V O O R T G E Z E T T E V E R G A
D E R I N G
op donderdag 27 september 2001 om
18.00 uur.
Overzicht van de verhandelde
punten.
Stuknr. Pagnr.
Heropening van de vergadering 2
187. Behandeling van de Zomernota
2002-2005 2
188. Besluitvorming Zomernota 53
189. Toespraak door de nestor van
de raad, de heer Bonthuis 57
190. Afscheid van de heer Reuvers 59
191. Sluiting 60
VOORTGEZETTE VERGADERING op 27
september 2001 om 18.00 uur.
De VOORZITTER: Ik heropen de
vergadering en heet u allen van harte welkom. Eventuele hoofdelijke stemmingen
beginnen bij mevrouw Bolten. Mevrouw Koop en mevrouw De Jongh Swemer zullen
iets later ter vergadering komen. Uitgereikt aan u is een overzicht van de
resterende spreektijd waaraan ik strikt de hand zal houden. Ik verzoek u,
voordat u uw tweede termijn begint, mede te delen of u aan collega-fracties
tijd ter beschikking stelt. Na afsluiting van de tweede termijn wordt u een
overzicht uitgereikt van moties en amendementen waarbij het collegestandpunt
gevoegd is.
187. Thans wordt de eerste termijn
van het antwoord van het college voortgezet. Het woord is aan wethouder
Torenstra.
Wethouder TORENSTRA: Voorzitter.
De fracties van D66 en GroenLinks vroegen naar de stand van zaken bij de
vorming van de BWD. Het is de bedoeling dat deze vorming op 1 januari 2002
plaatsvindt. Als de raad akkoord gaat met wat daarover in de begroting staat,
is het zelfs mogelijk dat dit tijdstip enige maanden vervroegd wordt. In
november/december verwacht ik in de commissie het productenboek en de begroting
te kunnen bespreken. De daarin vermelde behoeftes worden gestuurd vanuit de
wijkplannen, wijkprogramma’s en de wijkperspectieven. Op het punt van de rollen
en de verantwoordelijkheden is de gemeente opdrachtgever en houdt dus ook de
regie. Op dit moment vinden hierover besprekingen plaats met organisaties in
het veld. Het zou mij een lief ding waard zijn om de uitkomsten hiervan in de
maand januari te kunnen behandelen.
De heer BOT (GroenLinks): Denkt de
staatssecretaris op het punt van de taken en rollen aan iets anders dan bij de
Stichting Welzijn Delft? Dat is in het verleden niet zo goed verlopen.
Wethouder TORENSTRA: De aanvankelijke
driehoeksverhouding tussen het buurthuis, het buurthuisbestuur, de SWD en de
gemeente verandert. De gemeente neemt de inhoudelijke regie in handen. Verder
worden afspraken gemaakt over de rolverdeling tussen buurthuisbesturen,
buurtwerkers en de overige professionele werkers. Dit proces ontwikkelt zich
goed, maar heeft tijd nodig omdat hiervoor draagvlak moet worden gevonden.
Het experiment slaagkans werd aan
de orde gesteld door STIP en D66. In het voorjaar 2000 zijn er
informatiebijeenkomsten geweest. Het experiment is in juli 2000 gestart en is
inmiddels afgerond. De evaluatie daarvan is nagenoeg gereed. In november komt
er een informatiebijeenkomst voor de commissie, de corporaties en de
woonkoepel. Daarna kan de normale procedure via de commissie en de raad worden
gevolgd. Het proces in Haaglanden loopt evenwijdig hieraan. De ambtelijke
voorbereiding daar begint in november. Het is mijn streven dat de opvatting van
de Delftse raad daarin een plaats kan krijgen. Ik wil in de tussentijd nog een
keer in de commissie toetsen of dit spoort.
Het CDA stelde het ouderenbeleid
aan de orde. In april 2000 is in de commissie een voortgangsrapportage
besproken. Verder zijn productafspraken door de commissie goedgekeurd met de
Stichting ouderenwerk Delft. De volgende zaken zijn gestart:
informatievoorziening en de bezoeken, de toegankelijkheid in het verkeer en van
gebouwen, het bestrijden van sociaal isolement en projecten in de zorg en
sport.
Deze aspecten worden niet steeds
herkend als ouderenbeleid, maar ze zijn wel degelijk van belang voor de
ouderen. Ik verzeker u dat het college goed overleg voert met de
ouderenorganisaties.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wij
hebben bepaalde signalen gekregen uit de ouderenorganisaties, maar wellicht
zijn de door u genoemde aspecten niet voor hen zichtbaar. Misschien kunt u
daarover eens concreet met ze praten.
Wethouder TORENSTRA: In november
zijn hierover afspraken gemaakt, omdat ik zelf al geconstateerd heb dat op
bepaalde punten nadere toelichting nodig is. Bijna alle fracties spraken hun
zorg uit over het tempo van de herstructurering. Zij zetten vraagtekens bij de
inspanning en maakten kenbaar dat het tempo omhoog moet. GroenLinks legde een
verband met de gewenste integratie die vooral voor de Poptahof van belang is.
Het college onderstreept de urgentie van de opgave. Hiertoe worden de nodige
inspanningen verricht, maar het effect is helaas nog niet zichtbaar. Het
integratieproces heeft een lange adem. Voor de Poptahof lopen in verband met de
leefbaarheid programma’s voor extra onderhoud en extra schoonmaak. De bewuste
corporatie investeert hier veel in. Er wordt zeven dagen schoongemaakt. Verder
is er extra inzet voor het onderhoud van groen en het ophalen van afval. Er
worden programma’s voor het bevorderen van leefregels ontwikkeld. Ook voor de
ontwikkeling van de kinderen in die wijk doen de corporatie en de bewoners
veel. Ook de bouw van een nieuw buurthuis en speelbal leveren daar een
belangrijke bijdrage aan. Het gaat echter ook om de herstructurering van de woningen
en de woonomgeving. De stagnatie van de fusie is u bekend. De ontwikkeling van
de woningmarkt speelt bij de ontwikkeling een grote rol bij die vertraging. In
het begin van de jaren negentig verwachtte men leegstand, zeker in dat soort
wijken. Dat was ook voor de corporaties een belangrijk motief om daar snel aan
de slag te gaan. Nu zien wij dat deze woningen zeer goed verhuurbaar zijn. Het
college wil dit proces op gang brengen, hetgeen lukt. Er is een stuur- en
projectgroep waarin onder andere de corporatie en de gemeente zitting hebben.
Het masterplan zal rond de jaarwisseling aan de commissie en de wijk kunnen
worden gepresenteerd. Het college is dus met u van mening dat tempo nodig is.
Ik verheug mij over de warme
belangstelling van de gehele raad voor de wijkaanpak. De bijdragen van de
fracties waren echter zeer verschillend van aard. Ik vind houvast in de
bijdragen van het CDA en de heer Clason. Dit zijn respectabele en niet
partijdige fracties. De PvdA heeft natuurlijk ook een keurig verhaal gehouden,
maar als ik daaraan houvast ontleen, zegt u: geen wonder!
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Hebt u gezien welk speldje de heer Clason afgelopen dinsdag droeg?
Wethouder TORENSTRA: Dat heb ik
hier vandaan niet kunnen waarnemen.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Dat had de vorm van een roos.
Wethouder TORENSTRA: Een
verstandige man! Het CDA sprak kritische woorden over de voortgang. De heer
Clason wees op ongeduldige en positieve bewoners in de wijk. Ik hoor al een
paar jaar min of meer dezelfde bijdragen van de VVD en Stadsbelangen op dit
punt. Kort samengevat komt het hierop neer: het was niks, het is niks, het
wordt niks en wij willen niks.
Verleden jaar heb ik deze partijen
uitdrukkelijk uitgenodigd, eens mee te gaan naar de wijk, maar ik heb daar nog
nooit een van die fractievertegenwoordigers gezien. Ik vind dat jammer.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik mag toch zelf uitmaken of ik naar een wijk ga? En ik hoef dat toch niet met
u te doen?
Wethouder TORENSTRA: Zeker, maar
dan moet u niet zeggen dat u daar niets ziet.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik heb niet gezegd dat ik daar niets zie. Ik zie daar een heleboel rare dingen.
Wethouder TORENSTRA: De
VVD-fractievoorzitter tekent een aardige karikatuur. Wat hij zegt, bekt goed,
maar het raakt kant noch wal. De VVD heeft inmiddels de floret ingeruild voor
de botte bijl, het zij zo. Ik kan tegen een stootje, maar ik vind het
belangrijk als de signalen uit de raad niet bot, maar genuanceerd zijn. Het
gaat namelijk om de organisaties en de mensen, de bewoners, die hard aan
verbeteringen werken.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
De wethouder kan toch niet volhouden dat er geen andere geluiden in de stad en
de wijk zijn? Wij mogen dit soort geluiden toch in de raad vertalen?
Wethouder TORENSTRA: Dan mag u
desnoods tegen mij zeggen dat het niks is en wordt, maar niet tegen de
betrokken groeperingen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Dat zijn uw woorden. Ik heb ze niet gebruikt.
De heer BALJÉ (VVD): Op dit moment
is er overduidelijk sprake van collegiaal bestuur. De opmerking dat het weinig
is en weinig wordt, heeft mijn fractie gericht tot de wethouder in verband met
Delft Kennisstad. Het ging niet over de wijkaanpak.
Wethouder TORENSTRA: Je kunt niet
tegelijk warme en koude lucht uitblazen. Je moet staan voor wat je gezegd hebt,
in ieder geval voor de intentie waarmee je dat deed.
De heer BALJÉ (VVD): U mag mij
houden aan wat ik heb gezegd en aan niets anders.
Wethouder TORENSTRA: Toen dit
college aantrad was er bij de wijkaanpak sprake van een woeste leegte. Alles
moest worden opgebouwd. Er waren geen organisatie en wijkbudgetten. Je krijgt
dan te maken met twee factoren: draagvlak en tijd. Ik werk aan dat draagvlak,
maar daar is tijd voor nodig. Er moet zeker nog een verbeteringsslag worden
gemaakt, maar dat moet op een fatsoenlijke manier tot stand komen. Alles op
zijn tijd en een beetje reëel. Er zijn echter wel degelijk concrete stappen
gezet. In 3,5 half jaar zijn er beschrijvingen, plannen en programma’s voor
alle wijken. Er zijn wijkteams die bestaan uit een wijkcoördinator, een
wijkopzichter en een wijkopbouwwerker. Hieraan werken politie, corporaties en
jongerenwerk mee. Voor alle wijken zijn er wijkbudgetten. De raad heeft die in
april goedgekeurd. De commissie krijgt spoedig hiervoor de eerste programma’s
voorgelegd.
De heer DE GRAAF (D66): Het was de
vraag of de bewoners daarmee iets te maken hadden.
Wethouder TORENSTRA: Zeker, dat
staat er allemaal in. Uw wijk, de Wippolder, moet echter nog even geduld
hebben. Het wijkplan en het wijkprogramma komen eraan. Ik noem nog wat concrete
zaken. Er zijn 150 speelplaatsen en trapvelden vernieuwd. Tien tot vijftig
bewoners per speelplek werken daaraan mee. In Tanthof zijn 30km-gebieden
ingevoerd. Hier werken 150 bewoners aan mee. Er zijn planmatig ondergronds
afvalcontainers gebouwd. Ook hierbij waren 100 tot 150 bewoners betrokken.
Verder wijs ik op de bestrijding van het sociaal isolement, op de wijkgerichte
kinderopvang, de brede school, het breedtesportprogramma, integratieprogramma’s,
de wijkveiligheidsprogramma’s, het integraal jongerenwerk en het wijkeconomisch
programma. Ik spreek hierbij nog niet eens over de in gang gezette
bouwtrajecten.
Ik kom bij mijn verbeter- of
doorpakprogramma, hoe je het ook noemen wilt, en ik hoop dat ik hierbij de raad
op een positieve manier kan betrekken. Het behelst vier punten: de verbetering
van de cyclus. Ik denk hierbij aan de planningen, de programmering, de
budgettering, het wijkverslag, de monitoring en de evaluatie. Inhoudelijk gaat
het om het verdiepen en het verbeteren van vooral de informatievoorziening en
de analyses hiertoe. Bij het verbreden gaat het vooral om organisaties, mensen
en partners. Verder noem ik de bewonersinvloed. Ik hecht eraan, op te merken
dat ik er niet tegen ben dat bewoners voor een plan of een initiatief kunnen
kiezen. Belangrijker vind ik dat men meedoet. Anders krijg je die leefbaarheid
niet op gang. Als ik over wijkdemocratie spreek, is dat een aanduiding voor een
bredere opvatting over zeggenschap, toegankelijkheid en participatie. Voor de
bewonersinvloed in de wijkplanning is op 28 november een bijeenkomst voorbereid
met de woonkoepel, de corporaties, bewoners en de commissie.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Wat vindt u van de uitspraak van de heer De Graaf dat de wijkdemocratie
stagneert door de macht van de PvdA?
Wethouder TORENSTRA: Dat is, wat
mij betreft, dan ook niet waar. Als je dit beweert, ken je de PvdA een veel te
grote invloed toe. Bewoners en organisaties kunnen dat zelf wel. Ik vind
overigens dat het niet stagneert. Wel kan nog een extra slag gehaald worden.
De heer DE GRAAF (D66): Het
stagneert niet, het gaat alleen een andere kant op dan ik wil, maar dat is het
verschil tussen participatie en democratie. Wij willen graag dat mensen in de
wijk actief zijn, ongeacht de vraag wie het zijn.
Wethouder TORENSTRA: Als laatste
punt noem ik de evaluatie van het Neon-proces bij het wijkgericht werken.
Ik wil tot slot nog even ingaan op
de opmerking van de VVD over bepaalde geluidssignalen. Ik kan u verzekeren dat
het geen snurkende beer op weg naar zijn hol is, maar ook niet het geluid van
een spinnende poes. Het is het geluid van gestaag doorwerkende mensen die goed
gemotiveerd zijn. Ik doe mijn best en ik wil doorgaan. De kiezers zullen zich
hierover over een paar maanden uitspreken en zij hebben, zoals u weet, altijd
gelijk.
Wethouder OOSTEN: Voorzitter.
Enkele partijen lijken wat twijfels te hebben over de stadsstrategie Delf
Kennisstad. Het lijkt mij goed, hierop wat uitgebreider in te gaan. De VVD stelt:
Delft Kennisstad was niet veel, Delft Kennisstad is niet veel en Delft
Kennisstad wordt ook niets. Voordat ik hierover een kwalitatief oordeel vel,
geef ik eerst wat feiten.
Delft ís een kennisstad, of wij
dat nu leuk vinden of niet. 46% van de bevolking is hoger opgeleid, 80% zelfs
middelbaar of hoger. Daarmee bezet Delft een absolute toppositie in Nederland.
In de afgelopen periode is het aantal kennisintensieve bedrijven gegroeid van
500 naar 600. Op Delftech Park werkten begin 1998 ongeveer 50 mensen. Dat zijn
er nu al 1200 en aan het eind van volgend jaar 2500. Dat is niet slecht voor
een paar voetbalveldjes, mijnheer Baljé! Dat is meer dan tweemaal zoveel als
waarmee in de meest optimistische ramingen rekening was gehouden. Veel van die
mensen zijn Delftenaren. Veel bedrijven zijn in Delft opgericht. Noem dat maar
niets. Natuurlijk zijn er ook bedrijven die Delft verlaten. In de afgelopen
vijf jaar waren dat er 900 en dat zijn er meer dan er naar Delft toekwamen,
namelijk 600. Dit wordt gelukkig ruimschoots gecompenseerd door de bedrijven
die in Delft worden opgericht. Delft mag zich met recht de kraamkamer van
Kennisland noemen en zeker van de regio en dat is iets om trots op te zijn.
De doelstellingen van het
Kennisstadbeleid zijn: bevorderen van de bedrijvigheid, bevorderen van de
werkgelegenheid, bevorderen van de samenwerking tussen kennisinstituten en
bedrijven in de stad, bevorderen van het leefklimaat, cultureel, sociaal en
ruimtelijk en het versterken van het imago van Delft. De manier waarop wij dat
proberen te bereiken is via gezamenlijke projecten, gezamenlijke promotie en
netwerken. Daarnaast is het ruimtelijk-economische beleid ook gericht op het
realiseren van de doelstellingen. Dit spreekt aanzienlijk meer mensen aan dan
een handvol Willie Wortels of nerds in de stad.
Is Delft dan alleen maar
Kennisstad? Natuurlijk niet. De zorgsector is goed vertegenwoordigd met ruim
6300 arbeidsplaatsen, maar dit lijkt mij economisch niet een goed speerpunt.
Nog meer ziekenhuizen, bejaardencentra en psychiatrische instellingen
aantrekken, lijkt niet zo kansrijk, hoewel op zich niet ongewenst, maar daar
gaan wij niet over.
Het onderwijs is ook een goede
werkgever, maar dat sluit prima aan op Delft Kennisstad. Op het gebied van het
aantrekken van HBO-instellingen is eveneens veel beweging. De overheid is ook
een goede werkgever in Delft met ongeveer 3500 ambtenaren. Daar zouden wij
groei kunnen realiseren, maar willen wij dat ook? Overigens zit de
rijksoverheid vooral met haar kennisafdelingen in Delft, denk maar aan
Rijkswaterstaat.
Toerisme, detailhandel en horeca
vormen belangrijke sectoren, maar helaas in omvang en omzet totaal niet
vergelijkbaar met Delft Kennisstad. De totale toeristische sector omvat iets
meer dan 1000 arbeidsplaatsen, inclusief de horeca. Wij doen er veel aan om ook
die sector te stimuleren. Resteert de kennissector met ruim 16.000
arbeidsplaatsen, veruit de grootste in Delft met de sterkste groeipotentie.
Ik moet nog wat rechtzetten over
lassen. Ik zou gezegd hebben dat in Delft de tijd van het lassen van pijpen
voorbij is. Wat ik werkelijk gezegd heb, is dat in Delft de tijd van
massaproductie voorbij is. De industrie, zoals Delft die kende in de vorige
eeuw, is bijna verdwenen. Echter, de aanwezigheid van het midden- en kleinbedrijf
en vooral van vakmanschap is essentieel voor een goed functioneren van Delft
Kennisstad. Juist het VBO en het MBO vormen een essentiële voorwaarde voor het
goed functioneren van Delft Kennisstad. Het is ook absoluut niet zo dat Delft
Kennisstad alleen maar hoogopgeleide mensen aan werk helpt. In de
ondersteunende beroepen ontstaat juist heel veel werk, ook voor mensen die
liever met hun handen werken dan met hun hoofd.
Overigens is de lastechniek juist
een gebied waar Delft ook technisch in excelleert, getuige de prijs die het
bedrijf Mat-tech onlangs gewonnen heeft voor zijn onderzoek op het gebied van
loodvrije verbindingstechnieken en de zogenoemde doorlassensor die door de TU
Delft is ontwikkeld.
Over Technopolis en de relatie met
de TU het volgende. Inderdaad wordt binnenkort gefaseerd begonnen met de
uitgifte van TU zuid als hoogwaardig bedrijventerrein. De TU, de gemeente, het
Bouwfonds en ING Vastgoed werken intensief samen om hier een succes van te
maken. Marktstudies zijn verricht, aan stedenbouwkundige plannen wordt gewerkt
en, wat mij betreft, wordt er morgen geheid. Helaas gaat het niet allemaal zo
snel als wij zouden willen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Wat moeten wij verstaan onder "binnenkort"? Is dat
over een jaar?
Wethouder
OOSTEN: Wij werken eraan om zo snel mogelijk te beginnen, maar er zijn wel een
paar randvoorwaarden. De TU Delft als groot grondbezitter moet het wel met ons
eens zijn.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Maar als u hier over "binnenkort" spreekt, roept
dat de associatie op dat het al over twee maanden kan.
Wethouder
OOSTEN: "Binnenkort" is een relatief begrip.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Als u dat niet kunt kwantificeren, moet u het niet
gebruiken.
Wethouder
OOSTEN: Ik hoop dat het binnen een jaar kan.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Dat is helder.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Mijnheer Van Leeuwen is er tevreden mee, maar binnen een jaar
zegt ook niets.
Wethouder
OOSTEN: Ik wil u met alle plezier meer zekerheid geven, maar die heb ik niet.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Mevrouw Steffen, wij kunnen er met het volgende college
verder over praten. Als het over een jaar kan, heeft dat met dit college geen
zin meer.
Wethouder
OOSTEN: Mijnheer Van Leeuwen, dit college werkt er hard aan om het voor elkaar
te krijgen. U zou inmiddels moeten weten hoe dat werkt met de voorbereiding van
plannen.
De
VOORZITTER: Voorwaarts, wethouder!
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. De relatie met de TU Delft en TNO is ook in de Stichting
Delft Kennisstad op een hoger plan getild.
Er is niet
alleen een raad van bestuur en een raad van advies met de hoogste bazen, de
voorzitters van de colleges en de raad van bestuur, maar ook in het bestuur van
de stichting hebben de hoogste ambtelijke ondersteuners plaatsgenomen. Dat
geeft aan dat beide instellingen meer en meer het belang van een goede lokale
samenwerking inzien, en dat was een van de doelstellingen van Delft Kennisstad.
Binnenkort hoort u hier meer over. Er wordt met enthousiasme gewerkt aan het
gezamenlijke promotieplan; dat is over een halfjaar klaar. Gezamenlijk wordt
ook gewerkt aan de plannen voor een kenniscorridor en het aanvragen van
ICES-gelden daarvoor. Delft heeft in de regio en in de provincie op dit vlak
een onbetwiste voortrekkersrol. Er komt een nieuw college van bestuur bij de TU
Delft; wij zijn vol goede verwachtingen over de samenwerking. Van onze kant
wordt daar alles aan gedaan.
Natuurlijk
is er ook nog verbetering mogelijk. Er kunnen nog meer bedrijven in Delft
behouden blijven en kennelijk is de communicatie met de raad ook nog voor
verbetering vatbaar. Veel successen zijn inmiddels zo gewoon, dat wij vergeten
om ze te melden. Ik noem bijvoorbeeld de komst van een Chinees kenniscentrum
naar Delft, de oprichting van Disens, het sensorinstituut van de TU, de
oprichting van het sensor competence center Delft, de komst van Philips
semiconductors naar Delft, de toepassing van Glare in de romp van de Airbus
A380. Andere regio's roepen misschien sneller en harder dat zij succes hebben,
maar Delft doet het gewoon. Het lijkt het college dan ook zeer noodzakelijk om
vast te houden aan de gekozen strategie en de ingeslagen weg met Delft
Kennisstad.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Wij zijn het er wel mee eens dat je moet vasthouden aan de
gekozen strategie. U kunt ook wel allerlei bedrijven noemen, maar uit het
boekje "Economische analyse 2001" blijkt dat het aantal
arbeidsplaatsen in Kennisstad van 40 naar 37% zakt.
Wethouder
OOSTEN: In absolute zin is het aantal arbeidsplaatsen de afgelopen jaren van
15.000 naar 16.000 gestegen. Daar gaat het tenslotte om.
Wat het
toerisme betreft, lijkt dit jaar het motto te zijn: doe meer met Vermeer. Daar
ben ik het van harte mee eens. Er gebeurt ook al veel op dit vlak. De
belangrijkste bijdrage die wij kunnen leveren aan de Vermeerpromotie, zijn een
autoluwe binnenstad en fraai gerestaureerde panden uit de tijd van Vermeer. Ik
zal binnenkort een overzicht met een aanpak naar de commissie sturen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Daar komen geen Amerikanen op af.
Wethouder
OOSTEN: Reken maar van yes! Juist daarvoor komen zij, mijnheer Van Leeuwen.
De
VOORZITTER: Laat mij daar nou maar een oordeel over geven. Wethouder Oosten,
voorwaarts!
Wethouder
OOSTEN: Sommige Amerikanen komen voor u, voorzitter.
In motie
M-VI wordt om een quick scan naar een Vermeercentrum gevraagd. Het verschil
tussen een quick scan en een haalbaarheidsstudie lijkt overigens te zijn, dat
een haalbaarheidsstudie aan het begin van een collegeperiode wordt gevraagd en
een quick scan aan het eind.
