Z E S D E V E R G A D E R I N G
op donderdag 29 juni 2000 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht van de verhandelde punten.
Stuknr.
99. Opening en mededelingen
100. Herdenken oud-raadslid mevrouw Luiten-Kamp
101. Notulen
102. Van gedeputeerde staten ingekomen stukken
103. Van anderen ingekomen stukken
104. Tevens ter inzage gelegde stukken
105. Benoeming van een lid in het lokaal onderwijsoverlegorgaan 112
106. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor:
a. Sportpark Mekelweg 61
b. Voorhof Zuid 93
107. Voorstel tot verkoop van het pand Scheepmakerij 21/22 te
Delft aan de heer C.N. Klijn 90
108. Voorstel tot instemming met het aanbieden van geluidwerende
maatregelen woningen saneringsplan industrieterrein DSM
(Gist Brocades/Calvé) 83
109. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 750.000,--
voor het maken van het bestemmingsplan voor de spoorzone 68
110. Voorstel tot instemming met de aanpassing van hoofdstuk 3 van
de Subsidieverordening Stadsvernieuwing: Beschermde rijks-
monumenten en beschermde gemeentelijke monumenten 94
111. Voorstel inzake het Delft Kennisstad-project “100 Delftsblauwe
Daken” 98
112. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet
ad f 8.100.000,-- voor het uitwerken en daadwerkelijk realiseren
van een busroute over de Wateringseweg 47
113. Voorstel inzake twee bezwaarschriften tegen het besluit van 25
mei 2000 inzake bestendiging van het voorkeursrecht op Van
Leeuwenhoeksingel/Houttuinen 113
114. Voorstel tot uitreiking van de Keramiek Award in Delft in
september 2000 71
115. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 726.000,--
t.b.v. herstel Abtswoude 79
116. Voorstel tot vaststelling van de ontwerpbegroting 2002 en de
ontwerpmeerjarenbegroting 2002/2004 van de Hulpverlenings-
regio Haaglanden 85
117. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 600.000,--
t.b.v. de renovatie van begraafplaats Iepenhof 86
118. Voorstel tot instemming met de gemeentelijke garantstellingen
kinderopvang in samenwerking met Stichting Waarborgfonds
Kinderopvang 92
119. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 250.000,--
t.b.v. het actieplan wijkbeheer 2000 109
120. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 100.000,--
t.b.v. de uitbreiding met één noodlokaal t.b.v. de 8e groep leer-
lingen van het gebouw van de katholieke basisschool Gabriël-
West, locatie Teding van Berkhoutlaan in het kader van het ver-
kleinen van de groepsgrootte 80
121. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 325.000,--
t.b.v. de uitbreiding met drie noodlokalen van het gebouw van het
Sint Stanislascollege, locatie Krakeelpolderweg 1 84
122. Voorstel inzake de fusie Grotius College met de Bouwsteen 95
123. Voorstel tot instemming met de Koersnota Nieuwe Stijl als
richtinggevend kader voor de samenwerking tussen de gemeente
en het Grotius College 96
124. Voorstel tot instemming met de samenwerkingsovereenkomst
Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid en het reglement
samenwerkingsverband Gemeentelijk Onderwijsachterstanden-
beleid 97
125. Voorstel tot instemming met de ontwerpbegroting 2001 GGD
Delfland 101
126. Voorstel inzake de toelating van mevrouw L.J. van der Hoek tot
lid van de raad van de gemeente Delft 103
127. Voorstel tot wijziging van de exploitatieverordening Horeca 1998
in verband met de vaststelling van de leefmilieuverordening 115
128. Voorstel tot vaststelling van de Concernrekening 1999 91
129. Voorstel inzake de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring
met betrekking tot bestemmingsplan Schieoevers 117
130. Voorstel inzake nadere uitwerking EZH-projecten 105
131. Voorstel tot vaststelling van het verdeelvoorstel EZH-project
“versterking Delft Kennisstad” 88
132. Voorstel tot instemming met het verdelingsvoorstel op hoofd-
lijnen van het EZH-project nr. 3:
“Scholen voor de Toekomst”/beschikbaarstelling van een krediet
ad f 3.500.000,-- voor deelproject a “moderne computervoor-
zieningen in het primair onderwijs” 107
133. Voorstel tot stimulering inzameling kringloopgoederen 106
134. Voorstel inzake verzelfstandiging van CombiWerk 104
135. Voorstel tot vaststelling behandeling Zomernota 2001-2004 102
136. Voorstel inzake aandelenbezit Energie Delfland 108
137. Voorstel tot vaststelling van de leefmilieuverordening Horeca
Binnenstad 114
138. Bestedingsvoorstel EZH:
Bestedingsvoorstel nr. 21: steun aan zustersteden.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van
f 1.500.000,-- voor Delftse zustersteden 110
139. Voorstel inzake de nota “bereikbare binnenstad, parkeerbeleid
sleutel tot autoluw (plus) + nota van wijzigingen” 116
140. Afscheid van de heer Boelens als raadslid 140
141. Sluiting
Voorzitter: de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.
Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, Den Boef, Boelens, mevrouw Bolten, de heren Bonthuis, Bot, Bouman, mevrouw Bulthuis, de heer Van den Doel, mevrouw Edwards, de heren De Graaf, De Graaff, Grashoff, mevrouw Heuvelman, de heer Hollink, mevrouw De Jongh Swemer, mevrouw Koop, de heren De Koning, Van Leeuwen, Mahler, Meuleman, Mooiweer, mevrouw Lourens, de heren Oosten, De Prez, Rensen, mevrouw Roorda van Eijsinga, mevrouw Steffen, de heren Van Tongeren, Torenstra, Vlekke, De Wit en mevrouw Zweekhorst.
Secretaris: de heer mr. drs. N. Roos.
99. De VOORZITTER: Ik open de vergadering, heet u allen van harte welkom en deel u mede, dat de heren Van Doeveren en Bonthuis hebben bericht iets later te zullen komen dan wel helemaal niet.
Eventuele hoofdelijke stemmingen zullen beginnen bij nr. 16 van de presentielijst, mevrouw Edwards.
100. Dames en heren. Ik wil uw aandacht vragen voor het overlijden van het oud-raadslid mevrouw Adriana Luiten-Kamp op 7 juni jl. Zij was lid van de PCC-fractie die later is opgegaan in de fractie van het CDA. Zij is raadslid geweest van 23 november 1964 tot 1 september 1970 en van 12 december 1973 tot 7 september 1982 en was lid van de commissie vorming, recreatie en samenlevingsopbouw, de commissie maatschappelijke aangelegenheden en gezondheidszorg, de commissie voor de bezwaarschriften algemene bijstandswet, de commissie onderwijs, cultuur en samenlevingsopbouw en de commissie voor de verordeningen. Ik wil u vragen haar een ogenblik te gedenken.
De vergadering neemt staande enkele ogenblikken stilte in acht.
De VOORZITTER: Deze vergadering is de laatste vergadering van het raadslid de heer Boelens. Aan het eind van de vergadering zullen wij aan zijn afscheid aandacht besteden.
Hedenavond is uitgereikt een tweede aanvullende lijst ingekomen stukken, een gewijzigd stuk 114 (voorstel tot vaststelling van de leefmilieuverordening Horeca Binnenstad) en een gewijzigd stuk 116 (voorstel inzake de nota "bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus) + nota van wijzigingen).
Ik benoem in het stembureau mevrouw Bolten als voorzitter, mevrouw Lourens en de heren Meuleman en De Graaff als leden.
101. Handelingen van de raadsvergadering van 27 april 2000.
Deze handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.
Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.
102. Ingekomen van Gedeputeerde Staten:
de goedkeuring van het raadsbesluit van:
30 september 1999:
gedeeltelijke goedkeuring van het bestemmingsplan “Schie-oevers Noord en Zuid”.
103. Ingekomen van anderen:
44. Ontslagbrief van de heer B.J. Boelens, raadslid van de fractie VVD.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
45. Brief van de Wanadoo Internet Gebruikers Groep (WIGG) inzake problemen Casema.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie cultuur, kennis en economie.
46. Brief van de Vereniging Zeeuwse Gemeenten, tevens afdeling Zeeland van de VNG betreffende rondvraag algemene ledenvergadering VNG op 7 juni 2000 inzake de nota “Loon naar werken”.
(U reeds toegezonden op 2 juni 2000).
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
47. Brief van onafhankelijk Rijswijk inzake kandidatuur de heer Deetman.
(U reeds toegezonden op 2 juni 2000).
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
48. Brief van bewoners van de Heemskerkstraat inzake onveilige verkeerssituatie Heemskerkstraat en J.C. van Markenplein.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening met kennisgeving aan de commissie leefbaarheid.
49. Brief van de fracties van GroenLinks, CDA en RPF/GPV/SGP inzake maatregelen ter bestrijding van het leerkrachtentekort in het primair onderwijs te Delft.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening met kennisgeving aan de commissie werk, zorg en onderwijs.
50. Brief van mw. J. Haeseker-Rosendahl inzake besteding EZH-gelden t.b.v. projectplan voor computer- en internetcursussen voor ouderen boven de 65 jaar in de wijk Voorhof en Buitenhof.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
51. Brief van de Vereniging van Eigenaren Delftech Park inzake reconstructie kruising Delftech Park/Schoemakerstraat.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie duurzaamheid.
52. Jaarverslag 1999 van het Instituut Sociaal Raadslieden.
Voorstel: het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, in overleg met de commissie werk, zorg en onderwijs.
53. Ontslagbrief van de heer R. Dingler, gemeenteraadslid.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
104. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:
a. Bijeenkomst bij arbeidsvoorziening inzake informatie over de missie en doelstellingen van het nieuwe Reïntegratiebedrijf op 29 juni 2000, aanvang 9.30 uur.
b. Midden-Delflandkrant nr. 101, 24e jaargang nr. 1, mei 2000.
c. Agenda 101e vergadering van de Reconstructiecommissie Midden-Delfland van 19 mei 2000.
d. Jaarverslag 1999 van het recreatieschap Midden-Delfland.
e. VP-Journaal, 12e jaargang, no. 2, juni 2000.
f. Bulletin Verkeersveiligheid, Jaargang 12, nr. 2, juni 2000.
g. Brief van arbeidsvoorziening inzake verplaatsing bijeenkomst op 29 juni 2000.
h. Jubileumsymposium i.v.m. het 25-jarig bestaan van de fietsersbond op 10 november 2000 te Vredenburg in Utrecht.
i. Uitnodiging van de Stichting Regionale Steunfunctie Allochtonen Zuid-Holland West om de officiële en feestelijke opening van haar nieuwe huisvesting “De Schilde” aan de Televisiestraat 2 in Den Haag op 6 juli 2000 bij te wonen.
j. Expositie van Fiona Schaeffer, Quirine Reith en Marsha Agerbeek in Gallerie Vliegent Art, Scheepmakerij 11 te Delft van 7 juli 2000 tot en met 9 juli 2000.
Overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.
105. Benoeming van een lid in het lokaal onderwijsoverlegorgaan.
(Stuk 112)
Mevrouw BOLTEN: Voorzitter. Uitgebracht zijn 32 stemmen, waarvan 31 op de heer E. Otto.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik was weliswaar benoemd in het stembureau, maar ik heb niet deelgenomen aan de telling.
De VOORZITTER: Wilt u dat er nog eens over wordt geteld?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Zo flauw wil ik niet zijn, maar ik vind het eigenlijk te gek voor woorden wat hier gebeurt.
De VOORZITTER: Ik dank in ieder geval mevrouw Bolten voor het meedelen van de uitslag van de stemmen en de leden van het stembureau die eraan hebben meegewerkt en, als de raad deze stemming overigens vertrouwt, constateer ik dat de heer E. Otto is benoemd. Dat blijkt mij het geval te zijn.
106. Voorstel tot vaststelling van een voorbereidingsbesluit voor:
a. Sportpark Mekelweg
(Stuk 61)
b. Voorhof Zuid
(Stuk 93)
107. Voorstel tot verkoop van het pand Scheepmakerij 21/22 te Delft aan de heer C.N. Klijn.
(Stuk 90)
108. Voorstel tot instemming met het aanbieden van geluidwerende maatregelen woningen saneringsplan industrieterrein DSM (Gist Brocades/Calvé).
(Stuk 83)
109. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 750.000,-- voor het maken van het bestemmingsplan voor de spoorzone.
(Stuk 68)
110. Voorstel tot instemming met de aanpassing van hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing: Beschermde rijksmonumenten en beschermde gemeentelijke monumenten.
(Stuk 94)
111. Voorstel inzake het Delft Kennisstad-project “100 Delftsblauwe Daken”.
(Stuk 98)
112. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet ad f 8.100.000,-- voor het uitwerken en daadwerkelijk realiseren van een busroute over de Wateringseweg.
(Stuk 47)
113. Voorstel inzake twee bezwaarschriften tegen het besluit van 25 mei 2000 inzake bestendiging van het voorkeursrecht op Van Leeuwenhoeksingel/Houttuinen.
(Stuk 113)
114. Voorstel tot uitreiking van de Keramiek Award in Delft in september 2000.
(Stuk 71)
115. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 726.000,-- t.b.v. herstel Abtswoude.
(Stuk 79)
116. Voorstel tot vaststelling van de ontwerpbegroting 2002 en de ontwerpmeerjarenbegroting 2002/2004 van de Hulpverleningsregio Haaglanden.
(Stuk 85)
117. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 600.000,-- t.b.v. de renovatie van begraafplaats Iepenhof.
(Stuk 86)
118. Voorstel tot instemming met de gemeentelijke garantstellingen kinderopvang in samenwerking met Stichting Waarborgfonds Kinderopvang.
(Stuk 92)
119. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 250.000,-- t.b.v. het actieplan wijkbeheer 2000.
(Stuk 109)
120. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 100.000,-- t.b.v. de uitbreiding met één noodlokaal t.b.v. de 8e groep leerlingen van het gebouw van de katholieke basisschool Gabriël-West, locatie Teding van Berkhoutlaan in het kader van het verkleinen van de groepsgrootte.
(Stuk 80)
121. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 325.000,-- t.b.v. de uitbreiding met drie noodlokalen van het gebouw van het Sint Stanislascollege, locatie Krakeelpolderweg 1.
(Stuk 84)
122. Voorstel inzake de fusie Grotius College met de Bouwsteen.
(Stuk 95)
123. Voorstel tot instemming met de Koersnota Nieuwe Stijl als richtinggevend kader voor de samenwerking tussen de gemeente en het Grotius College.
(Stuk 96)
124. Voorstel tot instemming met de samenwerkingsovereenkomst Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid en het reglement samenwerkingsverband Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid.
(Stuk 97)
125. Voorstel tot instemming met de ontwerpbegroting 2001 GGD Delfland.
(Stuk 101)
126. Voorstel inzake de toelating van mevrouw L.J. van der Hoek tot lid van de raad van de gemeente Delft.
(Stuk 103)
127. Voorstel tot wijziging van de exploitatieverordening Horeca 1998 in verband met de vaststelling van de leefmilieuverordening.
(Stuk 115)
128. Voorstel tot vaststelling van de Concernrekening 1999.
(Stuk 91)
129. Voorstel inzake de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring m.b.t. bestemmingsplan Schieoevers.
(Stuk 117)
130. Voorstel inzake nadere uitwerking EZH-projecten.
(Stuk 105)
131. Voorstel tot vaststelling van het verdeelvoorstel EZH-project “versterking Delft Kennisstad”.
(Stuk 88)
132. Voorstel tot instemming met het verdelingsvoorstel op hoofdlijnen van het EZH-project nr. 3: “Scholen voor de Toekomst”/beschikbaarstelling van een krediet ad f 3.500.000,-- voor deelproject a “moderne computervoorzieningen in het primair onderwijs”.
(Stuk 107)
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
133. Voorstel tot stimulering inzameling kringloopgoederen.
(Stuk 106)
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hebben dit stuk uiteraard ook in de commissie besproken en ons toen sterk gemaakt om de ondergrens van 3000 huishoudens, waarop pas tot uitkering van de 25 gulden wordt overgegaan, bij te stellen, omdat anders eigenlijk een soort marktregulering zou optreden, waarbij slechts één bedrijf in Delft van deze regeling gebruik zou kunnen maken. Dat zat ons een beetje dwars, omdat de kleinere bedrijven toch hetzelfde werk doen en ook daar kan een steekproefgewijze controle op plaatsvinden. De wethouder heeft aan het eind van de discussie toegezegd nog eens naar die grens van 3000 huishoudens te kijken en wij zijn benieuwd naar zijn bevindingen.
De heer MOOIWEER (STIP): Ik wil mij alleen maar even bij de vraag van mevrouw Steffen aansluiten.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het aantal van 3000 inzameladressen is inderdaad arbitrair en dat heb ik in de commissie ook wel onderkend. Een ondergrens is toch wel erg van belang omdat het ook in zakelijk opzicht voor de gemeente een en ander aan inspanningen vergt. De administratieve lasten als gevolg van deze regeling moeten ook wel in enige verhouding staan tot de voordelen die wij van een dergelijke vergoedingsregeling hebben in de zin van de hoeveelheid uitgespaarde en niet in het restafval terecht komende objecten. Na nog even een globale berekening bij onze afdeling Reiniging kan ik de raad wel voorstellen om die ondergrens iets terug te brengen. Wij moeten in elk geval niet gaan zitten onder de 1500 inzameladressen, want dan wordt die verhouding wel heel ongunstig, maar met een ondergrens van 2000 inzameladressen zouden wij nog prima uit de voeten kunnen.
Dat helpt wel, want een theoretisch aantal haalbare inzameladressen in de stad schatten wij op ca. 10.000. De Stichting Kringloopbedrijf Delft haalt bij 6000 adressen op. Als wij een minimumgrens van 2000 gaan hanteren, is er geen sprake meer van het bijdragen aan een monopoliepositie, want dan zouden er nog een of twee bedrijven meer van de regeling gebruik kunnen maken en in totaal zelfs zo'n vijf als er door onderlinge concurrentie een herverdeling van inzameladressen zou optreden.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij zijn er nog niet helemaal gelukkig mee, want het is maar de vraag of die kleintjes in Delft die 2000 halen. Mocht nu blijken dat het ze inderdaad niet lukt, dan verwachten wij dat de wethouder er nog eens naar kijkt, maar voor dit moment kunnen wij wel akkoord gaan met die ondergrens van 2000 inzameladressen.
De heer MOOIWEER (STIP): De wethouder geeft aan dat een grens van onder de 2000 een te hoge overhead qua controlelasten heeft, maar geldt dat ook als er een kleiner bedrijf zou zijn die zodanig professioneel werkt en een zodanige administratie heeft dat controle wel redelijk eenvoudig is?
Wethouder GRASHOFF: Hoe goed en professioneel de organisatie en administratie van een bedrijf ook is, de controle vergt ons tijd en energie en wij moeten wel controleren want er is geen sprake van een vrijblijvende subsidiëring maar van een echte vergoeding voor verrichte diensten. Hoe je het dus ook wendt of keert, het kost ons tijd en energie!
Het aldus gewijzigde voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen.
134. Voorstel inzake verzelfstandiging van CombiWerk.
(Stuk 104)
De heer DE WIT (SP): Voorzitter. In het stuk vind ik een aantal redenen waarom versneld wordt overgegaan tot verzelfstandiging van CombiWerk, bijvoorbeeld om groei mogelijk te maken, continuïteit en het imago.
Om het argument van mogelijke groei te weerleggen merk ik op dat de mensen die in een sociale werkplaats werken binnen twee jaar herkeurd worden en dan nog via strengere normen. Dat wil zeggen dat degenen die voorheen onder de 30%-norm vielen en aan het werk bleven, niet meer aan het werk kunnen blijven omdat de grens is verlaagd tot 10%. Dat betekent dus dat er steeds minder mensen geïndiceerd worden voor de sociale werkplaats. Het is nu eigenlijk al een probleem om mensen te vinden omdat de dagverblijven deze mensen eigenlijk helemaal niet willen afstaan.
Dat geldt voor het personeel, maar ook op het gebied van het werk zien wij dat het simpele, eenvoudige werk, waarvan een sociale werkplaats het toch moet hebben, steeds meer verdwijnt naar derdewereldlanden, maar het veel goedkoper kan worden gedaan. Wat dat betreft, denk ik dat ook daar dus weinig groei in zit.
Waar het gaat om de continuïteit vraag ik mij af of een bedrijf beter af is als semi-overheids of overheidsbedrijf of als BV die risico's neemt. Wij hebben daar ook enige ervaring mee met het collectief vervoer. Een groot bedrijf kan ook fouten maken met offertes. Wij denken dat de continuïteit van een bedrijf dan ook het beste gewaarborgd is als het in handen van een overheid is.
Wat betreft het imago is het argument dat er dan bedrijfsmatiger kan worden opgetreden. Dat is eigenlijk een veronderstelling dat ambtenaren niet flexibel, efficiënt of bedrijfsmatig kunnen werken. Wij vinden dat een slecht argument. Vooral bij een sociale werkplaats wordt ook niet zoveel flexibiliteit verwacht, want deze mensen kunnen niet zoveel veranderingen aan. Veel veranderingen zijn voor die mensen in ieder geval niet wenselijk.
Als ik deze drie redenen op een rijtje zet, kan ik niet inzien waarom CombiWerk verzelfstandigd zou moeten worden.
De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. In de commissie heeft onze fractie eigenlijk al een positief advies gegeven, maar in de gang naar verzelfstandiging van CombiWerk blijft er voor ons nog één aandachtspunt over. Wij achten het van groot belang dat de toekomstige BV op een kwalitatief goede wijze vorm en inhoud blijft geven aan de sociale werkvoorziening. Het marktconform werken mag er straks niet voor zorgen, hetzij door extra werkdruk voor het personeel, hetzij door andere factoren, dat de doelgroepen die wij juist zo graag bij CombiWerk aan de slag zien verdrongen worden door groepen die in die situatie wellicht gemakkelijker inzetbaar zijn. Dat blijft dus ons grote aandachtspunt!
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Het is meer een stemverklaring namens onze fractie.
Wij steunen het voorstel tot verzelfstandiging van CombiWerk. De afgelopen jaren hebben wij daar al diverse malen in de commissie over gesproken. Wij zijn ervan overtuigd geraakt dat juist met deze stappen het mogelijk is om duurzame werkgelegenheid te blijven scheppen voor de mensen in de sociale werkvoorziening. Ik denk niet dat wij vanavond de hele discussie over moeten doen, maar wel herhalen dat het naar onze mening van groot belang is om goed toe te zien op de uitvoering van de nieuwe Wet sociale werkvoorziening. In de voorgestane constructie zou dat kunnen door het jaarlijkse sociaal-economisch contract dat de gemeente met het verzelfstandigde bedrijf wil gaan sluiten. Wat ons betreft gaat het daarbij dan niet alleen om de subsidiebudgetten die van het rijk komen en het aantal werknemers in de sociale werkvoorziening dat daarvan kan worden afgeleid, maar ook om bijvoorbeeld het sociale functioneren van de onderneming, waarbij ook aspecten als werkdruk e.d. aan de orde zijn, en ook eventuele verschuivingen binnen de doelgroep. Als wij als raad daar goed op blijven toezien, denken wij dat de verzelfstandiging een verantwoorde en ook succesvolle operatie kan zijn.
Wethouder OOSTEN: Voorzitter. De heer De Wit noemt een aantal argumenten waarom hij meent dat CombiWerk beter niet verzelfstandigd kan worden en ik zal ze alle vier langs lopen.
Het argument dat er geen groei kan komen uit de WSW is op zich juist. De keuringseisen zijn inderdaad strenger en de doelstelling, zoals ook in de stukken staat, is dan ook om de WSW minimaal op peil te houden. Als CombiWerk wil groeien zal die groei elders moeten worden gevonden, dat wil zeggen in andere gesubsidieerde en ongesubsidieerde arbeid.
De heer De Wit stelt dat het steeds moeilijker zal worden om werk voor CombiWerk te vinden, omdat eenvoudig werk veelal naar de derde wereldlanden verdwijnt. Daar heeft hij maar zeer ten dele gelijk in. Er is bijzonder veel werk dat CombiWerk nu ook al doet en dat helemaal niet in de derde wereld gedaan kan worden. Denk maar aan de dienstensector waar toch een sterke groei zit, denk aan groenvoorziening, denk daarbij aan onderhouds- en aannemerswerkzaamheden. Dat zijn allemaal taken die onmogelijk zijn uit te besteden aan derdewereldlanden simpelweg vanwege de afstand.
