Z E V E N D E V E R G A D E R I N G
op dinsdag 12
september 2000 om 19.00 uur in het stadhuis.
Overzicht van
de verhandelde punten.
Stuknr.
142. Opening en mededelingen
143. Herdenking overleden oud-raadslid Hans Looijenga
144. Voorstel inzake de toelating van de heer R. Clason tot
lid
van de raad van de gemeente Delft 132
145.
Behandeling van de Zomernota 2001 - 2004
Voorzitter: de
heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.
Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé,
Blinker, mevrouw Bolten, de heren Bonthuis, Bot, Bouman, mevrouw Bulthuis, de
heren Van den Doel, Van Doeveren, mevrouw Edwards, de heren De Graaf, De
Graaff, Grashoff, mevrouw Heuvelman, de heer Hollink, mevrouw De Jongh Swemer,
mevrouw Koop, de heren De Koning, Van Leeuwen, Mahler, Meuleman, Mooiweer,
mevrouw Lourens, de heren Oosten, De Prez, Rensen, mevrouw Roorda van Eijsinga,
mevrouw Steffen, de heren Van Tongeren, Torenstra, mevrouw Vlekke, de heer De
Wit en mevrouw Zweekhorst.
Secretaris: de
heer mr. drs. N. Roos.
142. De
VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom.
Eventuele
hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij nr. 22 van de presentielijst,
mevrouw Zweekhorst.
143. Herdenking
overleden oud-raadslid Hans Looijenga.
De VOORZITTER:
Zoals u allen wellicht zult weten is op 2 augustus jl. overleden de heer Hans
Looijenga die van 3 september 1974 tot 29 oktober 1981 lid van onze raad is
geweest. Hij is lid geweest van een groot aantal commissies in deze raad, zoals
die van Maatschappelijke aangelegenheden, gezondheidszorg, sport en recreatie,
volkshuisvesting en milieu, voor de beroep- en bezwaarschriften en voor de
verordeningen en tevens ook lid van de algemene raden van het
Elektriciteitsbedrijf Delfland en van het Gasbedrijf Delfland.
Dames en heren,
ik verzoek u te gaan staan en de heer Looijenga enkele ogenblikken in stilte te
gedenken.
De vergadering
neemt enkele ogenblikken stilte in acht.
144. Voorstel
inzake de toelating van de heer R. Clason tot lid van de raad van de gemeente
Delft.
(Stuk 132)
Dit voorstel
wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.
145.
Behandeling van de Zomernota 2001 – 2004
De VOORZITTER:
De leden van de raad zullen achter het spreekgestoelte hun bijdrage leveren,
tenzij hen dat fysiek niet mogelijk is.
Het staat
fracties uiteraard vrij om twee of meer leden in de algemene beschouwingen het
woord te laten voeren, maar die krijgen dan het woord als alle
fractievoorzitters hebben gesproken.
De spreektijd
zal op de gebruikelijke wijze worden bijgehouden. Interrupties worden dus niet
meegeteld. Aan het begin van de vergadering van donderdagavond krijgen de
fracties een overzicht van de resterende spreektijden.
De volgorde van
de sprekers is eveneens zoals gebruikelijk, dus allereerst de heer Bouman.
De heer BOUMAN
(VVD): Voorzitter. Dit college ronkt van zelfgenoegzaamheid. Het beeld van een
spinnende rode huiskat bij de kachel. Er zijn genoeg plannen gemaakt, vindt het
college. Nu moet vooral tot uitvoering worden overgegaan. De "uitvoering
telt" zo zegt de Zomernota, maar de VVD zegt liever: het resultaat van de
uitvoering telt.
Evenals de
vorige zomernota beperkt ook deze Zomernota zich nog vooral tot het lopende
jaar. Er staat veel in van wat we al weten en te weinig van wat we nog niet
weten. Je zou verwachten dat met het later verschijnen van de Zomernota dit
euvel zou worden opgelost. Immers, de Zomernota is inmiddels eerder een
herfstnota geworden. Het heeft niet zo mogen zijn. De nota leest nu vooral als
een reclamefolder over al dat moois dat inmiddels tot stand is gebracht of
waartoe reeds is besloten. Inhoudelijke discussies worden evenals in de vorige
zomernota vooral doorverwezen naar de toekomst.
Integraliteit
van beleid is op dit moment en in het algemeen nog ver te zoeken. Te veel
bestaat nog een beeld van hapsnap beleid, te weinig samenhang tussen de
verschillende beleidsnotities en onjuiste volgorde van besluitvorming. Het is
te vaak gebeurd dat in nota’s vooruit werd gelopen op latere besluitvorming of
dat de fase van beleidsvorming zelfs geheel werd overgeslagen en dus een
beleidsmatige onderbouwing ontbrak. Mijn fractie hecht aan een integrale
beleidsafweging. En daarbij bedoelen wij iets anders dan vanuit
vervolgvoorstellen naar eerdere beleidsnotities te verwijzen, zoals dat nu in
het gunstigste geval gebeurt. Met een integrale beleidsafweging wordt door ons
een nadrukkelijke koppeling bedoeld tussen strategisch gemeentebreed beleid en
uitwerkingsvoorstellen. Deze integrale beleidsafweging vinden wij noodzakelijk
voor kwalitatief goede besluitvorming. Alle initiatieven voor het verbeteren
van de werkwijze van onze raad ten spijt, uiteindelijk gaat het om de kwaliteit
van besluitvorming. En daar is de afgelopen tijd nogal eens op af te dingen
geweest.
Voorzitter. Ons
beleids- en beheersinstrumentarium is aan vernieuwing toe. Dit element is
tijdens de discussie over de reorganisatie al nadrukkelijk aan de orde geweest.
De wijze van verantwoording, toetsing en rapportage is ontoereikend en dient
bovendien aangepast te worden aan de nieuwe organisatie. Om de controlerende
rol van de raad op een gedegen wijze waar te kunnen maken, zijn passende
gereedschappen noodzakelijk.
Enige tijd
geleden heeft de staatscommissie-Elzinga haar eindrapport afgescheiden. Een
boeiend stuk waarin opmerkelijke keuzen worden gemaakt. Het rapport is in ieder
geval in mijn fractie met gemengde gevoelens ontvangen, maar overigens ook in
de rest van de Delftse raad, zo is mijn waarneming. Op korte termijn besluit de
Delftse raad zelf over veranderingen in het kader van bestuurlijke vernieuwing.
De keuze die mijn fractie maakt is er in ieder geval niet een van principieel
dualisme. Ik zal overigens in deze beschouwingen verder niet ingaan op het
aspect van bestuurlijke vernieuwing, daar komen wij immers later deze maand nog
over te spreken. De laatste tijd bestaat echter nogal eens de indruk dat het
dualisme in Delft al is doorgevoerd.
Het college
neemt blijkbaar zijn eigen verantwoordelijkheid zo serieus dat aan de
gemeenteraad nogal eens voorbij wordt gegaan. Ten aanzien van
informatievoorziening lijkt zich een patroon te ontwikkelen waarin de raad
steeds verder op achterstand wordt gezet. Steeds krachtiger methoden moeten
door de raad worden aangewend om te kunnen beschikken over bestuurlijk
relevante informatie.
Mijn fractie
vindt dat een slechte ontwikkeling.
Voorzitter.
Mijn fractie was nogal getergd door het artikel in de Delftsche Courant van
afgelopen zaterdag. De burgemeester gaf daarin op geheel eigen en eigenzinnige
wijze zijn oordeel over het Delftse voorstel ten aanzien van bestuurlijke
vernieuwing, een voorstel dat tot stand is gekomen na een moeilijke start, maar
inmiddels als een huzarenstuk kan worden betiteld. Een inhoudelijke reactie op
de nota bestuur 2, noch een inhoudelijke reactie op het oordeel van de
burgemeester is hier en nu op zijn plaats. Nogmaals, daarover komen wij later
te spreken, maar wel een reactie op het door de burgemeester gekozen
communicatiemiddel, de vorm waarin en het gekozen tijdstip. Alle drie waren op
z’n zachtst gezegd zeer ongelukkig. Bovendien is ons niet helder of de
burgemeester namens het college sprak of toch vooral namens zichzelf. In ieder
geval betreurt mijn fractie zijn handelswijze en keurt deze af. Mede namens
mijn fractie zal de PvdA met een motie terzake komen.
Voorzitter. De
gemeente Delft heeft grote ambities. Voor de komende jaren staan al geruime
tijd diverse grote, complexe en langlopende projecten op de rol zoals de
Spoorzone, Zuidpoort, de parkeergarages, herstructurering van wijken, en zo
verder. De VVD vraagt zich ernstig af of de organisatie thans voldoende is
toegerust om deze belangrijke projecten met voldoende snelheid te kunnen
uitvoeren.
Wij verwachten
veel van de nieuwe reorganisatie. Per 1 maart jongstleden is deze van start
gegaan en gaandeweg zal de zo gewenste cultuuromslag plaatsvinden. De vraag is
echter of deze omslag voldoende krachtig is om succesvol te kunnen zijn in de
grote projecten. De VVD denkt dat extra aandacht en inspanningen op dit vlak
nodig zullen zijn.
Daarenboven zal
de komende tijd worden gebruikt om een projectorganisatie op te bouwen en dat
zal in een gespannen arbeidsmarkt niet eenvoudig zijn. Het baart mijn fractie
dan ook des te meer zorgen dat het cluster Facilitair thans niet kan beschikken
over de vereiste middelen voor werving en selectie van personeel. Wij vragen
het college verheldering op dit punt en een snelle oplossing.
Het is
bovendien de vraag of traditionele methoden toereikend zijn voor de werving van
de professionals die onze organisatie nodig zal hebben. De VVD vindt dat zo
langzamerhand een situatie is ontstaan waarin de mogelijkheden moeten worden
geëxploreerd voor aan de tijd en omstandigheden aangepaste rekruteringsmethoden
met de bijbehorende incentives. Maatwerk is hier nodig. Wij nodigen het college
uit om deze elementen mee te nemen in een geactualiseerd wervingsbeleid.
Daarnaast
blijft behoud van mensen en hun kennis en ervaring van ultiem belang. Wij gaan
ervan uit dat middels de diverse onderdelen van het Delftse personeelsbeleid,
zoals Menselijke Mogelijkheden Centraal, hieraan invulling wordt gegeven.
Voorzitter. In
de Zomernota wordt vrijwel geen aandacht besteed aan het door minister
Netelenbos gelanceerde BereikbaarheidsOffensief Randstad, het zogenaamde BOR.
Het betreft
hier echter een ontwikkeling die zijn weerga niet kent. De effecten op Delft,
de lokale economie (ook of vooral het midden- en kleinbedrijf, in het bijzonder
de kennisbedrijvigheid), de inwoners, verkeersveiligheid, de leefbaarheid, zijn
thans niet te overzien. Het ergste mag gevreesd worden. Mijn fractie is geen
voorstander van rekeningrijden of spitstarief, maar dat wist u al. Daarbij
maakt het niet uit of er sprake is van een experiment of niet.
Op dit moment
is echter door een slinkse manoeuvre van minister Netelenbos een mistige
situatie ontstaan over de wijze van invoering van rekeningrijden en bestaat er
thans geen inzicht in de mogelijke consequenties voor Delft en het
noodzakelijke flankerend beleid op lokaal niveau. De VVD heeft eerder drie
randvoorwaarden genoemd waar een voorstel aan zal worden getoetst:
1. Een aantoonbare en substantiële
verbetering van de bereikbaarheid, van Delft en voor Delftenaren;
2. Geen negatieve effecten op de lokale
Delftse economie;
3. Opbrengsten terug naar de burger.
Voorzitter.
Inmiddels zijn we bijna twee jaar onderweg met het binnenstadsmanagement, in
het bijzonder de interactieve beleidsvorming daaromtrent. Een belangrijk
traject van beleidsvorming ligt achter ons, belangrijke momenten ten aanzien van
de implementatie en uitvoering liggen voor ons. Een goed moment om de
ervaringen van de afgelopen twee jaar burgerparticipatie over enige tijd eens
tegen het licht te houden. Wij vragen u deze evaluatie op korte termijn te
starten.
Als onderdeel
van de versterking van de binnenstad zien wij mogelijkheden voor zogenaamde
branchering. De detailhandelsnota van het vorige college bood daarvoor
aanknopingspunten, echter in de afgelopen 2,5 jaar zijn door het college in
ieder geval voor ons geen zichtbare initiatieven ondernomen. Dat de raad in het
najaar een brancheringsplan zal bespreken, verheugt ons dan ook zeer. Echter,
implementatie van verdere branchering in de binnenstad vraagt een nauwkeurige
afstemming met andere beleidssectoren en al lopende beleidstrajecten. Bovendien
is een groot draagvlak bij en overeenstemming met ondernemers en bewoners een
vereiste voor een succesvolle aanpak. Gezien de ontwikkelingen die in de
binnenstad in beweging worden gezet, behoort nu het brancheringsvraagstuk tot prioriteit
te worden gemaakt. Mijn fractie vraagt het college dan ook of naar de huidige
stand van zaken dit najaar een voorstel is te verwachten.
In de Zomernota
hebben wij geen initiatieven kunnen lezen over een mogelijk tot stand te
brengen ontwikkelbedrijf voor de binnenstad. Maar juist nu publiek private
samenwerking zo in de belangstelling staat, ligt een initiatief voor een
ontwikkelbedrijf, waar ook de lokale overheid in participeert, voor de hand.
Eerder is na aandringen uit de raad door het college een voorstel toegezegd.
Wij vragen het college zijn plannen op dit gebied uiteen te zetten en aan te
geven wanneer een voorstel ter zake kan worden verwacht.
De
ontwikkelingen die op stapel staan in de binnenstad vragen om een rechtvaardige
compensatieregeling voor ondernemers. Bij de behandeling van de Parkeernota is
daarvoor breed aandacht gevraagd. In de Zomernota lezen wij nog niets terug
over geplande beleidsinitiatieven ten aanzien van een compensatieregeling.
Wij vragen u
aan te geven op welke termijn u met voorstellen ter zake komt.
Voorzitter.
Oorspronkelijk had het college hoge ambities ten aanzien van een verscherpt
verkeers- en vervoersbeleid. Langere tijd zijn wij in spanning gehouden met de
toezegging van een spoedige behandeling van de nota Verkeer en Vervoer Plus.
Hoewel wij geen
behoefte zien aan een verscherping van de milieuambities ten aanzien van
verkeer en vervoer, had een actualisering van het huidige VVP en
synchronisering met andere beleidsnota's niet misstaan. Sterker nog, op diverse
deelterreinen zijn inmiddels besluiten genomen zonder daarbij een integrale
afweging te kunnen maken. Het VVP+ kan in verkeers- en vervoersopzicht dan ook
als mosterd na de maaltijd worden beschouwd.
Voorzitter. Het
college heeft bij zijn aantreden in het collegeprogramma een grote broek
aangetrokken ten aanzien van veiligheid en politie. Al langer wordt in Delft
gesproken over een integraal veiligheidsbeleid, maar wij stellen vast dat er op
dit punt tot nu toe weinig voortgang is geboekt. De zorg voor veiligheid is een
kerntaak van de overheid, en ook de lokale overheid mag daarop worden
aangesproken. Mijn fractie is bezorgd over de veiligheid en het
onveiligheidsgevoel van de Delftse burger.
Onze waarneming
is dat Delft te maken heeft met een groeiend aantal geweldsmisdrijven, dat
daarnaast ook de kleine criminaliteit groeit, terwijl het Delftse
politieonderdeel steeds minder toekomt aan zijn reguliere controlerende taken.
Mevrouw BOLTEN
(GroenLinks): Waar haalt u die cijfers vandaan, mijnheer Bouman?
De heer BOUMAN
(VVD): Die zijn onlangs nog in een MARAP gepresenteerd!
Voorzitter. Wij
hebben respect voor onze Delftse politiemensen. Gezien de omstandigheden
leveren zij een goede inspanning. Ons politieonderdeel wordt immers al langere
tijd voor grote uitdagingen gesteld, zoals onderbezetting, te hoge werkdruk en
derhalve ook een hoger ziekteverzuim. Het geschetste beeld vraagt stevige
maatregelen en toewijding van burgemeester en college. Mijn fractie
onderstreept nog eens het belang van een spoedige totstandkoming van een
werkelijk integraal veiligheidsbeleid. Al in de vorige raadsperiode was de VVD
hiervan vurig pleitbezorger. Het is langzamerhand tijd dat op het vlak van de
veiligheidsprojecten concrete resultaten worden geboekt. Ten behoeve van de
voortgang en ontwikkeling van veiligheidsprojecten wordt een beperkt budget
vrij gemaakt. Wij vragen u: Is daarmee dan de voortgang van deze projecten
verzekerd?
Mijn fractie
wacht bovendien op gedegen wijkveiligheidsplannen. De intentie was deze op te
nemen in de wijkplannen. Maar het onderdeel veiligheid in de wijkplannen is
nauwelijks van instrumentele waarde.
De Zomernota is
zeer oppervlakkig over het inzetten van gelden ten behoeve van veiligheid.
Juist nu er een fors bedrag uit diverse budgetten voor de wijken beschikbaar is
zou het college zijn woorden moeten omzetten in daden. Wij roepen het college
dan ook op helder te maken hoe de prioriteit voor veiligheid zich vertaalt naar
bedragen.
De VVD vindt
dat blauw niet alleen meer aanwezig moet zijn op straat, maar dat blauw ook
bereikbaarder moet worden. Daarom pleiten wij al langer voor de opening van een
bemande politiepost in de binnenstad. Deze discussie duurt inmiddels veel te
lang. Mijn fractie dient hiervoor derhalve een motie in, mede namens de
fracties van het CDA en van Stadsbelangen.
Met de
waarschijnlijke uitbreidingsmogelijkheid aan de westzijde van Delft ontstaat
een grote uitdaging.
De extra ruimte
die nu kan ontstaan, biedt de gelegenheid om nog eens kritisch en met open oog voor
de toekomst te kijken naar ons woningaanbod en de mechanismen voor
woningtoewijzing. De VVD is verklaard voorstander van het bouwen voor het
bovendeel van de (huizen)markt, doorstromen is noodzakelijk. Veel Delftenaren
hebben immers hun woningvoorkeur tot uitdrukking gebracht met een uitstroom
naar omringende gemeenten, zoals naar de VINEX-lokaties. De VVD pleit voor een
meer kwalitatieve, visionaire en integrale aanpak van herstructurering en
differentiatie in Delft dan tot nu toe vanwege de ruimtenood mogelijk is
geweest. Wij denken aan een actualisering van het DOP en de beleidsvisie wonen.
Met de
erkenning van minister De Vries van het Delftse probleem ligt mogelijk ook een
oplossing aan de noordzijde van onze stad in het verschiet. Wij hopen dat in
goede sfeer ook aan die kant van de stad een oplossing wordt gevonden.
Inmiddels
verdient de oostzijde bijzondere aandacht. Nu Pijnacker en Nootdorp hebben
aangegeven geen behoefte te hebben aan overleg doet zich de vraag voor welke
stappen nu kunnen worden genomen zonder de regionale samenwerking onder
spanning te zetten.
Enige tijd
geleden is de beleidsvisie voor de gemeentelijke musea behandeld. Het wachten
is nu op het bedrijfsplan voor de exploitatie van de Van der Mandelezaal in
combinatie met de eventuele overige verhuringen. In antwoord op onze vragen
hierover spreekt u over budget voor vier tentoonstellingen. Dit is voor het
gehele Prinsenhof. In de raadscommissie was echter slechts sprake van een
tentoonstelling voor de Van der Mandelezaal. Dit is mijn fractie veel te
bescheiden. Uiteindelijk was de overkapping na het vertrek van de Antiekbeurs
uit Delft in eerste instantie bedoeld als expositieruimte. De VVD verzoekt u
bij de uitwerking van het bedrijfsplan de tentoonstellingsmogelijkheden in de
Van der Mandelezaal uit te breiden en dient hiervoor een motie in.
Voorzitter. In
het najaar komt u met een amateurkunstnota. Mede door beleidswijzigingen is het
onduidelijk welk geld waar, via welke instelling, of post in de begroting voor
deze amateurkunst is bestemd. Wij verzoeken u een totaaloverzicht te
verstrekken, en, bovendien de afgelopen twee jaren te evalueren zodat zonodig
de toekenning kan worden bijgesteld.
De Delftse
Taptoe en de weekmarkt zitten elkaar in de weg omdat door ARBO-wetgeving de
gehele donderdag gebruikt moet worden voor tribunebouw. Hier moet toch een
oplossing voor gevonden kunnen worden? Een motie van het CDA in die richting
wordt onder andere door mijn fractie gesteund.
Voorzitter.
Delft voert het predikaat Kennisstad en naast het faciliteren van netwerken zou
de gemeente ook tastbare resultaten moeten kunnen tonen. Het stemt mijn fractie
tot vreugde, dat naast de milieuprojecten nu ook een proefproject op het gebied
van binnenstedelijk vervoer is aangekondigd.
Nederland
beleeft economische hoogtijdagen en Delft profiteert daarvan mee. Dat is
verheugend. Toch staat er ondanks deze economische groei een groep burgers die
om uiteenlopende redenen niet kunnen aanhaken langs de zijlijn van de
maatschappij. Juist voor deze mensen vereist de activering en begeleiding naar
werk andere inspanningen. Over de wijze waarop kan men van mening verschillen.
Maar in de
optiek van mijn partij moet het in ieder geval lonen om weer aan de slag te
gaan als die mogelijkheid zich voordoet. Mijn fractie vindt dat we kritisch
moeten kijken naar bijvoorbeeld aard en omvang van de armoedeval en
inkomensafhankelijke regelingen in Delft, maar ook naar incentives als scholing
en begeleiding. De tijd is er nu in ieder geval rijp voor en budgetten zijn
beschikbaar.
Voorzitter. De
problemen met betrekking tot het leerkrachtenbestand in het basis- en
voortgezet onderwijs baart ook mijn fractie zorgen. De gemeenteraad is
verantwoordelijk voor het aanbod van de basisvorming in alle denominaties. De
gemeenteraad is zelfs van het openbaar onderwijs het ultieme bestuur. U
onderkent de problemen en spreekt in de Zomernota over een verkenning van de
problemen. Deze lijken ons echter voldoende bekend. Wij vragen u deze stap over
te slaan en zo spoedig mogelijk te komen met maatregelen om de kwalitatieve en
kwantitatieve tekorten weg te werken. Ook hierover dien ik namens mijn fractie
een motie in, mede ondersteund door het CDA, Stadsbelangen, STIP en
RPF/GPV/SGP.
Voorzitter.
Door de VVD is bij de EZH-discussie voorgesteld de extra gelden voor
structurele investeringen aan te wenden. De raad besliste anders. In de
Zomernota wordt nu een bovennormale en abrupte lastenverhoging als gevolg van
noodzakelijke investeringen in riolen in het vooruitzicht gesteld. Het zal voor
de burger moeilijk te verteren zijn dat hij juist nu in een jaar waarin wij f.
115 mln. te verspijkeren hebben wordt opgezadeld met een ongeëvenaarde
lastenverhoging. De VVD verzoekt daarom hoogstens een geleidelijke
lastenverhoging toe te passen.
Voorzitter. Ik
begon mijn bijdrage met te zeggen "Het resultaat van de uitvoering
telt!". Mijn fractie zal u beoordelen op dat resultaat en hoopt voor de
burger niet op een kat in de zak en voor onszelf niet op een kater. Ik heb
gezegd!
De VOORZITTER:
Door de fracties van de VVD, het CDA en Stadsbelangen wordt de volgende motie
(M-1) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft,
in vergadering
bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
overwegende dat
- reeds lange tijd onderkend is dat
een politiepost in hartje centrum van Delft gewenst is;
-
dat bezoekers van de binnenstad in het toeristenseizoen
en op markt- en hoogtijdagen behoefte hebben aan een vraagbaak en een plaats
waar eenvoudige administratieve handelingen zoals aangiften kunnen worden
verricht;
constaterende,
dat het HALT-pand aan de Markt beschikbaar komt en er daarmee een uitgelezen
locatie voor de bedoelde politiepost vrijkomt;
draagt het
college op, zo spoedig mogelijk een politiepost te openen aan de Markt, of in
de directe nabijheid hiervan, bijvoorbeeld in het HALT-pand,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Door de fractie
van de VVD wordt de volgende motie (M-II) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft,
in vergadering
bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
overwegende,
dat:
- door het Stedelijk Museum Het
Prinsenhof een bedrijfsplan wordt ontwikkeld voor de
exploitatie van
de Van der Mandelezaal in combinatie met eventuele overige verhuringen;
- deze Van der Mandelezaal in eerste
instantie is gerealiseerd als extra tentoonstellingsruimte;
constaterende
dat:
n
recentelijk behandeling van de beleidsvisie voor de
gemeentelijke musea heeft plaatsgevonden;
n
hierbij is toegezegd dat minimaal 1 (grote)
tentoonstelling (hedendaagse beeldende kunst) financieel mogelijk zal worden
gemaakt;
n
de Van der Mandelezaal bij uitstek geschikt is voor
tentoonstellingen met grote (inter)nationale uitstraling;
n
hiervoor onvoldoende financiële middelen voorhanden zijn;
draagt het
college op, bij de ontwikkeling van het bedoelde bedrijfsplan de
tentoonstellingsmogelijkheden in de Van der Mandelezaal uit te breiden, waarbij
nadrukkelijk wordt gerefereerd aan (inter)nationale uitstraling,
en gaat over
tot de orde van de dag.
De VOORZITTER:
Door de fracties van de VVD, het CDA, Stadsbelangen, STIP en RPF/GPV/SGP wordt de
volgende motie (M-III) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft,
in vergadering
bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
overwegende
dat:
- in het basis- en voortgezet onderwijs grote
kwantitatieve tekorten bestaan met betrekking tot het lerarenbestand;
- dit in veel gevallen kan leiden tot
kwalitatieve problemen ten aanzien van het lesgeven;
constaterende
dat:
- het college in de Zomernota aangeeft te
willen komen met een verkenning van de problemen;
- in het algemeen genoemde problemen worden
onderkend;
- voldoende bekend mag worden geacht in welke
richting oplossingen kunnen worden
gevonden;
- derhalve een verkenning van de problemen
overbodig is en onnodig tijdverlies oplevert;
draagt het
college op, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk januari 2001 te komen met
maatregelen om genoemde kwantitatieve en kwalitatieve tekorten weg te werken,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Het woord is
aan mevrouw Vlekke.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Voorzitter. Wij zijn zo enthousiast over de Zomernota en de daden van
dit college dat ik hoop dat ik met ons verhaal binnen de gestelde tijd zal
kunnen blijven.
Ik wil mijn
betoog beginnen met een inleiding over bestuurlijke vernieuwing. De Partij van
de Arbeid is erg voor bestuurlijke vernieuwing, maar het staaltje van
bestuurlijke vernieuwing waar we in de krant van zaterdag op werden verhaald,
was voor ons te revolutionair. Een zorgvuldige behandeling van een onderwerp,
dat op intensieve en zorgvuldige wijze door de raad is voorbereid, verdient ook
een afgewogen en zakelijke benadering door anderen en zeker als het gaat om de
voorzitter van deze raad. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft zich
gestoord aan het interview dat u heeft afgegeven aan de Delftsche Courant. Uw
reactie is of te laat of te vroeg, maar in ieder geval te kort door de bocht.
Mijn fractie dient daarom een motie in namens de voltallige raad minus de SP,
waarin teleurstelling over uw optreden wordt uitgesproken.
Voor de fractie
van de Partij van de Arbeid is het jaar 2000 het jaar waarin het
collegeprogramma meer en meer wordt omgezet van voornemens naar resultaten.
Niet alléén
maar mooie woorden, want aan het eind telt alleen de uitvoering. Wat hebben wij
onze kiezers beloofd in deze periode met voorrang te zullen aanpakken en wat
hebben wij daarvan straks, aan het eind van deze collegeperiode gerealiseerd?
De Partij van de Arbeid heeft haar campagne voor de verkiezingen in 1998 met
name ingezet op de wijkaanpak en het verbeteren van de leefbaarheid. Daarnaast
hebben wij ingezet op het behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit
van het dagelijks leven, op het behoud van de werkgelegenheid, op de omslag
naar een open bestuurlijke cultuur en op een evenwichtige verdeling van
aandacht en geld over de binnenstad en de andere woonwijken. Zeg maar Delft als
sociale stad. Het is nu tijd om te oogsten en de kiezers te laten zien dat het
ons ernst
is met de
beloftes die wij ze in 1998 hebben gedaan en waaraan zij ons mogen houden bij
het opmaken van de rekening in 2002.
De PvdA heeft
voorafgaand aan de laatste verkiezingen aan de inwoners van Delft een
garantiebewijs uitgereikt. Ik heb nog een exemplaar bij me. Onder de titel
"de Sterkste Schouders" gaven wij duidelijk aan onder welke
doelstellingen wij onze schouders in de komende vier jaar wilden zetten. Een
garantiebewijs heeft het kenmerk dat je daarmee terug kan gaan naar je
leverancier. Wij willen, als leverancier van politiek, op dit moment
onderzoeken of wij op koers zitten met onze beloften. Aan de hand van ons
verkiezingsprogramma, zullen wij de verschillende onderdelen van beleid langs
de meetlat leggen.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Je gebruikt een garantiebewijs toch pas als je iets
kapot hebt gemaakt?
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Daarom willen wij ook tussentijds checken of wij niets aan het kapot
maken zijn. Aan het eind van mijn betoog zal ik u wel mijn conclusie geven.
Voorzitter. Wij
zullen daarbij inzoomen op Delft, te beginnen met Delft in haar regionale
omgeving, de stad zelf en tot slot de wijkaanpak. Aan het eind geven wij nog
een financiële beschouwing.
Ten eerste dus
Delft in haar regionale omgeving. Wij hebben aan het begin van deze periode
geconstateerd dat de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in de regio
stagneerde. Hoe staan die zaken er nu voor? Delft functioneert binnen een
regionale omgeving. De PvdA heeft in haar verkiezingsprogramma duidelijk
gemaakt een voorstander te zijn van verruiming van onze gemeentegrenzen om de
toekomst van Delft te garanderen. Dit college heeft veel tijd en aandacht
uitgetrokken voor de verkenning van de mogelijkheden, onder meer uitmondend in
de notitie Hergrens. Aan de laatste herindelingsplannen rondom Den Haag kunnen
we zien dat ook de minister oog heeft voor de ruimteproblematiek in Delft. Over
de overeenkomst die dit college met Schipluiden heeft ondertekend voor
grondruil kan mijn fractie u nu al mededelen dat wij u daarbij van harte zullen
ondersteunen. Ook willen wij het college aanmoedigen om op volle snelheid de
ruimtelijke mogelijkheden richting Delfgauw en Vrijenban verder te onderzoeken.
Wij zijn er nog niet, maar alles overziend is Delft op weg een ruimere en
wellicht ook sterkere centrumstad te worden binnen de regio.
Als ik het toch
over de regionale ontwikkelingen heb, zal ik meteen ook ingaan op de aanleg van
de A4. De fractie van de PvdA in Delft is een uitgesproken tegenstander van de
aanleg daarvan. Wij vinden dat Midden-Delfland moet worden ontzien en dat er meer
geïnvesteerd moet worden in openbaar vervoer dan in autosnelwegen.
De heer BOUMAN
(VVD): Betekent dit dat u ook het BOR niet zal ondersteunen?
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Ik ben nog niet klaar!
Helaas lijkt
het erop dat de aanleg van de A4 toch gerealiseerd gaat worden. De Partij van
de Arbeid kan zich hier maar moeilijk bij neerleggen. Als dan toch het proces
onomkeerbaar blijkt, dan zullen wij ons vierkant achter de eis van het college
en de PvdA-fractie in de Tweede Kamer plaatsen voor een optimale inpassing van
deze weg in het landschap. Dus: niet horen, niet ruiken en niet zien!
Voorzitter. Nu
ik Delft als stad in de regio heb besproken, ga ik over tot onderwerpen die de
stad als stad aangaan, te beginnen met de ondertunneling van het spoor. Heel
Delft is voorstander van de ondertunneling van het spoor vanwege de
vermindering van geluidhinder, de betere bereikbaarheid en de
ontwikkelingsmogelijkheden van het centrum, zo ook de Partij van de Arbeid. In
1998 was er nog geen zicht op medewerking van het rijk. Dat is in deze periode
wel veranderd! Dankzij onder andere de intensieve lobby van collegeleden, zijn
er rijksmiddelen toegezegd voor de ondertunneling van het Delftse spoor. Een
compliment is op zijn plaats.
Dan de
binnenstad. De Partij van de Arbeid heeft vanaf het begin gepleit voor de
aanpak van de binnenstad. Binnenstadsmanagement en parkeerbeleid zijn momenteel
gelukkig gevleugelde woorden. Ons prachtige oude stadscentrum zal een vernieuwd
autoluw beeld gaan geven, een historisch centrum waard! Een aantrekkelijk
verblijfsklimaat voor winkelend publiek en toeristen is een doel dat de PvdA al
jaren nastreeft. Ik hoef bijvoorbeeld nauwelijks de discussie, die al jaren
woedt, in herinnering te brengen, over onze wens om de Markt autovrij te
krijgen en nu is het dan zover! Eindelijk een resultaat en een móói resultaat!
Ten slotte wat de binnenstad betreft, dringt de Partij van de Arbeid er bij het
college op aan om voor al dat winkelend publiek snel wat meer openbare
toiletten te realiseren. De nood is hier hoog! In de meeste zichzelf
respecterende Europese steden zijn op veel plaatsen openbare toiletten te
vinden. Delft loopt hierop momenteel nog ver achter. Met name gehandicapten
ondervinden hierdoor veel ongemakken. College, doe daar wat aan!
Voorzitter.
Delft stond aan het begin van deze bestuursperiode niet langer meer hoog op de
lijst van de meest fietsvriendelijke stad. Dat moest anders. Het college heeft
een hoge prioriteit gegeven aan het revitaliseren van de fietspaden. Op veel
plaatsen in Delft is de uitwerking al zichtbaar. De besteding van EZH-gelden
zal een grote impuls geven aan verdere ontwikkeling, maar vooral ook
implementatie van fietspadenplannen. Delft moet uiteindelijk weer bovenaan de
lijst komen!
Voorzitter, tot
zover onze opmerkingen over issues op het gebied van ruimtelijke ordening,
volkshuisvesting en mobiliteit. Het tweede onderdeel waar mijn fractie aandacht
aan wil besteden is werk, economie en milieu.
Helaas staan er
nog steeds teveel mensen werkloos aan de kant. Algemeen bekend is dat
bijvoorbeeld de werkloosheid onder allochtonen nog steeds relatief groot is.
Dat staat in schril contrast met de grote vraag naar arbeidskrachten,
bijvoorbeeld in het onderwijs en de ziekenhuizen. We verwachten dan ook veel
van het diversiteitbeleid van dit college en de integratienota doet daar
bovendien nog een schepje bovenop.
Ook
vroegtijdige schoolverlaters behoeven extra aandacht en daarom zijn wij zeer
gelukkig met de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie. Door middel van centrale
intake, doorverwijzing en begeleiding krijgen jongeren als het ware een op maat
gesneden kostuum aangemeten.
Voorzitter. De
Partij van de Arbeid pleit al jaren voor behoud van zoveel mogelijk
werkgelegenheid. Met pijn in het hart zien we daarom de ontwikkelingen bij de
DSM Gist en de Kabelfabriek aan. Bij elkaar opgeteld zullen daar honderden
banen verdwijnen. Wat doet het college eraan om dit tegen te gaan?
Welke rol kan
het college hierbij spelen; heeft het al contact gehad met de directies van
deze bedrijven?
Voorzitter. In
de algemene beschouwingen bij de Zomernota vorig jaar, hebben wij gepleit voor
de ontwikkeling van kleinschalige werkgelegenheid en startersbeleid in de
wijken. Kan het college aangeven hoe het daarmee staat?
Verleden week
ontvingen wij de conceptnota "samen aan de slag" van wethouder
Rensen. Hoewel we hier nog verder over komen te spreken in de startconferentie,
wil ik toch alvast verklappen dat de PvdA zeer gelukkig is met dergelijke
initiatieven en de in de nota genoemde projecten. Bovendien prijzen wij de
interactieve wijze waarop deze nota tot stand is gekomen met betrokken partijen
in de stad. Wij scharen ons achter de huidige aanpak van het college om
werkloosheid en sociaal isolement te bestrijden en moedigen u aan dit met
kracht te blijven voortzetten.
Dan het milieu.
Zowel in ons verkiezingsprogramma als in het collegeprogramma is de wens
uitgesproken om een zogeheten recyclingboulevard te creëren. Oude spullen en
veel bouwmaterialen van woningen en gesloopte gebouwen zouden op die manier
hergebruikt kunnen worden. Delft heeft gelukkig wel kringloopbedrijvigheid,
maar voor zover wij weten nog geen recyclingmogelijkheden voor oude materialen.
In deze tijd van veel zelfklussers zou dat toch een goede oplossing zijn. Kan
het college aangeven hoe het met dit voornemen staat?
Voorzitter. Als
we spreken over het milieu, dan komt bij ons onherroepelijk de gedachten aan de
melasseramp bij de DSM Gist naar boven. Melasse is grotendeels suiker en als we
zien wat voor schade dat heeft aangericht aan ons milieu dan houden wij ons hart
vast voor andere, grotere rampen. Niet alleen het milieu is in het geding, maar
ook de veiligheid van de Delftse inwoners. In de paragraaf Veiligheidsbeleid
van de Zomernota ontbreekt wat ons betreft een paragraaf over "de
veiligheid op en rond risicovolle bedrijven in Delft". Een van de
aanbevelingen van het evaluatierapport van de NIBRA over de melasseramp is om
de veiligheidsrisico's voor de burgers van onze stad ten aanzien van een aantal
bedrijven in Delft in kaart te brengen.
Een andere
aanbeveling betrof het verbeteren van de kennis bij zowel BenW als het
ambtelijk apparaat op het gebied van rampenbestrijding. Mijn fractie wil dan
ook graag door het college periodiek worden geïnformeerd over de vorderingen in
dezen en over het aantal rampenbestrijdingsplannen dat inmiddels door de
burgemeester is vastgesteld en voor welke bedrijven en in hoeverre de direct
omwonenden van deze bedrijven periodiek worden geïnformeerd over de mogelijke
risico's.
Voorzitter.
Voor de onderdelen werk, economie en milieu, wil ik het nu even hierbij laten.
Het volgende waaraan wij aandacht willen schenken is zorg en gezondheid,
welzijn en veiligheid.
Als de PvdA
denkt aan welzijn, zorg, gezondheid en veiligheid dan is dat grotendeels, wat
ons betreft, onlosmakelijk verbonden aan de kwaliteit van de wijken. Het mag
genoegzaam bekend zijn dat de PvdA een groot voorstander is van wijkgerichte
aanpak. Dat de PvdA hiermee een wens van de bevolking vervult, is duidelijk
gebleken uit de stemming bij de Duitenactie. Wij willen de inwoners van Delft
meer zeggenschap en invloed in hun eigen wijk geven door middel van onder
andere wijkbudgetten. Om maar meteen met de deur in huis te vallen zou ik het
college willen vragen hoe het staat met de invoering van de wijkbudgetten.
Wij sporen het
college aan om alles op alles te zetten bij de inrichting van de basisstructuur
in het buurt- en wijkwerk en ook bij de implementatie van de uitbreiding van
het jongerenopbouwwerk van de Wippolder naar de andere wijken van Delft. De
fusie van de uitvoerende jongerenorganisaties, binnen de nieuwe brede
welzijnsorganisatie, vinden wij een belangrijk instrument om te komen tot die
uitbreiding. Een krachtige jongerenorganisatie kan een belangrijke regiefunctie
vervullen bij activiteiten voor jongeren, maar ook om ze de weg in onze
samenleving te wijzen: wat wordt wel getolereerd en wat niet?
