E L F D E   V E R G A D E R I N G

 

op donderdag 21 december 2000 om 20.00 uur in het stadhuis.

 

Overzicht van de verhandelde punten.                                                                                                                     

 

251. Opening en mededelingen                                                                                   

252. Herdenking oud-raadslid de heer Van der Velden                                                              

253. Notulen                                                                                                                          

254. Van anderen ingekomen stukken                                                                                    

255. Tevens ter inzage gelegde stukken                                                                                  

256. Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) lidmaatschap diverse

        commissies en besturen / benoeming van leden en plaats-

        vervangende leden in diverse commissies en besturen                                                          

257. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor de

        Cyclotronweg                                                                                                     

258. Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech Park

        aan IBB-Kondor BV                                                                                        

259. Voorstel tot vaststelling van een bestemmingsplan t.b.v. de

         Regeling vestiging en uitoefening seksinrichtingen Delft                                         

260. Voorstel inzake Meerjarenraming investeringsbudget Stedelijke

        Vernieuwing 2000-2004 en het volumebesluit 2000-2001                         

261. Voorstel inzake Meerjarenraming Stadsvernieuwing 2001-2004

        en het volumebesluit 2001 in het kader van artikel 1.2 van de

        subsidieverordening stadsvernieuwing                                                               

262. Voorstel inzake garantieaanvraag Delftsche Voetbalclub DVC                 

263. Voorstel inzake jumelage met Adapazari                                              

264. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad

         f 450.000,-- t.b.v. aanpassing en uitbreiding van het schoolgebouw

        van openbare basisschool de Eglantier                                                 

265. Voorstel tot vaststelling van het Beleidsplan Algemene Bijstands-

        wet (Abw) 2001 en het beleidsverslag Abw 1999                                    

266. Voorstel inzake de uitvoeringsregeling activiteitensubsidie

        Stedelijke evenementen/verlening B-status                                            

267. Bestedingsvoorstel no. 18: Investeren in sportzalen en -hallen

        Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van

        f 3.000.000,--                                                                                                  

268. Bestedingsvoorstel no. 12: Investeren in monumenten

        Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van

        f 5.000.000,--                                                                                                  

 

 

269. Bestedingsvoorstel no. 17: Centra voor dagbesteding

        Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van

        f 1.500.000,--                                                                                                  

270. Voorstel inzake uitvoering parkeerbeleid; personele gevolgen

        parkeerbeleid                                                                                                 

271. Voorstel inzake bijdrage aan naturistenvereniging Navah                         

272. Voorstel inzake de wijkplannen Vrijenban en Buitenhof                           

273. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad

        f 1.8 mln. t.b.v. een impuls personeelsbeleid Delfts onderwijs                  

274. Voorstel inzake het Delfts Aardewerk Centrum (DAC)                            

275. Voorstel inzake uitvoeringsorganisatie Meerjaren Marketingplan

        Toerisme (MMT) 2000-2004                                                                             

276. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad

        f 1.311.750,-- ten behoeve van de herinrichting noordelijk

        winkelgebied                                                                                          

277. Voorstel inzake grenscorrecties Delft/Pijnacker                                     

278. Voorstel tot het aangaan van:

n    een Raamovereenkomst met de Technische Universiteit;

n    een intentieovereenkomst met ING Vastgoedontwikkeling

              BV en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV, een onder-

              neming van ABN AMRO                                                                            

279. Voorstel inzake Waterplan Delft, Deelplan Gemeentelijk

        Rioleringsplan 2001-2005                                                                     

280. Voorstel inzake de belastingverordeningen gemeente Delft 2001               

281. Sluiting                                                                                                  

 

 

Voorzitter: de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.

 

Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, Den Boef, mevrouw Bolten, de heren Bonthuis, Bot, mevrouw Bulthuis, de heren Clason, Van den Doel, Van Doeveren, mevrouw Edwards, de heren De Graaf, De Graaff, Grashoff, mevrouw Heuvelman, mevrouw Van der Hoek, de heer Hollink, mevrouw De Jongh Swemer, mevrouw Koop, de heren De Koning, Van Leeuwen, mevrouw Lourens, de heren Mahler, Meuleman, Oosten, De Prez, Rensen, Reuvers, mevrouw Roorda van Eijsinga, mevrouw Steffen, de heren Van Tongeren, Torenstra, mevrouw Vlekke, de heer De Wit en mevrouw Zweekhorst.

 

Secretaris: de heer mr. drs. N. Roos.

 

251. De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen hartelijk welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Bouwman. Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen bij nr. 11, mevrouw Steffen.

 

252. Ik vraag uw aandacht voor het overlijden van een oud-raadslid, de heer Van der Velden, die op 13 december jongstleden is overleden. Hij is raadslid geweest van 29 januari 1975 tot 30 juni 1988; dat is dus een zeer respectabele periode. Hij was lid van de eerste CDA-fractie in deze gemeenteraad. Enkele huidige raadsleden hebben hem in de raad meegemaakt; hij stond bekend als zeer hard werkend, consciëntieus en goed geïnformeerd en hij is lid geweest van de commissies Welzijn en Onderwijs en van diverse besturen, waaronder Delfland, de Delftse Hout en Kerkpolder. Bij zijn afscheid zei hij dat hij veel goede herinneringen aan deze raadszaal en ook aan de aula van de toenmalige TH had, want in die periode is daar ongetwijfeld vaak vergaderd. Ik verzoek u, te gaan staan om hem te gedenken.

 

De vergadering neemt enkele ogenblikken stilte in acht.

 

De VOORZITTER: Vanavond is uitgereikt:

§         een tweede aanvullende agenda;

§         een nieuw stuk 229 (voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) lidmaatschap diverse commissies en besturen / benoeming van leden en plaatsvervangende leden in diverse commissies en besturen);

§         een gewijzigd besluit van stuk 228 (Voorstel inzake grenscorrecties Delft-Pijnacker);

§         een nieuw stuk 230 I en II (Voorstel tot het aangaan van een raamovereenkomst met de TU en een intentieovereenkomst met ING Vastgoedontwikkeling BV en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV, een onderneming van ABN-AMRO).

 

In het stembureau benoem ik mevrouw De Jongh Swemer, voorzitter, en de heren Meuleman, Aközbek en Blinker.

 

253. Handelingen van de vergaderingen van de gemeenteraad van 28 september, 2 oktober en 26 oktober 2000.

 

Deze Handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.

 

Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.

 

 

 

 

254. Ingekomen van anderen:

 

90.                      Stukken van het ministerie van Verkeer en Waterstaat t.b.v. de ter inzagelegging ontwerp-aanwijzing Rotterdam Airport.

 

                 Voorstel:      Het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.

 

255. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:

 

a. SZW-Gids, webwijzer voor gemeenten, nr. 2, november 2000.

 

b.   Agenda en stukken van de vergadering van de Midden-Delflandraad van 24 november 2000.

 

c.   VP journaal, 11e jaargang, no. 4. December 2000.

 

d.   Uitnodiging voor een 4-daagse cursus woonruimteverdeling op 22 en 23 februari 2001 en 29 en 30 maart 2001 in het Conferentiecentrum De Sparrenhorst in Nunspeet.

 

e.   Rapport “Wie Durft” van Marktplan Adviesgroen BV i.o.v. Koninklijke Horeca Nederland en de Kamer van Koophandel.

 

f.     Agenda en stukken van de vergadering van de Midden-Delflandraad van 8 december 2000.

 

Overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.

 

256. Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) lidmaatschap diverse commissies en besturen / benoeming van leden en plaatsvervangende leden in diverse commissies en besturen.

(Stuk 229)

 

Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Voorzitter. Er zijn 36 stembiljetten uitgereikt en er zijn ook 36 stembiljetten ontvangen.

 

Tot lid van de commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken is benoemd de heer S.K.A. Reuvers met 36 stemmen.

 

Tot plaatsvervangend lid van de commissie Straatnaamgeving is benoemd de heer S.K.A. Reuvers met 36 stemmen.

 

Tot plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur Regionaal Openbaar Lichaam Haaglanden is benoemd de heer S.K.A. Reuvers met 35 stemmen (1 stem ongeldig).

 

Tot plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur GGD Delfland is benoemd de heer M. Mahler met 35 stemmen (1 stem ongeldig).

 

257. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor de Cyclotronweg.

(Stuk 213)

 

 

258. Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech Park aan IBB-Kondor BV.

(Stuk 200)

 

259. Voorstel tot vaststelling van een bestemmingsplan t.b.v. de Regeling vestiging en uitoefening seksinrichtingen Delft.

(Stuk 222)

 

260. Voorstel inzake Meerjarenraming Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2000-2004 en het volumebesluit 2000-2001.

(Stuk 207)

 

261. Voorstel inzake Meerjarenraming Stadsvernieuwing 2001-2004 en het volumebesluit 2001 in het kader van artikel 1.2 van de subsidieverordening stadsvernieuwing.

(Stuk 208)

 

262. Voorstel inzake garantieaanvraag Delftsche Voetbakclub DVC.

(Stuk 214)

 

263. Voorstel inzake jumelage met Adapazari.

(Stuk 223)

 

264. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 450.000,-- t.b.v. aanpassing en uitbreiding van het schoolgebouw van openbare basisschool de Eglantier.

(Stuk 212)

 

265. Voorstel tot vaststelling van het Beleidsplan Algemene Bijstandswet (Abw) 2001 en het beleidsverslag Abw 1999.

(Stuk 226)

 

266. Voorstel inzake de uitvoeringsregeling activiteitensubsidie Stedelijke evenementen/verlening B-status.

(Stuk 221)

 

267. Bestedingsvoorstel no. 18: Investeren in sportzalen en -hallen.

Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van f 3.000.000,--.

(Stuk 205)

 

268. Bestedingsvoorstel no. 12: Investeren in monumenten.

Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van f 5.000.000,--.

(Stuk 134)

 

269. Bestedingsvoorstel no. 17: Centra voor dagbesteding.

Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van f 1.500.000,--.

(Stuk 211)

 

Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

270. Voorstel inzake uitvoering parkeerbeleid; personele gevolgen parkeerbeleid.

(Stuk 209)

 

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hadden dit punt liever na stuk 225 behandeld, maar wij zien in dat dat wellicht niet mogelijk is. Voor de zuiverheid willen wij echter toch stellen dat de behandeling van het voorstel inzake de belastingverordeningen van invloed zou kunnen zijn op het moment waarop de autoluwe binnenstad van start gaat. Wij gaan ervan uit dat bij een latere invoering dan 1 april aanstaande het genoemde bedrag wordt aangepast. Bij de behandeling van stuk 225 zal duidelijk blijken wat ik daarmee bedoel, maar ik wilde deze opmerking graag alvast maken.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Volgens mij is er in ieder geval geen sprake van een kredietvoorstel of een voorstel met financiële consequenties. De uitvoering van het parkeerbeleid is immers budgettair neutraal. Er zit inderdaad een kleine begrotingswijziging aan vast, maar die moeten wij nu wel doorvoeren. Dat zou betekenen dat je in dat geval op rekeningbasis iets overhoudt.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Wij hopen dat wij het bedrag terugkrijgen, maar wij moeten maar zien of dat gebeurt. Ik heb mijn opmerking ten behoeve van de zuiverheid gemaakt, omdat wij straks een punt zullen maken van die invoerdatum.

 

De VOORZITTER: Als de raad straks zou besluiten om de invoerdatum aan te passen, is de vraag of ook dit besluit aanpassing behoeft. Daar moet de wethouder volgens mij nog iets over zeggen.

 

Wethouder GRASHOFF: Naar mijn mening is dat niet het geval. Er is wel sprake van een begrotingswijziging en je zou in dat geval inderdaad een aanpassing kunnen aanbrengen, maar er komt ongeveer een nul uit. Er is niets mis mee, want je zou dan op rekeningbasis iets overhouden. Je kunt de datum van een personeelsuitbreiding natuurlijk niet precies plannen; het zal al moeilijk genoeg zijn om personeel te werven. Je hebt op dat punt dus nooit een exact getal.

 

De VOORZITTER: Het lijkt mij handig om te constateren dat de VVD-fractie formeel gelijk heeft in de zin dat de twee punten strikt genomen gekoppeld zouden kunnen worden. Als de raad straks besluit tot wijziging van de datum, zal dat op rekeningbasis zichtbaar worden. Aangezien wij hier over een gesloten financiële huishouding spreken, zal dat dan effect hebben voor de volgende jaren, zij het dat dat effect waarschijnlijk heel klein zal zijn.

 

Mevrouw STEFFEN: Met die aantekening stemmen wij met dit punt in.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

271. Voorstel inzake bijdrage aan naturistenvereniging Navah.

(Stuk 206)

 

De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. Ik wil een korte stemverklaring afleggen. Overeenkomstig mijn uitspraak in de commissie wil ik graag aangetekend hebben dat mijn fractie tegen dit voorstel is.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

De VOORZITTER: De RPF/GPV/SGP-fractie verkrijgt op haar verzoek aantekening van haar stem tegen het voorstel.

