T W A A L F D E V E R G A D E R I N G
op
donderdag 20 december 2001 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht
van de verhandelde punten.
Stuknr.
246.
Opening en mededelingen
247.
Beëdiging van het nieuwe raadslid de heer Mahesh
248.
Notulen
249.
Van anderen ingekomen stukken
250.
Tevens ter inzage gelegde stukken
251.
Voorstel tot vestiging opstalrecht en grondverkoop voor de bouw
van voorzieningen op de velden 5 en 7
van het plangebied
Zuidpoort 229
252.
Voorstel tot:
-
intrekking
van de Subsidieverordening Projectmatige
Stimuleringsregeling Verbetering Panden
en
-
vaststelling
van de Subsidieverordening Stimulerings-
regeling Verbetering Panden en Stoepen 198
253.
Voorstel tot aanpassing van Hoofdstuk 3 “Beschermde rijks-
monumenten en beschermde gemeentelijke
monumenten”
van de Subsidieverordening
Stadsvernieuwing 197
254.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 259.063,-- t.b.v. de voorbereiding van de bodemsanering
ter plaatse van de Zuidwal 224
255.
Voorstel tot instemming met de instelling van het Monumenten-
fonds/beschikbaar stellen van een
krediet ad f 412.758,--
(€ 187.302,--)
t.b.v. de restauratie van monumentale poorten,
hekken en grenspalen en voor de
restauratie van het uurwerk
van het Stadhuis 226
256.
Voorstel tot wijziging van de Algemene Plaatselijke
Verordening Delft 1992 225
257.
Voorstel tot vaststelling van het Programma 2000 (onderwijs-
huisvesting) en beschikbaar stellen
van de bijbehorende
kredieten 201
258.
Voorstel tot instemming met het eindrapport voor de te fuseren
GGD Delfland en GGD West-Holland, de
Gemeenschappelijke
Regeling GGD Nieuw, de
productbegroting 2002 en de meer-
jarenbegroting 2003-2007 GGD Nieuw 206
259.
Voorstel tot vaststelling van het Beleidsplan Abw 2002 en het
Beleidsverslag Abw 2000 215
260.
Voorstel inzake de Meerjarenraming Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing 2001-2004 en
het ISV-volume
Besluit 2002 202
261.
Voorstel inzake de Meerjarenraming Stadsvernieuwing
2002-2004 en het volumebesluit 2002 in
het kader van artikel 1.2
van de subsidieverordening
stadsvernieuwing 203
262.
Voorstel inzake leisure beleid in stadsgewest Haaglanden 217
263.
Voorstel tot vaststelling van de eerste wijziging van de tarieven-
tabel behorende bij de verordening op
de heffing en invordering
van marktgelden 2002 207
264.
Voorstel tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening
gemeente Delft 2002 212
265.
Voorstel tot vaststelling van de 56e begrotingswijziging voor het
dienstjaar 2001 220
266.
Voorstel tot:
-
vaststelling
van twee straatnamen;
-
het
vergroten van het bereik van één straat;
-
het
verplaatsen van het tracé van één straat;
-
het
laten vervallen van één straatnaamaanduiding 204
267.
Voorstel inzake de toelating van de heer J.Ph. de Jong tot lid
van de raad van de gemeente Delft 231
268.
Voorstel tot het verlenen van eervol ontslag aan de heer
S. Mahesh als lid van de
Programmaraad Kabeltelevisie
en -radio Delft 232
269.
Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Schilders-
buurt 2001 228
270.
Voorstel tot instemming met het intentiebesluit besturenfusie
openbaar primair onderwijs
Delft/Rijswijk en tot het beschik-
baar stellen van een krediet ad €
70.000,-- (f 154.259,70)
ten behoeve van onderzoek gericht op
implementatie per
1 januari 2003 205
271.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 120.250,-- (f 265.000,--) ten
behoeve van de autoluwe
herinrichting van de Oude Langendijk
inclusief een twee-
zijdige busroute 211
272.
Voorstel tot instemming met de Subsidieverordening atelier
beeldend kunstenaars 218
273.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een bedrag ad
€ 200.000,-- voor het project Delfts
Erfgoed Digitaal 222
274.
Voorstel tot vaststelling van een gewijzigde toelichting be-
horende bij de verordening op de
heffing en invordering
van rioolrechten 2002 233
275.
Voorstel inzake heroverwegingsbesluit naar aanleiding van
bezwaarschriften autoluw(plus)gebied
2001 234
276.
Voorstel inzake aanpassing regelgeving parkeren binnenstad 235
277.
Afscheid nestor van de raad, de heer Bonthuis
278.
Sluiting
Voorzitter:
de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.
Aanwezig
zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, mevrouw Bolten, de heer Bonthuis,
mevrouw Bulthuis, de heren Clason, Van den Doel, Van Doeveren, Grashoff, mevrouw Heuvelman, mevrouw Van der
Hoek, de heer Hollink, mevrouw De Jongh Swemer, mevrouw Koop, de heren De
Koning, A.S.A. van Leeuwen, W.A.G. van Leeuwen, mevrouw Lourens, de heren
Mahesh, Mahler, Meuleman, Nijhof, Oosten, De Prez, Rensen, mevrouw Roorda van
Eijsinga, mevrouw Steffen, de heren Van Tongeren, Torenstra, Vis, mevrouw
Vlekke, de heer De Wit en mevrouw Zweekhorst.
Secretaris:
de heer mr. drs. N. Roos.
246.
De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen welkom. Eventuele
hoofdelijke stemmingen beginnen vanavond bij nr. 17, de heer Hollink. Bericht
van verhindering is ontvangen van de heren Den Boef en Bot; de heer Clason zal
later komen. Dit is de laatste raadsvergadering van de heer Bonthuis. Daaraan
zullen wij aan het eind van deze vergadering aandacht besteden.
Vanavond
zijn uitgereikt een tweede aanvullende agenda, een tweede aanvullende lijst van
ingekomen stukken, een gewijzigde pagina 2 van stuk 235 I en een gewijzigde
pagina 3 van stuk 235 II (Voorstel inzake aanpassing regelgeving parkeren
binnenstad), een nieuw stuk 233 I en II (Voorstel tot vaststelling van een
gewijzigde toelichting behorende bij de verordening op de heffing en
invordering van rioolrechten 2002) en Stand van zaken digitale toegankelijkheid
collecties gemeentemusea, behorend bij punt 17 van de D-lijst, Delfts Erfgoed
Digitaal.
247.
We gaan over tot de beëdiging van het nieuwe raadslid de heer Mahesh. Ik
verzoek de bode om hem binnen te leiden en ik verzoek iedereen om te gaan
staan.
Ik
heb begrepen dat de heer Mahesh de verklaring en belofte wil afleggen.
Ik
verklaar dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch
middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb
gegeven of beloofd.
Ik
verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten,
rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of
zal aannemen.
Ik
beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en
dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal
vervullen.
De
heer MAHESH (D66): Dat verklaar en beloof ik.
De
VOORZITTER: U bent nu officieel benoemd tot lid van de raad. Ik overhandig u nu
de vroedschapspenning van deze stad, een eeuwenoude penning. Daarbij hoort een
document, waaruit ik u de belangrijkste elementen zal voorlezen. Die penning
verleent u immers allerlei bijzondere voorrechten. De andere raadsleden weten
dat al, maar ik zie aan uw verbaasde blik dat ik u iets nieuws ga vertellen. In
de eerste plaats mag u, als een varken u in de binnenstad herhaaldelijk voor de
voeten loopt terwijl u het al enige malen hebt gemaand om opzij te gaan, dat
varken naar huis nemen en slachten. Als de burgers in de ommelanden tegen ons
in opstand komen, mag u uw toevlucht zoeken in het Steen; dat is de toren van
dit stadhuis en daar bent u dan veilig.
Ingeval
van brooduitdelingen op de Markt in tijden van nood mag u vooraan staan, omdat
wij in die tijden het openbaar bestuur in stand moeten houden; u moet dan dus
goed worden gevoed. Als er sprake is van een watertekort of als de pest zou
uitbreken, bent u als een van de weinigen gemachtigd om gebruik te maken van
het verse water uit de Haagse beek. U bent volgens mij geen chirurgijn; of hebt
u wel een medische opleiding gehad?
De
heer MAHESH (D66): Jawel.
De
VOORZITTER: Dan is dit een historisch moment, want dan beschikt u ongetwijfeld
over een chirurgijnscape. Naast de u ongetwijfeld bekende rode bies mag u ook
een zilveren galonbies dragen als teken van uw bijzondere waardigheid. Tot slot
heb ik iets nieuws ontdekt: als de gewoonte van het vijftiende-eeuwse
ballenhangen, waarbij ieder lid van de bevolking zijn eigen versierselen in de
kerstboom mag hangen, in ere wordt hersteld, mogen de raadsleden daarbij als
eerste een plek uitkiezen. Kortom: deze penning is niet niets. Wij feliciteren
u hartelijk; u bent welkom in ons midden. Aansluitend aan deze
raadsvergadering, wanneer wij toch gezamenlijk een drankje drinken, heeft
iedereen de gelegenheid om u te feliciteren. De bode zal u naar uw plaats
begeleiden.
248.
Handelingen van de vergadering van de gemeenteraad van 25 september 2001, 27
september 2001, 2 oktober 2001 en 25 oktober 2001.
Deze
Handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.
Vaststelling
van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.
249.
Ingekomen van anderen:
168. Brief van wetenschappelijk bureau
GroenLinks inzake externe advisering bij de overheid en toezending van de publicatie
“De staatsgreep van de zesde macht”.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
middelen en bestuur.
169. Verzoek van de gemeente Sliedrecht om steun
te betuigen aan de door de gemeenteraad van Sliedrecht ingediende motie, inzake
maatregelen te nemen dat de financiering van de dualisering niet eenzijdig bij
de gemeenten komt te liggen.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening.
170.
Ontslagbrief van de heer C.A.
Bonthuis, raadslid van de fractie Stadsbelangen.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannenem.
171. Kopie van een brief van P. v. Bruggen,
gericht aan het college van Burgemeester & Wethouders, inzake
verkeersoverlast Achterom.
Voorstel: het stuk voor kennisgeving aannemen.
172. Kopie van een brief van Everts, Bosboom en
Hiemstra advocaten, gericht aan Burgemeester & Wethouders, inzake Poppink
Glas Delft BV.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening.
173.
Brief van mw. L. Sinke inzake
ondergrondse containers.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening.
174.
Brief van de Fietsersbond inzake
gevaarlijke vrachtwagens.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
duurzaamheid.
175. Mededeling van de Raad van State dat de
behandeling van het bestemmingsplan Schie-oevers Noord en Zuid zal plaatsvinden
in een openbare zitting van Ruimtelijke Ordening unit 1 van de Afdeling
bestuursrechtspraak op 18 februari 2002. De gemeente Delft wordt uitgenodigd
hierbij aanwezig te zijn.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening.
176. Brief van G.H. Jansen inzake parkeerbeleid
gebied Kalverbos, Nieuwe Plantage, Pieter Hendrikstraat.
Voorstel: het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
duurzaamheid.
250.
Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:
a. Conferentie
“De kunst van het publieke bedrijf” op woensdag 16 januari 2002 in het Concert-
en Congresgebouw “De Doelen” in Rotterdam.
b. Agenda
en vergaderstukken voor de vergadering van de Midden-Delflandraad van 7
december 2001.
c. Voortgangsrapportage 2001, Vrouwen in Politiek en Openbaar
Bestuur.
d. Mededelingenblad van de Vereniging van
Zuid-Hollandse Gemeenten. Jaargang 3, nr. 2, december 2001.
e.
SZW-Gids, webwijzer voor
gemeenten. Nummer 11, december 2001.
f.
Bulletin Verkeersveiligheid,
index 2001, december 2001.
g. Uitnodiging van FNV regiowerk
Zuid-Holland voor het bijwonen van een debat op woensdag 9 januari 2002 in
zalencentrum Rustburcht aan de Strevelsweg 744/746 te Rotterdam.
De
heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Ik verzoek u om de afdoening van stuk 169 ter
kennisname aan de Commissie Middelen en Bestuur te zenden.
De
VOORZITTER: Dat is bij dezen afgesproken.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ik verzoek u om stuk 168 te bespreken in de
Commissie Middelen en Bestuur.
De
VOORZITTER: Wilt u dat dat voor de verkiezingen gebeurt?
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Nee hoor, dat mag ook ongeveer tegelijkertijd met de
bespreking van de rekening.
De
VOORZITTER: Wethouder Oosten, hebt u daarover een opmerking?
Wethouder
OOSTEN: Als mevrouw Bolten aangeeft dat dit stuk te maken heeft met de
rekening, neem ik dat ogenblikkelijk aan. Als zij dat daarbij wenst te
betrekken, lijkt mij dat geen probleem.
Met
inachtneming van het gestelde over de stukken 168 en 169 wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders.
251.
Voorstel tot vestiging opstalrecht en grondverkoop voor de bouw van
voorzieningen op de velden 5 en 7 van het plangebied Zuidpoort.
(Stuk
229 – 01/032027)
252.
Voorstel tot:
-
intrekking
van de Subsidieverordening Projectmatige Stimuleringsregeling Verbetering
Panden en
-
vaststelling
van de Subsidieverordening Stimuleringsregeling Verbetering Panden en Stoepen.
(Stuk
198 – 01/028605)
253.
Voorstel tot aanpassing van Hoofdstuk 3 “Beschermde rijksmonumenten en
beschermde gemeentelijke monumenten” van de Subsidieverordening
Stadsvernieuwing.
(Stuk
197 – 01/028608)
254.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 259.063,-- t.b.v. de
voorbereiding van de bodemsanering ter plaatse van de Zuidwal.
(Stuk
224 – 01/031765)
255.
Voorstel tot instemming met de instelling van het Monumentenfonds/beschikbaar
stellen van een krediet ad f 412.758,-- (€ 187.302,--) t.b.v. de restauratie
van monumentale poorten, hekken en grenspalen en voor de restauratie van het
uurwerk van het Stadhuis.
(Stuk
226 – 01/031612)
256.
Voorstel tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Delft 1992.
(Stuk
225 – 01/031258)
257.
Voorstel tot vaststelling van het Programma 2000 (onderwijshuisvesting) en
beschikbaar stellen van de bijbehorende kredieten.
(Stuk
201 – 01/028416)
258.
Voorstel tot instemming met het eindrapport voor de te fuseren GGD Delfland en
GGD West-Holland, de Gemeenschappelijke regeling GGD Nieuw, de productbegroting
2002 en de meerjarenbegroting 2003-2007 GGD Nieuw.
(Stuk
206 – 01/029943)
259.
Voorstel tot vaststelling van het Beleidsplan Abw 2002 en het Beleidsverslag
Abw 2000.
