de kans voor de dienstverlening meer op de specifieke behoeften van de individuele klant af te stemmen. De klant bevindt zich in zon situatie per definitie aan het goede loket en het niet-gebruik van voorzieningen kan in een dergelijke integrale klantbenadering worden teruggedrongen. Hiermee is een belangrijke randvoorwaarde vervuld om het armoedebeleid opnieuw te structureren en uit te bouwen. Een tweede randvoorwaarde is de beschikbaarheid van adequate beleidsinformatie. Hoe is de inkomenssituatie in de stad nu precies? Waar zit de armoedeproblematiek? In hoeverre is deze problematiek bepaald door de inkomenssituatie, welke andere factoren spelen een rol? Hoe werken de getroffen maatregelen uit? Wij willen antwoorden op deze vragen krijgen door via een armoedemonitor structureel gegevens te verzamelen. Deze gegevens dienen ondergebracht te worden in een gemeentebrede sociale database. Het uitwerken en uitvoeren van sociaal beleid wordt ernstig belemmerd door een gebrek aan beleidsinformatie en een probleem met de uitwisselbaarheid van gegevens tussen de verschillende gemeentelijke bestanden. Het onderzoek van Regioplan naar de stand van het vreemdelingenbeleid in Delft heeft dat nog eens scherp in beeld gebracht. Het realiseren van zon database is dan ook een belangrijke opgave voor het lokaal sociaal beleid. In het investeringsprogramma is voor het opbouwen van zon database 1 ton opgenomen. Ondertussen loopt de voorbereiding van de discussie in stad en raad over armoedebeleid. Themas zullen zijn: wat is eigenlijk een toereikend inkomen en welke instrumenten kan de gemeente inzetten om zon inkomen te realiseren, hoe kan gebruik van voorzieningen worden bevorderd zonder als gemeente budgettair in de problemen te komen, de armoedeval, automatische kwijtschelding, sociale activering en bestrijding van maatschappelijk isolement.
2.4.4 Zorg In 2000 moet het grote repareren in de sector zorg afgerond worden. Inkomsten en uitgaven in de Wet Voorziening Gehandicaptenzorg (WVG) moeten in evenwicht komen. Gezien het geprognotiseerde resultaat over 1999 en het feit dat sommige maatregelen pas op enige termijn effect sorteren trekken wij nog enkele jaren extra geld uit voor de WVG; in 2000 4 ton, 2001 3 ton, 2002 2 ton en 2003 1 ton. Eind 1999 zal een evaluatie op het uitgevoerde beleid verricht worden. Overigens wordt de systematiek met de vereveningsreserve in stand gehouden. De GGD moet per begin 2000 weer gezond zijn. Met een vernieuwd takenpakket en een vernieuwde organisatie aan de ene kant en een visie van de gemeenten op de collectieve gezondheidszorg in de regio aan de andere kant moet de GGD een goede doorstart kunnen maken. Het Regionaal IndicatieOrgaan (RIO) gaat in 2000 het tweede jaar van zijn werkzaamheden in. Tegen die tijd zal meer bekend zijn over het realiteitsgehalte van het bedrijfsplan en zal het Rijk hopelijk ook tot het inzicht zijn gekomen, dat een goede uitvoering van het indiceren niet voor een habbekrats kan. In 2000 zal ook de discussie gevoerd worden over het indicatiepakket van het RIO. Belangrijkste vraag in dit verband zal zijn of de indicatiestelling voor de WVG ondergebracht gaat worden bij het RIO. Een en ander zal moeten passen in een lokaal volksgezondheidsbeleid dat in het najaar van 1999 besproken zal worden.
2.4.5 Integratiebeleid Eind 1999 zal de projectgroep integratiebeleid haar beleidsnota presenteren. Als het goed is een integraal resultaat van interactief beleid maken. Drie vragen staan centraal. Hoe kan de opvang beter georganiseerd worden? Wat is op uiteenlopende terreinen als wonen, werken, zorg, onderwijs en ontwikkeling nodig om emancipatie en integratie te bevorderen? En, welke rol kunnen de zelforganisaties op zich nemen bij de introductie van nieuwkomers en bij het bereiken van doelgroepen, die voor de gemeente minder goed te bereiken zijn. Wij onderstrepen het belang van dit beleid door de incidentele 1 ton voor integratiebeleid in 1999 structureel te maken.
