06 augustus 2002

Beantwoording vragen van de fractie "Stadsbelangen-Delft"


naar index

 

naar aanleiding van de "Zomernota", hoofdlijnen van beleid en het financieel perspectief 2000-2003.

 

Pagina 1:

Waaruit bestaat uw overtuiging, dat het instellen van ‚‚n integraal afwegingsmoment een belangrijke meerwaarde heeft voor het besluitvormingsproces in de Gemeenteraad?

 

Antwoord:

Omdat de samenhang tussen de diverse onderdelen van de meerjarenbegroting hierdoor beter tot zijn recht komt. Tevens wordt hiermee (deels) voorkomen dat op verschillende momenten in het jaar besluitvorming plaatsvindt waardoor het inzicht in de financiële stand van zaken minder scherp is. Bovendien maakt één afwegingsmoment meet interactie mogelijk tussen de verschillende circuits.

 

Waaruit bestaat dan die meerwaarde?


Antwoord:

Die meerwaarde bestaat dan uit de kwaliteit van het besluitvormingsproces.

 

Pagina 3:

 

Wilt u door de door u aangegeven tendens tot dualisering de "macht" van de gemeenteraad beperken tot een controlerende macht?

 

Antwoord:

Wij hebben aangegeven dat in het lokaal bestuur in Nederland vrij algemeen een tendens tot dualisering zichtbaar is. Met name de commissie Elzinga zal op dit punt in de loop van het jaar met nadere analyses en aanbevelingen komen. Op basis van de bevindingen van de staatscommissie zal in Nederland een gedegen bestuurlijke gedachtewisseling kunnen plaatsvinden. De tot nu toe in Delft gevoerde discussie wijst in de richting van een versterking van de ‘scheppende macht’ van de raad. Gewezen is op de behoefte aan meer ruimte voor dialoog en debat en aan betrokkenheid van de raad vroeg in het beleidsproces.

Het belang van de controlerende macht is in de discussie wel van verschillende kanten onderstreept, maar daarbij is aangetekend dat die macht op een modernere wijze kan worden ingevuld. De raad zou in die visie meer op resultaten moeten sturen. Dat zou betekenen dat de raad zich concentreert op het formuleren van de doelstellingen en op de periodieke toetsing van de resultaten aan die doelstellingen. Ook is in de discussies geopperd dat gebruik gemaakt zou kunnen worden van gericht onderzoek, bijvoorbeeld door middel van de raadsenquete."

 

 

Geeft u een prioriteit aan "werkstad" boven "recreatie- en woonstad"?

 

Antwoord:

Nee, ook niet het omgekeerde. In het collegeprogramma staat ons streven verwoord om te komen tot een evenwicht tussen inkomende en uitgaande pendel. Daar is een toename voor het aantal arbeidsplaatsen in Delft voor nodig. "

 

Krijgen de "buurtbewoners" een vrij besteedbaar budget voor gemeentelijke activiteiten voor de wijk? En zo ja, waarover mogen zij dan beslissen? ( Als voorbeeld geven wij u mee dat de wijkbewoners van dit besteedbare budget een filiaal van de bibliotheek willen. Is dit dan mogelijk? Of moet uw mening gevolgd worden?)

 

Antwoord:

Bewoners krijgen geen vrij besteedbaar budget, daar het budgetrecht is voorbehouden aan de raad. Wel is het college van mening dat bewoners en andere belanghebbenden een belangrijke stem krijgen in het maken van wijkplannen en de daarbij behorende budgetten. U geeft als voorbeeld , of wijkbewoners het vrij besteedbare budget zouden kunnen inzetten voor een filiaal van de bibliotheek ? Het antwoord is nee. Het bibliotheek beleid,

d.w.z. welk voorzieningenniveau gewenst is, is een discussie die op stedelijk niveau gevoerd gaat worden, waarbij de raad de kaders vaststelt. Dit laat onverlet dat er vanuit een wijk behoefte kan zijn aan een bibliotheekvoorziening en wijkvertegenwoordigers ook het recht hebben dit volgens de geigende kanalen te bepleiten bij het bestuur. Wijkgericht werken betekent niet " u vraagt, wij draaien".

 

Op het terrein van de ruimtelijke ontwikkelingen dient u naast betere parkeerfaciliteiten ook rekening te houden met voldoende parkeerfaciliteiten. Kunt u dit onderschrijven?

 

Antwoord:

Het parkeerbeleid van het college is gericht kwalitatief hoogwaardig bezoekersparkeer-voorziening aan de rand in de stad. Naast kwaliteit is de kwantiteit een belangrijk aandachtspunt van het college. In de hoofdlijnen van het parkeerbeleid, die recentelijk aan de orde zijn geweest is het benodigd aantal parkeerplaatsen. aangegeven. Hoewel het aantal parkeerplaatsen altijd een discussiepunt is, afhankelijk van de belangen waarmee naar dit vraagstuk wordt gekeken, acht het college het aangegeven aantal voldoende.

 

Pagina 4:

 

De afroming van de reservepositie van het Grondbedrijf neemt een belangrijke plaats in bij een eventuele vaststelling van uw beleidsvoornemens. Waarom stelt u de discussie over deze afroming desondanks uit? (De mate van de afroming, dus de hoogte van de reservepositie dient nu vastgesteld te worden)

 

Antwoord:

De afroming van de reservepositie van het Grondbedrijf vindt eens in de 4 jaar plaats. De laatste maal vond de afroming plaats in 1996; vandaar dat afroming ditmaal procedureel gepland is in het jaar 2000. Wel hebben wij bij de investeringen een raming gemaakt van de mogelijke afromingsopbrengst.

 

Bent u met ons van mening, dat de Nutswinsten ten goede dienen te komen aan alle Delftenaren/Delvenaren?

 

Antwoord:

Wij zijn het eens met de stelling dat de nutswinsten ten goede moeten komen aan de inwoners van Delft. Wij hebben daarom een breed pakket maatregelen ter besteding voorgesteld.

 

Terzijde: Nu wij regelmatig geconfronteerd worden met het woordje "Nuts" vroegen wij ons af wanneer wij de raadsleden kunnen tracteren op een grote Nuts i.p.v. een "pruts-nutsje" (benaming Rensen). Dit conform onze afspraak met u over uw voorstellen omtrent de collectieve ziektekostenverzekering. Of wacht u op een (D)elftse (S)troop (W)afel ? Wij horen het graag van u.