Daarnaast geldt ook dat het voor veel productiebedrijven prettig is om juist in de directe lokale omgeving een productie- of assemblagebedrijf bij de hand te hebben dat snel opdrachten tussendoor kunnen worden gedaan. Kortom, eigenlijk een soort onderaannemer binnen handbereik. Dat argument snijdt mijns inziens geen hout, want CombiWerk heeft de afgelopen jaren aangetoond wel degelijk die groei in het werk te kunnen waarmaken.
Risico's die zouden optreden omdat verzelfstandigde bedrijven fouten zouden maken in offertes.
De heer DE WIT (SP): Niet alleen in offertes, maar ondernemen houdt in het nemen van risico's.
Wethouder OOSTEN: Inderdaad houdt het ondernemen risico's in, maar dat staat natuurlijk niet per definitie gelijk aan verlies maken. Ondernemen doet CombiWerk nu ook als dienst van de gemeente, maar als een dienst van de overheid verandert in een BV wordt de kans op fouten natuurlijk niet groter. Het zijn dezelfde mensen die hetzelfde werk doen en de kans op fouten blijft dan ook even groot.
Ik kom bij het laatste argument van de heer De Wit, dat van het imago. Hij vond het onwenselijk om een sociale werkplaats het imago te geven van een flexibel marktgericht bedrijf. Ik ben dat absoluut niet met hem eens. CombiWerk heeft aangetoond wel degelijk flexibel te kunnen opereren. De grootste klant wordt zeer flexibel bediend. Daar heeft CombiWerk instrumenten voor bedacht en dat gaat ook uitstekend. Juist wanneer CombiWerk zou groeien naar een grotere onderneming worden de mogelijkheden om flexibeler te werken alleen maar groter. Juist als er een gedifferentieerder beleid ten aanzien van de werknemers wordt gevoerd, nemen daarmee ook de kansen op flexibiliteit toe. Het is gewoon een feit, maar wellicht helaas, dat de overheid in de markt een net even iets ander imago heeft dan het bedrijfsleven. Het simpele feit zaken te doen met een BV kan voor andere bedrijven vaak een argument zijn om daarvoor en niet voor een overheidsdienst te kiezen. Dat is net even het laatste zetje dat doorslaggevend kan zijn.
De heer DE WIT (SP): Wat de groei en het werk betreft, merk ik op dat in het kapitalisme, productgericht gewerkt wordt. De groenvoorziening is een voorbeeld van hoe het niet moet. Mensen zijn daar leuk aan het werk, maar het is niet winstgevend en daarom wordt zo’n onderdeel afgestoten. Hieruit blijkt dat het werk en de productiviteit toch weer als doelstelling voorop staan. Op het punt van de continuïteit merk ik op dat een bedrijf verlies kan maken. Jarenlang moest er geld bij CombiWerk bij en nu speelt men voor het eerst quitte. Ik meen dat wij een groot risico nemen door nu al versneld actie te ondernemen. Eerst was er namelijk sprake van 2007, toen van 2005 en nu van 2001. Het is te vroeg om te zeggen dat CombiWerk een winstgevend bedrijf is. Ik ben het niet eens met de opmerkingen van de wethouder over het imago. Ook uit een gesprek met de ondernemingsraad blijkt dat er bij CombiWerk een tweedeling plaatsvindt. Het personeel is niet flexibel, maar zeer behoudend. Het verwijt het management dat het een soort overval op het personeel heeft gepleegd. Sinds in de krant stond dat CombiWerk verzelfstandigd wordt, is het draagvlak onder het personeel alleen maar afgenomen. Mede gelet op het negatieve advies van de ondernemingsraad steunt de SP dit voorstel niet.
Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Ik wil een stemverklaring afleggen. De PvdA zal het voorstel steunen. Wij zullen het arbeidsvoorwaardenpakket goed in de gaten houden. Voor de rest verwijs ik naar wat in de commissie besproken is.
Wethouder OOSTEN: Wij leven in een kapitalistische maatschappij, gelukkig maar. En die heeft ervoor gezorgd dat vele bedrijven een gezonde bedrijfsvoering hebben. Ik ben het pertinent niet eens met de suggestie van de heer De Wit over een andersoortige economische bedrijfsvoering. Ik vind het zeer gezond dat ook een bedrijf als CombiWerk ernaar streeft om activiteiten op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze uit te voeren en op deze wijze winst te behalen. Dat betekent dat de zaken efficiënt verlopen en dat op de markt geconcurreerd kan worden. Ik heb uiteraard gesprekken gevoerd met het personeel en het management. Ik kan de opmerkingen van de heer De Wit op dat punt niet bevestigen. Natuurlijk is er nog onzekerheid en moet een goed arbeidsvoorwaardenpakket worden samengesteld. Aan het sociaal statuut wordt hard gewerkt. In het najaar kan de raad de resultaten daarvan beoordelen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER: De heer De Wit verkrijgt op zijn verzoek aantekening van zijn stem tegen het voorstel.
135. Voorstel tot vaststelling behandeling Zomernota 2001-2004
(Stuk 102)
De VOORZITTER: Ik deel u mede dat wij, na beraad met de fractievoorzitters, het voorstel in die zin aanpassen dat wij de eerste avond niet om 18.30 uur, maar om 19.00 uur beginnen. Wij zullen proberen, de behandeling die avond af te maken, eventueel met een uitloop na 23.45 uur. Afgesproken is dat wij de eerste en tweede termijn niet apart zullen timen. Met andere woorden: de verhouding tussen eerste en tweede termijn behoeft niet exact fifty-fifty te zijn. De stemming over de Zomernota zal plaatsvinden in de voortgezette vergadering van donderdag 28 september en zal aanvangen om 19.00 uur. De vergadering zal direct na de stemming, om ca. 20.00 uur gesloten worden. De reguliere vergadering van 28 september zal vervolgens geopend worden om ca. 20.15 uur en is derhalve een afzonderlijke vergadering. Afgesproken was namelijk dat dan een wisseling in de STIP-fractie plaatsvindt, hetgeen niet mogelijk is als het een voortgezette vergadering betreft.
Het aangepaste voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
136. Voorstel inzake aandelenbezit Energie Delfland.
(Stuk 108)
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil een stemverklaring namens de aandeelhouders afleggen. Afgelopen dinsdag is uitvoerig gediscussieerd over het aandelenbezit Energie Delfland. Hierbij kwam de sociale component aan de orde. Er was geen sociaal statuut en er was geen instemming van de ondernemingsraad met de fusie. De drie aandeelhouders, de heer Van Doeveren, de heer De Graaff en ik, hebben even de koppen bij elkaar gestoken, omdat wij menen dat de kwestie met het oog op het personeelsbeleid goed afgewikkeld moet worden. Wij zijn voornemens tijdens de aandeelhoudersvergadering van 3 juli het voorbehoud “onder goedkeuring van de ondernemingsraad” uit te spreken.
De heer DE WIT (SP): Daar kan ik mee instemmen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
137. Voorstel tot vaststelling van de leefmilieuverordening Horeca Binnenstad.
(Stuk 114)
Mevrouw STEFFEN (VVD): Wij gaan in principe akkoord met het stuk, maar wij hadden gevraagd, iets op het gebied van het prostitutiebeleid uit te zoeken. Er is een begripsbepaling opgenomen over wat een seksinrichting is en hoe het prostitutiebeleid moet worden gehandhaafd. Wij hadden het idee dat de raamprostitutie van de op zichzelf werkende prostituee niet door de tekst gecovered werd. De juridische afdeling heeft mij gemeld dat dit klopt. Dit punt wordt in de uitwerking van het gehele prostitutiebeleid meegenomen, welk punt in september behandeld zal worden. Die paar maanden zal het zo’n vaart niet lopen en wij kunnen dus akkoord gaan met het voorstel.
Wethouder GRASHOFF: Raamprostitutie kan wel degelijk worden tegengegaan. Er bestaat jurisprudentie waaruit blijkt dat raamprostitutie niet valt onder de terminologie “thuiswerken”. Wegens strijd met het bestemmingsplan kan dit worden geweerd.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Is dat vandaag veranderd? Vanochtend om twaalf uur werd gezegd dat uit jurisprudentie bleek dat de prostituee nog wel een thuiswerkster is. Maar laten wij het erop houden dat dit punt in het prostitutiebeleid wordt meegenomen.
Wethouder GRASHOFF: Dat gebeurt in ieder geval, maar wat ik opmerkte is mij vandaag door juristen gemeld.
De VOORZITTER: Er is sprake van een ruimtelijk-ordeningsinstrumentarium en het Wetboek van Strafrecht. Straks bestaat er ook een Algemene Politieverordening. Op dit moment is prostitutie verboden. Als wij, voordat de liberalisering van de prostitutie in werking treedt, geconfronteerd worden met raamprostitutie, kunnen wij op grond van het geldende Wetboek van Strafrecht optreden. Zodra de APV aan de orde komt, stellen wij u voor om raamprostitutie te verbieden. Langs die weg timmeren wij het dicht. De APV wordt in september in de commissie en de raad behandeld.
De heer MOOIWEER (STIP): De lijn die in deze verordening wordt ingezet, ziet de STIP-fractie niet graag. Echter, als wij het voorstel niet aannemen, bestaat het risico van een ongebreidelde groei van de horeca in de binnenstad en dat is ook niet de lijn van de STIP-fractie. Om die reden, en gezien het feit dat deze verordening een tijdelijk karakter heeft, kunnen wij met het voorstel instemmen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
138. Bestedingsvoorstel EZH:
Bestedingsvoorstel nr. 21: steun aan zustersteden.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet van f. 1.500.000,-- voor Delftse zustersteden.
(Stuk 110)
De heer DE WIT (SP): Voorzitter. Een tijdje geleden stelde het college voor, versneld 3 ton uit te geven aan Esteli, in verband met het indammen van een rivier. De raad ging hiermee akkoord. Het merendeel van de raad zei dat dit bedrag op zichzelf staat. Gezegd werd dat men de EZH-campagne niet met een hypotheek van die 3 ton wilde beleggen. Volgens mij is dit nog steeds het geval. De burgers is een bestedingsvoorstel voorgelegd van 1,5 mln.
In dit voorstel staat echter dat het bedrag van 3 ton al verrekend is. In feite is aan de burger een bedrag van 1,2 mln. voorgelegd. In het voorstel staat een vreemde rekensom. Als men de gedachte van het college volgt, wordt het bedrag van 1,2 mln. door 3 gedeeld en dan krijgt ieder 4 ton. Kortom, het is een rotzooitje in het voorstel.
Daarom wil ik vasthouden aan wat indertijd is voorgesteld: het bedrag van 3 ton wordt apart gehouden en het voorstel omtrent die 1,5 mln. blijft intact. Op dit punt wil ik een amendement indienen waarin wordt voorgesteld het bedrag van 3 ton uit het voorstel te halen. Op deze manier wordt recht gedaan aan de stem van de burger.
De VOORZITTER: Door het lid De Wit, daartoe gesteund door de leden Bolten en Heuvelman, wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft,
in vergadering bijeen op 29 juni 2000, besluit de zinsnede in het voorstel onder I, tweede lid “voor de uitwerking van de projecten voor Esteli:
f. 583.500 – f. 300.000 = f. 283.500” als volgt te wijzigen:
“voor de uitwerking van de projecten voor Esteli: f. 583.500”
en deel III in het voorstel geheel te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag”
De heer DE GRAAF (D66): Voorzitter. In de commissie zei ik dat ik de precieze verdeling nader in mijn fractie wilde bespreken. Verder wilde ik nagaan wat er allemaal voorgesteld, gepresenteerd en besloten is met betrekking tot dit geclusterde voorstel. Het resultaat is dat een deel van de fractie van D66 het voorstel steunt en een ander deel het amendement zal steunen dat nog zal worden ingediend om tot een evenredige verdeling tussen de drie steden te besluiten. Het eerste deel van mijn fractie sluit zich aan bij de redenatie van het voorstel, zoals dat door het college zal worden verdedigd. Het tweede deel redeneert als volgt. In de aan de bevolking voorgelegde tekst in de publieksfolder zijn alle drie de steden gelijkelijk genoemd à 3 mln. Die 3 mln. was het resultaat van de samenvoeging van twee oorspronkelijke voorstellen: Eén à 1 mln. van het college en een additioneel voorstel van RPF/GPV/SGP à 2 mln. In het collegevoorstel werd voorgesteld om “1 mln. nader te verdelen over de drie gemeenschappen. Er wordt vanuit gegaan dat het bedrag in gelijke delen wordt verdeeld”. Het additionele voorstel van RPF/GPV/SGP bepleitte extra steun. 1 mln. voor Esteli en 1 mln. voor Adapazari. In beide samenstellende delen werd Adapazari derhalve meer dan evenredig bedeeld. Vandaar de gelijke benoeming in de folder voor de burgers die een belangrijke bron voor de interpretatie in deze kwestie dient te zijn. Het feit dat Adapazari formeel geen zusterstad is, doet daar niets aan af. Dat is een geheel andere discussie. Deze 3 mln. is door de uitslag van de EZH-actie van 30 maart in het verdelingsvoorstel teruggekomen voor 25%, ofte wel 0,75 mln. Een mede door D66 ingediend amendement heeft dit bedrag vervolgens verdubbeld. Zowel de formele indienster, mevrouw Vlekke, als het dictum van het desbetreffende amendement, maakte daarbij nergens onderscheid tussen de twee formele zustersteden enerzijds en Adapazari anderzijds. In het amendement werd uitgesproken “het voorgestelde bedrag van 0,75 mln. te verhogen met eenzelfde bedrag, waardoor het totale bedrag uitkomt op 1,5 mln.” In het collegevoorstel staat dat u zich kunt voorstellen dat “ten aanzien van het bedrag van 1 mln. de gedachte is ontstaan dat dit in drie gelijke delen zal worden verdeeld. Voor het deel van het projectbudget dat dit bedrag te boven gaat, kan deze gedachte moeilijk zijn ontstaan”. Deze logica klopt, wat ons betreft, niet. Zoals ik al aangaf, is in geen van de stappen tussen 1 mln. en 1,5 mln. in voor Adapazari negatieve zin onderscheid gemaakt tussen de drie steden. Als u zich die gedachte kunt voorstellen voor 1 mln., moet u zich dat ook kunnen voor de uiteindelijke 1,5 mln.
Mevrouw Lourens en ik steunen dan ook het amendement dat de CDA-fractie zal indienen om het bedrag evenredig te verdelen.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Tijdens de commissiebehandeling stelde onze fractie u vragen over het moment waarop destijds een voorstel is gedaan waarin stond dat het bedrag gelijkelijk verdeeld zou worden over de drie steden. Wij vroegen naar de motivatie om te spreken over drie gelijke delen voor die projecten. U antwoordde dat er indertijd sprake was van een gelijke verdeling. Daarna is daarover niet meer gesproken. En dat was de argumentatie. Mijn fractie vindt dit onvoldoende. Een andere verdeling is namelijk ook nooit tegengesproken. Wat is er daarna dan veranderd? Het antwoord in de commissievergadering luidde dat het strijdig is met internationaal beleid. Dat begrijpen wij niet. Toen er een voorstel was voor de driedeling over de drie steden, was dat blijkbaar niet strijdig met internationaal beleid. Nu zijn de bedragen en de verdeling veranderd, maar nu kan het ineens niet meer op eenderde worden afgerond omdat dit strijdig zou zijn met internationaal beleid. Het CDA is niet op de hoogte van een verandering van het beleid jegens onze internationale relaties. In het voorstel staat voorts dat het belangrijk is dat bij de verdeling van het bedrag een relatie van de desbetreffende stad met Delft het belangrijkste criterium moet zijn. Veel Delftse inwoners hebben familie, vrienden en bekenden in de buurt van Adapazari. Dat is een belangrijk element. Het gaat om menselijke relaties en om een grotere betrokkenheid van de inwoners van Delft met Adapazari dan met die van andere steden. Wij praten over onze “naasten” en dat is de essentie van menselijke relaties. Wij begrijpen niet dat dit ineens niet meer belangrijk is voor het college. Wij willen samen met RPF/GPV/SGP een amendement indienen, waarin een verdeling in drie gelijke delen wordt voorgesteld voor Mamelodi, Esteli en Adapazari.
De VOORZITTER: Door de fracties van het CDA en de RPF/GPV/SGP wordt het volgende amendement (A-II) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, bijeen op 29 juni 2000,
gehoord de beraadslagingen en argumenten met betrekking tot het bestedingsvoorstel EZH ‘steun aan Zustersteden’(stuk 110),
stelt de raad voor:
- Het beschikbare budget van f. 1.500.000 in drie gelijke delen over de genoemde steden Mamelodi, Esteli en Adapazari te verdelen,
en gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Voor de fractie van GroenLinks is dit een moeilijk punt. Dat hebben wij in de commissie van afgelopen dinsdag al duidelijk gemaakt. Onze fractie is verdeeld. De heer Tas is absoluut voor gelijke verdeling en hij gebruikt daarvoor dezelfde argumenten van de heer De Graaf. De rest van de fractie ondersteunt het collegevoorstel. Daar kunnen wij dezelfde argumenten voor geven als in het collegevoorstel staan, maar ter wille van de tijd zal ik de hele geschiedenis niet ophalen.
De heer DE GRAAFF (VVD): In de commissie merkte ik al op dat wij in feite nog geen besluit over een nieuwe zusterstad hebben genomen en dus ook niet over de vraag welke stad dit zal zijn. Ook over de relatie met een dergelijke stad is geen besluit genomen. De verdeling van de “poen” heeft wel degelijk een relatie met de vraag wat associatie wij met andere steden aangaan en een deel van de discussie komt daar dan ook uit voort. Op zich lijkt de keuze voor Adapazari goed. In Delft is er een draagvlak voor en het college is al bezig om de nodige voorbereidingen te treffen. De vraag over de keuze van de stad is hiermee beantwoord. Dan blijft de relatie over.
Het college stelt voor, een jumelage aan te gaan en geen zusterstad-relatie, zoals met de andere twee steden. Dit betekent dat de inhoud van de relatie anders is. Ervan uitgaande dat de raad besluit om met deze stad in zee te gaan en een jumelage te vormen, zijn wij het met het collegevoorstel eens.
De VOORZITTER: Allereerst maar even de opmerking van de SP dat wij bij het raadsbesluit om 3 ton beschikbaar te stellen voor de aanpak van de rivierbedding in Esteli geen hypotheek hebben gelegd op de EZH-gelden. Mijn opmerking over het niet leggen van een hypotheek had geen ander doel dan aan te geven dan dat de bevolking vrij was in haar stemming. Anders gezegd, als de bevolking de zustersteden onderop de lijst had gezet, dan hadden wij daar niet drie ton aan toegeschreven, omdat wij dat al besloten hadden, maar het omgekeerde is ook niet waar. Het is niet juist dat als de bevolking de zustersteden hoog genoeg op de lijst hadden gezet om mee te delen in de EZH-gelden, die drie ton nog eens extra zou zijn. In die zin moet het begrip "hypotheek" worden verstaan. Dat betekent dat het amendement van de SP door het college niet kan worden gesteund.
De verdeling van het bedrag van anderhalf miljoen is inderdaad een vervelende kwestie geworden en ik betreur dat ook zeer. Als je zo'n hoog bedrag voor je bevriende steden beschikbaar hebt, is het toch jammer dat er op deze manier over wordt gediscussieerd. Ik wil proberen uit te leggen hoe het college het geheel heeft ervaren. Voor de verdeling van het budget zijn veel voorstellen op tafel geweest die meegeteld hebben bij het tot stand brengen van het cluster internationaal beleid. Dat zijn de voorstellen die onder anderen de heer De Graaf heeft genoemd, maar er waren er nog twee, waaronder een voorstel voor Mamelodi en Esteli voor samen 2 mln. over beide steden gelijkelijk te verdelen en ook een voorstel van een individuele Delftenaar om een bedrag te besteden aan de aanleg van natuurgebied in Nicaragua. Met andere woorden, er is sprake van een cluster van voorstellen die allemaal te samen mede bepalen hoe het bedrag zal worden verdeeld.
In de eerste bespreking met verschillende stedelijke stichtingen lag een voorstel van mijn hand ter bespreking en wel om Adapazari een bedrag van ƒ.250.000,-- toe te kennen. Naar aanleiding van de opmerkingen van Adapazari zelf heb ik vervolgens zo goed mogelijk geprobeerd om aan te sluiten bij het oorspronkelijke voorstel van het college dat in feite ook de oorzaak van de verwarring is geweest. Laten wij wel wezen, in feite zijn wij bezig met het op een heel vervelende manier verdelen van de armoede. In ieder geval zijn wij in het college in het oorspronkelijke voorstel van f 1 mln. tot voorstel gekomen om de eenderde, eenderde, eenderde verdeling te hanteren. Vandaar het voorstel zoals het nu voorligt en dat f 330.000,- als bodem hanteert.
De motivering om Adapazari anders te behandelen dan de andere steden is tweeledig en ik vind de manier waarop de heer Van Leeuwen dat neerzette veel te zwaar aangezet. In de nota internationaal beleid hebben wij twee stedenbanden waarbij wij steun aan arme zustersteden vorm hebben gegeven en dat zijn en blijven er maar twee volgens de uitspraak van de raad zelve en dat zijn Mamelodi en Esteli. Daarnaast hebben wij ruimte gegeven om een jumelagecontact, een sociaal-cultureel contact, aan te gaan met een stad waarmee in beginsel een gelijkwaardige relatie wordt aangegaan en niet fundamenteel een steunrelatie en wel in een thuisland van veel mensen die in onze stad wonen. In dat kader is een relatie in ontwikkeling met een Turkse stad en wel Adapazari. Ongelukkig genoeg voor die stad en dat land valt dat samen met een periode waarin zich daar ook een natuurramp heeft voorgedaan, namelijk de aardbeving. Die heeft ertoe geleid dat veel leden van deze raad en ook van het college van mening zijn dat het redelijk is om ook die stad mee te laten profiteren van dit geld.
Dat er geen verschil zou zijn in ons beleid tussen Mamelodi en Esteli enerzijds en Adapazari die overigens ook nog niet door de raad als zusterstad of als jumelagestad is aangewezen, is volstrekt bezijden de waarheid, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de raad niet kan besluiten gelet op de humanitaire noden in Adapazari om het bedrag gelijkelijk te verdelen.
Maar in ieder geval is het omgekeerde niet waar namelijk dat het voorstel van het college nergens op is gestoeld. Het college blijft dan ook van mening dat zijn voorstel een redelijk voorstel is.
De heer DE WIT (SP): Het is maar wat je onder bepaalde begrippen verstaat. U heeft met "hypotheek" in ieder geval duidelijk iets anders bedoeld dan ik begrepen heb, maar ik accepteer uw verklaring.
Wat het amendement van het CDA betreft, kan ik de redenering van het college wel kan volgen. Ook ik vind dat er een verschil is tussen een zusterstad en een jumelage. Ik denk dan ook niet dat ik het CDA-amendement zal steunen.
De VOORZITTER: Maar trekt u uw eigen amendement in of wilt u het in stemming laten komen? U zei dat u genoegen nam met mijn uitleg?
De heer DE WIT (SP): In dat geval kan ik niet anders dan het in te trekken!
De VOORZITTER: Dank u wel en dan constateer ik dat het amendement van de heer De Wit (A-I) is ingetrokken en het geen onderwerp van beraadslaging meer uitmaakt.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. U eindigde met de opmerking dat er wel een verschil in beleid is en dat dit verschil ook wel ergens op gestoeld is. Ons ontgaat op dit moment toch die verschillen die er dan zouden zijn, behalve dan het verschil tussen een zusterstad en een jumelage, maar volgens mij staan in het beleid dat wij in onze stad volgen die twee begrippen toch niet als een criterium om steun anders te verdelen dan wij vanavond voorgesteld krijgen. Overigens, er lag ook een voorstel van het college voor driemaal eenderde. Dat is natuurlijk ook ergens op gebaseerd geweest. U sprak over een vervelende positie waardoor het college eigenlijk heeft besloten om dat miljoen eenderde, eenderde, eenderde te verdelen en de rest toch anders. Wij kunnen dat toch niet anders zien dan willekeur en zeker niet gestoeld op een verschil in beleid. Het lijkt erop dat is geprobeerd om het binnen het college netjes af te regelen. Voor ons komt uit zo'n rekenkundig verschil zeker nog geen beleidsuitspraak en juist dat zou een argumentatie kunnen zijn om het bedrag te verdelen zoals het college het ook voorstelt.