(Stuk
215 – 01/030475)
260.
Voorstel inzake de Meerjarenraming Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
2001-2004 en het ISV-volumebesluit 2002.
(Stuk
202 – 01/025146)
261.
Voorstel inzake de Meerjarenraming Stadsvernieuwing 2002-2004 en het
volumebesluit 2002 in het kader van artikel 1.2 van de subsidieverordening
stadsvernieuwing.
(Stuk
203 – 01/024879)
262.
Voorstel inzake leisure beleid in stadsgewest Haaglanden.
(Stuk
217 – 01/030900)
263.
Voorstel tot vaststelling van de eerste wijziging van de tarieventabel
behorende bij de verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2002.
(Stuk
207 – 01/030559)
264.
Voorstel tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening gemeente Delft
2002.
(Stuk
212 – 01/030556)
265.
Voorstel tot vaststelling van de 56e begrotingswijziging voor het
dienstjaar 2001.
(Stuk
220 – 01/032050)
266.
Voorstel tot:
(Stuk
204 – 01/030202)
267.
Voorstel inzake de toelating van de heer J.Ph. de Jong tot lid van de raad van
de gemeente Delft.
(Stuk
231 – 01/032815)
268.
Voorstel tot het verlenen van eervol ontslag aan de heer S. Mahesh als lid van
de Programmaraad Kabeltelevisie en –radio Delft.
(Stuk
232 – 01/032666)
Deze
voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
269.
Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Schildersbuurt 2001
(Stuk
228 - 01/032190)
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Delft heeft nauwelijks ruimte voor
woningbouw en is dus vooral aangewezen op het invullen van kleine locaties in
bestaande bebouwing, zoals nu in de Schildersbuurt. Dit bestemmingsplan biedt
naar het oordeel van de CDA-fractie een voldoende basis voor de ruimtelijke
ontwikkelingen in dit gebied, met name voor het voormalige “De Laatste
Eer”-terrein.
De
vragen die onze fractie had over de gehanteerde parkeernormen, met name over de
getallen en de relatie tussen auto's en plaatsen, heeft de wethouder in de
commissievergadering naar tevredenheid beantwoord. Dat neemt niet weg dat onze
ervaring is dat parkeren in een halfverdiepte garage over het algemeen
bouwkundig gezien geen fraaie oplossing oplevert, maar die vraag staat los van
dit bestemmingsplan. Dat betekent dat wij met dit plan instemmen.
Wij
hebben wel een vraag van meer algemene strekking. De besluitvorming over dit
gebied is niet zonder hobbels verlopen. De bestuursrechter vond een artikel
19-procedure te licht en er moest een nieuw bestemmingsplan komen. Zoals ik aan
het begin opmerkte, is Delft voor woningbouw voor een belangrijk deel
aangewezen op locaties binnen de bestaande bebouwing. Voor de binnenstad is een
nieuw bestemmingsplan in voorbereiding, maar hoe zit het met andere locaties
waar een nieuwe ontwikkeling of invulling is voorzien, bijvoorbeeld in de
Poptahof of aan de Laan van Altena? Ik vraag dat ook omdat in het kader van de
nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening de befaamde artikel 19-procedure zal
komen te vervallen en van de gemeente een meer anticiperende houding in het
ruimtelijke beleid wordt verwacht. Kortom: welke lessen trekt het college uit
de casus van “De Laatste Eer”?
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De fractie van Stadsbelangen heeft
op zich geen moeite met het voorliggende bestemmingsplan, hoewel wij wel
vraagtekens zetten bij de parkeertellingen, die in juni en bovendien 's nachts
zijn gehouden. Dan kun je weliswaar zien hoeveel plekken er nog over zijn, maar
volgens onze fractie zegt dat niets over de parkeerbehoefte op de dag en avond.
Onze
fractie heeft grote moeite met het feit dat wij niet correct worden
geïnformeerd over de gang van zaken met betrekking tot de sportschool aan de
Oostsingel. In stuk 228 staat letterlijk: “Momenteel vindt tevens overleg
plaats tussen de sportschooleigenaar en de gemeente over een mogelijke
verhuizing van de sportschool. De vaststelling van het bestemmingsplan kan niet
wachten op de resultaten van dit overleg dat mogelijk nog maanden duurt”. De
sportschooleigenaar stelde tot onze verbazing afgelopen dinsdag in de commissie
dat er helemaal geen overleg plaatsvindt; pas na aandringen van mijn kant zei
de wethouder: “Er is contact geweest”. Naar onze mening is contact iets anders
dan de opmerking dat er momenteel overleg plaatsvindt over een mogelijke
verhuizing. Wij vinden de inschatting van de wethouder dat de resultaten van
het overleg nog lang op zich kunnen laten wachten, wel erg rooskleurig, zeker
omdat er op dit moment helemaal geen overlegsituatie is. Onze fractie neemt dit
hoog op. Wij moeten er als raadsleden op kunnen vertrouwen dat wat in een nota
staat, waar is. Het is ook niet de eerste keer. Wij nemen het de wethouder
bijzonder kwalijk dat hij de raad op deze wijze meent te moeten informeren.
Wat
de interactieve beleidsvoering betreft: als een sportschooleigenaar een aantal
malen probeert om in gesprek te komen met de wethouder, wordt hem te verstaan
gegeven dat de wethouder geen behoefte heeft aan een gesprek. In dezelfde
commissievergadering werden wij later, bij een ander agendapunt, geconfronteerd
met de opmerking van een bewoner dat er sprake was van een gentlemen's
agreement met de wethouder, op voorwaarde dat daarmee niet in de publiciteit
zou worden getreden. Over openheid gesproken!
Ook
gelet op de uitspraken van een aantal andere fracties in de
commissievergadering, dring ik er bij de wethouder op aan om met spoed in
overleg te treden met de sportschooleigenaar om tot een oplossing te komen. Het
is te gek voor woorden als dergelijke zaken uiteindelijk alleen via de rechter
opgelost zouden kunnen worden.
Onze
fractie is van mening dat zowel burgers als gemeente een uiterste inspanning
moeten doen om zaken op te lossen, zeker in een situatie waarin een ondernemer
door veranderde regelgeving naar onze mening terecht opkomt voor zijn belangen.
Ik wacht de reactie van de wethouder af en ik zal in tweede termijn bezien wat
wij verder zullen doen.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik ben onaangenaam getroffen door de opmerkingen van de
heer Meuleman. De betreffende sportschooleigenaar heeft mij in het wat verdere
verleden fysiek bedreigd. Zelfs de wijkagent moest er toen aan te pas komen om
hem tot de orde te roepen. De betreffende sportschooleigenaar heeft doelbewust
een naast zijn sportschool gelegen pand met een bedrijfsactiviteit in
milieucategorie 3 gekocht in een poging om daarmee in juridische zin te
breekijzer te creëren ten aanzien van de bouwplannen, met de uitdrukkelijke
bedoeling om het uiteindelijk op een afkoopsom te laten aankomen. Ik heb dat in
de commissie toegelicht. Ik ben niet van zins om aan dergelijke praktijken mee
te werken en ik vind het niet correct dat leden van dit bestuur zich op een
dergelijke manier achter individuele belangen scharen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Kunt u ingaan op het feit dat u in stukken
gewoon verkeerde informatie geeft?
Wethouder
GRASHOFF: Ik heb geen verkeerde informatie verschaft; ik heb correcte
informatie verschaft, maar als u een stellingname van een inspreker direct en
zonder enige check voor zoete koek aanneemt en mij verwijt dat ik verkeerde
informatie heb gegeven, kan ik alleen maar stellen dat u uw huiswerk beter moet
doen. Er is contact en overleg geweest over twee opties voor verhuizing: naar
het voormalige pand van Lidl of naar Tanthof. Als u dat wilt, kan collega
Torenstra dat bevestigen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De wethouder kan wel boos reageren …
Wethouder
GRASHOFF: Ik ben verschrikkelijk kwaad! Ik vind dit gewoon geen porum!
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik ben ook verschrikkelijk kwaad, want in het
stuk van 4 december staat letterlijk dat er momenteel overleg plaatsvindt en
dat is niet het geval.
Wethouder
GRASHOFF: Dat overleg heeft plaatsgevonden.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Er staat dat het plaatsvindt.
Wethouder
GRASHOFF: Wat wilt u dan? Dat het overleg plaatsvindt op het moment dat u
vergadert?
De
heer MEULEMAN: Ik wil gewoon eerlijke informatie.
De
VOORZITTER: De wethouder rondt zijn beantwoording af. Het is volstrekt
duidelijk wat hij bedoelt.
Ik
ga nu in op de opmerkingen van de heer Van Tongeren. In de jurisprudentie heeft
de rechterlijke macht het werken met een artikel 19-procedure in de loop der
tijd meer begrensd: bij datgene wat een aantal jaren geleden logischerwijs via
een artikel 19-procedure kon, is geleidelijk gebleken dat de rechter een
striktere hantering van het begrip “artikel 19-procedure” heeft gekozen. Daar
zijn wij op dit punt op gestuit; vervolgens hebben wij een volledig
bestemmingsplan moeten uitwerken.
De
nieuwe desbetreffende regelgeving van dit moment kent eigenlijk toch weer
nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld de zelfstandige projectprocedure: artikel 19
van de WRO is gesplitst in een aantal onderdelen en één daarvan is de
zelfstandige projectprocedure. Wellicht is ook die procedure geschikt voor een
project zoals dit. Daarnaast heeft de verdere herziening van de WRO een aantal
consequenties die ik op dit moment niet precies paraat heb, maar ik ben graag
bereid om daar in de commissie op terug te komen. Daarvoor zal ik wel
specialisten moeten meenemen, want het is zeer gecompliceerd.
Wethouder
TORENSTRA: Voorzitter. Ik kan mededelen dat ten aanzien van de sportschool
overleg plaatsvindt. Enige maanden geleden is in het kader van de bouw van de
buurtaccommodatie Tanthof een advertentie geplaatst die aankondigde dat men
zich kon inschrijven voor een commerciële sportschool. Daar hebben drie
sportschoolhouders op gereageerd. Zij zijn alle drie uitgenodigd en met alle
drie zijn gesprekken gevoerd, ook met deze sportschoolhouder. Mijn meest actuele
informatie, van een aantal dagen geleden, is dat deze sportschoolhouder is
uitgenodigd om meer werk te maken van het ondernemingsplan, en dat dat nog
bekeken zou worden. Vrij recent heb ik ambtelijk laten weten dat ik het niet
goed vind om de situatie nog langer voort te laten duren, want het schijnt veel
voeten in de aarde te hebben. Ik ga dan ook voorstellen om de bouw van de
buurtaccommodatie Tanthof te starten, met de mogelijkheid om daarnaast een
sportschool te bouwen, als dat er nog van komt. De betreffende persoon is een
van de serieuze kandidaten, maar er moet wel een verantwoord plan zijn voordat
wij met hem in zee kunnen gaan. Er is wel overleg.
De
VOORZITTER: Voordat wij aan de tweede termijn beginnen, wil ik een opmerking
maken. Emoties in de raad mogen; dat geldt voor ons allen, maar - ik zeg dit
ook een beetje in de richting van de wethouder - let op uw woorden, want anders
gaan wij hier verkeerde taal gebruiken.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De wethouder is van mening dat de fractie
van Stadsbelangen haar huiswerk beter zou moeten doen. Onze fractie maakt haar
huiswerk heel goed, maar ik zal een aantal zaken nader verifiëren; dat kan ik
op dit moment niet doen. Dat betekent dat wij op dit moment niet akkoord kunnen
gaan met dit voorstel.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Stadsbelangen tegen het voorstel
heeft gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.
270.
Voorstel tot instemming met het intentiebesluit besturenfusie openbaar primair
onderwijs Delft/Rijswijk en
tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 70.000,--
(f
154.259,70) ten behoeve van onderzoek gericht op implementatie per 1 januari
2003.
(Stuk
205 - 01/029941)
Mevrouw
BULTHUIS (VVD): Voorzitter. Tijdens de eerste bespreking van de nota
Beleidswijziging bestuursvorm openbaar primair onderwijs Delft is de
VVD-fractie akkoord gegaan met een nader onderzoek naar een besturenfusie
tussen Delft en Rijswijk. Daarbij plaatsten wij echter drie voor ons zeer
relevante kanttekeningen. Een van die punten willen wij nogmaals noemen: een
stichting zoals genoemd in de nota heeft niet de voorkeur van de VVD-fractie.
Onze voorkeur gaat nog steeds uit naar een bestuurscommissie waarin minimaal
één gemeenteraadslid van de gemeente Delft zitting heeft. Graag horen wij
nogmaals van de wethouder of dit punt in het genoemde nader onderzoek
meegenomen wordt of is. Het openbaar onderwijs is en blijft een taak van de
overheid.
Mevrouw
ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. In reactie op de opmerking van de VVD-fractie:
wij achten het onderzoek zoals dat nu uitgevoerd gaat worden, juist. Dat
betekent dat diverse mogelijkheden inzake deze kwestie nog open liggen.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. De mensen die erbij aanwezig waren, herinneren zich de
positie van de VVD-fractie in de discussie. Ik herinner mij dat wij in de
commissie ook hebben gesproken over de verschillende rechtsvormen die denkbaar
zijn voor een gefuseerd openbaar basisonderwijs Delft/Rijswijk. Daarbij heeft
de VVD-fractie op het punt van de relatie tussen de gemeenten en het bestuur en
de vormgeving van die relatie een aantal toetselementen ingebracht voor de
nieuwe constructie: de invloed van de gemeenten, de positie van de ouders en de
lokale inkleuring. Welke rechtsvorm past daar het beste bij? Ik meen mij uit de
discussie te herinneren dat wij op dat punt geen duidelijke conclusie hebben
getrokken; dat gold volgens mij ook voor de VVD-fractie. Wel hebben wij de
toetspunten afgesproken op basis waarvan wij verder willen gaan en ook verder
willen onderzoeken. Dat is begrijpelijk, want inrichting van de fusie door
middel van een bestuurscommissie is feitelijk onmogelijk als je over
gemeentegrenzen heen gaat samenwerken; dan is de bestuurscommissie geen reële
optie meer en zul je dus moeten uitkomen op vormen zoals een gemeenschappelijke
regeling, een openbare rechtspersoonlijkheid of een stichting. Ik denk dat wij
er goed aan doen om in het onderzoek die drie vormen goed te beschrijven en te
toetsen aan de punten die toen breed in de commissie naar voren zijn gebracht.
Mevrouw
BULTHUIS: Voorzitter. Ik dank de wethouder voor zijn reactie. Wij hebben dit in
de commissie inderdaad uitgebreid besproken, maar nu staat het ook zwart op
wit. In de commissie zijn het slechts woorden geweest en geen letters op
papier. Ik stelde mijn vraag mede omdat wij graag een verdergaande samenwerking
willen waarbij wij toch onze eigen identiteit blijven behouden.
