Z E S D E V E R G A D E R I N G
Op donderdag 28 juni 2001
om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht van de
verhandelde punten.
Stuknr.
114.
Opening en mededelingen
115.
Notulen
116.
Van anderen ingekomen stukken
117.
Tevens ter inzage gelegde stukken
118.
Voorstel tot benoeming van een extern lid in Kamer III
van de Commissie voor de
beroep- en
bezwaarschriften. 107
119.
Voorstel tot benoeming van een extern plaatsvervangend
lid in Kamer II van de
Commissie voor de beroep- en
bezwaarschriften. 108
120.
Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangende
leden van de onafhankelijke
adviescommissie nadeel-
compensatie. 128
121.
Voorstel tot verlening van ontheffing lidmaatschap uit
diverse commissies/benoeming
van leden in diverse
commissies. 134
122.
Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech
Park aan IBB-Kondor BV. 105
123.
Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech
Park aan Geelen
Bouwprojekten BV 106
124.
Voorstel tot verkoop van een perceel grond ter plaatse
van het voormalig
Waterloopkundig Laboratorium
(Doelengebied) te Delft aan
Moes Projectontwikkeling BV 109
125.
Voorstel tot aankoopovername van gronden, gelegen in
126.
de door Delft te ontwikkelen delen van de Harnaschpolder,
Van de gemeente Den Haag. 124
126. Voorstel inzake OV-tracé Reinier de Graafweg 123
127.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
f. 720.000,-- t.b.v.
nieuwbouw jongerenaccommodatie
Wippolder. 111
128.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
f. 45.000,-- t.b.v. de realisatie van het kunstgrasveld op
het sportpark Brasserskade 115
129.
Voorstel tot vaststelling van de ontwerpbegroting 2002
en de ontwerpmeerjarenbegroting 2003/2005 van de Hulp-
verleningsregio Haaglanden. 117
130.
Voorstel inzake garantieaanvraag Stichting Sportpark
Kerkpolder. 99
131. Voorstel tot vaststelling van het treasurystatuut. 120
132. Voorstel tot het verlenen van eervol ontslag aan de direc-
teur van het cluster Publiekszaken 110
133. Voorstel inzake de 1e Algemene Tussentijdse
Begrotingswijziging 2001 126
134. Voorstel tot vaststelling van het Integraal Huisvestings-
plan Onderwijs gemeente Delft. 118
135. Voorstel tot verkoop en levering van een perceel grond
aan de Van der Lelijstraat/Van Kinschotstraat aan
Schouten & De Jong Projectontwikkeling BV. 129
136. Voorstel inzake verdaging van beslissing op bezwaar-
schriften betreffende raadsbesluiten d.d. 22 februari 2001
inzake het autoluw(plus) maken van de binnenstad. 132
137. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend
krediet van f 200.000,-- voor uitbreiding met een voor-
schoollokaal in de buurtaccommodatie in de Poptahof. 130
138. Voorstel inzake de ontwikkeling Spoorzone. 113
139. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
f. 5.930.600,-- t.b.v. nieuwbouw buurtaccommodatie
Poptahof. 112
140. Voorstel tot vaststelling van de Jaarrekening 2000. 121
141. Voorstel tot vaststelling van:
-
het onderwijsbeleidsplan 2001-2004 “De Bakens Verzet”
-
de Verordening materiële en financiële gelijkstelling
onderwijs gemeente Delft 119
142. Voorstel inzake rollenscheiding binnen het gemeentelijk
onroerend goed en het principe van kostendekkende
verhuur. 104
143. Voorstel inzake wijziging Uitvoeringsregeling activiteiten-
subsidie stedelijke evenementen. 125
144. Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan
Zuidpoort. 101
Voorzitter: de heer J.P. Torenstra, 1e loco-burgemeester.
Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, Den Boef, mevrouw
Bolten, de heren Bonthuis, Bot, mevrouw Bulthuis, de heren Clason, Van
Doeveren, De Graaf, Grashoff, mevrouw Heuvelman, mevrouw Van der Hoek, de heer
Hollink, mevrouw De Jongh Swemer, mevrouw Koop, de heren De Koning, A.S.A. van
Leeuwen, W.A.G. van Leeuwen, mevrouw Lourens, de heren Mahler, Meuleman,
Nijhof, Oosten, De Prez, Rensen, Reuvers, mevrouw Roorda van Eijsinga, mevrouw
Steffen, de heren Tienstra, Van Tongeren, Torenstra, De Wit en mevrouw
Zweekhorst.
Secretaris: de heer mr. drs. N. Roos.
114. De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u allen welkom.
Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen vanavond bij nr. 8, de heer De
Koning. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Van den Doel. De heer
Bonthuis komt iets later; dat geldt ook voor de burgemeester.
Vanavond zijn uitgereikt een tweede aanvullende agenda, een tweede
aanvullende lijst van ingekomen stukken, een gewijzigd stuk 103 I en II over
het atelierbeleid, een gewijzigd stuk 122 I en II over de vaststelling van het
raadsprogramma 2001, een nieuw stuk 134 over de verlening van ontheffing van
het lidmaatschap uit diverse commissies en benoeming van leden in diverse
commissie en een notitie inzake de aanpassing van de inrichting van de
raadszaal. Vanwege deze nieuwe inrichting zal tijdens de koffie een kleine
traktatie worden geserveerd.
Ik benoem tot leden van het stembureau mevrouw Van der Hoek
(voorzitter), mevrouw Lourens en de heren Meuleman en Van Tongeren.
115. Handelingen van de vergadering van de gemeenteraad van 26 april
2001.
Deze Handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.
Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.
116. Ingekomen van anderen:
85. Bezwaarschrift van de belangenvereniging
Olofsbuurt/Westerkwartier tegen de regelgeving parkeren in de schil.
Voorstel: Het stuk voor advies in handen stellen
van de commissie voor
de
beroep- en de bezwaarschriften, kamer I.
86. Verzoek van GGD Delfland om binnen 6 weken te reageren op de
ontwerp-begroting 2002 en de meerjaren-begroting 2003-2006.
Voorstel: Het stuk t.z.t. betrekken bij de behandeling van de
desbetreffende ontwerp-begroting in de
gemeenteraad.
87. Jaarrekening
2000 van de GGD Delfland.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
88. Verzoek van S. Ham – Snel om vergoeding
van planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van
het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel:
Het stuk te zijner tijd
betrekken bij de behandeling van het
desbetreffende verzoek in de
gemeenteraad.
89. Verzoek
van H. van der Zee om vergoeding van planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de
wijziging van het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te
zijner tijd betrekken bij de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
90. Verzoek
van P.F.T. v.d. Hoeven om vergoeding van planschade wegens waardevermindering
woning/eigendom door de wijziging van het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het
stuk te zijner tijd betrekken bij de behandeling van het
desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
91. Verzoek
van C.J. Ekelschot om vergoeding van planschade wegens waardervermindering
woning/eigendom door de wijziging van het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel:
Het stuk te zijner tijd
betrekken bij de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
92. Bezwaarschrift
van Stevens, Thunissen en Vos, advocaten, namens de heer en mevrouw R.I. Levin, tegen de regelgeving
parkeren in de schil.
Voorstel: Het stuk
voor advies in handen stellen van de commissie voor de beroep- en de
bezwaarschriften, kamer I.
93. Brief van mevrouw J.N. Heemsbergen inzake
plaatsing wegwijzers.
Voorstel. Het stuk in
handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving
aan de commissie duurzaamheid.
94. Brief van Horeca Nederland inzake geen
bezwaar tegen vestiging van amusementshallen
in Delft.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
95. Brief
van de Stichting Hippolytuskapel inzake plaatsing afvalbak Nieuwstraat.
Voorstel: Het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
duurzaamheid.
96. Brief van het Stadsgewest Haaglanden met
het verzoek om vóór 1 augustus 2001 te reageren op het voorlopig Ontwerp
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP).
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij de
behandeling van het desbetreffende
ontwerpplan in de gemeenteraad.
97. Verzoek van familie Post om vergoeding van
planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van het
bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende
verzoek in de gemeenteraad.
98. Verzoek van J. van Beveren om vergoeding
van planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van
het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
99.
Verzoek van J.A.B. van
Wieringen – Meijer om vergoeding van planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van het
bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te
zijner tijd betrekken bij behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
100. Brief
van mevrouw J.Th. Haeseker –Rosendahl inzake EZH-gelden.
Voorstel: Het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
werk, zorg en onderwijs.
101. Verzoek
van familie Herman om vergoeding van planschade wegens waardevermindering
woning/eigendom door de wijziging van het bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het
stuk te zijner tijd betrekken bij de behandeling van het desbetreffende verzoek
in de gemeenteraad.
102. Verzoek van H. Paling om vergoeding van
planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van het
bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
103. Verzoek van M. van der Hak om vergoeding
van planschade wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van het
bestemmingsplan Tanthof ’93.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
104. Verzoek van J. Floot om vergoeding van planschade
wegens waardevermindering woning/eigendom door de wijziging van het
bestemmingsplan Tanthof ‘93
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende verzoek in de gemeenteraad.
117. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:
a. Uitnodiging van volksdansvereniging Radost Delft
inzake bezoek aan de danszaal aan de Kloosterkade 159A.
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik zou graag willen dat het
ingekomen stuk 109, de brief van mevrouw Van Etten over Ecobeek, ter kennisname
van de commissie Middelen en Bestuur komt.
Wethouder OOSTEN: Dat is akkoord.
De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Ik verzoek u om stuk 105, de brief van
J. Kuypers en A. Ubels inzake het in gebruik geven van het pand Oostsingel 76
te agenderen in de commissie Leefbaarheid en niet in de commissie WZO. Wij
hebben in de commissie Leefbaarheid immers al eerder over deze problematiek
gesproken.
Wethouder RENSEN: Ik denk dat het het beste is om het te combineren,
want ik heb het vermoeden dat beide commissies hier belangstelling voor hebben.
De heer BALJÉ (VVD): Dat is goed.
Met inachtneming van het gestelde over de stukken 105 en 109 wordt
besloten overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders.
Aan de orde zijn de benoemingen:
118. Voorstel tot benoeming van een extern lid in Kamer III van de
Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.
(Stuk 107 – 01/012730)
119. Voorstel tot benoeming van een extern plaatsvervangend lid in
Kamer II van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.
(Stuk 108 – 01/012731)
120. Voorstel tot benoeming van leden en plaatsvervangende leden van de
onafhankelijke adviescommissie nadeelcompensatie.
(Stuk 128 – 01/015392)
121. Voorstel tot verlening
van ontheffing lidmaatschap uit diverse commissies / benoeming van leden in
diverse commissies.
(Stuk 134)
Uitgereikt zijn 35 stembiljetten die alle correct zijn ingevuld en
ingeleverd. Aldus wordt conform de voorstellen besloten.
De VOORZITTER: Ik feliciteer alle benoemden en ik ontbind het
stembureau. Voordat wij inventariseren welke punten van de D-lijst behandeld
moeten worden, heb ik een ordevoorstel. Ik stel voor om het eerste punt van de
E-lijst, het voorstel inzake de vaststelling van het raadsprogramma, als
laatste te behandelen. Ik heb begrepen dat daarover overleg is gevoerd met de fractievoorzitters.
De reden van dit ordevoorstel is: als het vanavond te laat wordt, zou het
mogelijk zijn om dat voorstel na de vakantie te bespreken. Ik constateer dat er
geen bezwaren zijn tegen dit ordevoorstel.
122. Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech Park aan
IBB-Kondor BV.
(Stuk 105 – 01/012756)
123. Voorstel tot verkoop van een perceel grond op Delftech Park aan
Geelen Bouwprojekten BV.
(Stuk 106 – 01/012840)
124. Voorstel tot verkoop van een perceel grond ter plaatse van het voormalig
Waterloopkundig Laboratorium (Doelengebied) te Delftaan Moes
Projectontwikkeling BV.
(Stuk 109 – 01/012515)
125. Voorstel tot aankoopovername van gronden, gelegen in de door Delft
te ontwikkelen delen van de Harnaschpolder, van de gemeente Den Haag.
(Stuk 124 – 01/013620)
126. Voorstel inzake OV-tracé Reinier de Graafweg.
(Stuk 123 – 01/014840)
127. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f
720.000,-- t.b.v. nieuwbouw jongerenaccommodatie Wippolder.
(Stuk 111 – 01/013412)
128. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f
45.000,-- t.b.v. de realisatie van het kunstgrasveld op het sportpark
Brasserskade.
(Stuk 115 – 01/013429)
129. Voorstel tot vaststelling van de ontwerpbegroting 2002 en de
ontwerp-meerjarenbegroting 2003/2005 van de Hulpverleningsregio Haaglanden.
(Stuk 117 – 01/013496)
130. Voorstel inzake garantieaanvraag Stichting Sporthal Kerkpolder.
(Stuk 99 – 01/011997)
131. Voorstel tot vaststelling van het treasurystatuut.
(Stuk 120 – 01/014241)
132. Voorstel tot het verlenen van eervol ontslag aan de directeur van
het cluster Publiekszaken.
(Stuk 110 – 01/013102)
133. Voorstel inzake de 1e Algemene Tussentijdse
Begrotingswijziging 2001.
(Stuk 126 – 01/015237)
134. Voorstel tot vaststelling van het Integraal Huisvestingsplan
Onderwijs gemeente Delft.
(Stuk 118 – 01/014847)
135. Voorstel tot verkoop
en levering van een perceel grond aan de Van der Lelijstraat/Van Kinschotstraat
aan Schouten & De Jong Projectontwikkeling BV.
(Stuk 129 – 01/015981).
136. Voorstel inzake verdaging van beslissing op bezwaarschriften
betreffende raadsbesluiten d.d. 22 februari 2001 inzake het autoluw(plus) maken
van de binnenstad.
(Stuk 132 – 01/016274).
137. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet
van f 200.000,-- voor uitbreiding met een voorschoollokaal in de
buurtaccommodatie in de Poptahof.
(Stuk 130 – 01/015903).
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
138. Voorstel inzake de ontwikkeling van de Spoorzone.
(Stuk 113 - 01/013170)
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Gelijktijdig met de
commissievergadering was er een openbare inloopavond van Leefbaar Delft; daarom
geef ik bij dezen onze mening. Ons breekpunt is de 100 miljoen gulden. Wij
vinden dat het tijdstip om nu 100 miljoen gulden uit te trekken, in het stuk
niet beargumenteerd is. Wij vinden dat Delft rustig moet afwachten en moet
onthaasten. Die viersporige ondertunneling is primair een taak van de overheid,
die die vier banen gaat aanleggen in Den Haag, Rotterdam en Gouda; Delft kan
dan uiteraard niet achterblijven. Waarom wordt dit besluit nu ineens genomen?
Ik kan mij voorstellen dat dat geld hiervoor zou worden uitgetrokken als er na
alle gesprekken met de overheid en de private ondernemers een tekort is, zodat
het dan alsnog mogelijk wordt om de spoortunnel te realiseren; dat is nu echter
niet het geval. Wij vinden het ook niet zo slim om hier nu 100 miljoen gulden
voor uit te trekken, omdat het de private investeerders daardoor makkelijker
wordt gemaakt
om geen risicodragende gelden te investeren en bijvoorbeeld alleen in
de stationsomgeving te investeren.
Ook met de manier waarop die 100 miljoen gulden wordt uitgetrokken,
zijn wij het helemaal niet eens. Wij vinden het niet normaal dat de raad nu
zomaar 100 miljoen gulden uittrekt. Bij zo’n groot bedrag, dat eigenlijk zelden
voorkomt, zou een bijzonder proces op zijn plaats geweest zijn om de burger
erbij te betrekken, zoals bij de EZH-miljoenen. Het college is voorstander van
betrokkenheid van de burger; een vorm van een referendum over deze zaak was
daarom gepast geweest.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Kunt u in Delft een burger vinden die
ervoor pleit om het bovengrondse spoor te handhaven?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): In de uitslag van de EZH-campagne
eindigde de ondertunneling op de elfde plaats. De mensen vinden het dus
blijkbaar niet zo belangrijk als u denkt.
De heer BOT (GroenLinks): Dat was natuurlijk wel een soort referendum.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja, maar toen ging het om 19 miljoen
gulden. Nu trekken wij er 100 miljoen gulden voor uit; dat is natuurlijk veel
meer.
Ik heb ook een vraag aan wethouder Oosten. Er is nog een bedrag van 90
miljoen gulden in het kader van de bakstenendiscussie. Het is nog steeds geheel
onduidelijk wat er met dat bedrag gaat gebeuren. Ik kan mij voorstellen dat ook
dat bedrag middels een referendum in de toekomst ingezet zal worden voor de
ondertunneling.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wethouder Grashoff heeft de laatste
tijd nogal wat te verduren. Nu de ontwikkeling van de spoorzone aan de orde is,
willen wij niet nalaten hem te complimenteren met de tot nu toe behaalde
resultaten ten aanzien van de realiseringsmogelijkheden en met het steeds
toenemende bedrag ter financiering van het spoortraject. Het ziet er allemaal
heel goed uit. De 100 miljoen gulden gemeentelijk geld stellen wij maar al te
graag beschikbaar voor de realisering van de Delftse spoortunnel. Wij gaan dus
akkoord met het voorstel.
Mevrouw KOOP (CDA): Voorzitter. Mijn fractie sluit zich graag aan bij
de woorden van mevrouw Steffen. Dankzij de lobby en de inzet van de gemeente
Delft krijgen wij langzaam maar zeker zicht op een viersporig spoortraject en
op ondertunneling, waardoor de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Delft en
duizenden inwoners worden verbeterd. Onze complimenten voor de wethouder en de
ambtenaren, die door de lobby en de inzet dit resultaat hebben bereikt. Ook wij
stellen de 100 miljoen gulden graag beschikbaar. Wij plaatsen alleen nog
vraagtekens op het punt van de regie. Aan de ene kant ligt het voor de hand dat
Delft vanwege de inzet, het initiatief en het vele ingezette geld de regie zou
moeten voeren, maar aan de andere kant hebben wij nog geen inzicht in de risico’s.
Daarom betrachten wij terughoudendheid en roepen wij dus niet zomaar dat Delft
de regie moet hebben. Verder wensen wij de wethouder succes in het verdere
traject.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik ben heel blij met de door mevrouw
Steffen uitgesproken complimenten van de VVD-fractie. Het is overigens ook in
hoge mate te danken aan het team dat aan de spoorzone werkt, onder aanvoering
van de welbekende Edith Bijleveld, die al sinds jaar en dag betrokken is bij
het spoor. Wij zijn
inderdaad een heel eind op weg, maar wij zijn niet zover dat wij er nu
verstandig aan zouden doen om achterover te hangen omdat het Rijk het allemaal
zelf gaat doen. Als wij dat de afgelopen jaren hadden gedaan, waren wij in elk
geval lang niet zover geweest als nu. Die actieve strategie om te komen tot
realisering van de spoortunnel heeft ons tot hier gebracht. In die actieve
strategie past ook het financieel uitsteken van onze nek. Juist om die reden
hebben wij gemeend het voorstel nu aan de raad te moeten voorleggen, want wij
zitten ten aanzien van de spoorzone opnieuw in de aanloop naar een spannend
najaar, waarin op rijksniveau altijd vele middelen worden verdeeld bij de
behandeling van de begroting, met name van het MIT.
Dat soort debatten op rijksniveau zul je op enigerlei wijze moeten
beďnvloeden als je het resterende financiële gat uiteindelijk wilt dichten.
Daarom is het nu, ook blijkens heel veel signalen met die strekking, echt
gewenst dat de gemeente Delft concreet maakt wat zij al langer een beetje boven
de markt liet hangen, namelijk dat zij er dit soort bedragen in wil steken. Nu
kan ik met een raadsbesluit naar de minister en de Tweede Kamer. Dat
raadsbesluit zal daar, naar ik stellig denk, indruk maken.
Wat de regie betreft: ik ben het volledig met mevrouw Koop eens dat je
in dit proces verdraaid goed moet opletten dat je in de gretigheid om aan het
roer te staan, niet zover gaat dat je uiteindelijk risico’s naar je toetrekt
die je niet kunt dragen. Potentieel bevat een proces zoals dit, waarin
uiteindelijk meer dan 1 miljard gulden moet worden geďnvesteerd in publieke
werken, dat soort gevaren. Het college stelt de raad dan ook niet voor om nu
voor vele jaren het uitgangspunt te kiezen dat Delft in alle opzichten de regie
over alles in het hele proces zou moeten hebben. In dit kwetsbare stadium,
waarin achterover hangen of afwachten niet de goede strategie is, gaat het erom
dat wij de regie zoveel mogelijk aan onszelf houden. Dat betreft in principe de
periode tot aan het optuigen van een PPS-constructie, waarin veel partners
zullen gaan samenwerken in een juridisch nogal gecompliceerde vorm. Bij het
totstandkomen van die PPS-constructie is straks met name de vraag aan de orde
op welke wijze de financiering van het project, de zeggenschap over het project
en dus ook het dragen van risico’s zullen worden verdeeld. Op dat moment zal de
raad ons op dat punt ongetwijfeld heel kritisch volgen. Dat is terecht, want
dat punt moeten wij heel slim uitonderhandelen om te proberen om met een
beperkt risicoprofiel toch zoveel mogelijk zelf met de handen aan het roer te
blijven staan.
Wethouder OOSTEN: Voorzitter. De heer De Wit zei dat een bijzonder
proces op zijn plaats zou zijn geweest. De heer Bot heeft al aangegeven dat dit
project een prominent onderdeel van de EZH-campagne is geweest en in die
campagne uiteindelijk met het meeste geld gehonoreerd is; het is best opvallend
dat meer dan 30% van de bevolking het initiatief heeft gesteund. Ik vind dus
dat er wel degelijk sprake is geweest van een bijzonder proces.