Kortom, voor ons is uw motivatie toch te veel rekenkundig, te veel schipperen omdat het zo'n vervelende kwestie is. Wij moeten dan ook wel ons amendement in stemming laten brengen.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Het vervelende is natuurlijk wel dat wij blijven praten over een druppel op een gloeiende plaat en wel voor alle drie de steden. Het zou natuurlijk het mooist zijn als Delft bereid was om nog iets meer bij te dragen dan het thans voorgestelde bedrag. Onze fractie heeft daar in het verleden ook meermalen voor gepleit.
Ik wil nog even stil blijven staan bij de vraag of wij onze communicatie met de verschillende groepen wel goed regelen, want als er verwachtingen zijn gewekt dan moeten wij dat ook nadrukkelijk bevestigen, want anders krijg je grote problemen, zoals in dit geval. In ieder geval blijft de grote meerderheid van GroenLinks het voorstel van het college steunen.
De heer DE GRAAFF (VVD): Voorzitter. Op zich is het amendement van het CDA wel sympathiek en ook wij hebben natuurlijk sterk meegeleefd met hetgeen er in en rond Adapazari is gebeurd.
Ik herinner er nog maar eens aan dat diverse raadsleden nog met de collectebus rond zijn gegaan om een heel klein druppeltje op zo'n heel grote gloeiende plaat bij te dragen. Maar, als wij een beleid hebben waarin onderscheid wordt gemaakt in de soorten relaties die wij met bevriende steden aangaan, dan zullen wij dat beleid ook consequent moeten doorzetten. Wij zullen de amendementen dan ook niet steunen.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): U zegt dat wij het uitgezette beleid consequent moeten doorvoeren, maar dat geeft niet aan dat er een andere verdeling moet zijn dan de aanvankelijk gekozen eenderde, eenderde, eenderde. Daarover spreekt dat beleid zich niet uit, dus daarin past dan ook het amendement van het CDA.
De heer DE GRAAFF (VVD): Ik denk toch dat er een verschil bestaat tussen een relatie die je aangaat op basis van solidariteit met een arm land en een jumelage met een stad dat toch meer een relatie is op voet van gelijkheid en ik voel er erg voor om met Adapazari een relatie op voet van gelijkheid aan te gaan! Dat mag zich volgens mij dan ook best vertalen in een andere financiële bijdrage.
De VOORZITTER: Ik begin maar met het laatste, omdat daarin ook wel een deel van de motivatie van het collegevoorstel ligt. Ik ben het niet met de heer Van Leeuwen eens dat wij in ons beleid geen onderscheid zouden hebben gemaakt. Wij hebben enerzijds stedenbanden gebaseerd op solidariteit. De raad heeft er daar twee voor aangewezen en gesteld dat het beleid daarop zou worden geconcentreerd en dat het aantal voorlopig in ieder geval hetzelfde zou blijven. Als wij toch spreken over druppels op gloeiende platen moet toch worden erkend dat de inspanningen die Delft op dat punt kan leveren niet meer dan dat zijn. Anderzijds zijn wij op weg naar een jumelage met een Turkse stad, gericht op vooral sociaal-culturele uitwisseling en in die zin op gelijkheid. Wij hebben het ook over een mogelijk aanstaand EU-land en zeker niet over een ontwikkelingsland. In die zin zijn jumelagecontacten en contacten gebaseerd op solidariteit wel degelijk verschillend en dat heeft ook geleid tot ons voorstel.
Dat alles neemt niet weg dat ook ik vind dat wij het qua communicatie wellicht wat beter hadden kunnen doen, in ieder geval dit misverstand hadden kunnen vermijden. Wat dat betreft voel ik mij wel aangesproken door degenen die dat hebben gezegd. Zonder dat wij hebben gezegd dat het op basis van eenderde, eenderde, eenderde zou zijn, is dat op enig moment ten minste toch wel gesuggereerd en is daarna niet expliciet gezegd dat dit niet het geval zou zijn. Ik kan mij de verwarring daarover dus wel voorstellen.
Ten slotte een opmerking in de richting van mevrouw Bolten en dat is iets dat de raad ook wel op zijn eigen conto mag schrijven. De raad heeft het bedrag dat uit de stemming door de bevolking was gekomen nog verdubbeld. Het is dus zeker niet zo dat de raad nonchalant zou hebben geopereerd. Integendeel, uit alles blijkt dat onze gemeente bereid is een behoorlijke inspanning te leveren om de helpende hand te bieden in de steden waarmee wij die contacten zijn aangegaan.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik geef toe dat de raad het bedrag verhoogd heeft, maar wij zijn natuurlijk wel onze rijkdom aan het verdelen alsof wij armoede verdelen!
De VOORZITTER: Daar hebt u ook gelijk in, maar toch zijn er niet heel veel steden die dergelijke bedragen beschikbaar stellen voor hun relaties in arme landen. Delft doet het op dit punt niet slecht en dat mag ook best gezegd worden.
Ik denk dat het inmiddels wel duidelijk is dat het college het amendement van het CDA niet kan steunen. Wenst iemand daarover nog een stemverklaring af te leggen?
De heer DEN BOEF (PvdA): Voorzitter. Wat betreft de argumentatie waarom wij het amendement van het CDA niet zullen steunen, kan ik kortheidshalve verwijzen naar hetgeen de heer De Graaff heeft gezegd. Destijds heeft de PvdA-fractie mede namens een groot aantal andere fracties in de raad het amendement ingediend ter verhoging van het bedrag en in de commissie gezegd dat wij het voorstel van het college zullen steunen. Wij zien geen enkele aanleiding om daar nu van af te wijken.
De heer DE GRAAF (D66): Voorzitter. Voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat voor mevrouw Lourens en mijzelf de discussie zou moeten gaan over de interpretatie van een aspect van de duitenactie in plaats van over de interpretatie van het internationaal beleid van deze stad. Wij kunnen ons daarom niet vinden in uw redenatie, maar ook niet in die van de heer Van Leeuwen, in die zin dat ook hij de discussie op het terrein van de invulling van het internationaal beleid van deze stad richt. Ons gaat het om de interpretatie van één aspect van de duitenactie en in dat verband stemmen mevrouw Lourens en ik wel voor het amendement van het CDA.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. In de commissie heeft onze fractie al aangegeven dat wij het voorstel van het college steunen. Daarom kunnen wij het amendement van het CDA niet steunen.
Het amendement-II van het CDA wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van D66, met uitzondering van haar wethouder, de RPF/GPV/SGP en van het CDA voor dit amendement hebben gestemd.
Het voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen.
139. Voorstel inzake de nota "bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw (plus) + nota van wijzigingen.
(Stuk 116)
De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. Deze avond komt voorlopig een einde aan een roerige periode van discussie over de binnenstad. De afgelopen weken waren een opeenvolging van wat ik maar noem de grote klap, namelijk de parkeernota van 19 april, de vele ondubbelzinnige reacties daarop, felle discussies, behandeling in de commissie, nota van wijziging, aanvullende voorstellen en toezeggingen. Dat alles maakt overigens niet even helder en inzichtelijk waarover wij nu besluiten.
Uit alle inbreng van bewoners, ondernemers en politiek bleek onomstotelijk dat de kwaliteitsverbetering van de binnenstad kan rekenen op een ongekend groot draagvlak. De vastberadenheid van alle betrokkenen waar het gaat om het verbeteren van de leefbaarheid van de binnenstad staat buiten twijfel, of het nu gaat om bewoners of ondernemers.
Datzelfde geldt voor het verbeteren van het verblijfsklimaat, voor de winkelende Delftenaar, voor de overige bezoekers uit de regio, toeristen van mogelijk verder weg. Onomstotelijk staat vast dat alle ideeën worden gedragen door alle betrokkenen.
Het is nu nodig om de randvoorwaarden te scheppen om verdere invulling te geven aan de ambities die wij ons met het MMT en andere beleidsstukken hebben gesteld en dat wij overigens tegelijk met het nemen van volgende stappen ook een aantal van de huidige problemen oplossen.
Over de hogere doelstellingen bestaat dus gelukkig geen verschil van mening. Het gaat nu natuurlijk om de oplossing die het college aandraagt. Het is de vraag welke bijdrage de parkeernota een bereikbare binnenstad levert aan het behalen van die doelstellingen. In dat opzicht sluit de nota ons inziens maar matig aan op het MMT en ik zou zeggen dat zij aan kracht had gewonnen als aan dat aspect wat meer aandacht was besteed.
Ook op een ander punt scoort de nota op zich beneden de maat. Dat betreft de onvoldoende basis die zij legt en onvoldoende waarborgen om op dit moment al met de start van het uitvoeren van de maatregel te beginnen. Er zijn eigenlijk drie aspecten die voor de VVD-fractie randvoorwaardelijk zijn in dit opzicht, namelijk de handhaving, de handhaafbaarheid van de voorgestelde maatregel, een oplossing voor de neveneffecten in de schil om de binnenstad en het instrumentarium dat wij kunnen gebruiken om te toetsen op de effecten van de maatregel. Elk van die drie aspecten is, zoals gezegd, een harde randvoorwaarde om uiteindelijk tot uitvoering van de maatregel te kunnen overgaan. In de commissie heeft de wethouder daarover enkele opmerkingen gemaakt en het lijkt mij goed om het in deze vergadering nog eens uiteen te zetten.
Het zou overigens de kwaliteit van besluitvorming ten goede zijn gekomen als het college meer ruimte had genomen voor bijstelling van de nota, dus voorafgaand aan de definitieve besluitvorming. Met onze fractie hebben enkele andere fracties ook een beroep op de wethouder gedaan om nog een tweede en in dit geval een definitieve besluitvormingsronde in te lassen. Helaas is hij daarop niet ingegaan. Wat ons betreft, had een wat grotere ruimte in ieder geval de geloofwaardigheid van de politiek en de kwaliteit van de besluitvorming ten goede zijn gekomen.
In de commissie heeft de VVD-fractie ook de nodige opmerkingen gemaakt over het proces van interactieve besluitvorming. Wat ons betreft had duidelijk kunnen en ook moeten zijn dat op de representativiteit van de uitkomsten van dat proces nogal wat op of aan te merken was. Een belangrijk deel van de betrokkenen, in concreto bewoners, was bijvoorbeeld niet vertegenwoordigd in de diverse overlegstructuren. Ten aanzien van het in de nota gesuggereerde draagvlak valt overigens ook nog wel wat op te merken. In ieder geval zou de conclusie moeten zijn dat waar het gaat om de vertegenwoordigers -- dus de lijst van uw gesprekspartners in dezen -- de zaak nog wel eens tegen het licht zou moeten worden gehouden en wel op korte termijn. U heeft al suggesties gedaan voor een aanvulling van organisaties in de overlegstructuren, in het bijzonder het Binnenstadsforum. Wellicht zijn er nog wel meer aanvullingen te bedenken. In ieder geval hebt u zelf ook al zinvolle suggesties gedaan, zoals de toevoeging van een drietal organisaties aan dat forum.
Het is interessant te vernemen -- ik verzoek u daar straks ook nader op in te gaan -- hoe om te gaan met eventuele tussentijdse wijzigingen. In de nota van wijziging wordt daar wel iets over gezegd, maar vooral wie en op welk moment betrokken wordt bij een en ander behoeft nog wel enige duidelijkheid.
Voorzitter. Op dit moment is in ieder geval voor onze fractie nog onduidelijk welke juridische haken en ogen kleven aan de uitvoering van de maatregelen, zelfs al gaat het maar om die in de eerste fase.
Daarover hebben ons verontrustende berichten bereikt. Ik veronderstel, zoals u afgelopen dinsdag in de commissie al heeft gezegd, dat uw juridische afdeling daar goed naar gekeken heeft, maar op dit moment is ons niet duidelijk wat de consequenties zouden kunnen zijn bij de start en tijdens de uitvoering van de plannen. Ik verzoek u ook daarop nog nader in te gaan.
Een aantal conclusies. De VVD-fractie is zeer bezorgd over het aantal, de verdeling en de fasering van diverse onderdelen en aspecten in de parkeernota. Ik kom straks nog wel met een aantal concrete opmerkingen en suggesties daaromtrent. Om te beginnen gaat het om de inhoud van het besluit dat wij vanavond moeten nemen. U hebt ons hedenavond nog een nieuw raadsvoorstel voorgelegd met een kleine wijziging. Zelfs dat gewijzigde voorstel is in onze ogen op sommige punten nog strijdig met uw toezeggingen in de commissie. Dat betreft onder andere aparte besluitvorming per fase, evaluatie en bijstelling, maar vooral de mogelijkheid om tijdens de besluitvorming over verdere fasen het plan nog fors bij te stellen. U heeft aangegeven dat oude, nieuwe maar in ieder geval fors afwijkende suggesties en oplossingen nog meegenomen worden in de besluitvorming. Wat in het thans voorgelegde besluit is opgenomen, is dat de parkeernota lijdend is voor de toekomst en overigens ook kaderstellend, zodat binnen de in de nota aangegeven kaders verdere besluitvorming zou moeten plaatsvinden. Daar zit hem wat ons betreft nog wel een belangrijke kneep. Wij vallen vooral over het woord "waarbinnen", want dat suggereert toch op zijn minst dat ook binnen de kaders van de parkeernota moet worden gebleven, waardoor de door ons gewenste suggesties, oude of nieuwe alternatieven of andere forse bijstellingen, niet zouden kunnen plaatsvinden. Ik vraag u ook daarop nog eens nader in te gaan.
U heeft in eerdere discussies van ons al gehoord dat wij in ieder geval de tweede en volgende fasen uit de parkeernota beschouwen als toekomstperspectief met daarin opgenomen een eindplaatje dat wij naar de huidige inzichten voor ogen hebben en dat er op een later moment dus nog alle ruimte moet zijn om naar de dan geldende inzichten forse wijzigingen aan te brengen.
Het niet opnemen van de Oude Delft in het autoluw-plusgebied fase 1 is wat ons betreft winst en gaat al een stuk in de goede richting. Het betekent dat het autoluw behouden ofwel het niet autoluw-plus maken van het stukje Voorstraat tussen de Oude Kerk en de Lubbers-panden, gegeven uw aanvullende toezegging om te zorgen voor 30 extra bezoekersparkeerplaatsen aan de Phoenixstraat, op zich zou kunnen komen te vervallen.
Wij danken u in ieder geval nog voor uw toezeggingen rondom oplossingen voor het parkeren aan de Nieuwe Plantage. Wij gaan ervan uit dat u de geldende systematiek uit fase 1 ook van toepassing verklaart op de vrijkomende vrije parkeerplaatsen en die dus omzet naar vergunningparkeerplaatsen en dat u ook de suggesties vanuit onze fractie en vanuit de bewoners zult meenemen om in dat gebied te zorgen voor 40 extra bezoekersparkeerplaatsen, dus niet ten koste van de huidige vrije parkeerplaatsen.
Voorzitter. Onze fractie heeft in eerdere discussies al een pleidooi gehouden voor het open houden, dus niet autoluw-plus maken van het Vrouw Jutteland westzijde. Dat houdt vooral verband met de realisering van de Oostgarage. U heeft in eerdere discussies aangegeven dat die realisering nog wel eens op zich zou kunnen laten wachten.
Dat betreuren wij en ik hoop dat u wat concreter kunt aangeven in welke fase dat dan wel zou kunnen. De datum van gereed komen van die garage is wat ons betreft wel belangrijk voor het al dan niet autoluw-plus maken van Vrouw Jutteland.
Als het gereed komen van de garage te lang op zich laat wachten, zouden wij de ondernemers in het Klisgebied die doorgaande winkelroute niet zolang willen onthouden. Wij hebben daarom ook een motie die zich uitspreekt over een snelle start van de voorbereiding van de realisering van de Oostgarage.
Motie M-!
"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 29 juni 2000,
gezien de Parkeernota "een bereikbare binnenstad" van 19 april 2000, de nota van wijzigingen van 31 mei 2000 en het aanvullend voorstel van 22 juni 2000,
draagt het college op:
per direct met de voorbereiding voor de realisatie van de Oostgarage te beginnen,
en gaat over tot de orde van de dag."
Deze motie is mede ondertekend door de fracties van het CDA, Stadsbelangen en de RPF/GPV/SGP.
Voorzitter. Overigens houdt wat ons betreft realisering van de Oostgarage ook verband met het autovrij maken van de Markt. Dat zou voor ons niet eerder mogen beginnen dan dat de garage is gerealiseerd. Dat zou overigens betekenen dat een tijdelijke parkeervoorziening aan de Van Renswoudestraat niet eens nodig zou zijn. Een snelle realisering van de Oostgarage en het niet behoeven te realiseren van een tijdelijke voorziening aan de Van Renswoudestraat heeft onze fractie meegenomen in een amendement:
Amendement A-III
"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 29 juni 2000,
gezien de Parkeernota "een bereikbare binnenstad" van 19 april 2000, de nota van wijzigingen van 31 mei 2000 en het aanvullend voorstel van 22 juni 2000,
draagt het college op:
de Markt pas autoluw te maken nadat de parkeergarage aan de oostzijde van de binnenstad is gerealiseerd, waardoor de 40 extra parkeerplaatsen aan de Van Renswoudestraat niet nodig zijn en derhalve niet behoeven te worden aangelegd,
en gaat over tot de orde van de dag."
Dit amendement is mede ondertekend door mevrouw Steffen en de heer Meuleman van Stadsbelangen.
Voorzitter. De VVD-fractie heeft in eerdere discussies gepleit voor het realiseren dan wel opnemen van 400 extra parkeerplaatsen in de parkeernota.
Deze plaatsen hebben vooral betrekking op het staatje van fase 2, 3 en volgende. Wij houden aan deze gedachte vast. Aan de hand van de huidige inzichten, onder andere gebaseerd op het BRO-rapport, willen wij in het toekomstperspectief een ruimer aantal parkeerplaatsen opnemen. Wat is het laatste beslismoment voor het aantal in de Oostgarage te realiseren parkeerplaatsen?
Wij gaan uit van een directe start van de voorbereidingen daarvoor, maar ik veronderstel dat wij ons morgen nog niet hoeven uit te spreken over het aantal parkeerplaatsen daarin. Dat moment moet samenhangen met concrete uitspraken over het aantal extra parkeerplaatsen dat wij nu voor de verdere fasen in de parkeernota moeten opnemen.
In de nota van wijzigingen zijn extra runshop-plaatsen toegezegd in de fase 2 en 3 op de Oude Langendijk en de Burgwal. Naar de huidige inzichten zijn er meer runshop-plaatsen nodig aan de Brabantse Turfmarkt. Onder de voorwaarde dat wij over iedere fase apart een besluit zullen nemen, waarbij naar de dan geldende inzichten nog forse wijzigingen in de plannen kunnen worden aangebracht, kunnen wij leven met de op dit moment gedane toezeggingen.
Voor het vergunningparkeren is een lastig overzicht opgesteld voor geldingstermijnen en venstertermijnen. Wij hebben voorgesteld om over te gaan naar 7 x 24 uur vergunningparkeren per week. Het college is hiertegen in verband met het kostenaspect. Op dit moment is echter de handhaafbaarheid van een en ander nog volstrekt onduidelijk. Wat ons betreft, komt de discussie hierover terug wanneer u nadere voorstellen over de handhaving doet. In eerdere discussies werd duidelijk dat er met het oog op de compensatieregeling forse consequenties voor individuele gevallen optreden. Kunt u een concrete termijn noemen waarop duidelijkheid komt over deze compensatieregeling? De discussie over een compensatieregeling dient uiteraard plaats te vinden voordat de maatregelen worden ingevoerd.
De VVD-fractie is zeer bezorgd over aantal, verdeling en fasering. Wij hebben u concrete suggesties gedaan, maar wachten uw antwoord af voor een verder oordeel over het besluit.
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik zal mij vanavond beperken tot een selectie van enkele hoofdlijnen. Niet, omdat details niet belangrijk zijn, integendeel. Zij bepalen sterk de kwaliteit van de uitvoering van deze nota en de wijze waarop de maatregelen uiteindelijk ervaren zullen worden. Het is echter ondoenlijk om in een paar minuten alle aspecten van de nota te bespreken. Dit is ook niet zo erg, omdat deze aspecten uitvoerig besproken zijn in het gehele proces naar deze nota. Zoals eerder gezegd, zijn wij tevreden over dat proces, omdat bewust gekozen is voor een traject waarbij ondernemers en bewoners vanaf het begin en gedurende het gehele proces de mogelijkheid kregen om hierbij betrokken te zijn. Het betrekken van velen die vanuit verschillende invalshoeken en belangen aankijken tegen het plan heeft inhoudelijk duidelijk effect gehad. Op maar liefst 24 punten is de oorspronkelijke nota gewijzigd naar aanleiding van wat door bewoners en ondernemers naar voren is gebracht. Dit proces heeft geleid tot steun en draagvlak bij velen, maar niet bij iedereen en dat is logisch. Het voorstel raakt zoveel belangen dat het onafwendbaar is dat mensen in hun individuele belangen geschaad werden. Een ander punt is dat unanieme steun voor een nota als De Bereikbare Binnenstad überhaupt in Delft onmogelijk is. Er zijn nu eenmaal Delftenaren die menen dat het beperken van het autoverkeer in de binnenstad een kwaliteitsimpuls geeft aan de stad. En er zijn Delftenaren die geloven dat het beperken van het autoverkeer juist zal leiden tot kwaliteitsverlies.
Deze beide groepen met haaks op elkaar staande toekomstverwachtingen zullen nooit tot een eensluidend standpunt komen over het beperken van het autoverkeer in de Delftse binnenstad. Wel kunnen zij jarenlang tegen elkaar blijven praten over hun eigen toekomstverwachtingen.
Wij praten in Delft al bijna 25 jaar over het terugdringen van het autoverkeer in de binnenstad. Nu ligt er eindelijk een voorstel om daarin daadwerkelijk stappen voorwaarts te maken. Voor de fractie van D66 zijn het grote stappen voorwaarts.
Deze nota biedt een goed toekomstperspectief voor de Delftse binnenstad en daarmee voor geheel Delft. D66 heeft zich in al die jaren altijd ingezet voor het behoud van de monumentale binnenstad die een belangrijke peiler is voor een leefbare en economisch gezonde stad. Dit voorstel om het autoverkeer in de binnenstad te beperken, levert een belangrijke bijdrage aan de monumentale binnenstad, meer dan iets anders ooit gedaan heeft of in de toekomst nog kan doen.
Met betrekking tot de nota zelf zal ik eerst kort ingaan op twee concrete locaties waar duidelijk individuele belangen geraakt worden, namelijk de Oude Delft en de Van Renswoudestraat. Vervolgens ga ik kort in op twee algemene zaken. Het overgrote deel van de bewoners van de Oude Delft is tegen het autoluw-plus maken van een gedeelte van deze fraaie gracht. Wij begrijpen hun argumenten. Het is ingrijpend als dagelijkse zaken als het naar school brengen van kinderen anders moeten worden aangepakt. En het is nog onzeker hoe alles eruit komt te zien. Er leven verder nog onbeantwoorde vragen over de toename van de horeca. De raad moet echter een keuze maken en D66 kiest voor een groot autoluw-plus-gebied, waarvan de Oude Delft onderdeel is, omdat hiermee onze prachtige monumentale binnenstad het best tot zijn recht komt. Het college stelt echter voor het autoluw-plus maken van de Oude Delft niet in fase 1 uit te voeren, maar naar fase 3 te verschuiven. Wij zijn daar niet blij mee, maar als het niet anders kan, moet het maar. Wij vinden het echter een gemiste kans voor Delft.
Ook de punten die de bewoners van de Van Renswoudestraat naar voren brengen, zijn zeer goed te begrijpen. Dicht bij hun huizen moeten parkeerplaatsen voor bezoekers van de binnenstad komen en bovendien spelen tal van ervaringen met de gemeente op andere terreinen een rol. Ook hier moet een keuze gemaakt worden tussen verschillende belangen. De fractie van D66 hecht zeer aan het autoluw-plus maken van de Markt. Dat is geen doel op zich, maar het zal een enorme bijdrage leveren aan de beleving van de historische binnenstad. De grootse Markt zal als groots ervaren kunnen worden. Het wordt een markt waar alle Delftenaren trots op kunnen zijn. De consequentie van onze keuze om de Markt in fase 2 autovrij te maken, is dat er 40 bezoekersparkeerplaatsen aan de oostkant van de stad gerealiseerd moeten worden. Een andere reële optie dan die aan de Van Renswoudestraat zien wij nu niet. Wij durven deze keuze te maken omdat volgens ons daar 40 bezoekersparkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd en tegelijkertijd met evenveel zorg de benodigde bewonersparkeerplaatsen kunnen worden gemaakt en een goede speelplek. Wij rekenen er wel op dat de wethouder deze planontwikkeling in samenspraak met de bewoners doet en dat er tevens afspraken gemaakt worden over de tijdelijkheid van de nieuwe situatie.