2.4.6 Onderwijs Op onderwijsgebied staat voor 2000 bijzonder veel op de rol. De meest opvallende ontwikkeling is de introductie van het vensterschoolconcept in het Delftse onderwijs. Het gaat daarbij om een vernieuwing en een verbreding van het onderwijsachterstandenbeleid of beter gezegd de introductie van een kansenbeleid voor kinderen. Het gaat er dus niet om één enkele school om te bouwen tot de vensterschool van Delft. Globaal gezegd gaat het er om in de wijken clusters van basisscholen en kinderopvangvoorzieningen te maken. Voor de kinderen in die clusters wordt een activiteitenprogramma ontwikkeld met een aanbod voor 2 tot 15-jarigen. Voorschoolse projecten, activiteiten in het kader van de buitenschoolse opvang, elementen uit de verlengde schooldag en sportieve en culturele programmas kunnen hierin hun plaats krijgen. Wanneer een dergelijk aanbod gecombineerd kan worden met speel- en sportvoorzieningen, een computerruimte en bijvoorbeeld een bibliotheekservicepunt ontstaat een aantrekkelijk geheel met een grote meerwaarde voor kinderen, in het bijzonder voor kinderen die in de huidige situatie minder snel met een dergelijk aanbod in aanraking komen. Tegelijk kan in een dergelijke aanpak de verbinding gelegd worden met aspecten van op kinderen en jongeren gerichte zorg en kan vanuit het cluster -de vensterschool- een rol worden gespeeld in het netwerk in de buurt. In 2000 wordt, als alles goed gaat, de stap gezet naar een nieuwe managementstructuur in het openbaar basisonderwijs. De achterliggende filosofie is die van het resultaat verantwoordelijk management. Die filosofie gaat uit van behoorlijk autonome scholen, die zich ook als zodanig profileren en tegelijkertijd getoetst willen worden op het al dan niet behalen van eerder vastgelegde resultaten. Hierbij wordt nadrukkelijk gezocht naar manieren om de kwaliteit en de uitstraling van het openbaar basisonderwijs verder te versterken. In 2001 moet vervolgens de bestuurlijke verzelfstandiging van het openbaar basisonderwijs haar beslag krijgen. Daarnaast loopt in 2000 nog een aantal forse projecten. Te denken valt aan de implementatie van het nieuwe OALT (Onderwijs in Allochtone Levende Talen) -plan, het verder vormgeven aan de centrale opvang, de inzet van de nieuwe middelen voor schoolgericht maatschappelijk werk, de verdere discussie over de zorgstructuren in het onderwijs en het netwerken van de Delftse scholen op ICT-gebied. Voor dit laatste wordt in het investeringsprogramma voor 2000 en 2001 in totaal 0.25 mln uitgetrokken.
In het jaar 1999 vindt belangrijke besluitvorming plaats op vrijwel alle terreinen van duurzaamheid. Zo zal in het najaar het centrale duurzaamheidsplan 3D, en in nauwe samenhang daarmee het waterplan en het VVP+ worden vastgesteld. Zo ook uitwerkings- en facetplannen als het fietsactieplan, verkeersveiligheidsplan en het natuurbeleid. Op het gebied van het binnenstadsmanagement zijn het beleid en het uitwerkingsprogramma in het voorjaar van 1999 vastgesteld. In het najaar mogen de eerste besluiten over belangrijke deelaspecten, zoals het parkeerbeleid en het beeldkwaliteitsbeleid, en belangrijke deelgebieden, zoals het noordelijk winkelgebied, concrete uitwerkingsplannen en implementatie worden verwacht. Een start met de uitvoering zal tegen het einde van 1999 mogelijk zijn. Op de grote sleutelprojecten als het Zuidpoortplan en de Spoorzone-ontwikkelingen vindt momenteel belangrijke besluitvorming plaats. Ook ten aanzien van andere (sleutel)projecten als de herontwikkeling van het TU-gebied en de duurzame herstructurering van Poptahof mag besluitvorming in de loop van het najaar van 1999 worden verwacht. Kenmerkt het jaar 1999 zich vooral door zeer intensieve voorbereidings- en besluitvormingsactiviteiten, zo zullen de begrotingsjaren 2000 en volgende vooral worden bepaald door implementatie en realisatie van de vele projecten en processen die er uit voortvloeien. Dat zal inhouden dat het investeringsvolume vanaf medio 2000 fors gaat toenemen. Zo kijken wij alom uit naar de "eerste paal" voor de Zuidpoort medio 2000.