 

 

272. Voorstel inzake de wijkplannen Vrijenban en Buitenhof.

(Stuk 215)

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik heb hier in de commissievergadering al het nodige over gezegd. Toch wil ik dit punt in de raadsvergadering aanstippen, omdat ik dat belangrijk vind. Bij de acties die uit de plannen voortvloeien, zitten veel te weinig acties van bewoners. Buitenhof heeft 14.000 inwoners, maar er zijn slechts 28 acties door bewoners voorgesteld; 1 actie is door jongeren voorgesteld, 40 acties zijn afkomstig van de gemeente en een aantal acties is afkomstig van de woningbouwcorporatie. In de wijk Vrijenban is het nog erger: daar hebben de jongeren niets aangedragen en de gemeente Delft meer dan de helft. Het wordt duidelijk dat er onder de bevolking geen draagvlak is voor de wijkaanpak van de wethouder. De deelname is niet eens in procenten uit te drukken, want die is 0,002%. Wij denken daarom dat het met de wijkaanpak mis gaat lopen. Aan deze interactieve beleidsvoering ontbreekt een systeem van wijkdemocratie. Dat hebben wij de wethouder al verteld; ik heb begrepen dat ook hij daar bezorgd over was. Mijn vraag is: hoe denkt hij het draagvlak van de acties te verhogen? De wijkaanpak en de wijkmarkten - ik heb een aantal van die markten bezocht - zijn veel te bureaucratisch: het gaat vooral om ambtenaren en politieagenten; er zijn te weinig bewoners.

 

Wethouder TORENSTRA: Voorzitter. Ik was het in de commissievergadering niet met Leefbaar Delft eens over de vraag wat op dit punt moet worden aangepakt. De heer De Wit heeft de suggestie gedaan om te gaan werken met gekozen wijkraden; daar ben ik niet voor. Ik ben wel voor de verdere ontwikkeling van de gedachte en de houding van wijkdemocratie. Op dat punt hebben wij nog een behoorlijke weg te gaan, maar ik ben niet zo somber als de heer De Wit. Ik wijs erop dat het bij de plannen niet alleen gaat om de ideeën die er namens de bewoners in staan; er staan immers ook zaken in als het speelplaatsenbeleid, ondergronds afval en de aanpak van de 30-kilometergebieden. Ook die zaken spelen bij bewoners, maar stonden al in de ambtelijke inventarisatie: zij waren al opgenomen in de wijkbeschrijvingen en hoefden dus niet expliciet door bewoners aangedragen te worden. Het is dus breder dan de door de heer De Wit genoemde punten.

 

Ook over de betrokkenheid ben ik minder somber. Ik wijs erop dat in de vier nu gemaakte wijkplannen in het algemeen vier tot zes panels per wijk gevormd zijn. Die panels bestaan in principe uit 12 tot 15 mensen. Tussentijds vallen er weliswaar enkele mensen af, maar over het algemeen blijven er toch 10 mensen over. Per wijk zijn dus 40 tot 50 mensen bij de panels betrokken. Daarnaast worden de groeperingen die sowieso in de wijken actief zijn, op de klassieke manier uitgenodigd; ook daarbij gaat het meestal om enkele tientallen mensen. Bovendien komen er, afgezien van de ambtenaren en raadsleden, per wijkmarkt 110 tot 140 bewoners. Alles bij elkaar vind ik dat niet niets. Daarnaast blijkt steeds weer dat mensen zeer enthousiast zijn over de uitwerking na de wijkmarkten. Over het algemeen is het vrij eenvoudig te organiseren dat ten aanzien van de door mij genoemde onderwerpen groepjes bewoners van 8 tot 12 mensen ontstaan die daadwerkelijk meedraaien bij het verder ontwikkelen van de plannen en bij de invoering; je moet dat wel organiseren, maar dat is niet zo lastig. Ik ben hier dus veel minder somber over, maar zowel voor de bewoners als voor de gemeente is dit een kwestie van leren, want men is dit niet gewend. Ik kom inderdaad wel eens mensen tegen die denken: eerst zien, dan geloven. Ik heb echter het idee dat wij het op dit moment redelijk laten zien.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik noem als voorbeeld het 30-kilometerbordje aan het begin van de wijk. Dat is natuurlijk wel mooi en aardig, maar niemand houdt zich daaraan; die bordjes staan er helemaal voor niets, omdat er in de wijk geen draagvlak voor is.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Hoe weet u dat er geen draagvlak is voor de 30-kilometerzones?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik constateer dat niemand zich eraan houdt. De snelheid wordt eigenlijk bepaald door de frequentie en de hoogte van de drempels en niet door die bordjes.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dan is er in Nederland ook geen draagvlak voor achterlichten van fietsen!

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat zou ik niet weten; dat zouden wij misschien eens moeten testen. Naar aanleiding van mijn suggestie om eerst de wijkdemocratie te organiseren en dan verder te gaan met de wijkaanpak, zegt de wethouder dat hij dat per definitie niet zal doen. Dat vind ik erg jammer, want de hele gemeentelijke organisatie is juist gekanteld ter bevordering van het contact met de burger. Ook de raad moet een kanteling maken en daarom moeten in de wijken een soort wijkparlementen met wijkraadsleden benoemd worden om het contact tussen de raad en de wijken te verbeteren. Ondanks de lage opkomst is de wethouder erg tevreden en daarom gaat hij met zijn beleid door, maar de getallen vertellen een ander verhaal.

 

Wethouder TORENSTRA: Het is niet mijn lijn om te gaan werken aan wijkparlementen en gekozen wijkraden, want dat zou allerminst bijdragen aan een grotere betrokkenheid. Op bijeenkomsten en gesprekken met mensen merk ik constant dat men twee dingen tegelijk wil: men wil vorderingen maken richting uitvoering en concrete activiteiten en men wil daar sterk bij betrokken zijn. Beide is mogelijk. De inzet is dat wij een extra inspanning leveren op het punt van de uitvoering; wij leveren ook een extra inspanning om mensen die betrokken willen zijn en invloed willen uitoefenen, daar de mogelijkheid voor te geven.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

273. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f. 1.8 mln. t.b.v. een impuls personeelsbeleid Delfts onderwijs.

(Stuk 220)

 

De heer DE GRAAF (D66): Voorzitter. Bij de commissiebehandeling heb ik al gezegd dat wij twijfels hadden of het precedent dat wij scheppen door voor deze beroepsgroep dergelijke maatregelen te treffen, zich goed verhoudt tot de situatie ten aanzien van een aantal andere beroepsgroepen. Daar wil ik niet op doorgaan, hoewel ik nog steeds niet helemaal overtuigd ben, ook gezien het feit dat er geen duidelijke aantallen in het plan staan.

 

Ik wil wel een principieel puntje maken van het feit dat ook in het uiteindelijke voorstel de mogelijkheid is opengehouden voor het tijdelijk huren van woningen in de vrije sector om die vervolgens door te verhuren aan de betreffende kandidaten. Wij vinden het principieel niet wenselijk dat de gemeente weer als verhuurder van woningen gaat optreden. Ik kan mij er ook niet erg veel bij voorstellen. Als het de gemeente in concrete individuele situaties zou lukken om huurder te worden, zou de betreffende persoon dat zelf immers ook moeten kunnen worden. Als het niet op die manier aangepakt wordt, zou het alternatief zijn dat de gemeente een heel voorraadje zou gaan huren; dan zou de gemeente alsnog een gemeentelijke woningbedrijf, zij het met huren in de vrije sector, gaan beginnen. Dat lijkt ons niet wenselijk. Daarom zijn wij tegen dat aspect van het plan.

 

 

 

Wij geven er de voorkeur aan dat de gemeente op de markt van de huurwoningen in de vrije sector probeert afspraken te maken met grotere particuliere verhuurders, zoals er ook afspraken in de sociale sector konden worden gemaakt.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik heb in de commissie al aangegeven dat ik het met de fractie van D66 eens ben dat het niet wenselijk is dat het college zelf verhuurder gaat worden of huisbaas gaat spelen. Wat wel zou kunnen gebeuren - maar dat is voorlopig een theoretisch geval - is dat er sprake is van een beperkt aantal woningen; ik voeg daar gelijk aan toe dat het daarbij niet gaat om een gemeentelijk woningbedrijf, want het is de bedoeling dat mensen tijdelijk in die woningen zitten om te kunnen doorstromen naar de reguliere woningvoorraad. Potentiële verhuurders hebben wellicht niet altijd zin om steeds met een dergelijke doorstroming te maken te hebben, waardoor de gemeente dat zelf zou moeten regelen. Voorlopig neem ik aan dat het ons zal lukken om wel huisbazen te vinden, maar het college wil hier geen principieel punt van maken door de genoemde mogelijkheid uit te sluiten als het ons niet lukt om een dergelijke verhuurder te vinden; zover willen wij het niet laten komen. In dat geval moet de gemeente die rol dus, wellicht tijdelijk, voor een zeer beperkt aantal woningen wellicht op zich kunnen nemen.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

274. Voorstel inzake het Delfts Aardewerk Centrum (DAC).

(Stuk 217)

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Tijdens de behandeling van dit punt in de commissie heb ik mijn stem voorbehouden ten aanzien van de exploitatie- en organisatieopzet van het DAC, omdat het ontwikkelingsplan van Lagroup nog niet beschikbaar was. Inmiddels hebben wij dat plan toegezonden gekregen, waarvoor onze dank. Er blijven toch nog enkele vragen en aandachtspunten liggen. Allereerst betreft dat de vraag of het personeel van het museum al dan niet in dienst moet komen van de Koninklijke Porceleyne Fles (KPF).

 

Verder blijft de regievoering een onduidelijk punt, met name waar het gaat om de museale taken. In dit verband wordt gerept van zowel de gemeente als het museum.

 

In de nogal marginale exploitatieopzet mis ik de mogelijkheid van verwerving van nieuwe collectiestukken. Ook heb ik gemist de toezegging aan de Delftse Pauw met betrekking tot het maken van reclame in de expositieruimte, het museum of anderszins. Wij hebben afgesproken met de KPF in zee te gaan, maar de Delftse Pauw heeft daartegen geprotesteerd. Toen is in de raad besloten dat er nog wel gelegenheid moet zijn voor deze fabriek om haar bestaan kenbaar te maken.

 

Wij zijn op zich akkoord met de opzet en zien graag de nadere uitwerking tegemoet.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. In de commissie heb ik al aangegeven dat het een voorlopige exploitatieopzet is. Het is meer een vingeroefening en het concept zal op z’n vroegst pas over vijf jaar werkelijkheid worden. Er is nu nog veel onzeker over de precieze invulling. Er is echter nog volop tijd om daaraan te sleutelen. Ik doel onder andere op de rechtspositie van het personeel. Voorlopig lijkt mij ons voorstel de meest handige constructie, maar ook de afdeling Strategie en Control heeft aangegeven dat die rechtspositie wellicht een punt van overweging kan zijn. Wij zullen daar zeker nog naar kijken.

 

De opmerking van de heer De Graaff over de regie van de museale taken begrijp ik niet goed. Het is de bedoeling dat de museumdirecteur de regie blijft houden over de museale invulling van het centrum. Als die functie ook nog bij de KPF komt te liggen en als daarenboven ook het personeel daar wordt ondergebracht, is onze betrokkenheid tot nul gereduceerd. Dan kan ook niet meer gesproken worden van publiek-private samenwerking en koers je af op een concept waarbij de KPF het hele centrum beheert. Dat is niet onze inzet. Wij koersen af op een samenwerking tussen de gemeente en de KPF en daar zijn een aantal goede argumenten voor. Zo heeft de Prinsenhof een aantal collecties in bruikleen waarvan de bruikleengever het nooit goed zal vinden dat ze worden ondergebracht bij een private instelling.

 

Ik  meen dat in de begroting is voorzien in de verwerving van nieuwe collecties. Daarvoor is f. 92.000,- per jaar gereserveerd. Dat is wellicht niet al te veel, maar men moet bedenken dat de Prinsenhof een aanwinstenbudget heeft van ongeveer f. 100.000,- per jaar. Het ligt dus in dezelfde orde van grootte.

 

Wij hebben nooit afgesproken dat de Delftse Pauw ruimte zou krijgen voor reclame-uitingen. Wel hebben wij gezegd dat de Delftse Pauw de mogelijkheid krijgt om stukken aan te leveren die de moeite van het exposeren waard zijn. Dat is uiteraard ter beoordeling aan het museum. Wat dit betreft zal deze fabriek net als andere Delftse aardewerkfabrieken worden behandeld.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Als het zo wordt uitgelegd, ben ik tevreden met het antwoord. Ik wil alleen niet dat de Delftse Pauw bewust wordt geweerd in de gehele opzet.

 

Ik heb niet zoveel zin in woordspelletjes, maar paragraaf 4 is onduidelijk als het gaat om de regievoering. Het enige wat ik wil, is dat in de nadere uitwerking heel duidelijk wordt vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is.

 

Wethouder OOSTEN: Daar ben ik het mee eens.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

275. Voorstel inzake uitvoeringsorganisatie Meerjaren Marketingplan Toerisme (MMT) 2000-2004.

(Stuk 219)

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Wij gaan akkoord met de aanpassing van het voorstel. Nu zal in het tweede jaar met de VVV opnieuw overleg worden gevoerd over de hoogte van de gemeentelijke bijdrage. Wij gaan hierbij uit van een positieve grondhouding van de gemeente en de VVV wat betreft het oplossen van de problemen in de jaren na 2002. Ik meen dat wij in de commissievergadering hebben afgesproken dat er ook wat betreft het ZHBT en de SPDH een evaluatie zal plaatsvinden, maar in het stuk wordt hierover niets gezegd.

 

De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. Mijn bezwaren betreffen een klein onderdeel van het stuk, te weten de aanvullende subsidie voor de jaren 2001 en 2002 die wordt gedekt uit de reserve “nutswinsten”. Ik meen dat dit niet de juiste dekking is voor het MMT. Gelet op de omvang van de bedragen en het belang van het voorstel, zal ik er echter niet tegen stemmen.