Een meer algemeen punt is de handhaving van de te stellen regels. Het is lastig om daar inhoudelijk iets van te zeggen, omdat een goede uitwerking daarvan nog ontbreekt. Handhaving is echter wel een wezenlijk onderdeel van het beleid en zeker ook van deze nota. Ten aanzien van de technische maatregelen die genomen moeten worden voor de afsluitingen is het natuurlijk van belang dat het systeem goed werkt. Een ander aspect van de handhaving is de samenwerking met politie en justitie.
Het is te hopen dat politie en justitie het belang van een adequate handhaving erkennen en dat er op korte termijn goede afspraken gemaakt kunnen worden. Daadwerkelijke implementatie van verkeersmaatregelen kan onzes inziens pas plaatsvinden wanneer er afspraken zijn over de wijze van toezicht en optreden bij overtredingen.
Wij stellen een plan vast waarin wij de hoofdlijnen vastleggen voor het autoluw maken van de binnenstad. Ook zeggen wij vrij gedetailleerd wat wij in de eerste fase gaan doen. Hoe fase 1 uitpakt, willen wij goed bekijken, ook met de bewoners en ondernemers.
Toegankelijke en zinvolle informatie, niet alleen over de resultaten met betrekking tot de beoogde effecten, maar ook over eventuele opgetreden minder positieve neveneffecten, is daarvoor nodig. Evaluatie is van groot belang en kan tot bijstelling leiden. Om een gezamenlijk voortschrijdend inzicht te krijgen, is een goed monitoring- en evaluatieprogramma essentieel. Ook essentieel is dat in de komende discussies over de uitwerking van delen van deze nota en in de discussies die te zijner tijd over de implementatie van de volgende fasen moeten plaatsvinden, bewoners en ondernemers volop de mogelijkheid hebben om hierbij betrokken te worden. Het door het college ingezette interactieve proces, dat startte met de binnenstadsconferentie in het najaar 1998, moet doorgezet worden. Dit geldt ook voor het monitoringsplan. Wij zien graag dat dit punt in ieder geval wordt besproken met de Stichting centrummanagement en het binnenstadsforum.
De heer DEN BOEF (PvdA): Voorzitter. Ik doe de discussies van de afgelopen weken in de diverse commissies niet over. Ik houd een kleine toer lang de verschillende kwesties. Vanavond beleven wij een historisch moment, en dan heb ik het niet over de uitschakeling van Nederland, maar over het nemen van een besluit betreffende het autoluw maken van de binnenstad en het autovrij maken van de Markt. Dit was een van de verkiezingsbeloften die de PvdA in deze collegeperiode wil inlossen. Het heeft de gemoederen de afgelopen weken en dagen flink bezig gehouden. Natuurlijk is een weldenkend mens niet tegen het autoluw maken van de binnenstad of het zo spoedig mogelijk autovrij maken van de Markt. Veel binnenstadbewoners en de Ondernemersfederatie zijn het hiermee eens. De PvdA heeft tijdens de eerste termijn in de commissie duurzaamheid ingebracht dat bepaalde onderdelen uit het toen voorliggende voorstel voor ons nog nadere onderbouwing of verduidelijking behoefde of bezien moesten worden op juridische haalbaarheid. Vraagtekens plaatsen wij bij de voorgestelde uitwerking van het autoluw-plus maken van de Oude Delft en omgeving, bij de gevolgen voor de Van Renswoudestraat, bij de zogenoemde “schil” en bij de openingstijden van de parkeergarage. Ik benadruk dat het toen ging om een voorstel dat in korte tijd nog tot een omvangrijke nota van aanpassingen heeft geleid en tot een aantal bijstellingen. Bovendien hebben wij goed geluisterd naar de bewoners en de insprekers. Vanaf deze plek merk ik op dat wij veel waarde hechten aan de wijze waarop de betrokkenen hun belangen onder de aandacht van de raad hebben gebracht.
De heer BOUMAN (VVD): U hebt wel geluisterd, maar hebt u ook gehoord wat de insprekers hebben gezegd?
De heer DEN BOEF (PvdA): Jazeker. Onze fractie heeft met instemming kennisgenomen van de reactie van de wethouder in zijn eerste termijn en de daaraan gekoppelde toezegging ten aanzien van de Oude Delft. Pas vanaf fase 3 wordt de Oude Delft tussen de Peperstraat en de Oude Kerk als autoluw-plus gebied aangemerkt na oplevering van de Zuidpoortgarage. Met die toezegging van de wethouder verviel ons voornaamste bezwaar tegen het oorspronkelijke voornemen.
Door de thans voorgestelde fasering creëert de wethouder alsnog de door ons gevraagde ruimte om na de opening van de Phoenixgarage en het autovrij maken van de Markt, het koop- en parkeergedrag van de bezoekers en de bereikbaarheid van het gebied te monitoren. Zo kan op basis van concrete gegevens in een later stadium alsnog worden overgegaan tot het autoluw-plus maken van het betrokken gebied. In de tussentijd kunnen eveneens goede afspraken worden gemaakt met het OM en de politie over de handhaving. Mocht u echter binnen afzienbare tijd nog met een goed alternatief voor dat gebied komen waardoor het autoluw-plus maken daarvan versneld wordt, dan zien wij dat met belangstelling tegemoet.
Om die redenen en vanwege de latere toezegging van de wethouder dat hij de handhaving en het parkeren in de schil rondom de autoluwe binnenstad tijdig zal regelen, hebben wij dinsdag jl. in de commissie niet verder aangedrongen op de door ons eerder genoemde gebieden. Ik zie dat niet als draaikonterij, zoals Stadsbelangen dat noemde. Integendeel, en ik wil eigenlijk een bekende wijsgeer uit Watergraafsmeer citeren: ieder nadeel heb z’n voordeel. Door de schorsing van de commissievergadering van verleden week, kregen wij de gelegenheid om met verstand gebruik te maken van de in eerste termijn verkregen informatie en toezeggingen van de wethouder.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zal de discussie van afgelopen dinsdag niet herhalen, maar ik herinner de heer Den Boef aan zijn eerste termijn. Iedereen die daar aanwezig was, heeft gehoord wat hij toen zei. De heer Den Boef verpakt het mooi, maar het zou ons deugd doen als de PvdA-fractie erin slaagt als woordvoerders tijdens commissievergaderingen ons de zekerheid geven dat zij namens die fractie spreken.
De heer DEN BOEF (PvdA): De woordvoerder sprak namens de PvdA-fractie. Dat probeer ik uit te leggen. Wij laten ons echter niet leiden door de politieke waan van de dag. Wij kijken met de verkregen informatie en toezeggingen ook naar het belang van de stad op de langere termijn. Hardnekkig vasthouden aan een eerder ingenomen standpunt, zonder oog te hebben voor relevante toezeggingen in verband met verbeteringen, noem ik dogmatisch en dom.
De heer BOUMAN (VVD): De heer Den Boef zei dat elk nadeel zijn voordeel heeft. Volgens mij zei Cruyff het andersom, maar ik vind het wrang om tot de bewoners van de Van Renswoudestraat te roepen dat elk nadeel zijn voordeel heeft. Ik wil dat omdraaien en ik vraag u te reageren op het doorschuiven van problemen naar de schil.
De heer DEN BOEF (PvdA): Als u mij laat uitpraten, kom ik daar zo op terug. Wat mij betreft genoeg over de draaikonterij, hoewel mijn Portugese buren mij vertelden dat draaikonterij in het Portugees “lambada” heet en dat dit heel gezellig kan zijn.
De heer BOUMAN (VVD): Daar zullen de burgers van Delft heel blij mee zijn.
De heer DEN BOEF (PvdA): Wij hadden geen trek in welke dans dan ook met de oppositie, hoezeer ik ze als collega’s waardeer en ik er, trouwhartig als ik ben, vanuit ga dat zij op het punt van het autoluw-plus maken van de Oude Delft en omgeving, het inhoudelijk met onze woordvoerder eens waren. Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat hun steun mogelijk werd ingegeven vanuit de gedachte: hoe kunnen wij dit proces zoveel mogelijk vertragen? En zoals, Wim Sonneveld al zei: rekken en erbij blijven.
De heer BOUMAN (VVD): De wethouder heeft gezegd dat de kwaliteit voor de datum gaat. Laten wij daar niet over discussiëren.
De heer DEN BOEF (PvdA): Op die vertraging zitten wij dus niet te wachten. Wij willen vanvond in de raad het principe en het richtinggevende kader ten aanzien van dit onderwerp vaststellen. Daarom hebben wij in de commissie gepleit voor het werkendeweg aan de slag gaan, de ervaringen te monitoren en die in de volgende fase te verwerken. Wij beschouwen, zoals ik al eerder zei, de toezeggingen van de wethouder op deze punten als afdoende en als een goed resultaat. Dat was voor ons voldoende aanleiding om ons standpunt in eerste termijn wat betreft het autoluw-plus maken van de Oude Delft en omgeving bij te stellen.
In verband met de tijdelijke parkeervoorziening aan de Van Renswoudestraat hebben wij de wethouder gevraagd, nog eens expliciet alle mogelijkheden na te gaan die tot overeenstemming hadden kunnen leiden tussen bewoners en het college wat betreft het aantal te realiseren vergunningen en de bezoekersplaatsen. Wij gaven aan dat wij het betreurden dat het overleg tussen de bewoners en de heer Torenstra is gevoerd nog niet tot een voor alle partijen bevredigende oplossing heeft geleid. Wij vertrouwen erop, mede gelet op de toezeggingen aan de commissie op dit punt, dat alsnog een acceptabele oplossing kan worden bereikt. Wij vinden het van groot belang dat zoveel mogelijk overeenstemming wordt bereikt, met name vanwege de tijdelijkheid van de door u voorgestelde maatregel.
De fractie van de PvdA zal mede naar aanleiding van de toezeggingen aan de commssie duurzaamheid van afgelopen dinsdag instemmen met het gewijzigde voorstel, zoals dat vanavond voorligt. Daarmee wordt een van de belangrijke beleidsdoelen uit ons verkiezingsprogramma en dat van het college gerealiseerd. Dit is een historisch besluit, niet alleen in het belang van de Delftse binnenstad, maar van de gehele Delftse bevolking omdat die binnenstad ook van haar is.
Mevrouw KOOP (CDA): Voorzitter. Ook wij hebben er geen behoefte aan, de discussie van de afgelopen weken over te doen. Wij zullen dus ook tot hoofdlijnen beperken. Wij staan voor een belangrijk historisch moment. De parkeergarage aan de Phoenixstraat is bijna gereed en er is een belangrijk besluit over de Zuidpoort genomen. Het gaat nu over ingrijpende veranderingen voor langere termijn die, als ze goed worden aangepakt, enorme positieve gevolgen kunnen hebben voor de gehele binnenstad. Het gaat om een groot gebied en vele mensen. Daarom is er een breed draagvlak voor de plannen nodig bij de bewoners van Delft, bij maatschappelijke organisaties, ondernemers en hun medewerkers en de vertegenwoordigers van alle Delftenaren hier in de raad. Dat draagvlak versnelt het proces. Daarom vroegen wij samen met Stadsbelangen en de VVD om enig uitstel van de besluitvorming zodat in een latere fase het proces sneller geïmplementeerd kan worden.
Het CDA heeft een positieve grondhouding jegens het totale plan. Wij zijn het allemaal eens over het eindplaatje. Bij een integraal plan hoort ook een oplossing voor de problemen in de wijken, een logische fasering, een duidelijke omvang en een minimum aantal parkeerplaatsen. Ook horen hierbij een goede monitoring en per fase een evaluatie met mogelijke bijstelling voordat een volgende stap wordt gezet. Vanuit deze positieve grondhouding en de genoemde uitgangspunten beoordeelt het CDA de onderliggende plannen. Ik begin bij de wijken rondom de binnenstad. In de binnenstad verdwijnen een aantal vrije plaatsen, hetgeen resulteert in een overloop naar de schil. In de binnenstad komen 1500 à 2000 werkers per auto en hun problemen zijn niet opgelost. De leefbaarheid van de binnenstad mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid van de wijken rondom die binnenstad. Met name de bewoners van de Van Renswoudestraat en omstreken worden in onze optie onevenredig zwaar getroffen. Wij nemen de plannen van de bewoners zeer serieus en het is lovenswaardig dat ze constructief en positief willen meedenken. Dit is beter dan jarenlange juridische procedures. Wij willen een amendement (A-V) indienen dat als volgt luidt.
“De raad van de gemeente Delft in vergadering bijeen op 29 juni 2000,
verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. bij het treffen van parkeervoorzieningen conform fase 2 van de nota Een bereikbare binnenstad voor het terrein aan de Van Renswoudestraat uit te gaan van maximaal 35 parkeerplaatsen, te weten 20 (vergunning)parkeerplaatsen voor bewoners en 15 bezoekersparkeerplaatsen;
2. in overleg met bewoners te komen tot een adequate inrichting van het terrein, inclusief groen- en speelvoorziening;
3. de inhoud van dit amendement aan te merken als een wijziging van de nota Een bereikbare binnenstad, zoals bedoeld in stuk 116 II.”
Dat wil overigens niet zeggen dat door het inwilligen van dit amendement het probleem van de wijk is opgelost. Wij zijn dan ook blij met de toezegging dat u gaat werken aan het oplossen van de problemen in de schil. Wel vragen wij ons af wanneer dit het geval zal zijn. Sprekend over “wanneer” kom ik automatisch terecht bij de fasering. In fase 2 treedt een probleem op. Wil je de problemen en de dip in fase 2 voorkomen, dan moet je in fase 1 maatregelen treffen ter voorkoming van een enorme terugval van parkeerplaatsen in fase 2. Het aantal vrije plaatsen wordt vergunningplaatsen en dat betekent dat er minder efficiënt gebruik wordt gemaakt van de beschikbare parkeerplaatsen. Sprekend over de fasering, menen wij dat de Oude Delft niet autoluw-plus mag worden in fase 3. Die moet gewoon zo blijven als nu het geval is. De Klis en vooral Vrouw Juttenland oostzijde kunnen pas heringericht worden als de Koepoortgarage gereed is. Start nu dus wat u kunt starten. Ook de VVD wees hierop. Onze opvatting is: eerst evalueren en dan pas de volgende fase. U hebt een monitoringsvoorstel toegezegd. Wij wachten dat af, maar wij zullen fase voor fase behandelen.
Uit uw en onze berekeningen blijkt dat er grote problemen ontstaan in fase 2. Wij hebben hier grote zorgen over en wij vinden dat u vooral in fase 2 moet vasthouden aan een minimum aantal plaatsen van 3875 vanaf fase 2. Dit betekent dat u daarvoor al in fase 1 een aanloop moet nemen. Wij geven u de ruimte voor een aanpak hiervan. Wij hebben er begrip voor dat u de Markt op een gegeven moment autovrij wilt maken, maar dit betekent wel dat u keuzes moet maken. Die keuzes houden in dat of de Markt autovrij moet worden en parkeerplaatsen op straat gehandhaafd blijven, of dat dit proces omgekeerd wordt. Wij hebben een berekening gemaakt en dat is de ruimte die wij u geven. Nogmaals, de manier waarop die ingevuld wordt, moet u zelf weten mits voor iedere op te heffen parkeerplaats een in de directe omgeving blijft gehandhaafd. Ook daarvoor hebben wij een amendement (A-IV) opgesteld, waarin de door mij zojuist genoemde voorwaarden duidelijk worden verwoord. Ik onderstreep dat de parkeerplaatsen zoveel mogelijk moeten aansluiten op het gebied waarin tijdelijk parkeerplaatsen komen te vervallen en dat de pendel vanuit de TU-wijk niet meetelt in onze parkeerbalans. Wij hebben een staatje met berekeningen gemaakt en een aantal varianten waaruit u kunt kiezen. Dit biedt u de mogelijkheid, een oplossing in fase 2 te vinden.
Het zal niet eenvoudig zijn om het eindplaatje te realiseren. Ondernemers zullen in de knel komen en wij zijn blij met de toezegging dat u een vangnetvoorziening wilt maken. Ook zijn wij blij met uw vangnetvoorziening voor ondernemers die aantoonbaar door de plannen in de knel komen. Wij onderschrijven het eindplaatje en wij vinden het goed dat u een integraal voorstel indient dat gebaseerd is op eerdere besluiten, zodat een mooie, bloeiende, historische binnenstad kan ontstaan waar het goed toeven is. Wij hebben alleen problemen met de weg daar naartoe. Een draagvlak, een goed vangnet en de fasering zijn essentieel. Ik wacht uw antwoord af.
De VOORZITTER: Door de CDA-fractie wordt het volgende amendement (A-IV) ingediend:
“De raad van de gemeente Delft bijeen op 29 juni 2000 verzoekt het college van burgemeester en wethouders
1. Bij het uitvoeren van het beleid als beschreven in de nota Een bereikbare binnenstad er zorg voor te dragen dat het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen in de binnenstad (voor bewoners en bezoekers) tijdens fase 2 niet daalt beneden 3.875, berekend volgens de systematiek van de nota Een bereikbare binnenstad en de tabel behorend bij de wijzigingsvoorstellen van 22 juni 2000,
2. En draagt het college op die maatregelen over te nemen die het niveau van 3.875 plaatsen kunnen waarborgen en de raad over dee maatregelen te berichten.
3. Bij het creëren van (tijdelijke) parkeerplaatsen gelden als randvoorwaarden:
- De parkeerplaatsen liggen zoveel mogelijk in of aansluitend aan het gebied waar (tijdelijk) parkeerplaatsen komen te vervallen;
- De pendel van de TU-wijk telt niet mee in deze parkeerbalans.
Toelichting:
In fase 2 vallen verschillende bouwactiviteiten samen. Daardoor daalt het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen (bewoners en bezoekers) tijdelijk beneden het huidige niveau (-265). Tegelijkertijd worden vrije parkeerplaatsen in de binnenstad omgezet in vergunningparkeren voor bewoners en wordt parkeerregulering in de aangrenzende wijken ingevoerd. Door deze samenloop nemen de parkeermogelijkheden voor bezoekers en voor werkers feitelijk verder af. Dat geldt met name door de week, buiten de bedrijfstijden van de pendel tussen de TU-wijk en de binnenstad, aangezien de plaatsen in de TU-wijk dan in gebruik zijn bij werknemers van de TU.
Ter kennisname om te variëren in het opheffen van
parkeerplaatsen |
||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
fasering parkeerplaatsen |
|
|
Voorstel |
variant-1 |
variant-2 |
|
|
|
|
Gemeente |
markt/kerkstr |
markt/kerkstr |
|
Start |
|
|
|
leeg |
niet leeg |
|
aantal parkeerplaatsen: |
|
|
|
|
|
|
Betaald |
|
|
1421 |
1421 |
1421 |
|
Vergunningen |
|
|
1021 |
1021 |
1021 |
|
vrije p.p. |
|
|
1492 |
1492 |
1492 |
|
totaal aantal fase 0 |
|
|
3934 |
3934 |
3934 |
|
|
|
|
|
|
|
|
fase 1. |
|
|
|
|
|
1 |
Phoenixgarage |
|
|
210 |
210 |
210 |
2 |
Nieuwe plantage saldo (bet park/40/-40) |
|
|
0 |
0 |
0 |
3 |
Paardenmarkt saldo (invoeren verg/bet) |
|
|
0 |
0 |
0 |
4 |
Opheffen straatparkeren |
|
|
-155 |
0 |
0 |
5 |
Straatparkeren verg.pl. |
|
|
-20 |
-20 |
-20 |
|
Minder oph O Delft |
|
|
30 |
0 |
30 |
6 |
Aantal vrije pl. |
|
|
-100 |
-55 |
-55 |
7 |
Toevoegen bet. Parkeren aan verg |
|
|
55 |
55 |
55 |
8 |
Totaal na fase 1: |
|
|
3954 |
4124 |
4154 |
|
|
|
|
|
|
|
|
fase 2: |
|
|
|
|
|
9 |
Bouw zuidpoort |
|
|
-275 |
-275 |
-275 |
10 |
Bouw marcushof |
|
|
-75 |
-75 |
-75 |
11 |
Koepoortbrug |
|
|
40 |
0 |
0 |
12 |
Markt |
|
|
-80 |
-80 |
0 |
13 |
Vlamingstraat saldo (invoeren verg) |
|
|
0 |
0 |
0 |
14 |
Opheffen kerkstraat |
|
|
-12 |
-12 |
0 |
15 |
Compensatie zuidpoort |
|
|
170 |
170 |
170 |
16 |
Compensatie Zuidpoort |
|
|
-114 |
0 |
-114 |
|
Phoenixstr extra |
|
|
30 |
30 |
30 |
|
Nieuwe Laan extra |
|
|
30 |
30 |
30 |
22 |
Toevoegen Yperdek(uit fase 3) |
|
|
0 |
0 |
65 |
17 |
Saldo na fase 2: |
|
|
3668 |
3912 |
3985 |
|
|
|
|
|
|
|
|
fase 3: |
|
|
|
|
|
18 |
Zuidpoortgarage |
|
|
840 |
840 |
840 |
19 |
Opheffen straat parkeren |
|
|
-73 |
-73 |
-73 |
20 |
Opheffen gasthuisplaats |
|
|
-84 |
-84 |
-84 |
21 |
meer vergunninghouders |
|
|
22 |
22 |
22 |
22 |
Toevoegen Yperdek |
|
|
65 |
65 |
0 |
23 |
Opheffen Zuidpoort en Marcushof |
|
|
-362 |
-362 |
-362 |
24 |
Correctie Zuidpoort |
|
en-170+114 |
-56 |
-56 |
-56 |
25 |
Compensatie Zuidpoort |
|
is 16 |
0 |
-114 |
0 |
26 |
Opheffen straatparkeren |
|
is 4 |
0 |
-155 |
-155 |
27 |
Straatparkeren verg.pl. |
|
is 5 |
0 |
0 |
0 |
28 |
Aantal vrije pl. |
|
|
0 |
0 |
0 |
14 |
Opheffen kerkstraat |
|
|
0 |
0 |
-12 |
12 |
Markt |
|
|
0 |
0 |
-80 |
|
Opheffen Nieuwe Laan extra |
|
|
-30 |
-30 |
-30 |
|
Opheffen parkeren Oude Delft |
|
|
-30 |
0 |
-30 |
|
Opheffen Phoenixstraat extra |
|
|
-30 |
-30 |
-30 |
29 |
Totaal na fase 3: |
|
|
3930 |
3935 |
3935 |
|
|
|
|
|
|
|
|
fase 4: |
|
|
|
|
|
30 |
Oostgarage |
|
|
320 |
320 |
320 |
31 |
m.duystlaan |
|
|
-40 |
0 |
0 |
32 |
opheffen straat |
|
|
-70 |
-70 |
-70 |
|
aantal vrije plaatsen (rest 6) |
|
|
0 |
-45 |
-45 |
33 |
toevoegen aan vergunningen |
|
|
70 |
70 |
70 |
34 |
totaal
eindsaldo |
|
|
4210 |
4210 |
4210 |
De heer DE WIT (SP): Voorzitter. In grote lijnen is onze fractie wel blij met deze nota, hoewel zij erg ingewikkeld is. Burgers hebben ook de nodige moeite gehad om het allemaal goed te kunnen volgen.
Ik vind het inderdaad goed dat er eindelijk eens voor wordt gekozen om het blik de stad uit te jagen. Wij moeten gewoon kiezen voor een historische stad, dat is ook een sterk punt van Delft. Ook zijn kleinschalige winkels voor Delft belangrijk. Ik denk dat er in de omliggende steden al voldoende grootschalige winkelcentra zijn, zoals de koopgoot in Rotterdam en de Boogaard in Rijswijk, en dat wij de slag om dergelijke grote winkels eigenlijk al verloren hebben.