 

Antwoord:

Over de stand van zaken rond de ziektekostenverzekering voor de minima zijn de fracties inmiddels in een besloten WZO ingelicht.

 

Pagina 5:

 

Daar waar u in het algemeen redelijk compleet in deze nota de zaken naar voren brengt, verschijnt op deze pagina na het Onderwijsbeleidsplan het woordje enz.. Wat valt hieronder?

 

Antwoord:

Voor de beantwoording van uw vraag wat onder het woordje enz. valt verwijzen wij u naar de tekst van paragraaf 4.5.2 (ontwikkelingen reserves, voorzieningen en overige subcircuits). Daarin komen ook de reserve Nutswinsten, de reorganisatievoorziening, de meerjarenraming straataanpak (MRSA) aan de orde.

 

Pagina 6:

Hoe wilt u uw doel om het aantal bijstandsgerechtigden vanaf 1999 met 125 per jaar te verlagen realiseren?


Antwoord:

Het verkleinen van de groep bijstandsgerechtigden zal plaatsvinden door het realiseren van een sluitende aanpak, door instroombeperking en door uitstroombevordering. Een en ander zal in het najaar van 1999 verder uitgewerkt worden in een nota lokaal werkgelegenheidsbeleid.

Met een sluitende aanpak wordt bedoeld dat iedere klant in beeld en in beweging is richting werk of sociale activering. Hiervoor zijn onder andere van belang het verder op orde brengen van de sector uitkeringen, de samenvoeging van uitkeringen en activering in een nieuwe sector werk en inkomen en het binnen diezelfde sector onderbrengen van bureau nieuwkomers."

 

Instroombeperking houdt in dat de organisatie van het aanvraagproces zodanig is ingericht dat uitkeringsafhankelijkheid wordt tegengegaan. Degene die een aanvraag wenst in te dienen voor een uitkering levensonderhoud wordt een concreet alternatief geboden voor de voorziening in de kosten van het bestaan in de vorm van arbeid (al dan niet gesubsidieerd).

 

Het CWI zal hierin een kernrol gaan vervullen. In het eerste half jaar van 1999 is daartoe vormgegeven aan een nieuwe werkwijze – zowel voor de uitvoeringsinstellingen en arbeidsvoorziening als voor de drie deelnemende gemeenten. In het kort komt het er op neer dat de relevante klantenstroom zoveel mogelijk wordt geleid naar het CWI en dat op het CWI een hoogwaardig eerste gesprek plaatsvindt gericht op werk. Jongeren voor wie in beginsel alle arbeid passend is zullen een zogenaamde zoekperiode krijgen gericht op het vinden en aanvaarden van werk. Daarnaast wordt in de nieuwe werkwijze opgenomen dat kansrijke werkzoekenden aan wie – ondanks het bovenvermelde – een uitkering moet worden verstrekt – binnen 3 maanden worden na aanvang van de uitkering worden uitgenodigd voor een zogenaamd ‘uitstroomgesprek’ op het CWI.

Aldoende wordt vormgegeven aan de integratie van instroombeperking en uitstroombevordering.

 

Aan de uitstroomzijde geldt een plaatsingstaakstelling van 389 DMZ-klanten in 1999. Dit dient te worden gerealiseerd door de ITB-organisatie Dit is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Delft en Arbeidsvoorziening. Voorts geldt voor de instroom in de WIW-detacheringsorganisatie een doelstelling van 60 nieuwe plaatsingen (als WIW-werknemer)

 

"Nieuw is de aandacht die nu geschonken wordt aan klanten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (fase 4). Het project uitstroomverbetering heeft een aantal instrumenten opgeleverd waarmee deze lastiger doelgroep nieuw perspectief geboden wordt. Daarmee kan in het totale bestand de doorstroom naar fase 2 en 3 versterkt worden. Ongeveer de helft van het aantal klanten van DMZ zit nu (vast) in fase 4."

 

Pagina 6:

Bent u ervan overtuigd dat het cijfer genoemd in de tabel "Sociale structuur" achter het aantal bijstandsgerechtigden op 1 januari 1999 (3350) juist is? Daarnaast lijkt ons het sommetje 3350 minus 500 is 2900 niet juist.

 

Antwoord:

"Het aantal van 3.350 per 1-1-1999 is afgerond juist. Ten opzichte van deze 3.350 is voor de laatste drie jaren van deze collegeperiode telkens een vermindering van 125 afgezet.

De totaal beoogde vermindering van 500 moet u afzetten tegen het aantal bijstandsgerechtigden bij het aantreden van dit college. Dat waren er in april 1998 ca. 3.475."

 

Pagina 7:

Heeft u de trendmatige ontwikkelingen op de behoefte bekeken?

 

Antwoord:

De trendmatige ontwikkelingen zijn niet op de behoefte gebaseerd maar op de verwachtingen van het Centraal Planbureau.

 

Heeft de nu afgesloten CAO nog gevolgen voor het vermelde percentage c.q. voor de vermelde percentages?

 

Antwoord:

De nu afgesloten CAO heeft voorshands geen gevolgen voor de nominale stijgingspercentages op bladzijde 7.

Het effect van de nieuwe CAO zal naar verwachting gedekt kunnen worden uit de hiervoor gereserveerde ruimte op de desbetreffende stelpost.

 

Wij achten het vermelde omslagpercentage hoog. Kunt u ons mededelen wat een verlaging van 1% betekent voor het financieel perspectief?

 

Antwoord:

In het vermelde omslagpercentage is rekening gehouden met een vergoeding van het eigen vermogen (de gemeentelijke reservepositie) tegen hetzelfde omslagpercentage. Volgens afspraak vorig jaar over de nota Rentebeleid zal dit element dit najaar in discussie worden gebracht waarbij het eigen vermogen tegen marktrente wordt ingezet. Dan zal ook worden aangegeven welke consequenties 1% daling van de omslagrente zal hebben voor het financiële beeld. Wel is op bladzijde 50 reeds aangegeven dat de financiële ruimte hierdoor nadelig wordt beïnvloed. Sinds de renvergoeding op de reserves is gewijzigd is het effect van een wijziging in de omslagrente veel minder merkbaar omdat de ruimte reeds in het financiële beeld verwerkt is.