In dat verband
zou ik zijdelings willen ingaan op een geliefde bezigheid van sommige jongeren
in onze stad; graffiti. Delft besteedt veel geld aan de bestrijding van deze bezigheid
en het opruimen van de aangebrachte verf. In veel gevallen is bij graffiti
echter geen sprake van pure vandalisme. In een aantal steden waar ik geweest
ben, hebben ze dat goed begrepen. Onder regie van de gemeente, konden jongeren
hun tekeningen op zogeheten "legale muren" spuiten. Het bleek een
groot succes en de graffiti in de rest van de stad nam daardoor af. In Delft
zou dat bijvoorbeeld kunnen langs de muren van de bouwput van de spoortunnel.
En zouden de muren van de aankomende stadshal niet ook verfraaid kunnen worden
door jongeren? Dat past ook mooi in het concept van de beeldende kunst en
design in de stadshal. Kan het college een eerste reactie geven op deze ideeën?
Terug naar de
wijken. De zogeheten "opknapkaravaan" vonden wij een uitstekend
initiatief. We hebben daar al veel positieve reacties op ontvangen. De PvdA
verwacht ook veel van de positieve invloed die de vensterscholen zullen hebben
op de betrokken wijken. Met de komst van de vensterschool ontstaat een betere
zorginfrastructuur, zijn er meer activiteiten voor kinderen in de wijk en wordt
een en ander ingebed in de bestaande netwerken. Daardoor zal de samenhang van
de wijk verbeteren en zullen kinderen hun wijk als prettiger ervaren. Bovendien
schept het meer ontwikkelingskansen voor kinderen die een achterstand dreigen
op te lopen.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, geeft u eens een voorbeeld van zo'n
positieve reactie op de opknapkaravaan? Ik vind het ook een goed initiatief,
maar u hebt positieve reacties ontvangen waar ik nog steeds op naar zoek ben.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Zoals u weet hebben wij veel contacten met onze kiezers en Delftenaren
en als wij daarmee spreken, horen wij dit soort verhalen vaak.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat is geen antwoord! Ik heb ook veel contact met uw
kiezers. Ik vraag naar een positieve reactie op het resultaat van de
opknapkaravaan.
Wethouder
TORENSTRA: Bent u nu niet gebeld door mevrouw en mijnheer Lustig? Die
informeerden u vroeger toch altijd zo goed?
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Voorzitter. Ik ga maar verder met mijn betoog en als de heer Bonthuis
werkelijk een voorbeeld wil hebben, dan zoek ik dat op en zal ik dat in tweede
termijn geven.
Wij vinden het
concept van brede school dus zeer uitdagend en veelbelovend en zullen de
ontwikkelingen op dit gebied intensief en met veel belangstelling volgen.
Voorzitter. Je
veilig voelen op straat, in je eigen wijk, dat is waar mensen recht op hebben.
Maar dat geldt net zozeer voor de veiligheid thuis. De PvdA-fractie vindt de aandacht
die het onderwerp huiselijk geweld de laatste tijd van de landelijke media
heeft volkomen terecht. Wij willen dat deze problematiek, die helaas ook in
Delft voorkomt, wordt aangepakt. Mijn fractie heeft onlangs, dankzij het
voorbereidend werk van collega De Prez, een bestuurlijke opdracht bij uw
college ingediend over dit onderwerp. De tijd is nu rijp, ook bij de Delftse
politie, om een nieuwe slag te maken op dit gebied. Wij denken daarbij
bijvoorbeeld aan het crisisinterventietraject, dat door korpsen elders in het
land wordt gehanteerd en waarbij de politie bemiddelt naar de (tweedelijns)
hulpverlening, bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, wanneer zich achter een
voordeur een "crisissituatie" voordoet. De PvdA-fractie zet in op
gemeentelijke regie bij de bewustwording van deze problematiek. Een taboe
doorbreek je immers door erover te praten. Wij denken daarbij aan een
wijksignaleringsnetwerk en een dadergerichte aanpak; het probleem bij de wortel
aanpakken. Wij dringen er niet alleen op aan, maar gaan er ook van uit dat een
eerste discussie over dit onderwerp in oktober in de commissie zal
plaatsvinden.
Voorzitter. Wat
volgens onze fractie óók in de wijken thuishoort, is kunst en cultuureducatie
waarbij scholen en ook buurthuizen een centrale rol kunnen spelen. Wij
presenteren hier vanavond vier ideeën om kunst en cultuur aantrekkelijker te
maken voor een breder Delfts publiek.
Kunst en
cultuur leveren een bijdrage aan de kwaliteit van het bestaan en verdienen
daarom volgens ons aandacht, discussie en politieke inzet. Onze ideeën zijn:
- de oprichting van zogeheten
buurtacademies;
- een kunst- en cultuurmakelaar;
- kunstenaars in de wijken;
-
buurtvernieuwing in stijl.
Ik zal de
ideeën één voor één doorlopen en begin dus met de buurtacademie die volgens ons
een educatief, sportief en cultureel centrum is met een programma dat gericht
is op integratie en ontwikkeling. We zien dit als een upgrading van het huidige
programma dat buurthuizen aanbieden. Van een buurtacademie hoeft niemand lid te
zijn. Het feit dat je in de buurt woont en leeft is voldoende. Het programma
van de buurtacademie wordt met en door buurtbewoners zelf ontwikkeld en sluit
aan bij de brede schoolgedachte en werkt daar ook nauw mee samen. De
buurtbewoners, het buurt- en wijkwerk, kunstenaars, culturele instellingen,
scholen, sportverenigingen en gemeente slaan de handen ineen en zijn bereid tot
samenwerking en het doen van investeringen in de buurtacademie.
Ons tweede idee
is de kunst- en cultuurmakelaar. Om de hiervóór genoemde plannen te realiseren,
zien wij mogelijkheden voor een kunst- en cultuurmakelaar die praat met de
bewoners, scholen en welzijnsinstellingen in de wijk om te luisteren naar de
wensen en behoeften. De makelaar is de verbinder met de kunstinstellingen. De
cultuur en kunstinstellingen vormen een platform om kunsteducatieve programma's
voor de verschillende wijken op te stellen. De toekomstige bezoekers van deze
instellingen uit de binnenstad zijn de kinderen en jongeren in de wijken. Een
goed kunsteducatief programma maakt het nieuwe publiek!
Het derde idee
is de kunstenaars in de wijken. Er zijn inspirerende voorbeelden in Nederland
waar een kunstenaar een plek krijgt binnen een schoolteam.
In Amsterdam
bijvoorbeeld wordt daar breed mee geëxperimenteerd. Naar het voorbeeld van het
Italiaanse Reggio Emilia hebben kunstenaars een vaste plek verworven binnen de
kinderopvang en de voorschoolse opvang. De muzikale en creatieve talenten van
jonge kinderen worden al vroeg door hun contact met de kunstenaar opgewekt als
een fundament en bagage voor hun verdere leven. Dit is een basis voor de
cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Binnen de basisschool
kan een kunstenaar een rol hebben door met kinderen concrete projecten uit te
werken voor de openbare ruimte in de wijk. Dans-, muziek- of theatermakers
kunnen presentaties maken met kinderen in de wijk als versterking aan de basis
van de buurtprogrammering. Gun elke wijk zijn eigen kunstenaar!
Het vierde idee
voor cultuur in de wijken is de buurtvernieuwing in stijl. Veel Delftenaren
zijn van buitenlandse afkomst. Dat zie je aan de mensen. Er is veel kleur op
straat. Maar je ziet het niet aan de gebouwen, de straten of de pleinen. Ja, we
hebben de moskee, maar die staat, eigenlijk net als de synagoge in de
binnenstad, tamelijk los van haar omgeving. Is het mogelijk een relatie te
leggen tussen het uiterlijk van de wijk en de mensen die er wonen? Wij pleiten
voor een genuanceerde aanpak, die een evenwicht biedt tussen oude en nieuwe
bewoners en met een variëteit aan woningen voor elk wat wils. Dus van een jaren
'70 wijk, naar een wijk waar veel mensen met verschillende culturen wonen. Hoe
dat zou kunnen is een vraag die aan bewoners en aan ontwerpers gesteld kan
worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het beter bruikbaar maken van de
centrale ruimte, bijvoorbeeld in de Poptahof. Door een boulevardachtige
inrichting en aankleding worden meer mensen uit hun huizen gelokt voor een
"pantoffelparade" op een warme zomeravond. Je zou ook kunnen denken
aan de herziening van de architectuur van de nieuwbouw in de wijk. Welke stijl
kies je daarvoor en is het denkbaar die stijl op meerdere plekken in de wijk te
laten terugkomen?
Ook beeldende
kunst kan op meer plekken in de wijk terugkomen en kan een geweldige bijdrage
leveren aan het aanzien van de buurt. Geef één of meerdere (allochtone)
kunstenaars de opdracht aan het plan voor de wijk de "finishing
touch" te geven. Het moet wel één geheel blijven. Een actieve supervisie
op het geheel zorgt ervoor dat de wijk een herkenbare en genuanceerde
architectonische en stedenbouwkundige signatuur krijgt.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, hebben de bewoners er in de buurt ook
nog iets over te zeggen of is dat puur een wens van de PvdA-fractie?
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Helemaal aan het begin van mijn verhaal over buurtvernieuwing heb ik
gezegd dat het met de bewoners samen moet worden ontwikkeld.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat betekent dus dat alle ideeën die u nu spuit in
overleg met de bewoners zijn opgekomen?
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Ik denk dat wij de ideeën die wij spuien maar eens met elkaar in de
commissievergadering moeten gaan bespreken en daar zullen wij ze zeker nog eens
inbrengen!
Voorzitter. Van
diversiteit in de wijk wil ik met u nog een klein uitstapje maken naar
integratie van nieuwkomers. Om daadwerkelijk deel uit te kunnen maken van de
Delftse gemeenschap, of zelfs van een Delftse wijk, is het niet voldoende als
je daar alleen maar woont. Je moet de Delftse samenleving ook begrijpen en je
weg erin kunnen vinden.
Dit college
heeft ten aanzien van de integratie van nieuwkomende Delftenaren al een aantal
stappen genomen. Een heel grote stap in de goede richting is wat ons betreft de
oprichting van de centrale opvang voor nieuwkomende kinderen die de Nederlandse
taal nog niet of niet genoeg beheersen. De Centrale Opvang heeft haar
bestaansrecht in het schooljaar bewezen. Ondanks de vraagtekens die sommigen
hadden bij de Centrale Opvang, zijn de betrokken ouders uitzonderlijk blij met
de gekozen aanpak. Een aandachtspunt blijft wel de uitstroom van leerlingen
naar het reguliere onderwijs en vooral de verwachtingen daarbij van de
ontvangende school.
Het
integratiebeleid gaat niet meer over een plaatsje vinden voor tijdelijke
gasten. Nederland is een immigratieland en Delft is een multiculturele stad.
Belangrijke vragen waar de lokale overheid voor staat zijn ouderenzorg,
aansluiting op de arbeidsmarkt en de inburgering van nieuwkomers. Vooruitlopend
op de behandeling van de nota Integratiebeleid, willen wij u alvast wat
standpunten van onze fractie hieromtrent meegeven.
Behoudens
problemen op het gebied van uitval van cursisten in het integratietraject van
nieuwkomers, functioneert de Delftse aanpak goed. Een onderdeel waar echter
geen duidelijke afspraken over zijn is het onderdeel Maatschappelijke
Oriëntatie. De rijksoverheid heeft dit onderdeel in de wet wel genoemd maar
heeft niet aangegeven wat iemand moet weten. De PvdA-fractie vindt echter dat
iedere migrant een zeker kenniskapitaal nodig heeft om te slagen in de Delftse
samenleving. De gemeente moet de eindtermen bepalen voor het onderdeel
Maatschappelijke Oriëntatie en afspraken maken wie bij dit onderdeel betrokken
moeten worden. Wij zullen bij de bespreking van het integratiebeleid deze zaken
nogmaals benadrukken. Wij vragen om deze onderdelen mee te nemen in uw beleid.
Onze
slotopmerking over de wijkaanpak is deze: het college is op de goede weg, er is
veel op de rails gezet, maar veel moet nog gedaan worden, maar, college, ga zo
door!
Voorzitter. Eén
onderwerp wil ik nog kort behandelen alvorens ik overga tot de financiële
beschouwing en dat is sport. Ik kan daarover kort zijn. Van achterstand zijn
we op gelijk
gekomen en met deze opstelling moeten we voor het eindsignaal op winst komen en
met deze sportwethouder winnen we uiteindelijk wel slot de wedstrijd!
Voorzitter. Tot
slot wil ik nog enkele opmerkingen maken over het financiële beleid. De
PvdA-fractie beziet het meerjarenbeeld in de Zomernota met tevredenheid.
Gelukkig zijn er wat gebraden kippen aangetroffen in de verschillende
circulaires en in onze aandelenportefeuille, maar onze fractie wil tegelijk
waardering uitspreken voor het accurate dagelijks beheer van de Delftse
schatkist en de keuze van het college om niet alle ruimte nu al in te zetten.
Ook in de vermogenspositie van de gemeente zit voldoende muziek. Omdat het
college de afgelopen tijd veel achterstallig onderhoud in de organisatie heeft
weggewerkt én omdat de grote investeringsprojecten van de komende tijd voor het
Delftse deel financieel voldoende afgedekt kunnen worden, voelt de PvdA-fractie
zich vrij het college twee gedachten voor de toekomst mee te geven, voorlopig
ter overpeinzing.
Ten eerste:
kijkend naar de stad moet ons van het hart dat een aantal woonbuurten er minder
goed bijstaat en tegelijkertijd een stevige sociale problematiek kent. De
herstructurering van woonbuurten of woonvoorraden, die zeer terecht in het
Delfts Ontwikkelingsprogramma wordt opgepakt als kernopgave voor onze stad,
lijkt nog weinig snelheid te maken.
De ontwikkeling
van een masterplan voor de Poptahof stagneert. Enige suggesties hiervoor heb ik
u eerder aangegeven. De PvdA-fractie is er een voorstander van, te bezien of de
gemeente in samenwerking met corporaties en organisaties van huurders en eigenaren
tot een versnelling van planvorming en aanpak zou kunnen komen. De financiële
ruimte voor de gemeente om aan een dergelijke versnelling te kunnen bijdragen
behoort in eerste instantie gevonden te worden in de gelden voor stads- en
stedelijke vernieuwing, maar voor onze fractie zou het daarbij, als de vraag
zich voordoet, niet hoeven te blijven. Het realiseren van gedifferentieerde
woonmilieus, met aantrekkelijke woningen en een veilige en schone woonomgeving
is ons veel waard.
De tweede
opmerking van mijn fractie in dit verband heeft betrekking op de
ontwikkelingskansen van de gemeentelijke organisatie. In zekere zin is de
reorganisatie nog maar het begin van de ontwikkeling naar een hopelijk in alle
opzichten modern en flitsend apparaat. Daarbij spelen vragen op uiteenlopende
gebieden als automatisering, de menselijke mogelijkheden centraal,
arbeidsmarktproblematiek, de inrichting van een productbegroting,
kwaliteitsbeleid en, voor mijn fractie met stip op één, de centrale huisvesting.
Deze opgave zal nog de nodige inspanningen vragen, in personele zin,
maar
ongetwijfeld ook in financiële zin. De PvdA-fractie is bereid verder in onze
mensen en producten te investeren, maar wel onder de voorwaarde dat het geheel
nader in kaart wordt gebracht, doelen scherp worden geformuleerd en een
vertaling krijgen in een realistisch plan van aanpak. Graag nodigen wij college
en het GMT uit zich op deze vragen nader te beraden en daar later dit jaar op
terug te komen.
Voorzitter. De
PvdA-fractie is bezorgd over de gevolgen van de meer dan trendmatige stijging
van de afvalstoffenheffing en van de mogelijke herinvoering van een rioolrecht
voor kleingebruikers en met name voor de grote groep van huishoudens met een
inkomen vlak boven de kwijtscheldingsnorm. Het toepassen en stijgen van
dergelijke nominale heffingen raakt huishoudens met een laag inkomen naar
verhouding zwaarder dan huishoudens met een hoger inkomen. De enkele reden dat
de verhouding tussen kosten en opbrengsten van het rioolstelsel door het
ontbreken van een rioolrecht voor kleingebruikers niet helder zou zijn, is voor
de PvdA-fractie onvoldoende reden om de inkomensgevolgen voor de minima-plus
van een loskoppeling te accepteren. Binnen de context van vergroening van
lokale heffingen zijn met onze fractie wel zaken te doen op dit gebied, echter
dan wel onder de voorwaarde dat dan ook daadwerkelijk in rekening gebracht
wordt wat aan afval en afvalwater door een huishouden geproduceerd is.
Deze
problematiek kan des te meer gaan klemmen nu het waterschap besloten heeft de
waterschapslasten van het land naar de stad te verschuiven. Ook hier betreft
het nominale heffingen, die de komende tijd bovendien aanzienlijk zullen
stijgen als gevolg van de wens hogere dijken en grotere zuiveringsinstallaties
te bouwen. De fractie van de PvdA vindt het daarbij onverkoopbaar dat het
algemeen bestuur van het waterschap een voorstel tot verruiming van de
kwijtscheldingsnormen heeft afgewezen. Dit voorstel ging over verruiming van de
kwijtscheldingsnormen naar een, verder in het land zeer gebruikelijk, niveau
van 100% van het minimuminkomen. Heeft het college al op deze gang van zaken
naar het waterschap toe gereageerd?
Al bij al vindt
mijn fractie het noodzakelijk de komende tijd zeer secuur met deze materie om
te gaan.
Het college mag
daarbij, als het nodig is, het uitgangspunt met betrekking tot de Zalmsnip
loslaten.
Voorzitter.
Voordat ik tot onze conclusie en de afronding kom, wil ik nog wat kwijt over de
door ons eerder ingediende motie. GroenLinks ondersteunt deze motie, maar heeft
van ons niet de kans gekregen er een handtekening onder te zetten.
Dan nu de
afronding. Als we ons garantiebewijs leggen naast de plannen die dit college
heeft gemaakt en al heeft gerealiseerd, dan blijkt dat we meer dan tevreden
kunnen zijn. Het is buitengewoon plezierig dat we in deze periode veel
"ja" hebben kunnen knikken bij hetgeen dit college allemaal
voorstelt.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat is nu typerend voor het optreden van de fractie
van de PvdA: twee jaar lang "ja" knikken.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): En ik heb u aangegeven waarom wij daar zo blij mee zijn.
Voorzitter. Ik
wil er nog wel op wijzen dat de Partij van de Arbeid houdt van eerlijk delen.
Er is veel steun, óók van andere fracties, voor de plannen van dit college
geweest. Dat toont maar weer aan dat wij ook dáárin graag delen!
Tegelijkertijd
echter is er voldoende reden om met volle kracht vooruit te gaan. In de komende
periode zien we graag nadrukkelijke inspanning van dit college voor de
preventie en bestrijding van huiselijk geweld, een extra impuls op
cultuurgebied, de herstructurering van een aantal wijken in de stad en goede
ontwikkelingskansen voor het gemeentelijk apparaat.
De VOORZITTER:
Het lijkt mij goed, als de fractie van GroenLinks dan nog wel het origineel van
de motie ondertekent.
Dan wordt door
alle fracties in de raad, met uitzondering van die van de SP, de volgende motie
(M-IV) voorgesteld:
De gemeenteraad
van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
heeft met
verbazing kennis genomen van de publicatie in de Delftsche Courant waarin de
burgemeester zijn opvattingen geeft over de Nota Bestuur 2;
constateert,
dat de burgemeester met zijn optreden de publiciteit rond de nota door de
werkgroep heeft doorkruist. Mogelijk is daardoor bij de burgers en bij het
ambtelijk apparaat een beeld van de nota opgeroepen, dat niet door de raad
wordt gewenst;
is van mening,
dat de burgemeester zijn opvattingen, in wel zeer kritische bewoordingen,
ontijdig en langs een ongelukkige weg naar voren heeft gebracht;
spreekt daarom
zijn teleurstelling uit over het optreden van de burgemeester en verzoekt hem
zich in voorkomende gevallen terughoudender op te stellen,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Het woord is
vervolgens aan de heer Van Leeuwen.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Laat ik beginnen met onze dank uit te spreken voor
de uitgebreide antwoorden op de vragen die het CDA heeft gesteld waardoor wij
enige zaken hier niet meer aan de orde hoeven te stellen.
"Uitvoering
telt" dat is het motto van deze tweede Zomernota. Wij kunnen ons daarin
vinden. Er zijn de afgelopen tijd veel nota's behandeld die uitgevoerd moeten
gaan worden. In deze Zomernota wordt daar vaak naar verwezen. Naar volgend jaar
kijkend, want daar behoort een zomernota toch over te gaan, lezen wij nog meer
intenties, maar vaak globale, meestal zonder financiële onderbouwing. Wij
proeven een spanning tussen de uitvoering, die in het derde jaar moet gaan
komen, en de aandacht van het nieuwe beleid dat er ook nog aankomt. De
CDA-fractie zal daarom het komende jaar toetsen of de uitvoering goed van de
grond komt.
Ik zal in onze
bijdrage de paragrafen van de Zomernota nalopen: bestuurlijke vernieuwing,
Delft Kennisstad, leefbaarheid, sociale structuur, duurzaamheid, jeugd- en
jongerenwerk, maar ook ouderen, cultuur, de organisatie en ten slotte zal mijn
fractiegenoot Van Doeveren het over financiën hebben.
In het
hoofdstuk Bestuurlijke vernieuwing stelt u dat er de komende jaren veel voor de
politiek gaat veranderen. We gaan in Nederland naar meer dualisme in de
gemeentepolitiek. De raad zal meer strategisch en controlerend moeten gaan
werken. De rol als volksvertegenwoordiger zal duidelijker moeten worden.
Burgers zullen meer ruimte moeten krijgen om aan te geven welke zaken zij
geregeld willen zien. Wij zijn van mening dat de politiek daar ruimte voor moet
creëren. Het CDA zal niet, zoals de burgemeester volgens de Delftsche Courant
stelt, in de wijk de burgers gaan vertellen wat er moet gebeuren. Het CDA praat
met wijkbewoners en organisaties om te zien dat die dingen die zij aankaarten
ook echt opgepakt worden. De uitspraken van de burgemeester in de Delftsche
Courant van zaterdag hebben ons overvallen. De CDA-fractie spreekt zijn
verbazing uit over het waarom op dit moment en waarom via de krant. Mijn
fractiegenoot Van Doeveren komt hier nog op terug.
Voorzitter.
Wij, de politiek, moet minder vergaderen, maar dan zal het college ook af
moeten van de extra bijeenkomsten met onduidelijke discussies zoals in de
bibliotheek over servicepunten. Waarom geen discussie met de Wippolder met de
bewoners omdat het toch om een servicepunt in de Wippolder gaat? Of waarom niet
een politieke discussie in de commissie? Waarom een aparte bijeenkomst over de
slaagkans huisvesting voor jongeren in plaats van een politieke discussie of
een gewoon agendapunt? Het CDA pleit ervoor, te handelen naar de ideeën die het
college al eerder had: minder vergaderen en meer contacten met burgers.
Wij zijn
ongerust over de ontwikkelingen waar het gaat om Delft Kennisstad. Het thema
moet Delft nationaal en internationaal op de kaart zetten. We willen Delft
Kennisstad zijn. Wij zijn met verschillende grote projecten bezig, zoals water
en bodem, innovatieve vervoersystemen en andere, maar dat is een deel van het
verhaal. Het CDA constateert dat de regio Eindhoven veel meer
aantrekkingskracht heeft voor ICT dan Delft. We lezen dat Amsterdam veel meer
IT-bedrijven aantrekt dan Haaglanden. Ook Den Haag heeft meer
aantrekkingskracht dan Delft.
Het CDA vroeg u
begin dit jaar plannen in te zenden om mee te doen aan de Kenniswijk van
Nederland. Weinig nieuwe ideeën, het scoorde slecht. Heeft Delft niet meer in
huis of is er te gemakkelijk over gedacht? De aanvraag van Delft bleek een der
minste te zijn. Daarentegen hebben we met belangstelling gelezen dat Delft de
nodige energie in de aanmelding voor de groenste stad van het land had
gestoken. Dat is mooi, maar Delft Kennisstad is volgens ons toch het
hoofdthema. Had er in de aanvraag voor de Kenniswijk niet meer tijd gestoken
moeten worden? Hier wordt een eenvoudige aanvraag voor ingediend. Wij
beschouwen dit als een misser, waar er niet te veel van mogen komen.
Voorzitter. Als
Delft werkelijk mee wil doen met de kennisontwikkeling denken wij dat er een
paar tandjes hoger gezet moet worden. Wij vragen u dringend de gemeentelijke
betrokkenheid te vergroten. Wij bemerken in de markt drie knelpunten bij Delft
Kennisstad. In de eerste plaats wordt buiten Delft Kennisstad onvoldoende
gekend. Er zal een promotieplan gericht op zowel Nederland als internationaal
moeten komen om bekendheid te geven aan Delft Kennisstad. Daarnaast zullen wij
meer inzet moeten leveren om Delftse bedrijven meer aan Delft te binden. Er
moet gestimuleerd worden dat de bedrijven samen met de gemeente op beurzen meer
als Delftse markt optreden.
In de tweede
plaats moet de samenwerking met steden als Den Haag en Rotterdam geïntensiveerd
worden. Bij het toeristisch beleid werken we met Den Haag samen. Zij
contracteren Japanse reisorganisaties en Delft lift daarin mee. Ook op het
gebied van kennis zullen wij onze samenwerking verder moeten verbeteren. Wij
verzoeken u bij het nieuwe jaarplan 2001 van Delft Kennisstad hier met
voorstellen over te komen. Hoe kan Delft meer uitstraling krijgen?
In de derde
plaats heeft Delft een tekort aan infrastructuur voor kennisintensieve
bedrijven, met name in de ICT-sector. De gemeente moet meer het voortouw nemen
om die faciliteiten op een vereist niveau te brengen. Dat geldt onder andere
voor de fysieke infrastructuur, maar ook voor relatienetwerken. Zo heeft
bijvoorbeeld Londen een leidende positie in de wereld van e-commerce door het
organiseren van een "first thuesday". Een goed voorbeeld dat Delft
wellicht op het gebied van kennis zou kunnen volgen.
Voorzitter. U
weet dat het CDA een groot voorstander is van de wijkaanpak. De eerste
wijkplannen zijn gepresenteerd en wij zijn het ermee eens, dat ze gaandeweg
concreter moeten worden. Het CDA mist zicht op het grote geheel: hoeveel geld
zit er in de personele opbouw, noem het de overhead, van de totale cluster
wijkzaken? Uw antwoord geeft daar onvoldoende helderheid in. Wij vragen u in de
commissie Leefbaarheid een overzicht van deze overheadkosten te bespreken. Uw
antwoord inzake de activiteiten en de budgetten daarvoor was wel helder. Daar
zullen wij de komende tijd wel vooruit mee kunnen.
De heer DE PREZ
(PvdA): Welk doel moet dat overzicht van budgetten voor de cluster wijkzaken
dienen?
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Ik denk dat elke organisatie moet kijken hoeveel overhead zij
heeft ten opzichte van uitvoerende budgetten. Als dat een op een is, dus 50%
overhead en 50% uitvoering, dan zijn wij volgens mij wel fout bezig.
Dit jaar zouden
de budgetten omgezet worden naar wijkbudgetten, zo deelde u ons vorig jaar mee,
maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ook hier weer een hoog ambitieniveau, maar
veranderingen gaan langzamer.
Bij de
wijkaanpak spelen de buurthuizen een grote rol. Het CDA is van mening dat
wijkbewoners invloed moeten hebben op de activiteiten in hun buurthuis. Dit
uitgangspunt zullen wij bij de komende discussie over de buurthuizen zwaar
laten wegen.
Afgelopen week
stuurde wethouder Torenstra een brief over de SWD. Wij maken ons al jaren
zorgen om de SWD. Eerder heeft het CDA ermee ingestemd om met de SWD een
contract te sluiten, wetende dat er gereorganiseerd ging worden en de oude
SWD-cultuur zou verdwijnen. Wij vertrouwen erop dat er op korte termijn toch
één welzijnsorganisatie zal zijn, los van die ene jongerenorganisatie in Delft.
Met betrekking
tot het aspect wonen in Delft zijn wij blij dat de toegezegde aanpak voor
brandveilige studentenkamers nu dan toch weer wordt opgepakt. Wij vertrouwen
erop dat direct na het vaststellen van het "beleidsniveau brandveiligheid
kamerverhuur" de kamers ook daadwerkelijk zullen worden gecontroleerd.
Wij betreuren
het dat over de woongarantie, een onderwerp dat al zo'n jaar of zes loopt,
niets te melden valt. Wij verzoeken u in de commissie over enige maanden toe te
lichten welke inspanningen u richting DUWO en TU heeft ondernomen om de
woongarantie toch vorm te geven.
Ter zake van de
sportvoorzieningen zijn wij zeer content. Twee jaar geleden stelde het college
dat sport belangrijk is, maar er geen geld voor vrijkomt. Mede door het alsnog
beschikbaar stellen van geld kunnen de problemen, zoals in het sportpark
Tanthof worden, opgelost. Dank daarvoor! De sporthalvoor EDH wordt gebouwd, de
verenigingen zijn enthousiast om de sportvisie uit te werken. De ontwikkelingen
zijn goed, maar nu nog de uitvoering.
Wij zijn
benieuwd naar de antwoorden op vragen van Stadsbelangen over de kynologenclub.
Het is toch van de gekke dat een vereniging zoveel jaren moet vechten om een
locatie te krijgen?
Voorzitter. Het
CDA stemt in met de extra inspanning die u voorstelt voor het
veiligheidsbeleid. Ook het concentreren van de verantwoordelijkheden van het
toezicht op straat op één plek in de organisatie is belangrijk voor een beter
functioneren. Wij zijn het daar geheel mee eens, mits de aansturing en
taakuitoefening in nauwe samenwerking met de politie plaatsvindt.
Daarnaast kan
de opwaardering van stadswachten een positief effect hebben. De extra gelden
van f. 130.000,- voor de opschaling is een goede zaak. Verder is het van groot
belang dat de huidige 7 vacatures voortvarend worden ingevuld.
Verleden jaar
heeft onze fractie bij de Zomernota ook gepleit voor een politiepost in de
binnenstad.
Aangezien aan
de Markt nu een pand vrijkomt, lijkt ons dat heel goed realiseerbaar en daarom
hebben wij ook de desbetreffende motie van de VVD medeondertekend.
Voorzitter. Een
schone stad is een belangrijke voorwaarde voor de leefbaarheid. Naar het
oordeel van het CDA slagen we er nog onvoldoende in dat te bereiken. Zijn we
ons er wel van bewust dat de eerste kennismaking van veel bezoekers aan Delft
Kennisstad verloopt via de smerigste voetgangerstunnel van Nederland? Dáár zal
de jury van de groenste stad vast niet geweest zijn. Welke indruk maken we als
stadsbestuur, als je het Stadskantoor via een entree met sigarettenpeuken en
lege blikjes binnen moet gaan? We moeten meer doen om plekken die intensief
gebruikt worden schoon te houden, in de binnenstad, maar ook in de
buitenwijken. En daar is meer voor nodig dan een eenmalige schoonmaakactie.
Binnen de sociale
structuur vraagt het CDA extra aandacht voor het integratiebeleid. Deze maand
spreken we er verder over. Het is goed dat het integratiebeleid grondig wordt
aangepakt. In de Zomernota staan enige algemene thema's. Het beleid slaagt
alleen als het gedragen wordt door de doelgroepen. Wij vragen u een structurele
dialoog met belanghebbenden te voeren, hen actief bij de besluitvorming en de
uitvoering te betrekken en daarmee de slaagkans van de activiteiten te
vergroten. Wij mogen en moeten niet voor allochtonen willen bepalen wat goed
voor hen is. Dat kunnen zijzelf heel goed.
Onderwijs
betreft een ander belangrijk punt voor de wijken. Het wachten is op het
integraal huisvestingsplan voor de scholen. Dat is nodig ook in verband met de
vensterscholen, maar er zal meer aangepast moeten worden. Tijden veranderen en
scholen moeten daarop inspelen. De rol van de scholen in de wijk wordt steeds
belangrijker. Dat brengt met zich dat er andere eisen aan schoolgebouwen worden
gesteld. Wij vragen u bij de beoordeling van de huisvestingsnood daarom de
volgende regels in acht te nemen. In de eerste plaats moet voor scholen met
veel "gewogen" leerlingen eerder permanente huisvesting worden
gerealiseerd dan voor andere scholen. In de tweede plaats moeten in
schoolgebouwen ruimtes gecreëerd die passen bij de eisen van vandaag: dus niet
alleen maar rekenen met aantallen leerlingen en lokalen, maar ook kijken naar
lerarenkamer, computerlokaal, overblijfruimte, IB&RT-ruimte, voor- en
naschoolse opvang, en klimaatbeheersing. Kortom, het hele scala om een school
goed te laten functioneren. In de derde plaats kan de brede school ook bij
enige andere scholen worden gerealiseerd. Op basis van overleg met de
schoolleiding vragen wij u te bezien welke schoolgebouwen in welke volgorde
daarvoor aanmerking kunnen komen. In de vierde plaats komt het beheer van
buitenvoorzieningen op openbare speelplaatsen nog voor rekening van de scholen.
Wij vragen u dat voor rekening van de wijk of de gemeente te laten komen. De
speeltoestellen worden immers vaak gebruikt door kinderen uit de wijk, maar het
onderhoud en vervanging komen voor rekening van de school.
Voorzitter. Als
wij het over duurzaamheid hebben, denken wij ook aan de overeenkomst met
Schipluiden, waarvoor onze complimenten. Het CDA hecht veel waarde aan de
groene gebieden rond Delft. Een sterke Midden-Delflandgemeente biedt daar de
beste waarborgen voor. Daarnaast zijn er voor Delft weer
woningbouwmogelijkheden en kunnen bedrijfsterreinen worden ontwikkeld. Wij
hebben in onze CDA-contacten met Schipluiden ook gemerkt dat langzaam de vrees
voor de "grote stad" Delft is omgezet in een positieve benadering:
samen werken aan een toekomst.
Kijkend naar de
binnenstad komen wij op korte termijn te spreken over de Zuidpoort. De eerste
parkeergarage, de Phoenixgarage, wordt binnenkort opgeleverd.
Het plan om
iets van de opgravingen ter plaatse terug te brengen in vitrines in de garages
is gestrand. Het CDA vindt dat door het aanbrengen van vitrines deze garage
iets aparts krijgt, iets onderscheidend van andere steden: archeologische
vondsten, en daaraan gekoppeld een stukje geschiedenis van Delft. Wij hebben
begrepen dat dit idee echter van de baan is. Geld schijnt het probleem te zijn.
Wij dienen daarom een amendement in om het positieve saldo 2000 ad f. 19.000,-
alsnog te besteden voor het aanbrengen en inrichten van deze vitrines.
Voorzitter. Ik
kom bij het jeugd- en jongerenwerk. In de Wippolder is er deze zomer voor
gekozen om meer tijd en energie te stoppen in activiteiten voor jongeren in
plaats van in een noodgebouw. Eén van de jongeren is nu in dienst bij JOS 98 en
organiseert zelf nu activiteiten voor de jongeren. Dat gaat uitstekend! Naar
aanleiding van deze ervaring worden nu ook in de Kuiperwijk soortgelijke
activiteiten opgezet. Er worden nu gesprekken gevoerd met deze jongeren om hun
behoeften te peilen. Op deze manier ontstaat een "samen
verantwoordelijk" tussen de gemeente en de jongeren. In het jongerenwerk
wordt zo vaak aan projecten gedacht. Het moet van tijd tot tijd weer nieuw en
anders, maar goedlopende projecten moeten op een gegeven ogenblik ook regulier
kunnen worden. Wij pleiten er dan ook voor om de projecten balspel en
jongerenbus als reguliere activiteiten voort te zetten.
Verder vraagt
het CDA het college de diverse geldstromen binnen het jongerenwerk samen te
voegen. Dat strookt met het beleid om vanaf 1 januari aanstaande alle
jongerenactiviteiten onder één organisatie te brengen. Door die centralisatie
is er beter lokaal beleid te ontwikkelen, kan de overhead omlaag en kan er meer
geld beschikbaar komen om in de wijken meer activiteiten voor de jongeren te
ontwikkelen en daar doen wij het ten slotte toch voor!
Het CDA mist
aandacht voor de integratie van allochtone jongeren. Hun aantal neemt toe en
daarmee ook de noodzaak om hier actiever mee om te gaan. Voormalig wethouder
Janssen heeft in de commissie toezeggingen gedaan met de jongeren hierover in
gesprek te gaan. Helaas hebben wij hiervoor nog geen plan van aanpak mogen
ontvangen.
Een
interessante activiteit voor jongeren is een jeugdbrandweer. In een aantal
gemeenten opereert een jeugdbrandweer, gericht op 12-18 jarigen, al met veel
succes, zoals Hoorn, Eindhoven, Monster, Pijnacker. Jongeren beleven hieraan
veel plezier, kunnen hun energie kwijt. De organisatievorm is niet ingewikkeld.
Als één brandweerfunctionaris hieraan ca. een halve dag per week besteedt is de
organisatie rond. De jeugd leert brandbestrijding, onderhoud materieel,
deelname aan landelijke wedstrijden. Wij vragen uw mening over deze vorm van
jongerenwerk en de bereidheid hiervoor f. 30.000,- op jaarbasis beschikbaar te
stellen.
Voorzitter. De
ouderen komen er bekaaid van af in deze Zomernota. Delft kent ruim 12.500
mensen boven de 65 jaar, over 10 jaar zullen dat er ruim 20.000 zijn, een snel
groeiend percentage Delftenaren, maar de aandacht voor deze groep lijkt
omgekeerd evenredig met deze groei. Er gebeurt gelukkig het nodige in Delft
voor ouderen. Mede door Stichting Ouderenwerk Delft lopen veel zaken goed. Maar
er zijn nog knelpunten: in december 1997 heeft de commissie Welzijn de nota
"ouderenbeleid op maat" aangenomen. Een van de punten was dat met de
ouderen in 1998 gekomen zou worden tot productafspraken. Vanuit de
ouderenorganisaties horen wij dat er geen overleg is met hen over de
uitwerking.
Wij verzoeken u
op korte termijn het overleg te starten overeenkomstig het vastgestelde beleid.
Een ander punt
is het opplussen van ouderenwoningen. Dit zou in 1999 starten. Eerder was er
discussie dat als we niet snel begonnen, we subsidies zouden mislopen. Ook
wordt er nauwelijks meer gesproken over de locaties voor levensloopbestendige
woningen, behalve dan wellicht in Zuidpoort. Wij verwachten dat u dit jaar het
ouderenbeleid over deze en andere punten uit de nota voortvarend gaat oppakken.
Graag uw reactie.
Voorzitter. Wij
danken het college voor de toezegging dat bij de uitwerking van de kunstnota de
CDA-voorstellen van begin dit jaar worden meegenomen. Maar daarnaast moet er
nog een en ander gebeuren. We wachten met spanning de nota over het
atelierbeleid af. We praten regelmatig over het onderhoud van kunst in de
openbare ruimte. Bij het plaatsen van nieuwe kunst hebben we de regel dat er
een onderhoudsbudget beschikbaar is. Toch bereiken ons signalen, ook via de
pers, dat kunst in de openbare ruimten niet onderhouden wordt. Hoe ver zijn wij
daar nu mee?
Met betrekking
tot de Taptoe Delft is het CDA van mening dat deze normaal doorgang moet kunnen
vinden. Als de weekmarkt verplaatst moet worden vanwege de herinrichting, dan
moet het mogelijk zijn om de donderdag voordat gestart wordt met die
herinrichting de weekmarkt al elders te plaatsen, bijvoorbeeld onder het
viaduct. De garage moet dan inmiddels wel open zijn en daarom stellen wij als
verkoopargument voor de marktkooplieden voor dat marktbezoekers die dag geheel
gratis, of alleen het eerste of de eerste twee uur gratis mogen parkeren. Het
CDA dient hiervoor een motie in, meeondertekend door de VVD, Stadsbelangen, de
RPF/GPV/SGP en de SP.