Onze fractie zou eigenlijk nog wel iets verder willen gaan. Er wordt nu gekozen voor nog meer parkeerplaatsen, dus nog meer autogebruik door mensen die gaan winkelen, maar wij zouden dat liever nog sterker willen ontmoedigen. Wij vinden het prima dat er een drietal parkeergarages komt, maar over het aantal parkeerplaatsen daarin zijn wij het nog niet eens. Wij willen juist het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen. Zie ook ons plan dat wij indienden in het kader van de EZH-gelden voor gratis openbaar vervoer. Dat had in dit project goed uitgekomen, maar helaas hebben wij daar geen steun voor gehad.
Wij denken dat het plan een goede aanzet is om het blik de stad uit te krijgen, maar wij zien nog wel wat problemen in de schil. De mensen wonen daar vooral in de sociale woningbouw. Zo'n parkeervergunning kost nogal wat, ik heb begrepen een paar honderd gulden. Zij worden dan toch wel voor een probleem gesteld als ze een auto hebben. Voor mensen met het minimumloon is het al moeilijk om hun auto rijdende te houden. Is het niet mogelijk om voor degenen met een minimumloon of zelfs nog minder niet voor zo'n vergunning te laten betalen?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik ben nu wel een beetje in verwarring. Is de heer De Wit nu voor het terugdringen van de auto, dat mensen dus geen auto hebben, of is hij er nu voor dat mensen hun auto kunnen houden?
De heer DE WIT (SP): Het is meer het gebruik van de auto. Je kunt een auto gebruiken om er boodschappen mee te doen en dat soort gebruik willen wij beperken en niet zozeer het hebben van een auto.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Maar dat betekent toch dat er parkeerplaatsen moeten zijn, want die auto's staan dan vrijwel constant stil!
De heer DE WIT (SP): Ja, maar dat is dus ook voor bewoners. Ik vind inderdaad dat er voldoende parkeerplaatsen voor bewoners moeten zijn, maar niet zozeer voor bezoekers of degenen die winkelen.
Voorzitter. Een ander punt waarvoor ik met andere fracties de aandacht wil vragen is de Van Renswoudestraat. Totdat er een parkeergarage komt bij de Koepoortbrug -- waar die exact komt, is nog niet bekend -- is het de bedoeling om in die straat een parkeerplaats aan te leggen. Wij zijn van mening dat dit geen goede oplossing is. De Van Renswoudestraat is een klein straatje met een mooi groengebied en die mensen hebben al veel overlast gehad. Wij zouden ervoor kiezen om die extra parkeerplaatsen dan maar aan te leggen op het busparkeerterrein aan de Maria Duijstlaan en om een parkje aan te leggen met groen en een leuke speeltuin. Dat zou de leefbaarheid in die wijk vergroten. Het zou ook de kosten beperken want er moet een tijdelijke parkeerplaats worden gemaakt om die vervolgens op termijn weer op te ruimen.
Wij zijn er nog niet helemaal uit hoeveel plaatsen er in de parkeergarage bij de Koepoortbrug moeten komen en daarover verwachten wij nog nadere voorstellen.
Ten slotte dien ik nog een amendement in over de Van Renswoudestraat dat ter indiening mede is ondertekend door de fracties van Stadsbelangen en GroenLinks.
Amendement-VI
"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 29 juni 2000,
besluit de deelvoorstellen 19 en 20 in de nota van wijzigingen "bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)" als volgt te wijzigen:
"19. Het aantal bewonersparkeerplaatsen op het grasveld aan de Van Renswoudestraat wordt niet groter dan het noodzakelijke aantal van 20. Er wordt een bijgesteld herinrichtingsvoorstel opgesteld waarin voorzien wordt in een ruimere speelvoorziening en een stadspark met groen.";
"20. Gedurende het gehele jaar wordt op obusparkeerterrein Koepoortplaats een 20-tal personenautoparkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd. Zo mogelijk wordt het terrein hiertoe op het systeem van dynamischer parkeerverwijzing aangesloten.",
en gaat over tot de orde van de dag."
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Aanwezigen jonger dan 25 jaar hebben het begin van deze discussie niet meegemaakt.
Ik zie evenwel mensen op de publieke tribune -- hoewel wat minder dan in de afgelopen commissievergadering -- die de hele geschiedenis wel kennen en daar heel bewust al die jaren bij betrokken zijn geweest. Daarnaast zijn er ook mensen aanwezig die zich pas enige tijd terug gerealiseerd hebben dat er op het punt van de autoluwe en/of autovrije binnenstad iets te gebeuren staat.
Er zijn vanavond dus mensen die deze behandeling als een sluitstuk van een jarenlange discussie zien en die zich wel degelijk betrokken, geïnformeerd en vertegenwoordigd voelen en er zijn mensen die het gevoel hebben heel laat geïnformeerd te zijn en zich daar vrij plotseling door overvallen voelen.
Die gegeven van zeer uiteenlopende belevingswerelden is interessant genoeg om daar in het kader van nadere gedachtevorming rond interactief beleid en bestuurlijke vernieuwing met elkaar nog eens over na te denken. Ook de heer Bouman maakte daarover al een opmerking. Voorlopig heb ik de oplossing hoe hier nog beter mee om te gaan niet bij de hand! Wel kan ik vaststellen dat het hele proces, waarbij iedereen in principe de mogelijkheid is geboden om zich te informeren en mee te doen in de discussie en besluitvorming, van ons een ruime voldoende krijgt. Ongetwijfeld zijn er wel enkele steken gevallen, maar binnenstadsconferentie, binnenstadsforum, deelgesprekken met diverse belangengroepen, ruime aandacht in de pers, hebben heel veel mogelijkheden geboden om volgens een vernieuwde werkwijze betrokken te zijn en niet pas op het allerlaatste moment slechts via een inspraakronde gehoord te worden.
De heer BOUMAN (VVD): Er zijn ook mensen die daar anders over denken, mevrouw Heuvelman, en wat hebt u die mensen te zeggen?
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Ik heb gezegd dat wij kennelijk te maken hebben met verschillende percepties, hetgeen voor onze fractie aanleiding is om ons in de toekomst nader te bezinnen op de vraag hoe wij op dat punt het interactieve beleidsproces kunnen versterken en verbeteren.
Voorzitter. Naast het door mij vastgestelde verschil in beleving van bewoners, wil ik ook de grote overeenkomst benadrukken. Ik ben de laatste weken niemand tegen gekomen die een principieel tegenstander is van het autoluw, deels autovrij maken van de binnenstad. De discussies gaan nu nog over de vraag hoe dat op onderdelen moet worden ingevuld en uitgewerkt, beheerst en bewaakt. Er kan geen twijfel over bestaan dat de fractie van GroenLinks gedurende die lange jaren van discussie over dit onderwerp altijd een autoluwe/autovrije binnenstad voor ogen heeft gehad, niet als dogma, maar in de overtuiging dat dit de kwaliteit van de binnenstad zelf met alle gebruikers, bewoners, bezoekers en bedrijvigheid, ten goede zou komen. Niet om er een dooie boel van te maken, maar om het wonen, werken en recreëren voor bewoners en bezoekers aantrekkelijker te maken en dit alles tegen de achtergrond van het unieke decor van een van de best bewaarde binnensteden van Nederland. Daarom heeft de fractie van GroenLinks gedurende diezelfde reeks van jaren de zorgen die er waren bij een heel scala aan betrokkenen en niet in de laatste plaats van de ondernemers, altijd mede als haar eigen zorg beschouwd. Het autoluw maken van de binnenstad is dan ook maar één facet van het hele pakket aan maatregelen die onze fraaie binnenstad gezonder moeten maken en een sterke basis moeten vormen om de toekomst met optimisme tegemoet te zien. Ik noem hier slechts beleidsonderdelen die gaan over de verbetering van winkelpanden zowel als monumenten, verbetering van routering en branchering, alsmede het opstellen van verordeningen en een bestemmingsplan om het juiste evenwicht in de binnenstad ook op termijn te kunnen garanderen.
Voorzitter. Dit gezegd hebbende, keer ik terug naar het onderwerp van vanavond, de binnenstad autoluw, deels autovrij, hetgeen voor mijn fractie wel de belangrijkste randvoorwaarde is om het gehele pakket dat in de steigers staat te laten slagen.
Nadat ooit begonnen werd met een autovrije Choorstraat, hetgeen inmiddels zo gewoon is dat ik het bijna vergeten was, ware het niet dat een van de briefschrijvers daar de afgelopen week nog aan refereerde, volgde de Beestenmarkt, Burgwal en Brabantse Turfmarkt, alsmede de procedure voor de bouw van Phoenixgarage. Daarna werd het probleem van de toeristenbussen op de Markt aangepakt. Met het gereed komen van de garage aan de Phoenixstraat in zicht kan vanavond een besluit genomen worden om de rest van de binnenstad gefaseerd autoluw, deels autovrij te maken. Een aantal sprekers noemden dit al een historisch moment en ik sluit mij daar graag bij aan.
Bij het autoluw deels autovrij maken van de binnenstad vond en vindt GroenLinks dat er zoveel mogelijk maatregelen moeten worden genomen om het verkeer in en naar de binnenstad af te remmen. Dit betekent voor ons parkeergarages aan de rand en zeker niet onder de Markt en verbeteren van fietsvoorzieningen en openbaar vervoer. Ook daar wordt aan gewerkt, maar ook dat is vanavond niet aan de orde.
Bij GroenLinks heeft de discussie over verkeersontmoedigende maatregelen ook lang de stelregel gegolden dat de parkeerplaatsen die in de binnenstad zouden verdwijnen maximaal een op een in garages zouden moeten worden vervangen. Er zijn meer plaatsen bij gekomen, meer parkeerplaatsen voor bezoekers, meer runshop-plaatsen, meer tijdelijke plaatsen. Ik kan u verzekeren dat hierover binnen onze fractie en onze partij een stevige discussie is gevoerd waarvan het resultaat uiteindelijk toch uitpakt voor het voorstel van het college.
Ten aanzien van de toename van parkeerplaatsen voor bezoekers nog het volgende. De te verwachten ontwikkelingen in de binnenstad, zoals de komst van een aardewerkmuseum, toevoeging van nieuwe woningen, bijvoorbeeld bij de huidige bibliotheek, maar ook het fors toegenomen aantal vierkante meters winkeloppervlakte in de Zuidpoort rechtvaardigen deze toevoeging en is daarmee aanvaardbaar geworden.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Zouden die ontwikkelingen misschien niet een nog grotere toename van het aantal parkeerplaatsen rechtvaardigen?
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Wellicht, maar daarvoor hebben wij in de komende jaren een monitoring en een evaluatieproces afgesproken waaruit dat dan maar klip en klaar moet blijken.
De gekozen oplossing, namelijk in een ondergrondse garage aan de rand van de binnenstad, past nog altijd helemaal in de door ons gewenste richting. Het voorstel om vervolgens niet te gaan bouwen voor de piek is alleen al om exploitatietechnische redenen verstandig. Daarnaast juicht onze fractie de gekozen variant met een al snel in te stellen pendel toe. Wij zijn er al jaren van overtuigd dat dit voor bezoekers aan onze binnenstad een goede oplossing kan zijn en wij krijgen zo de gelegenheid om de komende jaren te ervaren of deze veronderstelling een juiste was.
De laatste weken is fors wat toegegeven op het aantal tijdelijke plaatsen, waarbij vooral de klap in fase 2 tijdens de bouw van de Zuidpoort moet worden opgevangen. Extra aan de Phoenixstraat, extra bij de Nieuwe Laan, onderzoek naar een tijdelijk dek bij Vroom & Dreesmann.
Ook onze fractie erkent dat er wellicht te veel spanning zit op de tweede fase en dat de voorgestelde en zojuist door mij genoemde oplossingen door ons gesteund worden. Grote twijfel hebben wij daarbij wel over de financiële haalbaarheid van het tijdelijke parkeerdek.
Ook het doorschuiven van het autovrij maken van een deel van de Oude Delft behoort sinds kort tot het pakket maatregelen om fase 2 te ontlasten en dat betreuren wij zeer. Het autoluw maken van dit deel van de binnenstad speelde in onze ogen een heel belangrijke rol in de routering van het autoluw-plusgebied en de toegang tot de binnenstad vanuit de nieuwe parkeergarage. Wij vragen de wethouder om nog eens over na te denken om ten behoeve van deze doelstellingen de komende tijd toch al iets te doen om de aanloop- c.q. doorlooproute aan deze zijde van het autoluw-plusgebied alvast te versterken.
Het verhaal van een goede doorlooproute geldt in nog versterkte mate voor de Markt. Deze barrière die nu nog het zuidelijk en het noordelijk winkelgebied scheidt, omdat zij nog voor een belangrijk deel door geparkeerde auto's in beslag wordt genomen, moet zo snel mogelijk verdwijnen. Wij stellen ons veel voor van een fraaie herinrichting die zal volgen waardoor het stukken aantrekkelijker wordt om de doorsteek naar met name het noordelijk winkelgebied niet alleen te wagen maar ook te maken.
Dit laatste brengt ons onvermijdelijk bij de gekozen oplossing in de Van Renswoudestraat. Het college acht het noodzakelijk om ook aan de oostelijke ingang van de binnenstad tijdelijk een aantal bezoekersparkeerplaatsen toe te voegen. De fractie van GroenLinks heeft uitgebreid kennis genomen van de wensen van de bewoners aldaar en het zal bekend zijn dat wij daar sympathiek tegenover staan. Tussen het voorstel van de bewoners en dat van het college zit nog een gat van 24 plaatsen. Wij vragen vanavond nogmaals of er ten behoeve van de bewoners van de Van Renswoudestraat toch niet nog een stapje gezet kan worden. Wij realiseren ons daarbij dat wij het uiterste van de creativiteit en mogelijkheden van het college vragen. Voor alle duidelijkheid zeg ik er onmiddellijk bij dat als het er echt op aan komt een keuze te maken tussen een autovrije Markt of een autoluwe Van Renswoudestraat wij kiezen voor de autovrije Markt. Eerder gaven wij al aan waarom. Ten slotte zitten wij er als raadsleden toch voor om belangen af te wegen en dan telt in dit geval het algemeen belang het sterkst. De Markt is het hart van de binnenstad, de binnenstad is het hart van de stad. Als het hart niet goed functioneert sterven uiteindelijk ook de ledematen.
Voorzitter. Wij willen nog de nadruk leggen op enkele elementen. Allereerst staat of valt straks alles bij de handhaving van de maatregelen. De fractie van GroenLinks zal hier na de invoering met argusogen naar kijken.
De oplossing van de te verwachten problemen in de schil blijkens de interessante artikelen in de Delftse Courant de afgelopen week over ervaringen op dit punt in andere steden was: los de hele schil op voordat je in de binnenstad aan de gang gaat. Is de wethouder van plan deze aanpak en volgorde te kiezen?
Voorzitter. Al eerder is toegezegd dat het hele uitvoeringsproces gemonitord zal worden en dat wij zo van tijd tot tijd, maar in ieder geval aan het einde van iedere fase in de gelegenheid worden gesteld om te bezien of wij op de goede weg zitten. Voor de fractie van GroenLinks zal naast de toetsing van bijvoorbeeld aantallen bewoners- en bezoekersplaatsen de aandacht in het bijzonder uitgaan naar het aantal runshop-plaatsen. Wij hebben grote zorgen over de grote verkeersaantrekkende werking die deze plaatsen met zich kunnen brengen. In uw nieuwste voorstel betekent het dat maar liefst langs drie routes de binnenstad doorkruist kan worden om het autoluw-plusgebied de bereiken.
Waren het tot nu toe op andere onderdelen voor ons heldere en goede argumenten om met aan[passingen uit de voeten te kunnen, op het punt van de toegevoegde plaatsen oostzijde Markt en Beestenmarkt hebben wij hard moeten slikken en ik geef dat ook maar eerlijk toe.
Bij de invoering van dit ingrijpende plan past vooral goede voorlichting en betrokkenheid richting bevolking. Het blijven betrekken van het binnenstadsforum is al genoemd. Wij stellen u voor een informatielijn in te stellen die door burgers geraadpleegd kan worden. Een dergelijke aanpak heeft al eerder vruchten afgeworpen.
Voorzitter. Ik kan ons oordeel als volgt samenvatten. Als wij vanavond een positief besluit nemen, is dat een historisch moment waarbij een door ons lang gekoesterde wens grotendeels in vervulling gaat. Dat verklaart dat wij ondanks enkele mitsen en maren toch van harte kunnen instemmen met uw voorstellen. De binnenstad wordt als geheel bereikbaarder, leefbaarder, aantrekkelijker, mooier. Het biedt nieuwe kansen, ook voor ondernemers, en wij rekenen erop dat eenieder die kansen ook zal grijpen.
Het zal u bekend zijn dat wij niet scheutig zijn met complimenten en al helemaal niet met veren, maar vanavond kan en wil ik dat toch niet nalaten. Een welgemeend compliment gaat uit naar wethouder Grashoff en degenen waarmee hij samen heeft gewerkt om te komen waar wij nu staan. Er is ongelooflijk veel tijd en energie in gestopt, met eindeloos geduld is het hele verhaal talloze malen verduidelijkt en toegelicht. Met heel hard werken zijn er nog heel veel puntjes op de i gezet en met open oor is het plan verder gepolijst. Last but nog least wil ik onze waardering uitspreken voor allen, vanavond voor een deel ook op de publieke tribune aanwezig, die met ijzeren volharding hun inbreng in dit taaie en langjarige traject hebben gehad. Ook degenen die meer recent hun inbreng hebben ingebracht en daarmee hebben aangetoond hard voor het stadshart te hebben, willen wij danken. Veel bijeenkomsten vonden plaats waar mensen met veel passie hun visie gaven en voor kun belangen opkwamen. Zonder hen had het plan er heel anders uit gezien. Ook als wij het niet op alle punten met iedereen eens zijn, respecteren wij de inzet voor een betere kwaliteit van de stad en hopen wij de komende fase met elkaar in gesprek te blijven.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De discussies in de afgelopen weken, zowel tijdens de inspraakavonden als in de commissie hebben onze fractie ervan overtuigd dat er in onze stad een zeer groot draagvlak is om de kwaliteit van de binnenstad te verbeteren. Het is daarom teleurstellend te moeten constateren dat het college naar de mening van onze fractie onvoldoende heeft geprobeerd een zeer breed draagvlak te creëren voor de middelen die het wil inzetten om het gestelde doel te bereiken. Het was niet voor niets dat ook onze fractie het college heeft verzocht om de inspraaktermijn met vier weken te verlengen. Een nota van een dergelijk belang vraagt daarom en bovendien is het zo klaar als een klontje dat een plan en uitvoering van beleid alleen kans van slagen hebben als dat breed wordt gedragen. Dat is geen vertragingstactiek, zoals de heer Den Boef zojuist suggereerde, maar een kwestie van zorgvuldig omgaan met de belangen van de burgers van onze stad.
Voorzitter. Onze fractie is van mening dat het tijd wordt om een stap voorwaarts te zetten in de kwaliteitsverbetering van de binnenstad. Laat daarover geen misverstand bestaan. Een aantal fracties in deze raad heeft tijdens de commissievergadering het beeld opgeroepen dat er na 25 jaar praten eindelijk eens iets moet worden gedaan. De fractie van Stadsbelangen is het niet eens met deze beeldvorming. Alsof er in de afgelopen 25 jaar niets is gebeurd! Mevrouw Heuvelman gaf zojuist ook al een aantal voorbeelden: de Beestenmarkt. De Brabantse Turfmarkt, de Phoenixgarage en het volgend jaar de start van de Zuidpoortgarage! Zelfs een deel van de Markt is nu autovrij.
Laten wij alsjeblieft dus wel alles in de juiste proporties zien! Wij weten bijvoorbeeld allemaal dat de voorbereiding en de bouw van een parkeergarage de nodige jaren kost, nog afgezien van onverwachte gebeurtenissen in de loop van het traject.
Voorzitter. Onze fractie is er ook verbaasd over dat het college, in tegenstelling tot hetgeen het op zijn visitekaartje heeft staan, ineens afwijkt van een aantal belangrijke eigenschappen waar het zelf zo prat op gaat. Ik noem er drie: interactieve beleidsvorming, integrale afweging en communicatie. Wat de interactieve beleidsvorming betreft heeft ook onze fractie de indruk dat een evaluatie heel wel op zijn plaats is. Zo langzamerhand komt bij ons het beeld op -- wij hopen echter dat wij ongelijk hebben -- dat het college geïnteresseerd is in interactieve beleidsvorming als burgers maar zeggen wat het graag wil horen. Als zoveel burgers hun onvrede uiten over dit plan, dan krijgen wij als antwoord: moeten wij het daarom dan maar niet doen? Of komt het antwoord: geen algemeen belang of wij moeten toch knopen doorhakken? Juist daarom zou het het college gesierd hebben als de inspraaktermijn was verlengd en alles in gang was gezet om een nog breder draagvlak te realiseren. Dat gevoel heeft onze fractie op dit moment in ieder geval niet.
Vervolgens de integrale afweging, een stokpaardje van dit college. Ik zou haast zeggen terecht, maar deze integrale afweging ontbreekt bij dit plan. Ik noem de parkeerproblematiek rond de schil van de binnenstad, het handhavingsbeleid, elementen die van groot belang zijn om een goed afgewogen oordeel over deze nota te kunnen geven, maar het college schuift dit voor zich uit!
Communicatie. Onze fractie is er nog steeds niet van overtuigd dat alle burgers van onze stad in de gaten hebben wat er staat te gebeuren, laat staan het idee hebben welke consequenties deze maatregelen hebben. Het is op zichzelf al bijzonder dat bijvoorbeeld de Stichting Delft op zicht i.o. pas enkele dagen geleden voor het eerst van zich laat horen en het college een brief stuurt over de parkeerproblematiek rond de Nieuwe Plantage. In de commissie gaf de wethouder aan dat hij het zich nauwelijks kan voorstellen dat, gezien de publicaties in de pers, er nu nog burgers zouden zijn die van niets zouden weten, maar toch hebben enkele insprekers dat toch wel gemeld.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Dit lijkt mij toch echt tegenstrijdig. Eerst zegt u dat de communicatie niet goed genoeg is geweest maar uit het aantal insprekers maakt u op dat iedereen er toch van af wist!
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Neen, een aantal insprekers heeft gemeld dat zij pas kort geleden voor het eerst van de plannen hadden gehoord! In dat verband wil ik u niet de stelling onthouden die ik verleden week in een blad las: Hoewel je eraan kunt twijfelen of iemand terecht zegt nergens van te weten, blijft het feit overeind staan dat iemand zegt het niet te weten!
Voorzitter. Dan de middelen die het college wil inzetten om het doel te bereiken. Ook wat dit betreft constateert onze fractie op verschillende belangrijke onderdelen een groot draagvlak. In plaats vanuit die positie stappen voorwaarts te zetten, hebben wij het idee dat u het plan er nu doorheen wil drukken met als argument: wij moeten duidelijkheid geven aan de burgers! Onze fractie stelt een VVV-bon ter beschikking voor die burger of ondernemer die en detail kan uitleggen wat deze nota nu precies inhoudt met alle wijzigingen en telstaatjes die wij na verschijning ervan nog mochten ontvangen! Ik weet het argument al voor die wijzigingen: de wethouder heeft goed naar de burgers geluisterd en was bereid wijzigingen door te voeren.
Dat lijkt mooi, maar onze fractie houdt het er maar op dat de nota, gezien alle wijzigingen, niet beslisrijp was en eigenlijk nog steeds niet is. Een verlenging van de inspraaktermijn had wellicht nog 30 wijzigingen opgeleverd en, veel belangrijker, ongetwijfeld ook een veel breder draagvlak.
De nota omschrijft vier fasen. U vraagt vanavond een besluit over fase 1 en een principebesluit over de fasen 2 t/m 4. Onze fractie blijft van mening dat die fasen een richtlijn zouden moeten zijn en dat die in een afzonderlijk voorstel opnieuw aan de raad zouden moeten worden voorgelegd als het moment daar is, in ieder geval na een grondige evaluatie van de voorgaande fase. Als dat betekent dat wij daardoor weer lange commissievergaderingen tegemoet gaan, dan kiest onze fractie daarvoor. De burger verdient dat ook bij een dergelijk plan.
Onze fractie blijft nog zitten met een aantap principiële punten. In de commissievergadering hebben wij de wethouder nog gevraagd om bij de verdere uitwerking van de fasen 3 t/m 4 een extra capaciteit te realiseren van 400 parkeerplaatsen, een extra parkeergarage dus waarbij wij nog een parkeergarage onder de Markt als een mogelijke oplossing hebben aangedragen. Onze fractie herhaalt dit verzoek, want het slagen van een autoluwe binnenstand hangt naar onze mening nauw samen met de realisatie van voldoende parkeergelegenheid, Alle hoge ambities die dit college heeft -- denk aan het marketingplan, de realisatie van een aardewerkcentrum in de binnenstad, het aantrekken van werkgelegenheid, het bevorderen van het toerisme -- dat alles vraagt om voldoende parkeervoorzieningen.