Wethouder
RENSEN: Dat laatste punt had ik zeker begrepen.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
271.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 120.250,-- (f
265.000,--) ten behoeve van de autoluwe herinrichting van de Oude Langendijk
inclusief een tweezijdige busroute
(Stuk
211 - 01/031052)
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De wethouder heeft het definitieve
standpunt van onze fractie over dit stuk nog te goed. Ik heb in de commissie al
gezegd dat onze fractie puur vanuit de gedachte dat het autoluw maken van de
Oude Langendijk onderdeel is van de door de meerderheid van deze raad
onderschreven fase 1, naar dit voorstel heeft gekeken. Het is bekend dat de
fractie van Stadsbelangen niet enthousiast is over de wijze waarop invulling
wordt gegeven aan het autoluwbeleid. Wij vragen ons ook af of het slim is om de
Oude Langendijk op dit moment autoluw te maken, zeker met het oog op de
bouwwerkzaamheden bij Zuidpoort en over enkele jaren wellicht ook in het kader
van de spoorzone. Als wij bijvoorbeeld bedenken dat afgelopen zaterdag de
parkeergarage aan de Phoenixstraat - gelukkig - vol was - of moet ik “druk”
zeggen? - terwijl toen nog de mogelijkheid bestond om te parkeren op de Oude
Langendijk, vrezen wij dat wij over niet al te lange tijd in andere problemen
terechtkomen. De discussie over het autoluwbeleid is vanavond echter niet aan
de orde. Als je puur naar dit voorstel kijkt, kun je er, uitgaande van fase 1,
eigenlijk niet tegen zijn. Wat dat betreft, begrijpt onze fractie de bezwaren
van de bewoners en de ondernemers van de Oude Langendijk niet helemaal.
Ondanks
de acht bussen per uur zal er immers aanmerkelijk minder autoverkeer over de
Oude Langendijk gaan; dat is een aanmerkelijke winst.
Wel
plaatsen wij een kanttekening bij het feit dat het vrachtverkeer via de Markt
naar de Oude Langendijk geleid wordt. Dat lijkt ons niet handig, zeker als je
juist de bussen van de Markt wilt weren omdat je volgend jaar plannen wilt
maken om de Markt her in te richten. Het zou dus beter zijn geweest om voor de
vrachtwagens vanaf de Westvest naar de Binnenwatersloot en de Peperstraat een
aanrijroute te maken, waarbij de Peperstraat eenrichtingsverkeer zou krijgen.
Dan zouden de vrachtwagens de Oude Langendijk op kunnen en via de Nieuwe
Langendijk de stad weer uitgaan.
Wij
zullen ons niet verzetten tegen dit voorstel.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Met name de routering van het vrachtverkeer is aan de
orde. Het is niet de bedoeling om laad- en losverkeer dat ergens in het gebied
moet zijn en dat zich afwikkelt via de Markt, in oostelijke richting via de
Oude Langendijk te laten rijden. Het is juist de bedoeling om dat verkeer naar de
westkant, van de Oude Langendijk af, in de richting van de Koornmarkt en de
Peperstraat te laten rijden. Dat betekent dat op de Oude Langendijk alleen het
laad- en losverkeer kan komen dat bij een van de winkels aan de Oude Langendijk
zelf moet laden en lossen. Daarom is er ook geen toegang vanaf de westzijde
gemaakt, want dat zou betekenen dat vanaf die kant verkeer het gebied inkomt in
de richting van de Markt. Het oorspronkelijke idee was inderdaad om het
vrachtverkeer dat de Markt afrijdt, linksaf over de Oude Langendijk te laten
gaan, maar dat hebben wij geschrapt; het vrachtverkeer gaat dus rechtsaf heel
snel het gebied uit. Er staan daar dan ook twee pollers: een ingaande en een
uitgaande poller. Ik denk dat wij op die manier aan het probleem tegemoet zijn
gekomen.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
272.
Voorstel tot instemming met de Subsidieverordening atelier beeldend
kunstenaars.
(Stuk
218 - 01/031082)
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Dit is een van de punten die van de
commissie rechtstreeks zijn doorgeleid naar de raad. Wij hadden daar twee
vragen of opmerkingen over. Wij vonden het op dat moment zwaar om het voor de
volgende keer te agenderen, temeer omdat wij dit beleid eindelijk in de
praktijk gerealiseerd willen zien, maar ik kom vanavond toch kort met deze
opmerkingen. Allereerst vraag ik de wethouder of het mogelijk is om in de
regeling op te nemen dat er, wat de ingangsdatum en dergelijke praktische zaken
betreft, sprake is van een parallel met de huursubsidieregeling. Ten tweede
vragen wij om de mogelijkheid in te bouwen dat er twee hoofdhuurders van een
atelier zijn, zoals dat ook bij woningen mogelijk is: een gedeeld huurcontract
en een gedeeld atelier, met behoud van subsidiemogelijkheden. Die vragen
stellen wij vooral omdat ons ter ore is gekomen dat er met name in de te
realiseren Stadshal ateliers komen met een omvang van circa 50 vierkante meter.
Veel kunstenaars die daar in principe belangstelling voor hebben, vinden dat te
groot.
Wethouder
MAHLER: Voorzitter. Aan beide punten kan onder een enkele voorwaarde tegemoet
worden gekomen. Voor het eerste punt geldt dat sowieso, omdat wij in het beleid
al hadden afgesproken dat dit subsidiebeleid parallel of analoog aan het
huursubsidiebeleid vorm wordt gegeven tenzij dat tot specifieke
uitzonderingssituaties leidt, maar dat is niet het geval. Zo zal de uitwerking
er dus uit zien.
Wat
het tweede punt betreft: er is mij bekend dat een aantal kunstenaars wellicht
samen een atelier willen huren. Op dit moment is nog niet duidelijk of dat
ingewikkelde juridische consequenties en vraagstukken met zich meebrengt; in
principe lijkt mij daarvan geen sprake te zijn. Ik stel daarom voor om die
richting uit te werken en uiterlijk in de commissievergadering van februari te
melden of dit eventueel niet kan. Als men dan niets hoort, kan dat in ieder
geval. Daarbij dient te worden opgemerkt dat bij gezamenlijke huur van een
object conform de vormgeving van het huursubsidiebeleid het gezamenlijke
inkomen wordt gehanteerd als toetscriterium. Twee kunstenaars die samen een
ruimte huren en niet aan het inkomenscriterium voldoen, komen dus ook niet in
aanmerking voor huursubsidie. In een aantal gevallen zal dus wel een
onderhuurconstructie mogelijk zijn, maar betekent dit niet dat de betrokkenen
aan de subsidie-eisen voldoen. Dit zeg ik om niemand blij te maken met een dode
mus.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Ook wij houden niet van dode mussen. Wij
zijn in principe tevreden over de beantwoording en wij gaan sowieso akkoord met
het voorstel. Het lijkt mij dat het punt dat men bij gezamenlijke huur wellicht
boven een inkomensgrens komt en de huursubsidie verliest, in het uitzoek- en
afrondingstraject met de kunstenaars kan worden besproken.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
273.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een bedrag ad € 200.000,-- voor het
project Delfts Erfgoed Digitaal.
(Stuk
222 - 01/031366)
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. De grootst mogelijke meerderheid van mijn
fractie heeft dit voorstel teruggenomen
naar de fractie; daarom heeft de wethouder vanavond een reactie van ons te
goed. Wij hadden twee bezwaren tegen dit stuk, ten eerste op het punt van de
investeringen en ten tweede op het punt van het onderhoud en het beheer van het
systeem. Evenals in de commissie stellen wij voorop dat wij het systeem
buitengewoon aantrekkelijk vinden. Het zeer fraaie geschetste visioen spreekt
ons ook bijzonder aan, maar wij hebben daarbij de volgende kanttekeningen geplaatst.
Wij zijn er niet van overtuigd dat wij in de toekomst niet nog meer zouden
moeten investeren om dat visioen te verwezenlijken. Een tweede, wellicht nog
zwaarder punt is dat in het stuk geen recht wordt gedaan aan een van de
belangrijkste conclusies van het Rekenkameronderzoek: als je dergelijke
investeringen doet, moet je ook iets zeggen of regelen over het als vervolg
daarop te realiseren beheer en onderhoud. De wethouder had toegezegd dat hij
ons een stuk zou aanleveren. Dat stuk lag vanavond inderdaad op tafel, waarvoor
hartelijk dank. In dat stuk kan ik echter met de beste wil van de wereld niet
meer lezen dan een toelichting op een aantal investeringen die al hebben
plaatsgevonden of die, als de subsidie wordt verstrekt, in de nabije toekomst
wellicht zullen plaatsvinden. Dat betekent dat het de vraag blijft of de
investeringen toereikend zijn om dat visioen te kunnen realiseren. Nog
belangrijker is dat ik in het stuk niets heb kunnen vinden over het beheer,
maar misschien heb ik dat in de korte tijd die mij daarvoor gegund was, over
het hoofd gezien.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Beide kwesties die mevrouw Heuvelman aanroert, heeft zij
ook in de commissie al aangeroerd en op beide punten waren mijns inziens in de
commissie afdoende geantwoord. Ik heb in de commissie mede op haar verzoek,
maar ook op verzoek van anderen wel toegezegd dat ik inzicht zou geven in twee
zaken: de investeringen die reeds gedaan waren in andere kaders die samenhangen
met dit project, met name in het kader van de samenwerking binnen de Stichting
Volkenkundige Musea Nederland, en de investeringen die gedaan zijn in het kader
van het EZH-traject.
Beide
toelichtingen heeft mevrouw Heuvelman kunnen vinden. Daarnaast had ik beloofd
om helderheid te verschaffen over de uitspraak over de subsidies, aangezien in
de commissie was aangegeven dat daar mogelijkerwijs op korte termijn nog iets
van te verwachten viel. Ook dat punt heb ik naar beste kunnen beantwoord. In de
toelichting kan men overigens ook lezen dat de Mondriaanstichting in
tegenstelling tot eerdere uitspraken nog geen uitspraak heeft gedaan. Over dat
in het voorstel genoemde deel van de subsidie bestaat dus nog geen helderheid.
In de toelichting leest men wel dat Delft door de Mondriaanstichting wederom
genoemd wordt als het beste en meest kansrijke project. Eigenlijk gaan wij er
nog steeds voor de volle 100% van uit dat ook dat deel gehonoreerd gaat worden.
Op de andere fronten was wel goed nieuws te melden; vandaar dat ik dat ook
gedaan heb. Met name positief is het feit dat inmiddels mondeling is toegezegd
dat de subsidieaanvraag voor het kadastrale project gehonoreerd zal worden.
Ik
kom toch nog even terug op beide door mevrouw Heuvelman aangeroerde kwesties.
Met betrekking tot de vraag of in de toekomst niet nog meer investeringen nodig
zijn, is in de commissie al aangegeven dat je natuurlijk nooit alles van
tevoren weet, maar dat het met de genoemde en reeds beschikbare financiën
mogelijk is om datgene te bereiken wat in het voorstel wordt geschetst; die
investeringen moeten dus leiden tot dat geschetste resultaat. Over het
onderhoud heb ik in de commissie al gezegd dat dat in het stuk wel is
gekwantificeerd. Volgens mij gaat het om circa € 80.000. Zolang daar geen
andere dekking voor is, wordt dat gedekt uit de gezamenlijke werkbudgetten van
het archief, archeologie en de musea. Dat bedrag zal dan dus daar gevonden
worden. Ik heb tevens aangegeven dat die budgetten op dit vlak mijns inziens
wel enige verruiming verdienen, aangezien wij helemaal niets gereserveerd hebben
voor publieke digitale dienstverlening door die instanties; ik heb aangekondigd
dat ik daar in het kader van de volgende zomernota een voorstel voor zal doen.
Het onderhoud is dus, linksom dan wel rechtsom, in ieder geval gedekt.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. De opmerkingen van de wethouder over de
uitkomsten en toezeggingen in de laatste commissievergadering zijn correct,
maar volgens mij is het misverstand ontstaan doordat wij gedacht hadden dat het
inzicht in deze trajecten ook zou leiden tot meer cijfermatige informatie over
de betaling van het onderhoud. Nu heeft de wethouder een algemeen verhaal
gehouden dat inhoudt dat het onderhoud wordt betaald uit de onderhoudsbudgetten
van de drie diensten. Het is een fors bedrag; binnen die diensten zal dus fors
op andere zaken bezuinigd moeten worden, temeer omdat voor dit type
werkzaamheden niets op hun begrotingen is gereserveerd. Wij betwijfelen of dit
een verantwoorde verschuiving binnen de bestaande budgetten is. De wethouder
zegt dat het linksom of rechtsom gedekt is, maar het gaat om de volgende
zomernota en daar kennen wij de uitkomst nog niet van, laat staan de inhoud. Ik
wil graag een korte schorsing.
De
vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Wij hebben het antwoord van de wethouder
kort besproken. Wij hebben in eerste termijn aangegeven dat een meerderheid van
onze fractie het voorstel buitengewoon sympathiek vindt. Alles overwegende zijn
wij bereid om het voorstel het voordeel van de twijfel te geven. Die twijfel
betreft met name de investeringen op langere termijn, maar ook de
onderhoudskosten. Wel vragen wij de wethouder om de commissie op korte termijn
meer inzicht te verschaffen in de wijze waarop het bedrag van € 80.000 over de
drie afdelingen wordt versleuteld en in het effect daarvan op hun totale
begrotingen.
Wij
vinden het eventueel doorschuiven van dit probleem naar de zomernota een heel
merkwaardige figuur, waarbij sprake is van een pre-pre-investering, die niet
alleen voorafgaat aan de zomernota, maar ook in de nieuwe raadsperiode haar
beslag moet krijgen. Met de zojuist aangegeven stellige wens gaan wij akkoord
met het voorstel.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Het jaar waarin voor het eerst gebruik moet worden gemaakt
van de onderhoudsbudgetten en waarin eventuele licentiekosten betaald moeten
worden, is 2003. Ik beloof dat er, voordat het zover is, duidelijkheid zal zijn
over de dekking van die kosten. Ik kan nu al aangegeven dat de drie betrokken
instellingen in principe zoveel waarde hechten aan dit voorstel dat zij
desnoods bereid zijn om dit ten koste te laten gaan van hun andere budgetten,
te weten presentatiebudgetten en ontsluitingsbudgetten. Dit project verenigt
een aantal doelstellingen van de betreffende instellingen in zich en
rechtvaardigt dus ook dat uit die budgetten geput gaat worden.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring. Het
woord is aan wethouder Grashoff.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ook ik heb sympathie voor dit voorstel, maar zoals men
wellicht op het besluitvormingsformulier heeft gelezen, heb ik dit voorstel in
het college niet gesteund. De reden daarvoor is dat ik van mening ben dat de
maatschappelijke baten van een dergelijk project niet opwegen tegen het totaal
van de kosten ervan. Dat betekent dat ik dit voorstel niet steun.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat wethouder Grashoff tegen het voorstel heeft
gestemd en de overige leden van de fractie van GroenLinks en de overige fracties
ervoor, zodat het is aangenomen.