Het
voordeel van twee dagen bedenktijd tussen de vraag en het antwoord is dat ik
een quick scan heb kunnen doen naar dit idee. In een Vermeercentrum kan ofwel
authentiek materiaal worden getoond, ofwel replica's en/of reconstructies.
Authentiek materiaal zou goed aansluiten bij de doelstellingen van het Meerjaren
Marketingplan Toerisme en zou een zeer kansrijke toevoeging voor het
toeristisch product in Delft zijn. Het zou een publieke bijdrage rechtvaardigen
en tevens museale betrokkenheid noodzakelijk maken. Het eerste probleem is dat
er nauwelijks authentiek materiaal in Delft is. Wat er is, kan en wordt prima
tentoongesteld in het Prinsenhof. Een extra gemeentemuseum lijkt het college
niet wenselijk. Niet-authentiek materiaal kan ook aantrekkelijk zijn, maar
sluit niet goed aan bij het Meerjaren Marketingplan Toerisme en de analyse dat
toeristen heden ten dage vooral op authentieke ervaringen afkomen. Publiek geld
in een dergelijk centrum heeft dan ook geen prioriteit. Er zou desalniettemin
een marktpartij geïnteresseerd kunnen zijn om dit idee verder uit te werken.
Een marktonderzoek lijkt dan ook op zijn plaats. Echter, moet de gemeente dit
doen? Dat lijkt het college onwenselijk, gezien de verwachtingen die hiermee
gewekt worden. Wel zijn wij uiteraard bereid om in overleg te treden wanneer
zich een serieuze marktpartij meldt. Wij verzoeken de indieners dan ook om
motie M-VI in te trekken.
Een van
onze andere grote publiekstrekkers, het aardewerk, heeft ook nog steeds onze
volle aandacht. Zoals bekend, blijft het Legermuseum in ieder geval nog tot
2005 in Delft en tot die tijd kan de Porceleyne Fles niet verhuizen. Er is dan
ook een plan gemaakt om de tussenliggende tijd te overbruggen, zowel
vooruitlopend op het Delfts Aardewerk Centrum zelf als meer algemeen in het
kader van activiteiten van Delft Aardewerkstad. Wanneer er iets nieuws te
melden is, hoort u dat uiteraard.
De
evaluatie van het MMT komt ook dit najaar aan de orde. Ik beloof u dat die
kritisch zal zijn.
De
economische gevolgen van de aanslagen in de Verenigde Staten laten zich helaas
nu al voelen. Het effect is echter moeilijk te voorspellen, vooral omdat er
niet alleen negatieve gevolgen zijn. Ik geef twee voorbeelden uit de afgelopen
weken. Een grote bijeenkomst in Londen, georganiseerd door de SPDH en het ZHBT
op 12 september, waarbij alle grote Engelse touroperators naar de
Vermeertentoonstelling zouden komen en uitgenodigd zouden worden om reizen naar
Delft te organiseren, kon helaas niet doorgaan. Een groot internationaal
congres over nieuwer en veiliger vliegtuigmaterialen trok deze week onverwacht
veel bezoekers. Amerikaanse bedrijven maakten een uitzondering op het
vliegverbod voor hun personeel om toch naar Delft te kunnen gaan.
Tot slot
merk ik het volgende op over ondernemers in de binnenstad en het autoluw
beleid. Voorlopige cijfers wijzen erop dat sinds dit jaar een scherpe
trendbreuk is opgetreden in het aantal leegstaande panden in de binnenstad. Nam
dit aantal sinds 1995 gestaag toe tot een totaal van 47 eind vorig jaar, dit
jaar is dat aantal met maar liefst 30% afgenomen tot 33. Blijkbaar hebben de
maatregelen de ondernemers weer veel vertrouwen gegeven in de toekomst van de
binnenstad.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik kan mooi aansluiten bij de laatste woorden van
wethouder Oosten. Een aantal fracties heeft veel kritiek geuit op de autoluwe
binnenstad, op het parkeerbeleid in de binnenstad. Daar ga ik wat uitgebreider
op in. Ik hang dat op aan een drietal spreekwoorden, zoals gebruikelijk is in
deze raad. Ten eerste: eerlijk duurt het langst. Ten tweede: Barbertje moet hangen.
Ten derde: holle vaten klinken het hardst.
Ik begin
met "eerlijk duur het langst". Wij moeten toegeven, en dat doe ik
hier ruiterlijk, dat er een aantal problemen was bij de invoering van de
autoluwe binnenstad. Voor een deel zijn die nog niet opgelost. Het gaat dan om
zaken als de bebording, de markering en om problemen bij het goed en helder
communiceren over deze zaak. Ik kan daarvoor de volle verantwoordelijkheid
nemen en daarbij ook iedereen recht in de ogen kijken. Bij de keuze voor de
datum van 1 juli hebben wij al gezegd dat het kiezen uit twee kwaden was en dat
wij het minst kwade moesten kiezen. Het is misschien wel logisch dat daarop nu
voor een deel dezelfde kritiek kwam, maar dat is in mei al besproken. In dat
opzicht is er weinig verandering.
Wel wijs
ik erop dat wij intussen een aantal acties op touw hebben gezet voor
verbetering van de projectaansturing en projectcoördinatie en voor versterking
van het projectteam. De heer Bot heeft in zijn bijdrage met name gewezen op het
implementatievraagstuk. Het staat inderdaad bij het college en het gemeentelijk
managementteam hoog op de agenda om te proberen om het projectmatig werken en
met name de implementatie te verbeteren. Ik merk daar gelukkig intussen enige
verbetering in, maar wij zijn nog niet helemaal waar wij moeten zijn.
Er zit ook
een dilemma in. Enerzijds hebben wij gezegd dat wij blijven luisteren naar en
praten met mensen die nog niet of minder overtuigd zijn van de zin van een
autoluwe binnenstad. Wij blijven meedenken en het beleid zo nodig ook
aanpassen. Mijn grote bereidheid om daarover te blijven meedenken is anderzijds
ook wel lastig voor de eenduidigheid en het tempo van uitvoering. Er zijn
ambtenaren geweest die het een beetje moeilijk vonden dat ik alweer bereid was
om op bepaalde punten bijstellingen aan te brengen.
Wij
krijgen nog een heroverwegingsbesluit naar aanleiding van de lopende
bezwaarprocedure. In die procedure heb ik op verzoek van de voorzitter van de
commissie voor beroep- en bezwaarschriften nog gesprekken gevoerd met de vier
grootste groepen van bezwaarmakers. Met twee van die vier partijen is goed
zaken gedaan. In het heroverwegingsbesluit, dat zo snel mogelijk na het advies
van de commissie voor beroep- en bezwaarschriften aan de raad wordt voorgelegd,
zal een aantal aanpassingen voorkomen.
Wij hebben
ook geconcludeerd dat wij in fase 2, Markt en omgeving, meer rust in het proces
moeten brengen. In deze collegeperiode zullen wij niet meer overgaan tot
uitvoering van fase 2. Dan zouden wij namelijk echt over de eigen voeten
struikelen. Wij gaan binnenkort wel starten met het participatieproces inzake
de inrichtingsvarianten voor de Markt. Dat tijdrovende proces moeten wij goed
doorlopen. Onomkeerbare besluiten over fase 2, zowel naar aanleiding van de evaluatie
van fase 1 als wat betreft de precieze uitwerking van fase 2, zullen in de
nieuwe raad worden genomen. Wij kunnen niet zeggen wanneer dat precies het
geval zal zijn, want wij regeren niet over ons graf heen. Ik vraag de indieners
van de moties M-III en M-IX om dat ook niet te doen en de discussie in de
nieuwe raad te voeren. Ik kom op korte termijn wel met een plan omtrent de
participatie en de aanpak van het proces voor de herinrichting van Markt en
omgeving. Daarbij zal ook een gedegen communicatieplan worden verstrekt. Dat is
nu in de maak. Ik kom daarop terug in de vergadering van 23 oktober van de
commissie CKE.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij hebben in onze motie niet gevraagd om over het
graf heen te regeren. Met de motie willen wij u alleen houden aan de afspraak
dat de evaluatie een jaar na invoering van fase 1 zou plaatsvinden.
Wethouder
GRASHOFF: Die discussie is nu niet aan de orde. Het zou alleen aan de orde
kunnen zijn als u bang zou moeten zijn, dat wij de evaluatie te snel zouden
doen. Ik ben het dus voor een groot deel eens met de inhoud van de motie,
namelijk dat wij in de huidige fase niet snel besluiten moeten nemen over de
tweede fase. Wij doen echter geen uitspraak over het tijdstip waarop de nieuwe
raad dat moet doen. Dat is aan het nieuwe college en de nieuwe raad.
De heer
BALJÉ (VVD): Dat betekent wel degelijk dat u daarmee een klem legt op het
volgende college. U maakt het volgende college daarmee verantwoordelijk voor uw
uitspraken.
Wethouder
GRASHOFF: Nou wordt het wat al te dol. Er wordt mij eerst gevraagd om het
beleid bij te stellen, maar nu moet ik plotseling uitspraken voor mijn rekening
nemen.
De heer
BALJÉ (VVD): De afspraak was dat wij één jaar na de invoering van autoluw Delft
zouden evalueren.
Wethouder
GRASHOFF: Dat is prima. Daar hebben wij het straks ook over. Overigens meen ik
in de moties ook iets te herkennen in de trant van "uitstel is prettig,
van uitstel komt misschien wel afstel". Met dat laatste gaan wij toch echt
niet aan de haal.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat vind ik een kinderachtige opmerking, want de
wethouder weet heel goed dat dat niet het geval is. Wij proberen u te houden
aan de afspraken die met de raad zijn gemaakt.
Wethouder
GRASHOFF: Van de fractie Stadsbelangen heb ik in dezen zeker weinig steun te
verwachten, want zij is tot nu toe altijd tegen geweest en dat zal zij ook wel
blijven.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij waren tegen, omdat u een verkeerd proces volgde.
Wethouder
GRASHOFF: Helemaal niet. U heeft het voorstel zelf en de inhoud van het beleid
niet gesteund.
De heer
BALJÉ (VVD): Ik kan de woorden van de wethouder niet rijmen met een zin uit de
Zomernota. Op blz. 31 staat klip en klaar: "Medio februari 2002 kan
evaluatie van de 1e fase en besluitvorming over de tweede fase
plaatsvinden". Dat is dus nog in deze collegeperiode. Dat is een kernpunt.
Wethouder
GRASHOFF: En dat heb ik bij dezen in mijn beantwoording aangepast. Ik denk dus
dat ik u een eind tegemoet ben gekomen.
Ik kom nu
op het tweede spreekwoord: Barbertje moet hangen. De kritiek die is geuit op de
invoering van autoluw-plus grenst echt aan het absurde. Behalve wethouder, ben
ik ook een ervaringsdeskundige. Mijn woning ligt aan de oostkant van de
binnenstad en ik werk aan de westkant van de binnenstad. Ik kan twee routes
kiezen om naar mijn werk te lopen, namelijk door de Choorstraat en het
autoluw-plus gebied of via de Voldersgracht. Ik heb sinds 1 juli elke dag ten
minste twee keer door dit gebied gelopen. Ik ben weinig op vakantie geweest; ik
heb rustig op terrasjes gezeten en de zaak op mij laten inwerken.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Heeft u de route over de Markt wel eens geprobeerd, en wel de
noordzijde?
Wethouder
GRASHOFF: Zoals u weet, is de Markt geen autoluw-plus gebied. Op de noordzijde
is alleen een stukje afgezet om de verkeerscirculatie daar te beperken. Dat
effect treedt ook op. De feitelijke situatie in het autoluw-plus gebied is dat
de verkeersdruk na 1 juli in de loop van de weken is afgenomen. Het parkeren in
dat gebied is na 1 juli ook sterk afgenomen, want vanaf dat moment was parkeren
ook illegaal. Na een korte waarschuwingsperiode werden ook flinke prenten
uitgedeeld. Voor 1 juli was het gebied rond de Oude Kerk de meest populaire
parkeerplek geworden. Na 1 juli komen wij daar echter nog zelden een
geparkeerde auto tegen. Hetzelfde geldt voor de Hippolytusbuurt en voor Vrouw
Juttenland, westzijde. Daarmee is de zaak er ook aanzienlijk beter uit gaan
zien.
Een ander
resultaat, dat misschien wat minder in the picture komt, is dat wij ook een
parkeervergunningstelsel in het oostelijk deel van de binnenstad hebben
ingevoerd. Hoewel er ook daar bij de bebording een aantal problemen zijn, is
het positief effect in het oostelijk deel van de binnenstad duidelijk voelbaar.
Moest je tot voor kort een halfuur rondrijden om überhaupt je auto kwijt te
kunnen, als je nu naar de Paardenmarkt rijdt, kun je er direct parkeren. Er is
een rustig beeld in de stad en in de tussentijd is behoorlijk veel gewenning
opgetreden. Wij hebben er dan ook verstandig aan gedaan om de zaak per 1 juli
in te voeren, voor zover dat mogelijk was. Natuurlijk wordt het allemaal veel
beter als per 1 december het pollersysteem is ingevoerd. Daar waren wij het ook
over eens.
Ik neem
ook sterk afstand van uitspraken als "er zijn plannen door de strot
geduwd". De heer Meuleman heeft dat gezegd. Hij heeft een heel slecht
geheugen, want de raad heeft een plan vastgesteld met een uitgebreid
participatietraject. Toen er vlak voor 1 juli een rechtszaak kwam om de zaak te
dwarsbomen, heb ik voor de rechter gezamenlijk kunnen optrekken met de Kamer
van koophandel, de Ondernemersfederatie Delft en de winkeliersvereniging De
Klis om het autoluw-plus regime per 1 juli te kunnen invoeren. Over draagvlak
gesproken! Ik heb al gezegd dat wij ook in de bezwaarprocedure extra gesprekken
hebben gevoerd en daarbij zaken konden doen. Ik vind dat ik erg en soms zelfs
te coulant ben in het meepraten, meedenken, enzovoorts. Ik heb het gevoel dat
ik het daarmee voor mij niet makkelijker heb gemaakt in het proces.
De
Olofsbuurt/Westerkwartier wordt ook wel genoemd als een slecht voorbeeld. Wij
weten dat wij daar een valse start hebben gemaakt; dat heb ik ook zonder meer
erkend. Wij hebben daarna de tijd genomen om het proces beter op te zetten, ook
met de belangenvereniging Olofsbuurt/Westerkwartier. Wij hebben een aantal
constructieve overleggen gehad in goede sfeer. Gisteravond is de laatste
inloopavond geweest, voorafgaand aan de nieuwe invoeringsdatum van 1 oktober.
De sfeer is uitermate verbeterd. Ik heb er na afloop een goed borreltje op
kunnen drinken met het bestuur van de belangenvereniging. Ik heb de vereniging
ook gecomplimenteerd voor haar constructieve bijdrage. Het plan is er ook beter
van geworden.
Het derde
spreekwoord is: holle vaten klinken het hardst. De hoofdprijs voor het holle
vat van afgelopen dinsdag gaat met decibels voorsprong naar de heer Baljé van
de fractie van de VVD. Stijl en vorm heeft hij prachtig overgenomen van de
voormalige Socialistische Partij in deze raad, met dito weinig consistentie en
inhoud, laat staat kwaliteit. Het is overigens geen felicitatie, mijnheer
Baljé.
Ik ken de
VVD in Delft als een bestuurspartij pur sang, maar ik heb het gevoel dat u uw
partij in dezen geen eer aandoet. Ik heb het gevoel dat de fractie en in elk
geval de voorzitter ervan het inzicht en de ervaring van hun voorgangers
missen. Dat heeft misschien met de vele wisselingen in de fractie te maken. Ik
hoop natuurlijk dat de VVD weer opkrabbelt en dezelfde kwaliteit kan gaan
leveren als zij in het verleden deed.
Het
kwartetspelletje was wel het sublieme toppunt. Ik heb een kwartet samengesteld
van de vier grootste gotspes in de volgorde van kwaad tot erger. Dat begint met
het afdoen van de sluisjes in de binnenstad, die ons net droge voeten hebben
doen behouden, als 16e eeuwse techniek. Dat gaat verder met de rode fietspaden
die zonder afstemming met de raad zouden zijn gekozen door het college. Ik maak
de VVD erop attent dat zij onderdeel vormden van het Fietsactieplan dat door de
raad is vastgesteld met instemming van de VVD. Vervolgens is dat de opmerking
dat de autoluwe binnenstad zonder voldoende alternatieve parkeergelegenheid het
inkomen van de middenstand onder druk zou zetten en dat het college de
middenstand in de binnenstad om zeep zou helpen. Ik maak de VVD erop attent dat
zij tot op heden, zelfs in eerste termijn, heeft gezegd dat zij de inhoud van
het beleid steunt. De bedoelde opmerking suggereert echter dat de VVD de inhoud
van het beleid niet steunt. En dat is je reinste kiezersbedrog. Of de VVD
belazert een deel van haar achterban dat wel degelijk constructief meedenkt en
meewerkt bij de autoluwe binnenstad, en dat zijn niet de minsten in haar
gelederen. Of de VVD belazert of beledigt de rest van haar achterban. Ik vind
dat dat niet kan. Tot slot is de opmerking over wethouder Grashoff die zijn
plaats kent tussen de rommel in de gracht onder de gordel. Als de VVD ook maar
een klein beetje lef heeft, zal zij deze kaart vervangen door een ander voordat
zij dit spelletje op de markt brengt. Anders speelt zij een vies spelletje.
Verschillende
sprekers hebben gerefereerd aan de afvalstoffenheffing. Wethouder Oosten heeft
daarover al het een en ander gezegd. Vanavond is het overzicht van de
afvalstoffenheffing uitgereikt, alsmede van de belangrijkste kostenposten bij
de inzameling en verwerking van het afval. Als je dat overzicht over 1993-2000
bekijkt, dan zie je dat de afvalstoffenheffing per kg afval over die jaren heel
beperkt is gestegen, veel minder dan op basis van de loon-prijsindex nodig zou
zijn geweest en al helemaal veel minder dan nodig zou zijn geweest op basis van
de verwerkingskosten van AVR. Als wij vanaf 1993 een consistent beleid zouden
hebben gevoerd voor kostendekkende tarieven, dan zouden wij nu al een 30 tot
50% hogere afvalstoffenheffing hebben gehad. Er zit halverwege die zeven jaar
een vreemde dip in; laten wij over het hoe en waarom daarvan nu niet al te veel
discussiëren. Wij moeten echter constateren dat wij over die jaren niet alleen
maar duurder het afval zijn gaan verwerken en niet hebben vergeten te letten op
de bedrijfsvoering.
Mevrouw
Vlekke heeft gevraagd naar de 8 miljoen euro voor de Koepoortgarage. Het
klopt dat de laatste inzichten voor de Zuidpoortgarage een stuk gunstiger zijn.
Wellicht komen wij tot een constructie waarin wij meer garages in één
constellatie onderbrengen. Dat kan op dit moment voor de Koepoortgarage nog
niet met zoveel woorden worden geconcludeerd. Wij zijn nu voluit bezig om samen
met woningcorporatie Vestia en projectontwikkelaar Ceres na te gaan of wij bij
de Koepoortgarage kunnen komen tot een constructie die de onrendabele
investering van 8 miljoen euro drastisch terugbrengt, want dat zouden wij
natuurlijk niet kunnen ophoesten. De vooruitzichten daarin zijn niet slecht.
Er is ook
gesproken over de consequentie van het ontbreken van het VVP-plus. Ik vind het
natuurlijk jammer dat wij geen enorme slag vooruit konden maken op het gebied
van het mobiliteitsbeleid. Wat wij de afgelopen jaren hebben gedaan en nog
steeds doen, past goed in het oude VVP. Uitzondering is wellicht het
geïntensiveerde fietsbeleid, maar dat hebben wij afzonderlijk in de raad
vastgesteld.
De heer
Van Leeuwen vroeg nog naar de stand van zaken bij veld 9 in Zuidpoort. Dat
loopt wel enige vertraging op, maar dat kan ik niet beïnvloeden. De vraag is
ook of dat zo erg is. Wat in het vat zit, verzuurt niet. Vidomes is er ook goed
mee bezig. Er is geen risico van het verlies van subsidie, want de regelingen
zijn gewijzigd. Ik denk dan ook dat de woningbouwvereniging met een prima plan
zal komen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Is daarbij ook een termijn te noemen?
Wethouder
GRASHOFF: Nee, die indicatie kan ik niet geven. Ik heb geen gelegenheid gehad
om dat na te vragen.
De motie
van het CDA over veld 10 lijkt mij overbodig. Het plan voor de voortgang van
veld 10, met daarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden en de wijze waarop wij
met de ontwikkelaar en de bewoners aan de slag gaan, komt op 16 oktober in de
raadscommissie duurzaamheid.
Ook bij de
Schieoevers hebben wij een zekere vertraging opgelopen. Nog dit najaar zal de
eerste kortetermijnslag voor verbetering van de verkeersafwikkeling en een
aantal onderhoudsaspecten plaatsvinden, hetgeen in overleg gebeurt met de
bedrijvenkring BKS. Dan hopen wij weer wat van de achterstand in te lopen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Is de bewegwijzering daarin ook opgenomen, zodat men het
weet te vinden?
Wethouder
GRASHOFF: Dat heb ik nu niet paraat. Ik doel echt op een fysieke slag in de zin
van opstelstroken bij de verkeersregelinstallaties, bochtstralen en dergelijke.
Ik zal navragen hoe het met de bewegwijzering staat.
De heer
Bot vroeg nog naar de herstructurering van de Poptahof. Ook daarmee hadden wij
veel sneller aan de slag willen gaan. Er is nu een heldere afspraak gemaakt met
de woningbouwvereniging Delft Wonen, dat wij uiterlijk in januari het
masterplan voor de ontwikkeling van Poptahof aan de commissie zullen
voorleggen.
De heer
Bot vroeg ook naar de vergroening van de afvalstoffenheffing. Ik ben druk bezig
met de nota waarin een tweetal varianten worden vergeleken, namelijk het
DIFTAR-systeem en een premiesysteem. Ik hoop daarmee uiterlijk in november in
de commissie te kunnen komen.
De heer De
Wit vroeg nog naar de Delftpendel. Hij diende ook een motie in waarin staat dat
wij daarmee moeten ophouden. Wij delen zijn opvattingen niet. Het zou ook tegen
de afspraak zijn die wij daarover hebben gemaakt. Er komt wel een voorstel voor
enige bijstellingen en voor verbetering van de promotie. Dat mag in de loop van
het najaar worden verwacht.
De heer
Reuvers heeft mij weer herinnerd aan Lokale agenda 21. Ik ben het met hem eens,
dat ik daaraan niet zoveel vorm kan geven. Ik blijf er wel bij dat wij met de
Delftse aanpak meer bereiken dan heel veel steden die wel het etiket
"Lokale agenda 21" op hun deur hebben. Ik hoop dit najaar nog te
komen met een plan voor duurzame energievoorziening en duurzame energie-inkoop.
Dat betreft groene stroom.
De heer
Van den Doel merkte op dat er bij de woningbouw op verschillende punten
vertraging is opgelopen. Ik vat dat maar op als een kwestie van ruimtelijke
ordening. Hij heeft gelijk, maar er is ook een duidelijke reden voor. De reden
is dat alle makkelijk te ontwikkelen locaties op zijn. Wij zitten nu nog met de
moeilijke locaties. Er is ook goed nieuws. Zo is het Doelengebied op dit moment
in uitvoering. Dan heb ik het niet alleen over de appartementen in het oude
bibliotheekgebouw, maar ook over de nieuwbouw. Hij weet ook dat wij met het
kerngebied in Zuidpoort aan de slag gaan. Verder is net de eerste paal geslagen
voor de tweede fase van Koningsveld aan de Schie. Hij kent ook de voortgang in
het Spoorzoneproject. Daarnaast zullen wij binnen zeer afzienbare tijd komen
met een stedenbouwkundig plan voor het Van Dijk-Delftterrein, dat volgens de
afspraak met Schipluiden per 2003 overgaat naar Delft. De bedoeling is dat daar
vanaf 2003 500 woningen worden gebouwd. Meer kunnen wij binnen onze krappe
grenzen niet doen.