De heer De Wit heeft ook gevraagd naar het bedrag van 90 miljoen gulden
aan bakstenengeld, dat nog apart staat. Daar kan ik op dit moment geen nadere
informatie over verstrekken, simpelweg omdat ik geen nadere informatie heb. Dat
geld hangt nog steeds in de lucht en staat nog steeds in depot. Wij profiteren
daar overigens in die zin van dat wij daar rente over vergoed krijgen. De kans
dat die 90 miljoen gulden volledig naar Delft zal vloeien, is echter vrijwel
nihil. Er begint langzaam maar zeker enige aftekening te komen, maar het is nog
niet duidelijk waarop dit zal uitkomen. Dat is ook niet nodig, want het college
stelt voor om 100 miljoen gulden voor de spoorzone beschikbaar te stellen en
niet meer. Voor dat bedrag hebben wij inmiddels de dekking aangegeven. Het is
dus niet nodig om daar andere dekkingsbronnen bij te betrekken.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De beantwoording komt erop
neer dat het college een actieve strategie hanteert en zijn nek uitsteekt. Ik
vind juist dat wij op dit moment in onze kaarten laten kijken en onze troeven
laten zien. Deze beslissing had later genomen moeten worden, namelijk wanneer
duidelijk is hoeveel geld er nog ontbreekt nadat alle grote partijen hun
bijdragen hebben geleverd.
In het MIT of het RSV Haaglanden staat duidelijk dat Delft een groot
knooppunt is. Ik had er daarom vertrouwen in dat daar op overheidsniveau iets
aan gedaan zou worden. Ik maak een vergelijking met de N470, de weg naar
Pijnacker: als Pijnacker daar te weinig geld voor heeft, stort de overheid daar
ineens 95 miljoen gulden in.
Wat de houding betreft: ik zeg niet dat er niets meer mag worden
gedaan. Er mag van mij wel een lobby worden gevoerd, maar nu lijkt het erop dat
de wethouder door de lobbyisten aardig gevonden wil worden door nu al 100
miljoen gulden te geven. Wij hadden liever gezien dat daar later een beslissing
over genomen zou zijn.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ziet u niet net als de wethouder dat dit zo
dringend nodig is en dat wij dit zo graag willen dat wij daarom zelf geld ter beschikking
stellen en daarmee aangeven dat het Rijk echt niet achter kan blijven? Het was
iets wat in de verre verte misschien ooit in Delft zou kunnen komen, maar door
deze houding hebben wij zo langzamerhand de centen al binnen. Ik vind het
daarom moeilijk om te zeggen dat het ons niets mag kosten en dat wij moeten
afwachten.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat zeg ik ook niet. Ik zeg dat wij
aan het eind van het proces datgene moeten geven wat nodig is om de tunnel te
realiseren. Misschien is dat wel 150 miljoen gulden; misschien is het 80
miljoen gulden. Dat kunnen wij op dit moment niet beoordelen.
Mevrouw KOOP (CDA): Wanneer zou het eind van het proces volgens u in
zicht zijn?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het MIT maakt melding van realisatie in
2010.
Mevrouw KOOP (CDA): Dat is dankzij de inzet en de enorme inspanning van
de gemeente Delft en dankzij het feit dat Delft bereid is om daar 100 miljoen
gulden in te steken. Als Delft niets zou doen en alleen zou afwachten, zou het
pas in 2050 of misschien nooit gebeuren.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik denk dat u de rol van Delft op dat
punt sterk overschat.
De heer BOT (GroenLinks): Misschien overschat u het MIT. Ik heb de
indruk dat u op dit moment een tekstanalyse van het MIT belangrijker vindt dat
de leefbaarheid in Delft.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Juist niet, want ik vind dat dit niet
nu, maar later moet gebeuren en dan met het hele bedrag dat nodig is om de
tunnel te realiseren. Ik kan op dit moment dus niet instemmen met dit voorstel.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Leefbaar Delft tegen
het voorstel heeft gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is
aangenomen.
139. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad f 5.930.600,-
t.b.v. nieuwbouw buurtaccommodatie Poptahof
(Stuk 112 - 01/012839)
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. In de vergadering van de
commissie Leefbaarheid hebben wij aangegeven dat wij dit voorstel terug zouden
nemen naar de fractie. Wij zullen nu het standpunt van de fractie van
Stadsbelangen geven. Wij zijn blij dat er een voorstel ligt ten behoeve van de
buurtaccommodatie Poptahof, maar wat wordt het leven duur in Delft. Het
inflatiespook slaat een behoorlijk gat in de begroting. Een inflatie van bijna
30% in twee jaar lijkt ons onwaarschijnlijk en bijna onmogelijk. De BTW is
immers slechts met 1,5% verhoogd, maar toch geven de berekeningen die inflatie
aan. In 1999 koste een buurthuis de al aanzienlijke prijs van 3500 gulden per
vierkante meter; dat is nu 4580 gulden per vierkante meter. Het wordt nog
vreemder als wij de prijs per vierkante meter per onderdeel van dit voorstel
narekenen. Het buurthuis kost 4580 gulden, de buitenschoolse opvang en de
migrantenkamers kosten 4130 gulden, de centrale opvang kost 3500 gulden en in
het toegevoegde voorstel voor voorschoolse opvang wordt een prijs van 3650
gulden berekend. Bij die berekening plaatsen wij een groot vraagteken. Wij
vragen ons ook af of de bouwkosten van dit volledige complex niet onevenredig
zwaar op het buurthuis zijn gelegd. Uiteraard weten wij wel dat de inrichting
van de onderdelen qua prijs zal verschillen, maar een verschil van meer dan
1000 gulden per vierkante meter lijkt ons niet gebruikelijk. Een andere
mogelijkheid is dat de grond- en uitvoeringskosten uitsluitend rusten op het
buurthuis. Als dat zo is, vragen wij ons af of dat de juiste berekeningswijze
is.
Het college heeft aangegeven dat alle toegezegde buurthuizen vooralsnog
uit het bestaande budget van 10 miljoen gulden gefinancierd moeten worden. Wij
vragen ons af wat de gevolgen daarvan zijn voor de overige, nog te realiseren
buurthuizen. Worden die kleiner en/of soberder van opzet of worden er, zoals
wethouder Torenstra in de commissie heeft aangegeven, gewoon minder gebouwd?
Wij zijn reuze benieuwd hoe de wethouder dat zal uitleggen in de desbetreffende
wijken.
In de nota wordt geen onderbouwing gegeven van de behoefte aan deze
huiskamers, de criteria, het achterliggende idee en de beoogde doelstelling.
Aan de ene kant worden in het kader van het integratiebeleid gelden vrijgemaakt
voor de voorschoolse opvang, terwijl in hetzelfde gebouw huiskamers worden
gecreëerd waar de ouders zichzelf kunnen buitensluiten. Dat staat haaks op de
nota Knoop in de wijken uit 1990, waarin het volgende staat: “Gestimuleerd
wordt dat deze accommodaties deels ingezet worden als huisvesting voor groepen
zonder eigen ruimte, gericht op sociaal-cultureel werk, sport, ontmoeting en
educatie”.
Wij zijn het ook oneens met de onduidelijke wijze waarop de wethouder
dekking voor deze huiskamers heeft proberen te vinden. Het besluitformulier
stelt voor om de huiskamers te financieren uit de post bijdragen voor
sporthallen en -zalen; het college stelt voor om een eventueel overschot op het
budget voor sportaccommodaties te gebruiken. Wij vragen ons af of dat een ander
budget is. In de nota en het raadsvoorstel wordt voorgesteld om de dekking
eerst te vinden in de post uitvoering bouwtrajecten buurtaccommodaties. De
verwachting dat er middelen overblijven uit de post sporthallen en -zalen,
lijkt ons, gelet op het vele achterstallige onderhoud en de grote behoefte aan
aanpassingen, eerder een wens dan realiteit. De mogelijke financiering uit de
post sporthallen en -zalen is voor mijn fractie onbespreekbaar en oneigenlijk.
Wij willen van de wethouder horen of hij die financieringsmogelijkheid wil
openhouden.
Tot slot: de wethouder schuift het probleem naar de mening van mijn
fractie voor zich uit. Wij hadden verwacht dat er een integraal voorstel zou
liggen over alle nog te bouwen accommodaties met een totaal budgetoverzicht per
buurthuis. Dat ontbreekt en daarom kunnen wij nu niet inschatten wat voor de
nog te bouwen buurthuizen de gevolgen zijn als wij nu instemmen met het
voorliggende voorstel.
De heer AKÖZBEK (CDA): Voorzitter. Ook wij hebben dit voorstel
teruggenomen naar de fractie, omdat wij tijdens de commissievergadering van
wethouder Torenstra hoorden dat het buurthuis van de Poptahof uitgebreid moet
worden met een ruimte voor voorschoolse opvang. Hij verwacht blijkbaar ons
oordeel over die uitbreiding. Wij weten dat hij zaken snel wil afhandelen;
voorts meent hij dat datgene wat hij goed vindt, ook goed is voor anderen, maar
zo werkt dat niet. In oktober 1999 heeft de raad de Nota Buurtaccommodaties
vastgesteld. Daarmee is de raad akkoord gegaan met de buurthuizen in de
Poptahof, het Westerkwartier, Tanthof, Sranti, de Kuyperwijk en het
jongerencentrum in de Wippolder. De bouw in het Westerkwartier gaat morgen
beginnen. Voor Sranti heeft de raad de kredietaanvraag al goedgekeurd. Vanavond
hebben wij het over het jongerencentrum in de Wippolder en het buurthuis in de
Poptahof. Tanthof en de Kuyperwijk blijven dus over. Destijds heeft de
wethouder al aangegeven dat voor de bouw van buurthuizen 11,4 miljoen gulden
nodig is. Dat was gebaseerd op het prijspeil van 1 januari 1999. Nu zijn wij in
2001. Denkt de wethouder dat wij nog voldoende middelen hebben om bij het
huidige prijspeil het bovenstaande te kunnen realiseren? Wij kunnen het niet maken
om straks tegen Tanthof en de Kuyperwijk te zeggen: sorry, het geld is op en
jullie krijgen daarom geen nieuw buurthuis. Hoe is de financiële stand van
zaken? In de commissievergadering bleef het punt van de financiën en met name
de vraag in hoeverre er nog reserves zijn voor Tanthof en de Kuyperhof
onduidelijk. Graag horen wij of er nog voldoende financiële middelen voorhanden
zijn om ook de buurthuizen in Tanthof en de Kuyperwijk te realiseren.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Ook de VVD-fractie is
voorstander van het bouwen van multifunctionele buurthuizen. Daarbij hebben wij
vooral voor ogen dat de voorziening bouwtechnisch ook op de lange termijn
kwaliteiten kan blijven bieden aan haar gebruikers en dat wij niet binnen
enkele jaren verbouwingsvoorstellen moeten behandelen. De buurtaccommodatie
Poptahof gaat echter veel geld kosten en de manier waarop de financiering wordt
opgebouwd, baart ons zorgen. In 1999 gingen wij nog uit van een bouwkostennorm
van 3500 gulden per vierkante meter, maar dat is nu 4130 gulden; dat is een
stijging met 18% in twee jaar. Daarbij komt dat de voorliggende indeling
eigenlijk nauwelijks beargumenteerd wordt. Waarom hebben wij eigenlijk twee
kamers voor migranten nodig? Is één kamer niet voldoende?
Verder valt ons op dat wethouder Torenstra weer eens met budgetten aan
het goochelen is. Een deel van de dekking voor dit buurthuis zal gevonden
worden in een overschot op de budgetten voor sporthallen en -zalen. Tenzij er
in de genoemde huiskamers gevoetbald of gezwommen gaat worden, kunnen wij ons
het verband tussen beide niet voorstellen. De wethouder dekt dus appels met
peren. Dat is, zacht gezegd, hoogst ongebruikelijk en de VVD-fractie is daar
dan ook tegen.
Kennelijk gaat het college wel akkoord met de gang van zaken. Toen dit
in de commissie werd geopperd, antwoordde de wethouder dat het nog geen besluit
was; de VVD-fractie had zich vergist, want het was volgens hem alleen nog maar
een voorstel. Het is jammer dat de wethouder zijn eigen besluiten niet kent.
Hij kan het besluit teruglezen op het besluitformulier.
Wat ons ook in het verkeerde keelgat schoot, is het feit dat de
wethouder ervan uitgaat dat er minder buurthuizen gerealiseerd moeten worden
als de kosten voor het buurthuis te hoog uitvallen; die kosten vallen inderdaad
te hoog uit. Het is natuurlijk wel leuk om als wethouder telkens in de krant te
staan als er weer een bloempot wordt geplaatst of een heg wordt gesnoeid, maar
staat hij ook in de krant als hij een buurt gaat vertellen dat er geen
buurthuis komt omdat het budget op is? Is de manier waarop het college nu te
werk gaat - namelijk met extra eisen en nogal laat - geen garantie dat het
college het budgettair niet redt?
Tot slot heeft de VVD-fractie bezwaar tegen de manier waarop de
wethouder tijdens de behandeling van dit voorstel in de commissie Leefbaarheid
met een extra kredietaanvraag kwam voor voorschoolse opvang. Deze gang van
zaken bewijst weer eens hoe weinig de wethouder - misschien geldt dat voor het
college als geheel - het integrale proces van de beleidsontwikkeling onder
controle heeft. Wij wachten de reactie van de wethouder af.
De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. Het was eigenlijk de bedoeling dat
wij al veel eerder zouden praten over een veel groter plan, want het bouwen van
een buurtaccommodatie had onderdeel moeten zijn van de herstructurering in de
Poptahof, die om allerlei redenen vertraging heeft opgelopen. Het is heel goed
dat de wethouder er nu voor gekozen heeft om hier vaart achter te zetten en
niet alles op alles te laten wachten.
Het kost wat, maar dan heb je ook wat. De fracties die zojuist het
woord hebben gevoerd, doen zich dommer voor dan zij werkelijk zijn. Op het
besluitvormingsformulier staat heel duidelijk dat er geen 6 miljoen gulden,
maar 3,4 miljoen gulden uit de buurthuizenpot gaat. Al het andere geld heeft
een andere functie en ook een andere dekking. Hetzelfde geldt voor de
voorschoolse opvang.
Blijft er dan nog geld over? Daar ben ook ik benieuwd naar, maar ik
denk het haast wel. Het verwijt dat problemen vooruit worden geschoven, leg ik
terug bij de fracties van Stadsbelangen en het CDA. De fractie van het CDA
heeft nota bene in de commissievergadering nog gezegd dat de Poptahof sterk zit
te wachten op deze buurtaccommodatie. Nu weet die fractie het stuk alsnog
kritisch te bekijken; dat had zij dan ook wel in eerste instantie kunnen doen.
De heer AKÖZBEK (CDA): U hebt mijn bijdrage blijkbaar niet goed
gehoord. Ik probeer niet de bouw van het buurthuis tegen te houden; ik vraag de
wethouder alleen hoeveel geld er over is om andere buurthuizen te bouwen. Dat
is iets anders dan wat u nu probeert te beweren.
De heer DE PREZ (PvdA): Ik ga verder. De fractie van Stadsbelangen, die
de wethouder heeft beschuldigd van het vooruitschuiven van problemen, maakt
zich daar zelf schuldig aan door hier nu geen besluit over te willen nemen; zij
wil het ene probleem met een ander probleem oplossen.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ook naar mij hebt u niet goed
geluisterd, want ik heb helemaal niet gezegd dat wij geen besluit zullen nemen.
Ik heb alleen vragen gesteld.
De heer DE PREZ (PvdA): Is de strekking van uw betoog dan dat u zult
instemmen met het voorliggende en dus ongewijzigde voorstel?
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik begon met de opmerking dat wij
blij zijn dat er een voorstel ligt ten behoeve van de buurtaccommodatie; wij
hebben alleen nog even problemen met de mogelijke financiering. Daarover hebben
wij de wethouder een vraag gesteld.
De heer DE PREZ (PvdA): Die vraag hebt u toch ook al in de commissie gesteld
en daar hebt u toch antwoord op gekregen? Daarom kan ik mij niet anders
voorstellen dan dat u straks zult tegenstemmen, omdat u te veel kritiek hebt op
het voorstel. Dat lijkt mij heel duidelijk.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Op zich zijn wij blij dat
er eindelijk iets gebeurt in de Poptahof. Er moet een buurtcentrum komen, want
het gaat natuurlijk niet goed in die wijk. Er hangen veel jeugdigen rond op
straat die niets te doen hebben en die overlast veroorzaken voor de bewoners,
maar ook voor de winkeliers in de hoven. Het huidige buurthuis wordt niet voor
niets “Klein Somalië” genoemd, want één groep migranten overheerst. Wij zijn er
een beetje bang voor dat zoiets ook zal gebeuren als er een nieuw, groot
buurthuis komt.
De wethouder heeft aandacht voor jongeren, migranten en peuters, maar
ik mis de aandacht voor ouderen. Vooral in de omgeving van De Hove bevinden
zich enkele bejaardencentra, zoals het dr. G. Vrijmoedhof, Abtswoude, Delfshove
en Stefanna. Die mensen hebben vaak veel vrije tijd. Ik wil weten of de
wethouder ook aandacht besteedt aan die groep, die kan bijdragen aan het
gemengde beeld van de buurtaccommodatie.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Het heeft lang geduurd, maar
nu zijn er dan eindelijk concrete plannen voor het Poptahonk. Des te zuurder is
het dat de bouwkosten intussen behoorlijk toegenomen zijn, maar het zijn
externe factoren die tot een toename met bijna 20% hebben geleid.
De fractie van GroenLinks vindt dit een goed voorstel. Zowel het
multifunctionele als het multiculturele karakter van het nieuwe buurthuis
spreekt ons aan. Het door de heer De Wit genoemde feit, Klein Somalië, hoort
bij die buurt. Als 750 Somaliërs in een buurt wonen, is het niet vreemd dat een
groot deel van die bewoners gebruikmaakt van het buurthuis. Wat dat betreft, is
mijn fractie tevreden over het feit dat de wethouder iets wil doen aan die
multiculturaliteit in die wijk. Dat dat nu zijn weerslag zal krijgen via
huiskamers, is voor ons een begin. De wijk zal straks, als het zo doorgaat,
voor meer dan 50% bestaan uit migranten; dan zijn twee huiskamers eigenlijk
onvoldoende.
In de commissie heeft de wethouder gezegd dat de toename van de
bouwkosten ten koste gaat van nader te ontwikkelen buurtaccommodaties; hij
heeft aangegeven dat dit binnen een termijn van ongeveer vijf of zes jaar
duidelijk zal worden.
Bovendien acht hij voorlopig een andere, eventuele dekking mogelijk,
namelijk het overschot van het budget voor de sportaccommodaties. Ook de
fractie van GroenLinks ziet op dat punt mogelijkheden en dringt erop aan om
eerst daaruit te putten en dan pas eventueel ten koste van andere
buurtaccommodaties iets te doen. Tegen die tijd hebben wij misschien weer
mogelijkheden om ook die buurtaccommodaties te realiseren.
De VOORZITTER: Ook ik ben blij dat wij nu deze stap in de Poptahof
kunnen zetten. Het is een mooie en multifunctionele, maar ook multiculturele
accommodatie, waar vele en diverse groepen gebruik van kunnen maken; dat kan ik
de heer De Wit verzekeren. Er is een heel mooi programma voor jong, oud en
alles wat daartussen zit; het geldt ook zowel voor iedereen die al heel lang in
Nederland woont als voor iedereen die hier pas kort woont. Dat is de bedoeling
en daar hebben wij veel mogelijkheden voor. Wij hebben altijd gezegd dat wij
geen buurthuizen bouwen, maar buurtaccommodaties met verschillende functies.
Wij hebben er in verschillende bijeenkomsten, ook in de commissie en in de
gemeenteraad, altijd voor gepleit om vooral te proberen om zoveel mogelijk
dingen bij elkaar te brengen en te combineren. Dat is in dit geval gelukt. Ik
kan u verzekeren dat het af en toe best lastig is om, anticiperend op wat er
gaat komen, tegelijkertijd nieuwe dingen daarin onder te brengen.
Enkele fracties hebben over de financiën vragen gesteld of opmerkingen
gemaakt. Ik zal proberen om enige helderheid te scheppen. In totaal is sprake
van negen verschillende functies. Dat betekent dat ook de dekking vaak heel
divers zal zijn. De functies van het buurthuis, het jongerenhonk, de wijkbeheerruimte,
de ruimte voor het servicepunt, de huiskamers voor migranten en de
peuterspeelzaal komen uit het budget van de wijkaccommodatie. Dat is niet
strijdig met welk beleid dan ook, omdat ook in andere wijkaccommodaties soms al
een peuterspeelzaal of een andere functie zit. Dat proberen wij min of meer
terug te brengen; dat is ook hier het geval, zij het dat er nieuwe zaken
toegevoegd worden, zoals de centrale opvang, de voorschoolse opvang en de BSO.
Die hebben hun eigen financieringsbronnen. Dat leidt soms tot
aansluitingsproblemen en verschillende prijzen per vierkante meter.
De totale bouwkostenstijging voor de Poptahof is ongeveer 480.000
gulden. Dat komt deels door de bouwkostenstijging en deels door de
BTW-verhoging. Ook de nieuwe functies maken het echter uiteraard duurder. Het
totale bouwprogramma van de buurtaccommodaties loopt in de meerjarenraming van
de herstructurering tot 2004. Als je die allemaal bij elkaar doet, komen wij
ongeveer op een bouwkostenstijging van 2 miljoen gulden uit. Het college heeft
een aantal lijnen uitgezet om zich over dat probleem te buigen. De allereerste
lijn was: dit betreft niet alleen een bouwkostenstijging en een verhoging van
de BTW voor dit traject, maar voor alle trajecten; wij zullen dit dus breder
moeten bezien. Dat betekent dat dit in het kader van de Zomernota en ook daarna
in beeld zal worden gebracht en dat het college daar dan nadere besluiten over
zal nemen. Wij weten dus nog niet hoe dat zal uitpakken.