2.5.1 Binnenstadsmanagement Voortbouwend op de succesvolle binnenstadsconferentie van november 1998 heeft de raad begin 1999 de aanbevelingen en het plan van aanpak voor het binnenstadsmanagement vastgesteld. Hiermee is een 24-tal projecten gedefinieerd dat in deze verdere collegeperiode zal worden uitgewerkt en gerealiseerd. Voor de uitwerkingsfase waarin het binnenstadsmanagement thans is gekomen, is een permanent proces van interactieve beleidsvorming opgezet. Voor de projecten die de gehele binnenstad aangaan is intussen het binnenstadsforum opgezet. Voor de deelgebieden wordt gewerkt met de beproefde workshop-methode. Vanaf eind 1999 zal successievelijk een fors aantal projecten tot de realisatiefase komen: het autoluw maken en herinrichten van het noordelijk winkelgebied start eind 1999 (Nieuwstraat) gekoppeld aan de oplevering van de Phoenixgarage en zal gedurende het jaar 2000, met uitloop in 2001, gefaseerd worden uitgevoerd. Een implementatie-onderzoek naar instelling van een "citypendel-bus" is intussen in een vergevorderd stadium. Reeds in het najaar van 1999 zal dit systeem, als experiment, van start kunnen gaan. Het parkeerbeleid voor de binnenstad en (delen van) de "schil" er omheen zal, na besluitvorming, in de loop van 2000 feitelijk zijn beslag krijgen. In het meerjarige investeringsplan is voor het binnenstadsmanagement reeds eerder een bedrag van 3.3 mln opgenomen. Daarnaast wordt thans voorgesteld hieraan nog beperkte bedragen toe te voegen voor opwaardering van het straatmeubilair in de binnenstad. Dit betreft in totaal 0.25 mln tot 2002. Technische voorzieningen die samenhangen met het autoluw maken en het handhaven van het parkeer-regiem in de binnenstad zullen ten laste worden gebracht van de reserve voor parkeervoorzieningen. Dat geldt ook voor het medio 2000 te introduceren dynamische parkeerverwijssysteem. Dit betreft aanvullende investeringen van 1 à 2 mln. Ten behoeve van het flankerend economisch beleid in de binnenstad zijn in de meerjarenraming stadsvernieuwing reeds bedragen opgenomen ( 0.45 mln per jaar tot 2003 voor toepassing van de SBS-regeling in het kernwinkelgebied) en is nog een deel van de reserve economische structuur beschikbaar. Voor specifieke verkeerskundige maatregelen in de binnenstad (30 km-gebied, fietsstallingen) wordt mede gebruik gemaakt van de beschikbare gelden voor het VVP+. Voor de citypendel zijn reeds eerder structurele bedragen in de begroting opgenomen. Ter aanvulling van het beleidsinstrumentarium werken wij thans in nauw samenspraak met de Stichting Centrummanagement Delft (SCMD) aan de opzet van een strategisch aankoopbeleid. Hiervoor wordt thans voorgesteld een risicoreserve binnen het Grondbedrijf in te stellen van 2 mln ter dekking van de financiële risicos die hiermee samenhangen.