De heer Van den Doel heeft het college om een eindspurt gevraagd. Ik meld hem dat wij op het gebied van Zuidpoort velden 9 en 10, Schieoevers, Van Dijk/Delft-terrein en energievoorziening nog de nodige voorstellen zullen indienen.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Wil de wethouder nog ingaan op de motie over de Van Renswoudestraat? Hij deelde
een eerste prijs uit, maar er ligt nog een motie van een hol vat en dat is
motie XIII.
Wethouder GRASHOFF: Ik ben
ingegaan op de motie van de heer De Wit, maar ik kan uiteraard geen uitspraak
doen over een motie die het vertrouwen in mij aan de orde stelt. Dat is aan de
raad.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U
bent met een tirade begonnen en u gaf toe dat…
De VOORZITTER: U houdt nu een
tweede termijn. U mag kort interrumperen met een vraag of een opmerking, maar
niet met een betoog.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Mijnheer De Wit is er teleurgesteld over dat hij die eerste prijs niet gekregen
heeft.
De VOORZITTER: Dat begrijp ik,
maar hij is vanavond voorbijgestreefd!
De heer DE WIT (Leefbaar Delft):
Ik ben niet teleurgesteld. De wethouder geeft toe dat er veel fouten zijn
gemaakt, maar hij verwijt vervolgens de raad dat daarover opmerkingen worden
gemaakt.
Wethouder GRASHOFF: De heer De Wit
verdraait het nu weer. Ik heb helemaal niet toegegeven dat er heel veel fouten
zijn gemaakt, dat is wat hij wil horen. Ik heb aangegeven dat er aan alles wat
mooi en goed is, ook minder fraaie kanten zitten. Voor u het dan erg prettig
als u daarvan gebruik kunt maken zodat u mij in een positie brengt waarin ik
zou moeten toegeven dat er allerlei fouten zijn gemaakt. Dat is kletskoek!
De motie over de Van
Renswoudestraat vind ik sympathiek. Er zit een opening in waarmee ik uit de
voeten kan. Wij nemen echter nu geen besluit over de tweede fase. Met dat feit
in het achterhoofd moeten wij naar de tijdelijke parkeerplaatsen kijken. Deze
plekken zijn tot nu toe vastgelegd in een raadsbesluit dat tot stand is gekomen
na uitvoerig overleg met vele partijen. De afspraken daarin over de tijdelijke
compensatie van parkeerplekken zijn van groot belang. Ik vraag u met het oog
hierop, de motie in te trekken. Ik zal het gevraagde in de motie bespreekbaar
maken met de partijen waarmee wij contact hebben over het autoluw-proces en
haar verder betrekken bij de besluitvorming over de tweede fase.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Over
het sociale en onderwijsbeleid van dit college zijn waarderende woorden
gesproken, waarvoor ik dank zeg. Bij de inhoudelijke opmerkingen over deze
terreinen was er nog geen sprake van verkiezingskoorts, hetgeen mij de
gelegenheid geeft, op een aantal thema’s inhoudelijk in te gaan. Ik begin met
het integratiebeleid. De fractie van GroenLinks legde een sterke link tussen
het belang van het herstructureringsproces en het integratiebeleid. Dit wordt
ook aangegeven door de zelforganisaties in de stad. Ik ben het eens met de
strekking van uw woorden en met de inbreng van deze zelforganisaties. Gelet op
het tempo waarin het herstructureringsproces in Delft verloopt en de
perspectieven voor de komende jaren, mogen onze verwachtingen niet al te hoog
gespannen zijn. Wij moeten het van een aantal andere zaken hebben. Ik noem het
in positie brengen van de zelforganisaties en de vertegenwoordigers daarvan.
Verder moeten individuele personen in de stad de gelegenheid krijgen zich een
maatschappelijke positie te verwerven. Dat is de kern van de integratienota.
Het CDA suggereerde, een platform in te stellen en nog eens door te praten met
de zelforganisaties. Eigenlijk zijn wij al een stap verder, omdat wij al met
een dergelijk platform werken, de werkgroep migrantencommunicatie die
vertegenwoordigers levert voor de panels voor werk- en inkomen en
gehandicaptenbeleid. Ook wordt binnenkort een vertegenwoordiger geleverd voor
de stuurgroep brede school. Door allochtone vertegenwoordigers in maatschappelijke
sectoren een eigen positie te geven – zie ook het project Onbekend talent voor
hoog opgeleide vluchtelingen – wordt hun positie versterkt. Op het ogenblik
zijn wij in gesprek met de zelforganisaties over de uitwerking van het
integratiebeleid. Dit levert aanvullende ideeën op over de instelling van
spreekuren over regelingen op het terrein van werk en inkomen en zorg. Deze
spreekuren gaan binnenkort van start. Verder worden voorlichtingsbijeenkomsten
georganiseerd over bijvoorbeeld de voorschool voor allochtone moeders. Ik ben
bereid om hierover regelmatig bij te praten via de commissie WZO.
Het resultaat telt. Ik wijs op het
grote punt van overeenstemming tussen de heer Baljé en ondergetekende. De
voorschool is een project dat nog maar kort van start is. De vraag of het goed
gaat met de inburgering en de voorscholen is terecht. Lokaal wordt hieraan
gewerkt in de sfeer van het prestatieboek, de kwartaalrapportages WZ en het
resultaatverbeterplan voor de educatie. Er moet echter nog veel gebeuren. Wij zijn
inmiddels gewend aan termen als ‘monitoring’en ‘evaluatie’, maar de vraag
rijst: wat doen wij met de gegevens die wij daarmee verzamelen? Zijn er
beleidscycli? Ik wijs erop dat het toch moeilijk is om die informatie te
verkrijgen. Hierbij kijk ik naar de aansluitingsproblematiek tussen allerlei
klantvolgsystemen van de gemeente, de arbeidsvoorziening/centrum voor werk en
inkomen, het ROC Mondriaan, enz. Al deze instanties werken met eigen systemen.
Hiervoor moeten oplossingen worden gevonden, wil op resultaat kunnen worden
gestuurd. Het klant-tevredenheidsonderzoek is hierbij ook een wezenlijk element
in de verdere ontwikkeling van het cluster publiekszaken.
Dit alles vormt een omvangrijk
pakket van zaken dat wij de komende jaren een plek moeten geven binnen en
buiten de gemeentelijke organisaties. Een volgende raad zal moeten nadenken
over de vraag in welke mate nieuw beleid moet worden gemaakt dat is toespitst
op de verbetering van dat soort processen.
Er zijn opmerkingen gemaakt over
het interactieve beleid. Bij de VVD-fractie en Stadsbelangen bestaat de
neiging, dit met een brede zwaai in de vuilnisbak te deponeren onder het motto
‘wijkaanpak’ en ‘binnenstadsaanpak’ en dat is het dan wel. De twee interactieve
processen in de wijkaanpak en in de binnenstad zijn gecompliceerde processen.
Het is belangrijk als samen met de gemeenteraad goed gekeken wordt naar het
verloop daarvan. Er is veel tijd, geld en energie in gestoken.
De heer BALJÉ (VVD): Dat was twee
jaar geleden al de benadering van de VVD. Ik maak geen bezwaar tegen de woorden
van de wethouder, maar ik maak er wel bezwaar tegen dat hij nu vaststelt dat de
VVD alle processen van interactieve beleidsvorming met een zwaai in de
vuilnisbak wil gooien.
Wethouder RENSEN: Dat is de
spanning die ik zie tussen de gebruikelijke inbreng van de VVD-fractie en die
bij de behandeling van de Zomernota nu.
De heer BALJÉ (VVD): Dat is
hoogstens, zoals de heer Torenstra aangaf, het verschil tussen het floret en de
botte bijl.
Wethouder RENSEN: Er is een waslijst
van interactieve processen geweest die alle geleid hebben tot interessante
beleidsproducten waarvan inmiddels veel is gerealiseerd. Mevrouw Lourens ging
in op de inhoud van de interactieve processen. Ze zei: het procesontwerp van
een interactief proces in de raad moet vooraf met elkaar worden besproken. Deze
lijn is in de nota Bestuur II opgenomen en in o.a. het raadsprogramma
uitgewerkt. Na de Zomernota wordt een nieuw raadsprogramma opgesteld waarin per
thema interactief werken wordt aangegeven. Hier horen startnotities bij die wij
moeten kunnen beoordelen op basis van een handleiding interactieve processen
die als een toetsinstrument kan worden gebruikt. Hierin zal ook aandacht worden
geschonken aan uw eerdere vragen over de bestuursstijlen.
De heer Bot vestigde de aandacht
op de Elzinga-discussie: is de raad er voor de controle of voor de politieke
agenda en hoofdlijnen? Een nieuwe raad moet zich ook van deze spanning bewust
zijn. Daarvoor moet een goed trainingsprogramma worden ontwikkeld. Men dient
een zekere zelfbeheersing te ontwikkelen, waardoor men noch in de ene, noch in
de andere rol schiet. De commissievoorzitters moeten in een volgende periode
goed in positie worden gehouden. Zij zijn de bewakers van die zelfbeheersing en
selectiviteit die wij in de commissie proberen te bewerkstelligen. STIP stelde
de bijna rituele vraag over de tweemaal 100.000 gulden bestuurlijke
vernieuwing. In de beantwoording van de technische vragen hebt u kunnen lezen
waar dat geld aan besteed wordt. U ziet ook dat daar een aantal keer PM-posten
zijn opgevoerd in verband met het dualistische stelsel. Dit geld zal dus hard
nodig zijn.
De heer REUVERS (STIP): Het is
duidelijk dat 14.000 gulden is ingevuld. Resteert 86.000 gulden, waarvoor ik
nog geen concrete invulling zie.
Wethouder RENSEN: Dit wordt een
technisch verhaal. Vindt u het goed als ik dit apart met u doorneem? Ik stap
over naar het sociale beleid en ik begin met de kerstpakketten van de VVD. Ik
peins er niet over, mijn kerstpakket aan een minder bedeelde uit te reiken. Die
tijd hebben wij, naar ik hoop, in het sociale beleid gehad. Wel voel ik voor de
suggestie van de fractie van Leefbaar Delft om die kerstpakketten beschikbaar
te stellen aan kinderen in de kinderopvang opdat zij uit eigen waarneming kunnen
leren wat een vreselijke milieubelasting daaruit voortvloeit! De fractie van
het CDA vindt 500 klanten minder in de bijstand een mooi resultaat. 500 klanten
minder in fase IV en uit de bijstand is eigenlijk mooier en een echte
uitdaging. Recent is een bestandsanalyse verschenen over het bestand fase IV.
Dit is een opmerkelijk document omdat het ons feitelijk materiaal in handen
geeft om de landelijke tendens te weerspreken om die fase IV-groep af te
schrijven onder het motto “daar kunnen wij niets meer mee”. Het blijkt dat er
veel kan met dit bestand. Er is sprake van autonome doorstroming. Verder is het
mogelijk om naar gesubsidieerde arbeid door te stromen. Verder hebben wij te
maken met specifieke doelgroepen als alleenstaande ouders en oud-komers met een
taalprobleem. Mijn beleid is om die groep niet af te schrijven en zoveel
mogelijk instrumentarium te ontwikkelen om ze tegemoet te komen. Ik bind mij
nog niet op een vermindering met 500 personen in fase IV, maar ik wil nadenken
over een mooie taakstelling voor het prestatieboek.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dank u
voor uw toezegging.
Wethouder RENSEN: De heer Van den
Doel sprak over armoede en in het bijzonder over situaties van huishoudens die
langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen. De door ons verzamelde
gegevens wijzen op een daling van de groep mensen die in Delft op dat niveau
verkeert. De gemeente wacht tot het Rijk het gehele inkomensgebouw aan de
onderkant goed ter hand neemt, zodat de uitkering een voldoende basis wordt
voor het vervullen van de structurele levensbehoefte. Tegelijkertijd wordt een
redelijke afstand gecreëerd tussen huishoudens in de uitkeringssituatie en
mensen die werk vinden. Verder wijs ik op de situatie van gezinnen met
kinderen. Hiervoor zijn mogelijkheden op het gebied van de bijkomende
studiekostenregeling, de mogelijkheid om voor de voorschool bijzondere bijstand
te krijgen en het sportfonds. Verder is een voorstel onderweg over computers en
de bijstand, waarin specifiek voor de groep van 12 tot 15-jarigen voorstellen
worden gedaan.
De VVD vroeg naar de risico’s bij
de kinderopvang. Bij de regeling kinderopvang alleenstaande ouders krijgt de
gemeente onvoldoende plaatssubsidies voor specifieke doelgroepen toegewezen.
Verder zijn de subsidies lager dan de kosten die door de
kinderopvanginstellingen in rekening worden gebracht. Wij koersten af op een
stevig tekort, maar dat gevaar is bezworen omdat, door verschuiving van ruimtes
en plaatsen, een sluitend beeld is ontstaan voor 2001. STIP vroeg naar de
relatie tussen de Delft-pas en de jongeren. Uit het antwoord op de technische
vragen mag blijken dat op dat vlak het nodige gebeurt, ook al omdat wij zien
dat de Delft-pas niet aanslaat.
De VVD merkte ten aanzien van het
onderwijsbeleid op dat er geen flankerend beleid scholen en bibliotheken is.
Dat is niet waar. Er is sprake van veel schoolbibliotheekwerk waar een flink
bedrag in omgaat. Het Grotius Lyceum is samen met de bibliotheek bezig aan een
interessant project, waarover u binnenkort meer verneemt. De heer Clason had
gelijk toen hij opmerkte dat de hardware niet voor educatie moet uitgaan in de
ICT-investeringen. Dit is overigens ook niet het geval.
Als hij het diaplan erbij neemt,
ziet hij dat de hardware, de software, de training van docenten en de ontwikkeling
van de educatie gelijk met elkaar moeten opgaan. De persoonlijke problemen van
vluchtelingen en de uitvalproblematiek worden opgepakt in het resultaat
verbeteringplan. De heer Van den Doel vroeg naar monitoring in het
onderwijsbeleidsplan. Dit is daar een kernpunt van. Ook hebben wij daarop een
relatie gebaseerd tussen de subsidieverlening vanuit de gemeente en de gegevens
die wij in de monitoring vinden. STIP maakte nog een opmerking over de relatie
tussen de brede school en werkdruk van docenten. Wij hebben een organisatievorm
gekozen die daar in hoge mate aan tegemoetkomt. De brede school heeft een eigen
organisatieapparaat waardoor die werkdruk niet ontstaat. De brede school mag
niet los worden gezien van het jongerenprogramma. Wel moet het op verstandige
wijze daarop worden afgestemd.
Het CDA vroeg naar het
zorgabonnemet uit het EZH-project ouderen, informatie en zorg. Enige tijd
geleden heb ik een gesprek gevoerd met de projectindieners waarbij ik aangaf
dat ze aan de slag kunnen met de eerste fase, het onderzoekstraject. Hiervoor
kan het geld ter beschikking worden gesteld, mits een onderzoeksopzet wordt
verschaft. Daarop wachten wij. STIP en CDA vroegen naar het onderzoek over de
situatie van zwerfjongeren. Dit staat ongelukkig in de Zomernota geformuleerd.
Dit onderzoek heeft al plaatsgevonden en wij hebben een inschatting gemaakt van
aantallen zwerfjongeren en volwassen dak- en thuislozen. Met “onderzoek” wordt
in de Zomernota bedoeld de voorbereiding voor de aanpak.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Een aantal fracties heeft over de A4 gesproken, maar geen der wethouders is
hierop ingegaan.
De VOORZITTER: Volgens mij hebben
wij daar volgende week een hele avond voor.
De heer BOT (GroenLinks): Dat is
natuurlijk onzin. De heer Meuleman heeft expliciet gevraagd om beantwoording
van bepaalde vragen voor de behandeling van aanstaande dinsdag. U moet dan op
zijn minst motiveren waarom u er nu niet op ingaat.
De VOORZITTER: Zo nodig komen wij
daar straks op terug. Het woord is aan wethouder Mahler.
Wethouder MAHLER: Voorzitter. Er
zijn vragen over de invulling van de Stadshal gesteld. Met de gebruiker van het
gebouw zijn afspraken gemaakt over een gebruikersovereenkomst. De commissie CKE
kan een voorstel omtrent de inhoudelijke vormgeving van het gebouw in november
tegemoet zien. Er zijn opmerkingen gemaakt over het jongerenbeleid. Ik spreek
nu niet over het kaartje uit het VVD-kwartet waarop een foto staat van de
waterplas in het Delftse Hout zonder dat het jongereneiland erop staat, dat er
echter wel degelijk ligt. Ook zijn opmerkingen gemaakt over de studenten- en
jongerenhuisvesting en STIP refereerde aan het actieprogramma 2001. Collega
Rensen heeft hierover al iets gezegd. De opbouw van het actieprogramma is er
uitdrukkelijk op gericht dat alle jongerendoelgroepen aan de orde komen. Daarom
is het actieprogramma thematisch georganiseerd, waarin iedere doelgroep apart
wordt benaderd. Dit betekent dat er integratie van beleid plaatsvindt maar geen
integratie van benadering van de verschillende doelgroepen. Jongerenbeleid
blijft jongerenbeleid, teenerbeleid blijft teenerbeleid en jeugdbeleid blijft
jeugdbeleid. De heer Torenstra sprak al over de totstandkoming van de BWD en
over het experiment slaagkans jongerenhuisvesting. Ook ging hij in op de Nota knopen
in de wijken.
De PvdA gaf een resumé van de
besluiten die in de vorige raad over het bibliotheekbeleid zijn genomen. Het
kwam erop neer dat in een tijdsspanne van tien jaar drie gemeenteraden vragen
hebben kunnen opwerpen over de houdbaarheid van het plan. Het college is het
hiermee eens. Tevens realiseert dit college zich goed dat de verkiezingen
naderen. Juist daarom kwalificeer ik de moties die door de drie grootste
oppositiepartijen ingediend zijn als goedkope verkiezingsstunts.
De heer VAN LEEUWEN (CDA):
Verleden jaar hebben wij dit punt ook al aan de orde gesteld. Het gaat dus niet
om de verkiezingen. Het is een herhaald verzoek om de kwestie aan de orde te
stellen.
Wethouder MAHLER: Dat leidde
verleden jaar niet tot drie concrete moties waarin het college gevraagd werd,
de bibliotheken open te houden.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Ik wijs erop dat Stadsbelangen van meet af aan tegen sluiting van de filialen
is geweest. Ook de fractie van STIP met haar wethouder zijn akkoord gegaan met
sluiting van de filialen. Als u nu zegt dat u dit in het licht van de komende
verkiezingen wil heroverwegen, vraag ik mij af wie er nu met een
verkiezingsstunt bezig.
Wethouder MAHLER: Wij worden
geconfronteerd met drie moties van gelijke strekking waarin gevraagd wordt om
herziening van een plan dat eerder door de raad is goedgekeurd. Het pijnlijke
is dat in de moties om 1,3 mln gulden wordt gevraagd. De indieners weten
verdraaid goed dat geen enkele vorm van dekking is aangegeven. Het lijkt er ook
op dat, behalve de VVD, iedereen vergeten is wat wij in het kader van het
voorstel voor een verkleinde bezuiniging op de bibliotheken bedoelden. Ik doel
hier op een rechtvaardige verdeling van het bibliotheekwerk over de hele stad,
de ontwikkeling van servicepunten, compensatie van vloeroppervlak van de
wijkfilialen in de centrale vestiging, een versterking van de centrale
vestiging en vestiging van de centrale bibliotheek op het cultuurplein. Zonder
bibliotheek daar is het de titel van cultuurplein niet waardig.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Daarom
komen wij nu pas met een dergelijke motie. Al die tijd hebben wij het college
de gelegenheid gegeven om het flankerend beleid uit te voeren. Het was geen
schoolbibliotheek, het ging om een uitbreiding daarvan met een wisselbibliotheek,
servicepunten en dergelijke. Dat haalt u nu niet meer en moeten wij dus
ingrijpen. Vandaar deze uitgebreide motie.
Wethouder MAHLER: In het pakket
van maatregelen dat was voorgesteld zat ook uitbreiding van het school- en
ouderenbibliotheekwerk. U weet, dat dit alles in een dergelijke termijn niet
haalbaar is. Ik kan u wel vertellen dat aan de afzonderlijke punten wordt
gewerkt. Eventuele bijsturing van het bibliotheekbeleid kan het best worden
overgelaten aan een nieuwe raad die daarvoor de financiële dekking kan vinden.
De nieuwe raad heeft daar dan ook de tijd voor. Tijdens deze
begrotingsbehandeling is opgemerkt dat realisatie van het bibliotheekplan,
verhuizing van de centrale en sluiting van de kleine vestigingen niet voor het
midden van 2005 aan de orde is.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is
officieel niet waar, u hebt maar geld tot 2003.
Wethouder
MAHLER: Wij hebben geld om de kleine vestigingen tot 2003 open te houden, maar
er zal sowieso een oplossing moeten worden gevonden om die andere twee jaar te
overbruggen. Wij hebben namelijk de afspraak gemaakt dat wij het een niet doen
voordat het andere is geregeld. De nieuwe raad heeft de gelegenheid om iedere
vorm van discussie te voeren over het staand beleid en om daaraan zo nodig
bijsturing te geven. Het is niet aan ons om daarbij nu in te grijpen, zeker
niet als er voorstellen komen zonder een dekkingsplan. Dit alles is voor het
college reden om de aanneming van de moties M-I, M-V en M-X ten zeerste te
ontraden.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter…
De
VOORZITTER: Wethouder Mahler heeft het collegestandpunt duidelijk uitgelegd.
Daarover moet nu niet bij interruptie worden gedebatteerd. Het is beter om dat
in tweede termijn te doen, want het punt is belangrijk genoeg. De wethouder zet
zijn betoog voort.
Wethouder
MAHLER: Voorzitter. Ook over de amateurkunst hebben diverse fracties
opmerkingen gemaakt. Ik begrijp dat, omdat het beleid op dit gebied lang op
zich laat wachten. De complexiteit van het amateurkunstveld en de zeer
langdurige onderbezetting op de afdeling cultuur zijn daar mede debet aan. Ik
kan u met enige blijdschap meedelen dat de nieuwe AK-nota bijna gereed is om af
te meren. Dat zal in oktober of november gebeuren in de commissiekamer van dit
stadhuis.
In het
collegeprogramma, waarmee wij de afgelopen drieëneenhalf jaar hebben gewerkt,
staat dat de ruimteproblematiek in de amateurkunstwereld moet worden opgelost.
Aan die opvatting is bij ons niets veranderd, maar wel aan de manier waarop dat
moet gebeuren. In het veelvuldige overleg met de verschillende
amateurkunstinstellingen in deze stad -- zij waren daar allemaal via hun
koepelorganisatie of individueel vertegenwoordigd -- bleek dat het heel lastig
is om een juist beeld te krijgen van de ruimteproblematiek in kwalitatieve en
kwantitatieve zin. Daarin blijkt namelijk nogal wat verschil te zitten. In de
nieuwe nota treft u aan wat volgens ons de beste weg is om de problematiek in
kaart te brengen en ook op te lossen. Motie M-II van de VVD komt wat ons
betreft net iets te vroeg. Ondanks het feit dat de strekking van de motie op
mijn sympathie kan rekenen, vind ik het in dit stadium niet verstandig om een
enkel pand onder de loep te nemen als oplossing voor een probleem waarvan aard
en omvang nog niet exact in kaart zijn gebracht. Wij verzoeken de VVD om nog
heel even geduld te hebben in afwachting van de AK-nota en de motie op dit
moment in te trekken.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Mag ik er wel op rekenen dat u de motie betrekt bij uw
afwegingen?
Wethouder
MAHLER: Op dit moment of dan?
Mevrouw
STEFFEN (VVD): U bent bezig met de beleidsontwikkeling en u vindt de motie te
vroeg. Maar als wij die nu niet indienen, zijn wij te laat. Dan heeft u
namelijk al beslist, of de een of andere leuke variant uitgewerkt. Wordt het
door Lidl verlaten pand ook meegenomen in het onderzoek, of niet?