 

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Ik hoop dat de VVD een positieve grondhouding heeft ten aanzien van dit contract. Wij hebben dat zeker. In de commissie heb ik gezegd dat wij met het ZHBT en de SPDH een contract voor vier jaar zijn aangegaan. Met de VVV bleek dat niet haalbaar. Dat er wat betreft de VVV een evaluatie zal plaatsvinden, heeft te maken met het feit dat er na die tijd een nieuwe subsidieovereenkomst moet worden gesloten. Dat geldt niet voor de andere twee instanties. In de overeenkomsten met deze instanties staat dat er jaarlijks een evaluatie zal plaatsvinden aan de hand van hun beleidsplannen en de verslagen.

 

Het klinkt wellicht wat vreemd om de dekking uit de reserve “nutswinsten” te halen, maar dat is het niet. Het betreft hier een incidentele aanvulling van middelen ten behoeve van de promotie van de stad. Ook op andere onderdelen is bedoelde reserve aangewend. Ik doel onder andere op de bijdrage aan het Evenementenfonds en de stadspromotie. In dat rijtje misstaat deze bijdrage niet. Vereiste is dat er sprake is van een incidentele aanwending en daarvan is in dit geval sprake.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Nu de wethouder toezegt dat er een evaluatie van het ZHBT en de SPDH zal plaatsvinden aan de hand van beleidsplannen én verslagen, kan ik mij vinden in het voorstel.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

276. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f. 1.311.750,- ten behoeve van de herinrichting noordelijk winkelgebied.

(Stuk 225)

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Tijdens de commissiebehandeling zijn door onze fractie al de nodige bezwaren naar voren gebracht. De wethouder heeft toen gepoogd een en ander te weerleggen en waar nodig uit te leggen. Het stuk is voor nader fractieberaad teruggenomen en dat beraad heeft vooralsnog niet geleid tot instemming met het voorstel.

 

De herinrichting van het noordelijk winkelgebied hangt samen met het invoeren van de autoluwe binnenstad. Hoewel het hier alleen over het noordelijke winkelgebied gaat, worden toch de nodige parkeerplaatsen aan het bestand onttrokken. Dat kan alleen als compensatie elders plaatsvindt. Ik wil hier in herinnering brengen dat de VVD-fractie met het oorspronkelijke voorstel tot het autoluw maken grote moeite had. Zij is toen slechts onder strikte voorwaarden akkoord gegaan met de eerste fase. De toezegging dat aan die voorwaarden zou worden voldaan, haalde onze fractie over de streep. De eerste voorwaarde was dat de Phoenixgarage voor gebruik gereed zou zijn. Logisch, want hier moeten de vervallen parkeerplaatsen worden gecompenseerd. Maar zelfs op dit moment is nog niet zeker dat deze garage op de verwachte datum van half februari 2001 klaar is. De tweede voorwaarde was dat de monitoring geregeld is. Daaraan is voldaan. De derde voorwaarde betrof de handhaving. De wethouder heeft in de commissie aangegeven dat de handhavingsmaatregelen worden uitgewerkt en dat het de bedoeling is het voorstel in het eerste kwartaal van 2001 in de commissie aan de orde te stellen. Dit is dus nog niet geregeld.

 

De vierde voorwaarde betreft problemen in de schil in verband met de verhoogde parkeerdruk ten gevolge van het autoluw maken van de binnenstad. De maatregelen ter voorkoming dan wel oplossing van deze problemen moesten gereed zijn.

 

 

Afgelopen dinsdag is in de commissie Duurzaamheid het plan voor de wijken Westerkwartier en Olofsbuurt behandeld. Niet duidelijk is of het voorgestelde op tijd klaar is en onzes inziens wringt een en ander met het volgens het bestratingsschema doen vervallen van parkeerplaatsen. Hierdoor worden de wijken in de schil onaanvaardbaar zwaar belast naast de definitieve aanpassingen die toch al nodig zijn. Immers, door de benodigde herbestratingen in deze wijken zullen ook tijdelijk parkeermogelijkheden verdwijnen.

 

Met het Westerkwartier en de Olofsbuurt zijn wij er niet. De gesprekken met de rest van de schil gaan pas in januari a.s. van start. Het is allemaal haastwerk. De wethouder heeft alles proberen te rechtvaardigen door aan te geven dat hij van goede wil is en dat ten gerieve van de middenstand de herinrichting voor het begin van het toeristenseizoen klaar moet zijn. Dit is een goed streven, maar het mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid. Diezelfde middenstand zou dan wel eens minder dankbaar kunnen zijn.

 

Voorzitter. Op zich gaat onze fractie uiteraard akkoord met de herinrichting van het noordelijk winkelgebied en het benodigde krediet. Maar door op dit moment in te stemmen met het beschikbaar stellen van het krediet, gaan wij in wezen akkoord met de start per heden van het autoluw maken zonder dat aan de strikte voorwaarden van de VVD, die bij de raadsbehandeling van het voorstel autoluw maken binnenstad zijn aanvaard, is voldaan. Dit nu kunnen wij niet accepteren.

 

Wij gaan ervan uit dat de handhavingsvoorstellen er wel voor 1 april a.s. zullen zijn. Met de wethouder wensen wij dat de ingebruikneming van de Phoenixgarage op tijd kan plaats vinden. Als dit niet het geval is, dient het bestratingsschema te worden aangepast. Dat is ook het geval zolang de maatregelen voor de schil niet zijn uitgevoerd. Wellicht dat wethouder Grashoff de redelijkheid van ons voorstel inziet en tot enige aanpassing van het bestratingsschema kan en wil komen. Ook vragen wij een beter inzicht in het gereed komen van de maatregelen voor de hele schil, waarvoor zo nodig ook de nodige aanpassingen zullen moeten worden gerealiseerd. Als dat niet gebeurt, is stemmen tegen het beschikbaar stellen van dit krediet voor de VVD-fractie de enige mogelijkheid.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Wij hebben indertijd gesproken over het tijdstip van opening van de Phoenixgarage en over de monitoring. Wat betreft de handhaving ben ik iets optimistischer dan mevrouw Steffen, want het handhavingsvoorstel (naast enkele technische aspecten ook de bevoegdhedenkwestie) zal uiterlijk februari 2001 in de commissie aan de orde worden gesteld.

 

Wat betreft de schil ben ik het niet helemaal eens met de interpretatie van mevrouw Steffen. Indertijd is gesproken over maatregelen in de sfeer van het tegengaan van overloop vanuit de binnenstad naar de schil. Dat is ook logisch, want op dat moment stond niet de problematiek in die wijken als zodanig ter discussie. Het ging om het effect van het autoluw maken van de binnenstad voor die wijken. Ik heb toegezegd dat wat betreft de wijken Westerkwartier en Olofsbuurt de maatregelen direct worden gekoppeld aan het autoluw maken van de binnenstad en dat ik mijn best zou doen voor andere zwaar belaste delen van de schil. Wat dit betreft is met name de oostzijde van belang.

 

De koppeling van de datum van het invoeren van vergunningparkeren in Westerkwartier en Olofsbuurt aan de ene kant en in de binnenstad aan de andere kant is evident. Als wij met de een iets moeten opschuiven, schuiven wij met het andere ook iets op. Wat betreft de Maria Duystlaan en omgeving zal de invoeringsdatum vrijwel zeker niet worden gehaald. Het is wel de bedoeling om zo kort mogelijk daarna van start te gaan.

 

Ik kan geen exacte toezegging doen, maar naar onze indruk moet dat wel zo snel mogelijk gebeuren. Als het echter enige maanden later wordt, is dat onvoldoende reden om het hele proces daarop te laten wachten. De nadelen daarvan zijn groter dan de voordelen. Ik begrijp dat dit enigszins op gespannen voet kan staan met de indertijd gemaakte afspraken, maar daarvoor heb ik wel een goede reden. In januari zal begonnen worden met het overleg met de buurt en als dat soepel gaat, kunnen wij nog een heel eind komen. Ik weet dat er in die buurt veel vraag is naar een vergunningensysteem, maar de ervaring leert dat een concreet voorstel in die richting altijd enige gewenning vergt voordat men er in bredere kring echt iets voor gaat voelen.

 

Voor wat betreft de overige zaken in Westerkwartier en Olofsbuurt is inderdaad sprake van een wat langer lopend programma dat zeker niet zal zijn afgerond voor 1 april 2001.

 

De relatie met de opening van de Phoenixgarage houden wij zo scherp mogelijk in de gaten. Wij proberen de data te koppelen, maar door het opschuiven in de tijd van die opening, zijn wij tot op zekere hoogte in een dilemma terechtgekomen. Aan de ene kant is er de afspraak met betrekking tot het autoluw maken van de binnenstad, maar aan de andere kant is er de afspraak met de middenstand in Delft dat er tussen Pasen en september geen straatwerkzaamheden zullen plaatsvinden. Als je dat letterlijk neemt, moeten wij alle werkzaamheden doorschuiven tot het najaar maar dan wordt het qua tijd wel erg krap. Daarom hebben wij ervoor gekozen de werkzaamheden zoveel mogelijk te comprimeren. Heel stratenmakend Delft en omgeving is dan aan het werk. Dat is niet de meest ideale situatie, maar er moet nu eenmaal gekozen worden uit twee kwaden. Ik ben graag bereid om begin januari met de winkeliersvereniging de voor- en nadelen nog eens te bespreken. De planning als zodanig maakt overigens geen onderdeel uit van het besluit dat thans voorligt. Het is immers niet gebruikelijk dat de gemeenteraad opnieuw wordt geraadpleegd als om technische redenen de planning moet worden aangepast. Er zitten sowieso bepaalde onzekerheden in. Ik doel onder andere op de weersomstandigheden die het werk kunnen bemoeilijken.

 

Ik wijs mevrouw Steffen er nog op dat de gevolgen voor de afspraken zeer beperkt zijn, ook wat betreft de aantallen parkeerplaatsen die komen te vervallen. Verder wijs ik erop dat de maanden januari en februari voor de middenstand een absolute dalperiode zijn. Er is dus nogal wat voor te zeggen om die maanden te benutten voor dit soort zaken als het weer het toelaat. Ik meen al met al dat in de geest van de afspraken is gehandeld. Er is sprake van enkele marginale afwijkingen, maar daar hebben wij goede redenen voor.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter, ik heb behoefte aan een schorsing.

 

De vergadering wordt van 20.58 uur tot 21.08 uur geschorst.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het siert de wethouder dat hij toegeeft dat niet helemaal voldaan is aan de afspraken. Wij zien dat echter niet als marginale afwijkingen. Dit ligt voor ons echt moeilijk. Tijdens de besluitvorming over de autoluwe binnenstand zijn wij door een diep dal gegaan. Uiteindelijk hebben wij ermee ingestemd na de toezegging dat voldaan zou worden aan de door mij in eerste termijn geformuleerde voorwaarden. Wij hebben begrip voor de uitleg van de wethouder, maar het is aan de rand van hetgeen de VVD nog aanvaardbaar acht. Wij vragen ons zo langzamerhand af wat toezeggingen nog waard zijn. Wij kunnen onze achterban bijna niet meer uitleggen dat wij toch akkoord gaan, ook al is niet geheel voldaan aan de voorwaarden.

 

 

Wij maken ons echt zorgen over wat er in de schil kan gaan gebeuren. Toch geven wij de wethouder het voordeel van de twijfel. Wij zien ook wel dat hij zijn best doet en dat hij onder grote druk moet werken. Hopelijk zit het weer mee en zal alles op tijd kunnen worden gerealiseerd. Maar ik zou tegen het college willen zeggen: Nooit meer doen, want dan is er werkelijk een groot probleem. Op dit moment gaan wij echter akkoord.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik dank de VVD-fractie voor het feit dat zij mij het voordeel van de twijfel geeft. Ik ga begin januari nog eens met de winkeliersvereniging overleggen en daarvan zal ik verslag doen in de commissievergadering van 16 januari. Wij willen uiteraard niet over onze eigen voeten struikelen. Het is de bedoeling om zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan en zoveel mogelijk rekening te houden met de omstandigheden.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

277. Voorstel inzake grenscorrecties Delft/Pijnacker.

(Stuk 228)

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik verbaas mij erover dat niemand anders over dit onderwerp wenst te spreken. Mijns inziens is dit voorstel veel te laat ingediend. Vooral de brief van het college aan de minister was veel te laat. Het wetsvoorstel met betrekking tot de herindeling van Den Haag en omstreken is immers de ministerraad allang gepasseerd en is in de eerste week van december aangeboden aan de Raad van State. Het college heeft een brief gestuurd aan de minister zonder de raadscommissie daarbij te betrekken. De brief is dus – tot vandaag – geheel voor verantwoordelijkheid van het college. Vanmiddag heeft de Raad van State een advies gegeven. Helaas heeft men niet willen zeggen wat het advies inhoudt. In januari wordt het openbaar. Voorzover er al nieuwe inzichten zijn, spreken ze tegen Delft. De volksraadplegingen in Nootdorp en Pijnacker hebben immers laten zien dat het stemgedrag in de grensgebieden Emerald en Delfgauw hetzelfde was als in de overige delen van Nootdorp en Pijnacker. Er is dus geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de bewoners van Emerald en Delfgauw zich niet betrokken voelen bij Pijnacker of Delft. Sterker nog, het omgekeerde is eerder het geval.