2.5.2 Duurzaamheidsplan 3D, waterplan en verkeer- en vervoersplan+ Uit deze plannen, die als "drieluik" ter besluitvorming zullen worden voorgelegd, en de eerder genoemde samenhangende facetplannen, zal een groot aantal concrete projecten en processen voortvloeien. Met name zal de nadruk komen te liggen op een gebiedsgerichte, integrale aanpak. Deze aanpak sluit nauw aan bij de wijkaanpak zoals nader uiteengezet in het hoofdstuk leefbaarheid. Nu is reeds duidelijk dat voor een structurele verbetering van het watersysteem in Delft, gericht op de principes "schoon houden en vasthouden", forse extra investeringen nodig zullen zijn. De aanpak van het "blauwe" systeem is niet los te zien van het "groene" ecologische systeem en de herstructurering van (delen van) het bestaand stedelijk gebied. In het investeringsplan wordt daarom voorgesteld om in de jaren 2000 t/m 2002 jaarlijks 3 ton te reserveren voor maatregelen aan de "groen-blauwe" hoofdstructuur van Delft. Gedacht moet worden aan onderling verbinden van zones, natuurvriendelijke oevers, vergroten van de waterberging en het mogelijk maken van peilfluctuaties. Op dit gebied zal tevens actief gebruik gemaakt gaan worden van de middelen uit de reserve milieutechnologie (MTF), met name voor de realisatie van aansprekende proefprojecten. De reserve milieutechnologie zal daartoe de komende jaren worden aangevuld met een bedrag van in totaal ca 7 ton vanuit de te verwachten nutswinsten. Ook in het nieuw op te werken rioleringsplan zal de veranderende aanpak van het waterbeheer, zoals het drastisch terugdringen van riooloverstorten door afkoppeling van verhard oppervlak van het riool, straks financieel worden vertaald. De gelden zullen zo veel mogelijk worden ingezet in gebieden waar reeds activiteiten in de openbare ruimte zijn voorzien, zoals de aanleg van de ecozone langs de Kruithuisweg, aanleg Abtswoudse park, de nu lopende herstructureringsactiviteiten in Wippolder en Die Delfgaauwse Weye, de in voorbereiding zijnde herstructurering van Poptahof/Voorhof, de herinrichtingen in de binnenstad en het Zuidpoortgebied. Op het terrein van het energiebeleid wordt een forse intensivering van activiteiten en maatregelen voorzien. Doel is een effectieve bijdrage aan de noodzakelijke CO2 reductie. Hierin zal het "energie-agentschap" dat nog in 1999 zal worden opgericht, een centrale rol spelen. Het energie-agentschap bundelt de krachten van een groot aantal maatschappelijke spelers in deze stad en verkrijgt door gezamenlijke financiering, wellicht mede met inzet van een subsidie van de Europese Unie, behoorlijke middelen op het gebied van onderzoek, advies en begeleiding van energie-projecten. Voor investeringen in projecten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie hebben wij reeds in ons collegeprogramma aangegeven, dat de instelling van een reserve voor energiebesparingen en duurzame maatregelen wenselijk zou zijn. Thans wordt voorgesteld deze reserve te vormen uit de te verwachten nutswinsten voor de komende jaren. In totaal wordt vooralsnog een storting in de reserve voorzien van circa 1.2 mln. Samenwerking met de woningcorporaties wordt gezocht om met name voor de bestaande woningvoorraad te kunnen komen tot een grootschaliger aanpak van energiebesparing. Tevens zal vanuit de reserve energiebesparingen en duurzame maatregelen een bijdrage geleverd kunnen worden aan bijzondere energie-maatregelen in voorbeeldprojecten, zoals de duurzame herstructurering van Poptahof en de Zuidpoortplannen. Het VVP+ nadert zijn voltooiing. Het aangescherpte mobiliteitsbeleid zal extra inzet vergen op met name het verschuiven van mobiliteit van auto naar fiets en openbaar vervoer. Voor het VVP+ zijn bij de begroting van 1999 reeds extra investeringen vastgelegd. Daarnaast heeft de raad onlangs ingestemd met deelname in het regionaal mobiliteitsfonds, van waaruit zeer belangrijke financiële continuïteit voor uitvoering van het Delftse mobiliteitsbeleid voortvloeit. Naast de in het mobiliteitsfonds vastgelegde grote -regionale- O.V.-projecten, zal Delft de komende jaren ca 1.7 mln per jaar uitgekeerd krijgen voor lokale projecten. Gezien het feit dat het hierbij gaat om 50% subsidiëring, vereist dit een aanvullende financiering vanuit de eigen, gemeentelijke middelen. Voor de komende jaren worden de volgende middelen gereserveerd: naast de reeds opgenomen 1 mln in 1999, nog vanaf 2001 extra bedragen van 5 ton t/m 2003. Tezamen met nadere rijkssubsidies op het gebied van verkeersveiligheid (30km gebieden), inzet van gelden uit de reserve parkeervoorzieningen (parkeerbeleid) en beschikbare gelden uit de reguliere onderhoudsbudgetten voor rioleringen, wegen, straten en pleinen ontstaat zo een sluitende financiering van het mobiliteitsbeleid, ter hoogte van ca 3.4 mln per jaar voor de komende jaren. Een belangrijk deel van de middelen zal worden ingezet ten behoeve van het fietsactieplan. In totaal willen wij in deze collegeperiode ca 5 mln te investeren in verbeteringen van de fietsinfrastructuur, inclusief maatregelen in herkomst- en bestemmingsgebieden (stallingsfaciliteiten). Een en ander zal in het fietsactieplan nader worden onderbouwd en voor besluitvorming worden voorgelegd.
