V O O R T G E Z E T T E   V E R G A D E R I N G

 

 

op donderdag 27 september 2001 om 18.00 uur.

 

 

Overzicht van de verhandelde punten.

 

 

                                                                                                                     Stuknr.  Pagnr.

 

 

        Heropening van de vergadering                                                                    2

187. Behandeling van de Zomernota 2002-2005                                                             2

188. Besluitvorming Zomernota                                                                                     53

189. Toespraak door de nestor van de raad, de heer Bonthuis                                    57

190. Afscheid van de heer Reuvers                                                                               59

191. Sluiting                                                                                                                    60

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VOORTGEZETTE VERGADERING op 27 september 2001 om 18.00 uur.

 

De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en heet u allen van harte welkom. Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen bij mevrouw Bolten. Mevrouw Koop en mevrouw De Jongh Swemer zullen iets later ter vergadering komen. Uitgereikt aan u is een overzicht van de resterende spreektijd waaraan ik strikt de hand zal houden. Ik verzoek u, voordat u uw tweede termijn begint, mede te delen of u aan collega-fracties tijd ter beschikking stelt. Na afsluiting van de tweede termijn wordt u een overzicht uitgereikt van moties en amendementen waarbij het collegestandpunt gevoegd is.

 

187. Thans wordt de eerste termijn van het antwoord van het college voortgezet. Het woord is aan wethouder Torenstra.

 

Wethouder TORENSTRA: Voorzitter. De fracties van D66 en GroenLinks vroegen naar de stand van zaken bij de vorming van de BWD. Het is de bedoeling dat deze vorming op 1 januari 2002 plaatsvindt. Als de raad akkoord gaat met wat daarover in de begroting staat, is het zelfs mogelijk dat dit tijdstip enige maanden vervroegd wordt. In november/december verwacht ik in de commissie het productenboek en de begroting te kunnen bespreken. De daarin vermelde behoeftes worden gestuurd vanuit de wijkplannen, wijkprogramma’s en de wijkperspectieven. Op het punt van de rollen en de verantwoordelijkheden is de gemeente opdrachtgever en houdt dus ook de regie. Op dit moment vinden hierover besprekingen plaats met organisaties in het veld. Het zou mij een lief ding waard zijn om de uitkomsten hiervan in de maand januari te kunnen behandelen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Denkt de staatssecretaris op het punt van de taken en rollen aan iets anders dan bij de Stichting Welzijn Delft? Dat is in het verleden niet zo goed verlopen.

 

Wethouder TORENSTRA: De aanvankelijke driehoeksverhouding tussen het buurthuis, het buurthuisbestuur, de SWD en de gemeente verandert. De gemeente neemt de inhoudelijke regie in handen. Verder worden afspraken gemaakt over de rolverdeling tussen buurthuisbesturen, buurtwerkers en de overige professionele werkers. Dit proces ontwikkelt zich goed, maar heeft tijd nodig omdat hiervoor draagvlak moet worden gevonden.

 

Het experiment slaagkans werd aan de orde gesteld door STIP en D66. In het voorjaar 2000 zijn er informatiebijeenkomsten geweest. Het experiment is in juli 2000 gestart en is inmiddels afgerond. De evaluatie daarvan is nagenoeg gereed. In november komt er een informatiebijeenkomst voor de commissie, de corporaties en de woonkoepel. Daarna kan de normale procedure via de commissie en de raad worden gevolgd. Het proces in Haaglanden loopt evenwijdig hieraan. De ambtelijke voorbereiding daar begint in november. Het is mijn streven dat de opvatting van de Delftse raad daarin een plaats kan krijgen. Ik wil in de tussentijd nog een keer in de commissie toetsen of dit spoort.

 

Het CDA stelde het ouderenbeleid aan de orde. In april 2000 is in de commissie een voortgangsrapportage besproken. Verder zijn productafspraken door de commissie goedgekeurd met de Stichting ouderenwerk Delft. De volgende zaken zijn gestart: informatievoorziening en de bezoeken, de toegankelijkheid in het verkeer en van gebouwen, het bestrijden van sociaal isolement en projecten in de zorg en sport.

 

 

Deze aspecten worden niet steeds herkend als ouderenbeleid, maar ze zijn wel degelijk van belang voor de ouderen. Ik verzeker u dat het college goed overleg voert met de ouderenorganisaties.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wij hebben bepaalde signalen gekregen uit de ouderenorganisaties, maar wellicht zijn de door u genoemde aspecten niet voor hen zichtbaar. Misschien kunt u daarover eens concreet met ze praten.

 

Wethouder TORENSTRA: In november zijn hierover afspraken gemaakt, omdat ik zelf al geconstateerd heb dat op bepaalde punten nadere toelichting nodig is. Bijna alle fracties spraken hun zorg uit over het tempo van de herstructurering. Zij zetten vraagtekens bij de inspanning en maakten kenbaar dat het tempo omhoog moet. GroenLinks legde een verband met de gewenste integratie die vooral voor de Poptahof van belang is. Het college onderstreept de urgentie van de opgave. Hiertoe worden de nodige inspanningen verricht, maar het effect is helaas nog niet zichtbaar. Het integratieproces heeft een lange adem. Voor de Poptahof lopen in verband met de leefbaarheid programma’s voor extra onderhoud en extra schoonmaak. De bewuste corporatie investeert hier veel in. Er wordt zeven dagen schoongemaakt. Verder is er extra inzet voor het onderhoud van groen en het ophalen van afval. Er worden programma’s voor het bevorderen van leefregels ontwikkeld. Ook voor de ontwikkeling van de kinderen in die wijk doen de corporatie en de bewoners veel. Ook de bouw van een nieuw buurthuis en speelbal leveren daar een belangrijke bijdrage aan. Het gaat echter ook om de herstructurering van de woningen en de woonomgeving. De stagnatie van de fusie is u bekend. De ontwikkeling van de woningmarkt speelt bij de ontwikkeling een grote rol bij die vertraging. In het begin van de jaren negentig verwachtte men leegstand, zeker in dat soort wijken. Dat was ook voor de corporaties een belangrijk motief om daar snel aan de slag te gaan. Nu zien wij dat deze woningen zeer goed verhuurbaar zijn. Het college wil dit proces op gang brengen, hetgeen lukt. Er is een stuur- en projectgroep waarin onder andere de corporatie en de gemeente zitting hebben. Het masterplan zal rond de jaarwisseling aan de commissie en de wijk kunnen worden gepresenteerd. Het college is dus met u van mening dat tempo nodig is.

 

Ik verheug mij over de warme belangstelling van de gehele raad voor de wijkaanpak. De bijdragen van de fracties waren echter zeer verschillend van aard. Ik vind houvast in de bijdragen van het CDA en de heer Clason. Dit zijn respectabele en niet partijdige fracties. De PvdA heeft natuurlijk ook een keurig verhaal gehouden, maar als ik daaraan houvast ontleen, zegt u: geen wonder!

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Hebt u gezien welk speldje de heer Clason afgelopen dinsdag droeg?

 

Wethouder TORENSTRA: Dat heb ik hier vandaan niet kunnen waarnemen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat had de vorm van een roos.

 

Wethouder TORENSTRA: Een verstandige man! Het CDA sprak kritische woorden over de voortgang. De heer Clason wees op ongeduldige en positieve bewoners in de wijk. Ik hoor al een paar jaar min of meer dezelfde bijdragen van de VVD en Stadsbelangen op dit punt. Kort samengevat komt het hierop neer: het was niks, het is niks, het wordt niks en wij willen niks.

 

 

Verleden jaar heb ik deze partijen uitdrukkelijk uitgenodigd, eens mee te gaan naar de wijk, maar ik heb daar nog nooit een van die fractievertegenwoordigers gezien. Ik vind dat jammer.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik mag toch zelf uitmaken of ik naar een wijk ga? En ik hoef dat toch niet met u te doen?

 

Wethouder TORENSTRA: Zeker, maar dan moet u niet zeggen dat u daar niets ziet.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik heb niet gezegd dat ik daar niets zie. Ik zie daar een heleboel rare dingen.

 

Wethouder TORENSTRA: De VVD-fractievoorzitter tekent een aardige karikatuur. Wat hij zegt, bekt goed, maar het raakt kant noch wal. De VVD heeft inmiddels de floret ingeruild voor de botte bijl, het zij zo. Ik kan tegen een stootje, maar ik vind het belangrijk als de signalen uit de raad niet bot, maar genuanceerd zijn. Het gaat namelijk om de organisaties en de mensen, de bewoners, die hard aan verbeteringen werken.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De wethouder kan toch niet volhouden dat er geen andere geluiden in de stad en de wijk zijn? Wij mogen dit soort geluiden toch in de raad vertalen?

 

Wethouder TORENSTRA: Dan mag u desnoods tegen mij zeggen dat het niks is en wordt, maar niet tegen de betrokken groeperingen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zijn uw woorden. Ik heb ze niet gebruikt.

 

De heer BALJÉ (VVD): Op dit moment is er overduidelijk sprake van collegiaal bestuur. De opmerking dat het weinig is en weinig wordt, heeft mijn fractie gericht tot de wethouder in verband met Delft Kennisstad. Het ging niet over de wijkaanpak.

 

Wethouder TORENSTRA: Je kunt niet tegelijk warme en koude lucht uitblazen. Je moet staan voor wat je gezegd hebt, in ieder geval voor de intentie waarmee je dat deed.

 

De heer BALJÉ (VVD): U mag mij houden aan wat ik heb gezegd en aan niets anders.

 

Wethouder TORENSTRA: Toen dit college aantrad was er bij de wijkaanpak sprake van een woeste leegte. Alles moest worden opgebouwd. Er waren geen organisatie en wijkbudgetten. Je krijgt dan te maken met twee factoren: draagvlak en tijd. Ik werk aan dat draagvlak, maar daar is tijd voor nodig. Er moet zeker nog een verbeteringsslag worden gemaakt, maar dat moet op een fatsoenlijke manier tot stand komen. Alles op zijn tijd en een beetje reëel. Er zijn echter wel degelijk concrete stappen gezet. In 3,5 half jaar zijn er beschrijvingen, plannen en programma’s voor alle wijken. Er zijn wijkteams die bestaan uit een wijkcoördinator, een wijkopzichter en een wijkopbouwwerker. Hieraan werken politie, corporaties en jongerenwerk mee. Voor alle wijken zijn er wijkbudgetten. De raad heeft die in april goedgekeurd. De commissie krijgt spoedig hiervoor de eerste programma’s voorgelegd.

 

De heer DE GRAAF (D66): Het was de vraag of de bewoners daarmee iets te maken hadden.

 

 

Wethouder TORENSTRA: Zeker, dat staat er allemaal in. Uw wijk, de Wippolder, moet echter nog even geduld hebben. Het wijkplan en het wijkprogramma komen eraan. Ik noem nog wat concrete zaken. Er zijn 150 speelplaatsen en trapvelden vernieuwd. Tien tot vijftig bewoners per speelplek werken daaraan mee. In Tanthof zijn 30km-gebieden ingevoerd. Hier werken 150 bewoners aan mee. Er zijn planmatig ondergronds afvalcontainers gebouwd. Ook hierbij waren 100 tot 150 bewoners betrokken. Verder wijs ik op de bestrijding van het sociaal isolement, op de wijkgerichte kinderopvang, de brede school, het breedtesportprogramma, integratieprogramma’s, de wijkveiligheidsprogramma’s, het integraal jongerenwerk en het wijkeconomisch programma. Ik spreek hierbij nog niet eens over de in gang gezette bouwtrajecten.

 

Ik kom bij mijn verbeter- of doorpakprogramma, hoe je het ook noemen wilt, en ik hoop dat ik hierbij de raad op een positieve manier kan betrekken. Het behelst vier punten: de verbetering van de cyclus. Ik denk hierbij aan de planningen, de programmering, de budgettering, het wijkverslag, de monitoring en de evaluatie. Inhoudelijk gaat het om het verdiepen en het verbeteren van vooral de informatievoorziening en de analyses hiertoe. Bij het verbreden gaat het vooral om organisaties, mensen en partners. Verder noem ik de bewonersinvloed. Ik hecht eraan, op te merken dat ik er niet tegen ben dat bewoners voor een plan of een initiatief kunnen kiezen. Belangrijker vind ik dat men meedoet. Anders krijg je die leefbaarheid niet op gang. Als ik over wijkdemocratie spreek, is dat een aanduiding voor een bredere opvatting over zeggenschap, toegankelijkheid en participatie. Voor de bewonersinvloed in de wijkplanning is op 28 november een bijeenkomst voorbereid met de woonkoepel, de corporaties, bewoners en de commissie.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Wat vindt u van de uitspraak van de heer De Graaf dat de wijkdemocratie stagneert door de macht van de PvdA?

 

Wethouder TORENSTRA: Dat is, wat mij betreft, dan ook niet waar. Als je dit beweert, ken je de PvdA een veel te grote invloed toe. Bewoners en organisaties kunnen dat zelf wel. Ik vind overigens dat het niet stagneert. Wel kan nog een extra slag gehaald worden.

 

De heer DE GRAAF (D66): Het stagneert niet, het gaat alleen een andere kant op dan ik wil, maar dat is het verschil tussen participatie en democratie. Wij willen graag dat mensen in de wijk actief zijn, ongeacht de vraag wie het zijn.

 

Wethouder TORENSTRA: Als laatste punt noem ik de evaluatie van het Neon-proces bij het wijkgericht werken.

 

Ik wil tot slot nog even ingaan op de opmerking van de VVD over bepaalde geluidssignalen. Ik kan u verzekeren dat het geen snurkende beer op weg naar zijn hol is, maar ook niet het geluid van een spinnende poes. Het is het geluid van gestaag doorwerkende mensen die goed gemotiveerd zijn. Ik doe mijn best en ik wil doorgaan. De kiezers zullen zich hierover over een paar maanden uitspreken en zij hebben, zoals u weet, altijd gelijk.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Enkele partijen lijken wat twijfels te hebben over de stadsstrategie Delf Kennisstad. Het lijkt mij goed, hierop wat uitgebreider in te gaan. De VVD stelt: Delft Kennisstad was niet veel, Delft Kennisstad is niet veel en Delft Kennisstad wordt ook niets. Voordat ik hierover een kwalitatief oordeel vel, geef ik eerst wat feiten.

 

Delft ís een kennisstad, of wij dat nu leuk vinden of niet. 46% van de bevolking is hoger opgeleid, 80% zelfs middelbaar of hoger. Daarmee bezet Delft een absolute toppositie in Nederland. In de afgelopen periode is het aantal kennisintensieve bedrijven gegroeid van 500 naar 600. Op Delftech Park werkten begin 1998 ongeveer 50 mensen. Dat zijn er nu al 1200 en aan het eind van volgend jaar 2500. Dat is niet slecht voor een paar voetbalveldjes, mijnheer Baljé! Dat is meer dan tweemaal zoveel als waarmee in de meest optimistische ramingen rekening was gehouden. Veel van die mensen zijn Delftenaren. Veel bedrijven zijn in Delft opgericht. Noem dat maar niets. Natuurlijk zijn er ook bedrijven die Delft verlaten. In de afgelopen vijf jaar waren dat er 900 en dat zijn er meer dan er naar Delft toekwamen, namelijk 600. Dit wordt gelukkig ruimschoots gecompenseerd door de bedrijven die in Delft worden opgericht. Delft mag zich met recht de kraamkamer van Kennisland noemen en zeker van de regio en dat is iets om trots op te zijn.

 

De doelstellingen van het Kennisstadbeleid zijn: bevorderen van de bedrijvigheid, bevorderen van de werkgelegenheid, bevorderen van de samenwerking tussen kennisinstituten en bedrijven in de stad, bevorderen van het leefklimaat, cultureel, sociaal en ruimtelijk en het versterken van het imago van Delft. De manier waarop wij dat proberen te bereiken is via gezamenlijke projecten, gezamenlijke promotie en netwerken. Daarnaast is het ruimtelijk-economische beleid ook gericht op het realiseren van de doelstellingen. Dit spreekt aanzienlijk meer mensen aan dan een handvol Willie Wortels of nerds in de stad.

 

Is Delft dan alleen maar Kennisstad? Natuurlijk niet. De zorgsector is goed vertegenwoordigd met ruim 6300 arbeidsplaatsen, maar dit lijkt mij economisch niet een goed speerpunt. Nog meer ziekenhuizen, bejaardencentra en psychiatrische instellingen aantrekken, lijkt niet zo kansrijk, hoewel op zich niet ongewenst, maar daar gaan wij niet over.

 

Het onderwijs is ook een goede werkgever, maar dat sluit prima aan op Delft Kennisstad. Op het gebied van het aantrekken van HBO-instellingen is eveneens veel beweging. De overheid is ook een goede werkgever in Delft met ongeveer 3500 ambtenaren. Daar zouden wij groei kunnen realiseren, maar willen wij dat ook? Overigens zit de rijksoverheid vooral met haar kennisafdelingen in Delft, denk maar aan Rijkswaterstaat.

 

Toerisme, detailhandel en horeca vormen belangrijke sectoren, maar helaas in omvang en omzet totaal niet vergelijkbaar met Delft Kennisstad. De totale toeristische sector omvat iets meer dan 1000 arbeidsplaatsen, inclusief de horeca. Wij doen er veel aan om ook die sector te stimuleren. Resteert de kennissector met ruim 16.000 arbeidsplaatsen, veruit de grootste in Delft met de sterkste groeipotentie.

 

Ik moet nog wat rechtzetten over lassen. Ik zou gezegd hebben dat in Delft de tijd van het lassen van pijpen voorbij is. Wat ik werkelijk gezegd heb, is dat in Delft de tijd van massaproductie voorbij is. De industrie, zoals Delft die kende in de vorige eeuw, is bijna verdwenen. Echter, de aanwezigheid van het midden- en kleinbedrijf en vooral van vakmanschap is essentieel voor een goed functioneren van Delft Kennisstad. Juist het VBO en het MBO vormen een essentiële voorwaarde voor het goed functioneren van Delft Kennisstad. Het is ook absoluut niet zo dat Delft Kennisstad alleen maar hoogopgeleide mensen aan werk helpt. In de ondersteunende beroepen ontstaat juist heel veel werk, ook voor mensen die liever met hun handen werken dan met hun hoofd.

 

Overigens is de lastechniek juist een gebied waar Delft ook technisch in excelleert, getuige de prijs die het bedrijf Mat-tech onlangs gewonnen heeft voor zijn onderzoek op het gebied van loodvrije verbindingstechnieken en de zogenoemde doorlassensor die door de TU Delft is ontwikkeld.

 

Over Technopolis en de relatie met de TU het volgende. Inderdaad wordt binnenkort gefaseerd begonnen met de uitgifte van TU zuid als hoogwaardig bedrijventerrein. De TU, de gemeente, het Bouwfonds en ING Vastgoed werken intensief samen om hier een succes van te maken. Marktstudies zijn verricht, aan stedenbouwkundige plannen wordt gewerkt en, wat mij betreft, wordt er morgen geheid. Helaas gaat het niet allemaal zo snel als wij zouden willen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wat moeten wij verstaan onder "binnenkort"? Is dat over een jaar?

 

Wethouder OOSTEN: Wij werken eraan om zo snel mogelijk te beginnen, maar er zijn wel een paar randvoorwaarden. De TU Delft als groot grondbezitter moet het wel met ons eens zijn.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Maar als u hier over "binnenkort" spreekt, roept dat de associatie op dat het al over twee maanden kan.

 

Wethouder OOSTEN: "Binnenkort" is een relatief begrip.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Als u dat niet kunt kwantificeren, moet u het niet gebruiken.

 

Wethouder OOSTEN: Ik hoop dat het binnen een jaar kan.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dat is helder.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Mijnheer Van Leeuwen is er tevreden mee, maar binnen een jaar zegt ook niets.

 

Wethouder OOSTEN: Ik wil u met alle plezier meer zekerheid geven, maar die heb ik niet.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Mevrouw Steffen, wij kunnen er met het volgende college verder over praten. Als het over een jaar kan, heeft dat met dit college geen zin meer.

 

Wethouder OOSTEN: Mijnheer Van Leeuwen, dit college werkt er hard aan om het voor elkaar te krijgen. U zou inmiddels moeten weten hoe dat werkt met de voorbereiding van plannen.

 

De VOORZITTER: Voorwaarts, wethouder!

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. De relatie met de TU Delft en TNO is ook in de Stichting Delft Kennisstad op een hoger plan getild.

 

 

 

Er is niet alleen een raad van bestuur en een raad van advies met de hoogste bazen, de voorzitters van de colleges en de raad van bestuur, maar ook in het bestuur van de stichting hebben de hoogste ambtelijke ondersteuners plaatsgenomen. Dat geeft aan dat beide instellingen meer en meer het belang van een goede lokale samenwerking inzien, en dat was een van de doelstellingen van Delft Kennisstad. Binnenkort hoort u hier meer over. Er wordt met enthousiasme gewerkt aan het gezamenlijke promotieplan; dat is over een halfjaar klaar. Gezamenlijk wordt ook gewerkt aan de plannen voor een kenniscorridor en het aanvragen van ICES-gelden daarvoor. Delft heeft in de regio en in de provincie op dit vlak een onbetwiste voortrekkersrol. Er komt een nieuw college van bestuur bij de TU Delft; wij zijn vol goede verwachtingen over de samenwerking. Van onze kant wordt daar alles aan gedaan.

 

Natuurlijk is er ook nog verbetering mogelijk. Er kunnen nog meer bedrijven in Delft behouden blijven en kennelijk is de communicatie met de raad ook nog voor verbetering vatbaar. Veel successen zijn inmiddels zo gewoon, dat wij vergeten om ze te melden. Ik noem bijvoorbeeld de komst van een Chinees kenniscentrum naar Delft, de oprichting van Disens, het sensorinstituut van de TU, de oprichting van het sensor competence center Delft, de komst van Philips semiconductors naar Delft, de toepassing van Glare in de romp van de Airbus A380. Andere regio's roepen misschien sneller en harder dat zij succes hebben, maar Delft doet het gewoon. Het lijkt het college dan ook zeer noodzakelijk om vast te houden aan de gekozen strategie en de ingeslagen weg met Delft Kennisstad.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wij zijn het er wel mee eens dat je moet vasthouden aan de gekozen strategie. U kunt ook wel allerlei bedrijven noemen, maar uit het boekje "Economische analyse 2001" blijkt dat het aantal arbeidsplaatsen in Kennisstad van 40 naar 37% zakt.

 

Wethouder OOSTEN: In absolute zin is het aantal arbeidsplaatsen de afgelopen jaren van 15.000 naar 16.000 gestegen. Daar gaat het tenslotte om.

 

Wat het toerisme betreft, lijkt dit jaar het motto te zijn: doe meer met Vermeer. Daar ben ik het van harte mee eens. Er gebeurt ook al veel op dit vlak. De belangrijkste bijdrage die wij kunnen leveren aan de Vermeerpromotie, zijn een autoluwe binnenstad en fraai gerestaureerde panden uit de tijd van Vermeer. Ik zal binnenkort een overzicht met een aanpak naar de commissie sturen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Daar komen geen Amerikanen op af.

 

Wethouder OOSTEN: Reken maar van yes! Juist daarvoor komen zij, mijnheer Van Leeuwen.

 

De VOORZITTER: Laat mij daar nou maar een oordeel over geven. Wethouder Oosten, voorwaarts!