Wethouder
MAHLER: Het pand van Lidl komt niet voor in de nota die u nog krijgt, maar dat
heeft te maken met de wijze waarop dat stuk in elkaar zit. Dat kan ik nu niet
in twee minuten uitleggen.
Mevrouw STEFFEN
(VVD): Dan onderzoekt u het maar apart.
Wethouder
MAHLER: Het onderzoek naar het pand van Lidl komt niet voor in de nota en kan
daar ook niet in terechtkomen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): U doet er dus niets mee. Dan handhaven wij onze motie.
Wethouder
MAHLER: Dat is duidelijk. Nogmaals, wij zullen de nota over amateurkunst
volgende maand behandelen. Omdat wij daarin voorstellen doen voor oplossing van
de problematiek, verzoeken wij de VVD om de motie in te trekken.
Het
ICT-beleid is de afgelopen weken op verschillende plekken onderwerp van
discussie geweest. Daarbij bleek al dat het heel lastig is om sommigen inzicht
te verschaffen in de ontwikkelingen op dit gebied. In de discussie leidt dat
tot herhaling van zetten en stagnatie, ook afgelopen dinsdag. Het waren echter
dezelfde fracties die vonden dat het college zevenmijlslaarzen moest aantrekken
om het digitale woud te overwinnen. Ik herhaal dat dit slechts leidt tot
vernietiging van dit fraaie woud, waarin juist nog veel nieuwe soorten zijn te
ontdekken. Vernietiging van dat woud brengt ons geen stap dichter bij het
gewenste vooroplopen in de digitale dienstverlening van Delft Kennisstad, maar
alleen maar verder daar vandaan. Ik verzoek de betrokken fracties dan ook om
het oorspronkelijke KIS-plan uit 1997 nog eens uit de kast te halen. Dan kunnen
zij zich ervan vergewissen dat zij in een proces zijn gestapt dat een termijn
kent van acht jaar. Die termijn is toen door de raad vastgesteld en daar houden
wij ons keurig aan. Als het doorgaat zoals wij nu bezig zijn, gaan wij die ook
halen en misschien zelfs ruimschoots. Wij liggen met KIS dus op koers. Er ligt
ook nog een behouden vaart in het verschiet als wij weloverwogen en gedegen te
werk gaan.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Wij liggen niet op koers. Wij zijn nu vier jaar verder en nu
zou de stap naar buiten moeten worden genomen. Wij komen dat helemaal niet
tegen. Wij lezen wel iets over wappen in Delft, maar er zijn essentiëlere zaken
met KIS te doen.
Wethouder
MAHLER: Dat is precies de reden waarom ik zei dat men KIS nog eens moet
bekijken. Als de heer Van Leeuwen dat doet, dan zal hij zien dat de volgende
vier jaar worden gebruikt om de stap naar buiten te kunnen maken. Wij zetten
niet eerst die stap om vervolgens te bekijken wat wij in de wijde wereld gaan
doen. Wij doen dat graag andersom.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Kent u nog de suggesties van de rekenkamer? Misschien moet u
die ook even lezen.
Wethouder
MAHLER: Daaraan hebben wij in de stukken over KIS uitgebreid aandacht besteed.
Daaruit wordt duidelijk welke stukken de raad nog krijgt en hoe de raad een en
ander in de toekomst bestuurlijk kan monitoren. Als u dat niet genoeg vindt,
had u dat vorige week moeten zeggen.
De heer
BOT (GroenLinks): Het grappige is dat het CDA onlangs bij de behandeling van de
KIS-stukken bij monde van de heer Van Tongeren buitengewoon kritisch was over
het geringe ambitieniveau, maar met geen woord inging op de relatie met het
rekenkameronderzoek. Dat heeft mij buitengewoon verbaasd.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Dat veronderstelden wij als bekend.
Wethouder
MAHLER: Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De VVD heeft vanavond een eerste
prijs uitgereikt gekregen op basis van een bekend spreekwoord. Ik wil de
CDA-fractie, mede naar aanleiding van haar opmerkingen over ICT, bij een ander
spreekwoord de hoofdprijs toekennen. Dat is een spreekwoord uit de
schatgraverij, waarbij de heer Grashoff zich met "Duik Delft Schoon"
in de blubber heeft gewerkt en waarbij ik niemand van de CDA-fractie mocht
waarnemen. Het spreekwoord luidt: hoe leger de kist, hoe groter de
teleurstelling. En de CDA-fractie heeft bij deze algemene beschouwingen
absoluut de eerste prijs verdiend voor het indienen van lege kisten. Zij heeft
veel dingen genoemd, zonder dat er enige dekking uit de bijbehorende schatkist
bij zat. Ik noem dan de motie over de bibliotheek zonder dekking. Ik noem ook
de opmerking over het ontbreken van voldoende tienerwerk zonder dat enige
evaluatie van de nota "Knopen in de wijk" plaatsvond en zonder dat
geld wordt gezocht om wat meer te doen. Ik noem verder het voorstel over
breedbandinfrastructuur, waarbij wordt gezegd dat er geen vertrouwen is in de
financiële haalbaarheid van het plan maar ook wordt geconstateerd dat in
omliggende steden diverse van dit soort maatschappijen kapot gaan. In de
commissie CKE is ook een plan voorgelegd om via een gedegen voorstel in
samenwerking met veel verschillende partijen te komen tot
breedbandinfrastructuur in Delft inclusief een fatsoenlijke financiering. Als
extra informatie heb ik nog een link gegeven naar het rapport "Slim
graafwerk" van de commissie-Andriessen, dat daar perfect op aansloot. Ik
heb niet de indruk dat de CDA-fractie zich de moeite heeft getroost om dit
nader te onderzoeken.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Ik vind dat soort aantijgingen niet terecht. Het is toch te
zot om op deze manier de zaak even neer te zetten. Wij zijn in de commissie
heel kritisch geweest en ik herhaal dat bij de terugblik op dit college. Simpel
gezegd: de CDA-fractie heeft geen vertrouwen in het ICT-beleid van deze
wethouder.
Wethouder
OOSTEN: Kennelijk heeft u ook heel slecht geluisterd in die commissie, want de
conclusies waren glashelder. Uiteindelijk is dat voorstel ook commissiebreed
aanvaard.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Het KIS-voorstel hebben wij niet geaccordeerd. Wij waren het
daar niet mee eens.
De
VOORZITTER: Wij belanden nu op het niveau van "welles-nietes".
Overigens heeft het college nog een reactie te geven op de motie over de
recycling van luiers.
Wethouder
GRASHOFF: Inderdaad. Op de vraag over de A4 kom ik in tweede termijn nog terug.
Het
college kan motie M-VII over de recycling van luiers van harte overnemen, want
dat is een goed initiatief. Hiermee kan een flink deel van de afvalberg op een
betere manier worden behandeld.
De VOORZITTER:
De raadsleden krijgen van ons een overzicht van de ingediende moties met daarop
een samenvatting van het collegestandpunt. Op dat overzicht staat overigens een
foutje, namelijk bij motie M-VI. In de lijst staat "ontraden",
terwijl de wethouder een toezegging heeft gedaan en aan de hand daarvan heeft
verzocht om de motie in te trekken. Ik neem aan dat er behoefte is aan een
schorsing.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Wij hebben wel een halfuurtje nodig.
De heer
BALJÉ (VVD): Ik verwacht zeker drie kwartier nodig te hebben.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Kan het college de schorsing gebruiken om
ons ook een prijs te geven?
De
VOORZITTER: Nee, wij hebben ook niet van iedereen een cadeautje gehad en wij
maken er geen potje van.
De
vergadering wordt van 19.40 uur tot 20.17 uur geschorst.
De heer
BALJÉ (VVD): Voorzitter. Het is boeiend om na drieëneenhalf jaar in het kader
van de behandeling van de Zomernota het collegeprogramma nog eens door te
bladeren, zeker na de eerste termijn van de raad en het antwoord van het
college daarop. Achteraf is het duidelijk dat hoofdstuk 1 mogelijk door de
collegeleden en de coalitiepartijen gezamenlijk is geschreven, maar het is
daarna te weinig door hen opengeslagen. De portefeuillehouders zijn begonnen
met de uitvoering van de plannen die in hun eigen hoofdstukken uit het
collegeprogramma zijn neergelegd, maar hoofdstuk 1 is eigenlijk vergeten. Dat
verklaart een hoop.
Ik geef
een paar citaten uit dat eerste hoofdstuk over "Bestuur en
samenleving". Ik begin met de vierde zin: "Met dit collegeprogramma
hebben wij ambitieuze doelstellingen neergelegd zowel naar inhoud als naar
werkwijze en aanpak. Om deze doelen in hun onderlinge samenhang te bereiken is
een zorgvuldige procesbenadering nodig". Een eindje verderop staat:
"Het college realiseert zich dat goede participatie duidelijkheid vereist
over het te doorlopen proces in tijd, tussenstappen, te realiseren product en
te besteden middelen. Door een overzichtelijk proces, relatief korte
doorlooptijd en het juist managen van verwachtingen kunnen wij teleurstellingen
voorkomen".
Het zijn
precies deze voorwaarden die, hoewel door het college in de eerste zinnen van
het collegeprogramma onderscheiden en benoemd, de achilleshiel zijn geworden
van onderdelen van het collegebeleid. Het ontbreken van een zorgvuldige
procesbenadering en van het juist managen van verwachtingen op basis van een
helder beeld van welke meetbare effecten je als bestuur beoogt, maakt dat het
fundament voor die onderdelen ontbreekt. Sprekende voorbeelden daarvan zijn en
blijven, ondanks de argumenten en opsommingen van wat er allemaal al geregeld
is, de wijkaanpak en het autoluw beleid. In mindere mate geldt dat voor Delft
Kennisstad en nog wat zaken. Uiteindelijk is alles dat een dergelijk fundament ontbeert,
gedoemd in de modder weg te zakken, zeker als je er teveel bovenop stapelt.
In dit
verband maak ik nog een opmerking over Delft Kennisstad in de richting van
wethouder Oosten. De portefeuillehouder heeft in zijn eerste termijn veel
feiten ter ondersteuning van Delft Kennisstad naar voren gebracht. Dat schept
een ander beeld van Delft Kennisstad. Dat leidt bij ons tot het advies aan de
wethouder om minder bescheiden te zijn. Ten behoeve van het draagvlak in de
stad moet hij meer van de successen laten horen.
Ik zei al
dat er teveel bovenop is gestapeld. Natuurlijk zijn er de afgelopen jaren goede
dingen gebeurd. Natuurlijk zijn er wel degelijk verbeteringen aangebracht.
Maar laten
wij niet vergeten dat veel van die dingen geen zaken zijn waarop de PvdA,
GroenLinks of welke coalitiepartij dan ook het alleenrecht kan of mag hebben.
Zuidpoort had ook heel best tot een goede invulling kunnen komen in een ietwat
andere collegesamenstelling. Iets vergelijkbaars geldt voor de wijkaanpak, de
autoluwe binnenstad, enzovoorts.
Wethouder
GRASHOFF: Maar heb ik dan het tegendeel beweerd?
De heer
BALJÉ (VVD): Dan zijn wij het eens.
Wethouder
TORENSTRA: Wij zijn het niet eens. Ik denk namelijk dat dit bij de wijkaanpak
anders ligt. Ik durf te beweren dat de vorige portefeuillehouder wijkzaken twee
periodes lang het woord "wijkaanpak" lastig uit zijn keel kreeg. Het
beste buurthuis was volgens hem een gesloten buurthuis. En hij fietste er ook
niet naartoe. Dat houd ik staande.
De heer
BALJÉ (VVD): Ik had het over het beleid in deze periode. Daar hebben wij het nu
over en over niets anders.
Wethouder
TORENSTRA: Met uw benadering van de wijkaanpak in de commissie had dat
misschien wel gekund, maar het lukt nooit op de manier waarop u deze week aan
het hakken bent geweest.
De heer
BALJÉ (VVD): Daar kom ik nog op.
Wat wel
expliciet aan dit college mag worden toegerekend, is het zelf negeren van de
eigen fundamenten voor onderdelen van het collegebeleid. Laten wij wel wezen:
de VVD-fractie heeft het college herhaaldelijk tot vermoeiens toe gewezen op
het negeren van die fundamenten en gewaarschuwd voor de gevolgen. Je kunt er
willekeurig welke Handelingen van de raad op naslaan. Ik noem de discussies
over de wijkaanpak toen het ging om vragen als "wat beoogt u nu eigenlijk,
hoe zit de organisatie in elkaar, wie is verantwoordelijk, hoe garandeert u
structureel kwalitatief effect, hoe gaat u de verwachtingen managen". Ik
noem de discussies over de interactieve beleidsvorming toen het ging om vragen
betreffende representativiteit, procesgang, te realiseren product en de rol die
de raad als volksvertegenwoordiging daarin moet spelen. Ik noem de discussies
over autoluw toen het ging om procesgang, de tussenstappen, het juist managen
van verwachtingen via bijvoorbeeld goede communicatie.
De
VVD-fractie heeft de afgelopen jaren op constructieve wijze getracht het
college te steunen waar het kon en bij te sturen waar zij vond dat het nodig
was. Wij zullen die constructieve houding blijven innemen. Het gekke is dat wij
nu met onze steun om de oren worden geslagen door de PvdA-fractie, die ons
bijna verwijt dat wij akkoord zijn gegaan met de plannen voor Zuidpoort.
Vergeet niet dat de VVD-fractie hierin een belangrijke rol heeft gespeeld,
zowel aan de basis in een vorig college als met suggesties tijdens deze
periode.
Het wordt
nog gekker als dit college zich nu ineens aangevallen voelt als wij een
halfjaar voor de verkiezingen terecht opnieuw vaststellen dat de fundamenten
voor kwaliteitsbeleid met een structureel effect worden genegeerd.
Wij
stellen vast dat wij veel op elkaar hebben gestapeld, maar op een aantal
fronten dreigen weg te zakken in een moeras van te weinig aanwijsbare
structurele langetermijneffectiviteit van onderdelen van het collegebeleid. Wij
zijn dus bezig met het bouwen van luchtkastelen en kaartenhuizen. Iedereen in
dit huis en daarbuiten weet dat de VVD-fractie van meet af aan dit verhaal
heeft gehouden. Van meet af aan hebben wij gewaarschuwd en suggesties voor
verbeteringen gedaan. Die suggesties zijn ook van meet af aan op het arrogante
af door dit college genegeerd.
Wethouder
RENSEN: De heer Baljé kan het college toch moeilijk verwijten dat het
kaartenhuizen bouwt na uitreiking van het geschenk.
De heer
BALJÉ (VVD): Dat is een aardige suggestie.
Als er
maar een meerderheid was van 19 tegen 18, waarom zou je dan nog luisteren naar
de oppositie? Er was maar een conclusie: boontje komt om zijn loontje en wie te
grote stappen neemt, komt vanzelf in een spagaat terecht. De meest pijnlijke
spagaat voor een stadsbestuur is wel die tussen snel succes en kwaliteit op
langere termijn. Het is terecht dat niet alleen de VVD en andere
oppositiepartijen hierop de vinger leggen, maar dat ook de coalitie hier in een
aantal gevallen aandacht aan heeft besteed. De burger laat zich tenslotte niet
beduvelen en zal het bestuur -- en dat zijn wij met ons allen -- afrekenen op
het bewezen resultaat. Toch gloort er licht aan het eind van de tunnel.
Wethouder
MAHLER: Tegen mij zei u nog dat er zo weinig nieuw beleid was gemaakt.
De heer
BALJÉ (VVD): Dat ook. Maar het gaat ons vooral om het gebrek aan kwaliteit in
een aantal onderdelen ervan.
Wethouder
OOSTEN: Ik voel mij nu ook weer aangesproken, mijnheer Baljé.
De heer
BALJÉ (VVD): Er gloort toch licht aan het eind van de tunnel. De PvdA-fractie
verzocht in eerste termijn om de wijkaanpak te versterken met intensievere
communicatie, extra aandacht voor wijkeconomie, veiligheid en
effectrapportages. Daardoor waren wij aangenaam verrast. Daaruit blijkt dat
deze fractie goed heeft geluisterd.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Wij zitten niet altijd ja te knikken.
De heer
BALJÉ (VVD): In dit geval deed u dat in onze richting en daar zijn wij blij
mee. Er bleek dat de PvdA-fractie goed heeft geluisterd naar de VVD en het
spreekwoordelijke leerproces aan het doormaken is. Het zijn precies zaken die
de VVD-fractie al die jaren onder de aandacht heeft gebracht. Wij zijn dan ook
blij met de weerklank. Wij zien ook goede mogelijkheden voor de door de PvdA en
de VVD gewenste uitbouw en verankering van de wijkaanpak in onze stad. Ook het
doorpakprogramma dat de wethouder net heeft genoemd, komt grotendeels aan de
wens van de VVD-fractie tegemoet
De heer
DEN BOEF (PvdA): De heer Baljé is met zijn holle frasen bijna toe aan zijn
tweede kwartetspel.
De heer
BALJÉ (VVD): U daagt mij uit.
Voorzitter.
Ik kom te spreken over de binnenstad. Wij vinden het verbazend om in eerste
termijn van de CDA-fractie te horen, dat zij als eerste uitstel van invoering
van autoluw heeft gevraagd. Dat moet wel een "slip of the tongue"
zijn geweest, ook wat betreft de Koepoortgarage. De wens zal wel de vader van
de gedachte zijn geweest.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Wij hebben de Koepoortgarage in ons verkiezingsprogramma
staan. Dat is voor ons van meet af aan geen punt geweest. Dat brachten wij
steeds naar voren.
De heer
BALJÉ (VVD): Maar daar had ik het nu niet over.
De heer
Bot had een mooi stuk cabaret met zijn gespeelde verbazing over wat hij over
elkaar tuimelende ingezonden brieven noemt. Wat er feitelijk speelde, was dat
kennelijk de VVD maar ook andere partijen na de invoering van de
autoluwverordening per 1 juli de vinger aan de pols hielden en reageerden toen
het nodig was. Dat dat uitgerekend gebeurde toen de heer Bot en overigens
bijkans het hele college op vakantie waren, doet niet ter zake. De VVD zal elk
geschikt moment en instrument aangrijpen om misstanden en ongewenste
beleidseffecten aan te pakken. Natuurlijk heeft de heer Bot gelijk als hij zegt
dat de positieve effecten van het autoluw beleid nu al zichtbaar zijn. En het
is ook logisch dat GroenLinks haar wethouder overeind houdt. Het behoeft geen
betoog dat minder autoverkeer, daar waar dat kan, tot een meer leefbare en
gezelliger binnenstad leidt. Dat was ook geen onderwerp van discussie voor de VVD.
Wel waren en zijn onderwerp van discussie: het rammelende proces, het alvast
invoeren voordat er gewerkt is aan de te verwachten problemen als
parkeercapaciteit en toegankelijkheid van het winkelaanbod, de verminderde
effectiviteit van de maatregelen zolang de…
Wethouder
GRASHOFF: Dat tweede maakte onderdeel uit van de besluitvorming die de VVD
gesteund heeft en die ook exact zo wordt uitgevoerd: eerst parkeerplekken maken
en dan opheffen. Dat principe was door mijn voorganger, u niet geheel onbekend,
ook ingezet. Wat dat betreft, begrijp ik u helemaal niet meer.
De heer
BALJÉ (VVD): Maar dat was maar één deel van een groot pakket. U zult zich ook
herinneren dat wij met de uiteindelijke verordening en de ingangsdatum van 1
juli niet akkoord zijn gegaan.
Wethouder
GRASHOFF: Maar dat raakte helemaal niet aan de parkeerbalans. De parkeergarage
was conform de afspraken open, alvorens wij begonnen met de herinrichting en
het opheffen van parkeerplaatsen. U roept dus iets dat volstrekt bezijden de
waarheid is.
De heer
BALJÉ (VVD): U haalt er maar één punt uit. Het ging ook niet alleen om de
Phoenixgarage, want er was meer aan de hand.
Wethouder
GRASHOFF: Nogmaals, het ging gewoon om fase 1. Dat is uitgevoerd zoals was
afgesproken. Dat is toen mede door de VVD geaccordeerd.
De heer
BALJÉ (VVD): Voor de voortgang van deze discussie stel ik voor dat wij dit punt
laten voor wat het is en dat wij naar de volgende drie punten gaan.
De heer
BOT (GroenLinks): Dan constateer ik dat er alvast een punt is afgevallen.
De heer
BALJÉ (VVD): Dat is dan "one down, four to go". Ik noem nog het
verminderde effect van de maatregelen zolang het pollersysteem er nog niet is,
met alle gevolgen voor de handhaving en de kosten daarvan, de bijbehorende
onduidelijkheid over de status van autoluw…
Wethouder
GRASHOFF: Welke kosten bedoelt u? Heeft u claims gezien voor de handhaving in
die periode?
De heer BALJÉ (VVD): En in het kader van handhaving verwacht u geen extra kosten?
Wethouder GRASHOFF: Neen en dat
heb ik toen ook uitgesproken.
De heer BALJÉ (VVD): Dat verklaart
de kwaliteit van de handhaving.
Wethouder GRASHOFF: Als het aan de
ene kant goed is, is het aan de andere kant weer niet goed!
De heer BALJÉ (VVD): Ik noem ook
de terechte woede bij degenen die zich belazerd voelen omdat er alvast wel een
vergunning aangeschaft moest worden.
Wethouder GRASHOFF: De uitgegeven
vergunningen die op 1 april gebaseerd waren en waarvan de datum 1 juli werd,
zijn aan de mensen voor die drie maanden terugbetaald.
De heer BALJÉ (VVD): Daarna blijft
er gewoon het feit dat de kassa rinkelt.
Wethouder GRASHOFF: Dat is
flauwekul. Vanaf 1 juli gold de parkeervergunning en had effect. Bent u
eigenlijk wel op de hoogte van het hele proces?
De heer BALJÉ (VVD): Wij
verschillen van mening.
De heer BOT (GroenLinks): U
verdraait de feiten.
De heer BALJÉ (VVD): Ik sprak over
het gebrek aan kwalitatieve effectiviteit van beleid en de deuk die het
stadsbestuur als geheel daarmee oploopt. Ook wij worden daarop aangesproken en
deels terecht. Voor wethouder Grashoff heb ik een spreekwoord terug: wie de
schoen past, trekke hem aan. Oplettende luisteraartjes hebben de VVD keer op
keer horen zeggen dat wij wèl voorstander zijn van een zinvol, uitvoerbaar en
passend autoluw beleid. Dat wij daarin andere keuzes maken dan het college in
wat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn voor invoering en fasering is
overduidelijk. Maar de beschuldiging van de heer Bot dat de VVD “lippendienst
betaalt aan het idee van een autoluwe binnenstad, maar als deze echt wordt
ingevoerd wij in feite gewoon tegen zijn” slaat als een tang op een varken en
onderstreept de wanhopige positie waarin de coalitie zich bevindt.
De heer BOT (GroenLinks): Legt u
me dat kwartetspel nog eens uit? Er zit een kaart in voor mensen die graag willen
stemmen. VVD-stemmers zitten in een kwartet met tegenstanders van: autoluw,
bezoekers van de bibliotheek en belastingbetalers.
De heer BALJÉ (VVD): Ik kom daar
nog op. Ook in dit geval geldt dat de VVD een consequente lijn heeft gevolgd in
de besluitvorming vooraf door onze randvoorwaarden te verbinden aan autoluw,
zoals wij dat gedaan hebben. Het niet voldoen aan deze randvoorwaarden leidt
tot de chaotische situatie die nu is ontstaan in het polderloze tijdperk. Wie
dat niet ziet, of niet wil zien, heeft de vakantiezon nog echt te veel in de
bol. En roepen dat de VVD per definitie tegen autoluw is, is aantoonbaar
onjuist en behoort tot slappe campagnepraat. Tot slot klip en klaar dit: wie
wil dat de autoluwe binnenstad er komt, kan zijn stem kwijt bij een veelheid
van partijen in deze raad. Wie blij is met de wijze waarop autoluw nu in de
binnenstad en schil is ingevoerd, moet vooral GroenLinks stemmen. Wie daar
minder blij mee is, moet eens te rade gaan bij partijen die heldere voorwaarden
hebben aangebracht voor invoering van fase I, maar ook de volgende fasen die
ons nog te wachten staan. Het lijkt mij dat de VVD dan een betrouwbare optie
is.