Voorzitter. We
onderschrijven het uitgangspunt van de externe oriëntatie: samen met burgers en
organisaties beleid ontwikkelen. Op veel terreinen begint dat te draaien. Bij
externe oriëntatie hoort het voldoende informeren van burgers. Wij constateren
dat de informatie naar burgers met de Stadskrant faalt. Informatieavonden over
de Zuidpoort worden door de belangenvereniging aangekondigd in de supermarkt,
kapvergunningen zijn bij inwoners niet bekend, wanneer huiscontainers worden
schoongemaakt is onbekend, men is ook niet op de hoogte van milieuvergunningen.
Dat loopt nu al een tijdje zo. Wij zijn blij dat u al vanaf 1 november met een
nieuwe verspreiding gaat werken, maar tot die tijd zult u ervoor moeten zorgen
dat belangrijke zaken ook via andere kranten bij de burgers terechtkomen.
Een ander
element is de reorganisatie. U meent dat de gemeentelijke organisatie op
Internet goed te vinden is. Wij hebben dat bekeken: de clusters met hun
sectoren staan inderdaad aangeven, maar openingstijden, de producten die er
zijn en waar men voor wat moet zijn, de locaties, staan niet aangegeven. Als de
gemeente extern georiënteerd wil zij, moeten burgers toch op Internet kunnen
zien waar zij wanneer welk product kunnen krijgen?
In het sociaal
jaarverslag geeft u aan dat van de 1300 medewerkers er 110 in een
herplaatsingstraject zijn gekomen. Daarnaast moet er voor 270 mensen een
sociale paragraaf worden geschreven. Dat betekent dat 380 medewerkers, ofwel
30% van de organisatie, niet meer een op een op hun plek passen. Daar schrikken
wij van. Wat betekent dat voor het functioneren van de organisatie en voor de
gereserveerde gelden? Zijn die onvoldoende, wat zijn de meerkosten?
Over de
herhuisvesting beklaagt de OR zich dat de reorganisatie wel heel veel meer gaat
kosten. In de Zomernota stelt u f. 4,1 mln. ter beschikking. Daarnaast blijft
het, zoals u dat aangeeft, een van de bedrijfsrisico's. Tot hoever kunnen de
kosten oplopen zonder dat er een beleidsdiscussie komt of dit alles verantwoord
is? Het CDA wil in de commissie een discussie over de benodigde gelden.
Voorzitter. Ik
vat mijn bijdrage nog even samen:
-
Delft Kennisstad moet nationaal en internationaal worden
uitgedragen;
-
Bij de wijkaanpak moet de verhouding
loonkosten/werkbudgetten helderder worden;
- Het integratiebeleid zal in
dialoog met de betrokkenen moeten worden uitgevoerd;
- één jongerenorganisatie met één
lokaal budget stimuleert de activiteiten voor hen;
- De uitvoering van de nota
"ouderenbeleid op maat" dient voortvarend ter hand te worden genomen;
-
De meerkosten door reorganisatie voor huisvesting en
personeel moeten inzichtelijk worden gemaakt.
Ten slotte,
voorzitter. De druk op de ambtelijke organisatie is groot, dat beseffen wij.
Wij willen veel. Daarom willen wij hen, maar ook de bodes bedanken voor de
bereidheid ons op de gekste momenten toch steeds opnieuw ter wille te zijn.
Brengt u hen onze dank over! Mogen wij, de raad van Delft maar ook de
gemeentelijke organisatie, de kracht en wijsheid ontvangen om ons werk in gezondheid
ten behoeve van onze Delftse inwoners te verrichten!
De VOORZITTER:
Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
besluit:
de in aanbouw
zijnde Phoenixgarage te voorzien van vitrines waarin de opgegraven
archeologische vondsten ter plekke worden getoond en om hiervoor het positief
resultaat 2000 ad f. 19.000,- te reserveren.
Door de
fracties van het CDA, de VVD, Stadsbelangen, de RPF/GPV/SGP en de SP wordt de
volgende motie (M-V) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,
Overwegende
dat:
-
de gemeente Delft deelname aan amateurkunst wil
stimuleren;
-
participatie van jong en oud aan culturele uitingen
nastreeft;
-
de marktkooplieden nadeel ondervinden bij verplaatsing
van de weekmarkt;
constaterende
dat:
-
de Delftse muziekkorpsen op de Markt op vrijdag 7 en
zaterdag 8 september 2001 gezamenlijk een Taptoe organiseren;
-
de organisatie van de Taptoe Delft door Arbo-wetgeving
genoodzaakt is de opbouw
-
van het evenemententerrein op donderdag te starten;
draagt het
college van burgemeester en wethouders op:
1.
te verzorgen dat de Markt donderdag 6 september
beschikbaar is voor de opbouw van de tribunes;
2.
met de marktkooplieden in overleg te treden om e.e.a. te
realiseren,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Het woord is
aan de heer Bot.
De heer BOT
(GroenLinks): Beste aanwezigen, aan het begin van het nieuwe millennium bulkt
Nederland van het geld. In het tijdperk van globalisering is the sky echter
lang niet voor iedereen the limit.
De cijfers in
het Human Development Report van de Verenigde Naties van dit jaar spreken
boekdelen: 1,2 miljard mensen leven van minder dan een dollar per dag, 1
miljard mensen hebben geen toegang tot veilig drinkwater, 2,4 miljard mensen
ontberen sanitaire voorzieningen; 34 miljoen mensen zijn seropositief, 90
miljoen kinderen gaan niet naar de basisschool, er zijn 100 miljoen
straatkinderen, de kinderarbeid omvat 250 miljoen jongens en meisjes, 1,2
miljoen vrouwen en meisjes worden jaarlijks verhandeld voor prostitutie, er
zijn 10 miljoen vluchtelingen en 5 miljoen ontheemden. Kille cijfers,
waarachter de wrange werkelijkheid van een enorme kloof tussen arm en rijk
schuilgaat.
Deze cijfers
herinneren ons eraan dat wij in Nederland toch in een bevoorrechte positie
verkeren. Toch bestaan en ontstaan er ook bij ons barsten in het sociale
weefsel van de samenleving. Op de conferentie over tweedeling van GroenLinks in
februari concludeerden de deelnemers dat er sprake is van een geniepig proces
van maatschappelijke tweedeling, van een meerkoppig monster dat op
verschillende terreinen opduikt. Bij de groepen die buiten de boot dreigen te
vallen, gaat het soms om ouderwetse materiële armoede, veel vaker om
"moderne" (relatieve) armoede en altijd om burgers die onvoldoende
kunnen participeren in de samenleving. Die burgers dreigen onzichtbaar en
onbereikbaar te worden voor overheid en instellingen.
Wie tweedeling
wil bestrijden, moet over de gehele linie participatie bevorderen. Binnenkort
bespreken wij de belangrijke en interactief tot stand gekomen nota’s over
sociaal-economische participatie, armoedebestrijding en integratie van nieuw-
en oudkomers. Die drie thema's hangen nauw met elkaar samen. Door de
economische hoogconjunctuur daalt het aantal werklozen, is het mogelijk om ook
een deel van de "harde" kern van de werklozenbestanden aan de slag te
helpen en is er extra aandacht mogelijk voor sociale activering van diegenen
met de allergrootste afstand tot de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijkt uit
landelijk onderzoek dat ondanks de hoogconjunctuur de armoedeproblematiek niet
of nauwelijks verminderd is in omvang en intensiteit. Extra
inkomensondersteunende maatregelen blijven derhalve een keiharde noodzaak voor
het mogelijk maken van welke participatie dan ook. Ten slotte is er extra
aandacht nodig voor de participatie van de diverse nieuwkomergemeenschappen in
onze stad, om te voorkomen dat zij in een uitzichtloze, structurele
achterstandssituatie belanden.
Onze eerste
indruk van het ambitieuze sociale drieluik van wethouder Rensen is uiterst
positief.
We willen bij
de genoemde nota’s en bij een aantal andere onderwerpen uit de Zomernota de
volgende specifieke puntjes op i zetten vanuit de invalshoek van participatie.
In de eerste
plaats vinden wij het een prestatie dat de Delft Actiefpas er nu echt aan zit
te komen. Er is zojuist gesproken over het "ja" knikken van de PvdA.
Mevrouw Zweekhorst ontstak in euforie toen die pas in de commissie aan de orde
kwam. Gisterenavond werd ik er door mevrouw Heuvelman nog even op gewezen dat
de vorige poging om die pas in te voeren, in 1993, is gestrand op het verzet
van de fracties van, schrik niet, GroenLinks en de PvdA! Een klein beetje
historisch besef is immers nooit weg! Dat het een prestatie is dat die pas er
nu daadwerkelijk komt, moge dan wel duidelijk zijn. GroenLinks vindt in ieder
geval dat we na de invoering moeten streven naar een zo groot mogelijke
deelname van de minima, ook als dat in de toekomst structureel meer gaat kosten
dan u nu begroot!
Verder vragen
wij extra aandacht voor de doorstroommogelijkheden van de werknemers in de
instroom/doorstroombanen. Er zijn schriftelijk inhoudelijke vragen gesteld over
de stadswachten, maar er is nog een heel belangrijke vraag over en die stellen
wij nu. Waarom gaat u alleen in op de positie van de stadswachten en laat u
alle andere functies buiten beschouwing? Bent u het met ons eens dat we ook op
dit punt naar een sluitende aanpak zouden moeten streven?
Een volgend
punt is dat de gemeente aan het integratiebeleid een extra impuls kan en moet
geven door een eigen diversiteitbeleid. Wij komen daar verderop in onze
bijdrage op terug.
Vervolgens kan
ik zeggen dat wij uw voornemen tot het opstellen van een lokaal
volksgezondheidsbeleid en het realiseren van de brede school van harte
ondersteunen. Maar mooie plannen hebben alleen zin wanneer de toegang tot deze
basisvoorzieningen gegarandeerd is. Het is een schande dat er in ons rijke land
een tekort is aan leraren, artsen en tandartsen en dat er lange wachtlijsten
zijn in de thuiszorg. Die tekorten treffen doorgaans de minst kansrijken het
hardst en leiden bovendien vaak tot voorstellen die een tweedeling in onderwijs
en zorg versterken. Daarom was de fractie van GroenLinks mede-initiatiefnemer
van de brief over het lerarentekort in het basisonderwijs. Uw antwoord
bevredigt ons op hoofdlijnen, maar we vragen u met klem ook de suggestie van
het fietsplan voor onderwijsgevend personeel serieus te bekijken. Wij hebben
overigens de motie van de VVD en andere fracties op dit punt niet ondersteund,
omdat wij denken dat het antwoord van het college haar eigenlijk overbodig
maakt, maar wij zijn uiteraard benieuwd naar wat de wethouder daar zelf van
vindt.
De heer BOUMAN
(VVD): Als u dat antwoord nog niet heeft, had u die motie toch gewoon mede
kunnen ondertekenen?
De heer BOT
(GroenLinks): Ik ben er nooit zo’n voorstander van om moties in te dienen
waarvan men bij voorbaat al kan weten dat ze uitgevoerd worden. Als drie
fracties daarover vragen hebben gesteld, de uwe was daar overigens niet bij, en
het college geeft daar keurig voor de Zomernota antwoord op en dat bevredigt
mij, dan ga ik niet een in mijn ogen zinloze motie ondertekenen! Maar misschien
verander ik nog van mening na het antwoord van de wethouder.
Ook met
instemming hebben wij kennis genomen van uw streven om actief te bemiddelen bij
het vestigen van groepspraktijken in de eerstelijns gezondheidszorg en in het
bijzonder van uw plannen voor de versterking van de allochtone gezondheidszorg,
zoals in de integratienota staat. Positief waarderen wij eveneens het
werkgelegenheidsproject dat in samenwerking met Maatzorg is opgezet. Daarbij
vragen wij ons wel af of dit voldoende zal zijn om de wachtlijsten terug te
dringen. Wij doen u de suggestie om samen met Maatzorg een creatief
totaalpakket op te stellen, net zoals u dat met de schoolbesturen wilt. Als het
gaat om de toegang tot basisvoorzieningen moet een sensitieve overheid haar politieke
verantwoordelijkheid nemen, ook wanneer er geen directe financiële
verantwoordelijkheid bestaat.
Onze fractie
blijft verder een tegenstander van de door u voorgestane partiële
participatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen van vijf tot twaalf
jaar.
Het aanbieden
van participatiemogelijkheden vanaf de geboorte van de kinderen is prima, maar
een verplichting kan in veel gevallen een goede participatie van de kinderen in
de samenleving in gevaar brengen.
Positief vinden
wij het streven naar een stedelijke welzijnsorganisatie die breder en
professioneler is dan de huidige SWD, in navolging van de fusie van de
jongerenorganisaties. Het welzijnsbeleid in onze stad -- de heer Van Leeuwen
heeft er ook iets over gezegd -- in het recente verleden wordt gekenmerkt door
een onduidelijke rolverdeling en door versnippering en is daarom niet efficiënt
genoeg. Duidelijk is dat snelheid geboden is bij het realiseren van die nieuwe
organisatie en dat daarbij bovenal heldere afspraken met de gemeente over de
onderlinge rolverdeling horen. Wij zien zo’n brede welzijnsorganisatie
overigens als eerste stap op weg naar een veel intensievere samenwerking tussen
alle organisaties op het gebied van zorg en welzijn, met de vraag van burgers
als uitgangspunt.
De extra
wijkopbouwwerkers die u voorstelt zijn mooi, maar voor het duurzaam bevorderen
van participatie in de wijken zijn wijkbudgetten nog veel mooier. Die moeten er
nu dan ook snel komen en we zullen u houden aan de toegezegde termijn van 2001.
Verder zullen
wij met grote belangstelling volgen of het experiment met het
bibliotheekservicepunt in de Wippolder drempelverlagend werkt voor alle groepen
van de bevolking.
Voorzitter. Bij
een dreigende tweedeling moeten we ook kijken naar de ruimtelijke
ontwikkelingen binnen de stad en de regio. De bouw van de Vinex-wijken buiten
de Delftse gemeentegrenzen kan een negatieve sociale spiraal in gang zetten
door het vertrek van midden- en hogere inkomens.
Ook onze
fractie heeft met grote waardering kennisgenomen van uw convenant met
Schipluiden. De woningbouw die daardoor voor Delft mogelijk wordt geeft een
positieve ruimtelijk-sociale impuls. Daarnaast spreekt het voor zich dat wij
ook over de Midden-Delflandkant van het convenant enthousiast zijn: een
blijvende bescherming van het groene karakter van het gebied lijkt de meeste
kans te hebben bij een Midden-Delflandgemeente, die wordt ondersteund door
Delft en andere omliggende steden. Ik kom hier zo op terug.
Met het
convenant met Schipluiden is Delft er echter nog niet; voor een goede
toekomstige positie van Delft in de regio zijn meer resultaten nodig, maar
daarmee vertel ik u niets nieuws. Bovendien moeten we ook het evenwicht binnen
de Delftse wijken goed in de gaten houden. Door het karakter en de omvang van de
in- en uitgaande verhuisbewegingen kan dat evenwicht immers snel verstoord
worden. Dit kunnen we enigszins bestrijden door de herstructurering voortvarend
ter hand te nemen en uit te gaan van de vraag of er voldoende herhuisvesting
komt voor mensen binnen hun eigen wijk. Wij zijn daarom blij met de notitie
over de slaagkansbenadering en de kernwoningvoorraad en ook met het in de
integratienota voorgestelde plan om te komen tot een evenwichtiger verdeling
van bevolkingsgroepen over de Delftse wijken. Als we die notities binnenkort
bespreken, zouden we moeten kijken of "scheefwoners" in hun eigen
wijk willen blijven als ze in het herstructureringsproces voorrang krijgen.
Daarmee hou je kwaliteit en betrokkenheid in de wijken, iets dat onze fractie
ook verleden jaar heeft betoogd.
Ik zei al dat
we blij zijn met het convenant met Schipluiden, omdat het aangeeft dat de stad
het groene achterland waardeert en wil beschermen. Dat is hard nodig, alleen al
om adequaat te kunnen reageren op de glastuinbouwlobby. Het is bekend dat
tuinders hun arsenalen willen uitbreiden en daarom nu al, vooruitlopend op de
afloop van de Reconstructiewet, landbouwgrond in Midden-Delfland opkopen.
Speculatie dus van het reinste soort, want behalve de Reconstructiewet
beschermen de streek- en bestemmingsplannen het gebied vooralsnog gelukkig wel
tegen het oprukkend glas.
Het dagelijks
bestuur van het hoogheemraadschap bleek onlangs veel minder bestand tegen de
lobby van de glastuinbouw. Ten koste van de burgers, grotendeels wonend in
steden als Delft, gaan de tarieven voor de tuinders omlaag. Slecht voor het
milieu, slecht voor de burgers en, zeker gezien het feit dat het
hoogheemraadschap keer op keer geweigerd heeft een fatsoenlijk
kwijtscheldingsbeleid op poten te zetten, tweedeling bevorderend. GroenLinks
dient een motie in waarin het beleid van het hoogheemraadschap wordt afgekeurd.
We verzoeken u deze motie, in verband met de vergadering van het
hoogheemraadschap op 21 september a.s., vanavond of donderdag in stemming te
brengen.
De heer BOUMAN
(VVD): Denkt u niet dat zo’n signaal de goede samenwerking met het
hoogheemraadschap die de afgelopen maanden is gebleken, zie bijvoorbeeld het
waterplan, onder druk zal zetten?
De heer BOT
(GroenLinks): Daar geloof ik niets van, neen!
Wethouder
GRASHOFF: Mijnheer Bouman, denkt u dat het signaal van het hoogheemraadschap
van deze tariefswijzigingen de goede samenwerking onder druk zet?
De VOORZITTER:
Nu de heer Bot maar weer!
De heer BOT
(GroenLinks): Het is wel fijn als je eigen wethouder je af en toe te hulp
schiet!
Voorzitter.
Deze Zomernota is minder spectaculair dan de vorige twee van uw college. U
lijkt zich dat zelf ook te realiseren en benadrukt keer op keer in de Zomernota
het uitgangspunt van "de uitvoering telt".
Op het eerste gezicht
lijkt dat misschien een cliché, dat gebruikt wordt door elk college dat het
eind van de regeerperiode ziet naderen en zich realiseert dat het niet wordt
afgerekend op stapels papier maar op daadwerkelijke resultaten. Toch is er wel
wat meer aan de hand. Doorpratend over deze problematiek kwam onze fractie tot
de conclusie dat wij in Delft goed zijn in het bedenken van nieuw beleid, maar
minder goed in de implementatie: de vertaling van beleid naar een kwalitatief
goede uitvoering. Op dit punt ligt er voor het gemeentebestuur in het algemeen
en voor het college en het gemeentelijk managementteam in het bijzonder een
schone en dringende taak. Een politieke pendant van deze zwakte is de vaak
geringe aandacht van de raad voor implementatie en uitvoering. In onze ogen kan
het in de Nota Bestuur 2 geschetste controleprogramma, met een scala aan
instrumenten en een nadruk op sturen op resultaten, daar een verandering ten
goede in brengen.
Er zijn nog
twee conjuncturele omstandigheden die ertoe leiden dat extra aandacht voor de
uitvoering nodig is. In de eerste plaats de verdere verdeling van de
EZH-gelden, die niet alleen zorgvuldig moet worden voorbereid maar ook
geïmplementeerd en bovendien leidt tot een extra druk op de uitvoerende delen
van het apparaat.
In de tweede
plaats het toenemende personeelsgebrek binnen ons apparaat als gevolg van de
situatie op de arbeidsmarkt, waardoor we enerzijds goede mensen kwijtraken en
anderzijds moeilijk goede nieuwe mensen kunnen vinden. Voor de fractie van
GroenLinks is dat reden te meer om zo snel mogelijk een nieuw personeelsbeleid
in de vorm van een diversiteitbeleid uit de grond te stampen. Wij zijn ervan
overtuigd dat we onder migranten, vrouwen en mensen met een handicap heel veel
goede mensen kunnen vinden wanneer we ze op een creatievere manier zouden
zoeken. Dit pleidooi voor een diversiteitbeleid heeft onze fractie in deze
periode voortdurend gehouden. Ons argument daarbij was steeds dat de gemeente
bedrijfseconomisch baat heeft bij een gebalanceerde personeelsopbouw. Dat
evenwicht is nodig in de turbulente maatschappij van vandaag en voegt een extra
kwaliteit toe aan onze organisatie. Nu voegen wij daaraan toe dat we mensen die
horen tot de doelgroepen van het gemeentelijk diversiteitbeleid ook kwantitatief
nodig hebben om ons personeelsbestand en onze dienstverlening op peil te
houden. Voor degenen voor wie het hemd nader is dan de rok, zou dit een extra
argument kunnen zijn om ons bij te vallen.
Via het
personeelsbeleid komen wij bij de stand van zaken van de reorganisatie. Het
magische kantelmoment ligt inmiddels een halfjaar achter ons, maar wij hebben
op dit moment weinig zicht op het functioneren van de nieuwe organisatie. In de
wandelgangen vangen we echter met enige regelmaat minder positieve signalen op.
Wij vragen u derhalve in uw beantwoording in te gaan op de stand van zaken,
gesignaleerde knelpunten en mogelijke oplossingen.
De VOORZITTER:
Door de fractie van GroenLinks wordt de volgende motie (M-VI) voorgesteld:
De gemeenteraad
van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000 in verband met
de behandeling van de Zomernota 2000, de hoofdlijnen van beleid en de begroting
voor de jaren 2001-2004;
Overwegende:
* dat de Verenigde Vergadering van
het Hoogheemraadschap Delfland op 21 september 2000 een beslissing zal nemen
over de kostentoedeling aan de verschillende categorieën van gebruikers en de
verschillende taken van het waterschap;
* dat er een voorstel ligt van het
dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Delfland dat er per saldo op
neerkomt dat vooral stadsbewoners meer gaan betalen voor het waterbeheer en de
glastuinders ongeveer 90% minder dan nu het geval is;
·
dat de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap
nog onlangs een, door de gemeente Delft ondersteund, voorstel heeft afgewezen
om kwijtschelding te realiseren voor burgers met een inkomen op het niveau van
een bijstandsuitkering;
* dat er binnen Delfland nog allerlei
investeringen gedaan moeten worden die ook de nodige effecten zullen hebben op
de tarieven;
* dat de omgeving van de glastuinbouw
ook langs andere weg opgezadeld wordt met de waterproblematiek die de
glastuinbouw veroorzaakt (denk aan de bekkens die men o.a. tegen
Midden-Delfland aan wil aanleggen);
·
dat het college van Gedeputeerde Staten, als
toezichthouder op de waterschappen, het nieuwe belastingsysteem van het
Hoogheemraadschap moet goedkeuren;
1. doet een beroep op de Verenigde
Vergadering van het Hoogheemraadschap Delfland om het voorgestelde
belastingsysteem af te wijzen;
2. doet een beroep op de Verenigde
Vergadering om bij wijziging van het belastingsysteem burgers met een inkomen
op of onder het niveau van een bijstandsuitkering alsnog 100% kwijtschelding te
verlenen;
3. maakt haar standpunt bekend voor de
Verenigde Vergadering bijeenkomt op 21 september;
4. maakt haar standpunt tijdig bekend
bij het college van Gedeputeerde Staten,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Het woord is
vervolgens aan mevrouw Lourens.
Mevrouw LOURENS
(D66): Voorzitter. In de komende twintig minuten wil ik eerst een aantal
onderwerpen uit de Zomernota belichten, vervolgens ingaan op een voor
Haaglanden en dus ook voor Delft actuele discussie, daarna een klein uitstapje
maken naar de WOZ en afsluiten met het fenomeen Zomernota.
Maar eerst een
algemene opmerking. De Zomernota is geen beleidsrijke nota, hetgeen een logisch
uitvloeisel is van het motto "de uitvoering telt". De D66-fractie kan
zich hierin prima vinden. De afgelopen jaren is er veel op de rails gezet, daar
zijn de EZH-projecten nog eens bijgekomen. Plannen zijn belangrijk, maar als ze
niet omgezet worden in daden, verliezen ze hun waarde. Het accent leggen op de
uitvoering en niet al te veel nieuwe plannen maken, is dus een goede keuze. Een
goede keuze, ook vanuit het besef dat het toch de mensen van de gemeentelijke
organisatie zijn, die voor al het werk van plannen maken en plannen uitvoeren
aan de lat staan. Zeker in het licht van de huidige situatie; men heeft een
forse reorganisatie achter de rug en men zal ongetwijfeld de negatieve gevolgen
ervaren van de krapte op de arbeidsmarkt. De gerichtheid op de uitvoering en de
dadendrang die uit de Zomernota spreekt, juichen wij toe. Maar wij vragen u wel
een zorgvuldig personeelsbeleid te voeren en de grenzen van de menselijke
realiteit niet te overschrijden.
De afgelopen
tijd hebben we in de commissie Leefbaarheid een aantal keren gesproken over de
financiële verhouding van de gemeente tot de sportverenigingen. Een aantal
voetbalverenigingen heeft voor de kostenstijgingen uit een oude
bezuinigingsronde een "kwaliteitsimpuls" teruggekregen. Inmiddels
weten we dat dat een synoniem is voor een "kunstgrasveld". Voor de
verenigingen die gebruik maken van zwembad Kerkpolder is het voornemen tot een
compensatieregeling voor de stijgende huurlasten vastgelegd. In deze Zomernota
wordt weer een structurele vergroting van de sportbegroting gevraagd van f.
40.000,- voor het onderhoud van het Sportpark Tanthof-Zuid, plus een
incidentele bijdrage van f. 250.000,-.
Er gebeurt weer
veel in Delft op sportgebied: inhoudelijk met het project Sportvisie, maar ook
op financieel gebied, en de bezuinigingen, compensaties en subsidies vliegen
ons in een innige verstrengeling om de oren. Maar hoeveel subsidiëren we nu
eigenlijk -- direct dan wel indirect --alles bij elkaar genomen, als gemeente
aan verschillende soorten sporten en sportverenigingen? En hoe verhouden die
ondersteuningen van zaal-, veld-, water- en andere sporten zich tot elkaar? De
D66-fractie heeft de wethouder eerder dit jaar in de commissie Leefbaarheid gevraagd
om een overzicht hiervan en een discussie hierover. Wij hebben namelijk het
idee dat er met een niet voor iedereen even duidelijke hoeveelheid geld veel
indirect gesubsidieerd wordt in een beperkt aantal -- klassiek gegroeide
–richtingen, met als gevolg dat er grote verschillen zijn ontstaan tussen
verschillende soorten verenigingen. En daardoor vervolgens ook grote
verschillen tussen verschillende gebruikers. Want wat zijn nu uiteindelijk de
lidmaatschapskosten van iemand die lid is van een zaal-, veld-, water- of
andere sportvereniging? Leden van voetbalverenigingen zouden versteld staan als
ze hoorden hoeveel contributie op andere soorten verenigingen moet worden
betaald, en sommige raadsleden misschien ook. Wij vragen de wethouder nogmaals
om inzicht te geven in de omvang van onze directe en indirecte subsidiëringen
en om een discussie daarover. Wij willen die discussie graag voeren voordat we
in de commissie wéér een voorstel voor nieuwe gemeentelijke subsidiëring van
een déél van het Delftse sportpalet krijgen voorgelegd.
Zorgen maakt de
D66-fractie zich over het RIO DWO: het Regionaal Indicatie Orgaan Delfland
Westland Oostland.
De
productbegroting voor het jaar 2001, die u bij het schrijven van de Zomernota
in concept bekend was, zou duidelijk maken dat deze begroting fors hoger uit
zou gaan vallen dan de oude versie, vooral door toedoen van de personeelskosten
en investeringen in ICT. Daarom vraagt u ons hiervoor een ton extra structureel
ter beschikking te stellen. Het is wel even slikken dat dat noodzakelijk blijkt
te zijn bij zo’n jonge organisatie. En dan te bedenken dat we daar straks ook
nog onze WVG-indicatie in onder moeten brengen. Wij zullen de verdere
inhoudelijke bespreking van uw voorstel om hier extra geld aan uit te geven te
zijner tijd dan ook kritisch ingaan. Kritisch ten aanzien van de mogelijkheden
om de politieke aansturing en controle slagvaardig te kunnen laten
plaatsvinden. Deze houding is zeker ook ingegeven door de ervaringen met
vergelijkbare samenwerkingsverbanden. In samenwerkingsverbanden waarbij veel
gemeenten om de tafel zitten kunnen bureaucratische organisatievormen gaan
ontstaan, hetgeen tot een situatie kan leiden waarin de verantwoordelijke
bestuurders slechts geïnformeerd worden over de stand van zaken, zonder dat zij
doeltreffend kunnen interveniëren.
Hoewel het nog
te vroeg is om een echt déjà vu-gevoel te kunnen hebben, kregen wij bij het
lezen van uw toelichting op de voor- en nadelen van bestaand beleid een
ongemakkelijk gevoel. Laten we hopen dat we aan de volgorde die u in de lijst
met mee- en tegenvallers heeft gehanteerd geen waarde hoeven te hechten. Want
als dat wel zo zou zijn, zou dat betekenen dat het RIO DWO de GGD zal volgen.
Voorzitter.
Enkele opmerkingen over het groenbeleid. Voor het grote Delftse groen wordt
goed gezorgd. Meedingend naar de titel "groenste stad van Nederland"
kunnen we met gepaste trots een aantal grote groenprojecten laten zien, zoals
het Wilhelminapark en het Agnethapark. Maar is dat afdoende? Geven we ook
voldoende aandacht aan het kleinere groen?
Als je in
Tanthof woont, zal de groenbeleving van de stad niet zozeer bepaald worden door
grote groenprojecten, maar meer door de her en der verspreide speelveldjes,
perkjes en bomen. Gaan we daar op de juiste manier mee om? Is de bijna 10 jaar
oude nota "Het juiste groen op de juiste plaats" nog steeds een
adequaat beleidskader?
Aanleiding voor
deze vragen zijn verscheidene constateringen. Ik zal er drie noemen. Ten
eerste: een voorbeeld uit de directe leefomgeving. Om een speelveldje staat een
haagje van pakweg 60 cm. hoog. Dit groen is niet opgewassen tegen het
speelplezier van de kinderen en het vertoont grote openingen, omdat het een
aantal logische looproutes doorkruist. En telkens weer proberen mensen van
Groenbeheer er een mooi, aaneengesloten, groene haag van te maken door de
doodgetrapte struiken te vervangen door nieuwe aanplant. Dat moet toch anders
kunnen, zou je zo denken.
Ten tweede:
regelmatig geven mensen te kennen dat ze een stuk openbaar groen, grenzend aan
hun tuin, willen kopen van de gemeente. Zonder de effecten hiervan te
beoordelen op de groene kant van de openbare ruimte gaan we veelal tot verkoop
over. Inzicht in de groenstructuur op het niveau van de stad als geheel laten
wij daarin niet meewegen.
Ten derde:
benutten we wel alle potentiële locaties voor de groene beleving van Delft?
Flatbewoners kijken vaak uit op daken. Waarom zouden we geen project 100
Delftsgróéne daken kunnen starten?
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): U moet eens een bezoek brengen aan ambtenaren in de
Torenhove en daar eens over Delft uit kijken. Dan ziet u al een groene laken.
Erg mooi!
Mevrouw LOURENS
(D66): Zijn daar 100 groene daken?
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Daken? Ik had het over lakens en ik dacht dat u daar
ook over sprak! Maar heel veel daken maken ook een laken!
Mevrouw LOURENS
(D66): Maar de Torenhove zal ongetwijfeld ook heel geschikt zijn om te
inventariseren waar men groene daken zou kunnen maken.
Een heel ander
onderwerp: het BereikbaarheidsOffensief Randstad, het BOR.
Geen
opmerkingen over de inhoudelijke aspecten ervan, maar wel wil de D66-fractie
haar hart luchten over het BOR-proces. Het is toch een vreemde paradoxale
situatie. Als Delftse raad zetten we ons bewust en met vele inspanningen in om
interactief en transparant de stad te besturen en tegelijkertijd hebben we geen
keus om níét mee te doen aan een BOR-proces.
Maar
transparant kan het BOR-proces niet genoemd worden. Het is eerder een strijd om
de knikkers in een arena, waarin niemand de regie lijkt te hebben. Als lokale
bestuurder ontkom je er niet aan om die arena in te stappen; als je dat niet
doet, weet je zeker dat je de belangen van Delft niet goed kan behartigen.
De heer BOUMAN
(VVD): Ik begrijp dat dus ook u zich een beetje gechanteerd voelt door minister
Netelenbos?
Mevrouw LOURENS
(D66): Dat heb ik nooit meegemaakt, dus weet ik niet hoe dat voelt, maar als
zij zegt "wij delegeren het" terwijl daaraan toch direct de eis van
rekeningrijden is verbonden, dan kan ik dat geen delegeren noemen.
De enige rol
die er nog te spelen is, is die van de calculerende lokale bestuurder, die
alleen gaat voor het belang van zijn eigen gemeente. Waar is de regiogedachte?
Het doel is toch de bereikbaarheid van de regio te verbeteren? Waar is de
transparantie? Wie legt verantwoording af aan wie? Raad en burger staan aan de
zijlijn. En zelfs als toeschouwer kunnen zij nauwelijks zicht krijgen op wat er
in die arena gebeurt.
De D66-fractie
weet dat het college niet verantwoordelijk is voor de regie van het BOR-proces.
Desalniettemin is het jammer dat de raad niet de gelegenheid heeft om de
investeringen in het kader van het BOR af te wegen tegen de investeringen in de
Zomernota.
Nu wil ik een
onderwerp aansnijden dat zelfs nog verder van het Delftse bed afstaat dan de
regie over het BOR-proces, namelijk de WOZ, de Wet onroerende zaken. Wat zou er
gebeuren als we de onroerend zakenbelasting zouden afschaffen? Met de klemtoon
op onroerende zaken, de grondslag voor de lokale belasting. De
verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WOZ legt veel problemen op het
bordje van de gemeente. De gemeente moet taxeren, hertaxeren, bezwaren
afhandelen en ondertussen wachten en wachten op een aantal essentiële
randvoorwaarden van het rijk, zoals een besluit over de toegestane bandbreedte
tussen woningen en bedrijven. Dit maakt het allemaal niet makkelijk, maar
doordat in het systeem een aantal zwakke plekken zijn ingebouwd, wordt het nog
een slag ingewikkelder. In de eerste plaats is het een uitermate complexe zaak
om de waarde van onroerende zaken vast te stellen. Die is niet objectief
meetbaar. Taxatie leidt keer op keer tot discussies door de fluctuaties op de
markt en door het gebruik van referentiepanden. Dus nota bene het vaststellen
van de grondslag voor de belasting is niet te objectiveren.
Ten tweede is
een criterium voor een rechtvaardig belastingstelsel dat de grondslag en een
goede indicatie is voor de draagkracht van de belastingbetaler. Het is de vraag
of het bezit of de huur van een bepaalde woning nog wel een goede maatstaf
daarvoor is. Waarom niet gewoon de inkomsten gebruiken als maatstaf? Helder
voor de belastingbetaler en het systeem zou aansluiten bij het rijkssysteem.
Dat laatste kan grote voordelen hebben bij de uitvoering.
En dat brengt
mij bij de derde en laatste kanttekening bij de WOZ: de uitvoering kost heel
veel geld. Aan het innen van f. 40 mln. aan OZB in Delft hebben momenteel ca.
30 mensen binnen de gemeente een dagtaak. Dat is weliswaar inclusief het
afhandelen van bezwaarschriften maar exclusief de externe ondersteuning,
geschat op 10 mensen.
Mijnheer de
voorzitter. Deze opmerkingen zijn níet te beschouwen als een voorstel om geen
lokale belasting meer te innen. En wij weten ook wel dat de bevoegdheid van de
Delftse raad zich niet uitstrekt tot besluitvorming over de WOZ. Maar de
behandeling van de Zomernota leek ons een aardig moment om deze kanttekeningen
bij de heffingsgrondslag van de OZB naar voren te brengen. Wat ons betreft mag
dit onderwerp, zo mogelijk via de Vereniging Nederlandse Gemeenten, op de
nationale agenda gezet worden.
Ik keer weer
terug naar de Zomernota. Het fenomeen Zomernota is geboren vanuit de wens om
alle financiële beslismomenten bijeen te brengen in één afwegingsmoment
teneinde te komen tot een meer integrale afweging. Wij constateren dat wij goed
op weg zijn richting een integrale afweging wat betreft de investeringsruimte
en de budgetten voor de diverse beleidsvelden. Het college geeft aan dat de
raad in de toekomst een productbegroting en gemeenteagenda kan verwachten. Wat
ons betreft goede vervolgstappen in de ontwikkeling van de
begrotingssystematiek. Maar wij vinden dat wat u hierover schrijft bescheiden
is. U gaat op kleine schaal beginnen en meent dat over enkele jaren een
gemeentebrede productbegroting zijn beslag zou moeten kunnen krijgen. Dit
klinkt noch als een specifieke doelstelling noch als een doelstelling met een
helder tijdpad.
De tweede
kanttekening bij het fenomeen Zomernota betreft het integrale karakter ervan.
Wat de D66-fractie betreft valt er nog meer te integreren dan de oude kadernota
en de oude begroting. De huidige Zomernota kenmerkt zich, zoals ook alle
voorgaande begrotingen deden, door verantwoording vooraf, door een blik op de
toekomst. Wij willen graag dat u daarbij meer oog krijgt voor verantwoording
achteraf, voor het meenemen van het verleden. Een integratie tussen rekening en
Zomernota is wat ons betreft dan ook een noodzakelijk toekomstperspectief. Voor
deze ambitie vinden wij nog onvoldoende aanknopingspunten in de huidige Zomernota.
Mijnheer de
voorzitter. De Zomernota is een uitgelezen moment om vanuit een beschouwing van
het gevoerde beleid een koppeling te leggen naar het voorgenomen beleid. Of
anders gezegd: via evaluatie de beleidscyclus sluitend maken. Op dit moment is
het maken van een vertaalslag tussen rekening en Zomernota voor een relatieve
buitenstaander echter nauwelijks te doen. Een concreet voorbeeld. Neem het
beleidsthema Leefbaarheid, programma Wijkgericht werken. Binnen dit programma
wordt een vijftal beleidsinspanningen genoemd, te weten 30 km-zones,
verbetering van straten en pleinen, speelplekkenoperatie, ondergrondse
afvalinzameling en nieuwbouw buurthuizen en dat alles zonder enige verwijzing
naar de recente geschiedenis. Wil je bij de beoordeling van het voorgenomen
beleid de eerder behaalde beleidsprestaties mee laten wegen, dan ga je in de
rekening zoeken naar informatie hierover. En dan blijkt dat wijkgericht werken
niet zonder meer terug te vinden is in de rekening. Wel de genoemde vijf
onderdelen, maar die staan her en der verspreid: bij verkeer, vervoer en
waterstaat, bij cultuur en recreatie, bij volksgezondheid en bij sociale
voorzieningen maatschappelijk werk. Hier wreekt zich dat de rekening geordend
is naar de boekhoudkundige voorschriften van de Comptabiliteitswet en dat de
Zomernota geordend is op basis van een politiek-bestuurlijke visie.
Om de rekening
te kunnen gebruiken als een evaluatie-instrument is een koppeling tussen
rekening en Zomernota nodig. Pas dan kunnen inzichten over de effectiviteit van
verrichte beleidsinspanningen gebruikt worden bij het vaststellen van beleid
voor de toekomst.
Informatie
verzamelen om te kunnen evalueren, is niets anders dan een zoektocht naar
causale verbanden tussen beleid en effecten. Makkelijk gezegd, niet makkelijk
om te doen. Wij beseffen dat maatschappelijke effecten niet altijd kwantitatief
weer te geven zijn. Waar kwantitatieve uitwerking niet mogelijk is, kunnen op
zijn minst kwalitatieve aspecten worden belicht. En niet alle details hoeven in
de evaluatie aan bod te komen; op basis van goed gekozen kengetallen kan een
goede discussie gevoerd worden.