 

Wethouder OOSTEN: Sommige Amerikanen komen voor u, voorzitter.

 

In motie M-VI wordt om een quick scan naar een Vermeercentrum gevraagd. Het verschil tussen een quick scan en een haalbaarheidsstudie lijkt overigens te zijn, dat een haalbaarheidsstudie aan het begin van een collegeperiode wordt gevraagd en een quick scan aan het eind.

 

Het voordeel van twee dagen bedenktijd tussen de vraag en het antwoord is dat ik een quick scan heb kunnen doen naar dit idee. In een Vermeercentrum kan ofwel authentiek materiaal worden getoond, ofwel replica's en/of reconstructies. Authentiek materiaal zou goed aansluiten bij de doelstellingen van het Meerjaren Marketingplan Toerisme en zou een zeer kansrijke toevoeging voor het toeristisch product in Delft zijn. Het zou een publieke bijdrage rechtvaardigen en tevens museale betrokkenheid noodzakelijk maken. Het eerste probleem is dat er nauwelijks authentiek materiaal in Delft is. Wat er is, kan en wordt prima tentoongesteld in het Prinsenhof. Een extra gemeentemuseum lijkt het college niet wenselijk. Niet-authentiek materiaal kan ook aantrekkelijk zijn, maar sluit niet goed aan bij het Meerjaren Marketingplan Toerisme en de analyse dat toeristen heden ten dage vooral op authentieke ervaringen afkomen. Publiek geld in een dergelijk centrum heeft dan ook geen prioriteit. Er zou desalniettemin een marktpartij geïnteresseerd kunnen zijn om dit idee verder uit te werken. Een marktonderzoek lijkt dan ook op zijn plaats. Echter, moet de gemeente dit doen? Dat lijkt het college onwenselijk, gezien de verwachtingen die hiermee gewekt worden. Wel zijn wij uiteraard bereid om in overleg te treden wanneer zich een serieuze marktpartij meldt. Wij verzoeken de indieners dan ook om motie M-VI in te trekken.

 

Een van onze andere grote publiekstrekkers, het aardewerk, heeft ook nog steeds onze volle aandacht. Zoals bekend, blijft het Legermuseum in ieder geval nog tot 2005 in Delft en tot die tijd kan de Porceleyne Fles niet verhuizen. Er is dan ook een plan gemaakt om de tussenliggende tijd te overbruggen, zowel vooruitlopend op het Delfts Aardewerk Centrum zelf als meer algemeen in het kader van activiteiten van Delft Aardewerkstad. Wanneer er iets nieuws te melden is, hoort u dat uiteraard.

 

De evaluatie van het MMT komt ook dit najaar aan de orde. Ik beloof u dat die kritisch zal zijn.

 

De economische gevolgen van de aanslagen in de Verenigde Staten laten zich helaas nu al voelen. Het effect is echter moeilijk te voorspellen, vooral omdat er niet alleen negatieve gevolgen zijn. Ik geef twee voorbeelden uit de afgelopen weken. Een grote bijeenkomst in Londen, georganiseerd door de SPDH en het ZHBT op 12 september, waarbij alle grote Engelse touroperators naar de Vermeertentoonstelling zouden komen en uitgenodigd zouden worden om reizen naar Delft te organiseren, kon helaas niet doorgaan. Een groot internationaal congres over nieuwer en veiliger vliegtuigmaterialen trok deze week onverwacht veel bezoekers. Amerikaanse bedrijven maakten een uitzondering op het vliegverbod voor hun personeel om toch naar Delft te kunnen gaan.

 

Tot slot merk ik het volgende op over ondernemers in de binnenstad en het autoluw beleid. Voorlopige cijfers wijzen erop dat sinds dit jaar een scherpe trendbreuk is opgetreden in het aantal leegstaande panden in de binnenstad. Nam dit aantal sinds 1995 gestaag toe tot een totaal van 47 eind vorig jaar, dit jaar is dat aantal met maar liefst 30% afgenomen tot 33. Blijkbaar hebben de maatregelen de ondernemers weer veel vertrouwen gegeven in de toekomst van de binnenstad.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik kan mooi aansluiten bij de laatste woorden van wethouder Oosten. Een aantal fracties heeft veel kritiek geuit op de autoluwe binnenstad, op het parkeerbeleid in de binnenstad. Daar ga ik wat uitgebreider op in. Ik hang dat op aan een drietal spreekwoorden, zoals gebruikelijk is in deze raad. Ten eerste: eerlijk duurt het langst. Ten tweede: Barbertje moet hangen. Ten derde: holle vaten klinken het hardst.

 

Ik begin met "eerlijk duur het langst". Wij moeten toegeven, en dat doe ik hier ruiterlijk, dat er een aantal problemen was bij de invoering van de autoluwe binnenstad. Voor een deel zijn die nog niet opgelost. Het gaat dan om zaken als de bebording, de markering en om problemen bij het goed en helder communiceren over deze zaak. Ik kan daarvoor de volle verantwoordelijkheid nemen en daarbij ook iedereen recht in de ogen kijken. Bij de keuze voor de datum van 1 juli hebben wij al gezegd dat het kiezen uit twee kwaden was en dat wij het minst kwade moesten kiezen. Het is misschien wel logisch dat daarop nu voor een deel dezelfde kritiek kwam, maar dat is in mei al besproken. In dat opzicht is er weinig verandering.

 

Wel wijs ik erop dat wij intussen een aantal acties op touw hebben gezet voor verbetering van de projectaansturing en projectcoördinatie en voor versterking van het projectteam. De heer Bot heeft in zijn bijdrage met name gewezen op het implementatievraagstuk. Het staat inderdaad bij het college en het gemeentelijk managementteam hoog op de agenda om te proberen om het projectmatig werken en met name de implementatie te verbeteren. Ik merk daar gelukkig intussen enige verbetering in, maar wij zijn nog niet helemaal waar wij moeten zijn.

 

Er zit ook een dilemma in. Enerzijds hebben wij gezegd dat wij blijven luisteren naar en praten met mensen die nog niet of minder overtuigd zijn van de zin van een autoluwe binnenstad. Wij blijven meedenken en het beleid zo nodig ook aanpassen. Mijn grote bereidheid om daarover te blijven meedenken is anderzijds ook wel lastig voor de eenduidigheid en het tempo van uitvoering. Er zijn ambtenaren geweest die het een beetje moeilijk vonden dat ik alweer bereid was om op bepaalde punten bijstellingen aan te brengen.

 

Wij krijgen nog een heroverwegingsbesluit naar aanleiding van de lopende bezwaarprocedure. In die procedure heb ik op verzoek van de voorzitter van de commissie voor beroep- en bezwaarschriften nog gesprekken gevoerd met de vier grootste groepen van bezwaarmakers. Met twee van die vier partijen is goed zaken gedaan. In het heroverwegingsbesluit, dat zo snel mogelijk na het advies van de commissie voor beroep- en bezwaarschriften aan de raad wordt voorgelegd, zal een aantal aanpassingen voorkomen.

 

Wij hebben ook geconcludeerd dat wij in fase 2, Markt en omgeving, meer rust in het proces moeten brengen. In deze collegeperiode zullen wij niet meer overgaan tot uitvoering van fase 2. Dan zouden wij namelijk echt over de eigen voeten struikelen. Wij gaan binnenkort wel starten met het participatieproces inzake de inrichtingsvarianten voor de Markt. Dat tijdrovende proces moeten wij goed doorlopen. Onomkeerbare besluiten over fase 2, zowel naar aanleiding van de evaluatie van fase 1 als wat betreft de precieze uitwerking van fase 2, zullen in de nieuwe raad worden genomen. Wij kunnen niet zeggen wanneer dat precies het geval zal zijn, want wij regeren niet over ons graf heen. Ik vraag de indieners van de moties M-III en M-IX om dat ook niet te doen en de discussie in de nieuwe raad te voeren. Ik kom op korte termijn wel met een plan omtrent de participatie en de aanpak van het proces voor de herinrichting van Markt en omgeving. Daarbij zal ook een gedegen communicatieplan worden verstrekt. Dat is nu in de maak. Ik kom daarop terug in de vergadering van 23 oktober van de commissie CKE.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij hebben in onze motie niet gevraagd om over het graf heen te regeren. Met de motie willen wij u alleen houden aan de afspraak dat de evaluatie een jaar na invoering van fase 1 zou plaatsvinden.

 

Wethouder GRASHOFF: Die discussie is nu niet aan de orde. Het zou alleen aan de orde kunnen zijn als u bang zou moeten zijn, dat wij de evaluatie te snel zouden doen. Ik ben het dus voor een groot deel eens met de inhoud van de motie, namelijk dat wij in de huidige fase niet snel besluiten moeten nemen over de tweede fase. Wij doen echter geen uitspraak over het tijdstip waarop de nieuwe raad dat moet doen. Dat is aan het nieuwe college en de nieuwe raad.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat betekent wel degelijk dat u daarmee een klem legt op het volgende college. U maakt het volgende college daarmee verantwoordelijk voor uw uitspraken.

 

Wethouder GRASHOFF: Nou wordt het wat al te dol. Er wordt mij eerst gevraagd om het beleid bij te stellen, maar nu moet ik plotseling uitspraken voor mijn rekening nemen.

 

De heer BALJÉ (VVD): De afspraak was dat wij één jaar na de invoering van autoluw Delft zouden evalueren.

 

Wethouder GRASHOFF: Dat is prima. Daar hebben wij het straks ook over. Overigens meen ik in de moties ook iets te herkennen in de trant van "uitstel is prettig, van uitstel komt misschien wel afstel". Met dat laatste gaan wij toch echt niet aan de haal.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat vind ik een kinderachtige opmerking, want de wethouder weet heel goed dat dat niet het geval is. Wij proberen u te houden aan de afspraken die met de raad zijn gemaakt.

 

Wethouder GRASHOFF: Van de fractie Stadsbelangen heb ik in dezen zeker weinig steun te verwachten, want zij is tot nu toe altijd tegen geweest en dat zal zij ook wel blijven.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij waren tegen, omdat u een verkeerd proces volgde.

 

Wethouder GRASHOFF: Helemaal niet. U heeft het voorstel zelf en de inhoud van het beleid niet gesteund.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik kan de woorden van de wethouder niet rijmen met een zin uit de Zomernota. Op blz. 31 staat klip en klaar: "Medio februari 2002 kan evaluatie van de 1e fase en besluitvorming over de tweede fase plaatsvinden". Dat is dus nog in deze collegeperiode. Dat is een kernpunt.

 

Wethouder GRASHOFF: En dat heb ik bij dezen in mijn beantwoording aangepast. Ik denk dus dat ik u een eind tegemoet ben gekomen.

 

Ik kom nu op het tweede spreekwoord: Barbertje moet hangen. De kritiek die is geuit op de invoering van autoluw-plus grenst echt aan het absurde. Behalve wethouder, ben ik ook een ervaringsdeskundige. Mijn woning ligt aan de oostkant van de binnenstad en ik werk aan de westkant van de binnenstad. Ik kan twee routes kiezen om naar mijn werk te lopen, namelijk door de Choorstraat en het autoluw-plus gebied of via de Voldersgracht. Ik heb sinds 1 juli elke dag ten minste twee keer door dit gebied gelopen. Ik ben weinig op vakantie geweest; ik heb rustig op terrasjes gezeten en de zaak op mij laten inwerken.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Heeft u de route over de Markt wel eens geprobeerd, en wel de noordzijde?

 

Wethouder GRASHOFF: Zoals u weet, is de Markt geen autoluw-plus gebied. Op de noordzijde is alleen een stukje afgezet om de verkeerscirculatie daar te beperken. Dat effect treedt ook op. De feitelijke situatie in het autoluw-plus gebied is dat de verkeersdruk na 1 juli in de loop van de weken is afgenomen. Het parkeren in dat gebied is na 1 juli ook sterk afgenomen, want vanaf dat moment was parkeren ook illegaal. Na een korte waarschuwingsperiode werden ook flinke prenten uitgedeeld. Voor 1 juli was het gebied rond de Oude Kerk de meest populaire parkeerplek geworden. Na 1 juli komen wij daar echter nog zelden een geparkeerde auto tegen. Hetzelfde geldt voor de Hippolytusbuurt en voor Vrouw Juttenland, westzijde. Daarmee is de zaak er ook aanzienlijk beter uit gaan zien.

 

Een ander resultaat, dat misschien wat minder in the picture komt, is dat wij ook een parkeervergunningstelsel in het oostelijk deel van de binnenstad hebben ingevoerd. Hoewel er ook daar bij de bebording een aantal problemen zijn, is het positief effect in het oostelijk deel van de binnenstad duidelijk voelbaar. Moest je tot voor kort een halfuur rondrijden om überhaupt je auto kwijt te kunnen, als je nu naar de Paardenmarkt rijdt, kun je er direct parkeren. Er is een rustig beeld in de stad en in de tussentijd is behoorlijk veel gewenning opgetreden. Wij hebben er dan ook verstandig aan gedaan om de zaak per 1 juli in te voeren, voor zover dat mogelijk was. Natuurlijk wordt het allemaal veel beter als per 1 december het pollersysteem is ingevoerd. Daar waren wij het ook over eens.

 

Ik neem ook sterk afstand van uitspraken als "er zijn plannen door de strot geduwd". De heer Meuleman heeft dat gezegd. Hij heeft een heel slecht geheugen, want de raad heeft een plan vastgesteld met een uitgebreid participatietraject. Toen er vlak voor 1 juli een rechtszaak kwam om de zaak te dwarsbomen, heb ik voor de rechter gezamenlijk kunnen optrekken met de Kamer van koophandel, de Ondernemersfederatie Delft en de winkeliersvereniging De Klis om het autoluw-plus regime per 1 juli te kunnen invoeren. Over draagvlak gesproken! Ik heb al gezegd dat wij ook in de bezwaarprocedure extra gesprekken hebben gevoerd en daarbij zaken konden doen. Ik vind dat ik erg en soms zelfs te coulant ben in het meepraten, meedenken, enzovoorts. Ik heb het gevoel dat ik het daarmee voor mij niet makkelijker heb gemaakt in het proces.

 

De Olofsbuurt/Westerkwartier wordt ook wel genoemd als een slecht voorbeeld. Wij weten dat wij daar een valse start hebben gemaakt; dat heb ik ook zonder meer erkend. Wij hebben daarna de tijd genomen om het proces beter op te zetten, ook met de belangenvereniging Olofsbuurt/Westerkwartier. Wij hebben een aantal constructieve overleggen gehad in goede sfeer. Gisteravond is de laatste inloopavond geweest, voorafgaand aan de nieuwe invoeringsdatum van 1 oktober. De sfeer is uitermate verbeterd. Ik heb er na afloop een goed borreltje op kunnen drinken met het bestuur van de belangenvereniging. Ik heb de vereniging ook gecomplimenteerd voor haar constructieve bijdrage. Het plan is er ook beter van geworden.

 

Het derde spreekwoord is: holle vaten klinken het hardst. De hoofdprijs voor het holle vat van afgelopen dinsdag gaat met decibels voorsprong naar de heer Baljé van de fractie van de VVD. Stijl en vorm heeft hij prachtig overgenomen van de voormalige Socialistische Partij in deze raad, met dito weinig consistentie en inhoud, laat staat kwaliteit. Het is overigens geen felicitatie, mijnheer Baljé.

 

Ik ken de VVD in Delft als een bestuurspartij pur sang, maar ik heb het gevoel dat u uw partij in dezen geen eer aandoet. Ik heb het gevoel dat de fractie en in elk geval de voorzitter ervan het inzicht en de ervaring van hun voorgangers missen. Dat heeft misschien met de vele wisselingen in de fractie te maken. Ik hoop natuurlijk dat de VVD weer opkrabbelt en dezelfde kwaliteit kan gaan leveren als zij in het verleden deed.

 

Het kwartetspelletje was wel het sublieme toppunt. Ik heb een kwartet samengesteld van de vier grootste gotspes in de volgorde van kwaad tot erger. Dat begint met het afdoen van de sluisjes in de binnenstad, die ons net droge voeten hebben doen behouden, als 16e eeuwse techniek. Dat gaat verder met de rode fietspaden die zonder afstemming met de raad zouden zijn gekozen door het college. Ik maak de VVD erop attent dat zij onderdeel vormden van het Fietsactieplan dat door de raad is vastgesteld met instemming van de VVD. Vervolgens is dat de opmerking dat de autoluwe binnenstad zonder voldoende alternatieve parkeergelegenheid het inkomen van de middenstand onder druk zou zetten en dat het college de middenstand in de binnenstad om zeep zou helpen. Ik maak de VVD erop attent dat zij tot op heden, zelfs in eerste termijn, heeft gezegd dat zij de inhoud van het beleid steunt. De bedoelde opmerking suggereert echter dat de VVD de inhoud van het beleid niet steunt. En dat is je reinste kiezersbedrog. Of de VVD belazert een deel van haar achterban dat wel degelijk constructief meedenkt en meewerkt bij de autoluwe binnenstad, en dat zijn niet de minsten in haar gelederen. Of de VVD belazert of beledigt de rest van haar achterban. Ik vind dat dat niet kan. Tot slot is de opmerking over wethouder Grashoff die zijn plaats kent tussen de rommel in de gracht onder de gordel. Als de VVD ook maar een klein beetje lef heeft, zal zij deze kaart vervangen door een ander voordat zij dit spelletje op de markt brengt. Anders speelt zij een vies spelletje.

 

Verschillende sprekers hebben gerefereerd aan de afvalstoffenheffing. Wethouder Oosten heeft daarover al het een en ander gezegd. Vanavond is het overzicht van de afvalstoffenheffing uitgereikt, alsmede van de belangrijkste kostenposten bij de inzameling en verwerking van het afval. Als je dat overzicht over 1993-2000 bekijkt, dan zie je dat de afvalstoffenheffing per kg afval over die jaren heel beperkt is gestegen, veel minder dan op basis van de loon-prijsindex nodig zou zijn geweest en al helemaal veel minder dan nodig zou zijn geweest op basis van de verwerkingskosten van AVR. Als wij vanaf 1993 een consistent beleid zouden hebben gevoerd voor kostendekkende tarieven, dan zouden wij nu al een 30 tot 50% hogere afvalstoffenheffing hebben gehad. Er zit halverwege die zeven jaar een vreemde dip in; laten wij over het hoe en waarom daarvan nu niet al te veel discussiëren. Wij moeten echter constateren dat wij over die jaren niet alleen maar duurder het afval zijn gaan verwerken en niet hebben vergeten te letten op de bedrijfsvoering.

 

Mevrouw Vlekke heeft gevraagd naar de 8 miljoen euro voor de Koepoortgarage. Het klopt dat de laatste inzichten voor de Zuidpoortgarage een stuk gunstiger zijn. Wellicht komen wij tot een constructie waarin wij meer garages in één constellatie onderbrengen. Dat kan op dit moment voor de Koepoortgarage nog niet met zoveel woorden worden geconcludeerd. Wij zijn nu voluit bezig om samen met woningcorporatie Vestia en projectontwikkelaar Ceres na te gaan of wij bij de Koepoortgarage kunnen komen tot een constructie die de onrendabele investering van 8 miljoen euro drastisch terugbrengt, want dat zouden wij natuurlijk niet kunnen ophoesten. De vooruitzichten daarin zijn niet slecht.

 

 

 

Er is ook gesproken over de consequentie van het ontbreken van het VVP-plus. Ik vind het natuurlijk jammer dat wij geen enorme slag vooruit konden maken op het gebied van het mobiliteitsbeleid. Wat wij de afgelopen jaren hebben gedaan en nog steeds doen, past goed in het oude VVP. Uitzondering is wellicht het geïntensiveerde fietsbeleid, maar dat hebben wij afzonderlijk in de raad vastgesteld.

 

De heer Van Leeuwen vroeg nog naar de stand van zaken bij veld 9 in Zuidpoort. Dat loopt wel enige vertraging op, maar dat kan ik niet beïnvloeden. De vraag is ook of dat zo erg is. Wat in het vat zit, verzuurt niet. Vidomes is er ook goed mee bezig. Er is geen risico van het verlies van subsidie, want de regelingen zijn gewijzigd. Ik denk dan ook dat de woningbouwvereniging met een prima plan zal komen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Is daarbij ook een termijn te noemen?

 

Wethouder GRASHOFF: Nee, die indicatie kan ik niet geven. Ik heb geen gelegenheid gehad om dat na te vragen.

 

De motie van het CDA over veld 10 lijkt mij overbodig. Het plan voor de voortgang van veld 10, met daarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden en de wijze waarop wij met de ontwikkelaar en de bewoners aan de slag gaan, komt op 16 oktober in de raadscommissie duurzaamheid.

 

Ook bij de Schieoevers hebben wij een zekere vertraging opgelopen. Nog dit najaar zal de eerste kortetermijnslag voor verbetering van de verkeersafwikkeling en een aantal onderhoudsaspecten plaatsvinden, hetgeen in overleg gebeurt met de bedrijvenkring BKS. Dan hopen wij weer wat van de achterstand in te lopen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Is de bewegwijzering daarin ook opgenomen, zodat men het weet te vinden?

 

Wethouder GRASHOFF: Dat heb ik nu niet paraat. Ik doel echt op een fysieke slag in de zin van opstelstroken bij de verkeersregelinstallaties, bochtstralen en dergelijke. Ik zal navragen hoe het met de bewegwijzering staat.

 

De heer Bot vroeg nog naar de herstructurering van de Poptahof. Ook daarmee hadden wij veel sneller aan de slag willen gaan. Er is nu een heldere afspraak gemaakt met de woningbouwvereniging Delft Wonen, dat wij uiterlijk in januari het masterplan voor de ontwikkeling van Poptahof aan de commissie zullen voorleggen.

 

De heer Bot vroeg ook naar de vergroening van de afvalstoffenheffing. Ik ben druk bezig met de nota waarin een tweetal varianten worden vergeleken, namelijk het DIFTAR-systeem en een premiesysteem. Ik hoop daarmee uiterlijk in november in de commissie te kunnen komen.

 

De heer De Wit vroeg nog naar de Delftpendel. Hij diende ook een motie in waarin staat dat wij daarmee moeten ophouden. Wij delen zijn opvattingen niet. Het zou ook tegen de afspraak zijn die wij daarover hebben gemaakt. Er komt wel een voorstel voor enige bijstellingen en voor verbetering van de promotie. Dat mag in de loop van het najaar worden verwacht.

 

 

 

De heer Reuvers heeft mij weer herinnerd aan Lokale agenda 21. Ik ben het met hem eens, dat ik daaraan niet zoveel vorm kan geven. Ik blijf er wel bij dat wij met de Delftse aanpak meer bereiken dan heel veel steden die wel het etiket "Lokale agenda 21" op hun deur hebben. Ik hoop dit najaar nog te komen met een plan voor duurzame energievoorziening en duurzame energie-inkoop. Dat betreft groene stroom.

 

De heer Van den Doel merkte op dat er bij de woningbouw op verschillende punten vertraging is opgelopen. Ik vat dat maar op als een kwestie van ruimtelijke ordening. Hij heeft gelijk, maar er is ook een duidelijke reden voor. De reden is dat alle makkelijk te ontwikkelen locaties op zijn. Wij zitten nu nog met de moeilijke locaties. Er is ook goed nieuws. Zo is het Doelengebied op dit moment in uitvoering. Dan heb ik het niet alleen over de appartementen in het oude bibliotheekgebouw, maar ook over de nieuwbouw. Hij weet ook dat wij met het kerngebied in Zuidpoort aan de slag gaan. Verder is net de eerste paal geslagen voor de tweede fase van Koningsveld aan de Schie. Hij kent ook de voortgang in het Spoorzoneproject. Daarnaast zullen wij binnen zeer afzienbare tijd komen met een stedenbouwkundig plan voor het Van Dijk-Delftterrein, dat volgens de afspraak met Schipluiden per 2003 overgaat naar Delft. De bedoeling is dat daar vanaf 2003 500 woningen worden gebouwd. Meer kunnen wij binnen onze krappe grenzen niet doen.

 

De heer Van den Doel heeft het college om een eindspurt gevraagd. Ik meld hem dat wij op het gebied van Zuidpoort velden 9 en 10, Schieoevers, Van Dijk/Delft-terrein en energievoorziening nog de nodige voorstellen zullen indienen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Wil de wethouder nog ingaan op de motie over de Van Renswoudestraat? Hij deelde een eerste prijs uit, maar er ligt nog een motie van een hol vat en dat is motie XIII.

 

Wethouder GRASHOFF: Ik ben ingegaan op de motie van de heer De Wit, maar ik kan uiteraard geen uitspraak doen over een motie die het vertrouwen in mij aan de orde stelt. Dat is aan de raad.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U bent met een tirade begonnen en u gaf toe dat…

 

De VOORZITTER: U houdt nu een tweede termijn. U mag kort interrumperen met een vraag of een opmerking, maar niet met een betoog.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Mijnheer De Wit is er teleurgesteld over dat hij die eerste prijs niet gekregen heeft.

 

De VOORZITTER: Dat begrijp ik, maar hij is vanavond voorbijgestreefd!

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik ben niet teleurgesteld. De wethouder geeft toe dat er veel fouten zijn gemaakt, maar hij verwijt vervolgens de raad dat daarover opmerkingen worden gemaakt.

 

Wethouder GRASHOFF: De heer De Wit verdraait het nu weer. Ik heb helemaal niet toegegeven dat er heel veel fouten zijn gemaakt, dat is wat hij wil horen. Ik heb aangegeven dat er aan alles wat mooi en goed is, ook minder fraaie kanten zitten. Voor u het dan erg prettig als u daarvan gebruik kunt maken zodat u mij in een positie brengt waarin ik zou moeten toegeven dat er allerlei fouten zijn gemaakt. Dat is kletskoek!

 

De motie over de Van Renswoudestraat vind ik sympathiek. Er zit een opening in waarmee ik uit de voeten kan. Wij nemen echter nu geen besluit over de tweede fase. Met dat feit in het achterhoofd moeten wij naar de tijdelijke parkeerplaatsen kijken. Deze plekken zijn tot nu toe vastgelegd in een raadsbesluit dat tot stand is gekomen na uitvoerig overleg met vele partijen. De afspraken daarin over de tijdelijke compensatie van parkeerplekken zijn van groot belang. Ik vraag u met het oog hierop, de motie in te trekken. Ik zal het gevraagde in de motie bespreekbaar maken met de partijen waarmee wij contact hebben over het autoluw-proces en haar verder betrekken bij de besluitvorming over de tweede fase.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Over het sociale en onderwijsbeleid van dit college zijn waarderende woorden gesproken, waarvoor ik dank zeg. Bij de inhoudelijke opmerkingen over deze terreinen was er nog geen sprake van verkiezingskoorts, hetgeen mij de gelegenheid geeft, op een aantal thema’s inhoudelijk in te gaan. Ik begin met het integratiebeleid. De fractie van GroenLinks legde een sterke link tussen het belang van het herstructureringsproces en het integratiebeleid. Dit wordt ook aangegeven door de zelforganisaties in de stad. Ik ben het eens met de strekking van uw woorden en met de inbreng van deze zelforganisaties. Gelet op het tempo waarin het herstructureringsproces in Delft verloopt en de perspectieven voor de komende jaren, mogen onze verwachtingen niet al te hoog gespannen zijn. Wij moeten het van een aantal andere zaken hebben. Ik noem het in positie brengen van de zelforganisaties en de vertegenwoordigers daarvan. Verder moeten individuele personen in de stad de gelegenheid krijgen zich een maatschappelijke positie te verwerven. Dat is de kern van de integratienota. Het CDA suggereerde, een platform in te stellen en nog eens door te praten met de zelforganisaties. Eigenlijk zijn wij al een stap verder, omdat wij al met een dergelijk platform werken, de werkgroep migrantencommunicatie die vertegenwoordigers levert voor de panels voor werk- en inkomen en gehandicaptenbeleid. Ook wordt binnenkort een vertegenwoordiger geleverd voor de stuurgroep brede school. Door allochtone vertegenwoordigers in maatschappelijke sectoren een eigen positie te geven – zie ook het project Onbekend talent voor hoog opgeleide vluchtelingen – wordt hun positie versterkt. Op het ogenblik zijn wij in gesprek met de zelforganisaties over de uitwerking van het integratiebeleid. Dit levert aanvullende ideeën op over de instelling van spreekuren over regelingen op het terrein van werk en inkomen en zorg. Deze spreekuren gaan binnenkort van start. Verder worden voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over bijvoorbeeld de voorschool voor allochtone moeders. Ik ben bereid om hierover regelmatig bij te praten via de commissie WZO.

 

Het resultaat telt. Ik wijs op het grote punt van overeenstemming tussen de heer Baljé en ondergetekende. De voorschool is een project dat nog maar kort van start is. De vraag of het goed gaat met de inburgering en de voorscholen is terecht. Lokaal wordt hieraan gewerkt in de sfeer van het prestatieboek, de kwartaalrapportages WZ en het resultaatverbeterplan voor de educatie. Er moet echter nog veel gebeuren. Wij zijn inmiddels gewend aan termen als ‘monitoring’en ‘evaluatie’, maar de vraag rijst: wat doen wij met de gegevens die wij daarmee verzamelen? Zijn er beleidscycli? Ik wijs erop dat het toch moeilijk is om die informatie te verkrijgen. Hierbij kijk ik naar de aansluitingsproblematiek tussen allerlei klantvolgsystemen van de gemeente, de arbeidsvoorziening/centrum voor werk en inkomen, het ROC Mondriaan, enz. Al deze instanties werken met eigen systemen. Hiervoor moeten oplossingen worden gevonden, wil op resultaat kunnen worden gestuurd. Het klant-tevredenheidsonderzoek is hierbij ook een wezenlijk element in de verdere ontwikkeling van het cluster publiekszaken.

 

Dit alles vormt een omvangrijk pakket van zaken dat wij de komende jaren een plek moeten geven binnen en buiten de gemeentelijke organisaties. Een volgende raad zal moeten nadenken over de vraag in welke mate nieuw beleid moet worden gemaakt dat is toespitst op de verbetering van dat soort processen.

 

Er zijn opmerkingen gemaakt over het interactieve beleid. Bij de VVD-fractie en Stadsbelangen bestaat de neiging, dit met een brede zwaai in de vuilnisbak te deponeren onder het motto ‘wijkaanpak’ en ‘binnenstadsaanpak’ en dat is het dan wel. De twee interactieve processen in de wijkaanpak en in de binnenstad zijn gecompliceerde processen. Het is belangrijk als samen met de gemeenteraad goed gekeken wordt naar het verloop daarvan. Er is veel tijd, geld en energie in gestoken.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat was twee jaar geleden al de benadering van de VVD. Ik maak geen bezwaar tegen de woorden van de wethouder, maar ik maak er wel bezwaar tegen dat hij nu vaststelt dat de VVD alle processen van interactieve beleidsvorming met een zwaai in de vuilnisbak wil gooien.

 

Wethouder RENSEN: Dat is de spanning die ik zie tussen de gebruikelijke inbreng van de VVD-fractie en die bij de behandeling van de Zomernota nu.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat is hoogstens, zoals de heer Torenstra aangaf, het verschil tussen het floret en de botte bijl.

 

Wethouder RENSEN: Er is een waslijst van interactieve processen geweest die alle geleid hebben tot interessante beleidsproducten waarvan inmiddels veel is gerealiseerd. Mevrouw Lourens ging in op de inhoud van de interactieve processen. Ze zei: het procesontwerp van een interactief proces in de raad moet vooraf met elkaar worden besproken. Deze lijn is in de nota Bestuur II opgenomen en in o.a. het raadsprogramma uitgewerkt. Na de Zomernota wordt een nieuw raadsprogramma opgesteld waarin per thema interactief werken wordt aangegeven. Hier horen startnotities bij die wij moeten kunnen beoordelen op basis van een handleiding interactieve processen die als een toetsinstrument kan worden gebruikt. Hierin zal ook aandacht worden geschonken aan uw eerdere vragen over de bestuursstijlen.

 

De heer Bot vestigde de aandacht op de Elzinga-discussie: is de raad er voor de controle of voor de politieke agenda en hoofdlijnen? Een nieuwe raad moet zich ook van deze spanning bewust zijn. Daarvoor moet een goed trainingsprogramma worden ontwikkeld. Men dient een zekere zelfbeheersing te ontwikkelen, waardoor men noch in de ene, noch in de andere rol schiet. De commissievoorzitters moeten in een volgende periode goed in positie worden gehouden. Zij zijn de bewakers van die zelfbeheersing en selectiviteit die wij in de commissie proberen te bewerkstelligen. STIP stelde de bijna rituele vraag over de tweemaal 100.000 gulden bestuurlijke vernieuwing. In de beantwoording van de technische vragen hebt u kunnen lezen waar dat geld aan besteed wordt. U ziet ook dat daar een aantal keer PM-posten zijn opgevoerd in verband met het dualistische stelsel. Dit geld zal dus hard nodig zijn.

 

De heer REUVERS (STIP): Het is duidelijk dat 14.000 gulden is ingevuld. Resteert 86.000 gulden, waarvoor ik nog geen concrete invulling zie.

 

 

 

 

Wethouder RENSEN: Dit wordt een technisch verhaal. Vindt u het goed als ik dit apart met u doorneem? Ik stap over naar het sociale beleid en ik begin met de kerstpakketten van de VVD. Ik peins er niet over, mijn kerstpakket aan een minder bedeelde uit te reiken. Die tijd hebben wij, naar ik hoop, in het sociale beleid gehad. Wel voel ik voor de suggestie van de fractie van Leefbaar Delft om die kerstpakketten beschikbaar te stellen aan kinderen in de kinderopvang opdat zij uit eigen waarneming kunnen leren wat een vreselijke milieubelasting daaruit voortvloeit! De fractie van het CDA vindt 500 klanten minder in de bijstand een mooi resultaat. 500 klanten minder in fase IV en uit de bijstand is eigenlijk mooier en een echte uitdaging. Recent is een bestandsanalyse verschenen over het bestand fase IV. Dit is een opmerkelijk document omdat het ons feitelijk materiaal in handen geeft om de landelijke tendens te weerspreken om die fase IV-groep af te schrijven onder het motto “daar kunnen wij niets meer mee”. Het blijkt dat er veel kan met dit bestand. Er is sprake van autonome doorstroming. Verder is het mogelijk om naar gesubsidieerde arbeid door te stromen. Verder hebben wij te maken met specifieke doelgroepen als alleenstaande ouders en oud-komers met een taalprobleem. Mijn beleid is om die groep niet af te schrijven en zoveel mogelijk instrumentarium te ontwikkelen om ze tegemoet te komen. Ik bind mij nog niet op een vermindering met 500 personen in fase IV, maar ik wil nadenken over een mooie taakstelling voor het prestatieboek.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dank u voor uw toezegging.

 

Wethouder RENSEN: De heer Van den Doel sprak over armoede en in het bijzonder over situaties van huishoudens die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen. De door ons verzamelde gegevens wijzen op een daling van de groep mensen die in Delft op dat niveau verkeert. De gemeente wacht tot het Rijk het gehele inkomensgebouw aan de onderkant goed ter hand neemt, zodat de uitkering een voldoende basis wordt voor het vervullen van de structurele levensbehoefte. Tegelijkertijd wordt een redelijke afstand gecreëerd tussen huishoudens in de uitkeringssituatie en mensen die werk vinden. Verder wijs ik op de situatie van gezinnen met kinderen. Hiervoor zijn mogelijkheden op het gebied van de bijkomende studiekostenregeling, de mogelijkheid om voor de voorschool bijzondere bijstand te krijgen en het sportfonds. Verder is een voorstel onderweg over computers en de bijstand, waarin specifiek voor de groep van 12 tot 15-jarigen voorstellen worden gedaan.

 

De VVD vroeg naar de risico’s bij de kinderopvang. Bij de regeling kinderopvang alleenstaande ouders krijgt de gemeente onvoldoende plaatssubsidies voor specifieke doelgroepen toegewezen. Verder zijn de subsidies lager dan de kosten die door de kinderopvanginstellingen in rekening worden gebracht. Wij koersten af op een stevig tekort, maar dat gevaar is bezworen omdat, door verschuiving van ruimtes en plaatsen, een sluitend beeld is ontstaan voor 2001. STIP vroeg naar de relatie tussen de Delft-pas en de jongeren. Uit het antwoord op de technische vragen mag blijken dat op dat vlak het nodige gebeurt, ook al omdat wij zien dat de Delft-pas niet aanslaat.

 

De VVD merkte ten aanzien van het onderwijsbeleid op dat er geen flankerend beleid scholen en bibliotheken is. Dat is niet waar. Er is sprake van veel schoolbibliotheekwerk waar een flink bedrag in omgaat. Het Grotius Lyceum is samen met de bibliotheek bezig aan een interessant project, waarover u binnenkort meer verneemt. De heer Clason had gelijk toen hij opmerkte dat de hardware niet voor educatie moet uitgaan in de ICT-investeringen. Dit is overigens ook niet het geval.

 

Als hij het diaplan erbij neemt, ziet hij dat de hardware, de software, de training van docenten en de ontwikkeling van de educatie gelijk met elkaar moeten opgaan. De persoonlijke problemen van vluchtelingen en de uitvalproblematiek worden opgepakt in het resultaat verbeteringplan. De heer Van den Doel vroeg naar monitoring in het onderwijsbeleidsplan. Dit is daar een kernpunt van. Ook hebben wij daarop een relatie gebaseerd tussen de subsidieverlening vanuit de gemeente en de gegevens die wij in de monitoring vinden. STIP maakte nog een opmerking over de relatie tussen de brede school en werkdruk van docenten. Wij hebben een organisatievorm gekozen die daar in hoge mate aan tegemoetkomt. De brede school heeft een eigen organisatieapparaat waardoor die werkdruk niet ontstaat. De brede school mag niet los worden gezien van het jongerenprogramma. Wel moet het op verstandige wijze daarop worden afgestemd.

 

Het CDA vroeg naar het zorgabonnemet uit het EZH-project ouderen, informatie en zorg. Enige tijd geleden heb ik een gesprek gevoerd met de projectindieners waarbij ik aangaf dat ze aan de slag kunnen met de eerste fase, het onderzoekstraject. Hiervoor kan het geld ter beschikking worden gesteld, mits een onderzoeksopzet wordt verschaft. Daarop wachten wij. STIP en CDA vroegen naar het onderzoek over de situatie van zwerfjongeren. Dit staat ongelukkig in de Zomernota geformuleerd. Dit onderzoek heeft al plaatsgevonden en wij hebben een inschatting gemaakt van aantallen zwerfjongeren en volwassen dak- en thuislozen. Met “onderzoek” wordt in de Zomernota bedoeld de voorbereiding voor de aanpak.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Een aantal fracties heeft over de A4 gesproken, maar geen der wethouders is hierop ingegaan.

 

De VOORZITTER: Volgens mij hebben wij daar volgende week een hele avond voor.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat is natuurlijk onzin. De heer Meuleman heeft expliciet gevraagd om beantwoording van bepaalde vragen voor de behandeling van aanstaande dinsdag. U moet dan op zijn minst motiveren waarom u er nu niet op ingaat.

 

De VOORZITTER: Zo nodig komen wij daar straks op terug. Het woord is aan wethouder Mahler.

 

Wethouder MAHLER: Voorzitter. Er zijn vragen over de invulling van de Stadshal gesteld. Met de gebruiker van het gebouw zijn afspraken gemaakt over een gebruikersovereenkomst. De commissie CKE kan een voorstel omtrent de inhoudelijke vormgeving van het gebouw in november tegemoet zien. Er zijn opmerkingen gemaakt over het jongerenbeleid. Ik spreek nu niet over het kaartje uit het VVD-kwartet waarop een foto staat van de waterplas in het Delftse Hout zonder dat het jongereneiland erop staat, dat er echter wel degelijk ligt. Ook zijn opmerkingen gemaakt over de studenten- en jongerenhuisvesting en STIP refereerde aan het actieprogramma 2001. Collega Rensen heeft hierover al iets gezegd. De opbouw van het actieprogramma is er uitdrukkelijk op gericht dat alle jongerendoelgroepen aan de orde komen. Daarom is het actieprogramma thematisch georganiseerd, waarin iedere doelgroep apart wordt benaderd. Dit betekent dat er integratie van beleid plaatsvindt maar geen integratie van benadering van de verschillende doelgroepen. Jongerenbeleid blijft jongerenbeleid, teenerbeleid blijft teenerbeleid en jeugdbeleid blijft jeugdbeleid. De heer Torenstra sprak al over de totstandkoming van de BWD en over het experiment slaagkans jongerenhuisvesting. Ook ging hij in op de Nota knopen in de wijken.

 

 

De PvdA gaf een resumé van de besluiten die in de vorige raad over het bibliotheekbeleid zijn genomen. Het kwam erop neer dat in een tijdsspanne van tien jaar drie gemeenteraden vragen hebben kunnen opwerpen over de houdbaarheid van het plan. Het college is het hiermee eens. Tevens realiseert dit college zich goed dat de verkiezingen naderen. Juist daarom kwalificeer ik de moties die door de drie grootste oppositiepartijen ingediend zijn als goedkope verkiezingsstunts.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Verleden jaar hebben wij dit punt ook al aan de orde gesteld. Het gaat dus niet om de verkiezingen. Het is een herhaald verzoek om de kwestie aan de orde te stellen.

 

Wethouder MAHLER: Dat leidde verleden jaar niet tot drie concrete moties waarin het college gevraagd werd, de bibliotheken open te houden.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik wijs erop dat Stadsbelangen van meet af aan tegen sluiting van de filialen is geweest. Ook de fractie van STIP met haar wethouder zijn akkoord gegaan met sluiting van de filialen. Als u nu zegt dat u dit in het licht van de komende verkiezingen wil heroverwegen, vraag ik mij af wie er nu met een verkiezingsstunt bezig.

 

Wethouder MAHLER: Wij worden geconfronteerd met drie moties van gelijke strekking waarin gevraagd wordt om herziening van een plan dat eerder door de raad is goedgekeurd. Het pijnlijke is dat in de moties om 1,3 mln gulden wordt gevraagd. De indieners weten verdraaid goed dat geen enkele vorm van dekking is aangegeven. Het lijkt er ook op dat, behalve de VVD, iedereen vergeten is wat wij in het kader van het voorstel voor een verkleinde bezuiniging op de bibliotheken bedoelden. Ik doel hier op een rechtvaardige verdeling van het bibliotheekwerk over de hele stad, de ontwikkeling van servicepunten, compensatie van vloeroppervlak van de wijkfilialen in de centrale vestiging, een versterking van de centrale vestiging en vestiging van de centrale bibliotheek op het cultuurplein. Zonder bibliotheek daar is het de titel van cultuurplein niet waardig.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Daarom komen wij nu pas met een dergelijke motie. Al die tijd hebben wij het college de gelegenheid gegeven om het flankerend beleid uit te voeren. Het was geen schoolbibliotheek, het ging om een uitbreiding daarvan met een wisselbibliotheek, servicepunten en dergelijke. Dat haalt u nu niet meer en moeten wij dus ingrijpen. Vandaar deze uitgebreide motie.

 

Wethouder MAHLER: In het pakket van maatregelen dat was voorgesteld zat ook uitbreiding van het school- en ouderenbibliotheekwerk. U weet, dat dit alles in een dergelijke termijn niet haalbaar is. Ik kan u wel vertellen dat aan de afzonderlijke punten wordt gewerkt. Eventuele bijsturing van het bibliotheekbeleid kan het best worden overgelaten aan een nieuwe raad die daarvoor de financiële dekking kan vinden. De nieuwe raad heeft daar dan ook de tijd voor. Tijdens deze begrotingsbehandeling is opgemerkt dat realisatie van het bibliotheekplan, verhuizing van de centrale en sluiting van de kleine vestigingen niet voor het midden van 2005 aan de orde is.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is officieel niet waar, u hebt maar geld tot 2003.

 

 

 

 

Wethouder MAHLER: Wij hebben geld om de kleine vestigingen tot 2003 open te houden, maar er zal sowieso een oplossing moeten worden gevonden om die andere twee jaar te overbruggen. Wij hebben namelijk de afspraak gemaakt dat wij het een niet doen voordat het andere is geregeld. De nieuwe raad heeft de gelegenheid om iedere vorm van discussie te voeren over het staand beleid en om daaraan zo nodig bijsturing te geven. Het is niet aan ons om daarbij nu in te grijpen, zeker niet als er voorstellen komen zonder een dekkingsplan. Dit alles is voor het college reden om de aanneming van de moties M-I, M-V en M-X ten zeerste te ontraden.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter…

 

De VOORZITTER: Wethouder Mahler heeft het collegestandpunt duidelijk uitgelegd. Daarover moet nu niet bij interruptie worden gedebatteerd. Het is beter om dat in tweede termijn te doen, want het punt is belangrijk genoeg. De wethouder zet zijn betoog voort.

 

Wethouder MAHLER: Voorzitter. Ook over de amateurkunst hebben diverse fracties opmerkingen gemaakt. Ik begrijp dat, omdat het beleid op dit gebied lang op zich laat wachten. De complexiteit van het amateurkunstveld en de zeer langdurige onderbezetting op de afdeling cultuur zijn daar mede debet aan. Ik kan u met enige blijdschap meedelen dat de nieuwe AK-nota bijna gereed is om af te meren. Dat zal in oktober of november gebeuren in de commissiekamer van dit stadhuis.

 

In het collegeprogramma, waarmee wij de afgelopen drieëneenhalf jaar hebben gewerkt, staat dat de ruimteproblematiek in de amateurkunstwereld moet worden opgelost. Aan die opvatting is bij ons niets veranderd, maar wel aan de manier waarop dat moet gebeuren. In het veelvuldige overleg met de verschillende amateurkunstinstellingen in deze stad -- zij waren daar allemaal via hun koepelorganisatie of individueel vertegenwoordigd -- bleek dat het heel lastig is om een juist beeld te krijgen van de ruimteproblematiek in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Daarin blijkt namelijk nogal wat verschil te zitten. In de nieuwe nota treft u aan wat volgens ons de beste weg is om de problematiek in kaart te brengen en ook op te lossen. Motie M-II van de VVD komt wat ons betreft net iets te vroeg. Ondanks het feit dat de strekking van de motie op mijn sympathie kan rekenen, vind ik het in dit stadium niet verstandig om een enkel pand onder de loep te nemen als oplossing voor een probleem waarvan aard en omvang nog niet exact in kaart zijn gebracht. Wij verzoeken de VVD om nog heel even geduld te hebben in afwachting van de AK-nota en de motie op dit moment in te trekken.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Mag ik er wel op rekenen dat u de motie betrekt bij uw afwegingen?

 

Wethouder MAHLER: Op dit moment of dan?

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): U bent bezig met de beleidsontwikkeling en u vindt de motie te vroeg. Maar als wij die nu niet indienen, zijn wij te laat. Dan heeft u namelijk al beslist, of de een of andere leuke variant uitgewerkt. Wordt het door Lidl verlaten pand ook meegenomen in het onderzoek, of niet?

 

Wethouder MAHLER: Het pand van Lidl komt niet voor in de nota die u nog krijgt, maar dat heeft te maken met de wijze waarop dat stuk in elkaar zit. Dat kan ik nu niet in twee minuten uitleggen.

 

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan onderzoekt u het maar apart.

 

Wethouder MAHLER: Het onderzoek naar het pand van Lidl komt niet voor in de nota en kan daar ook niet in terechtkomen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): U doet er dus niets mee. Dan handhaven wij onze motie.

 

Wethouder MAHLER: Dat is duidelijk. Nogmaals, wij zullen de nota over amateurkunst volgende maand behandelen. Omdat wij daarin voorstellen doen voor oplossing van de problematiek, verzoeken wij de VVD om de motie in te trekken.

 

Het ICT-beleid is de afgelopen weken op verschillende plekken onderwerp van discussie geweest. Daarbij bleek al dat het heel lastig is om sommigen inzicht te verschaffen in de ontwikkelingen op dit gebied. In de discussie leidt dat tot herhaling van zetten en stagnatie, ook afgelopen dinsdag. Het waren echter dezelfde fracties die vonden dat het college zevenmijlslaarzen moest aantrekken om het digitale woud te overwinnen. Ik herhaal dat dit slechts leidt tot vernietiging van dit fraaie woud, waarin juist nog veel nieuwe soorten zijn te ontdekken. Vernietiging van dat woud brengt ons geen stap dichter bij het gewenste vooroplopen in de digitale dienstverlening van Delft Kennisstad, maar alleen maar verder daar vandaan. Ik verzoek de betrokken fracties dan ook om het oorspronkelijke KIS-plan uit 1997 nog eens uit de kast te halen. Dan kunnen zij zich ervan vergewissen dat zij in een proces zijn gestapt dat een termijn kent van acht jaar. Die termijn is toen door de raad vastgesteld en daar houden wij ons keurig aan. Als het doorgaat zoals wij nu bezig zijn, gaan wij die ook halen en misschien zelfs ruimschoots. Wij liggen met KIS dus op koers. Er ligt ook nog een behouden vaart in het verschiet als wij weloverwogen en gedegen te werk gaan.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wij liggen niet op koers. Wij zijn nu vier jaar verder en nu zou de stap naar buiten moeten worden genomen. Wij komen dat helemaal niet tegen. Wij lezen wel iets over wappen in Delft, maar er zijn essentiëlere zaken met KIS te doen.

 

Wethouder MAHLER: Dat is precies de reden waarom ik zei dat men KIS nog eens moet bekijken. Als de heer Van Leeuwen dat doet, dan zal hij zien dat de volgende vier jaar worden gebruikt om de stap naar buiten te kunnen maken. Wij zetten niet eerst die stap om vervolgens te bekijken wat wij in de wijde wereld gaan doen. Wij doen dat graag andersom.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Kent u nog de suggesties van de rekenkamer? Misschien moet u die ook even lezen.

 

Wethouder MAHLER: Daaraan hebben wij in de stukken over KIS uitgebreid aandacht besteed. Daaruit wordt duidelijk welke stukken de raad nog krijgt en hoe de raad een en ander in de toekomst bestuurlijk kan monitoren. Als u dat niet genoeg vindt, had u dat vorige week moeten zeggen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Het grappige is dat het CDA onlangs bij de behandeling van de KIS-stukken bij monde van de heer Van Tongeren buitengewoon kritisch was over het geringe ambitieniveau, maar met geen woord inging op de relatie met het rekenkameronderzoek. Dat heeft mij buitengewoon verbaasd.

 

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Dat veronderstelden wij als bekend.

 

Wethouder MAHLER: Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De VVD heeft vanavond een eerste prijs uitgereikt gekregen op basis van een bekend spreekwoord. Ik wil de CDA-fractie, mede naar aanleiding van haar opmerkingen over ICT, bij een ander spreekwoord de hoofdprijs toekennen. Dat is een spreekwoord uit de schatgraverij, waarbij de heer Grashoff zich met "Duik Delft Schoon" in de blubber heeft gewerkt en waarbij ik niemand van de CDA-fractie mocht waarnemen. Het spreekwoord luidt: hoe leger de kist, hoe groter de teleurstelling. En de CDA-fractie heeft bij deze algemene beschouwingen absoluut de eerste prijs verdiend voor het indienen van lege kisten. Zij heeft veel dingen genoemd, zonder dat er enige dekking uit de bijbehorende schatkist bij zat. Ik noem dan de motie over de bibliotheek zonder dekking. Ik noem ook de opmerking over het ontbreken van voldoende tienerwerk zonder dat enige evaluatie van de nota "Knopen in de wijk" plaatsvond en zonder dat geld wordt gezocht om wat meer te doen. Ik noem verder het voorstel over breedbandinfrastructuur, waarbij wordt gezegd dat er geen vertrouwen is in de financiële haalbaarheid van het plan maar ook wordt geconstateerd dat in omliggende steden diverse van dit soort maatschappijen kapot gaan. In de commissie CKE is ook een plan voorgelegd om via een gedegen voorstel in samenwerking met veel verschillende partijen te komen tot breedbandinfrastructuur in Delft inclusief een fatsoenlijke financiering. Als extra informatie heb ik nog een link gegeven naar het rapport "Slim graafwerk" van de commissie-Andriessen, dat daar perfect op aansloot. Ik heb niet de indruk dat de CDA-fractie zich de moeite heeft getroost om dit nader te onderzoeken.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ik vind dat soort aantijgingen niet terecht. Het is toch te zot om op deze manier de zaak even neer te zetten. Wij zijn in de commissie heel kritisch geweest en ik herhaal dat bij de terugblik op dit college. Simpel gezegd: de CDA-fractie heeft geen vertrouwen in het ICT-beleid van deze wethouder.

 

Wethouder OOSTEN: Kennelijk heeft u ook heel slecht geluisterd in die commissie, want de conclusies waren glashelder. Uiteindelijk is dat voorstel ook commissiebreed aanvaard.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Het KIS-voorstel hebben wij niet geaccordeerd. Wij waren het daar niet mee eens.

 

De VOORZITTER: Wij belanden nu op het niveau van "welles-nietes". Overigens heeft het college nog een reactie te geven op de motie over de recycling van luiers.

 

Wethouder GRASHOFF: Inderdaad. Op de vraag over de A4 kom ik in tweede termijn nog terug.

 

Het college kan motie M-VII over de recycling van luiers van harte overnemen, want dat is een goed initiatief. Hiermee kan een flink deel van de afvalberg op een betere manier worden behandeld.

 

De VOORZITTER: De raadsleden krijgen van ons een overzicht van de ingediende moties met daarop een samenvatting van het collegestandpunt. Op dat overzicht staat overigens een foutje, namelijk bij motie M-VI. In de lijst staat "ontraden", terwijl de wethouder een toezegging heeft gedaan en aan de hand daarvan heeft verzocht om de motie in te trekken. Ik neem aan dat er behoefte is aan een schorsing.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Wij hebben wel een halfuurtje nodig.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik verwacht zeker drie kwartier nodig te hebben.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Voorzitter. Kan het college de schorsing gebruiken om ons ook een prijs te geven?

 

De VOORZITTER: Nee, wij hebben ook niet van iedereen een cadeautje gehad en wij maken er geen potje van.

 

De vergadering wordt van 19.40 uur tot 20.17 uur geschorst.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Het is boeiend om na drieëneenhalf jaar in het kader van de behandeling van de Zomernota het collegeprogramma nog eens door te bladeren, zeker na de eerste termijn van de raad en het antwoord van het college daarop. Achteraf is het duidelijk dat hoofdstuk 1 mogelijk door de collegeleden en de coalitiepartijen gezamenlijk is geschreven, maar het is daarna te weinig door hen opengeslagen. De portefeuillehouders zijn begonnen met de uitvoering van de plannen die in hun eigen hoofdstukken uit het collegeprogramma zijn neergelegd, maar hoofdstuk 1 is eigenlijk vergeten. Dat verklaart een hoop.

 

Ik geef een paar citaten uit dat eerste hoofdstuk over "Bestuur en samenleving". Ik begin met de vierde zin: "Met dit collegeprogramma hebben wij ambitieuze doelstellingen neergelegd zowel naar inhoud als naar werkwijze en aanpak. Om deze doelen in hun onderlinge samenhang te bereiken is een zorgvuldige procesbenadering nodig". Een eindje verderop staat: "Het college realiseert zich dat goede participatie duidelijkheid vereist over het te doorlopen proces in tijd, tussenstappen, te realiseren product en te besteden middelen. Door een overzichtelijk proces, relatief korte doorlooptijd en het juist managen van verwachtingen kunnen wij teleurstellingen voorkomen".

 

Het zijn precies deze voorwaarden die, hoewel door het college in de eerste zinnen van het collegeprogramma onderscheiden en benoemd, de achilleshiel zijn geworden van onderdelen van het collegebeleid. Het ontbreken van een zorgvuldige procesbenadering en van het juist managen van verwachtingen op basis van een helder beeld van welke meetbare effecten je als bestuur beoogt, maakt dat het fundament voor die onderdelen ontbreekt. Sprekende voorbeelden daarvan zijn en blijven, ondanks de argumenten en opsommingen van wat er allemaal al geregeld is, de wijkaanpak en het autoluw beleid. In mindere mate geldt dat voor Delft Kennisstad en nog wat zaken. Uiteindelijk is alles dat een dergelijk fundament ontbeert, gedoemd in de modder weg te zakken, zeker als je er teveel bovenop stapelt.

 

In dit verband maak ik nog een opmerking over Delft Kennisstad in de richting van wethouder Oosten. De portefeuillehouder heeft in zijn eerste termijn veel feiten ter ondersteuning van Delft Kennisstad naar voren gebracht. Dat schept een ander beeld van Delft Kennisstad. Dat leidt bij ons tot het advies aan de wethouder om minder bescheiden te zijn. Ten behoeve van het draagvlak in de stad moet hij meer van de successen laten horen.

 

Ik zei al dat er teveel bovenop is gestapeld. Natuurlijk zijn er de afgelopen jaren goede dingen gebeurd. Natuurlijk zijn er wel degelijk verbeteringen aangebracht.

 

 

Maar laten wij niet vergeten dat veel van die dingen geen zaken zijn waarop de PvdA, GroenLinks of welke coalitiepartij dan ook het alleenrecht kan of mag hebben. Zuidpoort had ook heel best tot een goede invulling kunnen komen in een ietwat andere collegesamenstelling. Iets vergelijkbaars geldt voor de wijkaanpak, de autoluwe binnenstad, enzovoorts.

 

Wethouder GRASHOFF: Maar heb ik dan het tegendeel beweerd?

 

De heer BALJÉ (VVD): Dan zijn wij het eens.

 

Wethouder TORENSTRA: Wij zijn het niet eens. Ik denk namelijk dat dit bij de wijkaanpak anders ligt. Ik durf te beweren dat de vorige portefeuillehouder wijkzaken twee periodes lang het woord "wijkaanpak" lastig uit zijn keel kreeg. Het beste buurthuis was volgens hem een gesloten buurthuis. En hij fietste er ook niet naartoe. Dat houd ik staande.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik had het over het beleid in deze periode. Daar hebben wij het nu over en over niets anders.

 

Wethouder TORENSTRA: Met uw benadering van de wijkaanpak in de commissie had dat misschien wel gekund, maar het lukt nooit op de manier waarop u deze week aan het hakken bent geweest.

 

De heer BALJÉ (VVD): Daar kom ik nog op.

 

Wat wel expliciet aan dit college mag worden toegerekend, is het zelf negeren van de eigen fundamenten voor onderdelen van het collegebeleid. Laten wij wel wezen: de VVD-fractie heeft het college herhaaldelijk tot vermoeiens toe gewezen op het negeren van die fundamenten en gewaarschuwd voor de gevolgen. Je kunt er willekeurig welke Handelingen van de raad op naslaan. Ik noem de discussies over de wijkaanpak toen het ging om vragen als "wat beoogt u nu eigenlijk, hoe zit de organisatie in elkaar, wie is verantwoordelijk, hoe garandeert u structureel kwalitatief effect, hoe gaat u de verwachtingen managen". Ik noem de discussies over de interactieve beleidsvorming toen het ging om vragen betreffende representativiteit, procesgang, te realiseren product en de rol die de raad als volksvertegenwoordiging daarin moet spelen. Ik noem de discussies over autoluw toen het ging om procesgang, de tussenstappen, het juist managen van verwachtingen via bijvoorbeeld goede communicatie.

 

De VVD-fractie heeft de afgelopen jaren op constructieve wijze getracht het college te steunen waar het kon en bij te sturen waar zij vond dat het nodig was. Wij zullen die constructieve houding blijven innemen. Het gekke is dat wij nu met onze steun om de oren worden geslagen door de PvdA-fractie, die ons bijna verwijt dat wij akkoord zijn gegaan met de plannen voor Zuidpoort. Vergeet niet dat de VVD-fractie hierin een belangrijke rol heeft gespeeld, zowel aan de basis in een vorig college als met suggesties tijdens deze periode.

 

Het wordt nog gekker als dit college zich nu ineens aangevallen voelt als wij een halfjaar voor de verkiezingen terecht opnieuw vaststellen dat de fundamenten voor kwaliteitsbeleid met een structureel effect worden genegeerd.

 

 

 

Wij stellen vast dat wij veel op elkaar hebben gestapeld, maar op een aantal fronten dreigen weg te zakken in een moeras van te weinig aanwijsbare structurele langetermijneffectiviteit van onderdelen van het collegebeleid. Wij zijn dus bezig met het bouwen van luchtkastelen en kaartenhuizen. Iedereen in dit huis en daarbuiten weet dat de VVD-fractie van meet af aan dit verhaal heeft gehouden. Van meet af aan hebben wij gewaarschuwd en suggesties voor verbeteringen gedaan. Die suggesties zijn ook van meet af aan op het arrogante af door dit college genegeerd.

 

Wethouder RENSEN: De heer Baljé kan het college toch moeilijk verwijten dat het kaartenhuizen bouwt na uitreiking van het geschenk.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat is een aardige suggestie.

 

Als er maar een meerderheid was van 19 tegen 18, waarom zou je dan nog luisteren naar de oppositie? Er was maar een conclusie: boontje komt om zijn loontje en wie te grote stappen neemt, komt vanzelf in een spagaat terecht. De meest pijnlijke spagaat voor een stadsbestuur is wel die tussen snel succes en kwaliteit op langere termijn. Het is terecht dat niet alleen de VVD en andere oppositiepartijen hierop de vinger leggen, maar dat ook de coalitie hier in een aantal gevallen aandacht aan heeft besteed. De burger laat zich tenslotte niet beduvelen en zal het bestuur -- en dat zijn wij met ons allen -- afrekenen op het bewezen resultaat. Toch gloort er licht aan het eind van de tunnel.

 

Wethouder MAHLER: Tegen mij zei u nog dat er zo weinig nieuw beleid was gemaakt.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat ook. Maar het gaat ons vooral om het gebrek aan kwaliteit in een aantal onderdelen ervan.

 

Wethouder OOSTEN: Ik voel mij nu ook weer aangesproken, mijnheer Baljé.

 

De heer BALJÉ (VVD): Er gloort toch licht aan het eind van de tunnel. De PvdA-fractie verzocht in eerste termijn om de wijkaanpak te versterken met intensievere communicatie, extra aandacht voor wijkeconomie, veiligheid en effectrapportages. Daardoor waren wij aangenaam verrast. Daaruit blijkt dat deze fractie goed heeft geluisterd.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Wij zitten niet altijd ja te knikken.

 

De heer BALJÉ (VVD): In dit geval deed u dat in onze richting en daar zijn wij blij mee. Er bleek dat de PvdA-fractie goed heeft geluisterd naar de VVD en het spreekwoordelijke leerproces aan het doormaken is. Het zijn precies zaken die de VVD-fractie al die jaren onder de aandacht heeft gebracht. Wij zijn dan ook blij met de weerklank. Wij zien ook goede mogelijkheden voor de door de PvdA en de VVD gewenste uitbouw en verankering van de wijkaanpak in onze stad. Ook het doorpakprogramma dat de wethouder net heeft genoemd, komt grotendeels aan de wens van de VVD-fractie tegemoet

 

De heer DEN BOEF (PvdA): De heer Baljé is met zijn holle frasen bijna toe aan zijn tweede kwartetspel.

 

De heer BALJÉ (VVD): U daagt mij uit.

 

Voorzitter. Ik kom te spreken over de binnenstad. Wij vinden het verbazend om in eerste termijn van de CDA-fractie te horen, dat zij als eerste uitstel van invoering van autoluw heeft gevraagd. Dat moet wel een "slip of the tongue" zijn geweest, ook wat betreft de Koepoortgarage. De wens zal wel de vader van de gedachte zijn geweest.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Wij hebben de Koepoortgarage in ons verkiezingsprogramma staan. Dat is voor ons van meet af aan geen punt geweest. Dat brachten wij steeds naar voren.

 

De heer BALJÉ (VVD): Maar daar had ik het nu niet over.

 

De heer Bot had een mooi stuk cabaret met zijn gespeelde verbazing over wat hij over elkaar tuimelende ingezonden brieven noemt. Wat er feitelijk speelde, was dat kennelijk de VVD maar ook andere partijen na de invoering van de autoluwverordening per 1 juli de vinger aan de pols hielden en reageerden toen het nodig was. Dat dat uitgerekend gebeurde toen de heer Bot en overigens bijkans het hele college op vakantie waren, doet niet ter zake. De VVD zal elk geschikt moment en instrument aangrijpen om misstanden en ongewenste beleidseffecten aan te pakken. Natuurlijk heeft de heer Bot gelijk als hij zegt dat de positieve effecten van het autoluw beleid nu al zichtbaar zijn. En het is ook logisch dat GroenLinks haar wethouder overeind houdt. Het behoeft geen betoog dat minder autoverkeer, daar waar dat kan, tot een meer leefbare en gezelliger binnenstad leidt. Dat was ook geen onderwerp van discussie voor de VVD. Wel waren en zijn onderwerp van discussie: het rammelende proces, het alvast invoeren voordat er gewerkt is aan de te verwachten problemen als parkeercapaciteit en toegankelijkheid van het winkelaanbod, de verminderde effectiviteit van de maatregelen zolang de…

 

Wethouder GRASHOFF: Dat tweede maakte onderdeel uit van de besluitvorming die de VVD gesteund heeft en die ook exact zo wordt uitgevoerd: eerst parkeerplekken maken en dan opheffen. Dat principe was door mijn voorganger, u niet geheel onbekend, ook ingezet. Wat dat betreft, begrijp ik u helemaal niet meer.

 

De heer BALJÉ (VVD): Maar dat was maar één deel van een groot pakket. U zult zich ook herinneren dat wij met de uiteindelijke verordening en de ingangsdatum van 1 juli niet akkoord zijn gegaan.

 

Wethouder GRASHOFF: Maar dat raakte helemaal niet aan de parkeerbalans. De parkeergarage was conform de afspraken open, alvorens wij begonnen met de herinrichting en het opheffen van parkeerplaatsen. U roept dus iets dat volstrekt bezijden de waarheid is.

 

De heer BALJÉ (VVD): U haalt er maar één punt uit. Het ging ook niet alleen om de Phoenixgarage, want er was meer aan de hand.

 

Wethouder GRASHOFF: Nogmaals, het ging gewoon om fase 1. Dat is uitgevoerd zoals was afgesproken. Dat is toen mede door de VVD geaccordeerd.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voor de voortgang van deze discussie stel ik voor dat wij dit punt laten voor wat het is en dat wij naar de volgende drie punten gaan.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dan constateer ik dat er alvast een punt is afgevallen.

 

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat is dan "one down, four to go". Ik noem nog het verminderde effect van de maatregelen zolang het pollersysteem er nog niet is, met alle gevolgen voor de handhaving en de kosten daarvan, de bijbehorende onduidelijkheid over de status van autoluw…

 

Wethouder GRASHOFF: Welke kosten bedoelt u? Heeft u claims gezien voor de handhaving in die periode?

 

De heer BALJÉ (VVD): En in het kader van handhaving verwacht u geen extra kosten?

 

Wethouder GRASHOFF: Neen en dat heb ik toen ook uitgesproken.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat verklaart de kwaliteit van de handhaving.

 

Wethouder GRASHOFF: Als het aan de ene kant goed is, is het aan de andere kant weer niet goed!

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik noem ook de terechte woede bij degenen die zich belazerd voelen omdat er alvast wel een vergunning aangeschaft moest worden.

 

Wethouder GRASHOFF: De uitgegeven vergunningen die op 1 april gebaseerd waren en waarvan de datum 1 juli werd, zijn aan de mensen voor die drie maanden terugbetaald.

 

De heer BALJÉ (VVD): Daarna blijft er gewoon het feit dat de kassa rinkelt.

 

Wethouder GRASHOFF: Dat is flauwekul. Vanaf 1 juli gold de parkeervergunning en had effect. Bent u eigenlijk wel op de hoogte van het hele proces?

 

De heer BALJÉ (VVD): Wij verschillen van mening.

 

De heer BOT (GroenLinks): U verdraait de feiten.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik sprak over het gebrek aan kwalitatieve effectiviteit van beleid en de deuk die het stadsbestuur als geheel daarmee oploopt. Ook wij worden daarop aangesproken en deels terecht. Voor wethouder Grashoff heb ik een spreekwoord terug: wie de schoen past, trekke hem aan. Oplettende luisteraartjes hebben de VVD keer op keer horen zeggen dat wij wèl voorstander zijn van een zinvol, uitvoerbaar en passend autoluw beleid. Dat wij daarin andere keuzes maken dan het college in wat de noodzakelijke randvoorwaarden zijn voor invoering en fasering is overduidelijk. Maar de beschuldiging van de heer Bot dat de VVD “lippendienst betaalt aan het idee van een autoluwe binnenstad, maar als deze echt wordt ingevoerd wij in feite gewoon tegen zijn” slaat als een tang op een varken en onderstreept de wanhopige positie waarin de coalitie zich bevindt.

 

De heer BOT (GroenLinks): Legt u me dat kwartetspel nog eens uit? Er zit een kaart in voor mensen die graag willen stemmen. VVD-stemmers zitten in een kwartet met tegenstanders van: autoluw, bezoekers van de bibliotheek en belastingbetalers.

 

 

 

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik kom daar nog op. Ook in dit geval geldt dat de VVD een consequente lijn heeft gevolgd in de besluitvorming vooraf door onze randvoorwaarden te verbinden aan autoluw, zoals wij dat gedaan hebben. Het niet voldoen aan deze randvoorwaarden leidt tot de chaotische situatie die nu is ontstaan in het polderloze tijdperk. Wie dat niet ziet, of niet wil zien, heeft de vakantiezon nog echt te veel in de bol. En roepen dat de VVD per definitie tegen autoluw is, is aantoonbaar onjuist en behoort tot slappe campagnepraat. Tot slot klip en klaar dit: wie wil dat de autoluwe binnenstad er komt, kan zijn stem kwijt bij een veelheid van partijen in deze raad. Wie blij is met de wijze waarop autoluw nu in de binnenstad en schil is ingevoerd, moet vooral GroenLinks stemmen. Wie daar minder blij mee is, moet eens te rade gaan bij partijen die heldere voorwaarden hebben aangebracht voor invoering van fase I, maar ook de volgende fasen die ons nog te wachten staan. Het lijkt mij dat de VVD dan een betrouwbare optie is.

 

De heer BOT (GroenLinks): Nu weet ik nog niet op welke partij de tegenstanders van autoluw moeten stemmen.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat mogen ze helemaal zelf weten. Dat is de visie van de VVD.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dit zijn wel mensen die volgens u graag willen gaan stemmen.

 

De VOORZITTER: Volgens mij hoeft de heer Baljé die vraag niet te beantwoorden. Misschien ligt daar wel een markt voor nieuwe partijen.

 

Wethouder GRASHOFF: Hij lonkt toch wel naar die stemmen.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik begrijp van u dat er een vacature is bij de SP maar die zult u mij niet zien invullen.

 

Van een heel andere orde, qua inhoud en bruikbaarheid, zijn de opmerkingen die de heer Bot namens GroenLinks maakte over de handhaving en de gedoogcultuur. Wij zijn het roerend eens met de  uitgangspunten die GroenLinks formuleerde voor de noodzakelijke serieuze discussie over handhavingstaken, zowel op landelijk als op lokaal niveau. Ook zijn wij het eens met zijn verwijzing naar de controlecyclus, zoals benoemd in de nota Bestuur II en de controlerende rol van de raad in dit verband. Als GroenLinks deze noodzakelijke discussie als instrument ziet om tot een begrijpelijker, passender en effectiever handhavingsbeleid te komen waarbij burgers uitgedaagd worden, hun verantwoordelijkheid te nemen bij het genieten van de vrijheid, dan vinden zij de VVD en meerdere opzichten aan haar zijde.

 

Voorzitter, op een punt zijn wij u een wellicht wat gedetailleerder verhaal schuldig en dat is het standpunt inzake de bibliotheek. Laat hier geen twijfel over zijn. De VVD vindt de bibliotheekfilialen in de Tanthof en Buitenhof basisvoorzieningen. Het sluiten van deze filialen past in een centraliseringsgedachte die al langere tijd speelt. Het is niet waar dat het besluit om die filialen te sluiten al door het vorige college genomen zou zijn. Daarvoor is dit college verantwoordelijk. Wel moest het vorige college, ook vanwege de toen geldende economische en gemeentelijke financiële situatie, gespreid over alle diensten bezuinigen. Mevrouw Vlekke heeft gelijk als zij vaststelt dat er tussen droom en daad een lange periode ligt die niet zonder gevolgen en redenen is om anders over bibliotheken in het algemeen te denken.

 

Zoals in eerste termijn aangegeven, is er vandaag de dag een lijstje van argumenten te bedenken om toch genuanceerder over volledige centralisering te denken en over het takenpakket en de maatschappelijke functies die wij een bibliotheek in het algemeen toedenken. Ondertussen trekt het rapport-Meijer in dat verband als een orkaan over het land. Bottomline, het openhouden van filialen kost 1,3 mln gulden. Wij gaan niet zitten rommelen met onderdelen in het financiële plaatje dat aan dat bedrag ten grondslag ligt. Dat is gisteren en dat maakt de financiering niet inzichtelijker. Het is dus de vraag waar wij 1,3 mln gulden vandaan halen.

 

Ten eerste worden de servicepunten niet gerealiseerd vanwege tegenvallende resultaten van de pilot. Dat is een voorspelling. Gezien het grote draagvlak en het belang in de wijken Tanthof en Buitenhof worden middelen uit Investeren in de wijk ingezet voor de uitbouw van de maatschappelijke functie van de filialen. De 7000 mensen die voor openhouden zijn, zullen dat graag ondersteunen. Ten tweede kan er gekeken worden naar beleidsvelden waar de functie van de bibliotheekfilialen een wezenlijke en structurele win/win-situatie oplevert. Voorbeelden daarvan zijn onderwijs, integratiebeleid en mogelijk het Rijk. Is dat het geval, dan kan structureel geld uit de onderliggende dekking naar de bibliotheken. Voor het overige: het is een kwestie van prioriteiten. De VVD kan niet makkelijk met een dekkingsvoorstel komen binnen de huidige begroting waarvan nu verwacht mag worden dat daar een politieke meerderheid achter staat.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dan moet de VVD het toch eens zijn met ons betoog in eerste termijn waarin wij stelden dat dit een zaak is voor het volgende college?

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik kom daar nog op. Wel zal het voor ons een belangrijk onderdeel zijn in de verkiezingsstrijd en de collegevorming daarna. Het mag duidelijk zijn dat bij de nu heersende opvattingen de bibliotheekfilialen voor de VVD basisvoorzieningen zijn en blijven in Tanthof en Buitenhof, dat het alternatief servicepunten betwijfeld moet worden en flankerend beleid niet van de grond komt of zal komen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Waarom bent u zo negatief over de servicepunten? Mevrouw Steffen is altijd een warm voorstander van deze ontwikkeling geweest.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat ben ik nog steeds, maar wat ik aan verslagen zie, stemt mij niet vrolijk. Ik had er meer van verwacht.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat ben ik met u eens, maar u trekt daaruit blijkbaar de conclusie dat de servicepunten niet meer moeten doorgaan en dat u daaruit dekking voor het behoud van de filialen wilt halen. Ik vind dat deze conclusie nogal kort door de bocht is.

 

De VOORZITTER: Laat de heer Baljé nu gewoon zijn betoog afmaken. Er komt nog een antwoord van het college en de heer Bot komt ook nog aan de beurt.

 

De heer BALJÉ (VVD): Nog een paar losse opmerkingen.  Ten eerste over de kerstpakketten. Soms heeft wie niet horen wil, geen oren. Wij hebben gezegd: de pakketten, maar liever nog de middelen ter beschikking stellen. Onze boodschap is natuurlijk: schaf die kerstpakketten voor de raad af en begin daarmee bij onze fractie.

 

 

Dan kom ik bij onze motie II en het antwoord van de wethouder daarop. De VVD dient daartoe een vervangende motie in. Tot slot het kwartetspel. Dat heeft voor de nodige commotie gezorgd en dat was de bedoeling. Toegegeven, er zijn harde kaartjes bij, maar wij hadden nog zo gezegd: niet mens-erger-je-nieten en het werd mens-erger-je-wellen! Wij verwijzen graag naar de harde woorden van de toenmalige fractievoorzitters Grashoff en Torenstra in de richting van het vorige college. Wie de bal kaatst kan die terugverwachten en wij dachten dat ze het wel aankonden.

 

De VOORZITTER:

 

Door de fractie van de VVD wordt de volgende motie (M-IIA) ingediend:

 

“De gemeenterad van Delft, in vergadering bijeen op 25 en 27 september 2001 ter behandeling van de Zomernota,

overwegende,

- dat al geruime tijd de wens bestaat een amateurkunstcentrum te realiseren;

- dat het Floratheater als gebouw steeds vaker hiervoor genoemd wordt;

- dat een amateurkunstcentrum ten minste moet beschikken over een kleine zaal, repetitieruimten, opslagruimten;

- dat dit in het Floratheater niet aanwezig is;

- dat dit slechts te realiseren is na totale nieuwbouw (eventueel achter de voorgevel);

voorts overwegende,

- dat voor het pand, dat onlangs door Lidl (eind Hugo de Grootstraat) is verlaten nog een     bestemming wordt gezocht;

- dat door geringe aanpassing dit gebouw heel goed klaar te maken is voor gebruik als amateurkunstcentrum;

- dat dit pand goed te bereiken is voor alle vervoer;

- dat dit pand zo goed als vrij is opgesteld en dat derhalve weinig tot geen geluidsoverlast is te verwachten;

voorts overwegende,

- dat de Amateurkunstnota spoedig aan de gemeenteraad wordt voorgelegd;

draagt het college van burgemeester en wethouders op

- de mogelijkheden tot de realisatie van een amateurkunstcentrum in het door Lidl verlaten pand te onderzoeken;

- en de resultaten te betrekken bij de afwegingen die zijn opgenomen in genoemde Amateurkunstnota,

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De fractie van de PvdA-fractie heeft twee minuten spreektijd aan de CDA-fractie gegeven.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Verwijzend naar het uitgedeelde kwartetspel lijkt de VVD te denken dat de lokale politiek een spel is. Volgens mij hebben ze echter het verkeerde spel gepakt, omdat dit meer op zwartepieten lijkt. Soms snap ik er helemaal niets meer van. Enerzijds wordt het college verweten dat het te veel met de burgers praat en anderzijds komt het verwijt dat er te weinig met de Delftenaren wordt gesproken. Wat wil de oppositie nu?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Onze fractie heeft gezegd dat het college wel veel praat met burgers, maar weinig luistert en dat is heel iets anders.

 

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Als je alle kritiek hoort van met name Stadsbelangen en de VVD dan zou je het bijna gaan geloven, maar gelukkig weten wij wel beter. Wethouder Torenstra heeft hierover al het een en ander gezegd. Volgens mij is het niet iedereen duidelijk dat het wijkgericht werken niet een eindig proces is. Er is geen eindpunt. Het is een continu proces met een aantal grote projecten. Het is een manier van omgaan met de stad. In de loop van dit omvangrijke proces zijn tot nu toe veel successen geboekt. In eerste termijn heb ik er al een aantal opgesomd en de heer Torenstra heeft nog andere genoemd. Het klopt inderdaad, wethouder Torenstra is nog niet klaar met het wijkgericht werken, omdat er, als het goed is, nooit een eind aan komt, tenzij een volgend college besluit dat het wijkgericht werken allemaal onzin is. Maar dat heb ik nog geen een partij horen beweren.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Daar is een leus voor: laat Jan zijn karwei afmaken.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Toen dit college aantrad was er op geen enkel gebied nog daadwerkelijk aandacht besteed aan de wijken. Er moest dus enorm veel op de rails worden gezet. Ja, dan moet er dus wel gepraat worden. En ja, dan kan het ook gebeuren dat er burgers zijn die het niet eens zijn met sommige plannen. Daar staat tegenover dat er zeer veel gewone burgers hebben aangegeven dat zij blij zijn met de behaalde resultaten. Dat is dan ook de motor om verder te gaan. Omdat het hier om een omvangrijk proces gaat met zowel op ambtelijk als op bestuurlijk gebied een nieuwe methode van werken, zijn ook hier wel eens kinderziektes. Ik heb dat ook aangegeven in mijn eerste termijn. Maar, de aanhouder wint. Wethouder Torenstra, ga vooral door op de ingeslagen weg. Wel of niet in de modder, dat maakt ons niets uit. Hardlopers zijn doodlopers en het is beter om kwaliteit te leveren, om met de woorden van de heer Baljé te spreken, dan in the blind plannen te realiseren om de oppositie gerust te stellen. Wij doen het immers niet voor de oppositie, maar voor de burgers.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): STIP vindt het college een jaguar!

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er moet mij nog wat van het hart. Ik vind het onbegrijpelijk dat Stadsbelangen spreekt over het opleuken van allerlei soorten functies om interactief te werken in de stad. Wat wilt u nu, mijnheer Meuleman? Ik vind het onverteerbaar dat hier zo gesproken wordt over ambtenaren die hun stinkende best doen om aan het beleid gestalte te geven.

 

De VVD geeft aan dat men het college nog meer gaat helpen dat men al deed. Met schoppen naar de wethouder bedoelt u, mijnheer Baljé.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Bedoelt u daar de hele fractie? Of doelt u op wat vanavond gezegd is?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik baseer dit op wat in de eerste termijn gezegd is.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan moet u het anders formuleren.

 

De heer BALJÉ (VVD): Een paar jaar geleden had u al in de commissie leefbaarheid kunnen horen dat wij toen al precies hetzelfde zeiden.

 

 

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): De VVD diende een motie in over het openhouden van de filialen. Dat is pas gemakkelijk scoren voor een partij die deel uitmaakte van het vorige college dat juist op de bibliotheek bezuinigingen had voorgesteld. Waar haalt u de dekking vandaan, mijnheer Baljé, of gaat het inderdaad om voorspellingen en aannames over servicepunten die niet goed zouden werken?

 

De heer BALJÉ (VVD): Het is een kwestie van prioriteiten. Aan wat wij vanavond zeiden over de bibliotheekfilialen mogen wij tijdens en na de verkiezingen gehouden worden.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik constateer dat mevrouw Vlekke zich nu over de bezuinigingen op de bibliotheek anders uitdrukt dan in eerste instantie en daar ben ik ontzettend blij mee. Daarmee bedoel ik dat ze nu zegt: bezuinigingen op de bibliotheek. Ze zegt niet dat het vorige college de filialen wilde sluiten.

 

Wethouder MAHLER: Wie heeft dat vanavond gezegd?

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): In eerste instantie zei mevrouw Vlekke dat en uw college Torenstra deelt dit ook steeds mee aan die vier mensen die op de publieke tribune zitten.

 

Wethouder TORENSTRA: Ik sprak over het effect dat optrad door de bezuinigingen van toen. Natuurlijk gaat het om het bibliotheekbestuur.

 

De VOORZITTER: Nu wordt de discussie in eerste termijn voortgezet die toen opgehelderd leek. Mevrouw Vlekke gaat voort.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): De PvdA heeft in eerste termijn aangegeven dat de ontwikkelingen rondom de centrale bibliotheek en de filialen een heroverweging behoeven in het licht van het proces van die ontwikkelingen. Van meerdere kanten werd mij gevraagd wat de PvdA eigenlijk vindt. Ook wij hebben goed geluisterd naar de bewoners in de wijken die hun filialen willen houden. Wij zijn er geen voorstander van om er rücksichtslos nu voor te kiezen om alleen maar de filialen open te houden, zonder de verdere financiële consequenties daarbij te betrekken. Volgens ons moet dat gebeuren in een afgewogen kader waarin de ontwikkelingen van wel of niet, of misschien wel een kleinere centrale bibliotheek en het ICT-gebruik meegenomen moeten worden.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Als volgens uw verkiezingsprogramma de filialen open blijven, hebt u op dat moment dan de dekking geregeld?

 

De VOORZITTER: Wij bespreken geen verkiezingsprogramma’s. Mevrouw Vlekke geeft aan in welke context volgens haar dat besluit genomen moet worden. Dat is haar goed recht. U doet dit allemaal.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er zijn dus verschillende scenario’s denkbaar. Het volgende college, samen met de volgende raad zullen dus ook de keuze voor de bijbehorende financiën moeten maken. Dat zal snel moeten, aangezien wij ook vrij snel de discussie moeten voeren over het Hoogovenpand in Zuidpoort, waar de nieuwe centrale bibliotheek gepland is. Dit college kan wel het voorwerk doen, zodat de volgende bestuurders sneller een keuze kunnen maken op basis van een hernieuwd afgewogen besluit.

 

Wij dienen daarom samen met GroenLinks en D66 een motie in waarin het college gevraagd wordt, een variantendiscussie voor te bereiden om het mogelijk te maken aan het begin van de volgende raadsperiode opnieuw een keuze te maken. Wij vinden dat een betere manier om kwaliteit te leveren.

 

De heer BALJÉ (VVD): U gaat nu bepalen welke keuzes de volgende raad heeft.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Leest u de tekst van de motie straks maar.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Waarom hebt u die tekst niet eerder laten lezen? Misschien had ik de motie medeondertekend.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dat kunt u alsnog doen.  Wij hebben naar wethouder Oosten geluisterd toen hij reageerde op ons voorstel om de rente van de Escrowrekening in te zetten voor het bestrijden van de nieuwe tariefsverhoging voor reinigingskosten en voor de burgers. De PvdA-fractie zit in een dilemma. Enerzijds vindt zij dat de kosten veel te snel stijgen, ondanks de eerdere ingrepen van dit college waar wij erg content mee waren, anderzijds zijn ook wij van mening dat wij toemoeten naar een dekking van de kosten waarbij de vervuiler betaalt naarmate waarin hij vervuilt. Wij hebben nog twee vragen over de dekking. Het is ons nog niet duidelijk of de rente over de Escrowrekening per 1 oktober 2001 is meegenomen in het meerjarenplaatje. Vanavond kregen wij een tabel waaruit blijkt dat in 2001 aanzienlijk minder vuil is opgehaald en verwerkt. Heeft dit financiële ruimte opgeleverd?

 

Een Vermeerhuis spreekt in de fractie de een meer aan dan de ander. Dit komt ook voort uit het feit dat het beeld dat eenieder bij dit concept heeft een ander blijkt te zijn. Graag horen wij welk beeld de CDA-fractie daarbij heeft. Het gaat daarbij niet om de buitenkant, maar om de inrichting. Wat moet daar komen te staan of te hangen? Wat vindt de CDA-fractie van de rol van de gemeente?

 

De motie van Leefbaar Delft is weinig reactie waard. Wethouder Grashoff heeft zich zeer ingezet op verschillende gebieden waarvoor anderen hun nek niet zouden durven uit te steken.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik heb u horen vertellen dat de PvdA ook een wijkpartij is. Hebt u in de stad dan niet gehoord wat mensen daarvan vinden? Als u zegt dat u niet op de motie reageert, lijkt het erop dat u de kop in het zand steekt.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Wij hebben heel veel positieve geluiden gehoord.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Over het autovrij maken van de binnenstad?

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): In de eerste termijn meldde het college dat het met allerlei allochtone groeperingen in de gemeente contact onderhoudt. Dat juichen wij uiteraard toe. Bij ons is echter bekend dat de gemeente geen contact heeft gehad met het regionale rassendiscriminatiebureau. Het is goed als u ook van deze deskundigen met hun netwerk gebruik maakt.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van PvdA, D66 en GroenLinks wordt de volgende motie (M-XIV) ingediend:

 

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 25 en 27 september 2001,

overwegende dat

. er in 1996 ƒ 250.000 is bezuinigd op de bibliotheekvoorzieningen,

. deze bezuiniging in 1998 met ƒ 100.000 is verminderd,

. in overleg met het bestuur van de bibliotheek gekozen is voor centralisering en wijkservicepunten,

. m.b.v. EZH-middelen de sluiting van de bibliotheekfilialen is uitgesteld,

. ondertussen vanuit de wijken de waarde van de bibliotheekfilialen wordt benadrukt,

verzoekt het college een variantendiscussie voor te bereiken om het mogelijk te maken aan het begin van de volgende raadsperiode opnieuw keuzes te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De VOORZITTER: Naar mij blijkt heeft de CDA-fractie ook drie minuten spreektijd van de fractie van D66 gekregen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Het Vermeerhuis is voor mijn fractie een essentieel punt. Wij willen geen pand met nageschilderde Vermeerafbeeldingen waar toeristen op afkomen. Wij zien een Vermeercentrum van hoog niveau. Wij hebben met een paar commerciële partijen gesproken die graag met het Delftse bestuur en de politiek willen discussiëren over een Vermeercentrum van hoog niveau. Ook hebben wij gesproken met de projectontwikkelaar die oorspronkelijk op die plek woningen en winkels wilde bouwen. Ook hij is bereid, mee te praten over een invulling die daarvan afwijkt. Ons beeld is nog niet compleet, maar wij constateren dat de commerciële partijen ideeën hebben waarmee Amerikaanse, Engelse en Franse toeristen naar Delft kunnen worden getrokken. Men wil, bijvoorbeeld in een studiecentrum, laten zien hoe zich in de Gouden Eeuw de Delftse school heeft ontwikkeld. Dit moet tastbaar gemaakt worden door afbeeldingen en uitleg over door Vermeer weergegeven lichtinval, kleurschakeringen, perspectief, enz. Ook noem ik een bibliotheekfunctie waarbij tijdgenoten van Vermeer kunnen worden betrokken. Het wordt een palet van beroemde schilders.

 

Wethouder OOSTEN: Waarom kan dit alles niet in het Prinsenhof?

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Volgens mij is er voor het Prinsenhof een andere bestemming.

 

Wethouder OOSTEN: Dit past precies in de beleidsnota voor het Prinsenhof. Sterker nog, wat u nu schetst is op het ogenblik in ontwikkeling.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de Zomernota schrijft u dat u de tentoonstelling over Vermeer in de Oude Kerk wilt.

 

Wethouder OOSTEN: Neen, dat schrijven wij niet. Wij schrijven in de Zomernota dat wij in de Oude Kerk wisseltentoonstellingen willen houden over de beroemde personen die daar begraven liggen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de Zomernota is sprake van permanente tentoonstellingen. U moet dat maar nalezen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Kunt u precies de rol van de gemeente aangeven en hoe ver die moet gaan? Moet de gemeente in uw visie een groot financieel aandeel leveren?

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dat beeld heb ik niet. Ik denk dat de gemeente het initiatief moet nemen en moet stimuleren. Het moet een aanjagende en faciliterende rol zijn om het met die commerciële partijen voor elkaar te krijgen.

 

Wethouder OOSTEN: Om zo’n initiatief van de grond te tillen zal een fors bedrag noodzakelijk zijn. Als u tijdgenoten van Vermeer wilt tentoonstellen, en ik ben het met u eens dat dit het centrum de moeite waard maakt, moet daaraan een volledige museale ondersteuning worden gegeven en dat kost een paar centen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dit is ons beeld. Het kan een centrum van hoog niveau worden als daarbij partijen worden betrokken die heel veel kennis van Vermeer hebben.

 

Ik ga over naar de bibliotheek. Het CDA heeft vanaf het begin gezegd dat de filialen open moeten blijven. Ik verwijs naar de discussie over de Wippolder. Wij hebben daarin consistent beleid gevoerd en dat doen wij ook vanavond, alle opmerkingen over verkiezingen ten spijt. De filialen moeten openblijven en wij constateren dat de PvdA en GroenLinks overwegingen in die richting hebben. Wij vragen wethouder Mahler om met deze meerderheid rekening te houden bij de advisering over de motie.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Waar wilt u de dekking vandaan halen als u nu dit besluit neemt?

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Waar een wil is, is een weg. Je kunt hierover met elkaar praten.

 

De VOORZITTER: Dat is geen begrotingspost!

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Laten wij eerst die wil uitspreken en dan discussiëren over het geld. Wij danken wethouder Rensen voor zijn opmerking om eerst over het platform in de commissie te praten. Overigens meen ik dat wij een ander beeld van een platform hebben. Kan dit punt in de commissievergadering van november aan de orde worden gesteld? De voorzitter zei, naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amerika en de daardoor ontstane spanningen, dat de kanalen van het college naar de allochtonen open zijn. Wij willen onze verantwoordelijkheid op dit punt nemen en sluiten ons aan bij de opmerkingen die hierover door GroenLinks zijn gemaakt.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan meteen aansluiten bij de laatste opmerking van de heer Van Leeuwen. Wij bedanken het college voor de beantwoording over het bevorderen van de dialoog met de nieuwkomersgemeenschap in onze stad, en voor de beantwoording meer in het algemeen. Op sommige punten daarvan ga ik nu in. Ik wil ook iets kwijt over de bijdrage van andere partijen.

 

Ik begin dan met de bijdrage van de heer Van den Doel van afgelopen dinsdag. Het moet ons van het hart dat wij zijn opmerkingen over de armoede in Nederland en de armoede in internationaal perspectief juist op dit moment van harte kunnen ondersteunen. Dat geldt ook voor zijn opmerkingen over de kwaliteit van onze schoolgebouwen in de 21e eeuw. Wij hebben die opmerkingen in de commissie gemaakt bij de behandeling van het integraal huisvestingsplan onderwijs. Het is goed dat dat ook op deze plek nog een keer gezegd is.

 

 

 

De heer De Wit heeft een motie van afkeuring ingediend over wethouder Grashoff. Toen wij dat voelden aankomen en hem vroegen wat voor een motie het was, kon de heer De Wit de woorden "motie van afkeuring" bijna niet over zijn lippen krijgen. Dat vond ik opmerkelijk.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik wilde het eerst even aan jullie uitleggen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Volgens mij had u het al tien keer kunnen zeggen, voordat het eruit kwam. Maar het verbaast mij ook niet zo, mijnheer De Wit, want wij kennen u zo langzamerhand als een enorme opportunist.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Waar slaat dit nu weer op, mijnheer Bot? Laten wij toch een keer beleefd blijven in deze raad.

 

De heer BOT (GroenLinks): Moet je horen wie het zegt. Een eerste vereiste is dat iemand ook beleefd blijft ten opzichte van zijn kiezers en dat heeft u niet gedaan. U bent al drieëneenhalf jaar bezig met uzelf te diskwalificeren. Ik voorspel u dat dit proces na de stemming over de motie van afkeuring een nieuwe fase zal ingaan. U moet het zelf maar weten of u daarvoor kiest. Maar u hoort wat ons betreft inderdaad thuis in het gezelschap van demagogen als Pim Fortuyn en Henk Westbroek. Laat ik maar zeggen dat wij heel wat meer respect hebben voor echte SP'ers als Jan Marijnissen, Agnes Kant en Harrie van Bommel. Daar wilde ik het, wat u betreft, bij laten.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik ga u toch interrumperen. Ik schaam mij er helemaal niet voor om te zeggen wat de mensen denken. U noemt dat opportunisme, maar ik noem het zeggen wat de mensen vinden. Dat is wat Leefbaar Delft uitstraalt. U kunt daar niet goed tegen, maar het is niet anders.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ja, daar zult u wel mee doorgaan, zoals u ook achter een Duits groothandelsbedrijf aangaat dat doelbewust alle regels aan zijn laars lapt. Dat doet u ook.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Nee, dat is ook een verdraaiing. Wij gaan niet achter dat handelsbedrijf aan, maar wij komen op voor de mensen die het niet eens zijn met de sluiting. Dat is heel wat anders.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat is precies het opportunisme wat ik bedoelde.

 

De VOORZITTER: Mijnheer De Wit, u kunt er in tweede termijn op ingaan. Dan kunt u het ook nog wat beter voorbereiden.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik wens de heer De Wit verder heel veel succes met het stemmen voor zijn motie van afkeuring.

 

Dan kom ik bij de bijdrage van de VVD-fractie. De heer Baljé is natuurlijk verstandig. Hij heeft zijn bijdrage in tweede termijn wat getemperd. Ik sluit mij echter graag aan bij de woorden van mijn wethouder over de kwaliteit van de eerste termijn van de VVD en ook van het kwartetspel. De VVD heeft in eerste termijn inderdaad niet voor kwaliteit gekozen en dat valt onze gehele fractie erg tegen van een partij waarvan wij bestuurlijke kwaliteit gewend waren.

 

 

Ik noem bijvoorbeeld de frase van de VVD over het gebrek aan nieuw beleid, dat het een schande was dat daardoor de begroting sluitend is en dat tekorten naar de toekomst worden geschoven. Dat vind ik echt klinkklare onzin. Als het college hier voor een paar miljoen aan nieuw beleid had voorgesteld, was de VVD de eerste geweest die gezegd had: wat heeft het college weer een haast, let op de kwaliteit, de uitvoering is een ramp en het is een schande dat er geen sluitende begroting is. Nu draait de VVD het volledig om. Dat tekent het hele niveau van het verhaal van de VVD in eerste termijn. Echt, het is de VVD onwaardig.

 

De heer BALJÉ (VVD): Het is verstandig als de heer Bot nog eens naleest wat ik in eerste termijn heb gezegd.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat heb ik gedaan.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dan zou u toch tot andere conclusies moeten komen over vorm en inhoud van mijn verhaal. Dan had u kunnen vaststellen dat het mij niet zozeer om de kwantiteit van het beleid gaat als wel om de kwaliteit ervan.

 

De heer BOT (GroenLinks): U heeft ronduit gezegd dat er erg weinig nieuw beleid in de Zomernota staat.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat moet u mij dan maar eens aanwijzen in het verslag.

 

De heer BOT (GroenLinks): U heeft toch gezegd dat het college in zijn algemeenheid weinig nieuw beleid op de rails heeft gezet?

 

De heer BALJÉ (VVD): Niet in die woorden en zeker niet in die context.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik heb goed geluisterd en ik heb het ook nog eens nagelezen. Ik ga dat niet opnieuw doen. Wijs het mij straks nog maar eens aan. Ik vond uw betoog in dat opzicht totaal niet overtuigend.

 

De heer BALJÉ (VVD): Ik had niet anders verwacht, mijnheer Bot.

 

De heer BOT (GroenLinks): Oké.

 

Voorzitter. Wij hebben in eerste termijn niets gezegd over de bibliotheek. Ik ben daarover wel geciteerd in de Delftsche Courant van gisteren, en ook juist geciteerd. De krant kwam namelijk naar mij toe. Ik wil in tweede termijn graag officieel een standpunt innemen. Een delegatie van ons is enkele maanden geleden bij de werkgroep behoud bibliotheekfilialen op bezoek geweest. Wij hebben toen goed geluisterd naar de argumenten en gezegd dat wij in het kader van het nieuwe verkiezingsprogramma opnieuw zouden nadenken over ons tot op heden ingenomen standpunt. Daar blijft het op dit moment bij. De moties van de oppositie op dit punt vloeien voort uit wat de heer Meuleman heeft gezegd. Hij zei dat de oppositiepartijen in het begin hebben afgesproken dat zij hun eigen gang zouden gaan. Dat klopt, want er liggen nu drie moties met dezelfde strekking. Al die moties hebben ook geen dekking. Een sterke oppositie had niet drie moties ingediend, maar één amendement met een dekking erbij. Maar dat is niet gebeurd. De moties zullen wij niet steunen, omdat het college ons kan houden aan de afspraken die wij voor deze periode hebben gemaakt.

 

 

Daar komt bij dat sluiting van de filialen tussen nu en de verkiezingen en de vorming van een nieuw college helemaal niet aan de orde is. Wat ons betreft, hoort de discussie thuis bij de onderhandelingen over een nieuw college. Wij zullen wel de motie van de PvdA op dit punt steunen, omdat duidelijk is hoe de hazen in deze raad lopen. Het kan geen kwaad om een aantal varianten met hun financiële onderbouwing op tijd af te hebben.

 

Ik begrijp dat wethouder Oosten het betoog van de heer Van Leeuwen over het Vermeercentrum niet overtuigend vond. In de motie hierover staan twee zaken. Ten eerste gaat het om de potentie van Vermeer voor het toerisme in Delft; daarop is de wethouder niet ingegaan.

 

Wethouder OOSTEN: Ik heb toegezegd dat ik daarover met een bericht naar de commissie kom.

 

De heer BOT (GroenLinks): Akkoord. De heer Van Leeuwen heeft ook een aantal zaken genoemd die in zo'n Vermeercentrum aan de orde kunnen komen. De wethouder roept dan dat dit niet kan of al ergens anders plaatsvindt. Ik begrijp echter niet wat er tegen een snelle quick scan is. Dan kan de raad ook zeggen wat hij ervan vindt. Als ik er in de wandelgangen met de wethouder over spreek, valt het mij op dat hij veel meer informatie heeft dan de raad. Laat de raad nu eens kijken naar de potentie van dit concept om vervolgens een langetermijnkoers uit te zetten. Ik zie dus geen reden voor het intrekken van die motie.

 

Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik dank u voor uw toezegging, dat wij binnenkort zullen spreken over de vraag hoe de raad het meebesturen in Haaglanden kan optimaliseren.

 

Wethouder Torenstra dank ik voor de gegeven tijdsplanning bij het slaagkansexperiment. Wij hebben echter niet de concrete toezegging gehoord, dat de raad discussieert en besluit over de eventuele invoering van het systeem en over de toekenning van verschillende kansen aan verschillende groepen. Dat moet gebeuren alvorens dit thema speelt in Haaglanden. Dat is voor ons essentieel.

 

Wij hebben de wethouder horen zeggen dat wijkdemocratie voor hem geen vertegenwoordigende democratie in of uit de wijk is, maar dat het gaat om zeggenschap, toegankelijkheid en participatie. Op die punten zijn wij het volstrekt met hem eens. Dat neemt niet weg dat wij ons zorgen maken over het feit dat momenteel de spelregels ten aanzien van die zeggenschap, toegankelijkheid en participatie vooraf onvoldoende geregeld zijn. Daarom adviseren wij wethouder Torenstra om eens te gaan praten met wethouder Rensen, die bezig is met het ontwerpen van interactieve processen en die het waardevol vindt om te leren van successen en fouten die bij het interactieve beleid zijn gemaakt. Wij verwachten op de bijeenkomst over wijkdemocratie op 28 november dat de leerpunten uit de afgelopen jaren uit de wijkaanpak op tafel komen. Dat betekent dat ook de fouten worden bekeken. Van fouten leer je immers het meest. Op basis van die informatie moet een zinvolle discussie ontstaan, zodat kan worden besloten over spelregels ten aanzien van de zeggenschap, toegankelijkheid en participatie ten behoeve van een goede wijkaanpak in Delft in de komende jaren.

 

Tot slot kom ik op de bibliotheek. Wij zijn onder de indruk van het verzet uit de bevolking tegen het sluiten van filialen. Daarom moet de discussie over de bibliotheekvoorziening in de stad worden heropend.

 

Het is volgens ons niet zinvol om nu een ad-hocbeslissing te nemen zonder financiële dekking en zonder het totaal van de bibliotheekvoorziening in Delft erbij te betrekken. Daarom steunen wij de motie van de PvdA waarin wordt gevraagd om een variantendiscussie voor te bereiden. Het openhouden van filialen of een combinatie daarvan dient daarbij een van de serieus te overwegen opties te zijn.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het blijft voor onze fractie teleurstellend om te moeten constateren dat het college en de collegefracties het kennelijk lastig vinden als wij in deze raad de kritische geluiden vertalen die wij horen in de stad en in de wijk. Luistert Stadsbelangen dan naar de verkeerde burgers? Ik wil het geheugen van wethouder Torenstra nog even opfrissen. Stadsbelangen heeft de afgelopen drieëneenhalf jaar zo'n beetje iedere wijkmarkt, wijkbijeenkomst en inspraakavond bezocht. Je kunt dan niet volhouden dat onze fractie niet naar burgers luistert en niet naar wijken komt. Gisteravond waren wij nog aanwezig bij de inloopavond, en toen heb ik geen andere fracties mogen aantreffen.

 

Wij hebben niet gezegd dat het nooit iets zal worden met de wijkaanpak. Wij hebben evenmin gezegd dat de wethouder in een verkeerde richting bezig is. Wij hebben wel gezegd dat het erop lijkt dat er weinig vooruitgang wordt geboekt. Irritatie nr. 1 in de wijken zijn het achterstallig onderhoud, het zwerfvuil en dergelijke. De burger ervaart dat daar te weinig aan wordt gedaan. Daarmee kan de wethouder scoren.

 

Wethouder OOSTEN: Maar u bent steeds tegen de opknapkaravaan. Dat snap ik dan niet. Dat is nu juist voor die twee speerpunten bedoeld. Het is toch niet erg om de boel schoon te maken?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Maar doe dat dan ook. Ga niet met de opknapkaravaan de wijk in om alleen te constateren, dat er 700 klachten zijn.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): De heer Meuleman gaat helemaal voorbij aan de opsommingen van wethouder Torenstra en mij over al die dingen die wel aantoonbaar in de wijken gerealiseerd zijn.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Natuurlijk, maar ik werk ook fulltime en ik moet ook presteren. Daar word ik voor betaald. U heeft mij niet horen zeggen dat de wethouder niet werkt.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Maar u beweert dat er geen aantoonbaar resultaat is.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mijn fractie vindt dat op twee kernpunten, de wijkaanpak en de interactieve beleidsvoering, de hoge ambities niet zijn waargemaakt.

 

Dan kom ik op het autoluw beleid. Wethouder Grashoff zei dat Barbertje moet hangen. Volgens ons moet Barbertje niet hangen, maar wel met beide benen op de grond blijven staan. Dat willen wij. De wethouder kan niet volhouden dat Stadsbelangen tegen het autoluw beleid is geweest. Onze motie over de Van Renswoudestraat was nota bene een hulpmiddel voor de wethouder. Hij moet dan niet zeggen, dat wij niet willen meedenken over het autoluw beleid.

 

Wethouder GRASHOFF: Op dit punt zal ik mijn opvattingen nuanceren, want ik vond het een zeer hoopgevend teken.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Er waren er nog wel meer, maar daar zal ik gezien de tijd maar niet op ingaan.

 

Wethouder OOSTEN: U weet wel dat bij die Van Renswoudestraat ook de Markt in één adem wordt genoemd. Die koppeling ligt er.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja. Nou en?

 

Dan kom ik op een zaak die onze fractie zeer hoog opneemt: de bibliotheek. Gelukkig hebben wij nu enige opheldering gekregen over wat nu de werkelijke situatie is. Ik wil nog wel het volgende voorleggen. Een bezuiniging van ƒ 250.000,-- betekent sluiting van twee filialen. Twee filialen openhouden betekent kosten van 1,3 miljoen gulden. Met andere woorden: het scheelt 1 miljoen gulden. Als er geen bezuiniging zou zijn geweest en als er geen extra financiën zouden komen, dan waren de filialen kennelijk ook gesloten. Dat heeft dus niets te maken met de bezuiniging met ƒ 250.000,--. Dat wil ik nu wel eens op tafel hebben.

 

Wethouder GRASHOFF: Het verschil zit in het sterk vergrote vloeroppervlak van de centrale bibliotheek. Als je dat eraf trekt, kom je weer precies uit.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik blijf bij wat ik zojuist heb gezegd. De fractie Stadsbelangen vindt dat de raad vanavond klip en klaar een duidelijk signaal aan de burger kan geven. Houden wij de filialen van de bibliotheek open of sluiten wij die? Dat kunnen wij vanavond duidelijk zeggen. Wij hebben inderdaad geen dekking voor onze motie gegeven, maar wij hebben daarvoor nog de tijd tot 2003 en volgens de wethouder tot 2005. Wat ons betreft, wordt het toegevoegd aan de risico's. Dan kunnen wij ook dat risico bevestigen, zoals het college van de raad vraagt. In de meerjarenbegroting komt ook een tekort voor dat het college later wil oplossen. Het gaat om de wil tot het openhouden van de filialen. Ik daag de PvdA-fractie uit om vanavond klip en klaar ja of nee te zeggen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Daar ben ik al klip en klaar op ingegaan, namelijk in mijn eerste termijn.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, u schuift het vooruit naar de verkiezingscampagne. Dat heb ik begrepen.

 

De heer BOT (GroenLinks): En wat is daarop tegen?

 

Wethouder GRASHOFF: De heer Meuleman zou daarover juist dolblij moeten zijn.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij kunnen vanavond toch een helder signaal geven aan de burger?

 

Voorzitter. Mijn fractie houdt haar motie over de Van Renswoudestraat overeind. Als de raad die motie steunt, heeft de wethouder een belangrijk instrument in handen voor overleg met de partner.

 

Voor de Delftsnip kun je al dan niet kiezen. Wij hebben daarvoor een dekking aangegeven. Wij houden ook onze motie hierover overeind.

 

 

Tot slot kom ik op het kerstpakket. Ook de fractie Stadsbelangen zal haar kerstpakketten ter beschikking stellen. Wij willen ze alleen zelf uitdelen aan de daklozen.

 

De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Ik zal in mijn tweede termijn ingaan op antwoorden van het college, maar vooral ook op de eerste termijn van de raad. Ik vond dat de betogen in eerste termijn soms erg veel deden denken aan verkiezingsretoriek in plaats van aan opbouwende, kritische en bestuurlijke inbreng. Een duidelijk voorbeeld daarvan zijn de filialen van de bibliotheek. De heer Meuleman zei dat wij daar anders naar zijn gaan kijken, maar dat is niet waar. Wij voeren hierbij nog dezelfde koers als voorgaande jaren. Wij vinden dat de filialen pas kunnen worden gesloten als daarvoor een waardige vervanger is gevonden in de vorm van de servicepunten.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Uiteindelijk was STIP voor sluiting van de filialen.

 

De heer REUVERS (STIP): Dat is niet waar. De filialen kunnen pas worden gesloten als er een waardige vervanger komt in de vorm van servicepunten in alle wijken van Delft en niet slechts in twee wijken. Wij hebben nog steeds vertrouwen in de ontwikkeling van die servicepunten. De vraag blijft waar wij het geld vandaan halen voor de filialen, de servicepunten en de grotere centrale bibliotheek. Zijn de partijen die voorstaan dat Delft Kennisstad zichtbaar wordt in de stad, ook voor het opgeven van de servicepunten? Deze zijn toch een belangrijk portaal voor Kennisstad in onze stad. Ook voorstanders van ICT zouden zich diezelfde vraag moeten stellen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): In onze visie hebben die geen nut meer voor de bibliotheek. Dat hoeft dan ook niet meer uit het budget voor de bibliotheek te komen. Dat geld moet elders worden gevonden.

 

De heer REUVERS (STIP): Dan begrijp ik dat de VVD het budget voor de servicepunten niet wil schrappen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Er zal een andere dekking moeten worden gevonden om die te ontwikkelen.

 

De heer REUVERS (STIP): Dat wilde ik horen.

 

De kritische benadering van Delft Kennisstad die sommige partijen hebben, lijkt uit de lucht komen te vallen. Tot voorheen leek het beleid immers op grote steun in de raad te kunnen rekenen. De VVD heeft een kwartet gemaakt met ook een aantal kaartjes over Kennisstad. Ik hoop dat zij de geluidsinstallatie in de raadzaal en de sluisjes niet als de gezichtspunten van Delft Kennisstad zien. Wat ook niet klopt, is het kaartje van "www.Delft.nl". Het onderschrift gaat over het RIS en niet over deze pagina. Volgens mij is deze pagina juist wel een groot succes voor Delft Kennisstad. Ook dat kan ik dus naar de prullenbak verwijzen. Dat is jammer, want het lijkt er nu op dat de bijdrage van de VVD alleen maar leidt tot verhoging van de afvalstoffenheffing.

 

Ik neem aan dat wethouder Oosten, gezien zijn pleidooi voor Delft Kennisstad, ook de Delft Kennisstad ambassadeurs zal gaan benaderen. Ik dank wethouder Rensen voor de aandacht die hij aan jongeren in het kader van de Delftpas zal schenken. Wat Lokale agenda 21 betreft, ben ik het met wethouder Grashoff eens dat in Delft op duurzaamheidsvlak zeker wat is bereikt.

 

Als wij ons aansluiten bij Lokale agenda 21 op nationaal en internationaal vlak, kan dat echter leiden tot hulp van buitenaf. Daarmee zouden wij misschien nog wel meer bereiken. Wat de bestuurlijke vernieuwing betreft, is onze fractie altijd heel kritisch geweest over de financiële onderbouwing. Het is belangrijk dat kritisch wordt gekeken naar het geld dat de raad aan zichzelf spendeert. Wij verwachten dan ook dat het geld voor de maatschappelijke verkenning wordt overgeheveld. Als voor dit jaar geld overblijft op de begroting voor bestuurlijke vernieuwing, dan verwachten wij dat dit alsnog wordt gespendeerd aan nieuw beleid.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik dank het college voor de beantwoording. Het is ook wel aardig om de raad te horen. Je kunt daar ook een ander spreekwoord tegenaan gooien: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Dat maakt het ook wat levendig.

 

Ik ben blij met de aandacht voor de locatie TU Zuid. Ik had de indruk dat de TU een zetje nodig had en niet de gemeente.

 

De heer Bot refereerde aan mijn opmerkingen over onderwijs in de 21e eeuw, maar daar heb ik van het college helaas niets over gehoord. Dat vind ik jammer. Mijn opmerkingen over het verkeer zal ik van voorbeelden voorzien, zodat wij dat via de commissie kunnen regelen.

 

Met de wethouder sociale zaken ben ik het eens dat het Rijk een taak heeft om voldoende hoge uitkeringen te verstrekken, maar gezien de woorden van de heer Zalm en de heer Dijkstal denk ik dat het er niet van zal komen.

 

Ik heb gezegd dat het er bij de woningbouw wat treurig uit zag. In de toekomst zal het wel beter gaan, omdat de moeilijkste periode achter de rug is. Er gloort licht in de tunnel en daar ben ik blij om. Dan komen er ook weer wat mogelijkheden.

 

Tot slot kom ik op de tarieven. Daar is soms wat onduidelijkheid over. De gemeente Delft staat in het jaar 2001 in de regio Haaglanden met haar tarieven op de zevende plaats. Dat is bemoedigend, want wij hebben hoger gestaan. Als wij het landelijk bekijken, moeten wij heel ver de ladder afdalen om Delft terug te vinden.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik begin met de moties over de bibliotheek. Wethouder Torenstra is de wijkwethouder die weet wat er in de wijken speelt. De verantwoordelijkheid voor de bibliotheken ligt natuurlijk bij wethouder Mahler, maar de wijkwethouder zou toch onderhand moeten weten wat de mensen in de wijk willen. Het is duidelijk dat de fractie van de PvdA het naar de verkiezingen wil verschuiven. Ik wil echter van Jan als wijkwethouder weten, wat hij er op dit moment van vindt.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Welke Jan bedoelt u?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Jan Torenstra. Ik wil dus een duidelijke uitspraak van hem, want het blijft allemaal maar hangen. Ik heb ook geen kritiek gehoord van de wethouder over de wijkaanpak. Leefbaar Delft wil de wijkdemocratie vormgeven; wij hebben daar ideeën over. Wij willen ook wijkraden introduceren. Dat is een van onze speerpunten. Wij denken dat de kloof tussen burger en bestuur kan worden verkleind door het bestuur naar de wijken te brengen. In de manier waarop de wijkaanpak nu vorm krijgt, lijkt dat pas aan het eind van het proces plaats te vinden.

 

Leefbaar Delft vindt dat de bibliotheekfilialen open moeten blijven; mensen moeten die boeken zien, ruiken en voelen.

 

De VVD krijgt veel kritiek, ook van mij. Wij hebben allemaal een email gehad van de initiatiefgroep "Houd de Flora levend". Daar hebben wij ook een gesprek mee gehad. De VVD heeft dat blijkbaar niet gedaan, want anders had men kunnen weten.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik praat al 20 jaar met mijnheer Van Doeveren.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Nee, het gaat om een nieuwe initiatiefgroep die de amateurkunst een impuls wil geven. Het zou leuk zijn als de VVD eens met dat soort mensen praat, voordat zij hierover moties indient. Deze mensen willen helemaal niet in het gebouw van Lidl zitten.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik heb gesproken met de Federatie van Delftse zangkoren en die wil wel naar Lidl.

 

De heer BOT (GroenLinks): Misschien wilde Lidl wel in het Floratheater zitten. Wat zou u daarvan vinden?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dan moet u bij uw eigen wethouder zijn. Die wil volgens mij niet meer met ze praten.

 

Dan kom ik op de motie over het Vermeercentrum. Wat vinden wij van Vermeer? Dat hoeven wij niet meer te onderzoeken, want Vermeer is wereldberoemd. Zes jaar geleden liep het in het Mauritshuis storm toen er een Vermeerexpositie was. Het CDA wil aan de Voldersgracht iets herbouwen. Wij willen wel restaureren, maar niet iets nieuws in de tijd terugbouwen. Wij willen geen kitsch.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Gaat u niet voor een Bonthuis?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Daar heb ik geen spreektijd voor.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ik begrijp dat de heer De Wit de herbouw niet ziet zitten, maar de functie wel.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja. Wij hebben al een Vermeerkamer in het Museum Lambert van Meerten.

 

De heer Van Leeuwen (CDA): Die heb ik nooit gezien.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat dacht ik al.

 

De VOORZITTER: Als twee mensen die geen spreektijd hebben elkaar interrumperen, dan zijn wij helemaal ver van huis.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Over de Delftpendel hebben wij nog steeds geen antwoord gekregen. De wethouder had het over bijstelling, maar ik weet niet welke kant dat opgaat. Ik wil dus graag antwoord daarop.

 

 

 

Tot slot kom ik op onze motie over het beleid van wethouder Grashoff. Ik wil de wethouder helemaal niet aan een paal hangen. Wij willen hem alleen onthaasten. Dat schijnt gelukt te zijn, want de haast is eruit. Het gaat er ook niet om wat hij vindt als hij door de stad loopt, maar het gaat erom wat de burgers zeggen. Hij moet met de burger in gesprek en die burger zegt dat de wethouder heeft gefaald. In juli heeft hij iets ingesteld, tegen alle waarschuwingen van de raad in. En daarover is niet goed gecommuniceerd. De wethouder is niet goed in communiceren.

 

De heer CLASON: Voorzitter. Ik heb niet veel toe te voegen aan wat ik in eerste termijn naar voren bracht. Mijn opmerkingen zijn in voldoende mate teruggekomen in het antwoord van het college, zowel wat betreft de fragiele positie van vluchtelingen in het volwassenenonderwijs, de juiste implementatie van ICT in het onderwijs als de voortgang van de autoluwe binnenstad. Wat dit laatste betreft, is mijn kritiek op de procesgang genoegzaam bekend. Ik zal dan ook niet, zoals sommige andere fracties, tot een herhaling van zetten overgaan. Ik zal de motie van de PvdA over de bibliotheek steunen. Verder wil ik kwijt dat het mij opgevallen is dat Willem Elsschot hier nogal eens geciteerd wordt, echter niet in de juiste context. De regel luidt namelijk: Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Ik constateer dat in deze zaal tussen droom en daad hier en daar een dosis kinnesinne, om niet te zeggen opportunisme, in de weg staat. Ik wens het college en de raad de wijsheid toe om samen op de ingeslagen weg voort te gaan.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Maar het gedicht van Elsschot gaat over doodslaan.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik had mij juist verheugd op het einde van het sonnet van Bloem.

 

De vergadering wordt van 21.30 uur tot 21.45 uur geschorst.

 

De VOORZITTER: De vraag is gesteld of wij met het oog op de communicatie met allochtone groepen en de problemen die kunnen ontstaan als gevolg van spanningen in de samenleving het meldpunt rassendiscriminatie als bron van informatie willen gebruiken. Dit lijkt mij een goede suggestie. Verder wil ik een opmerking maken over veiligheid in brede zin. In tweede termijn is mij verweten dat ik niet op een aantal beleidsopmerkingen ben ingegaan. Het is juist dat wij in een risicosamenleving leven. Het merkwaardige is dat wij daarbij selectief zijn, omdat wij bepaalde risico’s blijkbaar acceptabel vinden hetgeen weer een samenhang vertoont met ons eigen gemak. Als iets ons eigen gemak dient, vinden wij een risico niet erg. Niets is mensen vreemd, maar dat is de situatie in onze samenleving. Dit betekent dat wij in dat opzicht wel iets mogen terugleggen bij die samenleving zelf en niet alles zo maar kunnen honoreren. Zo heeft de overheid heel veel risicobeperkende maatregelen in het bestuurlijke circuit getrokken. Indien bijvoorbeeld bewezen zou worden dat de explosie in Enschede door iemand veroorzaakt is, zal in hoge mate de maatschappelijke discussie tóch gaan over het overheidsbeleid op dat punt, terwijl er gewoon sprake is van een misdrijf dat tot een enorme ramp heeft geleid. Hier zit een zekere scheefheid in. De overheid heeft het blijkbaar zeer naar zich toegehaald. De neiging bestaat, omdat er een falend burgergedrag aan veel rampen ten grondslag ligt, om dit te vergeten. Het probleem daarbij is dat dit gedrag niet met vergunningen of controles kan worden afgedekt. Dit moeten wij ons goed realiseren. Wij kunnen niet vierentwintig uur per dag een toezichthouder in een risicovolle gelegenheid neerzetten omdat misschien een burger een aansteker tegen een houten plafond aanhoudt. Onze positie heeft dus beperkingen.

 

De heer Bot wees erop dat er een hoeveelheid regelgeving is die het ons niet altijd gemakkelijk maakt om goed te handhaven, ook omdat er tegenstellingen in zitten. Ik wijs erop dat de Neon-operatie erop gericht is om in ieder geval in onze eigen organisatie te proberen zoveel mogelijk van die tegenstellingen op te sporen. Er moet dan een verantwoorde keuze worden gemaakt voor de manier waarop je daarmee omgaat. De samenhang die wij in Bouwen, Wonen en Milieu hebben aangebracht is er juist op gericht om deze tegenstellingen zo goed mogelijk te ondervangen. De opgave die daar ligt zal met de grootst mogelijke energie tot een goed einde moeten worden gebracht. Tot slot merk ik op dat wij onze prioriteiten en inzet moeten koppelen aan de omvang van de risico’s die gelopen worden. Ik hoop dat wij met onze notitie Handhavingsstrategie, die in voorbereiding is, de raad de gelegenheid geven om daarvoor verstandige afwegingen te maken.

 

Wethouder OOSTEN: Mevrouw Vlekke vroeg tot wanneer de rente van de Escrowrekening is meegenomen. Volgens mijn beste weten is dit tot en met het eerste kwartaal 2002. De reden waarom voor het eerste kwartaal gekozen is, heeft te maken met de grote onzekerheid die aan de discussie vastzit. Stadsbelangen heeft het goed begrepen dat het ons geen idee lijkt om dit jaar eenmalig Sinterklaas te spelen en honderd gulden aan het eind van het jaar aan de burgers te geven. Bovendien is de dekking hiervoor niet solide. Wij hebben echter met name moeite met het incidentele karakter.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik maak er bezwaar tegen dat over Sinterklaas-spelen gesproken wordt. Het gaat om een compensatie voor tarieven die in dit jaar gestegen zijn.

 

Wethouder OOSTEN: U noemt het zoals u dat wilt en ik doe dat ook. Volgens mij heeft u bij gelijksoortige situaties het woord Sinterklaas in het verleden veelvuldig in de mond genomen.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik hield helemaal niet van die man!

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Kan de wethouder nog ingaan op dekking van de motie van Stadsbelangen?

 

Wethouder OOSTEN: De rente van de zogenoemde EZH-gelden is al volledig ingezet. Voor dit jaar en het volgend jaar hebben wij daarvoor het maximaal verantwoorde ingeschat. Het heeft dus geen zin om daar nader naar te kijken.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Volgens mij staat in de Zomernota dat het voor een gedeelte is ingezet.

 

Wethouder OOSTEN: Dat betekent dat wij daar dus dit jaar niet eenmalig alle huishoudens honderd gulden van kunnen geven. Ik ben hier overigen ook tegen, omdat ik vind dat je een fatsoenlijk tarievenbeleid moet voeren en niet af en toe met honderd gulden moet strooien als je dat goed uitkomt. De dekking om dit jaar honderd gulden aan alle gezinnen uit te keren, is niet aanwezig.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): U heeft het over maximaal verantwoord. Wat bedoelt u daarmee?

 

 

Wethouder OOSTEN: Precies wat ik zeg. Het is een inschatten van de renteontwikkeling in de komende tijd en daarbij is het college tot het uiterste gegaan. Een uitgave van honderd gulden per huishouden is wat ons betreft onverantwoord. Ik herhaal dat volgens onze inschatting dat geld er niet is.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik kan daarin wel meegaan, maar u hebt ons een aantal maanden geleden geadviseerd om de nota mee te nemen naar de Zomernota. Dat advies hebben wij opgevolgd, niet wetend dat u nu zo kinderachtig gaat reageren en spreekt over strooien en Sinterklaas-spelen.

 

Wethouder OOSTEN: Ik reageer niet kinderachtig. Ik heb problemen met het incidentele karakter van uw gebaar en ik heb u aangegeven dat de dekking in ieder geval voor dit jaar niet deugt.

 

Ik ben er blij mee dat mijn beantwoording van de vragen over Delft-Kennisstad tot tevredenheid heeft geleid. Met het advies van de VVD om minder bescheiden te zijn op dit punt en de opmerking dat successen kunnen leiden tot draagvlak ben ik het van harte eens. In een van de eerste Zomernota’s van dit college stond al de opmerking be good and tell it. Kennelijk hebben wij dit nog onvoldoende gedaan en ik beloof beterschap op dit punt.

 

Ik probeer uit te leggen wat mijn toezeggingen omtrent het Vermeerhuis inhouden. Ik ben bereid te gaan praten met externen. Als het CDA namen wil noemen ben ik ook bereid, ze zelf te bellen. Een dergelijk gesprek ga ik aan. Vervolgens is een der randvoorwaarden dat er geen sprake kan zijn van het ophangen van authentieke schilderijen op een andere plaats dan het Prinsenhof. Met de uitkomst van die discussie, gecombineerd met een voorstelling van zaken hoe dan wel met Vermeer kan worden omgegaan, kom ik terug in de commissie. Ik neem de motie niet over, want ik doe geen quick scan op dit moment. Ik ga eerst dat gesprek aan.

 

De heer DE GRAAF (D66): Het deel van het verslag dat hierover gaat, vormt op zich al een aardige quick scan.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): In de Zomernota staat: het inrichten van een permanente expositie in de Oude Kerk over Johannes Vermeer.

 

Wethouder OOSTEN: U hebt gelijk. Het gaat over een permanente tentoonstelling over de Hollandse helden. U moet dit zo interpreteren dat die tentoonstelling niet altijd over dezelfde held hoeft te gaan. Het gaat om een permanent gebruik van de Oude Kerk als tentoonstellingsruimte.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): U zegt toe dat u met die externen in gesprek gaat en met het resultaat daarvan terugkomt naar de commissie. Komt u dan ook met argumenten omtrent voor of tegen een quick scan?

 

Wethouder OOSTEN: Uiteraard.

 

Wethouder TORENSTRA: Voorzitter. Tijdens de bijdrage van Leefbaar Delft in tweede termijn werd een interessante interruptie gepleegd toen het over het Vermeerhuis ging.

 

 

 

Volgens mij was Aad de Eerste aan het interrumperen en hij sprak over de suggestie van een Bonthuis. Ik dacht toen dat een motie over de Bonthuisweg mij sympathiek zou zijn.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat vind ik niet leuk. Ik heb mij twee avonden heel constructief opgesteld en niet gezegd hoe ik over u denk. En nu wilt u weer gaan bezuinigen op wegen. Daarnaast moet het u bekend zijn dat een dergelijke straat pas vijf jaar na mijn dood er kan komen.

 

Wethouder TORENSTRA: Dit is een bruggetje naar de vraag van Leefbaar Delft over de positie van de wijkwethouder. Ik heb wijkzaken in mijn portefeuille maar er is natuurlijk sprake van collegebeleid en dat strekt zich ook uit tot het bibliotheekbeleid. Ik kan u verzekeren dat ik het collegebeleid ondersteun. Tegelijk ben ik lid van de PvdA-fractie. Straks hoort u van collega Mahler hoe het college op de motie zal reageren. Ook daar zal ik geheel achterstaan. Met het voorstel om wijkdemocratie te formaliseren in representatieve democratie kan ik niet meegaan. De heer De Wit kan iets dergelijks inbrengen tijdens de discussie die nog gevoerd moet worden, maar ik wil die lijn niet volgen. Ik ben blij met de handreiking door D66. Hoewel wij de accenten soms verschillend leggen, gaat het er vooral om dat mensen kunnen stemmen en dat zij participatie vorm kunnen geven. In de discussie daarover zullen wij een eind komen. Ik zal collega Rensen eens benaderen in verband met zijn ideeën over interactieve beleidsprocessen. Er ligt nog een vraag over het slaagkanssysteem. Ik heb de intentie om de twee zaken te laten sporen, hoewel dit lastig is in de tijd. Op Haaglandenniveau worden de beleidsmatige zaken in het kader van de verordening gestart. Ook dat is een interactief proces tussen de corporaties en de gemeenten c.q. de portefeuillehouders. Ambtelijke voorbereiding vindt nu plaats, terwijl de toepassing en de uitvoering ook gestart worden. Vlak voor het moment waarop het concept van de portefeuillehouders van Haaglanden naar het AB gezonden wordt, kan met de raad gediscussieerd worden over de inzet van de Delftse delegatie.

 

De heer DE GRAAF (D66): Wij moeten eens discussiëren over de politieke invulling van het systeem.

 

Wethouder TORENSTRA: Daar starten wij 1 november mee tijdens een bijeenkomst met alle betrokkenen. Dat deel wordt ook in de commissie besproken. Dit moeten wij parallel laten lopen met de discussie in Haaglanden.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Kan ik ervan uitgaan dat dit een commissie extern is, zodat het een openbare bijeenkomst wordt met alle betrokkenen?

 

Wethouder TORENSTRA: Ik heb nu op mijn lijstje staan, zoals bij het vorige traject, de raadsleden, de woonkoepel en alle corporaties. Deze bijeenkomst stond toen ook open voor belangstellende burgers. Als we dat achter de rug hebben, komt de formele commissievergadering.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Is het dus een commissie extern?

 

Wethouder TORENSTRA: Ik begrijp u en ik ben het met die intentie eens. Wij zullen dat op die manier inhoudelijk vormgeven.

 

 

 

Ik moet ingaan op de bijdrage van de VVD in tweede termijn. Ik ben blij dat de fractievoorzitter van de VVD twee neusgaten heeft. Hij kan aldus proberen tegelijkertijd warme en koude lucht te blazen. Eerst blaast hij koude lucht en daarna probeert hij dit enigszins te nuanceren. Ik vind dat lastig. Ik ben blij met de goede vragen, omdat die mij de gelegenheid geven daarop in te gaan. Bij de wijkaanpak, de gevolgen en de effecten daarvan sprak de heer Baljé over de randvoorwaarden, doelstellingen, producten, procesarchitectuur en procesgang. Dit zijn termen die niet gebruikt worden in de wijken. Dit zijn raadstermen. Als de raad spreekt over procesarchitectuur dan heet dat in de wijk een wijkwerkplaats waar men aan de slag gaat. Men kan over doelstellingen praten, maar het komt erop neer dat wat wij al reeds doen beter en completer moet. Het doel van het proces is dat de bewoners meer tevreden zijn. Bij de term producten wordt gedacht aan schoner, veiliger, socialer en democratischer. Sprekend over de procesgang moet men denken aan samenwerking van alle partijen. Aan concrete voorzieningen wordt gewerkt. Drie dingen gaan altijd samen: het werken aan concrete voorzieningen, het van elkaar leren tijdens vorming, opleiding en ontwikkeling en het werken aan duurzame beleidsbeïnvloeding. Dit hele proces kan voor zes wijken met allerlei groeperingen niet van tevoren in de gemeenteraad worden uitgediscussieerd. Ik ben voor een nette pendel tussen de beide groepen. Wil je de ene groep meer invloed geven, dan gaat dit ten koste van de andere en dat is in dit geval de raad.

 

De heer BALJÉ (VVD): Het is voor de VVD niet van belang welke woorden in de raad of de wijk gebruikt worden. Het gaat erom dat wij elkaar begrijpen. Ik begrijp nu van de wethouder dat hij ons nu ook begrepen heeft.

 

De VOORZITTER: Dit is geen interruptie. U kunt geen derde termijn pakken.

 

De heer BALJÉ (VVD): Dat begrijp ik. Ik wil alleen nog opmerken dat het handig is als eens een woordenboek hiervoor ontwikkeld wordt.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dat boek had de heer Torenstra toch al in 1970 gelezen?

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. De heer Baljé nuanceerde nu zijn verhaal uit de eerste termijn waarbij hij het een en ander probeerde te verduidelijken. Dit was een terechte poging, naar ik aanneem. Ik kom er echter niet veel verder mee. Theoretisch verschil ik niet veel met hem van mening. Ik houd staande dat wij in het gehele proces steeds naar een gecoördineerde en procesmatige benadering hebben gestreefd. Dit neemt niet weg dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie. Als je alleen het theoriegedeelte blijft hanteren, kom je niet veel verder. Ik sta met twee benen op de grond, waarbij ik de zwaartekracht ervaar waardoor het soms lastig is om te opereren. Ik vind dat de VVD-fractie er begrip voor moet hebben dat de praktijk niet kan worden aangepast aan de theorie. Wel kan de theorie enigszins aan de praktijk worden aangepast. Verder vind ik dat het niet klopt dat de heer Baljé op mijn suggesties over het kwartetspel alleen maar kan zeggen dat ik daar maar tegen moet kunnen. Er zijn bepaalde grenzen en die heeft hij overschreden.

 

Tot de heer Meuleman zeg ik dat ik blij ben dat ik met twee benen op de grond kan blijven staan. Soms heb ik moeite met een stropdas…

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): U weet toch wat die uitspraak betekent?

 

 

Wethouder GRASHOFF: Ik weet niet wat u hiermee wilt zeggen, maar ik begrijp het heel goed.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dan moet u eens het boek van de heer Torenstra uit 1970 lezen.

 

Wethouder GRASHOFF: Ik ben helemaal niet geïnteresseerd in de boeken van Torenstra uit 1970!

 

Wethouder RENSEN: Daar wordt zo vaak uit voorgelezen, dat hij het niet meer hoeft te lezen.

 

Wethouder GRASHOFF: De heer Meuleman sprak nog in verband met de wijkaanpak over zwerfvuil. Ik wil u de volgende kleine anekdote vertellen. Een goede kennis van mij die al jaren in Rotterdam woont, keek naar een woonplek in Delft. Nadat hij zich georiënteerd had, meldde hij mij spontaan dat het zo schoon in Delft is. Ik geef hiermee aan dat het relativeren van het onderhoudsniveau van groot belang is.  Wij zijn nog steeds bezig met verbeteringen aan te brengen. Ik wijs op de systematisering van het meldnummer, waardoor een redelijk waterdicht systeem ontstaat. In de komende maanden wordt extra aandacht gegeven aan de problematiek rondom het aanbieden van grof vuil. Ik zal hiertoe voorstellen aan de commissie doen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik ben het ermee eens dat hierin nuanceringen moeten worden aangebracht, maar dit laat onverlet dat elke wijk de door mij genoemde aspecten als eerste irritatiepunt aangeven. Men doet dat toch niet zonder reden?

 

Wethouder GRASHOFF: Al zou het tweemaal zo schoon zijn, dan staat dit nog als topper in de ergernissenlijst. Van bijvoorbeeld de geuroverlast door DSM/Gist is via objectieve cijfers aangetoond dat die elk jaar afneemt, maar de klachten blijven gelijk. Ik adviseer u nogmaals de motie over de Van Renswoudestraat nu niet in stemming te brengen. Het signaal is glashelder, wij begrijpen elkaar en ik heb geen verborgen agenda. U geeft mij bij aanvaarding van een dergelijke motie geen instrument in handen, maar een dictaat waarmee slecht onderhandeld kan worden.

 

Ook wij hebben twijfels over de juistheid van de cijfers die gebruikt zijn rondom de vervoersaantallen op de A4 versus de A13. De analyses zijn in eerste instantie gemaakt op basis van twee rijkswegen en een verkeersmodel. Dezelfde cijfers worden gebruikt als de ene weg een tolweg wordt en de andere weg niet. Die twijfel is in de MER-studie vertaald in een vraagstelling. Overigens twijfelen ook de milieubegweging, Schiedam en Vlaardingen aan deze cijfers.

 

Mevrouw Vlekke stelde nog een vraag over de hoeveelheid huishoudelijk afval en het gegeven dat die in 2000 lager is geworden. In de loop der jaren is de hoeveelheid afval per inwoner niet verhoogd. Het jaar 1999 was echter een topper en nu hebben wij het idee op basis van de cijfers over 2001 dat wij op het niveau tussen 1999 en 2000 zullen uitkomen. De grootste kosteneffecten bij afvalverwerking en inzameling zitten niet in een scherpe toename van het aantal kilo’s afval per persoon, maar in de scherpe stijging van de verwerkingskosten bij AVR. Verder wijs ik erop dat wij de afgelopen jaren achterop zijn geraakt bij het in de heffing doorberekenen van de loon- en prijsstijgingen.

 

 

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. De heer Van den Doel heeft nauwkeurig geadministreerd dat ik in eerste termijn niet was ingegaan op zijn vraag over de schoolgebouwen. De discussie over de kwaliteit van schoolgebouwen hebben wij al met elkaar gevoerd in de commissie werk, zorg en onderwijs aan de hand van het integraal huisvestingsplan. In dat plan is opgenomen dat scholen met een permanente leerlingweging structurele huisvesting kunnen krijgen, hetgeen ik in kwaliteitsopzicht als een belangrijke vooruitgang beschouw. Dat geldt ook voor de extra stadsvernieuwingsgelden die de gemeente in de brede school stopt. Daarmee kunnen wij ook ontwikkelingen bij de Egelantier, de Jan Vermeerschool en straks wellicht ook de Horizon mogelijk maken. Ook in die impuls zit een belangrijke kwaliteitsverbetering. Daarnaast is in het onderwijsbeleidsplan opgenomen dat wij met de schoolbesturen zullen overleggen over de na te streven kwaliteitsstandaarden in het gemeentelijke onderwijshuisvestingsbeleid. Daarmee gaan wij aan de slag. Wij worden daarbij geholpen door de extra middelen die het Rijk ten behoeve van de onderwijshuisvesting beschikbaar wil stellen.

 

De vragen van de CDA-fractie over het integratiebeleid doen mij vermoeden dat het goed is om elkaar bij te praten over de fase van werken waarin wij nu zitten. Dat geldt ook voor de vragen over platforms en zelforganisaties. Ik was niet voornemens om op dat punt met een discussienota naar de commissie te komen, maar ik ben wel bereid om nog eens in de commissie over dit onderwerp te spreken. Maar misschien moeten wij dan eerst beter weten wat het CDA zich voorstelt bij een dergelijk platform.

 

STIP geeft aan dat het in de rede ligt om de gelden voor de maatschappelijke verkenning over te hevelen als wij deze gelden niet in 2001, maar pas in 2002 nodig hebben. Technisch is dat denkbaar als het aan de orde moet komen. STIP suggereerde ook om in 2001 overgeschoten gelden te besteden aan ander nieuw beleid. Die suggestie volg ik graag op, ware het niet dat ik dan ruzie krijg met wethouder Oosten. Dat doe ik dus maar niet.

 

Wethouder MAHLER: Voorzitter. De VVD-fractie heeft ter vervanging van motie M-II op stuk nr. M-IIA een motie ingediend over het onderzoek naar amateurkunstmogelijkheden in het voormalige gebouw van Lidl. Aan de motie is niet veel veranderd, behalve dan dat de VVD-fractie voorstelt om het onderzoeksresultaat bij de komende nota amateurkunst te betrekken. Bij deze nota gaat het om een verhaal in twee fasen. Nadat de raad de nota heeft vastgesteld, zal de eerste fase van start gaan die erop is gericht om vraag en aanbod naar ruimte voor amateurkunst dichter bij elkaar te brengen. Dat is noodzakelijk, omdat met een standaard onderzoek niet is vast te stellen wat exact de aard en omvang van de ruimteproblematiek is. Een aantal specifieke wensen is duidelijk, maar een totaalbeeld is lastig of niet te verkrijgen. Met een optimalisatie van vraag en aanbod willen wij tot een helder beeld komen van wat wenselijk is. Mocht daaruit blijken dat een amateurkunstcentrum, zoals de VVD in de motie heeft beschreven, een van de mogelijke oplossingen is, dan zal het voormalige gebouw van Lidl natuurlijk in het haalbaarheidsonderzoek worden meegenomen, althans als het tegen die tijd nog beschikbaar is.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): U zegt: als het tegen die tijd nog beschikbaar is. Met onze motie willen wij voorkomen dat het voor iets anders wordt bestemd, voor het geval blijkt dat het gebouw goed geschikt is voor de amateurkunsten.

 

 

 

Wethouder MAHLER: Dat begrijp ik, maar het probleem is dat wij nu niet kunnen vaststellen wat de ruimtebehoefte is voor amateurkunst. Daarnaast mogen wij ervan uitgaan dat zich tegen die tijd, als wij daaraan toe zijn, ook andere geschikte ruimten in de stad zullen aandienen die wellicht nog beter aansluiten bij wat gebleken is uit de eerste fase.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Hoeveel tijd is dan nodig voor dat onderzoek?

 

Wethouder MAHLER: Ik verwacht dat wij een aantal maanden na vaststelling van de nota het daarin beschreven instrumentarium in werking kunnen stellen. Wij kunnen dan een halfjaar of negen maanden daarna de conclusie trekken.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): En het is nu niet mogelijk om te zeggen dat het gebouw van Lidl daarbij wordt betrokken? Of wilt u dat gewoon niet?

 

Wethouder MAHLER: Wij weten nog niet wat op dit gebied noodzakelijk is. Daarom is het te vroeg om dat nu uit te spreken. Bovendien zou die uitspraak valse verwachtingen kunnen wekken. Daarmee geven wij impliciet aan, dat wij op zoek zijn naar een centrum dat min of meer aan deze omschrijving voldoet. Ik sluit niet uit dat dit eruit zal komen, maar ik weet nu niet of dit de beste oplossing is voor het amateurkunstcentrum.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik weet dat ook niet. Vandaar dat ik u vraag om dat te onderzoeken. Wat is daar nu in hemelsnaam op tegen?

 

Wethouder MAHLER: In de motie staat: te onderzoeken of het pand van Lidl geschikt is als amateurkunstcentrum volgens de in de motie omschreven voorwaarden. Wij kunnen nu nog niet aangeven of dat wel de voorwaarden zijn waaraan dat centrum moet voldoen.

 

Wethouder GRASHOFF: Wij weten nog niet of een amateurkunstcentrum dé oplossing is. Als wij nu onderzoek doen naar dit pand van een particuliere eigenaar, dan scheppen wij een verwachtingspatroon dat wij niet kunnen waarmaken. Daarmee kunnen wij later ongelooflijk in de problemen komen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): U denkt al veel te ver. Ik vraag alleen om bij het bekijken van alle alternatieven ook dit pand te bekijken. Misschien zegt u dan wel, dat het te duur is en dat het daarom niet kan.

 

Wethouder MAHLER: Dat ben ik met u eens. Als wij panden gaan bekijken, zal uiteraard het pand van Lidl daarbij worden betrokken.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Dan bent u er niet meer. Wij hebben dan een nieuw college dat zich moet inwerken.

 

Wethouder MAHLER: Het moment van het bekijken van panden is nog niet gekomen, omdat wij nog niet weten waarnaar wij moeten zoeken.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Ik begrijp dat wij nog drieëneenhalf jaar moeten wachten.

 

 

 

Wethouder MAHLER: Ik wil niet meer lege kisten van u aangereikt krijgen. U bent in tweede termijn namelijk ook niet in staat geweest om enig goudstuk in een van uw vorige kisten te stoppen.

 

De heer VAN LEEUWEN: Ga zo nog maar even door! Dan spreken wij elkaar wel bij de verkiezingen!

 

De VOORZITTER: Wethouder Mahler gaat door met een ander punt.

 

Wethouder MAHLER: Aan het advies van het college over de motie van de VVD is dus niet veel veranderd. Ik hoop dat mijn uitleg daaraan iets kon toevoegen.

 

Bij de bibliotheek ligt het anders. Horende de discussie over het bibliotheekbeleid in de raad, is het college van mening dat motie M-XIV van de PvdA-fractie het collegestandpunt grotendeels recht doet. Met die motie kunnen wij akkoord gaan. Daarbij zij wel gezegd dat het college zijn standpunt in deze periode over de bibliotheek handhaaft. Wij zullen de motie uitwerken en in het voorjaar van 2002 een aantal varianten aan de raad voorleggen. De financiële consequenties zullen daarbij ook worden gepresenteerd, zodat de raad die ook kan afwegen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Wij hebben graag een schorsing van een minuut of tien.

 

De VOORZITTER: In de schorsing krijgt u een nieuw overzicht van ingediende moties.

 

De vergadering wordt van 22.20 uur tot 22.35 uur geschorst.

 

 

188. BESLUITVORMING ZOMERNOTA

 

In stemming komt motie M-I van de fractie van de VVD.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fracties van Stadsbelangen, Leefbaar Delft, de VVD, ChristenUnie/SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M-V van de fracties van het CDA en ChristenUnie/SGP.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.

 

In stemming komt motie M-X van de fractie van Stadsbelangen.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.

 

In stemming komt motie M-XIV van de fracties van de PvdA, D66 en GroenLinks.

 

De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Onze fractie zal deze motie om twee redenen steunen. De wethouder gaf aan dat dit geen stop zet op het beleid dat het college hieromtrent heeft gevoerd. Bovendien zien wij er voldoende randvoorwaarden in voor het doorgaan met de servicepunten.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij betreuren het dat wij nu geen besluit nemen, maar met deze motie wordt het voorwerk gedaan om over een aantal maanden te kunnen stemmen over het openhouden van de filialen. Elke kans op het openhouden van de filialen grijpt het CDA aan. Vandaar dat wij voor de motie zullen stemmen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik begrijp dat de variantendiscussie uit 1999 te zijner tijd weer wordt overgedaan. Ook onze fractie wil alle mogelijkheden behouden om de filialen open te houden. Daarom steunen wij de motie.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Beter een half ei dan een lege dop. Gemakshalve kan ik mij aansluiten bij de vorige sprekers.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt motie M-IIA van de fractie van de VVD.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Mede namens collega Mahler en ook namens collega Rensen kan ik melden dat wij in overleg zijn met de eigenaar van het pand van Lidl. Op dat pand rust de bestemming "maatschappelijke doeleinden". Een snelle ontwikkeling in de zin van woningbouw of kantoren is binnen de vigerende bestemming dus niet voorzien. Er wordt nu overlegd over een eventuele functie in de sfeer van maatschappelijke doeleinden. Zo zijn er ideeën voor een functie in de eerstelijnsgezondheidszorg. In dat kader zou ook het centrum voor amateurkunst mede kunnen worden beschouwd.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Na deze woorden van de wethouder trekken wij de motie in.

 

In stemming komt motie M-VI van de fracties van het CDA, GroenLinks en ChristenUnie/SGP.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Ik heb net overleg gehad met de mede-ondertekenaars. Gezien de vergaande toezegging van wethouder Oosten, dat de discussie op gang kan komen en dat daarna zo nodig een quick scan kan plaatsvinden, willen wij de motie nu niet in stemming brengen. Wij houden de motie in de computer in afwachting van de resultaten van de gesprekken. Wij kunnen de motie op een later tijdstip alsnog indienen, maar wij kunnen ook met een initiatiefvoorstel komen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat deze motie is afgevoerd.

 

In stemming komt motie M-XIII van de fracties van Leefbaar Delft, het CDA en de VVD.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. De VVD leeft niet in het verleden, hoewel een deel van de fractie neigt naar het steunen van deze motie. Na de toezegging van de wethouder inzake de evaluatie en de besluitvorming over de tweede fase van autoluw stellen wij voldoende vertrouwen in zijn beleid.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De wethouder kent onze opvatting en onze kritiek op zijn autoluw beleid. Dat houden wij overeind. Onze fractie zal de motie van de voormalige SP niet steunen, omdat wij de politieke verhoudingen leefbaar willen houden.

 

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Leefbaar Delft voor deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M-III van de fractie van de VVD.

 

De heer BALJÉ (VVD): Na de toezeggingen van de wethouder lijkt het ons dat de motie onbruikbaar is geworden. Wij trekken haar derhalve in.

 

In stemming komt motie M-IX van de fractie van Stadsbelangen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij hadden bij de vorige motie willen zeggen, dat wij haar niet meer opportuun vonden na de toezeggingen. Die argumentatie geldt ook voor deze motie. Het gaat om een zaak voor het volgende college. Daarom zullen wij niet voor de motie stemmen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Gezien de toezeggingen van de wethouder en gehoord een aantal fracties, trekken wij deze motie in.

 

In stemming komt motie M-IV van de fracties van het CDA, Stadsbelangen, de VVD en ChristenUnie/SGP.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Ook hierover hebben wij overleg met de medeondertekenaars gehad. Er lag een afspraak dat er voor juli een plan bij de politiek zou liggen, maar wij begrijpen dat dit in oktober komt. Dat is niet overeenkomstig de afspraak die het college met de commissie c.q. de raad heeft gemaakt. Als je in de politiek afspraken maakt en je meldt niet dat die gewijzigd worden, dan geldt de wijziging niet. Wij willen de motie dus overeind houden en in stemming gebracht zien.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fracties van het CDA, de VVD, ChristenUnie/SGP en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M-VII van de fractie van GroenLinks.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Misschien is het goed als ook het hoogheemraadschap wordt genoemd, want het is misschien een goede oplossing om luiers te verwerken in de zandzakken. Die kan men dan mooi op het rietveld leggen.

 

De VOORZITTER: Die blijven drijven.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wij vonden het hergebruik van de luiers een goed initiatief. Wij steunen dus de motie.

 

De heer REUVERS (STIP): Ook ik vind het een goed voorstel. Ik zal het dan ook steunen.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

 

In stemming komt motie M-VIII van de fracties van Stadsbelangen, de VVD en het CDA.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb hierover overlegd met de mede-indieners. Gezien de toezegging van de wethouder, houden wij de motie aan.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat deze motie is afgevoerd.

 

In stemming komt motie M-XII van de fracties van Leefbaar Delft, de VVD en het CDA.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Wat ons betreft, is de motie na de toezeggingen van het college niet meer nodig.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Leefbaar Delft voor deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M-XI van de fractie van Stadsbelangen.

 

De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Het mag bekend zijn dat de VVD geen voorstander is van lokale inkomenspolitiek. Om die reden zullen wij de motie niet steunen.

 

De heer DEN BOEF (PvdA): Voorzitter. De grootst mogelijke meerderheid van mijn fractie zal deze motie niet steunen. Zelf hoor ik daar niet bij. Ik betreur het antwoord van de wethouder, die zegt geen Sinterklaas te willen spelen. Ik geef hem in overweging om ook niet op Scrooge te willen gaan lijken. Wij hebben een duidelijk voorstel gedaan met betrekking tot het niet toepassen van de inflatiecorrectie. Het college heeft een halfjaar de gelegenheid gehad om naar een andere dekking te zoeken voor het voorstel van Stadsbelangen, maar het heeft dat niet gedaan. Daarmee geeft het te kennen, dat het dit voorstel niet wil. Ik zal de motie echter wel steunen.

 

De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij kunnen ons niet vinden in het idee om de renteopbrengsten voor een Delftsnip te gebruiken. Onze prioriteit zou dan eerder zijn om die opbrengsten te gebruiken voor de bibliotheekfilialen. Wij zullen dit initiatief dus niet steunen.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer, dat de fractie van Stadsbelangen en de leden Clason en Den Boef voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt het voorstel.

 

De Zomernota 2002-2005 wordt met algemene stemmen vastgesteld.

 

 

 

 

 

 

 

 

189. De VOORZITTER: Het woord is aan de nestor van de raad, de heer Bonthuis.

 

De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Het ging er hier af en toe redelijk fel aan toe, maar ik krijg net het bericht binnen dat de partijvoorzitter van het CDA opgestapt is wegens ruzie. Voor de goede orde, mijnheer De Wit, dit is landelijk en niet plaatselijk. Er is dus geen vacature.

 

Mijnheer de burgemeester, dames en heren leden van de gemeenteraad, geachte aanwezigen.

 

Als alles een normaal verloop heeft, sta ik hier traditioneel voor de laatste keer. Traditioneel omdat het de gewoonte is dat de nestor van de raad aan het einde van een begrotingsbehandeling, of moderner gezegd de behandeling van een Zomernota, enige onafhankelijke woorden tot u richt. Nestor, een erebaantje dat verder niets oplevert en waaruit ik geen enkel voordeel mag trekken. Wat ik wel vreemd vind is dat de nestor nooit door de burgemeester en/of de wethouders om advies wordt gevraagd. En dan nog onafhankelijk blijven ook! Dus elke verdachtmaking dan wel verwijzing naar een voordeel in mijn richting berust op een misverstand. En toch ben ik er trots op dat ik nestor mag zijn van een gemeenteraad die unaniem de daden van 11 september 2001 veroordeelt, verdraagzaamheid verwacht en daartoe oproept.

 

Als er voor Delft geen schokkende verkiezingsuitslag plaatsvindt, zal ik het stokje – naar ik hoop niet als een versleten grijsaard – overdragen aan Wil de Tweede. Ik zeg bewust Wil de Tweede omdat ik straks nog een associatie met het carnaval wil noemen. Wil de Eerste hebben wij namelijk al gehad in het Kabbelgat. Ik ga er hierbij overigens vanuit dat mevrouw Steffen terugkomt in deze raad. Het spijt mij dan voor Anita dat zij dat toch weer als dansmarieke moet optreden. Overigens werd ik nog benaderd door Aad de Eerste, Kabbelaar de Achtste, die het niet op prijs stelde dat zijn naam gebruikt is. Voor de goede orde, mevrouw Vlekke, ik ben Aad de Tweede en de aangesproken Aad de Tweede is Kabbeloris de Eerste! En even voor de heer Wit: als ik “ik” zeg, praat ik namens mijzelf en bij “wij” spreek ik ook namens u.

 

Hoewel er termen uit de carnavalswereld tijdens de vergadering gebruikt werden, was het zeker geen carnaval. Meer pakjesavond. Ik heb gisteren met een aantal buurjongetjes zitten kwartetten. Weet u hoe moeilijk het is om deze kinderen uit te leggen wat een jongereneiland is, wat citypendel betekent, wat een autoluw binnenstadsbeleid is en wat VVD-kiezers zijn? De kiezer van de toekomst heb ik in ieder geval goed ingelicht. Overigens, zo’n kwartetspel getuigt van een goed gevoel voor humor. Wat moeten wij met de bruine roos van Anita? Deze graag wat opfleuren, want het zou niet goed zijn voor Delft als de PvdA als roestig door het leven moet gaan. En dan het visitekaartje van Stadsbelangen. Het heeft in ieder geval mijn computer al zestien keer doen vastlopen. Kijk dus uit voor een eventueel virus vanaf die kant!

 

Waren er nog opvallende zaken of uitspraken? Een selectieve greep. Een ondergrondse fietsgarage. Mijn advies is: neem bij de bouw gelijk een openbaar badhuis mee. Delft is een grote zandbak. Met het oog op de modder hoop ik dat het droog is tijdens de verkiezingscampagne. Mijnheer Van Leeuwen als postbode voor de Sportraad. Ik ben benieuwd welke broek hij aantrekt bij de behandeling van een sportvisie: een lange of een korte. En wat een eenheid in deze raad. Drie moties van ongeveer dezelfde inhoud over een heet hangijzer.

 

 

Over de hoofden van de boekenlezers, dus niet de programma’s van partijen, zijn de verkiezingen begonnen. Ik wens elke partij veel succes.

 

Mijnheer de voorzitter. Ik wil u namens de raad feliciteren met het aanvaarden van de Zomernota en u en uw college veel wijsheid en kracht toewensen met de uitvoering van de plannen en het opvangen van de risico’s. Wij danken het ambtelijke apparaat voor de inzet en de hulp als wij weer eens met grote interesse onbenulligheden te weten wilden komen. Wij danken de pers voor de plaatselijke berichtgeving en dat zeker namens degenen die genoemd zijn! Want dat is toch ook het doel waarnaar gestreefd wordt. Onze laatste dank gaat uit naar het personeel, hier werkzaam op het stadhuis, dat ons voorzien heeft van de noodzakelijke papieren en de noodzakelijk waren voor de inwendige mens.

 

Voorzitter. Tot slot een welgemeend advies en een motie. Het advies kunt u morgen laten uitvoeren en voor de motie moet u in overweging nemen, deze vanavond of in een volgende vergadering in stemming te brengen. Het advies. Ik blijf het een kwalijke zaak vinden dat een stad als Delft, die pretendeert Kennisstad te zijn, het niet voor elkaar krijgt om vanuit deze zaal normale beelden op een monitor in een kamer naast deze zaal te krijgen. Doe er iets mee.

 

Dan de motie. Het verblijf is hier vaak gezellig en spannend. Interrupties en schorsingen, elkaar vliegen afvangen en nog veel meer wat in een politieke arena – in mijn geval liever Kuip – thuishoort. Toch mis ik iets en daarom leg ik een motie voor die ik zal voorlezen omdat mijn spreektijd toch niet opgenomen wordt. Op dit moment heb ik nog maar een handtekening, maar ik neem aan dat de voorzitter en wethouder Torenstra deze motie willen ondertekenen, al is het maar om haar in stemming te laten brengen. Ik kan mij niet voorstellen dat u deze motie niet ondersteunt en voor mij is het ook wel eens leuk om een motie van mij te zien worden aangenomen. Ik zal u de motie zo dadelijk overhandigen met het verzoek, deze te tekenen.

 

“De leden van de gemeenteraad van Delft bijeen op dinsdag 25 september en donderdag 27 september 2001,

overwegende:

. dat de gezelligheid tijdens de raadsvergaderingen gehandhaafd dient te blijven,

verder overwegende:

. dat de vergaderingen een lange tijd in beslagen nemen,

constaterende:

. dat in vergelijking met vroeger een essentieel product in verband met de overwegingen niet tot de voorzieningen behoort,

verder constaterende:

. dat te gemakkelijk van dit product, zonder raadpleging van de nestor van de raad, afstand genomen is,

draagt het college van BenW op:

. de dienstdoende bode van het stadhuis geld te geven om voor de vergadering ter behandeling van de Zomernota’s speculaas dan wel banketletters te kopen,

en gaat over tot de gezamenlijke borrel.”

 

Voorzitter. Als wethouder Oosten zegt dat ik geen financiële dekking hiervoor heb aangegeven, dan kunt u mij aan mijn belofte houden dat ik volgend jaar op de tribune verschijn en u zal trakteren op speculaas en banketletter.

 

 

Voorzitter, dames en heren. Ik wens u allen veel gezondheid en een verdraagzame wereld toe. (applaus)

 

De VOORZITTER: Ik zal de motie aan mijn rechterzijde laten ondertekenen. Ik kan dit niet. Ik vind het wel jammer dat de opmerking over de dekking en de traktatie is gemaakt, omdat ik vrees dat hij dan geen steun aan deze motie kan geven. Zo’n kans laat een wethouder van financiën zich niet ontglippen! Ik durf echter het risico te nemen om te zeggen dat het college deze motie overneemt. Volgend jaar komen er dus speculaas dan wel banketletters.

 

190. AFSCHEID VAN DE HEER REUVERS

 

De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. U vergeet dat ik vanavond afscheid neem van de raad.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Reuvers, u bent hier vanavond voor het laatst. Het is een omissie van mijn kant, dat ik mij daar niet op heb geprepareerd. Maar dat mag de pret niet drukken.

 

Mijnheer Reuvers, aan het begin van de vergadering op dinsdagavond hebben wij uw opvolger tot de raad toegelaten. Wij zullen hem volgende week in ons midden installeren. Dan is er opnieuw een wisseling in de STIP-fractie, die te vaak optreedt. Dat zeg ik steeds als er een van u gaat en er een nieuwe terugkomt. Het is namelijk vervelend om iedere keer een geroutineerd raadslid te zien vertrekken, maar dat is de aard der dingen bij STIP en ook wel de charme van die partij. Zij is daarmee immers uniek in Nederland. Dat maakt Delft altijd weer een punt van aandacht in de publiciteit. Ik kan nergens in Nederland komen of er wordt naar geïnformeerd hoe dat werkt. Dan leg ik altijd uit, dat dit best aardig werkt, omdat u met uw kandidatenlijst in het algemeen in staat bent om behoorlijk wat kwaliteit te leveren en dus ook in staat ben om al snel het spel in deze raad mee te spelen.

 

Voor uw eigen periode in de raad geldt hetzelfde als voor uw voorgangers, namelijk dat u al heel snel op een kwalitatieve wijze heeft kunnen meedoen in de debatten die hier plaatsvinden. In deze periode draagt de fractie daarbij een extra verantwoordelijkheid door deel uit te maken van het college, hetgeen lang niet altijd gemakkelijk is. U heeft zich daarin goed geweerd. Ik verontschuldig mij voor het feit dat niet netjes op mijn lijstje stond, dat wij hieraan vanavond aandacht moesten besteden. Dat wil niet zeggen dat ik dat nu met minder overtuiging doe. Wij wensen u alle goeds. Wij wensen uw opvolger ook alle succes, maar dat doen wij dinsdag nog wel over. Wij blijven u en uw voorgangers bij tijd en wijle op de tribune zien verschijnen. Wat dat betreft, blijven de contacten wel innig. Het ga u dus goed. Bij de borrel hebben wij straks nog extra gelegenheid om u de hand te schudden en daar wat persoonlijke woorden aan toe te voegen.

 

Er zou nu ook een bord moeten zijn, maar dat is dus ook niet goed gegaan. Het is wel een ontzettend mooi bord. Het spijt mij erg dat ik dat nu niet aan u kan geven. U kunt er echter van overtuigd zijn dat u het krijgt. Dan kunt u het een ereplaats geven. Als het ergens heel goed past, dan is dat wel op een studentenkamer.

 

 

 

 

191. De VOORZITTER sluit om 23.05 uur de vergadering.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001.

 

 

 

                                                                                                                            ,voorzitter.

 

 

 

                                                                                                                           ,secretaris.