 

Ik verbaas mij over het voorstel van het college. Niet alleen worden Emerald en Delfgauw “geannexeerd”, maar ook wordt het bedrijventerrein Pijnacker opgeslurpt. Op dat terrein staan moderne kassen, maar de gemeente Delft wil dat gebied gaan gebruiken voor woningbouw. Het is natuurlijk merkwaardig dat Delft voornemens is woningen te gaan bouwen in de groenblauwe slinger. En dan staat ook nog eens in het voorstel van het college dat deze groene zone aan Pijnackerse zijde moet worden gecompleteerd. Delft wil het terrein dus volbouwen, maar dan moet Pijnacker zaken gaan slopen en een groene zone creëren! Dat lijkt mij te gek voor woorden.

 

Delft wil kennelijk klare wijn schenken, maar zoals ik het zie, is het veel te laat. Bovendien passeert het college de raad en ik verbaas mij er zeer over dat de raad dit zomaar laat gebeuren.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): U was ook aanwezig bij de discussie in de commissie, maar tot nu toe hebt u niets nieuws naar voren gebracht. Moet ik nu ook herhalen dat ik het raar vind dat die brief is verstuurd?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U hebt daar helemaal geen punt van gemaakt.

 

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat is niet waar. Ik heb in de commissievergadering gezegd dat ik het raar vond dat die brief al verstuurd was, maar daar kan ik verder toch niets meer aan doen?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U vindt dat raar, maar u kunt ook iets duidelijker zijn.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): In de commissie was er één heel duidelijk; dat was ik.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat dacht ik niet; de fractie van Stadsbelangen heeft immers ingestemd met het raadsvoorstel. Wat bedoelt u dan met duidelijkheid?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik heb gezegd dat ik het raar vond dat die brief verstuurd was en dat ik het op prijs zou stellen als het college zijn gedachten zou willen laten gaan over het houden van een peiling in Emerald en Vrijenban. Ook ik ben overigens in Vrijenban geweest; daar is een onderzoek gedaan en daaruit bleek dat één persoon tegen Delft is.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Eén persoon tegen? Dat is voor uw verantwoording, want ik heb gesproken met iemand van de bewonerscommissie, Ronald de Waard.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat was nou net degene die tegen was!

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat zou niet veel goeds zeggen over de bewonerscommissie. Er wordt nu wel hard gelachen, maar ik vraag mij af of de bewoners van Vrijenban ook zo hard lachen.

 

De VOORZITTER: Misschien moeten wij Vrijenban maar even laten rusten, want dat is volgens mij vanavond niet aan de orde.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik begon er ook niet over.

 

De VOORZITTER: Nee, maar het lijkt mij dat daar nu voldoende over gezegd is. Maak uw betoog in eerste termijn nu maar af.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wij stellen dat het college veel te ver vooruitloopt en dat het, terwijl de kwestie helemaal niet meer aan de orde is, zure wijn schenkt; dat heeft alleen maar vijandigheden tot gevolg. Wij moeten echter verder met Pijnacker en daarom stellen wij voor dat Delft met Pijnacker een open, onvoorwaardelijke dialoog aangaat.

 

De heer BOT (GroenLinks): Wat bedoelt u nou? Als wij allemaal in de raadsvergadering iets heel anders gaan vertellen dan tijdens de commissievergadering, komen wij natuurlijk niet veel verder. In de commissievergadering hebt u uitgelegd waarom u tegen het voorstel was; dat is uw goed recht, maar nu bouwt u een heel betoog op waarin u zegt dat de brief veel te laat is. Als ik tegen het voorstel zou zijn, zou ik juist blij zijn dat die brief veel te laat is, want dan kan de brief ook geen schade meer aanrichten. U sluit uw betoog echter weer af met de opmerking dat Delft veel te ver vooruitloopt. Ik kan er, met alle goede wil van de wereld, echt geen chocola van maken.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U zegt dat ik een ander verhaal houd dan in de commissievergadering; ja, de tijd gaat door en er gebeuren dingen. Het is dus vrij logisch dat ik in de raadsvergadering niet hetzelfde verhaal houd; dat zou ook erg saai worden.

 

In de commissievergadering heb ik gezegd dat wij vinden dat er een volksraadpleging moet komen, maar daar is het mijns inziens ook al veel te laat voor. Als u zich daarover wilt uitspreken, ben ik benieuwd naar uw visie daarop.

 

De VOORZITTER: Ik ga eerst in op de inhoud. Het is een misverstand om te denken dat wij van mening zijn dat het bedrijventerrein Ruiven in de groen/blauwe slinger ligt.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik doelde op het bedrijventerrein dat is ingeklemd tussen Delft en Pijnacker.

 

De VOORZITTER: Daar is geen bedrijventerrein en daar plannen wij ook geen bedrijventerrein. Daar ligt nu een aaneengesloten kassengebied, van Delfgauw tot aan de kern van Pijnacker. De gemeente Pijnacker wil daar geen groen/blauwe slinger; zij wil daar gewoon die kassen handhaven. Wij zeggen dat daar een combinatie moet worden gemaakt van woningbouw en een brede groene zone die ook aan deze zijde van Pijnacker een groene verbinding met de groen/blauwe slinger legt. Dat zijn onze inzichten op dat punt; daarover verschillen wij van mening met Pijnacker, want Pijnacker wil dat gebied wel degelijk verglaasd houden.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wat u nu zegt, staat niet in het raadsvoorstel.

 

De VOORZITTER: Maar er staat ook niets anders.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): In het voorstel staat dat de groene zone aan Pijnackerse zijde moet worden gecomplementeerd.

 

De VOORZITTER: Ja, dat betekent dat het groen verder moet gaan dan het stukje dat wij nu vragen. Wij zeggen dat binnen de grenzen die wij nu voorstellen, in ieder geval een stuk groene zone moet worden gerealiseerd. Dat moet u als volgt lezen: ook tussen die grens en de kern van Pijnacker is een uitbreiding van dat groen noodzakelijk. Men mag het ook anders zeggen: de door ons voorgestelde grens zou midden door dat groengebied moeten lopen.

 

Nu kom ik bij de andere argumenten. Er is inderdaad een wetsvoorstel naar de Raad van State, maar als in dit soort dossiers een wetsvoorstel dat naar de Raad van State gaat, zonder meer wet zou worden, hadden wij in Nederland op dit punt veel minder problemen. Ik geef toe dat het aardig zou zijn geweest als de minister eerder te kennen had gegeven dat hij van plan was om deze kwestie mee te nemen in zijn wetsvoorstel. Eerlijk gezegd had ik dat, na zijn nota van april en zijn interviews daarover, wel netjes gevonden, want dan hadden wij er eerder op kunnen reageren. Ik heb in de commissie ook al gezegd dat wij het vooral aan de speurzin van de Haagsche Courant te danken hebben dat wij überhaupt de gelegenheid hebben om te reageren op een manier die de minister naar onze mening gewoon mogelijk had moeten maken. Zo liggen de kaarten immers in dit soort procedures.

 

De brief valt inderdaad onder de verantwoordelijkheid van het college; daar kan geen misverstand over bestaan. In de brief wordt overigens verwezen naar een raadsvoorstel dat wij de raad zullen voorleggen en naar een raadsbesluit dat wij zouden willen uitlokken. Als wij al veel te laat zijn, kan ons moeilijk aangewreven worden dat wij, zo snel mogelijk nadat wij kennis hadden genomen van het wetsvoorstel dat naar de Raad van State is gezonden, nog proberen om onze visie daarop neer te leggen. Ik neem aan dat het advies van de Raad van State er inderdaad is of zal komen; ik ken dat advies niet.

 

Ik ben benieuwd wat erin staat, maar ik weet niet of dat op dit punt veel zegt. Het is immers interessanter wat de minister doet en hoe de politieke onderhandelingen in de Tweede Kamer verder zullen verlopen. Die onderhandelingen bepalen immers voorlopig wat daar de opvattingen zullen zijn. Vervolgens zal ook de Eerste Kamer nog over het wetsvoorstel spreken. Ik voorspel u dat dat traject in het komende halfjaar niet zonder slag of stoot zal verlopen.

 

De overige opmerkingen van de heer De Wit zijn in vergelijking met de commissievergadering niet nieuw. Wij handhaven ons voorstel; het zou goed zijn geweest als het voorstel eerder aan de orde had kunnen komen, maar omdat de minister ons daar niet toe in staat heeft gesteld, gebeurt dat nu.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U vindt het jammer dat de minister u dat niet te kennen heeft gegeven, maar volgens mij heeft hij dat wel gedaan: hij heeft alle betrokken gemeenten uitgenodigd om tot 15 september ...

 

De VOORZITTER: Ons niet!

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Nee, maar u had ook zelf initiatieven kunnen nemen.

 

De VOORZITTER: Dat is ook gebeurd; dat weet u. Er zijn eerdere raadsuitspraken geweest waarvan de stukken bij de minister liggen, maar hij heeft in april gezegd dat de toekomst van Nootdorp en Pijnacker in een tweede ronde aan de orde zou komen en bij de provincie zou worden neergelegd. Dat staat in dat stuk en in de interviews die hij daarover heeft gegeven.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U zegt in feite dat u niet wist dat u mee had kunnen lopen met het herindelingsplan.

 

De VOORZITTER: Nee, wij hebben expliciet gevraagd of wij mee konden lopen. De minister zei toen: nee, dat is nu niet aan de orde.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat wijst er vermoedelijk op dat hij uw verzoek niet gehonoreerd heeft. Dit raadsvoorstel en uw brief zullen daarom geen nieuwe argumenten bieden, met uitzondering van de stelling dat Delft ruimtenood heeft. Ik denk dat de minister dan denkt: bijna iedereen heeft ruimtenood. Ik ben het ook inhoudelijk totaal niet eens met de visie van het college, want er wordt voorbijgegaan aan de burgers in dat gebied. Wij stellen als voorwaarde dat daar een raadpleging plaatsvindt.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Even voor de goede orde: bent u nou van Leefbaar Delft, van Leefbaar Nootdorp of van Leefbaar Pijnacker? Ik weet het niet meer, want u verandert om de twee maanden. Als u voor een leefbaar Delft bent, dan wilt u toch dat deze stad grond krijgt om woningen neer te zetten, groen te hebben en aan recreatie te doen? Ik begrijp u echt niet.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat is te merken. De term “leefbaar” geldt voor iedereen; ook in Nootdorp en Pijnacker moet het leefbaar zijn.

 

De heer DE GRAAF (D66): Leefbaar Nederland; nu snap ik het.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het gaat er juist om dat je naar de burger moet luisteren; daarna moet je als bestuur iets doen, maar nu gebeurt het omgekeerde.

 

Misschien begrijpt de heer Bonthuis het nu. Een van de motivaties van Delft is dat Delft belangrijk wil zijn en over de drempel van 100.000 inwoners heen wil om als gemeente mee te tellen en tot de 25 grote gemeenten te behoren. Wij vinden dat helemaal niet zo belangrijk; wij kijken naar de leefbaarheid in de stad. Het gaat ons dus niet om de vraag of wij meetellen of niet. Wij gaan dus niet akkoord met dit raadsvoorstel.

 

De VOORZITTER: Wij kunnen het hele debat van de afgelopen anderhalf à twee jaar over de noodzaak van ruimte voor de stad, ook om de leefbaarheid in deze stad op peil te houden, natuurlijk herhalen, maar dat doe ik niet. De heer De Wit heeft geen andere dingen gezegd dan in de commissie en ik heb daar ook geen andere reactie op. Ik neem er nota van dat hij de leefbaarheid in onze stad op een andere manier wilt bevorderen dan het college. Dat mag.

 

Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Leefbaar Delft tegen het voorstel heeft gestemd.

 

278. Voorstel tot aangaan van:

-          een Raamovereenkomst met de Technische Universiteit;

-          een intentieovereenkomst met ING Vastgoedontwikkeling BV en Bouwfonds Vastgoedontwikkeling CV, een onderneming van ABN AMRO.

(Stuk 230)

 

De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Wij zullen dit voorstel niet steunen. Wij vinden het convenant zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het TU-Zuid-gebied, maar wij kunnen ons niet verenigen met de keuze voor het tramtracé over de Schoemakerstraat. In de commissievergadering heb ik het duidelijke signaal van de commissie gehoord dat de keuze voor dit tracé niet per se definitief hoeft te zijn; dat vinden wij erg belangrijk. De discussie over het tracé zou naar onze mening integraal, dus in samenhang met de discussie over het masterplan dat de TU momenteel opstelt, gevoerd moeten worden. Graag hoor ik van de wethouder iets meer over de al of niet onomkeerbare status van de tracékeuze in de overeenkomst.

 

De STIP-fractie is in ieder geval voor een TU-trammetje door het hart van de TU, zodat de medewerkers en studenten naar het verbindende midden worden getrokken en de campus niet aan de achterkant van hun faculteit verlaten. Daarna zou de tram kunnen afbuigen naar het Delftechpark of het Technopolisterrein.

 

Wij zullen dit convenant dus niet steunen, ook als duidelijk signaal aan het college van bestuur van de Technische Univeriteit. Onze stellige indruk is dat vooral de heer De Voogd de tram over de Schoemakerstraat wil hebben en dat niet wordt geluisterd naar de mening van de overige 20.000 betrokkenen op de TU. Wij vinden dat geen fatsoenlijke manier van besturen en wij hopen dat hier binnen de gelederen van de TU weerstand tegen komt.