Voor het
voorbeeld Wijkgericht werken zouden geschikte kengetallen kunnen zijn "de
betrokkenheid van de burger bij zijn directe leefomgeving" en "de
waardering van de burger voor zijn directe leefomgeving". Deze twee
kengetallen zijn bijvoorbeeld via het Stadspanel te meten.
De D66-fractie
zou graag zien dat in komende zomernota’s en rekeningen informatie wordt
gegeven om de koppeling tussen deze twee documenten te maken. Alleen op deze
manier wordt de raad in staat gesteld om te leren van de effectiviteit van
beleid uit het verleden en die kennis te benutten voor beter beleid in de
toekomst.
Tot slot,
mijnheer de voorzitter. De D66-fractie zegt "ja" tegen "de
uitvoering telt". Goede plannen verdienen het om uitgevoerd te worden. Die
goede plannen zijn er. Nu nog "de handen uit de mouwen" en "de
schop in de grond". Dan wordt Delft nog mooier dan het nu al is.
De VOORZITTER:
Dank u wel, mevrouw Lourens.
Het woord is
vervolgens aan de heer Meuleman van Stadsbelangen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijnheer de voorzitter, leden van de raad, dames en
heren op de publieke tribune. Het lijkt mijn fractie goed te beginnen met een
algemene opmerking. Mocht u vanavond in ons betoog een aantal kritische
kanttekeningen horen, dan zijn deze niet bedoeld als persoonlijke aanvallen,
maar moet u deze zien in het licht van een positief kritische opstelling van
onze fractie tegenover de daden van dit college en de fracties die in het
college vertegenwoordigd zijn. Het is maar dat u het weet!
Wethouder
TORENSTRA: Dat geldt bij dezen dan ook voor deze dupliek!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Na 2,5 jaar "regeren" is het tijd om een
tussenbalans op te maken. Terugkijken naar vorige colleges is niet meer aan de
orde. Een kritische benadering is op zijn plaats, waarbij de leden van het
college op hun daden beoordeeld dienen te worden.
"De
uitvoering telt!" zo lezen wij in het publiciteitsblad van het college, ook
wel Zomernota genoemd. Een kreet uit ons hart gegrepen, maar de vraag is wat
het college hieronder verstaat. Wij zullen vanavond trachten een antwoord op
deze vraag te geven. In ieder geval telt voor onze fractie niet alleen de
uitvoering, maar belangrijker nog, het resultaat, want daar heeft de burger
iets aan.
Voorzitter. Het
college heeft heel wat zaken in gang gezet. De ontwikkelingen rond Zuidpoort
zijn volop in beweging. Hoewel er best nog een aantal noten te kraken zijn, is
onze fractie van mening, zonder vooruit te lopen op een definitief oordeel, dat
de architectenkeuze een goede is geweest. Delft heeft wat om naar uit te
kijken.
Als het gaat om
uitbreiding van Delfts grondgebied is het college op een constructieve wijze
bezig zaken in het belang van Delft voor elkaar te krijgen. De recente
ontwikkelingen in de Harnaschpolder zijn daar een goed voorbeeld van.
Door de verkoop
van de EZH-aandelen en andere meevallers staat Delft er financieel goed voor en
kan het college op een sinterklaasachtige wijze putten uit de zak vol geld.
De leden van
het college kunnen met twee vingers in de neus dan wel een gat in hun hand het
programma uitvoeren. Zelfs de enveloppen binnen de gemeente vertonen gaatjes.
Deze zijn dermate in trek dat er een tekort aan deze enveloppen is ontstaan.
Jammer dat dit aan de aandacht van zowel het college als de ambtenaar is
ontsnapt, zoals wij onlangs als noodkreetmededeling per e-mail mochten
ontvangen.
Het putten uit
een zak met geld is mooi meegenomen, maar op een dergelijke wijze worden de
tekortkomingen niet zichtbaar en kunnen partijachtige propagandastunts
uitgevoerd worden. Het college pretendeert op allerlei terreinen de zaken goed
op orde te hebben. Laten wij eens een aantal van deze pretenties tegen het
licht houden.
Dit college
pretendeert alles te kunnen oplossen. Na ruim twee jaar regeren blijkt dat
beloften gedaan tijdens verkiezingstijd gemakkelijker uit te spreken zijn, dan
daadwerkelijk te realiseren, ondanks de grote zak met geld waar dit college
over beschikt. Niet alleen onze fractie heeft dit in de gaten maar ook de
burgers van onze stad, met name in de wijken. Dus moet de burger tevreden
gehouden worden. Hoe doe je dat? Je neemt een opknapkaravaan, uit de zakken met
geld haal je ca. f. 80.000,- per wijk, een foto in de krant en de actie is
geslaagd. "De uitvoering telt!". Of wat te denken van de
jongerencaravan? Op de foto in de krant zien wij, en dat is typerend, welgeteld
één jongere staan en dat is toevallig het jongste lid van dit college zelf.
Voorzitter. Als
u met onze fractie in de wijk Tanthof zou rondlopen dan zult u met ons
constateren dat op geen enkele wijze te achterhalen valt wat er nu zo verbeterd
is in deze wijk met de opknapkaravaan. Er was gewoon sprake van normaal
onderhoud. Niets meer en niets minder. Dat leidt bij onze fractie tot de
gedachte dat het hier ging op een PR-stunt van het college of wellicht een
vroege start van de verkiezingscampagne van met name de PvdA, maar dan op
kosten van de burger. En de stunt gaat verder. Eind deze maand staat de
opknapkaravaan bij de gerenoveerde wijk de Wippolder. Ik hoop dat dit toch niet
bedoeld is om de renovatie in die wijk op te knappen!
Voorzitter. In
een hoog tempo worden wijkplannen in elkaar gezet. De consequentie hiervan, zo
zegt de nota zelf, is dat deze niet perfect en volledig zijn. Onze fractie
waarschuwde het college bij de begrotingsbehandeling in 1998 al voor het hoge
tempo. Ons advies was: "Kijk uit dat hardlopers geen doodlopers
worden". Maar neen, het college ging gewoon door en legde ons advies naast
zich neer. Wat is het gevolg?
De nota vertelt
ons dat de volgende plannen naar verwachting beter en completer zullen zijn,
alsof de reeds gemaakte plannen goed en compleet zijn. Betekent dit nu dat de
wijkplannen voor de Tanthof en de Voorhof straks opnieuw geschreven gaan worden
of zullen de burgers die wonen in deze wijken het moeten doen met plannen die
niet perfect en volledig zijn?
Dit college
pretendeert een interactieve beleidsvoering. Het proces van interactieve beleidsvoering
heeft van begin af aan de steun van onze fractie gehad. Maar dan alleen als
daadwerkelijk gewaarborgd wordt dat ook alle burgers kunnen en mogen meepraten
en wat belangrijker is ook alle onderwerpen en denkwijzen aan de orde kunnen
komen.
Onze fractie
heeft hiervoor continu de aandacht gevraagd. Inmiddels hebben wij sterk de
indruk dat wij bij allerlei overleg- en wijkavonden steeds dezelfde burgers van
dezelfde politieke partijen tegenkomen. In de praktijk betekent dit volgens
onze fractie dat er slechts rekening gehouden wordt met de wensen van de
bevolking als deze wensen overeenkomen met de gedachten van de leden van het
college. De burger wordt dus in de maling genomen!
Mevrouw
ZWEEKHORST (PvdA): Mijnheer Meuleman, wij nodigen u van harte uit om mee te
gaan naar die avonden in de diverse buurten!
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik begrijp deze opmerking ook niet helemaal. Ik kom in
heel veel zaaltjes, maar er zit vrijwel altijd een veelvoud van 37 mensen. Hoe
kan dat dan?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik was een keer op een wijkavond en hoorde dat de
mensen die daar zaten in ieder geval gericht uitgenodigd waren. Ik kan ook nog
wel een voorbeeld noemen van de Binnenstadsconferentie waar de Marktgarage van
de agenda werd geschrapt; er mocht niet over gesproken worden. Ik kan nog wel
iets vertellen over de nota Bereikbare binnenstad.
De heer BOT
(GroenLinks): Mijnheer Meuleman, u kunt toch niet ontkennen dat er rond de nota
Bereikbare binnenstad heel veel avonden zijn geweest waarop heel veel
tegenstanders van wethouder Grashoff aanwezig waren?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, maar dat bleek in ieder geval niet uit de
gepresenteerde nota, waarin werd gesteld dat er zoveel draagvlak bestond voor
de plannen.
Wethouder
GRASHOFF: Uw stelling dat er alleen maar mensen van politieke partijen uit deze
raad op die avonden komen, is dus onjuist. Dat bent u dus met mij eens?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zal voor een deel misschien wel waar zijn, maar
voor een groot deel hebben wij dat toch geconstateerd en dat is dan ook de
reden dat wij tot deze conclusie zijn gekomen.
Onze fractie
heeft in het kader van deze interactieve beleidsvoering, zoals de heer Van
Leeuwen eerder deze avond heeft aangegeven, een motie meeondertekend die er
enerzijds voor moet zorgen dat de Taptoe 2001 doorgaat en anderzijds de
belangen van de marktkooplieden worden gewaarborgd. Onze fractie pleit ervoor
om op korte termijn het interactieve beleidsvoeringproces in een evaluatie aan
de orde te stellen. Want over één ding zijn wij het eens met dit college:
"het moet beter en completer". Wat onze fractie betreft, mag hier nog
een woord aan worden toegevoegd, namelijk: opener.
Dit college
pretendeert openheid. Het treedt de burger open tegemoet. Onze fractie heeft
daar het volgende beeld bij. In beslotenheid worden de nota's open
bediscussieerd. Wij hebben sterk de indruk dat het aantal besloten
vergaderingen aanmerkelijk toeneemt. Met name in de commissie Duurzaamheid
worden over diverse onderwerpen in beslotenheid uitgebreid van gedachten
gewisseld.
Wethouder
GRASHOFF: Ik daag u uit om daarvoor met enig bewijs te komen en het eens te
vergelijken met de voorgaande periodes. Ik ben ervan overtuigd dat het aantal
besloten vergaderingen vergelijkbaar is. U weet overigens net zo goed als ik
dat die dan alleen nog maar voorkomen in een bepaald stadium waarna uiteraard
in openbaarheid verder wordt gediscussieerd. Ik heb u overigens ook nooit horen
protesteren bij negen van de tien keer dat wij wel eens iets in beslotenheid
hebben besproken. Eén keer wel en daar baseert u nu uw hele kritiek op!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik meld hier een constatering van onze fractie en
geef aan dat er in beslotenheid, met name in de commissie Duurzaamheid, over
een aantal onderwerpen uitgebreid van gedachten is gewisseld. Ik wil daaraan
verbinden dat dit de openheid naar de burger toe niet ten goede komt. Als ik
dat met een voorbeeld moet aangeven, dan wijs ik erop dat over een aantal zaken
uitgebreid in beslotenheid wordt gediscussieerd en dat, als die onderwerpen in
een openbare vergadering aan de orde komen, ze in tien minuten worden
afgehandeld omdat niemand er meer zin in heeft om die uitgebreide discussie
over te doen. Dat komt de openheid gewoon niet ten goede. Een absoluut
hoogtepunt was in onze ogen toch wel het opleggen van een zwijgplicht aan
raadsleden naar aanleiding van antwoorden op schriftelijke vragen! Dat leidt
bij onze fractie tot het standpunt, dat wij alleen nog in beslotenheid
geïnformeerd wensen te worden over zaken die gaan om personen en/of financiën.
Verder zal onze fractie niet meer deelnemen aan besloten bijeenkomsten.
De heer BOT
(GroenLinks): Kunt u eens aangeven welke besloten vergaderingen niet over die
twee onderwerpen gingen?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij hebben over een aantal aspecten van de Spoorzone
en Zuidpoort uitgebreid in beslotenheid besproken.
De heer BOT
(GroenLinks): Dat heeft zeker niets te maken met de heel ingewikkelde
financiële onderhandelingen die de gemeente voert?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Die waren daar wel een onderdeel van, inderdaad, maar
ik denk toch dat onze boodschap wel helder is!
Wethouder
TORENSTRA: Zoudt u eens willen nagaan in hoeverre uw opvatting in deze raad
gedeeld wordt? Ik vind het nogal een aantijging. Dien er een motie over in en
dan zien wij wel of de raad in meerderheid dat ook zo voelt!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik neem aan dat alle fracties in tweede termijn
kunnen reageren op niet alleen wat het college heeft gezegd, maar ook op de
inbreng van onze fractie.
Voorzitter. Dit
college pretendeert een goede oplossing te hebben voor de reorganisatie. De
heer Bot gaf zojuist al aan dat ook wij in de wandelgangen onvrede horen onder
de ambtenaren. Het verloop onder het personeel is hoog. Daarnaast lijkt het ons
noodzakelijk een specifiek overzicht van de kosten, die gepaard gaan met de
huisvesting als gevolg van de reorganisatie, eens onder de ogen van de
raadsleden te brengen. Kunt u dat toezeggen?
Dit college
pretendeert bestuurlijke vernieuwing. Binnen de raad is geruime tijd een
werkgroep aan de slag die zich bezighoudt met bestuurlijke vernieuwing. Niet
alleen een pretentie van de raad, maar ook van het college. De burger moet meer
betrokken worden en zich ook betrokken voelen bij de lokale politiek. Hoewel
wij later deze maand over deze nota zullen discussiëren, wil onze fractie er
bij voorbaat voor waarschuwen, dat de ideeën die thans leven binnen deze raad,
in een aantal gevallen zullen leiden tot papieren tijgers. Het staat mooi op
papier, maar de burger heeft er niets aan. De burger heeft ook niets aan
gewijzigde agenda's, langdurige vergaderingen, veel beslotenheid, veel dubbel
geplande bijeenkomsten.
Sedert
afgelopen zaterdag is dit volgens ons ook de mening van de voorzitter van de
raad, een mening die wij qua tijdstip van ventileren afkeuren. Wellicht zou in
het verlengde van het opleggen van een zwijgplicht aan raadsleden, het college
kunnen overwegen in een aantal gevallen ook een zwijgplicht op te leggen aan de
voorzitter van het college. Overigens vragen wij ons af of wij nu goede of
slechte raadsleden in Delft hebben. In bedoeld artikel over de mening van de
heer Van Oorschot worden de raadsleden de hemel in geprezen en ik kom later in
dit betoog terug op een tegenstrijdige mening van de voorzitter. Wat heeft u,
mijnheer de voorzitter, voor met het ventileren van uw gedachten in een
vroegtijdig stadium?
Voorzitter. Ik
gaf aan waar de burger niets aan heeft, maar waar heeft hij dan wel wat aan?
Hij heeft iets aan een betrouwbare raad, aan een college dat niet constant van
gedachten verandert onder het mom van het inmiddels alom bekende modewoord
"voortschrijdend inzicht" of het nieuwe item "veranderde
bestuurlijke inzichten". Het wordt nog vreemder als het college en wij als
raad een besluit nemen dat kennelijk niet uitgevoerd kan worden. Het was niet
voor niets dat een aantal fracties in deze raad enkele maanden geleden hier de
aandacht op vestigden in een brief aan de voorzitter van de raad.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik vind het heel vervelend nogmaals te moeten
interrumperen, maar ik begrijp absoluut niet op welk voorval de heer Meuleman
nu doelt. Daarmee komt het toch weer in de sfeer van vage kritieken waar wij
slecht op kunnen reageren.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zal u het voorbeeld in herinnering roepen waar het
ging om het raadsbesluit over het presenteren van de projecten van de
EZH-gelden waar wij twee maanden later na dato een raadsvoorstel langs zagen
komen dat volledig indruiste tegen hetgeen wij twee maanden eerder hadden
besloten. Ik roep u in herinnering raadsbesluiten over onder andere de
kynologenclub. Wij hebben daarover inmiddels schriftelijke vragen gesteld, maar
helaas is het college niet zo snel in de beantwoording.
Wethouder
GRASHOFF: De hoeveelheid vragen die u stelt, nopen ons om daar zo ongeveer
continu een ambtenaar voor vrij te maken.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): U kunt het ons toch niet kwalijk nemen dat het onze
taak is om, als daartoe aanleiding bestaat, over bepaalde zaken helderheid te
verkrijgen?
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Uw interrupties nopen ons minuten in te leveren!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Dit college pretendeert het autogebruik
terug te willen dringen. Het tracht dit doel te bereiken door met maatregelen
te komen waardoor de automobilist uit onze stad weggejaagd wordt, sterker nog
als het aan de fractie van GroenLinks zou liggen ook uit onze maatschappij. Men
probeert dus de automobilist te dwingen uit te auto te stappen en dat is toch
verre van democratisch.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Mijnheer Meuleman, u heeft het over de automobilist uit de stad weren,
maar volgens mij hadden wij het over de binnenstad! Bedoelt u nu de binnenstad
of de hele stad?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): De hele stad!
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Waar baseert u dat op?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Op de maatregelen die het college aankondigt.
Wethouder
GRASHOFF: U doelt op bouw van die 1700 parkeerplaatsen?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik doel op het tekort aan parkeerplaatsen dat zal
ontstaan.
Het zou het
college juist sieren als het met maatregelen komt die er toe leiden dat de
automobilist op vrijwillige basis de auto verruilt voor een ander
vervoermiddel. Dat is democratisch en ook concurrerend.
Voorzitter. Dit
college pretendeert te werken op een meerderheid in deze raad. In de praktijk
is deze pretentie juist. Dit is dan wel te danken aan de zeer coulante houding
van de fracties die de wethouders geleverd hebben. De leden van de PvdA fractie
-- wij hebben het vanavond weer kunnen horen -- adoreren hun wethouders, waarop
gelukkig één raadslid, sorry ik bedoel één plaatsvervangend raadslid, een
uitzondering maakt, maar die wordt dan voor de beslissende momenten tot de orde
geroepen. Het lid en de wethouder van STIP blijven zich inwerken en de leden
van de fractie van D66 zijn, gezien hun toekomst van die partij, nu reeds aan
het afbouwen.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA|: Mijnheer Meuleman, weet u hoe lekker het is als je eindelijk weer eens
de hele tijd "ja" kunt knikken?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zie ook aan u dat u dat lekker vindt!
De leden van de
fractie van GroenLinks doen hun kritische werkzaamheden zonder passende
standpunten bij een eventuele stemming. Het college zit dus op rozen zonder dat
de doornen prikken.
Ik verwees
reeds naar de volgende uitspraak. Heeft de heer Van Oorschot dan toch gelijk
als hij in een blad genaamd N-H van 2 maart jl. zegt: "Nu zitten vaak de
verkeerde mensen in de gemeenteraad"?
Nog afgezien
van de vraag wat je moet verstaan onder de term "verkeerde mensen" --
misschien kunt u, voorzitter, ons dat uitleggen? -- heeft onze fractie het idee
dat uw opmerking betrekking had op de inbreng van de mensen die in
gemeenteraden gekozen zijn.
Voorzitter. Dit
college pretendeert vriendelijkheid en tolerantie. Naar de mening van onze
fractie is deze vriendelijkheid en tolerantie in de praktijk niet te herkennen.
Wat is wel de praktijk? De arrogantie viert hoogtij. Onze fractie staat niet
alleen in deze conclusie. Deze wordt ondersteund en is gebaseerd op gesprekken
en uitspraken van personen die behoren tot de achterban van de fracties die
vertegenwoordigd zijn in het college. Wij herinneren u aan de ingezonden brief
in de Delftsche Courant van niemand minder dan mevrouw Van der Jagt van D66.
Wij herinneren u aan de uitspraken van het voormalig raadslid van de PvdA, de
heer Klootwijk, over de situatie in de Tanthof. Wij herinneren u aan uitspraken
over het sluiten van de filialen van de bibliotheek. Wij herinneren u aan het
interview in dezelfde krant van mevrouw Joke Kuyper, vooraanstaand lid van
GroenLinks, over de opstelling van de heer Grashoff.
Wethouder
RENSEN: Zojuist meldde u nog dat onze partijleden achter onze staart wandelen,
maar u noemt een rijtje gewaardeerde partijgenoten op, ook uit andere partijen,
die blijkbaar een heel kritische opstelling hebben. Hoe zit het nu?
De heer BOUMAN
(VVD): Die zitten alleen niet in de raad, mijnheer Rensen!
Wethouder
RENSEN: Het blijft toch buitengewoon moeilijk met elkaar te rijmen!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik tracht onze stelling te onderbouwen.
Wethouder
RENSEN: Dat doet u tot nu toe dan heel slecht!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik kan er ook niets aan doet dat u dat vervelend
vindt!
Wethouder
OOSTEN: Neen, mijnheer Meuleman, het gaat niet om vervelend vinden, maar de
heer Rensen heeft wel gelijk als hij zegt dat u niet kunt beweren dat wij alles
doen om het onze leden naar de zin te maken en ons tegelijkertijd verwijten dat
wij niet naar onze leden luisteren. Het is toch het een of het ander!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): U had dan even naar mijn betoog moeten luisteren,
want ik zei dat het college naar onze indruk luistert naar de wensen van de
burgers zolang die overeenkomen met die van de leden van het college. Ik
begrijp dat het kwartje even moet vallen!
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Hoe zit het dan met de Delftse Duitenactie? U kunt toch moeilijk
volhouden dat dit allemaal leden zijn van de partijen uit deze coalitie!
Wethouder
OOSTEN: Was dat maar waar!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb er geen behoefte aan om de discussie rondom de
Duitenactie nog eens over te doen.
De VOORZITTER:
Dat zou ik u ook willen ontraden!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik verwijs u maar naar hetgeen wij daarover destijds
hebben gezegd!
Voorzitter. Ik
was bij het interview in dezelfde krant met mevrouw Joke Kuyper, vooraanstaand
lid van GroenLinks over de opstelling van de heer Grashoff. Ik citeer:
"Over de rol van haar eigen partij, Joke Kuyper is al jaren lid van
GroenLinks, is zij ronduit verbijsterd. Grashoff doet als of wij onmondig zijn.
Hij straalt de typische ouderwetse arrogantie uit van het bestuur. De man
luistert niet naar wat we te zeggen hebben, ziet alleen wat hij zelf wil, en
dat is niet alleen onze mening. Hij heeft oordoppen in en oogkleppen op. Ik ben
verbijsterd en teleurgesteld in hem. Juist van een wethouder van GroenLinks
verwacht je deze houding niet. Ik beraad mij op mijn lidmaatschap van
GroenLinks. Ik ben toch bang dat deze partij in de oppositie thuishoort. Ze
heeft niet genoeg realiteitsbesef."
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Mag ik de heer Meuleman vragen of hijzelf niet het gevoel
heeft dat hij op een tikje populistische wijze gebruik maakt van het feit dat
er altijd scherpe meningsverschillen bestaan in een samenleving en dat die zich
soms ook wel eens voordoen tussen mensen lid zijn van een- en dezelfde partij?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijnheer Grashoff, dat vind ik nu ook zo typerend.
Als er positieve uitspraken zijn, vindt u het fantastisch, als iemand kritiek
heeft, is het ineens populistisch. Dat begrijp ik dus ook niet!
Wethouder
GRASHOFF: U zou niet populistisch zijn als u zou kunnen aantonen of aannemelijk
kan maken dat dit regel is en het andere uitzondering!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik denk dat ik toch wel met een aantal voorbeelden
ben gekomen toen wij het over vriendelijkheid en tolerantie hadden. Op het
gevaar af dat de heer Grashoff vindt dat het opgeblazen wordt door de
plaatselijke krant, als tegenbewijs nog maar eens een uitspraak van diezelfde
mevrouw Kuyper, die nooit gerectificeerd is en er overigens ook een goed
voorbeeld van is hoe het college omgaat met interactieve beleidsvoering. Ik
citeer: "Ik heb wethouder Torenstra twee maanden geleden gevraagd om te
kijken naar de leefsituatie."
Wethouder
TORENSTRA: Waar moest ik gaan kijken? Ik kom op zoveel plaatsen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik hoef u toch niet te vertellen waar mevrouw Kuyper
woont!
Wethouder
TORENSTRA: Daar ben ik niet een keer maar verschillende keren geweest! Ik wil
ook graag weten welke keer het dan was.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): De avond voor de inspraakavond kwam u samen met
Grashoff. Ik herhaal het citaat:
"Ik heb
wethouder Torenstra twee maanden geleden gevraagd om te kijken naar de
leefsituatie. De avond voor de inspraak kwam hij langs, samen met Grashoff en
twee ambtenaren. Zij zouden ons wel even wijsmaken hoe mooi het plan was. Nou
mooi niet dus………."
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik vind het zo ondertussen echt beneden peil worden.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik vind uw interrupties eerder beneden peil worden!
Het college krijgt straks uitvoerig de gelegenheid om te antwoorden op de
bijdragen vanuit de raad.
Wethouder
GRASHOFF: Dit is toch geen niveau van een bijdrage! Je kunt toch niet op deze
manier brieven gebruiken van een boze en enigszins gefrustreerde burger!
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Dit is dan zeker van zeer hoog niveau!
De VOORZITTER:
De heer Meuleman zet zijn betoog voort!
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Verder, voorzitter, gaat het citaat met: "Een
uitgesproken fan is zij niet meer van de linkse fracties. Bij dit college heb
ik inmiddels de neiging om de "s" van links weg te laten." Dat
betekent dus "link" en dan in de slechte zin van het woord.
Mevrouw
ZWEEKHORST (PvdA): Gaat dat nu over die galerie die ooit eens in Delft zou
komen op die zeer mooie plek waar nu een monument is? Galerie Link?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat was in de goede betekenis van het woord!
De heer DE PREZ
(PvdA): Komt u nu bij het opbouwende deel van uw kritisch opbouwende betoog?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Volgens mij ben ik daar al constant mee bezig,
voorzitter.
Voorzitter. Ik
rond af. Ik breng u het begin van onze beschouwing in herinnering, toen onze
fractie aangaf te proberen een antwoord te geven op de vraag wat naar onze
mening het college verstaat onder de kreet: De uitvoering telt. Het
sleutelwoord in ons antwoord is "link". Op linke wijze wordt omgegaan
met de wijkaanpak -- hoe zit het overigens met het vloeibaar budget wat
toegezegd is aan de wijken? -- op linke wijze wordt omgegaan met interactieve
beleidsvoering, op linke wijze wordt de automobilist uit onze stad weggejaagd.
Natuurlijk begrijpt onze fractie dat de omslag die plaatsvindt op het gebied
van wijkgericht werken, op het gebied van interactieve beleidsvoering, de
nodige opstartproblemen met zich meebrengt. Dat mag ook, maar dat mag niet ten
koste gaan van de belangen van de burger. Zorgvuldig en eerlijk omgaan met de
belangen van de burger is geboden. Geen korte termijnsucces, maar succes op de
lange termijn. Daar heeft de burger wat aan. In ieder geval geen opknapkaravaan
als publiciteitsstunt.
Link,
verkwistend, geen echte interactieve beleidsvoering en geen openheid is de
korte typering die wij aan dit college geven, nou ja kort, in ieder geval wel
duidelijk. Onze fractie gaat ervan uit u onze welgemeende adviezen niet zult
overnemen en uw opstelling niet zult veranderen. In dat geval zien wij de
toekomst van onze fractie met vertrouwen tegemoet.
DE VOORZITTER:
Het woord is aan de heer De Wit.
De heer DE WIT
(SP): Voorzitter. Waar ik niet op in wil gaan zijn abstracte processen, ik wil
niet praten over Delft Kennisstad of city marketing, ik wil praten over de
95.000 inwoners. Wat doen wij als raad voor de mensen in Delft, of wat doen we
niet of wat zouden we moeten doen en wat kunnen we doen? Lang niet iedereen
heeft het goed in Delft, dat weten wij. Arme mensen hebben het niet goed.
Mensen die zorgbehoeftig zijn, zijn vaak arm en armoede verschuift van de
niet-werkenden naar de werkenden. Maar ook de armoede van gehandicapten en
arbeidsongeschikten neemt toe door verschraling van de verzorgingsstaat. Met de
economie gaat het goed, en de groei van de welvaart is voor iedereen.
Armoedebestrijding is een taak van de gemeente. Het is geen leuk onderwerp. En
wat is die armoede nou? Dat begrip definieert de SP als het op financiële
gronden niet deel kunnen nemen aan het sociale en maatschappelijke leven, op
een manier zoals wij als samenleving normaal vinden. De onlangs gelanceerde
Delft Actiefpas vinden wij hiertoe geen geschikt middel want deze pas geeft
korting op uitgaven. Kortom, hoe meer men kan uitgeven hoe meer korting men kan
genieten. Zoals wij in de commissie al eerder uitspraken, zal deze pas er niet
toe bij gaan dragen dat de drempel tot participatie wordt overwonnen.
Maar
ondertussen was wethouder Rensen ook nog druk in gesprek met de stad over zijn
allang geleden aangekondigde twee nota’s "Activering en armoede" en
"Samen aan de slag".
Door beide
nota's zo aan elkaar te koppelen suggereer je heel gemakkelijk dat je echt wat
doet aan deze problemen.
En zie daar, de
nota "Samen aan de slag" rolt ineens afgelopen vrijdag in de bus. De
timing om er nu ineens mee te komen is perfect, erg slim: het is te kort om er
nu al diep op in te gaan, maar we kunnen hier ook niet meer zeggen dat we het
wachten beu zijn.
Het is ook niet
toevallig dat eerst "Samen aan de slag" al klaar is. Het geeft aan wat
wethouder Rensen voorop zet: iedereen aan het werk, dan zijn we gelijk van de
armoede af. We weten in ieder geval wel al dat er een sollicitatieplicht zit
aan te komen voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen boven de
vijf jaar.
Er wordt
simpelweg van uitgegaan dat er genoeg werk is. En zelfs parttime banen zouden
er voor iedereen voor het opscheppen liggen. Echter de praktijk is anders. In
de bestanden bij de sociale dienst zitten veel fase 4 mensen, die, ondanks
diverse trajecten en scholingen, niet aan de bak komen in de arbeidssectoren
die door de gemeente als prioriteit worden genoemd, simpelweg omdat ze daarvoor
niet geschoold zijn. De lat ligt voor deze groep mensen wat deze
arbeidssectoren betreft gewoon te hoog.
Nu legt het
college in deze Zomernota juist het accent op het aantrekken van deze
kennisintensieve bedrijven en zien we de werkgelegenheid in de industrie om ons
heen snel afnemen met massaontslagen bij DSM, Delft Instruments en de
Kabelfabriek. Deze groep niet of nauwelijks geschoolden komt zo nog meer onder
druk te staan om naar iets te zoeken dat er niet is.
Op die andere
nota "Activering en armoede" moeten we blijkbaar tot het najaar
wachten totdat die aan de orde komt.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. Voor alle duidelijkheid, de nota "Samen aan de
slag" bevat de armoedenota en activeringsnota. De heer De Wit kan dus nog
wel heel lang wachten op iets nieuws, maar dat komt er niet.
De heer DE WIT
(SP): Dan hebt u waarschijnlijk iets toegezegd wat niet duidelijk is. Ik had in
ieder geval begrepen dat er twee nota’s zouden komen. Nu komt er dan blijkbaar
een. Ik kan wel lang wachten, maar ik kan die nota beter eens goed gaan
bestuderen om te zien wat dit college zoal doet voor de armoedebestrijding.
Desalniettemin
willen we op dit gebied nu alvast een voorstel doen en dien ik een amendement
in, om de witgoedregeling uit het armoedebeleid in zijn oorspronkelijke vorm te
herstellen.
Voorzitter. De
reorganisatie ook wel kanteling van het ambtelijk apparaat is voltrokken. Dit
heeft veel vereist van de ambtelijke organisatie. En terwijl de
beleidsontwikkelingen almaar doorgaan, en het accent volgens de Zomernota
geheel naar de uitvoering verschuift, vervaagt de aandacht voor het
gemeentelijke personeel, dat de ontwikkelingen concreet op moet pakken. Wij
hebben vraagtekens en twijfels bij de haalbaarheid van de ambities van het
college. Gevolg van de voorgenomen ambities is het ontwikkelen van vele
uitvoeringstrajecten. Vooral de commissie Duurzaamheid heeft in deze
beleidsperiode overuren gemaakt en er wordt onder de ambtenaren geklaagd over
hoge werkdruk met als logisch gevolg een record getal van 10% ziekteverzuim.
Het komt de uitvoering allemaal niet ten goede. Bijvoorbeeld, om maar snel weer
een stukje riolering in de Hugo de Grootstraat aan te leggen, zijn voor het
gemak alle bomen gerooid. En ook de burgers worden niet ontzien. Een concreet
voorbeeld is de wellicht te voortvarende manier waarop de gemeente op dit
moment bezig is met vele projecten ten aanzien van de wegen in de stad.
Burgers, ambulances, en zelfs taxi's klagen steen en been over de
bereikbaarheid en de kwaliteit van de wegen in de stad. De vraag dient gesteld
te worden of het per se nodig is om alle ambities zo snel mogelijk te willen
realiseren. Net zoals deze Zomernota verschoven is, zou het wellicht
verstandiger zijn om eerst alles eens rustig op een rijtje te zetten en een pas
op de plaats te maken. Mijn fractie pleit voor het laatste en projecten aan
wegen in gang te zetten als zij snel en als één geheel uitgevoerd kunnen
worden.
Voorzitter.
Naast twijfel over de weg die het college is ingeslagen als het gaat over de
uitvoering, waar ik het zojuist over heb gehad, hebben we net als vorig jaar
nog steeds ernstige twijfels over de manier waarop het college, gedekt door een
meerderheid in de raad, het afgelopen jaar tot besluiten is gekomen. Dit valt
het best te typeren aan de hand van twee concrete voorbeelden.
Diverse
fracties vragen zich regelmatig af waarom bepaalde redenen worden aangevoerd om
zaken in beslotenheid te bespreken, ik noem bijvoorbeeld de
"geheimhoudingsplicht" rond de Genestetstraat. Bewezen is dat
wethouder Grashoff hier achterkamertjespolitiek bedrijft met Vestia om vier
jaar eerder de sloopkogel los te laten op deze markante 16 sociale woningbouw
huurhuisjes. De buurtbewoners spreken over een overvaltactiek en komen in
opstand. Te laat, vrees ik!
De politiek
noemt het een bedrijfsongeval van de wethouder, de ander noemt het een
incident, maar voor de mensen die het treft is het een ramp.
Voorzitter.
Over rampen gesproken; wat nog veel desastreuzer kan zijn, is een ramp die hele
wijken of stadsdelen kan treffen door levensgevaarlijke bedrijven.
Hiervan hebben
we er ten minste drie in Delft, en dan valt op dat ondanks het aantal
ongelukken de laatste tijd bij DSM Gist, deze nog niet eens wettelijk onder het
Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 valt. Maar ik wil de aandacht richten op
bestrijdingsmiddelenproducent Acepta en transportbedrijf Van der Helm die wel
direct onder het Besluit Risico Zware Ongevallen vallen. Wij vinden het
bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat raadsleden wel de onbenullige
vergunningsaanvragen van dakkapelletjes en schuttingen thuis opgestuurd
krijgen, maar dat zoals nu, als de totale vergunning van DSM is verlopen en er
een advies aan de gemeente wordt gevraagd, dat dan niet wordt besproken in de
commissie of de raad. Neen, dit alles vindt plaats ver buiten het zichtveld van
de raad en ligt ergens drie hoog achter in een kamertje ter inzage. De
burgemeester heeft wel toegezegd dat er in het najaar een notitie komt over de
risico’s en een lijst met gevaarlijke stoffen van deze bedrijven, maar het is
op zich toch al vreemd dat zo’n lijst er nog niet was. Gelukkig zijn de
betreffende bedrijven nu druk aan het werk geslagen om rampbestrijdingsplannen
te maken. Dat is op zich prima, maar waar het ons ten eerste om gaat zijn de
vragen "willen we wel accepteren dat dichtbij woonwijken dermate
gevaarlijk bedrijven liggen?" en "zijn de omwonenden wel op de hoogte
gesteld wat voor bedrijf dat is?" Volgens ons is het na de ramp in
Enschede gewoon noodzakelijk om hierover in de raad van gedachten te wisselen.
Wij vragen op deze ouderwetse maar nog steeds wettelijke manier aan het college
om deze discussie in het najaar te agenderen.
Voorzitter. Nog
steeds zijn er grote achterstanden op het gebied van de kwijtschelding
gemeentelijke belastingen voor minima. Typisch voorbeeld van de trage
bureaucratische werkwijze is dat de SP-fractie twee maanden op het antwoord op
een simpele vraag moest wachten. Het antwoord luidde dat er nog steeds ongeveer
400 aanvragen uit 1999 niet afgehandeld waren. Dus kunnen wij weer vaststellen,
dat het weer niet gelukt is om alle kwijtscheldingsverzoeken af te handelen
voordat de nieuwe naar de mensen verzonden zijn.
Wat we ook
regelmatig horen is dat als er eenmaal kwijtschelding is toegekend, niet alsnog
de Zalmsnip apart wordt uitbetaald. Misschien moet daar dan ook meer dan een
jaar op gewacht worden. Geen wonder dat wethouder Oosten jaarlijks van die
stapels snippen overhoudt. Het is een ontmoedigende zaak voor de betrokkenen en
dat blijkt wel uit de lage participatie van 25%.
Voorzitter. Ik
wil nog een actueel onderwerp aanhalen dat niet op de politieke agenda staat,
en waarvan wij vinden dat ze erop moet. Het knelpunt waar ik hierbij om
bijzondere aandacht ga vragen, is de wachtlijst die door personeelstekort bij
bureau Jeugdzorg in Delft is ontstaan. Deze wachtlijst is momenteel dermate
groot dat cliënten een halfjaar of langer moeten wachten op hun hulpvraag. Wij
vinden dat er extra geld moet komen om deze wachtlijst niet nog verder te laten
escaleren. Door problemen met kinderen vroegtijdig te signaleren en hulp te
bieden, kan een hoop ellende voorkomen worden. Want scholen hebben er geen
boodschap aan als een dreigende ontsporing wel gemeld wordt, maar er verder
geen acties worden ondernomen.
Nu weten wij
dat Haaglanden de subsidies geeft, maar omdat Den Haag voor de jeugdzorg al f.
5,5 mln. extra heeft gehad in het kader van Grotestedenbeleid willen wij de
raad vragen om een duidelijke uitspraak richting het bestuur van Haaglanden te
sturen, om meer geld richting Delft te bestemmen, opdat aan de
wachtlijstproblematiek een einde kan komen, en dien hierbij een motie in die
voor de indiening is ondersteund door de fractie van GroenLinks.
Voorzitter. Ik
ga nu over tot de voorstellen van nieuw beleid. Als ik me er niet over uitlaat
in 1e of 2e termijn dan kunt u ervan uitgaan dat we ermee akkoord gaan.
Er komt een
proef om twee van de 17 stadstoezichthouders met een Melkertbaan om te zetten
naar een reguliere baan met meer bevoegdheden. Ook in deze algemene
beschouwingen blijf ik hameren op fatsoenlijk werk voor een fatsoenlijke
beloning, ook voor mensen die om allerlei oorzaken al langere tijd aan de kant
hebben moeten staan. U begrijpt dan dat ik het over allerlei vormen van
gesubsidieerde arbeid heb. Deze kent wat de SP betreft maar twee acceptabele
verschijningsvormen. Ofwel het is normaal werk, en dan mag er geen onderscheid
gemaakt worden tussen de arbeidsvoorwaarden en mogelijkheden van deze werkers
en degenen op de reguliere arbeidsmarkt. De tweede mogelijkheid is, dat het een
traject is om mensen naar regulier werk te begeleiden en werkervaring op te
doen. Dan verwachten wij ook begeleiding, scholing én daadwerkelijke meetbare
uitstroom naar de arbeidsmarkt. Alles wat daar niet onder valt, valt volgens
ons onder de categorie vooroorlogse werkverschaffing of gesubsidieerde
uitbuiting. Het is ook een slechte zaak voor het imago van de stad als ongemotiveerde
stadswachten, bang voor strafkortingen van de sociale dienst, en door niemand
serieus genomen, door de stad banjeren. Het lijkt er nu op dat ze erop getraind
zijn om bij een overtreding de andere kant op te kijken. De simpele reden die
door het college wordt aangevoerd om op deze voet door te gaan is: waarom niet,
het kost ons toch niks, we krijgen er subsidie van het rijk voor? Wij stellen
daar tegenover: dan maar niet, laat alleen gemotiveerde stadswachten met
reguliere beloning en bevoegdheden dit werk doen!