274.
Voorstel tot vaststelling van een gewijzigde toelichting behorende bij de
verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2002.
(Stuk
233 - 01/029520)
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Dit is eigenlijk een technisch punt, maar
er ligt wel een wereld achter. Daarom wil ik namens de CDA-fractie een paar
inhoudelijke opmerkingen maken. Het rioolrecht ontwikkelt zich tot een complex
element in het gemeentelijke beleid en in de gemeentebegroting. Tegelijkertijd
spelen een groot aantal ontwikkelingen. Er zijn noodzakelijke grootschalige
investeringen in de riolering; er worden in het kader van het zogenaamde
ABC-beleid samen met het hoogheemraadschap maatregelen genomen voor een
verbeterde afvoer en berging van regenwater; op een wat hoger niveau spelen
zaken zoals de veranderende inrichting van ons land en, misschien iets
speculatiever, klimatologische wijzigingen. Daarnaast zijn er twee constante
factoren, namelijk de basale wens in deze gemeente, die voor het grootste deel
onder NAP ligt, om nu en in de toekomst droge voeten te hebben en het tot nu
toe gehanteerde principe dat alle kosten die daarmee samenhangen, één op één op
de inwoners worden verhaald via kostendekkende tarieven. Het gaat om een aantal
samenhangende vragen: wat is er in de toekomst allemaal voor nodig, hoeveel
gaat dat kosten en hoe moet dat betaald worden? Feitelijk zien wij echter dat
al in 2002, gedwongen door de omstandigheden, de kostendekkendheid niet meer
gehandhaafd kan worden. Het is de vraag in hoeverre dat een incident is of als
een omslag moet worden beschouwd. Dit alles bij elkaar brengt onze fractie tot
het standpunt dat een grondige discussie in de raad over dit onderwerp nodig
is.
Wij
nodigen het college daarom uit om de voor 2002 aangekondigde voorstellen niet
te beperken tot een stuk dat alleen over kostendekking en tarieven gaat, maar
bij dit onderwerp nadrukkelijk ook naar de langere termijn en naar de daarbij
aan de orde zijnde algemene belangen te kijken. Om een klein voorschot op die
discussie te nemen: daarbij hoeft voor onze fractie niet per definitie naar
kostendekkende tarieven te worden toegerekend.
Met
het voorliggende technische voorstel, dat neerkomt op een aanpassing van de
tarieven aan de inflatie, stemmen wij in.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. De heer Van Tongeren vraagt terecht om een grondige
discussie in de commissie. Dit onderwerp zal zich daar in het komende jaar
zeker voor lenen. Ook het college heeft geconstateerd dat er veel
ontwikkelingen zijn op het punt van de riolering, zoals aangescherpte en
veranderende wetgeving. Dat betekent dat wij van plan zijn om het
rioleringsplan volgend jaar nogmaals tegen het licht te houden en nogmaals te
bekijken wat echt onoverkomelijke kosten zijn en welke kosten wij dus nog wel
of juist niet aan burgers en bedrijven kunnen en mogen doorberekenen. Wat de
kostendekkendheid betreft, weten wij nu al dat een deel van de kosten die
voorheen nog wel via het rioolrecht verhaal werden, in de toekomst niet meer op
die manier kan worden verhaald; dat betreft de kosten voor het afvoer van het
oppervlaktewater. Daarbij gaat het, zoals men in het stuk kan lezen, om een
vrij substantieel bedrag, dat wij in de toekomst dus in ieder geval op een
andere manier zullen moeten dekken. De tegenvaller van DSM is in principe wel
eenmalig van aard, aangezien wij er in het rioleringsplan van uit waren gegaan
dat DSM nog twee jaar, in 2001 en 2002, via ons rioolstelsel water zou afvoeren
en in 2003 niet meer. Dat blijkt iets eerder te gebeuren, maar voor 2003 hadden
wij er in de begroting al geen rekening meer mee gehouden.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Inhoudelijk hebben wij de discussie over datgene wat aan
het rioleringsstelsel moet gebeuren, iets meer dan een jaar geleden vrij uitvoerig
gevoerd aan de hand van het rioleringsplan voor 2001 tot en met 2005. Het
rioleringsplan als zodanig, het daarin opgenomen ambitieniveau en de
doorvertaling van afspraken en eisen vanuit het hoogheemraadschap liggen dus
vast. Dat neemt niet weg dat een goede discussie over tarieven en dergelijke
inderdaad aan de orde is.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij danken de wethouders voor het kleine
vooruitkijkje op de discussie die wij zouden kunnen krijgen. Onze fractie ziet
uit naar het stuk dat daarover zal verschijnen en naar de discussie die wij
daar dan over kunnen voeren.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik stel voor om de twee aangekondigde bespreekpunten gezamenlijk te
behandelen, omdat zij nauw samenhangen. Ik constateer dat daar geen bezwaar
tegen bestaat.
275.
Voorstel inzake heroverwegingsbesluit naar aanleiding van bezwaarschriften
autoluw(plus)gebied 2001.
(Stuk
234 – 01/033570)
276.
Voorstel inzake aanpassing regelgeving parkeren binnenstad.
(Stuk
235 - 01/033635)
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Kamer I van de Commissie voor de beroep- en
bezwaarschriften heeft onder zeer grote druk op uitmuntende wijze haar werk
gedaan. Het is jammer dat door het lang ontberen van voldoende juridische
ondersteuning de indruk werd gewekt dat de commissie laks was dan wel niet goed
raad wist met de materie. Wij weten nu beter. Een pluim voor allen die het
advies op dit moment mogelijk hebben gemaakt, zelfs door vergaderen op zaterdag
en nachtelijk leeswerk. Wel doe ik het zeer dringende verzoek om na te gaan hoe
dit gebrek aan ondersteuning zo lang heeft kunnen doorsudderen. Ik kan maar één
ding zeggen: doe daar voortaan eerder iets aan. Omdat er nu druk op de ketel
was, is alles aan het rollen gegaan. Ik vraag mij in gemoede af wat er gebeurt
als er niet zo'n haast bij is.
Het
heroverwegingsbesluit krijgt onze instemming. Het college neemt het advies van
de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften over, inclusief alle
aanbevelingen. Bij de inspraak van afgelopen dinsdag is gebleken dat nog
diverse stekeligheden bij klagers aanwezig zijn. De raad heeft echter een
onafhankelijke commissie voor de beoordeling van beroep en bezwaar. Het is goed
om die commissie serieus te nemen. Mochten er nog problemen zijn, dan kunnen
betrokkenen de normale rechtsgang gaan die nu nog openstaat. Wij als raad
hebben wel de taak om deze punten mee te nemen bij de evaluatie van fase I van
de invoer van de autoluwe binnenstad. Ik verzoek de wethouder dan ook om de bij
de inspraak aangevoerde problemen mee te nemen bij deze evaluatie, voor zover
dat na de behandeling vanavond dan wel elders nog nodig is. Tot zover stuk 234.
Stuk
235 betreft de aanpassing van de regelgeving. Dat punt ligt moeilijker. Wij
hebben er in de fractie opnieuw naar gekeken en wij hebben het volgende ter
bespreking in te brengen. Mede omdat bij de commissiebespreking nogal makkelijk
over bepaalde zaken is heengelopen - daarmee doel ik niet uitsluitend op de
wethouder - wil ik nogmaals een poging wagen. Het is een herhaling van zetten,
maar door onze fractie wordt dit nu nodig geacht.
Het
belangrijkste punt is de instelling van een monitorgroep. De omstandigheden
voor de evaluatie van het komende jaar hangen daarmee samen. Nu wij, zoals de
wethouder steeds aanhaalt, werkendeweg de nodige problemen hebben opgelost en
telkens bijstellingen hebben plaatsgevonden, gaan in januari 2002 de pollers
omhoog en volgt een proefperiode van drie weken voor een echt en volledig
geregeld ingaan van “autoluw”. Dit betekent: borden allemaal op hun plaats en
voorzien van de juiste tekst of figuur, alle regelingen duidelijk en correct,
alles gepubliceerd of op andere wijze bekendgemaakt. Op dat moment zijn wij
voorlopig klaar. Zoals al vaker gezegd, is dat voor onze fractie het moment van
de nulsituatie voor de evaluatie van dit nieuwe beleid, dus pas na de
proefperiode. Dan volgt een jaar, waarna wordt geëvalueerd. De raad beraadt
zich dan over het systeem, komt zo nodig tot een kleine of grote heroverweging
en kan na dit alles overgaan tot besluitvorming aangaande fase II van de invoer
van “autoluw”. Ik doe voor mijn fractie, overigens mede namens de fracties van
Stadsbelangen en ChristenUnie/SGP, een beroep op de raad om deze evaluatie
serieus te nemen en dus correct uit te voeren. In de commissievergadering van
afgelopen dinsdag is gebleken dat de wethouder, overigens gesteund door diverse
andere fracties, ook in de evaluatieperiode werkendeweg nog aanpassingen wil
verzorgen. Dat kan niet, want daarmee haalt hij de kracht van de evaluatie
onderuit, waardoor zij waardeloos wordt. Alleen als de omstandigheden, dus
gebiedsgrootte, criteria en regelgeving, onveranderd blijven, is een
betrouwbare evaluatie mogelijk, calamiteiten natuurlijk daargelaten. Na
doorvragen heeft de wethouder in de genoemde commissievergadering aangegeven
dat de monitorgroep die hij wil instellen, slechts zal bestaan uit drie
personen en dat deze groep zich uitsluitend zal bezighouden met eventuele
problemen “aan de paal”, zoals dat is samengevat.
Er
waren echter fracties die voorstander waren van meer ingrijpen door deze
monitorgroep, met volgens onze fractie desastreuze gevolgen voor de zo
broodnodige evaluatie. Dit leidt tot het indienen door de VVD-fractie van een
motie over het aanvangsmoment van fase I en de omstandigheden waaronder de
evaluatieperiode moet kunnen worden getoetst. Zoals gezegd wordt deze motie
ondersteund door de fracties van Stadsbelangen en ChristenUnie/SGP.
Een
volgende motie behelst de invalidenparkeerplaatsen. Afgelopen dinsdag heb ik
uitgebreid de tijd genomen om, als ervaringsdeskundige, de problemen rond deze
plaatsen te bespreken. Kennelijk ben ik toch niet duidelijk genoeg geweest,
gelet op het bericht in de Delftsche Courant “dat de VVD
invalidenparkeerplaatsen wil schrappen” en dat de wethouder daartegen is.
Wethouder
GRASHOFF: Dat laatste klopt in elk geval.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Inderdaad, iets klopte er, maar niet de VVD, maar de heer Van
Dalen namens de OFD wil invalidenparkeerplaatsen afschaffen. Hij wil hiervoor
de parkeerplaatsen in de parkeergarage in de plaats stellen. Ik heb namens onze
fractie aangegeven dat juist die plaatsen in de parkeergarage geen oplossing
zijn voor het te grote gebruik van vergunninghoudersplaatsen en het
tegelijkertijd leegstaan van invalidenparkeerplaatsen. Dan heb ik het over
gebruik door mensen met een functiebeperking die nog wel een geringe afstand
kunnen lopen. Nogmaals ter informatie: dit is een afstand tussen 0 en 100
meter, gerekend heen en terug. Voor deze mensen telt elke meter. Het is geen
oplossing om dan maar een rolstoel te gebruiken, zoals is voorgesteld; als je
daar eenmaal in zit, kom je er immers nooit meer uit.
Ik
heb aangehaald dat bij het indelen van de invalidenparkeerplaatsen onder meer
twee grote clusters zijn ontstaan: één bij de Nieuwe Kerk van acht plaatsen en
één bij de Oude Kerk van vijf plaatsen. Wellicht zijn deze clusters te groot.
Op beide plaatsen staan namelijk regelmatig plaatsen leeg. Bij de Nieuwe Kerk
vervallen op termijn vijf plaatsen: twee door de aanpassingen van de
heen-en-weerroute voor de stadsbussen over de Oude Langendijk en drie als de
Markt autovrij wordt gemaakt. Bij de Oude Kerk ligt het anders. Aan de
westgrens van het autoluwe gebied liggen op twee plaatsen na alle
invalidenparkeerplaatsen bij de Oude Kerk. Vervanging voor de vervallen
plaatsen op de Oude Langendijk en de Boterbrug heeft niet op de juiste manier
plaatsgevonden. Het ware goed om deze westgrens in dit kader nog eens goed te
bezien en zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk binnen de drie
proefweken voor de invoering van “autoluw”, bij te stellen. De wethouder haalde
in de commissievergadering terecht de twee plaatsen aan die oorspronkelijk op
de kop van de Koornmarkt zijn gepland. Binnen een week konden de reeds
geplaatste borden verdwijnen; dan moeten zij ook zo snel teruggezet kunnen
worden, om maar een mogelijkheid te noemen. Zoals gezegd, dien ik over deze
problematiek een motie in die mede is ondertekend door de fracties van het CDA,
Stadsbelangen en ChristenUnie/SGP.
Nu
ik het toch over mensen met een functiebeperking heb, neem ik gelijk een
amendement mee. De wethouder stelt voor om de term “invalide” te vervangen door
“gehandicapte”. Dat is een onduidelijke term, aangezien er geestelijk en
lichamelijk gehandicapte mensen zijn. Algemeen wordt nu de term “mensen met een
functiebeperking” gebruikt. Een voorstel om deze term ook in de gemeentelijke
stukken toe te passen, gaat in amendementsvorm hierbij. Ook dit amendement is
mede ondertekend door de fracties van het CDA, Stadsbelangen en
ChristenUnie/SGP.
Tot
slot de venstertijden. De wethouder wil daarvan af. Wij - dat staat weer voor
de fracties van het CDA, Stadsbelangen, ChristenUnie/SGP en de VVD - willen ze
behouden, maar dan wel verruimd van 07.00 uur tot 09.00 uur naar van 07.00 uur
tot 10.00 uur, zoals namens Winkelcentrum De Klis bij de inspraak is
voorgesteld. Wij geloven in de stimulerende werking van deze venstertijden,
zodat veel zaken in deze vroege uren worden geregeld. Hiermee wordt bevorderd
dat de rest van de dag het autoluwe gebied zo autoluw mogelijk is. Het gaat
daarbij niet alleen om leveranciers: ook zogenaamde “gewone burgers” die iets
moeten ophalen of afgeven, kunnen hun zaakjes dan op een vroegtijdig tijdstip
op eenvoudige wijze regelen. Ook elders werkt dit, dus waarom in Delft niet?