Deze nota zit vol met optel- en aftreksommetjes, waarbij het eindplaatje is dat er meer betaalde parkeerplaatsen zullen zijn. Dat geloven wij. Nu ben ik niet zo goed in rekenen en de heer Mooiweer heeft mij daar ook al een aantal malen op gewezen, maar het is onze fractie nog steeds niet duidelijk of wij bij dit eindplaatje nu ook kunnen spreken van meer parkeerplaatsen. Dat is toch heel iets anders dan meer betaalde parkeerplaatsen!
In fase 1 heeft de wethouder het autoluw-plusgebied Oude Delft geschrapt en gezegd dat die in fase 3 terug zal komen. Hiermee is onze fractie het niet eens, ook niet waar het het Heilige Geest Kerkhof en de Voorstraat betreft. Deze gebieden moeten autoluw worden, maar niet autoluw-plus, ook niet in de toekomst. Dat het college geen doorgaande route wenst van de Oude Delft, Heilige Geest Kerkhof en de Voorstraat, begrijpen wij, maar dat is ons inziens met een simpele ingreep te voorkomen. Wij vragen het college dan ook om deze gebieden nu definitief aan te wijzen als autoluw-gebieden.
De Markt autoluw-plus. Ik doelde daar in het begin van mijn verhaal al een beetje op toen ik aangaf dat er voor een aantal zaken een breed draagvlak is, onder andere ook hiervoor. Ook Stadsbelangen is daar voorstander van, maar wel in de fase waar dat thuishoort, namelijk in relatie met het gereed komen van de Oostgarage en dat gebeurt nu eenmaal niet in fase 2. Dat u onvoldoende capaciteit heeft om die garage eerder te realiseren begrijpen wij wel, moeten de bewoners van de Van Renswoudestraat daar dan maar de prijs voor betalen? Het college spreekt van het algemeen belang, maar wij vragen ons af wat in die fase 2 dan het algemeen belang is. Zuidpoort gaat aan de slag, mogelijk in 2003 de spoorzone, bouwputten in onze stad die het autoverkeer aanzienlijk zullen belemmeren, parkeerplaatsen te weinig. Het college overweegt een onderzoek naar mogelijk een extra parkeerdek, maar dat kost toch ook het nodige, terwijl de Markt nog een aantal jaren ter beschikking is. Nogmaals, dat de Markt autoluw-plus moet worden, staat ook voor onze fractie vast.
Wat betreft het eerder starten met de voorbereiding van de Oostgarage sluit onze fractie zich aan bij de opmerkingen van de heer Bouman daarover.
Samenvattend vragen wij het college nogmaals, onderstaande aspecten in de verdere uitwerking van alle fasen mee te nemen: 400 extra parkeerplaatsen door een extra parkeergarage, het autoluw-plus maken van de Markt in fase 4, geen tijdelijke parkeervoorziening aan de Van Renswoudestraat, de Oude Delft, het Heilige Geestkerkhof en de Voorstraat definitief autoluw en afzonderlijke besluitvorming over de fasen 2 t/m 4.
De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. Ik wil eerst een opmerking maken aan het adres van de heer Den Boef in verband met zijn standpuntbepaling over niet in het college vertegenwoordigd zijnde partijen. Hij beschuldigt hen van vertragingstactiek. Ik vind een dergelijke kwalificatie ongepast en niet behorend bij wat ik van de discussies heb kunnen volgen. Partijen hebben op een constructieve wijze meegewerkt aan het proces. De een was kritischer dan de ander. Ik vind het jammer dat de politieke stellingname van de PvdA mede wordt ingegeven door de houding van de niet in het college vertegenwoordigd zijnde partijen dan door de nota zelf.
De heer DEN BOEF (PvdA): Als ik de heer Van den Doel hiermee kan contenteren: ik bedoelde de partijen die tijdens de eerste termijn in de commissie hun steun aan onze fractie aanboden voor wat betreft dat onderwerp. En daar behoorde uw fractie niet bij.
De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Dat begrijp ik, maar u noemde iedereen inclusief. De wijze waarop u uw stellingname mede geformuleerd hebt door op die houding te wijzen, vind ik slap. U maakt van slappe motieven gebruik en dat is eerder kenmerkend voor uw partij op dit moment dan dat u recht doet aan de discussies die wij de afgelopen tijd met elkaar gevoerd hebben.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik wilde hier eerst niet op terugkomen, maar nu de heer Den Boef dit opmerkt….
De VOORZITTER: Wie interrumpeert u nu?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik wil reageren op de opmerking van de heer Den Boef.
De VOORZITTER: Maar de heer Den Boef heeft het woord niet.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Hij antwoordde de heer Van den Doel en daarop wil ik reageren. Of mag dat niet?
De VOORZITTER: Jawel, maar de heer Van den Doel was al weer een eindje verder. U wilt terugkomen op de interruptie van de heer Den Boef.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb even gewacht totdat de heer Van den Doel uitgesproken was.
De VOORZITTER: Dat is netjes! Maar nu richt u zich tot de heer Den Boef.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Misschien is het de heer Den Boef ontgaan dat de PvdA-fractie in eerste termijn in de commissie als laatste het woord voerde.
Een aantal fracties, waaronder de VVD en Stadsbelangen, had zich al uitgesproken, waarna de PvdA-fractie zich bij onze woorden aansloot.
De heer DEN BOEF (PvdA): Ik heb de volgorde niet helemaal meer voor ogen, maar naar mijn idee is wat u opmerkte niet helemaal juist.
De VOORZITTER: Nu gaan wij terug naar de heer Van den Doel.
De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Dit lijkt op draaikonterij! Ik wil mij beperken tot de voorliggende nota en de zaken die zich daaraan voorafgaand hebben afgespeeld. Vele uren zijn gewijd aan de discussie over de nota. Het valt op dat het om twee zaken gaat: de procedure rondom de totstandkoming van de nota en de nota zelf. Er is gesproken over hiaten in de inspraak en overlegprocedures. Het leek er soms op dat op die punten meer kritiek was dan op de plannen zelf. Als er zoveel kritiek gespuid wordt, noopt dit tot een standpunt. Wij moeten proberen lering te trekken uit de gang van zaken rondom de inspraak. Hoe kunnen wij duidelijker zijn ten aanzien van de mensen die mee willen doen bij de totstandkoming en becommentariëring van deze en andere nota’s? Hoe gaan wij met de burgers om en zeker met burgers die alternatieve plannen aandragen? Mijn fractie is van mening dat daar serieus naar gekeken moet worden en dat daarop commentaar moet worden geleverd. Het lijkt ons dat dit met het alternatieve plan van de bewoners van de Van Renswoudestraat en omgeving niet echt gebeurd is. Die bewoners hebben gelijk als ze stellen dat bij een grote operatie als het autovrij maken van de binnenstad, de plannen niet staan of vallen met 24 plaatsen. Dit is een reden om hier nogmaals naar te kijken. Laten wij lessen trekken uit de gevolgde procedures. Er zijn voldoende mogelijkheden in de toekomst om goed om te gaan met wat de bewoners aandragen. Ik wijs u bijvoorbeeld op de Nieuwe Plantage.
Mijn fractie heeft aangegeven dat het voorlopig niet opnemen in het autoluw-plus-gebied van de Oude Delft als een pluspunt beschouwd moet worden. Er zijn wellicht te weinig positieve en te veel negatieve effecten. Verder moet in dat verband nogmaals kritisch gekeken naar de plannen rondom het Heilige Geest Kerkhof en de Voorstraat. Omdat de wethouder in een eerdere reactie zijn vrees voor oneigenlijk gebruik van deze route door taxi’s had uitgesproken, adviseerde mijn fractie dit te binden aan tijdelijk steeds weer te verlengen vergunningen per taxibedrijf onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld alleen voor het ophalen en brengen van klanten die in het centrum moeten zijn. Taxi’s vormen nu eenmaal in sommige situaties een noodzakelijke aanvulling op het reguliere openbaar vervoer. Mijn fractie heeft hierop nog geen antwoord van de wethouder gekregen. Wellicht kan hij hierop vanavond nog ingaan.
Naast de handhavingsproblematiek ziet mijn fractie vooral de verdeling van de auto’s over de diverse parkeergelegenheden op de drukke uren als een kritiek punt. Met andere woorden: hoe bereik je dat op zaterdagmiddag alle langparkeerders van de P&R-voorziening of de parkeergarages gebruik maken, zodat het verkeer – inclusief de bussen – op de routes naar de meer in het centrum gelegen, dus in principe meer aantrekkelijker, parkeerplaatsen niet volkomen vastloopt? Volgens mijn fractie gaat de wethouder luchthartig met dit vraagstuk om. Wel heeft hij toegezegd, zijn aandacht te vestigen op de suggesties die mijn fractie op dit gebied heeft gedaan. Er moet flexibel worden omgegaan met de aantallen en de tarieven en de maximale verblijfsduur bij de runshopplaatsen moeten worden geëvalueerd. Parkeergarages en looproutes moeten aantrekkelijker worden vormgegeven. Dit laatste vraagt om creatieve medewerking van de ondernemers. Verder is een goede bewegwijzering naar met name de P&R- voorzieningen en parkeergarages noodzakelijk.
Om een lang verhaal kort te maken; ondanks de kritiek en de vragen die mijn fractie op een aantal punten heeft, zien wij geen reden om niet in te stemmen met fase 1.
Wel hebben wij zorgen over de uitvoerbaarheid rondom fase 2. Hierop komen wij wellicht in tweede termijn terug.
De heer MOOIWEER (STIP): Voorzitter. Mevrouw Heuvelman heeft mij het gras voor de voeten weggemaaid. Het afgelopen jaar heb ik meegemaakt dat er discussies in deze raad speelden met een voorgeschiedenis die verder terugging dan mijn raadslidmaatschap, hoewel dat niet zo gek is. Er waren ook discussies die teruggingen tot een periode voordat ik in deze stad woonde. Ik vind het aardig om vanavond een discussie, hopelijk, af te ronden die begon voordat ik überhaupt geboren was! De STIP-fractie ondersteunt van harte de verdere uitbreiding van het autoluw-plus-gebied in de Delftse binnenstad. De tijd is hier rijp voor, nu er een behoorlijke steun is van de OFD en de winkeliersverenigingen. Dit is belangrijk, omdat deze mensen hun brood in de binnenstad moeten verdienen. En behalve de mensen die daar hun brood moeten verdienen, zijn ook de mensen die in de binnenstad wonen belangrijk. Alles overziende, meen ik dat de kritiekpunten voornamelijk gebaseerd zijn op nog niet volledig uitgewerkte uitvoeringsdetails. Deze details zijn van groot belang voor de wijze waarop de bewoners het regime zullen ervaren. De wethouder gaf in dit opzicht aan dat wij hierover nog zullen praten en tot een vergelijk moeten komen, voordat definitief met fase 1 van start wordt gegaan en dat stellen wij zeer op prijs.
Een specifieke groep betreft de bewoners aan de Oude Delft. De wethouder heeft de voorzieningen hiervoor uitgesteld tot fase 3. De opmerkingen bij de enquêtes overziende, meen ik dat het in overleg met de bewoners zeer zeker mogelijk moet zijn om tot een vergelijk te komen en autoluw-plus op de Oude Delft in te voeren voor fase 3. Mijn fractie is hier voor.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): In de commissievergadering heb ik hierover ook al een vraag gesteld, maar daarop onvoldoende antwoord gekregen, maar nu zegt de heer Mooiweer wederom dat hij de indruk heeft dat uit de enquête blijkt dat in de toekomst het college overeenstemming met de bewoners van de Oude Delft kan bereiken. Kan hij mij uitleggen hoe hij daarbij komt?
De heer MOOIWEER (STIP): Dat zei ik. Dat lees ik als ik als ik de opmerkingen bezie. De pijnpunten voor de bewoners zijn niet onoplosbaar. De STIP-fractie hecht zeer aan een autovrije markt. De argumenten daarover zijn al gewisseld. Een consequentie hiervan is dat een parkeervoorziening gerealiseerd moet worden aan de Van Renswoudestraat. Wij merken op dat er een duidelijk verschil bestaat tussen wat de wethouder meent wat mogelijk is in de afweging tussen het algemeen belang en leefbaarheid van de buurt en wat de bewoners daarvan denken. Ook wij doen, net als de fractie van GroenLinks, een beroep op zijn creativiteit om daarvoor een oplossing te vinden. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan moet de raad het maar doen. Dit moet echter gebeuren op basis van een uitgewerkt plan en niet op basis van plannen die nu niet in de beraadslaging zijn meegenomen. Ik merk hierbij op dat de uitkomst van de discussie voor ons verder geen invloed zal hebben op de status van de Markt. Als onverhoopt de leefbaarheid van de straat dermate geschaad worden dat dit niet meer opweegt tegen het algemene belang, dan maken wij de afweging ten koste van het aantal plaatsen en niet ten opzichte van een autovrije Markt.
De heer BOUMAN (VVD): Ik had de indruk dat de uitgewerkte plannen, zoals u ze beschreef, er al liggen, inclusief een voorstel van de bewoners. Hoever moeten de plannen uitgewerkt zijn voordat u daarover een besluit neemt?
De heer MOOIWEER (STIP): Die plannen maken geen onderdeel uit van de beraadslaging. Wij hebben die plannen niet.
Mevrouw KOOP (CDA): Jawel, wij hebben een amendement ingediend.
De heer MOOIWEER (STIP): Dat is toch geen uitgewerkt plan? U zegt alleen maar dat u een maximum vastlegt en ik doe dat vanavond niet.
Mevrouw KOOP (CDA): Steunt u het amendement?
De heer MOOIWEER (STIP): Absoluut niet. De wethouder heeft een plan aan de bewoners laten zien, maar ik heb dat hier niet. Dat maakt dus geen onderdeel uit van de beraadslagingen. Als er een beslissing genomen moet worden, omdat de wethouder er met de bewoners niet uitkomt, wil ik het plan van de wethouder en dat van de bewoners zien. Op basis daarvan wil ik een beslissing nemen. Dit betekent dat ik vanavond geen zaken bijstel als ik niet weet waarover ik precies beslis.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik vind het jammer dat u nu pas met die randvoorwaarden komt en dat u nu pas vraagt om concreet uitgewerkte plannen. Als u dit in de eerste commissiebehandeling had gevraagd, hadden wij nu een oplossing gehad.
De heer MOOIWEER (STIP): Ik veronderstel dat die plannen nu niet in de binnenzak van de wethouder zitten.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Als u er gewoon naar had gevraagd, hadden ze nu op tafel gelegen.
De heer MOOIWEER (STIP): Ik kom hierop in tweede termijn terug.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. In mijn antwoord wil ik direct op de moties en amendementen ingaan, maar ik heb dan even een schorsing nodig voor overleg met het college.
De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. In de totale discussie treedt een zekere mate van herhaling van zetten op. Op grond daarvan kon ik vanavond weten waar de kritiekpunten liggen en wat mijn antwoorden moeten zijn. Ik vind dit niet erg of slecht, want zo gaat het nu eenmaal bij stevige punten, maar ik wil deze opmerking gebruiken om te benadrukken dat het in deze fase van dit plan niet zinvol is om de besluitvorming uit te stellen. Alle argumenten zijn uitgebreid gewisseld en op een gegeven moment moeten knopen worden doorgehakt. Ik verwacht niet dat wij dichter tot elkaar komen, mede gelet op het zomerreces, als wij de besluitvorming uitstellen. Wel verwacht ik door uitstel extra problemen met de implementatie en de periodes die wij nodig hebben om in een redelijk tempo een autoluwe binnenstad te bereiken. Alle fracties steunen het doel van een autoluwe binnenstad, maar er zijn nog vragen over fasering, e.d. Dit kan als een pleidooi opgevat worden voor het maken van tempo. De motie van de VVD vraagt om onmiddellijk te beginnen met de voorbereidingen tot realisatie van de Oostgarage, naast de voorbereidingen die er al zijn voor de Zuidpoortgarage, de Spoorzone, de herstructurering Schie-oevers, de TU, TU-zuid, Poptahof, Minervaplein, enz.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Onze fractie heeft een handvat willen geven om de Markt sneller autoluw-plus te maken.
Wethouder GRASHOFF: Ik begrijp dat u die koppeling legt, maar ik doe dat niet. In verband met een overzichtelijke termijn, is een progressieve fasering met duidelijke stappen in het plan noodzakelijk. Wij moeten hierover een beslissing durven nemen. Natuurlijk zijn er zorgen. Ik heb die ook. Zeker ten aanzien van de effecten op het economisch functioneren van de binnenstad is zorgvuldigheid vereist. Over de op het proces geleverde kritiek kan ik twee opmerkingen maken. Je kunt het zo goed niet doen, of er mankeert wel iets aan. De kritiek luidde dat het door de wijzigingen niet meer duidelijk was waarover de raad moet beslissen. Ik ontken dit echter ten stelligste. Wij hebben een duidelijke structuur gekozen zodat de raad precies weet waarover hij beslist. Door het tempo van de besluitvorming en de laatste fase van de inspraak zou er onvoldoende rekening gehouden zijn met de vele inspraakreacties. De vele wijzigingen hebben veel te maken met het feit dat het proces intensief is geweest. Er is bijna geen dag verspild. Wij hebben heel goed geluisterd naar de inbreng. Met betrekking tot de nu nog bestaande vraagpunten gaat het er niet meer om dat men het met elkaar eens wordt. Het gaat over verschillen van inzicht over de plek van de parkeerplaatsen, de fasering, enz. Het bestuur zal hierin een keuze moeten maken.
De fractie van Stadsbelangen heeft de integraliteit van het voorstel ter discussie gesteld. In de commissie gaf ik al aan dat ik het daarmee niet eens ben. Je kunt nog een soort samenvatting van alle beleidsmaatregelen opnemen, maar dit leidt alleen maar tot papiervulling. Er is een binnenstadsconferentie geweest en de raad heeft de aanbevelingen daarvan vastgesteld. Deze aanbevelingen zijn vertaald in een plan van aanpak met projecten die op schema liggen. De parkeernota bevat in hoge mate uitvoeringsgericht beleid. Er worden daarin geen beleidskaders geschetst. Dit document staat binnen de beleidskaders die al in de juiste volgorde zijn vastgesteld. Daarbij was de aanpak van het binnenstadsmanagement belangrijk, tezamen met de visie op de binnenstad. Ook van groot belang is het Meerjaren Marketingplan Toerisme. Dat vormt kwantitatief en kwalitatief de basis van dit rapport. Dit hebben wij via een onafhankelijk onderzoek van BRO laten toetsen. Op grond van de resultaten van het BRO-rapport heeft een aantal bijstellingen in kwantitatieve zin plaatsgevonden. Mijns inziens is absoluut voldaan aan de integraliteit.
Ook op het communicatieaspect en het interactieve proces is kritiek geleverd. Ik hoef u niet te vertellen hoeveel publiciteits- en participatiemomenten er in dit proces geweest zijn. Ik wijs op de binnenstadsconferentie in november 1998, de behandeling van de raamnotitie voor het parkeerbeleid en de daarop volgende discussies waarbij tweemaal een behandeling in het binnenstadsforum heeft plaatsgevonden. Verder verwijs ik naar de discussies in de Stichting centrummanagement en naar de ruime inspraakperiode die nog met een week verlengd is. Ik ben het wèl eens met de constatering dat enkele groepen bewoners zich niet vertegenwoordigd hebben gevoeld. In de noordwesthoek van de binnenstad: de Oude Delft- noordzijde en Voorstraat en in de zuidoosthoek zitten witte vlekken in de vertegenwoordiging van bewoners. Ik vind het wenselijk als daar bewonersorganisaties met draagvlak ontstaan, die ik dan ook graag in het binnenstadsforum wil opnemen. Ik wacht af of men zich meldt en dan zal ik de commissie voorstellen, die organisaties toe te laten. Zoals u weet, wordt de samenstelling van het binnenstadsforum door de raadscommissie bepaald.
De heer Bouman heeft vragen over de handhaving, neveneffecten op de schil, het toetsen van de effecten van het beleid bij tussentijdse evaluaties en de consequenties daarvan.
Ik ben het ermee eens dat op deze punten nog het nodige werk verzet moet worden, maar dit betekent niet dat deze nota niet rijp is voor besluitvorming. Per definitie werk je van grofmazig naar fijnmazig. Bij deze nota hebben wij ons tot het uiterste ingespannen om zoveel mogelijk inzicht te geven in de fijnmazige uitwerking.
Dit neemt echter niet weg dat je pas dingen echt op de rails kunt zetten als de raad daarover een duidelijke uitspraak doet. Op het gebied van handhaving, de technieken daarvan en de afspraken met andere partijen als politie en justitie, kom ik in de raadscommissie van 3 oktober a.s. terug. Er is dan nog ruim de tijd om daarna de feitelijke implementatie en communicatie die daar omheen plaatsvindt te doen plaatsvinden.
De heer BOUMAN (VVD): Bent u het ermee eens dat, zoals u dat in de commissie formuleerde, een voldoende afhechting van deze drie elementen randvoorwaarden zijn voor het invoeren van de maatregel?
Wethouder GRASHOFF: Dat heb ik in de commissie gezegd. Inderdaad zijn dit randvoorwaarden voor de implementatie. Het is niet randvoorwaardelijk om op hoofdlijnen besluiten te kunnen nemen. Er is voldoende basis voor de constatering dat wij hier op een goede manier uitkomen en dat het ook in juridische zin houdbaar is.
De heer BOUMAN (VVD): Daarmee zegt u dat de maatregelen niet eerder ingaan, voordat die zaken geregeld zijn. Ik doel hierbij op handhavingsbeleid, parkeerproblematiek in de schil….
Wethouder GRASHOFF: De discussie gaat erg lang duren als ik alles tweemaal moet zeggen. Ik zeg dit namelijk net toe. Op 3 oktober zullen wij hierover in de commissie spreken. De implementatiedatum voor de eerste fase is aan 1 januari gehangen. Mocht er wat betreft de zorgvuldigheid van het implementatietraject in de tijd een knelpunt komen, dan gaat kwaliteit boven tijd. Indien nodig, nemen wij enig uitstel voor onze rekening.
De heer BOUWMAN (VVD): Dat is prettig om te horen.
Wethouder GRASHOFF: Wat de neveneffecten in de schil betreft, geef ik aan dat het mijn uitdrukkelijke bedoeling is om voor de meest belaste delen ervan -- Westerkwartier, Olofsbuurt en de omgeving Maria Duijstlaan -- tegelijkertijd met de invoering van het vergunningparkeren in het nu nog vrije deel van de binnenstad maatregelen te treffen, waarvan naar mijn stellige overtuiging de kern moet zijn het invoeren van het vergunningparkeren. Wij hebben in het Westerkwartier en de Olofsbuurt een intensieve discussie lopen die zich ook uitstrekt tot andere aspecten van de parkeerproblematiek in die wijken en ik heb er zeker niet voor gekozen om de bewoners dat vergunningparkeren door de strot de wringen. Ik heb hen er in alle ernst op gewezen dat als wij in de binnenstad deze kant op gaan er gevolgen zullen zijn voor hun buurt die waarschijnlijk alleen maar op te lossen zijn met vergunningparkeren, maar toch wil ik de mensen graag de tijd geven om aan dat idee te wennen en om met ons te discussiëren over eventuele andere mogelijkheden. Sommigen denken dat het ook anders oplosbaar is. Ik ben ervan overtuigd dat wij er in het najaar wel met de bewoners uit zullen zijn en de raad een voorstel kunnen voorleggen. U mag dus van mij in het najaar voorstellen verwachten ter zake het Westerkwartier, de Olofsbuurt en de omgeving van de Maria Duijstlaan.
Wij verwachten dat het ook in de rest van de schil noodzakelijk zal zijn om in de loop der jaren tot vergunningparkeren en wellicht aanvullend flankerend beleid over te gaan. De druk in die wijken is niet alleen kleiner, maar ook zeer verschillend.
De kop van de Rotterdamseweg bijvoorbeeld zal volgens ons ook wel snel in de picture komen, maar daar kan ik zeker de datum van 1 januari niet halen.