De heer BOT (GroenLinks): Nu weet
ik nog niet op welke partij de tegenstanders van autoluw moeten stemmen.
De heer BALJÉ (VVD): Dat mogen ze
helemaal zelf weten. Dat is de visie van de VVD.
De heer BOT (GroenLinks): Dit zijn
wel mensen die volgens u graag willen gaan stemmen.
De VOORZITTER: Volgens mij hoeft
de heer Baljé die vraag niet te beantwoorden. Misschien ligt daar wel een markt
voor nieuwe partijen.
Wethouder GRASHOFF: Hij lonkt toch
wel naar die stemmen.
De heer BALJÉ (VVD): Ik begrijp
van u dat er een vacature is bij de SP maar die zult u mij niet zien invullen.
Van een heel andere orde, qua inhoud
en bruikbaarheid, zijn de opmerkingen die de heer Bot namens GroenLinks maakte
over de handhaving en de gedoogcultuur. Wij zijn het roerend eens met de uitgangspunten die GroenLinks formuleerde
voor de noodzakelijke serieuze discussie over handhavingstaken, zowel op
landelijk als op lokaal niveau. Ook zijn wij het eens met zijn verwijzing naar
de controlecyclus, zoals benoemd in de nota Bestuur II en de controlerende rol
van de raad in dit verband. Als GroenLinks deze noodzakelijke discussie als instrument
ziet om tot een begrijpelijker, passender en effectiever handhavingsbeleid te
komen waarbij burgers uitgedaagd worden, hun verantwoordelijkheid te nemen bij
het genieten van de vrijheid, dan vinden zij de VVD en meerdere opzichten aan
haar zijde.
Voorzitter, op een punt zijn wij u
een wellicht wat gedetailleerder verhaal schuldig en dat is het standpunt
inzake de bibliotheek. Laat hier geen twijfel over zijn. De VVD vindt de
bibliotheekfilialen in de Tanthof en Buitenhof basisvoorzieningen. Het sluiten
van deze filialen past in een centraliseringsgedachte die al langere tijd
speelt. Het is niet waar dat het besluit om die filialen te sluiten al door het
vorige college genomen zou zijn. Daarvoor is dit college verantwoordelijk. Wel
moest het vorige college, ook vanwege de toen geldende economische en
gemeentelijke financiële situatie, gespreid over alle diensten bezuinigen.
Mevrouw Vlekke heeft gelijk als zij vaststelt dat er tussen droom en daad een
lange periode ligt die niet zonder gevolgen en redenen is om anders over
bibliotheken in het algemeen te denken.
Zoals in eerste termijn
aangegeven, is er vandaag de dag een lijstje van argumenten te bedenken om toch
genuanceerder over volledige centralisering te denken en over het takenpakket
en de maatschappelijke functies die wij een bibliotheek in het algemeen
toedenken. Ondertussen trekt het rapport-Meijer in dat verband als een orkaan
over het land. Bottomline, het openhouden van filialen kost 1,3 mln gulden. Wij
gaan niet zitten rommelen met onderdelen in het financiële plaatje dat aan dat
bedrag ten grondslag ligt. Dat is gisteren en dat maakt de financiering niet
inzichtelijker. Het is dus de vraag waar wij 1,3 mln gulden vandaan halen.
Ten eerste worden de servicepunten
niet gerealiseerd vanwege tegenvallende resultaten van de pilot. Dat is een
voorspelling. Gezien het grote draagvlak en het belang in de wijken Tanthof en
Buitenhof worden middelen uit Investeren in de wijk ingezet voor de uitbouw van
de maatschappelijke functie van de filialen. De 7000 mensen die voor openhouden
zijn, zullen dat graag ondersteunen. Ten tweede kan er gekeken worden naar
beleidsvelden waar de functie van de bibliotheekfilialen een wezenlijke en
structurele win/win-situatie oplevert. Voorbeelden daarvan zijn onderwijs,
integratiebeleid en mogelijk het Rijk. Is dat het geval, dan kan structureel
geld uit de onderliggende dekking naar de bibliotheken. Voor het overige: het
is een kwestie van prioriteiten. De VVD kan niet makkelijk met een
dekkingsvoorstel komen binnen de huidige begroting waarvan nu verwacht mag
worden dat daar een politieke meerderheid achter staat.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dan moet de
VVD het toch eens zijn met ons betoog in eerste termijn waarin wij stelden dat
dit een zaak is voor het volgende college?
De heer BALJÉ (VVD): Ik kom daar
nog op. Wel zal het voor ons een belangrijk onderdeel zijn in de
verkiezingsstrijd en de collegevorming daarna. Het mag duidelijk zijn dat bij
de nu heersende opvattingen de bibliotheekfilialen voor de VVD basisvoorzieningen
zijn en blijven in Tanthof en Buitenhof, dat het alternatief servicepunten
betwijfeld moet worden en flankerend beleid niet van de grond komt of zal
komen.
De heer BOT (GroenLinks): Waarom
bent u zo negatief over de servicepunten? Mevrouw Steffen is altijd een warm
voorstander van deze ontwikkeling geweest.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat ben ik
nog steeds, maar wat ik aan verslagen zie, stemt mij niet vrolijk. Ik had er
meer van verwacht.
De heer BOT (GroenLinks): Dat ben
ik met u eens, maar u trekt daaruit blijkbaar de conclusie dat de servicepunten
niet meer moeten doorgaan en dat u daaruit dekking voor het behoud van de
filialen wilt halen. Ik vind dat deze conclusie nogal kort door de bocht is.
De VOORZITTER: Laat de heer Baljé
nu gewoon zijn betoog afmaken. Er komt nog een antwoord van het college en de
heer Bot komt ook nog aan de beurt.
De heer BALJÉ (VVD): Nog een paar
losse opmerkingen. Ten eerste over de
kerstpakketten. Soms heeft wie niet horen wil, geen oren. Wij hebben gezegd: de
pakketten, maar liever nog de middelen ter beschikking stellen. Onze boodschap
is natuurlijk: schaf die kerstpakketten voor de raad af en begin daarmee bij
onze fractie.
Dan kom ik bij onze motie II en
het antwoord van de wethouder daarop. De VVD dient daartoe een vervangende
motie in. Tot slot het kwartetspel. Dat heeft voor de nodige commotie gezorgd
en dat was de bedoeling. Toegegeven, er zijn harde kaartjes bij, maar wij
hadden nog zo gezegd: niet mens-erger-je-nieten en het werd
mens-erger-je-wellen! Wij verwijzen graag naar de harde woorden van de
toenmalige fractievoorzitters Grashoff en Torenstra in de richting van het
vorige college. Wie de bal kaatst kan die terugverwachten en wij dachten dat ze
het wel aankonden.
De VOORZITTER:
Door de fractie van de VVD wordt
de volgende motie (M-IIA) ingediend:
“De gemeenterad van Delft, in
vergadering bijeen op 25 en 27 september 2001 ter behandeling van de Zomernota,
overwegende,
- dat al geruime tijd de wens
bestaat een amateurkunstcentrum te realiseren;
- dat het Floratheater als gebouw
steeds vaker hiervoor genoemd wordt;
- dat een amateurkunstcentrum ten
minste moet beschikken over een kleine zaal, repetitieruimten, opslagruimten;
- dat dit in het Floratheater niet
aanwezig is;
- dat dit slechts te realiseren is
na totale nieuwbouw (eventueel achter de voorgevel);
voorts overwegende,
- dat voor het pand, dat onlangs
door Lidl (eind Hugo de Grootstraat) is verlaten nog een bestemming wordt gezocht;
- dat door geringe aanpassing dit
gebouw heel goed klaar te maken is voor gebruik als amateurkunstcentrum;
- dat dit pand goed te bereiken is
voor alle vervoer;
- dat dit pand zo goed als vrij is
opgesteld en dat derhalve weinig tot geen geluidsoverlast is te verwachten;
voorts overwegende,
- dat de Amateurkunstnota spoedig
aan de gemeenteraad wordt voorgelegd;
draagt het college van
burgemeester en wethouders op
- de mogelijkheden tot de
realisatie van een amateurkunstcentrum in het door Lidl verlaten pand te
onderzoeken;
- en de resultaten te betrekken
bij de afwegingen die zijn opgenomen in genoemde Amateurkunstnota,
en gaat over tot de orde van de
dag.”
De fractie van de PvdA-fractie
heeft twee minuten spreektijd aan de CDA-fractie gegeven.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter.
Verwijzend naar het uitgedeelde kwartetspel lijkt de VVD te denken dat de
lokale politiek een spel is. Volgens mij hebben ze echter het verkeerde spel
gepakt, omdat dit meer op zwartepieten lijkt. Soms snap ik er helemaal niets
meer van. Enerzijds wordt het college verweten dat het te veel met de burgers
praat en anderzijds komt het verwijt dat er te weinig met de Delftenaren wordt
gesproken. Wat wil de oppositie nu?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Onze fractie heeft gezegd dat het college wel veel praat met burgers, maar
weinig luistert en dat is heel iets anders.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Als je alle
kritiek hoort van met name Stadsbelangen en de VVD dan zou je het bijna gaan
geloven, maar gelukkig weten wij wel beter. Wethouder Torenstra heeft hierover
al het een en ander gezegd. Volgens mij is het niet iedereen duidelijk dat het
wijkgericht werken niet een eindig proces is. Er is geen eindpunt. Het is een
continu proces met een aantal grote projecten. Het is een manier van omgaan met
de stad. In de loop van dit omvangrijke proces zijn tot nu toe veel successen
geboekt. In eerste termijn heb ik er al een aantal opgesomd en de heer
Torenstra heeft nog andere genoemd. Het klopt inderdaad, wethouder Torenstra is
nog niet klaar met het wijkgericht werken, omdat er, als het goed is, nooit een
eind aan komt, tenzij een volgend college besluit dat het wijkgericht werken
allemaal onzin is. Maar dat heb ik nog geen een partij horen beweren.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Daar is een leus voor: laat Jan zijn karwei afmaken.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Toen dit
college aantrad was er op geen enkel gebied nog daadwerkelijk aandacht besteed
aan de wijken. Er moest dus enorm veel op de rails worden gezet. Ja, dan moet
er dus wel gepraat worden. En ja, dan kan het ook gebeuren dat er burgers zijn
die het niet eens zijn met sommige plannen. Daar staat tegenover dat er zeer
veel gewone burgers hebben aangegeven dat zij blij zijn met de behaalde
resultaten. Dat is dan ook de motor om verder te gaan. Omdat het hier om een
omvangrijk proces gaat met zowel op ambtelijk als op bestuurlijk gebied een
nieuwe methode van werken, zijn ook hier wel eens kinderziektes. Ik heb dat ook
aangegeven in mijn eerste termijn. Maar, de aanhouder wint. Wethouder
Torenstra, ga vooral door op de ingeslagen weg. Wel of niet in de modder, dat
maakt ons niets uit. Hardlopers zijn doodlopers en het is beter om kwaliteit te
leveren, om met de woorden van de heer Baljé te spreken, dan in the blind
plannen te realiseren om de oppositie gerust te stellen. Wij doen het immers
niet voor de oppositie, maar voor de burgers.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
STIP vindt het college een jaguar!
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er moet mij
nog wat van het hart. Ik vind het onbegrijpelijk dat Stadsbelangen spreekt over
het opleuken van allerlei soorten functies om interactief te werken in de stad.
Wat wilt u nu, mijnheer Meuleman? Ik vind het onverteerbaar dat hier zo
gesproken wordt over ambtenaren die hun stinkende best doen om aan het beleid
gestalte te geven.
De VVD geeft aan dat men het
college nog meer gaat helpen dat men al deed. Met schoppen naar de wethouder
bedoelt u, mijnheer Baljé.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Bedoelt u
daar de hele fractie? Of doelt u op wat vanavond gezegd is?
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik baseer
dit op wat in de eerste termijn gezegd is.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan moet u
het anders formuleren.
De heer BALJÉ (VVD): Een paar jaar
geleden had u al in de commissie leefbaarheid kunnen horen dat wij toen al
precies hetzelfde zeiden.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): De VVD
diende een motie in over het openhouden van de filialen. Dat is pas gemakkelijk
scoren voor een partij die deel uitmaakte van het vorige college dat juist op
de bibliotheek bezuinigingen had voorgesteld. Waar haalt u de dekking vandaan,
mijnheer Baljé, of gaat het inderdaad om voorspellingen en aannames over
servicepunten die niet goed zouden werken?
De heer BALJÉ (VVD): Het is een
kwestie van prioriteiten. Aan wat wij vanavond zeiden over de
bibliotheekfilialen mogen wij tijdens en na de verkiezingen gehouden worden.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik constateer dat mevrouw Vlekke zich nu over de bezuinigingen op de
bibliotheek anders uitdrukt dan in eerste instantie en daar ben ik ontzettend
blij mee. Daarmee bedoel ik dat ze nu zegt: bezuinigingen op de bibliotheek. Ze
zegt niet dat het vorige college de filialen wilde sluiten.
Wethouder MAHLER: Wie heeft dat
vanavond gezegd?
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
In eerste instantie zei mevrouw Vlekke dat en uw college Torenstra deelt dit
ook steeds mee aan die vier mensen die op de publieke tribune zitten.
Wethouder TORENSTRA: Ik sprak over
het effect dat optrad door de bezuinigingen van toen. Natuurlijk gaat het om
het bibliotheekbestuur.
De VOORZITTER: Nu wordt de
discussie in eerste termijn voortgezet die toen opgehelderd leek. Mevrouw
Vlekke gaat voort.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): De PvdA
heeft in eerste termijn aangegeven dat de ontwikkelingen rondom de centrale
bibliotheek en de filialen een heroverweging behoeven in het licht van het
proces van die ontwikkelingen. Van meerdere kanten werd mij gevraagd wat de
PvdA eigenlijk vindt. Ook wij hebben goed geluisterd naar de bewoners in de
wijken die hun filialen willen houden. Wij zijn er geen voorstander van om er
rücksichtslos nu voor te kiezen om alleen maar de filialen open te houden,
zonder de verdere financiële consequenties daarbij te betrekken. Volgens ons
moet dat gebeuren in een afgewogen kader waarin de ontwikkelingen van wel of
niet, of misschien wel een kleinere centrale bibliotheek en het ICT-gebruik
meegenomen moeten worden.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Als
volgens uw verkiezingsprogramma de filialen open blijven, hebt u op dat moment
dan de dekking geregeld?
De VOORZITTER: Wij bespreken geen
verkiezingsprogramma’s. Mevrouw Vlekke geeft aan in welke context volgens haar
dat besluit genomen moet worden. Dat is haar goed recht. U doet dit allemaal.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er zijn dus
verschillende scenario’s denkbaar. Het volgende college, samen met de volgende
raad zullen dus ook de keuze voor de bijbehorende financiën moeten maken. Dat
zal snel moeten, aangezien wij ook vrij snel de discussie moeten voeren over
het Hoogovenpand in Zuidpoort, waar de nieuwe centrale bibliotheek gepland is.
Dit college kan wel het voorwerk doen, zodat de volgende bestuurders sneller
een keuze kunnen maken op basis van een hernieuwd afgewogen besluit.
Wij dienen daarom samen met
GroenLinks en D66 een motie in waarin het college gevraagd wordt, een
variantendiscussie voor te bereiden om het mogelijk te maken aan het begin van
de volgende raadsperiode opnieuw een keuze te maken. Wij vinden dat een betere
manier om kwaliteit te leveren.
De heer BALJÉ (VVD): U gaat nu
bepalen welke keuzes de volgende raad heeft.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Leest u de
tekst van de motie straks maar.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Waarom hebt u die tekst niet eerder laten lezen? Misschien had ik de motie
medeondertekend.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dat kunt u
alsnog doen. Wij hebben naar wethouder
Oosten geluisterd toen hij reageerde op ons voorstel om de rente van de Escrowrekening
in te zetten voor het bestrijden van de nieuwe tariefsverhoging voor
reinigingskosten en voor de burgers. De PvdA-fractie zit in een dilemma.
Enerzijds vindt zij dat de kosten veel te snel stijgen, ondanks de eerdere
ingrepen van dit college waar wij erg content mee waren, anderzijds zijn ook
wij van mening dat wij toemoeten naar een dekking van de kosten waarbij de
vervuiler betaalt naarmate waarin hij vervuilt. Wij hebben nog twee vragen over
de dekking. Het is ons nog niet duidelijk of de rente over de Escrowrekening
per 1 oktober 2001 is meegenomen in het meerjarenplaatje. Vanavond kregen wij
een tabel waaruit blijkt dat in 2001 aanzienlijk minder vuil is opgehaald en
verwerkt. Heeft dit financiële ruimte opgeleverd?
Een Vermeerhuis spreekt in de
fractie de een meer aan dan de ander. Dit komt ook voort uit het feit dat het
beeld dat eenieder bij dit concept heeft een ander blijkt te zijn. Graag horen
wij welk beeld de CDA-fractie daarbij heeft. Het gaat daarbij niet om de
buitenkant, maar om de inrichting. Wat moet daar komen te staan of te hangen?
Wat vindt de CDA-fractie van de rol van de gemeente?
De motie van Leefbaar Delft is
weinig reactie waard. Wethouder Grashoff heeft zich zeer ingezet op
verschillende gebieden waarvoor anderen hun nek niet zouden durven uit te
steken.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft):
Ik heb u horen vertellen dat de PvdA ook een wijkpartij is. Hebt u in de stad
dan niet gehoord wat mensen daarvan vinden? Als u zegt dat u niet op de motie
reageert, lijkt het erop dat u de kop in het zand steekt.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Wij hebben
heel veel positieve geluiden gehoord.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft):
Over het autovrij maken van de binnenstad?
Mevrouw VLEKKE (PvdA): In de
eerste termijn meldde het college dat het met allerlei allochtone groeperingen
in de gemeente contact onderhoudt. Dat juichen wij uiteraard toe. Bij ons is
echter bekend dat de gemeente geen contact heeft gehad met het regionale
rassendiscriminatiebureau. Het is goed als u ook van deze deskundigen met hun
netwerk gebruik maakt.
De VOORZITTER: Door de fracties
van PvdA, D66 en GroenLinks wordt de volgende motie (M-XIV) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in
vergadering bijeen op 25 en 27 september 2001,
overwegende dat
. er in 1996 ƒ 250.000 is bezuinigd
op de bibliotheekvoorzieningen,
. deze bezuiniging in 1998 met ƒ
100.000 is verminderd,
. in overleg met het bestuur van
de bibliotheek gekozen is voor centralisering en wijkservicepunten,
. m.b.v. EZH-middelen de sluiting van de bibliotheekfilialen
is uitgesteld,
. ondertussen vanuit de wijken de
waarde van de bibliotheekfilialen wordt benadrukt,
verzoekt het college een
variantendiscussie voor te bereiken om het mogelijk te maken aan het begin van
de volgende raadsperiode opnieuw keuzes te maken,
en gaat over tot de orde van de
dag.”
De VOORZITTER: Naar mij blijkt
heeft de CDA-fractie ook drie minuten spreektijd van de fractie van D66
gekregen.
De heer VAN LEEUWEN (CDA):
Voorzitter. Het Vermeerhuis is voor mijn fractie een essentieel punt. Wij willen
geen pand met nageschilderde Vermeerafbeeldingen waar toeristen op afkomen. Wij
zien een Vermeercentrum van hoog niveau. Wij hebben met een paar commerciële
partijen gesproken die graag met het Delftse bestuur en de politiek willen
discussiëren over een Vermeercentrum van hoog niveau. Ook hebben wij gesproken
met de projectontwikkelaar die oorspronkelijk op die plek woningen en winkels
wilde bouwen. Ook hij is bereid, mee te praten over een invulling die daarvan
afwijkt. Ons beeld is nog niet compleet, maar wij constateren dat de
commerciële partijen ideeën hebben waarmee Amerikaanse, Engelse en Franse
toeristen naar Delft kunnen worden getrokken. Men wil, bijvoorbeeld in een
studiecentrum, laten zien hoe zich in de Gouden Eeuw de Delftse school heeft
ontwikkeld. Dit moet tastbaar gemaakt worden door afbeeldingen en uitleg over
door Vermeer weergegeven lichtinval, kleurschakeringen, perspectief, enz. Ook
noem ik een bibliotheekfunctie waarbij tijdgenoten van Vermeer kunnen worden
betrokken. Het wordt een palet van beroemde schilders.
Wethouder OOSTEN: Waarom kan dit
alles niet in het Prinsenhof?
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Volgens
mij is er voor het Prinsenhof een andere bestemming.
Wethouder OOSTEN: Dit past precies
in de beleidsnota voor het Prinsenhof. Sterker nog, wat u nu schetst is op het
ogenblik in ontwikkeling.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de
Zomernota schrijft u dat u de tentoonstelling over Vermeer in de Oude Kerk
wilt.
Wethouder OOSTEN: Neen, dat
schrijven wij niet. Wij schrijven in de Zomernota dat wij in de Oude Kerk
wisseltentoonstellingen willen houden over de beroemde personen die daar
begraven liggen.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de
Zomernota is sprake van permanente tentoonstellingen. U moet dat maar nalezen.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Kunt u
precies de rol van de gemeente aangeven en hoe ver die moet gaan? Moet de
gemeente in uw visie een groot financieel aandeel leveren?
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dat
beeld heb ik niet. Ik denk dat de gemeente het initiatief moet nemen en moet
stimuleren. Het moet een aanjagende en faciliterende rol zijn om het met die
commerciële partijen voor elkaar te krijgen.
Wethouder OOSTEN: Om zo’n
initiatief van de grond te tillen zal een fors bedrag noodzakelijk zijn. Als u
tijdgenoten van Vermeer wilt tentoonstellen, en ik ben het met u eens dat dit
het centrum de moeite waard maakt, moet daaraan een volledige museale
ondersteuning worden gegeven en dat kost een paar centen.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dit is
ons beeld. Het kan een centrum van hoog niveau worden als daarbij partijen
worden betrokken die heel veel kennis van Vermeer hebben.
Ik ga over naar de bibliotheek.
Het CDA heeft vanaf het begin gezegd dat de filialen open moeten blijven. Ik
verwijs naar de discussie over de Wippolder. Wij hebben daarin consistent
beleid gevoerd en dat doen wij ook vanavond, alle opmerkingen over verkiezingen
ten spijt. De filialen moeten openblijven en wij constateren dat de PvdA en
GroenLinks overwegingen in die richting hebben. Wij vragen wethouder Mahler om
met deze meerderheid rekening te houden bij de advisering over de motie.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Waar wilt u
de dekking vandaan halen als u nu dit besluit neemt?
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Waar
een wil is, is een weg. Je kunt hierover met elkaar praten.
De VOORZITTER: Dat is geen
begrotingspost!
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Laten
wij eerst die wil uitspreken en dan discussiëren over het geld. Wij danken
wethouder Rensen voor zijn opmerking om eerst over het platform in de commissie
te praten. Overigens meen ik dat wij een ander beeld van een platform hebben.
Kan dit punt in de commissievergadering van november aan de orde worden
gesteld? De voorzitter zei, naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amerika en
de daardoor ontstane spanningen, dat de kanalen van het college naar de
allochtonen open zijn. Wij willen onze verantwoordelijkheid op dit punt nemen
en sluiten ons aan bij de opmerkingen die hierover door GroenLinks zijn
gemaakt.
De heer
BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan meteen aansluiten bij de laatste opmerking
van de heer Van Leeuwen. Wij bedanken het college voor de beantwoording over
het bevorderen van de dialoog met de nieuwkomersgemeenschap in onze stad, en
voor de beantwoording meer in het algemeen. Op sommige punten daarvan ga ik nu
in. Ik wil ook iets kwijt over de bijdrage van andere partijen.