Het gedoe bij de pollers wordt zo tot een minimum teruggebracht. Omdat het hier
een verkeersbesluit van het college betreft, heb ik gekozen voor de motievorm.
Ook die motie is mede ondertekend door de fracties van het CDA, Stadsbelangen
en ChristenUnie/SGP.
De
VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA, Stadsbelangen en
ChristenUnie/SGP worden de volgende moties (M-I en M-II) ingediend:
Motie
M-I:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 20 december 2001,
overwegende
dat
het College van Burgemeester en Wethouders in het verkeersbesluit 01/033594
redenen omschrijft om te komen tot intrekking van een bepaling voor het z.g.
autoluw-plusgebied;
dat
het hier betreft de bepaling: “het toestaan van overig verkeer van maandag tot
en met zaterdag van 07.00 uur tot 09.00 uur;
overwegende
dat
het intrekken van de z.g. venstertijden bij leveranciers de stimulans wegneemt
vroeg te bevoorraden;
dat
de inspraak overtuigend heeft aangegeven dat verruiming van de venstertijd tot
10.00 uur wenselijk is;
draagt
het College van Burgemeester en Wethouder op
het
door het college vast te stellen (concept-)verkeersbesluit bij te stellen als
volgt:
handhaven
van de venstertijden;
de
tijdsperiode voor deze venstertijden te stellen op 07.00 uur tot 10.00 uur,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
Motie
M-II:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 20 december 2001,
constaterende
dat
bij de invoering van de autoluwe binnenstad gezorgd is voor een adequaat aantal
invalidenparkeerplaatsen;
dat
(vooral) bij de Oude en de Nieuwe Kerk clustering van een fors aantal plaatsen
heeft plaatsgevonden (Oude Kerk 5x en Nieuwe Kerk 8x);
dat
deze clusteringen dusdanig ver liggen voor bereik van de autoluwe binnenstad
dat vaak gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid vergunning- en/of
parkeerplaatsen te benutten;
overwegende
dat
hierdoor het aantal vergunning- en/of parkeerplaatsen onnodig wordt verlaagd;
dat
hierdoor een aantal invalidenparkeerplaatsen onnodig niet worden benut;
dat
deze invalidenparkeerplaatsen duidelijk op de verkeerde plaats zijn gesitueerd;
constaterende
dat
door de invoering van “autoluw” de tot nu toe aanwezige
invalidenparkeerplaatsen op de Oude Langendijk en de Boterbrug zijn komen te
vervallen;
dat
in de directe omgeving van deze plaatsen geen vervanging heeft plaatsgevonden
aan de westzijde van het autoluwe gebied;
overwegende
dat
voor mensen met een functiebeperking die nog (zo nodig met hulpmiddelen) een
korte afstand kunnen lopen de binnenstad ook zo goed mogelijk bereikbaar moet
blijven;
dat
een criterium voor toewijzing van een invalidenparkeerkaart is dat slechts maximaal
100 meter gelopen kan worden (heen maximaal 50 meter en terug ook deze
afstand);
dat
de invalidenparkeerplaatsen in de parkeergarage voor deze nog lopende mensen
met een functiebeperking geen oplossing zijn (te ver van de grens van het
autoluwe gebied);
dat
voor een goede bereikbaarheid van de autoluwe binnenstad voor mensen met een
functiebeperking zo veel mogelijk spreiding van de invalidenparkeerplaatsen
noodzakelijk is;
voorts
overwegende
dat
bij de Nieuwe Kerk reducering van het aantal invalidenparkeerplaatsen het
gevolg zal zijn van de busloop heen en weer over de Oude Langendijk (-2) en het
op termijn autovrij maken van de Markt (-3);
dat
hierdoor bij de Nieuwe Kerk het verschijnsel “onbenutte plaatsen” zal afnemen
en de bereikbaarheid via de oostgrens van het autoluwe gebied in evenwicht
komt;
draagt
het College van Burgemeester en Wethouders op
nog
binnen de proefperiode van de definitieve invoering van het systeem Autoluwe
Binnenstad en binnen het reeds aanwezige aantal invalidenparkeerplaatsen beter
gespreide bereikbaarheid aan de westkant van het bedoelde gebied te verzorgen
voor mensen met een functiebeperking die nog wel kort kunnen lopen (geen
brede invalidenparkeerplaats nodig),
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De
VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, Stadsbelangen en ChristenUnie/SGP
wordt de volgende motie (M-III) ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 20 december 2001,
overwegende
dat
- na een proefperiode van drie weken - het systeem van “autoluw” definitief
wordt ingevoerd;
dat
“werkendeweg” in de afgelopen voorbereidingsperiode veel bijstellingen hebben
plaatsgevonden;
dat
uit de beroep- en bezwaarschriftenprocedure ook nog een aantal bijstellingen
zijn voortgekomen;
dat
aangenomen mag worden dat de noodzakelijke bijstellingen nu hebben
plaatsgevonden;
dat
- zo nodig - de nog uit genoemde proefperiode voortkomende problemen binnen
deze proefperiode kunnen worden opgelost;
overwegende
dat
de start van het volledig werkende systeem de start is van fase I van de
realisering van de autoluwe binnenstad;
dat
deze start zal plaatsvinden na genoemde proefperiode en eventuele dan nog
benodigde bijstellingen;
dat
dit tevens het beginpunt is van het evaluatiejaar dat bepaald is voor fase I;
overwegende
dat
het college een z.g. monitorgroep wil instellen;
dat
deze monitorgroep al “werkendeweg” nog problemen kan/moet oplossen, hetgeen
veranderingen in regels en criteria tot gevolg kan hebben;
overwegende
dat
een evaluatie slechts de juiste gegevens oplevert als tijdens de
evaluatieperiode gebied, criteria en bepalingen onveranderd blijven;
dat
een correcte evaluatie essentieel is voor de verdere besluitvorming over
“autoluw”;
dat
een correcte evaluatie invulling geeft aan eerdere besluitvorming (betrouwbare
overheid);
draagt
het College van Burgemeester en Wethouders op
tijdens
het evaluatiejaar van fase I de omstandigheden onveranderd te laten (behoudens
calamiteiten) met het oog op een correcte en meetbare evaluatie,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De
VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA, Stadsbelangen en
ChristenUnie/SGP wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:
“Gemeenteraadsvergadering
d.d. 20 december 2001,
betreffende
het voorstel - daar waar nodig - “invalide” te wijzigen in “gehandicapte”:
“invalide”
schrappen en hiervoor in de plaats stellen “mens met een functiebeperking”.”
De
heer TIENSTRA (PvdA): Voorzitter. Allereerst sluit ik mij graag aan bij de lof
van mevrouw Steffen voor de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. Ook
wij zijn onder de indruk van het zeer diepgaande en uitvoerige commentaar dat
de commissie gewijd heeft aan de ingebrachte bezwaren. Dat houdt in dat wij
akkoord gaan met voorstel 234, het heroverwegingsbesluit naar aanleiding van de
bezwaarschriften, mede omdat het college de daarin vervatte aanbevelingen
volledig overneemt.
Wij
kunnen ons ook vinden in het andere stuk, het voorstel tot aanpassing van de
regelgeving parkeren binnenstad, maar rondom die regelgeving hebben wij toch
enkele opmerkingen. Wij zijn er voorstander van dat werkendeweg geëvalueerd
wordt. Het is voor ons namelijk wel degelijk een zorg of de regelingen zoals
wij die vaststellen en die erg ingrijpend zijn voor het totale parkeerregime in
de binnenstad, geen onbedoelde neveneffecten zullen hebben. Wij zouden het
volstrekt onverantwoord vinden als zulke onbedoelde neveneffecten in januari
2002 geconstateerd worden en vervolgens blijven liggen tot het eind van de
evaluatieperiode, over een jaar. Wij vinden dat tegenover de bewoners en de
gebruikers van de binnenstad volstrekt onaanvaardbaar.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Hoe kijkt u dan aan tegen het feit dat ook de
PvdA-fractie er destijds mee akkoord is gegaan dat een jaar na invoering van
fase I een evaluatie zou plaatsvinden? Ik hoor u nu zeggen dat er tussendoor
zal worden geëvalueerd. Wat heeft de evaluatie na een jaar dan nog voor zin?
De
heer TIENSTRA (PvdA): De evaluatie na een jaar heeft natuurlijk evenveel zin
als het oplossen van problemen en probleempjes die gedurende het jaar
ondervonden en erkend worden. Nogmaals: wij zouden het volstrekt onverantwoord
vinden als dergelijke problemen blijven bestaan totdat het evaluatiejaar achter
de rug is; ik zal daarvan een paar voorbeelden geven. Afgelopen dinsdag kwam
een onbedoeld effect aan de orde, toen een inspreker die aan de Phoenixstraat
woont, duidelijk maakte dat hij als binnenstadbewoner verplicht is om zijn auto
aan het Oude Delft te parkeren. Dat is nou typisch zo'n onbedoeld neveneffect.
Wij hebben van de wethouder al de toezegging gekregen dat hij zich daarin zal
verdiepen. Wij willen dat verbreden, want dit probleem zal zich op meer
plaatsen aan de westrand voordoen, niet alleen bij het parkeren door bewoners,
maar ook bij het parkeren door werknemers en door bezoekers die met een
kraskaart hun bezoek kunnen legitimeren. Ook voor hen geldt dat het onzinnig
zou zijn om hen aan het Oude Delft of aan het Noordeinde te laten staan. Dit
geldt dus eigenlijk vanaf de Constructiebrug tot aan het Kalverbos: ga na welke
effecten de invoering van het gereglementeerd parkeren heeft, zodat het
parkeren niet de stad ingedreven wordt, maar juist eruit.
Een
zelfde opmerking hebben wij dinsdag gemaakt met betrekking tot het zoekverkeer.
In het onderhavige voorstel worden enkele kleine blokjes van
dubbelgebruik-parkeerplaatsen in de binnenstad geregeld. Wij hebben gezegd dat
wij de daaraan ten grondslag liggende argumenten uitstekend begrijpen en dat
wij het daar ook mee eens zijn, maar dat wij graag zo snel mogelijk willen
weten of die plaatsen beantwoorden aan het doel waarvoor zij gecreëerd worden
en niet leiden tot rondrijdend zoekverkeer van mensen die eigenlijk heel ergens
anders zouden moeten parkeren en die niet tot de doelgroep voor die plaatsen
behoren.
Wij
gaan dus akkoord met het voorstel, maar wij zouden het zeer op prijs stellen
als de wethouder aangeeft dat hij de vinger aan de pols houdt en correcties zal
aanbrengen wanneer dat mogelijk is. Dat kan natuurlijk al heel snel met
betrekking tot de kraskaarten van deze donkere dagen: mensen die rond kerst en
nieuwjaar bezoek verwachten, moeten een voorraadje kraskaarten inslaan die op 1
januari niet meer geldig zijn. Dat is wat slordig; ook dat is een onbedoeld
effect.
Mevrouw
LOURENS (D66): Voorzitter. Wij hebben in de commissievergadering al gezegd dat
wij akkoord gaan met de voorstellen; toen zijn wij er ook uitgebreider op
ingegaan. Er zijn nu opmerkingen gemaakt over de venstertijden. Volgens ons
zorgt het niet invoeren van venstertijden ervoor dat de regels duidelijker
zijn; dat is een groot voordeel.
Materieel
verandert het systeem hierdoor, omdat doorgaand verkeer door de binnenstad
onmogelijk wordt. Ook dat is een gewenste ontwikkeling. Voor het verkeer dat
echt in de binnenstad moet zijn, verandert er bovendien materieel niets, omdat
een ontheffing altijd mogelijk is. Een bijkomend voordeel van het niet invoeren
van venstertijden is dat de handhavingsmogelijkheden daardoor worden vergroot.
Alle auto's binnen de pollers moeten immers altijd een ontheffing hebben.
Over
de andere punten hebben wij in de commissie voldoende gesproken. Het lijkt mij
niet zinvol om dat te herhalen.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Naar aanleiding van het advies van de
vanavond zeer terecht geprezen Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften
bespreken wij vanavond een heroverwegingsbesluit en wordt voorgesteld om ten
aanzien van de regelgeving autoluw-plus een aantal punten te herstellen en/of
bij te stellen. Een belangrijk punt daarbij is voor de fractie van GroenLinks
het terugbrengen van de tijden waarvoor geen ontheffing wordt verleend, met
name op zaterdagavond en op zondag. Wij gaan daarmee zonder meer akkoord. Het
tweede punt, het realiseren van meer plaatsen voor dubbelgebruik, was voor ons
lastiger. Het scheppen van meer mogelijkheden voor bezoekers betekent immers
automatisch minder mogelijkheden voor bewoners. Daarnaast hadden wij vragen
over het effect van deze maatregel op het zoekverkeer. Nadere bestudering
leidde tot de constatering dat bijna de helft van dit aantal plaatsen buiten de
binnenstad wordt gerealiseerd en dat de rest in kleine clubjes verspreid ligt.
Wij gaan dan ook met dit punt akkoord, maar wij vinden dit nadrukkelijk een
belangrijk punt voor de evaluatie.
Ook
met alle overige aanpassingen stemt mijn fractie in. Onze algemene indruk is
dat het eenvoudiger wordt en dat is op zich zeer gunstig. Dit geldt met name
voor het laten vervallen van een vensterregeling in het verkeersbesluit.
Tot
slot: mijn fractie is voor monitoren en voor het aan de pols houden van de
vinger, zoals de heer Tienstra het al noemde. Vervolgens moet daar inderdaad afgewogen
mee worden omgegaan. Dat wil zeggen: niet bij elk koutje of piepje ingrijpen,
maar bij ernstige kwalen bijsturen, opdat de binnenstad gezond blijft.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Met betrekking tot stuk 234 merk ik op dat ook
mijn fractie de behoefte heeft, nadrukkelijk aan te geven dat naar onze mening
de commissie beroep- en bezwaarschriften een betrouwbaar en onafhankelijk
instrument is en ook wij gaan akkoord met het heroverwegingsbesluit. Mevrouw
Steffen heeft met betrekking tot stuk 235 uitstekend onze mening verwoord. Onze
fractie is het volledig eens met haar inbreng. De heer Tienstra wees op het
neveneffect. Dat effect kunnen wij nu nog regelen voordat fase I ingaat. Het
CDA zal hierover straks een motie indienen. Ik zal mevrouw Koop de primeur
laten. Wij zullen dat voorstel, dat gaat over een dubbel parkeerregime onder
het Spoorviaduct aan de kant van de binnenstad, steunen.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Na de commissievergadering resteerden nog een
aantal punten, waaronder de venstertijden. Op welke tijdstippen kunnen grote
vrachtwagens de binnenstad in om te bevoorraden? Aanvankelijk was dit mogelijk
van 7-9 uur. Dit tijdstip is nu losgelaten, mijns inziens onterecht, omdat men
vrachtwagens dwingt in de ochtendspits te gaan rijden. Distributie en
bevoorrading moeten de hele dag door kunnen plaatsvinden. Hierdoor wordt ook
het aanbrengen van verkeersborden eenvoudiger. Veel distributiebedrijven gaan
ertoe over, ’s nachts te bevoorraden omdat het dan stil is. Wij kunnen ons in
de venstertijden vinden, maar eigenlijk moeten wij nog een stap verdergaan.