Over de dekking van de 480.000 gulden bestaan blijkbaar enige
misverstanden. Aanvankelijk is gekeken naar de post sportzalen en sporthallen
uit de MRSV, maar het college heeft besloten om dat niet te doen. Dat staat ook
in het stuk; die dekking maakt dus geen onderdeel meer uit van het stuk.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Bedoelt u dat er een ander besluit
is genomen dan het voorliggende besluit?
De VOORZITTER: Je moet het stuk erbij pakken; daarin staat op bladzijde
7 bij punt 4 dat de stichtingskosten van de twee huiskamers voor migranten
gedekt worden uit de MRSV en dat het resterende budget voor de nog te
ontwikkelen locaties daardoor iets kleiner wordt, tenzij in het kader …
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Op het besluitvormingsformulier staat
duidelijk dat …
De VOORZITTER: Ik verzoek u om het raadsvoorstel en het
commissievoorstel erbij te pakken. Het besluitvormingsformulier maakt geen deel
meer uit van dit besluit. Ik probeerde het besluit voor te lezen. Het
resterende budget wordt dus iets kleiner, tenzij in het kader van de binnenkort
op te stellen meerjarenraming ISV, die loopt van 2001 tot 2004, alsnog extra
geld voor migrantenaccommodaties kan worden vrijgemaakt. Als op basis van een
lopend onderzoek blijkt dat de post sporthallen en sportzalen kan worden
verlaagd, zullen de stichtingskosten voor de migrantenaccommodaties alsnog
worden gedekt uit die post. Dus wat doen wij nu? Wij proberen het op te pakken
in het kader van een veel bredere problematiek. Vooralsnog betalen wij het uit
dat geheel. Als er in de meerjarenraming ruimte komt - dat is vaak het geval,
omdat dingen verschuiven - is het misschien op die manier op te lossen. Als uit
het lopende onderzoek blijkt dat er ruimte is op een andere post van de
meerjarenraming, namelijk met betrekking tot de sporthallen en sportzalen,
kunnen wij daar alsnog toe besluiten. Vooralsnog zit het echter in deze pot.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Zo staat het in het stuk, maar het
collegevoorstel sluit niet uit dat een eventueel overschot op het budget voor
sportaccommodaties hiervoor wordt gebruikt.
De VOORZITTER: Inderdaad. Geld dat je over hebt, moet je niet weggooien
of laten liggen, maar nuttig gebruiken.
Gaat dit nu ten koste van de gewone buurthuizen? Nee, want het
buurthuis is als het ware een onderdeel hiervan; in een buurtaccommodatie
zitten immers verschillende functies. Dat kan uiteindelijk leiden tot
verschuivingen of tot een andere oplossing.
De centrale vraag was wat er aan het eind over blijft. Voor de
besluitvorming over het totale bouwbudget moet het college nog iets bedenken.
Wij hebben ook de mogelijkheid om in de fasering iets te vinden. Ik
veronderstel dat wij een heel eind komen met het uiteindelijke budget dat
hiervoor staat. Dat is immers pas in 2004 of 2005 aan de orde.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Als u het in de fasering gaat
zoeken, zullen de kosten toch weer toenemen?
De VOORZITTER: Ja, maar naast de bouwkosten kunnen ook de boekwaarden
en andere zaken veranderen. Er wordt nog een actualisatie gemaakt.
Het nog resterende programma is al genoemd: Westerkwartier, Poptahof,
Tanthof, Sranti, Wippolder, jongerenaccommodatie en Kuyperwijk. Er is ook een
voorlopige reservering in het ISV, maar die is bij lange na niet voldoende. Dat
betekent dat wij het probleem aan het eind bruto/netto waarschijnlijk kunnen
oplossen, maar ik kan niet zeggen hoe dat tot 2004 of 2005 precies uitpakt.
Over de huiskamers voor migranten kan ik natuurlijk een vrij lang
betoog houden, maar wij proberen in ieder geval om de zelforganisaties te
steunen bij de integratie van hun achterban. Daarvoor is het belangrijk dat men
een eigen huiskamer heeft, waar men vrij direct en vrijwel dagelijks terecht
kan. Bij grotere activiteiten voor de eigen doelgroep moet en kan men
gebruikmaken van de rest van de accommodatie. De bewoners, met vele groepen door
elkaar, kunnen aan alle activiteiten in de totale
wijkaccommodatie deelnemen. Dat is de kern van het nut van die
huiskamers. Ik ben het met mevrouw Bolten eens dat het waarschijnlijk aan de
krappe kant is. Ik heb in de commissie dan ook aangegeven dat ik hoop dat het
in het verdere nieuwbouwtraject lukt om misschien nog een aantal van dat soort
dingen te realiseren.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij vragen een schorsing
aan.
De VOORZITTER: Hoe lang denkt u nodig te hebben?
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Een kwartiertje.
De VOORZITTER: Ik wil u niet onthaasten, maar is tien minuten genoeg?
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Dat is goed.
De vergadering wordt van 21.00 uur tot 21.10 uur geschorst.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik dank u voor de
toelichting. U begrijpt dat die toch weer verwarring opleverde over de
constructie om de sporthallen hierbij te betrekken. Ook voor de VVD-fractie was
dat niet helemaal duidelijk. Ook in de commissievergadering hebt u geen duidelijk
antwoord gegeven. Wij hebben overwogen om een motie in te dienen, maar gelet op
uw antwoord dat wij vanavond besluiten om de kosten van de twee huiskamer te
financieren uit de MRSV-post, zien wij daarvan af. Wij geven echter wel het
signaal af dat wij, als u te zijner tijd voorstelt om het alsnog uit de post
sporthallen te financieren, daartegen zullen zijn.
De heer AKÖZBEK (CDA): Voorzitter. Ik dank u voor de beantwoording. Ik
wilde in mijn eerste termijn niet herhalen wat ik in de commissievergadering
naar voren heb gebracht. Ik heb toen gezegd dat wij heel blij zijn met de bouw
van een buurthuis in de Poptahof; ik hoop dat dat nu helder is.
Op basis van uw toezegging dat de financiële gevolgen voor andere, nog
te bouwen buurthuizen aan de orde zullen komen in de Zomernota, gaan wij
akkoord met dit voorstel.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Er leven bij de VVD-fractie nog
wel vraagtekens en wij maken ons grote zorgen over de kostenontwikkeling. Ik
vind het ook heel erg moeilijk voor de andere buurthuizen, die misschien minder
zullen krijgen dan eigenlijk de bedoeling was. Dat neemt niet weg dat uw
beantwoording, in tegenstelling tot de beantwoording in de commissie, voldoende
helderheid geeft om akkoord te gaan met het voorstel.
Nog één opmerking: probeer nu eens een helder proces te voeren, zonder
vage uitdrukkingen.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De heer De Prez heeft al
aangegeven dat het de PvdA nog niet is gelukt om van de Poptahof een nette wijk
te maken. Ik zie dit dus als een eerste stap. Er komt een buurthuis van bijna 6
miljoen gulden, maar de wijk holt gillend achteruit. Dat is natuurlijk niet
zozeer de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar van Delftwonen, dat daar
niet genoeg aan doet. Voor het vergroten van de leefbaarheid van de wijk, is
het belangrijk dat de jeugd iets te doen heeft. Daarvoor is dit een eerste
stap, maar ik hoop dat de woningbouwvereniging de wijk
eens gaat aanpakken; misschien moeten wij als politiek meer druk op
haar uitoefenen. Het is aardig dat het winkelcentrum De Hove nu wordt
opgeknapt, maar er gebeurt niets met de huizen ernaast. Ik ben echter blij dat
de wethouder begint bij de Poptahof, want daar zijn de problemen het grootst.
Wat de Somaliërs betreft: het risico bestaat dat die groep ook in het
nieuwe buurtcentrum de boventoon gaat voeren.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Nou en?
Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Ik maak bezwaar tegen de manier waarop nu
over bepaalde groepen mensen gesproken wordt.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het is een beetje de realiteit. Ik zeg
niet dat ik er bang voor ben, maar een buurtaccommodatie moet een grotere
uitstraling hebben naar de omgeving, bijvoorbeeld ook naar de ouderen.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Maar wat is dan het beangstigende?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat het de andere groepen afschrikt.
Dat is niet de bedoeling.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Wie zegt dat?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): De buurt.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Wie is de buurt?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dit soort discussietechnieken hebben
wij wel gehad.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): U insinueert een hele hoop.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik ben er ook niet blij mee, maar vaak
is dit de realiteit.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Ik ben er niet blij mee dat u insinueert.
Daar moet u eens mee ophouden.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik insinueer helemaal niets; dat maakt
u ervan.
Voorzitter. Ik kan instemmen met het voorstel.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks is
voor.
De VOORZITTER: Het standpunt van de CDA-fractie is mij heel helder en
verheugt mij. Wat de kostenontwikkeling betreft, heb ik aangegeven dat ik goede
moed heb dat wij daar uiteindelijk goed uitkomen. Wat het nette proces betreft:
ik doe mijn best, maar dat heb ik steeds gedaan.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de fractie van Leefbaar Delft
bestrijd ik dat de wijk Poptahof gillend achteruit gaat. Dat is niet het geval.
In de wijk Poptahof zijn wel enkele aandachtspunten waar de gemeente aandacht
aan besteedt; dit voorstel is
daar een onderdeel van, maar ik roep in herinnering dat ook de
woningbouwvereniging Delftwonen daar met projecten als Balspel en Speelbal in
investeert, zelf in het sociaal beheer actief is en extra ploegen van Combiwerk
inhuurt voor het onderhouden van het groen. De gemeente start in augustus met
het programma voor de vensterschool, met drie onderdelen. Op dit moment loopt
er een project inzake de bestrijding van het sociaal isolement en buurtvrouwen.
Er is dus wel iets aan de hand en er moet gemoderniseerd worden, maar het is
absoluut niet zo dat de boel daar gillend achteruit gaat.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Net zoals het college vaak niet weet
wat er in garages gebeurt, weet u blijkbaar vaak niet wat er in flats gebeurt.
Als u vaker een flat inloopt, kunt u zien hoe de toestand daar is, alle mooie
beleidsstukken ten spijt.
De VOORZITTER: Ik kan u verzekeren dat de aandacht van het college daar
zeer nadrukkelijk op gevestigd is en dat wij met Delftwonen en andere partners
proberen om de inderdaad noodzakelijke herstructurering op gang te krijgen. Ik
kan u verzekeren dat u het heel druk zou krijgen als u daar zo vaak zou moeten
komen als ik daar in de afgelopen maanden ben geweest.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Ik heb u er nog nooit gezien.
Wethouder RENSEN: Ik vraag mij af of de fractie van Leefbaar Delft wel
weet wat er allemaal in het Poptahonk gebeurt. De Somalische vereniging
organiseert daar eigenhandig, tot zeer recent zonder financiële steun van de
gemeente, van alles en nog wat: activiteitenprogramma’s voor vrouwen en
jongeren, zowel de kleintjes als de wat grotere, en ook sport en eigen
taallessen. Het Poptahonk is op dit ogenblik dan ook het ankerpunt van de
Somalische gemeenschap. De Somalische gemeenschappen hebben het in Nederland
niet makkelijk, maar in Delft vertegenwoordigt de Somalische gemeenschap een
buitengewoon grote waarde. Ik denk dat de fractie van Leefbaar Delft daar iets
meer recht aan zou moeten doen.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
140. Voorstel tot vaststelling van de jaarrekening 2000
(Stuk 121 - 01/014744)
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. U hebt nog recht op de mening
van GroenLinks over dit voorstel. Wij hebben die mening voorbehouden, omdat wij
te weinig tijd hadden gekregen om de rekening goed te bestuderen. Gelet op onze
toekomstige taak in het dualistische systeem, hebben wij gemeend om die tijd
toch te moeten nemen, al was het maar om ons voor te bereiden op de steeds
groter wordende controlerende functie van de gemeenteraad. Nu wij die tijd
genomen hebben en ook de kans gehad hebben om hier een fractievergadering over
te organiseren, deel ik u mee dat de fractie van GroenLinks instemt met de
rekening en met het voorstel van het college om het bedrag ten laste van de
algemene middelen te brengen.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Is dit bestuurlijke vernieuwing?
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Dit is bestuurlijke wijsheid.
De heer BONTHUIS (Stadsbelangen): Dit duurde ongeveer net zo lang als
de door ons aangevraagde schorsing!
De heer BALJÉ (VVD): Voorzitter. Ook wij worstelen met de vraag of dit
een adequaat controle-instrument is geworden. Het antwoord daarop moet luiden:
steeds meer, maar nog steeds minder dan wij als raad eigenlijk zouden moeten
willen. Zeker in het kader van de dualisering van het lokaal bestuur, zou een
jaarrekening meer aangrijpingspunten moeten bieden. De huidige jaarrekening
zegt helaas nog te weinig over de effectiviteit van de ingezette middelen. Ik
weet wel dat het maximaal haalbare waarschijnlijk een utopie is, maar wij
zouden daar graag naar streven.
In de commissievergadering hebben wij al opmerkingen gemaakt over een
aantal posten en zaken die ons zorgen baren; dat hoef ik dus niet meer te doen.
Wij zijn blij met het overnemen van de adviezen van de accountant, waar volgens
ons een paar heel goede adviezen bij zitten. Ook wij gaan, na verdere
beraadslaging in de fractie, akkoord met de jaarrekening.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Mijn bijdrage ligt in dezelfde
lijn als de vorige twee bijdragen. Delft stond in het verleden bekend om de
inzichtelijkheid van de jaarrekening. Om een aantal redenen is dat in 1999 een
andere kant uitgegaan. Ook wij vinden de huidige jaarrekening geen adequaat
controle-instrument, maar gelet op wat de wethouder daarover in de
commissievergadering heeft gezegd, accepteren wij dat. Wel nemen wij er nota
van dat hij van mening is dat de ontwikkeling een andere kant uit moet gaan.
Ervan uitgaande dat het inderdaad die kant uit gaat, zeker gelet op de
veranderende rol van de gemeenteraad, kunnen wij ons vinden in het voorliggende
voorstel.
Mevrouw ROORDA VAN EIJSINGA (PvdA): Voorzitter. Niet zonder zorgen kan
de PvdA-fractie instemmen met de vaststelling van de jaarrekening.
Wethouder OOSTEN: Voorzitter. De fracties van GroenLinks, de VVD en het
CDA hebben gewezen op de controletaak van de raad en de al dan niet bestaande
inzichtelijkheid van de jaarrekening. Ik was vooral blij met de woorden van de
heer Baljé, die heeft aangegeven dat die inzichtelijkheid naar zijn mening in
ieder geval toeneemt en dat deze jaarrekening weer meer inzichtelijkheid biedt
dan voorgaande jaarrekeningen. Dat is een beetje in tegenspraak met …
De heer BALJÉ (VVD): Ter correctie: dat heb ik niet gezegd. Ik heb mij
afgevraagd of dit een adequaat controle-instrument aan het worden is.
Wethouder OOSTEN: Ja, maar vervolgens zei u: steeds meer.
De heer BALJÉ (VVD): Ik heb het dus niet over inzichtelijkheid gehad.
Wethouder OOSTEN: Goed, die nuancering is terecht.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ook de accountant constateert dat er op het
punt van de inzichtelijkheid van de jaarrekening al in 1999 sprake was van een
trendbreuk en dat die trendbreuk met de jaarrekening 2000 is voortgezet. U kunt
wel zeggen dat er sprake is van toenemende inzichtelijkheid, maar ik zie dat
dus eerlijk gezegd niet.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): De accountant heeft ook geconstateerd dat
er een groot aantal vacatures is bij het Vakteam Financiën. Je moet roeien met
de riemen die je hebt; gelet daarop, ligt er toch een aardig product voor.
Wethouder OOSTEN: Het is niet mijn bedoeling om deze discussie nu op te
rakelen; ik zeg toe dat wij dat een andere keer, in de commissie Middelen,
zullen doen. Ik zeg ook toe dat wij blijven doorgaan met het verbeteren van het
instrument van de rekening, zeker gelet op de rol die de raad naar alle
waarschijnlijkheid al met ingang van volgend jaar moet gaan vervullen. Ik ben
blij met de instemming van de raad met deze jaarrekening en wij zullen ons best
blijven doen.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
141. Voorstel tot vaststelling van het Onderwijsbeleidsplan “De bakens
verzet” en de Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs
gemeente Delft
(Stuk 119 - 01/014729)
Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie stemt in met
het onderwijsbeleidsplan. Wij vinden het een goede insteek om, als wij het over
kwetsbare leerlingen hebben, over kansenbeleid te spreken in plaats van over
zorgbeleid en achterstandsbeleid. Kansenbeleid betekent namelijk dat iedere
Delftse leerling de kans moet krijgen op een schoolloopbaan die recht doet aan
zijn of haar talenten en interesses. Wij vinden het goed dat de leerling in een
breder perspectief wordt geplaatst door ouders en verschillende instanties die
met kinderen te maken hebben, met elkaar samen te laten werken en kinderen die
extra kwetsbaar zijn, al in een vroeg stadium in een voorschools traject op te
nemen. Wij verwachten dat de onderwijsmonitoring hierbij een goed instrument is
om te toetsen of de inzet van de gemeente het gewenste resultaat oplevert.
Wij zijn ook blij met het feit dat wij er werk van maken om Delft op
het gebied van huisvesting aantrekkelijker te maken voor leraren. Op het punt
van de leerlingbegeleiding hadden wij echter graag gezien dat er bekeken wordt
in hoeverre scholen met weinig leerlingen met een hoge wegingsfactor op dat
punt problemen ondervinden. Scholen in Delft kunnen bijna twee keer zoveel
personeel als een andere school met een gelijk aantal leerlingen ter
beschikking hebben. Dit kan gewenst zijn, maar een kind dat een weging van 1
krijgt, is niet bij voorbaat een leerling zonder problemen en loopt nu de kans
om geen goede begeleiding te krijgen. Op het gebied van leerlingbegeleiding zal
ook het “Weer samen naar school”-beleid veel inspanning vragen. Ook in dit
kader vinden wij het van belang dat er bekeken wordt hoe de uitwerking van de
begeleiding voor deze leerlingen verloopt. Zo kunnen wij als raad beter onze
controletaak uitoefenen en meer inzicht krijgen in wat er nodig is, zodat wij
de signalen vanuit het veld beter kunnen oppakken.
Tot slot vindt de CDA-fractie het jammer dat de wethouder onze
suggestie om levensbeschouwelijke vorming op te nemen in het vakaanbod voor
kunstzinnige vorming van de hand wijst. Wij vinden het belangrijk dat
leerlingen enige achtergrond en inzicht kunnen krijgen in de religies die
Nederland van oudsher heeft en die tijdenlang gezichtsbepalend voor Nederland
zijn geweest, alsmede in de religies die wij nu in Nederland kennen. Een betere
kennis van elkaars achtergrond in dit kader leidt tot meer onderling begrip.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Bedoelt u niet eigenlijk godsdienstkennis in
plaats van de hokjesideeën die u nu uitstraalt, in de zin van: als je joods
bent, moet je maar joods leren?
Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Nee, ik bedoelde dit in het kader van
kunstzinnige vorming.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Wat is er aan religie kunstzinnig te vormen? Je
kunt hoogstens de schilderkunst en de literatuur gebruiken, maar als u
bijbelkennis of godsdienstkennis wilt overdragen, moet dat niet bij
kunstzinnige vorming worden gezocht.
Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Bij kunstzinnige vorming in het
onderwijsbeleidsplan praten wij ook over cultuurhistorisch besef. Ik denk niet
dat iemand begrijpt wat Rembrandt met zijn schilderijen over bijvoorbeeld het
paradijs bedoelt, zonder dat men enig idee heeft waarover zij gaan. In dat
kader spreek ik van kunstzinnige vorming.
De heer BOT (GroenLinks): U vindt het jammer dat het college niet op
die suggestie is ingegaan, maar de wethouder is in de commissie uitvoerig op uw
opmerkingen ingegaan. Hij heeft gezegd dat een dergelijke vorming of dergelijke
aspecten van het onderwijs thuishoren in het onderwijs zelf en niet in de
kunstzinnige vorming. Hij heeft ook gezegd dat het openbaar onderwijs in Delft
wat dat betreft een voorbeeldrol vervult. Het zou fijn zijn als u eens op dat
antwoord van de wethouder zou ingaan.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij de eerste termijn voortzetten en
dat mevrouw De Jongh Swemer, als zij daar behoefte aan heeft, in tweede termijn
ingaat op de andere sprekers.
De heer TIENSTRA (PvdA): Voorzitter. Onze fractie steunt het
onderwijsbeleidsplan van harte. Wij zijn bijzonder blij dat het er nu ligt en
dat het op een bijzonder verstandige manier de lijn vanuit het verleden
doortrekt. Op andere punten zijn wij wel eens wat revolutionairder, maar op dit
punt vinden wij evolutie juist de goede benadering.
Onze enige, al in de commissievergadering uitgesproken zorg betreft de
planning. Zoals zij er nu ligt, lijkt zij erg exact, op de leerling nauwkeurig,
maar dat is zij natuurlijk niet. Wij zouden graag zien dat in een volgende
versie van het onderwijsbeleidsplan meer met marges wordt gewerkt, dus met een
onder- en een bovengrens of iets dergelijks. Die zitten er ook nu al in met
betrekking tot het voortgezet onderwijs als gevolg van de ontwikkelingen in de
Vinex-locaties.
Wethouder RENSEN: U bent zich nu aan het kwijtraken in het integraal
huisvestingsplan.
De heer TIENSTRA (PvdA): Gedeeltelijk, maar het is aan elkaar geplakt.