Spoorzone Met de recente besluitvorming in de Tweede Kamer en kabinet omtrent de spoortunnel in Delft is het voorbereidingsproces in een stroomversnelling geraakt. Thans vindt reeds de eerste besluitvorming plaats over de toekomstige stedenbouwkundige structuur voor het gebied, op basis van de inspirerende plannen van Joan Busquets. Onderzoek naar Publiek Private Samenwerkingsmogelijkheden voor de spoorzone als geheel is gewenst, om de "regie" in dit gecompliceerde proces stevig vast te houden. Daarom is hiervoor 75.000 incidenteel uit de nieuw beleidsgelden beschikbaar gesteld. De ambtelijke en bestuurlijke betrokkenheid wordt verder verbreed en verdiept. Het bestemmingsplantraject zal vanaf het najaar van 1999 met kracht moeten worden opgepakt. De eerste panden aan de van Leeuwenhoeksingel zijn intussen aangekocht, op basis van verzoeken daartoe van enkele bewoners zelf. Dit alles betekent dat forse voorbereidings- en onderzoekskosten moeten worden gemaakt, in een situatie dat uiteraard er nog vele onzekerheden bestaan. Wij stellen daarom nu voor om ter dekking van noodzakelijke interne en externe voorbereidingskosten, alsmede ter dekking van financiële (exploitatie)risicos van aankoop van onroerend goed in de komende periode, een reserve "spoorzone-ontwikkeling" in te stellen binnen het Grondbedrijf. Vooralsnog wordt hiervoor een bedrag van 3 mln vastgelegd.
In het collegeprogramma wordt integraal beleid voor jongeren voorgestaan. Dit beleid gaat verder dan het oplossen van problemen; de nadruk ligt juist op het voorkomen ervan. Participatie is een kernbegrip. Wij willen zoveel mogelijk jongeren de kans geven invloed uit te oefenen op de onderwerpen waarbij zij zich betrokken voelen, maar ook maatschappelijke participatie bevorderen via mogelijkheden voor scholing, werk en vrijetijdsbesteding. Het programmateam integraal jongerenbeleid is thans bezig met de vraaganalyse op de verschillende terreinen. Om het integraal jongerenbeleid een permanent karakter te kunnen geven in de gemeentelijke organisatie wordt in 2000 75.000 uitgetrokken voor een jongeren-coördinator die ook de beschikking krijgt over een activiteitenbudget. Tevens wordt in het najaar van 1999 een jongerenmanifestatie georganiseerd om zo jongeren te betrekken bij de ontwikkeling van het jongerenbeleid. Gelijktijdig met de wijkaanpak en de herdefiniëring van het buurt- en wijkwerk, wordt ook het onderscheid en de samenhang tussen het wijkgerichte en het stedelijke jeugd- en jongerenwerk vastgesteld. Voor de programmering van het stedelijk jongerenwerk is de Holding DJ/XL in oprichting. De positionering hiervan in het veld zal nog aandacht krijgen. In het kader van uitgaansgelegenheden in Delft is in het jongerencentrum Speakers een poppodium voor Delftse bands gerealiseerd. Verder is de intentie uitgesproken om een discotheek te vestigen aan het cultuurplein in Zuidpoort. Het wijkgerichte jeugd- en jongerenwerk wordt in eerste instantie ontwikkeld in de wijk. In de pilotwijken Tanthof en Voorhof, waar aan wijkplannen wordt gewerkt, worden wijknetwerken gestimuleerd. Met de besturen en vertegenwoordigers van allerlei organisaties in de wijk wordt aan programmas gewerkt voor onder andere de jeugd en jongeren in de wijk. Op basis daarvan wordt de inzet van professionals en ruimte beoordeeld. Samenwerking met als organisatieonderdelen als Jongerenpreventiemedewerkers Op Straat (JOS) en leerplicht is een voorwaarde om de samenhang tussen de wijken te behouden. Wij zijn voorstander van een flexibel jeugd- en jongerenwerk. Daarom wordt er naar gestreefd om jongerenwerkers minder lokatiegebonden te laten werken. De relatie met het ambulant werkende JOS wordt versterkt. Er worden middelen uitgetrokken voor uitbreiding van het aantal uren jongerenwerkers. In eerste instantie worden deze ingezet in het Poptahof voor 2000 op halfjaarsbasis 45.000, daarna 90.000 structureel. Op het gebied van accommodaties hanteren wij als hoofdlijn dat het jeugd/tienerwerk plaatsvindt in de buurthuizen en het jongerenwerk in eigen jongerenhonken. Dit wordt de komende jaren praktisch uitgewerkt. Met middelen van de provincie Zuid-Holland vindt procesbegeleiding in de wijk Wippolder plaats. Noodzakelijke fysieke aanpassingen van de beschikbare jongerenruimten in Delft worden opgenomen in de meerjarenplanning voor de buurtaccommodaties.