Ik begin
dan met de bijdrage van de heer Van den Doel van afgelopen dinsdag. Het moet
ons van het hart dat wij zijn opmerkingen over de armoede in Nederland en de
armoede in internationaal perspectief juist op dit moment van harte kunnen
ondersteunen. Dat geldt ook voor zijn opmerkingen over de kwaliteit van onze
schoolgebouwen in de 21e eeuw. Wij hebben die opmerkingen in de commissie
gemaakt bij de behandeling van het integraal huisvestingsplan onderwijs. Het is
goed dat dat ook op deze plek nog een keer gezegd is.
De heer De
Wit heeft een motie van afkeuring ingediend over wethouder Grashoff. Toen wij
dat voelden aankomen en hem vroegen wat voor een motie het was, kon de heer De
Wit de woorden "motie van afkeuring" bijna niet over zijn lippen
krijgen. Dat vond ik opmerkelijk.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Ik wilde het eerst even aan jullie uitleggen.
De heer
BOT (GroenLinks): Volgens mij had u het al tien keer kunnen zeggen, voordat het
eruit kwam. Maar het verbaast mij ook niet zo, mijnheer De Wit, want wij kennen
u zo langzamerhand als een enorme opportunist.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Waar slaat dit nu weer op, mijnheer Bot? Laten wij toch
een keer beleefd blijven in deze raad.
De heer
BOT (GroenLinks): Moet je horen wie het zegt. Een eerste vereiste is dat iemand
ook beleefd blijft ten opzichte van zijn kiezers en dat heeft u niet gedaan. U
bent al drieëneenhalf jaar bezig met uzelf te diskwalificeren. Ik voorspel u
dat dit proces na de stemming over de motie van afkeuring een nieuwe fase zal
ingaan. U moet het zelf maar weten of u daarvoor kiest. Maar u hoort wat ons
betreft inderdaad thuis in het gezelschap van demagogen als Pim Fortuyn en Henk
Westbroek. Laat ik maar zeggen dat wij heel wat meer respect hebben voor echte
SP'ers als Jan Marijnissen, Agnes Kant en Harrie van Bommel. Daar wilde ik het,
wat u betreft, bij laten.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Ik ga u toch interrumperen. Ik schaam mij er helemaal
niet voor om te zeggen wat de mensen denken. U noemt dat opportunisme, maar ik
noem het zeggen wat de mensen vinden. Dat is wat Leefbaar Delft uitstraalt. U
kunt daar niet goed tegen, maar het is niet anders.
De heer
BOT (GroenLinks): Ja, daar zult u wel mee doorgaan, zoals u ook achter een
Duits groothandelsbedrijf aangaat dat doelbewust alle regels aan zijn laars
lapt. Dat doet u ook.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Nee, dat is ook een verdraaiing. Wij gaan niet achter dat
handelsbedrijf aan, maar wij komen op voor de mensen die het niet eens zijn met
de sluiting. Dat is heel wat anders.
De heer
BOT (GroenLinks): Dat is precies het opportunisme wat ik bedoelde.
De
VOORZITTER: Mijnheer De Wit, u kunt er in tweede termijn op ingaan. Dan kunt u
het ook nog wat beter voorbereiden.
De heer
BOT (GroenLinks): Ik wens de heer De Wit verder heel veel succes met het
stemmen voor zijn motie van afkeuring.
Dan kom ik
bij de bijdrage van de VVD-fractie. De heer Baljé is natuurlijk verstandig. Hij
heeft zijn bijdrage in tweede termijn wat getemperd. Ik sluit mij echter graag
aan bij de woorden van mijn wethouder over de kwaliteit van de eerste termijn
van de VVD en ook van het kwartetspel. De VVD heeft in eerste termijn inderdaad
niet voor kwaliteit gekozen en dat valt onze gehele fractie erg tegen van een
partij waarvan wij bestuurlijke kwaliteit gewend waren.
Ik noem
bijvoorbeeld de frase van de VVD over het gebrek aan nieuw beleid, dat het een
schande was dat daardoor de begroting sluitend is en dat tekorten naar de
toekomst worden geschoven. Dat vind ik echt klinkklare onzin. Als het college
hier voor een paar miljoen aan nieuw beleid had voorgesteld, was de VVD de
eerste geweest die gezegd had: wat heeft het college weer een haast, let op de
kwaliteit, de uitvoering is een ramp en het is een schande dat er geen
sluitende begroting is. Nu draait de VVD het volledig om. Dat tekent het hele
niveau van het verhaal van de VVD in eerste termijn. Echt, het is de VVD
onwaardig.
De heer
BALJÉ (VVD): Het is verstandig als de heer Bot nog eens naleest wat ik in
eerste termijn heb gezegd.
De heer
BOT (GroenLinks): Dat heb ik gedaan.
De heer
BALJÉ (VVD): Dan zou u toch tot andere conclusies moeten komen over vorm en
inhoud van mijn verhaal. Dan had u kunnen vaststellen dat het mij niet zozeer
om de kwantiteit van het beleid gaat als wel om de kwaliteit ervan.
De heer
BOT (GroenLinks): U heeft ronduit gezegd dat er erg weinig nieuw beleid in de
Zomernota staat.
De heer
BALJÉ (VVD): Dat moet u mij dan maar eens aanwijzen in het verslag.
De heer BOT
(GroenLinks): U heeft toch gezegd dat het college in zijn algemeenheid weinig
nieuw beleid op de rails heeft gezet?
De heer
BALJÉ (VVD): Niet in die woorden en zeker niet in die context.
De heer
BOT (GroenLinks): Ik heb goed geluisterd en ik heb het ook nog eens nagelezen.
Ik ga dat niet opnieuw doen. Wijs het mij straks nog maar eens aan. Ik vond uw
betoog in dat opzicht totaal niet overtuigend.
De heer
BALJÉ (VVD): Ik had niet anders verwacht, mijnheer Bot.
De heer
BOT (GroenLinks): Oké.
Voorzitter.
Wij hebben in eerste termijn niets gezegd over de bibliotheek. Ik ben daarover
wel geciteerd in de Delftsche Courant van gisteren, en ook juist geciteerd. De
krant kwam namelijk naar mij toe. Ik wil in tweede termijn graag officieel een
standpunt innemen. Een delegatie van ons is enkele maanden geleden bij de
werkgroep behoud bibliotheekfilialen op bezoek geweest. Wij hebben toen goed
geluisterd naar de argumenten en gezegd dat wij in het kader van het nieuwe
verkiezingsprogramma opnieuw zouden nadenken over ons tot op heden ingenomen
standpunt. Daar blijft het op dit moment bij. De moties van de oppositie op dit
punt vloeien voort uit wat de heer Meuleman heeft gezegd. Hij zei dat de
oppositiepartijen in het begin hebben afgesproken dat zij hun eigen gang zouden
gaan. Dat klopt, want er liggen nu drie moties met dezelfde strekking. Al die
moties hebben ook geen dekking. Een sterke oppositie had niet drie moties
ingediend, maar één amendement met een dekking erbij. Maar dat is niet gebeurd.
De moties zullen wij niet steunen, omdat het college ons kan houden aan de
afspraken die wij voor deze periode hebben gemaakt.
Daar komt
bij dat sluiting van de filialen tussen nu en de verkiezingen en de vorming van
een nieuw college helemaal niet aan de orde is. Wat ons betreft, hoort de
discussie thuis bij de onderhandelingen over een nieuw college. Wij zullen wel
de motie van de PvdA op dit punt steunen, omdat duidelijk is hoe de hazen in
deze raad lopen. Het kan geen kwaad om een aantal varianten met hun financiële
onderbouwing op tijd af te hebben.
Ik begrijp
dat wethouder Oosten het betoog van de heer Van Leeuwen over het Vermeercentrum
niet overtuigend vond. In de motie hierover staan twee zaken. Ten eerste gaat
het om de potentie van Vermeer voor het toerisme in Delft; daarop is de
wethouder niet ingegaan.
Wethouder
OOSTEN: Ik heb toegezegd dat ik daarover met een bericht naar de commissie kom.
De heer
BOT (GroenLinks): Akkoord. De heer Van Leeuwen heeft ook een aantal zaken
genoemd die in zo'n Vermeercentrum aan de orde kunnen komen. De wethouder roept
dan dat dit niet kan of al ergens anders plaatsvindt. Ik begrijp echter niet
wat er tegen een snelle quick scan is. Dan kan de raad ook zeggen wat hij ervan
vindt. Als ik er in de wandelgangen met de wethouder over spreek, valt het mij
op dat hij veel meer informatie heeft dan de raad. Laat de raad nu eens kijken
naar de potentie van dit concept om vervolgens een langetermijnkoers uit te
zetten. Ik zie dus geen reden voor het intrekken van die motie.
Mevrouw
LOURENS (D66): Voorzitter. Ik dank u voor uw toezegging, dat wij binnenkort
zullen spreken over de vraag hoe de raad het meebesturen in Haaglanden kan
optimaliseren.
Wethouder
Torenstra dank ik voor de gegeven tijdsplanning bij het slaagkansexperiment.
Wij hebben echter niet de concrete toezegging gehoord, dat de raad discussieert
en besluit over de eventuele invoering van het systeem en over de toekenning
van verschillende kansen aan verschillende groepen. Dat moet gebeuren alvorens
dit thema speelt in Haaglanden. Dat is voor ons essentieel.
Wij hebben
de wethouder horen zeggen dat wijkdemocratie voor hem geen vertegenwoordigende
democratie in of uit de wijk is, maar dat het gaat om zeggenschap,
toegankelijkheid en participatie. Op die punten zijn wij het volstrekt met hem
eens. Dat neemt niet weg dat wij ons zorgen maken over het feit dat momenteel
de spelregels ten aanzien van die zeggenschap, toegankelijkheid en participatie
vooraf onvoldoende geregeld zijn. Daarom adviseren wij wethouder Torenstra om
eens te gaan praten met wethouder Rensen, die bezig is met het ontwerpen van
interactieve processen en die het waardevol vindt om te leren van successen en
fouten die bij het interactieve beleid zijn gemaakt. Wij verwachten op de
bijeenkomst over wijkdemocratie op 28 november dat de leerpunten uit de
afgelopen jaren uit de wijkaanpak op tafel komen. Dat betekent dat ook de
fouten worden bekeken. Van fouten leer je immers het meest. Op basis van die
informatie moet een zinvolle discussie ontstaan, zodat kan worden besloten over
spelregels ten aanzien van de zeggenschap, toegankelijkheid en participatie ten
behoeve van een goede wijkaanpak in Delft in de komende jaren.
Tot slot
kom ik op de bibliotheek. Wij zijn onder de indruk van het verzet uit de
bevolking tegen het sluiten van filialen. Daarom moet de discussie over de
bibliotheekvoorziening in de stad worden heropend.
Het is
volgens ons niet zinvol om nu een ad-hocbeslissing te nemen zonder financiële
dekking en zonder het totaal van de bibliotheekvoorziening in Delft erbij te
betrekken. Daarom steunen wij de motie van de PvdA waarin wordt gevraagd om een
variantendiscussie voor te bereiden. Het openhouden van filialen of een
combinatie daarvan dient daarbij een van de serieus te overwegen opties te
zijn.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het blijft voor onze fractie
teleurstellend om te moeten constateren dat het college en de collegefracties
het kennelijk lastig vinden als wij in deze raad de kritische geluiden vertalen
die wij horen in de stad en in de wijk. Luistert Stadsbelangen dan naar de
verkeerde burgers? Ik wil het geheugen van wethouder Torenstra nog even
opfrissen. Stadsbelangen heeft de afgelopen drieëneenhalf jaar zo'n beetje
iedere wijkmarkt, wijkbijeenkomst en inspraakavond bezocht. Je kunt dan niet
volhouden dat onze fractie niet naar burgers luistert en niet naar wijken komt.
Gisteravond waren wij nog aanwezig bij de inloopavond, en toen heb ik geen
andere fracties mogen aantreffen.
Wij hebben
niet gezegd dat het nooit iets zal worden met de wijkaanpak. Wij hebben evenmin
gezegd dat de wethouder in een verkeerde richting bezig is. Wij hebben wel
gezegd dat het erop lijkt dat er weinig vooruitgang wordt geboekt. Irritatie
nr. 1 in de wijken zijn het achterstallig onderhoud, het zwerfvuil en
dergelijke. De burger ervaart dat daar te weinig aan wordt gedaan. Daarmee kan
de wethouder scoren.
Wethouder
OOSTEN: Maar u bent steeds tegen de opknapkaravaan. Dat snap ik dan niet. Dat
is nu juist voor die twee speerpunten bedoeld. Het is toch niet erg om de boel
schoon te maken?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Maar doe dat dan ook. Ga niet met de opknapkaravaan
de wijk in om alleen te constateren, dat er 700 klachten zijn.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): De heer Meuleman gaat helemaal voorbij aan de opsommingen van
wethouder Torenstra en mij over al die dingen die wel aantoonbaar in de wijken
gerealiseerd zijn.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Natuurlijk, maar ik werk ook fulltime en ik moet ook
presteren. Daar word ik voor betaald. U heeft mij niet horen zeggen dat de
wethouder niet werkt.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Maar u beweert dat er geen aantoonbaar resultaat is.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijn fractie vindt dat op twee kernpunten, de
wijkaanpak en de interactieve beleidsvoering, de hoge ambities niet zijn
waargemaakt.
Dan kom ik
op het autoluw beleid. Wethouder Grashoff zei dat Barbertje moet hangen.
Volgens ons moet Barbertje niet hangen, maar wel met beide benen op de grond
blijven staan. Dat willen wij. De wethouder kan niet volhouden dat
Stadsbelangen tegen het autoluw beleid is geweest. Onze motie over de Van
Renswoudestraat was nota bene een hulpmiddel voor de wethouder. Hij moet dan
niet zeggen, dat wij niet willen meedenken over het autoluw beleid.
Wethouder
GRASHOFF: Op dit punt zal ik mijn opvattingen nuanceren, want ik vond het een
zeer hoopgevend teken.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Er waren er nog wel meer, maar daar zal ik gezien de
tijd maar niet op ingaan.
Wethouder
OOSTEN: U weet wel dat bij die Van Renswoudestraat ook de Markt in één adem
wordt genoemd. Die koppeling ligt er.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja. Nou en?
Dan kom ik
op een zaak die onze fractie zeer hoog opneemt: de bibliotheek. Gelukkig hebben
wij nu enige opheldering gekregen over wat nu de werkelijke situatie is. Ik wil
nog wel het volgende voorleggen. Een bezuiniging van ƒ 250.000,-- betekent
sluiting van twee filialen. Twee filialen openhouden betekent kosten van 1,3
miljoen gulden. Met andere woorden: het scheelt 1 miljoen gulden. Als er geen
bezuiniging zou zijn geweest en als er geen extra financiën zouden komen, dan
waren de filialen kennelijk ook gesloten. Dat heeft dus niets te maken met de
bezuiniging met ƒ 250.000,--. Dat wil ik nu wel eens op tafel hebben.
Wethouder
GRASHOFF: Het verschil zit in het sterk vergrote vloeroppervlak van de centrale
bibliotheek. Als je dat eraf trekt, kom je weer precies uit.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik blijf bij wat ik zojuist heb gezegd. De fractie
Stadsbelangen vindt dat de raad vanavond klip en klaar een duidelijk signaal
aan de burger kan geven. Houden wij de filialen van de bibliotheek open of
sluiten wij die? Dat kunnen wij vanavond duidelijk zeggen. Wij hebben inderdaad
geen dekking voor onze motie gegeven, maar wij hebben daarvoor nog de tijd tot
2003 en volgens de wethouder tot 2005. Wat ons betreft, wordt het toegevoegd
aan de risico's. Dan kunnen wij ook dat risico bevestigen, zoals het college
van de raad vraagt. In de meerjarenbegroting komt ook een tekort voor dat het
college later wil oplossen. Het gaat om de wil tot het openhouden van de
filialen. Ik daag de PvdA-fractie uit om vanavond klip en klaar ja of nee te
zeggen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Daar ben ik al klip en klaar op ingegaan, namelijk in mijn
eerste termijn.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, u schuift het vooruit naar de
verkiezingscampagne. Dat heb ik begrepen.
De heer
BOT (GroenLinks): En wat is daarop tegen?
Wethouder
GRASHOFF: De heer Meuleman zou daarover juist dolblij moeten zijn.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij kunnen vanavond toch een helder signaal geven aan
de burger?
Voorzitter.
Mijn fractie houdt haar motie over de Van Renswoudestraat overeind. Als de raad
die motie steunt, heeft de wethouder een belangrijk instrument in handen voor
overleg met de partner.
Voor de
Delftsnip kun je al dan niet kiezen. Wij hebben daarvoor een dekking
aangegeven. Wij houden ook onze motie hierover overeind.
Tot slot
kom ik op het kerstpakket. Ook de fractie Stadsbelangen zal haar kerstpakketten
ter beschikking stellen. Wij willen ze alleen zelf uitdelen aan de daklozen.
De heer
REUVERS (STIP): Voorzitter. Ik zal in mijn tweede termijn ingaan op antwoorden
van het college, maar vooral ook op de eerste termijn van de raad. Ik vond dat
de betogen in eerste termijn soms erg veel deden denken aan verkiezingsretoriek
in plaats van aan opbouwende, kritische en bestuurlijke inbreng. Een duidelijk
voorbeeld daarvan zijn de filialen van de bibliotheek. De heer Meuleman zei dat
wij daar anders naar zijn gaan kijken, maar dat is niet waar. Wij voeren
hierbij nog dezelfde koers als voorgaande jaren. Wij vinden dat de filialen pas
kunnen worden gesloten als daarvoor een waardige vervanger is gevonden in de
vorm van de servicepunten.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Uiteindelijk was STIP voor sluiting van de filialen.
De heer
REUVERS (STIP): Dat is niet waar. De filialen kunnen pas worden gesloten als er
een waardige vervanger komt in de vorm van servicepunten in alle wijken van
Delft en niet slechts in twee wijken. Wij hebben nog steeds vertrouwen in de
ontwikkeling van die servicepunten. De vraag blijft waar wij het geld vandaan
halen voor de filialen, de servicepunten en de grotere centrale bibliotheek.
Zijn de partijen die voorstaan dat Delft Kennisstad zichtbaar wordt in de stad,
ook voor het opgeven van de servicepunten? Deze zijn toch een belangrijk
portaal voor Kennisstad in onze stad. Ook voorstanders van ICT zouden zich
diezelfde vraag moeten stellen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): In onze visie hebben die geen nut meer voor de bibliotheek. Dat
hoeft dan ook niet meer uit het budget voor de bibliotheek te komen. Dat geld
moet elders worden gevonden.
De heer
REUVERS (STIP): Dan begrijp ik dat de VVD het budget voor de servicepunten niet
wil schrappen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Er zal een andere dekking moeten worden gevonden om die te
ontwikkelen.
De heer
REUVERS (STIP): Dat wilde ik horen.
De
kritische benadering van Delft Kennisstad die sommige partijen hebben, lijkt
uit de lucht komen te vallen. Tot voorheen leek het beleid immers op grote
steun in de raad te kunnen rekenen. De VVD heeft een kwartet gemaakt met ook
een aantal kaartjes over Kennisstad. Ik hoop dat zij de geluidsinstallatie in
de raadzaal en de sluisjes niet als de gezichtspunten van Delft Kennisstad
zien. Wat ook niet klopt, is het kaartje van "www.Delft.nl". Het
onderschrift gaat over het RIS en niet over deze pagina. Volgens mij is deze
pagina juist wel een groot succes voor Delft Kennisstad. Ook dat kan ik dus
naar de prullenbak verwijzen. Dat is jammer, want het lijkt er nu op dat de
bijdrage van de VVD alleen maar leidt tot verhoging van de afvalstoffenheffing.
Ik neem
aan dat wethouder Oosten, gezien zijn pleidooi voor Delft Kennisstad, ook de
Delft Kennisstad ambassadeurs zal gaan benaderen. Ik dank wethouder Rensen voor
de aandacht die hij aan jongeren in het kader van de Delftpas zal schenken. Wat
Lokale agenda 21 betreft, ben ik het met wethouder Grashoff eens dat in Delft
op duurzaamheidsvlak zeker wat is bereikt.
Als wij
ons aansluiten bij Lokale agenda 21 op nationaal en internationaal vlak, kan
dat echter leiden tot hulp van buitenaf. Daarmee zouden wij misschien nog wel
meer bereiken. Wat de bestuurlijke vernieuwing betreft, is onze fractie altijd
heel kritisch geweest over de financiële onderbouwing. Het is belangrijk dat
kritisch wordt gekeken naar het geld dat de raad aan zichzelf spendeert. Wij
verwachten dan ook dat het geld voor de maatschappelijke verkenning wordt
overgeheveld. Als voor dit jaar geld overblijft op de begroting voor bestuurlijke
vernieuwing, dan verwachten wij dat dit alsnog wordt gespendeerd aan nieuw
beleid.
De heer
VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik dank het college voor de
beantwoording. Het is ook wel aardig om de raad te horen. Je kunt daar ook een
ander spreekwoord tegenaan gooien: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Dat maakt het ook wat levendig.
Ik ben
blij met de aandacht voor de locatie TU Zuid. Ik had de indruk dat de TU een
zetje nodig had en niet de gemeente.
De heer
Bot refereerde aan mijn opmerkingen over onderwijs in de 21e eeuw, maar daar
heb ik van het college helaas niets over gehoord. Dat vind ik jammer. Mijn
opmerkingen over het verkeer zal ik van voorbeelden voorzien, zodat wij dat via
de commissie kunnen regelen.
Met de
wethouder sociale zaken ben ik het eens dat het Rijk een taak heeft om
voldoende hoge uitkeringen te verstrekken, maar gezien de woorden van de heer
Zalm en de heer Dijkstal denk ik dat het er niet van zal komen.
Ik heb
gezegd dat het er bij de woningbouw wat treurig uit zag. In de toekomst zal het
wel beter gaan, omdat de moeilijkste periode achter de rug is. Er gloort licht
in de tunnel en daar ben ik blij om. Dan komen er ook weer wat mogelijkheden.
Tot slot
kom ik op de tarieven. Daar is soms wat onduidelijkheid over. De gemeente Delft
staat in het jaar 2001 in de regio Haaglanden met haar tarieven op de zevende
plaats. Dat is bemoedigend, want wij hebben hoger gestaan. Als wij het
landelijk bekijken, moeten wij heel ver de ladder afdalen om Delft terug te
vinden.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik begin met de moties over de bibliotheek.
Wethouder Torenstra is de wijkwethouder die weet wat er in de wijken speelt. De
verantwoordelijkheid voor de bibliotheken ligt natuurlijk bij wethouder Mahler,
maar de wijkwethouder zou toch onderhand moeten weten wat de mensen in de wijk
willen. Het is duidelijk dat de fractie van de PvdA het naar de verkiezingen
wil verschuiven. Ik wil echter van Jan als wijkwethouder weten, wat hij er op
dit moment van vindt.
De heer
VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Welke Jan bedoelt u?
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Jan Torenstra. Ik wil dus een duidelijke uitspraak van
hem, want het blijft allemaal maar hangen. Ik heb ook geen kritiek gehoord van
de wethouder over de wijkaanpak. Leefbaar Delft wil de wijkdemocratie
vormgeven; wij hebben daar ideeën over. Wij willen ook wijkraden introduceren.
Dat is een van onze speerpunten. Wij denken dat de kloof tussen burger en
bestuur kan worden verkleind door het bestuur naar de wijken te brengen. In de
manier waarop de wijkaanpak nu vorm krijgt, lijkt dat pas aan het eind van het
proces plaats te vinden.
Leefbaar
Delft vindt dat de bibliotheekfilialen open moeten blijven; mensen moeten die
boeken zien, ruiken en voelen.
De VVD
krijgt veel kritiek, ook van mij. Wij hebben allemaal een email gehad van de
initiatiefgroep "Houd de Flora levend". Daar hebben wij ook een
gesprek mee gehad. De VVD heeft dat blijkbaar niet gedaan, want anders had men
kunnen weten.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik praat al 20 jaar met mijnheer Van Doeveren.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Nee, het gaat om een nieuwe initiatiefgroep die de
amateurkunst een impuls wil geven. Het zou leuk zijn als de VVD eens met dat
soort mensen praat, voordat zij hierover moties indient. Deze mensen willen
helemaal niet in het gebouw van Lidl zitten.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik heb gesproken met de Federatie van Delftse zangkoren en die
wil wel naar Lidl.