 

Het percentage voor de ontwikkeling van subsidies dient 3,6 te zijn, plus waarschijnlijk een verhoging door de afgesloten CAO. Klopt dit?

 

Antwoord:

Het percentage van 3,5 is naar beneden afgerond. Het effect van de afgesloten CAO is in dit percentage begrepen.

 

Pagina 8:

Wat zijn de "legitieme belangen" van de stad?

 

Antwoord:

Als legitieme belangen van de stad zien wij díe belangen die als zodanig door het gemeentebestuur worden aangemerkt en waarvan de realisering binnen de daarvoor bestaande bestuurlijke en juridische kaders kan en mag worden nagestreefd.

 

 

Pagina 10:

Waarvan hangt een eventuele oprichting van een "Stadshal" af? Of met andere woorden kunt u op dit moment de noodzaak van een "Stadshal" aantonen?

 

Antwoord:

Wij kunnen nu nog niet aangeven hoe de stadshal in financiele zin gerealiseerd gaat worden, omdat er eerst in het najaar een (stads)discussie zal plaatsvinden met de betrokken partijen en de stad over de gewenste samenwerkingsverbanden . De centrale gedachte daarbij zal zijn: hoe het eigen potentieel, de eigen produktie op het gebied van design, architectuur en beeldende kunst in Delft optimaal benut kan worden. U moet daarbij dan denken aan exposities, lezingen en debatten op de drie genoemde disciplines.

Het gaat hierbij niet per definitie om een aparte fysieke locatie, ook een virtuele stadshal met activiteiten op de diverse eigen locaties is een optie.

 

Pagina 11:

Een overbodige pagina, waarvan de inhoud thuishoort in de evaluatie van Delft Kennisstad.

Of kunt u uw ego nog meer versterken met resultaten, dan wel verwachte resultaten?

 

Antwoord:

Vraag t.a.v. pag. 11 van Stadsbelangen: Delft Kennisstad is voortdurend in ontwikkeling. Paragraaf 2.2.7. geeft daarvan een voorbeeld. Wij zullen in de evaluatienota en de voorstellen voor het Actieplan DK 2000 daar verder op terug komen.

 

Pagina 12:

Wat is de competentie van de bewoners in het wijzigen van uw beleidslijnen?

 

Antwoord:

De raad is het bevoegd gezag om beleidslijnen te wijzigen. Het antwoord is dus nee; bewoners hebben geen formele bevoegdheden beleids-

lijnen te wijzigen. Dit neemt niet weg dat dit college voorstander is van interactieve beleidsvoorbereiding: dat wil zeggen beleidswijzigingen voorbereiden met diegenen die het aangaat.

 

Bent u met ons van mening dat u bij het opnemen van 3 miljoen gulden als bijdrage aan een vensterschool de discussie over een dergelijke school al had moeten plaatsvinden?

 

Antwoord:

In de Meerjarenraming Stadsvernieuwing 1999-2003 is een passage opgenomen over het vensterschool concept en is een investeringsbijdrage gereserveerd van f. 3.000.000 Deze meerjarenraming is op 17 december 1998 door de gemeenteraad vastgesteld.

 

Waarom is de bouw van een accommodatie voor jongeren in de Wippolder uitgesteld tot het jaar 2003? (zie pagina 67) Acht u dit gezien de voorgeschiedenis verantwoord?

 

Antwoord:

Wij hebben een totaalplan voor de nieuwbouw van accommodaties gemaakt. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de wijkaanpak, waarbij begonnen wordt met de wijken Tanthof en Voorhof. De onderhoudstoestand van de buurtaccommodaties aldaar maakt dit mede nodig.

De bouw van een jongerenaccommodatie in de Wippolder vraagt nog om een voortraject dat enige tijd is vertraagd maar in het najaar van start gaat. Dit voortraject bestaat enerzijds uit het zoeken van een geschikte locatie en anderzijds het bereiken van een groter aantal jongeren in de wijk. Gezien het perspectief voor de jongeren, de aanwezigheid van tijdelijke huisvesting en het feit dat er in de tussentijd weldegelijk aandacht aan hun problematiek wordt besteed, achten wij deze planning verantwoord.

Definitieve besluitvorming over de planning van nieuwbouw zal plaatsvinden aan de hand van een nota over het accommodatiebeleid. Deze zal na het reces aan u worden voorgelegd.

 

Kunnen wij constateren, dit mede naar aanleiding van een opmerking op pagina 23, dat het college overeenstemming heeft bereikt dan wel unaniem van mening is dat "jongerenhonken" separaat komen te staan van de (geplande) buurthuizen?

 

Antwoord:

Dat is een gedeeltelijk juiste constatering. Wij zijn van mening dat tienerwerk ruimtelijk moet worden geïntegreerd in de buurthuizen. Voor jongeren hanteren wij een aparte oppervlaktenorm per wijk, die mag worden opgeteld bij de oppervlakte van het buurthuis. Bij voorkeur worden deze ruimten voor jongeren in een totaalconcept van accommodatiebouw opgenomen. In tenminste twee gevallen zal hieraan niet worden voldaan: de Border in Tanthof en de jongerenaccommodatie

 

Klopt het dat wij dan een "jongerenhonk" in Voorhof missen?

 

Antwoord:

Momenteel is dat juist. Wij streven ernaar bij de nieuwbouw in Poptahof dit gemis op te heffen. In het investeringsprogramma voor nieuw te bouwen buurtaccommodaties is rekening gehouden met de bouw van een jongerenvoorziening in Voorhof. In de eerder aangehaalde te verschijnen nota over het accommodatiebeleid komen wij hier verder op terug.

 

Pagina 13:

Wat is de actuele stand van zaken voor wat betreft de buitenschoolse opvang in relatie tot de (financiële) ontwikkelingen bij Octopus?

 

Antwoord:

De uitbreidingen buitenschoolse opvang lopen volgens planning. Het kabinetsstandpunt t.a.v. de Regeerakkoordgelden is bekend. Binnenkort wordt formeel duidelijk hoeveel extra kindplaatsen er uitgebreid kunnen worden.

Octopus is bezig met een reorganisatie; er is een nieuw management dat een aantal knelpunten uit het verleden wegwerkt. Dit brengt extra kosten met zich mee, waarvoor Octopus (financiële) partners zoekt.

De contractafspraken met de gemeente worden nagekomen.

 

pagina 14:

Welke voorstellen heeft u in uw gedachte als u spreekt over voorstellen, die de toegankelijkheid en kwaliteit van de "sport" geen geweld aan doen?

 

Antwoord:

Bij de invulling van de sportbezuiniging gaan wij niet uit van sluiting van een of meer accommodaties. In de Zomernota hebben wij aangekondigd dat voorstellen nog dit jaar worden gepresenteerd. Wij willen daarop, mede in verband met het project sportvisie, thans niet vooruitlopen.

 

De onderhoudsvoorziening van de twee gemeentelijke sporthallen is jarenlang op een te laag niveau gevuld. Het ware aardig geweest hierbij te vermelden dat de partijen in deze en in de vorige raad van mening waren de sporthallen te privatiseren. Waarom geeft u deze reden voor het te lage niveau niet gewoon aan? Wat moeten wij verstaan onder de in het investeringsplan voor de jaren 1999 en 2000 vermelde bedragen voor sportaccommodaties?

 

Antwoord:

Uit het project Risico’s en Remedies is duidelijk geworden dat privatisering van de sporthallen niet de gewenste bezuiniging oplevert, dat privatisering niet kan leiden tot een lager onderhoudsniveau en dat de onderhoudsvoorziening al veel langer te laag was, zodat een directe relatie met privatisering niet gelegd hoeft te worden.

De bedragen uit het investeringsplan gebruiken wij als stimuleringsbijdrage aan sportverenigingen om de gebruiksmogelijkheden van sportvoorzieningen te verhogen.

 

Wat is het verschil tussen bewaakte speeltuinen en bemenste speeltuinen?

 

Antwoord:

Dit is een verschil in invalshoek. Bij bewaakt gaat het om de functie en bij bemenst om de personele inzet.

 

Pagina 17:

Welke financiele middelen stelt u beschikbaar om met een integrale klantbenadering het niet-gebruik van voorzieningen terug te dringen?

 

Antwoord:

Het gaat bij het terugdringen van het niet gebruik van voorzieningen door middel van een integrale klantbenadering niet in eerste instantie om het beschikbaar stellen van extra financiele middelen om dit doel te bereiken.

De wijze van het organiseren van werkprocessen in de op te richten Publiekszaken kan als middel worden gehanteerd om het niet gebruik van voorzieningen terug te dringen, juist door middel van het centraal stellen van de klant. Gedacht kan worden aan een afstemming van werkprocessen waar het gaat om het verstrekken van huursubsidie, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en de werkzaamheden van de huidige sector Uitkeringen. Om deze afstemming in werkprocessen te realiseren zouden extra middelen nodig kunnen blijken waar het gaat om mogelijk aanpassingen in de verschillende automatiseringssystemen of wellicht opleiding van medewerkers.

 

Pagina 18:

Waarom wordt er onder punt 2.4.6 Onderwijs geschreven over "bijvoorbeeld een bibliotheekservicepunt", terwijl dat nu juist de bedoeling was van de verantwoordelijke wethouder, waardoor er een draagvlak ontstond voor het positief advies voor de zogenaamde Bibliotheeknota? (stomerijmodel!!!!!!)

 

Antwoord:

Enerzijds zouden meer mogelijke combinatievormen kunnen ontstaan; daarin is een servicepunt van de bibliotheek een voorbeeld. Anderzijds kunnen servicepunten van de bibliotheek aan verschillende voorzieningen in de wijken worden gekoppeld en behoeven deze dus niet in alle gevallen deel uit te maken van de vensterschoolclusters in de wijken.

Omdat niet alleen gedacht hoeft te worden aan een bibliotheekservicepunt, maar ook aan dienstverlening door andere derden. Denk bijvoorbeeld aan een opvoedbureau

 

Pagina 20:

Wordt er bij het feitelijk beslag krijgen van het parkeerbeleid, na de besluitvorming, en dit in de loop van het jaar 2000 en voortbouwend op de "succesvolle" binnenstadsconferentie ook rekening gehouden met de "succesvolle" advisering over de parkeergarage onder de Markt?

 

Antwoord:

De plaatsbepaling van parkeeraccomodaties is een onderwerp dat niet aan de orde komt bij het feitelijk beslag krijgen, ofwel uitvoeren van het parkeerbeleid, maar bij het voorbereiden hiervan en vervolgens bij de (politieke) besluitvorming. Het antwoord is dan ook: "neen".

Betreffende het standpunt van het college over de in de vraag genoemde locatie onder de Markt wordt verwezen naar het collegeprogramma pag. 19, 2e alinea.

 

Waarom worden de technische voorzieningen, die samenhangen met het autoluw maken van de stad ten laste gebracht van de reserve voor de parkeervoorzieningen?

 

Antwoord:

‘Autoluwe binnenstad’ is onlosmakelijk verbonden met het parkeerbeleid en de aanleg van (bezoekers) parkeeraccomodaties in de rand van de binnenstad. Het is dan ook niet meer dan logisch de technische voorzieningen voor het autoluw maken van de binnenstad te financieren uit het parkeerfonds.

 

Pagina 22:

Kunt u in een "fietsactieplan" een "auto - c.q. voetgangersplan" integreren?

 

Antwoord:

Het verkeers- en vervoersplan is HET integraal beleid waarbinnen de doelstellingen en maatregelen op het gebied van het openbaarvervoer, auto, fiets en voetgangers zijn aangegeven. In de 2e helft van dit jaar zal het college een VVP-plus presenteren waarin de doelstellingen en daarmee samenhangende maatregelen zijn aangescherpt. Het fietsactieplan is een uitwerking van het integraal kader.

 

 

Pagina 23:

 

Wordt in dit geval het activiteitenbudget losgekoppeld van het wijkbudget en zo ja, hoe komt dit budget dan tot stand?

 

Antwoord:

Het activiteitenbudget van de programmateamleider is een stedelijk budget, dat geen directe relatie heeft met wijkbudgetten. Het bedrag van f 75.000,= is reeds inclusief dit activiteitenbudget.

 

Wat is de holding DJ/XL?

 

Antwoord:

Er is al jaren een voornemen tot de oprichting van een Holding voor jongerenwerk. De participerende jongerenorganisaties hebben hiervoor de naam DJ XL bedacht. Begin juni is overigens de Stichting DJ XL opgericht.

 

Wat verstaat u onder allerlei organisaties in de wijk?

 

Antwoord:

Wat er staat.

 

Pagina 23:

Kunt u ons de noodzaak van de vestiging van een discotheek in de Zuidpoort aantonen, alsmede de eventuele gevolgen (bij realisering) voor Speakers?

 

Antwoord:

De noodzaak van de vestiging van een discotheek is aan de hand van nota’s in de raadscommissie genoegzaam aan de orde geweest. De beoordeling van de haalbaarheid is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ondernemer. De raad kan zich aan de hand van het te verschijnen bedrijfsplan verder uitspreken.

De eventuele gevolgen voor Speakers BV zijn een zaak voor Speakers BV zelf.

 

Pagina 24:

 

Wanneer volgt de door de wethouder toegezegde uitleg aan de "burger" over het sluiten van de bibliotheekfilialen met daaraan verbonden de uitleg over haar suggesties van het zogenaamde "stomerijmodel"?

 

Antwoord:

Zodra wij van het bibliotheekbestuur het plan van aanpak hebben gekregen voor de realisatie van servicepunten. Dus in het jaar 2000.

De bibliotheek organiseert rond de vormgeving van het servicepunt in Tanthof een bijeenkomst met de gebruikers. Wij zullen daar ook vertegenwoordigd zijn om uitleg te geven.

 

Hoe verklaart u de bezuiniging van ¦ 100.000 (punt 541.0 op pagina 59) op de musea in verband met de door de commissie CKE positief geadviseerde nota over het museumbeleid in de komende jaren?

 

Antwoord:

Na de zomer zal samen met een extern bureau een ondernemingsplan geschreven worden voor de Gemeente Musea Delft aan de hand van de in de commissie CKE besproken Beleidsnota Gemeente Musea. In het ondernemingsplan zal de bezuiniging worden meegenomen, evenals de inhoudelijke lijn.

 

Pagina 25:

 

Waarom geldt het burgerdraagvlak slechts voor de evaluatie van de stedenband met Esteli?

 

Antwoord:

Het vereiste van een burgerdraagvlak geldt voor alle stedencontacten

van Delft. Naarmate het stedencontact meer omvattend is en ook

nadrukkelijker de bedoeling heeft veel burgers en instellingen bij de

contacten te betrekken, zullen de eisen die aan omvang en aard van

betrokkenheid van het burgerdraagvlak worden gesteld echter

toenemen.

 

Delft is een multiculturele stad met allochtone inwoners uit diverse steden over de gehele wereld. Hoe bepaalt u in het jaar 2000 uw keuze voor een stad in een land, waaruit veel allochtone inwoners van onze stad afkomstig zijn?

 

Antwoord:

De gedachtenvorming op dit punt is nog niet afgerond. Uitgangspunten zijn wel, dat er 1 stad wordt gekozen. Het ligt voor de hand de grootte van de groep personen woonachtig in Delft en afkomstig uit het betreffende land, daarbij een rol zal spelen. Een belangrijk uitgangspunt is ook dat de betreffende stedenrelatie -aan Delftse zijde- niet exclusief wordt ingevuld door personen die uit het betreffende land/of de betreffende stad afkomstig zijn. Ook zijn wij van mening, dat de opzet en de activiteiten van de betreffende stedenrelatie zodanig moeten zijn, dat -via deze stedenrelatie- een actieve en positieve bijdrage kan worden geleverd aan het verbeteren van het wederzijds begrip binnen de Delftse multiculturele samenleving.

 

Pagina 27:

Wat zijn dienstenniveau-overeenkomsten in relatie tot de door u op pagina 26 voorgestelde eenheden?

 

Antwoord

Een diensten-niveauovereenkomst is een contract tussen een vragende en een aanbiedende partij, waarin duidelijk omschreven wordt wat gevraagd en wat aangeboden wordt. Middels dit contract wordt duidelijk welke diensten tegen welke kosten worden geleverd en dus ook voor welke diensten extra kosten gemaakt moeten worden, indien zij gewenst zijn.

Er is niet sprake van 1 dienstenniveau-overeenkomst (dno), maar van meerdere. Voor het basisniveau zal een dno afgesloten worden met in feite de gehele gemeentelijke organisatie en daarbovenop zullen dno's afgesloten met de diverse onderdelen van de gemeentelijke organisatie om de informatievoorziening die geleverd wordt helder te krijgen c.q. specifieke aspecten te regelen.

Het kan b.v. gaan om ondersteuning die geleverd wordt (adviseren, begeleiden, oplossen van problemen, e.d.) en beheer (het in goede staat brengen en houden van apparatuur, programmatuur, beveiliging, backup e.d.). En dit dan op een manier zodat duidelijk omschreven is voor klant en ondersteuner wat wanneer geboden wordt. Als voorbeeld een helpdesk: Waar is die bereikbaar (telefonisch, fysiek, e-mail) en wanneer is de helpdesk bemand, welke dienstverlening exact geboden wordt, wat gedaan wordt bij calamiteiten in welke volgorde e.d.).

 

Pagina 28:

Wat is de meerwaarde van de begeleiding door een extern communicatie-bureau voor wat betreft KIS, ICT e.d. en welke kosten zijn daaraan verbonden?

 

Antwoord:

Voor een nieuw en verstrekkend project als KIS is communicatie zeer belangrijk. Mensen (in de eerste periode vooral in de organisatie) moeten er door gegrepen worden.

Het externe bureau zet de grote lijnen uit en zorgt er voor dat die lijnen ook gevolgd worden, naast dat aparte vervolgopdrachten (ontwerpen, extra hulp) worden uitgevoerd.

Daarbij neemt men de professionele achtergrond, ervaring en contacten uit andere projecten in den lande op dit gebied mee.

In het verleden is meermalen gebleken dat de interne communicatie-adviseurs (die overigens wel bij het project betrokken zijn) niet de tijd en mogelijkheden hebben om de communicatie rondom een dergelijk project in de volle breedte langdurig te begeleiden. Daarom is gekozen voor een dergelijke rolverdeling. De kosten die tot op heden zijn gemaakt bedragen ca. fl. 63000,=. Daarin zijn begrepen de kosten die gemaakt worden voor de organisatie en aankleding van de diverse communicatiemomenten (zoals startbijeenkomst, roadshows, themabijeenkomsten).

 

Kunt u ons een overzicht verschaffen van de stand van zaken rond de millenniumproblematiek?

 

Antwoord:

De commissie midellen en bestuur ontvangt maandelijks een overzicht van de gang van zaken. Aanvullend kunnen we u nog melden, dat de rapportage van augustus vergezeld zal gaan van een contra expertise uit te voeren door het expertise centrum. Rapportage en conta expertise worden in september in de commissie behandeld.

 

Pagina 29:

Als onder een aantal voorwaarden (welke?) iedere ambtenaar thuis de beschikking heeft over een internetaansluiting en dan van daaruit de werkzaamheden kan verrichten, wordt hiermee dan ook rekening gehouden bij een eventuele nieuwe huisvesting van het gemeentelijk apparaat?

 

Antwoord:

Momenteel worden (kleinschalige) proeven uitgevoerd om te bezien of en hoe ambtenaren flexibeler hun werk (voor een deel) vanuit huis uit kunnen voeren. Deze bevinden zich momenteel nog in het stadium van bezien op technische haalbaarheid. De relatie met de nieuwe huisvesting is hierbij nog niet aan de orde.

 

Pagina 31:

Heeft u enig inzicht in het risico van de besparingsverliezen?

 

Antwoord:

Momenteel bestaat er nog geen inzicht of, en zo ja op welke punten, eventuele besparingsverliezen ontstaan. Inzet van het college is uiteraard dat de taakstelling reëel haalbaar is. Het algemeen principe is dat bij besparingsverliezen alternatieve bezuinigingen mogelijkheden onderzocht worden.

 

Pagina 33:

Hoe ontwikkelt zich het project risico's en remedies bij WOC na invulling van de in de Zomernota vermelde beleidslijn? Kunt u een bijgestelde versie binnenkort aan ons doen toekomen?

 

Antwoord:

Het project risico's en remedies bij WOC is in de afgelopen periode verder uitgewerkt in 4 deelprojecten.

Het deelproject Algemeen Beheer wordt meegenomen in het traject budgettering en normering in het kader van de reorganisatie. De tekorten op dit punt zijn voor 1999 gedeeltelijk opgelost door extra bijdragen in de begroting 1999 (zie beslispuntennota 1999) en door incidentele besparingen van de dienst (bijvoorbeeld een stop op vorming en opleiding).

Het deelproject VAK is klaar en gepresenteerd in de commissie CKE van mei. Verdere operationalisering vindt plaats in het bedrijfsplan van de VAK dat voor eind 1999 in de commissie CKE zal worden besproken.

Het deelproject Musea is bijna klaar, op het juridisch onderzoek na. De inhoudelijke beleidslijn is gepresenteerd in de commissie CKE van juni. Verdere operationalisering van beide sporen vindt plaats in het bedrijfsplan van de musea dat in oktober 1999 aan de commissie CKE wordt voorgelegd.

Het deelproject Sportbedrijf valt uiteen in 2 delen: sporthallen en zwembad Kerkpolder.

Met betrekking tot het zwembad is de visie op de verdere ontwikkeling helder en zijn maatregelen voorgesteld (en al gedeeltelijk genomen) om tot een sluitende exploitatie te komen. Dan gaat het om het besparen van kosten (bijvoorbeeld optimaliseren energiegebruik) en het binnenhalen van meer bezoekers, met name op de meest rendabele onderdelen. Dit kost enkele jaren. De operationalisering hiervan is opgenomen in het bedrijfsplan van het Sportbedrijf dat na de zomer verschijnt.

De positie van de sporthallen in Delft vergt eerst een politieke discussie over type, plaats en beheer van de gewenste sportvoorzieningen. Deze discussie wordt in september/ oktober gevoerd. Zodra hierover politieke duidelijkheid is, kan een traject voor investeringen en verbetering van de exploitatie worden uitgezet. In het bedrijfsplan van het sportbedrijf zal hierover dus nog weinig gemeld kunnen worden.

Aangezien de resultaten van de deelprojecten worden verwerkt in bedrijfsplannen of bij de reorganisatie worden meegenomen zal er geen bijgestelde versie van het rapport Risico's en remedies verschijnen

 

Hoe groeit het zwembad Kerkpolder ,na een incidentele bijdrage, toe naar een sluitende exploitatie?

 

Antwoord:

Met kostenbeheersing en inkomstenverhoging zal de exploitatie van het zwembad sluitend zijn. Nadere uitwerking vindt plaats in het bedrijfsplan dat in het najaar 1999 zal verschijnen.

 

Pagina 34:

Het aantal bijstandsgerechtigden wordt in de komende jaren lager ingeschat. Dit leidt tot uit het Gemeentefondseen inkomstendaling van ¦ 1,8 miljoen in het jaar 2003. Hiertegenover staat een lager 10 % aandeel in de bijstandsuitgaven en lagere apparaatskosten. Voorshands gaat u uit van een evenwicht. Dus 10 % aandeel is 1,8 miljoen gulden. Gaarne zouden wij hiervan een berekening ontvangen?

 

Antwoord:

De inkomstendaling uit het gemeentefonds als gevolg van de verlaging van het aantal bijstandsgerechtigden staat tegenover de daling van het 10%-gemeentelijk aandeel in de bijstandsuitgaven en de verlaging van de apparaatskosten. Als vuistregel voor de berekening kan, zij het met enige voorzichtigheid, worden gehanteerd dat de inkomstendaling uit het gemeentefonds voor 2/3-deel gecompenseerd wordt door een lager 10%-aandeel in de bijstandslasten en voor 1/3-deel door lagere apparaatskosten. Wel moet daar in één adem aan toe worden gevoegd dat deze berekening zeker gaat wijzigen omdat het rijk momenteel werkt aan een andere bekostigingssystematiek van de ABW. Zodra daar meer over bekend is zullen wij u daarover informeren.