De
grote vrachtwagens moeten helemaal uit de binnenstad geweerd worden. Dit wordt
mogelijk door een transferium buiten de stad te creëren waar vrachtwagens
kunnen laden. Met kleine, het liefst elektrische bestelwagentjes, wordt de
lading dan verder de stad in gebracht. Zware vrachtwagens rijden bijvoorbeeld
nu al die mooie straatsteentjes aan gort. Hier en daar zijn er al roestvrije
stalen palen uit het wegdek gereden voordat ze in werking konden treden. Er
hangen camera’s die dit digitaal opnemen, zodat de daders te achterhalen zijn,
maar dit neemt niet weg dat dergelijke schade voorkomen moet worden.
Een
ander punt betreft de monitorgroep. Mevrouw Steffen merkte op dat er eerst een
proef mee wordt gedaan. Als zaken zo evident verkeerd zijn, moet het mogelijk
zijn tussentijds verbetering aan te brengen als dit het algemeen belang dient.
De monitorgroep bestaat uit twee ambtenaren en iemand uit het maatschappelijke
vlak. De raad heeft hierdoor daar geen zicht meer op. De heer Tienstra stelt
een evaluatie na drie maanden voor, maar ik wil als raadslid de veranderingen
kennen. Ik vind dat de raad doorlopend over aanpassingen ingelicht moet worden
zodat daarover een afweging kan worden gemaakt. Wat vindt u ervan als hiertoe
een commissie wordt ingesteld? Er zouden 20% minder bezoekers aan de binnenstad
zijn. Een dergelijk punt kan bij deze commissie betrokken worden zodat hierop
kan worden ingespeeld.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Als u zoiets kunt aantonen, is er toch sprake van een
calamiteit? Een dergelijke kwestie moet dan terugkomen in de raad. Dat is de
uitzondering waarop ik doel. Voor een betrouwbare evaluatie moeten de actoren
zo gelijk mogelijk zijn.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik bedoel dat de raad moet weten wat er gebeurt
en op dit moment is dat nergens geregeld. Ik maak nog een opmerking over de
snorfietsen. Sommige ouderen maken voor het doen van hun boodschappen gebruik
van een Spartamet. Daar heeft toch niemand last van? Wil de wethouder mij
vertellen waarom dit niet mag?
De
heer VIS (STIP): Mijn fractie heeft in de commissie duurzaamheid over dit
voorstel een positief advies gegeven. Immers, de adviezen van de commissie
beroep- en bezwaarschriften zijn overgenomen en mijn fractie vindt dat de
nieuwe regels over venstertijden en de andere maatregelen het beleid
verduidelijken en verbeteren. Het invoeren van autoluw-beleid blijft maatwerk.
Het heroverwegingsbesluit is een goed voorbeeld van enkele verbeteringen die in
het kader van dit maatwerk nu aan de orde zijn. Als de pollers op 14 januari
gaan werken moeten wij maatwerk blijven leveren. Dergelijke complexe problemen
hebben dat nu eenmaal nodig. Voor STIP is ook na 14 januari de kwaliteit van
het autoluw-beleid het belangrijkste. Als wij in de loop van het proefjaar
erachter komen dat door maatregelen de kwaliteit van dit beleid verbeterd kan
worden, moeten wij die doorvoeren. Wanneer ergens over- of ondercapaciteit is
moeten wij dit kunnen aanpassen, ook door het jaar heen. De STIP-fractie voelt
er niets voor om een jaar apathisch toe te kijken omwille van de zuiverheid van
de evaluatie. Ik denk dat de Delftse raad, met of zonder aanpassingen
tussendoor, prima de resultaten van de evaluatie kan beoordelen, kritisch kan
zijn en een afgewogen besluit kan maken over fase II. Bezoekers, bewoners en
ondernemers moeten goed kunnen parkeren, ook met een autoluwe binnenstad. Dat
is het uitgangspunt voor STIP.
Ter
afronding: nu van start gaan met het autoluw-beleid met pollers en tussen
januari 2002 en januari 2003 wil STIP samen met het college, de ambtenaren, de
bewoners, bezoekers, ondernemers en de raad in de richting gaan van
optimalisering van het autoluw-beleid om ook dan de Delftse burger van dienst
te zijn. De STIP-fractie kiest er duidelijk voor, verbeteringsmogelijkheden aan
te pakken en niet met de handen in de zakken een jaar toe te kijken.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Ik sluit mij met betrekking tot stuk nr.
234 aan bij degenen die complimenten hebben uitgesproken over de commissie
beroep- en bezwaarschriften. Ik zal dit voorstel dan ook steunen. Bij stuk nr.
235 liggen er enige bezwaren op tafel die verwoord zijn in de verschillende
moties en nader op uitstekende wijze zijn uitgesproken door mevrouw Steffen. Ik
verval niet in herhalingen en sluit mij naadloos bij haar woorden aan.
Mevrouw
KOOP (CDA): Mevrouw Steffen heeft onze mening over de venstertijden perfect
verwoord. Wij worstelen met de evaluatie. Het is aardig om tussentijds de
voorstellen te herstellen --. de heer Mooiweer sprak naar aanleiding hiervan in
de commissievergadering over het mooie patchwork van zijn moeder – maar ik
vrees dat het straks een broddellap wordt als tijdens fase I alles wordt
gerepareerd. Wat houdt nu precies die monitoring en de evaluatie in?
De
heer Tienstra wees al op de ongewenste neveneffecten van het zoekverkeer. Ook
in de commissie hebben vele bewoners hiertegen bezwaar gemaakt. Veel bewoners
zoeken wanhopig een vergunningplaats en worden daardoor met hun auto de stad
uit gedreven. Er zijn veel problemen, zoals te weinig plekken, veel
zoekverkeer, irritatie door een overmaat aan bekeuringen. Een ander onbedoeld
neveneffect is dat bewoners aan de Phoenixstraat en omgeving geen vergunning
hebben en daardoor gedwongen worden, hun auto in de binnenstad te parkeren.
Voorgesteld wordt, een aantal vergunningplaatsen te veranderen in
combinatieplaatsen waardoor voor bewoners weer minder vergunningplaatsen komen.
Verder verdwijnt een aantal meterplaatsen aan de Oude Langendijk door wijziging
van de busroute aldaar. De parkeerdruk in de binnenstad neemt toe, maar wij
hebben ook geconstateerd dat in de Phoenixstraat onder het spoor aan beide
zijden de meterplaatsen nagenoeg onbenut zijn, terwijl daar in de buurt ook een
parkeergarage is. Ons voorstel is, en
wij hebben daartoe een amendement opgesteld, om 85 plaatsen aan de
Phoenixstraat te wijzigen in gemengd parkeren en de rest als vergunningplaatsen
aan te wijzen. Laat dit ingaan vóór fase I.
De
VOORZITTER: Door de fracties van het CDA, de VVD en Stadsbelangen wordt het
volgende amendement (A-II) voorgesteld:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 20 december 2001,
constaterende
dat:
.
de bewoners van de binnenstad nauwelijks hun auto op de vergunningplaatsen kunnen
zetten
.
de bewoners van de Phoenixstraat geen vergunningplaatsen hebben
.
de meterplaatsen aan weerszijden van de Phoenixstraat nauwelijks bezet zijn
.
er een parkeergarage aan de Phoenixstraat is bestemd voor bezoekers
overwegende
dat
.
er veel zoekverkeer door de stad rijdt
.
bewoners lange afstanden moeten lopen naar hun voordeur
.
veel bekeuringen worden uitgeschreven
.
binnenkort de pollers omhoog gaan en fase I daarmee officieel van start gaat
spreekt
uit
85
meterplaatsen aan de Phoenixstraat om te zetten in meter/vergunningplaatsen en
de overige meterplaatsen om te zetten in parkeerplaatsen voor
vergunninghouders.
en
draagt het college op dit op adequate wijze te verwerken in de verordening.”
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Tijdens de discussies en de bezwaarprocedure over de
venstertijden kwam naar voren dat het op papier gezette beleid te complex was.
Ik heb dit geïllustreerd aan de hand van onze ervaringen met het plaatsen van
verkeersborden. De heer Baljé pleitte voor drastische vereenvoudiging van de
regelgeving. In de bezwaarprocedure bleek dat er verwarring is over het begrip
venstertijd. Er bestaat een betrekkelijk ruimhartig ontheffingssysteem op dit
punt en daarmee is Delft op het punt van bevoorrading in het voetgangersgebied
aan de ruime kant. Het college heeft daarom voorgesteld, het korte stukje
venstertijd te schrappen. Dit levert ook voor de handhaving een voordeel op.
Hieraan is tijdens de debatten voortdurend aandacht besteed. De handhaving
vindt plaats door een ontheffingssysteem dat een duidelijke basis daarvoor
biedt. Een lastig punt daarbij is de korte periode in de ochtend. Daarbij is
geen sprake van een ontheffing maar van een vrije toegang. In dat tijdvak en in
de grenzen daarvan, met name op het ogenblik waarop de palen omhoog gaan en er
al wagens in het gebied zijn zonder specifieke ontheffing die er weer uit
moeten, ontstaan handhavingsproblemen in de zin van onnodige discussies. Ons
voorstel is dus nadrukkelijk niet bedoeld als een beperking, maar als een vereenvoudiging
van de regelgeving. “Gedoe” bij de palen blijft altijd mogelijk, ook als er
twee uur per dag geen ontheffing nodig is. Parkeren in het gebied is goed te
handhaven. Straks is het via de pollers mogelijk legitiem voor een bepaalde
periode in het gebied te rijden en te verblijven. Op de bon die uit de paal
komt staat een periode van verblijf genoemd. Verder hebben mensen niet voor
niets een vaste ontheffing gekregen. Zij hebben dus geen “gedoe” bij de palen.
Dit alles bij elkaar leidt ertoe dat wij zeggen dat het niet veel zin heeft om
dat stukje venstertijd te handhaven.
Ik
vind het jammer dat de monitorgroep negatieve aandacht trekt. Ons idee was dat
naar de ontwikkelingen van een specifiek aspect gedurende de eerste tijd
gekeken werd. Het gaat daarbij om mensen die gebruik willen maken van een
incidentele ontheffing. Een ambtenaar zal via de intercom bij de poller moeten
beoordelen of een verzoek tot toegang wordt gehonoreerd. Dit is een kwetsbare
situatie. Hiervoor bestaan in de algemene verordening regels. Verder zijn er
uitvoeringsregels die het college vaststelt, maar het moet in de praktijk
bruikbaar zijn. Het is niet onmogelijk dat wij de eerste maanden aanlopen tegen
situaties die wij nu nog niet kunnen voorzien. Daar denkt de monitorgroep bij
mee. Zij heeft geen bevoegdheden, maar adviseert het college over de omgang met
de regels en eventuele kleine bijstelling van de uitvoeringsregels. Het gaat
hierbij zeker niet om de hoofdlijnen van het beleid.
Ik
herinner u eraan dat steeds voor het hele proces van het autoluw maken van de
binnenstad het credo van het “werkende weg”, goed blijven nadenken en blijven
luisteren naar kritiekpunten heeft gegolden. Ik zie dan ook vandaag geen reden
om dat los te laten. Van het voortdurend veranderen van de regels wordt
iedereen horendol, nog afgezien van het feit dat de regels in hoge mate behoren
tot de verordeningstechnisch geregelde zaken en dat is een bevoegdheid van de
raad. Het is belangrijk dat wij in de loop van de tijd kritisch blijven. Zo
vraagt de motie van de VVD om een herschikking van invalideparkeerplaatsen,
maar daar zit een strijdigheid in. De motie en het amendement van het CDA moet
ik nog nader bekijken, maar geven ook een strijdig signaal af. Een dergelijke
voorgestelde maatregel is niet uitvoerbaar binnen de eerste drie weken van
januari. Ik verzoek de raad nu niet in een rigide benadering te vervallen
waarbij elke vorm van verbetering tussentijds onmogelijk is.
Wij
hebben absoluut niet gesuggereerd dat de commissie beroep- en bezwaarschriften
laks of onjuist heeft gewerkt. Ik betreur het dat die interpretatie in de media
verschenen is. Een latere besluitvorming was mede de oorzaak van het feit dat
het advies van de commissie beroep- en bezwaarschriften later is ontvangen. In
het spraakgebruik in de krant is dat veranderd in: te wijten aan…
De
heer De Wit wil grote vrachtwagens uit de binnenstad weren. Volgens de
regelgeving gebeurt dit. De breedte is beperkt tot 2.30 meter en de lengte tot
10 meter. Dit gold overigens ook voor de afgelopen jaren maar dat hebben wij
nooit gehandhaafd. Nu wordt dat veranderd. Wij zullen bezien dat iemand met een
te grote wagen die een ontheffing vraagt voor het autoluw-plus gebied daarop
aangesproken wordt. Omdat wij de regels niet gehandhaafd hebben, is het niet
redelijk om van de ene op de andere dag keihard op te treden. Het kan ook een
onevenredig nadeel voor de winkels betekenen als de toegang van een dergelijke
vrachtauto ineens geweigerd wordt. Hiervoor geldt een zekere gedoogperiode,
maar op zich ben ik het ermee eens dat wij van die grote wagens af moeten. In
het verleden is een onderzoek verricht naar distributiediensten. De uitkomst
daarvan luidde: onhaalbaar. Een variant wil ik nogmaals tegen het licht houden.
Er is een EZH-voorstel dat wij nog niet hebben uitgewerkt. In dat kader kom ik
terug op de distributie.
De
VOORZITTER: In de commissie is veel waardering uitgesproken voor de wijze
waarop de Kamer in de laatste weken onder grote werkdruk een advies heeft
uitgebracht. Deze waardering is mede namens het college en de raad aan de Kamer
overgebracht. De planning in november was erop gericht, het voorstel dat wij nu
behandelen, toen al in de raad te hebben maar dat lukte niet. De Kamer kon niet
volgens die planning een advies uitbrengen. Ik heb daarover overleg gevoerd en
gevraagd of in de ondersteunende sfeer aanvullende maatregelen mogelijk waren
die ervoor konden zorgdragen dat de Kamer haar werk voor deze vergadering kon
afronden. De Kamer gaf aan dat zij versterking van de secretariële ondersteuning
op prijs stelde, dat geen garanties werden afgegeven maar dat er een
mogelijkheid was om een heel eind te komen op dit gebied. Dat is gelukkig
gebeurd. Het is voor het eerst in vier jaar dat de commissie beroep- en
bezwaarschriften in deze mate problemen had met secretariële ondersteuning. Ik
wil hier dan ook geen al te vergaande consequenties aan verbinden, maar wij
hebben voor dit soort gecompliceerde dossiers geen adequaat reactiesysteem. In
januari zullen wij binnen het college en in overleg met de Kamervoorzitters
bekijken of wij sneller kunnen reageren op dit soort zaken.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik heb behoefte aan een schorsing.