Wij gaan ervan uit dat de ontwikkelingen met betrekking tot de scholen in de
Vinex-locaties nauwlettend gevolgd zullen worden. Wij zouden er op zich geen
bezwaar tegen hebben als die leerlingen op de Delftse scholen opgevangen
worden. De kwaliteit van de scholen en van het onderwijsbeleidsplan
rechtvaardigt dat, maar ten aanzien van de bouw en de financiën zou dat wel
eens problemen kunnen opleveren.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Wat de interpretatie van Rembrandt en het
juiste cultuurhistorisch besef betreft: een ambitieus kunstzinnig vormer zou
daarvan nog wel kunnen zeggen dat dat te rekenen is tot de taak van een vrije
academie, onder schooltijd en buiten schooltijd. Ik beaam graag dat enige notie
van de historie, van kerkgeschiedenis en meer van dat soort zaken, daarbij kan
horen, maar tot nu toe had ik het voorstel van de CDA-fractie niet op die
manier begrepen. Ik had het tot nu toe begrepen als een aanbeveling om de
levensbeschouwelijke aspecten en de vorming die daarmee samenhangt,
daadwerkelijk op te nemen in het programma voor kunstzinnige vorming onder en
na schooltijd. Als dat wordt voorgesteld, moet ik zeggen dat ik dat beschouw
als een taak voor de scholen. Ik vind, zoals de heer Bot al heeft gezegd, dat
daar in deze stad op de scholen veel aandacht aan wordt besteed. Het vraagstuk
van de meervoudigheid, het in aanraking brengen met het brede scala van
levensbeschouwingen, is overigens op bepaalde plaatsen in het onderwijs sterker
te vinden dan op andere plaatsen in het onderwijs. Het zou mij een lief ding
waard zijn als die diversiteit over de hele breedte in het Delftse onderwijs
terug te vinden zou zijn. Dat mogen een aantal scholen zich aantrekken.
Wat de opmerking over de gewogen leerling en de leerlingbegeleiding
betreft: er moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het kansenbeleid
of het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, dat is gebaseerd op die leerlingweging,
en anderzijds Weer samen naar school ofwel kinderen met leerproblemen, waarvoor
dat niet geldt. De “Weer samen naar school”-middelen worden dus gelijkelijk
uitgezet over welke leerling dan ook, ongeacht het gewicht. Die weging is op
dat punt niet relevant. Dat geldt ook voor de uren begeleiding door de
schoolbegeleidingsdienst ofwel het onderwijsadvies: ook die worden los van het
leerlinggewicht toegekend. Ook voor een breder schoolprogramma, zoals dat nu
tot uitvoering wordt gebracht, spelen de leerlinggewichten geen rol op de
manier die mevrouw De Jongh Swemer veronderstelt. Haar vraag is in die zin dus
niet echt aan de orde.
Ik ben het met de heer Tienstra eens dat de lijnen naar vorige
onderwijsbeleidsplannen gelukkig herkenbaar zijn. Dat lijkt mij een belangrijke
zaak voor het veld. Tegelijkertijd zijn er echter ook keerpunten te zien, zoals
het gemeenschappelijk personeelsbeleid met alle schoolbesturen in deze stad.
Ook de brede school is geheel nieuw. Dat geldt eigenlijk ook voor de relatie
die wij in de komende jaren met de scholen denken aan te gaan. Die relatie
wordt gebaseerd op het goed monitoren van de onderwijsopbrengsten, op grond
waarvan met elkaar gepraat kan worden over het nut en het rendement van de
subsidies van de gemeente aan de schoolbesturen. Wij vinden het van belang om
die relatie steeds transparanter te maken. Dat is overigens niet alleen een
Delftse ontwikkeling, want dat wordt ons ook door het ministerie meegegeven.
Het is echter wel degelijk een breuk met onze werkwijze in het verleden.
De opmerking van de heer Tienstra over de planning neem ik op dit
moment voor kennisgeving aan. Ik denk toch dat die opmerking vooral op het
integraal
huisvestingsplan van toepassing is. Eigenlijk moeten wij de prognoses,
zeker naarmate zij verder in de tijd komen te liggen, lezen als prognoses waar
wij zowel boven als onder kunnen uitkomen. Ik zou nu echter niet durven te
zeggen op hoeveel procent erboven of eronder wij kunnen uitkomen. Het is en
blijft prognosewerk; daar heeft de heer Tienstra gelijk in.
Mevrouw DE JONGH SWEMER (CDA): Voorzitter. Ik wil nog tegen mevrouw
Steffen zeggen dat ik juist niet in hokjes denk. Leerlingen van alle Delftse
scholen, van PCB
tot Montessori, zouden kunnen profiteren van een aanbod zoals ik dat
voor ogen had. Ik bedoelde dus het eerste wat de wethouder voor ogen had.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Tijdens de commissievergadering hebt u wel
degelijk aangegeven dat mensen met een bepaalde religie in die religie moesten
doorgaan met kunstzinnige vorming. Dat was voor mij aanleiding om met kromme
tenen te zitten, want ik kon op dat moment niets zeggen. Daarom wilde ik dit nu
graag kwijt. Ik ben blij dat u nu aangeeft dat u het niet op die manier hebt
bedoeld, maar ik blijf zeggen dat dit geen taak is voor de kunstzinnige
vorming. Zoals de wethouder al heeft aangegeven, moet dit gewoon in een
algemene setting binnen de scholen gebeuren.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik kan het niet beter zeggen dan mevrouw
Steffen.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
142. Voorstel inzake rollenscheiding binnen het gemeentelijk onroerend
goed en het principe van kostendekkende verhuur
(Stuk 104 - 01/012331)
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Wij hebben dit stuk dinsdag
aangehouden om er vanavond even op terug te komen, maar niet omdat wij de
rollenscheiding niet wenselijk vinden. Wij onderschrijven de rollenscheiding
volledig, want het is heel zuiver dat de gemeente als eigenaar en verhuurder
van panden en ruimten vindt dat er opbrengsten tegenover de kosten moeten
staan. Ons probleem zit in het derde besluitpunt van stuk 104 II, dat
betrekking heeft op de kostendekkende huurprijs van atelierruimten.
Het voorstel is 115 gulden per vierkante meter netto vloeroppervlak.
Wij realiseren ons dat de gemeente als verhuurder die kostendekkende
huurverhoging moet realiseren en dat zij eventueel, gelet op het doel waarvoor
de panden worden gebruikt, faciliterend ondersteunt via het verlagen van huren
of het verstrekken van subsidies. Het voorstel van die 115 gulden is gebaseerd
op het feit dat de gemeente per atelier verhuurt en de zaken kostendekkend wil
houden. Als de wethouder in de komende maanden bijvoorbeeld met de Stichting
Kleinschalige Bedrijven afspreekt dat zij die panden gaat beheren en een aantal
kosten voor haar rekening gaat nemen, bijvoorbeeld bepaalde premies of
verzekeringen, ga ik ervan uit dat er een ander element van kostendekkendheid
is. Met andere woorden: dan is een ander bedrag dan 115 gulden per vierkante
meter aan de orde. Wij wensen daarom een aantekening op dit punt: als de
ateliers door derden beheerd gaan worden, moet de gemeente er niet simpelweg
van uitgaan dat die 115 gulden bij de gemeente binnen moet komen; in gesprek
met de stichting moet dan worden bekeken wat kostendekkend is en wat de prijs
moet zijn. De wethouder heeft toegezegd dat hij in september in de commissie
CKE zal terugkomen op deze ontwikkelingen. Dan willen wij ook op dit punt
toetsen en wij zullen dan dus vragen hierover stellen.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Volgens mij is er helemaal geen
verschil van mening en is dit precies de context waarin de discussie in de
afgelopen commissievergadering is gevoerd. Ik denk dus niet dat de CDA-fractie
die aantekening zou behoeven te hebben, want het schrijven is in die zin
bedoeld. Ik heb volgens mij ook toegelicht hoe wij, bijvoorbeeld met de SKB of
met een andere beheerder, aan tafel zullen gaan zitten. Dat heeft dus invloed
op de kostendekkende huurprijs; dat klopt.
De heer VAN LEEUWEN (CDA): Voorzitter. Ik wilde dit element graag in de
raad bevestigd zien; dat is gebeurd. Wij hebben het vanavond over stuk 104 II.
Daar staat het zo expliciet in. Het staat nu in de stukken, zodat wij met een
gerust hart kunnen uitkijken naar september. Ik dank de wethouder voor de
toezegging.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
143. Voorstel inzake wijziging Uitvoeringsregeling activiteitensubsidie
stedelijke evenementen
(Stuk 125 - 01/014536)
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ook wij hebben behoefte aan een
bevestiging in de Handelingen van een toezegging in de commissievergadering,
want de besluitenlijsten zijn over een halfjaar zoek, maar de Handelingen gaan
100 jaar mee; vandaar.
De VVD-fractie gaat akkoord met dit voorstel, maar herinnert de
wethouder eraan dat hij het bij de behandeling in de commissie met ons eens was
voor wat betreft “de jaarlijks door het college te omschrijven criteria”. Dit
kan bijstelling per jaar inhouden. Evenementen kennen veelal een meerjarige
voorbereiding.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet dus van een zekere
toewijzingssituatie uitgegaan kunnen worden; er moet dus op tijd worden
aangekondigd en zo nodig moet een overgangssituatie worden toegepast. Na de
toezegging dat hier rekening mee wordt gehouden, gaat onze fractie akkoord met
het voorstel. Ik neem aan dat de wethouder zijn woord gestand zal doen.
Wethouder MAHLER: Voorzitter. Dat doe ik zeker. De door mevrouw Steffen
aangehaalde zinsnede is om de volgende reden opgenomen: als er naar aanleiding
van een praktijksituatie behoefte is aan een wijziging van de criteria, zijn de
nieuwe criteria ongeveer een jaar nadat zij van kracht zijn geworden, aan een
korte evaluatie toe om te bezien of zij het praktijkprobleem dat zij moesten
oplossen, daadwerkelijk oplossen. In die zin heeft mevrouw Steffen het, net als
in de commissievergadering van afgelopen dinsdag, geheel bij het juiste eind.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
144. Voorstel tot vaststelling van het Bestemmingsplan Zuidpoort
(Stuk 101 - 01/011498-01/016192)
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Een goede invulling van het
stuk stad in het Zuidpoortgebied is van belang voor het behoud en de
versterking van de vitaliteit van Delft op langere termijn, zeker gelet op de
investeringen die nu en in de afgelopen tijd in de regio hebben plaatsgevonden,
bijvoorbeeld in De Bogaard, Leidsenhage en Naaldwijk. In opeenvolgende
collegeperiodes is gewerkt aan het ontwikkelen van plannen voor het
Zuidpoortgebied. De inzet van onze fractie is om vanavond te komen tot een
verantwoorde besluitvorming over het bestemmingsplan. Ik geef daarbij een
beoordeling van wat voor de CDA-fractie de hoofdlijnen van het
plan zijn en ik ga wat gedetailleerder in op de onderdelen die wij tot
nu toe niet overtuigend genoeg vinden.
Een aantal dragende elementen in het plan vinden wij zonder meer goed.
Er is sprake van een goede stedelijke mix van functies, zoals winkelen, wonen,
recreëren en een woon/zorgfunctie voor ouderen. Al het parkeren is ondergronds
geworden en er is sprake van afwisseling in bebouwingsvormen en
stratenpatronen. Als je het voorlopig ontwerp erbij betrekt, valt op dat op
allerlei onderdelen wordt gezocht naar een kwalitatief hoogwaardige invulling.
In al deze opzichten is het plan naar het oordeel van de CDA-fractie in de
afgelopen periode duidelijk gegroeid. Ook op een ander terrein is sprake van
groei, maar daar zijn wij minder gelukkig mee: Delft groeit in Zuidpoort vooral
in de hoogte. Gemiddeld vinden wij de bebouwing eigenlijk één verdieping te
hoog. In de verschillende stadia van de behandeling hebben wij de argumenten
daarover gewisseld. De CDA-fractie is er daarbij niet van overtuigd geraakt dat
het door het college nagestreefde gevarieerde gevelbeeld niet even goed te
realiseren is met een bebouwingshoogte van gemiddeld drie meter lager. Dat
sluit beter aan bij de hoogte van de bebouwing die wij nu aan de
binnenstadsrand aantreffen, bijvoorbeeld aan de Westvest en de Phoenixstraat.
Met andere woorden: voor ons is bij de beoordeling van dit bestemmingsplan en
de invulling die het later gaat krijgen, de centrale vraag of wij, wanneer wij
over een paar jaar door Zuidpoort lopen, nog het gevoel hebben dat wij in Delft
zijn.
Of had het net zo goed Apeldoorn of Assendelft kunnen zijn? Krijgen wij
niet hetzelfde gebrek aan identiteit als in Delft-Zuid? Ook toen dacht Delft,
meegaand op de stroom van de tijd, met goede argumenten een schaalsprong te
moeten maken, maar die overtuiging heeft toen niet lang standgehouden. De twee
presentaties in virtual reality hebben onze twijfels hierover eerder versterkt
dan weggenomen.
Van het teveel aan volume getuigt wat ons betreft ook het glazen
paviljoen op het winkelplein. In Delft hebben wij al een dergelijk gebouw,
namelijk aan de Phoenixstraat 60, naast Delftstede. Dat staat daar prima en wij
hebben geen behoefte aan een iets kleinere kopie van dat gebouw op het
winkelplein. Het is onze fractie opgevallen dat een groot deel van de raad
kanttekeningen plaatst bij dit paviljoen. Het zou mogelijk moeten zijn om de
gevoelens van de raad over dit onderwerp te vertalen in een acceptabel ontwerp.
Omwille van de voortgang van de besluitvorming kan dat wat onze fractie betreft
zonder wijziging van het ontwerpbestemmingsplan. Wij zullen daarom op dat punt
een motie indienen.
Wij zullen een gelijksoortige motie indienen over het cultuurplein. Wij
dringen aan op een zodanige aanpassing van het ontwerp en de inrichting dat de
straat meer op een plein gaat lijken. Ondanks de schriftelijke beantwoording
zijn wij op dat punt bepaald niet gerustgesteld. Ook de vergelijking met een
kerkhof geeft ons niet bepaald het idee dat het een levendig plein zal worden.
Wethouder GRASHOFF: Die vergelijking betrof het Heilige Geestkerkhof. U
weet toch waar dat is?
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik legde even de nadruk op het laatste deel
van die naam; het was bedoeld als grapje.
Ook niet goed gekozen vinden wij het toestaan van horeca uit categorie
II op de kop van het Achterom. Ook de schriftelijke beantwoording werpt daar
geen ander licht op. Wij hebben te maken met bestaande woonbebouwing. De
verhoudingen in de raad inschattend, krijgen de bewoners van het Achterom
waarschijnlijk ook met een disco te maken. Dan vinden wij dat horeca van de
lichtere soort op de kop van het Achterom voldoende zou moeten zijn. Op dat
punt dienen wij een amendement in.
Een ander onderdeel van de besluitvorming van vanavond is het
vaststellen van de reacties op de zienswijzen. Op een aantal inhoudelijke
punten uit die zienswijzen ben ik al ingegaan, maar naast de inhoud speelt ook
het proces een belangrijke rol. Wij zien dat de wethouder enthousiast en
gedreven bezig is om een mooie Zuidpoort van de grond te krijgen. Ondanks de
verschillen in opvattingen op verschillende onderdelen hebben wij daar alle
waardering voor. Daarnaast heeft hij een aantal andere gevoelige dossiers,
zoals de autoluwe binnenstad en de spoorzone, in zijn portefeuille. Al die dossiers
kunnen heftige reacties van direct belanghebbenden oproepen. Wij vinden echter,
om het huiselijk te zeggen, dat de wethouder zich daar soms te veel voor
afsluit. Dat is geen gemakkelijk praatje van een oppositiepartij. Wij vinden
dat de opvatting van de inwoner in een proces van politieke besluitvorming nu
eenmaal een dimensie is waar men rekening mee moet houden, ook al brengt die
inwoner een punt in dat voor de insiders inmiddels allang gepasseerd is of waar
het college of de raad misschien fundamenteel anders over denkt. Onze oproep is
daarom: grote infrastructurele werken zijn oké, maar pas in dit verband op voor
tunnelvisie.
Tot welke conclusie leidt dit alles? Het ontwerpbestemmingsplan maakt
een aantal ontwikkelingen mogelijk die voor Delft dringend gewenst zijn:
uitbreiding en differentiatie in het winkelareaal, extra woningen, ook voor
ouderen, ondergronds parkeren en een betere bibliotheek. Dat zijn allemaal
veelbelovende elementen die de CDA-fractie aanspreken. Daarnaast bevat het plan
een aantal, reeds genoemde minder geslaagde elementen. Een definitief oordeel
over het plan als geheel zullen wij daarom geven na de reactie van het college
en na de stemmingen over de moties en amendementen.
De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA worden de volgende moties
(M-I en M-II) en het volgende amendement (A-I) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 28 juni 2001,
overwegende dat:
·
het verblijfsgebied
tussen het winkelplein en het Achterom zoals aangegeven in de kaart bij het
bestemmingsplan niet de kenmerken van een plein vertoont;
·
de functies van de
bebouwing rond dit gebied (theater, bibliotheek, bioscoop, horeca) voor hun
functioneren zeer gebaat zijn bij een openbare ruimte in de vorm van een plein;
verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
bij de ontwerpopgave voor het definitief ontwerp van dit gebied tot
zodanige aanpassingen te komen dat daadwerkelijk sprake kan zijn van een
cultuurplein,
en gaat over tot de orde van de dag”.
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 28 juni 2001,
overwegende dat:
·
de stedenbouwkundige,
functionele en architectonische invulling van het winkelplein een gebouw van
enige omvang op dit plein vereist;
·
dit gebouw slechts
beperkte hinder mag opleveren voor de bewoners van het ‘Haakpand’;
·
het huidige voorlopige
ontwerp voor dit gebouw als dominant kan worden omschreven;
·
de raad zelf geen
paviljoens tekent en ontwerpt;
verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
bij de ontwerpopgave voor het definitief ontwerp van dit gebouw als
randvoorwaarde een minder massale verschijningsvorm te hanteren,
en gaat over tot de orde van de dag”.
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 28 juni 2001,
besluit:
de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan als volgt te
wijzigen:
in artikel 3, lid 2, onder e, wordt de bestemming ‘horeca II”
geschrapt. Het artikel komt daarmee als volgt te luiden:
‘op de gronden voorzien van de nadere aanwijzing CI*)5 geldt dat het
oppervlak aan horeca behorende tot de categorie I maximaal 100 m2
mag bedragen”.
De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Onze fractie is tevreden over dit
bestemmingsplan. Er zijn nog wel een aantal onderdelen waarbij wij verwachten
dat de maten van dit bestemmingsplan niet het eindresultaat zullen zijn en die
dus nog verder moeten worden ingevuld. Voorbeelden daarvan zijn de velden 9 en
10, waarbij onze fractie zich afvraagt of het mogelijk zal zijn om de
professorenwoningen te behouden of goed in te passen in het plan. Verder is er
natuurlijk veld 2, waarbij wij tevreden zijn over de beperking van de hoogte
tot 12 meter. Tot slot is er de aanbouw van het Hoogovenpand, waarvan wij ook
nog een verdere invulling verwachten.
Onze fractie stemt wel in met het paviljoen, ook met de hoogte daarvan.
Wij zijn ook zeer blij met het feit dat er een dansgelegenheid komt in het
Zuidpoortgebied. Onze fractie heeft al vaker aangegeven dat daar behoefte aan
is; wij zien ons op dat punt gesteund door het uitgevoerde onderzoek, waaruit
blijkt dat er nog een aardig verschil zit tussen 900 en 2700 vierkante meter.
Onze fractie vindt natuurlijk wel dat een discotheek zo aangelegd moet worden
dat de overlast daarvan beperkt blijft, maar wij denken dat dat in dit plan en
in dit gebied heel goed mogelijk moet zijn. Bovendien denken wij dat ook het
concept van een danscafé daaraan zou kunnen bijdragen.
Wij zijn tevreden over de beantwoording op het punt van de jeugdherberg
en wij kunnen instemmen met het plan.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het bestemmingsplan Zuidpoort kent
een uitgebreid voortraject: vanavond beperkt de VVD-fractie zich tot de
afronding. In twee commissiebijeenkomsten is het voorliggende resultaat
uitgebreid besproken. Ook
twee “virtual reality”-presentaties hebben ons een goed inzicht gegeven
in wat er ontwikkeld gaat worden. Ik geef de Belangenvereniging Zuidpoort, die
ons als eerste virtueel door het nieuwe gebied liet wandelen, overigens
nadrukkelijk een pluim.
De uitgewerkte plannen voor het Zuidpoortgebied verdienen een dikke
voldoende. Er is met zorg ontworpen, met verrassende details. Ook is door
differentiatie van hoogten ingespeeld op bezwaren tegen de oorspronkelijk
geplande hoogten. Lager bouwen is niet wenselijk. Nu Delft zo goed als
volgebouwd is, zal zo langzamerhand geaccepteerd moeten worden dat de derde
dimensie - dus omhoog of omlaag - gebruikt moet worden bij het ontwerpen van
nieuwe gebouwen. Voor Zuidpoort is dit ten opzichte van de oude binnenstad op
een verantwoorde manier gebeurd.
Toch blijven er ook voor onze fractie enige punten van zorg. Als eerste
is daar het zogenaamde paviljoen. Wij hebben alle begrip voor de wens om een
aandachttrekkend object voor het Haakpand te plaatsen. De presentaties hebben
ons er echter van overtuigd dat het wel een erg dominant gebouw wordt voor dit
winkelplein. In dezen willen wij de bewoners van het Haakpand tegemoetkomen
door de mogelijkheden te laten onderzoeken om tot een andere variant te komen.
De oplossing van de Belangenvereniging Zuidpoort geeft al aan dat dit kan. Het
is volgens ons niet de juiste variant, maar er zijn beslist andere varianten te
bedenken. Uitgangspunt hierbij is het maximeren van de hoogte tot twee
verdiepingen. Wat er dan nog voor tierelantijnen op komen, zien wij dan wel
weer. Ook kan gedacht worden aan een aandachttrekkend kunstwerk, waar de
gemeente opdracht voor kan geven. In verband met dit onderwerp zullen ook wij
een motie indienen, die mede is ondertekend door de fractie van Stadsbelangen.
In de commissievergadering van eergisteren is de vestiging van een
grand café annex disco besproken. Tot nu toe heeft onze fractie zich verzet
tegen de in dit gebied voorgenomen disco. De VVD-fractie heeft immers altijd,
al sinds 1985, aangegeven dat er behoefte is aan een echt grote disco - daar
geeft de quick scan ons gelijk in - maar een grote disco zet je niet in de
binnenstad; daar zijn de woonarme gebieden voor. Door de oorspronkelijke kleine
dansgelegenheid te aanvaarden, zou er in onze ogen nooit meer een grotere
komen. De dansgelegenheid is nu gecombineerd met een grand café. Samen gaat het
om een oppervlakte van 800 vierkante meter. Dat is nog niet echt groot, maar
toch een stuk meer dan de oorspronkelijke 200 vierkante meter, ook als je
bedenkt dat nu 300 vierkante meter “disco” wordt. Er is in ieder geval meer
uitloop. Hiernaast komt dat ook de VVD-fractie vindt dat in Zuidpoort ruimte
moet zijn voor uitgaan voor jongeren. Bij de genoemde commissiebehandeling is
gediscussieerd over de mogelijke overlast, met name geluidsoverlast, die een
dergelijke voorziening kan veroorzaken. De straat - sommigen zeggen al steeg -
tussen het bioscoopcomplex en het theater wordt wel erg nauw, temeer omdat
beide panden overhangende delen hebben. Akoestisch kan dit voor problemen
zorgen.
Ook de sociale veiligheid is in gevaar. De architecten geven aan dat
zowel de wand van het bioscoopcomplex als het theater van glas zal zijn. Zij
vinden dat deze grote vensterpartijen de sociale controle garanderen, maar als
er niemand loopt of staat, heb je niet veel aan dit plan. Uiteindelijk ga je
naar de bioscoop of het theater om in de zalen van een voorstelling of iets
dergelijks te genieten. Als nu ook nog de ingang van het theater wordt
verplaatst, wordt deze “Theaterstraat” wel heel erg een inloopsteeg voor
jongeren, met alle te verwachten problemen van dien. Wij pleiten er dan ook
voor om de ingang van het theater, ook om architectonische redenen, te laten
waar hij is.
De wethouder heeft aangegeven dat bij overlast zal worden opgetreden.
Toch voelt onze fractie mee met de bewoners die dicht rond de Theaterstraat
en/of de disco hun woning hebben. Als blijkt dat er overmatige overlast
optreedt, moeten onzes inziens met de bewoners oplossingen worden gevonden in
de vorm van geluidsisolatie of iets dergelijks.
Ten aanzien van dit onderwerp heb ik een tweetal moties: de eerste
heeft betrekking op de akoestische effecten en de tweede op de verplaatsing van
de ingang van het theater.
Een derde motie betreft de bereikbaarheid van de ingangen van de
culturele instellingen voor taxi’s en invalidenvervoer. Wij hebben de wethouder
er na de commissievragen helaas door middel van schriftelijke vragen op moeten
wijzen dat er nogal slordig wordt omgesprongen met de belangen van de mensen
met een functiebeperking. Bij de voorbereidingen van de autoluwe binnenstad
zijn meer dan 10 plaatsen vervallen, zonder dat eerst voor de toegezegde
vervangende plaatsen was gezorgd. Dat zij zo, maar het kan niet zo zijn dat
onze invaliden ergens aan de achterkant van het theater worden afgezet met de
boodschap: je ziet maar dat je er komt. In de motie worden aandacht en zorg
voor dit probleem gevraagd.
De wethouder heeft toegezegd speelplaatsen voor kinderen in te plannen.
Wij zijn die speelplaatsen echter niet tegengekomen. Afgelopen dinsdag is naar
mijn mening aan deze opmerking voorbijgegaan. Ik heb die opmerking ook zelf
niet meer gemaakt; de schuld ligt dus ook bij mij. Ik verzoek de wethouder om
in deze vergadering die kinderspeelplekken te bevestigen.
Dan de woonboten. Daarbij gaat het niet om het feit dat zij worden verplaatst.
Dat is afgesproken en dat is een goed besluit, maar het baart ons zorgen dat
een aantal woonbootbewoners zeer ontevreden zijn met de gang van zaken met
betrekking tot de aanpassingen en de eventuele vergoedingen voor de te
verplaatsen boten. Wij zijn aangekomen bij de situatie “welles/nietes”, maar in
die situatie verwijzen wij altijd naar de gevoelens van veiligheid. Als de
burger zich onveilig voelt, is het dus onveilig. Met andere woorden: als de
woonbootbewoners het idee hebben dat er geen overleg plaatsvindt, dat er
slechts wordt medegedeeld en dat te weinig rekening wordt gehouden met hun
situatie, is dat dus zo. Anders gezegd: dan is de aanpak verkeerd. In de
vanavond uitgereikte beantwoording door de wethouder heeft hij aangegeven dat
hij alles heeft gedaan wat mogelijk was. Dat geloven wij graag, maar wij
verzoeken hem met klem om deze zaak snel af te ronden en dan niet collectief.
Besprekingen over de eigen boot moeten gewoon per bewoner worden gehouden.
Nogmaals: dit is een mooi en zorgvuldig voorbereid ontwerp, met een
paar voor ons toch wel heel belangrijke aandachtspunten, namelijk de hoogte en
de vormgeving van het paviljoen, de Theaterstraat met mogelijke
geluidsoverlast, de bereikbaarheid van de culturele instellingen voor taxi’s en
invalidenvervoer en de afhandeling van de woonbootsituatie. Wij wachten de
reactie van de wethouder af.
De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD worden de volgende moties
(M-III en M-IV) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 28 juni
2001,
constaterende
dat grote zorg bestaat over de mogelijke sociale (on)veiligheid in de
te realiseren straat tussen het bioscoop/discocomplex en Theater de Veste;
dat de mogelijkheden tot verplaatsing van de ingang van Theater de
Veste onderzocht worden;
overwegende
dat de voorgestelde variant van verplaatsing naar een uitbouw op de
punt ruimtebeslag op het te vormen ‘Cultuurplein’ betekent en bovendien de
entree in conflict brengt met de inwendige trap van het theater;
dat de voorgestelde variant van verplaatsing van de ingang naar de
noordzijde onder de inwendige trap door geweld doet aan het architectonische
ontwerp en niet méér grandeur verzorgt voor zichtbaarheid vanaf het z.g.
‘Winkelplein’;
dat verplaatsing van de ingang van Theater de Veste aan de
‘Theaterstraat’ tot gevolg heeft dat deze straat vrijwel uitsluitend wordt
gebruikt door bezoekers van het te realiseren grand café dan wel de disco
aldaar;
dat de wanden van het bioscoopcomplex en theater dan wel veel glas
bevatten, maar dat dit niet de sociale controle verzekert die gewenst is
(bezoekers zien de voorstellingen in de zalen);
spreekt
als zijn mening uit
dat verplaatsing van de ingang van Theater de Veste negatieve invloed
heeft op het leefklimaat in de ‘Theaterstraat’;
dat derhalve deze ingang beter gehandhaafd kan worden op de huidige
plaats;
draagt het
college op
dit standpunt te betrekken bij de ontwikkeling van het gebied rond het
Cultuurplein,
en gaat over tot de orde van de dag”.
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 28 juni
2001,
constaterende
dat de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied, meer bepaald het gebied
rond het Cultuurplein, het bereik van de ingang van de culturele instellingen
aldaar (theater, bioscoop, bibliotheek e.a.) voor taxi’s en invalidenvervoer
bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt;
spreekt
als zijn mening uit
dat goede bereikbaarheid in dit kader een vereiste is;
draagt het
college op
bij de verdere ontwikkeling van het Zuidpoortgebied te bewaken dat
taxi’s en invalidenvervoer op een bevredigende wijze de culturele instellingen
kunnen bereiken,
en gaat over tot de orde van de dag”.
Door de fracties van de VVD en Stadsbelangen wordt de volgende motie
(M-V) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 28 juni
2001,
constaterende
dat de bewoners van het z.g. ‘Haakpand’ zich ernstig benadeeld voelen
door de geplande komst van het z.g. ‘Paviljoen’ (10x10x10 meter) op het
‘Winkelplein’;
dat dit gebouw dienst doet als entree voor de Parkeergarage;
dat dit gebouw tevens op dit plein gesitueerd is ter verfraaiing van
het architectonische ontwerp van het Zuidpoortgebied, m.n. het ‘Winkelplein’;
overwegende
dat om als entree te dienen voor de Parkeergarage het gebouw lager kan
worden uitgevoerd;
dat ter tegemoetkoming aan de wensen van de ontwerpers (blikvanger voor
het Haakpand nodig) andere oplossingen mogelijk zijn (zie bijvoorbeeld de
oplossing van de Belangenvereniging Zuidpoort);
spreekt
als zijn mening uit
dat nu niet tot de bouw van het geplande Paviljoen wordt besloten;
draagt het
college op
een aantal varianten te (doen) ontwikkelen ter vervanging van het
geplande Paviljoen,
en gaat over tot de orde van de dag”.
De VOORZITTER: Door de fractie van de VVD wordt de volgende motie
(M-VI) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 28 juni
2001,
constaterende
dat grote zorg bestaat bij de bewoners van het Zuidpoortgebied over de
akoestische effecten van en in de (geplande) smalle straat tussen het
bioscoop/discocomplex en Theater de Veste (‘Theaterstraat’);
dat eveneens grote zorg bestaat dat de komst van de ‘disco’ extra
(geluids)overlast zal (kunnen) betekenen, vooral voor de bewoners van de Asvest
e.o.;
spreekt
als zijn mening uit
dat alles moet worden gedaan om de (geluids)overlast te beperken;
draagt het
college op
te (doen) onderzoeken wat de mogelijke akoestische effecten (kunnen)
zijn en - indien nodig - maatregelen te treffen;
nauwkeurig te controleren of overlast m.b.t. de ‘disco’ ontstaat en -
indien nodig - direct tot handhaving over te gaan;
bij voortdurende, niet te vermijden geluidsoverlast door de vormgeving
van de ‘Theaterstraat’ met bewoners maatregelen te bespreken ter leniging van
de overlast (m.n. isolatie van de huizen),
en gaat over tot de orde van de dag”.
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Allereerst merk ik op dat wij het
belangrijk vinden dat de raad vanavond na een lang discussietraject het
bestemmingsplan Zuidpoort vaststelt, omdat wij daarmee een
bestuurlijk-juridisch kader vastleggen en omdat de politiek daarmee een besluit
durft te nemen. Achter discussies moet je op een gegeven moment een punt durven
zetten, zodat je een fase afsluit en verder gaat. Dat betekent niet dat er ten
aanzien van de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied geen punten meer zijn die
veel aandacht en discussie zullen vragen, maar dat zijn punten waarover bij het
vaststellen van het definitief ontwerp of van het ontwerp openbare ruimte moet
worden besloten. Het bestemmingsplan is een globaal kader waarin de maten van
pleinen en straten, de maximale bouwhoogten en de functies in het gebied worden
vastgelegd. Met het voorliggende kader gaan wij akkoord.
Ik wil er één functie uitlichten, namelijk die van de disco. Daar zijn
wij blij mee. Als je een cultuurplein maakt, moet je ook in de binnenstad
cultuur vestigen die jongeren aantrekt. In deze omvang en soort moet dat zeker
mogelijk zijn op deze plek.
Voor het verdere traject hebben wij zes aandachtspunten:
1. Het paviljoen. Wordt dat in zijn uitvoering niet te blokkig? Is het
niet te mager qua speelsheid? Zou je niet moeten bekijken of je het een fraaier
object kunt laten zijn? Aan de huidige vorm en omvang willen wij ons nu nog
niet binden.
2. Een ander discussiepunt is de vormgeving en de inrichting van de
cultuurstraat en de positie van de theateringang.
3. Het vraagstuk van de plint op veld 9: hoe creëer je daar een
toonbare en leefbare straat met een halfverdiepte parkeergarage?
4. De aansluiting van de nieuwe bebouwing op veld 10 met de
machinistenwoningen.
5. In veld 10 moet de goot tussen de Sint Sebastiaansbrug toonbaar en
sociaal veilig zijn.
6. Aandacht voor de verkeersroutes en de exacte locaties van de
fietsenstallingen.
Tot slot heb ik een opmerking in aansluiting op wat de PvdA-fractie in
de commissie naar voren heeft gebracht over het evalueren van de communicatie
bij ruimtelijke projecten. Wij zouden graag een evaluatie van het gehele proces
zien. Interessante leerpunten daarbij zijn de wijze waarop de WRO-procedure is
toegepast en de
vervlechting van die WRO-procedure met de al langer lopende discussie
over de ontwikkeling van het Zuidpoortgebied. Daarbij gaat het met name om het
aspect van de informatievoorziening aan en de communicatie met de Delftenaren.
Op welke wijze is waarover geďnformeerd en gecommuniceerd en welke
verwachtingen zijn gewekt? Was er gelegenheid tot meedenken dan wel tot
inspraak? Een dergelijke evaluatie zou geen groot langdurig project moeten
zijn, eerder een snelle zoektocht naar leerpunten die wij kunnen benutten bij
de discussie in het najaar over de aanpak van de communicatie bij de
ontwikkeling van het spoorzonegebied en het betreffende bestemmingsplan.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Over het Zuidpoortgebied is het
afgelopen jaar enorm veel heen en weer gesproken; recentelijk nemen de stemmen
daarover zelfs toe. Er zijn mensen die dit een prachtig plan vinden en er zijn
mensen die vinden dat het vanwege de cultuurhistorische waarde van ons centrum
absoluut niet past in het beeld van Delft. Er gaan ook stemmen op van mensen
die vinden dat het allemaal veel moderner, futuristischer en creatiever kan.
Wij hebben ons als fractie niet beziggehouden met wat mooi of niet mooi is,
want dat is subjectief. Wel hebben wij geluisterd naar degenen die zeggen dat
het plan zoveel mogelijk moet aansluiten bij de historische en culturele
waarden die wij in de stad en in dat gebied nog vinden.
Ik val meteen met de deur in huis. Ik heb de bebouwing van veld 12 ook
in de commissievergaderingen al genoemd. De raad heeft in het verleden heel
veel geďnvesteerd, ook financieel, om de poortwachterswoningen en de
machinistenwoningen te behouden en om in relatie tot het Museumhof in de
Ezelsveldlaan een historisch en cultureel waardevolle straat te behouden. Als
dit plan wordt uitgevoerd, komt er echter een hoog gebouw op veld 12 te staan.
Dat belemmert niet alleen vanaf de Oostpoortbrug het zicht op het Museumhof;
het past ook niet in het beeld van die straat. Wij zullen daarom een amendement
indienen waarin wij het college verzoeken om de hoogte te beperken tot de
hoogte in het vigerende plan, namelijk tot 5 meter.
Wij wachten met spanning het definitieve ontwerp af met betrekking tot
de aanbouw aan het Hoogovenpand. De wethouder heeft beloofd en toegezegd dat
dat punt nader zal worden uitgewerkt. Wij houden ons daarom in tot die
uitwerking er ligt.
Wij zijn blij dat er in Delft een disco bij komt. Het onderzoek wijst
uit dat de jongeren daar behoefte aan hebben. Het staat ook in ons
verkiezingsprogramma. Met andere woorden: een disco is wat ons betreft oké. Wij
hadden liever een grotere disco gezien, maar dat zit er niet in, zeker in dat
gebied. Bovendien hebben wij liever dat de jongeren zich ophouden in een
gelegenheid waar zij zich kunnen bewegen op muziek dan in gokhallen of in
andere verderfelijke oorden.
Dan het paviljoen. Wij hebben in de commissie gezegd: er moet ofwel
geen paviljoen komen of er moet een statement komen. Wij vinden het
voorliggende model een statement. Uit de stukken die wij vandaag gekregen
hebben, blijkt dat wij het ontwerp op een later tijdstip verder kunnen
bespreken. Daarom willen wij ons op dit punt hiertoe beperken.
Over de theateringang hebben wij gezegd dat wij, om de reeds door de
VVD-fractie aangegeven redenen, liever hebben dat die op de huidige plaats
blijft. Ook daarover zullen wij echter komen te spreken bij het definitieve
ontwerp; wij vinden dat niet passen bij de bespreking van het bestemmingsplan.
De VOORZITTER: Door de fractie van de PvdA wordt het volgende
amendement (A-II) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 28 juni 2001,
overwegende dat:
A.
de gemeenteraad van
Delft in het verleden veel (financieel) geďnvesteerd heeft in het behoud van de
brugwachterswoningen aan de Oostpoortbrug en het behoud van de
machinistenwoningen in het kader van het behoud van historisch cultureel
erfgoed aan de Ezelsveldlaan;
B.
bebouwing op veld 12 met
de nu voorgestelde hoogte het zicht ontneemt op het eveneens historische
complex Museumhof;
constateert dat de voorgestelde hoogte van de bebouwing op veld 12 te
groot is;
besluit de hoogte van de bebouwing op veld 12 te beperken tot 5 meter
met behoud van de in het voorliggende plan voorgestelde rooilijnen en met
behoud van de parkeerplaatsen voor de bewoners van het Museumhof,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik zal proberen om het
kort te houden, maar ik moet wel al die velden langs. Nog steeds vinden wij de
entree vanaf de Sint Sebastiaansbrug niet mooi. Het zicht op Delft wordt
ontnomen; dat komt ook door de foute ligging van de stegen, die eigenlijk in
het verlengde van de Vestepoort en de Bastiaanpoort hadden moeten liggen. Wij
vinden de stegen ook te smal. In de winter ontstaat door de kou en de wind een
onguur en ongewenst tochtgat in die stegen.
De fietsroutes zijn allemaal om de velden 5 en 7 gelegd. Wij pleiten
ervoor om toch fietsers toe te laten op het cultuur- en winkelplein en de
fietser dus gelijk te stellen aan de voetganger. Wij denken dat daarvoor
misschien “bikeshop”-plaatsen kunnen worden ingericht, want mensen gaan nu
eenmaal met de fiets tot aan de winkel en willen daar hun spullen “inladen”.
Misschien moet de maximale tijd dan worden beperkt, maar de wethouder is erg
goed in het verzinnen van regels; in de binnenstad worden bijvoorbeeld ook de
snorfietsen geweerd uit de voetgangersgebieden. Dat willen wij niet, want
daardoor krijgen bepaalde ouderen die naar winkels willen gaan en zware spullen
willen meenemen, het best moeilijk.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Hoe denkt u te voorkomen dat de
fietsers de voetgangers omver rijden?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat is heel simpel: door de steeg
gewoon drie meter breder te maken, waardoor de fietser meer ruimte krijgt.
Over het paviljoen wordt in het aanvullende stuk gesteld dat er een
horecagelegenheid in komt die ook moet kunnen draaien. Wij stellen daarentegen
dat in het plan ook een paar mooie pergola’s zijn getekend en dat het paviljoen
dan maar in de breedte moet worden uitgebreid. Wij zijn dus voor een maximale
hoogte van drie meter.
Wij vinden de bebouwing in veld 9 tussen de Zuidergracht en de
Ezelsveldlaan drie meter te hoog. De virtual reality heeft duidelijk laten zien
dat hierdoor het stadsgezicht zwaar zou worden belemmerd.
Met betrekking tot veld 2 heeft de wethouder toch enigszins geluisterd
naar de inbreng van Leefbaar Delft in de commissie, want hij heeft er uit
zichzelf zowaar drie meter afgehaald. Dat is een aardige meevaller, maar
Leefbaar Delft wil eigenlijk een mooi stadspark. Wij stellen voor dat op het
dak van veld 2 een grote openbare daktuin wordt gemaakt, liefst met gras; gras
is immers een prachtige dakbedekking, zoals te zien is bij de TU-bibliotheek en
in De Bogaard. Wij zouden in het bestemmingsplan dus ook ergens een
grasbedekking willen zien.
De heer BOT (GroenLinks): U wilt dus een echt grashof aanleggen.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik hoopte al dat dat woord zou worden
genoemd, want misschien krijg ik de wethouder daardoor zover dat hij dit wil.
De fractie van D66 wil dat natuurlijk ook, want dit stond in het
verkiezingsprogramma van D66.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Worden graszoden betrokken bij een
bestemmingsplan?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat geldt wel voor een bestemming
zoals daktuinen. Dat is ook in de velden 5 en 7 gebeurd.
Ook de bebouwing in veld 12 vinden wij te hoog. De brugwachterswoningen
vallen in het niet en het Museumhof komt niet uit. Ook dat was duidelijk te
zien in de virtual reality. Wij zeggen dat er in ieder geval drie meter af
moet. Wij gaan dus niet zover als de PvdA-fractie, die er ineens tien meter
vanaf wil halen. Drie meter moet kunnen. Dat zou het stadsgezicht verbeteren.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor veld 10. De hoogte is daar gelimiteerd
tot 18 meter. De dienstwoningen die daar staan, vallen volkomen in het niet.
Wij stellen voor om vanaf de dienstwoningen getrapt een maximale hoogte voor te
schrijven, zodat de maximale hoogte bijvoorbeeld oploopt van 50%, via 70%, tot
100% van die 18 meter.
Een eis tot het bouwen van sociale woningen zijn wij in het plan niet
tegengekomen. Wij hadden het gepast gevonden als er minstens sprake was van 10%
sociale woningbouw. Dat zou mogelijk moeten zijn en daar zou de wethouder ook
voor moeten zijn.
Over de vandaag van de wethouder ontvangen brief met commentaar heb ik
twee opmerkingen. Hij zegt dat de taxi’s achterom naar het cultuurplein moeten.
Dat vind ik een slecht idee, want de bewoners van het Achterom en de Asvest
hebben dan veel last van heen en weer rijdende taxi’s en van mensen die daarop
staan te wachten.
Daarnaast stelt de wethouder dat wij hier later over komen te spreken,
omdat hij alleen de maximale bouwhoogten vastlegt. Als die maximale bouwhoogten
aan een projectontwikkelaar worden gegeven, zal hij de intentie hebben om die
hoogte vol te bouwen. Ik heb daarom liever dat in het bestemmingsplan de
maximale bouwhoogten duidelijker worden aangegeven.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. “Zuinig en toch royaal” of
“Rood, maar toch groen”. Dat wordt waarschijnlijk de titel van de bijdrage van
onze fractie bij de bespreking van het definitieve ontwerp van het
Zuidpoortgebied in deze raad.
Vanavond houden wij het kort en vooral zakelijk, zoals dat bij de
behandeling van een bestemmingsplan past.
De fractie van GroenLinks kan in principe instemmen met het
voorliggende bestemmingsplan, inclusief de voorgestelde wijzigingen. De
wijzigingen betreffen drie mede door ons gewenste verbeteringen. De kritische
noten die wij nog te kraken hebben, noem ik nu kort. Het zijn geen van alle
zaken waarbij een verdere verbetering van het definitieve ontwerp zodanige
belemmering ondervindt van het voorliggende bestemmingsplan dat geen goede
oplossing meer mogelijk is. Het betreft voornamelijk de bouwhoogte, de situatie
rondom het cultuurplein en het theater, het paviljoen, de woonboten en de
inmiddels voorgestelde plannen inzake het toegangsplein aan de Zuidwal.
De voorgestelde bouwhoogten zijn ook voor mijn fractie nadrukkelijk de
maximale bouwhoogten. Met de voorgestelde verlaging daarvan op veld 2 zijn wij
blij. Anders dan de Belangenvereniging Zuidpoort, die voorstelt om de
bouwhoogten ook op alle overige velden te verlagen, kiezen wij voor een meer
genuanceerde aanpak. Door middel van zo’n aanpak kan bijvoorbeeld door verlaging
van het bouwblok aan de noordwestelijke zijde van het winkelplein interessante
winst geboekt worden ten aanzien van de bezonning op dat plein. Ook op andere
plekken is een genuanceerde verlaging denkbaar.
Het cultuurplein kan die naam, voor zover wij dat hebben kunnen
waarnemen, vanwege vorm en omvang nog altijd niet dragen. Wij hechten aan een
waardiger invulling dan een brede straat.
Het theater is, alweer voor zover wij dat hebben kunnen zien, nog
altijd niet goed zichtbaar vanaf het winkelplein en de doorgang naar het
cultuurplein. Mijn fractie gaat er vooralsnog van uit dat mede ten behoeve van
de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het theater de ingang naar dit plein
verplaatst wordt.
De straat tussen het theater en veld 5 is te smal ten opzichte van de
hoge bebouwing aan weerszijden. Sommigen noemen het zelfs een steeg. Wij hopen
dat het door de wethouder gehouden verhaal over de ruimtewerking van glaswanden
aan beide zijden werkt, maar wij zijn daar op dit moment nog niet van overtuigd.
Wij stellen vast dat de eventuele uitbreiding van het theater met een kleine
zaal binnen het voorliggende bestemmingsplan gestapeld mogelijk is en dat voor
eventuele toevoeging van een dergelijke zaal gelijkvloers een artikel
19-procedure nodig is.
De toegang van de parkeergarage, die mede de nieuwe entree is voor dit
deel van de binnenstad, zag er bij de virtuele presentatie van afgelopen
dinsdag goed uit, maar nog niet alle zorgen over uitstraling en
toegankelijkheid zijn op dit punt bij ons weggenomen. Dit geldt zeker als wij
daarbij de plannen voor de ontwikkeling van het beoogde voorplein aan de
Zuidwal in ogenschouw nemen. Het door ons gevreesde verkeersriool lijkt ondanks
het groene bladerdak akelig reëel te worden.
Het paviljoen, dat zoals bekend niet onze eerste keuze was, zal echt
nog een slag overtuigender moeten worden neergezet.
Tot slot: de fractie van GroenLinks is van mening dat de resterende
problemen rond de verplaatsing van woonboten alsnog zorgvuldig en individueel
met de betrokken bewoners moeten worden opgelost. Het blijft voor ons
onduidelijk of dat nu wel of niet gebeurd is.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Laat ik beginnen met de
opmerking dat het prachtig mooie vloerkleed en de gordijnen niet alleen de
raadszaal enorm verfraaien; ik heb ook de indruk dat het geluid aanmerkelijk is
verbeterd.
De heer BOT (GroenLinks): Daar hebben wij geen bestemmingsplan voor
nodig.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Precies.
Voor zover onze fractie kan nagaan, is het Zuidpoortgebied in deze
raadsperiode vrijwel continu onderwerp van gesprek geweest, niet alleen in de
commissie en in de raad, maar ook tijdens vele voorlichtingsbijeenkomsten en
inspraakavonden. Het bij een aantal mensen in Delft enigszins levende beeld dat
er in de afgelopen jaren onvoldoende inspraak zou zijn geweest, wordt in ieder
geval niet door onze fractie gedeeld, gezien de vele aanpassingen die in de
afgelopen jaren in dit plan hebben plaatsgevonden. Er is natuurlijk wel
verschil van mening over het een en ander en onze fractie kan zich wel
voorstellen dat de communicatie naar burgers en instanties wellicht niet altijd
even duidelijk, optimaal of zuiver is geweest. Als voorbeeld noem ik dat wij
vorige week in de notitie over het theater lazen dat er een verzoek aan
architect Hoogstad was gedaan, maar dat hij niet was ingegaan op het bod van de
gemeente. In de beantwoording die wij vanavond hebben gekregen, lezen wij dat
er een prima gesprek heeft plaatsgevonden, dat de architect het verzoek heeft
gedaan om met de wethouder aan de tafel te gaan zitten en dat er binnenkort een
afspraak is. Dat is dus een heel ander beeld en dat roept verwarring op. Wij
pleiten dus in ieder geval voor zorgvuldigheid in de communicatie.
Heel veel kritiek uit de stad en van een aantal fracties betreft de
bouwhoogten. Dat kunnen wij ons best voorstellen, maar het gaat niet alleen om
bouwhoogten, maar ook om de vraag of dit plan financieel haalbaar is. Op dit
moment missen wij het antwoord op de vraag wat alle aanpassingen van de afgelopen
jaren financieel, zowel positief als negatief, betekenen. Een besluit om alle
bouwhoogten te verlagen, is op zich charmant, maar als dat straks betekent dat
wij in een financieel gat duiken, zou onze fractie daar geen voorstander van
zijn. Het lijkt ons dus wijs om de maximale bouwhoogten in ieder geval in het
bestemmingsplan te handhaven en straks, bij het definitieve ontwerp, in ieder
geval een financieel overzicht te krijgen op basis waarvan afwegingen kunnen
worden gemaakt.
Er zijn enkele punten waar onze fractie absoluut tegen is. Dat is
bekend en dat is geen nieuws, maar ik vind het correct om dat ook vanavond naar
voren te brengen. Van meet af aan is onze fractie tegen de realisering van een
discotheek in Zuidpoort geweest. Wij zijn niet tegen een discotheek; onderzoek
heeft aangetoond dat daar behoefte aan is, maar wij denken dat je daarvoor
plaats moet zoeken in de periferie en niet in de binnenstad.
Ook het punt van de woonboten is door onze fractie een aantal keren aan
de orde gesteld. In de vanavond ontvangen antwoorden van de wethouder lees ik
dat er in ieder geval contacten zijn geweest. Ik heb inmiddels van de bewoners
begrepen dat er ook overleg is geweest en dat er afgesproken is dat er rekening
zal worden gehouden met het individuele belang. Ik ben blij dat die discussie
met de woonbootbewoners eindelijk op gang is gekomen. Wij zullen dit punt zeker
volgen.
Wat het paviljoen betreft: ik heb afgelopen dinsdag al aangegeven dat
onze fractie ervan overtuigd is dat zoiets als een paviljoen op het winkelplein
hoort. In eerste
instantie, bij eerdere discussies, hebben wij gezegd dat wij akkoord
gaan met een paviljoen van 10 bij 10 bij 10 meter. De presentatie, met name
door de Belangenvereniging Zuidpoort met een alternatief paviljoen, heeft ons
echter tot het inzicht gebracht dat er wellicht andere mogelijkheden zijn. Wij
vinden het alleszins de moeite waard om die mogelijkheden te onderzoeken.
Daarom hebben wij de desbetreffende motie van de VVD-fractie ondertekend.
Onze fractie is blij met dit plan en wij zullen er, met de aantekening
dat wij in ieder geval tegen de discotheek zijn, in ieder geval mee instemmen.
De VOORZITTER: Het college heeft behoefte aan een schorsing, ook om
zich te beraden op de moties en amendementen, maar eerst wil ik even overleggen
met de fractievoorzitters over de agenda van deze vergadering; daar zullen wij
na de schorsing nadere mededelingen over doen. Bovendien kunnen wij de
schorsing benutten om van voorzitter te wisselen; na de schorsing zal de
burgemeester dus het voorzitterschap bekleden.
De vergadering wordt van 22.25 uur tot 22.40 uur geschorst.
De VOORZITTER: Er is overleg gevoerd met de fractievoorzitters over de
orde, want wij lopen natuurlijk uit de tijd. Ook voor de mensen op de publieke
tribune is van belang dat er is afgesproken dat wij in ieder geval de
behandeling van het bestemmingsplan Zuidpoort afmaken. Wij zullen bezien of er
dan nog tijd over is; als dat zo is, zullen wij toch het Raadsprogramma 2001
behandelen, want wij nemen aan dat niemand op de tribune daarop zit te wachten.
Dat betekent dat degenen die hier zijn gekomen voor de Nota Atelierbeleid, de
Stadshal of de verordening inzake de speelautomaten, zich hier maandagavond
weer moeten vervoegen, want dan zullen wij deze vergadering op de gebruikelijke
wijze en de gebruikelijke plek voortzetten. Dat betekent overigens ook dat de
voor maandag geplande conferentie van de commissie Extern over verslavingszorg
en het overleg van wethouder Grashoff met de woonbootbewoners niet zullen doorgaan
en morgen afgezegd zullen worden. Als hier mensen zijn die daar belang bij
hebben, weten zij dat nu alvast.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik zal op een aantal van de veel
genoemde punten ingaan; ik zal proberen om dat zo kort mogelijk te houden. Aan
het eind zal ik de reactie van het college geven op de ingediende amendementen
en moties, zodat die reactie in de tweede termijn kan worden betrokken.
Allereerst waarschuw ik nogmaals dat wij moeten proberen om niet over
de band van het vaststellen van het bestemmingsplan eigenlijk het bouwplan te
bediscussiëren en vast te stellen. Dat is lastig, zeker omdat de gemeente niet
alleen het bestemmingsplan vaststelt - op dat punt heeft zij publiekrechtelijke
taken en bevoegdheden - maar op het punt van het bouwplan ook als opdrachtgever
functioneert. Dat leidt enerzijds heel snel tot verwarring, maar het biedt
anderzijds ook juist mogelijkheden om die twee zaken goed gescheiden te houden
en om een echte discussie over het ontwerp voor een plangebied te voeren op het
moment dat dat ontwerp er ligt. Dat maakt het ons in sommige opzichten vandaag
iets makkelijker, bijvoorbeeld op het punt van de bouwhoogten. Natuurlijk moet
nu en hier, in het kader van het bestemmingsplan, een serieuze discussie over
de bouwhoogten worden gevoerd. Die discussie heeft ook een relatie naar het
verleden, namelijk met het voorlopig ontwerp, waarin al suggesties zijn gedaan,
en met het schetsplan-plus. Toch is genuanceerd praten over bouwhoogten,
bijvoorbeeld over de bezonning, prima mogelijk in het stadium van het
definitieve ontwerp. Dat geldt voor alle
plandelen waarvan de gemeente op dit moment grondeigenaar is; de
gemeente vervult daarbij de rol van opdrachtgever of de rol van grondverkoper,
waarbij wij voorwaarden aan de verkoop kunnen verbinden. Dat betekent dat er
genuanceerd wel iets zou kunnen.
Het college is zeer huiverig voor een algemeen pleidooi voor lagere
bouwhoogten, zoals door de Belangenvereniging Zuidpoort en enigszins ook door
de heer Van Tongeren namens de CDA-fractie naar voren is gebracht. In het
algemeen wordt het plan niet Delftser of on-Delftser als wij de bouwhoogten
verlagen. De vraag of het plan net zo goed op Apeldoorn of een andere gemeente
had kunnen slaan en of het dus identiteit heeft die bij Delft hoort, kan alleen
heel genuanceerd, op basis van het plan zelf en de kwaliteiten daarvan worden
beantwoord. Het simpelweg verlagen van de bouwhoogten helpt ons op dat punt
niet. Het zou ons echter wel bakken met geld kosten. Ik heb doelbewust een
indicatie in de beantwoording van de vragen opgenomen, zodat men zelf de
consequenties van het integraal verlagen met een bouwlaag op alle centrale
plandelen enigszins kan uitrekenen. Ik zal het niet allemaal voorrekenen, maar
afhankelijk van hoe de bouwhoogte precies zou worden verlaagd, zou het een gat
van de nodige miljoenen in de exploitatie van Zuidpoort slaan. Dat betekent
niet dat de financiële haalbaarheid het enige argument is bij de beoordeling
van het plan. Wij zijn heel genuanceerd bezig geweest met het insnijden en met
ervoor zorgen dat de bouwhoogten ook leiden tot diversiteit in het bouwplan.
Als je daar aan het eind echter ineens een plak afsnijdt, kost je dat gewoon
miljoenen. Het college is daar niet voor, zeker omdat het ook geen kwalitatieve
verbetering is; het dreigt zelfs tot kwalitatieve verslechtering te leiden,
want uiteindelijk zullen wij de financiële eindjes aan elkaar moeten knopen. In
het uiteindelijke bouwplan kunnen en zullen wij overigens op specifieke punten
en onderdelen op de bouwhoogten terugkomen. Ik noem bijvoorbeeld de aanbouw aan
het Hoogovenpand; daar moet je in het stadium van een ontwerp, nog wat verder
in de tijd, nog eens heel kritisch naar kijken. Het betekent bijvoorbeeld ook
dat een bepaalde hoek van het winkelplein aan de kant van de Kruisstraat, waar
de bebouwing wel heel erg in de bezonning ligt, in het definitieve ontwerp van
de velden 5 en 7 straks kritisch bezien zal moeten worden.
Het moet mij van het hart dat bij de presentaties van de eerste
doorkijk, het kijkje in de keuken van het definitieve ontwerp, het paviljoen
aanzienlijk minder overtuigend is neergezet dan wenselijk is. Daar heb ik een
pittig gesprek over gehad met de MAB en de architecten; dat kan ik wel
vertellen. Ik denk dat ook architect Bob van Reeth daarover een pittig gesprek
met de MAB en de makers van de virtual reality zal voeren, want ook hij was
teleurgesteld over de presentatie van het paviljoen; hij is ervan overtuigd dat
het paviljoen beter is dan wij hebben kunnen laten zien. Wij zitten nu dus in
de vervelende situatie dat wij moeten oppassen voor te snelle conclusies over
iets waar een hele discussie zich op richt. Het college gaat er op dit moment
van uit dat het goed mogelijk moet zijn om een aansprekend paviljoen met een
maximummaat van 10 bij 10 bij 10 meter te presenteren dat uiteindelijk in het
DO hartstikke mooi zal zijn en waarmee ook geen belangen evident worden
geschaad; er zijn juist, ook in de directe omgeving, heel veel belangen mee
gediend, want het maakt het plein mooier. Ik moet eerlijkheidshalve echter
zeggen dat ik de harde bewijsvoering nu niet kan leveren. Ik verzoek de raad
dus ernstig om ten aanzien van het paviljoen het kruit nog even droog te
houden. Ik herhaal dat wij op dit punt een opdrachtgevende rol vervullen. Dat betekent
dat wij in het kader van het DO nog kunnen besluiten om niets te bouwen of iets
te bouwen wat kleiner is en wat past binnen de maatvoering die wij nu als
maximum hebben vastgesteld in het bestemmingsplan. Dat betekent dat varianten
zoals een eventuele piramide, een
kleinere kubus, een afgeplatte kubus of wat dan ook allemaal nog tot de
mogelijkheden behoren.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Mag ik daaruit afleiden dat u onze motie over de
variantenontwikkeling eigenlijk overneemt?
Wethouder GRASHOFF: Daar zal ik straks op terugkomen.
Ik kom nu bij het theater en de relatie tot veld 5. Wij hebben over een
mogelijke functiekoppeling een discussie gevoerd; die koppeling bleek helaas
niet mogelijk. Over de toekomst van het theater beslissen wij niet in het kader
van Zuidpoort. Het is alleen van belang om eventuele toekomstige ontwikkelingen
voor het theater niet te blokkeren, want dat zou jammer zijn. Dat laatste
hebben wij uitgezocht en er bleek geen sprake te zijn van een dergelijke
blokkade: er bestaan mogelijkheden om in de toekomst, als wij dat zouden
willen, ter plaatse naar een kleine zaal toe te gaan. Dat kan iets omhoog; dat
is sowieso mogelijk binnen het bestemmingsplan. Het zou ook kunnen door een
opdikking of uitbreiding of een combinatie daarvan aan de zuidkant en de
westkant. Dat laatste is strikt genomen in het voorliggende bestemmingsplan
niet mogelijk, maar dat kan altijd via een artikel 19-procedure. Wij hebben het
niet in het bestemmingsplan aangegeven, omdat er geen concreet plan ligt en
omdat het in bestemmingsplantechnische termen zeer ongebruikelijk is om een
verruiming van een bouwvolume in een plankaart aan te duiden als je nog
helemaal niet weet of en wanneer je dat wilt, wat dat kost en wat haalbaar is.
Dat zou immers al snel leiden tot problemen bij de vaststelling en goedkeuring.
Verschillende fracties hebben gezegd dat er goed op moet worden gelet
dat het cultuurplein uiteindelijk goed wordt. Wij spreken in ieder geval tegen
dat er eigenlijk sprake zou zijn van een verbrede straat. De heer Van Tongeren
heeft er een flauw grapje over gemaakt, maar als men de afmetingen goed bekijkt
- daar was de vergelijking ook voor bedoeld - ziet men dat het een vrij forse
ruimte is.
Op een plankaart zie je dat niet zo snel, omdat die omgeven wordt door
heel grote bouwmassa’s; daardoor lijken de afmetingen heel klein, maar in de
praktijk zijn zij, heel simpel, 15 tot 20 meter aan de kortste kant en rond de
30 meter aan de lange kant. Dat is dus een heel forse ruimte. Het is niet echt
groot, maar zo is het ook nooit bedoeld geweest. Hoe groot het cultuurplein
precies wordt, hangt ook af van de precieze plaatsing van een aantal gevels op
de begane grond, met name aan de kant van de bioscoop, en hoe de opdikking van
het C1000-pand eruit zal zien. Er is dus best nog wat speelruimte; in grote
lijnen is de maat van het cultuurplein bepaald, maar de inrichting nog niet. Op
dat punt moeten wij misschien meer doen om het pleinkarakter te benadrukken.
Over de discotheek zijn de standpunten aan alle zijden redelijk ver
bepaald, met uitzondering wellicht van de VVD-fractie, die haar standpunt
ongetwijfeld zal bepalen nadat ik iets heb gezegd over de desbetreffende motie.
Met betrekking tot de woonboten raakt het mij dat enigszins de
suggestie wordt gewekt dat wij ons niet aan afspraken zouden houden of
buitengewoon rommelig zouden communiceren; ik heb het idee dat sommige
woonbootbewoners daar een vrij actieve rol in spelen. Het enige wat waar is, is
dat er een flinke tijd is verstreken sinds wij voor het laatst over woonboten
hebben gesproken, namelijk in oktober 2000. Toen namen wij op
raadscommissieniveau ten principale de beslissing om tot die verplaatsing te
gaan komen; tot dan toe was daar nooit een bestuurlijke uitspraak over gedaan.
Daarna hebben wij een periode gekregen om dat uit te werken. In
januari is aan de woonbootbewoners gemeld dat het echt tot juni zou
duren, omdat wij die tijd nodig hadden; zij moesten in de tussentijd dus niets
van ons verwachten. Er is dus inderdaad een flinke periode verstreken, maar dat
is wel helder geweest. In juni zijn de contacten gelegd. Er lijkt wat mist te
zijn ontstaan omtrent het al dan niet individueel benaderen. Er is zowel sprake
van de noodzaak en de gezamenlijke wens om bepaalde zaken collectief te
bespreken als van de noodzaak om een aantal dingen individueel te regelen. Het
is een beetje het verhaal van de kip en het ei: voor een deel zul je eerst de
discussie op het collectieve vlak moeten voeren voordat je toekomt aan het
individuele en voor een deel is het netjes om mensen wat meer individueel te
benaderen en uit te leggen hoe de vork in de steel zit, omdat je hen daar
anders in een bredere vergadering mee overvalt. Wij hebben geprobeerd om dat op
te lossen door eerst met de bewoners van de drie boten aan de zuidzijde een
gesprek tot stand te brengen, voorafgaand aan het overleg dat voor aanstaande
maandag was gepland en dat wij nu helaas een beetje moeten opschuiven. Dat
gesprek is, met wat gedoe, tot stand gekomen, waarbij ik niet onvermeld wil
laten dat het gesprek in eerste instantie door een van de woonbootbewoners was
geweigerd; uiteindelijk heeft het gesprek gelukkig wel plaatsgevonden. Dat
geeft aan dat wij ons best doen om hier zorgvuldig mee om te gaan, maar dat het
er soms op lijkt dat er een zekere mate van strategie is om het argument van
onzorgvuldigheid te gebruiken om de beslissingen ten principale aan te vechten.
Ik denk dat dat niet de bedoeling is.
Wat de communicatie in het algemeen over een proces zoals dit en de
relatie tussen de WRO-procedures en een eigenlijke discussie over een
nieuwbouwproject betreft: die relatie is ontzettend gecompliceerd. Ik ben het
met mevrouw Lourens eens dat het goed is om een korte scan te laten doen om te
zien wat wij hieruit kunnen leren. Ik pleit er wel voor om dat niet hals over
kop te doen, maar na de vaststelling van het DO, dus in de loop van september
of oktober.
Dan hebben wij iets meer rust en dat is ook een beter moment om dit te
bekijken. Ik wil overigens nu al de verwachting wegnemen dat het mogelijk zou
zijn om tot de ideale vormen van communicatie over deze plannen te komen, want
die bestaan niet; daarvan ben ik intussen wel overtuigd geraakt.
Ik kom bij de amendementen en de moties, allereerst bij amendement A-I
van de CDA-fractie. Wat bedoeld is, is een horecavestiging die ook een café kan
zijn en die dus in de avond en nacht in principe bijvoorbeeld van verruimde
openingstijden gebruik kan maken als dat via de exploitatieverordening gevraagd
en toegestaan wordt. Als je de categorie verandert in categorie I, kan daar in
principe alleen winkelondersteunende horeca in, terwijl wij voor dit gebied
juist vooral een uitgaansfunctie in gedachten hadden. Die plek is ook voor de
verbinding met de rest van de binnenstad - de Brabantse Turfmarkt, in de richting
van de Burgwal - van belang. Het college ontraadt dus de aanneming van dit
amendement. Het is overigens niet zo dat er een disco op die plek zou kunnen
komen. Dat is immers een aparte bestemmingsplancategorie, die slechts op één
plek in het bestemmingsplan is toegelaten, namelijk de welbekende plek.
Amendement A-II van de PvdA-fractie heeft betrekking op veld 12. Het
college stelt zich op het standpunt dat je niet te snel moet constateren dat er
op veld 12 iets te groot of te massaal is in relatie tot de
brugwachterswoningen. De stedenbouwkundige achtergrond van dit bouwblok op die
plek is dat er één rooilijn ontstaat met de oostgevel van het Arbeidsbureau en
dat de hoogte van de eventuele nieuwbouw op die plek aansluit bij de hoogte van
het huidige Arbeidsbureau. Dat is overigens drie meter lager dan het erachter
gelegen Museumhofcomplex, dat een gemiddelde hoogte van ongeveer 18 meter
heeft. Alle tussenliggende vormen kun je bedenken,
maar het is de vraag of die stedenbouwkundige meerwaarde opleveren. Een
variant waarbij je zou kunnen veronderstellen dat er een vorm van meerwaarde
zou ontstaan, is als op die plek geen enkele bebouwing zou plaatsvinden, dus
ook geen bebouwing van 5 meter hoogte. Dan krijgt dat gebied een heel ander
karakter. Dat doet niets af aan het feit dat wij de huidige stedenbouwkundige
onderbouwing voor dat bouwblok in principe steunen, maar in onze ogen zijn er
dus twee verantwoorde oplossingen: in rooilijn en bouwhoogte aansluiten bij het
huidige Arbeidsbureau of niets doen en het veld als buitenruimte inrichten met
groen en eventueel wat parkeren. Dat laatste zou overigens vrijwel zeker
betekenen dat er een planschadeclaim zou komen; over de hoogte daarvan en over
de kans op toekenning valt buitengewoon moeilijk te speculeren, maar wij zouden
daarmee in elk geval wel een fiks risico nemen.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): De huidige eigenaar van die grond zou bij de
rechter toch slechts een beperkte schade kunnen claimen vanwege het feit dat
hij dat risico op zich genomen heeft? Dat staat althans in een notitie van een
van uw eigen ambtenaren.
Wethouder GRASHOFF: Risico in juridische zin is nooit in heel harde
termen aan te geven. De kans en de hoogte van bedragen zijn ingewikkeld. Ik
kan, zeker op deze plek en op dit moment, alleen aangeven dat een daadwerkelijk
risico bestaat, waarbij het in ieder geval niet om minimale bedragen gaat. Het
college stelt, zeker op dit moment, dat de voorgestelde bebouwing het
verstandigst is. De argumentatie ten principale dat die bebouwing niet goed zou
zijn omdat zij het zicht ontneemt op het eveneens historische complex
Museumhof, delen wij niet.
Hetzelfde geldt op dit moment voor het Arbeidsbureau. Dat vind ik geen
schoonheid, maar de situatie gaat niet per definitie achteruit door het
plaatsen van een nieuw gebouw naast een oud gebouw.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er bestaat een verschil tussen het gebouw van
het Arbeidsbureau en het te bouwen gebouw: daar waar het Arbeidsbureau staat,
bijvoorbeeld aan het Museumhof, zijn geen ramen; op de plek waar dit gebouw
gepland is, zitten juist de hoge ramen die het gebouw cultuurhistorische
uitstraling geven. Naast het feit dat het erg belangrijk is om de rooilijn
gelijk te houden met die van het Arbeidsbureau, is er dus ook een heel groot
verschil met dit gebouw.
Wethouder GRASHOFF: Ik ben het met u eens dat er enig verschil is, maar
dat gaat niet om het zicht ontnemen op een gebouw, maar om de eventuele
individuele belangen van de bewoners erachter ten aanzien van hun uitzicht. Het
is uw goed recht om dat argument zwaarder te laten wegen, maar het college
maakt een andere afweging.
Motie M-I van de CDA-fractie roept bij mij enige vragen op die wellicht
bij interruptie beantwoord kunnen worden. Als met de motie wordt bedoeld dat
wij nog heel erg goed moeten kijken naar de inrichting van het gebied en ervoor
moeten zorgen dat het echt een plein wordt, zijn wij het daarmee eens en zouden
wij haar kunnen overnemen. Als met de motie wordt gesuggereerd dat er nog aan
alle kanten aan de rooilijnen van de gebouwen en dus aan het gebouwontwerp
gesleuteld moet worden, kunnen wij echter niet met de CDA-fractie meegaan.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Wij dachten aan de ook door u gebruikte
termen “opdikken” en “afslanken”. Ik weet niet of die termen voor u ook op dit
punt van toepassing zijn.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Aansluitend: de wethouder zei dat het
volume vastligt, maar dat er nog wel iets aan de inrichting kan gebeuren. Later
had hij het over aanpassing van de gevels op de begane grond.
Wethouder GRASHOFF: Nee, ik heb gezegd dat er nog enige speelruimte zit
aan de kant van de aanbouw van het Hoogovenpand. Die aanbouw ontwerpen wij
immers niet in dit stadium en ook niet met het DO; u zult zien dat dat stuk
aanbouw niet echt in het DO zit. Dat kan ook niet, want dat is volledig
geďntegreerd met de hele herontwikkeling van het Hoogovenpand met de
bibliotheek erin enzovoort. Dat is dus een latere fase. Dat betekent dat daar
nog enige ruimte zit. Uiteraard gaan wij niet zover dat dit ten principale
betekent dat de hele aanbouw zou kunnen verdwijnen, want dan wordt de structuur
van het plan aangetast, maar er is dus wel enige ruimte in de zin dat de
rooilijn een meter naar de ene of naar de andere kant kan verschuiven. Dat
maakt bij die afmetingen wellicht iets uit, maar als dat de interpretatie van
de speelruimte is, hebben wij geen moeite met deze motie. Klopt dat?
De VOORZITTER: Wil de heer Van Tongeren die vraag nu beantwoorden of in
de tweede termijn?
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik zal die vraag in tweede termijn beantwoorden.
De VOORZITTER: Dan krijgt u het definitieve standpunt van het college
ook in de tweede termijn.
Wethouder GRASHOFF: Wat wij van motie M-II van de CDA-fractie lastig
vinden, is dat wij juist de sterke behoefte hebben om de discussie over het paviljoen
niet nu te voeren, maar te constateren dat wij op dit moment alleen een
maximumafmeting vaststellen van 10 bij 10 bij 10 meter en dat wij in het
VO-stadium al hebben aangedrongen op een zeer transparante en dus zeker niet te
massale verschijningsvorm. Ik vind op dit moment dat wij de architecten in de
gelegenheid zouden moeten stellen om met een heel goede onderbouwing van hun
ontwerp te komen. Dat kan er altijd nog toe leiden dat wij zeggen: wij willen
het niet, wij willen het kleiner of wij willen het anders. In die zin is de
motie, afhankelijk van de interpretatie, ofwel overbodig op dit moment ofwel
zij perkt ons op dit moment te veel in.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Maar dan moeten wij wel de zekerheid hebben dat
die hoogte van 10 meter nog kan worden verlaagd, want anders vraag ik een
schorsing aan en dan komt er alsnog een motie of een amendement.
Wethouder GRASHOFF: Volgens mij heb ik al in alle toonaarden gezegd dat
die hoogte natuurlijk kan worden verlaagd.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ja, maar als wij straks zeggen dat wij die maat
van 10 bij 10 bij 10 meter acceptabel vinden als maar goed wordt uitgelegd dat
het een mooi ding wordt, hebben wij een probleem.
Wethouder GRASHOFF: Nee, ik stel u juist voor dat wij nu niet besluiten
over vorm, maat en afmetingen van het bouwwerk, maar alleen besluiten dat de
maximale contouren van dat bouwwerkje bestemmingsplantechnisch 10 bij 10 bij 10
meter zijn; dat heb ik volgens mij ook in de schriftelijke beantwoording heel
scherp aangegeven.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan hebben we een probleem, want wij willen geen
hoogte van 10 meter. Wij willen nu al bepalen dat het gebouw lager wordt.
Wethouder GRASHOFF: Dan zijn wij het op dat punt niet met elkaar eens,
want wij kunnen ons nog steeds voorstellen dat het met een hoogte van 10 meter
uitstekend kan; dat moet echter nog wel overtuigend worden aangegeven.
Dan kom ik bij motie M-III van de VVD-fractie. Ik dring er sterk op aan
om de discussie over de entree van het theater niet nu op deze manier, op basis
van onvoldoende informatie, te beslechten. Er zijn in principe goede
mogelijkheden om te komen tot verplaatsing naar de hoek. Ik zeg toe dat ik
daarover een afzonderlijk voorstel aan de commissie zal voorleggen op grond
waarvan een oordeel kan worden geveld. Ik vraag mij ook af of men, zeker vanuit
de exploitatieaspecten van het theater, het theater een plezier als men een
mogelijkheid die wellicht aantrekkelijke kanten voor het theater heeft, nu
afsluit. Wij ontraden dus de aanneming van deze motie.
Motie M-IV van de VVD-fractie vraagt met klem om ervoor te zorgen dat
taxi’s en invalidenvervoer op bevredigende wijze culturele instellingen kunnen
bereiken. Op zichzelf kunnen wij daarmee uit de voeten. Of de oplossing
uiteindelijk voor de VVD-fractie bevredigend is, is natuurlijk altijd een
interpretatiekwestie, maar in principe zijn wij het met de motie eens en nemen
wij haar over.
Motie M-V van de fracties van de VVD en Stadsbelangen gaat over de
ontwikkeling van varianten op het punt van het paviljoen. Daar is het college
het niet mee eens. Je zou dan immers eigenlijk het onmogelijke van een
architect vragen, namelijk om niet met een ontwerp te komen dat wordt
goedgekeurd of afgekeurd, maar met een soort prijsvraag, waarbij wij het
mooiste gaan kiezen. Bij de start van dit hele proces hebben wij niet voor een
prijsvraagmodel gekozen, zeker niet op een onderdeel van het proces. Wij zouden
hiermee dus op een niet faire wijze iets vragen van de architect. Wij vinden
het op dit moment ook niet correct om plotseling van andere architecten
ontwerpen te vragen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij vragen niet om een
prijsvraagmodel, maar om een keuzemodel.
Wethouder GRASHOFF: Ja, maar dat betekent dat ontwerpen naast elkaar
moeten worden afgewogen. Dat noemen wij in de praktijk “het prijsvraagmodel” of
“keuzemodel” met een soort selectie van onderwerpen. Dat startpunt hebben wij
bij dit proces niet gehad. Daar zou pas sprake van kunnen zijn als het nu in
ontwikkeling zijnde ontwerp, waarvan ik al een paar keer heb aangegeven dat wij
denken dat de architect dat goed kan onderbouwen - dat moet hij zelf aantonen -
niet wordt goedgekeurd. Dan zou een dergelijke optie eventueel om de hoek
komen, maar alleen in die volgorde en niet er dwars doorheen gefietst. Dat moet
je echt niet doen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Het is toch niet zo erg om randvoorwaarden mee
te geven en het gevoelen van de raad alvast neer te leggen? De architect kan
nog van alles en nog wat gaan uitleggen, maar als wij toch vinden dat het niets
wordt, kan hij dat beter van tevoren weten.
Wethouder GRASHOFF: Dat staat niet in de motie; in het dictum wordt
gevraagd om de ontwikkeling van een aantal varianten ter vervanging van het
geplande paviljoen. Daar kunnen wij gewoon niet mee uit de voeten.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik dacht dat de motie redelijk ruim was; dan
krijgt u een andere!
Wethouder GRASHOFF: Het dictum van motie M-VI van de VVD-fractie heeft
drie onderdelen, die wij verschillend beoordelen. Ik neem aan dat met het
eerste onderdeel, de opdracht aan het college om te (doen) onderzoeken wat de
mogelijke akoestische effecten zijn en indien nodig maatregelen te treffen,
niet wordt gedoeld op onderzoek naar de geluidseffecten van binnen naar buiten,
want op dat punt bestaan keiharde wettelijke eisen, waaraan wordt voldaan. Als
wordt gedoeld op akoestische effecten in de buitenruimte ter plekke, vrees ik
dat ons iets wordt gevraagd wat zelfs door de beste deskundigen niet kan worden
geanalyseerd. Daarvoor leent akoestisch onderzoek zich buitengewoon slecht. Je kunt
een feitelijke situatie wel meten, maar ik heb er iets te ver voor doorgeleerd
om te denken dat het mogelijk is om op voorhand akoestische effecten in een
dergelijke situatie te voorspellen.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Wij hebben ooit dezelfde discussie gevoerd
over het Hoornse Hof, met een soort Peperclip zoals in Rotterdam. Uiteindelijk
is er een ontwerp gekomen dat vanwege die geluidsproblematiek aan de twee
kopkanten open was. Ook in Rotterdam, bij de Peperclip, kent men die problemen.
Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden om dit nader te onderzoeken en het
ontwerp aan de hand daarvan aan te passen.
Wethouder GRASHOFF: Ik ben het op dat punt niet met u eens. Natuurlijk
kun je altijd aan een deskundige vragen wat hij ervan vindt, maar dat is iets
anders dan een echt onderzoek met enige kwantitatieve waarde.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Als de wethouder met dat deel van de motie
problemen heeft …
De VOORZITTER: Misschien is het handiger om de wethouder zijn reactie
op de hele motie af te laten maken.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik probeer dat deel van de motie eruit te
gooien.
Wethouder GRASHOFF: Dat wilde ik juist suggereren; u bent mij dus voor.
Ik doe dus de suggestie om het eerste deel van het dictum te schrappen. Met het
tweede en derde onderdeel van het dictum zijn wij het immers eens. Zij staan
overigens vrij dichtbij het staand beleid, ook ten aanzien van andere
gelegenheden, zoals Alcatraz. Die mogelijkheden bestaan, het instrumentarium
daarvoor is beschikbaar en beleidsmatig zijn wij het op die punten met de motie
eens. Op die twee punten kunnen wij de motie dus overnemen.
De VOORZITTER: Wij beginnen nu aan de tweede termijn.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Mijn fractie verzoekt om een schorsing van
vijf minuten.
De VOORZITTER: Ik kan mij voorstellen dat ook andere fracties behoefte
hebben aan schorsing. Is vijf minuten voldoende? Ik constateer dat er behoefte
is aan een schorsing van tien minuten.
De vergadering wordt van 23.10 uur tot 23.20 uur geschorst.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Ik wil een aantal opmerkingen
maken over de moties, de amendementen en de reactie van het college daarop. Ten
aanzien van motie M-I over de afmetingen of inrichting van het cultuurplein
heeft de wethouder gezegd dat er, ook wanneer dit plan is vastgesteld, ten
aanzien van de gevels een bepaalde bandbreedte is die van invloed kan zijn op
de totale omvang van het plein. Toch bedoelden wij het iets verdergaand: ook
een beperkte mate van schuiven met de rooilijnen moet mogelijk zijn om tot
betere, meer pleinachtige afmetingen te komen. De motie heeft dus die
strekking.
Wij trekken motie M-II over het paviljoen in. Daarvoor in de plaats
komt een andere, gezamenlijk met de fracties van de VVD en Stadsbelangen
ondertekende motie.
Motie M-VI over de disco zullen wij steunen, hoewel wij op die plek
eigenlijk liever helemaal geen disco hebben. Als die disco er toch komt, moet
je die op die plek niet kunnen horen, voelen of ruiken.
Wethouder GRASHOFF: Maar dus wel zien!
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, daar kunnen wij niet omheen.
De heer BOT (GroenLinks): Tenzij u de disco verdiept wilt aanleggen.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Daar staan de auto’s al.
Amendement A-II van de PvdA-fractie vinden wij qua strekking
sympathiek, maar wij denken dat uitvoering van dat amendement de
stedenbouwkundige samenhang niet zou verbeteren. Wij zullen dat amendement dus
niet steunen.
De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Onze fractie ziet een danscafé in
het Zuidpoortgebied in ieder geval als een kwalitatieve uitbreiding van het
horeca-aanbod in Delft. Wij achten dat net zo waardevol voor de Delftse
jongeren als een eventuele grote discotheek aan de randen van de stad.
Wat het paviljoen betreft: de presentatie van de Belangenvereniging
Zuidpoort heeft ons ervan overtuigd dat de afmetingen daarvan zodanig moeten
zijn dat wij op dat punt in ieder geval met het bestemmingsplan kunnen
instemmen. Ten aanzien van de verdere invulling van die afmetingen neemt onze
fractie echter een afwachtende houding in.
Over de overlast heb ik in eerste termijn al iets gezegd. Dat komt
redelijk dichtbij de motie van de VVD-fractie.
Wat de bouwhoogten betreft, denkt onze fractie niet dat een lagere
hoogte op veld 12 zal leiden tot een beter plan. Ook het desbetreffende
amendement zullen wij dus niet steunen.
Ten aanzien van de motie van de CDA-fractie over het cultuurplein merk
ik op dat ook onze fractie een goede invulling, een cultuurplein waardig, erg
belangrijk vindt. Wij denken echter niet dat de rooilijnen daartoe aangepast
moeten worden.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Allereerst mijn excuses voor het
feit dat ik twee moties 101 heb ingediend. U verwacht er misschien nog 97, maar
die heb ik niet; wellicht had u al begrepen dat 101 op de verkeerde plaats
staat.
Ik zal nu reageren op antwoorden en opmerkingen, in eerste instantie
van collega’s. Er is opgemerkt dat de zichtbaarheid van het theater vanaf het
winkelplein eigenlijk niet zo goed was, terwijl juist de virtual reality ons
ervan heeft overtuigd dat die punt heel goed te zien blijft, ook al is de steeg
klein. Daarom zeggen wij dat er eigenlijk niets aan die punt gedaan hoeft te
worden om de zichtbaarheid van het theater te verbeteren. Je kunt dus andere
dingen laten prevaleren, namelijk de leefbaarheid van die Theaterstraat of
-steeg. Laat de ingang dus gewoon zitten waar die nu zit; dan zijn er daar
immers nog wat menselijke bewegingen. Hier zal ik straks op terugkomen.
Wij zijn het eens met het verzoek van de fractie van Stadsbelangen om
een overzicht van de financiële consequenties van alle aanpassingen. Ik bedoel
niet dat wij daardoor tegen of voor het ontwerp zullen zijn; wij willen dat
gewoon weten. Als daarnaar gevraagd wordt, moeten wij het immers kunnen
uitleggen.
Voorzitter. Dan kom ik bij het paviljoen. Wij dachten dat wij een ruime
motie hadden ingediend: wij zijn niet blij met wat er nu ontworpen is; ga nu
varianten ontwerpen. Daarbij kan het dus ook om twee varianten gaan. Wij hebben
dus niets gezegd over de hoogte, laagte enzovoort; alleen hebben wij in de
begeleidende tekst gezegd dat voor ons twee verdiepingen hoog genoeg is. Wij
dachten dat die motie de wethouder voldoende ruimte bood om ermee aan de slag
te gaan. Hij dwingt ons nu om echt te kiezen voor een lagere hoogte. Het is een
amendement in motievorm; dat overkomt mij vaker en u weet dus wel hoe u daarmee
moet omgaan. Ik geef de wethouder nog een kans om de motie over de
variantenaanpak alsnog over te nemen. Voor het geval dat hij dat niet doet,
dien ik alvast een bijgesteld amendement in waarin wij de hoogte van 10 meter
terugbrengen naar 7 meter; dat is dus een hele verdieping eraf. Dat amendement
wordt gesteund door de fracties van het CDA en Stadsbelangen en uiteraard door
mijn eigen fractie.
Dan het theater. Er is gezegd: laten wij nou eens kijken of het niet
erg mooi kan worden. Het gaat niet zozeer om het theater als om de problemen
die wij in de Theaterstraat verwachten. Aangezien ik al heb uitgelegd dat wij
vinden dat het theater niet echt aanpassingen behoeft - ook in onze motie staat
dat beide verplaatsingen de nodige problemen opleveren, omdat dan ook aan de
binnenkant het nodige moet worden afgebroken - prevaleert bij ons de veiligheid
in die straat. Daarom zeggen wij: laat die ingang zitten waar die zit; dan
hebben wij geen problemen en het kost ook minder. Dat is heel pragmatisch, want
het heeft alleen maar voordelen als die ingang blijft waar die nu is. Als je
het theater gaat uitbouwen, kost dat bovendien weer ruimte op het cultuurplein.
Dat willen wij niet; ook de CDA-fractie pleit ervoor om zoveel mogelijk ruimte
voor dat plein te behouden. Het is niet echt klein, maar het is ook niet echt
groot. Laten wij het dus laten zoals het is en er verder niets meer vanaf
knabbelen.