Het bevorderen van cultuurdeelname is een belangrijk onderdeel van ons cultuurbeleid. Om dit te kunnen bereiken worden onder andere exploitatieproblemen van Delftse culturele voorzieningen opgelost. Zo wordt ondermeer een nieuwe subsidieovereenkomst voorgesteld met een extra gemeentelijke exploitatiebijdrage voor Theater de Veste, onderzoek gedaan naar de voorwaarden waardoor de filmhuisfunctie voor Delft bewaard kan worden en wordt de bibliotheek een mediatheek met decentrale servicepunten. Dit vraagt een investering van totaal 12.6 mln. Tevens wordt de exploitatie van het Kunstcentrum verbeterd, structureel 35.000, en is er in beginsel nieuwbouw voor het Kunstcentrum aan het Cultuurplein Zuidpoort. In de kunst- en cultuurnota Delft 1998-2001 VanckleintotCgroot (cC) worden kaders aangegeven voor een samenhangend cultuurbeleid ten behoeve van de stimulering van het cultuurklimaat: Ruimte voor Innovatieve ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn het poppodium, cultureel netwerk en de cultuureducatie in het bijzonder voor Voortgezet Onderwijs. Met het ontwikkelen van nieuwe diensten op de kabel (ID2) en de vaststelling van de representativiteit van de lokale omroep is een stap gezet richting een Delftse mediaprogrammering. Instandhouden van een goed voorzieningenaanbod. De culturele infrastructuur wordt met bovenstaande exploitatie-oplossingen voor theater, kunstcentrum en bibliotheek versterkt en gehandhaafd. Er loopt nog een onderzoek naar de accommodaties voor amateurkunst en gekeken wordt of de oprichting van een bemiddelingsorganisatie tussen vraag naar en het aanbod van repetitie- en uitvoeringsruimtes voor amateurgezelschappen hierbij ondersteunend kan werken. Daarnaast wordt dit jaar in een nota het gemeentelijk atelierbeleid vastgelegd. Tevens moet een plan van aanpak dit jaar leiden tot de visie-ontwikkeling met betrekking tot musea. Vormgeven aan een evenementenbeleid. Criteria worden ontwikkeld en naar de voeding van een reserve evenementen wordt nog onderzoek gedaan. Ook de digitalisering van een evenementenkalender is nog onderwerp van nadere uitwerking, evenals het uitvoeringsmodel voor het evenementenbeleid. Een eenmalig millenniumevenement zal begin januari 2000 in Delft worden gerealiseerd. Beeldende kunst, architectuur en design als disciplines met potentie in Delft. Het gemeentelijke beeldende kunstbeleid zal opnieuw worden geformuleerd. Onderdelen als een nieuwe subsidieregeling en nieuwe advies-structuur worden in 1999 vastgesteld. De inventarisatie van kunst in de openbare ruimte wordt afgerond, zodat hiervoor beleid kan worden geformuleerd. In de nota Beeldende kunst wordt ook een samenhangend
perspectief geschetst voor de middellange termijn en de mogelijke samenwerkingsverbanden
in het veld tussen instellingen, kunstenaars en publiek. In 1999 en meer in 2000 zal er
aandacht zijn voor de hedendaagse kunst die een relatie heeft met technologische
vernieuwingen (projekt de Druppel). Voor 2000 staan op stapel verdere uitwerkingen op het gebied van o.m. cultuurtoerisme, cultuureducatie, stadspromotie, zomeruniversiteit en opdrachtenbeleid voor (scheppende) kunstenaars.