De antwoorden
die de fracties gekregen hebben over de aanleg over de A4 vinden wij niet
geheel duidelijk. Gesteld wordt dat het college thans aandringt op harde
voorwaarden omtrent de inpassing door Midden-Delfland, maar laat daarbij in het
midden wat die harde voorwaarden zijn. Dus klopt het als ik stel, dat die
absolute voorwaarde, de ondertunnelde aanleg is?
Om dit verhaal
niet te lang te maken, zal ik wat voor de 2e termijn bewaren en dat is onder
andere dat we helemaal perplex staan over het exorbitant hoge bedrag van f. 5.1
mln. vanwege de invoering van de Euro.
Voorzitter. Om
niet alleen kritiek te hebben wil ik eindigen met twee zaken van nieuw beleid
die we als zeer positieve ontwikkelingen bestempelen, te weten de Piekbus
tussen binnenstad en station, en het Fietsplan, om het fietsgebruik onder
ambtenaren nog meer te bevorderen.
De VOORZITTER:
Door de fracties van de SP en GroenLinks (t.b.v. indiening) wordt het volgende
amendement (A-II) ingediend:
De gemeenteraad
van Delft op 12, 14 en 28 september in vergadering bijeen, gehoord de
beraadslagingen;
overwegende
dat:
- in december 1998 werd besloten f.
220.000,- te besparen op de verstrekkingen uit het armoedebeleid bekend als de
witgoedregeling;
- deze witgoedregeling zo een
succesvolle regeling bleek te zijn dat daardoor budgettaire problemen in de
bijzondere bijstand ontstonden en tot deze beperking van de witgoedregeling
werd gekozen;
-
deze maatregel in feite een verschuiving van de lasten
inhield en extra uitvoeringskosten met zich mee zou brengen daar cliënten nu
driemaal een aanvraag zouden moeten doen om optimaal gebruik van de
witgoedregeling te kunnen maken;
besluit: het voorstel tot het instellen van een
maximumbedrag van f. l000,- per jaar voor de witgoedregeling te laten vallen en
terug te brengen naar de oorspronkelijke variant dat per aanvrager maximaal f.
2450,- als gift kan worden verstrekt en om ter dekking daarvan de post kosten
invoering EURO met f. 220.000,- te verlagen.
Door de
fracties van de SP en GroenLinks( t.b.v. indiening) wordt de volgende motie
(M-VII) voorgesteld:
De gemeenteraad
van Delft op 12, 14 en 28 september 2000 in vergadering bijeen;
constaterend,
dat in het stadsgewest Haaglanden op 22 november 2000 het definitieve
beleidsplan 2002-2004 en jaarplan 2001 jeugdhulpverlening door het algemeen
bestuur wordt vastgesteld;
overwegend:
- dat de wachtlijst op een hulpvraag
bij Bureau Jeugdzorg in Delft, tot een halfjaar of langer is opgelopen en deze wachtlijst het gevolg
is van een tekort aan personeel;
- dat Haaglanden de subsidies
verdeelt;
-
dat de gemeente Den Haag voor de jeugdzorg al f. 5,5 mln.
extra heeft gehad in het kader van Grotestedenbeleid om de achterstanden op dit
gebied in te lopen;
draagt
burgemeester en wethouders op, om op korte termijn bij het dagelijks bestuur
van Haaglanden aan te dringen op een rechtvaardige verhoging van het budget
voor Bureau Jeugdzorg Delft, opdat ook in de regio Delft de
wachtlijstproblematiek teruggedrongen kan worden,
en gaat over tot
de orde van de dag.
Het woord is
aan de heer Mooiweer.
De heer
MOOIWEER (STIP): Voorzitter. Het college trekt nu al twee jaar de kar en dit
jaar heeft het een nieuw paard van stal gehaald. Niet omdat het oude aan
vervanging toe was, maar omdat voor haar de weg van de wetenschap weer lonkte.
Maar, zoals u op de sportdag heeft kunnen zien, is er weer een krachtig paard
aan het span toegevoegd. Laat ik het echter vooral hebben over de kar die wordt
getrokken --want daar gaat het toch om -- en laat ik dan beginnen met het
nieuwe frame, de reorganisatie.
Voorzitter. De
reorganisatie nadert zijn afronding en de komende jaren zullen we gaan zien of
het inderdaad mogelijk is de doelstellingen te realiseren, die we bij de start
voor ogen hadden. Een belangrijke doelstelling was het verbeteren van de
service naar de burger toe. Gezien het belang dat wij aan goede service
hechten, vindt STIP het tijd worden zich eens kritisch te buigen over de
openingstijden van het stadskantoor aan de Phoenixstraat. In de beantwoording
van onze vragen daarover heeft u aangegeven dat het geen structureel financieel
nadeel zou opleveren en wij vragen u dan ook om ons te vertellen hoeveel de
incidentele kosten ervan zullen zijn, opdat wij kunnen afwegen of die opwegen
tegen de voordelen die wij hierin zien. Overigens hebben wij de verwachting dat
het langer openstellen van de loketten een tijdelijke maatregel zal zijn.
Immers, de techniek staat niet stil. De proef met de biometrische beveiliging
van gegevens, die het rijk hier gaat uitvoeren, is volgens ook een doorkijk
naar een praktijk die over enkele jaren gemeengoed zal zijn, waarbij iedere
burger, met bescherming van zijn privacy, op afstand zijn zaakjes met de
gemeente kan regelen. Om dit te bereiken moet dus KIS zich nu extern gaan
bewijzen.
Bij het
ontwikkelen van de externe diensten moet de klant centraal staan. Dit betekent
dus, binnen de technische mogelijkheden en financiële grenzen, streven naar een
optimaal gebruiksgemak. Hoe eenvoudiger de systemen te bedienen zijn, hoe beter
en hoe meer mensen er gebruik van zullen maken. De eerste stap hierin wordt de
ontwikkeling van de servicepunten voor de bibliotheken. Een belangrijke
testcase, waar de gemeentelijke organisatie veel van kunnen leren.
Voorzitter.
Delft Kennisstad is nu al weer vijf jaar de leidende stadsstrategie. Afgelopen
jaar is er weer een beleidsplan tot 2003 vastgesteld. Daarmee vinden we het nu
tijd worden om na te gaan denken over hoe het verder moet met Delft Kennisstad
over die grens van 2003 heen. Wat moet de identiteit van Delft Kennisstad na
die tijd zijn en hoe zit de organisatie daarvan dan in elkaar? STIP vindt het
tijd worden om de Delft Kennisstadorganisatie naast de gemeentelijke
organisatie te plaatsen. De gemeente moet in de toekomst niet meer de centrale
spil zijn, maar een van de spelers. Delft Kennisstad moet nu werkelijk van de
hele stad worden met meer dynamiek en conceptuele vrijheid.
Bovendien,
Delft Kennisstad heeft speerpunten, maar als zij daadwerkelijk de leidende
stadsstrategie is, moet zij dat ook op elk gebied zijn, ook in het
internationaal beleid. Op economisch gebied gebeurt dit al, door een zusterstad
te zoeken die past bij het profiel van Delft als Kennisstad. STIP ziet echter
mogelijkheden om meer dan nu het geval is Delft Kennisstad ook leidend te laten
zijn in onze humanitaire stedenbanden. We moeten onze zustersteden laten merken
dat zij Delft, een Kennisstad, als zusterstad hebben. Tijdens de opening van
het academisch jaar van de TU konden de aanwezigen kijken naar een promotiefilm
van de TU over het thema "aarde". Hierin was onder andere te zien hoe
TU-studenten en -wetenschappers in Mamelodi expertise leverden bij het maken
van stedenbouwkundige plannen, inrichtingsvraagstukken en dergelijke.
De gemeente is
hier wel bij betrokken geweest, maar niet door middel van het projectbureau
Delft Kennisstad. Delft Kennisstad zou hier echter zijn kansen moeten grijpen.
Waarom zou Delft Kennisstad geen projecten kunnen initiëren in onze
zustersteden, die daar kansrijker of nuttiger zijn? Denk bijvoorbeeld aan een
zonnecellenproject in Mamelodi, of nieuwe bevingsbestendiger bouwtechnieken in
Adapazari? Delft Kennisstad moet in alle opzichten grensoverschrijdend worden!
Wat betreft de
wijkaanpak, een van de speerpunten van dit college, bent u gezegend met een
uitermate actieve wethouder. Wethouder Torenstra is dan ook al twee jaar
voortvarend bezig. Nu is het maken van wijkplannen een zorgvuldig proces, zo
hebben wij tijdens een bezoek aan Amersfoort kunnen vaststellen en iets waar
vaak jaren overheen gaan. Wat dat betreft dus chapeau voor wat de wethouder
reeds bereikt heeft. Helaas is het nog slechts papier en zijn nieuwe adagium
"de uitvoering telt" wil ik dan ook van harte ondersteunen. Maar ik
wil de wethouder ook waarschuwen. Het lijkt soms zo te zijn dat hij twee jaar
geleden al in zijn hoofd had, hoe het proces zou gaan verlopen en wat wij
zouden gaan doen. Ren niet te ver voor de muziek uit, wethouder! Zorg ervoor
dat de ideeën en werkwijze verankerd worden in de gemeentelijke organisatie,
opdat ook op de lange termijn uw lovebaby als kool blijft groeien tot hij of
zij volwassen is en op eigen benen kan staan!
Voorzitter. Dit
najaar kunnen wij van het college een Horecanota verwachten waarin u aangeeft,
hoe de horeca in Delft zich de komende tijd zou moeten ontwikkelen. Het was
daar ook wel weer tijd voor aangezien de laatste horecanota alweer uit 1994
stamt. Het horecabeleid heeft zich in de tussentijd, deels door omstandigheden
gedwongen, niet in de door STIP gewenste richting ontwikkeld. Op dit moment is
het beleid zelfs zeer strikt doordat de Leefmilieuverordening van kracht is,
die ontwikkelingen in de horeca zoveel mogelijk beperkt in afwachting van het
nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad. STIP vraagt het college en de raad
om het in dit najaar door het aannemen van de Horecanota een nieuw kader te
scheppen, waarop het college ontwikkelingen in de horeca zal toetsen in
afwachting van het bestemmingsplan, ook als het tegen de Leefmilieuverordening
ingaat. Doet u dit niet, dan ligt de ontwikkeling van de horeca voor een voor
STIP ongewenst lange periode stil.
Verder zijn er
naar de mening van STIP enkele afspraken uit het verleden, die aan herziening
toe zijn. De Beestenmarkt heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een
uitermate leuk en gezellig plein van bijna Franse allure, waar velen in de
zomermaanden hun vertier zoeken. Het werd zelfs twee jaar geleden in een
onderzoek een van de 10 gezelligste pleinen van Nederland genoemd. Hiertoe
heeft het in 1994 met de betrokkenen opgestelde Beestenmarktconvenant een
belangrijke bijdrage geleverd. Toch heeft het uitgaansklimaat zich in Delft,
ook op de Beestenmarkt, anders ontwikkeld dan men destijds wellicht voor ogen
had. Daarom is dit convenant volgens STIP aan herijking toe. Er is nu namelijk
geen uitbreiding meer mogelijk, terwijl dat volgens STIP wel wenselijk is. Een
laatste belangrijk punt in de te verschijnen Horecanota zou volgens STIP de
horecaroute moeten zijn. STIP, en de politie ook, pleit al jaren voor het instellen
van een dergelijke route, omdat het leidt tot vermindering van de overlast en
toename van de veiligheid op straat. Wij hopen dan ook dat de bespreking van de
nota ertoe zal leiden dat deze route er daadwerkelijk komt.
Delft is op dit
moment op toeristisch gebied een soort Omo Power, het merk is sterk, maar er
vallen nog steeds wat gaten in ons toeristisch product.
Een daarvan is
het ontbreken van een A-klasse attractie, iets waarvoor je desnoods vanuit
Trinidad of Tokio speciaal voor naar Delft komt. Hierin zal het
aardewerkcentrum voorzien. Een ander gat is het tekort aan hotelbedden. Dit
probleem hebben wij in het verleden al gesignaleerd, en hoewel de ontwikkeling
qua aantallen de goede kant op gaat, blijft dit een punt van zorg. Het is
namelijk niet alleen een probleem van aantallen, maar vooral van verdeling.
Zowel aan de bovenkant als de onderkant van de markt ontbreekt het in Delft aan
aanbod. Zo is er bijvoorbeeld voor backpackers in Delft niets te vinden. Voor
de bovenkant van de markt zouden we het beste iets kunnen creëren als we de
Spoorzone of TU-Noord onder handen gaan nemen, maar voor de onderkant zouden we
al veel sneller kunnen beginnen. Een jeugdherberg met enige capaciteit is ons
inziens daarvoor de juiste oplossing, bijvoorbeeld aan de kop van het Achterom.
Wij dienen op dit punt een motie in die mede is ondertekend door GroenLinks en
de VVD.
Behalve door
het realiseren van een jeugdherberg zijn er voor Delft de komende jaren nog
meer mogelijkheden om de kracht van zijn merk verder te versterken. Het
aardewerkcentrum noemde ik al, maar laten we ook vooral niet voorbijgaan aan de
kans die Delft heeft om zijn toeristisch aanbod en imago te verbreden naar meer
dan "een leuke 17e eeuwse stad, waar aardewerk gemaakt wordt". De
grootschalige bouwoperaties in het Spoorzonegebied en Zuidpoort geven Delft de
kans zich, conform de doelstelling van het Delft Kennisstadcluster Architectuur
en Ontwerpen, ook op de kaart te zetten als architectuurtoeristisch
interessante gemeente. Deze kans moeten wij dan ook met beide handen
aangrijpen. Architectonische topkwaliteit zorgt voor een prettiger
verblijfsklimaat en maakt Delft als vestigingsplaats aantrekkelijker voor
bedrijven.
Maar Zuidpoort
en Spoorzone zijn niet de enige gebieden die het komend decennium grootschalig
op de schop gaan. Ook het TU-gebied zal een ingrijpende metamorfose ondergaan.
Het is goed te constateren dat het college hier al veelvuldig contact over
heeft met het universitair bestuur. Ook hier ligt een kans om Delft
architectonisch op de kaart te zetten en als de TU hierbij hetzelfde
ambitieniveau ten toon spreidt als bij de universiteitsbibliotheek moet dat
kunnen lukken.
Maar,
voorzitter, hoewel de ontwikkeling van het Masterplan nog voornamelijk
binnenskamers op de TU plaatsvindt, sijpelen er wel af en toe geluiden naar
buiten via onder andere Delta, het universiteitsblad. Deze geluiden baren de
STIP-fractie ernstig zorgen en we u vragen hier aandacht aan te besteden in uw
contacten met de TU. Zo is al een aantal malen naar buiten gekomen dat de TU
het universiteitsterrein wil ombouwen tot een soort campus. Hoewel STIP
natuurlijk altijd een groot voorstander is van de bouw van betaalbare
huisvesting voor studenten -- maar hierover straks meer -- moet het plan er
niet toe leiden dat het hele studentenleven zich helemaal naar de campus
verplaatst. Een van de doelstellingen van STIP is altijd geweest het onderling
begrip tussen studenten en andere burgers te vergroten. De keuze voor een ook
in fysiek opzicht naar binnen gekeerde universitaire gemeenschap, zal leiden
tot een vernieuwde tweedeling met de daarbij horende spanningen. Wij pleiten
derhalve voor een open campus met interactie met de stad op de Kennisas met
natuurlijk een tramlijn over de Mekelweg. Het bestaan van tenminste een
tegengeluid uit het College van Bestuur laat onverlet dat voor STIP bij de
aanleg van nieuw openbaar vervoer de vervoerswaarde voorop staat. De
ontwikkeling van TU-Zuid in het vooruitzicht maakt de keuze voor dit tracé
alleen maar belangrijker.
Voorzitter. Op
het gebied van jongerenhuisvesting is het afgelopen jaar een belangrijke stap
voorwaarts gezet. Zo is onder andere het slaagkansexperiment van start gegaan,
een concept waar wij veel vertrouwen in hebben. Desalniettemin vinden wij het
te vroeg om op onze lauweren te gaan rusten. Er is nog steeds een kwantitatief
en kwalitatief tekort aan woningen voor jongeren en ook op het terrein van de
onzelfstandige woonruimte liggen gevaren op de loer. De kamernood in augustus,
als de nieuwe studenten naar Delft komen, was dit jaar beperkt, maar dat heeft
veel te maken met het sterk gedaalde aantal inschrijvingen aan de TU het
afgelopen jaar. Ook dreigt er volgend jaar verkleining van het kameraanbod door
de invoering van de Koppelingswet. Door de koppeling van de gemeentelijke
bestanden aan die van de Informatie Beheer Groep, het orgaan dat belast is met
de verstrekking van de studiebeurzen, zullen studenten om hun beurs te
ontvangen ook daadwerkelijk ingeschreven moeten staan op het adres, waarop zij
volgens de IBG wonen. Nog altijd echter zijn er studenten die zich van hun
huisbaas niet mogen inschrijven om wille bijvoorbeeld van belasting- of
uitkeringsvoordelen voor de huisbaas. Het probleem is in Delft niet zo nijpend
als in bijvoorbeeld Amsterdam, maar wordt door de VSSD, de Vereniging voor
studie- en studentenbelangen in Delft, toch nog geschat op enkele honderden
gevallen. Door de koppelingswet zouden deze verhuurders kunnen besluiten niet
meer te verhuren, hiermee het aanbod in Delft verkleinend.
Behalve een
afname van het aanbod dreigt ook een toename van de vraag aan woonruimte. Als
de HBO-instelling vanuit Rijswijk naar Delft verhuist, zullen haar studenten
ook in Delft woonruimte gaan zoeken. Gezien deze drie bedreigingen voor het
huidige evenwicht op de onzelfstandige markt, het weer aantrekken van het
aantal inschrijvingen aan de TU, de invoering van de Koppelingswet en de
mogelijke verhuizing van de HBO, vindt STIP het van belang welwillend te
blijven staan tegenover woningbouwcorporaties, die onzelfstandige eenheden
willen bouwen, of particulieren die woningen willen verbouwen om aan studenten
te verhuren.
Echter niet
alleen aan de onderkant van de markt zijn nieuwe woningen nodig. Ook aan de
bovenkant is behoefte aan woningen. Ook deze zijn van belang om de doorstroming
vanuit lagerliggende segmenten van de markt op gang te brengen en het mogelijk
te maken om binnen Delft een wooncarrière te doorlopen.
Voorzitter. Het
afgelopen jaar heeft STIP herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de inkomenspositie
van studenten en geageeerd tegen met name de categoriale uitsluiting van deze
groep burgers. Dit is niet altijd even gemakkelijk geweest omdat bleek dat
stigma's en vooroordelen een heldere en feitelijke analyse in de weg staan. Wat
zijn dan de feiten? Ik zal er een aantal noemen. Feit: de koopkracht van de
gemiddelde student is het afgelopen decennium met 15% afgenomen, waarbij het
deel van het inkomen waarin hijzelf moet voorzien, bijna verdubbeld is. Zo
blijkt uit een onderzoek van de Unie MHP.
Feit: uit het
onderzoek jongerenhuisvesting blijkt dat studenten die onzelfstandige
woonruimte huren, gemiddeld 42% van hun inkomen kwijt zijn aan huur.
Feit: uit de
armoedemonitor ‘99 van het Sociaal en Cultureel Planbureau is 30% van de
studenten afkomstig uit een arm gezin. Behalve dat zij tijdens hun studie over
een uitermate laag inkomen beschikken, is 5% drie jaar na afronding van hun
studie nog niet uit de situatie van armoede gekomen. Voor Delft betekent dit
een groep van zo’n 200 mensen.
Om maar even
aan te geven dat niet iedereen direct na zijn studie een leasebak krijgt!
De wethouder
heeft aangegeven in het kader van de nota’s Samen aan de slag en Een activerend
armoedeprogramma hier aandacht aan te willen besteden en inderdaad heeft
recentelijk een eerste gesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de TU
Delft en de Studentenraad van de TU. Hieruit bleek dat er inderdaad een groep
was, die tussen wal en schip dreigde te vallen. Het ging met name om mensen die
geen aanspraak meer konden maken op een beurs of lening in het kader van de Wet
op de studiefinanciering. Hierdoor gaan zij vaak net genoeg bijverdienen om het
hoofd boven water te houden, maar dit leidt er wel toe dat zij qua studie, die
in deze latere fase met stages en afstuderen een meer dan full time bezigheid
wordt, vaak nagenoeg stil komen te liggen. Wij vragen de wethouder waarom zij,
zonder wat voor voorliggende voorziening dan ook, zelfs geen aanspraak op
bijzondere bijstand kunnen maken.
Desalniettemin
blijft de problematiek rond het inkomen van studenten complex. Hun inkomen is
in het algemeen laag, maar het blijft moeilijk te bepalen hoe laag precies.
Sommige lenen wel bij, anderen willen dat juist weer niet, sommigen krijgen
weinig geld van hun ouders, maar veel in natura, sommigen allebei, anderen
krijgen weer helemaal niets. Daarom zijn we blij dat het college een aantal
stappen heeft ondernomen om in de randvoorwaardelijke sfeer, studenten
enigszins tegemoet te komen. Zo is bij de Delft Actiefpas de doelgroep studenten
als aparte categorie opgenomen en is een van de uitgangspunten van het
belastingplan 2001, dat er een tegemoetkoming in de OZB van onzelfstandige
woonruimte komt. Gezien het lage gemiddelde inkomen en de hoge gemiddelde
huurquote is dit ons inziens terecht.
Op het gebied
van jongerenbeleid is het afgelopen jaar een belangrijke slag gemaakt met het
aannemen van het actieprogramma Integraal Jongerenbeleid. Belangrijk aan dit
plan is dat het kan rekenen op breed draagvlak onder de jongeren zelf. Sommigen
zeggen dat het wellicht mogelijk was geweest om in de helft van de tijd een
plan te schrijven met dezelfde elementen, maar zonder dat de jongeren
geraadpleegd waren. STIP is ervan overtuigd dat je die tijdswinst vervolgens
dubbel en dwars weer kwijt zou raken in de uitvoering, juist omdat je het
vertrouwen van de jongeren mist. Het vertrouwen is er nu wel en het is dus zaak
dat niet te beschamen. Ook hier geldt duidelijk: de uitvoering telt, en het is
dus zaak haast te maken met bijvoorbeeld een project jongerenambassadeurs.
Voorzitter. Uw
college legt in het jongerenbeleid de komende jaren veel nadruk op culturele
participatie van jongeren. Hoewel sommige onderdelen, zoals cabaret, bloeien
als nooit tevoren, is het inderdaad zo dat hun participatie aan de traditionele
kunstvormen aanmerkelijk lager ligt. STIP onderkent het belang hen hiermee in
contact te brengen. Hierbij moeten wij onorthodox te werk gaan, dan liggen er
zeker kansen. Een voorbeeldje: bij het afgelopen Lowlands-festival trad in een
tent enkele malen het Scapinoballet op. De tent zat vol! Naar analogie hiervan:
volgend jaar de VAK op Westerpop? De projecten in het kader van het
actieprogramma cultuurbereik, zoals de exchange, lenen zich ons inziens voor
dit soort mogelijkheden. STIP meent dat je de traditionele kunsten naar de
jongeren toe moet brengen.
In onze
pogingen om jongeren voor ons culturele erfgoed te interesseren, moeten wij
niet vergeten de jongerencultuur zelf op haar juiste waarde te schatten en daar
moeten we niet voorzichtig in zijn.
Uit de
geschiedenis is meermalen gebleken dat artistieke waardering slechts een
kwestie van perspectief is. Bob Dylan en Frank Zappa werden aan het begin van
hun carrière verguisd door de toenmalige machthebbers. Dylan is enkele jaren
voorgedragen voor de Nobelprijs voor de literatuur, Zappa stond centraal
tijdens het laatste Holland Festival. Van recenter datum is de invloed van de
rap, die van poëzie weer een hip literair genre heeft gemaakt.
Ook is het
belangrijk te beseffen dat hoezeer je zelf ook twijfelt aan de artistieke
kwaliteiten van bepaalde verschijnselen, deze wel veel mensen aan kunnen
spreken en ze juist hierdoor in aanraking komen met culturele activiteiten. Een
voorbeeld hiervan is een Britney Spears, die ervoor zorgt dat veel voornamelijk
meisjes zang- of danslessen nemen. Wij moeten de jongerencultuur dus niet
veroordelen, integendeel, wij moeten haar koesteren, aangezien zij de
kweekvijver is waarin de kunstenaars rijpen, over wie wij over 30 jaar zullen
zeggen, het is goed dat zij er waren, en omdat de jongerencultuur een onmisbaar
instrument is, willen wij jongeren voor ons cultureel erfgoed interesseren.
Volgens deze principes moeten wij dus te werk gaan bij het uitvoeren van de
projecten in het Actieprogramma Cultuurbereik, proberen die verweving tussen
oud en nieuw tot stand te brengen, zodat ze elkaar versterken.
Hierin moeten
wij ook het multiculturele beleid een plaats geven. De laatste jaren zie je in
de tweede generatie allochtonen kunstenaars opstaan, zoals de schrijver Abdelkader
Benali, die in hun werk de moeilijke positie tussen twee culturen in
beschrijven. Maar ook de Turkse zanger Tarkan geeft met zijn mix van Westerse
pop en traditionele muziek Turkse jongeren over heel West-Europa iets waarmee
ze zich kunnen identificeren en daarmee een identiteit. Deze ontwikkelingen
zijn belangrijk en dienen in het cultuurbeleid ondersteund te worden door
ruimte te geven aan allochtone kunstenaars, zowel qua werkplek als qua
expositieruimte. Maar multicultureel beleid gaat niet alleen om artistieke
ruimte. Het gaat ook om kennis van elkaars cultuur, als zijnde hoe je met
elkaar omgaat, begrip voor elkaars beweegredenen, interesse in elkaars
historie. Dit kan echter alleen bereikt worden als mensen met elkaar in contact
komen, zodat ze van elkaar kennis kunnen nemen. Wij pleiten daarom voor meer
aandacht voor andere culturen op bijvoorbeeld een Delftdag.
Voorzitter. Wij
gaan onszelf opnieuw uitvinden en noemen dat bestuurlijke vernieuwing. Wij
willen meer openheid en transparantie, meer betrokkenheid van de burger en, om
dat te bereiken, meer geld. STIP heeft al eerder betoogd dat het slagen van het
project bestuurlijke vernieuwing voornamelijk een mentaliteitskwestie is. De
gehele raad moet overtuigd zijn van deze nieuwe manier van werken en daar ook
naar handelen, om daadwerkelijk vernieuwing teweeg te brengen. De inhoudelijke
discussie hierover zullen wij in de Algemene Commissie voeren. Echter,
voorzitter, wij hebben wel een vraag vooraf gesteld over de hoogte van het
bedrag. Dit is toen niet bevredigend beantwoord en wij willen u nogmaals vragen
dit bedrag te onderbouwen, omdat wij grote twijfels hebben bij de hoogte.
Voorzitter. Ik
kom tot een afronding. Vier jaar geleden moest de toenmalige STIP-fractie bij
het toenmalige college constateren dat zij na 2,5 jaar in een midlifecrisis
beland was. Daar is ditmaal gelukkig niets van waar te nemen, uw ambitieniveau
blijft onverminderd hoog. Past u alleen op dat u in uw ambitie geen oogkleppen
opzet en als een galopperend paard op de horizon afstormt, hierbij de
ambtenaren met de tong op de knieën aan een touw meesleurend en niet meer in
staat waar te nemen welke wensen de raadsleden op borden langs de weg
schrijven. De borden met Plakbeleid, Roeien op de Schie en Inkomen van studenten
werden pas na een aantal keer langs de weg te zijn geplaatst gelezen en het
bord met Lokale
Agenda 21 is
volgens mij nog steeds niet waargenomen. Ik geef u hierbij nogmaals de kans.
Kijkt u goed en handelt u overeenkomstig, grote kans dat u dan nog een jaar
gevrijwaard blijft van ouderdomsverschijnselen.
De VOORZITTER:
Door de fracties van STIP, de VVD en GroenLinks wordt de volgende motie
(M-VIII) voorgesteld:
De gemeenteraad
van Delft in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000;
overwegende:
-
dat er behoefte is aan goedkope
overnachtingsmogelijkheden in Delft;
- dat een jeugdherberg kan voorzien
in die behoefte en tevens zorgt voor extra promotie van Delft;
draagt het
college op zich in te zetten voor de vestiging van een jeugdherberg in Delft,
en gaat over
tot de orde van de dag.
Het woord is
vervolgens aan de heer Van den Doel.
De heer VAN DEN
DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter, raadsleden, geachte aanwezigen. Onze fractie
heeft uw Zomernota doorgenomen en geconstateerd dat deze nota de titel
"Werk in uitvoering" zou kunnen meekrijgen. Zeer veel zaken waren
reeds bekend en veel zaken zijn in uitvoering genomen, gelet op de toestand in
de stad wel een passende titel.
Door het moment
van verschijning voor het zomerreces te leggen en de behandeling ervan
ruimschoots erachter gaat ook veel van de actualiteit verloren. Deze
behandeling lijkt wat mosterd na de maaltijd te zijn.
Bovendien
zorgde de vroege bezorging tot een veelvoud aan vragen resulterend in een extra
Zomernota vragen en beantwoording. Bij deze stortvloed van vragen lijkt het
erop dat het college een Zomernota gepresenteerd heeft die niet zo duidelijk
was. Voor mijn fractie zou de behandeling van de Zomernota voor het jaar 2002
nogmaals onder de loep genomen kunnen worden. Mijn suggestie zou zijn: in
verband met het late begin van de zomervakantie, zou de behandeling voor het
zomerreces kunnen plaatsvinden.
Voorzitter. De
indeling van de Zomernota gemakshalve volgend sta ik even stil bij de regionale
ontwikkeling.
Nadat geruime
tijd diverse schermutselingen hebben plaatsgevonden, is de tijd nu aangebroken
dat er gelet op herindeling gemeenten diverse stappen gezet moeten worden.
Uitbreiding van
Den Haag richting ons eigen grondgebied mag wel de meest opmerkelijke genoemd
worden. Een doorbraak lijkt het. Maar tegenzetten worden wel gedaan.
Randgemeenten concludeerden na eigen onderzoek dat het toch beter zou zijn om
te komen tot een goede samenwerking tussen de gemeenten. Laat dat nu net het
punt zijn dat in het verleden onder andere bij de discussie rondom de
stadsprovincie, vakkundig om zeep is geholpen. De randgemeenten en Den Haag
blinken wel uit in telkens het tegenovergestelde beweren van de voorgenomen
plannen. De tegenstrijdige stellingname lijkt de randgemeenten nu op te breken!
Voorzitter.
Eveneens opmerkelijk is de overeenkomst met Schipluiden. In de komende jaren
kan er voor Delft een aantal woningbouwlocaties worden ontwikkeld waarbij aan
Delfts woningbehoeften tegemoet kan worden gekomen. De afgesproken termijn van
25 jaar lijkt mijn fractie aan de lange kant. Een termijn van 15 jaar ware
beter geweest.
Bijkomend
voordeel van deze overeenkomst is de versterking van Midden-Delfland en de
mogelijke vorming Midden-Delflandgemeente. Of dit een kans van slagen heeft,
zal mede afhangen van de uitkomst van een rapport over het hele Westland. Dat
er na bekend worden van de overeenkomst tussen Delft en Schipluiden vanuit
Maasland en De Lier enig tromgeroffel kwam, hoort kennelijk tot de rituelen in
deze omgeving. Het heeft meer het karakter van pro forma dan een fel protest.
De benoeming
van een waarnemend burgemeester in Maasland na vertrek van de huidige doet
vermoeden dat we aan de vooravond van nog meer veranderingen staan. We wachten
maar of wat men in het Westland nog voor ons in petto heeft.
Voorzitter. Op
bladzijde 14 van de Zomernota is een deel gewijd aan veiligheidsbeleid. In een
aantal volzinnen wordt geschetst dat voor het objectieve veiligheidsgevoel meer
nodig is dan een taak van politie. Werken aan een beter veiligheidsgevoel is
een taak van ons allen. Dat is mijn fractie met u eens. Maar het werk van de
politie komt steeds verder onder druk te staan vanwege tekorten in formatie.
Korpsen zijn in de huidige tijd niet of nauwelijks op sterkte te krijgen.
Natuurlijk kan je via de weg van opwaardering van bevoegdheden van
stadstoezichthouders en parkeercontroleurs iets ondervangen, maar op het totaal
is dit wellicht slechts een druppel op een gloeiende plaat. Verder wordt veel
werk vaak snel afgebroken door wat minder frisse gebeurtenissen. Er is sprake
van opleving van agressie van jongeren tegenover buitenlanders. Verontrustend
zijn de harde geluiden die je soms hoort. Voorts wordt soms afbreuk gedaan aan
het imago van de politie als in krantenartikelen geschreven wordt "de
politie stond erbij keek ernaar en deed vervolgens niets". Dergelijke
berichten doen meer schade ineens dan je in een jaar kunt goedmaken.
Voorzitter. Nu
de economie draait als nooit tevoren en er meer mensen aan het werk zijn en
werk hebben gekregen, valt het op dat de expansie een toenemende hoeveelheid
werk tot gevolg heeft en dat de hoeveelheid vacatures groeit. Ook in de sociale
sector kunnen we nu volop profiteren van de wind in de zeilen. De pijlen kunnen
nu gericht worden op de groep langdurig werkelozen. Of de inzet van middelen
tot gevolg heeft dat deze mensen weer naar de arbeidsmarkt geleid worden, is
nog de vraag. Het is wel de groep waar ondanks de gunstige economie weinig
beweging in zit. Er zal gaandeweg het traject ook gekeken moeten worden naar
inzet van middelen en de effectiviteit. Voorts zal op het terrein van loon
versus uitkering het verschil vergroot moeten worden om enerzijds een goede
prikkel te geven en anderzijds de armoedeval te voorkomen.
De aandacht
voor het onderwijs neemt steeds meer toe, veelal vanwege de nu optredende
negatieve effecten, zoals vacatures, ziekteverzuim, schoolverlaters, etc. Ook
in Delft plukt het onderwijs de wrange vruchten van jarenlange
rijksbezuinigingen. Dat de gemeente Delft er sinds jaar en dag extra geld en
middelen in stopt, maakt het beleid van de Nederlandse regering telkenmale
schrijnend. Jammer genoeg is het uitgangspunt nog steeds niet "hoeveel
hebben we voor goed onderwijs over of nodig?", maar "zoveel is er
beschikbaar en voor dat geld moet je het maar zien te redden." Op die
manier blijft het zwemmen tegen de stroom in. Een goed voorbeeld hiervan zijn
de onderwijsgebouwen.
De meeste
daarvan zijn tientallen jaren oud en zijn niet aangepast aan de
onderwijskundige eisen van deze tijd. Bij onderwijskundige veranderingen dien
je ook je gebouwen mee te laten veranderen. Kantoorgebouwen die 25 jaar geleden
werden gebouwd hebben al vele aanpassingen gekend. Schoolgebouwen daarentegen
schijnen de eeuwen te moeten trotseren. We zullen in Delft nog heel wat moeite
hebben om de geplande uitbreiding van computers en ICT-plannen een goede plek
te geven!
Voorzitter. De
samenleving van vandaag staat in het teken van vervagende geografische en
culturele grenzen. Hierdoor is feitelijk een multiculturele samenleving
ontstaan met zijn eigen dynamiek, problemen en uitdagingen. De komst van
immigranten en asielzoekers geeft de samenleving een "veelkleurig
karakter", maar biedt ook de nodige zorg. Enerzijds is er behoefte aan
duidelijkheid rondom de toelating van "nieuwkomers", anderzijds is er
de problematiek rondom de integratie van allochtonen. De overdracht van de
Nederlandse taal, cultuur en rechtsbeginselen zijn in dit verband van cruciaal
belang. Voorkomen moet worden dat er een maatschappelijke tweedeling ontstaat
tussen allochtone en autochtone Nederlanders.
Zorgen dien je
als gemeente te doen voor die mensen die de zorg nodig hebben. Daarvoor
ontvangt de gemeente ook geld, zoals WVG- gelden en bijzondere bijstand.
Bijzondere aandacht verdienen vooral eenoudergezinnen met kinderen. De groep is
bijzonder kwetsbaar. De kans dat kinderen die opgroeien onder deze moeilijke
omstandigheden later zelf ook in de bijstand terechtkomen, is groot.
Voorzitter.
Over emancipatie staat op blz. 33, dat het personeelsbestand nog geen
afspiegeling is van de samenleving en dat daarvoor aanvullend beleid nodig is.
Nu staan deze zinnen zo'n beetje in iedere jaarlijkse nota, zonder dat er nu
direct merkbaar effect optreedt. Dat het personeelsbestand een afspiegeling
dient te zijn van de samenleving is mooi gezegd maar meer een utopie dan
wekelijkheid. De samenleving is nooit stabiel en steeds in beweging. Om nu
naast de wettelijke vereisten en de nota diversiteitenbeleid opnieuw met een
nota te komen. lijkt mijn fractie te veel van het goede. Gewoon het beleid
uitvoeren en je houden aan gemaakte afspraken is voldoende.
In het
hoofdstuk Duurzaamheid staan de grootse werken op het programma: Zuidpoort,
Spoorzone, binnenstad, nieuwe bouwlocaties. Veel zal er gevraagd worden van de
ambtelijke capaciteit. Gelet op de omvang van deze operaties zal de nodige
capaciteit uitgebreid moeten worden, zeker omdat naast het reguliere werk,
zoals bestemmingsplannen maken, het nodige extra gedaan moet worden. Wordt daar
op de langere termijn wel voldoende rekening mee gehouden? De reorganisatie
kent nog steeds een bezuiniging van zo’n f. 5 mln. Het lijkt mijn fractie wel
wat te gaan wringen.
Voorzitter. De
komende jaren zal Delft op verschillende plaatsen het karakter hebben van een
enorme bouwput, dat is op zich zelf niet zo erg, maar de Delftse bevolking
dient wel tijdig op de hoogte te worden gebracht van al deze werkzaamheden.
Goede voorlichting moet hoog op uw agenda staan. Het voorkomt een hoop
ergernis.
Met betrekking
tot het onderwerp Binnenstad heeft mijn fractie een vraag gesteld in verband
met de bereikbaarheid van kerken.
Het antwoord
met betrekking tot invaliden is wat ons betreft akkoord, maar de schoen wringt
bij het naar de kerk brengen van ouderen en slecht ter been zijnde mensen. In
het antwoord van het college werd daar niet over gerept. Het lijkt er op dat
het vervoerssysteem om ouderen en mensen die slecht ter been zijn naar de kerk
te brengen onder de nieuwe regelgeving niet meer mogelijk zal zijn. Mijn
fractie vraagt uitdrukkelijk deze problematiek te bezien en daar een oplossing
voor aan te dragen.
In het kader
van Delft 750 jaar werd de Taptoe in Delft nieuw leven ingeblazen. De taptoe
zal na die tijd een regelmatig terugkerend verschijnsel zijn met bijbehorende
tribunebouw. Vanaf 1996 mag het bekend zijn dat tribunes op donderdag worden
neergezet omdat anders te tijd te kort is om ze op te bouwen. Bij het maken van
afspraken met marktkooplui kan hiermee rekening worden gehouden.
Voorzitter.
Voetgangers zijn in Delft vanuit verkeersoogpunt gezien niet zo belangrijk,
althans zo lijkt het. In Delft besteden we bijzonder weinig aandacht aan
verkeersveilige, goed zichtbare voetgangersoversteekplaatsen. In de wijk
Voorhof worden nu veel zebra's vervangen door geleidestrepen. Onbegrijpelijk
ten opzichte van de voetgangers. Vooral oudere bewoners van de stad weten niet
waar ze aan toe zijn. Hun oversteeksnelheid is bij het verstrijken van de jaren
lang niet meer zo hoog als dat vroeger was. Met andere woorden zij steken moeizaam
over. Ook het gemeentebestuur heeft tegenover deze burgers de plicht om hen in
de gelegenheid te stellen om op een voor hen zo veilige manier over te steken.
Dan dienen knipperlichtinstallaties bij het oversteken gewoon in werking gezet
te kunnen worden en niet dat de ouderen zich onveilig weten en zich voelen
overgeleverd aan de willekeur van de automobilist.
We zullen de
komende jaren op velerlei terrein rekening moeten houden met een groeiend
aantal ouderen in onze stad. De demografische gegevens voor Nederland laten een
sterke stijging zien de komende 35 jaren. Ons beleid zal meer nog dan vroeger
gericht moeten zijn op deze bevolkingsgroep. Daar hoort ook bij hun plaats te
midden van het verkeer.
Delft is zo'n
beetje de enige stad in West-Europa die zo weinig aandacht besteed aan
voetgangersoversteekplaatsen. Veel plaatsen worden niet goed aangegeven en zijn
bovendien slecht verlicht. De enige goede voetgangersoversteekplaats -- aan de
Hugo de Grootstraat -- krijgt bijna de museale status vanwege z'n zeldzame
verschijningsvorm in Delft!
Het financieel
beeld ziet er niet ongunstig uit, zeker niet in de Zomernota. Ondanks onze
vorig jaar gemaakte opmerking omtrent de lage bedragen voor het
investeringsplan blijken vooral dit jaar de op de pagina’s 66, 72 en 79
genoemde bedragen onwaarschijnlijk klein. De factor 1000 staat bij alle andere
schema's vermeld, hier echter niet. Misschien gedaan om extra geld over te
houden?
Het meer
jarenperspectief ziet er minder ongunstig uit, uw Zomernota lezend. Er liggen
echter nog wat gevaren op de loer voor 2001. Het ziet er naar uit dat in 2001
de loonstijgingen meer zullen zijn dan in het verleden. Dat heeft gevolgen voor
het stijgingspercentage van de uitkeringen. U heeft aan de geplande 2,5% niet
genoeg, evenmin aan de geplande 3% tarievenstijging. De hoge brandstofprijzen
zorgen ervoor dat bepaalde gemeentelijke onderdelen meer budget nodig hebben om
rond te komen. Al met al doet u er goed aan de ontwikkelingen nauwlettend te
volgen en eventueel bij te stellen. De vraag hierbij is natuurlijke wel of de
genoemde percentages nog wel geldig zijn?
Een ander punt
van zorg met betrekking tot de financiën zijn de welhaast oncontroleerbare
kosten van de herhuisvesting van de gemeentelijke diensten. Deze kosten lijken
de komende jaren nogal het fors overschreden te worden.
Via de
Zomernota konden we vernemen dat de kosten voor het rioolstelsel fors zullen
toenemen. Op blz. 61 wordt hier nader op ingegaan onder een wat misleidende
titel
"Rioolrechten
grote afvoeren". Daar blijkt dat het rioolrecht ca. f. 260,- per
aansluiting gaat kosten, terwijl de OZB met f. 155,- wordt verlaagd. Een
toename van ruim f. 100,- per aansluiting, dat is 70%. Een dergelijke verhoging
kunt u de bevolking niet verkopen nu blijkt dat binnen de OZB jarenlang het
rioolgedeelte te laag is geraamd, ondanks het feit dat we op de hoogte zijn en
waren van de te nemen noodzakelijke maatregelen met betrekking tot het riool.
Mijn fractie heeft in het verleden daar meermaals op gewezen.
Met het
verbeteren van de riolering is lang gewacht zodat er nu veel moet gebeuren en
de burger hiervoor het gelag gaat betalen naar het zich laat aanzien. Goed
onderhoud en tijdige aanpassing van structurele werken zijn altijd
noodzakelijk. De verdere ontwikkeling van "hard naar zacht" moet daar
zeker geen verandering in brengen. Dat het volgens pag. 50 al jarenlang een
punt van discussie is, is geen geruststellende gedachte!
Voorzitter. Op
pagina 57 wordt voorgesteld om het Fonds Bouwlocaties op te heffen. Analyse
hierover ontbreekt. Alleen de zin dat er geen gebruik van is gemaakt, kan op
onbekendheid van de regeling duiden. Maar is het wel verstandig om tot
opheffing over te gaan? Nu staan we aan de vooravond van nieuw te ontwikkelen
bouwgrond dat via convenant met Schipluiden is geregeld. De f. 8,3 mln. zou
hierbij betrokken kunnen worden. Het lijkt erop dat we dit fonds, gelet op de
ontwikkelingen, toch nodig zullen hebben en dus de doelstelling van het fonds
moeten verruimen.
Voorzitter.
Mijn fractie heeft moeite met de gevolgde vrijheden van dit paarse kabinet en
de mogelijkheden die gemeenten krijgen om van deze vrijheden te profiteren.
Mijn fractie
is, samen met vele anderen, ook gemeenten, niet gelukkig met de voorgestelde
opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober. Dat grote steden allang met dit
probleem zijn geconfronteerd, mag duidelijk zijn. Daar had de regering een taak
om iets op te lossen, maar om nu het hele land op te zadelen met de
mogelijkheid tot het vestigen van een bordeel heeft niets met vrijheid te maken,
maar met een slecht beleid. Een beleid waar het merendeel van de Nederlandse
gemeenten geen behoefte aan had. Wat mijn fractie betreft had Delft zich daar
best bij mogen scharen.
Een ander
zorgelijk punt is het feit dat Delft gebruik wil gaan maken van de mogelijkheid
om in het centrum van de stad de winkels iedere zondag open te laten zijn omdat
het een toeristisch gebied zou betreffen. U zult inmiddels weten dat mijn
fractie dit niet op prijs stelt. Of de meerderheid van de winkeliers er
behoefte aan heeft, wordt uit uw verhaal niet duidelijk. De noodzaak is er
vooral in de winter niet of nauwelijks. Het aantal toeristen dat dan door Delft
dwaalt, is bijzonder laag. Waarom zou je gelet op het geringe aantal toeristen
de zondagsrust nog verder aantasten? Laat de ondernemers toch ook eens van wat
vrije tijd genieten!
Nu het
"geheime genootschap" z'n werk heeft afgerond en een nota
bestuurlijke vernieuwing inclusief Plan van Aanpak voor de raad heeft
neergelegd, wacht er voor de raad en organisatie nog een heel traject van
verandering. Terugziend op het proces was het goed om met elkaar in de
politieke luwte het werk te doen om in ieder geval een goed product neer te
leggen. Er zal echter nog heel wat cultuurverandering moeten plaatsvinden om de
in de nota verwoorde zaken te bewerkstelligen. Dat de burgemeester zich met
bestuurlijke vernieuwing bezighoudt in de trant van bestuurlijke vernieling
valt mijn fractie tegen.
Veel zal dus
afhangen van de inzet van de verschillende politieke partijen en de wijze
waarop de politieke discussie wordt vormgegeven en gevoerd.
Ander gevaar
ligt wel op de loer gelet op opmerkingen van de hoogleraar bestuurskunde
Frissen tijdens een congres vorige week. Hij stelde: "Politieke partijen
hebben hun functie voor een groot deel verloren. Ze zijn er alleen nog maar
voor de rekrutering van politiek personeel". Deze ontwikkeling is volgens
de Brabantse bestuurskundige helemaal niet erg. "Het probleem van de
teloorgang van de partijpolitiek is niet het probleem van de samenleving. Die
gaat buiten gewoon vrolijk verder." Als dat waar zou zijn dan kunnen we
beter snel Nota Bestuur III gaan schrijven en II maar in de la leggen.
Ten slotte nog
enkele opmerkingen van mijn fractie met betrekking tot de visie op de overheid
en op de verantwoordelijkheid van de burger. De kern van de christelijke
overheidsvisie is dat de overheid niet alleen maar een afvaardiging is van de
burgers, maar dat zij door God zelf is ingesteld en in Zijn dienst staat. Veel
mensen menen immers dat de overheid alleen gebonden is aan ontwikkelingen in de
samenleving. Wij geloven dat niet. De overheid heeft een zelfstandige
verantwoordelijkheid. Zij moet de trends in de samenleving niet zonder meer
volgen. Zij heeft een leidinggevende taak. Deze taak bestaat in het ordenen van
de samenleving naar de bijbelse maatstaven van gerechtigheid en barmhartigheid.
Tegelijkertijd geeft de overheid mee leiding aan de bijbelse opdracht tot
beheer en ontplooiing van de schepping en de samenleving. Het is onze
overtuiging dat een bestuur dat rekent met Gods geboden tevens het beste is dat
de samenleving kan krijgen. Het publieke leven is immers niet neutraal, maar
staat onder Gods heerschappij. De overheid moet het kwaad bestrijden en het
goede bevorderen. Ze moet zichzelf normeren om dat onderscheid helder te kunnen
maken. Tegelijkertijd is controle op de macht noodzakelijk vanwege de zwakheid
en zondigheid van alle mensen. Een gereguleerde vorm van volksinvloed is daarom
van belang om de overheid en overheidspersonen op hun hoge roeping te wijzen.
Onze visie op verantwoord burgerschap sluit hierbij aan. Goed burgerschap houdt
in dat mensen de overheid respecteren als een goede instelling. Burgers hebben
ook zelf de opdracht de samenleving in eigen verantwoordelijkheid te dienen. Zij
zullen moeten proberen in hun eigen omgeving te werken aan een leefbare
samenleving. In de vrijheid om dat te doen, ligt een voorwaarde voor een
gezonde samenleving. Er zijn echter normen die aangeven hoe die vrijheid
gebruikt moet worden. Een democratie zonder normen is een tirannie van de
meerderheid. Ook aan de democratie moeten normen ten grondslag liggen. Die
normen ontlenen wij aan het Woord van God, de Bijbel. Ondanks alle
veranderingen blijft het jaar 2001, waar we met z´n allen naar toe werken, het
jaar A.D. 2001. Anno Domini, het jaar onzes Heeren. Laten we daar rekening mee
houden!
De VOORZITTER:
Dank u wel.
Het woord is
ten slotte aan de heer Van Doeveren.
De heer VAN
DOEVEREN (CDA): Voorzitter, leden van de raad, geachte aanwezigen. In onze
prinsenstad houden wij nu onze eigen prinsjesdag. De landelijke boodschap op
prinsjesdag zal zijn dat gezien de economische voorspoed, de verschillende
overheden het ook financieel behoorlijk voor de wind gaat. Voor de meeste
plannen is geld; echte keuzes hoeven niet te worden gemaakt. Ook deze Zomernota
schetst hetzelfde beeld. Er zijn voldoende financiële middelen om alle plannen
te dekken. Die middelen bestaan voor een behoorlijk deel uit de opbrengst van
de EZH-aandelen. Daarbij komt nog de opbrengst van de verkoop van de aandelen
in het Bouwfonds. Dat maakt deze Zomernota vrij onoverzichtelijk. Immers veel
voorstellen worden gedekt uit die bijzondere opbrengsten. Wij hadden graag
overzichtelijk uitgesplitst gezien welke voorstellen nu eigenlijk gedekt worden
door al deze bijzondere baten en welke voorstellen uit de reguliere inkomsten
worden gedekt. Nu loopt dat erg door elkaar en maakt de Zomernota in dat
opzicht weinig transparant.
Voorzitter. In
de euforie van de vele beschikbare financiële middelen lijkt de bewaking van de
grenzen daarvan wat ondergesneeuwd te worden. In deze Zomernota wordt gemeld
dat de begroting 2001 sluitend is, wat prima is. Maar tegelijkertijd wordt een
financieel meerjarenperspectief geschetst dat tekorten oplevert. Over de
dekking daarvan wordt ons inziens tamelijk luchtig heen gestapt. Er wordt
gekoerst op enige inverdieneffecten en als klap op de vuurpijl wordt opgemerkt
dat als sluitstuk uiteraard een beroep kan worden gedaan op het opgebouwde
reservevermogen. Deze houding getuigt ons inziens van financiële zorgeloosheid.
Immers nog maar een paar jaar geleden is bij de behandeling van de nota
reserves geconstateerd én zo ook onderschreven door de raad, dat
terughoudendheid bij het aanwenden van de reserves gewenst is. Die
terughoudendheid was terecht, waar die reserves toch primair bedoeld zijn als
een benodigde financiële buffer voor de gemeente. Wij wijzen dan ook absoluut
de greep in het reservevermogen van de gemeente af.
Voorzitter. In
het spoor van andere fracties komen wij ook even terug op uw interview over de
bestuurlijke vernieuwing in de Delftsche Courant van afgelopen zaterdag. De
voorstellen van de betreffende werkgroep zouden getuigen van een gebrek aan
fantasie, visie en vernieuwing. Dat interview roept bij onze fractie in ieder
geval de vraag op hoe de andere reactie van het college nu eigenlijk moet
worden beschouwd. Voorts rijzen er vragen over de verhouding tussen de raad en
zijn voorzitter. Ten slotte vragen wij ons af of het rapport van de werkgroep wel
in alle opzichten goed is overgekomen. De werkgroep zou voor een onafhankelijk
voorzitter van de raadscommissies zijn. Dat is evenwel in het rapport beland
als een mogelijk alternatief met name op suggestie van het college.
Maar laten wij
niet teveel vooruitlopen op de behandeling van het rapport van de werkgroep
later deze maand. Wij vinden dat een goede wijze van met elkaar communiceren
niet via de krant verloopt en dat terughoudendheid op dat moment in het proces
had gepast. Wij steunen dan ook de ingediende motie.
Voorzitter. De
CDA fractie ondersteunt al jaren het beleid om kostendekkende tarieven te
hanteren. Daarbij kijken wij ook naar de positie van Delft ten opzichte van
andere steden. Rond 1993 stond Delft 8e op de lijst van duurste steden en dat
was van boven. In de jaren daarna zakte Delft naar de 34e plaats. Delft is
evenwel nu weer gestegen naar de 27e plaats. Die ontwikkeling vinden wij geen
goede. De CDA-fractie zal voorgestelde tariefstijgingen naast een toetsing op
de kostendekkendheid ook nadrukkelijk vergelijken met andere steden.
Met instemming
hebben wij kennisgenomen van uw doelstelling om voor de komende jaren te komen
tot invoering van een productbegroting; een instrument om de activiteiten van
de gemeente beter te kunnen sturen en beheersen. Een instrument dat geld
koppelt aan concreet te realiseren producten met als doel het meetbaar en
normeerbaar maken van resultaten. Het bevordert de door eenieder onderschreven
transparantere organisatie. Onze fractie zal de productbegroting toetsen aan de
hand van de volgende vier criteria, te weten:
1. De productbegroting dient alle
activiteiten te definiëren in termen van producten of gewenste effecten voor de
verschillende doelgroepen.
2. Zij bevat alle noodzakelijke
informatie voor een zorgvuldige besluitvorming over en prioritering van de
afzonderlijke producten. Deze informatie zou op twee A4-tjes bij het
betreffende product moeten staan. De productbegroting moet toegankelijk zijn en
uitnodigen tot lezen en gebruik.
3. Er staan meetbare normen voor zowel
financiële als niet-financiële prestatie- indicatoren,
die taakstellend moeten zijn voor college en het ambtelijk apparaat. Afwijkingen van de gestelde normen
zullen worden besproken en waar nodig zullen daar
consequenties aan moeten worden gekoppeld.
4. De productbegroting wordt consistent
gemaakt met de andere instrumenten, zoals de
jaarrekening en de tussenrapportages. Dit geldt ook voor aspecten zoals de beoordelingscyclus, administraties en
informatiesystemen.
Wij zijn het
met u eens, dat invoering van een productbegroting niet zomaar gaat. Huidige
begrotingsposten zullen eerst moeten worden omgebouwd naar een beschrijving in
producten of beleidsvelden. Kosten zullen nog preciezer moeten worden
toegerekend. Vervolgens zullen prestaties met betrekking tot een product moeten
worden genormeerd. Daarna moet de nieuwe begrotingssystematiek worden verankerd
in andere aspecten van de bedrijfsvoering zoals informatiesystemen, vertaling
van beleidsnota's naar de productbegroting en procesbeschrijvingen. Dat
invoeringstraject is dus een gecompliceerde zaak en omvat waarschijnlijk
meerdere begrotingsjaren. Overweegt u voor de ontwikkeling daarvan een
meerjarig budget beschikbaar te stellen? Wij vinden het prima dat er een
werkgroep productbegroting aan de slag gaat, waarvan ook leden deel uit maken
van andere dan de financiële afdelingen. Wel dringen wij in dit verband aan op
snelheid.
Uit de
beantwoording van de vragen over de Zomernota lijkt de indruk te ontstaan dat
de leden van de werkgroep binnen hun huidige taken de ruimte voor het
ontwikkelen van een productbegroting moeten vinden, waarmee het niet de nodige
aandacht lijkt te krijgen. Wij zouden dat betreuren en vragen uw aandacht
daarvoor. Kunt u ons ook informeren wie als projectleider c.q. trekker van de
werkgroep gaat optreden?
Voorzitter.
Waarom hecht de CDA-fractie aan die productbegroting? Omdat als wij inzetten op
bijvoorbeeld een doelstelling als het integreren van allochtonen in de
samenleving en dat doorvertalen naar een meer concrete doelstelling, dat de
schoolprestaties van bijvoorbeeld Turkse kinderen met 10% moet worden verhoogd,
waarvoor wij vinden dat activiteiten nodig zijn, zoals het aanpassen van
leerstof en een voorlichtingscampagne, wij het geld daarvoor beschikbaar
stellen en achteraf kunnen toetsen of het bijgedragen heeft tot de realisatie
van de doelstelling. Dan pas kunnen wij inderdaad zeggen "de uitvoering
telt".
De vergadering
wordt van 22.40 uur tot 23.15 uur geschorst.
De VOORZITTER:
In uw eerste termijn is er aandacht gevraagd voor het integraal
veiligheidsbeleid. Ik roep in uw herinnering dat de raad verleden jaar november
het veiligheidsplan in de commissie heeft behandeld en vervolgens in de raad
heeft vastgesteld en dat er een aantal speerpunten in dat beleid zat dat tot
uitwerking moest komen. Dat is een veiligheidsparagraaf rondom horeca en
uitgaan, het project de veilige school, de wijkaanpak, verkeersveiligheid en
het keurmerk veilig wonen. Bij al deze projecten hebben wij er vanaf het begin
voor gekozen om de aanpak in hoge mate te laten dragen door belanghebbende
organisaties. Waar het scholen en horeca betreft heeft men de projecten samen
met de gemeente en de politie getrokken. De wijkaanpak, de veilige wijk, en
verkeersveiligheid zouden geïntegreerd moeten worden met de wijkaanpak die wij
overigens op een aantal punten ook met elkaar hebben besproken. Het keurmerk
veilig wonen zou daarin ook een plek moeten krijgen en erop moeten aansluiten.
Ik kan u in ieder geval toezeggen dat u zeer binnenkort de paragraaf veilig
uitgaan krijgt die overigens gelukkig het afgelopen jaar al heel wat positieve
effecten heeft gehad. In verhouding hebben wij, zeker in vergelijking met
voorgaande jaren, in de horeca een rustige zomer achter de rug. Met de veilige
school zijn wij behoorlijk en route. Er wordt hard aan gewerkt door het
onderwijs en ik hoop dat wij eind dit jaar ook van die kant een volledig plan
krijgen. In de wijkplannen zit al een groot aantal projecten dat te maken heeft
met de veilige wijk en de veilige woonomgeving. Dat moet nu worden omgezet in
actieplannen. Het tempo ervan wordt natuurlijk enigszins door die aanpak
bepaald. Ik moet zeggen dat in het wijkplan Tanthof in feite toch meer dan
voldoende handvatten zitten om de heer Bouman goede hoop te geven. Ten slotte
wil ik wat betreft het keurmerk veilig wonen nog zeggen dat wij in ieder
geval met een uitgewerkte aanpak komen.
Het lijkt ingewikkelder dan het is, omdat er ook in de sfeer van klussen en
werk veel georganiseerd moest worden, maar zo langzamerhand zijn wij daar wel
uit.
Er is iets
gezegd over de bevoegdheden van de surveillanten. Dat is een dubbel project;
enerzijds de integratie van alle toezichthouders in de openbare ruimte en
anderzijds het opbouwen van bevoegdheden van die functionarissen. Als wij ze
niet hebben, moeten we ze verwerven en als wij ze wel hebben, moeten wij hun
bevoegdheden verbreden. Het is in ieder geval een project waar wethouder
Grashoff en ik samen met de politie en het OM in opereren en waar op dit moment
een goede versnelling in zit. Wij mogen daar best tevreden over zijn, want
elders in het land blijkt het toch een uiterst moeizaam proces te zijn, omdat
minstens een decennium lang Justitie die verbreding niet heeft gewild.
Wat betreft het
huiselijk geweld zullen wij de nota die de PvdA heeft uitgebracht in een
commissie aan de orde stellen, maar wij weten thans nog niet exact in welke.
Ik wil de heer
Van den Doel nog vragen het incident in de Caesar Franckstraat nog eens in de
commissie Leefbaarheid aan de orde te stellen.
De motie inzake
de politiepost in de binnenstad moet ik op dit moment ontraden. Ik wil best
toezeggen dat wij daarover in de commissie verder zullen spreken, maar er
zitten in ieder geval zeer veel haken en ogen aan. Er wordt verwezen naar het
toeristisch seizoen. Het afgelopen jaar hebben wij die bijzondere
toeristenvoorziening gehad en die heeft toch heel weinig klanten opgeleverd.
Bovendien leidt het ertoe dat zo’n post weer een stukje bureaubezetting kost,
juist in de nachtelijke uren waarop ik de mensen toch graag in de binnenstad
laat lopen. Ten slotte komt er nog bij dat het wel een zeer moeizaam traject
zal zijn, want als er iets is waarover wij niet gaan, dan zijn het wel
politieposten.
Dat is een
typische beheersvraag en daar gaan wij niet over. Ik wil dus best over de ins
en outs in de commissie Leefbaarheid spreken en op basis daarvan bezien of wij
wel of niet verdere stappen moeten dan wel kunnen zetten. In deze vorm moet het
college in ieder geval aanvaarding van de motie ontraden.
Over de kwestie
van de ruimte en de grenzen komen wij zeer binnenkort te spreken in de
commissie en vervolgens in de eerstkomende reguliere raad. Ik zal er dan ook
niet al te veel op ingaan, al is het college natuurlijk blij met de steun die
voor de samenwerkingsovereenkomst met Schipluiden is doorgeklonken.
Over het
veiligheidsvraagstuk kan ik ook betrekkelijk kort zijn. Wethouder Grashoff en
ik hebben zowel vanuit een milieu-invalshoek als vanuit de
veiligheidsinvalshoek een inventarisatie risicovolle bedrijven in de maak. U
kunt erop rekenen dat u die nog dit jaar krijgt voorgelegd. De
rampenbestrijdingsplannen voor de bedrijven die dat volgens de landelijke
normen moeten hebben zijn nagenoeg gereed. Acepta en Van der Helm zijn al
klaar, maar DSM Gist hoeft zo’n plan niet te hebben, maar afgesproken is dat
zo’n plan er toch komt. Het is mogelijk dat uit die inventarisatie blijkt dat
het ook in een aantal andere gevallen wenselijk is om dergelijke plannen op te
stellen.
Er zijn al
gedachten bij de brandweer om een jeugdbrandweer op te zetten. Het zal nog wel
enkele maanden duren voordat een en ander is uitgewerkt, maar de brandweer
wilde zelf al met voorstellen komen, ook om daarmee de toekomstige rekrutering
voor de eigen organisatie enigszins veilig te stellen. Het blijkt immers dat de
rekrutering van vrijwilligers, die tot nu toe eigenlijk buitengewoon soepel
verliep, steeds moeilijker wordt, zeker omdat wij nu ook wel fikse aantallen in
dienst willen krijgen. Dat blijkt toch niet zo eenvoudig te zijn.
Wat de
gemeentelijke huisvesting betreft kan ik u toezeggen dat wij nog dit jaar een
integraal plaatje op tafel willen leggen en daarbij ook een eindbeeld zullen
schetsen. Als bijvoorbeeld het RIAGG-pand vrijkomt zullen wij de ramingen kunnen
bijstellen. In ieder geval is ook de ervaring van het college dat er te veel
per incident op de huisvestingsvraag is gereageerd. Wij proberen nu via dat
heldere eindplaatje een aantal stappen te schetsen en aan de commissie en
vervolgens de raad in een keer voor te leggen en daarmee ook het hele
financiële verhaal goed af te timmeren.
Ten slotte kom
ik dan bij de nota bestuurlijke vernieuwing en met name over mijn interview. Ik
zal vooral op dat laatste ingaan, want het inhoudelijke debat zal eind september
in uw raad plaatsvinden en bovendien komt morgen het collegestandpunt over de
nota naar buiten. Ik zal mij dus eigenlijk tot de procedure beperken, maar ik
denk ook dat de meeste opmerkingen in die sfeer zijn gemaakt.
Ik wil in ieder
geval nog eens zeggen -- u had dat overigens kunnen weten als u bij mijn
installatie was geweest en dat waren er toch heel veel -– dat dit een onderwerp
is dat mij buitengewoon aan het hart gaat en waar ik mij buitengewoon bij
betrokken voel, omdat ik de stellige overtuiging ben toegedaan dat wij in onze
moderne Westerse samenleving op dit punt grote slagen zullen moeten maken om de
democratie levend te houden. Er zijn allerlei signalen die toch grote zorgen
baren. Dat is in ieder geval mijn inspiratie om mij ermee bezig te houden, maar
daarmee is niet gezegd dat alles wat ik in die sfeer doe ook goed is.
Het betekent in
ieder geval wel dat ik in dit verband op persoonlijke titel heb geopereerd,
want zoals ik al zei het collegestandpunt komt morgen naar buiten.
De raad weet
dus van mijn persoonlijke betrokkenheid bij dit onderwerp en weet ook dat ik
daar uitgesproken opvattingen over heb en vind dat dit ver moet kunnen gaan. De
raad weet ook dat ik de nu geproduceerde nota geen nota vind waarmee wij
voldoende vooruit komen. Mijn commentaar op dat punt heb ik ook eerder aan de
commissie ter beschikking gesteld. Bovendien heb ik bij die gelegenheid, maar
ook op andere momenten, al aangegeven dat ik van zins was om daar publiekelijk
nog iets over te zeggen. In die fase heeft niemand daar bezwaar tegen geuit.
Dan resteren
natuurlijk het precieze moment waarop ik dat doe en de woordkeuze, want ik ga
voorbij aan de opmerking van Stadsbelangen over zwijgplicht en dergelijke. Ik
weet zeker dat ik dat niet zal meemaken als het zover zou komen in deze stad en
ik zou iedereen ook willen ontraden om in zo’n stad te willen functioneren, als
het al niet zo is dat de meeste landen waarin men dit soort dingen kende ook
gelukkig aan ingrijpende veranderingen onderhevig zijn. Dus er resteren nog het
moment en de woordkeuze.
Laat ik eerst
wat over het moment, de tijdigheid zeggen. Het moment is in ieder geval in die
zin ongelukkig geweest dat ik daarmee over de presentatie van de werkgroep zelf
ben heengewalst. Dat is een constatering achteraf en dat is toch slecht, want
de werkgroep is daardoor niet in de gelegenheid geweest om het verhaal zelf te
presenteren, hoewel er ook een interview met hen was gehouden. Ik heb mij er
wel van vergewist dat de werkgroep de persconferentie had gegeven voordat ik
aan het woord kwam, maar het effect is in ieder geval geweest wat het is
geweest en achteraf gezien moet ik erkennen dat het natuurlijk niet goed was.
Dat betekent dat je het inderdaad wel een ontijdige presentatie kunt noemen.
Als men zou zeggen dat ik het wellicht véél eerder of véél later had kunnen
doen, heb ik veel meer twijfel, want ik denk dat de raad een interview in deze
zin op welk moment dan ook niet zo aantrekkelijk vindt en dat het dus ook op
ieder moment zijn kwetsbaarheden heeft. Nadat de raad heeft gesproken, zou ik
wat laat zijn met mijn opmerkingen. Als ik het in een heel pril stadium had
gedaan, zou de werkgroep nog niet van haar ei bevallen zijn. In dit stadium zit
ik wat ongelukkig tussen de raad en de commissie in. Wat dat betreft bestaat
het goede moment voor zo’n interview waarschijnlijk ook niet, maar ik heb
gezegd wat ik over de tijdigheid heb gezegd en daar neem ik uiteraard ook niets
van terug.
Ten slotte kom
ik dan op de woordkeuze en het effect dat het interview heeft gehad. Ik stel
vast dat in ieder geval door mijn woordkeuze het interview een nogal
verwoestend karakter heeft gekregen. Dat is voor een deel het gevolg van de
manier waarop de journalistiek er invulling aan geeft, maar uiteraard neem ik
daar zelf ook verantwoordelijkheid voor, want ik heb gezegd wat ik heb gezegd.
Dat de journalist dat vervolgens interpreteert, is zijn goed recht, maar
daardoor krijgt het geheel wel een bepaalde kleur die ongelukkig kan worden
genoemd en die een ongelukkig effect heeft gehad op het proces. Ik denk dat wat
meer diplomatie aan mijn kant in dit geval absoluut gepast was geweest. Ik kan
daarom wel zeggen dat het college -- ik sluit mij daarbij uiteraard aan,
behalve enige nuances die ik in mijn bijdrage heb aangebracht --zich in ieder
geval kan vinden in het dictum van de motie die door de raad is voorgesteld.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Zoals gebruikelijk begin ik met de beantwoording van
financiële vragen.
Ik constateer
dat de behandeling van de Zomernota als zodanig waarschijnlijk altijd wel
aanleiding zal blijven geven tot discussie. Geen voordeel dus zonder nadeel,
ook in dit geval. Behandeling na de zomer heeft ook weer nadelen, zoals de
aanwezigheid van de kermis, maar ook de lange tijd die de raad had om vragen te
bedenken. Nu zijn er dit jaar niet echt meer vragen gesteld dan verleden jaar,
dus dat op zich is geen argument om de behandeling weer voor de zomer te laten
plaatsvinden. De raad heeft in ieder geval de tijd gehad om een mooi betoog te
bedenken en dat is dan ook uitbundig gedaan, wellicht zelfs iets te uitbundig
gezien het tijdstip van dit moment.
Ik heb voorts
geconstateerd dat de raad heeft aangegeven niet te veel te willen veranderen
aan de behandeling in eerste termijn. Kennelijk wil de raad op dit punt niet
vernieuwen. Slechts enkele fracties hebben zich gehouden aan de wijziging
waarover wij gesproken hebben en wel om niet veel langer dan een kwartier te
praten. Ik vind dat jammer, want dat ontneemt ons de mogelijkheid om straks wat
meer inhoud aan de tweede termijn te geven.
Voorzitter. Ik
ben het eens met de meeste opmerkingen over de aansluiting van de rekening aan
de Zomernota. Die aansluiting moet inderdaad verbeteren, zoals ook als
doelstelling in de nota is vermeld. Ik beloof dat wij het volgend jaar ons best
zullen doen om dat te verbeteren. Het is echter totaal onmogelijk om in één
stap naar een perfect eindproduct te komen. Het is te complex om in een keer
alles goed op elkaar te laten aansluiten. Bovendien heeft ons ambtelijke
apparaat nu al iets te veel op zijn bordje.
Inmiddels is er
een ambtelijke werkgroep van start gegaan met de voorbereiding van de
productbegroting. In de vergadering van de commissie Middelen van oktober
zullen wij over de planning van het proces gaan praten. Daarbij kunnen wij ook
spreken over de nadere invulling van die werkgroep en de rol die de raad wenst
te gaan spelen. Ook in dit verband wijs ik erop dat de verwachtingen niet te
hoog moeten worden gespannen. Met name de randvoorwaarden van het CDA zijn wel
heel mooi, maar zeker niet in een jaar te verwezenlijken, maar gelukkig erkende
de heer Van Doeveren dat zelf ook al. Wij zijn nog volop bezig met de nieuwe
organisatie. Alles moet nog op zijn juiste plek belanden, ook financieel. Het
jaar 2000 beschouwen wij dan ook als een heel zwaar overgangsjaar. Dit jaar --
maar dat zal u niet zijn ontgaan -- hebben wij niet alleen de organisatie
gekanteld, maar ook de hele financiële administratie en dat is op zich al een
forse opgave. Als wij alle kosten weer op alle juiste plaatsen hebben, kunnen
wij daadwerkelijk gaan nadenken over een productbegroting. Als die in een
zodanig stadium is dat wij er ook wat mee kunnen, kan ook de aansluiting van de
rekening op de Zomernota optimaal worden en dan kan het gebruik van kentallen
in de productbegroting leiden tot een vorm van beleidscontrol waarom met name
door de fracties van het CDA en D66 is gevraagd. Dat is dus zeker het einddoel,
maar hoe lang wij erover doen om dat te bereiken, kan ik nu nog niet zeggen,
maar ik hoop u daarover in oktober in de commissie meer over te kunnen zeggen.
Enkele fracties
hebben gesproken over de lastenverzwaring voor de burgers die met name schuilt
in het rioolrecht dat wij weer willen invoeren. In de schriftelijke
beantwoording hebben wij al aangegeven dat er enigszins sprake is van
voorbarige vermelding in de Zomernota. De discussie daarover met de raad komt
natuurlijk nog.
Dit najaar
zullen wij de discussie voeren over het rioleringsplan en de discussie over het
belastingplan 2001, dus zowel de hoogte van het rioolrecht moet nog vastgesteld
worden als de bijbehorende verlaging van de OZB. Wel wil ik erop wijzen dat wij
niet te maken hebben met een nieuw fenomeen, want de afgelopen tien jaar is er
elk jaar een toeslag gelegd op de stijging van de OZB ten behoeve van het
rioleringsplan, gemiddeld zo’n 1,5%. Er werd weliswaar expliciet op gewezen,
maar het is eigenlijk elk jaar toch sluipend meegelopen. Als wij de kosten van
het rioleringsstelsel uit de OZB halen, dan worden ze zichtbaarder -- ook voor
de burgers -- maar daarom alleen al natuurlijk nog niet hoger. De totale
lastenverzwaring voor de burgers houden wij zeer nadrukkelijk in de gaten en
daarvoor geldt ook dat de stijging gematigd moet zijn. Als wij het beleid
volhouden dat wij de afgelopen jaren eigenlijk ook continu gevoerd hebben, ben
ik ervan overtuigd dat het wel mee zal vallen met de stijging van Delft op de
ranglijst van duurste gemeenten. Volgens het CDA zijn wij nu naar de 27e plaats
gestegen, maar het totale lijstje bestaat maar uit 32 gemeenten. Het lijkt mij
dan ook niet zo dramatisch dat wij 5e van onderen zijn.
De heer VAN
DOEVEREN (CDA): Weet u hoeveel gemeenten er in Nederland zijn?
Wethouder
OOSTEN: Jawel, maar die 27e plaats is op het lijstje van de 32 grootste
gemeenten; van de 450 gemeenten zitten wij ergens rond de 80e of 90e plaats.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Het gaat natuurlijk om de vergelijking met andere jaren.
De VOORZITTER:
Op een lijstje van 32 kun je natuurlijk niet op de 34e plaats staan.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Ongetwijfeld zal het met de grootte van steden te maken hebben,
maar men heeft elk jaar toch hetzelfde onderzoek en dat kun je door de jaren
heen met elkaar vergelijken. En daar zullen wij elk jaar op toetsen.
Wethouder
OOSTEN: Daarin verschillen onze doelstellingen ook niet.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Dat denk ik ook niet en ik vertrouw er ook op dat er in de
praktijk tussen u en ons geen verschil van inzicht zal bestaan op dit punt!
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. De PvdA heeft toch twijfels bij het loskoppelen van het
rioolrecht en is zelfs bereid om daar eventueel de Zalmsnip voor in te zetten.
Die discussie hebben wij afgelopen maart gevoerd toen het ging om de
uitgangspunten van het belastingplan en die discussie zetten wij dit jaar voort
bij de definitieve invoering. De uitgangspunten zijn in maart gelukkig redelijk
raadsbreed vastgesteld en ik was dan ook maar van plan om daaraan vast te
houden. De ingeslagen weg wordt wat dit betreft dus wel gevolgd. Overigens zal
de kwijtscheldingsregeling uiteraard ook op het rioolrecht van toepassing zijn.
Voorzitter. Ik
zal nadenken over de suggesties rondom de WOZ. Ook ik ben van mening dat de
heffingsgrondslag daarvan zo langzamerhand wel erg gecompliceerd wordt. Ik
voorspel dat wij niet alleen in Delft maar in het gehele land het komende
voorjaar een storm van publiciteit kunnen verwachten van mensen die het niet
eens zullen zijn met de vastgestelde waarde en van alle belangenverenigingen
die zullen opstaan.
De
waardebepaling in het kader van de WOZ is volgens mij echt wel iets te
eenvoudig door het rijk gedecentraliseerd met een aantal problemen die het er
ook niet gemakkelijker op maken. Maar goed, wij voeren het uit en ik waarschuw
u nu al dat het het volgend voorjaar waarschijnlijk wel de nodige beroering zal
veroorzaken.
De bezuiniging
van f. 5,5 mln. die het college aan het begin van deze periode als doelstelling
had wat betreft de oude organisatie zal echt in 2003 gehaald worden. De
invulling van de laatste twee jaarschijven kan de raad binnenkort tegemoet
zien. Natuurlijk heeft de tijd niet stilgestaan en hebben enkele zaken wel
extra ambtelijke inzet gevraagd, zoals de EZH-plannen. Bij elke extra
ambtelijke capaciteit zijn echter ook direct de middelen gevoteerd. Dat
intervenieert dus niet met die bezuiniging. Heel kort door de bocht gezegd, zou
je het een drastische verschijningsvorm kunnen noemen van het vroegere adagium
oud voor nieuw.
Stadsbelangen
noemt het college verkwistend. Volgens mij kan men het college veel noemen,
maar verkwistend gaat mij toch wat te ver. Als je de rekeningresultaten van
1998 en 1999 beziet dan zijn wij toch verre van verkwistend geweest, want in
beide jaren hebben meer dan f. 10 mln. overgehouden. Ik vind dat dus niet echt
een sterk voorbeeld van verkwisting.
De SP blijft
maar worstelen met de kwijtschelding en de manier waarop de belasting daarmee
omgaat. Inderdaad blijft er na de periode van aanvragen een groep aanvragen
over die om welke reden dan ook nog niet zijn afgehandeld. Over het algemeen
ligt dat niet aan het feit dat er niet hard genoeg gewerkt zou worden bij de
afdeling belastingen, maar vrijwel altijd aan het feit dat er onduidelijkheid
bestaat rondom die aanvraag, dat niet alle gegevens zijn geleverd of dat er
verschil van mening over de geleverde gegevens bestaat. Dergelijke processen
moeten met zorgvuldigheid worden doorlopen en dat kost enige tijd. Pas als alle
gegevens bekend zijn, kan de knoop worden doorgehakt. Alle doelstellingen en
streefcijfers die wij ons op dit punt hebben gesteld, worden echter wel
gehaald. Als een aanvrage correct is ingediend, dus met de benodigde gegevens
en bescheiden, wordt die binnen drie maanden afgehandeld met een beschikking.
Dat wordt in vrijwel alle gevallen gehaald.
Hoe zit het met
de f. 5.1 mln. voor de euro? Het is geen f. 5,1 mln. maar f. 4,5 mln. Ik
begrijp het misverstand wel, want in eerste instantie heeft de raad f. 6 ton
beschikbaar gesteld en in deze nota is sprake van 4,5 mln., maar die f. 6 ton
zit daar al bij. Het blijft natuurlijk veel geld, maar in de
commissievergadering van september kunt u een bestedingsvoorstel tegemoet zien
en zullen wij praten over de eerste fase van het project-euro.
De heer Van
Doeveren vroeg of wij in het overzicht van de dekking van verschillende
voorstellen wat meer onderscheid kunnen maken tussen reguliere en bijzondere
budgetten. Ook daarvoor geldt weer geen voordeel zonder nadeel en omgekeerd.
Wij hebben een poging gewaagd om de Zomernota zo integraal mogelijk te maken.
Als er op een bepaald beleidsterrein van verschillende kanten geldstromen
komen, hebben wij geprobeerd die bij elkaar te vermelden. Dat leidt ertoe dat
sommige zaken betaald worden uit zowel reguliere budgetten als uit andere
geldstromen, zoals de meerjarenraming stadsvernieuwing, EZH-gelden, enz. Ik zal
bezien of wij qua vormgeving nog iets kunnen doen waardoor een en ander wordt
verduidelijkt, maar het is wel een dilemma; of je somt het per dekkingsgrond op
of je somt het integraal op per onderwerp. In dit geval hebben wij gekozen voor
het laatste.
Het is absoluut
niet de bedoeling om de reserves in te zetten om het meerjarenperspectief weer
positief te maken. Wij maken ons niet zoveel zorgen over het thans voorliggende
meerjarenperspectief. Dat schommelt overigens meestal rond de f. 2 à 3 mln. negatief
voor een periode van de eerste drie à vier jaar. Wij hebben nu wel het
vooruitzicht dat er op een aantal punten nog wel iets extra’s uit het
Gemeentefonds op ons afkomt. Het rijk geeft ook meer geld uit. De hoogte van de
reserves op zich is ook geen reden voor ons om ons zorgen te maken, omdat wij
voor een groot aantal investeringen de komende jaren al een voldoende dekking
hebben. De Kapitaaldienst hoeft zich wat dit betreft dus niet heel veel zorgen
te maken!
Wethouder
TORENSTRA: Voorzitter. Ik heb een aantal opmerkingen over de wijkaanpak, over
het welzijnsbeleid, over de organisatie en ten slotte over het functioneren van
de fractie van Stadsbelangen in deze raad.
De wijkaanpak
is een groeimodel en wellicht zal ik aan het slot zeggen dat dit misschien ook
voor de fractie van Stadsbelangen geldt. De wijkplannen zijn niet voor niets
aangepakt zoals ze zijn aangepakt en wij hebben geaccepteerd dat dit niet in
een keer goed zou kunnen zijn. Er zijn zeven wijkbeschrijvingen en twee
wijkplannen. De laatste worden nu vertaald in wijkprogramma’s. Er liggen ook
nog de nodige actieplannen en op dit moment worden de twee wijkplannen van de
volgende wijken voortvarend afgerond. Ze zijn al in concept gereed. Wij kunnen
dus in een keer doorstomen. Ik vind het heel belangrijk om dit te melden, omdat
dit iets te maken heeft met hetgeen Stadsbelangen zo nadrukkelijk neerzette,
namelijk dat het nog niet compleet en goed is. Wij hebben daar ook heel bewust
voor zo’n aanpak gekozen. Amersfoort is in dit verband ook genoemd. De ervaring
leert dat er over het algemeen tussen een en twee jaar over een plan wordt
gedaan en dat het vervolgens een hele tijd duurt voordat een plan tot
uitvoering komt. Meestal blijft het daar zo’n beetje bij. Met de tempo ambitie
die wij in Delft hebben, moeten wij accepteren dat niet alles tegelijk compleet
en helemaal goed kan zijn.
De vragen van
D66 over het kleine groen zijn typisch vragen die in het kader van een wijkplan
in een wijk opgepakt moeten gaan worden. Dat geldt ook voor hetgeen door de
RPF/GPV/SGP-fractie is gezegd over voetgangersgebieden en –oversteken. Dit zijn
typisch zaken die beter op wijkniveau kunnen worden aangepakt. Ik wijs in dit
verband ook op de ontwikkeling van de 30km-gebieden.
Het Neon-proces
is heel belangrijk voor de wijkaanpak. Wijkzaken is pas deze week op volledige
sterkte gekomen en is pas deze week verhuisd, zodat men allemaal bij elkaar
zit. Dat maakt het volgens mij ook mogelijk om de uitvoering beter te laten
verlopen.
Vooral het CDA
heeft gevraagd naar de overhead en of er nu echt wel wat gebeurt. Het
dagelijkse werk van de wijkcoördinatoren bestaat natuurlijk uit veel
coördinatie en overleg. Die zeven mensen moeten wel worden betaald. Daarnaast
heeft de raad f. 2 mln. voor de speelplaatsen beschikbaar gesteld en dat wordt
nu uitgevoerd. Zo’n f. 2,8 mln. is beschikbaar voor de inrichting van
30km-gebieden en dat wordt nu ook uitgevoerd. De f. 2 mln. voor
ondergrondsafval is in uitvoering. Wij hebben het wijkbudget van f. 250.000,-
en dat wordt nu ook ingezet, f. 1 mln. aan MRSA. Dat mag eigenlijk worden
verveelvoudigd, omdat dit altijd een aanvulling is op kosten die al in de
buitenruimten worden gemaakt. Wij hebben f. 10 mln. voor de buurthuizen en de
jongerenaccommodaties, 4 plus 4.
Ook mogen zaken
worden meegeteld van het welzijns- en jongerenwerk dat geïntensiveerd wordt,
projecten van sport en spel op straat en bijvoorbeeld ook het anders inzetten
van de kinderopvang. Die wijkcoördinatoren zijn dus dagelijks bij heel veel
zaken betrokken, nog afgezien van het crisismanagement dat toch vaak nodig is
in het kernwijknetwerk met de wijkagent en het jongerenwerk. Er wordt heel wat
opgepakt dat wij gelukkig niet zien.
Door de
opmerking van Stadsbelangen over de wijkdemocratie ben ik toch wel een beetje
geprikkeld. Er is daar heel veel gebeurd: panels, wijkbijeenkomsten,
uiteindelijk een wijkmarkt en een heel grote werving en een zeer grote
bereidheid van de mensen om mee te doen. Tot nu toe zijn er bij de wijkplannen
honderden mensen betrokken geweest. Dat daaronder misschien weinig
sympathisanten of leden van Stadsbelangen zaten, kan ik niet helpen.
Een aantal
fracties heeft gevraagd naar de invoering van de wijkbudgetten. Het spijt mij
dat het inderdaad lang duurt. Ook ik had het graag eerder gezien, maar het is
nogal ingewikkeld. Wij hebben er eerst voor gekozen om de uitvoering op gang te
krijgen. Er zijn allerlei soorten potten denkbaar, maar er zijn ook
verdelingsvraagstukken en voedingsvragen. Het gaat vervolgens om de invloed en
de koppeling met andere wijkcycli. Het bleek al met al iets ingewikkelder te
zijn dan ik had verwacht. Op 12 oktober hoop ik daar met de commissie een
eerste gedachtewisseling over te kunnen hebben. Er wordt nu een mapje
samengesteld met materiaal dat daarvoor kan worden gebruikt zodat wij daar tot
een gezamenlijk gedragen richting kunnen komen.
De PvdA-fractie
vroeg of graffiti niet iets meer kan worden gericht, dus meer spuitplaatsen. Op
zich zie ik daar wel een relatie met plakplaatsen. Er wordt nu met een bedrijf
bezien welke mogelijkheden daartoe zijn. Ik zal dit daarbij mee laten nemen.
De PvdA-fractie
heeft veel werk gemaakt van het leuker en mooier maken van de wijken. Ik zie
daar op zich ook wel kansen toe met de EZH-middelen, net als voor de
wijkacademie, de kunstenaar per wijk en een vernieuwende stijl van het
opknappen van wijken. Het zeer warme pleidooi van STIP voor jongerencultuur
sluit hier volgens mij heel goed op aan en ik kan u verzekeren dat dit in ieder
geval bij mij een warm onthaal vindt. Als wij in staat zouden zijn om dit soort
programma’s meer in de wijken te krijgen, dan zou mij dat heel wat waard zijn.
Door een aantal
fracties is gesteld dat toch op een wat andere manier zou moeten worden
omgegaan met de herstructurering. Volgens de VVD-fractie zouden wellicht het
volkshuisvestingsplan en het Delfts ontwikkelingsplan moeten worden herzien.
Dat nu lijkt mij rijkelijk vroeg, want wij hebben die toch net vastgesteld.
Overigens ben ik niet blind voor de ontwikkelingen en daarop zullen wij
natuurlijk ook moeten inspelen, maar daar hoeven die plannen toch niet voor te
worden aangepast. Inderdaad is het tempo een beetje uit de herstructurering.
Reden daarvoor is vooral dat de corporatie die daaraan zou gaan trekken
afscheid heeft genomen, maar financieel wel wat heeft achtergelaten. Er zijn
fusieprocessen op gang gekomen en dat heeft allemaal zijn weerslag. Ik kan u
echter verzekeren dat wethouder Grashoff en ik daar voortdurend aan sleuren.
Als het gaat om
de differentiatie, zoals de VVD-fractie stelde met bouwen voor de buurt en ook
wat duurder bouwen, vond ik het experiment in de Wippolder wel heel mooi
waardoor mensen uit de wijk een zekere voorkeur krijgen, ook bij koopwoningen.
Van de
opknapkaravaan in Tanthof beloof ik u een evaluatie, maar ik kan u alvast
verklappen dat die redelijk positief zal zijn.
Het CDA heeft
gesproken over het ouderwerk en gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de
ouderennota en het overleg. Ik ben uiteraard graag bereid tot overleg, maar ik
zou het nu op een wat andere manier willen doen. Vooraf zou ik met mensen en
groepen willen overleggen over concrete zaken, zoals ook met de Sportraad is
gebeurd. Traditioneel vond dat overleg achteraf plaats, maar ik heb ze nu
meegetrokken naar de voorkant en dat wil ik met de ouderenorganisaties ook
graag proberen. Er is overigens al overleg, want bij het volkshuisvestingsplan
met seniorenlabel hebben de ouderenorganisaties goede zaken gedaan, ook met dit
college. Voor het opplussen zijn nu vijf experimenten in voorbereiding. Ze doen
druk mee met het maken van de wijkplannen. Ik zou willen dat alle
bevolkingsgroepen daar zo actief in waren als de ouderenorganisaties in Delft.
In feite zijn ze oververtegenwoordigd en in die zin ondersteun ik het pleidooi
om ook andere groepen te bewegen eraan mee te doen. Er zijn ook programma’s op
het gebied van sociaal isolement, beweging voor ouderen, allerlei programma’s
van de stichting Ouderenwerk in Delft. De ouderen komen dus zeker aan hun
trekken.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Voorzitter. De nota is vastgesteld en daarin stonden heel wat
concrete zaken. Ik zou het jammer vinden als het college weer van voor af aan
begint met allerlei zaken door te gaan praten, terwijl er al zoveel concrete
plannen zijn. Dat daarin wellicht wat is veranderd in de loop van de tijd, kan
ik mij wel voorstellen, maar begin nu niet opnieuw een praattraject met de
ouderen, maar ga op basis van het vastgestelde plan gewoon met de ouderen aan
de slag!
Wethouder
TORENSTRA: Dat heb ik goed begrepen en dat doen wij nu ook. Al die concrete
punten loop ik langs en bespreek ze met de organisaties.
Terecht is D66
teruggekomen op de sportsubsidiëring. Dat is al eerder toegezegd maar heb ik
eigenlijk een beetje laten liggen. De directe subsidies zijn vrij eenvoudig aan
te geven, want dat zijn eigenlijk alleen maar de beperkte
sportstimuleringssubsidie. Slechts één vereniging krijgt die en dat is de
vereniging voor mensen met een handicap en er zijn wat losse projecten, zoals
sport in de straat en beweging voor ouderen. De indirecte subsidies zijn wat
lastiger aan te gegeven, want soms zit dat in velden, soms in accommodaties.
Sportvelden worden voor een jaar ingehuurd, accommodaties soms voor een uur. Ik
zal in ieder geval mijn best toen om dat inzichtelijk te maken, maar ik hoop dat
het nog dit jaar lukt. Er is al heel wat capaciteit gaan zitten in de
sportvisie, in de kwaliteitsimpuls en nu ook weer in de EZH-plannen.
Er is een vraag
gesteld over de speelballen. Ik kan het CDA verzekeren dat mijn inzet op dat
punt heel positief is. Daarover is echter overleg nodig met JOS en de
corporaties.
GroenLinks kan
ik verzekeren dat ik voortvarend aan de slag wil gaan met de nieuwe brede
stichting welzijn. Dat is ook hard nodig om tot samenwerking te komen en om
over de volle breedte de professionalisering op gang te krijgen. Daar zitten op
dit moment nog echt wat gaten in.
Voorzitter. De
organisatie. Er is zorg uitgesproken door vrijwel elke fractie. Die zorg deel
ik op zich, hoewel wij het eigenlijk ook wel voorspeld hebben. Zaterdag stond
er nog een artikeltje in de krant -- wellicht een beetje ondergesneeuwd -- van
de gemeentesecretaris en mij waarin wij hebben aangegeven dat wij het geknars
in en van de organisatie ook wel hadden verwacht en ook voorspelbaar was. Men
moest toch uit de verkokering naar het samen en extern gericht. Dat geeft hier
en daar uiteraard wat gepiep.
Er is terecht
aandacht gevraagd voor de situatie van het personeel, voor het verloop en de
spanning op de arbeidsmarkt, het diversiteitbeleid en het tijdelijk huisvesten.
Na de Neon-kanteling is de plaatsing gekomen, een begin van een lang en lastig
traject. Het klopt dat er zo’n 110 mensen in de herplaatsing zijn en veel in de
sociale paragraaf en daar zullen wij heel veel energie in moeten steken. Aan de
andere kant hoor je ook heel veel positieve geluiden. Er zijn ook geen
officiële beroepsprocedures aan de gang. Men heeft dus toch wel het vertrouwen
dat het uiteindelijk wel goed komt. Natuurlijk moeten wij daar ook heel wat
zelf aan doen.
Aan de
ontwikkeling van het MMC-traject wordt nu ook hard gewerkt. In het college is
al een stuk besproken over een loopbaanadviescentrum dat zal worden ingericht.
Dat stuk is inmiddels op weg naar de commissie. Er wordt ook een nieuw
vormings- en opleidingsplan gemaakt, gericht op Neon-plus.
GroenLinks zei
dat eigenlijk ook uit eigenbelang wat intensiever dat diversiteitbeleid zou
moeten worden ingezet en ook daar ben ik het van harte mee eens. Op dit moment
wordt er een module ontwikkeld waarmee het management via een
managementontwikkelingsprogramma kan worden getraind en geschoold. Wij willen
voorts gerichte wervingen opzetten. Delft heeft volgens ons wel een streepje
voor in vergelijking met enkele andere gemeenten. Op dit moment is er een
groepje samengesteld, waarin zitting hebben enkele leden van het college en
enkele zeer betrokken ambtenaren om de kansen en de mogelijkheden in kaart te
brengen en dat uiteindelijk te vertalen in beleid.
In de
kinderopvang, zowel de dagopvang als bij de BSO, zijn de wachtlijsten voor het
gemeentepersoneel inmiddels weggewerkt. Wij hebben ook nog het fietsplan en dat
maakt het voor mensen wellicht ook wat aantrekkelijker.
Inderdaad is 4%
van de formatie vacant en dat is eigenlijk een beetje opgespaard in het traject
naar de Neon-plaatsing en dat kon in feite ook niet anders. Dat willen wij nu
gaan inlopen, maar daarbij worden ook wij natuurlijk geconfronteerd met de
krapte op de arbeidsmarkt. Vanmiddag heb ik nog vernomen dat er afgelopen jaar
gelukkig zo’n 100 medewerkers bij zijn gekomen en zijn er 80 vertrokken. Er is
dus wel een verloop, maar iets minder dramatisch dan af en toe wel eens lijkt.
Wij zitten ook op een redelijke verdeling: 59% mannen en 41% vrouwen.
De VVD-fractie
vroeg om de personeelsproblematiek in kaart te brengen en de commissie daarover
te informeren. Als de club waarover ik net sprak daar enig zicht op heeft, zal
ik dat ook graag eens met de commissie bespreken.
Aandacht voor
het personeel is uiteraard van groot belang. Enkelen hebben ook over ambities
gesproken. Ik onderschrijf en benadruk dat als je ambities hebt, je naast
ideeën ook wat geld nodig hebt, dat is het probleem niet, maar dan moet je wel
goede mensen hebben en moet het goed worden georganiseerd, want anders haal je
je ambities nooit. Wij zullen daar dan ook alles aan doen.
Voorzitter. Ik
kom op een tussenbalans van Stadsbelangen.
De heer BOUMAN
(VVD): Ik begrijp niet echt wat de heer Torenstra nu allemaal van plan is, maar
ik heb geen behoefte aan een evaluatie van de fractie van Stadsbelangen in deze
vergadering. Dat zou ook zonde van de tijd zijn en ook niet op zijn plaats.
Wethouder
TORENSTRA: Ik vind dat beslist nodig. Ik ben niet onder de indruk van de
tussenbalans die Stadsbelangen naar voren heeft gebracht. Zij heeft er een jaar
over kunnen nadenken en ik zal er uit de losse pols op reageren. De
tussenbalans was volgens Stadsbelangen kommer en kwel. Volgens mij zegt dat
meer over de staat van Stadsbelangen dan over de staat van deze stad en van dit
college. Ik wil ook Stadsbelangen wel danken, want in de praktijk hebben zij de
meeste voorstellen van dit college wel gesteund. Iedere collega moet maar voor
zichzelf spreken, maar voor mijn portefeuille geldt dat in ieder geval voor het
DOP, het volkshuisvestingsplan, knopen in de wijk, de sportvisie en de
Neon-reorganisatie. De fractie van Stadsbelangen heeft dat alles gesteund en
dus viel het daar wel mee met die kommer en kwel. Nu moet Stadsbelangen vrij
suggestief een enkele briefschrijver opvoeren, zoals een oud-raadslid van de
PvdA, de heer Klootwijk uit de jaren ’70. Dat vind ik suggestief, want die heer
Klootwijk heeft in de commissie ingesproken en was toen heel positief over de
aanpassingen in het wijkplan op basis van de inzet van bewoners en ook over het
proces. De bemoeienis van de eigen leden en dissidenten daaronder laat ik maar
even buiten beschouwing, want dat probleem kent Stadsbelangen toch zelf al van
heel dichtbij!
Enkele leden en
donateurs van Dorpsplannen hadden natuurlijk wel kritiek en doen ook niet meer
zo hard mee en ik kan ook zeggen waarom. Zij hebben het namelijk in 1998 al
laten afweten, want toen ging die club van 5 naar 3 leden. Hoe kwam dat? Ook
toen hadden wij een tussenbalans na twee jaar. De reorganisatie ging niet zo
best en dat ook invloed op de uitvoering. Er was ruzie met de padvinders in het
Kruithuis. De ondernemers en ook de DMZ-klanten waren niet tevreden. Er was
ruzie met de speeltuinen in Delft en de buurthuizen. Overigens heb ik nog een
raad voor Stadsbelangen: doe voortaan je eigen tussenbalans en ook de onze
beter en completer en toch nog: bedankt voor de taart van vanmorgen!
De VOORZITTER:
Het woord is wederom aan wethouder Oosten voor zijn opmerkingen over de rest
van zijn portefeuille.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Over Delft Kennisstad zijn nogal wat opmerkingen gemaakt.
Het beleid ter zake steunt op drie pijlers: promotie, projecten en netwerken.
Het is van essentieel belang dat die drie pijlers gelijk opgaan in hun
ontwikkeling. Daarom zijn wij op dit moment bezig met het verstevigen van het
fundament voordat wij verder gaan met het aanbrengen van nieuwe gevelreclames.
De randvoorwaarden die nodig zijn om tot een succesvol Delft Kennisstadbeleid
te komen zijn in zekere zin aan herijking toe. Daar wordt nu hard aan gewerkt.
Zo wordt thans
met de TU en TNO de mogelijkheden bezien van een gezamenlijk Delft
Kennisstadbeleid. Ook wordt er nu hard aan gewerkt om de ruimte voor bedrijven
die er toch moet zijn willen zij zich hier vestigen te creëren. Ook daar noem
ik met name de TU en het TU-Zuidgebied, maar ook de Spoorzone. Wij zijn
eveneens bezig met het versterken van de netwerken en bundeling van de Delftse
kringen en ook via het ICIT en het Israël Office. Ook zijn wij bezig met
versterking van de acquisitiefunctie in regionaal verband via het WFIA. Dat
zijn allemaal noodzakelijke stappen voordat wij nationaal en internationaal kun
uitdragen dat Delft de vestigingsplaats is voor kennisintensieve bedrijven.
Niets is immers zo fnuikend als je daaraan niet kunt voldoen.
Ook de promotie
zal de komende tijd worden versterkt, eveneens samen met de TU en TNO. Om aan
te geven dat het niet alleen een gemeentelijk belang is maar vooral ook een
TU-belang, kan ik onder andere wijzen op het feit dat de gemeente al heeft
aangegeven de TU te zullen ondersteunen in de werving van studenten. TNO heeft
zich al bereid verklaard om de gemeente en de TU te ondersteunen in het
aantrekken van bedrijvigheid. De frequentie van Delft Magazine is het afgelopen
jaar opgevoerd van eenmaal naar viermaal per jaar. Ik noem voorts het meerjaren
marketingplan toerisme waarin is opgenomen dat de komende tijd uitgebreide
promotie zal gaan plaatsvinden. Ten slotte noem ik dan nog het WFIA dat thans
bezig is met de voorbereiding van allerlei foldermateriaal.
Ook STIP wordt
op haar wenken bediend, want er worden nu ook gesprekken gevoerd om te bezien
of het projectbureau buiten de organisatie kan worden geplaatst. Eerder
genoemde partners spelen daarbij uiteraard ook een belangrijke rol. Ik vond het
voorbeeld van STIP van Mamelodi nu juist zo’n aardig voorbeeld van
verinnerlijking van de Delft Kennisstadgedachte in ons ambtelijke apparaat dat
zelfs onder de directe bemoeienis van het projectbureau er toch aan gedacht
wordt. Dat was toch precies wat wij beoogden!
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Voorzitter. De wethouder heeft veel punten aangegeven die worden
versterkt, maar is daar een tijdpad bij te geven?
Wethouder
OOSTEN: In het najaar hoort u daar meer over!
Voorzitter.
Waarom heeft Delft het project Kenniswijk niet toegewezen gekregen? Wij hebben
meegedaan aan de tender, maar van te voren gezegd dat wij niet als een kip
zonder kop achter ieder wild idee zouden gaan aan rennen. Wij hebben dus geen
touringcarbedrijven afgehuurd om vervolgens met de hele gemeentelijke
organisatie in Den Haag op de stoep te gaan staan bij het ministerie, hetgeen
enkele andere gemeenten wel hebben gedaan. Wij wilden vasthouden aan onze eigen
koers en die houdt in dat wij de inhoud van het idee Kenniswijk belangrijker
blijven vinden dan de infrastructuur. Wat die infrastructuur betreft hebt u
onlangs enkele voorbeelden gezien in de vorm van de i-punten. Dat was ook de
kern van ons voorstel. Dat dit slecht gescoord heeft bij het ministerie van
Verkeer en Waterstaat is op zich niet zo verwonderlijk, want die zat vooral te
vlassen op infrastructuurprojecten. Wij hadden even geen nieuwbouwwijk in de
aanbieding om daar bijvoorbeeld maar een 2 mb wederzijdse kabel te leggen en
sommige andere gemeenten hadden dat nu eenmaal wel. Dat is de directe
verklaring van het feit dat wij niet zo hoog gescoord hebben, maar
desalniettemin ben ik ervan overtuigd dat onze keuzes op de lange termijn zelfs
beter zullen zijn dan de keuzes voor puur investeren in infrastructuur.
De heer BOUMAN
(VVD): Ik veronderstel dat je toch meedoet om te winnen en om dat project
binnen te halen. Waarom hebt u dan meegedaan?
Wethouder
OOSTEN: Wij hebben meegedaan omdat de omschrijving van het project zoveel zaken
openliet dat de aanpak van Delft daar volgens ons uitstekend in zou passen. Dat
hebben wij dan ook opgeschreven -- overigens hadden wij daar maar één maand te
tijd voor -- en gezegd dat wij ons beleid niet ineens 180 graden zouden gaan
omgooien alleen om aan zo’n wedstrijd mee te doen. Wij wilden gewoon
opschrijven waarmee wij bezig waren en zijn. Dat wij niet gewonnen hebben maar
Eindhoven is op zich wel jammer, maar eigenlijk ook onvermijdelijk. Wij hadden
geen grote wijk waar wij een totaal andere bekabeling in konden leggen!
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Laat duidelijk zijn dat u gewoon de op de plank liggende
KIS-projecten hebt ingediend! Het is dan goedkoop om te zeggen dat u niet
achter elk wild idee wilde aanlopen -- overigens kan ik mij daar op zich best
wel wat bij voorstellen -- want er zat geen enkel nieuw idee in! U hebt om die
KIS-projecten gewoon een nieuw kaftje gedaan!
Wethouder
OOSTEN: Dat is niet waar, er zaten heel wat nieuwe ideeën in! Wij hebben in de
lijn van ons beleid een aantal zaken expliciet opgeschreven en zijn niet van
die lijn afgeweken. Omdat wij meegedaan hebben, heeft een aantal zaken wel
degelijk een versnelling gekregen. Dat heeft er met name toe geleid dat er al
deze zomer voorstellen voor de i-punten lagen en voor de servicepunten voor de
bibliotheek, want op dat moment hebben wij wel extra capaciteit ingezet om na te
gaan denken over de inhoud die wij de burgers wilden aanbieden.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): En wat is nu het probleem in Delft en dat zie je ook bij de
bedrijven? U noemde zelf de infrastructuur en op dat punt loopt Delft duidelijk
achter op bijvoorbeeld Twente en Eindhoven.
Wethouder
OOSTEN: Wij kunnen daar een hele discussie aan wijden, maar ik denk niet dat
deze wedstrijd het aangewezen moment was om daar wat aan te doen. Wij zijn wel
degelijk aan het nadenken over infrastructurele zaken, maar dat moet dan wat
grondiger dan een maandje hapsnap een woonwijk in de aanbieding doen.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Wanneer komt u met voorstellen over die infrastructuur, want
daardoor missen wij wel bedrijven! Die gaan eerder naar Eindhoven of naar Den
Haag!
Wethouder
OOSTEN: Dat klopt maar dat heeft onder andere ook alles te maken met de
beschikbaarheid van bedrijventerreinen en ook andere zaken die ik net heb
genoemd en waarvan ik heb gezegd dat wij die eerst op orde moeten hebben. Als
wij bijvoorbeeld een TU-Zuidgebied in ontwikkeling hebben genomen en wij weer
35ha hebben die kunnen worden uitgegeven, dan is ook het moment aangebroken om
serieus met acquisitie aan de gang te gaan.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Er zijn ook Delftse bedrijven die vanwege de infrastructuur de
stad verlaten! Dat heeft niets met ruimte te maken. Wanneer komt u nu met een
voorstel over die infrastructuur?
Wethouder
OOSTEN: Voorlopig niet, want er zal een totaalvoorstel moeten komen dat wordt
meegenomen in de ontwikkelingsplannen van het TU-Zuidgebied. Ik hoop dat wij
daar het komende jaar aan toe zullen komen, maar ik doe op dat punt geen
toezegging. Het is van essentieel belang dat die infrastructuur er daar komt,
maar het heeft totaal geen zin om zoiets aan te leggen als er geen grond boven
ligt waar men een bedrijf kan beginnen!
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Ik vind het in ieder geval een slechte keuze!
Wethouder
OOSTEN: Ik niet, sterker nog, ik denk dat wij geen andere keuze kunnen maken.
Er gaan inderdaad bedrijven uit Delft weg, maar er zijn heel wat bedrijven die
Delft zelfs niet in kunnen om de simpele reden dat wij ze geen grond kunnen
aanbieden. Dat zal dus eerst geregeld moeten zijn en pas daarna kunnen wij gaan
praten over mogelijkheden om nog actiever meer bedrijven naar Delft te halen!
Voorzitter. Een
aantal fracties heeft spijt betuigd dat er op dit moment ontslagen vallen bij
DSM Gist en de Kabelfabriek. In zekere zin is dat voor ons een bevestiging dat
wij met Delft Kennisstad op de goede weg zijn. De afgelopen 30 jaar zien wij
dat de klassieke industrie achteruit loopt, de grotere bedrijven van vroeger
verliezen al een groot aantal jaren werknemers. Dat dit gebeurt is op zich
natuurlijk spijtig, maar ons antwoord daarop is dat wij ervoor moeten zorgen
dat er nieuwe werkgelegenheid naar Delft komt. Bij het vertrekken van bedrijven
bieden zich overigens ook weer nieuwe kansen aan.
De heer BOT
(GroenLinks): Geldt dat verhaal ook voor DSM Gist en het verlies van
arbeidsplaatsen daar?
Wethouder
OOSTEN: Waar het gaat om productiewerk en met name de gistproductie wel, niet
voor het onderzoeksgedeelte, maar daar valt het aantal ontslagen gelukkig ook
wel mee.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Voorzitter. Wij hebben gevraagd welke rol het college zou kunnen spelen
in het beperken van het aantal ontslagen.
Wethouder
OOSTEN: Daar kunnen wij niet zo’n uitgebreide rol in spelen, want die
beslissingen worden toch door het bedrijf zelf genomen. Wij kunnen van alles
doen om het het bedrijf zo aangenaam mogelijk te maken om hier te blijven, maar
verder zijn wij toch echt beperkt in onze mogelijkheden om het hoofdkantoor van
DSM op andere gedachten te brengen en datzelfde geldt voor Pirelli. Vanuit
Italië wordt er in dat bedrijf geschikt en geherschikt. Wel hebben wij weer
mogelijkheden met het hergebruik van de terreinen die dan vrijkomen. Ook dat
biedt dus weer kansen om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken.
Voorzitter. De
PvdA vroeg hoe het zit met de plannen voor de wijkeconomie. Dit najaar komt er
in samenwerking met de Kamer van koophandel een conferentie over dit onderwerp
en de raad zal daarvoor ook worden uitgenodigd.
Het toerisme.
Delft heeft inderdaad A- en B-merken in de aanbieding op toeristisch gebied.
Bij het MMT hebben wij de keuze gemaakt voor cultuurtoerisme en kooptoerisme en
bij het kooptoerisme voornamelijk voor de A-merken. Dat neemt niet weg dat wij
een aantal heel sterke B-merken hebben die het qua aantrekkingskracht echter
niet halen bij de A-merken Gouden Eeuw, Delfts Blauw en oude binnenstad.
Toch hebben wij
een aantal heel sterke punten, bijvoorbeeld Delft in de 19e eeuw, de
architectuur in Delft en de techniekgeschiedenis in Delft die op zich zeker een
bezoek waard zijn. Wij hebben alleen bij het MMT geconstateerd dat die als pure
trekkers minder krachtig zijn dan die andere en wij proberen dan ook de
toeristen binnen te halen met de A-merken en dan te verleiden om vervolgens ook
een bezoek te brengen aan de B-merken, waarmee ik overigens geen classificatie
in de kwaliteit ervan wil aanbrengen.
Tot mijn
vreugde kan ik zeggen dat de doelstellingen qua hotels bijna gehaald zijn. Aan
het begin van deze collegeperiode was de doelstelling om 50% extra hotelbedden
aan het eind van deze periode te hebben. Welnu, dat gaan wij halen en is bijna
nu al gehaald. Als het hotel aan de A13 gereed is, dan hebben wij dat zo’n
beetje bereikt.
De motie over
de jeugdherberg. Op zich juich ik elk initiatief in de richting van een
jeugdherberg van harte toe, want dat zou inderdaad het aanbod van Delft kunnen
versterken. Ik wil dan ook wel toezeggen om er mijn best voor te doen, althans
voor zover dat in het vermogen van het college ligt om zoiets naar Delft te
halen. Vooropstaat natuurlijk dat het een marktinitiatief moet blijven. Als
lokale overheid zullen wij natuurlijk geen jeugdherberg gaan exploiteren. Ik
wijs er overigens op dat wij voor deze doelgroep gelukkig wel twee goede
campings in de aanbieding hebben, een in Midden-Delfland en een in de Delftse
Hout. Het is dus zeker niet zo dat het totaal onmogelijk is om low budget Delft
aan te doen.
Voorzitter. Een
aantal opmerkingen over de zondagopenstelling. De discussie komt maar ik wil er
nu alvast op wijzen dat het absoluut geen verplichting, maar slechts een
uitbreiding van de mogelijkheden is. Het zijn overigens de winkeliers zelf die
erom hebben verzocht, want het verzoek is afkomstig van de Ondernemersfederatie
Delft en de Raad voor de Nederlandse Detailhandel om het gebied uit te breiden
en dat verzoek hebben wij dan ook gehonoreerd. Als er in de winter geen klanten
zouden zijn, dan is er ook geen enkele aanleiding om de winkels open te houden.
Dat wordt dus aan het koopmanschap van elke winkelier overgelaten. Overigens is
het wel zo dat traditioneel gezien de detailhandel in november en december
juist de topomzetten heeft en er dan zeker voor zal kiezen om de zondagen open
te zijn.
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): U zei dat u dit verzoek dan ook heeft gehonoreerd, maar is het besluit
dan al gevallen?
Wethouder
OOSTEN: Neen, er komt in de eerstvolgende commissie een voorstel.
Voorzitter. Nog
een opmerking over de musea aan de hand van de motie van de VVD. Het is nog
steeds de bedoeling om binnenkort met het bedrijfsplan voor de Van der
Mandelezaal te komen en in die zin vind ik de motie dan ook voorbarig. Ik ga nu
geen toezeggingen doen over wat wij er wel en niet in gaan doen. Die afweging
maken wij bij het bedrijfsplan. Tot die tijd doe ik er verder ook geen
uitspraken over.
De VOORZITTER:
Het woord is aan wethouder Grashoff.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Maken wij de beantwoording van het college af, tot
hoe laat gaan wij door?
De VOORZITTER:
Het lijkt mij dat wij de beantwoording afmaken.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Dan wordt het zo’n half twee vannacht!
De VOORZITTER:
Toen wij de planning maakten, hebben wij met de fractievoorzitters afgesproken
dat wij wat later zouden starten maar in ieder geval de eerste termijn zouden
afmaken. Er lijkt mij geen reden te bestaan om dat niet te doen. Het maakt uw
eigen voorbereiding voor donderdagavond ook ingewikkelder als wij de eerste
termijn niet afmaken. Mijn voorstel zou dan ook zijn om door te gaan en daarna
plezierig met elkaar te borrelen, tenzij u dat niet wil, want dan zeggen wij
dat nu alvast af.
De heer BOUMAN
(VVD): Wat is dan uw doelstelling wat de afronding betreft?
De VOORZITTER:
Gewoon de eerste termijn van het college afmaken. Er komen nog drie
portefeuillehouders en wij zullen proberen er het marstempo in te houden. Als u
dat niet wil, kunnen wij daarover overleggen, maar tot nu toe was dat in ieder
geval wel de afspraak. U brengt uzelf in de problemen bij uw voorbereiding op
de tweede termijn als wij vanavond de eerste termijn niet afronden. Hebben de
fractievoorzitters wellicht behoefte aan enig overleg?
De heer
MOOIWEER (STIP): Ik niet, wij hebben onszelf in deze situatie gebracht. Wat mij
betreft gaan wij dan ook gewoon door!
Mevrouw DE
JONGH SWEMER (CDA): Doorgaan doet de kwaliteit van de besluitvorming volgens
mij niet ten goede!
De VOORZITTER:
Wij nemen vannacht geen besluiten!
Mevrouw KOOP
(CDA): Wie kan alles op dit late tijdstip nog goed opnemen en verwerken?
De VOORZITTER:
Ik zie diverse handen en mijn voorstel is in ieder geval om door te gaan.
Mevrouw
ZWEEKHORST (PvdA): Het probleem ligt hem meer in morgenochtend vroeg!
Mevrouw VLEKKE
(PvdA): Voorzitter. Ik zou dan wel de suggestie willen doen om inderdaad met
volle kracht vooruit te gaan, dus geen geurige en uitgebreide verhalen!
De VOORZITTER:
Wethouder Grashoff, met volle kracht voorwaarts!
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Het begin van deze avond, heel vroeg, startte de heer
Bouman met een vergelijking met een spinnende poes en sprak hij over
zelfgenoegzaam. Ik moet zeggen dat dit bij mij wel enige jalousie opriep. Ik
voel mij soms meer een gestreste kip en dat geeft een beetje aan hoe hoog de
werkdruk is, niet alleen bij de organisatie, maar ook bij het college. Als er
soms opmerkingen worden gemaakt over integraliteit van afweging of interactief
proces, dan zeg ik dat alles ook zijn menselijke begrenzingen heeft qua tijd en
samenwerking.
Zo ook het bereikbaarheidsoffensief
dat mij de afgelopen weken wel de nodige uurtjes heeft gekost.
Je kunt alle
twijfel hebben aan het proces -- mevrouw Lourens en de heer Bouman maakten daar
enkele kritische opmerkingen over -- en die deel ik op zich wel, maar aan de
andere kant is de situatie wel zoals zij is en denk ik dat mij maar moeten doen
wat voor deze stad het verstandigst is. Daar komen wij zeer binnenkort
inhoudelijk op terug. In elk geval kan ik u melden dat er inmiddels eindelijk
toch een voorstel ligt waarvan wij op zeer korte termijn iets moeten vinden. Ik
stuur u dat voorstel een dezer dagen toe zodra het openbaar is, ik geloof na
morgen, en dan kunnen wij er op 19 september in de commissie over praten. Onder
meer blijkt daaruit in hoeverre wij wel of niet geslaagd zijn in het druk
zetten op zaken als inpassing van de A4, een zeer lastig dossier. Ik kan u wel
vertellen dat als ik dat in stadsgewestelijk verband sterk benadruk er
vervolgens een doodse stilte valt. Dat zegt dus wel iets over de belangstelling
in deze regio voor het inpassingvraagstuk van de A4 en dat is niet best! Maar,
er zullen in het totale pakket wel meer pijnlijke punten zitten. Het lijkt mij
verstandig om de 19e het pakket als geheel te bezien en dan te bekijken wat de
belangen zijn en wat het zwaarst moet wegen.
Over de
binnenstad zijn enkele concrete vragen gesteld door de heer Bouman. Krijgen wij
een evaluatie van het proces van het binnenstadsmanagement? Neen, zeker niet op
korte termijn. Dat lijkt mij buitengewoon ongelukkig en bovendien was hij het
toch roerend met het college eens dat de uitvoering telt, sterker nog, het
resultaat ervan. Als wij dat willen bereiken, moeten wij nu toch even met volle
kracht vooruit! Wel toetsen wij effecten door middel van de monitoring en het monitoringplan
komt er dit najaar, conform mijn eerdere toezeggingen. Idem voor het
brancheringsbeleid. Samen met partners in de stad wordt er een conferentie
georganiseerd, want inderdaad is ook op dit punt draagvlak van groot belang.
Een stukje gaan wij via het bestemmingsplan proberen te regelen en in de loop
van dit najaar zal er ook een plan in de richting van de commissie komen.
Een
ontwikkelbedrijf zoals door de heer Bouman bedoeld zal er niet komen. De
discussie daarover is intern wel gevoerd, maar na ampele overwegingen is
geconcludeerd dat de aanpak in de binnenstad zich niet zozeer leent voor een
ontwikkelbedrijf, een PPS-constructie of wat dan ook. Daarvoor is hetgeen wij
moeten in de sfeer van aankoopbeleid te divers en te kleinschalig. Het gaat ons
juist om de fijnzinnige ingrepen in de stad en niet om het aankopen van hele
koppen van de Zeedijk e.d. zoals wel in andere steden gebeurt.
De heer BOUMAN
(VVD): U bent niet geïnteresseerd in de opvattingen van de raad ter zake?
Wethouder
GRASHOFF: Zeker wel, wij komen ook met een voorstel voor een strategisch
aankoopbeleid en ik kan u nu al verklappen dat wij u gaan voorstellen om dat in
eigen beheer te gaan doen en dus niet in de vorm van een ontwikkelbedrijf. Dan
komt de discussie wel.
Ook over compensatie
komen wij nog te spreken, voorafgaand aan de feitelijke implementatie van het
autoluwe beleid begin volgend jaar. Ik heb eerder al aangegeven dat ik daar
heel terughoudend in wil zijn en geen goudgerande regelingen wil gaan bedenken,
maar misschien wil ook de heer Bouman die wel niet!
Mevrouw Vlekke
sprak over openbare toiletten in de binnenstad. Voor een deel is dat al
gerealiseerd en wel op het stationsplein. Er moet nog wel een bordje op, maar
ik geloof dat men het er nog niet over eens was wie het moest schoonhouden. Dat
zal wel snel worden opgelost.
Ook zijn
dergelijke toiletten opgenomen in het ontwerp van de parkeergarage Zuidpoort en
zijn ze al gerealiseerd op de busparkeerplaats aan de Maria Duystlaan. Voor het
overige zoeken wij in het kader van het binnenstadsmanagement nog naar een of
meer andere goede locaties.
In de
Phoenixgarage gaan wij wat mij betreft wel archeologische vondsten tentoon
stellen. Ik ben het dan ook met de strekking van het amendement van het CDA
eens. Het lijkt mij een passende plek om wat daar opgegraven is ook daar
tentoon te stellen. De door het CDA aangegeven dekking vindt het college wat
minder gelukkig, maar wellicht kan het CDA leven met onze toezegging dat wij
die op enigerlei wijze zullen regelen. Gezien de hoogte van het benodigde
bedrag moet dat toch kunnen lukken. Ik verzoek het CDA dan ook het amendement
gehoord deze toezegging in te trekken.
STIP heeft het
een en ander gezegd over de ontwikkeling van de horeca in de binnenstad. Binnen
het college bestaat op dit moment zeker nog niet de overtuiging -- eerder het
tegengestelde -- omtrent de noodzaak van uitbreiding van de horeca op de
Beestenmarkt. Wel bestaat de mening dat de afspraken van destijds aan herijking
toe zijn. Wij gaan dan ook dit najaar wel het gesprek met de ondernemers en
bewoners van de Beestenmarkt aan en wellicht leidt dat tot andere inzichten.
Tot die tijd zullen wij ten koste van heel veel onze poot stijf houden in die
zin dat daar geen uitbreiding van horeca zal mogen plaatsvinden.
Over de routes
hebt u in de Startnota binnenstad iets kunnen vinden. Die worden uiteraard met
inbegrip van de aspecten van sociale veiligheid, herinrichting, enz. opgepakt.
U mag daar in het kader van de toegezegde horecanotitie in het latere najaar
iets van verwachten.
Bij het
binnenstadsverhaal hoort nog de vraag van de heer Van den Doel of het wel goed
gaat met het brengen naar en het halen van de kerk. Ik heb het gevoel dat ik
wat in herhaling verval, want ik heb al eerder gezegd dat het halen en brengen
als zodanig, zeker van mensen die slecht ter been zijn, past binnen de haal- en
brengregeling zoals wij die hebben voorgesteld in het kader van het
autoluwbeleid. Dat kan dus gewoon, maar in hoeverre het nodig zal zijn om pal
voor de deur te komen of op enige afstand van de toegang af -- zowel bij de
Oude als de Nieuwe Kerk is er nog een lus toegankelijk vlakbij de entree --
weet ik niet, maar dat zal wel blijken. Wat niet kan is dat degene die haalt of
brengt daar dan ook de auto parkeert. Die moet dus afzetten en weer
terugrijden!
Er is gevraagd
of het verkeer- en vervoerplan snel komt, terwijl het door anderen weer mosterd
na de maaltijd is genoemd. Ik ben het er wel mee eens dat het wenselijk zou
zijn geweest om het eerder te presenteren, maar dat is toch een kwestie van
prioritering geweest. Ik heb het al eens in de commissie uitgelegd en ik vind
het nog steeds zeer verdedigbaar dat in de enorme drukte op het gebied van
mobiliteit wij een aantal heel concrete initiatieven even de voorrang hebben
gegeven en op dit punt kan ik mij voorstellen dat het VVP-plus een soort
samenvatting gaat worden van een aantal zaken die dan op een goede manier met
elkaar in evenwicht moeten worden gebracht. Dat houdt natuurlijk altijd in dat
indien gewenst, bepaalde zaken nog kunnen worden bijgesteld. Het is dus geen
gelopen race!
Over de taptoe
is een motie ingediend waarin wordt uitgesproken dat de markt zou moeten wijken
voor de taptoe.
Zeer onlangs
hebben wij nog een gesprek gehad met de organisatie van de taptoe en daarin
hebben wij aangegeven in elk geval te willen streven naar het iets korter
houden en sneller opruimen van de markt waardoor iets vroeger kan worden
begonnen met de opbouw van de tribunes. Er wordt op dit moment bezien of dat
voldoende soelaas biedt. De uitkomst daarvan zou ik graag willen afwachten en
daarom moet ik de motie ook ontraden. Wij hebben nog steeds de indruk dat er
met wat meer passen en meten een oplossing moet kunnen worden geboden.
De heer BOUMAN
(VVD): Voorzitter. De stemming over de motie vindt plaats op 28 september.
Denkt de wethouder voor die tijd die uitkomst te weten?
Wethouder
GRASHOFF: Ik doe mijn best, maar weet dat niet zeker! Als ik enige uitkomst
heb, zal ik er natuurlijk voor zorgen dat die voor 28 september bij de raad
bekend is.
Wat de
rioolbelasting betreft heeft collega Oosten al het een en ander gezegd over de
belastingtechnische kant ervan. Wat de inhoudelijke kant betreft wil ik,
vooruitlopend op een uitgebreidere discussie die wij er nog over zullen voeren,
er nog wel enkele opmerkingen over maken. In heel Nederland is de trend dat de
kosten van het rioleringsstelsel fors stijgen en dus ook de rioolbelasting. De
bedragen die wij zeer indicatief in de Zomernota hebben opgenomen liggen nog
onder de trend die landelijk wordt verwacht. Wij zitten rond de f. 260,- maar
de landelijke trend ligt eerder in de buurt van ruim f. 300,-. Wij hopen nog
steeds relatief voordelig te kunnen blijven.
Waarin zit nu
de toename van die kosten? Voor een deel in het feit dat wij enkele grot
afvoeren hebben, waaronder die van DMS, die het voornemen heeft om zelf voor de
afvoer te gaan zorgen. Dat zal ons enkele tonnen aan inkomsten schelen. Hoe je
dat ook wendt of keert, dat zullen wij toch moeten opvangen. Vervolgens zijn
wij de afgelopen jaren inderdaad wat achtergebleven bij de eisen die onder meer
het hoogheemraadschap stelt. In het kader van het Waterplan hebben wij al
gezegd dat wij die achterstand nu toch echt willen gaan inlopen. Er is sprake
dus van een inhaalslag, maar ook van een trend van hogere kosten in verband met
milieueisen.
De fractie van
de PvdA heeft aangegeven zorg te hebben voor de minima, maar ik heb toch ook
een positief signaal opgevangen waar het gaat om de vergroening van de
belasting en collega Oosten en ik hopen daar in het najaar met een voorstel
over te komen.
Door de PvdA is
ook gevraagd hoe het staat met het voorstel voor de recycling boulevard.
Volgens mij hebben wij dat niet op deze manier in het 3D-plan met elkaar
afgesproken. Er zou wel een plan komen voor veel retourettes op veel plaatsen
in de stad. Dat plan zal in de loop van het najaar in de commissie komen.
Overigens is ons streven gericht op producthergebruik, liever dan
materiaalhergebruik. Via retourettes, zeker als daar ook klein wit- en bruingoed
kan worden gebracht, kan een combinatie-effect worden bereikt.
Er zijn enkele
vragen gesteld over de kynologenclub. Collega Torenstra en ik hebben de
huisvesting daarvan vrij snel opgepakt en er in principe een oplossing voor
bereikt. Het enige waarover wij nu nog met de club in overleg zijn is de
precieze invulling van de locatie waarvan zowel de club als wij vinden dat zij
er moet komen.
Wat ons betreft
zijn het de laatste hobbels en die gaan wij gewoon nemen. Ik verwacht dan ook
er over enkele weken op een goede manier te zijn uitgekomen.
De fractie van
GroenLinks heeft een motie ingediend over het waterbeheer, met name waar het
gaat om de belastingvoorstellen die het hoogheemraadschap overweegt. Op zich
zijn de constateringen in de motie en de overwegingen volgens het college wel
juist. Gezien het type van de motie lijkt het het college wel verstandig om
haar niet over te nemen, maar om het aan de raad over te laten.
Mevrouw Lourens
had nog een vraag over de gronduitgifte ten behoeve van tuintjes. Dat is
inderdaad al ouder beleid dat wij ook naar mijn mening nog eens tegen het licht
moeten houden. Ook ik heb het gevoel dat wij langzamerhand toch wat te veel op
de automatische piloot zijn geraakt. Op dat punt komt er dus een evaluatie.
De heer Mooiweer
heeft de kansen genoemd voor architectuur in het TU-gebied-Zuid, Zuidpoort en
de Spoorzone. Ik denk dat wij op al die terreinen al bezig zijn en heb het
gevoel dat wij bij Zuidpoort aardig op koers liggen om een goed midden te
vinden tussen echt goede eigentijdse architectuur maar wel aansluitend bij het
karakter van Delft. Ik hoop dat dit echt gaat lukken. Voor de andere
ontwikkelingen heb ik er goede hoop op, maar er is nog wel heel veel te doen
voordat wij met een goed architectonisch plan zullen kunnen aankomen.
Roeien op de
Schie en plakbeleid komen er beide zeer binnenkort aan. Wellicht niet helemaal
de beloofde planning, maar wij zijn nu wat aan het jagen. Terecht, want het
heeft inderdaad te lang geduurd.
De heer Van den
Doel vroeg hoe het zit met de capaciteit bij grote projecten. De relatie met
gemeentelijke bezuinigingen is collega Oosten al ingegaan. Bij grote projecten
is de capaciteit zeker een punt van zorg. In financieel opzicht is die per
definitie eigenlijk geen probleem omdat de personele inzet in de kredieten in
principe is meegenomen. Het is dus meer een kwestie van de juiste mensen of het
juiste bureau of inhuurkrachten op het juiste moment inschakelen. Dat lukt nog
niet op alle fronten, maar ik denk dat wij de komende jaren bij dergelijk grote
projecten inderdaad met een redelijke uitbreiding van formatie op tijdelijke of
semi-permanente basis te maken krijgen.
De heer Van den
Doel heeft gesproken over voetgangersoversteekplaatsen. Collega Torenstra heeft
daar iets over gezegd in het kader waarvan wij het moeten regelen en dat is
correct. Ik ben het wel met de heer Van der Doel eens, dat het anders moet dan
het tot nu toe gaat. Ook daarin volgen wij op dit moment via de ambtelijke lijn
ook naar mijn inzicht te klakkeloos de landelijke trend om die dingen overal en
nergens op te heffen. Ik vind dat niet goed en daarom zeg ik toe, een andere
lijn te bepalen en daarover met een korte notitie te komen. Ik hoop, dat ik die
alleen ter kennisname naar de commissie hoef te sturen. Die lijn kan overigens
zijn, dat wij eerder naar verkeersremmende maatregelen voor het autoverkeer
streven om de voetgangersplek veiliger te maken dan hem op te heffen.
De vraag is
gesteld of het Fonds Bouwlocaties niet had moeten worden aangehouden. Welnu,
als iets zo lang ongebruikt is, moet je constateren dat het op de een en andere
manier toch aan zijn doel voorbijschiet ondanks alle ontwikkelingen.
Natuurlijk moet
voor het Harnaschpolderverhaal een dekking worden gezocht en die zal deels
komen uit de ontwikkeling van de gebieden zelf. Per saldo moet ook hier
verstandig worden omgegaan met de investeringsruimte all over. Daar hoort de
afroming van het Grondbedrijf ook bij. In dat opzicht is het hebben van dat
fonds niet zo essentieel; je moet gewoon de goede investeringsbeslissingen
nemen.
Voorzitter. Tot
slot moet mij van het hart, dat ik niet erg gelukkig ben met de stijlvorm die
de heer Meuleman heeft gekozen in zijn reactie. Natuurlijk ligt arrogantie
altijd op de loer daar waar je bestuurt, waar je ook iets te besturen wilt
hebben en waar je niet altijd even goede vrienden met iedereen kan worden.
Juist de raad moet als controlerend orgaan richting het college dat scherpe
onderscheid maken en mag daarbij niet afgaan op een enkel signaal van iemand in
de krant. De heer Meuleman ken ik als iemand die zo nu en dan heel scherp ziet
op welke wijze wij proberen het interactieve beleid vorm te geven en dat is
gewoon in de zaaltjes met de mensen om de discussie met open vizier te voeren.
Hij is daarbij altijd aanwezig en dat waardeer ik zeer. Ik ben niet bij uitstek
arrogant in die zaaltjes, waar ik toch regelmatig verkeer.
Dat wij de
auto's de stad uit duwen, is pure flauwekul. Dat weet hij net zo goed als ik.
Daar gaat het helemaal niet om. Dat is ook niet het doel van deze wethouder en
ook niet van de fractie. Maar daar moeten ze in tweede termijn zelf maar iets
over zeggen als zij dat willen.
De kritiek op
de beslotenheid is veel te veel toegespitst op een enkel voorbeeld, waarmee ik
heb geprobeerd uit te leggen waarom daar een keuze is gemaakt. Die keuze is na
overleg met de indieners van de vraag ook zo gemaakt. Het was van zeer
tijdelijke aard, want zodra het weer mogelijk was om het openbaar te maken, is
dat ook gedaan. Als de heer Meuleman daar dan een hele redenering over
beslotenheid aan ophangt, vind ik dat niet sterk.
De VOORZITTER:
Het woord is aan wethouder Rensen.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. De kermis is al een aantal uren stil en ik hoor al bijna
weer de eerste vogels van de dag fluiten. Maar men weet, dat de dageraad
sociaal-democraten in het bijzonder inspireert, maar ik zal mijn verhaal in
afgeslankte vorm houden. Op een aantal onderdelen zal ik aangeven, dat de raad
op een later moment zal trachten te bedienen. Dat geldt ook voor de inleiding
van mijn verhaal. Ik had graag wat aandacht willen besteden aan het vraagstuk
van beleidsuitvoering en resultaten, juist bekeken op het sociale gebied. Als
men het echter niet rampzalig vindt, wil ik dat voor deze nacht maar laten
liggen en dat opzouten voor de tweede termijn of een later moment. Ik zal
direct de overstap maken naar de inhoud van het sociale beleid.
Een aantal
fracties heeft daar ook nadrukkelijk de aandacht voor gevraagd en heeft ook het
contrast laten zien tussen de toenemende welvaart en wat de heer Bot "de
tweedeling in de samenleving" noemt. Ik vind dat altijd een simplificering
van wat zich in de werkelijkheid voordoet, maar het geeft natuurlijk wel een
heel bruikbaar beeld. Als wij zien hoe het er in deze stad voorstaat en zien dat
er tussen de 8000 à 9000 huishoudens zijn aangewezen op een WW-uitkering, een
AOW-uitkering of een WAO-uitkering -- daarbij tel ik de mensen met een
"kale" AOW-uitkering -- spreken wij wel over een heel grote groep in
deze stad. Aan veel van die mensen zijn wij de afgelopen jaren niet toegekomen.
Dat zijn de zogenaamde vergeten groepen.
Daarbij moet
gedacht worden aan de oudkomers die wij na de inburgering zijn kwijtgeraakt.
Het gaat om mensen die in een sociaal isolement zijn geraakt en de mensen die in
de fameuze en onheilspellende fase 4 in de kaartenbak bij onze eigen sociale
dienst zijn ingedeeld. We hebben in ieder geval lange tijd niet veel met hen
gedaan. De eerste opdracht in het sociale beleid is dus wat mij betreft om die
groepen weer te vinden en daar nemen we ook een aantal beleidsmaatregelen voor.
Ik wijs op het voorstel om contactpersonen bij de zelforganisaties aan te
stellen en op het wijknetwerk, dat wij op het gebied van de bestrijding van
sociaal isolement willen instellen -- een van de voorstellen uit Samen aan de
slag -- evenals het Delfts uitkeringen- en informatieteam. Dit zijn allemaal
manieren om in de stad op zoek te gaan naar die vergeten groepen om die
enigszins onder het motto "nu of nooit" in stelling te brengen. Dat
geldt zeker voor de mensen in fase 4 en voor zo'n 2000 mensen in het bestand,
die zo'n tweederde deel van het geheel vormen.
Daarover is een
en ander verschenen in de krant en ik heb nu de gelegenheid om dat recht te
zetten, want het artikel kopte dat het college beoogde om binnen vijf jaar de
helft van het aantal uitkeringen in de Abw eraf te halen. Dat zou op zichzelf
een prachtige doelstelling zijn, maar een dergelijke taakstelling is niet erg
realistisch. Wel heb ik gezegd het kansrijk te achten om de komende vijf jaar
een derde tot de helft van de mensen die nu in fase 4 zitten weer aan het werk
te brengen. Dat is nog altijd een forse taakstelling maar als ik zie hoe die
groep in elkaar zit, uit welke subgroepen zij bestaat en welke instrumenten nog
ontwikkeld kunnen worden om die groep te bedienen, acht ik die mensen nog lang
niet afgeschreven. Onze recente ervaringen met het instroomproject bij Maatzorg
-- waarop meer dan 50 mensen uit fase 4 hebben ingetekend -- zijn wat dat
betreft hoopgevend. Samen aan de slag biedt ons de gelegenheid om met elkaar te
praten over dat specifieke instrumentarium voor de verschillende doelgroepen,
maar dat wilde ik vanavond maar niet verder doen.
De discussie
over de vraag hoe de participatieverplichting voor éénoudergezinnen om de hoek
komt kijken, wilde ik eveneens graag laten liggen evenals de discussie over
Werk moet lonen, de positie van studenten en alle vraagstukken die samenhangen
met de doorstroom uit de ID- en WIW-regeling. De SP en GroenLinks hebben daar
vele vragen over gesteld.
Ik moet nu wel
ingaan op het punt dat door de SP is ingebracht, in het bijzonder het aspect
van de inkomensondersteuning. Ik wil graag in herinnering roepen, dat wij zeer
recent op dat terrein een aantal maatregelen hebben genomen die, bij elkaar
genomen, een aardige optelling laten zien. Ik wijs op de Millenniumuitkering,
de collectieve ziektekostenverzekering, de Delft Actiefpas -- hoe men daar ook
verder tegenaan kijkt -- de voorstellen in Samen aan de slag rond het
incentivebeleid en op de suggestie om computers als noodzakelijke
gebruiksgoederen aan te merken en die op te nemen in de leenbijstand. Dat zijn
toch alle zaken die op het punt van de inkomensondersteuning, zeker bij elkaar
opgeteld, een heel stevige inspanning opleveren.
Amendement-I
van de SP over de witgoedregeling wil het college ontraden. De f. 2450,- die
vroeger in één keer werd verstrekt, bestaat nog steeds, maar wordt nu over een
periode van drie jaar in gedeelten verstrekt. Dat heeft de regeling ook
budgettair hanteerbaar gemaakt. Ook in het licht van de armoedeval werd het
verstandig gevonden om dit bedrag in een aantal schijven uit te keren.
In de richting
van GroenLinks merk ik op dat ook wij een grotere deelname aan de Delft
Actiefpas
beogen. GroenLinks vindt ook dat dit best meer mag kosten en ik hoop dat zij op
dit punt op haar wenken zal worden bediend.
Voorzitter. Ik
kom op het integratiebeleid. Daarbij is genoemd de maatschappelijke oriëntatie
van nieuwkomers. Op dit moment is de maatschappelijke oriëntatie voor
nieuwkomers/vluchtelingen geregeld via de SVD en redelijk beschreven, in ieder
geval qua tijdsbeslag in het productenboek. De maatschappelijke oriëntatie van
nieuwkomers/gezinsherenigers/gezinsvormers is nog niet geregeld. Ik heb
toegezegd om dat in de integratienota mee te nemen en daar staat ook een
voorstel in om dat voorlopig bij het bureau nieuwkomers, het vakteam
inburgering/activering, onder te brengen. Ik deel wel de zorg die de
PvdA-fractie op dit punt heeft uitgesproken waar het gaat om de landelijke
discussie over de vraag wat nu exact het rendement is van die inburgering, of
breder gesteld, wat het rendement is van alle educatieve inspanningen op dit
punt. Daar valt inderdaad veel over te zeggen. In de maak is nu een notitie
over rendementsverbetering van de educatie, zoals ook al eerder is toegezegd.
De suggestie om in de maatschappelijke oriëntatie te werken met eindtermen, in
ieder geval om te komen tot een meer inhoudelijk eisenpakket, neem ik graag mee
naar de discussie over die integratienota.
De heer Van
Leeuwen vroeg of wij met belanghebbenden de uitvoering van de nota structureel
willen volgen. Ik zeg dat graag toe, maar dat staat ook in de nota zelf. Wij
hebben namelijk het voornemen om een panel in te stellen van vertegenwoordigers
uit de zelforganisaties en dat panel krijgt de expliciete vraag om ons
commentaar te leveren op de uitvoering van het programma dat in de
integratienota is geschetst. Wij willen ook gaan proberen om zoveel mogelijk
mensen van allochtone komaf te laten deelnemen aan allerlei besturen, zoals
oudercommissies, medezeggenschaps-, ondernemings- en gemeenteraden. Daartoe
willen wij ook enige ondersteuning gaan bieden. Dat heeft er inmiddels al toe
geleid dat een aantal vertegenwoordigers van zelforganisaties nu deelnemen aan
de panels voor werk en in komen en gehandicaptenbeleid, beide overigens nog in
oprichting.
De heer Van
Leeuwen vroeg of er wel genoeg gebeurt op het punt van de integratie van
allochtone jongeren. Je kunt zeggen dat er nooit genoeg gebeurt, maar er loopt
nu wel een aantal projecten dat zeer de moeite van het vermelden waard is. Om
te beginnen wijs ik op de centrale opvang, een heel forse inspanning van de
gemeente. Ik wijs op de gemeentelijke financiering van de begeleiding van
AMA's. Eigenlijk springt de gemeente daarmee in het gat dat het rijk laat
vallen, maar in het belang van die groep kunnen wij toch niet anders. Ik wijs
in het bijzonder op het casemanagementteam voor 16-23-jarigen dat op dit
ogenblik verder wordt ingericht en juist ook in de richting van (uitvallende)
allochtone jongeren een heel opvallende functie kan gaan vervullen, net als
voor de AMA's 18+.
Voorzitter. Ik
kom op het terrein van de zorg. Een aantal ontwikkelingen in de zorg die vooral
voor ouderen van belang zijn, zal ik gelet op de tijd maar overslaan, maar ik
moet wel iets zeggen over de ontwikkelingen bij het RIO en eigenlijk annex over
die bij de GGD. Die parallel is in ieder geval ook door mevrouw Lourens
getrokken. Haar vraagstelling over het RIO vond ik overigens wat zwaar
aangezet. Het is een heel jonge organisatie waarvoor een inschatting is gemaakt
van de verschillende kostenposten op grond waarvan ook een begroting is
opgesteld. Gebleken is dat op een tweetal onderdelen -- de automatisering en de
personeelslasten -- de schatting te laag is geweest.
De aanvullende
vraag is vertaald in een begrotingswijziging 2000 en die ligt nu in de
commissie ter behandeling. Er komt een productbegroting voor 2001 en volgende
jaren en die beoogt de gemeenten te laten bijdragen op verrichtingenbasis. Het
effect daarvan is dat Delft een groter deel van de kosten van het RIO zal gaan
dragen, want blijkbaar wordt er meer voor Delftenaren dan voor niet-Delftenaren
geïndiceerd. Bovendien neemt het aantal indicatieaanvragen gewoon toe en dat
hangt natuurlijk samen met de vergrijzing. Die twee ontwikkelingen leiden ertoe
dat er nog discussie moet worden gevoerd over die productbegroting 2001, maar
de kans is groot dat ik daarvoor nog wel even bij u terug moet komen, want dat
is in deze Zomernota natuurlijk nog niet meegenomen.
Deze situatie
is naar mijn mening volstrekt niet vergelijkbaar met die bij de GGD. Bij de GGD
speelt enige verwaarlozing aan de managementkant, maar wellicht ook aan de
bestuurlijke kant. De GGD is daarom door de hoeven gezakt, maar is inmiddels
weer op de been geholpen. In de grootste lekken zijn kurken gestopt en ook is
er een nieuw management gekomen. De financiële huishouding wordt nu doorzichtig
gemaakt en ik zeg nog niet dat die nu al op orde is. Wij staan nu eigenlijk
voor de vraag wat nu echt nodig is om die organisatie op orde te krijgen, zowel
in de sfeer van een fusietraject als in de sfeer van een verbetertraject. Ook
daar zitten nog financiële onzekerheden waarmee ik de komende tijd nog wel bij u
langs zal komen. Ook die zijn nog niet in deze Zomernota meegenomen.
De arbeidsmarkt
speelt inderdaad ook de sectoren zorg en onderwijs parten. GroenLinks vraagt om
een totaalaanpak van de gemeente met Maatzorg. Ik probeer mij voor te stellen
wat daarmee exact wordt bedoeld, maar wellicht kan dat in tweede termijn worden
verduidelijkt. Wij werken met Maatzorg langs drie lijnen. Wij hebben allereerst
het instroomproject. Wij werken voorts met Maatzorg en de GGD en een aantal
andere instellingen samen om de zorg- en opvoedingsondersteuningsstructuur op
wijkniveau ingericht te krijgen. Dat speelt grotendeels binnen de ontwikkeling
van de brede school. Het is natuurlijk zeer van belang om de toegankelijkheid
van de zorg voor allerlei risicogroepen ook in de Delftse samenleving beter te
waarborgen via een systeemkoppeling van in indicatiesysteem van het RIO en het
zorgtoewijzingssysteem van het Zorgkantoor. Pas als die koppeling tot stand is
gekomen kunnen wij weten hoeveel mensen met een indicatie ook zijn voorzien van
zorg en kunnen wij ook zien hoe groot de wachtlijst in deze regio is.
Als ik kijk
naar de sector onderwijs in relatie tot de arbeidsmarkt dan zie ook ik echt
reden tot zorg, maar vind ik tegelijkertijd dat wij de Delftse situatie niet
moeten overdrijven. Het aantal dat in de eerdere brief van onder andere het CDA
was genoemd, ligt ver boven het werkelijke aantal. Er is bepaald geen reden
voor paniek, maar wel voldoende reden om met kracht verder te werken aan de
toezeggingen die het college overigens al eerder heeft gedaan. In de Zomernota
is vermeld dat wij bezig zijn met een verkenning en die moet dit najaar zeker
leiden tot concrete voorstellen en nog voor de datum die in motie-III is
genoemd. Ik teken daarbij wel aan dat er in Delft, in samenwerking met een
aantal van de grotere basisschoolbesturen, een wervingsactie heeft
plaatsgevonden die, naar het zich laat aanzien, behoorlijk wat resultaat heeft
opgeleverd. Dus, ondertussen doen wij ook nog het een en ander!
De heer BOUMAN
(VVD): U neemt de motie over?
Wethouder
RENSEN: Zij is overbodig, want zij is achterhaald door mijn eerdere
toezeggingen en de toezeggingen die ik net heb gedaan. Ik ontraad dus
aanvaarding ervan.
De heer Van
Leeuwen heeft nog enkele vragen gesteld over het integraal huisvestingsplan.
Kan het feit dat een school veel gewogen leerlingen heeft ertoe leiden dat de
bouw van permanente lokalen eerder kan plaatsvinden? Inderdaad is dat element
meegenomen in het plan dat nu zo'n beetje is geschreven. Dat geldt ook voor
zijn opmerking dat er normen zijn, in de sfeer van de onderwijshuisvesting
zelfs heel strakke normen, maar dat er inmiddels ook allerlei functies zijn,
zeker in de ontwikkeling van de brede school, die zich niet zomaar met die
normen laten verenigen. In het integraal huisvestingsplan wordt ruimte gemaakt
om dergelijke vragen op te vangen. Het is zeker niet de bedoeling om per wijk
één brede school aan te wijzen, want wij willen graag dat alle scholen eraan
meedoen en met elkaar, met de kinderopvang en de gebruikers, ouders en
kinderen, praten over het programma en de zorgvoorzieningen die in die wijk
nodig zijn en waar die dan het beste kunnen komen. Het is immers best mogelijk
dat van de ene school het ICT-lokaal het geschiktst is en dat een andere school
weer een prachtige toneelfaciliteit heeft. Het is dan wenselijk om dat op een
goede manier met elkaar te combineren.
Het spelen bij
scholen is inderdaad een fraai verschijnsel van verkokerde geldstromen. Wij
zijn er nog mee bezig. Als je schoolpleinen toegankelijk maakt voor kinderen
uit de buurt, dan roept dat allerlei vragen op rond beheer en reparatie. Als
het uit de onderwijspot moet komen, kan ik mij voorstellen dat het onderwijs
daar wat scheef naar kijkt. Wij zijn nu bezig om in het EZH-projectvoorstel
brede school, wellicht ook in relatie tot het speelplekkenbeleid, daar een
praktische oplossing voor te vinden. Ik kom daar dus nog op terug.
Ten slotte nog
een klein staartje bestuurlijke vernieuwing. Gelukkig mag ik het meeste laten
liggen. Ik heb nog wel een opmerking in de richting van de heer Meuleman en een
opmerking ter aanmoediging van ons allen. De heer Meuleman vreest dat er de
komende tijd nogal wat papieren tijgers op onze weg zullen verschijnen. Dat kan
zo zijn, maar de nota bestuurlijke vernieuwing bevat wel degelijk een aantal
structurerende elementen die ervoor moeten zorgen dat ook die tijgers op een
gegeven moment gaan brullen. Dat zal, zoals de heer Van den Doel al zei, in
hoge mate aan de raad zelf liggen of die tijgers geluid kunnen gaan maken! Dat
zou overigens wel boeiend zijn, want naar mijn idee is het de eerste keer dat
een gemeenteraad op deze manier in het licht van de commissie-Elzinga aangeeft
hoe hij tegenover de aanbevelingen van die commissie staat. In die zin is de
Delftse raad wel bijzonder dat in ieder geval de werkgroep al heeft
uitgesproken dat deze raad zich ook met politiek wil blijven bemoeien,
weliswaar selectiever, maar toch. Je zou dus kunnen zeggen dat de raad in die
zin landelijk koploper is!
De VOORZITTER:
Het woord is ten slotte aan wethouder Mahler.
Wethouder
MAHLER: Voorzitter. Ik wil beginnen met de amateurkunst. In november zal in de
commissie de amateurkunstnota aan de orde komen. Een van de belangrijkste
elementen daarin is de subsidierelaties die wij met verschillende
amateurkunstzinnige instellingen hebben. Wij zullen daarin ook zeker
terugblikken op de afgelopen twee jaar en bekijken hoe wij in de toekomst met
dit soort subsidierelaties om moeten gaan.
Uit de nota zal
ook blijken dat er in het beleid een kleine wijziging zal optreden. Er zal meer
worden gekeken naar wat er wordt gedaan en niet meer naar wat er isgedaan. Dat
is ook zo'n beetje het algemene credo van het nieuwe amateurkunstbeleid.
Het
atelierbeleid is een element dat in het verleden uit de beeldendekunstnota is
gevist en waarop wij ook dit najaar terug zullen komen. Het beleid zal in de
richting gaan zoals destijds is voorgesteld, maar is inmiddels wat verder
uitgewerkt en zal in nader overleg met belangenverenigingen worden afgestemd.
Gevraagd is hoe
om te gaan met kunst in de openbare ruimten. Zoals in de beeldendekunstnota is
afgesproken, wordt op dit moment voor elk te plaatsen beeldendekunstobject in
de openbare ruimte een onderhoudscontract afgesloten. Ik ga ervan uit dat de
opmerkingen met name gericht waren op hetgeen er gebeurt op plein Delftzicht,
maar dat kunstwerk is op dit moment nog niet van de gemeente. Wij hebben het
nog niet kunnen overnemen gezien de staat waarin het thans verkeert. Het verval
ervan heeft daar dan ook alles mee te maken.
Een aantal
fracties is ingegaan op cultuur in de wijk en dat beperkt zich natuurlijk niet
alleen tot kunst in de openbare ruimten, maar gaat met name om het actieve
element en de actieve benadering van culturele uitingen. Al heel snel wordt dan
een relatie gelegd met cultuureducatie. De PvdA doet een aantal ideeën cadeau,
hoewel dat misschien enigszins een sigaar uit eigen doos is geworden omdat in
de stukken die u afgelopen vrijdag op de mat heeft gevonden daar al het een en
ander over te vinden is. Participatie lijkt toch het credo van het fenomeen
cultuur in de wijk te zijn en alle reacties, niet alleen uit de raad, wijzen
erop dat dit de goede weg is. De vier voorstellen van de PvdA kunnen in ieder
geval deels worden teruggevonden in het hoofdstuk multicultureel beleid van de
nota integratiebeleid, waarover binnenkort in de commissie zal worden
gesproken.
Ook de
ontwikkeling van de brede school speelt een belangrijke rol bij culturele
activiteiten en ook bij de activiteiten die door mevrouw Vlekke zijn genoemd,
zoals de kunst- en cultuurmakelaar en de kunstenaar in de wijk. Het idee is om
die een plek te geven op die school om van daaruit culturele activiteiten in de
wijk te gaan ondernemen.
Het
actieprogramma cultuurbereik speelt daar in de toekomst ook een belangrijke rol
in omdat dit elementen bevat als cultuur en school, dus zuiver gericht op
cultuureducatie, die in de aanpak van de brede school verder zullen worden
uitgewerkt.
In het
actieprogramma is ook terug te vinden het exchangeproject en het voor de rest
door onszelf in te vullen onderdeel jongeren en cultuur. Deze twee zullen zich
met name op muzikale uitingen concentreren, maar wel met een multiculturele
uitstraling. Dat geldt met name voor het exchangeproject omdat het daar gaat om
iets dat door het Kunstgebouw wordt georganiseerd waarbij muziek door jongeren
uit de gehele wereld een belangrijke rol speelt.
Met name STIP
heeft het nodige over participatie gezegd. Je moet de jongerencultuur op zich
respecteren, maar wel met de cultuur die er is naar de jongeren toegaan. Dat
zijn ook twee heel belangrijke uitgangspunten van de manier waarop wij met het
actieprogramma cultuurbereik verder zullen gaan.
Ik wil nog even
stilstaan bij het actieprogramma integraal jongerenbeleid. Een aantal aspecten
daarvan is al in uitvoering. Dit najaar krijgt u een tussenstand gepresenteerd
waaruit de stand van zaken blijkt. Een aspect is vanavond zeer markant naar
voren gekomen, namelijk een onderdeel van de zomerprogrammering en wel de bus,
de summer action, zoals de officiële naam luidt. Net als het balspel is ook dat
project positief bejegend en voorgedragen voor prolongatie. Dat is zeker ook de
richting waarin het college denkt, maar dat kan natuurlijk niet voordat er een
gedegen evaluatie heeft plaatsgevonden en wij hebben kunnen bezien of er
überhaupt geld is. Het lijkt mij zinvol om verlenging per jaar te bekijken,
want misschien zijn er over enkele jaren weer heel andere dingen noodzakelijk
of wenselijk.
Vrijwel
iedereen heeft gesproken over de nieuwe organisatie van het jongerenwerk met
name in relatie tot de nieuwe welzijnsorganisatie in Delft. Ik kan alle
opmerkingen daarover van harte ondersteunen. Collega Torenstra heeft daar wat
de sector welzijn betreft volgens mij al voldoende over gezegd.
Wat betreft het
jongerenopbouwwerk en de signaleringsfunctie gaat die nieuwe organisatie ook
een belangrijke rol spelen, maar ook de netwerken op zich, de wijk- en de
buurtnetwerken, zullen daarbij een belangrijke rol gaan spelen.
Ook het aspect
van veiligheid rondom jongeren zal hierbij terugkomen. Dat zit dus niet alleen
in het integraal veiligheidsbeleid, maar in de zin van voorlichting ook in het
integraal jongerenbeleid. De plannen zullen u binnenkort bereiken.
De SP heeft een
motie ingediend over jeugdzorg Haaglanden. Binnen Haaglanden is de jeugdzorg
regionaal geregeld. Het is daarom ook niet zo netjes en ook niet zo zinvol om
dat te roepen dat er meer geld naar Delft moet. Juist in een goede samenwerking
met wat Delft betreft Zoetermeer en Den Haag moet een goede manier worden
gevonden om die problemen te lijf te gaan. Het ziet ernaar uit dat met het
extra geld dat daarvoor beschikbaar komt dit wel zal lukken. De wachtlijsten
waarover de heer De Wit sprak, zijn inderdaad absoluut onaanvaardbaar, maar er
wordt hard aan gewerkt om die in te lopen. Ik heb daar alle vertrouwen in.
Jongerenhuisvesting
wil ik toch niet onbesproken laten. Het slaagkansexperiment loopt en daar komen
wij deze maand verder over te spreken. Wij zullen dat evalueren. Volgens mij is
dit de eerste belangrijke stap, maar terecht is ook geconstateerd dat dit niet
alles is. Met name STIP heeft gezegd dat wij vooral in de toekomst moeten
blijven kijken en moeten anticiperen op ontwikkelingen die zich op de
kamermarkt kunnen wreken. Het beleid zal er dan ook op gericht zijn om niet
alleen in de kwantitatieve zin de blik vooruit te blijven richten maar ook in
kwalitatieve zin, dus rekening houdend met de woonwensen.
Voorzitter. Ik
wil nog iets kwijt over de ontwikkeling van het servicepunt. Na de bijeenkomst
zal daarover deze maand in de commissie het definitieve voorstel aan de orde
komen. Er zijn twee opmerkingen over gemaakt die ik erg belangrijk vond. In de
eerste plaats is gezegd dat dit een belangrijke toets is voor de gemeentelijke
organisatie. Dat is van belang omdat het servicepunt toch een groeimodel is
naar een informatiepunt. Als bij de pilot blijkt dat wij dingen anders moeten,
kan dat dus tijdig worden aangepakt en kan daar lering uit worden getrokken
voor volgende servicepunten.
Ook heeft
GroenLinks gewezen op het welzijnsaspect van het servicepunt. Voor mij is dat
het belangrijke punt waardoor het ook inhoudelijk voor een wijk betekenisvol
kan zijn. Wij zullen nauw blijven volgen of de doelstellingen die wij voor ogen
hebben, namelijk het niet laten afvallen van mensen die niet automatisch
aanhaken bij de digitale ontwikkeling, ook worden gerealiseerd.
De VOORZITTER:
Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn en ik dank u allen
voor uw doorzettingsvermogen. Ik stel voor om het borreltje maar kort te
houden, want zeker een aantal van ons zal toch weer redelijk vroeg op moeten.
Donderdag
beginnen wij om 19.30 uur. Aan het begin van die vergadering zal ik het
ordevoorstel van GroenLinks ter zake van haar motie over het hoogheemraadschap
aan de orde stellen.
De vergadering
wordt te 0.15 uur geschorst tot donderdag 14 september 2000 te 19.30 uur.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2000.
,voorzitter.
,secretaris.