 

De VOORZITTER: Als u over personen wilt praten, doen wij dat in beslotenheid. Het woord is aan de wethouder.

 

 

 

 

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het is natuurlijk duidelijk dat het tramtracé, dat met name voor de STIP-fractie het gewraakte punt van deze overeenkomst is, een stevig onderdeel van bespreking is geweest tussen het college en het college van bestuur van de universiteit. Dat hangt samen met de in elk geval binnen het college van bestuur van de TU duidelijk aanwezige visie op de campus die het TU-middengebied zou moeten worden; in die visie past in het geheel geen verkeer, met uitzondering van langzaam verkeer. Het is geen geheim dat de gemeente al jarenlang een andere kijk op de ontwikkeling van dat gebied heeft, want in onze ontwikkelingsvisie en dergelijke stukken is de tramlijn over de Mekelweg ingetekend. Je kunt hier op twee manieren mee omgaan. Je kunt zeggen dat de gemeente leidend is op het punt van ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer, zodat de TU haar visie op de campus moet bijstellen. Die lijn heeft ons college niet gekozen. Wij vinden het verstandiger om de TU en het architectenbureau dat namens de TU een masterplan ontwikkelt, de ruimte te geven om de discussie te voeren die gevoerd zal moeten worden, zeker over de opzet van de campus in het TU-middengebied. Die discussie zal ongetwijfeld gevoerd worden en ook de raad zal daar ongetwijfeld een rol in spelen.

 

Wij hebben natuurlijk wel bekeken of een eventueel alternatief - in dit geval het alternatief van de Schoemakerstraat - ten aanzien van de aanhechting van het TU-gebied aan de rest van de stad, de mogelijkheden van het TU-Zuid-gebied en de eventuele doorkoppeling naar Emerald, Pijnacker enzovoort een echt gelijkwaardig alternatief was. Wij hebben ook zeker gekeken naar de vervoerswaarde van dat alternatief, omdat wij vanuit onze verantwoordelijkheid geen tracé kunnen verdedigen met een slechtere vervoerswaarde dan de best denkbare vervoerswaarde. Per saldo is het immers al moeilijk genoeg om dit soort tracés exploiteerbaar te maken. Die analyse, zowel ten aanzien van de aanhechting aan het stedelijk weefsel als ten aanzien van de vervoerswaarde, heeft opgeleverd dat het Schoemakerstraat-tracé in het licht van de ontwikkelingen die in het eerstkomende decennium in het hele gebied te verwachten zijn, zeker als gelijkwaardig kan worden opgevat. Daarom hebben wij de TU de ruimte gegeven om de discussie over de campus te voeren zoals zij dat wil; dat gebeurt niet in totale vrijheid en zonder dat wij daar iets van gaan vinden, want in ieder geval in de commissie zal een discussie worden gevoerd over de gemeentelijke inbreng in de discussie over het masterplan. Die discussie zullen wij echter aan de hand van het masterplan voeren. Wij willen geen bestuurlijke blokkade opwerpen voor een alternatief met een echt volledig verkeersluwe campus.

 

Bij dit convenant heeft natuurlijk ook een belangrijke rol gespeeld dat wij nog een aantal zaken wilden regelen, ook ten aanzien van de ontsluiting van het TU-Zuid-gebied, de brug over de Schie en de doortrekking van de tramlijn tot in het TU-Zuid-gebied. Daar zijn wij met elkaar goed uitgekomen. Wat dat betreft, vinden wij dit bestuurlijk gezien een zeer goed compromis. Dat neemt niet weg dat ik alle respect heb voor de inhoudelijke benadering die door de STIP-fractie gekozen wordt.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

De VOORZITTER: De STIP-fractie en wethouder Mahler verkrijgen op hun verzoek aantekening van hun stem tegen het voorstel.

 

279. Voorstel inzake Waterplan Delft, Deelplan Gemeentelijk Rioleringsplan 2001-2005.

(Stuk 210)

 

 

 

 

De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. Over de noodzaak van vervanging van het rioolstelsel kunnen wij kort zijn; volgens mij is voor iedereen duidelijk dat er nu eenmaal onderhoud nodig is en dat het stelsel aan vervanging toe is. Wij zijn daarom blij dat het college die taak ter hand heeft genomen. Tegelijkertijd zien wij dat de vervanging en het onderhoud op basis van het rioleringsplan grote investeringen vergen die tot uiting komen in een verhoging van de tarieven voor de rioolrechten. Op zich is niemand natuurlijk blij met een verhoging van de kosten, want niemand wil meer gaan betalen, maar wij moeten ons realiseren dat deze kosten noodzakelijk zijn. Bovendien zullen de burgers van Delft tot in lengte van dagen profiteren van deze investeringen.

 

In de vergadering van 30 november heeft de PvdA-fractie een paar vragen aan het college gesteld, onder meer over de ingroeivariant ten aanzien van de afvalstoffenheffing; de kern van het hele verhaal was het verzoek aan het college om te bekijken of er iets kon worden gedaan om de stijging van de kosten en tarieven te verlagen. Wij constateren vandaag met tevredenheid dat in het nieuwe rioleringsplan een bedrag van f. 1 mln. is geschrapt; die schrapping zal tot uiting komen in een verlaging van de aansluit- en afvoerkosten. In die zin is het college gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de vraag van de PvdA-fractie. Wij stemmen dan ook van harte in met dit plan.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Ook de CDA-fractie onderschrijft het belang van investeringen in een goed functionerend rioleringsstelsel. Dat is een levensvoorwaarde voor een gemeente die vier meter onder het ANP ligt. Op het investeringsniveau dat in het gemeentelijk rioleringsplan wordt voorgesteld, valt in onze ogen dus weinig af te dingen. Wij vinden dat een goede, toekomstgerichte opzet. Wij hebben wel moeite met de effecten van die investeringen op de tarieven: wij vinden dat de tarieven te sterk stijgen. Bij het volgende agendapunt zullen wij zien dat er sprake is van een tariefstijging van f. 209,- naar f. 248,-. Dat is iets minder dan de in dit stuk nog vermelde stijging naar f. 264,-, maar het gaat nog steeds om een stijging met ongeveer 20%. Bij het volgende agendapunt zal ik laten weten hoe het volgens ons wel zou moeten. Samenvattend: wij zullen instemmen met de inhoud van het rioleringsplan, maar over de doorwerking in de tarieven zullen wij onze opvatting geven bij de bespreking van het rioolrecht in het kader van het volgende agendapunt.

 

De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. Het college heeft nog enkele opmerkingen van mijn fractie te goed, allereerst over de opslag van schoon regenwater. Daarvoor zijn in het plan in principe geen gelden en geen kosten opgenomen. Dat zou nog wel eens kunnen gebeuren, want het zal lastig zijn om dat soort zaken in de bodem op te slaan, vanwege het feit dat de bodem onder het Delftse vooral uit klei en veen bestaat; slechts onder de wegen ligt wat zand en als je daar te veel water naar toe brengt, ontstaat drijfzand. Dat is nogal hinderlijk, zeker voor de bestrating. Dat is volgens mij dus een gevaarpunt binnen het rioleringsplan.

 

Ik heb gelezen dat de vuilemissie uit de riolering in de planperiode zal worden teruggebracht tot een basisinspanning. Ik wijs erop dat die basisinspanning eigenlijk wettelijk verplicht is. Het is in het belang van een gezond oppervlaktewater dat de termijn van 2004 wordt gehaald; ik hoop dat die termijn niet te veel wordt uitgesteld. Wij hebben de gevolgen van uitstel al eens ervaren, namelijk ten aanzien van de riolering bij de Rotterdamseweg.

 

Het werk vergt extra kosten, zoals in de Zomernota reeds is aangegeven. Daaraan valt niet te ontkomen. Wellicht zullen nog meer kosten nodig zijn, indien het schone regenwater onvoldoende kan worden opgevangen.

 

 

Ik ga ervan uit dat het gemeentelijk rioleringsplan jaarlijks zal worden bekeken en bijgesteld ofwel geactualiseerd, want ik denk dat dat nodig is.

 

De nu berekende f. 264,- dan wel f. 248,- voor huisaansluiting komt overeen met het in de Zomernota genoemde bedrag van ongeveer f. 260,-. De in de nota genoemde verlaging van de OZB van f. 155,- is nu geraamd op f. 209,-. De totale kostenstijging is dus minder groot dan verwacht. In dat opzicht heeft dus een positieve ontwikkeling plaatsgevonden.

 

De conclusie van mijn fractie is dat er een goede basis is gelegd voor de verbetering van het rioolstelsel. Mijn fractie kan zich dus verenigen met de voorstellen.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Ook mijn fractie erkent dat er aanzienlijke problemen moeten worden opgelost. Dat heeft echter geresulteerd in een forse verhoging van de tarieven. Met name mijn fractievoorzitter heeft er een aantal keren op gewezen dat wij misschien voor een andere aanwending van de EZH-gelden hadden gekozen als wij dit allemaal eerder hadden geweten, maar het is niet anders. Hij heeft ook gevraagd of bepaalde onderdelen van het Waterplan niet kunnen worden gefaseerd, waardoor de voorgestelde stijging van de tarieven uitgesmeerd zou kunnen worden. Ik denk dat dat een welles/nietes-discussie gaat worden waar wij op dit moment geen behoefte aan hebben, maar ik wil dat punt toch nog eens genoemd hebben.

 

De stijging is van 27% teruggebracht naar 20%. Daar zijn wij op zich blij mee en wat dat betreft, hebben ook wij hier dus weinig problemen mee, maar bij het volgende agendapunt komen wij bij het vaststellen van de tarieven hierop terug.

 

De  heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Het  plan  gaat  uit  van een aansluitrecht van f. 193,- voor eigenaren van panden. Dat betekent dat de woningbouwcorporaties de aanslagen zullen krijgen voor de 30.000 huurwoningen in Delft. De woningbouwcorporaties weten daar echter nog niets van. Hoe zal dit betaald worden? Het enige wat een woningbouwcorporatie kan doen, is immers het doorberekenen van die aanslag in de huur. Als dat de bedoeling is, zitten zij met een groot financieel probleem van ongeveer f. 6 mln. Je kunt de huur immers niet zomaar laten stijgen. Het zou overigens wel enig voordeel hebben als de corporaties dit enigszins in de huur tot uiting laten komen, want mensen met huursubsidie krijgen dit vergoed van het Rijk. Het is mij totaal niet duidelijk waarom de gemeente de woningbouwcorporaties niet op de hoogte heeft gesteld van deze grote verandering. Dat is niet echt interactief.

 

Het Waterplan kost de gemeente Delft f. 4,8 mln. Minister Pronk zegt dat Delft nu eenmaal in een kwetsbaar gebied ligt en is bezig met het treffen van speciale regelingen met extra gelden van het Gemeentefonds. Ik kan gerust vragen waarom wij het Waterplan niet uit eigen middelen betalen, want het is onzin om de individuele rioolbetaler de dupe te laten worden voor het gebied waarin hij leeft; dit is nu eenmaal het watergebied. Wij vinden dus dat het college dat geld geheel uit eigen middelen moet betalen; dat zou in ieder geval een forse verlaging van het tarief tot gevolg hebben.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks is voor het onderhoud van het huidige rioolstelsel en de verlaging van de vuilemissie op het oppervlaktewater vanuit het huidige rioolstelsel. Daarom is mijn fractie voor het Waterplan en de uitvoering daarvan. Voor mijn fractie had er zelfs wel iets meer gemogen dan alleen de wettelijke basisverplichting. Het is vrij gemakkelijk om telkens op het riool te bezuinigen, want dat zie je toch niet. Dat is in de afgelopen jaren grotendeels gebeurd.

 

Ik heb op het internet gesurft op het woord “riool” en kwam onder andere terecht bij Kamerdebatten uit het najaar van 1998. Daarin werd gesproken over een verhoging van de rioolrechten rond deze tijd van gemiddeld f. 180,- naar f. 315,- per huishouden als gedaan zou worden wat gedaan moet worden. Een verhoging naar f. 264,- of f. 248,- is aanzienlijk lager, terwijl het bovendien om een behoorlijk moeilijk gebied gaat. In hetzelfde Kamerdebat werden een paar aardige uitspraken gedaan door partijgenoten van raadsleden die hier nu het woord over hebben gevoerd. Willibrord van Beek van de VVD zei bijvoorbeeld: “In gemeenten met achterstallig onderhoud hebben de burgers jarenlang voordeel gehad van de lage rioolrechten. Ik pleit niet voor een drastische verhoging van de lokale lasten, maar ik loop nu lang genoeg in Den Haag mee om te weten dat de burgers het nu maar moeten gaan betalen”. Ook vertegenwoordigers van andere partijen voerden een heel debat over de vraag of het geld door “Den Haag” of door de gemeenten moet worden betaald. De meeste partijen zeiden dat “Den Haag” er eigenlijk wel een schepje bovenop kan doen. Misschien is dat voor de toekomst een middel om boven de wettelijke maatregelen uit te komen, maar nu het college ervoor gekozen heeft om de portemonnee van de burgers te sparen én om de wettelijke daden te plegen, lijkt deze verhoging ons niet meer dan redelijk. De discussie over de noodzaak hoeven wij niet meer te voeren, want die wordt al jarenlang gevoerd en al jarenlang worden de kosten weggemoffeld. Zoek zelf maar eens op internet onder het woord “riool”.