Wat betreft het toetsen van de effecten heb ik in de commissie al toegezegd dat wij daar een monitoringplan zullen vaststellen. Daar zijn intern al enkele gedachten over ontwikkeld en daarover is in de Stichting centrummanagement de discussie al gestart. Een eerste uitgebreide brainstorm over de methoden en technieken die wij daarbij zouden kunnen gebruiken, heeft daar ook plaatsgevonden. Daarbij is ook een eerste gedachtegang geventileerd over wie nu die monitoring feitelijk zou moeten doen en wie die tussenevaluatie zou moeten opstellen. Ik kan mij voorstellen dat wij daarvoor een onafhankelijk bureau inschakelen, net als bij de contra-expertise op het thans voorliggende beleidsstuk. Als ik dat monitoringplan in concept afdoende besproken heb en in het Binnenstadsforum en in de Stichting centrummanagement zal ik het uiteraard aan de commissie voorleggen die dan ook kan kennis nemen van de verslagen van die besprekingen.
Wat betreft de tussentijdse wijzigingen, maakt het voorgelegde voorstel een scherp onderscheid tussen wat wij beslissen over het proces als geheel en wat wij beslissen over fase 1. Wij vragen u een principebesluit over het proces en een definitief besluit over fase 1. Sommigen hebben terecht gevraagd wat dat nu precies inhoudt. Houdt dat nu in dat er alleen maar marginale wijzigingen kunnen plaatsvinden? Neen, dat is niet zo. In de eerste plaats niet omdat de raad toch het bestuur is en omdat, als er afgeweken zou moeten worden van een raadsbesluit, dat niet anders kan dan met instemming van de raad, wellicht alleen door tussenkomst van de raadscommissie. Als het erg ingrijpende wijzigingen zijn, zal er wellicht zelfs nog een gewijzigd raadsbesluit moeten komen. Die mogelijkheid heeft en houdt de raad natuurlijk. Omdat het proces ook de komende jaren bestrijkt waarin wellicht ook nog de samenstelling van het bestuur kan veranderen, zal het duidelijk zijn, hoewel besturen zich heel wel rekenschap moeten geven van besluiten die hun voorgangers genomen hebben, dat het natuurlijk niet altijd hoeft te betekenen dat de gedachten hetzelfde blijven. Als wij echter een principebesluit nemen, dan doen wij dat op basis van een aantal aannamen en inzichten van dit moment. Je spreekt met elkaar af om dat serieus tussentijds te evalueren. Ik vind dus -- en ik hoop dat u dat met mij eens bent -- dat afwijkingen van het beleid in de toekomst wel een relatie moeten hebben met de constateringen die je in de tussentijd hebt gedaan. Het zou dus geen volstrekte vrijblijvendheid moeten zijn, want dan zouden wij de burgers van onze stad op geen enkele manier helderheid verschaffen. Dat zou voor twee kanten ongunstig zijn, niet alleen voor de burgers, maar ook voor het bestuur omdat het zich zelf dan wel buitengewoon weinig serieus zou nemen. Als wij nu een principebesluit nemen en afspreken te evalueren, dan heeft dat twee consequenties. Als die evaluaties positief uitvallen ondersteunen zij het besluit wat reeds staat en gaan wij op de ingeslagen weg voort. Als die evaluaties op onderdelen, grote of kleine, belangrijke of minder belangrijke, tot andere conclusies leiden, dan noopt ons dat tot een herbezinning van dat besluit. Dat kan een ingrijpende herbezinning zijn, maar het kan ook gaan om details. Daar kan en wil ik ook niet op vooruitlopen.
Wat betreft de tijdfasering en -planning is net als in de commissie gesuggereerd om de Oostgarage sneller te realiseren dan in het plan van het college is voorzien. Op zichzelf is er geen inhoudelijk bezwaar tegen om dat te doen in het snelst mogelijke tempo, maar ik moet er wel voor waarschuwen dat wij geen verwachtingen moeten wekken die wij niet waar kunnen maken. Wij hebben te maken met een intensieve klus van de realisering van de Phoenixgarage die ook in de bouwfase nog een behoorlijke begeleiding vergt.
Wij zitten in de ontwerpfase van een nog veel grotere parkeergarage in de Zuidpoort die zowel onze inhoudelijke als ook onze communicatie- en coördinatiecapaciteit zwaar belast en naast al die andere projecten is het dan ook wat lastig om heel intensief de ontwerpfase van nog weer een nieuw project in te gaan. Desondanks heb ik best sympathie voor de motie die door de VVD-fractie is ingediend en waarin wordt gevraagd om direct met de voorbereiding van de realisatie van de Oostgarage te beginnen. Ik realiseer mij dat ik bijna mijzelf tegenspreek, maar ik weet ook hoeveel voetangels en klemmen er in de loop van zo'n proces kunnen zitten en hoeveel dingen je al in een heel vroeg stadium moet gaan opstarten om later niet in de knel te komen en nog verder door te schieten dan 2005. Wat wij tot nu toe hebben klaargespeeld met dit soort grote projecten heeft toch een gemiddelde planvoorbereidingstijd gekost die langer is dan vijf jaar nog afgezien van de realisatietijd. Het zal dus een hell of a job worden om daar in 2005 een lintje te kunnen doorknippen. Ik wil die uitdaging wel aangaan, in elk geval voor de periode dat ik op deze plek mag zitten. Ik kan dus wel met die motie van de VVD uit de voeten in die zin dat ik graag begin met een aantal strategische voorbereidingen en met een aantal overlegsituaties die nu opgestart moeten worden. Ik kan u melden dat bijvoorbeeld het overleg met Vestia, een hele belangrijke partner op deze plek intussen al gestart is.
Een aantal fracties heeft een relatie gelegd tussen het autovrij maken van de Markt en de realisatie van de Oostgarage. Die gedachtegang deelt het college niet. Ik heb uitgelegd dat wij als wij het snelst gaan in de loop van 2005 de Oostgarage zouden kunnen openen en dat is voor het autovrij maken van de Markt echt wel heel lang vooruit schuiven. Als wij de komende jaren een flinke slag willen maken en de blokkade weg nemen die de Markt is om op een prettige manier vanaf het winkelgebied de Stede naar het winkelgebied de Klis door te lopen, dan moeten wij toch zeker niet tot 2005 wachten. De negatieve effecten daarvan achten wij veel groter dan de negatieve effecten van een tijdelijke parkeervoorziening aan de oostkant, mits wij die op een goede manier kunnen realiseren. Het college hecht er sterk aan om de tijdelijke voorziening aan de Van Renswoudestraat en buiten het seizoen de Koepoortplaats wel degelijk te realiseren. In de getalsmatige opzet ziet u ook dat er qua bezoekersplaatsen in die fase sprake is van een dip van 25 plaatsen. Dat is niet zo veel, maar als wij die nog zouden moeten verhogen met nog eens 25 plaatsen door het amendement van het CDA dan is dat weliswaar op het totale aantal parkeerplaatsen wel niet zoveel en zou ik geneigd zijn daar overheen te stappen, ware het niet dat dan er een te beperkte parkeercapaciteit bereikbaar blijft vanaf de oostkant van de binnenstad. Je kunt die dus niet op een hoop vegen met alle andere voorzieningen. Als dat het geval zou zijn geweest zou ik allang hebben gezocht naar die 25 parkeerplekken op een andere plaats, bijvoorbeeld in het Zuidpoortgebied. Maar, in ons streven naar het autovrij maken van de Markt moeten wij proberen om de beschikbaarheid van parkeerplaatsen bereikbaar vanaf de oostzijde van de stad zoveel mogelijk intact te houden. In dat opzicht vind ik het amendement dan ook onverstandig en ontraad ik de aanvaarding ervan ten sterkste.
Ik moet zeggen dat wij ons de laatste tijd suf hebben gezocht naar alternatieven voor de Van Renswoudestraat die er wellicht zouden zijn aan de oostkant om diezelfde hoeveelheid plaatsen te realiseren, maar wij hebben ze in ieder geval niet gevonden. Ik moet constateren dat ook vanavond vanuit de raad geen concrete alternatieven zijn aangedragen. Als wij de Markt toch autovrij willen maken en die 25 plaatsen aan de oostzijde maar laten zitten, dan trekt dat volgens mij wel een heel zware wissel op het draagvlak dat ik constateer bij ondernemersorganisaties waar het gaat om het proces als zodanig. Ik ben bang dat het de geloofwaardigheid van dat proces geen goed zal doen als wij wel de Markt autovrij zouden maken en deze 25 plaatsen aan de oostzijde maar niet realiseren.
Natuurlijk ben en blijf ik bereid te zoeken naar andere plekken, maar gelet op de schaarse ruimte aan die kant van de stad heb ik ze in ieder geval niet gevonden.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wellicht zou de wethouder dan nog een parkeerdek op de Koepoortplaats kunnen overwegen?
Wethouder GRASHOFF: Dat zou technisch gezien wellicht wel kunnen worden gerealiseerd, maar dan wel tegen zeer hoge kosten en ongetwijfeld tegen zeer, zeer hoge maatschappelijke weerstand. De aantasting van de leefbaarheid van de omgeving van de Maria Duijstlaan door een tijdelijk parkeerdek bovenop de busparkeerplaats -- u zult zich herinneren hoe de discussie daarover indertijd is gelopen -- zal aanzienlijk erger zijn dan door hetgeen wij nu voorstellen. Ik herinner maar aan de discussies over hangplekken en in het verdere verleden over het Yperdek, dan durf ik te stellen dat het middel uit deze suggestie beduidend erger is dan de kwaal, nog afgezien van de zeer hoge kosten die ermee gemoeid zouden zijn.
Enkele fracties hebben aangegeven dat het op dit moment niet autoluw maken van een deel van de Oude Delft winst is, andere fracties zijn daar zeer ongelukkig mee, zoals GroenLinks en D66. Ik ben dat natuurlijk ook, want anders had ik dit voorstel in eerste instantie niet in het collegevoorstel opgenomen. Echter, als je kijkt naar de bewoners en het door hen zo zwaar gevoelde belang -- ik spreek bewust over het gevoelde belang, want objectief gezien denk ik dat er uitstekende mogelijkheden zouden zijn om nog een stapje verder te zetten -- denk ik dat wij op dit punt niet het onderste uit de kan moeten willen hebben en in ieder geval nog enkele jaren een aantal vergunningenparkeerplaatsen die toch ook heel schaars zijn in beeld moeten houden. In dat opzicht heb ik er dus best vrede mee om het uiteindelijk autoluw-plus maken van de Oude Delft enkele jaren uit te stellen. De discussie daarover zal ongetwijfeld in fase 3 terugkeren en naar ik hoop en verwacht met een breder draagvlak onder de desbetreffende bewoners. Het is dan opnieuw aan het bestuur om een afweging te maken. In elk geval zal in dat stadium het argument van het gebrek aan vergunningparkeerplaatsen aanzienlijk minder een rol kunnen spelen.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Ik had de wethouder nog gevraagd of hij wilde nadenken over een alternatief voor in ieder geval een deel van de gewenste effecten op die route, die op korte termijn nu niet gerealiseerd kunnen worden.
Wethouder GRASHOFF: In elk geval is het onze bedoeling om de brug over het Oude Delft ter hoogte van de Nieuwstraat wel af te sluiten voor autoverkeer, zodat de lus daar niet gebruikt kan worden maar alleen die bij de Oude Kerk. Dat kan eenvoudig, verandert vrijwel niets aan de verkeersafwikkeling en verstoort toch minder de looproute. Voorts zullen wij bezien of wij die looproute in de sfeer van de herinrichtingsmaatregelen zodanig kunnen benadrukken dat het voor de verkeersdeelnemers duidelijk is. Op dat laatste kom ik terug in het kader van de feitelijke herinrichtingsplannen voor het noordelijk winkelgebied.
Voorzitter. Over Vrouw Jutteland westzijde had de fractie van de VVD een stelling die ik niet helemaal begreep. Ik begreep eruit dat die westzijde volgens haar wel wandelzone, dus autoluw-plus zou moeten worden als wij niet in staat zouden zijn om op heel korte termijn een Oostgarage te realiseren, omdat zij dat belang zwaarder acht. Heb ik dat goed begrepen, dan zijn wij het op dat punt wel met elkaar eens. Ik heb al uitgelegd hoe met het de planning van de Oostgarage zit.
Over het aantal runshopplaatsen zijn verschillende opmerkingen gemaakt. Met name de fractie van GroenLinks betreurt het vergroten van het aantal. Toch denk ik dat wij niet al te zeer de verwachting moeten hebben dat deze plaatsen zullen leiden tot heel grote verkeersstromen in het autoluwe deel van de stad. Het gaat om een relatief heel bescheiden aantal. Uiteraard zijn die plaatsen wel bereikbaar, maar niet door het doorkruisen van de stad. Je kunt alleen de stad in rijden om ze te bereiken en ongeveer in dezelfde richting er weer uit.
Wij voorkomen zo niet alleen het zoekverkeer, maar ook door de stad heen rijdend verkeer. Wat wij dan overhouden, zijn mensen die de stad in de regel redelijk goed kennen, en redelijk goed weten dat zij bij bepaalde winkels bepaalde inkopen heel snel kunnen doen en die faciliteren wij dan met een kortparkeerplaats op een bepaalde plek. Hoe zich dat in de loop der jaren zal ontwikkelen, kunnen wij nog niet precies voorspellen, maar ik kan mij voorstellen dat in de loop van de komende jaren, zeker na gewenning van het publiek aan de parkeergarages en de relatief korte loopafstanden vanuit die garages, en zeker als die runshopplaatsen nogal vaak bezet zijn en er in de parkeergarages altijd wel een plek is, de behoefte aan die runshopplaatsen eerder zal afnemen dan toenemen. Dat zullen wij echter moeten bekijken bij de tussentijdse evaluaties.
Wat betreft de tijdsduur van het vergunningparkeren heeft de VVD-fractie gezegd de voorkeur te geven aan 7 x 24 uur, maar wel enigszins beducht is voor het kostenaspect. Ik ben dat ook, maar ik heb ook nog een inhoudelijk argument genoemd, namelijk dat er op dit moment niet echte winst wordt gezien in het 24 uur vergunningparkeren, omdat wij na 20.00 of 22.00 uur toch nog wel wat hebben aan flexibiliteit om iets ruimer met het parkeren in de binnenstad om te gaan. Bij 7 x 24 uur vergunningparkeren sluit je dubbelgebruik in ieder geval helemaal uit.
De heer BOUMAN (VVD): Op zich ben ik dat wel met u eens, maar dat geldt toch niet voor alle delen van de binnenstad. Wij zijn er bang dat sommige delen van de binnenstad door het door u voorgestelde beleid blijven kampen met de huidige problemen, ook in de avondperiode en wij verwachten dat de bewoners daar ernstige problemen houden.
Wethouder GRASHOFF: Uw inschatting dat die problemen in de avonduren ernstig blijven deel ik op dit moment niet, maar mijn aanname kan ik ook niet tot absolute wijsheid verheffen. Niet alleen ik, maar ook deskundigen verwachten dat wij hiermee de problemen grotendeels oplossen, maar inderdaad zal de toekomst het moeten leren. Het is overigens niet ingrijpend om de tijden uit te breiden. Dat kan op elk moment waarop wij tot de conclusie komen dat dit zinvol is. Overigens geldt hetzelfde voor de openingstijden van de garages. Gaandeweg het proces is het natuurlijk altijd mogelijk om tot ruimere openingstijden te komen en dat hoop ik natuurlijk ook.
Sommige sprekers hebben gezegd heel content te zijn met mijn toezeggingen omtrent een compensatieregeling. Ik wil mijn opmerkingen die ik in de commissie heb gemaakt wel even herhalen, maar daarbij dan ook een aantal mitsen en maren dat ik heb genoemd. Ik heb u zeker niet toegezegd dat ik met een prachtige vangnetconstructie zal komen voor elk bedrijf dat zich bij mij meldt met schade door het teruglopen van de omzet. Wel wil ik natuurlijk nadenken en in eerste instantie met de Stichting Centrummanagement bespreken of wij kunnen komen tot objectieve maatstaven om aan te geven dat omzetverlies echt een gevolg is van het beleid dat wij inzetten. Een compensatieregeling is wel een heel breed begrip.
Eerder denk ik bij structurele gevolgen eraan om die bedrijven een handje te helpen bij het vinden van een plek in of buiten de binnenstad waar zij wel goed zouden kunnen functioneren. Ik denk dat hier en daar in het autoluw-plusgebied inderdaad wel een bedrijf te vinden zal zijn, al zullen het er echt heel weinig zijn, die straks op een minder gunstige plek blijken te zitten.
Je zult dan de conclusie moeten trekken dat die bedrijven beter naar een andere plek kunnen gaan en je kunt dan beter met de desbetreffende bedrijven zoeken naar een bevredigende oplossing. In elk geval ben ik bereid te bezien of wij in die gevallen ook financieel gezien iets kunnen betekenen. Nogmaals, met al deze restricties, want ik wil op dit punt zeker geen valse verwachtingen wekken.
Enkele fracties hebben ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen nogmaals gewezen op fase 2 en het totale aantal plaatsen in de eindfase. Met name de fractie van Stadsbelangen heeft er weer op aangedrongen om 400 extra parkeerplaatsen te realiseren en, als ik het goed heb begrepen, dan ook nog permanent. Als wij in een dichtbebouwde stad als Delft 400 extra parkeerplaatsen moeten vinden, aansluitend aan de binnenstad, dan betekent dat een gebouwde voorziening van 400 parkeerplaatsen tegen minstens ƒ 50.000 per plaats. Ik beroep mij op cijfers uit het BRO-rapport waaruit blijkt dat wij die 400 plaatsen alleen nog maar voor de zaterdagmiddag zouden bouwen. Dat vind ik een zeer onverstandige beslissing en een zeer onverantwoord gebruik van overheidsgeld. Overigens hebben wij al jarenlang, breed ondersteund, in deze raad gezegd dat wij voor die piek niet gaan bouwen. Het tarief zou op ca. ƒ 25 per uur zou moeten liggen om ook maar enigszins in de buurt van een rendabele exploitatie te komen als wij er al in zouden slagen om nog dicht bij de binnenstad zo'n gebouwde voorziening te realiseren. Dat is niet realistisch. Er is in ieder geval wel maximaal gezocht naar de mogelijkheden van dubbelgebruik op een beetje grotere schaal. Daaruit is ook het pendelinitiatief vanuit de TU-wijk naar voren gekomen. Wij hebben die aantallen op twee manieren onderbouwd. In de eerste plaats refererend aan de piekbehoefte die BRO heeft becijferd. Als het aantal pendelparkeerplaatsen wordt opgeteld bij het aantal vaste parkeerplaatsen, dan komt dat vrijwel overeen met de door BRO berekende piekbehoefte. Kijkt men vervolgens naar de BRO-cijfers voor de sub-piek, de koopavond, dan moet u constateren dat het aantal vaste parkeerplaatsen daar al ruimschoots over heen gaat. Er is eigenlijk dus al enige zorg op zijn plaats omtrent de toekomstige exploitatie van onze parkeervoorzieningen. Ik waarschuw u maar vast!
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Zegt de wethouder hier dan mee dat die pendelbus blijvend is, ook als straks de Zuidpoort- en de Oostgarage klaar zijn?
Wethouder GRASHOFF: Als bewezen wordt dat dit nodig is, moeten wij er een structurele voorziening van maken. Wij hebben hierop geanticipeerd door de kostenpost die daarmee te maken heeft structureel in het meerjaren financiële beeld mee te nemen. Uiteraard kan met de TU niet voor de eeuwigheid een contract worden gesloten. De TU heeft een aanbod gedaan voor een contract van 2 jaar met een optie op verlenging met 2 jaar voor het terrein aan de Mekelweg. De TU is van plan het gebied te herstructureren waarbij de parkeerplaatsen aan de Mekelweg op langere termijn zullen vervallen. Niet aan de orde is een substantiële vermindering van het parkeerareaal, omdat dit doodeenvoudig door de week nodig is. Wij zullen te zijner tijd dus voor een andere plek overeenstemming met de TU moeten bereiken. Ik voorzie dat de TU meer gebouwde voorzieningen creëert. De discussie daarover wordt openlijk gevoerd in het kader van het masterplan voor het TU-gebied. De TU krijgt daardoor een nog groter belang om met ons afspraken te maken over het benutten van de parkeerplaatsen tijdens de dalperioden.
De heer Van den Doel vroeg mij naar de taxi’s in het autoluw-plus-gebied. Ik wil wel degelijk taxi’s in dat gebied toestaan. Ik kan niet anders omdat er wel een haal- en brengregeling voor anderen bestaat. Ik zeg u toe dat ik met de taxibranche in discussie zal gaan over de vraag of wij op dit punt een praktische oplossing kunnen vinden.
Eén ding wil ik absoluut niet en dat is een algemene ontheffing voor een langere periode voor alle poorten naar het autoluw-plus-gebied.
Wij vragen dan iets te veel discipline van de individuele taxichauffeur omdat het dan mogelijk is, de binnenstad als doorgaande route op alle tijdstippen, onder alle omstandigheden en met overschrijding van alle snelheidslimieten te gebruiken.
De heer BOUMAN (VVD): Hoe staat het met de Nieuwe Plantage?
Wethouder GRASHOFF: In de commissie heb ik toegezegd dat ik een inspanningsverplichting aanga om naar plaatsen te zoeken. Hierbij heb ik de randvoorwaarde genoemd: dit mag niet ten koste van groen gaan. Er lijken echter mogelijkheden te zijn en ik ken de suggesties van bewoners. De heer Meuleman verweet mij onder meer dat bewoners van de Nieuwe Plantage pas laat in het spel kwamen, maar in de eerste versie van het plan was daar helemaal geen gereguleerd parkeren gepland. Op basis van eerder anticiperen van de bewoners, die wel degelijk op de hoogte waren, hebben wij het betaald parkeren aldaar in het plan opgenomen.
Ik ontraad aanvaarding van de amendementen V en VI. Met de motie-I kan het college uitstekend leven. Wat mij betreft, kan deze worden overgenomen. Ook ontraad ik aanvaarding van amendement-III. In amendement-IV wordt aangegeven, in fase 2 niet onder de 3875 parkeerplaatsen te komen en daarbij de pendelvoorziening in de TU-wijk niet mee te tellen. Daarmee zadelt u mij met een onmogelijke opgave op. U wilt dat er een substantieel aantal parkeerplaatsen bijkomen die niet alleen voor de piektijden beschikbaar moeten zijn. Dat vind ik zonde van het geld, maar daarnaast is die ruimte er niet. Realisering kan dan alleen door zeer dure dekconstructies geschieden, als er daarvoor al plaats te vinden is. Ik heb verder uitvoerig uitgelegd dat wij voldoen aan de aantallen parkeerplaatsen in de piekuren en subpiek-uren, zoals door BRO becijferd is. Ik voeg hieraan toe dat BRO ook de huidige situatie heeft becijferd. Men gaat daarbij uit van de behoefte aan ongeveer 1750 bezoekersparkeerplaatsen. Zodra men gaan pendelen, wordt ook in fase 2 ruimschoots aan de piek van 1750 bezoekersparkeerplaatsen voldaan. Fase 2 is noch een uitgangs- noch een eindpositie. In die fase is er nog geen sprake van 10.000 m2 vloeroppervlakte voor de Zuidpoort en ook het Aardewerkcentrum is nog niet gerealiseerd. In fase 2 worden 1396 vaste beschikbare plaatsen plus 450 pendelplaatsen gerealiseerd. Ook volgens het BRO-rapport beschikken wij daarmee over voldoende parkeerplaatsen. De subpiek op vrijdagavond ligt op ongeveer 1100 parkeerplaatsen.
De VOORZITTER: Wij beginnen aan de tweede termijn, maar ik wijs u op de tijd.
Mevrouw KOOP (CDA): Wij willen graag een korte schorsing.
De vergadering wordt van 23.36 uur tot 23.45 uur geschorst.
De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. In eerste termijn wezen enkele fracties erop dat wij vanavond een historisch besluit nemen. Ik kan het daarmee eens zijn, ware het niet dat wij een volgende stap nemen in een proces dat al eerder was ingezet. Wij besluiten tot implementatie van fase 1. Over de rest zal naar dan geldende inzichten later worden besloten. Het gaat er vooral om dat de implementatie van fase 1 goed plaatsvindt.