De heer
BOT (GroenLinks): Misschien wilde Lidl wel in het Floratheater zitten. Wat zou
u daarvan vinden?
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Dan moet u bij uw eigen wethouder zijn. Die wil volgens
mij niet meer met ze praten.
Dan kom ik
op de motie over het Vermeercentrum. Wat vinden wij van Vermeer? Dat hoeven wij
niet meer te onderzoeken, want Vermeer is wereldberoemd. Zes jaar geleden liep
het in het Mauritshuis storm toen er een Vermeerexpositie was. Het CDA wil aan
de Voldersgracht iets herbouwen. Wij willen wel restaureren, maar niet iets
nieuws in de tijd terugbouwen. Wij willen geen kitsch.
De heer
BONTHUIS (Stadsbelangen): Gaat u niet voor een Bonthuis?
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Daar heb ik geen spreektijd voor.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Ik begrijp dat de heer De Wit de herbouw niet ziet zitten,
maar de functie wel.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Ja. Wij hebben al een Vermeerkamer in het Museum Lambert
van Meerten.
De heer
Van Leeuwen (CDA): Die heb ik nooit gezien.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Dat dacht ik al.
De
VOORZITTER: Als twee mensen die geen spreektijd hebben elkaar interrumperen,
dan zijn wij helemaal ver van huis.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Over de Delftpendel hebben wij nog steeds geen antwoord
gekregen. De wethouder had het over bijstelling, maar ik weet niet welke kant
dat opgaat. Ik wil dus graag antwoord daarop.
Tot slot
kom ik op onze motie over het beleid van wethouder Grashoff. Ik wil de
wethouder helemaal niet aan een paal hangen. Wij willen hem alleen onthaasten.
Dat schijnt gelukt te zijn, want de haast is eruit. Het gaat er ook niet om wat
hij vindt als hij door de stad loopt, maar het gaat erom wat de burgers zeggen.
Hij moet met de burger in gesprek en die burger zegt dat de wethouder heeft
gefaald. In juli heeft hij iets ingesteld, tegen alle waarschuwingen van de
raad in. En daarover is niet goed gecommuniceerd. De wethouder is niet goed in
communiceren.
De heer CLASON: Voorzitter. Ik heb niet veel toe te voegen aan wat ik in eerste termijn naar voren bracht. Mijn opmerkingen zijn in voldoende mate teruggekomen in het antwoord van het college, zowel wat betreft de fragiele positie van vluchtelingen in het volwassenenonderwijs, de juiste implementatie van ICT in het onderwijs als de voortgang van de autoluwe binnenstad. Wat dit laatste betreft, is mijn kritiek op de procesgang genoegzaam bekend. Ik zal dan ook niet, zoals sommige andere fracties, tot een herhaling van zetten overgaan. Ik zal de motie van de PvdA over de bibliotheek steunen. Verder wil ik kwijt dat het mij opgevallen is dat Willem Elsschot hier nogal eens geciteerd wordt, echter niet in de juiste context. De regel luidt namelijk: Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Ik constateer dat in deze zaal tussen droom en daad hier en daar een dosis kinnesinne, om niet te zeggen opportunisme, in de weg staat. Ik wens het college en de raad de wijsheid toe om samen op de ingeslagen weg voort te gaan.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Maar
het gedicht van Elsschot gaat over doodslaan.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik had
mij juist verheugd op het einde van het sonnet van Bloem.
De vergadering wordt van 21.30 uur
tot 21.45 uur geschorst.
De VOORZITTER: De vraag is gesteld
of wij met het oog op de communicatie met allochtone groepen en de problemen
die kunnen ontstaan als gevolg van spanningen in de samenleving het meldpunt
rassendiscriminatie als bron van informatie willen gebruiken. Dit lijkt mij een
goede suggestie. Verder wil ik een opmerking maken over veiligheid in brede
zin. In tweede termijn is mij verweten dat ik niet op een aantal beleidsopmerkingen
ben ingegaan. Het is juist dat wij in een risicosamenleving leven. Het
merkwaardige is dat wij daarbij selectief zijn, omdat wij bepaalde risico’s
blijkbaar acceptabel vinden hetgeen weer een samenhang vertoont met ons eigen
gemak. Als iets ons eigen gemak dient, vinden wij een risico niet erg. Niets is
mensen vreemd, maar dat is de situatie in onze samenleving. Dit betekent dat
wij in dat opzicht wel iets mogen terugleggen bij die samenleving zelf en niet
alles zo maar kunnen honoreren. Zo heeft de overheid heel veel risicobeperkende
maatregelen in het bestuurlijke circuit getrokken. Indien bijvoorbeeld bewezen
zou worden dat de explosie in Enschede door iemand veroorzaakt is, zal in hoge
mate de maatschappelijke discussie tóch gaan over het overheidsbeleid op dat
punt, terwijl er gewoon sprake is van een misdrijf dat tot een enorme ramp
heeft geleid. Hier zit een zekere scheefheid in. De overheid heeft het
blijkbaar zeer naar zich toegehaald. De neiging bestaat, omdat er een falend
burgergedrag aan veel rampen ten grondslag ligt, om dit te vergeten. Het
probleem daarbij is dat dit gedrag niet met vergunningen of controles kan
worden afgedekt. Dit moeten wij ons goed realiseren. Wij kunnen niet
vierentwintig uur per dag een toezichthouder in een risicovolle gelegenheid
neerzetten omdat misschien een burger een aansteker tegen een houten plafond
aanhoudt. Onze positie heeft dus beperkingen.
De heer Bot wees erop dat er een
hoeveelheid regelgeving is die het ons niet altijd gemakkelijk maakt om goed te
handhaven, ook omdat er tegenstellingen in zitten. Ik wijs erop dat de
Neon-operatie erop gericht is om in ieder geval in onze eigen organisatie te
proberen zoveel mogelijk van die tegenstellingen op te sporen. Er moet dan een
verantwoorde keuze worden gemaakt voor de manier waarop je daarmee omgaat. De
samenhang die wij in Bouwen, Wonen en Milieu hebben aangebracht is er juist op
gericht om deze tegenstellingen zo goed mogelijk te ondervangen. De opgave die
daar ligt zal met de grootst mogelijke energie tot een goed einde moeten worden
gebracht. Tot slot merk ik op dat wij onze prioriteiten en inzet moeten
koppelen aan de omvang van de risico’s die gelopen worden. Ik hoop dat wij met
onze notitie Handhavingsstrategie, die in voorbereiding is, de raad de gelegenheid
geven om daarvoor verstandige afwegingen te maken.
Wethouder OOSTEN: Mevrouw Vlekke
vroeg tot wanneer de rente van de Escrowrekening is meegenomen. Volgens mijn
beste weten is dit tot en met het eerste kwartaal 2002. De reden waarom voor
het eerste kwartaal gekozen is, heeft te maken met de grote onzekerheid die aan
de discussie vastzit. Stadsbelangen heeft het goed begrepen dat het ons geen
idee lijkt om dit jaar eenmalig Sinterklaas te spelen en honderd gulden aan het
eind van het jaar aan de burgers te geven. Bovendien is de dekking hiervoor
niet solide. Wij hebben echter met name moeite met het incidentele karakter.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik maak er bezwaar tegen dat over Sinterklaas-spelen gesproken wordt. Het gaat
om een compensatie voor tarieven die in dit jaar gestegen zijn.
Wethouder OOSTEN: U noemt het
zoals u dat wilt en ik doe dat ook. Volgens mij heeft u bij gelijksoortige
situaties het woord Sinterklaas in het verleden veelvuldig in de mond genomen.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik hield helemaal niet van die man!
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Kan de
wethouder nog ingaan op dekking van de motie van Stadsbelangen?
Wethouder OOSTEN: De rente van de
zogenoemde EZH-gelden is al volledig ingezet. Voor dit jaar en het volgend jaar
hebben wij daarvoor het maximaal verantwoorde ingeschat. Het heeft dus geen zin
om daar nader naar te kijken.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Volgens mij staat in de Zomernota dat het voor een gedeelte is ingezet.
Wethouder OOSTEN: Dat betekent dat
wij daar dus dit jaar niet eenmalig alle huishoudens honderd gulden van kunnen
geven. Ik ben hier overigen ook tegen, omdat ik vind dat je een fatsoenlijk
tarievenbeleid moet voeren en niet af en toe met honderd gulden moet strooien
als je dat goed uitkomt. De dekking om dit jaar honderd gulden aan alle
gezinnen uit te keren, is niet aanwezig.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): U heeft het
over maximaal verantwoord. Wat bedoelt u daarmee?
Wethouder OOSTEN: Precies wat ik
zeg. Het is een inschatten van de renteontwikkeling in de komende tijd en
daarbij is het college tot het uiterste gegaan. Een uitgave van honderd gulden
per huishouden is wat ons betreft onverantwoord. Ik herhaal dat volgens onze
inschatting dat geld er niet is.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Ik kan daarin wel meegaan, maar u hebt ons een aantal maanden geleden
geadviseerd om de nota mee te nemen naar de Zomernota. Dat advies hebben wij
opgevolgd, niet wetend dat u nu zo kinderachtig gaat reageren en spreekt over
strooien en Sinterklaas-spelen.
Wethouder OOSTEN: Ik reageer niet
kinderachtig. Ik heb problemen met het incidentele karakter van uw gebaar en ik
heb u aangegeven dat de dekking in ieder geval voor dit jaar niet deugt.
Ik ben er blij mee dat mijn
beantwoording van de vragen over Delft-Kennisstad tot tevredenheid heeft
geleid. Met het advies van de VVD om minder bescheiden te zijn op dit punt en
de opmerking dat successen kunnen leiden tot draagvlak ben ik het van harte
eens. In een van de eerste Zomernota’s van dit college stond al de opmerking be
good and tell it. Kennelijk hebben wij dit nog onvoldoende gedaan en ik beloof
beterschap op dit punt.
Ik probeer uit te leggen wat mijn
toezeggingen omtrent het Vermeerhuis inhouden. Ik ben bereid te gaan praten met
externen. Als het CDA namen wil noemen ben ik ook bereid, ze zelf te bellen.
Een dergelijk gesprek ga ik aan. Vervolgens is een der randvoorwaarden dat er
geen sprake kan zijn van het ophangen van authentieke schilderijen op een
andere plaats dan het Prinsenhof. Met de uitkomst van die discussie,
gecombineerd met een voorstelling van zaken hoe dan wel met Vermeer kan worden
omgegaan, kom ik terug in de commissie. Ik neem de motie niet over, want ik doe
geen quick scan op dit moment. Ik ga eerst dat gesprek aan.
De heer DE GRAAF (D66): Het deel
van het verslag dat hierover gaat, vormt op zich al een aardige quick scan.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de
Zomernota staat: het inrichten van een permanente expositie in de Oude Kerk
over Johannes Vermeer.
Wethouder OOSTEN: U hebt gelijk. Het
gaat over een permanente tentoonstelling over de Hollandse helden. U moet dit
zo interpreteren dat die tentoonstelling niet altijd over dezelfde held hoeft
te gaan. Het gaat om een permanent gebruik van de Oude Kerk als
tentoonstellingsruimte.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): U zegt toe
dat u met die externen in gesprek gaat en met het resultaat daarvan terugkomt
naar de commissie. Komt u dan ook met argumenten omtrent voor of tegen een
quick scan?
Wethouder OOSTEN: Uiteraard.
Wethouder TORENSTRA: Voorzitter. Tijdens
de bijdrage van Leefbaar Delft in tweede termijn werd een interessante
interruptie gepleegd toen het over het Vermeerhuis ging.
Volgens mij was Aad de Eerste aan
het interrumperen en hij sprak over de suggestie van een Bonthuis. Ik dacht
toen dat een motie over de Bonthuisweg mij sympathiek zou zijn.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Dat vind ik niet leuk. Ik heb mij twee avonden heel constructief opgesteld en
niet gezegd hoe ik over u denk. En nu wilt u weer gaan bezuinigen op wegen.
Daarnaast moet het u bekend zijn dat een dergelijke straat pas vijf jaar na
mijn dood er kan komen.
Wethouder TORENSTRA: Dit is een
bruggetje naar de vraag van Leefbaar Delft over de positie van de
wijkwethouder. Ik heb wijkzaken in mijn portefeuille maar er is natuurlijk
sprake van collegebeleid en dat strekt zich ook uit tot het bibliotheekbeleid.
Ik kan u verzekeren dat ik het collegebeleid ondersteun. Tegelijk ben ik lid
van de PvdA-fractie. Straks hoort u van collega Mahler hoe het college op de
motie zal reageren. Ook daar zal ik geheel achterstaan. Met het voorstel om
wijkdemocratie te formaliseren in representatieve democratie kan ik niet
meegaan. De heer De Wit kan iets dergelijks inbrengen tijdens de discussie die
nog gevoerd moet worden, maar ik wil die lijn niet volgen. Ik ben blij met de
handreiking door D66. Hoewel wij de accenten soms verschillend leggen, gaat het
er vooral om dat mensen kunnen stemmen en dat zij participatie vorm kunnen
geven. In de discussie daarover zullen wij een eind komen. Ik zal collega
Rensen eens benaderen in verband met zijn ideeën over interactieve
beleidsprocessen. Er ligt nog een vraag over het slaagkanssysteem. Ik heb de
intentie om de twee zaken te laten sporen, hoewel dit lastig is in de tijd. Op
Haaglandenniveau worden de beleidsmatige zaken in het kader van de verordening
gestart. Ook dat is een interactief proces tussen de corporaties en de
gemeenten c.q. de portefeuillehouders. Ambtelijke voorbereiding vindt nu
plaats, terwijl de toepassing en de uitvoering ook gestart worden. Vlak voor
het moment waarop het concept van de portefeuillehouders van Haaglanden naar
het AB gezonden wordt, kan met de raad gediscussieerd worden over de inzet van
de Delftse delegatie.
De heer DE GRAAF (D66): Wij moeten
eens discussiëren over de politieke invulling van het systeem.
Wethouder TORENSTRA: Daar starten
wij 1 november mee tijdens een bijeenkomst met alle betrokkenen. Dat deel wordt
ook in de commissie besproken. Dit moeten wij parallel laten lopen met de
discussie in Haaglanden.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Kan
ik ervan uitgaan dat dit een commissie extern is, zodat het een openbare
bijeenkomst wordt met alle betrokkenen?
Wethouder TORENSTRA: Ik heb nu op
mijn lijstje staan, zoals bij het vorige traject, de raadsleden, de woonkoepel
en alle corporaties. Deze bijeenkomst stond toen ook open voor belangstellende
burgers. Als we dat achter de rug hebben, komt de formele commissievergadering.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Is
het dus een commissie extern?
Wethouder TORENSTRA: Ik begrijp u
en ik ben het met die intentie eens. Wij zullen dat op die manier inhoudelijk
vormgeven.
Ik moet ingaan op de bijdrage van
de VVD in tweede termijn. Ik ben blij dat de fractievoorzitter van de VVD twee
neusgaten heeft. Hij kan aldus proberen tegelijkertijd warme en koude lucht te
blazen. Eerst blaast hij koude lucht en daarna probeert hij dit enigszins te
nuanceren. Ik vind dat lastig. Ik ben blij met de goede vragen, omdat die mij
de gelegenheid geven daarop in te gaan. Bij de wijkaanpak, de gevolgen en de
effecten daarvan sprak de heer Baljé over de randvoorwaarden, doelstellingen,
producten, procesarchitectuur en procesgang. Dit zijn termen die niet gebruikt
worden in de wijken. Dit zijn raadstermen. Als de raad spreekt over
procesarchitectuur dan heet dat in de wijk een wijkwerkplaats waar men aan de
slag gaat. Men kan over doelstellingen praten, maar het komt erop neer dat wat
wij al reeds doen beter en completer moet. Het doel van het proces is dat de
bewoners meer tevreden zijn. Bij de term producten wordt gedacht aan schoner,
veiliger, socialer en democratischer. Sprekend over de procesgang moet men
denken aan samenwerking van alle partijen. Aan concrete voorzieningen wordt
gewerkt. Drie dingen gaan altijd samen: het werken aan concrete voorzieningen,
het van elkaar leren tijdens vorming, opleiding en ontwikkeling en het werken
aan duurzame beleidsbeïnvloeding. Dit hele proces kan voor zes wijken met
allerlei groeperingen niet van tevoren in de gemeenteraad worden
uitgediscussieerd. Ik ben voor een nette pendel tussen de beide groepen. Wil je
de ene groep meer invloed geven, dan gaat dit ten koste van de andere en dat is
in dit geval de raad.
De heer BALJÉ (VVD): Het is voor
de VVD niet van belang welke woorden in de raad of de wijk gebruikt worden. Het
gaat erom dat wij elkaar begrijpen. Ik begrijp nu van de wethouder dat hij ons
nu ook begrepen heeft.
De VOORZITTER: Dit is geen
interruptie. U kunt geen derde termijn pakken.
De heer BALJÉ (VVD): Dat begrijp
ik. Ik wil alleen nog opmerken dat het handig is als eens een woordenboek
hiervoor ontwikkeld wordt.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Dat boek had de heer Torenstra toch al in 1970 gelezen?
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. De
heer Baljé nuanceerde nu zijn verhaal uit de eerste termijn waarbij hij het een
en ander probeerde te verduidelijken. Dit was een terechte poging, naar ik
aanneem. Ik kom er echter niet veel verder mee. Theoretisch verschil ik niet
veel met hem van mening. Ik houd staande dat wij in het gehele proces steeds
naar een gecoördineerde en procesmatige benadering hebben gestreefd. Dit neemt
niet weg dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Als je alleen het
theoriegedeelte blijft hanteren, kom je niet veel verder. Ik sta met twee benen
op de grond, waarbij ik de zwaartekracht ervaar waardoor het soms lastig is om
te opereren. Ik vind dat de VVD-fractie er begrip voor moet hebben dat de
praktijk niet kan worden aangepast aan de theorie. Wel kan de theorie enigszins
aan de praktijk worden aangepast. Verder vind ik dat het niet klopt dat de heer
Baljé op mijn suggesties over het kwartetspel alleen maar kan zeggen dat ik
daar maar tegen moet kunnen. Er zijn bepaalde grenzen en die heeft hij
overschreden.
Tot de heer Meuleman zeg ik dat ik
blij ben dat ik met twee benen op de grond kan blijven staan. Soms heb ik
moeite met een stropdas…
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
U weet toch wat die uitspraak betekent?
Wethouder GRASHOFF: Ik weet niet
wat u hiermee wilt zeggen, maar ik begrijp het heel goed.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Dan moet u eens het boek van de heer Torenstra uit 1970 lezen.
Wethouder GRASHOFF: Ik ben
helemaal niet geïnteresseerd in de boeken van Torenstra uit 1970!
Wethouder RENSEN: Daar wordt zo
vaak uit voorgelezen, dat hij het niet meer hoeft te lezen.
Wethouder GRASHOFF: De heer
Meuleman sprak nog in verband met de wijkaanpak over zwerfvuil. Ik wil u de
volgende kleine anekdote vertellen. Een goede kennis van mij die al jaren in
Rotterdam woont, keek naar een woonplek in Delft. Nadat hij zich georiënteerd
had, meldde hij mij spontaan dat het zo schoon in Delft is. Ik geef hiermee aan
dat het relativeren van het onderhoudsniveau van groot belang is. Wij zijn nog steeds bezig met verbeteringen
aan te brengen. Ik wijs op de systematisering van het meldnummer, waardoor een
redelijk waterdicht systeem ontstaat. In de komende maanden wordt extra
aandacht gegeven aan de problematiek rondom het aanbieden van grof vuil. Ik zal
hiertoe voorstellen aan de commissie doen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Ik ben het ermee eens dat hierin nuanceringen moeten worden aangebracht, maar
dit laat onverlet dat elke wijk de door mij genoemde aspecten als eerste
irritatiepunt aangeven. Men doet dat toch niet zonder reden?
Wethouder GRASHOFF: Al zou het
tweemaal zo schoon zijn, dan staat dit nog als topper in de ergernissenlijst.
Van bijvoorbeeld de geuroverlast door DSM/Gist is via objectieve cijfers
aangetoond dat die elk jaar afneemt, maar de klachten blijven gelijk. Ik
adviseer u nogmaals de motie over de Van Renswoudestraat nu niet in stemming te
brengen. Het signaal is glashelder, wij begrijpen elkaar en ik heb geen
verborgen agenda. U geeft mij bij aanvaarding van een dergelijke motie geen
instrument in handen, maar een dictaat waarmee slecht onderhandeld kan worden.
Ook wij hebben twijfels over de
juistheid van de cijfers die gebruikt zijn rondom de vervoersaantallen op de A4
versus de A13. De analyses zijn in eerste instantie gemaakt op basis van twee
rijkswegen en een verkeersmodel. Dezelfde cijfers worden gebruikt als de ene
weg een tolweg wordt en de andere weg niet. Die twijfel is in de MER-studie
vertaald in een vraagstelling. Overigens twijfelen ook de milieubegweging,
Schiedam en Vlaardingen aan deze cijfers.
Mevrouw Vlekke stelde nog een
vraag over de hoeveelheid huishoudelijk afval en het gegeven dat die in 2000
lager is geworden. In de loop der jaren is de hoeveelheid afval per inwoner
niet verhoogd. Het jaar 1999 was echter een topper en nu hebben wij het idee op
basis van de cijfers over 2001 dat wij op het niveau tussen 1999 en 2000 zullen
uitkomen. De grootste kosteneffecten bij afvalverwerking en inzameling zitten
niet in een scherpe toename van het aantal kilo’s afval per persoon, maar in de
scherpe stijging van de verwerkingskosten bij AVR. Verder wijs ik erop dat wij
de afgelopen jaren achterop zijn geraakt bij het in de heffing doorberekenen
van de loon- en prijsstijgingen.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. De heer Van den Doel heeft nauwkeurig geadministreerd dat
ik in eerste termijn niet was ingegaan op zijn vraag over de schoolgebouwen. De
discussie over de kwaliteit van schoolgebouwen hebben wij al met elkaar gevoerd
in de commissie werk, zorg en onderwijs aan de hand van het integraal
huisvestingsplan. In dat plan is opgenomen dat scholen met een permanente
leerlingweging structurele huisvesting kunnen krijgen, hetgeen ik in
kwaliteitsopzicht als een belangrijke vooruitgang beschouw. Dat geldt ook voor
de extra stadsvernieuwingsgelden die de gemeente in de brede school stopt.
Daarmee kunnen wij ook ontwikkelingen bij de Egelantier, de Jan Vermeerschool
en straks wellicht ook de Horizon mogelijk maken. Ook in die impuls zit een
belangrijke kwaliteitsverbetering. Daarnaast is in het onderwijsbeleidsplan
opgenomen dat wij met de schoolbesturen zullen overleggen over de na te streven
kwaliteitsstandaarden in het gemeentelijke onderwijshuisvestingsbeleid. Daarmee
gaan wij aan de slag. Wij worden daarbij geholpen door de extra middelen die
het Rijk ten behoeve van de onderwijshuisvesting beschikbaar wil stellen.
De vragen
van de CDA-fractie over het integratiebeleid doen mij vermoeden dat het goed is
om elkaar bij te praten over de fase van werken waarin wij nu zitten. Dat geldt
ook voor de vragen over platforms en zelforganisaties. Ik was niet voornemens
om op dat punt met een discussienota naar de commissie te komen, maar ik ben
wel bereid om nog eens in de commissie over dit onderwerp te spreken. Maar
misschien moeten wij dan eerst beter weten wat het CDA zich voorstelt bij een
dergelijk platform.