 

De fractie van GroenLinks is dus voor het voorstel en ook voor de vergroening van het stelsel. Sinds de vorige raadsvergadering hebben wij op dat punt al een klein stapje mogen zetten. Nu worden de aansluit- en afvoerkosten gesplitst. Dat is een stap om straks te bekijken wat er werkelijk weggespoeld wordt en om de vervuiler te laten betalen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Werd er in Den Haag ook gesproken over rioolpolitiek?

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Nee, en ook niet over riooljournalistiek.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het gaat hierbij inderdaad om een forse kostenstijging en dus ook om een forse tariefstijging. Er is hierover uitgebreid gesproken in de commissie. Het Hoogheemraadschap Delfland heeft al miljoenen geïnvesteerd in het waterbergingsproject. Dat is een serieus probleem en al die investeringen zullen leiden tot een stijging van de waterschapslasten. Het waterschap heeft hier een eerste verantwoordelijkheid. Delft is overigens medeverantwoordelijk voor het oppervlaktewater, waarvan een en ander terug is te vinden in het waterplan. Het is echter een misverstand te menen dat dit plan geheel of voor het grootste deel wordt betaald via de rioolheffingen. Dat is absoluut niet het geval en dat mag ook niet. De rioolheffing mag immers alleen betrekking hebben op zaken die het riool aangaan. Investeringen in de kwaliteit van het oppervlaktewater moeten uit de algemene middelen komen. Daarin is voorzien in het waterplan. Ik noem waterbergingsprojecten als de infiltratie en de Wippolder en het gebiedseigenwatersysteem Tanthof-west.

 

Is de basisinspanning ten aanzien van de vuilemissie op het oppervlaktewater nu heel hoog of heel laag? Binnen een bepaalde periode moet een nulsituatie worden bereikt. Wij vinden dat dat moet worden gerealiseerd en als zodanig is er sprake van een stevige inspanning.

 

Ik zou niet graag elk jaar het rioleringsplan willen bijstellen. Dat vergt veel ambtelijke inspanning in de sfeer van de plannenmakerij en ik wil nu juist zo graag dat die inspanningen worden gericht op de uitvoeringsfase.

 

Misschien dat er af en toe een tussentijdse bijstelling moet plaatsvinden, maar de raad moet niet verwachten dat er binnenkort voorstellen in die richting worden gedaan.

 

De algemene verwachting is inderdaad dat de rioolrechten in Nederland uiteindelijk gemiddeld boven de f. 300,- zullen uitkomen. Nu kan nog niet worden vastgesteld of Delft hoog of laag op de ladder komt te zitten, maar wel kan worden gezegd dat Delft hoogstwaarschijnlijk onder het verwachte gemiddelde komt te liggen.

 

Nieuwe tariefstijgingen zijn niet geheel uitgesloten. De opbrengst van de laatste aanpassing – f. 1 mln. zou gespreid over de gehele planperiode worden uitgegeven, maar het jaar 2001 is daarvan uitgesloten. Dat betekent dat er in 2002 een meer dan trendmatige tariefstijging moet worden doorgevoerd. Wel bereiken wij met dit voorstel dat de pieken in de stijging wat worden afgevlakt. De stijging voor dit jaar is al meer dan genoeg.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Maar dat betekent toch dat de klapper daarna alleen maar groter wordt?

 

Wethouder GRASHOFF: Nee. Wij hebben het tarief over de gehele periode gemiddeld gelijk getrokken. Er wordt nu een extra stapje gezet, maar dat gaat in de bedoelde periode tellen. Per saldo betekent dit dat er gedurende dit jaar sprake is van een voordeel en dat over de planperiode als geheel het gemiddeld gelijk loopt.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Gemiddeld blijven wij dus op hetzelfde uitkomen.

 

Wethouder GRASHOFF: Ja. Dat gebeurt wel vaker als je tarieven aanpast aan een trend.

 

Wethouder OOSTEN: De door  wethouder  Grashoff  bedoelde f. 1 mln.  is  in werkelijkheid f. 1,4 mln. voor wat betreft de afvlakking voor dit jaar. Dat bedrag komt volgend jaar dus terug. Dat is geen geheim. Wij hebben de tarieven willen afstemmen op de werkelijk te verwachten jaarlijkse kosten. Dat is ook juridisch gezien het beste uitgangspunt.

 

Vervolgens wil ik even ingaan op de kwestie die door de heer De Wit is aangesneden. Er is hier sprake van een hardnekkig misverstand. Niet gesteld kan worden dat de woningbouwcorporaties f. 6 mln. meer moeten gaan betalen aan de gemeente. De heer De Wit vergeet dat de totale OZB-opbrengst f. 8,9 mln. lager wordt, waarvan een groot deel ten gunste is van de corporaties. Het gaat hier om een verlaging van f. 209,- per aansluiting. De stijging van 20% voor de burgers gaat dus ook gelden voor de woningbouwcorporaties. Hierover is wel degelijk overleg gevoerd. Al in mei is gesproken met de woningbouwcorporaties over het uit de OZB halen van de rioolrechten. Overigens gaan wij met de corporaties net zo om als met andere grote partijen in de stad. Het is vanzelfsprekend de raad die uiteindelijk de tarieven vaststelt. Daarvan worden de partijen dan in kennis gesteld.

 

De heer De Wit vindt dat wij het uit eigen middelen moeten betalen. Mijn vraag als wethouder van financiën is dan: welke eigen middelen? Als hij meent dat alles maar weer uit de OZB moet worden betaald, zijn wij weer terug bij af. Daar zou ik geen voorstander van zijn.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. De wethouder gaf aan dat de geringere stijging van dit jaar in volgende jaren zal worden gecompenseerd. Ik weet niet of dit nog gevolgen heeft voor het oordeel van de PvdA-fractie dat de stijging nu enigszins meevalt.

 

De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. De heer Van Tongeren moet zich ook realiseren dat de OZB meer daalt dan was voorzien. In dat opzicht wordt er dus enigszins gecompenseerd. Een daling van f. 255,- naar f. 209,- vind ik niet onaanzienlijk.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Ik neem aan dat het bedrag van f. 264,- in stuk 210 geen onderwerp is van besluitvorming nu het is achterhaald.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De OZB-aanslag gaat wat betreft het eigenarendeel dus omlaag, maar dat blijkt nergens uit. Ik vind de stukken erg onduidelijk op dit punt.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Maar wij hebben er toch al uitvoerig over gesproken in commissie en raad aan de hand van stukken waar het in stond?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Met eigen middelen heb ik gedoeld op de financiële reserves van de gemeente die de laatste jaren sterk zijn toegenomen. Wij vinden dat die reserves heel goed kunnen worden aangewend.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Wij besluiten over stuk 210 II en daarin wordt het bedrag van f. 264,- niet genoemd, maar de heer De Graaff heeft gelijk dat het bedrag in het begeleidende stuk had moeten worden aangepast. Maar de tarieven stellen wij bij het volgende agendapunt vast.

 

Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

280. Voorstel inzake de belastingverordeningen gemeente Delft 2001.

(Stuk 224)

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Het is kennelijk de bedoeling dat wij over alle belastingverordeningen gezamenlijk beslissen, maar ik geef er de voorkeur aan om apart te beslissen over de rioolrechten en dan gezamenlijk over de andere verordeningen. Ik kan mij overigens voorstellen dat bij andere fracties vergelijkbare wensen leven. Hoe oordeelt u over dit procedureverzoek?

 

De VOORZITTER: Ik voel met u mee, want in stuk 224 II staan alle verordeningen bij elkaar terwijl niet echt gesproken kan worden van een samenhangend besluit. Enige “gemakzucht” heeft ertoe geleid op deze wijze te procederen. Je kunt natuurlijk ook zeggen dat dit overzichtelijker is, maar in ieder geval moet worden vastgesteld dat de ontwerpbesluiten niet een zodanige samenhang hebben dat ze in één pakket thuishoren. Ik heb de neiging het verzoek van de heer Van Tongeren over te nemen en de gelegenheid te bieden apart te beslissen over de verordeningen in stuk 224 II. De voorkeur van de heer Van Tongeren heb ik alvast genoteerd.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Met uitzondering van de rioolrechtenverordening kunnen wij akkoord gaan met de in stuk 224 II genoemde verordeningen. Onze fractie kan instemmen met de investeringsambitie uit het gemeentelijk rioleringsplan, maar heeft er moeite mee dat de kosten daarvan voor de volle 100% in de tarieven tot uitdrukking komen. Gezien het algemene belang van een goed rioleringsstelsel zou een andere dekking bespreekbaar moeten zijn. Ik zou wat dit betreft de post van f. 1 mln. voor het verlagen van de vuilemissie eruit willen halen.

 

 

Niet omdat wij dat niet willen uitvoeren, maar omdat wij de kosten daarvan op een andere manier gedekt willen zien, te weten uit de opbrengst van de Bouwfondsaandelen. Delft heeft daarvoor een eerste tranche van f. 14 mln. ontvangen en als ik het goed heb, is dat gestort in het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN), maar de raad heeft daarvoor nog geen bestedingsvoorstellen ontvangen. Ons voorstel zou eventueel betrekking kunnen hebben op meerdere jaren. Als het bedrag van f. 1 mln. uit de tarieven wordt gehaald, kan het aansluitrecht worden verlaagd tot f. 170,- en daarmee zou het totale tarief voor aansluit- en afvoerrecht niet f. 248,- maar f. 225,- bedragen.

 

Wethouder GRASHOFF: Over de gehele planperiode?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Wij nemen nu een besluit voor 2001 en daar heeft ons voorstel betrekking op. Wij sluiten echter niet uit dat het ook voor de jaren daarna kan gelden. Ons voorstel leidt tot een stijging van 8%, hetgeen onze fractie aanvaardbaar vindt. Daartoe dienen wij een amendement in, dat mede is ondertekend door de fractie van de VVD.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van het CDA en de VVD wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 21 december 2000,

 

besluit:

 

stuk 224 XI als volgt te wijzigen:

 

1. Hoofdstuk 1

f. 193,26,- wordt vervangen door f. 170,-.

 

2. Toelichting op de verordening

In de tabel Opbouw kosten wordt de post “Verlagen vuilemissie f. 1.000.000,-“ geschrapt.

 

Toelichting bij het amendement

De geplande investeringen voor het verlagen van de vuilemissie worden niet bekostigd uit de tarieven, maar uit de opbrengst van de verkoop aandelen Bouwfonds, bijvoorbeeld uit het daarmee samenhangende SVN. Op die manier blijft de kostenstijging voor de inwoners beperkt.

 

De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. In de vergadering van 30 november hebben wij met name twee punten aan de orde gesteld. Het eerste betrof een nader onderzoek naar de wenselijkheid van de zogenaamde ingroeivariant. Het tweede betrof de vraag of in het kader van de afvalstoffenheffing iets zou kunnen worden gedaan om de stijging van de tarieven enigszins te beperken.

 

Het door ons gevraagde onderzoek naar de ingroeivariant is er gekomen, waarvoor dank. In onze fractie is een stevige discussie gevoerd over het gebruik van die variant. Het was niet bepaald een gemakkelijke discussie, maar uiteindelijk hebben wij besloten dat de variant niet moet worden toegepast. Het onderzoek leert immers dat de voordelen beperkt zijn voor de doelgroep, te weten huurders die net boven het minimum zitten. Behalve dat de financiële voordelen beperkt zijn, zouden ze ook nog voor een beperkte duur gelden.

 

 

Daar komt bij dat een grote groep andere bewoners, waarvoor de ingroeivariant niet nodig is, er ook van zou profiteren. Het middel is dus te ongericht en zou zijn doel voorbij schieten. Ook zou toepassing van de ingroeivariant gepaard gaan met hoge uitvoeringskosten voor het apparaat.

 

In de commissievergadering is duidelijk geworden dat het college is tegemoet gekomen aan het verzoek van onze fractie om in de sfeer van de afvalstoffenheffing iets te doen. Het college was oorspronkelijk van plan een verhoging toe te passen van twee keer 15%, maar in het voorliggende voorstel is sprake van een stijging van 30% in drie termijnen van 10% en eventueel daarna nog iets meer. Het effect hiervan is een minder forse stijging van de heffing. Gekoppeld aan het kwijtscheldingsbeleid kunnen wij hiermee instemmen omdat het goed is te overzien voor de burger. Wij zullen dus instemmen met de verordening.

 

De heer DE GRAAFF(VVD): Voorzitter. Een lastenverzwaring is nooit leuk. In de landelijke politiek wordt de burger voorgeschoteld dat het in de sfeer van de belastingen alleen maar beter zal worden, maar die burger mag natuurlijk niet de indruk krijgen dat de door de landelijke politiek geboden voordelen snel door de gemeente worden ingepikt. Wij zijn uiterst terughoudend als het gaat om het verhogen van belastingen, maar dat weet men van de VVD.

 

Het uitgangspunt dat het totaalbedrag van de OZB niet mag stijgen, wordt door ons onderschreven. Door de verschillende waardestijgingen van woningen en niet-woningen in de diverse locaties in de gemeente ontstaat natuurlijk een onevenwichtig beeld. Dat kan voor sommigen een forse stijging inhouden van de OZB-aanslag. Wij konden dus instemmen met de door de PvdA voorgestelde ingroeivariant, maar begrijpen nu dat de PvdA-fractie ervan afziet en dat ook de andere fracties er niet voor zijn. Wij zullen daarom geen motie van die strekking indienen, maar wij blijven van mening dat die variant moet worden toegepast, ook al heeft dat een aantal praktische bezwaren voor het gemeentelijke apparaat.