 

Pagina 36:

Er is een meerjarige bezuinigingstaakstelling op de organisatie ingezet van totaal f 5,5 miljoen.

Op ICT wordt een bezuiniging voorzien van 1 miljoen gulden. Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de conclusie van de TNO-arbeid (nota planning & normering), dat automatisering in geen enkel geval leidt tot besparingen in de formatie?

 

Antwoord:

Het onderzoek van TNO Arbeid heeft bij het onderzochte vijftal sociale diensten geleid tot de conclusie dat investeringen in automatisering niet hebben geleid tot zichtbare besparingen op de formatie. Anderzijds is het takenpakket van sociale diensten – en dus ook van de DMZ – in de afgelopen jaren aanzienlijk verzwaard, terwijl de formatie niet evenredig is meegegroeid. Dit is mede mogelijk geweest door inzet van nieuw ICT. Efficiëncyvoordelen vertalen zich derhalve niet altijd in minder personeelskosten.

De algemene conclusie kan luiden dat het effect van ICT op de apparaatskosten per saldo moeilijk is te meten. Het is echter wel zeker dat een goed werkende en moderne ICT-omgeving een belangrijke randvoorwaarde vormt voor een efficiënte bedrijfsvoering. In die zin leveren investeringen in ICT dus een bijdrage aan efficiencyverbeteringen in het apparaat.

 

Pagina 37:

Waarom voegt u voor het jaar 2003 geen 1 miljoen gulden toe voor incidenteel nieuw beleid?

 

Antwoord:

Conform het collegeprogramma zijn de opbrengsten van de nutswinsten onder andere bestemd voor het incidenteel nieuw beleid. Die ruimte is tot en met 2002 veiliggesteld. Voor 2003 zal de dekking van eventuele ruimte voor incidenteel nieuw beleid door het alsdan gevormde nieuwe college moeten worden aangegeven.

 

Pagina 42:

In uw collegeprogramma en ook in deze nota verzuimt u niet te wijzen op de verschuiving van " hard naar zacht". (Zie ook pagina 59 punt 210.1 onder de nieuwe bezuinigingen op het onderhoud wegen, straten en pleinen) Heeft u enig inzicht in de risico's die u daarbij neemt? Kunt u ons bijvoorbeeld mededelen wat de wederopbouw van de Mauriciusbrug kost? (Wij nemen daarbij aan dat bruggen behoren bij wegen, straten en pleinen)

 

Antwoord:

Een nadere notitie op de bezuinigingen op wegen, straten en pleinen is in voorbereiding.

De noodzakelijk geworden wederopbouw van de Mauriciusbrug was onvoorzien. Het precieze bedrag is op dit moment niet bekend vanwege het feit dat de werkzaamheden nog voortduren. Waarschijnlijk komen de uiteindelijke kosten rond f.1,3 milj. te liggen.

 


Pagina 43:

U bent het toch zeker met onze mening eens dat u door een afroming van de reserves van het grondbedrijf en door andere meevallers behoort tot de "bofkonten" onder de bestuurders van de afgelopen jaren?

 

Antwoord:

De afroming van de reserves van het Grondbedrijf is zoals bekend een vierjaarlijks terugkerend fenomeen. Ook vorige colleges hebben derhalve daarmee van doen gehad. Overigens wijzen wij erop dat de stad als geheel voordeel trekt uit de afromingsopbrengst.

 

Heeft u ook rekening gehouden en, zo ja waar kunnen wij dat terugvinden, met de verminderde opbrengst van de rente in verband met de afroming van de reserves van het grondbedrijf?

 

Antwoord:

Met de verminderde rente-opbrengst van de afgeroomde reserves van het Grondbedrijf is nog geen rekening gehouden. Daar staat tegenover dat er eerst sprake is van rentederving op het moment dat de totale gemeentelijke reservepositie ook daalt. Wanneer dat plaatsvindt hangt af van het saldo van enerzijds de aanwending van de reserves en anderzijds de normale "aanwas" van de reservepositie.

 

De afromingsopbrengst wordt geraamd op f 30 miljoen. Het totale investeringsbedrag bedraagt f 40 miljoen. Daarvan wordt f 5 miljoen gedekt via de reserve Zuidpoort. Kunt u ons mededelen "in welke la" nog eens f 5 miljoen ligt?

 

Antwoord:

Wat betreft de definitieve omvang van de afromingsopbrengst in relatie tot het totale investeringsbedrag zullen wij bij de volgende Zomernota nadere besluitvorming plegen.

 

Pagina 44:

Ruimtenood: "Wanneer het voor Delft´´´´´´´´´´´..ook in financieel opzicht". Het tekort zal dan tot 2025 oplopen tot 268 miljoen gulden. Bij een oplossing van de ruimtenood leidt dat tot een verlaging met circa 160 miljoen gulden. Derhalve nog altijd een "probleem" van 108 miljoen gulden, waarbij de kosten van de herstructurering van naoorlogse wijken en bodemsanering niet eens meegenomen is. Hoe denkt u dit lange termijn probleem op te lossen?

 

Antwoord:

De conclusie van dit rapport geeft duidelijk aan dat het streven van Delft naar uitbreiding van de gemeente grenzen een noodzakelijke voorwaarde is om financieel ook in de toekomst rond te komen voor wat betreft de ontwikkelingsopgave, dan wel mogelijke financiele tekorten in die opgave te verlagen. Dit rapport is derhalve een ondersteuning van het beleid van het College in deze. Daarnaast geeft het ook aan dat het noodzakelijk is om zowel de woningvoorraad in uitleggebieden te vergroten als de bedrijventerreinen uit te breiden. Dit werkt door verlies aan slagkracht in sociaal-economisch opzicht door, in financiele zin.

 

 

Pagina 45:

In de concernbegroting 1999 deel I: beleid Hoofdstuk 6 werd mededeling gedaan van de 57 bezwaarschriften, die nog in behandeling waren. Het totaalbedrag van deze aanslagen betrof 1,3 miljoen gulden. Welk risico is thans nog verbonden aan de beslissing die de belastingrechter (nog) moet nemen? Hoe hoog is op dit moment het uitstaande bedrag aan bezwaarschriften?