STIP geeft
aan dat het in de rede ligt om de gelden voor de maatschappelijke verkenning
over te hevelen als wij deze gelden niet in 2001, maar pas in 2002 nodig
hebben. Technisch is dat denkbaar als het aan de orde moet komen. STIP
suggereerde ook om in 2001 overgeschoten gelden te besteden aan ander nieuw
beleid. Die suggestie volg ik graag op, ware het niet dat ik dan ruzie krijg
met wethouder Oosten. Dat doe ik dus maar niet.
Wethouder
MAHLER: Voorzitter. De VVD-fractie heeft ter vervanging van motie M-II op stuk
nr. M-IIA een motie ingediend over het onderzoek naar amateurkunstmogelijkheden
in het voormalige gebouw van Lidl. Aan de motie is niet veel veranderd, behalve
dan dat de VVD-fractie voorstelt om het onderzoeksresultaat bij de komende nota
amateurkunst te betrekken. Bij deze nota gaat het om een verhaal in twee fasen.
Nadat de raad de nota heeft vastgesteld, zal de eerste fase van start gaan die
erop is gericht om vraag en aanbod naar ruimte voor amateurkunst dichter bij
elkaar te brengen. Dat is noodzakelijk, omdat met een standaard onderzoek niet
is vast te stellen wat exact de aard en omvang van de ruimteproblematiek is.
Een aantal specifieke wensen is duidelijk, maar een totaalbeeld is lastig of
niet te verkrijgen. Met een optimalisatie van vraag en aanbod willen wij tot
een helder beeld komen van wat wenselijk is. Mocht daaruit blijken dat een
amateurkunstcentrum, zoals de VVD in de motie heeft beschreven, een van de
mogelijke oplossingen is, dan zal het voormalige gebouw van Lidl natuurlijk in
het haalbaarheidsonderzoek worden meegenomen, althans als het tegen die tijd
nog beschikbaar is.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): U zegt: als het tegen die tijd nog beschikbaar is. Met onze
motie willen wij voorkomen dat het voor iets anders wordt bestemd, voor het
geval blijkt dat het gebouw goed geschikt is voor de amateurkunsten.
Wethouder
MAHLER: Dat begrijp ik, maar het probleem is dat wij nu niet kunnen vaststellen
wat de ruimtebehoefte is voor amateurkunst. Daarnaast mogen wij ervan uitgaan
dat zich tegen die tijd, als wij daaraan toe zijn, ook andere geschikte ruimten
in de stad zullen aandienen die wellicht nog beter aansluiten bij wat gebleken
is uit de eerste fase.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Hoeveel tijd is dan nodig voor dat onderzoek?
Wethouder
MAHLER: Ik verwacht dat wij een aantal maanden na vaststelling van de nota het
daarin beschreven instrumentarium in werking kunnen stellen. Wij kunnen dan een
halfjaar of negen maanden daarna de conclusie trekken.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): En het is nu niet mogelijk om te zeggen dat het gebouw van Lidl
daarbij wordt betrokken? Of wilt u dat gewoon niet?
Wethouder
MAHLER: Wij weten nog niet wat op dit gebied noodzakelijk is. Daarom is het te
vroeg om dat nu uit te spreken. Bovendien zou die uitspraak valse verwachtingen
kunnen wekken. Daarmee geven wij impliciet aan, dat wij op zoek zijn naar een
centrum dat min of meer aan deze omschrijving voldoet. Ik sluit niet uit dat
dit eruit zal komen, maar ik weet nu niet of dit de beste oplossing is voor het
amateurkunstcentrum.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik weet dat ook niet. Vandaar dat ik u vraag om dat te
onderzoeken. Wat is daar nu in hemelsnaam op tegen?
Wethouder
MAHLER: In de motie staat: te onderzoeken of het pand van Lidl geschikt is als
amateurkunstcentrum volgens de in de motie omschreven voorwaarden. Wij kunnen
nu nog niet aangeven of dat wel de voorwaarden zijn waaraan dat centrum moet
voldoen.
Wethouder
GRASHOFF: Wij weten nog niet of een amateurkunstcentrum dé oplossing is. Als
wij nu onderzoek doen naar dit pand van een particuliere eigenaar, dan scheppen
wij een verwachtingspatroon dat wij niet kunnen waarmaken. Daarmee kunnen wij
later ongelooflijk in de problemen komen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): U denkt al veel te ver. Ik vraag alleen om bij het bekijken van
alle alternatieven ook dit pand te bekijken. Misschien zegt u dan wel, dat het
te duur is en dat het daarom niet kan.
Wethouder
MAHLER: Dat ben ik met u eens. Als wij panden gaan bekijken, zal uiteraard het
pand van Lidl daarbij worden betrokken.
De heer VAN
LEEUWEN (CDA): Dan bent u er niet meer. Wij hebben dan een nieuw college dat
zich moet inwerken.
Wethouder
MAHLER: Het moment van het bekijken van panden is nog niet gekomen, omdat wij
nog niet weten waarnaar wij moeten zoeken.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Ik begrijp dat wij nog drieëneenhalf jaar moeten wachten.
Wethouder
MAHLER: Ik wil niet meer lege kisten van u aangereikt krijgen. U bent in tweede
termijn namelijk ook niet in staat geweest om enig goudstuk in een van uw
vorige kisten te stoppen.
De heer
VAN LEEUWEN: Ga zo nog maar even door! Dan spreken wij elkaar wel bij de
verkiezingen!
De
VOORZITTER: Wethouder Mahler gaat door met een ander punt.
Wethouder
MAHLER: Aan het advies van het college over de motie van de VVD is dus niet
veel veranderd. Ik hoop dat mijn uitleg daaraan iets kon toevoegen.
Bij de
bibliotheek ligt het anders. Horende de discussie over het bibliotheekbeleid in
de raad, is het college van mening dat motie M-XIV van de PvdA-fractie het
collegestandpunt grotendeels recht doet. Met die motie kunnen wij akkoord gaan.
Daarbij zij wel gezegd dat het college zijn standpunt in deze periode over de
bibliotheek handhaaft. Wij zullen de motie uitwerken en in het voorjaar van
2002 een aantal varianten aan de raad voorleggen. De financiële consequenties
zullen daarbij ook worden gepresenteerd, zodat de raad die ook kan afwegen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Wij hebben graag een schorsing van een minuut of
tien.
De
VOORZITTER: In de schorsing krijgt u een nieuw overzicht van ingediende moties.
De
vergadering wordt van 22.20 uur tot 22.35 uur geschorst.
In
stemming komt motie M-I van de fractie van de VVD.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat de fracties van Stadsbelangen, Leefbaar Delft,
de VVD, ChristenUnie/SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M-V van de fracties van het CDA en ChristenUnie/SGP.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.
In
stemming komt motie M-X van de fractie van Stadsbelangen.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.
In
stemming komt motie M-XIV van de fracties van de PvdA, D66 en GroenLinks.
De heer
REUVERS (STIP): Voorzitter. Onze fractie zal deze motie om twee redenen
steunen. De wethouder gaf aan dat dit geen stop zet op het beleid dat het
college hieromtrent heeft gevoerd. Bovendien zien wij er voldoende
randvoorwaarden in voor het doorgaan met de servicepunten.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij betreuren het dat wij nu geen besluit nemen,
maar met deze motie wordt het voorwerk gedaan om over een aantal maanden te
kunnen stemmen over het openhouden van de filialen. Elke kans op het openhouden
van de filialen grijpt het CDA aan. Vandaar dat wij voor de motie zullen
stemmen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik begrijp dat de variantendiscussie uit
1999 te zijner tijd weer wordt overgedaan. Ook onze fractie wil alle
mogelijkheden behouden om de filialen open te houden. Daarom steunen wij de
motie.
De heer
BALJÉ (VVD): Voorzitter. Beter een half ei dan een lege dop. Gemakshalve kan ik
mij aansluiten bij de vorige sprekers.
De motie
wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M-IIA van de fractie van de VVD.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Mede namens collega Mahler en ook namens collega Rensen
kan ik melden dat wij in overleg zijn met de eigenaar van het pand van Lidl. Op
dat pand rust de bestemming "maatschappelijke doeleinden". Een snelle
ontwikkeling in de zin van woningbouw of kantoren is binnen de vigerende
bestemming dus niet voorzien. Er wordt nu overlegd over een eventuele functie
in de sfeer van maatschappelijke doeleinden. Zo zijn er ideeën voor een functie
in de eerstelijnsgezondheidszorg. In dat kader zou ook het centrum voor
amateurkunst mede kunnen worden beschouwd.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Na deze woorden van de wethouder trekken wij de motie in.
In
stemming komt motie M-VI van de fracties van het CDA, GroenLinks en
ChristenUnie/SGP.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Ik heb net overleg gehad met de
mede-ondertekenaars. Gezien de vergaande toezegging van wethouder Oosten, dat
de discussie op gang kan komen en dat daarna zo nodig een quick scan kan
plaatsvinden, willen wij de motie nu niet in stemming brengen. Wij houden de
motie in de computer in afwachting van de resultaten van de gesprekken. Wij
kunnen de motie op een later tijdstip alsnog indienen, maar wij kunnen ook met
een initiatiefvoorstel komen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat deze motie is afgevoerd.
In
stemming komt motie M-XIII van de fracties van Leefbaar Delft, het CDA en de
VVD.
De heer
BALJÉ (VVD): Voorzitter. De VVD leeft niet in het verleden, hoewel een deel van
de fractie neigt naar het steunen van deze motie. Na de toezegging van de
wethouder inzake de evaluatie en de besluitvorming over de tweede fase van
autoluw stellen wij voldoende vertrouwen in zijn beleid.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De wethouder kent onze opvatting en onze
kritiek op zijn autoluw beleid. Dat houden wij overeind. Onze fractie zal de
motie van de voormalige SP niet steunen, omdat wij de politieke verhoudingen
leefbaar willen houden.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Leefbaar Delft voor deze motie
heeft gestemd.
In
stemming komt motie M-III van de fractie van de VVD.
De heer
BALJÉ (VVD): Na de toezeggingen van de wethouder lijkt het ons dat de motie
onbruikbaar is geworden. Wij trekken haar derhalve in.
In
stemming komt motie M-IX van de fractie van Stadsbelangen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij hadden bij de vorige motie willen zeggen,
dat wij haar niet meer opportuun vonden na de toezeggingen. Die argumentatie
geldt ook voor deze motie. Het gaat om een zaak voor het volgende college.
Daarom zullen wij niet voor de motie stemmen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Gezien de toezeggingen van de wethouder en gehoord
een aantal fracties, trekken wij deze motie in.
In stemming
komt motie M-IV van de fracties van het CDA, Stadsbelangen, de VVD en
ChristenUnie/SGP.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Ook hierover hebben wij overleg met de
medeondertekenaars gehad. Er lag een afspraak dat er voor juli een plan bij de
politiek zou liggen, maar wij begrijpen dat dit in oktober komt. Dat is niet
overeenkomstig de afspraak die het college met de commissie c.q. de raad heeft
gemaakt. Als je in de politiek afspraken maakt en je meldt niet dat die
gewijzigd worden, dan geldt de wijziging niet. Wij willen de motie dus overeind
houden en in stemming gebracht zien.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat de fracties van het CDA, de VVD,
ChristenUnie/SGP en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M-VII van de fractie van GroenLinks.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Misschien is het goed als ook het
hoogheemraadschap wordt genoemd, want het is misschien een goede oplossing om
luiers te verwerken in de zandzakken. Die kan men dan mooi op het rietveld
leggen.
De
VOORZITTER: Die blijven drijven.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Wij vonden het hergebruik van de luiers een goed
initiatief. Wij steunen dus de motie.
De heer
REUVERS (STIP): Ook ik vind het een goed voorstel. Ik zal het dan ook steunen.
De motie
wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M-VIII van de fracties van Stadsbelangen, de VVD en het
CDA.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb hierover overlegd met de mede-indieners.
Gezien de toezegging van de wethouder, houden wij de motie aan.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat deze motie is afgevoerd.
In
stemming komt motie M-XII van de fracties van Leefbaar Delft, de VVD en het
CDA.
De heer
BALJÉ (VVD): Voorzitter. Wat ons betreft, is de motie na de toezeggingen van
het college niet meer nodig.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Leefbaar Delft voor deze motie
heeft gestemd.
In
stemming komt motie M-XI van de fractie van Stadsbelangen.
De heer
BALJÉ (VVD): Voorzitter. Het mag bekend zijn dat de VVD geen voorstander is van
lokale inkomenspolitiek. Om die reden zullen wij de motie niet steunen.
De heer
DEN BOEF (PvdA): Voorzitter. De grootst mogelijke meerderheid van mijn fractie
zal deze motie niet steunen. Zelf hoor ik daar niet bij. Ik betreur het
antwoord van de wethouder, die zegt geen Sinterklaas te willen spelen. Ik geef
hem in overweging om ook niet op Scrooge te willen gaan lijken. Wij hebben een
duidelijk voorstel gedaan met betrekking tot het niet toepassen van de
inflatiecorrectie. Het college heeft een halfjaar de gelegenheid gehad om naar
een andere dekking te zoeken voor het voorstel van Stadsbelangen, maar het
heeft dat niet gedaan. Daarmee geeft het te kennen, dat het dit voorstel niet
wil. Ik zal de motie echter wel steunen.
De heer
VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij kunnen ons niet vinden in het idee om de
renteopbrengsten voor een Delftsnip te gebruiken. Onze prioriteit zou dan
eerder zijn om die opbrengsten te gebruiken voor de bibliotheekfilialen. Wij
zullen dit initiatief dus niet steunen.
De motie
wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Stadsbelangen en de leden Clason
en Den Boef voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt het voorstel.
De
Zomernota 2002-2005 wordt met algemene stemmen vastgesteld.
189. De VOORZITTER: Het woord is
aan de nestor van de raad, de heer Bonthuis.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen):
Het ging er hier af en toe redelijk fel aan toe, maar ik krijg net het bericht
binnen dat de partijvoorzitter van het CDA opgestapt is wegens ruzie. Voor de
goede orde, mijnheer De Wit, dit is landelijk en niet plaatselijk. Er is dus
geen vacature.
Mijnheer de burgemeester, dames en
heren leden van de gemeenteraad, geachte aanwezigen.
Als alles een normaal verloop
heeft, sta ik hier traditioneel voor de laatste keer. Traditioneel omdat het de
gewoonte is dat de nestor van de raad aan het einde van een
begrotingsbehandeling, of moderner gezegd de behandeling van een Zomernota,
enige onafhankelijke woorden tot u richt. Nestor, een erebaantje dat verder
niets oplevert en waaruit ik geen enkel voordeel mag trekken. Wat ik wel vreemd
vind is dat de nestor nooit door de burgemeester en/of de wethouders om advies
wordt gevraagd. En dan nog onafhankelijk blijven ook! Dus elke verdachtmaking
dan wel verwijzing naar een voordeel in mijn richting berust op een
misverstand. En toch ben ik er trots op dat ik nestor mag zijn van een gemeenteraad
die unaniem de daden van 11 september 2001 veroordeelt, verdraagzaamheid
verwacht en daartoe oproept.
Als er voor Delft geen schokkende
verkiezingsuitslag plaatsvindt, zal ik het stokje – naar ik hoop niet als een
versleten grijsaard – overdragen aan Wil de Tweede. Ik zeg bewust Wil de Tweede
omdat ik straks nog een associatie met het carnaval wil noemen. Wil de Eerste
hebben wij namelijk al gehad in het Kabbelgat. Ik ga er hierbij overigens
vanuit dat mevrouw Steffen terugkomt in deze raad. Het spijt mij dan voor Anita
dat zij dat toch weer als dansmarieke moet optreden. Overigens werd ik nog
benaderd door Aad de Eerste, Kabbelaar de Achtste, die het niet op prijs stelde
dat zijn naam gebruikt is. Voor de goede orde, mevrouw Vlekke, ik ben Aad de Tweede
en de aangesproken Aad de Tweede is Kabbeloris de Eerste! En even voor de heer
Wit: als ik “ik” zeg, praat ik namens mijzelf en bij “wij” spreek ik ook namens
u.
Hoewel er termen uit de
carnavalswereld tijdens de vergadering gebruikt werden, was het zeker geen
carnaval. Meer pakjesavond. Ik heb gisteren met een aantal buurjongetjes zitten
kwartetten. Weet u hoe moeilijk het is om deze kinderen uit te leggen wat een
jongereneiland is, wat citypendel betekent, wat een autoluw binnenstadsbeleid
is en wat VVD-kiezers zijn? De kiezer van de toekomst heb ik in ieder geval
goed ingelicht. Overigens, zo’n kwartetspel getuigt van een goed gevoel voor
humor. Wat moeten wij met de bruine roos van Anita? Deze graag wat opfleuren,
want het zou niet goed zijn voor Delft als de PvdA als roestig door het leven
moet gaan. En dan het visitekaartje van Stadsbelangen. Het heeft in ieder geval
mijn computer al zestien keer doen vastlopen. Kijk dus uit voor een eventueel
virus vanaf die kant!
Waren er nog opvallende zaken of uitspraken?
Een selectieve greep. Een ondergrondse fietsgarage. Mijn advies is: neem bij de
bouw gelijk een openbaar badhuis mee. Delft is een grote zandbak. Met het oog
op de modder hoop ik dat het droog is tijdens de verkiezingscampagne. Mijnheer
Van Leeuwen als postbode voor de Sportraad. Ik ben benieuwd welke broek hij
aantrekt bij de behandeling van een sportvisie: een lange of een korte. En wat
een eenheid in deze raad. Drie moties van ongeveer dezelfde inhoud over een
heet hangijzer.
Over de hoofden van de
boekenlezers, dus niet de programma’s van partijen, zijn de verkiezingen
begonnen. Ik wens elke partij veel succes.
Mijnheer de voorzitter. Ik wil u
namens de raad feliciteren met het aanvaarden van de Zomernota en u en uw
college veel wijsheid en kracht toewensen met de uitvoering van de plannen en
het opvangen van de risico’s. Wij danken het ambtelijke apparaat voor de inzet
en de hulp als wij weer eens met grote interesse onbenulligheden te weten
wilden komen. Wij danken de pers voor de plaatselijke berichtgeving en dat
zeker namens degenen die genoemd zijn! Want dat is toch ook het doel waarnaar
gestreefd wordt. Onze laatste dank gaat uit naar het personeel, hier werkzaam
op het stadhuis, dat ons voorzien heeft van de noodzakelijke papieren en de
noodzakelijk waren voor de inwendige mens.
Voorzitter. Tot slot een
welgemeend advies en een motie. Het advies kunt u morgen laten uitvoeren en
voor de motie moet u in overweging nemen, deze vanavond of in een volgende
vergadering in stemming te brengen. Het advies. Ik blijf het een kwalijke zaak
vinden dat een stad als Delft, die pretendeert Kennisstad te zijn, het niet
voor elkaar krijgt om vanuit deze zaal normale beelden op een monitor in een
kamer naast deze zaal te krijgen. Doe er iets mee.
Dan de motie. Het verblijf is hier
vaak gezellig en spannend. Interrupties en schorsingen, elkaar vliegen afvangen
en nog veel meer wat in een politieke arena – in mijn geval liever Kuip –
thuishoort. Toch mis ik iets en daarom leg ik een motie voor die ik zal
voorlezen omdat mijn spreektijd toch niet opgenomen wordt. Op dit moment heb ik
nog maar een handtekening, maar ik neem aan dat de voorzitter en wethouder
Torenstra deze motie willen ondertekenen, al is het maar om haar in stemming te
laten brengen. Ik kan mij niet voorstellen dat u deze motie niet ondersteunt en
voor mij is het ook wel eens leuk om een motie van mij te zien worden
aangenomen. Ik zal u de motie zo dadelijk overhandigen met het verzoek, deze te
tekenen.
“De leden van de gemeenteraad van
Delft bijeen op dinsdag 25 september en donderdag 27 september 2001,
overwegende:
. dat de gezelligheid tijdens de
raadsvergaderingen gehandhaafd dient te blijven,
verder overwegende:
. dat de vergaderingen een lange
tijd in beslagen nemen,
constaterende:
. dat in vergelijking met vroeger
een essentieel product in verband met de overwegingen niet tot de voorzieningen
behoort,
verder constaterende:
. dat te gemakkelijk van dit
product, zonder raadpleging van de nestor van de raad, afstand genomen is,
draagt het college van BenW op:
. de dienstdoende bode van het
stadhuis geld te geven om voor de vergadering ter behandeling van de
Zomernota’s speculaas dan wel banketletters te kopen,
en gaat over tot de gezamenlijke
borrel.”
Voorzitter. Als wethouder Oosten
zegt dat ik geen financiële dekking hiervoor heb aangegeven, dan kunt u mij aan
mijn belofte houden dat ik volgend jaar op de tribune verschijn en u zal
trakteren op speculaas en banketletter.
Voorzitter, dames en heren. Ik
wens u allen veel gezondheid en een verdraagzame wereld toe. (applaus)
De VOORZITTER: Ik zal de motie aan
mijn rechterzijde laten ondertekenen. Ik kan dit niet. Ik vind het wel jammer
dat de opmerking over de dekking en de traktatie is gemaakt, omdat ik vrees dat
hij dan geen steun aan deze motie kan geven. Zo’n kans laat een wethouder van
financiën zich niet ontglippen! Ik durf echter het risico te nemen om te zeggen
dat het college deze motie overneemt. Volgend jaar komen er dus speculaas dan
wel banketletters.
De heer
REUVERS (STIP): Voorzitter. U vergeet dat ik vanavond afscheid neem van de
raad.
De
VOORZITTER: Mijnheer Reuvers, u bent hier vanavond voor het laatst. Het is een
omissie van mijn kant, dat ik mij daar niet op heb geprepareerd. Maar dat mag
de pret niet drukken.
Mijnheer
Reuvers, aan het begin van de vergadering op dinsdagavond hebben wij uw
opvolger tot de raad toegelaten. Wij zullen hem volgende week in ons midden
installeren. Dan is er opnieuw een wisseling in de STIP-fractie, die te vaak
optreedt. Dat zeg ik steeds als er een van u gaat en er een nieuwe terugkomt.
Het is namelijk vervelend om iedere keer een geroutineerd raadslid te zien
vertrekken, maar dat is de aard der dingen bij STIP en ook wel de charme van
die partij. Zij is daarmee immers uniek in Nederland. Dat maakt Delft altijd
weer een punt van aandacht in de publiciteit. Ik kan nergens in Nederland komen
of er wordt naar geïnformeerd hoe dat werkt. Dan leg ik altijd uit, dat dit
best aardig werkt, omdat u met uw kandidatenlijst in het algemeen in staat bent
om behoorlijk wat kwaliteit te leveren en dus ook in staat ben om al snel het
spel in deze raad mee te spelen.
Voor uw
eigen periode in de raad geldt hetzelfde als voor uw voorgangers, namelijk dat
u al heel snel op een kwalitatieve wijze heeft kunnen meedoen in de debatten
die hier plaatsvinden. In deze periode draagt de fractie daarbij een extra
verantwoordelijkheid door deel uit te maken van het college, hetgeen lang niet
altijd gemakkelijk is. U heeft zich daarin goed geweerd. Ik verontschuldig mij
voor het feit dat niet netjes op mijn lijstje stond, dat wij hieraan vanavond
aandacht moesten besteden. Dat wil niet zeggen dat ik dat nu met minder
overtuiging doe. Wij wensen u alle goeds. Wij wensen uw opvolger ook alle
succes, maar dat doen wij dinsdag nog wel over. Wij blijven u en uw voorgangers
bij tijd en wijle op de tribune zien verschijnen. Wat dat betreft, blijven de
contacten wel innig. Het ga u dus goed. Bij de borrel hebben wij straks nog
extra gelegenheid om u de hand te schudden en daar wat persoonlijke woorden aan
toe te voegen.
Er zou nu
ook een bord moeten zijn, maar dat is dus ook niet goed gegaan. Het is wel een
ontzettend mooi bord. Het spijt mij erg dat ik dat nu niet aan u kan geven. U
kunt er echter van overtuigd zijn dat u het krijgt. Dan kunt u het een
ereplaats geven. Als het ergens heel goed past, dan is dat wel op een
studentenkamer.
191. De
VOORZITTER sluit om 23.05 uur de vergadering.
Aldus
vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001.
,voorzitter.
,secretaris.