 

Een jaarlijkse stijging van 10% van de afvalstoffenheffing is voor ons aanvaardbaar, maar mijn fractievoorzitter heeft in de commissievergadering al aangegeven dat het ons in hoge mate verbaast dat het college eerst nu komt met die verhoging en dat er niet eerder over is gesproken, ook niet in de EZH-discussie. Het had in de rede gelegen dit punt bij de bespreking van de verdeling van de EZH-gelden te betrekken.

 

Wij ondersteunen het amendement van het CDA om de reductie van de vuilemissie op een andere  manier  te  financieren en daarmee in ieder geval voor volgend jaar de verhoging tot f. 225,- te beperken.

 

De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Wij zijn tevreden over de verlaging van de stijging van de afvalstoffenheffing. Ook kunnen wij ons vinden in de tariefdifferentiatie in de OZB.

 

Ik heb begrepen dat er een zeer grote bijdrage van de algemene middelen in dit voorstel zit en daarom kunnen wij instemmen met het belastingplan, vooral ook omdat de lasten van de burgers op deze manier lager worden.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij gaan akkoord met de belastingvoorstellen van het college. Er is al uitvoerig over gediscussieerd en wij zijn ook tevreden over de naar aanleiding daarvan aangebrachte wijzigingen. Lastenverzwaringen zijn niet leuk voor de burgers, vooral niet als zij weten dat er miljoenen worden uitgetrokken voor allerlei projecten in de stad.

 

Dat zijn overigens legale activiteiten, want hierover heeft de raad in het kader van de EZH-discussie bepaalde beslissingen genomen. Het is echter moeilijk uit te leggen dat een gemeente die erg veel geld besteedt aan allerlei projecten toch de tarieven verhoogt. Ik heb daar echter begrip voor, want als dat nu niet gebeurt, krijgen de burgers over enige tijd alsnog te maken met forse verhogingen. Toch vind ik dat er iets moet worden gedaan in de richting van de burgers. Ik heb getracht uit te zoeken hoeveel rente de gemeente ontvangt of nog zal ontvangen van de EZH-gelden, maar het gemeentelijk apparaat was – terecht – nogal terughoudend. Ik zit dus met het probleem dat ik niet de juiste dekking kan vinden. Daarom hebben wij het college het gemakkelijk willen maken door een motie in te dienen die niet vandaag of morgen hoeft te worden uitgevoerd, maar pas in het najaar van 2001. In die motie wordt gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken van een “Delft-snip” of een “euro-bruggetje” voor de burgers als compensatie voor de belastingverhoging in 2001. Wij willen daartoe eerst inzicht hebben in de rente-opbrengsten en de opbrengsten als gevolg van de fasering van de uitvoering van enkele “EZH-projecten”. Het is dus een motie die heel gemakkelijk kan worden uitgevoerd, want het college hoeft de raad slechts het gevraagde inzicht te geven.

 

De VOORZITTER: Door de fractie Stadsbelangen is de volgende motie (M-1) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 21 december 2000 voor de behandeling van onder andere het voorstel inzake de belastingverordeningen gemeente Delft 2001;

 

overwegende dat een gezin/huishouden/alleenstaande door de betreffende belastingverordeningen in 2001 gemiddeld een bedrag van 65 gulden meer zal moeten betalen dan in het jaar 2000;

 

overwegende dat door de fasering van de uitvoering van de projecten die betaald zullen worden uit de zogenaamde EZH-gelden, alsmede door een wellicht nog te ontvangen bedrag naar aanleiding van de verkoop van deze aandelen, er een aanzienlijk bedrag aan inkomsten door te ontvangen rente zal ontstaan;

 

overwegende dat het exacte bedrag van deze rente nog niet bekend is;

 

overwegende dat de burger in het algemeen daardoor een compensatie mag ontvangen van de gestegen tarieven door het aanvaarden van de belastingverordeningen gemeente Delft 2001;

 

draagt het college van B&W op in het najaar van 2001 te bekijken wat de daadwerkelijke opbrengsten van rente van de zogenaamde EZH-gelden zijn en op grond van dat gegeven de burger in aanmerking te laten komen voor maximaal een “Delft-snip” (of een “euro-bruggetje”) dan wel een gedeelte daarvan,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks stemt in met alle verordeningen. Wij tekenen daarbij wel aan dat het jammer is dat de kwijtscheldingsverordening er niet bij zit. Wij zouden graag in de notulen opgenomen zien dat die verordening volgende maand aan de orde zal komen, zodat wij de combinatie daarmee vastgelegd hebben.

 

 

Het moet mij van het hart dat de partijen die landelijk telkens lasten op de gemeenten leggen, nu zeggen dat de landelijke belastingen er volgend jaar ineens mooi uit zien en dat de gemeenten dat allemaal proberen in te pikken. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, want landelijk zijn de gemeenten ook allerlei verplichtingen opgelegd. Dan kun je de gemeenten wel als boeman aanwijzen, maar je kunt ook terugwijzen naar je eigen partij, mijnheer De Graaff.

 

Ook moet mij van het hart dat partijen nu plotseling zo hard voor de burger lopen, terwijl zij in het verleden een aantal dingen niet aan het riool gedaan hebben en een aantal lasten voor de burger dus hebben laten zitten; dat geldt overigens ook voor ons zelf.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Het is toch mooi dat wij nu zowel aan de investeringen als aan de lasten denken?

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Als ik uw amendement goed begrijp, denkt u incidenteel aan de burger: u regelt iets voor 1 jaar, maar daarna, in 2002, moet de burger de volle mep betalen. Bij het vorige agendapunt had u daar nog bezwaar tegen, terwijl u nu een amendement indient dat daartoe leidt. Zo ontzettend hard loopt u dus ook weer niet.

 

Een ander punt betreft de reinigingsheffing. De stijging is nu verlaagd. Laten wij wel wezen: de stijging komt natuurlijk voort uit welvaart. De afvalberg stijgt omdat wij het beter hebben: wij kopen meer en produceren daarom meer afval. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij ook dat deel van de heffingen snel kunnen vergroenen, zodat wij ook op dat punt het principe “de vervuiler betaalt” echt kunnen gaan hanteren. Zo kunnen burgers zelf in de hand houden of hun tarieven hoog of, door hun afvalproductie in de hand te houden, juist laag zijn.

 

In de commissievergadering heb ik al gezegd dat wij niet voor de ingroeivariant zijn.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Ik zal beginnen met het amendement van de CDA-fractie. De dekking daarvan stoelt enigszins op een misverstand. Wij hebben de opbrengst van de verkoop van het Bouwfonds, althans de dit jaar beschikbaar gekomen eerste tranche daarvan, inderdaad in het fonds SVN gestort. Dat geld zijn wij dus in feite kwijt, zij het dat wij het recht hebben om vervolgens geld uit dat fonds te lenen. De dekking van het amendement is dus in feite niet meer dan een lening; dat is een onzuivere dekking voor uitgaven die werkelijk gedaan moeten worden.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik had begrepen dat de lening onder zeer gunstige condities zou plaatsvinden.

 

Wethouder OOSTEN: Ja, maar het blijft een lening.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik neem aan dat wij ooit iets met dat geld willen doen. Wij stoppen die f. 40 mln., de opbrengst van een aandelenverkoop, toch niet in een pot waar wij nooit meer bij kunnen komen?

 

Wethouder OOSTEN: U kunt daar zeer binnenkort een voorstel voor tegemoet zien. Ik verwacht zelfs dat dat voorstel u in januari zal bereiken, want het is inmiddels bijna afgerond. Het heeft inderdaad iets langer op zich laten wachten dan aanvankelijk de bedoeling was, want het bleek vrij lastig te zijn om een goed voorstel te maken. Het komt er nu echter aan.

 

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Onze suggestie kan goed bij dat voorstel worden betrokken; zo maken wij het u extra makkelijk.

 

Wethouder OOSTEN: Stel dat ik de voorwaarden van het SVN zodanig geplooid zou krijgen dat wij daaruit onze riolering mogen betalen - dat betwijfel ik overigens zeer, want daar voorziet dat fonds voor volkshuisvesting en stadsvernieuwing echt niet in; je moet wel heel creatief argumenteren om riolering onder stadsvernieuwing te laten vallen - dan zouden wij daar nog niet veel mee opschieten. Dan zouden wij immers f. 1 mln. lenen om daar volgend jaar een deel van het rioolplan mee te betalen, maar vervolgens zouden wij dat bedrag, met of zonder rente, gewoon moeten terugbetalen. Het voordeel dat wij daarmee zouden hebben, zou dus zeer beperkt zijn. Ik kan dus niets anders concluderen dan dat uw voorstel niet haalbaar is.

 

Ik ben blij dat de PvdA-fractie het uiteindelijk met het college eens is dat de ingroeivariant haar doel voorbij schiet. Dat zeg ik ook in de richting van de VVD-fractie, want die is kennelijk nog niet tot dat inzicht gekomen. De 1000 in de memo genoemde woningen zouden niet allemaal terecht profiteren van een ingroeivariant; een heel groot aantal van die woningen - naar schatting zelfs 80% à 90% daarvan - is in de vorige ronde te laag getaxeerd of heeft tussentijds een grote verbouwing ondergaan, waardoor de waarde ervan is gestegen. Ik kan mij niet voorstellen dat de VVD-fractie zou willen dat wij die categorie tegemoetkomen, waarbij wij dan voor lief nemen dat het gemiste inkomen wordt omgeslagen over alle andere belastingbetalers. Daardoor zou de lastenverzwaring waar de VVD-fractie zo tegen is, juist verder toenemen. Het effect van de ingroeivariant is in dat opzicht dus zelfs averechts.

 

De VVD-fractie vindt het jammer dat wij nu pas tot het inzicht zijn gekomen dat de afvalstoffenheffing zo sterk moet stijgen. Als men bekijkt waaruit die stijging voortkomt, zal men moeten constateren dat er twee hoofdoorzaken zijn: in de eerste plaats zijn wij als stad ongeveer 10% meer afval gaan produceren en daarvoor moet betaald worden; in de tweede plaats zijn de tarieven van de AVR fors gestegen. Die twee belangrijke oorzaken nemen het grootste deel van die stijging voor hun rekening. Als wij dat al hadden kunnen voorzien, is het zelfs nog de vraag of het op dat moment een verstandig besluit zou zijn geweest om dat op voorhand uit de EZH-gelden te dekken; daarvan zou ik in ieder geval geen voorstander zijn geweest. In dezen geldt immers “de vervuiler betaalt”; als wij samen meer afval naar de AVR brengen, zullen wij daarvoor moeten betalen. Daarom zou ik financiering vanuit de EZH-gelden een onterechte dekking vinden.

 

Overigens is vanuit de EZH-gelden een forse bijdrage geleverd aan het reinigingsfonds. Vanuit de EZH-gelden is namelijk f. 8 mln. voor de ondergrondse afvalinzameling in het reinigingsfonds gestort. Dat is, afgezet tegen de totale jaarlijkse kosten, een niet te verwaarlozen bedrag. De heer Reuvers heeft er al op gewezen dat de bijdrage vanuit de algemene middelen aan de diverse zaken waarvoor wij nu tarieven vaststellen, behoorlijk groot is. Naast de f. 8 mln. voor de ondergrondse afvalinzameling voegen wij in totaal f. 9 mln. toe aan de riolering en de reiniging. In totaal stellen wij dus f. 17 mln. uit de algemene middelen beschikbaar; dat bedrag had anders op de burger verhaald moeten worden, wat natuurlijk een veel grotere lastenstijging tot gevolg zou hebben gehad.

 

Ik kom nu bij de opmerkingen van de heer Bonthuis. Wij kunnen het ons inderdaad permitteren om een deel van de lasten van de riolering en de afvalstoffenheffing, namelijk de overschrijdingen van dit jaar, uit de algemene middelen te betalen, omdat wij dit jaar meevallers hebben.

 

In de Zomernota is vrij nauwkeurig aangegeven wat onze verwachtingen waren ten aanzien van het renteresultaat, zowel voor 2000 als voor 2001. In de volgende Zomernota zal dat uiteraard worden geactualiseerd. Ik kan dus met gemak toezeggen dat de raad hier volgend jaar middels de Zomernota weer nieuw inzicht in krijgt. Dat is dus nog eerder dan de heer Bonthuis eigenlijk wil. In de rekening van komend voorjaar zal bovendien de precieze afrekening staan. Daarin zal dus de werkelijke opbrengst te vinden zijn. Onze inschatting is nu dat wij ten opzichte van de Zomernota iets beter uitkomen. Daarom heeft het college gezegd dat wij het ons kunnen permitteren om het tekort in het reinigingsfonds ten laste te laten komen van het rekeningresultaat van 2000; zo is het ook voorgesteld.

 

Ik heb mevrouw Bolten in de commissie al toegezegd dat de kwijtscheldingsverordening in januari in de raad aan de orde zal komen, maar ten behoeve van de notulen doe ik dat nogmaals.

 

De VOORZITTER: Is daarmee ook het collegestandpunt over de motie van de fractie van Stadsbelangen duidelijk verwoord?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Voor mij wel; die motie wordt gesteund.

 

De VOORZITTER: Ik wilde dat even zekerstellen. Er is wel duidelijke taal gesproken over het amendement van de fracties van het CDA en de VVD.