Ik wijs er nogmaals op dat thans aan een aantal randvoorwaarden niet is voldaan. De wethouder heeft echter toegezegd in oktober op deze aspecten bij de raad terug te komen met nadere voorstellen. Als aan de drie elementen, die als randvoorwaarden gelden voor het invoeren van fase 1, niet is voldaan, dan wordt de maatregel niet ingevoerd. De VVD-fractie kan, gelet op het voorgaande, instemmen met het besluit om fase 1 te implementeren. Ik wijs nog op aspecten van latere fasen in de parkeernota waarover wij zorgen blijven houden. Wij komen op het moment van besluitvorming graag nog terug op aantallen, verdelen en fasering.
Wij zijn blij met de toezeggingen van de wethouder. Het gaat daarbij o.a. om de start van de voorbereidingen voor de Oostgarage, de Nieuwe Plantage en wijzigingen die ertoe zullen leiden dat de forse parkeerdip in fase 2 voor een groot deel wordt opgevangen. De Oude Delft wordt op dit moment nog niet autoluw-plus gemaakt. Pas over ongeveer 5 jaar vindt daarover besluitvorming plaats. Het college ontraadt aanvaarding van ons amendement over het autovrij maken van de Markt en de relatie met het realiseren van de Oostgarage. Wij betreuren dat, maar tijdens de stemming zal blijken wat voor consequenties die voor andere amendementen heeft.
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Wij zullen amendement IV niet steunen, omdat wij geen onuitvoerbare amendementen steunen. Verder vinden wij het onterecht om de pendel niet in de parkeerbalans mee te tellen. De amendementen III, V en VI leiden tot het niet autoluw-plus maken van de Markt in fase 2. Ik heb al gezegd dat wij daar zeer aan hechten en kunnen daarom deze amendementen niet steunen.
De heer DEN BOEF (PvdA): Wij danken de wethouder voor zijn uitvoerige toelichting. De wethouder neemt motie-I over. De ingediende amendementen zullen wij niet steunen, omdat zij in het algemeen te zeer afwijken van de voorgenomen koers. Wij vinden het merkwaardig dat in amendement-IV de bestaande parkeerplaatsen in de TU-wijk afgezonderd worden. Daardoor ontstaat, zoals de wethouder al zei, een onmogelijke combinatie tussen de punten 2 en 3. De wethouder zei in verband met amendement-V dat hij nadrukkelijk naar mogelijkheden heeft gezocht voor de problemen in de Van Renswoudestraat. Wij steunen het amendement niet, maar nodigen de wethouder wel uit om eventuele mogelijkheden op dit punt meteen aan te grijpen.
Mevrouw KOOP (CDA): Voorzitter. Wij zijn tevreden over een aantal toezeggingen van de wethouder, maar wij hebben op een aantal vragen geen afdoende antwoord gekregen. Het gaat hierbij vooral om de pendel waarmee volgens de wethouder het hele plan valt of staat. Wij hebben niet voor niets een alternatieve berekening gemaakt. Wij hebben een minimale bandbreedte aangegeven om te voorkomen dat straks de stad gehavend uit de fasering komt. Ondanks de beperkte tijd die wij hadden heeft de fractie er alles aan gedaan om een constructieve oplossing te vinden. Er bestaat in de raad een brede steun voor het einddoel en de wethouder ziet dit als een aansporing om te starten. Wij steunen daarom de motie van de VVD om zo spoedig mogelijk met de Oostgarage te beginnen. Het plan is ook om zo min mogelijk plaatsen vanuit het oosten op te heffen en daarom hebben wij u een plan aangeboden waarbij u binnen een zekere bandbreedte naar een oplossing kunt zoeken. Wij hadden de hoop dat u met onze handreiking blij zou zijn. De uitleg over het principeplan met de evaluaties is duidelijk. Wij zouden daarmee kunnen instemmen, maar wij moeten hierbij tegelijkertijd definitief over fase 1 besluiten. Wij geloven in onze alternatieve plan en wij kunnen helaas niet deels voor en deels tegen het collegeplan zijn. Fase 1 wordt een definitief besluit en daarom moeten wij helaas het totale voorstel afkeuren.
De heer DE WIT (SP): De wethouder stapt gemakkelijk over de problemen met de Van Renswoudestraat heen. Er liggen verschillende amendementen, maar de wethouder wil daar niet aan meewerken. Ik hoor hiervoor eigenlijk weinig argumenten. Door een efficiënte indeling, bijvoorbeeld vierkante hoeken in plaats van ronde, is er plaats voor meer parkeergelegenheid aan de Koepoortweg. De parkeerplaatsen zijn in het hoogseizoen zo goed als leeg. De wethouder zei ook dat hij in het nauw komt met de ondernemers als hij die 40 plaatsen niet kan realiseren. Wij kiezen echter voor de bewoners. De ondernemers zullen er begrip voor hebben als de parkeergelegenheid in de tussenliggende tijd niet gerealiseerd kan worden. Ik handhaaf dus mijn amendement.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Het lijkt erop dat mijn buurman deze discussie ook nog niet zo lang gevoerd heeft. Wij hebben goed naar het antwoord op onze vraag geluisterd om alvast maatregelen te nemen, omdat het autovrij maken van de Oude Delft vooruit geschoven wordt. Wij wachten uw voorstellen af. De wethouder heeft intensief naar oplossingen voor de Van Renswoudestraat gezocht, maar hij heeft geen alteratief. Hij heeft gelijk met zijn opmerking dat wij dat ook niet hebben. Wij stellen ons voor dat, als er alsnog een alternatief opduikt, dit met beide handen moet worden aangegrepen. Zo niet, dan hebben wij in eerste termijn al duidelijk een keuze voor een autovrije Markt nú gemaakt en daarmee voor een tijdelijk autoluwe Van Renswoudestraat gekozen. Wij kunnen dan ook niet instemmen met de amendementen III, V en VI. De wethouder gaf aan dat hij in verband met de schil in de meest kwetsbare gebieden vooraf iets geregeld te willen hebben. Wij vragen hem er nauwlettend op toe zien dat dit niet op andere plekken in de schil tot verschuivingen leidt. Wanneer dat geconstateerd wordt, moeten er alsnog regelingen getroffen worden. Het antwoord over de runshop-plaatsen hebben wij geïnteresseerd aangehoord. Wij wachten af. De evaluatiemomenten en de monitoring zijn bij uitstek geschikt om te zien of wij hierover te somber zijn geweest. Ik meen dat de wethouder niet is ingegaan op onze suggestie over het informatiepunt, maar wellicht vond hij dit zo vanzelfsprekend dat hij beantwoording onnodig achtte. Het college heeft motie-I overgenomen. Wij stemmen daarmee in, hoewel wij ons zorgen maken over het enorme pakket dat het college, en in het bijzonder de wethouder, daarmee op zijn bord krijgt. Rest ons een reactie op amendement-IV waarin sprake is van een grens van 875 plaatsen, te handhaven in fase 2. Volgens de wethouder is in fase 2 het maximaal haalbare gedaan en dat er fysiek aldaar geen andere mogelijkheden te bedenken zijn. Wij hebben gezegd dat wij juist de pendel in dezen in een goede oplossing vinden, maar in dit amendement wordt de pendel als niet relevant omschreven. Wij kunnen dan ook niet instemmen met dit amendement.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook ik dank de wethouder voor zijn beantwoording die onze fractie heeft geleid tot de volgende conclusie.
Wat betreft fase 1 kunt u, ondanks het feit dat wij toch nog wel wat aanhikken tegen het autoluw-plus van het Heilige Geest Kerkhof en Voorstraat, toch nog het groene licht krijgen, mede door de toezegging van de wethouder over handhavingsbeleid, parkeergelegenheid in de schil en zijn bereidheid om na te denken over een vangnetvoorziening onder alle voorwaarden die hij daarbij heeft genoemd. Onze fractie is het daarmee eens.
Moeite houden wij met de fasen 2 t/m 4 waarover wij een principebesluit moeten nemen. Dat brengt ons wat in verwarring. De wethouder heeft gezegd dat de raad kan afwijken van besluiten, want de raad is immers het bestuur van de stad, maar hij zei daarbij dat als je een principebesluit neemt, je jezelf wel serieus moet nemen.
Als wij nu met dit principebesluit akkoord gaan, betekent het dan dat wij nu ook akkoord gaan met het autoluw-plus in fase 2, dat wij akkoord gaan met een parkeervoorziening van 40 plaatsen aan de Van Renswoudestraat, dat wij akkoord gaan met het autoluw-plus van de Oude Delft in fase 3?
De heer VAN DEN DOEL (RPF/GPV/SGP): Voorzitter. Ik dank de wethouder voor zijn beantwoording, ook met betrekking tot de taxi die ik overigens niet zo zwaar had aangezet als de wethouder deed voorkomen. Ik had zeker niet de bedoeling om de indruk te wekken dat alle taxi's als raceauto's door de binnenstad razen.
Het amendement op stuk nr. III zal ik niet steunen omdat ik voor het snel autovrij maken van de Markt ben.
Motie I neemt het college over en heb ik ook mede ondertekend.
Met amendement IV heb ik nog het langst geworsteld, maar uiteindelijk zal ik het toch niet steunen, vanwege twee elementen, namelijk de pendel en het in fase 1 ruim ophogen van het aantal parkeerplaatsen. Dat lijkt mij een verkeerd signaal in de richting van de automobilist. In dat geval komt er in fase 1 ook niets terecht van het autoluw-plus. Het enige sympathieke in het amendement vond ik nog wat er in fase 2 naar voren kwam, onder andere het verschuiven van het Yperdek van fase 3 naar fase 2. Alles afwegend moet ik dus zeggen dat ik het amendement niet kan steunen.
Amendement V zal ik steunen om in ieder geval het leed voor de bewoners van de Van Renswoudestraat in dat opzicht zo klein mogelijk te maken. Vanwege mijn steun aan dit amendement kan ik amendement VI niet steunen.
De heer MOOIWEER (STIP): Voorzitter. Wij kunnen akkoord gaan met de implementatie van de eerste fase en de marsroute die voor het vervolg wordt vastgelegd, met andere woorden de uitgangspunten die daarvoor geformuleerd worden waarover wij voor de implementatie van elke fase afzonderlijk definitief zullen besluiten.
Met motie I hebben ook wij absoluut geen probleem, maar de amendementen III, IV, V en VI zullen wij niet steunen.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik dacht dat ik al vrij duidelijk had aangegeven wat wij nu precies besluiten over de fasen 2 t/m 4. Het gaat erom dat wij de koers en de fasering uitzetten zoals die in de nota beschreven staan, onder de conditie dat wij tussentijds evalueren en dat die tot bijstellingen kan leiden, kleine, maar ook grote. Knoopt u zich er nu aan op en moet u altijd blijven vinden wat u nu gevonden heeft? Neen! Als wij bij de tussentijdse evaluaties constateren dat wij goed op koers liggen en de resultaten gunstig zijn, dan is er mijns inziens wel sprake van een commitment om dat ook op dat moment te bevestigen. De mate van realisering van de effecten die wij willen bereiken en welke de effecten zijn, bepaalt u zelf met de vaststelling van het monitoringplan.
Ik ben inderdaad vergeten in te gaan op de suggestie van de fractie van GroenLinks voor het telefonische informatiepunt, maar dat lijkt mij buitengewoon zinvol.
Maar pas als wij de discussie in de commissie hebben gevoerd over aspecten als handhaving, waarmee de open einden en de laatste vragen ook beantwoord zijn in beleidsmatige zin, kan er klip en klaar op elke vraag antwoord worden gegeven. Ik denk dus dat wij dat informatiepunt zo omstreeks oktober/november wel kunnen instellen.
Ik constateer dat de fractie van het CDA in elk geval vrij stellig aangeeft dat het één besluit is en daar niet mee kan instemmen omdat enkele onderdelen ervan haar niet bevallen. Ik betreur dat zeer. Hoe je het ook wendt of keert, wij zijn het op enkele punten wellicht niet helemaal met elkaar eens en kan ik niet uit de voeten met haar amendementen, waarmee ik wordt gebonden aan een aantal parkeerplaatsen, maar er bestaat bij mij wel degelijk de bereidheid om met name in de fase 2 te doen wat nodig is en bij te stellen waar nodig is en dus kritisch te zijn op wat zich dan afspeelt. Wij zijn daar allemaal zelf bij. Ook wordt overlegd met de organisaties in de Stichting Centrummanagement. De inspanningsverplichting om in die fase het onderste uit de kast te halen als wij geconfronteerd zouden worden of dreigen te worden met een aantal negatieve effecten, die wil ik wel degelijk op mij nemen.
Ik weet niet of ik de CDA-fractie in dit stadium nog kan overtuigen, maar volgens mij gooit zij door tegen het gehele voorstel te stemmen omdat zij het met enkele onderdelen niet eens is wel heel veel kind met het badwater weg!
De VOORZITTER: Wij kunnen nu overgaan tot de stemming en ik zou u willen voorstellen om eerst over de vier amendementen te stemmen en wel in de volgorde IV, III, VI en V, en daarna over de motie en ten slotte over het eventueel dan gewijzigde voorstel.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Het college heeft de motie toch overgenomen?
De VOORZITTER: Maar dat betekent niet dat wij er niet over moeten stemmen.
De heer BOELENS (VVD): Alleen als dat gevraagd wordt.
De VOORZITTER: Daarom zal ik haar ook aan de orde stellen.
Amendement IV wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA en Stadsbelangen voor dit amendement hebben gestemd.
Amendement III wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de VVD, het CDA en Stadsbelangen voor dit amendement hebben gestemd.
In stemming komt amendement VI.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. Het is vooral het tweede deel van dit amendement waardoor onze voorkeur uitgaat naar amendement V.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie zal dit amendement ook niet steunen.
Mevrouw KOOP (CDA): Wij sluiten ons aan bij de opmerkingen van de heer Bouman.
Amendement VI wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van de SP voor dit amendement heeft gestemd.
Amendement-V wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de VVD, het CDA, Stadsbelangen, de RPF/GPV/SGP en de SP voor dit amendement hebben gestemd.
Verlangt iemand stemming over motie I?
Dat blijkt mij niet het geval te zijn en kan ik constateren dat het college deze motie heeft overgenomen.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het duidelijke antwoord van de wethouder op onze vraag naar de fases 2 t/m 4 betekent dat wij geen principebesluit over deze fasen willen nemen. Met fase 1 kunnen wij akkoord gaan, maar gezien de wijze waarop er in deze raad gestemd wordt, voelen wij ons gedwongen om tegen het hele voorstel te stemmen.
De heer BOUMAN (VVD): Voorzitter. Gelet op de opmerkingen die ik heb gemaakt en in dit geval expliciet die over de Oostgarage en de Van Renswoudestraat en de koppeling die wij daartussen hebben aangelegd, verzoeken wij aantekening dat wij geacht worden tegen dat onderdeel te hebben gestemd. Voor het overige kunnen wij wel met het voorstel akkoord gaan.
Mevrouw KOOP (CDA): Wij steunen het eindplaatje, maar de toezeggingen van de wethouder bevinden zich in de sfeer van een inspanningsverplichting. Voor onze fractie is dat te zacht. De uitleg over het principebesluit en de evaluaties vinden wij positief, maar helaas kunnen wij – gelet op het geheel – niet akkoord gaan met het voorstel.
Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De VOORZITTER: Naar mij blijkt, hebben de fracties van het CDA en Stadsbelangen tegen het voorstel gestemd.
Ik ontbind het stembureau. Ik zal nu aandacht besteden aan het afscheid van de heer Boelens.
140. Dames en heren. De heer Boudewijn Boelens heeft bijna 18 jaar deel van deze raad uitmaakt. Op 7 september 1982 trad hij toe tot de raad. Per 1 mei 1990 werd hij wethouder en werd dat nogmaals in de daarop volgende periode 1994-1998. In die periode was hij tevens eerste loco. Hij heeft een zeer grote hoeveelheid activiteiten in die tijd ondernomen, waarover ik straks nog iets zal zeggen.
De officiële eerste voornaam van de heer Boelens luidt Balduinus en de tweede Johannes. In het namenboekje, dat ik ter gelegenheid van de komst van mijn eerste kind had aangeschaft, heb ik opgezocht wat die namen betekenen. Balduinus, waar overigens zeer veel variaties op bestaan, betekent “stoutmoedige vriend”. Johannes komt van het Hebreeuwse Jochanan en dat betekent “Jaweh zij genadig”. Nu kun je, als je een stoutmoedige vriend bent, wel wat genade gebruiken. En de heer Boelens is, met zijn eigen stijl van opereren en zijn bepaald niet risicomijdend gedrag, wat dat betreft iemand die zowel zijn eerste als zijn tweede naam goed kan gebruiken.
Hij is, wat ik wil noemen, een type, omdat hij een aantal eigenschappen met een zeker genoegen uitdraagt die bij anderen wel eens wat verwarring creëren. Ik noem wat voorbeelden. Hij houdt niet van bloemen, iets wat hem tot een on-Hollandse man maakt, eigenlijk. Hij drinkt niet alleen nagenoeg niet, maar hij weet ook op de meest ongelegen moment om koffie te vragen.
Toen hij bij mij thuiskwam op de middag waarop ik gehoord had dat ik benoemd was in Delft – het college kwam na een helse rit van ongeveer 3 uur door allerlei verkeersopstoppingen om half acht bij mij aan – vroeg hij om koffie. Dat heeft bij ons thuis zo’n indruk gemaakt dat, als ik zijn naam thuis noem, de kinderen vragen of het die mijnheer is die toen koffie nam! Wij zaten namelijk allemaal uitgebreid aan de borrel.
Toen hij als wethouder afscheid nam, wilde hij eigenlijk geen afscheidsreceptie. Wij hebben hem daartoe moeten zetten. Hij vond het achteraf overigens wel leuk, maar vooraf voelde hij er weinig voor. Bij de collegeconferentie is, alhoewel hij een zeer stedelijk mens is, herhaaldelijk gebleken dat hij, als het op uitgaan aankomt, niet bij voorkeur voorop loopt. Hij is daartoe wel over te halen, maar het kost de nodige moeite.
Hij had als wethouder een kunstwerk op zijn kamer met een dermate grote oppervlakte dat ontsnappen uitgesloten was. Iedereen is er dan ook dankbaar voor dat hij dit heeft willen overnemen! Hij houdt niet van voetballen, wat vandaag maar weer eens bleek. Hij gaf aan dat, als hij in aanmerking zou komen voor een Koninklijke onderscheiding, het hem niet gepast voorkwam om op dat moment ook de gemeentepenning te ontvangen. Hij vond twee van die lintjes tegelijk geen vertoning.
Tot slot, en dat is hem uiteindelijk als raadslid in Delft fataal geworden, hecht hij er zeer aan dat hij bij het opstaan ’s morgens “de krant op de mat vindt”, zoals hij dat noemt. Aangezien hij al een tijdje op zoek was naar een nieuw huis en dat tot absoluut criterium had verheven, heeft hij uiteindelijk een huis in Den Haag moeten vinden om die krant op de mat te krijgen. Hij gaat ons verlaten, eenvoudigweg omdat hij niet meer in Delft woonachtig zal zijn en dus geen raadslid kan blijven.
Woensdagavond is in het algemeen bestuur van Haaglanden van Boudewijn afscheid genomen met een toespraak van de heer Deetman. Daaruit bleek dat hij ook in de regio een buitengewoon gewaardeerd bestuurder is geweest, en wellicht weer wordt, want dat weet je nooit. Hij is daar uitdrukkelijk bedankt. Hij gaf mij aan dat hij liever had dat ik niet de lijst van zijn werkzaamheden voorlas, of zelfs maar een selectie maakte uit alles wat hij had gedaan als bestuurder van deze stad. Als ik de lengte van die lijst bezie, beschouw ik dat als een stoutmoedige vriendendienst.
Dames en heren. Wij nemen na 18 jaar afscheid van Boudewijn Boelens. Dat leidt ertoe dat ik hem namens Hare Majesteit een onderscheiding kan uitreiken. Zij heeft besloten op 29 juni 2000, nr. 00.0039993, aan de heer Boelens, geboren te Utrecht op 22 juli 1955, het lidmaatschap in de Orde van Oranje-Nassau uit te reiken. Ik vraag de heer Boelens naar voren te komen, zodat ik hem de versierselen kan opspelden.
(De voorzitter speldt de onderscheiding op.)
(Applaus)
De VOORZITTER: Mogen wij hem daarnaast niet de gemeentepenning opspelden, wel krijgt hij natuurlijk het fraaie bord, behorende bij een raadslidmaatschap van Delft.
(De voorzitter overhandigt het Delfts blauwe bord.)
(Applaus)
De heer BOELENS: Voorzitter, dames en heren. Gezien het tijdstip zal ik de verkorte versie van mijn aantekeningen gebruiken. Ik begin met dank te zeggen aan iedereen die heeft bijgedragen aan mijn benoeming tot lid in de Orde van Oranje Nassau.
Er is een mooie anecdote over een loco-burgemeester die een KO’tje had opgespeld, want zo heet dit in het jargon van het jongenshuis, en vervolgens de vraag kreeg van de gedecoreerde: burgemeester, als u de Koningin nu nog een keer ziet, wilt u haar dan heel hartelijk danken voor het lintje? En u begrijpt, dat ik mij hier heel graag bij aansluit!
Wat ik niet doe, voorzitter, is vanavond nog een paar weidse vergezichten geven over wat met Delft moet gebeuren. Als je 18 jaar raadslid bent geweest, zoals ik dat bijna ben, en 8 jaar wethouder, heb je voldoende tijd gehad om te zeggen wat je vindt, of binnen de randvoorwaarden van de raad te doen wat je nodig acht. En dan doen deze laatste twee minuten daar ook niet meer aan toe of af. Wat ik wel doe, is binnenkort verhuizen. U hebt het al gezegd; ik verhuis naar Den Haag, naar het prachtige binnenstadsplan de Resident. Het is er dus toch van gekomen. Ik heb ooit gezegd dat ik pas weg zou gaan als de etsen op zijn en daar heb ik mij aangehouden. Ik had natuurlijk niet kunnen bevroeden dat u nu het servies ging uitdelen!
Ik ga niet uitgebreid in op waarom ik wegga. Iedereen begrijpt, dat het een combinatie van factoren is die te maken heeft met de onderhandelingen in 1998, met het zoeken naar een ander huis dat nu ook buiten Delft kon gebeuren, met allerlei discussies die ik intussen in de fractie – zo merk ik – al vijfmaal gevoerd heb en met een accent dat ik heb gelegd op het investeren in de fractie. Dat verhuizen naar Den Haag heeft overigens tot boeiende geruchten en reacties geleid. Er zijn vele politici die samenzweerderig tegen mij zeggen: de Resident, dat is toch vlakbij het Binnenhof, hè? Dat klopt, maar mijn notaris had begin 1999 een heel ander referentiekader. Die zei: de Resident, dat is toch vlakbij de Herengracht? Daar is onlangs iemand neergeschoten.
En dat is het aardige, ik ga naar het centrum van een grote stad, vlakbij het Binnenhof en de restaurants, vlakbij de disco en de koffieshops, vlakbij het openbaar vervoer en de rijkswegen, vlakbij het theater, de bioscopen en de Bijenkorf.
Ik wil vanavond volstaan met een aantal woorden van dank. Allereerst in de richting van u, burgemeester. Ik heb hier staan: dank voor de vriendelijke woorden. Maar ik moet nog eens goed nadenken of dat, na wat u gezegd hebt, ook helemaal waar is. U was toch een tikkeltje kritisch, had ik het gevoel. Mij valt in het algemeen op dat je bij een afscheid heel veel aardigs over jezelf hoort, dus ik kan het iedereen aanbevelen. Ik bewaar, voorzitter, heel goede herinneringen aan onze samenwerking in 1997 en 1998. En dat je me tot voor kort aansprak als “wethouder”, heb ik heel bijzonder gevonden. In de richting van de raad en de bevolking, wil ik zeggen: dank voor de goede samenwerking. Ik denk dat wij bij tijd en wijle mooie dingen voor Delft hebben gedaan. En in de richting van mijn fractie, het is mijn vijfde fractie intussen: dank voor de samenwerking en ik wens jullie veel succes en plezier in de Delftse politiek.
Voorzitter, dames en heren. Ik wil u allen het allerbeste toewensen, dat wil zeggen in politieke zin natuurlijk niet allen in dezelfde mate, maar in persoonlijke zin ga het u allen goed. Nu wil ik de regie niet overnemen, maar ik geloof inderdaad, voorzitter, dat het nu tijd is voor een kopje koffie. Ik heb gezegd.
(Applaus)
141. De vergadering wordt om 00.25 uur gesloten.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 september 2000.
,voorzitter.
,secretaris.