 

Antwoord:

Er lopen nu beroepszaken ten aanzien van vijf belastingplichtigen over 1995. Het belastingbedrag totaal is circa ƒ 270.000. Gegrond verklaring van beroep betekent dat een dergelijk bedrag voor ieder belastingjaar daarna geldt als risico.

 

Pagina 48:

Komt het op deze pagina in de staat van de verdeling van de Nutswinsten vermelde bedrag voor een Toeristisch Marketingplan (incl. het millenniumfeest) boven op het bedrag dat genoemd wordt op pagina 38 onder het kopje Toerismereserve? Immers daar wordt al 3 minus 1 ton uitgetrokken voor hetzelfde doel.

 

Antwoord:

Ja, het vermelde bedrag op blz. 48 komt bovenop het structurele bedrag van ƒ 100.000 aan nieuw beleidsgeld. Het bedrag op bladzijde 48 is incidenteel van aard.

 

Pagina 49:

Hoe wordt de meerjarenraming Straataanpak (MRSA) gevoed?

 

Antwoord:

De Meerjarenraming Straataanpak is een zogenaamd jaarlijks krediet behorend tot de categorie 2 investeringen en wordt gevoed uit de algemene middelen.


Wat is een resultaatgerichte verdeling van de subsidies voor maatschappelijke activiteiten in relatie tot de diverse (heel) kleine culturele instellingen? Wat verstaat u dan onder het resultaat?

 

Antwoord: volgt z.s.m.

 

 

Pagina 50:

Kan de laatste zin op deze pagina ook als volgt gelezen worden: " Indien dat per saldo tot een toename leidt zal dat een vermeerdering van de financiële ruimte tot gevolg hebben"? Wij denken van niet. Dus een overbodige zin.

 

Antwoord:

Uw interpretatie klopt. De laatste zin op deze bladzijde moet gelezen worden zoals hij er staat omdat een afname van de reservepositie leidt tot een rentederving in de concernbegroting.

 

Pagina 51:

Wat zijn uw plannen met betrekking tot de kleinverbruikers als u een herinvoering van rioolrechten overweegt?

 

Antwoord:

Bij herinvoering van rioolrechten krijgen kleinverbruikers een individuele aanslag rioolrechten. Hoe dit gaat geschieden is op dit moment nog onbekend.

 

Wat is de reden van de heroverweging met betrekking tot de heffing van de hondenbelasting?

 

Antwoord:

Het handhaven van de hondenbelasting word het komende jaar heroverwogen, omdat de verhouding tussen de kosten en de opbrengst erg scheef ligt (40:60) mede gelet op het feit dat het heffen van een hondenbelasting veel ongenoegen van de burgers met zich meebrengt: wel betalen maar toch ligt er hondenpoep op straat; waarom geen kattenbelasting; ik betaal hondenbelasting maar er zijn niet voldoende uitlaatplaatsen enzovoort. Ook het regulerende effect van een hondenbelasting wordt meegenomen in de heroverweging.

 

 

Pagina 52:

Bij de rekening 1998 is gebleken dat in de begroting 1998 met een beduidende lagere opbrengst van de Onroerende-zaakbelastingen rekening is gehouden. Is dat nu aangepast?

 

Antwoord:

a. De opbrengst OZB is inmiddels aangepast.

U wilt het gebruikerstarief OZB verhogen en het eigenaarstarief handhaven dan wel verlagen? Begrijpen wij dat goed?

 

Antwoord:

b. Hoe het gebruikers- en eigenaarstarief in de OZB komen te liggen is nog onderwerp van studie. Verschillende aspecten spelen daarbij mee: de rioolrechten voor kleinverbruikers, een tariefsdifferentiatie voor woningen/niet woningen, de geplande hertaxatie, de Zalmsnip en automaitsche kwijtschelding. Daarbij is de juiste verhouding (100:125) van belang.

 

Pagina 53:

U neemt een voorschot op een forse tariefsverhoging met betrekking tot de vuilverwerking! Gaarne een nadere onderbouwing wat dat voor de burgers betekent?

 

Antwoord:

Zoals in de nota staat (Pag 54) zal in september de nota ontwikkeling reinigingsrecht 2000- 2003 verschijnen.

Enkele zaken die de tarief stijging bewerkstelligen; ( cijfers zijn indicatief)

Verwerkingskosten ca 1 miljoen hoger in 2000 ( + 14% )

Incidentele tegenvaller verwerkingskosten in 1999 naar verwachting 1,5 miljoen

Tariefstijging zal ongeveer 10% tot 15% bedragen omdat er een inhaalslag als gevolg van de stijgende verwerkingskosten gemaakt moet worden. Bij dit stijgingspercentage is rekening gehouden met een onttrekking uit de reserve van ca ƒ1.000.000 in 2000.( 1999 1,5 miljoen begroot + 1,5 miljoen incidenteel). Per 1-1-99 heeft de reserve een niveau van 4,1 miljoen. De verwachting is dan ook dat de reserve eind 2000 behoorlijk uitgeput zal zijn.

 

Pagina 54:

Welke differentiatie heeft u voor ogen in de tarieven voor reclame in de historische binnenstad en de wijken daar buiten?

 

Antwoord:

De reclamenota waarin die differentiatie is opgenomen wordt na de zomer aan u voorgelegd.

 

Pagina 56:

Wij maken van de gelegenheid gebruik u te herinneren aan de afspraak dat u, alvorens tot definitieve verkoop van de aandelen EZH overgaat, met een bestedingsvoorstel komt. Wij nemen aan dat u deze herinnering waardeert?

Wat u zeker ook zult waarderen, is dat wij vinden dat wij u van een problematiek kunnen afhelpen. Op deze pagina start u met de mededeling dat u waarschijnlijk in een unieke positie zult komen te verkeren. Later noemt u dat een problematiek. Niet zo somber doen. Is een waardering op zijn plaats?

Het doet ons een deugd dat u ons, naast de telefoonkostenvergoeding voor het RIS (alhoewel?), de telefoonkosten naar aanleiding van de gesprekken met de bestuursassistenten zult vergoeden.

 

terug naar boven