De begin 1999 vastgestelde nota "Samenhang en Prioriteiten" is de basis van het gemeentelijk internationaal beleid. Dat beleid wordt vooral vorm gegeven via contacten met internationale partnersteden. Een centrale plaats nemen daarbij in de contacten aangegaan als stedenbanden die zijn gebaseerd op solidariteit. Via deze contacten geeft Delft vorm aan de eigen verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het bevorderen van internationale solidariteit en het tot stand brengen van een internationale rechtsorde. Naast stedenbanden zijn er ook jumelage-contacten met internationale steden. Daarbij gaat het vooral contacten tussen burgers met als doel elkaar en elkaars culturele gewoonten over en weer beter te kunnen begrijpen. De nota onderkent ook de wenselijkheid van contacten met internationale partnersteden, waarbij centraal staan de belangen van de lokale economie en de Delftse kennisinstituten, alsmede de uitwisseling van kennis ten behoeve van het gemeentelijk functioneren. Het aantal steden waarmee op solidariteit gebaseerde stedenbanden bestaan is bepaald op twee. In 2000 wordt de reeds lang bestaande stedenband met Esteli geëvalueerd. Daarbij zal met name worden gelet op het burgerdraagvlak in Delft voor deze relatie en op de mogelijkheden om als stad Delft daadwerkelijk bij te dragen aan de verbetering van de leefomstandigheden in Esteli en aan het democratisch en effectief functioneren van het gemeentebestuur aldaar. Bij de samenwerking met Esteli zullen ook in 2000 de activiteiten in het teken staan van de nasleep van de orkaan Mitch. De bestaande project-samenwerking met Mamelodi wordt opgewaardeerd naar het niveau van stedenband. Omdat Mamelodi onderdeel is van de stad Pretoria is de vorm gekozen van een stedenband tussen Delft en Pretoria, waarbij uitdrukkelijk is vastgelegd dat de relatie zich speciaal richt op Mamelodi. Bij de activiteiten neemt de samenwerking op het gebied van de woningbouw een prominente plaats in. Aan Delftse zijde is daarvoor een aparte stichting in het leven geroepen. Bij de activiteiten zijn nadrukkelijk onder meer de Delftse corporaties en de TU betrokken. De relatie met de Duitse stad Freiberg is van stedenband omgevormd tot jumelage-contact. In 2000 zal moeten blijken of binnen de Delftse samenleving voldoende enthousiasme is voor deze vorm. Ook wordt bezien hoe dit stedencontact dienstbaar kan zijn aan het verbeteren van de Nederlands-Duitse betrekkingen. De projectmatige samenwerking met de Bosnische stad Tuzla wordt in 2000 geëvalueerd. Hierbij wordt vooral gekeken naar draagvlak en effectieve mogelijkheden voor samenwerking. Delft neemt reeds enige jaren deel aan het internationale Bertelsmann-netwerk, dat zich vooral richt op verbetering van de kwaliteit van organisatie en bestuur op gemeentelijk niveau. De activiteitencyclus van dit netwerk is zodanig dat in 2000 een aantal lopende projecten wordt afgerond. Wij zullen een besluit tot deelname aan nieuwe projecten binnen dit netwerk laten voorafgaan door een evaluatie. Via een proef-lidmaatschap van één jaar van de eveneens internationaal voor gemeenten opererende organisatie KGST wordt in 2000 nagegaan welke mogelijkheden die organisatie aan Delft kan bieden om bij het streven naar verbetering van het eigen gemeentelijke functioneren gebruik te maken van deskundigheden en ervaringen van elders. In nauw overleg met het bedrijfsleven wordt in 2000 de keus afgerond van een internationale stad waarmee Delft een stedenband aan gaat, waarbij de economische invalshoek centraal staat. Ook is in 2000 een besluit voorzien over contacten met een stad in een land, waaruit veel allochtone inwoners van onze stad afkomstig zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |