Z E V E N D E   V E R G A D E R I N G

 

 

 

op dinsdag 12 september 2000 om 19.00 uur in het stadhuis.

 

 

Overzicht van de verhandelde punten.

 

 

                                                                                                                            Stuknr. 

 

 

142. Opening en mededelingen                                                                                             

143. Herdenking overleden oud-raadslid Hans Looijenga                                                          

144. Voorstel inzake de toelating van de heer R. Clason tot lid

         van de raad van de gemeente Delft                                                                   132         

145. Behandeling van de Zomernota 2001 - 2004                                                                                    

 

 

 

Voorzitter: de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.

 

Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, mevrouw Bolten, de heren Bonthuis, Bot, Bouman, mevrouw Bulthuis, de heren Van den Doel, Van Doeveren, mevrouw Edwards, de heren De Graaf, De Graaff, Grashoff, mevrouw Heuvelman, de heer Hollink, mevrouw De Jongh Swemer, mevrouw Koop, de heren De Koning, Van Leeuwen, Mahler, Meuleman, Mooiweer, mevrouw Lourens, de heren Oosten, De Prez, Rensen, mevrouw Roorda van Eijsinga, mevrouw Steffen, de heren Van Tongeren, Torenstra, mevrouw Vlekke, de heer De Wit en mevrouw Zweekhorst.

 

Secretaris: de heer mr. drs. N. Roos.

 

142. De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom.

 

Eventuele hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij nr. 22 van de presentielijst, mevrouw Zweekhorst.

 

143. Herdenking overleden oud-raadslid Hans Looijenga.

 

De VOORZITTER: Zoals u allen wellicht zult weten is op 2 augustus jl. overleden de heer Hans Looijenga die van 3 september 1974 tot 29 oktober 1981 lid van onze raad is geweest. Hij is lid geweest van een groot aantal commissies in deze raad, zoals die van Maatschappelijke aangelegenheden, gezondheidszorg, sport en recreatie, volkshuisvesting en milieu, voor de beroep- en bezwaarschriften en voor de verordeningen en tevens ook lid van de algemene raden van het Elektriciteitsbedrijf Delfland en van het Gasbedrijf Delfland.

 

Dames en heren, ik verzoek u te gaan staan en de heer Looijenga enkele ogenblikken in stilte te gedenken.

 

De vergadering neemt enkele ogenblikken stilte in acht.

 

144. Voorstel inzake de toelating van de heer R. Clason tot lid van de raad van de gemeente Delft.

(Stuk 132)

 

Dit voorstel wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.

 

145. Behandeling van de Zomernota 2001 – 2004

 

De VOORZITTER: De leden van de raad zullen achter het spreekgestoelte hun bijdrage leveren, tenzij hen dat fysiek niet mogelijk is.

 

Het staat fracties uiteraard vrij om twee of meer leden in de algemene beschouwingen het woord te laten voeren, maar die krijgen dan het woord als alle fractievoorzitters hebben gesproken.

 

 

 

 

De spreektijd zal op de gebruikelijke wijze worden bijgehouden. Interrupties worden dus niet meegeteld. Aan het begin van de vergadering van donderdagavond krijgen de fracties een overzicht van de resterende spreektijden.

 

De volgorde van de sprekers is eveneens zoals gebruikelijk, dus allereerst de heer Bouman.

 

De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. Dit college ronkt van zelfgenoegzaamheid. Het beeld van een spinnende rode huiskat bij de kachel. Er zijn genoeg plannen gemaakt, vindt het college. Nu moet vooral tot uitvoering worden overgegaan. De "uitvoering telt" zo zegt de Zomernota, maar de VVD zegt liever: het resultaat van de uitvoering telt.

 

Evenals de vorige zomernota beperkt ook deze Zomernota zich nog vooral tot het lopende jaar. Er staat veel in van wat we al weten en te weinig van wat we nog niet weten. Je zou verwachten dat met het later verschijnen van de Zomernota dit euvel zou worden opgelost. Immers, de Zomernota is inmiddels eerder een herfstnota geworden. Het heeft niet zo mogen zijn. De nota leest nu vooral als een reclamefolder over al dat moois dat inmiddels tot stand is gebracht of waartoe reeds is besloten. Inhoudelijke discussies worden evenals in de vorige zomernota vooral doorverwezen naar de toekomst.

 

Integraliteit van beleid is op dit moment en in het algemeen nog ver te zoeken. Te veel bestaat nog een beeld van hapsnap beleid, te weinig samenhang tussen de verschillende beleidsnotities en onjuiste volgorde van besluitvorming. Het is te vaak gebeurd dat in nota’s vooruit werd gelopen op latere besluitvorming of dat de fase van beleidsvorming zelfs geheel werd overgeslagen en dus een beleidsmatige onderbouwing ontbrak. Mijn fractie hecht aan een integrale beleidsafweging. En daarbij bedoelen wij iets anders dan vanuit vervolgvoorstellen naar eerdere beleidsnotities te verwijzen, zoals dat nu in het gunstigste geval gebeurt. Met een integrale beleidsafweging wordt door ons een nadrukkelijke koppeling bedoeld tussen strategisch gemeentebreed beleid en uitwerkingsvoorstellen. Deze integrale beleidsafweging vinden wij noodzakelijk voor kwalitatief goede besluitvorming. Alle initiatieven voor het verbeteren van de werkwijze van onze raad ten spijt, uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van besluitvorming. En daar is de afgelopen tijd nogal eens op af te dingen geweest.

 

Voorzitter. Ons beleids- en beheersinstrumentarium is aan vernieuwing toe. Dit element is tijdens de discussie over de reorganisatie al nadrukkelijk aan de orde geweest. De wijze van verantwoording, toetsing en rapportage is ontoereikend en dient bovendien aangepast te worden aan de nieuwe organisatie. Om de controlerende rol van de raad op een gedegen wijze waar te kunnen maken, zijn passende gereedschappen noodzakelijk.

 

Enige tijd geleden heeft de staatscommissie-Elzinga haar eindrapport afgescheiden. Een boeiend stuk waarin opmerkelijke keuzen worden gemaakt. Het rapport is in ieder geval in mijn fractie met gemengde gevoelens ontvangen, maar overigens ook in de rest van de Delftse raad, zo is mijn waarneming. Op korte termijn besluit de Delftse raad zelf over veranderingen in het kader van bestuurlijke vernieuwing. De keuze die mijn fractie maakt is er in ieder geval niet een van principieel dualisme. Ik zal overigens in deze beschouwingen verder niet ingaan op het aspect van bestuurlijke vernieuwing, daar komen wij immers later deze maand nog over te spreken. De laatste tijd bestaat echter nogal eens de indruk dat het dualisme in Delft al is doorgevoerd.

 

Het college neemt blijkbaar zijn eigen verantwoordelijkheid zo serieus dat aan de gemeenteraad nogal eens voorbij wordt gegaan. Ten aanzien van informatievoorziening lijkt zich een patroon te ontwikkelen waarin de raad steeds verder op achterstand wordt gezet. Steeds krachtiger methoden moeten door de raad worden aangewend om te kunnen beschikken over bestuurlijk relevante informatie.

 

Mijn fractie vindt dat een slechte ontwikkeling.

 

Voorzitter. Mijn fractie was nogal getergd door het artikel in de Delftsche Courant van afgelopen zaterdag. De burgemeester gaf daarin op geheel eigen en eigenzinnige wijze zijn oordeel over het Delftse voorstel ten aanzien van bestuurlijke vernieuwing, een voorstel dat tot stand is gekomen na een moeilijke start, maar inmiddels als een huzarenstuk kan worden betiteld. Een inhoudelijke reactie op de nota bestuur 2, noch een inhoudelijke reactie op het oordeel van de burgemeester is hier en nu op zijn plaats. Nogmaals, daarover komen wij later te spreken, maar wel een reactie op het door de burgemeester gekozen communicatiemiddel, de vorm waarin en het gekozen tijdstip. Alle drie waren op z’n zachtst gezegd zeer ongelukkig. Bovendien is ons niet helder of de burgemeester namens het college sprak of toch vooral namens zichzelf. In ieder geval betreurt mijn fractie zijn handelswijze en keurt deze af. Mede namens mijn fractie zal de PvdA met een motie terzake komen.

 

Voorzitter. De gemeente Delft heeft grote ambities. Voor de komende jaren staan al geruime tijd diverse grote, complexe en langlopende projecten op de rol zoals de Spoorzone, Zuidpoort, de parkeergarages, herstructurering van wijken, en zo verder. De VVD vraagt zich ernstig af of de organisatie thans voldoende is toegerust om deze belangrijke projecten met voldoende snelheid te kunnen uitvoeren.

 

Wij verwachten veel van de nieuwe reorganisatie. Per 1 maart jongstleden is deze van start gegaan en gaandeweg zal de zo gewenste cultuuromslag plaatsvinden. De vraag is echter of deze omslag voldoende krachtig is om succesvol te kunnen zijn in de grote projecten. De VVD denkt dat extra aandacht en inspanningen op dit vlak nodig zullen zijn.

Daarenboven zal de komende tijd worden gebruikt om een projectorganisatie op te bouwen en dat zal in een gespannen arbeidsmarkt niet eenvoudig zijn. Het baart mijn fractie dan ook des te meer zorgen dat het cluster Facilitair thans niet kan beschikken over de vereiste middelen voor werving en selectie van personeel. Wij vragen het college verheldering op dit punt en een snelle oplossing.

 

Het is bovendien de vraag of traditionele methoden toereikend zijn voor de werving van de professionals die onze organisatie nodig zal hebben. De VVD vindt dat zo langzamerhand een situatie is ontstaan waarin de mogelijkheden moeten worden geëxploreerd voor aan de tijd en omstandigheden aangepaste rekruteringsmethoden met de bijbehorende incentives. Maatwerk is hier nodig. Wij nodigen het college uit om deze elementen mee te nemen in een geactualiseerd wervingsbeleid.

 

Daarnaast blijft behoud van mensen en hun kennis en ervaring van ultiem belang. Wij gaan ervan uit dat middels de diverse onderdelen van het Delftse personeelsbeleid, zoals Menselijke Mogelijkheden Centraal, hieraan invulling wordt gegeven.

Voorzitter. In de Zomernota wordt vrijwel geen aandacht besteed aan het door minister Netelenbos gelanceerde BereikbaarheidsOffensief Randstad, het zogenaamde BOR.

 

Het betreft hier echter een ontwikkeling die zijn weerga niet kent. De effecten op Delft, de lokale economie (ook of vooral het midden- en kleinbedrijf, in het bijzonder de kennisbedrijvigheid), de inwoners, verkeersveiligheid, de leefbaarheid, zijn thans niet te overzien. Het ergste mag gevreesd worden. Mijn fractie is geen voorstander van rekeningrijden of spitstarief, maar dat wist u al. Daarbij maakt het niet uit of er sprake is van een experiment of niet.

 

Op dit moment is echter door een slinkse manoeuvre van minister Netelenbos een mistige situatie ontstaan over de wijze van invoering van rekeningrijden en bestaat er thans geen inzicht in de mogelijke consequenties voor Delft en het noodzakelijke flankerend beleid op lokaal niveau. De VVD heeft eerder drie randvoorwaarden genoemd waar een voorstel aan zal worden getoetst:

 

1.            Een aantoonbare en substantiële verbetering van de bereikbaarheid, van Delft en voor Delftenaren;

2.            Geen negatieve effecten op de lokale Delftse economie;

3.            Opbrengsten terug naar de burger.

 

Voorzitter. Inmiddels zijn we bijna twee jaar onderweg met het binnenstadsmanagement, in het bijzonder de interactieve beleidsvorming daaromtrent. Een belangrijk traject van beleidsvorming ligt achter ons, belangrijke momenten ten aanzien van de implementatie en uitvoering liggen voor ons. Een goed moment om de ervaringen van de afgelopen twee jaar burgerparticipatie over enige tijd eens tegen het licht te houden. Wij vragen u deze evaluatie op korte termijn te starten.

 

Als onderdeel van de versterking van de binnenstad zien wij mogelijkheden voor zogenaamde branchering. De detailhandelsnota van het vorige college bood daarvoor aanknopingspunten, echter in de afgelopen 2,5 jaar zijn door het college in ieder geval voor ons geen zichtbare initiatieven ondernomen. Dat de raad in het najaar een brancheringsplan zal bespreken, verheugt ons dan ook zeer. Echter, implementatie van verdere branchering in de binnenstad vraagt een nauwkeurige afstemming met andere beleidssectoren en al lopende beleidstrajecten. Bovendien is een groot draagvlak bij en overeenstemming met ondernemers en bewoners een vereiste voor een succesvolle aanpak. Gezien de ontwikkelingen die in de binnenstad in beweging worden gezet, behoort nu het brancheringsvraagstuk tot prioriteit te worden gemaakt. Mijn fractie vraagt het college dan ook of naar de huidige stand van zaken dit najaar een voorstel is te verwachten.

 

In de Zomernota hebben wij geen initiatieven kunnen lezen over een mogelijk tot stand te brengen ontwikkelbedrijf voor de binnenstad. Maar juist nu publiek private samenwerking zo in de belangstelling staat, ligt een initiatief voor een ontwikkelbedrijf, waar ook de lokale overheid in participeert, voor de hand. Eerder is na aandringen uit de raad door het college een voorstel toegezegd. Wij vragen het college zijn plannen op dit gebied uiteen te zetten en aan te geven wanneer een voorstel ter zake kan worden verwacht.

 

De ontwikkelingen die op stapel staan in de binnenstad vragen om een rechtvaardige compensatieregeling voor ondernemers. Bij de behandeling van de Parkeernota is daarvoor breed aandacht gevraagd. In de Zomernota lezen wij nog niets terug over geplande beleidsinitiatieven ten aanzien van een compensatieregeling.

 

Wij vragen u aan te geven op welke termijn u met voorstellen ter zake komt.

 

Voorzitter. Oorspronkelijk had het college hoge ambities ten aanzien van een verscherpt verkeers- en vervoersbeleid. Langere tijd zijn wij in spanning gehouden met de toezegging van een spoedige behandeling van de nota Verkeer en Vervoer Plus.

 

Hoewel wij geen behoefte zien aan een verscherping van de milieuambities ten aanzien van verkeer en vervoer, had een actualisering van het huidige VVP en synchronisering met andere beleidsnota's niet misstaan. Sterker nog, op diverse deelterreinen zijn inmiddels besluiten genomen zonder daarbij een integrale afweging te kunnen maken. Het VVP+ kan in verkeers- en vervoersopzicht dan ook als mosterd na de maaltijd worden beschouwd.

 

Voorzitter. Het college heeft bij zijn aantreden in het collegeprogramma een grote broek aangetrokken ten aanzien van veiligheid en politie. Al langer wordt in Delft gesproken over een integraal veiligheidsbeleid, maar wij stellen vast dat er op dit punt tot nu toe weinig voortgang is geboekt. De zorg voor veiligheid is een kerntaak van de overheid, en ook de lokale overheid mag daarop worden aangesproken. Mijn fractie is bezorgd over de veiligheid en het onveiligheidsgevoel van de Delftse burger.

Onze waarneming is dat Delft te maken heeft met een groeiend aantal geweldsmisdrijven, dat daarnaast ook de kleine criminaliteit groeit, terwijl het Delftse politieonderdeel steeds minder toekomt aan zijn reguliere controlerende taken.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Waar haalt u die cijfers vandaan, mijnheer Bouman?

 

De heer BOUMAN (VVD): Die zijn onlangs nog in een MARAP gepresenteerd!

 

Voorzitter. Wij hebben respect voor onze Delftse politiemensen. Gezien de omstandigheden leveren zij een goede inspanning. Ons politieonderdeel wordt immers al langere tijd voor grote uitdagingen gesteld, zoals onderbezetting, te hoge werkdruk en derhalve ook een hoger ziekteverzuim. Het geschetste beeld vraagt stevige maatregelen en toewijding van burgemeester en college. Mijn fractie onderstreept nog eens het belang van een spoedige totstandkoming van een werkelijk integraal veiligheidsbeleid. Al in de vorige raadsperiode was de VVD hiervan vurig pleitbezorger. Het is langzamerhand tijd dat op het vlak van de veiligheidsprojecten concrete resultaten worden geboekt. Ten behoeve van de voortgang en ontwikkeling van veiligheidsprojecten wordt een beperkt budget vrij gemaakt. Wij vragen u: Is daarmee dan de voortgang van deze projecten verzekerd?

 

Mijn fractie wacht bovendien op gedegen wijkveiligheidsplannen. De intentie was deze op te nemen in de wijkplannen. Maar het onderdeel veiligheid in de wijkplannen is nauwelijks van instrumentele waarde.

 

De Zomernota is zeer oppervlakkig over het inzetten van gelden ten behoeve van veiligheid. Juist nu er een fors bedrag uit diverse budgetten voor de wijken beschikbaar is zou het college zijn woorden moeten omzetten in daden. Wij roepen het college dan ook op helder te maken hoe de prioriteit voor veiligheid zich vertaalt naar bedragen.

 

 

 

 

 

De VVD vindt dat blauw niet alleen meer aanwezig moet zijn op straat, maar dat blauw ook bereikbaarder moet worden. Daarom pleiten wij al langer voor de opening van een bemande politiepost in de binnenstad. Deze discussie duurt inmiddels veel te lang. Mijn fractie dient hiervoor derhalve een motie in, mede namens de fracties van het CDA en van Stadsbelangen.

 

Met de waarschijnlijke uitbreidingsmogelijkheid aan de westzijde van Delft ontstaat een grote uitdaging.

 

De extra ruimte die nu kan ontstaan, biedt de gelegenheid om nog eens kritisch en met open oog voor de toekomst te kijken naar ons woningaanbod en de mechanismen voor woningtoewijzing. De VVD is verklaard voorstander van het bouwen voor het bovendeel van de (huizen)markt, doorstromen is noodzakelijk. Veel Delftenaren hebben immers hun woningvoorkeur tot uitdrukking gebracht met een uitstroom naar omringende gemeenten, zoals naar de VINEX-lokaties. De VVD pleit voor een meer kwalitatieve, visionaire en integrale aanpak van herstructurering en differentiatie in Delft dan tot nu toe vanwege de ruimtenood mogelijk is geweest. Wij denken aan een actualisering van het DOP en de beleidsvisie wonen.

 

Met de erkenning van minister De Vries van het Delftse probleem ligt mogelijk ook een oplossing aan de noordzijde van onze stad in het verschiet. Wij hopen dat in goede sfeer ook aan die kant van de stad een oplossing wordt gevonden.

 

Inmiddels verdient de oostzijde bijzondere aandacht. Nu Pijnacker en Nootdorp hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan overleg doet zich de vraag voor welke stappen nu kunnen worden genomen zonder de regionale samenwerking onder spanning te zetten.

 

Enige tijd geleden is de beleidsvisie voor de gemeentelijke musea behandeld. Het wachten is nu op het bedrijfsplan voor de exploitatie van de Van der Mandelezaal in combinatie met de eventuele overige verhuringen. In antwoord op onze vragen hierover spreekt u over budget voor vier tentoonstellingen. Dit is voor het gehele Prinsenhof. In de raadscommissie was echter slechts sprake van een tentoonstelling voor de Van der Mandelezaal. Dit is mijn fractie veel te bescheiden. Uiteindelijk was de overkapping na het vertrek van de Antiekbeurs uit Delft in eerste instantie bedoeld als expositieruimte. De VVD verzoekt u bij de uitwerking van het bedrijfsplan de tentoonstellingsmogelijkheden in de Van der Mandelezaal uit te breiden en dient hiervoor een motie in.

 

Voorzitter. In het najaar komt u met een amateurkunstnota. Mede door beleidswijzigingen is het onduidelijk welk geld waar, via welke instelling, of post in de begroting voor deze amateurkunst is bestemd. Wij verzoeken u een totaaloverzicht te verstrekken, en, bovendien de afgelopen twee jaren te evalueren zodat zonodig de toekenning kan worden bijgesteld.

 

De Delftse Taptoe en de weekmarkt zitten elkaar in de weg omdat door ARBO-wetgeving de gehele donderdag gebruikt moet worden voor tribunebouw. Hier moet toch een oplossing voor gevonden kunnen worden? Een motie van het CDA in die richting wordt onder andere door mijn fractie gesteund.

 

 

 

Voorzitter. Delft voert het predikaat Kennisstad en naast het faciliteren van netwerken zou de gemeente ook tastbare resultaten moeten kunnen tonen. Het stemt mijn fractie tot vreugde, dat naast de milieuprojecten nu ook een proefproject op het gebied van binnenstedelijk vervoer is aangekondigd.

 

Nederland beleeft economische hoogtijdagen en Delft profiteert daarvan mee. Dat is verheugend. Toch staat er ondanks deze economische groei een groep burgers die om uiteenlopende redenen niet kunnen aanhaken langs de zijlijn van de maatschappij. Juist voor deze mensen vereist de activering en begeleiding naar werk andere inspanningen. Over de wijze waarop kan men van mening verschillen.

 

Maar in de optiek van mijn partij moet het in ieder geval lonen om weer aan de slag te gaan als die mogelijkheid zich voordoet. Mijn fractie vindt dat we kritisch moeten kijken naar bijvoorbeeld aard en omvang van de armoedeval en inkomensafhankelijke regelingen in Delft, maar ook naar incentives als scholing en begeleiding. De tijd is er nu in ieder geval rijp voor en budgetten zijn beschikbaar.

 

Voorzitter. De problemen met betrekking tot het leerkrachtenbestand in het basis- en voortgezet onderwijs baart ook mijn fractie zorgen. De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het aanbod van de basisvorming in alle denominaties. De gemeenteraad is zelfs van het openbaar onderwijs het ultieme bestuur. U onderkent de problemen en spreekt in de Zomernota over een verkenning van de problemen. Deze lijken ons echter voldoende bekend. Wij vragen u deze stap over te slaan en zo spoedig mogelijk te komen met maatregelen om de kwalitatieve en kwantitatieve tekorten weg te werken. Ook hierover dien ik namens mijn fractie een motie in, mede ondersteund door het CDA, Stadsbelangen, STIP en RPF/GPV/SGP.

 

Voorzitter. Door de VVD is bij de EZH-discussie voorgesteld de extra gelden voor structurele investeringen aan te wenden. De raad besliste anders. In de Zomernota wordt nu een bovennormale en abrupte lastenverhoging als gevolg van noodzakelijke investeringen in riolen in het vooruitzicht gesteld. Het zal voor de burger moeilijk te verteren zijn dat hij juist nu in een jaar waarin wij f. 115 mln. te verspijkeren hebben wordt opgezadeld met een ongeëvenaarde lastenverhoging. De VVD verzoekt daarom hoogstens een geleidelijke lastenverhoging toe te passen.

 

Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met te zeggen "Het resultaat van de uitvoering telt!". Mijn fractie zal u beoordelen op dat resultaat en hoopt voor de burger niet op een kat in de zak en voor onszelf niet op een kater. Ik heb gezegd!

 

De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA en Stadsbelangen wordt de volgende motie (M-1) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft,

 

in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

 

 

 

overwegende dat

-              reeds lange tijd onderkend is dat een politiepost in hartje centrum van Delft gewenst is;

 

-                           dat bezoekers van de binnenstad in het toeristenseizoen en op markt- en hoogtijdagen behoefte hebben aan een vraagbaak en een plaats waar eenvoudige administratieve handelingen zoals aangiften kunnen worden verricht;

 

constaterende, dat het HALT-pand aan de Markt beschikbaar komt en er daarmee een uitgelezen locatie voor de bedoelde politiepost vrijkomt;

 

draagt het college op, zo spoedig mogelijk een politiepost te openen aan de Markt, of in de directe nabijheid hiervan, bijvoorbeeld in het HALT-pand,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Door de fractie van de VVD wordt de volgende motie (M-II) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft,

in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

overwegende, dat:

 

-              door het Stedelijk Museum Het Prinsenhof een bedrijfsplan wordt ontwikkeld voor de

exploitatie van de Van der Mandelezaal in combinatie met eventuele overige verhuringen;

 

-              deze Van der Mandelezaal in eerste instantie is gerealiseerd als extra tentoonstellingsruimte;

 

constaterende dat:

 

n     recentelijk behandeling van de beleidsvisie voor de gemeentelijke musea heeft plaatsgevonden;

n     hierbij is toegezegd dat minimaal 1 (grote) tentoonstelling (hedendaagse beeldende kunst) financieel mogelijk zal worden gemaakt;

n     de Van der Mandelezaal bij uitstek geschikt is voor tentoonstellingen met grote (inter)nationale uitstraling;        

n     hiervoor onvoldoende financiële middelen voorhanden zijn;

 

draagt het college op, bij de ontwikkeling van het bedoelde bedrijfsplan de tentoonstellingsmogelijkheden in de Van der Mandelezaal uit te breiden, waarbij nadrukkelijk wordt gerefereerd aan (inter)nationale uitstraling,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

 

 

De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA, Stadsbelangen, STIP en RPF/GPV/SGP wordt de volgende motie (M-III) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft,

 

in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

overwegende dat:

-    in het basis- en voortgezet onderwijs grote kwantitatieve tekorten bestaan met betrekking       tot het lerarenbestand;

 

-    dit in veel gevallen kan leiden tot kwalitatieve problemen ten aanzien van het lesgeven;

 

constaterende dat:

 

-   het college in de Zomernota aangeeft te willen komen met een verkenning van de                   problemen;

 

-   in het algemeen genoemde problemen worden onderkend;

 

-   voldoende bekend mag worden geacht in welke richting oplossingen kunnen worden              gevonden;

 

-   derhalve een verkenning van de problemen overbodig is en onnodig tijdverlies oplevert;

 

draagt het college op, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk januari 2001 te komen met maatregelen om genoemde kwantitatieve en kwalitatieve tekorten weg te werken,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is aan mevrouw Vlekke.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Wij zijn zo enthousiast over de Zomernota en de daden van dit college dat ik hoop dat ik met ons verhaal binnen de gestelde tijd zal kunnen blijven.

 

Ik wil mijn betoog beginnen met een inleiding over bestuurlijke vernieuwing. De Partij van de Arbeid is erg voor bestuurlijke vernieuwing, maar het staaltje van bestuurlijke vernieuwing waar we in de krant van zaterdag op werden verhaald, was voor ons te revolutionair. Een zorgvuldige behandeling van een onderwerp, dat op intensieve en zorgvuldige wijze door de raad is voorbereid, verdient ook een afgewogen en zakelijke benadering door anderen en zeker als het gaat om de voorzitter van deze raad. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft zich gestoord aan het interview dat u heeft afgegeven aan de Delftsche Courant. Uw reactie is of te laat of te vroeg, maar in ieder geval te kort door de bocht. Mijn fractie dient daarom een motie in namens de voltallige raad minus de SP, waarin teleurstelling over uw optreden wordt uitgesproken.

 

Voor de fractie van de Partij van de Arbeid is het jaar 2000 het jaar waarin het collegeprogramma meer en meer wordt omgezet van voornemens naar resultaten.

 

Niet alléén maar mooie woorden, want aan het eind telt alleen de uitvoering. Wat hebben wij onze kiezers beloofd in deze periode met voorrang te zullen aanpakken en wat hebben wij daarvan straks, aan het eind van deze collegeperiode gerealiseerd? De Partij van de Arbeid heeft haar campagne voor de verkiezingen in 1998 met name ingezet op de wijkaanpak en het verbeteren van de leefbaarheid. Daarnaast hebben wij ingezet op het behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit van het dagelijks leven, op het behoud van de werkgelegenheid, op de omslag naar een open bestuurlijke cultuur en op een evenwichtige verdeling van aandacht en geld over de binnenstad en de andere woonwijken. Zeg maar Delft als sociale stad. Het is nu tijd om te oogsten en de kiezers te laten zien dat het ons ernst

is met de beloftes die wij ze in 1998 hebben gedaan en waaraan zij ons mogen houden bij het opmaken van de rekening in 2002.

 

De PvdA heeft voorafgaand aan de laatste verkiezingen aan de inwoners van Delft een garantiebewijs uitgereikt. Ik heb nog een exemplaar bij me. Onder de titel "de Sterkste Schouders" gaven wij duidelijk aan onder welke doelstellingen wij onze schouders in de komende vier jaar wilden zetten. Een garantiebewijs heeft het kenmerk dat je daarmee terug kan gaan naar je leverancier. Wij willen, als leverancier van politiek, op dit moment onderzoeken of wij op koers zitten met onze beloften. Aan de hand van ons verkiezingsprogramma, zullen wij de verschillende onderdelen van beleid langs de meetlat leggen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Je gebruikt een garantiebewijs toch pas als je iets kapot hebt gemaakt?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Daarom willen wij ook tussentijds checken of wij niets aan het kapot maken zijn. Aan het eind van mijn betoog zal ik u wel mijn conclusie geven.

 

Voorzitter. Wij zullen daarbij inzoomen op Delft, te beginnen met Delft in haar regionale omgeving, de stad zelf en tot slot de wijkaanpak. Aan het eind geven wij nog een financiële beschouwing.

 

Ten eerste dus Delft in haar regionale omgeving. Wij hebben aan het begin van deze periode geconstateerd dat de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in de regio stagneerde. Hoe staan die zaken er nu voor? Delft functioneert binnen een regionale omgeving. De PvdA heeft in haar verkiezingsprogramma duidelijk gemaakt een voorstander te zijn van verruiming van onze gemeentegrenzen om de toekomst van Delft te garanderen. Dit college heeft veel tijd en aandacht uitgetrokken voor de verkenning van de mogelijkheden, onder meer uitmondend in de notitie Hergrens. Aan de laatste herindelingsplannen rondom Den Haag kunnen we zien dat ook de minister oog heeft voor de ruimteproblematiek in Delft. Over de overeenkomst die dit college met Schipluiden heeft ondertekend voor grondruil kan mijn fractie u nu al mededelen dat wij u daarbij van harte zullen ondersteunen. Ook willen wij het college aanmoedigen om op volle snelheid de ruimtelijke mogelijkheden richting Delfgauw en Vrijenban verder te onderzoeken. Wij zijn er nog niet, maar alles overziend is Delft op weg een ruimere en wellicht ook sterkere centrumstad te worden binnen de regio.

 

 

 

 

 

Als ik het toch over de regionale ontwikkelingen heb, zal ik meteen ook ingaan op de aanleg van de A4. De fractie van de PvdA in Delft is een uitgesproken tegenstander van de aanleg daarvan. Wij vinden dat Midden-Delfland moet worden ontzien en dat er meer geïnvesteerd moet worden in openbaar vervoer dan in autosnelwegen.

 

De heer BOUMAN (VVD): Betekent dit dat u ook het BOR niet zal ondersteunen?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik ben nog niet klaar!

 

Helaas lijkt het erop dat de aanleg van de A4 toch gerealiseerd gaat worden. De Partij van de Arbeid kan zich hier maar moeilijk bij neerleggen. Als dan toch het proces onomkeerbaar blijkt, dan zullen wij ons vierkant achter de eis van het college en de PvdA-fractie in de Tweede Kamer plaatsen voor een optimale inpassing van deze weg in het landschap. Dus: niet horen, niet ruiken en niet zien!

 

Voorzitter. Nu ik Delft als stad in de regio heb besproken, ga ik over tot onderwerpen die de stad als stad aangaan, te beginnen met de ondertunneling van het spoor. Heel Delft is voorstander van de ondertunneling van het spoor vanwege de vermindering van geluidhinder, de betere bereikbaarheid en de ontwikkelingsmogelijkheden van het centrum, zo ook de Partij van de Arbeid. In 1998 was er nog geen zicht op medewerking van het rijk. Dat is in deze periode wel veranderd! Dankzij onder andere de intensieve lobby van collegeleden, zijn er rijksmiddelen toegezegd voor de ondertunneling van het Delftse spoor. Een compliment is op zijn plaats.

 

Dan de binnenstad. De Partij van de Arbeid heeft vanaf het begin gepleit voor de aanpak van de binnenstad. Binnenstadsmanagement en parkeerbeleid zijn momenteel gelukkig gevleugelde woorden. Ons prachtige oude stadscentrum zal een vernieuwd autoluw beeld gaan geven, een historisch centrum waard! Een aantrekkelijk verblijfsklimaat voor winkelend publiek en toeristen is een doel dat de PvdA al jaren nastreeft. Ik hoef bijvoorbeeld nauwelijks de discussie, die al jaren woedt, in herinnering te brengen, over onze wens om de Markt autovrij te krijgen en nu is het dan zover! Eindelijk een resultaat en een móói resultaat! Ten slotte wat de binnenstad betreft, dringt de Partij van de Arbeid er bij het college op aan om voor al dat winkelend publiek snel wat meer openbare toiletten te realiseren. De nood is hier hoog! In de meeste zichzelf respecterende Europese steden zijn op veel plaatsen openbare toiletten te vinden. Delft loopt hierop momenteel nog ver achter. Met name gehandicapten ondervinden hierdoor veel ongemakken. College, doe daar wat aan!

 

Voorzitter. Delft stond aan het begin van deze bestuursperiode niet langer meer hoog op de lijst van de meest fietsvriendelijke stad. Dat moest anders. Het college heeft een hoge prioriteit gegeven aan het revitaliseren van de fietspaden. Op veel plaatsen in Delft is de uitwerking al zichtbaar. De besteding van EZH-gelden zal een grote impuls geven aan verdere ontwikkeling, maar vooral ook implementatie van fietspadenplannen. Delft moet uiteindelijk weer bovenaan de lijst komen!

 

Voorzitter, tot zover onze opmerkingen over issues op het gebied van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en mobiliteit. Het tweede onderdeel waar mijn fractie aandacht aan wil besteden is werk, economie en milieu.

 

 

Helaas staan er nog steeds teveel mensen werkloos aan de kant. Algemeen bekend is dat bijvoorbeeld de werkloosheid onder allochtonen nog steeds relatief groot is. Dat staat in schril contrast met de grote vraag naar arbeidskrachten, bijvoorbeeld in het onderwijs en de ziekenhuizen. We verwachten dan ook veel van het diversiteitbeleid van dit college en de integratienota doet daar bovendien nog een schepje bovenop.

 

Ook vroegtijdige schoolverlaters behoeven extra aandacht en daarom zijn wij zeer gelukkig met de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie. Door middel van centrale intake, doorverwijzing en begeleiding krijgen jongeren als het ware een op maat gesneden kostuum aangemeten.

 

Voorzitter. De Partij van de Arbeid pleit al jaren voor behoud van zoveel mogelijk werkgelegenheid. Met pijn in het hart zien we daarom de ontwikkelingen bij de DSM Gist en de Kabelfabriek aan. Bij elkaar opgeteld zullen daar honderden banen verdwijnen. Wat doet het college eraan om dit tegen te gaan?

 

Welke rol kan het college hierbij spelen; heeft het al contact gehad met de directies van deze bedrijven?

 

Voorzitter. In de algemene beschouwingen bij de Zomernota vorig jaar, hebben wij gepleit voor de ontwikkeling van kleinschalige werkgelegenheid en startersbeleid in de wijken. Kan het college aangeven hoe het daarmee staat?

 

Verleden week ontvingen wij de conceptnota "samen aan de slag" van wethouder Rensen. Hoewel we hier nog verder over komen te spreken in de startconferentie, wil ik toch alvast verklappen dat de PvdA zeer gelukkig is met dergelijke initiatieven en de in de nota genoemde projecten. Bovendien prijzen wij de interactieve wijze waarop deze nota tot stand is gekomen met betrokken partijen in de stad. Wij scharen ons achter de huidige aanpak van het college om werkloosheid en sociaal isolement te bestrijden en moedigen u aan dit met kracht te blijven voortzetten.

 

Dan het milieu. Zowel in ons verkiezingsprogramma als in het collegeprogramma is de wens uitgesproken om een zogeheten recyclingboulevard te creëren. Oude spullen en veel bouwmaterialen van woningen en gesloopte gebouwen zouden op die manier hergebruikt kunnen worden. Delft heeft gelukkig wel kringloopbedrijvigheid, maar voor zover wij weten nog geen recyclingmogelijkheden voor oude materialen. In deze tijd van veel zelfklussers zou dat toch een goede oplossing zijn. Kan het college aangeven hoe het met dit voornemen staat?

 

Voorzitter. Als we spreken over het milieu, dan komt bij ons onherroepelijk de gedachten aan de melasseramp bij de DSM Gist naar boven. Melasse is grotendeels suiker en als we zien wat voor schade dat heeft aangericht aan ons milieu dan houden wij ons hart vast voor andere, grotere rampen. Niet alleen het milieu is in het geding, maar ook de veiligheid van de Delftse inwoners. In de paragraaf Veiligheidsbeleid van de Zomernota ontbreekt wat ons betreft een paragraaf over "de veiligheid op en rond risicovolle bedrijven in Delft". Een van de aanbevelingen van het evaluatierapport van de NIBRA over de melasseramp is om de veiligheidsrisico's voor de burgers van onze stad ten aanzien van een aantal bedrijven in Delft in kaart te brengen.

 

Een andere aanbeveling betrof het verbeteren van de kennis bij zowel BenW als het ambtelijk apparaat op het gebied van rampenbestrijding. Mijn fractie wil dan ook graag door het college periodiek worden geïnformeerd over de vorderingen in dezen en over het aantal rampenbestrijdingsplannen dat inmiddels door de burgemeester is vastgesteld en voor welke bedrijven en in hoeverre de direct omwonenden van deze bedrijven periodiek worden geïnformeerd over de mogelijke risico's.

 

Voorzitter. Voor de onderdelen werk, economie en milieu, wil ik het nu even hierbij laten. Het volgende waaraan wij aandacht willen schenken is zorg en gezondheid, welzijn en veiligheid.

 

Als de PvdA denkt aan welzijn, zorg, gezondheid en veiligheid dan is dat grotendeels, wat ons betreft, onlosmakelijk verbonden aan de kwaliteit van de wijken. Het mag genoegzaam bekend zijn dat de PvdA een groot voorstander is van wijkgerichte aanpak. Dat de PvdA hiermee een wens van de bevolking vervult, is duidelijk gebleken uit de stemming bij de Duitenactie. Wij willen de inwoners van Delft meer zeggenschap en invloed in hun eigen wijk geven door middel van onder andere wijkbudgetten. Om maar meteen met de deur in huis te vallen zou ik het college willen vragen hoe het staat met de invoering van de wijkbudgetten.

 

Wij sporen het college aan om alles op alles te zetten bij de inrichting van de basisstructuur in het buurt- en wijkwerk en ook bij de implementatie van de uitbreiding van het jongerenopbouwwerk van de Wippolder naar de andere wijken van Delft. De fusie van de uitvoerende jongerenorganisaties, binnen de nieuwe brede welzijnsorganisatie, vinden wij een belangrijk instrument om te komen tot die uitbreiding. Een krachtige jongerenorganisatie kan een belangrijke regiefunctie vervullen bij activiteiten voor jongeren, maar ook om ze de weg in onze samenleving te wijzen: wat wordt wel getolereerd en wat niet?

 

In dat verband zou ik zijdelings willen ingaan op een geliefde bezigheid van sommige jongeren in onze stad; graffiti. Delft besteedt veel geld aan de bestrijding van deze bezigheid en het opruimen van de aangebrachte verf. In veel gevallen is bij graffiti echter geen sprake van pure vandalisme. In een aantal steden waar ik geweest ben, hebben ze dat goed begrepen. Onder regie van de gemeente, konden jongeren hun tekeningen op zogeheten "legale muren" spuiten. Het bleek een groot succes en de graffiti in de rest van de stad nam daardoor af. In Delft zou dat bijvoorbeeld kunnen langs de muren van de bouwput van de spoortunnel. En zouden de muren van de aankomende stadshal niet ook verfraaid kunnen worden door jongeren? Dat past ook mooi in het concept van de beeldende kunst en design in de stadshal. Kan het college een eerste reactie geven op deze ideeën?

 

Terug naar de wijken. De zogeheten "opknapkaravaan" vonden wij een uitstekend initiatief. We hebben daar al veel positieve reacties op ontvangen. De PvdA verwacht ook veel van de positieve invloed die de vensterscholen zullen hebben op de betrokken wijken. Met de komst van de vensterschool ontstaat een betere zorginfrastructuur, zijn er meer activiteiten voor kinderen in de wijk en wordt een en ander ingebed in de bestaande netwerken. Daardoor zal de samenhang van de wijk verbeteren en zullen kinderen hun wijk als prettiger ervaren. Bovendien schept het meer ontwikkelingskansen voor kinderen die een achterstand dreigen op te lopen.

 

 

 

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, geeft u eens een voorbeeld van zo'n positieve reactie op de opknapkaravaan? Ik vind het ook een goed initiatief, maar u hebt positieve reacties ontvangen waar ik nog steeds op naar zoek ben.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Zoals u weet hebben wij veel contacten met onze kiezers en Delftenaren en als wij daarmee spreken, horen wij dit soort verhalen vaak.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat is geen antwoord! Ik heb ook veel contact met uw kiezers. Ik vraag naar een positieve reactie op het resultaat van de opknapkaravaan.

 

Wethouder TORENSTRA: Bent u nu niet gebeld door mevrouw en mijnheer Lustig? Die informeerden u vroeger toch altijd zo goed?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Ik ga maar verder met mijn betoog en als de heer Bonthuis werkelijk een voorbeeld wil hebben, dan zoek ik dat op en zal ik dat in tweede termijn geven.

 

Wij vinden het concept van brede school dus zeer uitdagend en veelbelovend en zullen de ontwikkelingen op dit gebied intensief en met veel belangstelling volgen.

 

Voorzitter. Je veilig voelen op straat, in je eigen wijk, dat is waar mensen recht op hebben. Maar dat geldt net zozeer voor de veiligheid thuis. De PvdA-fractie vindt de aandacht die het onderwerp huiselijk geweld de laatste tijd van de landelijke media heeft volkomen terecht. Wij willen dat deze problematiek, die helaas ook in Delft voorkomt, wordt aangepakt. Mijn fractie heeft onlangs, dankzij het voorbereidend werk van collega De Prez, een bestuurlijke opdracht bij uw college ingediend over dit onderwerp. De tijd is nu rijp, ook bij de Delftse politie, om een nieuwe slag te maken op dit gebied. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan het crisisinterventietraject, dat door korpsen elders in het land wordt gehanteerd en waarbij de politie bemiddelt naar de (tweedelijns) hulpverlening, bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, wanneer zich achter een voordeur een "crisissituatie" voordoet. De PvdA-fractie zet in op gemeentelijke regie bij de bewustwording van deze problematiek. Een taboe doorbreek je immers door erover te praten. Wij denken daarbij aan een wijksignaleringsnetwerk en een dadergerichte aanpak; het probleem bij de wortel aanpakken. Wij dringen er niet alleen op aan, maar gaan er ook van uit dat een eerste discussie over dit onderwerp in oktober in de commissie zal plaatsvinden.

 

Voorzitter. Wat volgens onze fractie óók in de wijken thuishoort, is kunst en cultuureducatie waarbij scholen en ook buurthuizen een centrale rol kunnen spelen. Wij presenteren hier vanavond vier ideeën om kunst en cultuur aantrekkelijker te maken voor een breder Delfts publiek.

Kunst en cultuur leveren een bijdrage aan de kwaliteit van het bestaan en verdienen daarom volgens ons aandacht, discussie en politieke inzet. Onze ideeën zijn:

-              de oprichting van zogeheten buurtacademies;

-              een kunst- en cultuurmakelaar;

-              kunstenaars in de wijken;

-                           buurtvernieuwing in stijl.

 

 

 

Ik zal de ideeën één voor één doorlopen en begin dus met de buurtacademie die volgens ons een educatief, sportief en cultureel centrum is met een programma dat gericht is op integratie en ontwikkeling. We zien dit als een upgrading van het huidige programma dat buurthuizen aanbieden. Van een buurtacademie hoeft niemand lid te zijn. Het feit dat je in de buurt woont en leeft is voldoende. Het programma van de buurtacademie wordt met en door buurtbewoners zelf ontwikkeld en sluit aan bij de brede schoolgedachte en werkt daar ook nauw mee samen. De buurtbewoners, het buurt- en wijkwerk, kunstenaars, culturele instellingen, scholen, sportverenigingen en gemeente slaan de handen ineen en zijn bereid tot samenwerking en het doen van investeringen in de buurtacademie.

 

Ons tweede idee is de kunst- en cultuurmakelaar. Om de hiervóór genoemde plannen te realiseren, zien wij mogelijkheden voor een kunst- en cultuurmakelaar die praat met de bewoners, scholen en welzijnsinstellingen in de wijk om te luisteren naar de wensen en behoeften. De makelaar is de verbinder met de kunstinstellingen. De cultuur en kunstinstellingen vormen een platform om kunsteducatieve programma's voor de verschillende wijken op te stellen. De toekomstige bezoekers van deze instellingen uit de binnenstad zijn de kinderen en jongeren in de wijken. Een goed kunsteducatief programma maakt het nieuwe publiek!

 

Het derde idee is de kunstenaars in de wijken. Er zijn inspirerende voorbeelden in Nederland waar een kunstenaar een plek krijgt binnen een schoolteam.

 

In Amsterdam bijvoorbeeld wordt daar breed mee geëxperimenteerd. Naar het voorbeeld van het Italiaanse Reggio Emilia hebben kunstenaars een vaste plek verworven binnen de kinderopvang en de voorschoolse opvang. De muzikale en creatieve talenten van jonge kinderen worden al vroeg door hun contact met de kunstenaar opgewekt als een fundament en bagage voor hun verdere leven. Dit is een basis voor de cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Binnen de basisschool kan een kunstenaar een rol hebben door met kinderen concrete projecten uit te werken voor de openbare ruimte in de wijk. Dans-, muziek- of theatermakers kunnen presentaties maken met kinderen in de wijk als versterking aan de basis van de buurtprogrammering. Gun elke wijk zijn eigen kunstenaar!

 

Het vierde idee voor cultuur in de wijken is de buurtvernieuwing in stijl. Veel Delftenaren zijn van buitenlandse afkomst. Dat zie je aan de mensen. Er is veel kleur op straat. Maar je ziet het niet aan de gebouwen, de straten of de pleinen. Ja, we hebben de moskee, maar die staat, eigenlijk net als de synagoge in de binnenstad, tamelijk los van haar omgeving. Is het mogelijk een relatie te leggen tussen het uiterlijk van de wijk en de mensen die er wonen? Wij pleiten voor een genuanceerde aanpak, die een evenwicht biedt tussen oude en nieuwe bewoners en met een variëteit aan woningen voor elk wat wils. Dus van een jaren '70 wijk, naar een wijk waar veel mensen met verschillende culturen wonen. Hoe dat zou kunnen is een vraag die aan bewoners en aan ontwerpers gesteld kan worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het beter bruikbaar maken van de centrale ruimte, bijvoorbeeld in de Poptahof. Door een boulevardachtige inrichting en aankleding worden meer mensen uit hun huizen gelokt voor een "pantoffelparade" op een warme zomeravond. Je zou ook kunnen denken aan de herziening van de architectuur van de nieuwbouw in de wijk. Welke stijl kies je daarvoor en is het denkbaar die stijl op meerdere plekken in de wijk te laten terugkomen?

 

 

 

Ook beeldende kunst kan op meer plekken in de wijk terugkomen en kan een geweldige bijdrage leveren aan het aanzien van de buurt. Geef één of meerdere (allochtone) kunstenaars de opdracht aan het plan voor de wijk de "finishing touch" te geven. Het moet wel één geheel blijven. Een actieve supervisie op het geheel zorgt ervoor dat de wijk een herkenbare en genuanceerde architectonische en stedenbouwkundige signatuur krijgt.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, hebben de bewoners er in de buurt ook nog iets over te zeggen of is dat puur een wens van de PvdA-fractie?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Helemaal aan het begin van mijn verhaal over buurtvernieuwing heb ik gezegd dat het met de bewoners samen moet worden ontwikkeld.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat betekent dus dat alle ideeën die u nu spuit in overleg met de bewoners zijn opgekomen?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik denk dat wij de ideeën die wij spuien maar eens met elkaar in de commissievergadering moeten gaan bespreken en daar zullen wij ze zeker nog eens inbrengen!

 

Voorzitter. Van diversiteit in de wijk wil ik met u nog een klein uitstapje maken naar integratie van nieuwkomers. Om daadwerkelijk deel uit te kunnen maken van de Delftse gemeenschap, of zelfs van een Delftse wijk, is het niet voldoende als je daar alleen maar woont. Je moet de Delftse samenleving ook begrijpen en je weg erin kunnen vinden.

 

Dit college heeft ten aanzien van de integratie van nieuwkomende Delftenaren al een aantal stappen genomen. Een heel grote stap in de goede richting is wat ons betreft de oprichting van de centrale opvang voor nieuwkomende kinderen die de Nederlandse taal nog niet of niet genoeg beheersen. De Centrale Opvang heeft haar bestaansrecht in het schooljaar bewezen. Ondanks de vraagtekens die sommigen hadden bij de Centrale Opvang, zijn de betrokken ouders uitzonderlijk blij met de gekozen aanpak. Een aandachtspunt blijft wel de uitstroom van leerlingen naar het reguliere onderwijs en vooral de verwachtingen daarbij van de ontvangende school.

 

Het integratiebeleid gaat niet meer over een plaatsje vinden voor tijdelijke gasten. Nederland is een immigratieland en Delft is een multiculturele stad. Belangrijke vragen waar de lokale overheid voor staat zijn ouderenzorg, aansluiting op de arbeidsmarkt en de inburgering van nieuwkomers. Vooruitlopend op de behandeling van de nota Integratiebeleid, willen wij u alvast wat standpunten van onze fractie hieromtrent meegeven.

 

Behoudens problemen op het gebied van uitval van cursisten in het integratietraject van nieuwkomers, functioneert de Delftse aanpak goed. Een onderdeel waar echter geen duidelijke afspraken over zijn is het onderdeel Maatschappelijke Oriëntatie. De rijksoverheid heeft dit onderdeel in de wet wel genoemd maar heeft niet aangegeven wat iemand moet weten. De PvdA-fractie vindt echter dat iedere migrant een zeker kenniskapitaal nodig heeft om te slagen in de Delftse samenleving. De gemeente moet de eindtermen bepalen voor het onderdeel Maatschappelijke Oriëntatie en afspraken maken wie bij dit onderdeel betrokken moeten worden. Wij zullen bij de bespreking van het integratiebeleid deze zaken nogmaals benadrukken. Wij vragen om deze onderdelen mee te nemen in uw beleid.

 

Onze slotopmerking over de wijkaanpak is deze: het college is op de goede weg, er is veel op de rails gezet, maar veel moet nog gedaan worden, maar, college, ga zo door!

 

Voorzitter. Eén onderwerp wil ik nog kort behandelen alvorens ik overga tot de financiële beschouwing en dat is sport. Ik kan daarover kort zijn. Van achterstand zijn

we op gelijk gekomen en met deze opstelling moeten we voor het eindsignaal op winst komen en met deze sportwethouder winnen we uiteindelijk wel slot de wedstrijd!

 

Voorzitter. Tot slot wil ik nog enkele opmerkingen maken over het financiële beleid. De PvdA-fractie beziet het meerjarenbeeld in de Zomernota met tevredenheid. Gelukkig zijn er wat gebraden kippen aangetroffen in de verschillende circulaires en in onze aandelenportefeuille, maar onze fractie wil tegelijk waardering uitspreken voor het accurate dagelijks beheer van de Delftse schatkist en de keuze van het college om niet alle ruimte nu al in te zetten. Ook in de vermogenspositie van de gemeente zit voldoende muziek. Omdat het college de afgelopen tijd veel achterstallig onderhoud in de organisatie heeft weggewerkt én omdat de grote investeringsprojecten van de komende tijd voor het Delftse deel financieel voldoende afgedekt kunnen worden, voelt de PvdA-fractie zich vrij het college twee gedachten voor de toekomst mee te geven, voorlopig ter overpeinzing.

 

Ten eerste: kijkend naar de stad moet ons van het hart dat een aantal woonbuurten er minder goed bijstaat en tegelijkertijd een stevige sociale problematiek kent. De herstructurering van woonbuurten of woonvoorraden, die zeer terecht in het Delfts Ontwikkelingsprogramma wordt opgepakt als kernopgave voor onze stad, lijkt nog weinig snelheid te maken.

 

De ontwikkeling van een masterplan voor de Poptahof stagneert. Enige suggesties hiervoor heb ik u eerder aangegeven. De PvdA-fractie is er een voorstander van, te bezien of de gemeente in samenwerking met corporaties en organisaties van huurders en eigenaren tot een versnelling van planvorming en aanpak zou kunnen komen. De financiële ruimte voor de gemeente om aan een dergelijke versnelling te kunnen bijdragen behoort in eerste instantie gevonden te worden in de gelden voor stads- en stedelijke vernieuwing, maar voor onze fractie zou het daarbij, als de vraag zich voordoet, niet hoeven te blijven. Het realiseren van gedifferentieerde woonmilieus, met aantrekkelijke woningen en een veilige en schone woonomgeving is ons veel waard.

 

De tweede opmerking van mijn fractie in dit verband heeft betrekking op de ontwikkelingskansen van de gemeentelijke organisatie. In zekere zin is de reorganisatie nog maar het begin van de ontwikkeling naar een hopelijk in alle opzichten modern en flitsend apparaat. Daarbij spelen vragen op uiteenlopende gebieden als automatisering, de menselijke mogelijkheden centraal, arbeidsmarktproblematiek, de inrichting van een productbegroting, kwaliteitsbeleid en, voor mijn fractie met stip op één, de centrale huisvesting. Deze opgave zal nog de nodige inspanningen vragen, in personele zin,

maar ongetwijfeld ook in financiële zin. De PvdA-fractie is bereid verder in onze mensen en producten te investeren, maar wel onder de voorwaarde dat het geheel nader in kaart wordt gebracht, doelen scherp worden geformuleerd en een vertaling krijgen in een realistisch plan van aanpak. Graag nodigen wij college en het GMT uit zich op deze vragen nader te beraden en daar later dit jaar op terug te komen.

 

 

 

Voorzitter. De PvdA-fractie is bezorgd over de gevolgen van de meer dan trendmatige stijging van de afvalstoffenheffing en van de mogelijke herinvoering van een rioolrecht voor kleingebruikers en met name voor de grote groep van huishoudens met een inkomen vlak boven de kwijtscheldingsnorm. Het toepassen en stijgen van dergelijke nominale heffingen raakt huishoudens met een laag inkomen naar verhouding zwaarder dan huishoudens met een hoger inkomen. De enkele reden dat de verhouding tussen kosten en opbrengsten van het rioolstelsel door het ontbreken van een rioolrecht voor kleingebruikers niet helder zou zijn, is voor de PvdA-fractie onvoldoende reden om de inkomensgevolgen voor de minima-plus van een loskoppeling te accepteren. Binnen de context van vergroening van lokale heffingen zijn met onze fractie wel zaken te doen op dit gebied, echter dan wel onder de voorwaarde dat dan ook daadwerkelijk in rekening gebracht wordt wat aan afval en afvalwater door een huishouden geproduceerd is.

 

Deze problematiek kan des te meer gaan klemmen nu het waterschap besloten heeft de waterschapslasten van het land naar de stad te verschuiven. Ook hier betreft het nominale heffingen, die de komende tijd bovendien aanzienlijk zullen stijgen als gevolg van de wens hogere dijken en grotere zuiveringsinstallaties te bouwen. De fractie van de PvdA vindt het daarbij onverkoopbaar dat het algemeen bestuur van het waterschap een voorstel tot verruiming van de kwijtscheldingsnormen heeft afgewezen. Dit voorstel ging over verruiming van de kwijtscheldingsnormen naar een, verder in het land zeer gebruikelijk, niveau van 100% van het minimuminkomen. Heeft het college al op deze gang van zaken naar het waterschap toe gereageerd?

 

Al bij al vindt mijn fractie het noodzakelijk de komende tijd zeer secuur met deze materie om te gaan.

 

Het college mag daarbij, als het nodig is, het uitgangspunt met betrekking tot de Zalmsnip loslaten.

 

Voorzitter. Voordat ik tot onze conclusie en de afronding kom, wil ik nog wat kwijt over de door ons eerder ingediende motie. GroenLinks ondersteunt deze motie, maar heeft van ons niet de kans gekregen er een handtekening onder te zetten.

 

Dan nu de afronding. Als we ons garantiebewijs leggen naast de plannen die dit college heeft gemaakt en al heeft gerealiseerd, dan blijkt dat we meer dan tevreden kunnen zijn. Het is buitengewoon plezierig dat we in deze periode veel "ja" hebben kunnen knikken bij hetgeen dit college allemaal voorstelt.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat is nu typerend voor het optreden van de fractie van de PvdA: twee jaar lang "ja" knikken.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): En ik heb u aangegeven waarom wij daar zo blij mee zijn.

 

Voorzitter. Ik wil er nog wel op wijzen dat de Partij van de Arbeid houdt van eerlijk delen. Er is veel steun, óók van andere fracties, voor de plannen van dit college geweest. Dat toont maar weer aan dat wij ook dáárin graag delen!

 

 

 

Tegelijkertijd echter is er voldoende reden om met volle kracht vooruit te gaan. In de komende periode zien we graag nadrukkelijke inspanning van dit college voor de preventie en bestrijding van huiselijk geweld, een extra impuls op cultuurgebied, de herstructurering van een aantal wijken in de stad en goede ontwikkelingskansen voor het gemeentelijk apparaat.

 

De VOORZITTER: Het lijkt mij goed, als de fractie van GroenLinks dan nog wel het origineel van de motie ondertekent.

 

Dan wordt door alle fracties in de raad, met uitzondering van die van de SP, de volgende motie (M-IV) voorgesteld:

 

De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

heeft met verbazing kennis genomen van de publicatie in de Delftsche Courant waarin de burgemeester zijn opvattingen geeft over de Nota Bestuur 2;

 

constateert, dat de burgemeester met zijn optreden de publiciteit rond de nota door de werkgroep heeft doorkruist. Mogelijk is daardoor bij de burgers en bij het ambtelijk apparaat een beeld van de nota opgeroepen, dat niet door de raad wordt gewenst;

 

is van mening, dat de burgemeester zijn opvattingen, in wel zeer kritische bewoordingen, ontijdig en langs een ongelukkige weg naar voren heeft gebracht;

 

spreekt daarom zijn teleurstelling uit over het optreden van de burgemeester en verzoekt hem zich in voorkomende gevallen terughoudender op te stellen,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is vervolgens aan de heer Van Leeuwen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Laat ik beginnen met onze dank uit te spreken voor de uitgebreide antwoorden op de vragen die het CDA heeft gesteld waardoor wij enige zaken hier niet meer aan de orde hoeven te stellen.

 

"Uitvoering telt" dat is het motto van deze tweede Zomernota. Wij kunnen ons daarin vinden. Er zijn de afgelopen tijd veel nota's behandeld die uitgevoerd moeten gaan worden. In deze Zomernota wordt daar vaak naar verwezen. Naar volgend jaar kijkend, want daar behoort een zomernota toch over te gaan, lezen wij nog meer intenties, maar vaak globale, meestal zonder financiële onderbouwing. Wij proeven een spanning tussen de uitvoering, die in het derde jaar moet gaan komen, en de aandacht van het nieuwe beleid dat er ook nog aankomt. De CDA-fractie zal daarom het komende jaar toetsen of de uitvoering goed van de grond komt.

 

Ik zal in onze bijdrage de paragrafen van de Zomernota nalopen: bestuurlijke vernieuwing, Delft Kennisstad, leefbaarheid, sociale structuur, duurzaamheid, jeugd- en jongerenwerk, maar ook ouderen, cultuur, de organisatie en ten slotte zal mijn fractiegenoot Van Doeveren het over financiën hebben.

 

In het hoofdstuk Bestuurlijke vernieuwing stelt u dat er de komende jaren veel voor de politiek gaat veranderen. We gaan in Nederland naar meer dualisme in de gemeentepolitiek. De raad zal meer strategisch en controlerend moeten gaan werken. De rol als volksvertegenwoordiger zal duidelijker moeten worden. Burgers zullen meer ruimte moeten krijgen om aan te geven welke zaken zij geregeld willen zien. Wij zijn van mening dat de politiek daar ruimte voor moet creëren. Het CDA zal niet, zoals de burgemeester volgens de Delftsche Courant stelt, in de wijk de burgers gaan vertellen wat er moet gebeuren. Het CDA praat met wijkbewoners en organisaties om te zien dat die dingen die zij aankaarten ook echt opgepakt worden. De uitspraken van de burgemeester in de Delftsche Courant van zaterdag hebben ons overvallen. De CDA-fractie spreekt zijn verbazing uit over het waarom op dit moment en waarom via de krant. Mijn fractiegenoot Van Doeveren komt hier nog op terug.

 

Voorzitter. Wij, de politiek, moet minder vergaderen, maar dan zal het college ook af moeten van de extra bijeenkomsten met onduidelijke discussies zoals in de bibliotheek over servicepunten. Waarom geen discussie met de Wippolder met de bewoners omdat het toch om een servicepunt in de Wippolder gaat? Of waarom niet een politieke discussie in de commissie? Waarom een aparte bijeenkomst over de slaagkans huisvesting voor jongeren in plaats van een politieke discussie of een gewoon agendapunt? Het CDA pleit ervoor, te handelen naar de ideeën die het college al eerder had: minder vergaderen en meer contacten met burgers.

 

Wij zijn ongerust over de ontwikkelingen waar het gaat om Delft Kennisstad. Het thema moet Delft nationaal en internationaal op de kaart zetten. We willen Delft Kennisstad zijn. Wij zijn met verschillende grote projecten bezig, zoals water en bodem, innovatieve vervoersystemen en andere, maar dat is een deel van het verhaal. Het CDA constateert dat de regio Eindhoven veel meer aantrekkingskracht heeft voor ICT dan Delft. We lezen dat Amsterdam veel meer IT-bedrijven aantrekt dan Haaglanden. Ook Den Haag heeft meer aantrekkingskracht dan Delft.

 

Het CDA vroeg u begin dit jaar plannen in te zenden om mee te doen aan de Kenniswijk van Nederland. Weinig nieuwe ideeën, het scoorde slecht. Heeft Delft niet meer in huis of is er te gemakkelijk over gedacht? De aanvraag van Delft bleek een der minste te zijn. Daarentegen hebben we met belangstelling gelezen dat Delft de nodige energie in de aanmelding voor de groenste stad van het land had gestoken. Dat is mooi, maar Delft Kennisstad is volgens ons toch het hoofdthema. Had er in de aanvraag voor de Kenniswijk niet meer tijd gestoken moeten worden? Hier wordt een eenvoudige aanvraag voor ingediend. Wij beschouwen dit als een misser, waar er niet te veel van mogen komen.

 

Voorzitter. Als Delft werkelijk mee wil doen met de kennisontwikkeling denken wij dat er een paar tandjes hoger gezet moet worden. Wij vragen u dringend de gemeentelijke betrokkenheid te vergroten. Wij bemerken in de markt drie knelpunten bij Delft Kennisstad. In de eerste plaats wordt buiten Delft Kennisstad onvoldoende gekend. Er zal een promotieplan gericht op zowel Nederland als internationaal moeten komen om bekendheid te geven aan Delft Kennisstad. Daarnaast zullen wij meer inzet moeten leveren om Delftse bedrijven meer aan Delft te binden. Er moet gestimuleerd worden dat de bedrijven samen met de gemeente op beurzen meer als Delftse markt optreden.

 

 

 

In de tweede plaats moet de samenwerking met steden als Den Haag en Rotterdam geïntensiveerd worden. Bij het toeristisch beleid werken we met Den Haag samen. Zij contracteren Japanse reisorganisaties en Delft lift daarin mee. Ook op het gebied van kennis zullen wij onze samenwerking verder moeten verbeteren. Wij verzoeken u bij het nieuwe jaarplan 2001 van Delft Kennisstad hier met voorstellen over te komen. Hoe kan Delft meer uitstraling krijgen?

 

In de derde plaats heeft Delft een tekort aan infrastructuur voor kennisintensieve bedrijven, met name in de ICT-sector. De gemeente moet meer het voortouw nemen om die faciliteiten op een vereist niveau te brengen. Dat geldt onder andere voor de fysieke infrastructuur, maar ook voor relatienetwerken. Zo heeft bijvoorbeeld Londen een leidende positie in de wereld van e-commerce door het organiseren van een "first thuesday". Een goed voorbeeld dat Delft wellicht op het gebied van kennis zou kunnen volgen.

 

Voorzitter. U weet dat het CDA een groot voorstander is van de wijkaanpak. De eerste wijkplannen zijn gepresenteerd en wij zijn het ermee eens, dat ze gaandeweg concreter moeten worden. Het CDA mist zicht op het grote geheel: hoeveel geld zit er in de personele opbouw, noem het de overhead, van de totale cluster wijkzaken? Uw antwoord geeft daar onvoldoende helderheid in. Wij vragen u in de commissie Leefbaarheid een overzicht van deze overheadkosten te bespreken. Uw antwoord inzake de activiteiten en de budgetten daarvoor was wel helder. Daar zullen wij de komende tijd wel vooruit mee kunnen.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Welk doel moet dat overzicht van budgetten voor de cluster wijkzaken dienen?

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ik denk dat elke organisatie moet kijken hoeveel overhead zij heeft ten opzichte van uitvoerende budgetten. Als dat een op een is, dus 50% overhead en 50% uitvoering, dan zijn wij volgens mij wel fout bezig.

 

Dit jaar zouden de budgetten omgezet worden naar wijkbudgetten, zo deelde u ons vorig jaar mee, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ook hier weer een hoog ambitieniveau, maar veranderingen gaan langzamer.

 

Bij de wijkaanpak spelen de buurthuizen een grote rol. Het CDA is van mening dat wijkbewoners invloed moeten hebben op de activiteiten in hun buurthuis. Dit uitgangspunt zullen wij bij de komende discussie over de buurthuizen zwaar laten wegen.

 

Afgelopen week stuurde wethouder Torenstra een brief over de SWD. Wij maken ons al jaren zorgen om de SWD. Eerder heeft het CDA ermee ingestemd om met de SWD een contract te sluiten, wetende dat er gereorganiseerd ging worden en de oude SWD-cultuur zou verdwijnen. Wij vertrouwen erop dat er op korte termijn toch één welzijnsorganisatie zal zijn, los van die ene jongerenorganisatie in Delft.

 

Met betrekking tot het aspect wonen in Delft zijn wij blij dat de toegezegde aanpak voor brandveilige studentenkamers nu dan toch weer wordt opgepakt. Wij vertrouwen erop dat direct na het vaststellen van het "beleidsniveau brandveiligheid kamerverhuur" de kamers ook daadwerkelijk zullen worden gecontroleerd.

 

 

Wij betreuren het dat over de woongarantie, een onderwerp dat al zo'n jaar of zes loopt, niets te melden valt. Wij verzoeken u in de commissie over enige maanden toe te lichten welke inspanningen u richting DUWO en TU heeft ondernomen om de woongarantie toch vorm te geven.

 

Ter zake van de sportvoorzieningen zijn wij zeer content. Twee jaar geleden stelde het college dat sport belangrijk is, maar er geen geld voor vrijkomt. Mede door het alsnog beschikbaar stellen van geld kunnen de problemen, zoals in het sportpark Tanthof worden, opgelost. Dank daarvoor! De sporthalvoor EDH wordt gebouwd, de verenigingen zijn enthousiast om de sportvisie uit te werken. De ontwikkelingen zijn goed, maar nu nog de uitvoering.

 

Wij zijn benieuwd naar de antwoorden op vragen van Stadsbelangen over de kynologenclub. Het is toch van de gekke dat een vereniging zoveel jaren moet vechten om een locatie te krijgen?

 

Voorzitter. Het CDA stemt in met de extra inspanning die u voorstelt voor het veiligheidsbeleid. Ook het concentreren van de verantwoordelijkheden van het toezicht op straat op één plek in de organisatie is belangrijk voor een beter functioneren. Wij zijn het daar geheel mee eens, mits de aansturing en taakuitoefening in nauwe samenwerking met de politie plaatsvindt.

 

Daarnaast kan de opwaardering van stadswachten een positief effect hebben. De extra gelden van f. 130.000,- voor de opschaling is een goede zaak. Verder is het van groot belang dat de huidige 7 vacatures voortvarend worden ingevuld.

 

Verleden jaar heeft onze fractie bij de Zomernota ook gepleit voor een politiepost in de binnenstad.

 

Aangezien aan de Markt nu een pand vrijkomt, lijkt ons dat heel goed realiseerbaar en daarom hebben wij ook de desbetreffende motie van de VVD medeondertekend.

 

Voorzitter. Een schone stad is een belangrijke voorwaarde voor de leefbaarheid. Naar het oordeel van het CDA slagen we er nog onvoldoende in dat te bereiken. Zijn we ons er wel van bewust dat de eerste kennismaking van veel bezoekers aan Delft Kennisstad verloopt via de smerigste voetgangerstunnel van Nederland? Dáár zal de jury van de groenste stad vast niet geweest zijn. Welke indruk maken we als stadsbestuur, als je het Stadskantoor via een entree met sigarettenpeuken en lege blikjes binnen moet gaan? We moeten meer doen om plekken die intensief gebruikt worden schoon te houden, in de binnenstad, maar ook in de buitenwijken. En daar is meer voor nodig dan een eenmalige schoonmaakactie.

 

Binnen de sociale structuur vraagt het CDA extra aandacht voor het integratiebeleid. Deze maand spreken we er verder over. Het is goed dat het integratiebeleid grondig wordt aangepakt. In de Zomernota staan enige algemene thema's. Het beleid slaagt alleen als het gedragen wordt door de doelgroepen. Wij vragen u een structurele dialoog met belanghebbenden te voeren, hen actief bij de besluitvorming en de uitvoering te betrekken en daarmee de slaagkans van de activiteiten te vergroten. Wij mogen en moeten niet voor allochtonen willen bepalen wat goed voor hen is. Dat kunnen zijzelf heel goed.

 

Onderwijs betreft een ander belangrijk punt voor de wijken. Het wachten is op het integraal huisvestingsplan voor de scholen. Dat is nodig ook in verband met de vensterscholen, maar er zal meer aangepast moeten worden. Tijden veranderen en scholen moeten daarop inspelen. De rol van de scholen in de wijk wordt steeds belangrijker. Dat brengt met zich dat er andere eisen aan schoolgebouwen worden gesteld. Wij vragen u bij de beoordeling van de huisvestingsnood daarom de volgende regels in acht te nemen. In de eerste plaats moet voor scholen met veel "gewogen" leerlingen eerder permanente huisvesting worden gerealiseerd dan voor andere scholen. In de tweede plaats moeten in schoolgebouwen ruimtes gecreëerd die passen bij de eisen van vandaag: dus niet alleen maar rekenen met aantallen leerlingen en lokalen, maar ook kijken naar lerarenkamer, computerlokaal, overblijfruimte, IB&RT-ruimte, voor- en naschoolse opvang, en klimaatbeheersing. Kortom, het hele scala om een school goed te laten functioneren. In de derde plaats kan de brede school ook bij enige andere scholen worden gerealiseerd. Op basis van overleg met de schoolleiding vragen wij u te bezien welke schoolgebouwen in welke volgorde daarvoor aanmerking kunnen komen. In de vierde plaats komt het beheer van buitenvoorzieningen op openbare speelplaatsen nog voor rekening van de scholen. Wij vragen u dat voor rekening van de wijk of de gemeente te laten komen. De speeltoestellen worden immers vaak gebruikt door kinderen uit de wijk, maar het onderhoud en vervanging komen voor rekening van de school.

 

Voorzitter. Als wij het over duurzaamheid hebben, denken wij ook aan de overeenkomst met Schipluiden, waarvoor onze complimenten. Het CDA hecht veel waarde aan de groene gebieden rond Delft. Een sterke Midden-Delflandgemeente biedt daar de beste waarborgen voor. Daarnaast zijn er voor Delft weer woningbouwmogelijkheden en kunnen bedrijfsterreinen worden ontwikkeld. Wij hebben in onze CDA-contacten met Schipluiden ook gemerkt dat langzaam de vrees voor de "grote stad" Delft is omgezet in een positieve benadering: samen werken aan een toekomst.

 

Kijkend naar de binnenstad komen wij op korte termijn te spreken over de Zuidpoort. De eerste parkeergarage, de Phoenixgarage, wordt binnenkort opgeleverd.

 

Het plan om iets van de opgravingen ter plaatse terug te brengen in vitrines in de garages is gestrand. Het CDA vindt dat door het aanbrengen van vitrines deze garage iets aparts krijgt, iets onderscheidend van andere steden: archeologische vondsten, en daaraan gekoppeld een stukje geschiedenis van Delft. Wij hebben begrepen dat dit idee echter van de baan is. Geld schijnt het probleem te zijn. Wij dienen daarom een amendement in om het positieve saldo 2000 ad f. 19.000,- alsnog te besteden voor het aanbrengen en inrichten van deze vitrines.

 

Voorzitter. Ik kom bij het jeugd- en jongerenwerk. In de Wippolder is er deze zomer voor gekozen om meer tijd en energie te stoppen in activiteiten voor jongeren in plaats van in een noodgebouw. Eén van de jongeren is nu in dienst bij JOS 98 en organiseert zelf nu activiteiten voor de jongeren. Dat gaat uitstekend! Naar aanleiding van deze ervaring worden nu ook in de Kuiperwijk soortgelijke activiteiten opgezet. Er worden nu gesprekken gevoerd met deze jongeren om hun behoeften te peilen. Op deze manier ontstaat een "samen verantwoordelijk" tussen de gemeente en de jongeren. In het jongerenwerk wordt zo vaak aan projecten gedacht. Het moet van tijd tot tijd weer nieuw en anders, maar goedlopende projecten moeten op een gegeven ogenblik ook regulier kunnen worden. Wij pleiten er dan ook voor om de projecten balspel en jongerenbus als reguliere activiteiten voort te zetten.

 

Verder vraagt het CDA het college de diverse geldstromen binnen het jongerenwerk samen te voegen. Dat strookt met het beleid om vanaf 1 januari aanstaande alle jongerenactiviteiten onder één organisatie te brengen. Door die centralisatie is er beter lokaal beleid te ontwikkelen, kan de overhead omlaag en kan er meer geld beschikbaar komen om in de wijken meer activiteiten voor de jongeren te ontwikkelen en daar doen wij het ten slotte toch voor!

 

Het CDA mist aandacht voor de integratie van allochtone jongeren. Hun aantal neemt toe en daarmee ook de noodzaak om hier actiever mee om te gaan. Voormalig wethouder Janssen heeft in de commissie toezeggingen gedaan met de jongeren hierover in gesprek te gaan. Helaas hebben wij hiervoor nog geen plan van aanpak mogen ontvangen.

 

Een interessante activiteit voor jongeren is een jeugdbrandweer. In een aantal gemeenten opereert een jeugdbrandweer, gericht op 12-18 jarigen, al met veel succes, zoals Hoorn, Eindhoven, Monster, Pijnacker. Jongeren beleven hieraan veel plezier, kunnen hun energie kwijt. De organisatievorm is niet ingewikkeld. Als één brandweerfunctionaris hieraan ca. een halve dag per week besteedt is de organisatie rond. De jeugd leert brandbestrijding, onderhoud materieel, deelname aan landelijke wedstrijden. Wij vragen uw mening over deze vorm van jongerenwerk en de bereidheid hiervoor f. 30.000,- op jaarbasis beschikbaar te stellen.

 

Voorzitter. De ouderen komen er bekaaid van af in deze Zomernota. Delft kent ruim 12.500 mensen boven de 65 jaar, over 10 jaar zullen dat er ruim 20.000 zijn, een snel groeiend percentage Delftenaren, maar de aandacht voor deze groep lijkt omgekeerd evenredig met deze groei. Er gebeurt gelukkig het nodige in Delft voor ouderen. Mede door Stichting Ouderenwerk Delft lopen veel zaken goed. Maar er zijn nog knelpunten: in december 1997 heeft de commissie Welzijn de nota "ouderenbeleid op maat" aangenomen. Een van de punten was dat met de ouderen in 1998 gekomen zou worden tot productafspraken. Vanuit de ouderenorganisaties horen wij dat er geen overleg is met hen over de uitwerking.

 

Wij verzoeken u op korte termijn het overleg te starten overeenkomstig het vastgestelde beleid.

 

Een ander punt is het opplussen van ouderenwoningen. Dit zou in 1999 starten. Eerder was er discussie dat als we niet snel begonnen, we subsidies zouden mislopen. Ook wordt er nauwelijks meer gesproken over de locaties voor levensloopbestendige woningen, behalve dan wellicht in Zuidpoort. Wij verwachten dat u dit jaar het ouderenbeleid over deze en andere punten uit de nota voortvarend gaat oppakken. Graag uw reactie.

 

Voorzitter. Wij danken het college voor de toezegging dat bij de uitwerking van de kunstnota de CDA-voorstellen van begin dit jaar worden meegenomen. Maar daarnaast moet er nog een en ander gebeuren. We wachten met spanning de nota over het atelierbeleid af. We praten regelmatig over het onderhoud van kunst in de openbare ruimte. Bij het plaatsen van nieuwe kunst hebben we de regel dat er een onderhoudsbudget beschikbaar is. Toch bereiken ons signalen, ook via de pers, dat kunst in de openbare ruimten niet onderhouden wordt. Hoe ver zijn wij daar nu mee?

 

 

 

Met betrekking tot de Taptoe Delft is het CDA van mening dat deze normaal doorgang moet kunnen vinden. Als de weekmarkt verplaatst moet worden vanwege de herinrichting, dan moet het mogelijk zijn om de donderdag voordat gestart wordt met die herinrichting de weekmarkt al elders te plaatsen, bijvoorbeeld onder het viaduct. De garage moet dan inmiddels wel open zijn en daarom stellen wij als verkoopargument voor de marktkooplieden voor dat marktbezoekers die dag geheel gratis, of alleen het eerste of de eerste twee uur gratis mogen parkeren. Het CDA dient hiervoor een motie in, meeondertekend door de VVD, Stadsbelangen, de RPF/GPV/SGP en de SP.

 

Voorzitter. We onderschrijven het uitgangspunt van de externe oriëntatie: samen met burgers en organisaties beleid ontwikkelen. Op veel terreinen begint dat te draaien. Bij externe oriëntatie hoort het voldoende informeren van burgers. Wij constateren dat de informatie naar burgers met de Stadskrant faalt. Informatieavonden over de Zuidpoort worden door de belangenvereniging aangekondigd in de supermarkt, kapvergunningen zijn bij inwoners niet bekend, wanneer huiscontainers worden schoongemaakt is onbekend, men is ook niet op de hoogte van milieuvergunningen. Dat loopt nu al een tijdje zo. Wij zijn blij dat u al vanaf 1 november met een nieuwe verspreiding gaat werken, maar tot die tijd zult u ervoor moeten zorgen dat belangrijke zaken ook via andere kranten bij de burgers terechtkomen.

 

Een ander element is de reorganisatie. U meent dat de gemeentelijke organisatie op Internet goed te vinden is. Wij hebben dat bekeken: de clusters met hun sectoren staan inderdaad aangeven, maar openingstijden, de producten die er zijn en waar men voor wat moet zijn, de locaties, staan niet aangegeven. Als de gemeente extern georiënteerd wil zij, moeten burgers toch op Internet kunnen zien waar zij wanneer welk product kunnen krijgen?

 

In het sociaal jaarverslag geeft u aan dat van de 1300 medewerkers er 110 in een herplaatsingstraject zijn gekomen. Daarnaast moet er voor 270 mensen een sociale paragraaf worden geschreven. Dat betekent dat 380 medewerkers, ofwel 30% van de organisatie, niet meer een op een op hun plek passen. Daar schrikken wij van. Wat betekent dat voor het functioneren van de organisatie en voor de gereserveerde gelden? Zijn die onvoldoende, wat zijn de meerkosten?

 

Over de herhuisvesting beklaagt de OR zich dat de reorganisatie wel heel veel meer gaat kosten. In de Zomernota stelt u f. 4,1 mln. ter beschikking. Daarnaast blijft het, zoals u dat aangeeft, een van de bedrijfsrisico's. Tot hoever kunnen de kosten oplopen zonder dat er een beleidsdiscussie komt of dit alles verantwoord is? Het CDA wil in de commissie een discussie over de benodigde gelden.

 

Voorzitter. Ik vat mijn bijdrage nog even samen:

-                           Delft Kennisstad moet nationaal en internationaal worden uitgedragen;

-                           Bij de wijkaanpak moet de verhouding loonkosten/werkbudgetten helderder worden;

-             Het integratiebeleid zal in dialoog met de betrokkenen moeten worden                                      uitgevoerd;

-              één jongerenorganisatie met één lokaal budget stimuleert de activiteiten voor hen;

-              De uitvoering van de nota "ouderenbeleid op maat" dient voortvarend ter hand te                     worden genomen;

-                           De meerkosten door reorganisatie voor huisvesting en personeel moeten inzichtelijk worden gemaakt.

 

Ten slotte, voorzitter. De druk op de ambtelijke organisatie is groot, dat beseffen wij. Wij willen veel. Daarom willen wij hen, maar ook de bodes bedanken voor de bereidheid ons op de gekste momenten toch steeds opnieuw ter wille te zijn. Brengt u hen onze dank over! Mogen wij, de raad van Delft maar ook de gemeentelijke organisatie, de kracht en wijsheid ontvangen om ons werk in gezondheid ten behoeve van onze Delftse inwoners te verrichten!

 

De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

besluit:

 

de in aanbouw zijnde Phoenixgarage te voorzien van vitrines waarin de opgegraven archeologische vondsten ter plekke worden getoond en om hiervoor het positief resultaat 2000 ad f. 19.000,- te reserveren.

 

Door de fracties van het CDA, de VVD, Stadsbelangen, de RPF/GPV/SGP en de SP wordt de volgende motie (M-V) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000,

 

Overwegende dat:

-                           de gemeente Delft deelname aan amateurkunst wil stimuleren;

-                           participatie van jong en oud aan culturele uitingen nastreeft;

-                           de marktkooplieden nadeel ondervinden bij verplaatsing van de weekmarkt;

 

constaterende dat:

-                           de Delftse muziekkorpsen op de Markt op vrijdag 7 en zaterdag 8 september 2001 gezamenlijk een Taptoe organiseren;

-                           de organisatie van de Taptoe Delft door Arbo-wetgeving genoodzaakt is de opbouw

-                           van het evenemententerrein op donderdag te starten;

 

draagt het college van burgemeester en wethouders op:

1.                        te verzorgen dat de Markt donderdag 6 september beschikbaar is voor de opbouw van de tribunes;

2.                        met de marktkooplieden in overleg te treden om e.e.a. te realiseren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is aan de heer Bot.

 

De heer BOT (GroenLinks): Beste aanwezigen, aan het begin van het nieuwe millennium bulkt Nederland van het geld. In het tijdperk van globalisering is the sky echter lang niet voor iedereen the limit.

 

 

 

 

De cijfers in het Human Development Report van de Verenigde Naties van dit jaar spreken boekdelen: 1,2 miljard mensen leven van minder dan een dollar per dag, 1 miljard mensen hebben geen toegang tot veilig drinkwater, 2,4 miljard mensen ontberen sanitaire voorzieningen; 34 miljoen mensen zijn seropositief, 90 miljoen kinderen gaan niet naar de basisschool, er zijn 100 miljoen straatkinderen, de kinderarbeid omvat 250 miljoen jongens en meisjes, 1,2 miljoen vrouwen en meisjes worden jaarlijks verhandeld voor prostitutie, er zijn 10 miljoen vluchtelingen en 5 miljoen ontheemden. Kille cijfers, waarachter de wrange werkelijkheid van een enorme kloof tussen arm en rijk schuilgaat.

 

Deze cijfers herinneren ons eraan dat wij in Nederland toch in een bevoorrechte positie verkeren. Toch bestaan en ontstaan er ook bij ons barsten in het sociale weefsel van de samenleving. Op de conferentie over tweedeling van GroenLinks in februari concludeerden de deelnemers dat er sprake is van een geniepig proces van maatschappelijke tweedeling, van een meerkoppig monster dat op verschillende terreinen opduikt. Bij de groepen die buiten de boot dreigen te vallen, gaat het soms om ouderwetse materiële armoede, veel vaker om "moderne" (relatieve) armoede en altijd om burgers die onvoldoende kunnen participeren in de samenleving. Die burgers dreigen onzichtbaar en onbereikbaar te worden voor overheid en instellingen.

 

Wie tweedeling wil bestrijden, moet over de gehele linie participatie bevorderen. Binnenkort bespreken wij de belangrijke en interactief tot stand gekomen nota’s over sociaal-economische participatie, armoedebestrijding en integratie van nieuw- en oudkomers. Die drie thema's hangen nauw met elkaar samen. Door de economische hoogconjunctuur daalt het aantal werklozen, is het mogelijk om ook een deel van de "harde" kern van de werklozenbestanden aan de slag te helpen en is er extra aandacht mogelijk voor sociale activering van diegenen met de allergrootste afstand tot de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijkt uit landelijk onderzoek dat ondanks de hoogconjunctuur de armoedeproblematiek niet of nauwelijks verminderd is in omvang en intensiteit. Extra inkomensondersteunende maatregelen blijven derhalve een keiharde noodzaak voor het mogelijk maken van welke participatie dan ook. Ten slotte is er extra aandacht nodig voor de participatie van de diverse nieuwkomergemeenschappen in onze stad, om te voorkomen dat zij in een uitzichtloze, structurele achterstandssituatie belanden.

 

Onze eerste indruk van het ambitieuze sociale drieluik van wethouder Rensen is uiterst positief.

 

We willen bij de genoemde nota’s en bij een aantal andere onderwerpen uit de Zomernota de volgende specifieke puntjes op i zetten vanuit de invalshoek van participatie.

 

In de eerste plaats vinden wij het een prestatie dat de Delft Actiefpas er nu echt aan zit te komen. Er is zojuist gesproken over het "ja" knikken van de PvdA. Mevrouw Zweekhorst ontstak in euforie toen die pas in de commissie aan de orde kwam. Gisterenavond werd ik er door mevrouw Heuvelman nog even op gewezen dat de vorige poging om die pas in te voeren, in 1993, is gestrand op het verzet van de fracties van, schrik niet, GroenLinks en de PvdA! Een klein beetje historisch besef is immers nooit weg! Dat het een prestatie is dat die pas er nu daadwerkelijk komt, moge dan wel duidelijk zijn. GroenLinks vindt in ieder geval dat we na de invoering moeten streven naar een zo groot mogelijke deelname van de minima, ook als dat in de toekomst structureel meer gaat kosten dan u nu begroot!

 

Verder vragen wij extra aandacht voor de doorstroommogelijkheden van de werknemers in de instroom/doorstroombanen. Er zijn schriftelijk inhoudelijke vragen gesteld over de stadswachten, maar er is nog een heel belangrijke vraag over en die stellen wij nu. Waarom gaat u alleen in op de positie van de stadswachten en laat u alle andere functies buiten beschouwing? Bent u het met ons eens dat we ook op dit punt naar een sluitende aanpak zouden moeten streven?

 

Een volgend punt is dat de gemeente aan het integratiebeleid een extra impuls kan en moet geven door een eigen diversiteitbeleid. Wij komen daar verderop in onze bijdrage op terug.

 

Vervolgens kan ik zeggen dat wij uw voornemen tot het opstellen van een lokaal volksgezondheidsbeleid en het realiseren van de brede school van harte ondersteunen. Maar mooie plannen hebben alleen zin wanneer de toegang tot deze basisvoorzieningen gegarandeerd is. Het is een schande dat er in ons rijke land een tekort is aan leraren, artsen en tandartsen en dat er lange wachtlijsten zijn in de thuiszorg. Die tekorten treffen doorgaans de minst kansrijken het hardst en leiden bovendien vaak tot voorstellen die een tweedeling in onderwijs en zorg versterken. Daarom was de fractie van GroenLinks mede-initiatiefnemer van de brief over het lerarentekort in het basisonderwijs. Uw antwoord bevredigt ons op hoofdlijnen, maar we vragen u met klem ook de suggestie van het fietsplan voor onderwijsgevend personeel serieus te bekijken. Wij hebben overigens de motie van de VVD en andere fracties op dit punt niet ondersteund, omdat wij denken dat het antwoord van het college haar eigenlijk overbodig maakt, maar wij zijn uiteraard benieuwd naar wat de wethouder daar zelf van vindt.

 

De heer BOUMAN (VVD): Als u dat antwoord nog niet heeft, had u die motie toch gewoon mede kunnen ondertekenen?

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik ben er nooit zo’n voorstander van om moties in te dienen waarvan men bij voorbaat al kan weten dat ze uitgevoerd worden. Als drie fracties daarover vragen hebben gesteld, de uwe was daar overigens niet bij, en het college geeft daar keurig voor de Zomernota antwoord op en dat bevredigt mij, dan ga ik niet een in mijn ogen zinloze motie ondertekenen! Maar misschien verander ik nog van mening na het antwoord van de wethouder.

 

Ook met instemming hebben wij kennis genomen van uw streven om actief te bemiddelen bij het vestigen van groepspraktijken in de eerstelijns gezondheidszorg en in het bijzonder van uw plannen voor de versterking van de allochtone gezondheidszorg, zoals in de integratienota staat. Positief waarderen wij eveneens het werkgelegenheidsproject dat in samenwerking met Maatzorg is opgezet. Daarbij vragen wij ons wel af of dit voldoende zal zijn om de wachtlijsten terug te dringen. Wij doen u de suggestie om samen met Maatzorg een creatief totaalpakket op te stellen, net zoals u dat met de schoolbesturen wilt. Als het gaat om de toegang tot basisvoorzieningen moet een sensitieve overheid haar politieke verantwoordelijkheid nemen, ook wanneer er geen directe financiële verantwoordelijkheid bestaat.

 

Onze fractie blijft verder een tegenstander van de door u voorgestane partiële participatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen van vijf tot twaalf jaar.

 

 

Het aanbieden van participatiemogelijkheden vanaf de geboorte van de kinderen is prima, maar een verplichting kan in veel gevallen een goede participatie van de kinderen in de samenleving in gevaar brengen.

 

Positief vinden wij het streven naar een stedelijke welzijnsorganisatie die breder en professioneler is dan de huidige SWD, in navolging van de fusie van de jongerenorganisaties. Het welzijnsbeleid in onze stad -- de heer Van Leeuwen heeft er ook iets over gezegd -- in het recente verleden wordt gekenmerkt door een onduidelijke rolverdeling en door versnippering en is daarom niet efficiënt genoeg. Duidelijk is dat snelheid geboden is bij het realiseren van die nieuwe organisatie en dat daarbij bovenal heldere afspraken met de gemeente over de onderlinge rolverdeling horen. Wij zien zo’n brede welzijnsorganisatie overigens als eerste stap op weg naar een veel intensievere samenwerking tussen alle organisaties op het gebied van zorg en welzijn, met de vraag van burgers als uitgangspunt.

 

De extra wijkopbouwwerkers die u voorstelt zijn mooi, maar voor het duurzaam bevorderen van participatie in de wijken zijn wijkbudgetten nog veel mooier. Die moeten er nu dan ook snel komen en we zullen u houden aan de toegezegde termijn van 2001.

 

Verder zullen wij met grote belangstelling volgen of het experiment met het bibliotheekservicepunt in de Wippolder drempelverlagend werkt voor alle groepen van de bevolking.

 

Voorzitter. Bij een dreigende tweedeling moeten we ook kijken naar de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de stad en de regio. De bouw van de Vinex-wijken buiten de Delftse gemeentegrenzen kan een negatieve sociale spiraal in gang zetten door het vertrek van midden- en hogere inkomens.

 

Ook onze fractie heeft met grote waardering kennisgenomen van uw convenant met Schipluiden. De woningbouw die daardoor voor Delft mogelijk wordt geeft een positieve ruimtelijk-sociale impuls. Daarnaast spreekt het voor zich dat wij ook over de Midden-Delflandkant van het convenant enthousiast zijn: een blijvende bescherming van het groene karakter van het gebied lijkt de meeste kans te hebben bij een Midden-Delflandgemeente, die wordt ondersteund door Delft en andere omliggende steden. Ik kom hier zo op terug.

 

Met het convenant met Schipluiden is Delft er echter nog niet; voor een goede toekomstige positie van Delft in de regio zijn meer resultaten nodig, maar daarmee vertel ik u niets nieuws. Bovendien moeten we ook het evenwicht binnen de Delftse wijken goed in de gaten houden. Door het karakter en de omvang van de in- en uitgaande verhuisbewegingen kan dat evenwicht immers snel verstoord worden. Dit kunnen we enigszins bestrijden door de herstructurering voortvarend ter hand te nemen en uit te gaan van de vraag of er voldoende herhuisvesting komt voor mensen binnen hun eigen wijk. Wij zijn daarom blij met de notitie over de slaagkansbenadering en de kernwoningvoorraad en ook met het in de integratienota voorgestelde plan om te komen tot een evenwichtiger verdeling van bevolkingsgroepen over de Delftse wijken. Als we die notities binnenkort bespreken, zouden we moeten kijken of "scheefwoners" in hun eigen wijk willen blijven als ze in het herstructureringsproces voorrang krijgen. Daarmee hou je kwaliteit en betrokkenheid in de wijken, iets dat onze fractie ook verleden jaar heeft betoogd.

 

Ik zei al dat we blij zijn met het convenant met Schipluiden, omdat het aangeeft dat de stad het groene achterland waardeert en wil beschermen. Dat is hard nodig, alleen al om adequaat te kunnen reageren op de glastuinbouwlobby. Het is bekend dat tuinders hun arsenalen willen uitbreiden en daarom nu al, vooruitlopend op de afloop van de Reconstructiewet, landbouwgrond in Midden-Delfland opkopen. Speculatie dus van het reinste soort, want behalve de Reconstructiewet beschermen de streek- en bestemmingsplannen het gebied vooralsnog gelukkig wel tegen het oprukkend glas.

 

Het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap bleek onlangs veel minder bestand tegen de lobby van de glastuinbouw. Ten koste van de burgers, grotendeels wonend in steden als Delft, gaan de tarieven voor de tuinders omlaag. Slecht voor het milieu, slecht voor de burgers en, zeker gezien het feit dat het hoogheemraadschap keer op keer geweigerd heeft een fatsoenlijk kwijtscheldingsbeleid op poten te zetten, tweedeling bevorderend. GroenLinks dient een motie in waarin het beleid van het hoogheemraadschap wordt afgekeurd. We verzoeken u deze motie, in verband met de vergadering van het hoogheemraadschap op 21 september a.s., vanavond of donderdag in stemming te brengen.

 

De heer BOUMAN (VVD): Denkt u niet dat zo’n signaal de goede samenwerking met het hoogheemraadschap die de afgelopen maanden is gebleken, zie bijvoorbeeld het waterplan, onder druk zal zetten?

 

De heer BOT (GroenLinks): Daar geloof ik niets van, neen!

 

Wethouder GRASHOFF: Mijnheer Bouman, denkt u dat het signaal van het hoogheemraadschap van deze tariefswijzigingen de goede samenwerking onder druk zet?

 

De VOORZITTER: Nu de heer Bot maar weer!

 

De heer BOT (GroenLinks): Het is wel fijn als je eigen wethouder je af en toe te hulp schiet!

 

Voorzitter. Deze Zomernota is minder spectaculair dan de vorige twee van uw college. U lijkt zich dat zelf ook te realiseren en benadrukt keer op keer in de Zomernota het uitgangspunt van "de uitvoering telt".

 

Op het eerste gezicht lijkt dat misschien een cliché, dat gebruikt wordt door elk college dat het eind van de regeerperiode ziet naderen en zich realiseert dat het niet wordt afgerekend op stapels papier maar op daadwerkelijke resultaten. Toch is er wel wat meer aan de hand. Doorpratend over deze problematiek kwam onze fractie tot de conclusie dat wij in Delft goed zijn in het bedenken van nieuw beleid, maar minder goed in de implementatie: de vertaling van beleid naar een kwalitatief goede uitvoering. Op dit punt ligt er voor het gemeentebestuur in het algemeen en voor het college en het gemeentelijk managementteam in het bijzonder een schone en dringende taak. Een politieke pendant van deze zwakte is de vaak geringe aandacht van de raad voor implementatie en uitvoering. In onze ogen kan het in de Nota Bestuur 2 geschetste controleprogramma, met een scala aan instrumenten en een nadruk op sturen op resultaten, daar een verandering ten goede in brengen.

 

 

 

 

Er zijn nog twee conjuncturele omstandigheden die ertoe leiden dat extra aandacht voor de uitvoering nodig is. In de eerste plaats de verdere verdeling van de EZH-gelden, die niet alleen zorgvuldig moet worden voorbereid maar ook geïmplementeerd en bovendien leidt tot een extra druk op de uitvoerende delen van het apparaat.

 

In de tweede plaats het toenemende personeelsgebrek binnen ons apparaat als gevolg van de situatie op de arbeidsmarkt, waardoor we enerzijds goede mensen kwijtraken en anderzijds moeilijk goede nieuwe mensen kunnen vinden. Voor de fractie van GroenLinks is dat reden te meer om zo snel mogelijk een nieuw personeelsbeleid in de vorm van een diversiteitbeleid uit de grond te stampen. Wij zijn ervan overtuigd dat we onder migranten, vrouwen en mensen met een handicap heel veel goede mensen kunnen vinden wanneer we ze op een creatievere manier zouden zoeken. Dit pleidooi voor een diversiteitbeleid heeft onze fractie in deze periode voortdurend gehouden. Ons argument daarbij was steeds dat de gemeente bedrijfseconomisch baat heeft bij een gebalanceerde personeelsopbouw. Dat evenwicht is nodig in de turbulente maatschappij van vandaag en voegt een extra kwaliteit toe aan onze organisatie. Nu voegen wij daaraan toe dat we mensen die horen tot de doelgroepen van het gemeentelijk diversiteitbeleid ook kwantitatief nodig hebben om ons personeelsbestand en onze dienstverlening op peil te houden. Voor degenen voor wie het hemd nader is dan de rok, zou dit een extra argument kunnen zijn om ons bij te vallen.

 

Via het personeelsbeleid komen wij bij de stand van zaken van de reorganisatie. Het magische kantelmoment ligt inmiddels een halfjaar achter ons, maar wij hebben op dit moment weinig zicht op het functioneren van de nieuwe organisatie. In de wandelgangen vangen we echter met enige regelmaat minder positieve signalen op. Wij vragen u derhalve in uw beantwoording in te gaan op de stand van zaken, gesignaleerde knelpunten en mogelijke oplossingen.

 

De VOORZITTER: Door de fractie van GroenLinks wordt de volgende motie (M-VI) voorgesteld:

 

De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000 in verband met de behandeling van de Zomernota 2000, de hoofdlijnen van beleid en de begroting voor de jaren 2001-2004;

 

Overwegende:

 

 

*             dat de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap Delfland op 21 september 2000 een beslissing zal nemen over de kostentoedeling aan de verschillende categorieën van gebruikers en de verschillende taken van het waterschap;

*             dat er een voorstel ligt van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Delfland dat er per saldo op neerkomt dat vooral stadsbewoners meer gaan betalen voor het waterbeheer en de glastuinders ongeveer 90% minder dan nu het geval is;

·       dat de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap nog onlangs een, door de gemeente Delft ondersteund, voorstel heeft afgewezen om kwijtschelding te realiseren voor burgers met een inkomen op het niveau van een bijstandsuitkering;

 

 

*             dat er binnen Delfland nog allerlei investeringen gedaan moeten worden die ook de nodige effecten zullen hebben op de tarieven;

*             dat de omgeving van de glastuinbouw ook langs andere weg opgezadeld wordt met de waterproblematiek die de glastuinbouw veroorzaakt (denk aan de bekkens die men o.a. tegen Midden-Delfland aan wil aanleggen);

·                          dat het college van Gedeputeerde Staten, als toezichthouder op de waterschappen, het nieuwe belastingsysteem van het Hoogheemraadschap moet goedkeuren;

 

1.            doet een beroep op de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap Delfland om het voorgestelde belastingsysteem af te wijzen;

2.            doet een beroep op de Verenigde Vergadering om bij wijziging van het belastingsysteem burgers met een inkomen op of onder het niveau van een bijstandsuitkering alsnog 100% kwijtschelding te verlenen;

3.            maakt haar standpunt bekend voor de Verenigde Vergadering bijeenkomt op 21 september;

4.            maakt haar standpunt tijdig bekend bij het college van Gedeputeerde Staten,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is vervolgens aan mevrouw Lourens.

 

Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. In de komende twintig minuten wil ik eerst een aantal onderwerpen uit de Zomernota belichten, vervolgens ingaan op een voor Haaglanden en dus ook voor Delft actuele discussie, daarna een klein uitstapje maken naar de WOZ en afsluiten met het fenomeen Zomernota.

 

Maar eerst een algemene opmerking. De Zomernota is geen beleidsrijke nota, hetgeen een logisch uitvloeisel is van het motto "de uitvoering telt". De D66-fractie kan zich hierin prima vinden. De afgelopen jaren is er veel op de rails gezet, daar zijn de EZH-projecten nog eens bijgekomen. Plannen zijn belangrijk, maar als ze niet omgezet worden in daden, verliezen ze hun waarde. Het accent leggen op de uitvoering en niet al te veel nieuwe plannen maken, is dus een goede keuze. Een goede keuze, ook vanuit het besef dat het toch de mensen van de gemeentelijke organisatie zijn, die voor al het werk van plannen maken en plannen uitvoeren aan de lat staan. Zeker in het licht van de huidige situatie; men heeft een forse reorganisatie achter de rug en men zal ongetwijfeld de negatieve gevolgen ervaren van de krapte op de arbeidsmarkt. De gerichtheid op de uitvoering en de dadendrang die uit de Zomernota spreekt, juichen wij toe. Maar wij vragen u wel een zorgvuldig personeelsbeleid te voeren en de grenzen van de menselijke realiteit niet te overschrijden.

 

De afgelopen tijd hebben we in de commissie Leefbaarheid een aantal keren gesproken over de financiële verhouding van de gemeente tot de sportverenigingen. Een aantal voetbalverenigingen heeft voor de kostenstijgingen uit een oude bezuinigingsronde een "kwaliteitsimpuls" teruggekregen. Inmiddels weten we dat dat een synoniem is voor een "kunstgrasveld". Voor de verenigingen die gebruik maken van zwembad Kerkpolder is het voornemen tot een compensatieregeling voor de stijgende huurlasten vastgelegd. In deze Zomernota wordt weer een structurele vergroting van de sportbegroting gevraagd van f. 40.000,- voor het onderhoud van het Sportpark Tanthof-Zuid, plus een incidentele bijdrage van f. 250.000,-.

 

Er gebeurt weer veel in Delft op sportgebied: inhoudelijk met het project Sportvisie, maar ook op financieel gebied, en de bezuinigingen, compensaties en subsidies vliegen ons in een innige verstrengeling om de oren. Maar hoeveel subsidiëren we nu eigenlijk -- direct dan wel indirect --alles bij elkaar genomen, als gemeente aan verschillende soorten sporten en sportverenigingen? En hoe verhouden die ondersteuningen van zaal-, veld-, water- en andere sporten zich tot elkaar? De D66-fractie heeft de wethouder eerder dit jaar in de commissie Leefbaarheid gevraagd om een overzicht hiervan en een discussie hierover. Wij hebben namelijk het idee dat er met een niet voor iedereen even duidelijke hoeveelheid geld veel indirect gesubsidieerd wordt in een beperkt aantal -- klassiek gegroeide –richtingen, met als gevolg dat er grote verschillen zijn ontstaan tussen verschillende soorten verenigingen. En daardoor vervolgens ook grote verschillen tussen verschillende gebruikers. Want wat zijn nu uiteindelijk de lidmaatschapskosten van iemand die lid is van een zaal-, veld-, water- of andere sportvereniging? Leden van voetbalverenigingen zouden versteld staan als ze hoorden hoeveel contributie op andere soorten verenigingen moet worden betaald, en sommige raadsleden misschien ook. Wij vragen de wethouder nogmaals om inzicht te geven in de omvang van onze directe en indirecte subsidiëringen en om een discussie daarover. Wij willen die discussie graag voeren voordat we in de commissie wéér een voorstel voor nieuwe gemeentelijke subsidiëring van een déél van het Delftse sportpalet krijgen voorgelegd.

 

Zorgen maakt de D66-fractie zich over het RIO DWO: het Regionaal Indicatie Orgaan Delfland Westland Oostland.

De productbegroting voor het jaar 2001, die u bij het schrijven van de Zomernota in concept bekend was, zou duidelijk maken dat deze begroting fors hoger uit zou gaan vallen dan de oude versie, vooral door toedoen van de personeelskosten en investeringen in ICT. Daarom vraagt u ons hiervoor een ton extra structureel ter beschikking te stellen. Het is wel even slikken dat dat noodzakelijk blijkt te zijn bij zo’n jonge organisatie. En dan te bedenken dat we daar straks ook nog onze WVG-indicatie in onder moeten brengen. Wij zullen de verdere inhoudelijke bespreking van uw voorstel om hier extra geld aan uit te geven te zijner tijd dan ook kritisch ingaan. Kritisch ten aanzien van de mogelijkheden om de politieke aansturing en controle slagvaardig te kunnen laten plaatsvinden. Deze houding is zeker ook ingegeven door de ervaringen met vergelijkbare samenwerkingsverbanden. In samenwerkingsverbanden waarbij veel gemeenten om de tafel zitten kunnen bureaucratische organisatievormen gaan ontstaan, hetgeen tot een situatie kan leiden waarin de verantwoordelijke bestuurders slechts geïnformeerd worden over de stand van zaken, zonder dat zij doeltreffend kunnen interveniëren.

 

Hoewel het nog te vroeg is om een echt déjà vu-gevoel te kunnen hebben, kregen wij bij het lezen van uw toelichting op de voor- en nadelen van bestaand beleid een ongemakkelijk gevoel. Laten we hopen dat we aan de volgorde die u in de lijst met mee- en tegenvallers heeft gehanteerd geen waarde hoeven te hechten. Want als dat wel zo zou zijn, zou dat betekenen dat het RIO DWO de GGD zal volgen.

 

Voorzitter. Enkele opmerkingen over het groenbeleid. Voor het grote Delftse groen wordt goed gezorgd. Meedingend naar de titel "groenste stad van Nederland" kunnen we met gepaste trots een aantal grote groenprojecten laten zien, zoals het Wilhelminapark en het Agnethapark. Maar is dat afdoende? Geven we ook voldoende aandacht aan het kleinere groen?

 

 

Als je in Tanthof woont, zal de groenbeleving van de stad niet zozeer bepaald worden door grote groenprojecten, maar meer door de her en der verspreide speelveldjes, perkjes en bomen. Gaan we daar op de juiste manier mee om? Is de bijna 10 jaar oude nota "Het juiste groen op de juiste plaats" nog steeds een adequaat beleidskader?

 

Aanleiding voor deze vragen zijn verscheidene constateringen. Ik zal er drie noemen. Ten eerste: een voorbeeld uit de directe leefomgeving. Om een speelveldje staat een haagje van pakweg 60 cm. hoog. Dit groen is niet opgewassen tegen het speelplezier van de kinderen en het vertoont grote openingen, omdat het een aantal logische looproutes doorkruist. En telkens weer proberen mensen van Groenbeheer er een mooi, aaneengesloten, groene haag van te maken door de doodgetrapte struiken te vervangen door nieuwe aanplant. Dat moet toch anders kunnen, zou je zo denken.

 

Ten tweede: regelmatig geven mensen te kennen dat ze een stuk openbaar groen, grenzend aan hun tuin, willen kopen van de gemeente. Zonder de effecten hiervan te beoordelen op de groene kant van de openbare ruimte gaan we veelal tot verkoop over. Inzicht in de groenstructuur op het niveau van de stad als geheel laten wij daarin niet meewegen.

 

Ten derde: benutten we wel alle potentiële locaties voor de groene beleving van Delft? Flatbewoners kijken vaak uit op daken. Waarom zouden we geen project 100 Delftsgróéne daken kunnen starten?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): U moet eens een bezoek brengen aan ambtenaren in de Torenhove en daar eens over Delft uit kijken. Dan ziet u al een groene laken. Erg mooi!

 

Mevrouw LOURENS (D66): Zijn daar 100 groene daken?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Daken? Ik had het over lakens en ik dacht dat u daar ook over sprak! Maar heel veel daken maken ook een laken!

 

Mevrouw LOURENS (D66): Maar de Torenhove zal ongetwijfeld ook heel geschikt zijn om te inventariseren waar men groene daken zou kunnen maken.

 

Een heel ander onderwerp: het BereikbaarheidsOffensief Randstad, het BOR.

 

Geen opmerkingen over de inhoudelijke aspecten ervan, maar wel wil de D66-fractie haar hart luchten over het BOR-proces. Het is toch een vreemde paradoxale situatie. Als Delftse raad zetten we ons bewust en met vele inspanningen in om interactief en transparant de stad te besturen en tegelijkertijd hebben we geen keus om níét mee te doen aan een BOR-proces.

 

Maar transparant kan het BOR-proces niet genoemd worden. Het is eerder een strijd om de knikkers in een arena, waarin niemand de regie lijkt te hebben. Als lokale bestuurder ontkom je er niet aan om die arena in te stappen; als je dat niet doet, weet je zeker dat je de belangen van Delft niet goed kan behartigen.

 

De heer BOUMAN (VVD): Ik begrijp dat dus ook u zich een beetje gechanteerd voelt door minister Netelenbos?

 

Mevrouw LOURENS (D66): Dat heb ik nooit meegemaakt, dus weet ik niet hoe dat voelt, maar als zij zegt "wij delegeren het" terwijl daaraan toch direct de eis van rekeningrijden is verbonden, dan kan ik dat geen delegeren noemen.

 

De enige rol die er nog te spelen is, is die van de calculerende lokale bestuurder, die alleen gaat voor het belang van zijn eigen gemeente. Waar is de regiogedachte? Het doel is toch de bereikbaarheid van de regio te verbeteren? Waar is de transparantie? Wie legt verantwoording af aan wie? Raad en burger staan aan de zijlijn. En zelfs als toeschouwer kunnen zij nauwelijks zicht krijgen op wat er in die arena gebeurt.

 

De D66-fractie weet dat het college niet verantwoordelijk is voor de regie van het BOR-proces. Desalniettemin is het jammer dat de raad niet de gelegenheid heeft om de investeringen in het kader van het BOR af te wegen tegen de investeringen in de Zomernota.

 

Nu wil ik een onderwerp aansnijden dat zelfs nog verder van het Delftse bed afstaat dan de regie over het BOR-proces, namelijk de WOZ, de Wet onroerende zaken. Wat zou er gebeuren als we de onroerend zakenbelasting zouden afschaffen? Met de klemtoon op onroerende zaken, de grondslag voor de lokale belasting. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WOZ legt veel problemen op het bordje van de gemeente. De gemeente moet taxeren, hertaxeren, bezwaren afhandelen en ondertussen wachten en wachten op een aantal essentiële randvoorwaarden van het rijk, zoals een besluit over de toegestane bandbreedte tussen woningen en bedrijven. Dit maakt het allemaal niet makkelijk, maar doordat in het systeem een aantal zwakke plekken zijn ingebouwd, wordt het nog een slag ingewikkelder. In de eerste plaats is het een uitermate complexe zaak om de waarde van onroerende zaken vast te stellen. Die is niet objectief meetbaar. Taxatie leidt keer op keer tot discussies door de fluctuaties op de markt en door het gebruik van referentiepanden. Dus nota bene het vaststellen van de grondslag voor de belasting is niet te objectiveren.

 

Ten tweede is een criterium voor een rechtvaardig belastingstelsel dat de grondslag en een goede indicatie is voor de draagkracht van de belastingbetaler. Het is de vraag of het bezit of de huur van een bepaalde woning nog wel een goede maatstaf daarvoor is. Waarom niet gewoon de inkomsten gebruiken als maatstaf? Helder voor de belastingbetaler en het systeem zou aansluiten bij het rijkssysteem. Dat laatste kan grote voordelen hebben bij de uitvoering.

 

En dat brengt mij bij de derde en laatste kanttekening bij de WOZ: de uitvoering kost heel veel geld. Aan het innen van f. 40 mln. aan OZB in Delft hebben momenteel ca. 30 mensen binnen de gemeente een dagtaak. Dat is weliswaar inclusief het afhandelen van bezwaarschriften maar exclusief de externe ondersteuning, geschat op 10 mensen.

 

Mijnheer de voorzitter. Deze opmerkingen zijn níet te beschouwen als een voorstel om geen lokale belasting meer te innen. En wij weten ook wel dat de bevoegdheid van de Delftse raad zich niet uitstrekt tot besluitvorming over de WOZ. Maar de behandeling van de Zomernota leek ons een aardig moment om deze kanttekeningen bij de heffingsgrondslag van de OZB naar voren te brengen. Wat ons betreft mag dit onderwerp, zo mogelijk via de Vereniging Nederlandse Gemeenten, op de nationale agenda gezet worden.

 

 

 

Ik keer weer terug naar de Zomernota. Het fenomeen Zomernota is geboren vanuit de wens om alle financiële beslismomenten bijeen te brengen in één afwegingsmoment teneinde te komen tot een meer integrale afweging. Wij constateren dat wij goed op weg zijn richting een integrale afweging wat betreft de investeringsruimte en de budgetten voor de diverse beleidsvelden. Het college geeft aan dat de raad in de toekomst een productbegroting en gemeenteagenda kan verwachten. Wat ons betreft goede vervolgstappen in de ontwikkeling van de begrotingssystematiek. Maar wij vinden dat wat u hierover schrijft bescheiden is. U gaat op kleine schaal beginnen en meent dat over enkele jaren een gemeentebrede productbegroting zijn beslag zou moeten kunnen krijgen. Dit klinkt noch als een specifieke doelstelling noch als een doelstelling met een helder tijdpad.

 

De tweede kanttekening bij het fenomeen Zomernota betreft het integrale karakter ervan. Wat de D66-fractie betreft valt er nog meer te integreren dan de oude kadernota en de oude begroting. De huidige Zomernota kenmerkt zich, zoals ook alle voorgaande begrotingen deden, door verantwoording vooraf, door een blik op de toekomst. Wij willen graag dat u daarbij meer oog krijgt voor verantwoording achteraf, voor het meenemen van het verleden. Een integratie tussen rekening en Zomernota is wat ons betreft dan ook een noodzakelijk toekomstperspectief. Voor deze ambitie vinden wij nog onvoldoende aanknopingspunten in de huidige Zomernota.

 

Mijnheer de voorzitter. De Zomernota is een uitgelezen moment om vanuit een beschouwing van het gevoerde beleid een koppeling te leggen naar het voorgenomen beleid. Of anders gezegd: via evaluatie de beleidscyclus sluitend maken. Op dit moment is het maken van een vertaalslag tussen rekening en Zomernota voor een relatieve buitenstaander echter nauwelijks te doen. Een concreet voorbeeld. Neem het beleidsthema Leefbaarheid, programma Wijkgericht werken. Binnen dit programma wordt een vijftal beleidsinspanningen genoemd, te weten 30 km-zones, verbetering van straten en pleinen, speelplekkenoperatie, ondergrondse afvalinzameling en nieuwbouw buurthuizen en dat alles zonder enige verwijzing naar de recente geschiedenis. Wil je bij de beoordeling van het voorgenomen beleid de eerder behaalde beleidsprestaties mee laten wegen, dan ga je in de rekening zoeken naar informatie hierover. En dan blijkt dat wijkgericht werken niet zonder meer terug te vinden is in de rekening. Wel de genoemde vijf onderdelen, maar die staan her en der verspreid: bij verkeer, vervoer en waterstaat, bij cultuur en recreatie, bij volksgezondheid en bij sociale voorzieningen maatschappelijk werk. Hier wreekt zich dat de rekening geordend is naar de boekhoudkundige voorschriften van de Comptabiliteitswet en dat de Zomernota geordend is op basis van een politiek-bestuurlijke visie.

 

Om de rekening te kunnen gebruiken als een evaluatie-instrument is een koppeling tussen rekening en Zomernota nodig. Pas dan kunnen inzichten over de effectiviteit van verrichte beleidsinspanningen gebruikt worden bij het vaststellen van beleid voor de toekomst.

 

Informatie verzamelen om te kunnen evalueren, is niets anders dan een zoektocht naar causale verbanden tussen beleid en effecten. Makkelijk gezegd, niet makkelijk om te doen. Wij beseffen dat maatschappelijke effecten niet altijd kwantitatief weer te geven zijn. Waar kwantitatieve uitwerking niet mogelijk is, kunnen op zijn minst kwalitatieve aspecten worden belicht. En niet alle details hoeven in de evaluatie aan bod te komen; op basis van goed gekozen kengetallen kan een goede discussie gevoerd worden.

 

 

Voor het voorbeeld Wijkgericht werken zouden geschikte kengetallen kunnen zijn "de betrokkenheid van de burger bij zijn directe leefomgeving" en "de waardering van de burger voor zijn directe leefomgeving". Deze twee kengetallen zijn bijvoorbeeld via het Stadspanel te meten.

 

De D66-fractie zou graag zien dat in komende zomernota’s en rekeningen informatie wordt gegeven om de koppeling tussen deze twee documenten te maken. Alleen op deze manier wordt de raad in staat gesteld om te leren van de effectiviteit van beleid uit het verleden en die kennis te benutten voor beter beleid in de toekomst.

 

Tot slot, mijnheer de voorzitter. De D66-fractie zegt "ja" tegen "de uitvoering telt". Goede plannen verdienen het om uitgevoerd te worden. Die goede plannen zijn er. Nu nog "de handen uit de mouwen" en "de schop in de grond". Dan wordt Delft nog mooier dan het nu al is.

 

De VOORZITTER: Dank u wel, mevrouw Lourens.

 

Het woord is vervolgens aan de heer Meuleman van Stadsbelangen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijnheer de voorzitter, leden van de raad, dames en heren op de publieke tribune. Het lijkt mijn fractie goed te beginnen met een algemene opmerking. Mocht u vanavond in ons betoog een aantal kritische kanttekeningen horen, dan zijn deze niet bedoeld als persoonlijke aanvallen, maar moet u deze zien in het licht van een positief kritische opstelling van onze fractie tegenover de daden van dit college en de fracties die in het college vertegenwoordigd zijn. Het is maar dat u het weet!

 

Wethouder TORENSTRA: Dat geldt bij dezen dan ook voor deze dupliek!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Na 2,5 jaar "regeren" is het tijd om een tussenbalans op te maken. Terugkijken naar vorige colleges is niet meer aan de orde. Een kritische benadering is op zijn plaats, waarbij de leden van het college op hun daden beoordeeld dienen te worden.

 

"De uitvoering telt!" zo lezen wij in het publiciteitsblad van het college, ook wel Zomernota genoemd. Een kreet uit ons hart gegrepen, maar de vraag is wat het college hieronder verstaat. Wij zullen vanavond trachten een antwoord op deze vraag te geven. In ieder geval telt voor onze fractie niet alleen de uitvoering, maar belangrijker nog, het resultaat, want daar heeft de burger iets aan.

 

Voorzitter. Het college heeft heel wat zaken in gang gezet. De ontwikkelingen rond Zuidpoort zijn volop in beweging. Hoewel er best nog een aantal noten te kraken zijn, is onze fractie van mening, zonder vooruit te lopen op een definitief oordeel, dat de architectenkeuze een goede is geweest. Delft heeft wat om naar uit te kijken.

 

Als het gaat om uitbreiding van Delfts grondgebied is het college op een constructieve wijze bezig zaken in het belang van Delft voor elkaar te krijgen. De recente ontwikkelingen in de Harnaschpolder zijn daar een goed voorbeeld van.

 

 

Door de verkoop van de EZH-aandelen en andere meevallers staat Delft er financieel goed voor en kan het college op een sinterklaasachtige wijze putten uit de zak vol geld.

 

De leden van het college kunnen met twee vingers in de neus dan wel een gat in hun hand het programma uitvoeren. Zelfs de enveloppen binnen de gemeente vertonen gaatjes. Deze zijn dermate in trek dat er een tekort aan deze enveloppen is ontstaan. Jammer dat dit aan de aandacht van zowel het college als de ambtenaar is ontsnapt, zoals wij onlangs als noodkreetmededeling per e-mail mochten ontvangen.

 

Het putten uit een zak met geld is mooi meegenomen, maar op een dergelijke wijze worden de tekortkomingen niet zichtbaar en kunnen partijachtige propagandastunts uitgevoerd worden. Het college pretendeert op allerlei terreinen de zaken goed op orde te hebben. Laten wij eens een aantal van deze pretenties tegen het licht houden.

 

Dit college pretendeert alles te kunnen oplossen. Na ruim twee jaar regeren blijkt dat beloften gedaan tijdens verkiezingstijd gemakkelijker uit te spreken zijn, dan daadwerkelijk te realiseren, ondanks de grote zak met geld waar dit college over beschikt. Niet alleen onze fractie heeft dit in de gaten maar ook de burgers van onze stad, met name in de wijken. Dus moet de burger tevreden gehouden worden. Hoe doe je dat? Je neemt een opknapkaravaan, uit de zakken met geld haal je ca. f. 80.000,- per wijk, een foto in de krant en de actie is geslaagd. "De uitvoering telt!". Of wat te denken van de jongerencaravan? Op de foto in de krant zien wij, en dat is typerend, welgeteld één jongere staan en dat is toevallig het jongste lid van dit college zelf.

 

Voorzitter. Als u met onze fractie in de wijk Tanthof zou rondlopen dan zult u met ons constateren dat op geen enkele wijze te achterhalen valt wat er nu zo verbeterd is in deze wijk met de opknapkaravaan. Er was gewoon sprake van normaal onderhoud. Niets meer en niets minder. Dat leidt bij onze fractie tot de gedachte dat het hier ging op een PR-stunt van het college of wellicht een vroege start van de verkiezingscampagne van met name de PvdA, maar dan op kosten van de burger. En de stunt gaat verder. Eind deze maand staat de opknapkaravaan bij de gerenoveerde wijk de Wippolder. Ik hoop dat dit toch niet bedoeld is om de renovatie in die wijk op te knappen!

 

Voorzitter. In een hoog tempo worden wijkplannen in elkaar gezet. De consequentie hiervan, zo zegt de nota zelf, is dat deze niet perfect en volledig zijn. Onze fractie waarschuwde het college bij de begrotingsbehandeling in 1998 al voor het hoge tempo. Ons advies was: "Kijk uit dat hardlopers geen doodlopers worden". Maar neen, het college ging gewoon door en legde ons advies naast zich neer. Wat is het gevolg?

 

De nota vertelt ons dat de volgende plannen naar verwachting beter en completer zullen zijn, alsof de reeds gemaakte plannen goed en compleet zijn. Betekent dit nu dat de wijkplannen voor de Tanthof en de Voorhof straks opnieuw geschreven gaan worden of zullen de burgers die wonen in deze wijken het moeten doen met plannen die niet perfect en volledig zijn?

 

Dit college pretendeert een interactieve beleidsvoering. Het proces van interactieve beleidsvoering heeft van begin af aan de steun van onze fractie gehad. Maar dan alleen als daadwerkelijk gewaarborgd wordt dat ook alle burgers kunnen en mogen meepraten en wat belangrijker is ook alle onderwerpen en denkwijzen aan de orde kunnen komen.

 

Onze fractie heeft hiervoor continu de aandacht gevraagd. Inmiddels hebben wij sterk de indruk dat wij bij allerlei overleg- en wijkavonden steeds dezelfde burgers van dezelfde politieke partijen tegenkomen. In de praktijk betekent dit volgens onze fractie dat er slechts rekening gehouden wordt met de wensen van de bevolking als deze wensen overeenkomen met de gedachten van de leden van het college. De burger wordt dus in de maling genomen!

 

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Mijnheer Meuleman, wij nodigen u van harte uit om mee te gaan naar die avonden in de diverse buurten!

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik begrijp deze opmerking ook niet helemaal. Ik kom in heel veel zaaltjes, maar er zit vrijwel altijd een veelvoud van 37 mensen. Hoe kan dat dan?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik was een keer op een wijkavond en hoorde dat de mensen die daar zaten in ieder geval gericht uitgenodigd waren. Ik kan ook nog wel een voorbeeld noemen van de Binnenstadsconferentie waar de Marktgarage van de agenda werd geschrapt; er mocht niet over gesproken worden. Ik kan nog wel iets vertellen over de nota Bereikbare binnenstad.

 

De heer BOT (GroenLinks): Mijnheer Meuleman, u kunt toch niet ontkennen dat er rond de nota Bereikbare binnenstad heel veel avonden zijn geweest waarop heel veel tegenstanders van wethouder Grashoff aanwezig waren?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, maar dat bleek in ieder geval niet uit de gepresenteerde nota, waarin werd gesteld dat er zoveel draagvlak bestond voor de plannen.

 

Wethouder GRASHOFF: Uw stelling dat er alleen maar mensen van politieke partijen uit deze raad op die avonden komen, is dus onjuist. Dat bent u dus met mij eens?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zal voor een deel misschien wel waar zijn, maar voor een groot deel hebben wij dat toch geconstateerd en dat is dan ook de reden dat wij tot deze conclusie zijn gekomen.

 

Onze fractie heeft in het kader van deze interactieve beleidsvoering, zoals de heer Van Leeuwen eerder deze avond heeft aangegeven, een motie meeondertekend die er enerzijds voor moet zorgen dat de Taptoe 2001 doorgaat en anderzijds de belangen van de marktkooplieden worden gewaarborgd. Onze fractie pleit ervoor om op korte termijn het interactieve beleidsvoeringproces in een evaluatie aan de orde te stellen. Want over één ding zijn wij het eens met dit college: "het moet beter en completer". Wat onze fractie betreft, mag hier nog een woord aan worden toegevoegd, namelijk: opener.

 

Dit college pretendeert openheid. Het treedt de burger open tegemoet. Onze fractie heeft daar het volgende beeld bij. In beslotenheid worden de nota's open bediscussieerd. Wij hebben sterk de indruk dat het aantal besloten vergaderingen aanmerkelijk toeneemt. Met name in de commissie Duurzaamheid worden over diverse onderwerpen in beslotenheid uitgebreid van gedachten gewisseld.

 

 

 

 

Wethouder GRASHOFF: Ik daag u uit om daarvoor met enig bewijs te komen en het eens te vergelijken met de voorgaande periodes. Ik ben ervan overtuigd dat het aantal besloten vergaderingen vergelijkbaar is. U weet overigens net zo goed als ik dat die dan alleen nog maar voorkomen in een bepaald stadium waarna uiteraard in openbaarheid verder wordt gediscussieerd. Ik heb u overigens ook nooit horen protesteren bij negen van de tien keer dat wij wel eens iets in beslotenheid hebben besproken. Eén keer wel en daar baseert u nu uw hele kritiek op!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik meld hier een constatering van onze fractie en geef aan dat er in beslotenheid, met name in de commissie Duurzaamheid, over een aantal onderwerpen uitgebreid van gedachten is gewisseld. Ik wil daaraan verbinden dat dit de openheid naar de burger toe niet ten goede komt. Als ik dat met een voorbeeld moet aangeven, dan wijs ik erop dat over een aantal zaken uitgebreid in beslotenheid wordt gediscussieerd en dat, als die onderwerpen in een openbare vergadering aan de orde komen, ze in tien minuten worden afgehandeld omdat niemand er meer zin in heeft om die uitgebreide discussie over te doen. Dat komt de openheid gewoon niet ten goede. Een absoluut hoogtepunt was in onze ogen toch wel het opleggen van een zwijgplicht aan raadsleden naar aanleiding van antwoorden op schriftelijke vragen! Dat leidt bij onze fractie tot het standpunt, dat wij alleen nog in beslotenheid geïnformeerd wensen te worden over zaken die gaan om personen en/of financiën. Verder zal onze fractie niet meer deelnemen aan besloten bijeenkomsten.

 

De heer BOT (GroenLinks): Kunt u eens aangeven welke besloten vergaderingen niet over die twee onderwerpen gingen?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij hebben over een aantal aspecten van de Spoorzone en Zuidpoort uitgebreid in beslotenheid besproken.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat heeft zeker niets te maken met de heel ingewikkelde financiële onderhandelingen die de gemeente voert?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Die waren daar wel een onderdeel van, inderdaad, maar ik denk toch dat onze boodschap wel helder is!

 

Wethouder TORENSTRA: Zoudt u eens willen nagaan in hoeverre uw opvatting in deze raad gedeeld wordt? Ik vind het nogal een aantijging. Dien er een motie over in en dan zien wij wel of de raad in meerderheid dat ook zo voelt!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik neem aan dat alle fracties in tweede termijn kunnen reageren op niet alleen wat het college heeft gezegd, maar ook op de inbreng van onze fractie.

 

Voorzitter. Dit college pretendeert een goede oplossing te hebben voor de reorganisatie. De heer Bot gaf zojuist al aan dat ook wij in de wandelgangen onvrede horen onder de ambtenaren. Het verloop onder het personeel is hoog. Daarnaast lijkt het ons noodzakelijk een specifiek overzicht van de kosten, die gepaard gaan met de huisvesting als gevolg van de reorganisatie, eens onder de ogen van de raadsleden te brengen. Kunt u dat toezeggen?

 

 

Dit college pretendeert bestuurlijke vernieuwing. Binnen de raad is geruime tijd een werkgroep aan de slag die zich bezighoudt met bestuurlijke vernieuwing. Niet alleen een pretentie van de raad, maar ook van het college. De burger moet meer betrokken worden en zich ook betrokken voelen bij de lokale politiek. Hoewel wij later deze maand over deze nota zullen discussiëren, wil onze fractie er bij voorbaat voor waarschuwen, dat de ideeën die thans leven binnen deze raad, in een aantal gevallen zullen leiden tot papieren tijgers. Het staat mooi op papier, maar de burger heeft er niets aan. De burger heeft ook niets aan gewijzigde agenda's, langdurige vergaderingen, veel beslotenheid, veel dubbel geplande bijeenkomsten.

 

Sedert afgelopen zaterdag is dit volgens ons ook de mening van de voorzitter van de raad, een mening die wij qua tijdstip van ventileren afkeuren. Wellicht zou in het verlengde van het opleggen van een zwijgplicht aan raadsleden, het college kunnen overwegen in een aantal gevallen ook een zwijgplicht op te leggen aan de voorzitter van het college. Overigens vragen wij ons af of wij nu goede of slechte raadsleden in Delft hebben. In bedoeld artikel over de mening van de heer Van Oorschot worden de raadsleden de hemel in geprezen en ik kom later in dit betoog terug op een tegenstrijdige mening van de voorzitter. Wat heeft u, mijnheer de voorzitter, voor met het ventileren van uw gedachten in een vroegtijdig stadium?

 

Voorzitter. Ik gaf aan waar de burger niets aan heeft, maar waar heeft hij dan wel wat aan? Hij heeft iets aan een betrouwbare raad, aan een college dat niet constant van gedachten verandert onder het mom van het inmiddels alom bekende modewoord "voortschrijdend inzicht" of het nieuwe item "veranderde bestuurlijke inzichten". Het wordt nog vreemder als het college en wij als raad een besluit nemen dat kennelijk niet uitgevoerd kan worden. Het was niet voor niets dat een aantal fracties in deze raad enkele maanden geleden hier de aandacht op vestigden in een brief aan de voorzitter van de raad.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik vind het heel vervelend nogmaals te moeten interrumperen, maar ik begrijp absoluut niet op welk voorval de heer Meuleman nu doelt. Daarmee komt het toch weer in de sfeer van vage kritieken waar wij slecht op kunnen reageren.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zal u het voorbeeld in herinnering roepen waar het ging om het raadsbesluit over het presenteren van de projecten van de EZH-gelden waar wij twee maanden later na dato een raadsvoorstel langs zagen komen dat volledig indruiste tegen hetgeen wij twee maanden eerder hadden besloten. Ik roep u in herinnering raadsbesluiten over onder andere de kynologenclub. Wij hebben daarover inmiddels schriftelijke vragen gesteld, maar helaas is het college niet zo snel in de beantwoording.

 

Wethouder GRASHOFF: De hoeveelheid vragen die u stelt, nopen ons om daar zo ongeveer continu een ambtenaar voor vrij te maken.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): U kunt het ons toch niet kwalijk nemen dat het onze taak is om, als daartoe aanleiding bestaat, over bepaalde zaken helderheid te verkrijgen?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Uw interrupties nopen ons minuten in te leveren!

 

 

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Dit college pretendeert het autogebruik terug te willen dringen. Het tracht dit doel te bereiken door met maatregelen te komen waardoor de automobilist uit onze stad weggejaagd wordt, sterker nog als het aan de fractie van GroenLinks zou liggen ook uit onze maatschappij. Men probeert dus de automobilist te dwingen uit te auto te stappen en dat is toch verre van democratisch.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Mijnheer Meuleman, u heeft het over de automobilist uit de stad weren, maar volgens mij hadden wij het over de binnenstad! Bedoelt u nu de binnenstad of de hele stad?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De hele stad!

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Waar baseert u dat op?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Op de maatregelen die het college aankondigt.

 

Wethouder GRASHOFF: U doelt op bouw van die 1700 parkeerplaatsen?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik doel op het tekort aan parkeerplaatsen dat zal ontstaan.

 

Het zou het college juist sieren als het met maatregelen komt die er toe leiden dat de automobilist op vrijwillige basis de auto verruilt voor een ander vervoermiddel. Dat is democratisch en ook concurrerend.

 

Voorzitter. Dit college pretendeert te werken op een meerderheid in deze raad. In de praktijk is deze pretentie juist. Dit is dan wel te danken aan de zeer coulante houding van de fracties die de wethouders geleverd hebben. De leden van de PvdA fractie -- wij hebben het vanavond weer kunnen horen -- adoreren hun wethouders, waarop gelukkig één raadslid, sorry ik bedoel één plaatsvervangend raadslid, een uitzondering maakt, maar die wordt dan voor de beslissende momenten tot de orde geroepen. Het lid en de wethouder van STIP blijven zich inwerken en de leden van de fractie van D66 zijn, gezien hun toekomst van die partij, nu reeds aan het afbouwen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA|: Mijnheer Meuleman, weet u hoe lekker het is als je eindelijk weer eens de hele tijd "ja" kunt knikken?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zie ook aan u dat u dat lekker vindt!

 

De leden van de fractie van GroenLinks doen hun kritische werkzaamheden zonder passende standpunten bij een eventuele stemming. Het college zit dus op rozen zonder dat de doornen prikken.

 

Ik verwees reeds naar de volgende uitspraak. Heeft de heer Van Oorschot dan toch gelijk als hij in een blad genaamd N-H van 2 maart jl. zegt: "Nu zitten vaak de verkeerde mensen in de gemeenteraad"?

 

 

 

Nog afgezien van de vraag wat je moet verstaan onder de term "verkeerde mensen" -- misschien kunt u, voorzitter, ons dat uitleggen? -- heeft onze fractie het idee dat uw opmerking betrekking had op de inbreng van de mensen die in gemeenteraden gekozen zijn.

 

Voorzitter. Dit college pretendeert vriendelijkheid en tolerantie. Naar de mening van onze fractie is deze vriendelijkheid en tolerantie in de praktijk niet te herkennen. Wat is wel de praktijk? De arrogantie viert hoogtij. Onze fractie staat niet alleen in deze conclusie. Deze wordt ondersteund en is gebaseerd op gesprekken en uitspraken van personen die behoren tot de achterban van de fracties die vertegenwoordigd zijn in het college. Wij herinneren u aan de ingezonden brief in de Delftsche Courant van niemand minder dan mevrouw Van der Jagt van D66. Wij herinneren u aan de uitspraken van het voormalig raadslid van de PvdA, de heer Klootwijk, over de situatie in de Tanthof. Wij herinneren u aan uitspraken over het sluiten van de filialen van de bibliotheek. Wij herinneren u aan het interview in dezelfde krant van mevrouw Joke Kuyper, vooraanstaand lid van GroenLinks, over de opstelling van de heer Grashoff.

 

Wethouder RENSEN: Zojuist meldde u nog dat onze partijleden achter onze staart wandelen, maar u noemt een rijtje gewaardeerde partijgenoten op, ook uit andere partijen, die blijkbaar een heel kritische opstelling hebben. Hoe zit het nu?

 

De heer BOUMAN (VVD): Die zitten alleen niet in de raad, mijnheer Rensen!

 

Wethouder RENSEN: Het blijft toch buitengewoon moeilijk met elkaar te rijmen!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik tracht onze stelling te onderbouwen.

 

Wethouder RENSEN: Dat doet u tot nu toe dan heel slecht!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik kan er ook niets aan doet dat u dat vervelend vindt!

 

Wethouder OOSTEN: Neen, mijnheer Meuleman, het gaat niet om vervelend vinden, maar de heer Rensen heeft wel gelijk als hij zegt dat u niet kunt beweren dat wij alles doen om het onze leden naar de zin te maken en ons tegelijkertijd verwijten dat wij niet naar onze leden luisteren. Het is toch het een of het ander!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): U had dan even naar mijn betoog moeten luisteren, want ik zei dat het college naar onze indruk luistert naar de wensen van de burgers zolang die overeenkomen met die van de leden van het college. Ik begrijp dat het kwartje even moet vallen!

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Hoe zit het dan met de Delftse Duitenactie? U kunt toch moeilijk volhouden dat dit allemaal leden zijn van de partijen uit deze coalitie!

 

Wethouder OOSTEN: Was dat maar waar!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb er geen behoefte aan om de discussie rondom de Duitenactie nog eens over te doen.

 

 

De VOORZITTER: Dat zou ik u ook willen ontraden!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik verwijs u maar naar hetgeen wij daarover destijds hebben gezegd!

 

Voorzitter. Ik was bij het interview in dezelfde krant met mevrouw Joke Kuyper, vooraanstaand lid van GroenLinks over de opstelling van de heer Grashoff. Ik citeer: "Over de rol van haar eigen partij, Joke Kuyper is al jaren lid van GroenLinks, is zij ronduit verbijsterd. Grashoff doet als of wij onmondig zijn. Hij straalt de typische ouderwetse arrogantie uit van het bestuur. De man luistert niet naar wat we te zeggen hebben, ziet alleen wat hij zelf wil, en dat is niet alleen onze mening. Hij heeft oordoppen in en oogkleppen op. Ik ben verbijsterd en teleurgesteld in hem. Juist van een wethouder van GroenLinks verwacht je deze houding niet. Ik beraad mij op mijn lidmaatschap van GroenLinks. Ik ben toch bang dat deze partij in de oppositie thuishoort. Ze heeft niet genoeg realiteitsbesef."

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Mag ik de heer Meuleman vragen of hijzelf niet het gevoel heeft dat hij op een tikje populistische wijze gebruik maakt van het feit dat er altijd scherpe meningsverschillen bestaan in een samenleving en dat die zich soms ook wel eens voordoen tussen mensen lid zijn van een- en dezelfde partij?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijnheer Grashoff, dat vind ik nu ook zo typerend. Als er positieve uitspraken zijn, vindt u het fantastisch, als iemand kritiek heeft, is het ineens populistisch. Dat begrijp ik dus ook niet!

 

Wethouder GRASHOFF: U zou niet populistisch zijn als u zou kunnen aantonen of aannemelijk kan maken dat dit regel is en het andere uitzondering!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik denk dat ik toch wel met een aantal voorbeelden ben gekomen toen wij het over vriendelijkheid en tolerantie hadden. Op het gevaar af dat de heer Grashoff vindt dat het opgeblazen wordt door de plaatselijke krant, als tegenbewijs nog maar eens een uitspraak van diezelfde mevrouw Kuyper, die nooit gerectificeerd is en er overigens ook een goed voorbeeld van is hoe het college omgaat met interactieve beleidsvoering. Ik citeer: "Ik heb wethouder Torenstra twee maanden geleden gevraagd om te kijken naar de leefsituatie."

 

Wethouder TORENSTRA: Waar moest ik gaan kijken? Ik kom op zoveel plaatsen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik hoef u toch niet te vertellen waar mevrouw Kuyper woont!

 

Wethouder TORENSTRA: Daar ben ik niet een keer maar verschillende keren geweest! Ik wil ook graag weten welke keer het dan was.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De avond voor de inspraakavond kwam u samen met Grashoff. Ik herhaal het citaat:

 

 

 

 

"Ik heb wethouder Torenstra twee maanden geleden gevraagd om te kijken naar de leefsituatie. De avond voor de inspraak kwam hij langs, samen met Grashoff en twee ambtenaren. Zij zouden ons wel even wijsmaken hoe mooi het plan was. Nou mooi niet dus………."

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik vind het zo ondertussen echt beneden peil worden.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik vind uw interrupties eerder beneden peil worden! Het college krijgt straks uitvoerig de gelegenheid om te antwoorden op de bijdragen vanuit de raad.

 

Wethouder GRASHOFF: Dit is toch geen niveau van een bijdrage! Je kunt toch niet op deze manier brieven gebruiken van een boze en enigszins gefrustreerde burger!

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dit is dan zeker van zeer hoog niveau!

 

De VOORZITTER: De heer Meuleman zet zijn betoog voort!

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Verder, voorzitter, gaat het citaat met: "Een uitgesproken fan is zij niet meer van de linkse fracties. Bij dit college heb ik inmiddels de neiging om de "s" van links weg te laten." Dat betekent dus "link" en dan in de slechte zin van het woord.

 

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Gaat dat nu over die galerie die ooit eens in Delft zou komen op die zeer mooie plek waar nu een monument is? Galerie Link?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat was in de goede betekenis van het woord!

 

De heer DE PREZ (PvdA): Komt u nu bij het opbouwende deel van uw kritisch opbouwende betoog?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Volgens mij ben ik daar al constant mee bezig, voorzitter.

 

Voorzitter. Ik rond af. Ik breng u het begin van onze beschouwing in herinnering, toen onze fractie aangaf te proberen een antwoord te geven op de vraag wat naar onze mening het college verstaat onder de kreet: De uitvoering telt. Het sleutelwoord in ons antwoord is "link". Op linke wijze wordt omgegaan met de wijkaanpak -- hoe zit het overigens met het vloeibaar budget wat toegezegd is aan de wijken? -- op linke wijze wordt omgegaan met interactieve beleidsvoering, op linke wijze wordt de automobilist uit onze stad weggejaagd. Natuurlijk begrijpt onze fractie dat de omslag die plaatsvindt op het gebied van wijkgericht werken, op het gebied van interactieve beleidsvoering, de nodige opstartproblemen met zich meebrengt. Dat mag ook, maar dat mag niet ten koste gaan van de belangen van de burger. Zorgvuldig en eerlijk omgaan met de belangen van de burger is geboden. Geen korte termijnsucces, maar succes op de lange termijn. Daar heeft de burger wat aan. In ieder geval geen opknapkaravaan als publiciteitsstunt.

 

 

 

Link, verkwistend, geen echte interactieve beleidsvoering en geen openheid is de korte typering die wij aan dit college geven, nou ja kort, in ieder geval wel duidelijk. Onze fractie gaat ervan uit u onze welgemeende adviezen niet zult overnemen en uw opstelling niet zult veranderen. In dat geval zien wij de toekomst van onze fractie met vertrouwen tegemoet.

 

DE VOORZITTER: Het woord is aan de heer De Wit.

 

De heer DE WIT (SP): Voorzitter. Waar ik niet op in wil gaan zijn abstracte processen, ik wil niet praten over Delft Kennisstad of city marketing, ik wil praten over de 95.000 inwoners. Wat doen wij als raad voor de mensen in Delft, of wat doen we niet of wat zouden we moeten doen en wat kunnen we doen? Lang niet iedereen heeft het goed in Delft, dat weten wij. Arme mensen hebben het niet goed. Mensen die zorgbehoeftig zijn, zijn vaak arm en armoede verschuift van de niet-werkenden naar de werkenden. Maar ook de armoede van gehandicapten en arbeidsongeschikten neemt toe door verschraling van de verzorgingsstaat. Met de economie gaat het goed, en de groei van de welvaart is voor iedereen. Armoedebestrijding is een taak van de gemeente. Het is geen leuk onderwerp. En wat is die armoede nou? Dat begrip definieert de SP als het op financiële gronden niet deel kunnen nemen aan het sociale en maatschappelijke leven, op een manier zoals wij als samenleving normaal vinden. De onlangs gelanceerde Delft Actiefpas vinden wij hiertoe geen geschikt middel want deze pas geeft korting op uitgaven. Kortom, hoe meer men kan uitgeven hoe meer korting men kan genieten. Zoals wij in de commissie al eerder uitspraken, zal deze pas er niet toe bij gaan dragen dat de drempel tot participatie wordt overwonnen.

 

Maar ondertussen was wethouder Rensen ook nog druk in gesprek met de stad over zijn allang geleden aangekondigde twee nota’s "Activering en armoede" en "Samen aan de slag".

Door beide nota's zo aan elkaar te koppelen suggereer je heel gemakkelijk dat je echt wat doet aan deze problemen.

En zie daar, de nota "Samen aan de slag" rolt ineens afgelopen vrijdag in de bus. De timing om er nu ineens mee te komen is perfect, erg slim: het is te kort om er nu al diep op in te gaan, maar we kunnen hier ook niet meer zeggen dat we het wachten beu zijn.

 

Het is ook niet toevallig dat eerst "Samen aan de slag" al klaar is. Het geeft aan wat wethouder Rensen voorop zet: iedereen aan het werk, dan zijn we gelijk van de armoede af. We weten in ieder geval wel al dat er een sollicitatieplicht zit aan te komen voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen boven de vijf jaar.

 

Er wordt simpelweg van uitgegaan dat er genoeg werk is. En zelfs parttime banen zouden er voor iedereen voor het opscheppen liggen. Echter de praktijk is anders. In de bestanden bij de sociale dienst zitten veel fase 4 mensen, die, ondanks diverse trajecten en scholingen, niet aan de bak komen in de arbeidssectoren die door de gemeente als prioriteit worden genoemd, simpelweg omdat ze daarvoor niet geschoold zijn. De lat ligt voor deze groep mensen wat deze arbeidssectoren betreft gewoon te hoog.

 

Nu legt het college in deze Zomernota juist het accent op het aantrekken van deze kennisintensieve bedrijven en zien we de werkgelegenheid in de industrie om ons heen snel afnemen met massaontslagen bij DSM, Delft Instruments en de Kabelfabriek. Deze groep niet of nauwelijks geschoolden komt zo nog meer onder druk te staan om naar iets te zoeken dat er niet is.

 

Op die andere nota "Activering en armoede" moeten we blijkbaar tot het najaar wachten totdat die aan de orde komt.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Voor alle duidelijkheid, de nota "Samen aan de slag" bevat de armoedenota en activeringsnota. De heer De Wit kan dus nog wel heel lang wachten op iets nieuws, maar dat komt er niet.

 

De heer DE WIT (SP): Dan hebt u waarschijnlijk iets toegezegd wat niet duidelijk is. Ik had in ieder geval begrepen dat er twee nota’s zouden komen. Nu komt er dan blijkbaar een. Ik kan wel lang wachten, maar ik kan die nota beter eens goed gaan bestuderen om te zien wat dit college zoal doet voor de armoedebestrijding.

 

Desalniettemin willen we op dit gebied nu alvast een voorstel doen en dien ik een amendement in, om de witgoedregeling uit het armoedebeleid in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen.

 

Voorzitter. De reorganisatie ook wel kanteling van het ambtelijk apparaat is voltrokken. Dit heeft veel vereist van de ambtelijke organisatie. En terwijl de beleidsontwikkelingen almaar doorgaan, en het accent volgens de Zomernota geheel naar de uitvoering verschuift, vervaagt de aandacht voor het gemeentelijke personeel, dat de ontwikkelingen concreet op moet pakken. Wij hebben vraagtekens en twijfels bij de haalbaarheid van de ambities van het college. Gevolg van de voorgenomen ambities is het ontwikkelen van vele uitvoeringstrajecten. Vooral de commissie Duurzaamheid heeft in deze beleidsperiode overuren gemaakt en er wordt onder de ambtenaren geklaagd over hoge werkdruk met als logisch gevolg een record getal van 10% ziekteverzuim. Het komt de uitvoering allemaal niet ten goede. Bijvoorbeeld, om maar snel weer een stukje riolering in de Hugo de Grootstraat aan te leggen, zijn voor het gemak alle bomen gerooid. En ook de burgers worden niet ontzien. Een concreet voorbeeld is de wellicht te voortvarende manier waarop de gemeente op dit moment bezig is met vele projecten ten aanzien van de wegen in de stad. Burgers, ambulances, en zelfs taxi's klagen steen en been over de bereikbaarheid en de kwaliteit van de wegen in de stad. De vraag dient gesteld te worden of het per se nodig is om alle ambities zo snel mogelijk te willen realiseren. Net zoals deze Zomernota verschoven is, zou het wellicht verstandiger zijn om eerst alles eens rustig op een rijtje te zetten en een pas op de plaats te maken. Mijn fractie pleit voor het laatste en projecten aan wegen in gang te zetten als zij snel en als één geheel uitgevoerd kunnen worden.

 

Voorzitter. Naast twijfel over de weg die het college is ingeslagen als het gaat over de uitvoering, waar ik het zojuist over heb gehad, hebben we net als vorig jaar nog steeds ernstige twijfels over de manier waarop het college, gedekt door een meerderheid in de raad, het afgelopen jaar tot besluiten is gekomen. Dit valt het best te typeren aan de hand van twee concrete voorbeelden.

 

Diverse fracties vragen zich regelmatig af waarom bepaalde redenen worden aangevoerd om zaken in beslotenheid te bespreken, ik noem bijvoorbeeld de "geheimhoudingsplicht" rond de Genestetstraat. Bewezen is dat wethouder Grashoff hier achterkamertjespolitiek bedrijft met Vestia om vier jaar eerder de sloopkogel los te laten op deze markante 16 sociale woningbouw huurhuisjes. De buurtbewoners spreken over een overvaltactiek en komen in opstand. Te laat, vrees ik!

 

De politiek noemt het een bedrijfsongeval van de wethouder, de ander noemt het een incident, maar voor de mensen die het treft is het een ramp.

 

Voorzitter. Over rampen gesproken; wat nog veel desastreuzer kan zijn, is een ramp die hele wijken of stadsdelen kan treffen door levensgevaarlijke bedrijven.

Hiervan hebben we er ten minste drie in Delft, en dan valt op dat ondanks het aantal ongelukken de laatste tijd bij DSM Gist, deze nog niet eens wettelijk onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 valt. Maar ik wil de aandacht richten op bestrijdingsmiddelenproducent Acepta en transportbedrijf Van der Helm die wel direct onder het Besluit Risico Zware Ongevallen vallen. Wij vinden het bijvoorbeeld onaanvaardbaar dat raadsleden wel de onbenullige vergunningsaanvragen van dakkapelletjes en schuttingen thuis opgestuurd krijgen, maar dat zoals nu, als de totale vergunning van DSM is verlopen en er een advies aan de gemeente wordt gevraagd, dat dan niet wordt besproken in de commissie of de raad. Neen, dit alles vindt plaats ver buiten het zichtveld van de raad en ligt ergens drie hoog achter in een kamertje ter inzage. De burgemeester heeft wel toegezegd dat er in het najaar een notitie komt over de risico’s en een lijst met gevaarlijke stoffen van deze bedrijven, maar het is op zich toch al vreemd dat zo’n lijst er nog niet was. Gelukkig zijn de betreffende bedrijven nu druk aan het werk geslagen om rampbestrijdingsplannen te maken. Dat is op zich prima, maar waar het ons ten eerste om gaat zijn de vragen "willen we wel accepteren dat dichtbij woonwijken dermate gevaarlijk bedrijven liggen?" en "zijn de omwonenden wel op de hoogte gesteld wat voor bedrijf dat is?" Volgens ons is het na de ramp in Enschede gewoon noodzakelijk om hierover in de raad van gedachten te wisselen. Wij vragen op deze ouderwetse maar nog steeds wettelijke manier aan het college om deze discussie in het najaar te agenderen.

 

Voorzitter. Nog steeds zijn er grote achterstanden op het gebied van de kwijtschelding gemeentelijke belastingen voor minima. Typisch voorbeeld van de trage bureaucratische werkwijze is dat de SP-fractie twee maanden op het antwoord op een simpele vraag moest wachten. Het antwoord luidde dat er nog steeds ongeveer 400 aanvragen uit 1999 niet afgehandeld waren. Dus kunnen wij weer vaststellen, dat het weer niet gelukt is om alle kwijtscheldingsverzoeken af te handelen voordat de nieuwe naar de mensen verzonden zijn.

Wat we ook regelmatig horen is dat als er eenmaal kwijtschelding is toegekend, niet alsnog de Zalmsnip apart wordt uitbetaald. Misschien moet daar dan ook meer dan een jaar op gewacht worden. Geen wonder dat wethouder Oosten jaarlijks van die stapels snippen overhoudt. Het is een ontmoedigende zaak voor de betrokkenen en dat blijkt wel uit de lage participatie van 25%.

 

Voorzitter. Ik wil nog een actueel onderwerp aanhalen dat niet op de politieke agenda staat, en waarvan wij vinden dat ze erop moet. Het knelpunt waar ik hierbij om bijzondere aandacht ga vragen, is de wachtlijst die door personeelstekort bij bureau Jeugdzorg in Delft is ontstaan. Deze wachtlijst is momenteel dermate groot dat cliënten een halfjaar of langer moeten wachten op hun hulpvraag. Wij vinden dat er extra geld moet komen om deze wachtlijst niet nog verder te laten escaleren. Door problemen met kinderen vroegtijdig te signaleren en hulp te bieden, kan een hoop ellende voorkomen worden. Want scholen hebben er geen boodschap aan als een dreigende ontsporing wel gemeld wordt, maar er verder geen acties worden ondernomen.

 

 

 

Nu weten wij dat Haaglanden de subsidies geeft, maar omdat Den Haag voor de jeugdzorg al f. 5,5 mln. extra heeft gehad in het kader van Grotestedenbeleid willen wij de raad vragen om een duidelijke uitspraak richting het bestuur van Haaglanden te sturen, om meer geld richting Delft te bestemmen, opdat aan de wachtlijstproblematiek een einde kan komen, en dien hierbij een motie in die voor de indiening is ondersteund door de fractie van GroenLinks.

 

Voorzitter. Ik ga nu over tot de voorstellen van nieuw beleid. Als ik me er niet over uitlaat in 1e of 2e termijn dan kunt u ervan uitgaan dat we ermee akkoord gaan.

 

Er komt een proef om twee van de 17 stadstoezichthouders met een Melkertbaan om te zetten naar een reguliere baan met meer bevoegdheden. Ook in deze algemene beschouwingen blijf ik hameren op fatsoenlijk werk voor een fatsoenlijke beloning, ook voor mensen die om allerlei oorzaken al langere tijd aan de kant hebben moeten staan. U begrijpt dan dat ik het over allerlei vormen van gesubsidieerde arbeid heb. Deze kent wat de SP betreft maar twee acceptabele verschijningsvormen. Ofwel het is normaal werk, en dan mag er geen onderscheid gemaakt worden tussen de arbeidsvoorwaarden en mogelijkheden van deze werkers en degenen op de reguliere arbeidsmarkt. De tweede mogelijkheid is, dat het een traject is om mensen naar regulier werk te begeleiden en werkervaring op te doen. Dan verwachten wij ook begeleiding, scholing én daadwerkelijke meetbare uitstroom naar de arbeidsmarkt. Alles wat daar niet onder valt, valt volgens ons onder de categorie vooroorlogse werkverschaffing of gesubsidieerde uitbuiting. Het is ook een slechte zaak voor het imago van de stad als ongemotiveerde stadswachten, bang voor strafkortingen van de sociale dienst, en door niemand serieus genomen, door de stad banjeren. Het lijkt er nu op dat ze erop getraind zijn om bij een overtreding de andere kant op te kijken. De simpele reden die door het college wordt aangevoerd om op deze voet door te gaan is: waarom niet, het kost ons toch niks, we krijgen er subsidie van het rijk voor? Wij stellen daar tegenover: dan maar niet, laat alleen gemotiveerde stadswachten met reguliere beloning en bevoegdheden dit werk doen!

 

De antwoorden die de fracties gekregen hebben over de aanleg over de A4 vinden wij niet geheel duidelijk. Gesteld wordt dat het college thans aandringt op harde voorwaarden omtrent de inpassing door Midden-Delfland, maar laat daarbij in het midden wat die harde voorwaarden zijn. Dus klopt het als ik stel, dat die absolute voorwaarde, de ondertunnelde aanleg is?

 

Om dit verhaal niet te lang te maken, zal ik wat voor de 2e termijn bewaren en dat is onder andere dat we helemaal perplex staan over het exorbitant hoge bedrag van f. 5.1 mln. vanwege de invoering van de Euro.

 

Voorzitter. Om niet alleen kritiek te hebben wil ik eindigen met twee zaken van nieuw beleid die we als zeer positieve ontwikkelingen bestempelen, te weten de Piekbus tussen binnenstad en station, en het Fietsplan, om het fietsgebruik onder ambtenaren nog meer te bevorderen.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van de SP en GroenLinks (t.b.v. indiening) wordt het volgende amendement (A-II) ingediend:

 

 

 

De gemeenteraad van Delft op 12, 14 en 28 september in vergadering bijeen, gehoord de beraadslagingen;

 

overwegende dat:

 

-              in december 1998 werd besloten f. 220.000,- te besparen op de verstrekkingen uit het armoedebeleid bekend als de witgoedregeling;

-              deze witgoedregeling zo een succesvolle regeling bleek te zijn dat daardoor budgettaire problemen in de bijzondere bijstand ontstonden en tot deze beperking van de witgoedregeling werd gekozen;

-                           deze maatregel in feite een verschuiving van de lasten inhield en extra uitvoeringskosten met zich mee zou brengen daar cliënten nu driemaal een aanvraag zouden moeten doen om optimaal gebruik van de witgoedregeling te kunnen maken;

 

besluit:    het voorstel tot het instellen van een maximumbedrag van f. l000,- per jaar voor de witgoedregeling te laten vallen en terug te brengen naar de oorspronkelijke variant dat per aanvrager maximaal f. 2450,- als gift kan worden verstrekt en om ter dekking daarvan de post kosten invoering EURO met f. 220.000,- te verlagen.

 

Door de fracties van de SP en GroenLinks( t.b.v. indiening) wordt de volgende motie (M-VII) voorgesteld:

 

De gemeenteraad van Delft op 12, 14 en 28 september 2000 in vergadering bijeen;

 

constaterend, dat in het stadsgewest Haaglanden op 22 november 2000 het definitieve beleidsplan 2002-2004 en jaarplan 2001 jeugdhulpverlening door het algemeen bestuur wordt vastgesteld;

 

overwegend:

 

-              dat de wachtlijst op een hulpvraag bij Bureau Jeugdzorg in Delft, tot een halfjaar of                  langer is opgelopen en deze wachtlijst het gevolg is van een tekort aan personeel;

-              dat Haaglanden de subsidies verdeelt;

-                           dat de gemeente Den Haag voor de jeugdzorg al f. 5,5 mln. extra heeft gehad in het kader van Grotestedenbeleid om de achterstanden op dit gebied in te lopen;

 

draagt burgemeester en wethouders op, om op korte termijn bij het dagelijks bestuur van Haaglanden aan te dringen op een rechtvaardige verhoging van het budget voor Bureau Jeugdzorg Delft, opdat ook in de regio Delft de wachtlijstproblematiek teruggedrongen kan worden,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is aan de heer Mooiweer.

 

 

 

De heer MOOIWEER (STIP): Voorzitter. Het college trekt nu al twee jaar de kar en dit jaar heeft het een nieuw paard van stal gehaald. Niet omdat het oude aan vervanging toe was, maar omdat voor haar de weg van de wetenschap weer lonkte. Maar, zoals u op de sportdag heeft kunnen zien, is er weer een krachtig paard aan het span toegevoegd. Laat ik het echter vooral hebben over de kar die wordt getrokken --want daar gaat het toch om -- en laat ik dan beginnen met het nieuwe frame, de reorganisatie.

 

Voorzitter. De reorganisatie nadert zijn afronding en de komende jaren zullen we gaan zien of het inderdaad mogelijk is de doelstellingen te realiseren, die we bij de start voor ogen hadden. Een belangrijke doelstelling was het verbeteren van de service naar de burger toe. Gezien het belang dat wij aan goede service hechten, vindt STIP het tijd worden zich eens kritisch te buigen over de openingstijden van het stadskantoor aan de Phoenixstraat. In de beantwoording van onze vragen daarover heeft u aangegeven dat het geen structureel financieel nadeel zou opleveren en wij vragen u dan ook om ons te vertellen hoeveel de incidentele kosten ervan zullen zijn, opdat wij kunnen afwegen of die opwegen tegen de voordelen die wij hierin zien. Overigens hebben wij de verwachting dat het langer openstellen van de loketten een tijdelijke maatregel zal zijn. Immers, de techniek staat niet stil. De proef met de biometrische beveiliging van gegevens, die het rijk hier gaat uitvoeren, is volgens ook een doorkijk naar een praktijk die over enkele jaren gemeengoed zal zijn, waarbij iedere burger, met bescherming van zijn privacy, op afstand zijn zaakjes met de gemeente kan regelen. Om dit te bereiken moet dus KIS zich nu extern gaan bewijzen.

 

Bij het ontwikkelen van de externe diensten moet de klant centraal staan. Dit betekent dus, binnen de technische mogelijkheden en financiële grenzen, streven naar een optimaal gebruiksgemak. Hoe eenvoudiger de systemen te bedienen zijn, hoe beter en hoe meer mensen er gebruik van zullen maken. De eerste stap hierin wordt de ontwikkeling van de servicepunten voor de bibliotheken. Een belangrijke testcase, waar de gemeentelijke organisatie veel van kunnen leren.

 

Voorzitter. Delft Kennisstad is nu al weer vijf jaar de leidende stadsstrategie. Afgelopen jaar is er weer een beleidsplan tot 2003 vastgesteld. Daarmee vinden we het nu tijd worden om na te gaan denken over hoe het verder moet met Delft Kennisstad over die grens van 2003 heen. Wat moet de identiteit van Delft Kennisstad na die tijd zijn en hoe zit de organisatie daarvan dan in elkaar? STIP vindt het tijd worden om de Delft Kennisstadorganisatie naast de gemeentelijke organisatie te plaatsen. De gemeente moet in de toekomst niet meer de centrale spil zijn, maar een van de spelers. Delft Kennisstad moet nu werkelijk van de hele stad worden met meer dynamiek en conceptuele vrijheid.

 

Bovendien, Delft Kennisstad heeft speerpunten, maar als zij daadwerkelijk de leidende stadsstrategie is, moet zij dat ook op elk gebied zijn, ook in het internationaal beleid. Op economisch gebied gebeurt dit al, door een zusterstad te zoeken die past bij het profiel van Delft als Kennisstad. STIP ziet echter mogelijkheden om meer dan nu het geval is Delft Kennisstad ook leidend te laten zijn in onze humanitaire stedenbanden. We moeten onze zustersteden laten merken dat zij Delft, een Kennisstad, als zusterstad hebben. Tijdens de opening van het academisch jaar van de TU konden de aanwezigen kijken naar een promotiefilm van de TU over het thema "aarde". Hierin was onder andere te zien hoe TU-studenten en -wetenschappers in Mamelodi expertise leverden bij het maken van stedenbouwkundige plannen, inrichtingsvraagstukken en dergelijke.

 

De gemeente is hier wel bij betrokken geweest, maar niet door middel van het projectbureau Delft Kennisstad. Delft Kennisstad zou hier echter zijn kansen moeten grijpen. Waarom zou Delft Kennisstad geen projecten kunnen initiëren in onze zustersteden, die daar kansrijker of nuttiger zijn? Denk bijvoorbeeld aan een zonnecellenproject in Mamelodi, of nieuwe bevingsbestendiger bouwtechnieken in Adapazari? Delft Kennisstad moet in alle opzichten grensoverschrijdend worden!

 

Wat betreft de wijkaanpak, een van de speerpunten van dit college, bent u gezegend met een uitermate actieve wethouder. Wethouder Torenstra is dan ook al twee jaar voortvarend bezig. Nu is het maken van wijkplannen een zorgvuldig proces, zo hebben wij tijdens een bezoek aan Amersfoort kunnen vaststellen en iets waar vaak jaren overheen gaan. Wat dat betreft dus chapeau voor wat de wethouder reeds bereikt heeft. Helaas is het nog slechts papier en zijn nieuwe adagium "de uitvoering telt" wil ik dan ook van harte ondersteunen. Maar ik wil de wethouder ook waarschuwen. Het lijkt soms zo te zijn dat hij twee jaar geleden al in zijn hoofd had, hoe het proces zou gaan verlopen en wat wij zouden gaan doen. Ren niet te ver voor de muziek uit, wethouder! Zorg ervoor dat de ideeën en werkwijze verankerd worden in de gemeentelijke organisatie, opdat ook op de lange termijn uw lovebaby als kool blijft groeien tot hij of zij volwassen is en op eigen benen kan staan!

 

Voorzitter. Dit najaar kunnen wij van het college een Horecanota verwachten waarin u aangeeft, hoe de horeca in Delft zich de komende tijd zou moeten ontwikkelen. Het was daar ook wel weer tijd voor aangezien de laatste horecanota alweer uit 1994 stamt. Het horecabeleid heeft zich in de tussentijd, deels door omstandigheden gedwongen, niet in de door STIP gewenste richting ontwikkeld. Op dit moment is het beleid zelfs zeer strikt doordat de Leefmilieuverordening van kracht is, die ontwikkelingen in de horeca zoveel mogelijk beperkt in afwachting van het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad. STIP vraagt het college en de raad om het in dit najaar door het aannemen van de Horecanota een nieuw kader te scheppen, waarop het college ontwikkelingen in de horeca zal toetsen in afwachting van het bestemmingsplan, ook als het tegen de Leefmilieuverordening ingaat. Doet u dit niet, dan ligt de ontwikkeling van de horeca voor een voor STIP ongewenst lange periode stil.

 

Verder zijn er naar de mening van STIP enkele afspraken uit het verleden, die aan herziening toe zijn. De Beestenmarkt heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een uitermate leuk en gezellig plein van bijna Franse allure, waar velen in de zomermaanden hun vertier zoeken. Het werd zelfs twee jaar geleden in een onderzoek een van de 10 gezelligste pleinen van Nederland genoemd. Hiertoe heeft het in 1994 met de betrokkenen opgestelde Beestenmarktconvenant een belangrijke bijdrage geleverd. Toch heeft het uitgaansklimaat zich in Delft, ook op de Beestenmarkt, anders ontwikkeld dan men destijds wellicht voor ogen had. Daarom is dit convenant volgens STIP aan herijking toe. Er is nu namelijk geen uitbreiding meer mogelijk, terwijl dat volgens STIP wel wenselijk is. Een laatste belangrijk punt in de te verschijnen Horecanota zou volgens STIP de horecaroute moeten zijn. STIP, en de politie ook, pleit al jaren voor het instellen van een dergelijke route, omdat het leidt tot vermindering van de overlast en toename van de veiligheid op straat. Wij hopen dan ook dat de bespreking van de nota ertoe zal leiden dat deze route er daadwerkelijk komt.

 

Delft is op dit moment op toeristisch gebied een soort Omo Power, het merk is sterk, maar er vallen nog steeds wat gaten in ons toeristisch product.

 

 

Een daarvan is het ontbreken van een A-klasse attractie, iets waarvoor je desnoods vanuit Trinidad of Tokio speciaal voor naar Delft komt. Hierin zal het aardewerkcentrum voorzien. Een ander gat is het tekort aan hotelbedden. Dit probleem hebben wij in het verleden al gesignaleerd, en hoewel de ontwikkeling qua aantallen de goede kant op gaat, blijft dit een punt van zorg. Het is namelijk niet alleen een probleem van aantallen, maar vooral van verdeling. Zowel aan de bovenkant als de onderkant van de markt ontbreekt het in Delft aan aanbod. Zo is er bijvoorbeeld voor backpackers in Delft niets te vinden. Voor de bovenkant van de markt zouden we het beste iets kunnen creëren als we de Spoorzone of TU-Noord onder handen gaan nemen, maar voor de onderkant zouden we al veel sneller kunnen beginnen. Een jeugdherberg met enige capaciteit is ons inziens daarvoor de juiste oplossing, bijvoorbeeld aan de kop van het Achterom. Wij dienen op dit punt een motie in die mede is ondertekend door GroenLinks en de VVD.

 

Behalve door het realiseren van een jeugdherberg zijn er voor Delft de komende jaren nog meer mogelijkheden om de kracht van zijn merk verder te versterken. Het aardewerkcentrum noemde ik al, maar laten we ook vooral niet voorbijgaan aan de kans die Delft heeft om zijn toeristisch aanbod en imago te verbreden naar meer dan "een leuke 17e eeuwse stad, waar aardewerk gemaakt wordt". De grootschalige bouwoperaties in het Spoorzonegebied en Zuidpoort geven Delft de kans zich, conform de doelstelling van het Delft Kennisstadcluster Architectuur en Ontwerpen, ook op de kaart te zetten als architectuurtoeristisch interessante gemeente. Deze kans moeten wij dan ook met beide handen aangrijpen. Architectonische topkwaliteit zorgt voor een prettiger verblijfsklimaat en maakt Delft als vestigingsplaats aantrekkelijker voor bedrijven.

 

Maar Zuidpoort en Spoorzone zijn niet de enige gebieden die het komend decennium grootschalig op de schop gaan. Ook het TU-gebied zal een ingrijpende metamorfose ondergaan. Het is goed te constateren dat het college hier al veelvuldig contact over heeft met het universitair bestuur. Ook hier ligt een kans om Delft architectonisch op de kaart te zetten en als de TU hierbij hetzelfde ambitieniveau ten toon spreidt als bij de universiteitsbibliotheek moet dat kunnen lukken.

 

Maar, voorzitter, hoewel de ontwikkeling van het Masterplan nog voornamelijk binnenskamers op de TU plaatsvindt, sijpelen er wel af en toe geluiden naar buiten via onder andere Delta, het universiteitsblad. Deze geluiden baren de STIP-fractie ernstig zorgen en we u vragen hier aandacht aan te besteden in uw contacten met de TU. Zo is al een aantal malen naar buiten gekomen dat de TU het universiteitsterrein wil ombouwen tot een soort campus. Hoewel STIP natuurlijk altijd een groot voorstander is van de bouw van betaalbare huisvesting voor studenten -- maar hierover straks meer -- moet het plan er niet toe leiden dat het hele studentenleven zich helemaal naar de campus verplaatst. Een van de doelstellingen van STIP is altijd geweest het onderling begrip tussen studenten en andere burgers te vergroten. De keuze voor een ook in fysiek opzicht naar binnen gekeerde universitaire gemeenschap, zal leiden tot een vernieuwde tweedeling met de daarbij horende spanningen. Wij pleiten derhalve voor een open campus met interactie met de stad op de Kennisas met natuurlijk een tramlijn over de Mekelweg. Het bestaan van tenminste een tegengeluid uit het College van Bestuur laat onverlet dat voor STIP bij de aanleg van nieuw openbaar vervoer de vervoerswaarde voorop staat. De ontwikkeling van TU-Zuid in het vooruitzicht maakt de keuze voor dit tracé alleen maar belangrijker.

 

 

Voorzitter. Op het gebied van jongerenhuisvesting is het afgelopen jaar een belangrijke stap voorwaarts gezet. Zo is onder andere het slaagkansexperiment van start gegaan, een concept waar wij veel vertrouwen in hebben. Desalniettemin vinden wij het te vroeg om op onze lauweren te gaan rusten. Er is nog steeds een kwantitatief en kwalitatief tekort aan woningen voor jongeren en ook op het terrein van de onzelfstandige woonruimte liggen gevaren op de loer. De kamernood in augustus, als de nieuwe studenten naar Delft komen, was dit jaar beperkt, maar dat heeft veel te maken met het sterk gedaalde aantal inschrijvingen aan de TU het afgelopen jaar. Ook dreigt er volgend jaar verkleining van het kameraanbod door de invoering van de Koppelingswet. Door de koppeling van de gemeentelijke bestanden aan die van de Informatie Beheer Groep, het orgaan dat belast is met de verstrekking van de studiebeurzen, zullen studenten om hun beurs te ontvangen ook daadwerkelijk ingeschreven moeten staan op het adres, waarop zij volgens de IBG wonen. Nog altijd echter zijn er studenten die zich van hun huisbaas niet mogen inschrijven om wille bijvoorbeeld van belasting- of uitkeringsvoordelen voor de huisbaas. Het probleem is in Delft niet zo nijpend als in bijvoorbeeld Amsterdam, maar wordt door de VSSD, de Vereniging voor studie- en studentenbelangen in Delft, toch nog geschat op enkele honderden gevallen. Door de koppelingswet zouden deze verhuurders kunnen besluiten niet meer te verhuren, hiermee het aanbod in Delft verkleinend.

 

Behalve een afname van het aanbod dreigt ook een toename van de vraag aan woonruimte. Als de HBO-instelling vanuit Rijswijk naar Delft verhuist, zullen haar studenten ook in Delft woonruimte gaan zoeken. Gezien deze drie bedreigingen voor het huidige evenwicht op de onzelfstandige markt, het weer aantrekken van het aantal inschrijvingen aan de TU, de invoering van de Koppelingswet en de mogelijke verhuizing van de HBO, vindt STIP het van belang welwillend te blijven staan tegenover woningbouwcorporaties, die onzelfstandige eenheden willen bouwen, of particulieren die woningen willen verbouwen om aan studenten te verhuren.

 

Echter niet alleen aan de onderkant van de markt zijn nieuwe woningen nodig. Ook aan de bovenkant is behoefte aan woningen. Ook deze zijn van belang om de doorstroming vanuit lagerliggende segmenten van de markt op gang te brengen en het mogelijk te maken om binnen Delft een wooncarrière te doorlopen.

 

Voorzitter. Het afgelopen jaar heeft STIP herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de inkomenspositie van studenten en geageeerd tegen met name de categoriale uitsluiting van deze groep burgers. Dit is niet altijd even gemakkelijk geweest omdat bleek dat stigma's en vooroordelen een heldere en feitelijke analyse in de weg staan. Wat zijn dan de feiten? Ik zal er een aantal noemen. Feit: de koopkracht van de gemiddelde student is het afgelopen decennium met 15% afgenomen, waarbij het deel van het inkomen waarin hijzelf moet voorzien, bijna verdubbeld is. Zo blijkt uit een onderzoek van de Unie MHP.

 

Feit: uit het onderzoek jongerenhuisvesting blijkt dat studenten die onzelfstandige woonruimte huren, gemiddeld 42% van hun inkomen kwijt zijn aan huur.

 

Feit: uit de armoedemonitor ‘99 van het Sociaal en Cultureel Planbureau is 30% van de studenten afkomstig uit een arm gezin. Behalve dat zij tijdens hun studie over een uitermate laag inkomen beschikken, is 5% drie jaar na afronding van hun studie nog niet uit de situatie van armoede gekomen. Voor Delft betekent dit een groep van zo’n 200 mensen.

 

Om maar even aan te geven dat niet iedereen direct na zijn studie een  leasebak krijgt!

 

De wethouder heeft aangegeven in het kader van de nota’s Samen aan de slag en Een activerend armoedeprogramma hier aandacht aan te willen besteden en inderdaad heeft recentelijk een eerste gesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de TU Delft en de Studentenraad van de TU. Hieruit bleek dat er inderdaad een groep was, die tussen wal en schip dreigde te vallen. Het ging met name om mensen die geen aanspraak meer konden maken op een beurs of lening in het kader van de Wet op de studiefinanciering. Hierdoor gaan zij vaak net genoeg bijverdienen om het hoofd boven water te houden, maar dit leidt er wel toe dat zij qua studie, die in deze latere fase met stages en afstuderen een meer dan full time bezigheid wordt, vaak nagenoeg stil komen te liggen. Wij vragen de wethouder waarom zij, zonder wat voor voorliggende voorziening dan ook, zelfs geen aanspraak op bijzondere bijstand kunnen maken.

 

Desalniettemin blijft de problematiek rond het inkomen van studenten complex. Hun inkomen is in het algemeen laag, maar het blijft moeilijk te bepalen hoe laag precies. Sommige lenen wel bij, anderen willen dat juist weer niet, sommigen krijgen weinig geld van hun ouders, maar veel in natura, sommigen allebei, anderen krijgen weer helemaal niets. Daarom zijn we blij dat het college een aantal stappen heeft ondernomen om in de randvoorwaardelijke sfeer, studenten enigszins tegemoet te komen. Zo is bij de Delft Actiefpas de doelgroep studenten als aparte categorie opgenomen en is een van de uitgangspunten van het belastingplan 2001, dat er een tegemoetkoming in de OZB van onzelfstandige woonruimte komt. Gezien het lage gemiddelde inkomen en de hoge gemiddelde huurquote is dit ons inziens terecht.

 

Op het gebied van jongerenbeleid is het afgelopen jaar een belangrijke slag gemaakt met het aannemen van het actieprogramma Integraal Jongerenbeleid. Belangrijk aan dit plan is dat het kan rekenen op breed draagvlak onder de jongeren zelf. Sommigen zeggen dat het wellicht mogelijk was geweest om in de helft van de tijd een plan te schrijven met dezelfde elementen, maar zonder dat de jongeren geraadpleegd waren. STIP is ervan overtuigd dat je die tijdswinst vervolgens dubbel en dwars weer kwijt zou raken in de uitvoering, juist omdat je het vertrouwen van de jongeren mist. Het vertrouwen is er nu wel en het is dus zaak dat niet te beschamen. Ook hier geldt duidelijk: de uitvoering telt, en het is dus zaak haast te maken met bijvoorbeeld een project jongerenambassadeurs.

 

Voorzitter. Uw college legt in het jongerenbeleid de komende jaren veel nadruk op culturele participatie van jongeren. Hoewel sommige onderdelen, zoals cabaret, bloeien als nooit tevoren, is het inderdaad zo dat hun participatie aan de traditionele kunstvormen aanmerkelijk lager ligt. STIP onderkent het belang hen hiermee in contact te brengen. Hierbij moeten wij onorthodox te werk gaan, dan liggen er zeker kansen. Een voorbeeldje: bij het afgelopen Lowlands-festival trad in een tent enkele malen het Scapinoballet op. De tent zat vol! Naar analogie hiervan: volgend jaar de VAK op Westerpop? De projecten in het kader van het actieprogramma cultuurbereik, zoals de exchange, lenen zich ons inziens voor dit soort mogelijkheden. STIP meent dat je de traditionele kunsten naar de jongeren toe moet brengen.

 

In onze pogingen om jongeren voor ons culturele erfgoed te interesseren, moeten wij niet vergeten de jongerencultuur zelf op haar juiste waarde te schatten en daar moeten we niet voorzichtig in zijn.

 

Uit de geschiedenis is meermalen gebleken dat artistieke waardering slechts een kwestie van perspectief is. Bob Dylan en Frank Zappa werden aan het begin van hun carrière verguisd door de toenmalige machthebbers. Dylan is enkele jaren voorgedragen voor de Nobelprijs voor de literatuur, Zappa stond centraal tijdens het laatste Holland Festival. Van recenter datum is de invloed van de rap, die van poëzie weer een hip literair genre heeft gemaakt.

 

Ook is het belangrijk te beseffen dat hoezeer je zelf ook twijfelt aan de artistieke kwaliteiten van bepaalde verschijnselen, deze wel veel mensen aan kunnen spreken en ze juist hierdoor in aanraking komen met culturele activiteiten. Een voorbeeld hiervan is een Britney Spears, die ervoor zorgt dat veel voornamelijk meisjes zang- of danslessen nemen. Wij moeten de jongerencultuur dus niet veroordelen, integendeel, wij moeten haar koesteren, aangezien zij de kweekvijver is waarin de kunstenaars rijpen, over wie wij over 30 jaar zullen zeggen, het is goed dat zij er waren, en omdat de jongerencultuur een onmisbaar instrument is, willen wij jongeren voor ons cultureel erfgoed interesseren. Volgens deze principes moeten wij dus te werk gaan bij het uitvoeren van de projecten in het Actieprogramma Cultuurbereik, proberen die verweving tussen oud en nieuw tot stand te brengen, zodat ze elkaar versterken.

 

Hierin moeten wij ook het multiculturele beleid een plaats geven. De laatste jaren zie je in de tweede generatie allochtonen kunstenaars opstaan, zoals de schrijver Abdelkader Benali, die in hun werk de moeilijke positie tussen twee culturen in beschrijven. Maar ook de Turkse zanger Tarkan geeft met zijn mix van Westerse pop en traditionele muziek Turkse jongeren over heel West-Europa iets waarmee ze zich kunnen identificeren en daarmee een identiteit. Deze ontwikkelingen zijn belangrijk en dienen in het cultuurbeleid ondersteund te worden door ruimte te geven aan allochtone kunstenaars, zowel qua werkplek als qua expositieruimte. Maar multicultureel beleid gaat niet alleen om artistieke ruimte. Het gaat ook om kennis van elkaars cultuur, als zijnde hoe je met elkaar omgaat, begrip voor elkaars beweegredenen, interesse in elkaars historie. Dit kan echter alleen bereikt worden als mensen met elkaar in contact komen, zodat ze van elkaar kennis kunnen nemen. Wij pleiten daarom voor meer aandacht voor andere culturen op bijvoorbeeld een Delftdag.

 

Voorzitter. Wij gaan onszelf opnieuw uitvinden en noemen dat bestuurlijke vernieuwing. Wij willen meer openheid en transparantie, meer betrokkenheid van de burger en, om dat te bereiken, meer geld. STIP heeft al eerder betoogd dat het slagen van het project bestuurlijke vernieuwing voornamelijk een mentaliteitskwestie is. De gehele raad moet overtuigd zijn van deze nieuwe manier van werken en daar ook naar handelen, om daadwerkelijk vernieuwing teweeg te brengen. De inhoudelijke discussie hierover zullen wij in de Algemene Commissie voeren. Echter, voorzitter, wij hebben wel een vraag vooraf gesteld over de hoogte van het bedrag. Dit is toen niet bevredigend beantwoord en wij willen u nogmaals vragen dit bedrag te onderbouwen, omdat wij grote twijfels hebben bij de hoogte.

 

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Vier jaar geleden moest de toenmalige STIP-fractie bij het toenmalige college constateren dat zij na 2,5 jaar in een midlifecrisis beland was. Daar is ditmaal gelukkig niets van waar te nemen, uw ambitieniveau blijft onverminderd hoog. Past u alleen op dat u in uw ambitie geen oogkleppen opzet en als een galopperend paard op de horizon afstormt, hierbij de ambtenaren met de tong op de knieën aan een touw meesleurend en niet meer in staat waar te nemen welke wensen de raadsleden op borden langs de weg schrijven. De borden met Plakbeleid, Roeien op de Schie en Inkomen van studenten werden pas na een aantal keer langs de weg te zijn geplaatst gelezen en het bord met Lokale

 

Agenda 21 is volgens mij nog steeds niet waargenomen. Ik geef u hierbij nogmaals de kans. Kijkt u goed en handelt u overeenkomstig, grote kans dat u dan nog een jaar gevrijwaard blijft van ouderdomsverschijnselen.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van STIP, de VVD en GroenLinks wordt de volgende motie (M-VIII) voorgesteld:

 

De gemeenteraad van Delft in vergadering bijeen op 12, 14 en 28 september 2000;

 

overwegende:

-                           dat er behoefte is aan goedkope overnachtingsmogelijkheden in Delft;

-              dat een jeugdherberg kan voorzien in die behoefte en tevens zorgt voor extra promotie van Delft;

 

draagt het college op zich in te zetten voor de vestiging van een jeugdherberg in Delft,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Het woord is vervolgens aan de heer Van den Doel.

 

De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter, raadsleden, geachte aanwezigen. Onze fractie heeft uw Zomernota doorgenomen en geconstateerd dat deze nota de titel "Werk in uitvoering" zou kunnen meekrijgen. Zeer veel zaken waren reeds bekend en veel zaken zijn in uitvoering genomen, gelet op de toestand in de stad wel een passende titel.

Door het moment van verschijning voor het zomerreces te leggen en de behandeling ervan ruimschoots erachter gaat ook veel van de actualiteit verloren. Deze behandeling lijkt wat mosterd na de maaltijd te zijn.

 

Bovendien zorgde de vroege bezorging tot een veelvoud aan vragen resulterend in een extra Zomernota vragen en beantwoording. Bij deze stortvloed van vragen lijkt het erop dat het college een Zomernota gepresenteerd heeft die niet zo duidelijk was. Voor mijn fractie zou de behandeling van de Zomernota voor het jaar 2002 nogmaals onder de loep genomen kunnen worden. Mijn suggestie zou zijn: in verband met het late begin van de zomervakantie, zou de behandeling voor het zomerreces kunnen plaatsvinden.

 

Voorzitter. De indeling van de Zomernota gemakshalve volgend sta ik even stil bij de regionale ontwikkeling.

Nadat geruime tijd diverse schermutselingen hebben plaatsgevonden, is de tijd nu aangebroken dat er gelet op herindeling gemeenten diverse stappen gezet moeten worden.

Uitbreiding van Den Haag richting ons eigen grondgebied mag wel de meest opmerkelijke genoemd worden. Een doorbraak lijkt het. Maar tegenzetten worden wel gedaan. Randgemeenten concludeerden na eigen onderzoek dat het toch beter zou zijn om te komen tot een goede samenwerking tussen de gemeenten. Laat dat nu net het punt zijn dat in het verleden onder andere bij de discussie rondom de stadsprovincie, vakkundig om zeep is geholpen. De randgemeenten en Den Haag blinken wel uit in telkens het tegenovergestelde beweren van de voorgenomen plannen. De tegenstrijdige stellingname lijkt de randgemeenten nu op te breken!

 

 

Voorzitter. Eveneens opmerkelijk is de overeenkomst met Schipluiden. In de komende jaren kan er voor Delft een aantal woningbouwlocaties worden ontwikkeld waarbij aan Delfts woningbehoeften tegemoet kan worden gekomen. De afgesproken termijn van 25 jaar lijkt mijn fractie aan de lange kant. Een termijn van 15 jaar ware beter geweest.

Bijkomend voordeel van deze overeenkomst is de versterking van Midden-Delfland en de mogelijke vorming Midden-Delflandgemeente. Of dit een kans van slagen heeft, zal mede afhangen van de uitkomst van een rapport over het hele Westland. Dat er na bekend worden van de overeenkomst tussen Delft en Schipluiden vanuit Maasland en De Lier enig tromgeroffel kwam, hoort kennelijk tot de rituelen in deze omgeving. Het heeft meer het karakter van pro forma dan een fel protest.

 

De benoeming van een waarnemend burgemeester in Maasland na vertrek van de huidige doet vermoeden dat we aan de vooravond van nog meer veranderingen staan. We wachten maar of wat men in het Westland nog voor ons in petto heeft.

 

Voorzitter. Op bladzijde 14 van de Zomernota is een deel gewijd aan veiligheidsbeleid. In een aantal volzinnen wordt geschetst dat voor het objectieve veiligheidsgevoel meer nodig is dan een taak van politie. Werken aan een beter veiligheidsgevoel is een taak van ons allen. Dat is mijn fractie met u eens. Maar het werk van de politie komt steeds verder onder druk te staan vanwege tekorten in formatie. Korpsen zijn in de huidige tijd niet of nauwelijks op sterkte te krijgen. Natuurlijk kan je via de weg van opwaardering van bevoegdheden van stadstoezichthouders en parkeercontroleurs iets ondervangen, maar op het totaal is dit wellicht slechts een druppel op een gloeiende plaat. Verder wordt veel werk vaak snel afgebroken door wat minder frisse gebeurtenissen. Er is sprake van opleving van agressie van jongeren tegenover buitenlanders. Verontrustend zijn de harde geluiden die je soms hoort. Voorts wordt soms afbreuk gedaan aan het imago van de politie als in krantenartikelen geschreven wordt "de politie stond erbij keek ernaar en deed vervolgens niets". Dergelijke berichten doen meer schade ineens dan je in een jaar kunt goedmaken.

 

Voorzitter. Nu de economie draait als nooit tevoren en er meer mensen aan het werk zijn en werk hebben gekregen, valt het op dat de expansie een toenemende hoeveelheid werk tot gevolg heeft en dat de hoeveelheid vacatures groeit. Ook in de sociale sector kunnen we nu volop profiteren van de wind in de zeilen. De pijlen kunnen nu gericht worden op de groep langdurig werkelozen. Of de inzet van middelen tot gevolg heeft dat deze mensen weer naar de arbeidsmarkt geleid worden, is nog de vraag. Het is wel de groep waar ondanks de gunstige economie weinig beweging in zit. Er zal gaandeweg het traject ook gekeken moeten worden naar inzet van middelen en de effectiviteit. Voorts zal op het terrein van loon versus uitkering het verschil vergroot moeten worden om enerzijds een goede prikkel te geven en anderzijds de armoedeval te voorkomen.

 

De aandacht voor het onderwijs neemt steeds meer toe, veelal vanwege de nu optredende negatieve effecten, zoals vacatures, ziekteverzuim, schoolverlaters, etc. Ook in Delft plukt het onderwijs de wrange vruchten van jarenlange rijksbezuinigingen. Dat de gemeente Delft er sinds jaar en dag extra geld en middelen in stopt, maakt het beleid van de Nederlandse regering telkenmale schrijnend. Jammer genoeg is het uitgangspunt nog steeds niet "hoeveel hebben we voor goed onderwijs over of nodig?", maar "zoveel is er beschikbaar en voor dat geld moet je het maar zien te redden." Op die manier blijft het zwemmen tegen de stroom in. Een goed voorbeeld hiervan zijn de onderwijsgebouwen.

 

De meeste daarvan zijn tientallen jaren oud en zijn niet aangepast aan de onderwijskundige eisen van deze tijd. Bij onderwijskundige veranderingen dien je ook je gebouwen mee te laten veranderen. Kantoorgebouwen die 25 jaar geleden werden gebouwd hebben al vele aanpassingen gekend. Schoolgebouwen daarentegen schijnen de eeuwen te moeten trotseren. We zullen in Delft nog heel wat moeite hebben om de geplande uitbreiding van computers en ICT-plannen een goede plek te geven!

 

Voorzitter. De samenleving van vandaag staat in het teken van vervagende geografische en culturele grenzen. Hierdoor is feitelijk een multiculturele samenleving ontstaan met zijn eigen dynamiek, problemen en uitdagingen. De komst van immigranten en asielzoekers geeft de samenleving een "veelkleurig karakter", maar biedt ook de nodige zorg. Enerzijds is er behoefte aan duidelijkheid rondom de toelating van "nieuwkomers", anderzijds is er de problematiek rondom de integratie van allochtonen. De overdracht van de Nederlandse taal, cultuur en rechtsbeginselen zijn in dit verband van cruciaal belang. Voorkomen moet worden dat er een maatschappelijke tweedeling ontstaat tussen allochtone en autochtone Nederlanders.

 

Zorgen dien je als gemeente te doen voor die mensen die de zorg nodig hebben. Daarvoor ontvangt de gemeente ook geld, zoals WVG- gelden en bijzondere bijstand. Bijzondere aandacht verdienen vooral eenoudergezinnen met kinderen. De groep is bijzonder kwetsbaar. De kans dat kinderen die opgroeien onder deze moeilijke omstandigheden later zelf ook in de bijstand terechtkomen, is groot.

 

Voorzitter. Over emancipatie staat op blz. 33, dat het personeelsbestand nog geen afspiegeling is van de samenleving en dat daarvoor aanvullend beleid nodig is. Nu staan deze zinnen zo'n beetje in iedere jaarlijkse nota, zonder dat er nu direct merkbaar effect optreedt. Dat het personeelsbestand een afspiegeling dient te zijn van de samenleving is mooi gezegd maar meer een utopie dan wekelijkheid. De samenleving is nooit stabiel en steeds in beweging. Om nu naast de wettelijke vereisten en de nota diversiteitenbeleid opnieuw met een nota te komen. lijkt mijn fractie te veel van het goede. Gewoon het beleid uitvoeren en je houden aan gemaakte afspraken is voldoende.

 

In het hoofdstuk Duurzaamheid staan de grootse werken op het programma: Zuidpoort, Spoorzone, binnenstad, nieuwe bouwlocaties. Veel zal er gevraagd worden van de ambtelijke capaciteit. Gelet op de omvang van deze operaties zal de nodige capaciteit uitgebreid moeten worden, zeker omdat naast het reguliere werk, zoals bestemmingsplannen maken, het nodige extra gedaan moet worden. Wordt daar op de langere termijn wel voldoende rekening mee gehouden? De reorganisatie kent nog steeds een bezuiniging van zo’n f. 5 mln. Het lijkt mijn fractie wel wat te gaan wringen.

 

Voorzitter. De komende jaren zal Delft op verschillende plaatsen het karakter hebben van een enorme bouwput, dat is op zich zelf niet zo erg, maar de Delftse bevolking dient wel tijdig op de hoogte te worden gebracht van al deze werkzaamheden. Goede voorlichting moet hoog op uw agenda staan. Het voorkomt een hoop ergernis.

 

Met betrekking tot het onderwerp Binnenstad heeft mijn fractie een vraag gesteld in verband met de bereikbaarheid van kerken.

 

 

Het antwoord met betrekking tot invaliden is wat ons betreft akkoord, maar de schoen wringt bij het naar de kerk brengen van ouderen en slecht ter been zijnde mensen. In het antwoord van het college werd daar niet over gerept. Het lijkt er op dat het vervoerssysteem om ouderen en mensen die slecht ter been zijn naar de kerk te brengen onder de nieuwe regelgeving niet meer mogelijk zal zijn. Mijn fractie vraagt uitdrukkelijk deze problematiek te bezien en daar een oplossing voor aan te dragen.

 

In het kader van Delft 750 jaar werd de Taptoe in Delft nieuw leven ingeblazen. De taptoe zal na die tijd een regelmatig terugkerend verschijnsel zijn met bijbehorende tribunebouw. Vanaf 1996 mag het bekend zijn dat tribunes op donderdag worden neergezet omdat anders te tijd te kort is om ze op te bouwen. Bij het maken van afspraken met marktkooplui kan hiermee rekening worden gehouden.

 

Voorzitter. Voetgangers zijn in Delft vanuit verkeersoogpunt gezien niet zo belangrijk, althans zo lijkt het. In Delft besteden we bijzonder weinig aandacht aan verkeersveilige, goed zichtbare voetgangersoversteekplaatsen. In de wijk Voorhof worden nu veel zebra's vervangen door geleidestrepen. Onbegrijpelijk ten opzichte van de voetgangers. Vooral oudere bewoners van de stad weten niet waar ze aan toe zijn. Hun oversteeksnelheid is bij het verstrijken van de jaren lang niet meer zo hoog als dat vroeger was. Met andere woorden zij steken moeizaam over. Ook het gemeentebestuur heeft tegenover deze burgers de plicht om hen in de gelegenheid te stellen om op een voor hen zo veilige manier over te steken. Dan dienen knipperlichtinstallaties bij het oversteken gewoon in werking gezet te kunnen worden en niet dat de ouderen zich onveilig weten en zich voelen overgeleverd aan de willekeur van de automobilist.

 

We zullen de komende jaren op velerlei terrein rekening moeten houden met een groeiend aantal ouderen in onze stad. De demografische gegevens voor Nederland laten een sterke stijging zien de komende 35 jaren. Ons beleid zal meer nog dan vroeger gericht moeten zijn op deze bevolkingsgroep. Daar hoort ook bij hun plaats te midden van het verkeer.

Delft is zo'n beetje de enige stad in West-Europa die zo weinig aandacht besteed aan voetgangersoversteekplaatsen. Veel plaatsen worden niet goed aangegeven en zijn bovendien slecht verlicht. De enige goede voetgangersoversteekplaats -- aan de Hugo de Grootstraat -- krijgt bijna de museale status vanwege z'n zeldzame verschijningsvorm in Delft!

 

Het financieel beeld ziet er niet ongunstig uit, zeker niet in de Zomernota. Ondanks onze vorig jaar gemaakte opmerking omtrent de lage bedragen voor het investeringsplan blijken vooral dit jaar de op de pagina’s 66, 72 en 79 genoemde bedragen onwaarschijnlijk klein. De factor 1000 staat bij alle andere schema's vermeld, hier echter niet. Misschien gedaan om extra geld over te houden?

 

Het meer jarenperspectief ziet er minder ongunstig uit, uw Zomernota lezend. Er liggen echter nog wat gevaren op de loer voor 2001. Het ziet er naar uit dat in 2001 de loonstijgingen meer zullen zijn dan in het verleden. Dat heeft gevolgen voor het stijgingspercentage van de uitkeringen. U heeft aan de geplande 2,5% niet genoeg, evenmin aan de geplande 3% tarievenstijging. De hoge brandstofprijzen zorgen ervoor dat bepaalde gemeentelijke onderdelen meer budget nodig hebben om rond te komen. Al met al doet u er goed aan de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en eventueel bij te stellen. De vraag hierbij is natuurlijke wel of de genoemde percentages nog wel geldig zijn?

 

Een ander punt van zorg met betrekking tot de financiën zijn de welhaast oncontroleerbare kosten van de herhuisvesting van de gemeentelijke diensten. Deze kosten lijken de komende jaren nogal het fors overschreden te worden.

 

Via de Zomernota konden we vernemen dat de kosten voor het rioolstelsel fors zullen toenemen. Op blz. 61 wordt hier nader op ingegaan onder een wat misleidende titel

"Rioolrechten grote afvoeren". Daar blijkt dat het rioolrecht ca. f. 260,- per aansluiting gaat kosten, terwijl de OZB met f. 155,- wordt verlaagd. Een toename van ruim f. 100,- per aansluiting, dat is 70%. Een dergelijke verhoging kunt u de bevolking niet verkopen nu blijkt dat binnen de OZB jarenlang het rioolgedeelte te laag is geraamd, ondanks het feit dat we op de hoogte zijn en waren van de te nemen noodzakelijke maatregelen met betrekking tot het riool. Mijn fractie heeft in het verleden daar meermaals op gewezen.

 

Met het verbeteren van de riolering is lang gewacht zodat er nu veel moet gebeuren en de burger hiervoor het gelag gaat betalen naar het zich laat aanzien. Goed onderhoud en tijdige aanpassing van structurele werken zijn altijd noodzakelijk. De verdere ontwikkeling van "hard naar zacht" moet daar zeker geen verandering in brengen. Dat het volgens pag. 50 al jarenlang een punt van discussie is, is geen geruststellende gedachte!

 

Voorzitter. Op pagina 57 wordt voorgesteld om het Fonds Bouwlocaties op te heffen. Analyse hierover ontbreekt. Alleen de zin dat er geen gebruik van is gemaakt, kan op onbekendheid van de regeling duiden. Maar is het wel verstandig om tot opheffing over te gaan? Nu staan we aan de vooravond van nieuw te ontwikkelen bouwgrond dat via convenant met Schipluiden is geregeld. De f. 8,3 mln. zou hierbij betrokken kunnen worden. Het lijkt erop dat we dit fonds, gelet op de ontwikkelingen, toch nodig zullen hebben en dus de doelstelling van het fonds moeten verruimen.

 

Voorzitter. Mijn fractie heeft moeite met de gevolgde vrijheden van dit paarse kabinet en de mogelijkheden die gemeenten krijgen om van deze vrijheden te profiteren.

Mijn fractie is, samen met vele anderen, ook gemeenten, niet gelukkig met de voorgestelde opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober. Dat grote steden allang met dit probleem zijn geconfronteerd, mag duidelijk zijn. Daar had de regering een taak om iets op te lossen, maar om nu het hele land op te zadelen met de mogelijkheid tot het vestigen van een bordeel heeft niets met vrijheid te maken, maar met een slecht beleid. Een beleid waar het merendeel van de Nederlandse gemeenten geen behoefte aan had. Wat mijn fractie betreft had Delft zich daar best bij mogen scharen.

 

Een ander zorgelijk punt is het feit dat Delft gebruik wil gaan maken van de mogelijkheid om in het centrum van de stad de winkels iedere zondag open te laten zijn omdat het een toeristisch gebied zou betreffen. U zult inmiddels weten dat mijn fractie dit niet op prijs stelt. Of de meerderheid van de winkeliers er behoefte aan heeft, wordt uit uw verhaal niet duidelijk. De noodzaak is er vooral in de winter niet of nauwelijks. Het aantal toeristen dat dan door Delft dwaalt, is bijzonder laag. Waarom zou je gelet op het geringe aantal toeristen de zondagsrust nog verder aantasten? Laat de ondernemers toch ook eens van wat vrije tijd genieten!

 

 

 

 

Nu het "geheime genootschap" z'n werk heeft afgerond en een nota bestuurlijke vernieuwing inclusief Plan van Aanpak voor de raad heeft neergelegd, wacht er voor de raad en organisatie nog een heel traject van verandering. Terugziend op het proces was het goed om met elkaar in de politieke luwte het werk te doen om in ieder geval een goed product neer te leggen. Er zal echter nog heel wat cultuurverandering moeten plaatsvinden om de in de nota verwoorde zaken te bewerkstelligen. Dat de burgemeester zich met bestuurlijke vernieuwing bezighoudt in de trant van bestuurlijke vernieling valt mijn fractie tegen.

Veel zal dus afhangen van de inzet van de verschillende politieke partijen en de wijze waarop de politieke discussie wordt vormgegeven en gevoerd.

 

Ander gevaar ligt wel op de loer gelet op opmerkingen van de hoogleraar bestuurskunde Frissen tijdens een congres vorige week. Hij stelde: "Politieke partijen hebben hun functie voor een groot deel verloren. Ze zijn er alleen nog maar voor de rekrutering van politiek personeel". Deze ontwikkeling is volgens de Brabantse bestuurskundige helemaal niet erg. "Het probleem van de teloorgang van de partijpolitiek is niet het probleem van de samenleving. Die gaat buiten gewoon vrolijk verder." Als dat waar zou zijn dan kunnen we beter snel Nota Bestuur III gaan schrijven en II maar in de la leggen.

 

Ten slotte nog enkele opmerkingen van mijn fractie met betrekking tot de visie op de overheid en op de verantwoordelijkheid van de burger. De kern van de christelijke overheidsvisie is dat de overheid niet alleen maar een afvaardiging is van de burgers, maar dat zij door God zelf is ingesteld en in Zijn dienst staat. Veel mensen menen immers dat de overheid alleen gebonden is aan ontwikkelingen in de samenleving. Wij geloven dat niet. De overheid heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid. Zij moet de trends in de samenleving niet zonder meer volgen. Zij heeft een leidinggevende taak. Deze taak bestaat in het ordenen van de samenleving naar de bijbelse maatstaven van gerechtigheid en barmhartigheid. Tegelijkertijd geeft de overheid mee leiding aan de bijbelse opdracht tot beheer en ontplooiing van de schepping en de samenleving. Het is onze overtuiging dat een bestuur dat rekent met Gods geboden tevens het beste is dat de samenleving kan krijgen. Het publieke leven is immers niet neutraal, maar staat onder Gods heerschappij. De overheid moet het kwaad bestrijden en het goede bevorderen. Ze moet zichzelf normeren om dat onderscheid helder te kunnen maken. Tegelijkertijd is controle op de macht noodzakelijk vanwege de zwakheid en zondigheid van alle mensen. Een gereguleerde vorm van volksinvloed is daarom van belang om de overheid en overheidspersonen op hun hoge roeping te wijzen. Onze visie op verantwoord burgerschap sluit hierbij aan. Goed burgerschap houdt in dat mensen de overheid respecteren als een goede instelling. Burgers hebben ook zelf de opdracht de samenleving in eigen verantwoordelijkheid te dienen. Zij zullen moeten proberen in hun eigen omgeving te werken aan een leefbare samenleving. In de vrijheid om dat te doen, ligt een voorwaarde voor een gezonde samenleving. Er zijn echter normen die aangeven hoe die vrijheid gebruikt moet worden. Een democratie zonder normen is een tirannie van de meerderheid. Ook aan de democratie moeten normen ten grondslag liggen. Die normen ontlenen wij aan het Woord van God, de Bijbel. Ondanks alle veranderingen blijft het jaar 2001, waar we met z´n allen naar toe werken, het jaar A.D. 2001. Anno Domini, het jaar onzes Heeren. Laten we daar rekening mee houden!

 

De VOORZITTER: Dank u wel.

 

Het woord is ten slotte aan de heer Van Doeveren.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter, leden van de raad, geachte aanwezigen. In onze prinsenstad houden wij nu onze eigen prinsjesdag. De landelijke boodschap op prinsjesdag zal zijn dat gezien de economische voorspoed, de verschillende overheden het ook financieel behoorlijk voor de wind gaat. Voor de meeste plannen is geld; echte keuzes hoeven niet te worden gemaakt. Ook deze Zomernota schetst hetzelfde beeld. Er zijn voldoende financiële middelen om alle plannen te dekken. Die middelen bestaan voor een behoorlijk deel uit de opbrengst van de EZH-aandelen. Daarbij komt nog de opbrengst van de verkoop van de aandelen in het Bouwfonds. Dat maakt deze Zomernota vrij onoverzichtelijk. Immers veel voorstellen worden gedekt uit die bijzondere opbrengsten. Wij hadden graag overzichtelijk uitgesplitst gezien welke voorstellen nu eigenlijk gedekt worden door al deze bijzondere baten en welke voorstellen uit de reguliere inkomsten worden gedekt. Nu loopt dat erg door elkaar en maakt de Zomernota in dat opzicht weinig transparant.

 

Voorzitter. In de euforie van de vele beschikbare financiële middelen lijkt de bewaking van de grenzen daarvan wat ondergesneeuwd te worden. In deze Zomernota wordt gemeld dat de begroting 2001 sluitend is, wat prima is. Maar tegelijkertijd wordt een financieel meerjarenperspectief geschetst dat tekorten oplevert. Over de dekking daarvan wordt ons inziens tamelijk luchtig heen gestapt. Er wordt gekoerst op enige inverdieneffecten en als klap op de vuurpijl wordt opgemerkt dat als sluitstuk uiteraard een beroep kan worden gedaan op het opgebouwde reservevermogen. Deze houding getuigt ons inziens van financiële zorgeloosheid. Immers nog maar een paar jaar geleden is bij de behandeling van de nota reserves geconstateerd én zo ook onderschreven door de raad, dat terughoudendheid bij het aanwenden van de reserves gewenst is. Die terughoudendheid was terecht, waar die reserves toch primair bedoeld zijn als een benodigde financiële buffer voor de gemeente. Wij wijzen dan ook absoluut de greep in het reservevermogen van de gemeente af.

 

Voorzitter. In het spoor van andere fracties komen wij ook even terug op uw interview over de bestuurlijke vernieuwing in de Delftsche Courant van afgelopen zaterdag. De voorstellen van de betreffende werkgroep zouden getuigen van een gebrek aan fantasie, visie en vernieuwing. Dat interview roept bij onze fractie in ieder geval de vraag op hoe de andere reactie van het college nu eigenlijk moet worden beschouwd. Voorts rijzen er vragen over de verhouding tussen de raad en zijn voorzitter. Ten slotte vragen wij ons af of het rapport van de werkgroep wel in alle opzichten goed is overgekomen. De werkgroep zou voor een onafhankelijk voorzitter van de raadscommissies zijn. Dat is evenwel in het rapport beland als een mogelijk alternatief met name op suggestie van het college.

 

Maar laten wij niet teveel vooruitlopen op de behandeling van het rapport van de werkgroep later deze maand. Wij vinden dat een goede wijze van met elkaar communiceren niet via de krant verloopt en dat terughoudendheid op dat moment in het proces had gepast. Wij steunen dan ook de ingediende motie.

 

Voorzitter. De CDA fractie ondersteunt al jaren het beleid om kostendekkende tarieven te hanteren. Daarbij kijken wij ook naar de positie van Delft ten opzichte van andere steden. Rond 1993 stond Delft 8e op de lijst van duurste steden en dat was van boven. In de jaren daarna zakte Delft naar de 34e plaats. Delft is evenwel nu weer gestegen naar de 27e plaats. Die ontwikkeling vinden wij geen goede. De CDA-fractie zal voorgestelde tariefstijgingen naast een toetsing op de kostendekkendheid ook nadrukkelijk vergelijken met andere steden.

 

Met instemming hebben wij kennisgenomen van uw doelstelling om voor de komende jaren te komen tot invoering van een productbegroting; een instrument om de activiteiten van de gemeente beter te kunnen sturen en beheersen. Een instrument dat geld koppelt aan concreet te realiseren producten met als doel het meetbaar en normeerbaar maken van resultaten. Het bevordert de door eenieder onderschreven transparantere organisatie. Onze fractie zal de productbegroting toetsen aan de hand van de volgende vier criteria, te weten:

1.            De productbegroting dient alle activiteiten te definiëren in termen van producten of gewenste effecten voor de verschillende doelgroepen.

2.            Zij bevat alle noodzakelijke informatie voor een zorgvuldige besluitvorming over en prioritering van de afzonderlijke producten. Deze informatie zou op twee A4-tjes bij het betreffende product moeten staan. De productbegroting moet toegankelijk zijn en uitnodigen tot lezen en gebruik.

3.             Er staan meetbare normen voor zowel financiële als niet-financiële prestatie-                    indicatoren, die taakstellend moeten zijn voor college en het ambtelijk apparaat.           Afwijkingen van de gestelde normen zullen worden besproken en waar nodig zullen         daar consequenties aan moeten worden gekoppeld.

4.             De productbegroting wordt consistent gemaakt met de andere instrumenten, zoals           de jaarrekening en de tussenrapportages. Dit geldt ook voor aspecten zoals de            beoordelingscyclus, administraties en informatiesystemen.

 

Wij zijn het met u eens, dat invoering van een productbegroting niet zomaar gaat. Huidige begrotingsposten zullen eerst moeten worden omgebouwd naar een beschrijving in producten of beleidsvelden. Kosten zullen nog preciezer moeten worden toegerekend. Vervolgens zullen prestaties met betrekking tot een product moeten worden genormeerd. Daarna moet de nieuwe begrotingssystematiek worden verankerd in andere aspecten van de bedrijfsvoering zoals informatiesystemen, vertaling van beleidsnota's naar de productbegroting en procesbeschrijvingen. Dat invoeringstraject is dus een gecompliceerde zaak en omvat waarschijnlijk meerdere begrotingsjaren. Overweegt u voor de ontwikkeling daarvan een meerjarig budget beschikbaar te stellen? Wij vinden het prima dat er een werkgroep productbegroting aan de slag gaat, waarvan ook leden deel uit maken van andere dan de financiële afdelingen. Wel dringen wij in dit verband aan op snelheid.

 

Uit de beantwoording van de vragen over de Zomernota lijkt de indruk te ontstaan dat de leden van de werkgroep binnen hun huidige taken de ruimte voor het ontwikkelen van een productbegroting moeten vinden, waarmee het niet de nodige aandacht lijkt te krijgen. Wij zouden dat betreuren en vragen uw aandacht daarvoor. Kunt u ons ook informeren wie als projectleider c.q. trekker van de werkgroep gaat optreden?

 

Voorzitter. Waarom hecht de CDA-fractie aan die productbegroting? Omdat als wij inzetten op bijvoorbeeld een doelstelling als het integreren van allochtonen in de samenleving en dat doorvertalen naar een meer concrete doelstelling, dat de schoolprestaties van bijvoorbeeld Turkse kinderen met 10% moet worden verhoogd, waarvoor wij vinden dat activiteiten nodig zijn, zoals het aanpassen van leerstof en een voorlichtingscampagne, wij het geld daarvoor beschikbaar stellen en achteraf kunnen toetsen of het bijgedragen heeft tot de realisatie van de doelstelling. Dan pas kunnen wij inderdaad zeggen "de uitvoering telt".

 

De vergadering wordt van 22.40 uur tot 23.15 uur geschorst.

 

 

De VOORZITTER: In uw eerste termijn is er aandacht gevraagd voor het integraal veiligheidsbeleid. Ik roep in uw herinnering dat de raad verleden jaar november het veiligheidsplan in de commissie heeft behandeld en vervolgens in de raad heeft vastgesteld en dat er een aantal speerpunten in dat beleid zat dat tot uitwerking moest komen. Dat is een veiligheidsparagraaf rondom horeca en uitgaan, het project de veilige school, de wijkaanpak, verkeersveiligheid en het keurmerk veilig wonen. Bij al deze projecten hebben wij er vanaf het begin voor gekozen om de aanpak in hoge mate te laten dragen door belanghebbende organisaties. Waar het scholen en horeca betreft heeft men de projecten samen met de gemeente en de politie getrokken. De wijkaanpak, de veilige wijk, en verkeersveiligheid zouden geïntegreerd moeten worden met de wijkaanpak die wij overigens op een aantal punten ook met elkaar hebben besproken. Het keurmerk veilig wonen zou daarin ook een plek moeten krijgen en erop moeten aansluiten. Ik kan u in ieder geval toezeggen dat u zeer binnenkort de paragraaf veilig uitgaan krijgt die overigens gelukkig het afgelopen jaar al heel wat positieve effecten heeft gehad. In verhouding hebben wij, zeker in vergelijking met voorgaande jaren, in de horeca een rustige zomer achter de rug. Met de veilige school zijn wij behoorlijk en route. Er wordt hard aan gewerkt door het onderwijs en ik hoop dat wij eind dit jaar ook van die kant een volledig plan krijgen. In de wijkplannen zit al een groot aantal projecten dat te maken heeft met de veilige wijk en de veilige woonomgeving. Dat moet nu worden omgezet in actieplannen. Het tempo ervan wordt natuurlijk enigszins door die aanpak bepaald. Ik moet zeggen dat in het wijkplan Tanthof in feite toch meer dan voldoende handvatten zitten om de heer Bouman goede hoop te geven. Ten slotte wil ik wat betreft het keurmerk veilig wonen nog zeggen dat wij in ieder geval  met een uitgewerkte aanpak komen. Het lijkt ingewikkelder dan het is, omdat er ook in de sfeer van klussen en werk veel georganiseerd moest worden, maar zo langzamerhand zijn wij daar wel uit.

 

Er is iets gezegd over de bevoegdheden van de surveillanten. Dat is een dubbel project; enerzijds de integratie van alle toezichthouders in de openbare ruimte en anderzijds het opbouwen van bevoegdheden van die functionarissen. Als wij ze niet hebben, moeten we ze verwerven en als wij ze wel hebben, moeten wij hun bevoegdheden verbreden. Het is in ieder geval een project waar wethouder Grashoff en ik samen met de politie en het OM in opereren en waar op dit moment een goede versnelling in zit. Wij mogen daar best tevreden over zijn, want elders in het land blijkt het toch een uiterst moeizaam proces te zijn, omdat minstens een decennium lang Justitie die verbreding niet heeft gewild.

 

Wat betreft het huiselijk geweld zullen wij de nota die de PvdA heeft uitgebracht in een commissie aan de orde stellen, maar wij weten thans nog niet exact in welke.

 

Ik wil de heer Van den Doel nog vragen het incident in de Caesar Franckstraat nog eens in de commissie Leefbaarheid aan de orde te stellen.

 

De motie inzake de politiepost in de binnenstad moet ik op dit moment ontraden. Ik wil best toezeggen dat wij daarover in de commissie verder zullen spreken, maar er zitten in ieder geval zeer veel haken en ogen aan. Er wordt verwezen naar het toeristisch seizoen. Het afgelopen jaar hebben wij die bijzondere toeristenvoorziening gehad en die heeft toch heel weinig klanten opgeleverd. Bovendien leidt het ertoe dat zo’n post weer een stukje bureaubezetting kost, juist in de nachtelijke uren waarop ik de mensen toch graag in de binnenstad laat lopen. Ten slotte komt er nog bij dat het wel een zeer moeizaam traject zal zijn, want als er iets is waarover wij niet gaan, dan zijn het wel politieposten.

 

Dat is een typische beheersvraag en daar gaan wij niet over. Ik wil dus best over de ins en outs in de commissie Leefbaarheid spreken en op basis daarvan bezien of wij wel of niet verdere stappen moeten dan wel kunnen zetten. In deze vorm moet het college in ieder geval aanvaarding van de motie ontraden.

 

Over de kwestie van de ruimte en de grenzen komen wij zeer binnenkort te spreken in de commissie en vervolgens in de eerstkomende reguliere raad. Ik zal er dan ook niet al te veel op ingaan, al is het college natuurlijk blij met de steun die voor de samenwerkingsovereenkomst met Schipluiden is doorgeklonken.

 

Over het veiligheidsvraagstuk kan ik ook betrekkelijk kort zijn. Wethouder Grashoff en ik hebben zowel vanuit een milieu-invalshoek als vanuit de veiligheidsinvalshoek een inventarisatie risicovolle bedrijven in de maak. U kunt erop rekenen dat u die nog dit jaar krijgt voorgelegd. De rampenbestrijdingsplannen voor de bedrijven die dat volgens de landelijke normen moeten hebben zijn nagenoeg gereed. Acepta en Van der Helm zijn al klaar, maar DSM Gist hoeft zo’n plan niet te hebben, maar afgesproken is dat zo’n plan er toch komt. Het is mogelijk dat uit die inventarisatie blijkt dat het ook in een aantal andere gevallen wenselijk is om dergelijke plannen op te stellen.

 

Er zijn al gedachten bij de brandweer om een jeugdbrandweer op te zetten. Het zal nog wel enkele maanden duren voordat een en ander is uitgewerkt, maar de brandweer wilde zelf al met voorstellen komen, ook om daarmee de toekomstige rekrutering voor de eigen organisatie enigszins veilig te stellen. Het blijkt immers dat de rekrutering van vrijwilligers, die tot nu toe eigenlijk buitengewoon soepel verliep, steeds moeilijker wordt, zeker omdat wij nu ook wel fikse aantallen in dienst willen krijgen. Dat blijkt toch niet zo eenvoudig te zijn.

 

Wat de gemeentelijke huisvesting betreft kan ik u toezeggen dat wij nog dit jaar een integraal plaatje op tafel willen leggen en daarbij ook een eindbeeld zullen schetsen. Als bijvoorbeeld het RIAGG-pand vrijkomt zullen wij de ramingen kunnen bijstellen. In ieder geval is ook de ervaring van het college dat er te veel per incident op de huisvestingsvraag is gereageerd. Wij proberen nu via dat heldere eindplaatje een aantal stappen te schetsen en aan de commissie en vervolgens de raad in een keer voor te leggen en daarmee ook het hele financiële verhaal goed af te timmeren.

 

Ten slotte kom ik dan bij de nota bestuurlijke vernieuwing en met name over mijn interview. Ik zal vooral op dat laatste ingaan, want het inhoudelijke debat zal eind september in uw raad plaatsvinden en bovendien komt morgen het collegestandpunt over de nota naar buiten. Ik zal mij dus eigenlijk tot de procedure beperken, maar ik denk ook dat de meeste opmerkingen in die sfeer zijn gemaakt.

 

Ik wil in ieder geval nog eens zeggen -- u had dat overigens kunnen weten als u bij mijn installatie was geweest en dat waren er toch heel veel -– dat dit een onderwerp is dat mij buitengewoon aan het hart gaat en waar ik mij buitengewoon bij betrokken voel, omdat ik de stellige overtuiging ben toegedaan dat wij in onze moderne Westerse samenleving op dit punt grote slagen zullen moeten maken om de democratie levend te houden. Er zijn allerlei signalen die toch grote zorgen baren. Dat is in ieder geval mijn inspiratie om mij ermee bezig te houden, maar daarmee is niet gezegd dat alles wat ik in die sfeer doe ook goed is.

 

 

Het betekent in ieder geval wel dat ik in dit verband op persoonlijke titel heb geopereerd, want zoals ik al zei het collegestandpunt komt morgen naar buiten.

 

De raad weet dus van mijn persoonlijke betrokkenheid bij dit onderwerp en weet ook dat ik daar uitgesproken opvattingen over heb en vind dat dit ver moet kunnen gaan. De raad weet ook dat ik de nu geproduceerde nota geen nota vind waarmee wij voldoende vooruit komen. Mijn commentaar op dat punt heb ik ook eerder aan de commissie ter beschikking gesteld. Bovendien heb ik bij die gelegenheid, maar ook op andere momenten, al aangegeven dat ik van zins was om daar publiekelijk nog iets over te zeggen. In die fase heeft niemand daar bezwaar tegen geuit.

 

Dan resteren natuurlijk het precieze moment waarop ik dat doe en de woordkeuze, want ik ga voorbij aan de opmerking van Stadsbelangen over zwijgplicht en dergelijke. Ik weet zeker dat ik dat niet zal meemaken als het zover zou komen in deze stad en ik zou iedereen ook willen ontraden om in zo’n stad te willen functioneren, als het al niet zo is dat de meeste landen waarin men dit soort dingen kende ook gelukkig aan ingrijpende veranderingen onderhevig zijn. Dus er resteren nog het moment en de woordkeuze.

 

Laat ik eerst wat over het moment, de tijdigheid zeggen. Het moment is in ieder geval in die zin ongelukkig geweest dat ik daarmee over de presentatie van de werkgroep zelf ben heengewalst. Dat is een constatering achteraf en dat is toch slecht, want de werkgroep is daardoor niet in de gelegenheid geweest om het verhaal zelf te presenteren, hoewel er ook een interview met hen was gehouden. Ik heb mij er wel van vergewist dat de werkgroep de persconferentie had gegeven voordat ik aan het woord kwam, maar het effect is in ieder geval geweest wat het is geweest en achteraf gezien moet ik erkennen dat het natuurlijk niet goed was. Dat betekent dat je het inderdaad wel een ontijdige presentatie kunt noemen. Als men zou zeggen dat ik het wellicht véél eerder of véél later had kunnen doen, heb ik veel meer twijfel, want ik denk dat de raad een interview in deze zin op welk moment dan ook niet zo aantrekkelijk vindt en dat het dus ook op ieder moment zijn kwetsbaarheden heeft. Nadat de raad heeft gesproken, zou ik wat laat zijn met mijn opmerkingen. Als ik het in een heel pril stadium had gedaan, zou de werkgroep nog niet van haar ei bevallen zijn. In dit stadium zit ik wat ongelukkig tussen de raad en de commissie in. Wat dat betreft bestaat het goede moment voor zo’n interview waarschijnlijk ook niet, maar ik heb gezegd wat ik over de tijdigheid heb gezegd en daar neem ik uiteraard ook niets van terug.

 

Ten slotte kom ik dan op de woordkeuze en het effect dat het interview heeft gehad. Ik stel vast dat in ieder geval door mijn woordkeuze het interview een nogal verwoestend karakter heeft gekregen. Dat is voor een deel het gevolg van de manier waarop de journalistiek er invulling aan geeft, maar uiteraard neem ik daar zelf ook verantwoordelijkheid voor, want ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Dat de journalist dat vervolgens interpreteert, is zijn goed recht, maar daardoor krijgt het geheel wel een bepaalde kleur die ongelukkig kan worden genoemd en die een ongelukkig effect heeft gehad op het proces. Ik denk dat wat meer diplomatie aan mijn kant in dit geval absoluut gepast was geweest. Ik kan daarom wel zeggen dat het college -- ik sluit mij daarbij uiteraard aan, behalve enige nuances die ik in mijn bijdrage heb aangebracht --zich in ieder geval kan vinden in het dictum van de motie die door de raad is voorgesteld.

 

 

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Zoals gebruikelijk begin ik met de beantwoording van financiële vragen.

 

Ik constateer dat de behandeling van de Zomernota als zodanig waarschijnlijk altijd wel aanleiding zal blijven geven tot discussie. Geen voordeel dus zonder nadeel, ook in dit geval. Behandeling na de zomer heeft ook weer nadelen, zoals de aanwezigheid van de kermis, maar ook de lange tijd die de raad had om vragen te bedenken. Nu zijn er dit jaar niet echt meer vragen gesteld dan verleden jaar, dus dat op zich is geen argument om de behandeling weer voor de zomer te laten plaatsvinden. De raad heeft in ieder geval de tijd gehad om een mooi betoog te bedenken en dat is dan ook uitbundig gedaan, wellicht zelfs iets te uitbundig gezien het tijdstip van dit moment.

 

Ik heb voorts geconstateerd dat de raad heeft aangegeven niet te veel te willen veranderen aan de behandeling in eerste termijn. Kennelijk wil de raad op dit punt niet vernieuwen. Slechts enkele fracties hebben zich gehouden aan de wijziging waarover wij gesproken hebben en wel om niet veel langer dan een kwartier te praten. Ik vind dat jammer, want dat ontneemt ons de mogelijkheid om straks wat meer inhoud aan de tweede termijn te geven.

 

Voorzitter. Ik ben het eens met de meeste opmerkingen over de aansluiting van de rekening aan de Zomernota. Die aansluiting moet inderdaad verbeteren, zoals ook als doelstelling in de nota is vermeld. Ik beloof dat wij het volgend jaar ons best zullen doen om dat te verbeteren. Het is echter totaal onmogelijk om in één stap naar een perfect eindproduct te komen. Het is te complex om in een keer alles goed op elkaar te laten aansluiten. Bovendien heeft ons ambtelijke apparaat nu al iets te veel op zijn bordje.

 

Inmiddels is er een ambtelijke werkgroep van start gegaan met de voorbereiding van de productbegroting. In de vergadering van de commissie Middelen van oktober zullen wij over de planning van het proces gaan praten. Daarbij kunnen wij ook spreken over de nadere invulling van die werkgroep en de rol die de raad wenst te gaan spelen. Ook in dit verband wijs ik erop dat de verwachtingen niet te hoog moeten worden gespannen. Met name de randvoorwaarden van het CDA zijn wel heel mooi, maar zeker niet in een jaar te verwezenlijken, maar gelukkig erkende de heer Van Doeveren dat zelf ook al. Wij zijn nog volop bezig met de nieuwe organisatie. Alles moet nog op zijn juiste plek belanden, ook financieel. Het jaar 2000 beschouwen wij dan ook als een heel zwaar overgangsjaar. Dit jaar -- maar dat zal u niet zijn ontgaan -- hebben wij niet alleen de organisatie gekanteld, maar ook de hele financiële administratie en dat is op zich al een forse opgave. Als wij alle kosten weer op alle juiste plaatsen hebben, kunnen wij daadwerkelijk gaan nadenken over een productbegroting. Als die in een zodanig stadium is dat wij er ook wat mee kunnen, kan ook de aansluiting van de rekening op de Zomernota optimaal worden en dan kan het gebruik van kentallen in de productbegroting leiden tot een vorm van beleidscontrol waarom met name door de fracties van het CDA en D66 is gevraagd. Dat is dus zeker het einddoel, maar hoe lang wij erover doen om dat te bereiken, kan ik nu nog niet zeggen, maar ik hoop u daarover in oktober in de commissie meer over te kunnen zeggen.

 

Enkele fracties hebben gesproken over de lastenverzwaring voor de burgers die met name schuilt in het rioolrecht dat wij weer willen invoeren. In de schriftelijke beantwoording hebben wij al aangegeven dat er enigszins sprake is van voorbarige vermelding in de Zomernota. De discussie daarover met de raad komt natuurlijk nog.

 

Dit najaar zullen wij de discussie voeren over het rioleringsplan en de discussie over het belastingplan 2001, dus zowel de hoogte van het rioolrecht moet nog vastgesteld worden als de bijbehorende verlaging van de OZB. Wel wil ik erop wijzen dat wij niet te maken hebben met een nieuw fenomeen, want de afgelopen tien jaar is er elk jaar een toeslag gelegd op de stijging van de OZB ten behoeve van het rioleringsplan, gemiddeld zo’n 1,5%. Er werd weliswaar expliciet op gewezen, maar het is eigenlijk elk jaar toch sluipend meegelopen. Als wij de kosten van het rioleringsstelsel uit de OZB halen, dan worden ze zichtbaarder -- ook voor de burgers -- maar daarom alleen al natuurlijk nog niet hoger. De totale lastenverzwaring voor de burgers houden wij zeer nadrukkelijk in de gaten en daarvoor geldt ook dat de stijging gematigd moet zijn. Als wij het beleid volhouden dat wij de afgelopen jaren eigenlijk ook continu gevoerd hebben, ben ik ervan overtuigd dat het wel mee zal vallen met de stijging van Delft op de ranglijst van duurste gemeenten. Volgens het CDA zijn wij nu naar de 27e plaats gestegen, maar het totale lijstje bestaat maar uit 32 gemeenten. Het lijkt mij dan ook niet zo dramatisch dat wij 5e van onderen zijn.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Weet u hoeveel gemeenten er in Nederland zijn?

 

Wethouder OOSTEN: Jawel, maar die 27e plaats is op het lijstje van de 32 grootste gemeenten; van de 450 gemeenten zitten wij ergens rond de 80e of 90e plaats.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Het gaat natuurlijk om de vergelijking met andere jaren.

 

De VOORZITTER: Op een lijstje van 32 kun je natuurlijk niet op de 34e plaats staan.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ongetwijfeld zal het met de grootte van steden te maken hebben, maar men heeft elk jaar toch hetzelfde onderzoek en dat kun je door de jaren heen met elkaar vergelijken. En daar zullen wij elk jaar op toetsen.

 

Wethouder OOSTEN: Daarin verschillen onze doelstellingen ook niet.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dat denk ik ook niet en ik vertrouw er ook op dat er in de praktijk tussen u en ons geen verschil van inzicht zal bestaan op dit punt!

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. De PvdA heeft toch twijfels bij het loskoppelen van het rioolrecht en is zelfs bereid om daar eventueel de Zalmsnip voor in te zetten. Die discussie hebben wij afgelopen maart gevoerd toen het ging om de uitgangspunten van het belastingplan en die discussie zetten wij dit jaar voort bij de definitieve invoering. De uitgangspunten zijn in maart gelukkig redelijk raadsbreed vastgesteld en ik was dan ook maar van plan om daaraan vast te houden. De ingeslagen weg wordt wat dit betreft dus wel gevolgd. Overigens zal de kwijtscheldingsregeling uiteraard ook op het rioolrecht van toepassing zijn.

 

Voorzitter. Ik zal nadenken over de suggesties rondom de WOZ. Ook ik ben van mening dat de heffingsgrondslag daarvan zo langzamerhand wel erg gecompliceerd wordt. Ik voorspel dat wij niet alleen in Delft maar in het gehele land het komende voorjaar een storm van publiciteit kunnen verwachten van mensen die het niet eens zullen zijn met de vastgestelde waarde en van alle belangenverenigingen die zullen opstaan.

 

 

De waardebepaling in het kader van de WOZ is volgens mij echt wel iets te eenvoudig door het rijk gedecentraliseerd met een aantal problemen die het er ook niet gemakkelijker op maken. Maar goed, wij voeren het uit en ik waarschuw u nu al dat het het volgend voorjaar waarschijnlijk wel de nodige beroering zal veroorzaken.

 

De bezuiniging van f. 5,5 mln. die het college aan het begin van deze periode als doelstelling had wat betreft de oude organisatie zal echt in 2003 gehaald worden. De invulling van de laatste twee jaarschijven kan de raad binnenkort tegemoet zien. Natuurlijk heeft de tijd niet stilgestaan en hebben enkele zaken wel extra ambtelijke inzet gevraagd, zoals de EZH-plannen. Bij elke extra ambtelijke capaciteit zijn echter ook direct de middelen gevoteerd. Dat intervenieert dus niet met die bezuiniging. Heel kort door de bocht gezegd, zou je het een drastische verschijningsvorm kunnen noemen van het vroegere adagium oud voor nieuw.

 

Stadsbelangen noemt het college verkwistend. Volgens mij kan men het college veel noemen, maar verkwistend gaat mij toch wat te ver. Als je de rekeningresultaten van 1998 en 1999 beziet dan zijn wij toch verre van verkwistend geweest, want in beide jaren hebben meer dan f. 10 mln. overgehouden. Ik vind dat dus niet echt een sterk voorbeeld van verkwisting.

 

De SP blijft maar worstelen met de kwijtschelding en de manier waarop de belasting daarmee omgaat. Inderdaad blijft er na de periode van aanvragen een groep aanvragen over die om welke reden dan ook nog niet zijn afgehandeld. Over het algemeen ligt dat niet aan het feit dat er niet hard genoeg gewerkt zou worden bij de afdeling belastingen, maar vrijwel altijd aan het feit dat er onduidelijkheid bestaat rondom die aanvraag, dat niet alle gegevens zijn geleverd of dat er verschil van mening over de geleverde gegevens bestaat. Dergelijke processen moeten met zorgvuldigheid worden doorlopen en dat kost enige tijd. Pas als alle gegevens bekend zijn, kan de knoop worden doorgehakt. Alle doelstellingen en streefcijfers die wij ons op dit punt hebben gesteld, worden echter wel gehaald. Als een aanvrage correct is ingediend, dus met de benodigde gegevens en bescheiden, wordt die binnen drie maanden afgehandeld met een beschikking. Dat wordt in vrijwel alle gevallen gehaald.

 

Hoe zit het met de f. 5.1 mln. voor de euro? Het is geen f. 5,1 mln. maar f. 4,5 mln. Ik begrijp het misverstand wel, want in eerste instantie heeft de raad f. 6 ton beschikbaar gesteld en in deze nota is sprake van 4,5 mln., maar die f. 6 ton zit daar al bij. Het blijft natuurlijk veel geld, maar in de commissievergadering van september kunt u een bestedingsvoorstel tegemoet zien en zullen wij praten over de eerste fase van het project-euro.

 

De heer Van Doeveren vroeg of wij in het overzicht van de dekking van verschillende voorstellen wat meer onderscheid kunnen maken tussen reguliere en bijzondere budgetten. Ook daarvoor geldt weer geen voordeel zonder nadeel en omgekeerd. Wij hebben een poging gewaagd om de Zomernota zo integraal mogelijk te maken. Als er op een bepaald beleidsterrein van verschillende kanten geldstromen komen, hebben wij geprobeerd die bij elkaar te vermelden. Dat leidt ertoe dat sommige zaken betaald worden uit zowel reguliere budgetten als uit andere geldstromen, zoals de meerjarenraming stadsvernieuwing, EZH-gelden, enz. Ik zal bezien of wij qua vormgeving nog iets kunnen doen waardoor een en ander wordt verduidelijkt, maar het is wel een dilemma; of je somt het per dekkingsgrond op of je somt het integraal op per onderwerp. In dit geval hebben wij gekozen voor het laatste.

 

 

Het is absoluut niet de bedoeling om de reserves in te zetten om het meerjarenperspectief weer positief te maken. Wij maken ons niet zoveel zorgen over het thans voorliggende meerjarenperspectief. Dat schommelt overigens meestal rond de f. 2 à 3 mln. negatief voor een periode van de eerste drie à vier jaar. Wij hebben nu wel het vooruitzicht dat er op een aantal punten nog wel iets extra’s uit het Gemeentefonds op ons afkomt. Het rijk geeft ook meer geld uit. De hoogte van de reserves op zich is ook geen reden voor ons om ons zorgen te maken, omdat wij voor een groot aantal investeringen de komende jaren al een voldoende dekking hebben. De Kapitaaldienst hoeft zich wat dit betreft dus niet heel veel zorgen te maken!

 

Wethouder TORENSTRA: Voorzitter. Ik heb een aantal opmerkingen over de wijkaanpak, over het welzijnsbeleid, over de organisatie en ten slotte over het functioneren van de fractie van Stadsbelangen in deze raad.

 

De wijkaanpak is een groeimodel en wellicht zal ik aan het slot zeggen dat dit misschien ook voor de fractie van Stadsbelangen geldt. De wijkplannen zijn niet voor niets aangepakt zoals ze zijn aangepakt en wij hebben geaccepteerd dat dit niet in een keer goed zou kunnen zijn. Er zijn zeven wijkbeschrijvingen en twee wijkplannen. De laatste worden nu vertaald in wijkprogramma’s. Er liggen ook nog de nodige actieplannen en op dit moment worden de twee wijkplannen van de volgende wijken voortvarend afgerond. Ze zijn al in concept gereed. Wij kunnen dus in een keer doorstomen. Ik vind het heel belangrijk om dit te melden, omdat dit iets te maken heeft met hetgeen Stadsbelangen zo nadrukkelijk neerzette, namelijk dat het nog niet compleet en goed is. Wij hebben daar ook heel bewust voor zo’n aanpak gekozen. Amersfoort is in dit verband ook genoemd. De ervaring leert dat er over het algemeen tussen een en twee jaar over een plan wordt gedaan en dat het vervolgens een hele tijd duurt voordat een plan tot uitvoering komt. Meestal blijft het daar zo’n beetje bij. Met de tempo ambitie die wij in Delft hebben, moeten wij accepteren dat niet alles tegelijk compleet en helemaal goed kan zijn.

 

De vragen van D66 over het kleine groen zijn typisch vragen die in het kader van een wijkplan in een wijk opgepakt moeten gaan worden. Dat geldt ook voor hetgeen door de RPF/GPV/SGP-fractie is gezegd over voetgangersgebieden en –oversteken. Dit zijn typisch zaken die beter op wijkniveau kunnen worden aangepakt. Ik wijs in dit verband ook op de ontwikkeling van de 30km-gebieden.

 

Het Neon-proces is heel belangrijk voor de wijkaanpak. Wijkzaken is pas deze week op volledige sterkte gekomen en is pas deze week verhuisd, zodat men allemaal bij elkaar zit. Dat maakt het volgens mij ook mogelijk om de uitvoering beter te laten verlopen.

 

Vooral het CDA heeft gevraagd naar de overhead en of er nu echt wel wat gebeurt. Het dagelijkse werk van de wijkcoördinatoren bestaat natuurlijk uit veel coördinatie en overleg. Die zeven mensen moeten wel worden betaald. Daarnaast heeft de raad f. 2 mln. voor de speelplaatsen beschikbaar gesteld en dat wordt nu uitgevoerd. Zo’n f. 2,8 mln. is beschikbaar voor de inrichting van 30km-gebieden en dat wordt nu ook uitgevoerd. De f. 2 mln. voor ondergrondsafval is in uitvoering. Wij hebben het wijkbudget van f. 250.000,- en dat wordt nu ook ingezet, f. 1 mln. aan MRSA. Dat mag eigenlijk worden verveelvoudigd, omdat dit altijd een aanvulling is op kosten die al in de buitenruimten worden gemaakt. Wij hebben f. 10 mln. voor de buurthuizen en de jongerenaccommodaties, 4 plus 4.

 

Ook mogen zaken worden meegeteld van het welzijns- en jongerenwerk dat geïntensiveerd wordt, projecten van sport en spel op straat en bijvoorbeeld ook het anders inzetten van de kinderopvang. Die wijkcoördinatoren zijn dus dagelijks bij heel veel zaken betrokken, nog afgezien van het crisismanagement dat toch vaak nodig is in het kernwijknetwerk met de wijkagent en het jongerenwerk. Er wordt heel wat opgepakt dat wij gelukkig niet zien.

 

Door de opmerking van Stadsbelangen over de wijkdemocratie ben ik toch wel een beetje geprikkeld. Er is daar heel veel gebeurd: panels, wijkbijeenkomsten, uiteindelijk een wijkmarkt en een heel grote werving en een zeer grote bereidheid van de mensen om mee te doen. Tot nu toe zijn er bij de wijkplannen honderden mensen betrokken geweest. Dat daaronder misschien weinig sympathisanten of leden van Stadsbelangen zaten, kan ik niet helpen.

 

Een aantal fracties heeft gevraagd naar de invoering van de wijkbudgetten. Het spijt mij dat het inderdaad lang duurt. Ook ik had het graag eerder gezien, maar het is nogal ingewikkeld. Wij hebben er eerst voor gekozen om de uitvoering op gang te krijgen. Er zijn allerlei soorten potten denkbaar, maar er zijn ook verdelingsvraagstukken en voedingsvragen. Het gaat vervolgens om de invloed en de koppeling met andere wijkcycli. Het bleek al met al iets ingewikkelder te zijn dan ik had verwacht. Op 12 oktober hoop ik daar met de commissie een eerste gedachtewisseling over te kunnen hebben. Er wordt nu een mapje samengesteld met materiaal dat daarvoor kan worden gebruikt zodat wij daar tot een gezamenlijk gedragen richting kunnen komen.

 

De PvdA-fractie vroeg of graffiti niet iets meer kan worden gericht, dus meer spuitplaatsen. Op zich zie ik daar wel een relatie met plakplaatsen. Er wordt nu met een bedrijf bezien welke mogelijkheden daartoe zijn. Ik zal dit daarbij mee laten nemen.

 

De PvdA-fractie heeft veel werk gemaakt van het leuker en mooier maken van de wijken. Ik zie daar op zich ook wel kansen toe met de EZH-middelen, net als voor de wijkacademie, de kunstenaar per wijk en een vernieuwende stijl van het opknappen van wijken. Het zeer warme pleidooi van STIP voor jongerencultuur sluit hier volgens mij heel goed op aan en ik kan u verzekeren dat dit in ieder geval bij mij een warm onthaal vindt. Als wij in staat zouden zijn om dit soort programma’s meer in de wijken te krijgen, dan zou mij dat heel wat waard zijn.

 

Door een aantal fracties is gesteld dat toch op een wat andere manier zou moeten worden omgegaan met de herstructurering. Volgens de VVD-fractie zouden wellicht het volkshuisvestingsplan en het Delfts ontwikkelingsplan moeten worden herzien. Dat nu lijkt mij rijkelijk vroeg, want wij hebben die toch net vastgesteld. Overigens ben ik niet blind voor de ontwikkelingen en daarop zullen wij natuurlijk ook moeten inspelen, maar daar hoeven die plannen toch niet voor te worden aangepast. Inderdaad is het tempo een beetje uit de herstructurering. Reden daarvoor is vooral dat de corporatie die daaraan zou gaan trekken afscheid heeft genomen, maar financieel wel wat heeft achtergelaten. Er zijn fusieprocessen op gang gekomen en dat heeft allemaal zijn weerslag. Ik kan u echter verzekeren dat wethouder Grashoff en ik daar voortdurend aan sleuren.

 

Als het gaat om de differentiatie, zoals de VVD-fractie stelde met bouwen voor de buurt en ook wat duurder bouwen, vond ik het experiment in de Wippolder wel heel mooi waardoor mensen uit de wijk een zekere voorkeur krijgen, ook bij koopwoningen.

 

Van de opknapkaravaan in Tanthof beloof ik u een evaluatie, maar ik kan u alvast verklappen dat die redelijk positief zal zijn.

 

Het CDA heeft gesproken over het ouderwerk en gevraagd hoe het staat met de uitvoering van de ouderennota en het overleg. Ik ben uiteraard graag bereid tot overleg, maar ik zou het nu op een wat andere manier willen doen. Vooraf zou ik met mensen en groepen willen overleggen over concrete zaken, zoals ook met de Sportraad is gebeurd. Traditioneel vond dat overleg achteraf plaats, maar ik heb ze nu meegetrokken naar de voorkant en dat wil ik met de ouderenorganisaties ook graag proberen. Er is overigens al overleg, want bij het volkshuisvestingsplan met seniorenlabel hebben de ouderenorganisaties goede zaken gedaan, ook met dit college. Voor het opplussen zijn nu vijf experimenten in voorbereiding. Ze doen druk mee met het maken van de wijkplannen. Ik zou willen dat alle bevolkingsgroepen daar zo actief in waren als de ouderenorganisaties in Delft. In feite zijn ze oververtegenwoordigd en in die zin ondersteun ik het pleidooi om ook andere groepen te bewegen eraan mee te doen. Er zijn ook programma’s op het gebied van sociaal isolement, beweging voor ouderen, allerlei programma’s van de stichting Ouderenwerk in Delft. De ouderen komen dus zeker aan hun trekken.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. De nota is vastgesteld en daarin stonden heel wat concrete zaken. Ik zou het jammer vinden als het college weer van voor af aan begint met allerlei zaken door te gaan praten, terwijl er al zoveel concrete plannen zijn. Dat daarin wellicht wat is veranderd in de loop van de tijd, kan ik mij wel voorstellen, maar begin nu niet opnieuw een praattraject met de ouderen, maar ga op basis van het vastgestelde plan gewoon met de ouderen aan de slag!

 

Wethouder TORENSTRA: Dat heb ik goed begrepen en dat doen wij nu ook. Al die concrete punten loop ik langs en bespreek ze met de organisaties.

 

Terecht is D66 teruggekomen op de sportsubsidiëring. Dat is al eerder toegezegd maar heb ik eigenlijk een beetje laten liggen. De directe subsidies zijn vrij eenvoudig aan te geven, want dat zijn eigenlijk alleen maar de beperkte sportstimuleringssubsidie. Slechts één vereniging krijgt die en dat is de vereniging voor mensen met een handicap en er zijn wat losse projecten, zoals sport in de straat en beweging voor ouderen. De indirecte subsidies zijn wat lastiger aan te gegeven, want soms zit dat in velden, soms in accommodaties. Sportvelden worden voor een jaar ingehuurd, accommodaties soms voor een uur. Ik zal in ieder geval mijn best toen om dat inzichtelijk te maken, maar ik hoop dat het nog dit jaar lukt. Er is al heel wat capaciteit gaan zitten in de sportvisie, in de kwaliteitsimpuls en nu ook weer in de EZH-plannen.

 

Er is een vraag gesteld over de speelballen. Ik kan het CDA verzekeren dat mijn inzet op dat punt heel positief is. Daarover is echter overleg nodig met JOS en de corporaties.

 

GroenLinks kan ik verzekeren dat ik voortvarend aan de slag wil gaan met de nieuwe brede stichting welzijn. Dat is ook hard nodig om tot samenwerking te komen en om over de volle breedte de professionalisering op gang te krijgen. Daar zitten op dit moment nog echt wat gaten in.

 

 

 

Voorzitter. De organisatie. Er is zorg uitgesproken door vrijwel elke fractie. Die zorg deel ik op zich, hoewel wij het eigenlijk ook wel voorspeld hebben. Zaterdag stond er nog een artikeltje in de krant -- wellicht een beetje ondergesneeuwd -- van de gemeentesecretaris en mij waarin wij hebben aangegeven dat wij het geknars in en van de organisatie ook wel hadden verwacht en ook voorspelbaar was. Men moest toch uit de verkokering naar het samen en extern gericht. Dat geeft hier en daar uiteraard wat gepiep.

 

Er is terecht aandacht gevraagd voor de situatie van het personeel, voor het verloop en de spanning op de arbeidsmarkt, het diversiteitbeleid en het tijdelijk huisvesten. Na de Neon-kanteling is de plaatsing gekomen, een begin van een lang en lastig traject. Het klopt dat er zo’n 110 mensen in de herplaatsing zijn en veel in de sociale paragraaf en daar zullen wij heel veel energie in moeten steken. Aan de andere kant hoor je ook heel veel positieve geluiden. Er zijn ook geen officiële beroepsprocedures aan de gang. Men heeft dus toch wel het vertrouwen dat het uiteindelijk wel goed komt. Natuurlijk moeten wij daar ook heel wat zelf aan doen.

 

Aan de ontwikkeling van het MMC-traject wordt nu ook hard gewerkt. In het college is al een stuk besproken over een loopbaanadviescentrum dat zal worden ingericht. Dat stuk is inmiddels op weg naar de commissie. Er wordt ook een nieuw vormings- en opleidingsplan gemaakt, gericht op Neon-plus.

 

GroenLinks zei dat eigenlijk ook uit eigenbelang wat intensiever dat diversiteitbeleid zou moeten worden ingezet en ook daar ben ik het van harte mee eens. Op dit moment wordt er een module ontwikkeld waarmee het management via een managementontwikkelingsprogramma kan worden getraind en geschoold. Wij willen voorts gerichte wervingen opzetten. Delft heeft volgens ons wel een streepje voor in vergelijking met enkele andere gemeenten. Op dit moment is er een groepje samengesteld, waarin zitting hebben enkele leden van het college en enkele zeer betrokken ambtenaren om de kansen en de mogelijkheden in kaart te brengen en dat uiteindelijk te vertalen in beleid.

 

In de kinderopvang, zowel de dagopvang als bij de BSO, zijn de wachtlijsten voor het gemeentepersoneel inmiddels weggewerkt. Wij hebben ook nog het fietsplan en dat maakt het voor mensen wellicht ook wat aantrekkelijker.

 

Inderdaad is 4% van de formatie vacant en dat is eigenlijk een beetje opgespaard in het traject naar de Neon-plaatsing en dat kon in feite ook niet anders. Dat willen wij nu gaan inlopen, maar daarbij worden ook wij natuurlijk geconfronteerd met de krapte op de arbeidsmarkt. Vanmiddag heb ik nog vernomen dat er afgelopen jaar gelukkig zo’n 100 medewerkers bij zijn gekomen en zijn er 80 vertrokken. Er is dus wel een verloop, maar iets minder dramatisch dan af en toe wel eens lijkt. Wij zitten ook op een redelijke verdeling: 59% mannen en 41% vrouwen.

 

De VVD-fractie vroeg om de personeelsproblematiek in kaart te brengen en de commissie daarover te informeren. Als de club waarover ik net sprak daar enig zicht op heeft, zal ik dat ook graag eens met de commissie bespreken.

 

 

 

 

Aandacht voor het personeel is uiteraard van groot belang. Enkelen hebben ook over ambities gesproken. Ik onderschrijf en benadruk dat als je ambities hebt, je naast ideeën ook wat geld nodig hebt, dat is het probleem niet, maar dan moet je wel goede mensen hebben en moet het goed worden georganiseerd, want anders haal je je ambities nooit. Wij zullen daar dan ook alles aan doen.

 

Voorzitter. Ik kom op een tussenbalans van Stadsbelangen.

 

De heer BOUMAN (VVD): Ik begrijp niet echt wat de heer Torenstra nu allemaal van plan is, maar ik heb geen behoefte aan een evaluatie van de fractie van Stadsbelangen in deze vergadering. Dat zou ook zonde van de tijd zijn en ook niet op zijn plaats.

 

Wethouder TORENSTRA: Ik vind dat beslist nodig. Ik ben niet onder de indruk van de tussenbalans die Stadsbelangen naar voren heeft gebracht. Zij heeft er een jaar over kunnen nadenken en ik zal er uit de losse pols op reageren. De tussenbalans was volgens Stadsbelangen kommer en kwel. Volgens mij zegt dat meer over de staat van Stadsbelangen dan over de staat van deze stad en van dit college. Ik wil ook Stadsbelangen wel danken, want in de praktijk hebben zij de meeste voorstellen van dit college wel gesteund. Iedere collega moet maar voor zichzelf spreken, maar voor mijn portefeuille geldt dat in ieder geval voor het DOP, het volkshuisvestingsplan, knopen in de wijk, de sportvisie en de Neon-reorganisatie. De fractie van Stadsbelangen heeft dat alles gesteund en dus viel het daar wel mee met die kommer en kwel. Nu moet Stadsbelangen vrij suggestief een enkele briefschrijver opvoeren, zoals een oud-raadslid van de PvdA, de heer Klootwijk uit de jaren ’70. Dat vind ik suggestief, want die heer Klootwijk heeft in de commissie ingesproken en was toen heel positief over de aanpassingen in het wijkplan op basis van de inzet van bewoners en ook over het proces. De bemoeienis van de eigen leden en dissidenten daaronder laat ik maar even buiten beschouwing, want dat probleem kent Stadsbelangen toch zelf al van heel dichtbij!

 

Enkele leden en donateurs van Dorpsplannen hadden natuurlijk wel kritiek en doen ook niet meer zo hard mee en ik kan ook zeggen waarom. Zij hebben het namelijk in 1998 al laten afweten, want toen ging die club van 5 naar 3 leden. Hoe kwam dat? Ook toen hadden wij een tussenbalans na twee jaar. De reorganisatie ging niet zo best en dat ook invloed op de uitvoering. Er was ruzie met de padvinders in het Kruithuis. De ondernemers en ook de DMZ-klanten waren niet tevreden. Er was ruzie met de speeltuinen in Delft en de buurthuizen. Overigens heb ik nog een raad voor Stadsbelangen: doe voortaan je eigen tussenbalans en ook de onze beter en completer en toch nog: bedankt voor de taart van vanmorgen!

 

De VOORZITTER: Het woord is wederom aan wethouder Oosten voor zijn opmerkingen over de rest van zijn portefeuille.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Over Delft Kennisstad zijn nogal wat opmerkingen gemaakt. Het beleid ter zake steunt op drie pijlers: promotie, projecten en netwerken. Het is van essentieel belang dat die drie pijlers gelijk opgaan in hun ontwikkeling. Daarom zijn wij op dit moment bezig met het verstevigen van het fundament voordat wij verder gaan met het aanbrengen van nieuwe gevelreclames. De randvoorwaarden die nodig zijn om tot een succesvol Delft Kennisstadbeleid te komen zijn in zekere zin aan herijking toe. Daar wordt nu hard aan gewerkt.

 

Zo wordt thans met de TU en TNO de mogelijkheden bezien van een gezamenlijk Delft Kennisstadbeleid. Ook wordt er nu hard aan gewerkt om de ruimte voor bedrijven die er toch moet zijn willen zij zich hier vestigen te creëren. Ook daar noem ik met name de TU en het TU-Zuidgebied, maar ook de Spoorzone. Wij zijn eveneens bezig met het versterken van de netwerken en bundeling van de Delftse kringen en ook via het ICIT en het Israël Office. Ook zijn wij bezig met versterking van de acquisitiefunctie in regionaal verband via het WFIA. Dat zijn allemaal noodzakelijke stappen voordat wij nationaal en internationaal kun uitdragen dat Delft de vestigingsplaats is voor kennisintensieve bedrijven. Niets is immers zo fnuikend als je daaraan niet kunt voldoen.

 

Ook de promotie zal de komende tijd worden versterkt, eveneens samen met de TU en TNO. Om aan te geven dat het niet alleen een gemeentelijk belang is maar vooral ook een TU-belang, kan ik onder andere wijzen op het feit dat de gemeente al heeft aangegeven de TU te zullen ondersteunen in de werving van studenten. TNO heeft zich al bereid verklaard om de gemeente en de TU te ondersteunen in het aantrekken van bedrijvigheid. De frequentie van Delft Magazine is het afgelopen jaar opgevoerd van eenmaal naar viermaal per jaar. Ik noem voorts het meerjaren marketingplan toerisme waarin is opgenomen dat de komende tijd uitgebreide promotie zal gaan plaatsvinden. Ten slotte noem ik dan nog het WFIA dat thans bezig is met de voorbereiding van allerlei foldermateriaal.

 

Ook STIP wordt op haar wenken bediend, want er worden nu ook gesprekken gevoerd om te bezien of het projectbureau buiten de organisatie kan worden geplaatst. Eerder genoemde partners spelen daarbij uiteraard ook een belangrijke rol. Ik vond het voorbeeld van STIP van Mamelodi nu juist zo’n aardig voorbeeld van verinnerlijking van de Delft Kennisstadgedachte in ons ambtelijke apparaat dat zelfs onder de directe bemoeienis van het projectbureau er toch aan gedacht wordt. Dat was toch precies wat wij beoogden!

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. De wethouder heeft veel punten aangegeven die worden versterkt, maar is daar een tijdpad bij te geven?

 

Wethouder OOSTEN: In het najaar hoort u daar meer over!

 

Voorzitter. Waarom heeft Delft het project Kenniswijk niet toegewezen gekregen? Wij hebben meegedaan aan de tender, maar van te voren gezegd dat wij niet als een kip zonder kop achter ieder wild idee zouden gaan aan rennen. Wij hebben dus geen touringcarbedrijven afgehuurd om vervolgens met de hele gemeentelijke organisatie in Den Haag op de stoep te gaan staan bij het ministerie, hetgeen enkele andere gemeenten wel hebben gedaan. Wij wilden vasthouden aan onze eigen koers en die houdt in dat wij de inhoud van het idee Kenniswijk belangrijker blijven vinden dan de infrastructuur. Wat die infrastructuur betreft hebt u onlangs enkele voorbeelden gezien in de vorm van de i-punten. Dat was ook de kern van ons voorstel. Dat dit slecht gescoord heeft bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat is op zich niet zo verwonderlijk, want die zat vooral te vlassen op infrastructuurprojecten. Wij hadden even geen nieuwbouwwijk in de aanbieding om daar bijvoorbeeld maar een 2 mb wederzijdse kabel te leggen en sommige andere gemeenten hadden dat nu eenmaal wel. Dat is de directe verklaring van het feit dat wij niet zo hoog gescoord hebben, maar desalniettemin ben ik ervan overtuigd dat onze keuzes op de lange termijn zelfs beter zullen zijn dan de keuzes voor puur investeren in infrastructuur.

 

 

De heer BOUMAN (VVD): Ik veronderstel dat je toch meedoet om te winnen en om dat project binnen te halen. Waarom hebt u dan meegedaan?

 

Wethouder OOSTEN: Wij hebben meegedaan omdat de omschrijving van het project zoveel zaken openliet dat de aanpak van Delft daar volgens ons uitstekend in zou passen. Dat hebben wij dan ook opgeschreven -- overigens hadden wij daar maar één maand te tijd voor -- en gezegd dat wij ons beleid niet ineens 180 graden zouden gaan omgooien alleen om aan zo’n wedstrijd mee te doen. Wij wilden gewoon opschrijven waarmee wij bezig waren en zijn. Dat wij niet gewonnen hebben maar Eindhoven is op zich wel jammer, maar eigenlijk ook onvermijdelijk. Wij hadden geen grote wijk waar wij een totaal andere bekabeling in konden leggen!

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Laat duidelijk zijn dat u gewoon de op de plank liggende KIS-projecten hebt ingediend! Het is dan goedkoop om te zeggen dat u niet achter elk wild idee wilde aanlopen -- overigens kan ik mij daar op zich best wel wat bij voorstellen -- want er zat geen enkel nieuw idee in! U hebt om die KIS-projecten gewoon een nieuw kaftje gedaan!

 

Wethouder OOSTEN: Dat is niet waar, er zaten heel wat nieuwe ideeën in! Wij hebben in de lijn van ons beleid een aantal zaken expliciet opgeschreven en zijn niet van die lijn afgeweken. Omdat wij meegedaan hebben, heeft een aantal zaken wel degelijk een versnelling gekregen. Dat heeft er met name toe geleid dat er al deze zomer voorstellen voor de i-punten lagen en voor de servicepunten voor de bibliotheek, want op dat moment hebben wij wel extra capaciteit ingezet om na te gaan denken over de inhoud die wij de burgers wilden aanbieden.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): En wat is nu het probleem in Delft en dat zie je ook bij de bedrijven? U noemde zelf de infrastructuur en op dat punt loopt Delft duidelijk achter op bijvoorbeeld Twente en Eindhoven.

 

Wethouder OOSTEN: Wij kunnen daar een hele discussie aan wijden, maar ik denk niet dat deze wedstrijd het aangewezen moment was om daar wat aan te doen. Wij zijn wel degelijk aan het nadenken over infrastructurele zaken, maar dat moet dan wat grondiger dan een maandje hapsnap een woonwijk in de aanbieding doen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wanneer komt u met voorstellen over die infrastructuur, want daardoor missen wij wel bedrijven! Die gaan eerder naar Eindhoven of naar Den Haag!

 

Wethouder OOSTEN: Dat klopt maar dat heeft onder andere ook alles te maken met de beschikbaarheid van bedrijventerreinen en ook andere zaken die ik net heb genoemd en waarvan ik heb gezegd dat wij die eerst op orde moeten hebben. Als wij bijvoorbeeld een TU-Zuidgebied in ontwikkeling hebben genomen en wij weer 35ha hebben die kunnen worden uitgegeven, dan is ook het moment aangebroken om serieus met acquisitie aan de gang te gaan.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Er zijn ook Delftse bedrijven die vanwege de infrastructuur de stad verlaten! Dat heeft niets met ruimte te maken. Wanneer komt u nu met een voorstel over die infrastructuur?

 

 

Wethouder OOSTEN: Voorlopig niet, want er zal een totaalvoorstel moeten komen dat wordt meegenomen in de ontwikkelingsplannen van het TU-Zuidgebied. Ik hoop dat wij daar het komende jaar aan toe zullen komen, maar ik doe op dat punt geen toezegging. Het is van essentieel belang dat die infrastructuur er daar komt, maar het heeft totaal geen zin om zoiets aan te leggen als er geen grond boven ligt waar men een bedrijf kan beginnen!

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ik vind het in ieder geval een slechte keuze!

 

Wethouder OOSTEN: Ik niet, sterker nog, ik denk dat wij geen andere keuze kunnen maken. Er gaan inderdaad bedrijven uit Delft weg, maar er zijn heel wat bedrijven die Delft zelfs niet in kunnen om de simpele reden dat wij ze geen grond kunnen aanbieden. Dat zal dus eerst geregeld moeten zijn en pas daarna kunnen wij gaan praten over mogelijkheden om nog actiever meer bedrijven naar Delft te halen!

 

Voorzitter. Een aantal fracties heeft spijt betuigd dat er op dit moment ontslagen vallen bij DSM Gist en de Kabelfabriek. In zekere zin is dat voor ons een bevestiging dat wij met Delft Kennisstad op de goede weg zijn. De afgelopen 30 jaar zien wij dat de klassieke industrie achteruit loopt, de grotere bedrijven van vroeger verliezen al een groot aantal jaren werknemers. Dat dit gebeurt is op zich natuurlijk spijtig, maar ons antwoord daarop is dat wij ervoor moeten zorgen dat er nieuwe werkgelegenheid naar Delft komt. Bij het vertrekken van bedrijven bieden zich overigens ook weer nieuwe kansen aan.

 

De heer BOT (GroenLinks): Geldt dat verhaal ook voor DSM Gist en het verlies van arbeidsplaatsen daar?

 

Wethouder OOSTEN: Waar het gaat om productiewerk en met name de gistproductie wel, niet voor het onderzoeksgedeelte, maar daar valt het aantal ontslagen gelukkig ook wel mee.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Wij hebben gevraagd welke rol het college zou kunnen spelen in het beperken van het aantal ontslagen.

 

Wethouder OOSTEN: Daar kunnen wij niet zo’n uitgebreide rol in spelen, want die beslissingen worden toch door het bedrijf zelf genomen. Wij kunnen van alles doen om het het bedrijf zo aangenaam mogelijk te maken om hier te blijven, maar verder zijn wij toch echt beperkt in onze mogelijkheden om het hoofdkantoor van DSM op andere gedachten te brengen en datzelfde geldt voor Pirelli. Vanuit Italië wordt er in dat bedrijf geschikt en geherschikt. Wel hebben wij weer mogelijkheden met het hergebruik van de terreinen die dan vrijkomen. Ook dat biedt dus weer kansen om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken.

 

Voorzitter. De PvdA vroeg hoe het zit met de plannen voor de wijkeconomie. Dit najaar komt er in samenwerking met de Kamer van koophandel een conferentie over dit onderwerp en de raad zal daarvoor ook worden uitgenodigd.

 

Het toerisme. Delft heeft inderdaad A- en B-merken in de aanbieding op toeristisch gebied. Bij het MMT hebben wij de keuze gemaakt voor cultuurtoerisme en kooptoerisme en bij het kooptoerisme voornamelijk voor de A-merken. Dat neemt niet weg dat wij een aantal heel sterke B-merken hebben die het qua aantrekkingskracht echter niet halen bij de A-merken Gouden Eeuw, Delfts Blauw en oude binnenstad.

 

Toch hebben wij een aantal heel sterke punten, bijvoorbeeld Delft in de 19e eeuw, de architectuur in Delft en de techniekgeschiedenis in Delft die op zich zeker een bezoek waard zijn. Wij hebben alleen bij het MMT geconstateerd dat die als pure trekkers minder krachtig zijn dan die andere en wij proberen dan ook de toeristen binnen te halen met de A-merken en dan te verleiden om vervolgens ook een bezoek te brengen aan de B-merken, waarmee ik overigens geen classificatie in de kwaliteit ervan wil aanbrengen.

 

Tot mijn vreugde kan ik zeggen dat de doelstellingen qua hotels bijna gehaald zijn. Aan het begin van deze collegeperiode was de doelstelling om 50% extra hotelbedden aan het eind van deze periode te hebben. Welnu, dat gaan wij halen en is bijna nu al gehaald. Als het hotel aan de A13 gereed is, dan hebben wij dat zo’n beetje bereikt.

 

De motie over de jeugdherberg. Op zich juich ik elk initiatief in de richting van een jeugdherberg van harte toe, want dat zou inderdaad het aanbod van Delft kunnen versterken. Ik wil dan ook wel toezeggen om er mijn best voor te doen, althans voor zover dat in het vermogen van het college ligt om zoiets naar Delft te halen. Vooropstaat natuurlijk dat het een marktinitiatief moet blijven. Als lokale overheid zullen wij natuurlijk geen jeugdherberg gaan exploiteren. Ik wijs er overigens op dat wij voor deze doelgroep gelukkig wel twee goede campings in de aanbieding hebben, een in Midden-Delfland en een in de Delftse Hout. Het is dus zeker niet zo dat het totaal onmogelijk is om low budget Delft aan te doen.

 

Voorzitter. Een aantal opmerkingen over de zondagopenstelling. De discussie komt maar ik wil er nu alvast op wijzen dat het absoluut geen verplichting, maar slechts een uitbreiding van de mogelijkheden is. Het zijn overigens de winkeliers zelf die erom hebben verzocht, want het verzoek is afkomstig van de Ondernemersfederatie Delft en de Raad voor de Nederlandse Detailhandel om het gebied uit te breiden en dat verzoek hebben wij dan ook gehonoreerd. Als er in de winter geen klanten zouden zijn, dan is er ook geen enkele aanleiding om de winkels open te houden. Dat wordt dus aan het koopmanschap van elke winkelier overgelaten. Overigens is het wel zo dat traditioneel gezien de detailhandel in november en december juist de topomzetten heeft en er dan zeker voor zal kiezen om de zondagen open te zijn.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): U zei dat u dit verzoek dan ook heeft gehonoreerd, maar is het besluit dan al gevallen?

 

Wethouder OOSTEN: Neen, er komt in de eerstvolgende commissie een voorstel.

 

Voorzitter. Nog een opmerking over de musea aan de hand van de motie van de VVD. Het is nog steeds de bedoeling om binnenkort met het bedrijfsplan voor de Van der Mandelezaal te komen en in die zin vind ik de motie dan ook voorbarig. Ik ga nu geen toezeggingen doen over wat wij er wel en niet in gaan doen. Die afweging maken wij bij het bedrijfsplan. Tot die tijd doe ik er verder ook geen uitspraken over.

 

De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Grashoff.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Maken wij de beantwoording van het college af, tot hoe laat gaan wij door?

 

 

De VOORZITTER: Het lijkt mij dat wij de beantwoording afmaken.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dan wordt het zo’n half twee vannacht!

 

De VOORZITTER: Toen wij de planning maakten, hebben wij met de fractievoorzitters afgesproken dat wij wat later zouden starten maar in ieder geval de eerste termijn zouden afmaken. Er lijkt mij geen reden te bestaan om dat niet te doen. Het maakt uw eigen voorbereiding voor donderdagavond ook ingewikkelder als wij de eerste termijn niet afmaken. Mijn voorstel zou dan ook zijn om door te gaan en daarna plezierig met elkaar te borrelen, tenzij u dat niet wil, want dan zeggen wij dat nu alvast af.

 

De heer BOUMAN (VVD): Wat is dan uw doelstelling wat de afronding betreft?

 

De VOORZITTER: Gewoon de eerste termijn van het college afmaken. Er komen nog drie portefeuillehouders en wij zullen proberen er het marstempo in te houden. Als u dat niet wil, kunnen wij daarover overleggen, maar tot nu toe was dat in ieder geval wel de afspraak. U brengt uzelf in de problemen bij uw voorbereiding op de tweede termijn als wij vanavond de eerste termijn niet afronden. Hebben de fractievoorzitters wellicht behoefte aan enig overleg?

 

De heer MOOIWEER (STIP): Ik niet, wij hebben onszelf in deze situatie gebracht. Wat mij betreft gaan wij dan ook gewoon door!

 

Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Doorgaan doet de kwaliteit van de besluitvorming volgens mij niet ten goede!

 

De VOORZITTER: Wij nemen vannacht geen besluiten!

 

Mevrouw KOOP (CDA): Wie kan alles op dit late tijdstip nog goed opnemen en verwerken?

 

De VOORZITTER: Ik zie diverse handen en mijn voorstel is in ieder geval om door te gaan.

 

Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Het probleem ligt hem meer in morgenochtend vroeg!

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Ik zou dan wel de suggestie willen doen om inderdaad met volle kracht vooruit te gaan, dus geen geurige en uitgebreide verhalen!

 

De VOORZITTER: Wethouder Grashoff, met volle kracht voorwaarts!

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het begin van deze avond, heel vroeg, startte de heer Bouman met een vergelijking met een spinnende poes en sprak hij over zelfgenoegzaam. Ik moet zeggen dat dit bij mij wel enige jalousie opriep. Ik voel mij soms meer een gestreste kip en dat geeft een beetje aan hoe hoog de werkdruk is, niet alleen bij de organisatie, maar ook bij het college. Als er soms opmerkingen worden gemaakt over integraliteit van afweging of interactief proces, dan zeg ik dat alles ook zijn menselijke begrenzingen heeft qua tijd en samenwerking.

 

Zo ook het bereikbaarheidsoffensief dat mij de afgelopen weken wel de nodige uurtjes heeft gekost.

 

Je kunt alle twijfel hebben aan het proces -- mevrouw Lourens en de heer Bouman maakten daar enkele kritische opmerkingen over -- en die deel ik op zich wel, maar aan de andere kant is de situatie wel zoals zij is en denk ik dat mij maar moeten doen wat voor deze stad het verstandigst is. Daar komen wij zeer binnenkort inhoudelijk op terug. In elk geval kan ik u melden dat er inmiddels eindelijk toch een voorstel ligt waarvan wij op zeer korte termijn iets moeten vinden. Ik stuur u dat voorstel een dezer dagen toe zodra het openbaar is, ik geloof na morgen, en dan kunnen wij er op 19 september in de commissie over praten. Onder meer blijkt daaruit in hoeverre wij wel of niet geslaagd zijn in het druk zetten op zaken als inpassing van de A4, een zeer lastig dossier. Ik kan u wel vertellen dat als ik dat in stadsgewestelijk verband sterk benadruk er vervolgens een doodse stilte valt. Dat zegt dus wel iets over de belangstelling in deze regio voor het inpassingvraagstuk van de A4 en dat is niet best! Maar, er zullen in het totale pakket wel meer pijnlijke punten zitten. Het lijkt mij verstandig om de 19e het pakket als geheel te bezien en dan te bekijken wat de belangen zijn en wat het zwaarst moet wegen.

 

Over de binnenstad zijn enkele concrete vragen gesteld door de heer Bouman. Krijgen wij een evaluatie van het proces van het binnenstadsmanagement? Neen, zeker niet op korte termijn. Dat lijkt mij buitengewoon ongelukkig en bovendien was hij het toch roerend met het college eens dat de uitvoering telt, sterker nog, het resultaat ervan. Als wij dat willen bereiken, moeten wij nu toch even met volle kracht vooruit! Wel toetsen wij effecten door middel van de monitoring en het monitoringplan komt er dit najaar, conform mijn eerdere toezeggingen. Idem voor het brancheringsbeleid. Samen met partners in de stad wordt er een conferentie georganiseerd, want inderdaad is ook op dit punt draagvlak van groot belang. Een stukje gaan wij via het bestemmingsplan proberen te regelen en in de loop van dit najaar zal er ook een plan in de richting van de commissie komen.

 

Een ontwikkelbedrijf zoals door de heer Bouman bedoeld zal er niet komen. De discussie daarover is intern wel gevoerd, maar na ampele overwegingen is geconcludeerd dat de aanpak in de binnenstad zich niet zozeer leent voor een ontwikkelbedrijf, een PPS-constructie of wat dan ook. Daarvoor is hetgeen wij moeten in de sfeer van aankoopbeleid te divers en te kleinschalig. Het gaat ons juist om de fijnzinnige ingrepen in de stad en niet om het aankopen van hele koppen van de Zeedijk e.d. zoals wel in andere steden gebeurt.

 

De heer BOUMAN (VVD): U bent niet geïnteresseerd in de opvattingen van de raad ter zake?

 

Wethouder GRASHOFF: Zeker wel, wij komen ook met een voorstel voor een strategisch aankoopbeleid en ik kan u nu al verklappen dat wij u gaan voorstellen om dat in eigen beheer te gaan doen en dus niet in de vorm van een ontwikkelbedrijf. Dan komt de discussie wel.

 

Ook over compensatie komen wij nog te spreken, voorafgaand aan de feitelijke implementatie van het autoluwe beleid begin volgend jaar. Ik heb eerder al aangegeven dat ik daar heel terughoudend in wil zijn en geen goudgerande regelingen wil gaan bedenken, maar misschien wil ook de heer Bouman die wel niet!

 

Mevrouw Vlekke sprak over openbare toiletten in de binnenstad. Voor een deel is dat al gerealiseerd en wel op het stationsplein. Er moet nog wel een bordje op, maar ik geloof dat men het er nog niet over eens was wie het moest schoonhouden. Dat zal wel snel worden opgelost.

 

Ook zijn dergelijke toiletten opgenomen in het ontwerp van de parkeergarage Zuidpoort en zijn ze al gerealiseerd op de busparkeerplaats aan de Maria Duystlaan. Voor het overige zoeken wij in het kader van het binnenstadsmanagement nog naar een of meer andere goede locaties.

 

In de Phoenixgarage gaan wij wat mij betreft wel archeologische vondsten tentoon stellen. Ik ben het dan ook met de strekking van het amendement van het CDA eens. Het lijkt mij een passende plek om wat daar opgegraven is ook daar tentoon te stellen. De door het CDA aangegeven dekking vindt het college wat minder gelukkig, maar wellicht kan het CDA leven met onze toezegging dat wij die op enigerlei wijze zullen regelen. Gezien de hoogte van het benodigde bedrag moet dat toch kunnen lukken. Ik verzoek het CDA dan ook het amendement gehoord deze toezegging in te trekken.

 

STIP heeft het een en ander gezegd over de ontwikkeling van de horeca in de binnenstad. Binnen het college bestaat op dit moment zeker nog niet de overtuiging -- eerder het tegengestelde -- omtrent de noodzaak van uitbreiding van de horeca op de Beestenmarkt. Wel bestaat de mening dat de afspraken van destijds aan herijking toe zijn. Wij gaan dan ook dit najaar wel het gesprek met de ondernemers en bewoners van de Beestenmarkt aan en wellicht leidt dat tot andere inzichten. Tot die tijd zullen wij ten koste van heel veel onze poot stijf houden in die zin dat daar geen uitbreiding van horeca zal mogen plaatsvinden.

 

Over de routes hebt u in de Startnota binnenstad iets kunnen vinden. Die worden uiteraard met inbegrip van de aspecten van sociale veiligheid, herinrichting, enz. opgepakt. U mag daar in het kader van de toegezegde horecanotitie in het latere najaar iets van verwachten.

 

Bij het binnenstadsverhaal hoort nog de vraag van de heer Van den Doel of het wel goed gaat met het brengen naar en het halen van de kerk. Ik heb het gevoel dat ik wat in herhaling verval, want ik heb al eerder gezegd dat het halen en brengen als zodanig, zeker van mensen die slecht ter been zijn, past binnen de haal- en brengregeling zoals wij die hebben voorgesteld in het kader van het autoluwbeleid. Dat kan dus gewoon, maar in hoeverre het nodig zal zijn om pal voor de deur te komen of op enige afstand van de toegang af -- zowel bij de Oude als de Nieuwe Kerk is er nog een lus toegankelijk vlakbij de entree -- weet ik niet, maar dat zal wel blijken. Wat niet kan is dat degene die haalt of brengt daar dan ook de auto parkeert. Die moet dus afzetten en weer terugrijden!

 

Er is gevraagd of het verkeer- en vervoerplan snel komt, terwijl het door anderen weer mosterd na de maaltijd is genoemd. Ik ben het er wel mee eens dat het wenselijk zou zijn geweest om het eerder te presenteren, maar dat is toch een kwestie van prioritering geweest. Ik heb het al eens in de commissie uitgelegd en ik vind het nog steeds zeer verdedigbaar dat in de enorme drukte op het gebied van mobiliteit wij een aantal heel concrete initiatieven even de voorrang hebben gegeven en op dit punt kan ik mij voorstellen dat het VVP-plus een soort samenvatting gaat worden van een aantal zaken die dan op een goede manier met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht. Dat houdt natuurlijk altijd in dat indien gewenst, bepaalde zaken nog kunnen worden bijgesteld. Het is dus geen gelopen race!

 

Over de taptoe is een motie ingediend waarin wordt uitgesproken dat de markt zou moeten wijken voor de taptoe.

 

 

Zeer onlangs hebben wij nog een gesprek gehad met de organisatie van de taptoe en daarin hebben wij aangegeven in elk geval te willen streven naar het iets korter houden en sneller opruimen van de markt waardoor iets vroeger kan worden begonnen met de opbouw van de tribunes. Er wordt op dit moment bezien of dat voldoende soelaas biedt. De uitkomst daarvan zou ik graag willen afwachten en daarom moet ik de motie ook ontraden. Wij hebben nog steeds de indruk dat er met wat meer passen en meten een oplossing moet kunnen worden geboden.

 

De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. De stemming over de motie vindt plaats op 28 september. Denkt de wethouder voor die tijd die uitkomst te weten?

 

Wethouder GRASHOFF: Ik doe mijn best, maar weet dat niet zeker! Als ik enige uitkomst heb, zal ik er natuurlijk voor zorgen dat die voor 28 september bij de raad bekend is.

 

Wat de rioolbelasting betreft heeft collega Oosten al het een en ander gezegd over de belastingtechnische kant ervan. Wat de inhoudelijke kant betreft wil ik, vooruitlopend op een uitgebreidere discussie die wij er nog over zullen voeren, er nog wel enkele opmerkingen over maken. In heel Nederland is de trend dat de kosten van het rioleringsstelsel fors stijgen en dus ook de rioolbelasting. De bedragen die wij zeer indicatief in de Zomernota hebben opgenomen liggen nog onder de trend die landelijk wordt verwacht. Wij zitten rond de f. 260,- maar de landelijke trend ligt eerder in de buurt van ruim f. 300,-. Wij hopen nog steeds relatief voordelig te kunnen blijven.

 

Waarin zit nu de toename van die kosten? Voor een deel in het feit dat wij enkele grot afvoeren hebben, waaronder die van DMS, die het voornemen heeft om zelf voor de afvoer te gaan zorgen. Dat zal ons enkele tonnen aan inkomsten schelen. Hoe je dat ook wendt of keert, dat zullen wij toch moeten opvangen. Vervolgens zijn wij de afgelopen jaren inderdaad wat achtergebleven bij de eisen die onder meer het hoogheemraadschap stelt. In het kader van het Waterplan hebben wij al gezegd dat wij die achterstand nu toch echt willen gaan inlopen. Er is sprake dus van een inhaalslag, maar ook van een trend van hogere kosten in verband met milieueisen.

 

De fractie van de PvdA heeft aangegeven zorg te hebben voor de minima, maar ik heb toch ook een positief signaal opgevangen waar het gaat om de vergroening van de belasting en collega Oosten en ik hopen daar in het najaar met een voorstel over te komen.

 

Door de PvdA is ook gevraagd hoe het staat met het voorstel voor de recycling boulevard. Volgens mij hebben wij dat niet op deze manier in het 3D-plan met elkaar afgesproken. Er zou wel een plan komen voor veel retourettes op veel plaatsen in de stad. Dat plan zal in de loop van het najaar in de commissie komen. Overigens is ons streven gericht op producthergebruik, liever dan materiaalhergebruik. Via retourettes, zeker als daar ook klein wit- en bruingoed kan worden gebracht, kan een combinatie-effect worden bereikt.

 

Er zijn enkele vragen gesteld over de kynologenclub. Collega Torenstra en ik hebben de huisvesting daarvan vrij snel opgepakt en er in principe een oplossing voor bereikt. Het enige waarover wij nu nog met de club in overleg zijn is de precieze invulling van de locatie waarvan zowel de club als wij vinden dat zij er moet komen.

 

 

Wat ons betreft zijn het de laatste hobbels en die gaan wij gewoon nemen. Ik verwacht dan ook er over enkele weken op een goede manier te zijn uitgekomen.

 

De fractie van GroenLinks heeft een motie ingediend over het waterbeheer, met name waar het gaat om de belastingvoorstellen die het hoogheemraadschap overweegt. Op zich zijn de constateringen in de motie en de overwegingen volgens het college wel juist. Gezien het type van de motie lijkt het het college wel verstandig om haar niet over te nemen, maar om het aan de raad over te laten.

 

Mevrouw Lourens had nog een vraag over de gronduitgifte ten behoeve van tuintjes. Dat is inderdaad al ouder beleid dat wij ook naar mijn mening nog eens tegen het licht moeten houden. Ook ik heb het gevoel dat wij langzamerhand toch wat te veel op de automatische piloot zijn geraakt. Op dat punt komt er dus een evaluatie.

 

De heer Mooiweer heeft de kansen genoemd voor architectuur in het TU-gebied-Zuid, Zuidpoort en de Spoorzone. Ik denk dat wij op al die terreinen al bezig zijn en heb het gevoel dat wij bij Zuidpoort aardig op koers liggen om een goed midden te vinden tussen echt goede eigentijdse architectuur maar wel aansluitend bij het karakter van Delft. Ik hoop dat dit echt gaat lukken. Voor de andere ontwikkelingen heb ik er goede hoop op, maar er is nog wel heel veel te doen voordat wij met een goed architectonisch plan zullen kunnen aankomen.

 

Roeien op de Schie en plakbeleid komen er beide zeer binnenkort aan. Wellicht niet helemaal de beloofde planning, maar wij zijn nu wat aan het jagen. Terecht, want het heeft inderdaad te lang geduurd.

 

De heer Van den Doel vroeg hoe het zit met de capaciteit bij grote projecten. De relatie met gemeentelijke bezuinigingen is collega Oosten al ingegaan. Bij grote projecten is de capaciteit zeker een punt van zorg. In financieel opzicht is die per definitie eigenlijk geen probleem omdat de personele inzet in de kredieten in principe is meegenomen. Het is dus meer een kwestie van de juiste mensen of het juiste bureau of inhuurkrachten op het juiste moment inschakelen. Dat lukt nog niet op alle fronten, maar ik denk dat wij de komende jaren bij dergelijk grote projecten inderdaad met een redelijke uitbreiding van formatie op tijdelijke of semi-permanente basis te maken krijgen.

 

De heer Van den Doel heeft gesproken over voetgangersoversteekplaatsen. Collega Torenstra heeft daar iets over gezegd in het kader waarvan wij het moeten regelen en dat is correct. Ik ben het wel met de heer Van der Doel eens, dat het anders moet dan het tot nu toe gaat. Ook daarin volgen wij op dit moment via de ambtelijke lijn ook naar mijn inzicht te klakkeloos de landelijke trend om die dingen overal en nergens op te heffen. Ik vind dat niet goed en daarom zeg ik toe, een andere lijn te bepalen en daarover met een korte notitie te komen. Ik hoop, dat ik die alleen ter kennisname naar de commissie hoef te sturen. Die lijn kan overigens zijn, dat wij eerder naar verkeersremmende maatregelen voor het autoverkeer streven om de voetgangersplek veiliger te maken dan hem op te heffen.

 

De vraag is gesteld of het Fonds Bouwlocaties niet had moeten worden aangehouden. Welnu, als iets zo lang ongebruikt is, moet je constateren dat het op de een en andere manier toch aan zijn doel voorbijschiet ondanks alle ontwikkelingen.

 

 

Natuurlijk moet voor het Harnaschpolderverhaal een dekking worden gezocht en die zal deels komen uit de ontwikkeling van de gebieden zelf. Per saldo moet ook hier verstandig worden omgegaan met de investeringsruimte all over. Daar hoort de afroming van het Grondbedrijf ook bij. In dat opzicht is het hebben van dat fonds niet zo essentieel; je moet gewoon de goede investeringsbeslissingen nemen.

 

Voorzitter. Tot slot moet mij van het hart, dat ik niet erg gelukkig ben met de stijlvorm die de heer Meuleman heeft gekozen in zijn reactie. Natuurlijk ligt arrogantie altijd op de loer daar waar je bestuurt, waar je ook iets te besturen wilt hebben en waar je niet altijd even goede vrienden met iedereen kan worden. Juist de raad moet als controlerend orgaan richting het college dat scherpe onderscheid maken en mag daarbij niet afgaan op een enkel signaal van iemand in de krant. De heer Meuleman ken ik als iemand die zo nu en dan heel scherp ziet op welke wijze wij proberen het interactieve beleid vorm te geven en dat is gewoon in de zaaltjes met de mensen om de discussie met open vizier te voeren. Hij is daarbij altijd aanwezig en dat waardeer ik zeer. Ik ben niet bij uitstek arrogant in die zaaltjes, waar ik toch regelmatig verkeer.

 

Dat wij de auto's de stad uit duwen, is pure flauwekul. Dat weet hij net zo goed als ik. Daar gaat het helemaal niet om. Dat is ook niet het doel van deze wethouder en ook niet van de fractie. Maar daar moeten ze in tweede termijn zelf maar iets over zeggen als zij dat willen.

 

De kritiek op de beslotenheid is veel te veel toegespitst op een enkel voorbeeld, waarmee ik heb geprobeerd uit te leggen waarom daar een keuze is gemaakt. Die keuze is na overleg met de indieners van de vraag ook zo gemaakt. Het was van zeer tijdelijke aard, want zodra het weer mogelijk was om het openbaar te maken, is dat ook gedaan. Als de heer Meuleman daar dan een hele redenering over beslotenheid aan ophangt, vind ik dat niet sterk.

 

De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Rensen.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. De kermis is al een aantal uren stil en ik hoor al bijna weer de eerste vogels van de dag fluiten. Maar men weet, dat de dageraad sociaal-democraten in het bijzonder inspireert, maar ik zal mijn verhaal in afgeslankte vorm houden. Op een aantal onderdelen zal ik aangeven, dat de raad op een later moment zal trachten te bedienen. Dat geldt ook voor de inleiding van mijn verhaal. Ik had graag wat aandacht willen besteden aan het vraagstuk van beleidsuitvoering en resultaten, juist bekeken op het sociale gebied. Als men het echter niet rampzalig vindt, wil ik dat voor deze nacht maar laten liggen en dat opzouten voor de tweede termijn of een later moment. Ik zal direct de overstap maken naar de inhoud van het sociale beleid.

 

Een aantal fracties heeft daar ook nadrukkelijk de aandacht voor gevraagd en heeft ook het contrast laten zien tussen de toenemende welvaart en wat de heer Bot "de tweedeling in de samenleving" noemt. Ik vind dat altijd een simplificering van wat zich in de werkelijkheid voordoet, maar het geeft natuurlijk wel een heel bruikbaar beeld. Als wij zien hoe het er in deze stad voorstaat en zien dat er tussen de 8000 à 9000 huishoudens zijn aangewezen op een WW-uitkering, een AOW-uitkering of een WAO-uitkering -- daarbij tel ik de mensen met een "kale" AOW-uitkering -- spreken wij wel over een heel grote groep in deze stad. Aan veel van die mensen zijn wij de afgelopen jaren niet toegekomen. Dat zijn de zogenaamde vergeten groepen.

 

Daarbij moet gedacht worden aan de oudkomers die wij na de inburgering zijn kwijtgeraakt. Het gaat om mensen die in een sociaal isolement zijn geraakt en de mensen die in de fameuze en onheilspellende fase 4 in de kaartenbak bij onze eigen sociale dienst zijn ingedeeld. We hebben in ieder geval lange tijd niet veel met hen gedaan. De eerste opdracht in het sociale beleid is dus wat mij betreft om die groepen weer te vinden en daar nemen we ook een aantal beleidsmaatregelen voor. Ik wijs op het voorstel om contactpersonen bij de zelforganisaties aan te stellen en op het wijknetwerk, dat wij op het gebied van de bestrijding van sociaal isolement willen instellen -- een van de voorstellen uit Samen aan de slag -- evenals het Delfts uitkeringen- en informatieteam. Dit zijn allemaal manieren om in de stad op zoek te gaan naar die vergeten groepen om die enigszins onder het motto "nu of nooit" in stelling te brengen. Dat geldt zeker voor de mensen in fase 4 en voor zo'n 2000 mensen in het bestand, die zo'n tweederde deel van het geheel vormen.

 

Daarover is een en ander verschenen in de krant en ik heb nu de gelegenheid om dat recht te zetten, want het artikel kopte dat het college beoogde om binnen vijf jaar de helft van het aantal uitkeringen in de Abw eraf te halen. Dat zou op zichzelf een prachtige doelstelling zijn, maar een dergelijke taakstelling is niet erg realistisch. Wel heb ik gezegd het kansrijk te achten om de komende vijf jaar een derde tot de helft van de mensen die nu in fase 4 zitten weer aan het werk te brengen. Dat is nog altijd een forse taakstelling maar als ik zie hoe die groep in elkaar zit, uit welke subgroepen zij bestaat en welke instrumenten nog ontwikkeld kunnen worden om die groep te bedienen, acht ik die mensen nog lang niet afgeschreven. Onze recente ervaringen met het instroomproject bij Maatzorg -- waarop meer dan 50 mensen uit fase 4 hebben ingetekend -- zijn wat dat betreft hoopgevend. Samen aan de slag biedt ons de gelegenheid om met elkaar te praten over dat specifieke instrumentarium voor de verschillende doelgroepen, maar dat wilde ik vanavond maar niet verder doen.

 

De discussie over de vraag hoe de participatieverplichting voor éénoudergezinnen om de hoek komt kijken, wilde ik eveneens graag laten liggen evenals de discussie over Werk moet lonen, de positie van studenten en alle vraagstukken die samenhangen met de doorstroom uit de ID- en WIW-regeling. De SP en GroenLinks hebben daar vele vragen over gesteld.

 

Ik moet nu wel ingaan op het punt dat door de SP is ingebracht, in het bijzonder het aspect van de inkomensondersteuning. Ik wil graag in herinnering roepen, dat wij zeer recent op dat terrein een aantal maatregelen hebben genomen die, bij elkaar genomen, een aardige optelling laten zien. Ik wijs op de Millenniumuitkering, de collectieve ziektekostenverzekering, de Delft Actiefpas -- hoe men daar ook verder tegenaan kijkt -- de voorstellen in Samen aan de slag rond het incentivebeleid en op de suggestie om computers als noodzakelijke gebruiksgoederen aan te merken en die op te nemen in de leenbijstand. Dat zijn toch alle zaken die op het punt van de inkomensondersteuning, zeker bij elkaar opgeteld, een heel stevige inspanning opleveren.

 

Amendement-I van de SP over de witgoedregeling wil het college ontraden. De f. 2450,- die vroeger in één keer werd verstrekt, bestaat nog steeds, maar wordt nu over een periode van drie jaar in gedeelten verstrekt. Dat heeft de regeling ook budgettair hanteerbaar gemaakt. Ook in het licht van de armoedeval werd het verstandig gevonden om dit bedrag in een aantal schijven uit te keren.

 

 

 

In de richting van GroenLinks merk ik op dat ook wij een grotere deelname aan de Delft

Actiefpas beogen. GroenLinks vindt ook dat dit best meer mag kosten en ik hoop dat zij op dit punt op haar wenken zal worden bediend.

 

Voorzitter. Ik kom op het integratiebeleid. Daarbij is genoemd de maatschappelijke oriëntatie van nieuwkomers. Op dit moment is de maatschappelijke oriëntatie voor nieuwkomers/vluchtelingen geregeld via de SVD en redelijk beschreven, in ieder geval qua tijdsbeslag in het productenboek. De maatschappelijke oriëntatie van nieuwkomers/gezinsherenigers/gezinsvormers is nog niet geregeld. Ik heb toegezegd om dat in de integratienota mee te nemen en daar staat ook een voorstel in om dat voorlopig bij het bureau nieuwkomers, het vakteam inburgering/activering, onder te brengen. Ik deel wel de zorg die de PvdA-fractie op dit punt heeft uitgesproken waar het gaat om de landelijke discussie over de vraag wat nu exact het rendement is van die inburgering, of breder gesteld, wat het rendement is van alle educatieve inspanningen op dit punt. Daar valt inderdaad veel over te zeggen. In de maak is nu een notitie over rendementsverbetering van de educatie, zoals ook al eerder is toegezegd. De suggestie om in de maatschappelijke oriëntatie te werken met eindtermen, in ieder geval om te komen tot een meer inhoudelijk eisenpakket, neem ik graag mee naar de discussie over die integratienota.

 

De heer Van Leeuwen vroeg of wij met belanghebbenden de uitvoering van de nota structureel willen volgen. Ik zeg dat graag toe, maar dat staat ook in de nota zelf. Wij hebben namelijk het voornemen om een panel in te stellen van vertegenwoordigers uit de zelforganisaties en dat panel krijgt de expliciete vraag om ons commentaar te leveren op de uitvoering van het programma dat in de integratienota is geschetst. Wij willen ook gaan proberen om zoveel mogelijk mensen van allochtone komaf te laten deelnemen aan allerlei besturen, zoals oudercommissies, medezeggenschaps-, ondernemings- en gemeenteraden. Daartoe willen wij ook enige ondersteuning gaan bieden. Dat heeft er inmiddels al toe geleid dat een aantal vertegenwoordigers van zelforganisaties nu deelnemen aan de panels voor werk en in komen en gehandicaptenbeleid, beide overigens nog in oprichting.

 

De heer Van Leeuwen vroeg of er wel genoeg gebeurt op het punt van de integratie van allochtone jongeren. Je kunt zeggen dat er nooit genoeg gebeurt, maar er loopt nu wel een aantal projecten dat zeer de moeite van het vermelden waard is. Om te beginnen wijs ik op de centrale opvang, een heel forse inspanning van de gemeente. Ik wijs op de gemeentelijke financiering van de begeleiding van AMA's. Eigenlijk springt de gemeente daarmee in het gat dat het rijk laat vallen, maar in het belang van die groep kunnen wij toch niet anders. Ik wijs in het bijzonder op het casemanagementteam voor 16-23-jarigen dat op dit ogenblik verder wordt ingericht en juist ook in de richting van (uitvallende) allochtone jongeren een heel opvallende functie kan gaan vervullen, net als voor de AMA's 18+.

 

Voorzitter. Ik kom op het terrein van de zorg. Een aantal ontwikkelingen in de zorg die vooral voor ouderen van belang zijn, zal ik gelet op de tijd maar overslaan, maar ik moet wel iets zeggen over de ontwikkelingen bij het RIO en eigenlijk annex over die bij de GGD. Die parallel is in ieder geval ook door mevrouw Lourens getrokken. Haar vraagstelling over het RIO vond ik overigens wat zwaar aangezet. Het is een heel jonge organisatie waarvoor een inschatting is gemaakt van de verschillende kostenposten op grond waarvan ook een begroting is opgesteld. Gebleken is dat op een tweetal onderdelen -- de automatisering en de personeelslasten -- de schatting te laag is geweest.

 

De aanvullende vraag is vertaald in een begrotingswijziging 2000 en die ligt nu in de commissie ter behandeling. Er komt een productbegroting voor 2001 en volgende jaren en die beoogt de gemeenten te laten bijdragen op verrichtingenbasis. Het effect daarvan is dat Delft een groter deel van de kosten van het RIO zal gaan dragen, want blijkbaar wordt er meer voor Delftenaren dan voor niet-Delftenaren geïndiceerd. Bovendien neemt het aantal indicatieaanvragen gewoon toe en dat hangt natuurlijk samen met de vergrijzing. Die twee ontwikkelingen leiden ertoe dat er nog discussie moet worden gevoerd over die productbegroting 2001, maar de kans is groot dat ik daarvoor nog wel even bij u terug moet komen, want dat is in deze Zomernota natuurlijk nog niet meegenomen.

 

Deze situatie is naar mijn mening volstrekt niet vergelijkbaar met die bij de GGD. Bij de GGD speelt enige verwaarlozing aan de managementkant, maar wellicht ook aan de bestuurlijke kant. De GGD is daarom door de hoeven gezakt, maar is inmiddels weer op de been geholpen. In de grootste lekken zijn kurken gestopt en ook is er een nieuw management gekomen. De financiële huishouding wordt nu doorzichtig gemaakt en ik zeg nog niet dat die nu al op orde is. Wij staan nu eigenlijk voor de vraag wat nu echt nodig is om die organisatie op orde te krijgen, zowel in de sfeer van een fusietraject als in de sfeer van een verbetertraject. Ook daar zitten nog financiële onzekerheden waarmee ik de komende tijd nog wel bij u langs zal komen. Ook die zijn nog niet in deze Zomernota meegenomen.

 

De arbeidsmarkt speelt inderdaad ook de sectoren zorg en onderwijs parten. GroenLinks vraagt om een totaalaanpak van de gemeente met Maatzorg. Ik probeer mij voor te stellen wat daarmee exact wordt bedoeld, maar wellicht kan dat in tweede termijn worden verduidelijkt. Wij werken met Maatzorg langs drie lijnen. Wij hebben allereerst het instroomproject. Wij werken voorts met Maatzorg en de GGD en een aantal andere instellingen samen om de zorg- en opvoedingsondersteuningsstructuur op wijkniveau ingericht te krijgen. Dat speelt grotendeels binnen de ontwikkeling van de brede school. Het is natuurlijk zeer van belang om de toegankelijkheid van de zorg voor allerlei risicogroepen ook in de Delftse samenleving beter te waarborgen via een systeemkoppeling van in indicatiesysteem van het RIO en het zorgtoewijzingssysteem van het Zorgkantoor. Pas als die koppeling tot stand is gekomen kunnen wij weten hoeveel mensen met een indicatie ook zijn voorzien van zorg en kunnen wij ook zien hoe groot de wachtlijst in deze regio is.

 

Als ik kijk naar de sector onderwijs in relatie tot de arbeidsmarkt dan zie ook ik echt reden tot zorg, maar vind ik tegelijkertijd dat wij de Delftse situatie niet moeten overdrijven. Het aantal dat in de eerdere brief van onder andere het CDA was genoemd, ligt ver boven het werkelijke aantal. Er is bepaald geen reden voor paniek, maar wel voldoende reden om met kracht verder te werken aan de toezeggingen die het college overigens al eerder heeft gedaan. In de Zomernota is vermeld dat wij bezig zijn met een verkenning en die moet dit najaar zeker leiden tot concrete voorstellen en nog voor de datum die in motie-III is genoemd. Ik teken daarbij wel aan dat er in Delft, in samenwerking met een aantal van de grotere basisschoolbesturen, een wervingsactie heeft plaatsgevonden die, naar het zich laat aanzien, behoorlijk wat resultaat heeft opgeleverd. Dus, ondertussen doen wij ook nog het een en ander!

 

De heer BOUMAN (VVD): U neemt de motie over?

 

 

 

Wethouder RENSEN: Zij is overbodig, want zij is achterhaald door mijn eerdere toezeggingen en de toezeggingen die ik net heb gedaan. Ik ontraad dus aanvaarding ervan.

 

De heer Van Leeuwen heeft nog enkele vragen gesteld over het integraal huisvestingsplan. Kan het feit dat een school veel gewogen leerlingen heeft ertoe leiden dat de bouw van permanente lokalen eerder kan plaatsvinden? Inderdaad is dat element meegenomen in het plan dat nu zo'n beetje is geschreven. Dat geldt ook voor zijn opmerking dat er normen zijn, in de sfeer van de onderwijshuisvesting zelfs heel strakke normen, maar dat er inmiddels ook allerlei functies zijn, zeker in de ontwikkeling van de brede school, die zich niet zomaar met die normen laten verenigen. In het integraal huisvestingsplan wordt ruimte gemaakt om dergelijke vragen op te vangen. Het is zeker niet de bedoeling om per wijk één brede school aan te wijzen, want wij willen graag dat alle scholen eraan meedoen en met elkaar, met de kinderopvang en de gebruikers, ouders en kinderen, praten over het programma en de zorgvoorzieningen die in die wijk nodig zijn en waar die dan het beste kunnen komen. Het is immers best mogelijk dat van de ene school het ICT-lokaal het geschiktst is en dat een andere school weer een prachtige toneelfaciliteit heeft. Het is dan wenselijk om dat op een goede manier met elkaar te combineren.

 

Het spelen bij scholen is inderdaad een fraai verschijnsel van verkokerde geldstromen. Wij zijn er nog mee bezig. Als je schoolpleinen toegankelijk maakt voor kinderen uit de buurt, dan roept dat allerlei vragen op rond beheer en reparatie. Als het uit de onderwijspot moet komen, kan ik mij voorstellen dat het onderwijs daar wat scheef naar kijkt. Wij zijn nu bezig om in het EZH-projectvoorstel brede school, wellicht ook in relatie tot het speelplekkenbeleid, daar een praktische oplossing voor te vinden. Ik kom daar dus nog op terug.

 

Ten slotte nog een klein staartje bestuurlijke vernieuwing. Gelukkig mag ik het meeste laten liggen. Ik heb nog wel een opmerking in de richting van de heer Meuleman en een opmerking ter aanmoediging van ons allen. De heer Meuleman vreest dat er de komende tijd nogal wat papieren tijgers op onze weg zullen verschijnen. Dat kan zo zijn, maar de nota bestuurlijke vernieuwing bevat wel degelijk een aantal structurerende elementen die ervoor moeten zorgen dat ook die tijgers op een gegeven moment gaan brullen. Dat zal, zoals de heer Van den Doel al zei, in hoge mate aan de raad zelf liggen of die tijgers geluid kunnen gaan maken! Dat zou overigens wel boeiend zijn, want naar mijn idee is het de eerste keer dat een gemeenteraad op deze manier in het licht van de commissie-Elzinga aangeeft hoe hij tegenover de aanbevelingen van die commissie staat. In die zin is de Delftse raad wel bijzonder dat in ieder geval de werkgroep al heeft uitgesproken dat deze raad zich ook met politiek wil blijven bemoeien, weliswaar selectiever, maar toch. Je zou dus kunnen zeggen dat de raad in die zin landelijk koploper is!

 

De VOORZITTER: Het woord is ten slotte aan wethouder Mahler.

 

Wethouder MAHLER: Voorzitter. Ik wil beginnen met de amateurkunst. In november zal in de commissie de amateurkunstnota aan de orde komen. Een van de belangrijkste elementen daarin is de subsidierelaties die wij met verschillende amateurkunstzinnige instellingen hebben. Wij zullen daarin ook zeker terugblikken op de afgelopen twee jaar en bekijken hoe wij in de toekomst met dit soort subsidierelaties om moeten gaan.

 

 

 

Uit de nota zal ook blijken dat er in het beleid een kleine wijziging zal optreden. Er zal meer worden gekeken naar wat er wordt gedaan en niet meer naar wat er isgedaan. Dat is ook zo'n beetje het algemene credo van het nieuwe amateurkunstbeleid.

 

Het atelierbeleid is een element dat in het verleden uit de beeldendekunstnota is gevist en waarop wij ook dit najaar terug zullen komen. Het beleid zal in de richting gaan zoals destijds is voorgesteld, maar is inmiddels wat verder uitgewerkt en zal in nader overleg met belangenverenigingen worden afgestemd.

 

Gevraagd is hoe om te gaan met kunst in de openbare ruimten. Zoals in de beeldendekunstnota is afgesproken, wordt op dit moment voor elk te plaatsen beeldendekunstobject in de openbare ruimte een onderhoudscontract afgesloten. Ik ga ervan uit dat de opmerkingen met name gericht waren op hetgeen er gebeurt op plein Delftzicht, maar dat kunstwerk is op dit moment nog niet van de gemeente. Wij hebben het nog niet kunnen overnemen gezien de staat waarin het thans verkeert. Het verval ervan heeft daar dan ook alles mee te maken.

 

Een aantal fracties is ingegaan op cultuur in de wijk en dat beperkt zich natuurlijk niet alleen tot kunst in de openbare ruimten, maar gaat met name om het actieve element en de actieve benadering van culturele uitingen. Al heel snel wordt dan een relatie gelegd met cultuureducatie. De PvdA doet een aantal ideeën cadeau, hoewel dat misschien enigszins een sigaar uit eigen doos is geworden omdat in de stukken die u afgelopen vrijdag op de mat heeft gevonden daar al het een en ander over te vinden is. Participatie lijkt toch het credo van het fenomeen cultuur in de wijk te zijn en alle reacties, niet alleen uit de raad, wijzen erop dat dit de goede weg is. De vier voorstellen van de PvdA kunnen in ieder geval deels worden teruggevonden in het hoofdstuk multicultureel beleid van de nota integratiebeleid, waarover binnenkort in de commissie zal worden gesproken.

 

Ook de ontwikkeling van de brede school speelt een belangrijke rol bij culturele activiteiten en ook bij de activiteiten die door mevrouw Vlekke zijn genoemd, zoals de kunst- en cultuurmakelaar en de kunstenaar in de wijk. Het idee is om die een plek te geven op die school om van daaruit culturele activiteiten in de wijk te gaan ondernemen.

 

Het actieprogramma cultuurbereik speelt daar in de toekomst ook een belangrijke rol in omdat dit elementen bevat als cultuur en school, dus zuiver gericht op cultuureducatie, die in de aanpak van de brede school verder zullen worden uitgewerkt.

 

In het actieprogramma is ook terug te vinden het exchangeproject en het voor de rest door onszelf in te vullen onderdeel jongeren en cultuur. Deze twee zullen zich met name op muzikale uitingen concentreren, maar wel met een multiculturele uitstraling. Dat geldt met name voor het exchangeproject omdat het daar gaat om iets dat door het Kunstgebouw wordt georganiseerd waarbij muziek door jongeren uit de gehele wereld een belangrijke rol speelt.

 

Met name STIP heeft het nodige over participatie gezegd. Je moet de jongerencultuur op zich respecteren, maar wel met de cultuur die er is naar de jongeren toegaan. Dat zijn ook twee heel belangrijke uitgangspunten van de manier waarop wij met het actieprogramma cultuurbereik verder zullen gaan.

 

 

Ik wil nog even stilstaan bij het actieprogramma integraal jongerenbeleid. Een aantal aspecten daarvan is al in uitvoering. Dit najaar krijgt u een tussenstand gepresenteerd waaruit de stand van zaken blijkt. Een aspect is vanavond zeer markant naar voren gekomen, namelijk een onderdeel van de zomerprogrammering en wel de bus, de summer action, zoals de officiële naam luidt. Net als het balspel is ook dat project positief bejegend en voorgedragen voor prolongatie. Dat is zeker ook de richting waarin het college denkt, maar dat kan natuurlijk niet voordat er een gedegen evaluatie heeft plaatsgevonden en wij hebben kunnen bezien of er überhaupt geld is. Het lijkt mij zinvol om verlenging per jaar te bekijken, want misschien zijn er over enkele jaren weer heel andere dingen noodzakelijk of wenselijk.

 

Vrijwel iedereen heeft gesproken over de nieuwe organisatie van het jongerenwerk met name in relatie tot de nieuwe welzijnsorganisatie in Delft. Ik kan alle opmerkingen daarover van harte ondersteunen. Collega Torenstra heeft daar wat de sector welzijn betreft volgens mij al voldoende over gezegd.

 

Wat betreft het jongerenopbouwwerk en de signaleringsfunctie gaat die nieuwe organisatie ook een belangrijke rol spelen, maar ook de netwerken op zich, de wijk- en de buurtnetwerken, zullen daarbij een belangrijke rol gaan spelen.

 

Ook het aspect van veiligheid rondom jongeren zal hierbij terugkomen. Dat zit dus niet alleen in het integraal veiligheidsbeleid, maar in de zin van voorlichting ook in het integraal jongerenbeleid. De plannen zullen u binnenkort bereiken.

 

De SP heeft een motie ingediend over jeugdzorg Haaglanden. Binnen Haaglanden is de jeugdzorg regionaal geregeld. Het is daarom ook niet zo netjes en ook niet zo zinvol om dat te roepen dat er meer geld naar Delft moet. Juist in een goede samenwerking met wat Delft betreft Zoetermeer en Den Haag moet een goede manier worden gevonden om die problemen te lijf te gaan. Het ziet ernaar uit dat met het extra geld dat daarvoor beschikbaar komt dit wel zal lukken. De wachtlijsten waarover de heer De Wit sprak, zijn inderdaad absoluut onaanvaardbaar, maar er wordt hard aan gewerkt om die in te lopen. Ik heb daar alle vertrouwen in.

 

Jongerenhuisvesting wil ik toch niet onbesproken laten. Het slaagkansexperiment loopt en daar komen wij deze maand verder over te spreken. Wij zullen dat evalueren. Volgens mij is dit de eerste belangrijke stap, maar terecht is ook geconstateerd dat dit niet alles is. Met name STIP heeft gezegd dat wij vooral in de toekomst moeten blijven kijken en moeten anticiperen op ontwikkelingen die zich op de kamermarkt kunnen wreken. Het beleid zal er dan ook op gericht zijn om niet alleen in de kwantitatieve zin de blik vooruit te blijven richten maar ook in kwalitatieve zin, dus rekening houdend met de woonwensen.

 

Voorzitter. Ik wil nog iets kwijt over de ontwikkeling van het servicepunt. Na de bijeenkomst zal daarover deze maand in de commissie het definitieve voorstel aan de orde komen. Er zijn twee opmerkingen over gemaakt die ik erg belangrijk vond. In de eerste plaats is gezegd dat dit een belangrijke toets is voor de gemeentelijke organisatie. Dat is van belang omdat het servicepunt toch een groeimodel is naar een informatiepunt. Als bij de pilot blijkt dat wij dingen anders moeten, kan dat dus tijdig worden aangepakt en kan daar lering uit worden getrokken voor volgende servicepunten.

 

 

Ook heeft GroenLinks gewezen op het welzijnsaspect van het servicepunt. Voor mij is dat het belangrijke punt waardoor het ook inhoudelijk voor een wijk betekenisvol kan zijn. Wij zullen nauw blijven volgen of de doelstellingen die wij voor ogen hebben, namelijk het niet laten afvallen van mensen die niet automatisch aanhaken bij de digitale ontwikkeling, ook worden gerealiseerd.

 

De VOORZITTER: Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn en ik dank u allen voor uw doorzettingsvermogen. Ik stel voor om het borreltje maar kort te houden, want zeker een aantal van ons zal toch weer redelijk vroeg op moeten.

 

Donderdag beginnen wij om 19.30 uur. Aan het begin van die vergadering zal ik het ordevoorstel van GroenLinks ter zake van haar motie over het hoogheemraadschap aan de orde stellen.

 

De vergadering wordt te 0.15 uur geschorst tot donderdag 14 september 2000 te 19.30 uur.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 november 2000.

 

                                     

 

                                                                                                                                 ,voorzitter.

 

 

 

                                                                                                                                ,secretaris.