 

Wethouder OOSTEN: Ik heb aangegeven op welke momenten het college inzicht zal geven in de renteopbrengsten van de EZH-gelden: na de huidige Zomernota zal dat opnieuw gebeuren in de komende Zomernota; ook bij de diverse rekeningresultaten zal dat inzicht worden gegeven. Ik zie niet in waarom wij in het najaar van 2001 nogmaals een exercitie zouden moeten doen; dan is de Zomernota voor 2002 immers juist aan de orde geweest. Ik verwacht eigenlijk dat wij aan de hand daarvan de opbrengsten nauwkeurig genoeg kunnen voorzien. Dit lijkt mij dus bij uitstek een voorstel dat de fractie van Stadsbelangen volgend jaar bij de behandeling van de Zomernota aan de orde kan stellen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat vraag ik u juist. Ik geef het vriendelijk aan, want u krijgt een jaar de tijd van mij. Als u dat echter naar voren wilt trekken, wil ik best even schorsen om dat te veranderen, want dan zet ik in de motie “in de Zomernota”.

 

Wethouder OOSTEN: Ik zeg u juist toe dat dit in de Zomernota zal staan; het stond er dit jaar al in en dat zal volgend jaar weer gebeuren. Het is heel gebruikelijk dat daar een nauwkeurige schatting in staat van dit soort inkomsten.

 

De VOORZITTER: Het lijkt mij goed dat wij heel even schorsen, want er staat iets meer in het dictum van de motie.

 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Ik maak mijn betoog af. De raad zal hier middels de Zomernota inzicht in krijgen. Het staat uiteraard iedere fractie vrij om ten tijde van de Zomernota moties en amendementen in te dienen met als strekking om al of niet een extra Zalmsnip te verstrekken. Ik kan de fractie van Stadsbelangen dus alleen maar adviseren om haar voorstel te bewaren tot de behandeling van de volgende Zomernota. Het college zal de motie op dit moment in ieder geval niet overnemen.

 

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Kan ik de motie aanhouden?

 

De VOORZITTER: Nee, maar u kunt ons wel meedelen dat u dan zult bekijken of u de motie dan opnieuw zult indienen. Wij beginnen aan de tweede termijn.

 

De heer VAN TONGEREN: Voorzitter. Mijn fractie heeft behoefte aan een schorsing van 10 minuten.

 

De vergadering wordt van 22.30 uur tot 22.40 uur geschorst.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij hebben ons beraden op de reactie van het college op ons amendement. In een eerdere discussie over de kosten van het rioleringsplan is al eens verwezen naar de relatie met de EZH-gelden. De reactie was toen: dat is een gepasseerd station. Nu hebben wij het over bestedingen waarvoor nog voorstellen moeten komen en waarbij naar onze mening de Bouwfondsgelden een rol kunnen spelen. Ik denk dat het goed is dat de raad aangeeft aan welke bestedingen hij de voorkeur geeft voordat het college met bestedingsvoorstellen komt. Als je alles in stukjes knipt, kan je nooit tot een integrale afweging komen. Onze fractie handhaaft derhalve haar amendement. De wethouder gaf aan dat het de nodige creativiteit zal vergen om het onder de criteria van het SVN te laten vallen.

 

Wethouder OOSTEN: Ik was nog het argument vergeten, dat de gemeente niet zelf mag lenen uit het SVN. Dat maakt het dus 100% onmogelijk.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Dan vraag ik mij af of de gemeente zich met de storting van f. 14 mln. niet klem heeft gezet.

 

Wethouder OOSTEN: Daar komen wij in januari over te praten en dan zult u zien dat dat niet het geval is.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik ben benieuwd. Wij denken in ieder geval dat waar een wil is om dit bedrag op die manier gedekt te krijgen er ook een weg moet kunnen zijn, zeker als wij denken aan nog komende tranches van verkoop Bouwfondsaandelen. Wij handhaven dus ons amendement. Overigens zou een andere dekking dan de in de toelichting genoemde ook mogelijk moeten zijn.

 

De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie zal het amendement van de heer Van Tongeren niet steunen. Wij hebben begrepen van de wethouder dat de gemeente dan zal moeten lenen uit het SVN, hetgeen nu eenmaal niet mogelijk is.

 

Wij vinden de strekking van de motie van Stadsbelangen sympathiek, maar vinden haar overbodig nu het college al enkele maatregelen heeft aangekondigd om de stijging van de tarieven in 2001 te temperen. Bovendien kan bij de behandeling van de Zomernota opnieuw worden stilgestaan bij dit onderwerp, hetgeen wij zeker zullen doen. Afhankelijk van de voorstellen en omstandigheden zullen wij dan zelf met de nodige amendementen en moties komen.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Onze handtekening blijft staan onder het amendement van het CDA met betrekking tot de rioolrechten. Er komt nog een tweede tranche Bouwfondsgelden en bovendien wordt het SVN bij wijze van voorbeeld genoemd. Het gaat erom dat het bedrag van f. 193,26,- wordt verlaagd tot f. 170,-.

 

Wij blijven van mening verschillen over de betekenis van de ingroeivariant. De gemeente moet op een fatsoenlijke wijze met haar burgers omgaan en dat betekent in dit geval dat een al te sterke stijging van de OZB moet worden voorkomen. Daaraan had de ingroeivariant kunnen bijdragen, ook al gaat het om een beperkt aantal gevallen. Ik stel echter vast dat de meerderheid van de raad zich hierin niet kan vinden.

 

Wat betreft de afvalstoffenheffing merk ik op dat wij allen weten hoe het komt, maar wij kunnen het niet eens zijn met de wethouder dat een eerdere melding geen enkel effect zou hebben gehad. Wij menen dat dan wel degelijk in bijvoorbeeld de discussie over de besteding van de EZH-gelden een andere afweging had kunnen worden gemaakt.

 

Ten slotte wil ik iets zeggen over de motie van Stadsbelangen. Het is niet zo belangrijk welk bedrag er nu precies uitkomt. Ik meen dat in de Zomernota een bedrag van f. 2 mln. à f. 2,5 mln. aan rente is opgenomen. In de commissie Middelen en Bestuur heb ik er al op gewezen dat dat bedrag mij uitermate laag voorkomt. Je moet wel heel slecht beleggen als je van een bedrag van rond de f. 100 mln. slechts f. 2 à f. 2,5 mln. rente trekt. Ik denk dat de rente-inkomsten uit EZH-gelden aanzienlijk hoger zullen zijn dan geprognosticeerd in de Zomernota. Het gaat dus niet zozeer om de hoogte van het bedrag voor de burger, maar veeleer om de intentie die de raad uitspreekt. Wij kunnen als zodanig de motie van harte ondersteunen, want het moet op de burger een rare indruk maken dat allerlei tarieven worden verhoogd en dat de gemeente vervolgens kwistig met geld loopt te strooien. Wij vinden de motie dus erg sympathiek en wij zullen haar dan ook steunen als zij wordt gewijzigd als voorgesteld.

 

De heer REUVERS: Voorzitter. Wat betreft het amendement van het CDA merk ik op dat wij veel waarde hechten aan het principe dat de vervuiler dient te betalen. Wij zullen er dan ook tegen stemmen. Hetzelfde geldt voor de motie van Stadsbelangen, omdat het beter is tot een integrale afweging te komen in het kader van de Zomernota.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik begrijp dat in het algemeen de strekking van onze motie wordt onderschreven en ik vind het dan ook jammer dat de heer Blinker zegt dat zijn fractie hierop terug wil komen bij de behandeling van de Zomernota en zo nodig zelf met voorstellen zal komen. Als onze motie onverhoopt wordt verworpen, zullen wij de fractie van de PvdA daaraan houden. Ik hoop dat zij dan een motie met dezelfde strekking zal indienen. De heer De Graaff heeft gelijk: er wordt geen bedrag genoemd, maar een intentie uitgesproken. Op zijn verzoek wijzig ik in onze motie “in het najaar van 2001” in: bij de behandeling van de Zomernota.

 

De VOORZITTER: Ik stel vast dat iedereen deze wijziging heeft begrepen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Wij vragen dus niets meer en niets minder dan bij de behandeling van de Zomernota die intentie uit te spreken. Het is jammer dat fracties die de intentie van de motie onderschrijven haar toch niet zullen steunen. Wij wachten hun voorstellen dan maar af tijdens de behandeling van de Zomernota.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Mijn fractie zal het amendement van de heer Van Tongeren niet steunen. Tijdens de eerste termijn heb ik hierover reeds van gedachten gewisseld met hem en ik hoef ons stemgedrag nu niet meer toe lichten. Ook de motie van Stadsbelangen steunen wij niet, ook inhoudelijk niet. Het gaat in de motie niet om de doelgroep van de Zalm-snip, maar om de burger in het algemeen die echter vanaf 2002 heel wat kan besparen op zijn afvalstromen en andere vergroeningsmaatregelen kan nemen.

 

Als het gaat om de burger die in aanmerking komt voor de Zalm-snip, is het een andere kwestie, maar daarvoor is de kwijtscheldingsverordening in het leven geroepen. Voor het overige zullen wij bij de behandeling van de Zomernota alle voorstellen en initiatieven op hun waarde schatten.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Ik constateer dat het amendement van het CDA geen dekking heeft en ik wil het dan ook ontraden. Het college is niet van plan hier creatief in te gaan meedenken. Wij zijn van mening dat de rioleringskosten opgebracht moeten worden. Wij hebben er inderdaad f. 1,4 mln. van afgehaald omdat het kosten betrof die in de toekomst gemaakt moeten worden. De kosten die nu genoemd zijn voor 2001 hebben daadwerkelijk betrekking op dat jaar en wij zijn van mening dat die dan ook in die periode door de burgers moeten worden opgebracht.

 

Aan het adres van de heer De Graaff, die stelde dat je wel heel erg slecht moet beleggen om f. 2 à f. 2,5 mln. aan rente te ontvangen, merk ik op dat er sprake is van een prijscompensatie van 3% als het gaat om niet uitgekeerde bedragen. Dat betekent dat je uitkomt op een percentage van 5,5, hetgeen aanzienlijk hoger is dan de geldende kortetermijnrente. Hij zal weten hoe ons treasury-instituut in elkaar zit en ik geef het hem te doen om een significant hogere opbrengst te genereren.

 

De heer DE GRAAFF (VVD): Ik heb er alle vertrouwen in dat u dat kunt!

 

Wethouder OOSTEN: Ik vrees dat ik u wat dit betreft enigszins moet teleurstellen.

 

Ik verzet mij sterk tegen de gedachte van verschillende kanten dat de gemeente kwistig met geld strooit. Deze aantijging is niet passend. De besteding van de EZH-miljoenen is op een zeer verantwoorde wijze geschied.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Hoe komt de wethouder erbij dat in de raad is gezegd dat de gemeente kwistig met geld strooit?

 

Wethouder OOSTEN: Het is een letterlijk citaat.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): U hebt het over “verschillende kanten”.

 

Wethouder OOSTEN: Van verschillende kanten is gesuggereerd dat in de EZH-gelden een oplossing kan worden gevonden ter compensatie van de stijging van de tarieven.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik heb erop gewezen dat het om door de raad gelegitimeerde uitgaven gaat.

 

Wethouder OOSTEN: Dat is zeker het geval, anders zou de voorzitter de besluiten bij de Kroon moeten voordragen ter vernietiging en dat zou ik hem toch niet willen gunnen! Ik blijf erbij dat de f. 115 mln. meer dan goed is besteed aan structurele investeringen in de stad en aan kwetsbare groepen in de stad. Het feit dat er nu betaald moet worden voor de verwerking van afval en de rioolrechten vind ik een reëel verhaal en daar sta ik voor.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): De wethouder gaat hiermee voorbij aan het gevoel dat in een belangrijk deel van de stad leeft, dat eerst f. 115 mln. aan allerlei projecten wordt uitgegeven en dat er vervolgens tariefstijgingen plaatsvinden. Men heeft oog voor die chronologie.

 

Wethouder VAN OOSTEN: Maar het bedrag van f. 115 mln. is nog niet verdwenen. De stad profiteert er nog steeds volop van. Diezelfde stad gaat sporten in de sporthallen en geniet ervan dat het spoor onder de grond zit. Wij hebben er met z’n allen voor gekozen en ik vind het ook verantwoord.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): En als de chronologie echt in de gaten was gehouden, hadden wij nu niet met achterstallig onderhoud gezeten.

 

De VOORZITTER: Ik meen dat de argumenten zijn gewisseld en dat het moment is aangebroken om tot besluitvorming te komen.

 

In stemming komt amendement A-1 van de fracties van het CDA en de VVD.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, de VVD, Stadsbelangen en Leefbaar Delft voor het amendement hebben gestemd.

 

In stemming komt het voorstel inzake de Verordening rioolrechten Delft 2001 en de daarbij behorende tarieventabel, inwerkingtreding 1 januari 2001.

 

Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA tegen het voorstel heeft gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M-1 van de fractie van Stadsbelangen.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Stadsbelangen, Leefbaar Delft, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komen het voorstel van het college met betrekking de in stuk 224 II figurerende verordeningen (exclusief de verordening rioolrechten) en de ontwerpbesluiten 224 III tot en met 224 X en 224 XII tot en met 224 XVII.

 

Het voorstel en de ontwerpbesluiten worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik ontbind het stembureau. Namens het college wens ik u allen goede Kerstdagen en een prettige jaarwisseling. Ik hoop dat wij velen van u zullen aantreffen bij de nieuwjaarsreceptie waarvoor u inmiddels een uitnodiging hebt ontvangen.

 

281. De vergadering wordt om 23.00 uur gesloten.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2001.

 

                                                                                                                               ,voorzitter.

 

 

                                                                                                                              ,secretaris.