De
vergadering wordt om 22.00 uur voortgezet.
De
VOORZITTER: Het is praktisch, en ik heb dat met mevrouw Steffen overlegd, dat
het college voor de tweede termijn zijn standpunt over de moties en
amendementen mededeelt.
Wethouder
GRASHOFF: Motie-I gaat over venstertijden. Ik heb in eerste termijn al
duidelijk gemaakt dat het college hierover een andere mening is toegedaan. Wij
ontraden aanvaarding. Motie-II vraagt om een herschikking van
invalideparkeerplekken aan de Westzijde. Ik kan mij voorstellen dat dit
betekent het verschuiven van een tweetal invalideparkeerplaatsen vanaf de Oude
Delft naar de kop van de Koornmarkt. Als dat de interpretatie is, kan ik die
verplaatsing toezeggen. Wellicht kan de motie op grond van die toezegging
worden ingetrokken. Motie-III vraagt om tijdens het evaluatiejaar de
omstandigheden onveranderd te laten. Wij hebben al uitgelegd dat wij dat niet
verstandig vinden. Ik ontraad dus aanvaarding. In amendement-I wordt gevraagd
om verandering van de term ‘invalide’ in ‘mensen met een functiebeperking’.
Dit
is de meest correcte benaming, maar wij hebben in dit geval te maken met een
term die rechtstreeks voortkomt uit de regelgeving op nationaal niveau inzake
invalideparkeerplaatsen en –kaarten. Daarin is het woord ‘invalide’ veranderd
in ‘gehandicapten’. In juridische zin zijn wij gehouden, aan te sluiten bij
deze terminologie. Het amendement-II hangt tussen een motie en een amendement
in. De wijziging strekt direct tot wijziging van het besluit, maar niet wordt
aangegeven op welke plekken en in welke verordening men wijzigingen wil. Ik kan
mij dit wel voorstellen, want dat is een enorme puzzel. Dat zoeken wij wel uit.
Naar de geest vinden wij deze wijziging sympathiek. Ik neem aan dat het hierbij
niet om de plekken onder het spoorviaduct gaat. Het gaat om de plaatsen aan de
oostzijde van de Phoenixstraat en bij de trambaan.
Mevrouw
KOOP (CDA): Als het niet om de plekken onder het viaduct gaat, neemt u ons
voorstel dan over?
Wethouder
GRASHOFF: In de geest van deze motie/amendement zullen wij u uiterlijk in
januari een voorstel leggen – dit leidt tot een verordeningswijziging die in de
raad van januari kan worden vastgesteld – waarbij ik zo dicht mogelijk bij de
genoemde aantallen zal aansluiten. Het zal hierbij gaan om de parkeerplekken
aan de kant van de binnenstad en direct langs de trambaan. Wij laten de plekken
onder het spoorviaduct in dit kader ongemoeid. Naar alle waarschijnlijkheid
komt hiervoor ook nog een wijzigingsvoorstel, maar daar ligt het
gecompliceerder.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Wij hechten eraan motie-I te handhaven omdat wij nu eenmaal een
andere mening dan u hebben. Wij doen gestand aan ons idee dat het elders ook
mogelijk is en daar perfect werkt. Het is belangrijk voor de burgers. De
leverancier vindt zijn weg wel, maar het is goed voor de bevolking om te weten
dat je ’s ochtends tussen 7 en 10 zonder gezeur het gebiedt binnen kunt. Ik
begrijp dat er problemen zijn met sluipwegen, enz., maar dat is ook een kwestie
van handhaven. Motie-II heeft het college eigenlijk overgenomen. Er zijn al
twee plaatsen verschoven. Na instemming door de medeondertekenaars trek ik deze
motie in met dank voor de snelle reactie. Motie-III is voor u en ons moeilijk.
Wij willen u een handreiking doen. De laatste zin van het dictum komt dan te
luiden: “tijdens het evaluatiejaar van Fase I de omstandigheden onveranderd te
laten (behoudens calamiteiten en technische onvolkomenheden) met het oog op een
correcte en meetbare evaluatie:” Dit geeft meer ruimte om in het lopende jaar
in te grijpen. De overweging over de monitorgroep hebben wij geschrapt, omdat
wij u met betrekking tot dit punt de nodige ruimte willen geven. Verder geven
wij u de ruimte om alles te doen wat u moet doen, hoewel dat nu de hoogste tijd
wordt. U zou in mei beginnen, maar door omstandigheden is dat 1 juli geworden,
maar toen lukte het ook nog niet. Wij hebben jaren de tijd gehad om de boel
goed te regelen. Wij zijn niet de eerste en enige gemeente die een autoluwe
binnenstad krijgt. Nu moet er rust in de tent komen. Wij geven u dus met deze
gewijzigde motie de ruimte voor aanpassingen, maar pas na deze aanpassingen is
voor ons de start van Fase I aan de orde en dan pas gaat het evaluatiejaar in.
In de wandelgangen vernamen wij al dat het met betrekking tot amendement-I om
een juridisch kader gaat. Ik vermoedde dat al, maar ik kan het niet nalaten om
de wens van de groep gehandicapten, mensen met een functiebeperking te worden
genoemd nogmaals onder uw aandacht te brengen. Als u in stukken over
invaliden/gehandicapten die niet in een juridisch kader ingepast hoeven worden
hieraan aandacht wilt besteden, trekken wij het amendement in. Amendement-II
blijven wij steunen. De wethouder komt hierop later terug.
De
heer TIENSTRA (PvdA): Wij horen nog graag het standpunt van de wethouder over
de gewijzigde motie-III. Verder zijn wij tevreden met zijn toezeggingen voor de
andere punten.
Mevrouw
LOURENS (D66): Het is duidelijk dat wij tegen de motie over de venstertijden
zijn. Het gestelde in motie-III zal eventuele onrust in de stad niet voorkomen,
hetgeen geen goed beeld geeft van een verstandige overheid. Wij zullen die
motie niet steunen. Wij vinden het voorgestelde in amendement-II het bekijken
waard en in die zin steun ik het betoog van de wethouder.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): In de eerste ronde gaf ik nadrukkelijk aan dat wij
voorstander zijn van het afschaffen van de venstertijden. Wij achten dit een
gewenste vereenvoudiging. Verder wordt wanneer van 7 tot 10 de pollers naar
beneden zijn een geweldige crossroute door de stad gerealiseerd, hetgeen wij
onwenselijk vinden. Wij zullen tegen de motie stemmen. Wij vinden het plezierig
dat de wethouder tegemoet komt aan de wens in motie II. Ik heb de veranderingen
in motie-III nog niet op schrift gezien. Ons definitieve oordeel geven wij als
wij de tekst gelezen hebben. Met betrekking tot amendement-I merk ik op dat de
betiteling ‘mensen met een functiebeperking’ de voorkeur verdient. De juridisch
juiste terminologie, die bovendien aansluit bij de WVG, is echter gewenst. Wij
steunen de inzet van de wethouder met betrekking tot amendement-II.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Het spreekt voor zich dat wij motie-I blijven
steunen. Wij danken de wethouder voor zijn toezegging in verband met motie-II.
De nieuwe motie-IIIA hebben wij medeondertekend. Wij begrijpen de uitleg van de
wethouder over amendement-I en wij zijn tevreden over zijn toezegging in
verband met amendement-II.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): De wethouder is weer niet ingegaan op mijn vraag
over de snorfietsen. Als de pollers in januari in gebruik worden genomen, moet
voor het gebruik van de camera’s daarbij aan wettelijke vereisten zijn voldaan.
Op onze schriftelijke vragen daarover hebben wij geen antwoord gekregen en dat
zint mij niet. De wethouder zei dat de monitorgroep een meedenkclubje is, maar
met welke kant denkt het mee? Met het college of met de mensen die het daarmee
oneens zijn? De wethouder kan het een kleinigheid vinden dat mensen zich
ergeren aan het richeltje bij de poller, maar de ergernis is groot. Als
raadslid wil ik dat u rapporteert, maar u zegt weer niets toe. Met andere
woorden: ik ben niet tevreden met het antwoord van de wethouder en ik zou maar
oppassen, want de stemming wordt spannend. Motie-I steun ik niet. Motie-IIIA
moet ik eerst lezen en voor motie-II moet ik eerst het antwoord van het CDA
horen.
De
heer VIS (STIP): Ik vind de vereenvoudiging van de venstertijden een
verbetering. Wij zullen motie-I dan ook niet steunen. Door motie-IIIA worden
wij te veel aan banden gelegd om ook na 14 januari kwaliteit te bieden. Deze
motie kunnen wij niet steunen. Ik kan instemmen met de toezegging van de wethouder
over amendement-II.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Ik blijf achter motie-I staan. Voor
motie-IIIA wacht ik de beantwoording van de wethouder af. In verband met
amendement-II wacht ik de reactie van het CDA af. Verder ben ik er blij mee als
in gemeentelijke stukken, daar waar het mogelijk is, over mensen met een
functiebeperking wordt gesproken.
Mevrouw
KOOP (CDA): Ik dank de wethouder voor zijn antwoord. Ik constateer dat er een
breed draagvlak voor amendement-II in de raad is na de uitleg van de wethouder.
Ik ben er blij om dat hij ons voor een groot deel tegemoet komt en dat hij in
januari hierover een voorstel zal doen. Als de medeondertekenaars ermee akkoord
gaan, trek ik dit amendement in.
Wethouder
GRASHOFF: Met respect voor de nuancering die in motie-IIIA is aangebracht, merk
ik op dat wij geen behoefte hebben aan een dergelijke motie. Er staat nog
steeds een sterke beperking in. Als het kan helpen, wil ik toezeggen om het
beleid op hoofdlijnen onveranderd te laten. Overigens is dit logisch omdat er
anders niets te evalueren valt. Dit is wat mij betreft de grens maar dat is
iets anders dan in deze motie wordt gevraagd. Wij ontraden aanvaarding van de
motie. Ik kan niet nader ingaan op de vragen over het gebruik van de term
mensen met een functiebeperking. Ik begeef mij dan op het beleidsterrein van
collega Rensen die zegt dat het verstandig is om te bezien in welke zin en op
welke plek dit aan de orde is. Verder verwijst hij deze discussie naar de
commissie WZO. In eerdere instantie hebben wij uitvoerig over de snorfietsen
gediscussieerd. De raad heeft toen ermee ingestemd dat geen verruiming van de
regels zal worden ingevoerd. Ook het college ziet geen aanleiding tot
verruiming. Voor mij is dit een discussie op een vreemd moment. Ik zie de
urgentie voor verruiming van de regels niet.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): U noemt nooit argumenten. Nu grijpt u weer terug
op het verleden. U weet toch wel waarom?
Wethouder
GRASHOFF: Ik zal kort samenvatten waarom. Een snorfiets heeft een motor, het is
niet louter een vervoermiddel voor mensen met een functiebeperking, wel wordt
het meer door ouderen gebruikt maar dat is op zichzelf voor ons geen reden om
toestemming te geven voor het rijden door het autoluw-plus gebied. Destijds is
een uitzondering gemaakt voor voertuigen voor gehandicapten, maar dat gold niet
voor snorfietsen. Volgens mij kun je de motor van een snorfiets uitzetten en er
een stukje mee fietsen.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Op zichzelf hebt u gelijk, maar snorfietsen
hebben een oranje plaatje. Dat betekent niet altijd dat het een Spartamet is,
maar dat betekent ook niet dat je er een eind mee kunt fietsen. Ik begrijp
echter uw redenering om snorfietsen te weren, vooral gelet op het gebruik door
jongeren.
Wethouder
GRASHOFF: Dit brengt mij niet op een andere gedachte. De heer De Wit stelt het
op prijs als de raad gerapporteerd wordt. Volgens mij wordt de raad over elk
detail van het autoluwbeleid geïnformeerd. Ik zeg toe dat de nadere
uitwerkingsregels die door het college op korte termijn worden vastgesteld ter
kennisname aan de raadscommissie worden gebracht. Na verloop van een of twee
maanden kom ik in de raadscommissie mondeling terug op het verloop van het
werken met het pollersysteem. Ik zal de ervaringen na die periode kort met de
raadscommissie bespreken.
De
heer VAN LEEUWEN (CDA): Wat is met het oog op motie-IIIA het verschil tussen
wat in de motie staat over calamiteiten en technische onvolkomenheden en uw
terughoudendheid op het punt van wijzigingen? Waarom vindt u dit een te strak
keurslijf?
Wethouder
GRASHOFF: Het verschil is duidelijk. De motie beperkt wijzigingen tot
calamiteiten en technische onvolkomenheden terwijl er beleidsmatige en
gebruikerswensen kunnen zijn die aanpassingen nodig maken. Wel heb ik
aangegeven dat het beleid op hoofdlijnen in het loop van het jaar niet
veranderd wordt.
Wethouder
OOSTEN: Aanvaarding van deze motie zou onder andere betekenen dat wij ernstig
geremd worden in ons economisch beleid. Wij kunnen dan bijvoorbeeld citymarketing
niet intensiveren omdat daardoor de omstandigheden veranderen. Ook kunnen wij
bijvoorbeeld geen lege panden opnieuw verhuren, omdat het beleid dan verandert.
Alles
wat wij zouden ondernemen om bezoek naar de binnenstad te stimuleren, zou een
ernstige verstoring van het experiment betekenen en daarom niet kunnen
plaatsvinden. Volgens mij besturen wij een stad en zijn wij niet bezig met
wetenschappelijke experimenten.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Waarom hebben wij het autoluw beleid dan ingevoerd?
Mevrouw
KOOP (CDA): Bedoelt de wethouder te zeggen dat hij allerlei calamiteiten met
dit beleid voorziet?
Wethouder
OOSTEN: Juist niet.
De
heer VAN LEEUWEN (CDA): Het is onzin om te zeggen dat lege panden niet verhuurd
mogen worden omdat er een parkeerbeleid is.
Wethouder
OOSTEN: De indieners van deze motie beogen dat de situatie gedurende een jaar
lang onveranderd blijft.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Het gaat om de autoluwe situatie.
Wethouder
OOSTEN: Wij willen de effecten van het autoluw beleid meten en dat gebeurt
onder andere aan de hand van het bezoek aan de binnenstad en de omzet van de
ondernemers. Als wij onszelf de beperking opleggen dat wij daar een jaar lang
niets aan mogen doen, maken wij ons hulpeloos.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Het gaat om de criteria en de regelgeving, zoals ik in eerste
instantie al zei. Wat u nu opmerkt is iets heel anders.
De
VOORZITTER: Ik wil ingaan op de vragen over het cameratoezicht. De heer De Wit
hoeft zich er geen zorgen over te maken dat onze manier van cameratoezicht valt
onder het bereik van de Wet personenregistratie. Dat antwoord kan hij zeer
binnenkort schriftelijk tegemoet zien.
Wethouder
RENSEN: Er is een notitie naar de commissie onderweg over gehandicaptenbeleid.
Ik nodig in het bijzonder mevrouw Steffen uit om daarin na gaan of, daar waar
wij over gehandicapten spreken, dit toegestaan is, hetgeen ook geldt voor
mensen met een functiebeperking. Laten wij dan verder zien of dit correct
gebeurt.
De
vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.
De
VOORZITTER: De moties I en IIIA zijn overgebleven. Verder moet besloten worden
over het heroverwegingsbesluit en de aanpassing regelgeving. De moties hebben
geen betrekking op het heroverwegingsbesluit. Daarover heb ik alleen maar lof
gehoord.
Het
voorstel inzake het heroverwegingsbesluit naar aanleiding van bezwaarschriften
autoluw(plus)gebied 2001 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
In
stemming komt motie-I.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.
De
heer TIENSTRA (PvdA): Wij zullen deze motie niet steunen. Wij volgen het
voorstel van het college.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Stadsbelangen, de VVD,
ChristenUnie/SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de overige
fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In
stemming komt motie-IIIA.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
KOOP (CDA): De opmerkingen van wethouder Oosten brachten ons aan het twijfelen.
Er ontstond een ander inzicht hetgeen een worsteling in de fractie teweeg
bracht. Wethouder Grashoff zei dat hij terughoudend met wijzigingen zal zijn,
dat alle wijzigingen in de commissie terugkomen en dat de bewoners gehoord
moeten worden. Wij gaan ervan uit dat er niet elke twee maanden een wijziging
komt. Wel moeten de wijzigingen worden meegenomen in de evaluatie. Wij volgen
het voorstel van de wethouder en zullen de motie niet steunen.
Mevrouw
HEUVELMAN (GroenLinks): Mijn fractie zal ook de aangepaste motie niet steunen.
Wij hebben problemen met de definitie van het woord ‘calamiteiten’ en wij
vinden de motie te beperkt. Verbeteringen in de loop van het eerste jaar moeten
volgens ons absoluut mogelijk zijn.
De
heer TIENSTRA (PvdA): Ook wij zullen deze motie niet steunen. Als zij zou worden
aangenomen, legt zij een veel te zware claim op de mogelijkheden die een
volgend college heeft.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ook wij steunen de motie niet. De wethouder heeft
toegezegd dat hij wijzigingen en uitwerkingsgegevens naar de commissie terugkoppelt.
Ik wil luid en duidelijk de toezegging horen dat wijzigingen in de evaluatie
voor het eindrapport worden meegenomen.
De
VOORZITTER: U krijgt nu geen toezeggingen meer omdat wij aan het stemmen zijn.
De wethouder kan knikken, maar hij krijgt niet meer het woord.
Ik
constateer, dat de fracties van ChristenUnie/SGP, de VVD en Stadsbelangen voor
deze motie hebben gestemd en de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het
afleggen van een stemverklaring over het voorstel.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Met twee punten blijven wij moeilijkheden houden: het wegstemmen
van de venstertijden en de uitkomst van de stemming over motie-IIIA. Wij hebben
begrip voor de wethouder. Wij proberen nader tot elkaar te komen, maar het lukt
niet echt. Zoals u hebt begrepen hechten wij aan een betrouwbare evaluatie.
Omdat wij niet tegen onderdelen van een voorstel kunnen stemmen, voelen wij ons
genoodzaakt tegen het gehele voorstel te stemmen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ook onze fractie hecht grote waarde aan een
goede evaluatie. Ondanks zijn pogingen heeft de wethouder ons er onvoldoende
van overtuigd dat dit straks daadwerkelijk het geval zal zijn. Dat is ook voor
onze fractie een reden om dit voorstel niet te steunen.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Ik wijs op het verloop van de stemmingen
bij de moties. Ook ik hecht aan de wijze waarop de evaluatie wordt vorm
gegeven. Ik zal het voorstel niet steunen, omdat ik niet voor of tegen
onderdelen daarvan kan stemmen.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik heb veel toezeggingen van de wethouder
gekregen. Een ding blijft over: het gebruik van de snorfiets in het autovrije
gebied, maar dat weegt niet zo zwaar dat ik tegen het voorstel zal stemmen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Stadsbelangen, de VVD en de
ChristenUnie/SGP tegen het voorstel inzake nieuwe regelgeving autoluw(plus)
hebben gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.
277.
Afscheid van de heer Bonthuis
De
VOORZITTER: Wij zullen nu aandacht besteden aan het afscheid van de nestor van
de raad, de heer Bonthuis. Al driemaal is hij in het verband van de raad
toegesproken: in 1994 bij de ontvangst van het ridderschap in de orde van
Oranje-Nassau, vervolgens kreeg hij de erepenning van de gemeente Delft en
daarna nam hij als wethouder afscheid. Met andere woorden: ik ben, als het op
nieuwigheden aankomt, een beetje uitgeput. Het enige nieuwe is dat hij
onafgebroken bijna 27 jaar in deze gemeenteraad heeft gezeten, hetgeen een
gigantische inzet van iemand vraagt. U allen weet dit, u weet wat het
raadslidmaatschap van u vergt. Hierbij moet ook in beschouwing genomen worden
de oprichting van een nieuwe partij, het wethouderschap en het fractievoorzitterschap.
Ik zal de lijst van commissies waarin de heer Bonthuis zitting heeft gehad,
niet voorlezen want dan wordt het een lange avond. U begrijpt, dat wij hier te
maken hebben met een raadslid dat op een bijzondere wijze en gedurende lange
tijd invulling aan zijn functie heeft gegeven. Het is begrijpelijk dat hij na
27 jaar het stokje overdraagt. Wij nemen vanavond apart afscheid van hem ten
opzichte van degenen die so wie so aan het eind van deze periode de raad
verlaten, maar hij heeft er recht op om extra in het zonnetje te worden gezet.
U
weet dat hij hier een lange periode op de tribune een soort mentor had zitten
die hem goed in de gaten hield en hem vertelde of hij het wel of niet goed
deed. Aad kan daarover in geuren en kleuren vertellen. Sprekend over een
geschenk voor hem vanavond, hebben wij wat onderscheidingen en penningen
betreft, gedaan wat wij konden. Gelukkig hebben wij nog een prachtig bord van
ons stadhuis waarop staat hoelang Aad Bonthuis in deze raad zitting heeft
gehad. Ik wil hem graag namens u bedanken voor zijn geweldige inzet voor de
Delftse belangen. Ik wil hem met grote waardering dit bord overhandigen.
De
voorzitter overhandigt de heer Bonthuis het bord
(applaus)
De
heer BONTHUIS: Mijnheer de voorzitter, dames en heren. Toen ik in deze
raadszaal in november 1975 stond in verband met de behandeling van de begroting
voor het dienstjaar 1976 (overigens toen nog op maandagmiddag, maandagavond,
dinsdagmorgen, dinsdagavond, woensdagmiddag en woensdagavond en dat voor een
presentiegeld van, naar ik meen, 60 gulden) mocht ik namens de fractie van de
PvdA het woord voeren over de sport. “Mocht ik het woord voeren”, want ik was
inmiddels meer dan een jaar raadslid. Eén A4-tje, mede geschreven aan de hand
van een advies van de sportambtenaar Van der Kruk met als belangrijkste item
het openstellen van de gymnastiekzalen van het buitengewoon onderwijs. Na twee
minuten zweten, sprak ik de volgende woorden: “voorzitter—destijds Ad Oele – ik
sterf van de zenuwen”. Als hij toen niet gezegd had: “ach, gaat u maar door
want het gaat wel goed zo”, had ik hier na meer dan 27 jaar raadslidmaatschap
waarschijnlijk niet gestaan.
En
is er nu veel veranderd? Ja en nee. Ja, de samenstelling, qua personen, van de
raad is veranderd. Jonger, niet minder enthousiast, maar toch anders. Het is zo
dat de invloed van de veranderingen op het bestuurlijk werk uit de jaren
zeventig in de loop der jaren duidelijk merkbaar is geworden. Ja, de
verbouwingen van het stadhuis en de aanpassing van deze raadszaal, waardoor de
langste raadsvergadering die ik mocht meemaken, tot ongeveer vier uur in de
morgen, in het vergadercentrum van de TU en niet hier plaatsvond. Ja,
natuurlijk, de veranderingen op het gebied van vele beleidsterreinen. Ja, de
veranderingen in de stad en ik denk daarbij aan de uit- en inbreidingen. Ik
mocht het slaan van de eerste paal meemaken voor het eerste huis in Tanthof en
de discussie over de eerste school daar met de drie verschillende ingangen.
Deze situatie bestaat overigens nog. Wellicht kan ik nog een uurtje doorpraten
over verschillende veranderingen. Ik zei al: ja en nee. En wat is er nu niet
veranderd? “voorzitter, ik sterf van de zenuwen”! Als ik nu de conclusie moet
trekken dat ik, omdat de gymnastieklokalen nog niet zijn opengesteld en er nog
drie ingangen in Tanthof zijn, daardoor niets bereikt heb zou mij dat te
gemakkelijk zijn. Ik heb er geen behoefte aan, hoogtepunten dan wel
dieptepunten uit mijn politieke carrière naar voren te brengen. Het waren er
vele, naar beide kanten.
Opvallend
is wel geweest dat ik in die meer dan 27 jaar slechts één keer mijn naam hoorde
aan het begin van de vergadering omdat de hoofdelijke stemming bij mij zou
beginnen. Slechts één keer en dat geldt overigens ook voor het voorzitterschap
van het stembureau. Dat had ik dus goed geregeld.
Ik
deed het op mijn manier en ik ben, zoals ik recent uit de woorden van mijn
fractievoorzitter kon concluderen, in de loop van de tijd weinig veranderd.
Zowel het raadslidmaatschap als het wethouderschap heb ik met veel plezier
bekleed. Na het wethouderschap ontstond al snel het gevoel dat je eigenlijk
niet meer in de raad moet plaatsnemen. In het begin krijg je verwijten naar je
hoofd dat het een en ander in het vorige college is ontstaan of is blijven
liggen en later krijg je de neiging om het huidige college erop te wijzen dat
er voor sommige problemen nog geen oplossingen gevonden zijn. De kok verwijt
zijn klant, de voormalige kok, dat het recept voor de soep te zout was, terwijl
na vier jaar blijkt dat de klant nog steeds die zoute soep moet eten. Ik heb
het in het belang van de fractie nog een aantal jaren volgehouden en gelukkig
wordt de soep niet zo heet gegeten en mocht ik vele vriendinnen en vrienden in
deze zaal ontmoeten. Voor de goede orde: ook wel eens “onvriendelijke”
politieke tegenstanders. Dat hoort nu eenmaal bij het spel.
Burgemeesters,
wethouders, raadsleden, ambtenaren, journalisten en burgers. De steun van velen
heb ik als prettig ervaren en de kritiek van velen heb ik soms als prettig
ervaren als leerschool voor het volgende “optreden”. Bij dit afscheid wil ik
toch even stilstaan bij de man die mij de meeste steun en kritiek gaf.
Die
ouwe socialist die op zijn eigen plekje op de publieke tribune plaatsnam. Mijn
afscheid draag ik aan hem op. En wellicht is het een aardig plekje voor mij.
Mijnheer
de burgemeester, beste Hein, in jou dank ik ook alle voorgangers voor de
prettige samenwerking. Het was mooi, vooral onder leiding van Huib van Walsum
toen Delft 750 jaar bestond en Delft cultuurstad van Zuid-Holland mocht zijn.
Zingen bij de opening van een theater, duiken bij de opening van een
zwembad. Ik noem jouw benoeming en
installatie als burgemeester en bij die bekendmaking een rit, inclusief twee
uur file, naar de moderne industriestad in Brabant. Ik gaf je toen een speldje
met het vignet van Delft. Ik kreeg het speldje van Tilburg. Ik mocht de eer en
het plezier hebben om reeds in een eerder stadium gehuldigd te worden en omdat
ik vind dat dit afscheid symbolisch gepaard moet gaan met een speldje, geef ik
je dit zo dadelijk als herinnering terug.
Ik
was af en toe niet gemakkelijk. Ik was af en toe agressief, ik was af en toe
doordrammerig, ik was af en toe politiek gehaaid. Ik was arrogant, maar ik was
ook wel eens aardig. Het spijt mij als ik u bewust of onbewust gekwetst heb. Ik
meende het niet zo. Daarnaast dank ik u allen voor de adviezen, de steun en de
vriendschap die ik 27 jaar lang mocht ontvangen. Ik wens u allen veel succes
met uw raadswerk en natuurlijk, maar dan in mindere mate, succes bij de
verkiezingen.
Vrienden
en vriendinnen, het raadslidmaatschap is voorbij. Wat moet ik nu doen met dat
varken dat ik kan tegenkomen? Ik zal achter in de rij gaan staan en ik neem aan
dat ik als ereburger van Delft een plekje in het Steen kan krijgen. Ik verlaat
de lokale politiek niet. Ik zal mij erbij betrokken blijven voelen. Ik ben lid
van een politieke groepering. Ik probeerde mijn ervaring in te brengen in een
politieke partij en meldde mij als lid aan. Jammer genoeg ben ik om diverse redenen
overgestapt. Als u van mijn ervaring gebruik wilt maken, dan ben ik
vanzelfsprekend bereid u bij te staan. De zolder staat vol met plakboeken vanaf
1974 tot heden. Ik dank hiervoor de vele journalisten, want bekendheid vergaren
door middel van kranten is naast mijn opkomen voor de bewoners toch altijd heel
belangrijk voor mij geweest. Ik keek altijd weer met plezier de volgende dag in
de krant om te zien of mijn naam genoemd was en wat erover mij geschreven zou
zijn. Allerlei namen heb ik de afgelopen jaren toebedeeld gekregen. Van Aadje
tot luis en van huilebalk tot Aadje. Ik wil er zelf nog één aan toevoegen. Uw
ketting gaat gewoon door en wordt niet onderbroken. Hoezo arrogant? Ik heb het
volgende idee. U, raadsleden hebben te weinig gebankt en daardoor was ik de
sterkste schakel. Tot ziens! (applaus)
278.
De vergadering wordt om 23.08 uur gesloten.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 februari 2002.
,voorzitter.
,secretaris.