De wethouder heeft gezegd dat hij de motie over de discotheek wil
overnemen als het eerste deel van het dictum wordt geschrapt. Het gaat ons er
vooral om dat de wethouder er iets aan doet als de akoestische effecten
ellendig blijken te zijn. Wij
willen die ene zin dus met alle liefde schrappen. Ik weet niet of ik
nog een nieuwe tekst moet verzorgen, maar ik heb begrepen dat de wethouder de
motie en dus de zorgvuldigheid rond de bereikbaarheid van de culturele
instellingen dan overneemt. Daar ben ik hem zeer dankbaar voor.
Motie M-I gaat over de aanpassing van de rooilijnen op het cultuurplein.
Ik heb net gezegd dat dat plein niet groot en niet klein is, maar aanpassing
van de rooilijnen is volgens ons niet nodig. Ter vergroting is op de grond al
een hap uit het bioscoopcomplex gehaald. Als je met de C1000-gevel, die wel
degelijk aanpassing nodig heeft, een beetje oppast, ziet het er volgens ons
allemaal even mooi uit. Bovendien kun je niet aan het ontwerp blijven
sleutelen. De rooilijnen zijn immers niet voor niets zo uitgezet; wij willen de
rooilijnen dus maar zo laten en wij zullen deze motie dus niet steunen.
Ik laat de mogelijkheid voor de wethouder om de variantenontwikkeling
inzake het paviljoen alsnog over te nemen, dus nog even de markt hangen. Als
hij dat niet doet, komt daar dus een amendement voor in de plaats.
Wij zijn niet voor amendement A-I, dat horecacategorie II wil
schrappen. Wij zijn akkoord met de uitleg door de wethouder en wij zullen dat
amendement dus niet steunen.
Amendement A-II betreft de aanpassing van de bouwhoogte op veld 12. Wij
vinden dat de geplande hoogten, mede met het oog op eerder afgewezen
ontwikkelingen op dit veld, absoluut correct zijn. Wij willen die bouwhoogten
dus graag handhaven, maar wij zijn wel tegen niets doen: er moet daar absoluut
gebouwd worden. Wij zullen dit amendement dus niet steunen.
De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA en Stadsbelangen
wordt het volgende amendement (A-III) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 28 juni 2001,
constaterende dat bij vaststelling van het bestemmingsplan Zuidpoort de
maximale bouwhoogte van het ‘Paviljoen’ wordt bepaald op 10 meter;
overwegende dat bijstelling gewenst is;
spreekt als zijn mening uit dat deze maximale hoogte wordt gesteld op 7
meter,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik ben blij dat de wethouder een
korte scan wil laten doen naar de leerpunten uit het communicatieproces. Ik heb
er op zich begrip voor dat hij dat in september wil doen, omdat er dan meer
rust zal zijn. Ik vraag mij echter af de leerpunten dan tijdig beschikbaar zijn
om bruikbaar te zijn voor de discussie die wij in de commissie zullen voeren
over de communicatie over de spoorzone. Het zou jammer zijn als wij eerst die
discussie in de commissie voeren, waarna de leerpunten als mosterd na de maaltijd
komen.
Wat het paviljoen betreft: voor ons hoeft de maximale bouwhoogte op dit
moment niet verlaagd te worden. Wij laten het aan de architecten over om ons te
overtuigen met een fraai en passend ontwerp. Die discussie zal worden gevoerd
in het kader van het
definitieve ontwerp. Wij zullen dat punt kritisch bekijken. Ik geef de
wethouder wel in overweging dat het voor de discussie en het
vergelijkingsmateriaal misschien toch handig is om naast het voorgenomen
paviljoen, zeg maar paviljoen A, een variant, zeg maar een paviljoen B, te
zetten. Wij blijven het dus gewoon “paviljoen” noemen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Als u dit zo stelt, bent u toch eigenlijk voor
motie M-V? Ook ik heb genoeg aan twee varianten; ik wil een alternatief.
Mevrouw LOURENS (D66): Ik kan mij voorstelen dat de discussie scherper
wordt gesteld door twee verschillende vormen neer te zetten. Ik heb de CD- Rom
zelf niet kunnen zien, maar ik heb begrepen dat een piramide een heel andere
vorm oplevert dan iets kubusachtigs. Ik wil echter aan de wethouder overlaten
of hij de discussie op die manier wil voeren of dat hij het risico neemt om met
een voorstel te komen dat vervolgens geen meerderheid in de raad haalt.
Amendement A-I zullen wij niet steunen, omdat wij voor de horecaroute
zijn. Wat amendement A-II betreft: wij zijn niet voor het verlagen van de
bouwhoogte in veld 12, want het voorliggende biedt een goede mogelijkheid voor
een goede stedenbouwkundige ontwikkeling.
Motie M-I zullen wij niet steunen, omdat wij de rooilijnen zoals die nu
vastliggen, prima vinden. Ik wijs er wel op dat met alleen rooilijnen en een
fraai ontwerpje uiteraard nog geen cultuurbeleving van een plein ontstaat.
Motie M-III zullen wij niet steunen. Wij vinden het wel sympathiek om
te kijken hoe het zal uitpakken als de theateringang op de huidige plaats
blijft, maar wij vinden het een voorbarige conclusie dat de ingang beter
gehandhaafd kan worden op de huidige plaats.
De moties M-IV en M-VI zijn overgenomen door het college.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Eigenlijk hebben wij in de commissie
en in de eerste termijn van deze discussie alles al gezegd. Toch wil ik
terugkomen op de reactie van de wethouder op ons amendement A-II. Veld 12 is
een van de weinige stukken grond in Zuidpoort die niet van de gemeente zijn.
Nadat het bestemmingsplan is aangenomen, kan de eigenaar dus een plan indienen.
De gemeente kan dan geen invloed meer op het ontwerp uitoefenen.
Wethouder GRASHOFF: Dat is niet waar. Het is alleen zo dat wij niet
meer kunnen treden in het bouwvolume, maar uiteraard wel in het ontwerp,
namelijk via de welstandscommissie.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Desalniettemin hebben wij in dit amendement
geprobeerd om de bouwhoogte in het vigerende plan aan te houden, namelijk 5
meter. Dat kan tot nu toe blijkbaar niet op steun rekenen van de fracties en
het college, maar wij blijven zitten met het probleem van het zicht op het
pand. Wij zijn niet echt onder de indruk van het risico dat er een
planschadeclaim komt van de eigenaar van dit stukje grond of van de bewoners
van het Museumhof, omdat het daarbij niet om miljoenen gaat. Wij vinden het
aanzicht van de Ezelsveldlaan, komende vanaf de Oostpoortbrug, buitengewoon
belangrijk. Wij hebben inmiddels wel de overtuiging dat een overgang van 15
naar 5 meter misschien te groot is. In onze fractie leeft het gevoelen dat met
10 meter kan worden volstaan om het zicht op het Museumhof te kunnen
waarborgen;
dat is voor onze fractie echter het maximum. Wij wijzigen dus het
amendement, in die zin dat “5 meter” wordt gewijzigd in “10 meter”.
De aanneming van amendement A-I is door het college ontraden; wij
zullen dat amendement niet steunen. Motie M-I zullen wij niet steunen vanwege
de reactie van de wethouder daarop. Over motie M-II inzake het paviljoen heb ik
in eerste termijn al iets gezegd.
De VOORZITTER: Die motie is ingetrokken.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): O ja. Dat is maar goed ook, want die zouden wij
niet steunen.
Met betrekking tot motie M-III hebben wij in eerste termijn al gezegd
dat wij het in principe niet nodig achten om de ingang van het theater te
verplaatsen en dat wij die discussie op een ander moment zullen voeren. Ook die
motie zullen wij dus niet steunen.
Motie M-IV is door het college overgenomen; die motie hadden wij wel
willen steunen. Dat geldt ook voor motie M-VI.
De VOORZITTER: Het is misschien goed om te noteren dat in de derde
regel van beneden in amendement A-II “5 meter” moet worden gewijzigd in “10
meter”.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik zal mij beperken tot de
moties en amendementen. Motie M-I zal ik steunen, omdat ik de aanbouw van het
Hoogovenpand, zoals die in de presentatie werd weergegeven, niet geslaagd vind.
Motie M-I biedt de mogelijkheid om dat pand kleiner te maken. Het college wil
niet verder gaan dan 1 meter. Deze motie gaat misschien iets verder dan een
verplaatsing van 1 meter en daar ben ik het mee eens.
Dan motie M-III. Hoewel wij onvoldoende informatie hebben, ben ik het
eens met de strekking van die motie, namelijk dat veel aandacht moet worden
gegeven aan dit steegje. De steeg tussen het theater en veld 5 is niet
geslaagd.
Wat motie M-V betreft: ik heb zojuist een nieuwe versie gekregen, maar
dat is een amendement, namelijk amendement A-III. Komt dat in plaats van motie
M-V?
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat dat afhankelijk is van het antwoord
van het college, maar er is wel mee gedreigd. Het amendement is ingediend, maar
de VVD-fractie zal nog beslissen welke van de twee zij zal intrekken.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dan wacht ik dat af.
Amendement A-III zal ik steunen. Amendement A-I van de CDA-fractie
begrijp ik niet. Wat amendement A-II van de PvdA-fractie betreft: ik vind het
eigenlijk heel jammer dat de PvdA-fractie de hoogte in is gegaan. De wethouder
heeft al aangegeven dat hij dan liever helemaal geen bebouwing heeft. Het zou
best wel eens mooi kunnen zijn om daar een stadspark te maken, omdat daardoor
de entree in de stad voor fietsers, maar ook voor toeristen die van de
Oostpoort komen …
De heer DEN BOEF (PvdA): De heer De Wit moet toch juist blij zijn dat
het 10 meter is geworden? Zijn daktuin komt daardoor immers veel beter tot zijn
recht.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wij geven natuurlijk de voorkeur aan
tuinen op de begane grond, wetende dat daar het Marcushof komt; dat is natuurlijk
een beetje voorkennis. Het zou voor die oudere mensen heel mooi zijn om in de
buurt van een rustgevend park te wonen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Gaat u ervan uit dat oudere mensen alleen maar
rust willen? Nou, liever niet.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Waarom niet?
De VOORZITTER: Mijnheer De Wit, u was een amendement aan het bespreken;
dat gaat inmiddels uit van 10 meter.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik stem toch in met die 10 meter. Ik
heb betoogd dat het, overeenkomstig het standpunt van de belangenvereniging, 3
meter omlaag zou moeten; ook 10 meter is dus prima. Ook dat amendement zal ik
dus steunen.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van
GroenLinks zal zich in tweede termijn voornamelijk beperken tot een reactie op
de amendementen en moties en zal eventueel met een slotakkoord eindigen.
Allereerst onze reactie op amendement A-I. Onze fractie hecht eraan dat
er op deze plaats, aan het Achterom, een horecavoorziening komt met de allure
en uitstraling van een grand café, mede vanwege de markering van deze ingang
van het Zuidpoortgebied. Wij zullen dit amendement dan ook niet steunen.
Amendement A-II gaat over de bebouwing op veld 12. Binnen onze fractie
hebben wij gediscussieerd over de mogelijkheid om op deze plek genuanceerd over
de bouwhoogten te denken. Wij hebben het antwoord van de wethouder aangehoord.
In feite heeft hij betoogd dat je hier ofwel geen enkele bebouwing zou moeten
wensen ofwel zou moeten aansluiten bij de hoogte van het Arbeidsbureau. Dat is
dus de “alles of niets”-variant. Wij hebben in onze fractie ook gediscussieerd
over mogelijke varianten tussen niets en alles. Uit het oogpunt van een
kwalitatieve stedenbouwkundige invulling zijn wij tot de conclusie gekomen dat
inderdaad voor een van die beide varianten moet worden gekozen. “Niets” gaat
ons veel te ver; wij kiezen dus voor “alles”. Dat betekent dat wij elke variant
tussen alles en niets niet zullen steunen; dat geldt dus ook voor dit
amendement.
Dan kom ik bij amendement A-III. Wij hebben in ons betoog al aangegeven
dat wij het maximale volume van 10 bij 10 bij 10 meter uitgangspunt willen
laten zijn voor een verdere verfraaiing en verbetering van de thans geplande
kubus. Binnen dat kader zijn wij er wel van overtuigd dat er nog een hele
kwaliteitsslag kan worden gemaakt. Wij zullen amendement A-III, dat een
verlaging voorstelt, dan ook niet steunen.
Motie M-I van de CDA-fractie gaat over het daadwerkelijk sprake kunnen
zijn van een cultuurplein. Men zal op basis van onze inbreng in eerste termijn
begrijpen dat wij dit in eerste instantie een sympathiek voorstel vinden. In de
toelichting van de motie is sprake van plussen, minnen en de bandbreedte
waarbinnen eventueel ook gesleuteld kan worden aan de rooilijnen; dat gaat ons
wellicht te ver. Zou het misverstand over het al dan niet verschuiven van
rooilijnen niet veroorzaakt kunnen zijn doordat er op die inderdaad in feite
forse ruimte sprake is van een terugliggende plint op veld 5?
Wethouder GRASHOFF: Misschien is het goed als ik dat probeer op te
helderen, zowel voor de fractie van GroenLinks als voor de fractie van het CDA.
Er is op die plek op de begane grond van veld 5 sprake van een behoorlijk
terugliggende gevel, ook al ziet men dat niet in de bestemmingsplankaart. In de
virtual reality was dat wel te zien, maar ik kan mij voorstellen dat men daar
in die korte presentatie overheen heeft gekeken. Die gevel ligt ten opzichte
van het bouwvolume ofwel de huidige rand ongeveer 3 meter naar achteren. Dat
betekent dat je de punt van het theater en de kromming van het theater aan de
kant van de Zuiderstraat vanaf het winkelplein ziet. De scherpe hoek van het
theater en de kromming van het dak zijn als markante punten dus prima te zien;
dat komt door die terugspringende gevel. De andere kant is de ruimte in de
rooilijnen aan de kant van het C1000-pand en aan de kant van de aanbouw van het
Hoogovenpand. Dat betreft ongeveer 1 meter. Dat is dus de ruimte die erin zit.
Die ruimte zit niet meer aan de kant van veld 5, want daar is die ruimte al
benut.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Als ik u goed beluister, is het dus
niet noodzakelijk om de terugliggende gevel te vertalen in verschuivende
rooilijnen. Wij hebben al eerder onderschreven dat die terugliggende gevel
winst oplevert voor de vorm van het cultuurplein, de hoeveelheid ruimte en de
zichtbaarheid van het theater. Dat betekent dat wij geen behoefte hebben aan
deze motie, die de zaak niet in de letter, maar wel in de geest aanscherpt via
het wel degelijk verplaatsen van rooilijnen.
Motie M-III van de VVD-fractie gaat over het verplaatsen van de ingang
van het theater. Wij hebben vooralsnog geen voorkeur voor die motie. Als er al
onvrede bestaat over de straat tussen het theater en veld 5, zou daar een
passende oplossing voor gevonden moeten worden, maar niet over de rug van het
theater, dat evenals een aantal andere culturele voorzieningen volop ingezet
heeft op een zichtbare ingang aan het Theaterplein. Wij zullen dus niet
instemmen met deze motie.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Er staat niet dat er nu besloten moet worden,
maar dat het standpunt eventueel moet worden betrokken bij de ontwikkeling van
die punt van het theater. Dat is iets anders dan nu besluiten dat de
theateringang op de huidige plaats blijft. Die opmerking is ook gericht tot de
PvdA-fractie.
Mevrouw HEUVELMAN (GroenLinks): Wat ons betreft, is dat op dit moment
niet aan de orde. Bij het definitieve ontwerp kunnen wij daar mijns inziens nog
uitstekend op terugkomen.
Motie M-IV is door het college overgenomen; ook wij staan daarachter.
Over motie M-V heb ik gezegd dat wij niet in zijn voor afwijking in het
bestemmingsplan op het punt van het paviljoen en dat wij binnen de huidige
afspraken en voorstellen een verbeterde versie tegemoet zien.
Motie M-VI is gedeeltelijk vervallen en voor de rest overgenomen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook ik zal mij
bezighouden met de moties en amendementen. Motie M-I zullen wij niet steunen,
omdat wij het eens zijn met de reactie daarop van de wethouder. Motie M-III
zullen wij wel steunen, omdat het, zoals mevrouw Steffen al heeft gezegd, gaat
om het betrekken van dat standpunt bij de ontwikkeling van het cultuurplein.
Waarom zou je dat niet doen? Motie M-V
steunen wij uiteraard.
Amendement A-I zullen wij niet steunen, omdat wij de daarin aangegeven
categorie te mager vinden. Ook amendement A-II van de PvdA-fractie zullen wij
niet steunen. In eerste termijn heb ik al gezegd dat je alle consequenties, met
name de financiële, moet kunnen zien voordat je een juiste afweging kunt maken.
Als amendement A-III in stemming komt, zullen wij dat uiteraard steunen.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Ik heb nog een vraag. Is motie M-VI
door het college overgenomen en wordt die niet meer in stemming gebracht?
De VOORZITTER: Bij een overgenomen motie zal ik vragen of de raad er
geen bezwaar tegen heeft dat het college die motie overneemt, want anders staat
het nergens in het besluit.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dan wil ik een kleine correctie aanbrengen: ik
heb gezegd dat wij die motie zullen steunen, maar wij zullen haar niet steunen.
De VOORZITTER: Het college heeft gezegd dat het geen bezwaar tegen die
motie zou hebben als een bepaalde passage geschrapt zou worden. Daarna heeft de
VVD-fractie meegedeeld dat zij die passage schrapt. Het college adviseert daarom
om die motie over te nemen.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Er zijn nog maar een paar zaken waarop
ik moet ingaan; wij zitten echt in de afronding van het debat. Wat veld 12
betreft, benadruk ik nogmaals dat er in principe twee aanvaardbare oplossingen
zijn. Het college heeft een voorkeur voor het bouwen met aanhouding van de
hoogte en de rooilijn van het Arbeidsbureau, conform het voorstel. Een tweede,
op zich stedenbouwkundig aanvaardbare oplossing zou zijn om er niet te bouwen.
Alles daartussenin zou leiden tot geknoei en gerommel in de marge. Je blijft
dan op een bepaalde manier zicht wegnemen op een pand dat je anders zou zien.
Dat geldt ook voor een bouwhoogte van 10 meter. Je ziet dan al een hoekje van
een gebouw dat verder weg staat en dat hoger is. Wat de zichtlijnen betreft: je
zult dan nog de dakrand of misschien een randje van een verdieping zien. Dat
helpt dus allemaal niet. Wees op dit punt dus consequent: het is A of B. Het
college blijft bij het standpunt dat het verstandiger is om dat blokje gewoon
met een hoogte van 15 meter in te vullen. Dat moet natuurlijk een mooi ontwerp
worden dat ook een beetje past in de omgeving, maar dat beoordelen wij niet nu.
Ik raad de VVD-fractie dringend aan om de motie over de theateringang
in te trekken. Het gaat er namelijk niet om dat ik het te zijner tijd wellicht
niet met de VVD-fractie eens zal zijn; zij doet op dit moment echter een heel
stellige uitspraak. Misschien helpt het als ik toezeg dat bij het voorstel over
de entree van het theater de voor- en nadelen van het op de huidige plek
handhaven van de ingang dan wel het verplaatsen ervan volgens het voorstel
zodanig tegen elkaar worden afgewogen dat die afweging op dat moment expliciet
kan worden gemaakt.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Als de handhaving op dat moment inderdaad als
een serieuze mogelijkheid wordt meegenomen door een opsomming van de voors en
tegens, trekken wij de motie bij dezen in.
Wethouder GRASHOFF: Zo zal ik het doen.
De VOORZITTER: Aangezien motie M-III is ingetrokken, maakt zij geen
onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Wethouder GRASHOFF: Dan kom ik bij motie M-I van de CDA-fractie. Ik
denk dat ik heb aangegeven waar de marge ligt. Daarvoor is een motie dus niet
nodig, want die marge heeft men straks gewoon bij de diverse punten. Meer dan
dat zit er praktisch gesproken gewoon niet in. Dan zou namelijk een motie
moeten worden ingediend die het college zou dwingen om daadwerkelijk af te
wijken van de hoofdvisie op het plan, zoals die al is geaccordeerd door de raad
en is neergelegd in het schetsplan-plus. Zo ver gaan wij niet. Ik raad de
aanneming van deze motie, met de interpretatie die de heer Van Tongeren eraan
gegeven heeft, dus af.
Mevrouw Lourens heeft gesproken over de relatie tussen wat je kunt
leren uit het proces-Zuidpoort en het proces met betrekking tot de spoorzone.
Laat ik het maar gewoon omkeren: ik zal ervoor zorgen dat die resultaten
betrokken worden bij een verdere invulling van het proces met betrekking tot de
spoorzone. Per saldo staan wij op dat punt aan het begin van een jarenlang
proces. Ik heb beloofd dat wij zouden terugkomen op het proces inzake de
spoorzone. Daar moeten wij die resultaten gewoon bij gebruiken; daardoor zal
die bespreking van het proces inzake de spoorzone waarschijnlijk in oktober aan
de orde komen.
Daarmee heb ik volgens mij alle aspecten voldoende behandeld.
De VOORZITTER: De VVD-fractie had u gevraagd om een afweging van motie
M-V tegen amendement A-III, zodat zij aan de hand daarvan kan beslissen welke
van de twee zij zal intrekken of in stemming zal brengen. De motie gaat over
varianten; het amendement gaat over een verlaging van de hoogte.
Wethouder GRASHOFF: Dat klopt. Amendement A-III heeft, gelet op mijn
eerdere redenering, logischerwijs zeker niet de instemming van het college. De
aanneming van dat amendement wordt door ons dus ontraden. Het lastige van de
eerder ingediende motie M-V is dat het misschien wel verstandig is om met de
architect bij te praten over de koers die moet worden gevaren: ga je volledig
zitten op het overtuigend brengen van datgene wat je nu hebt of ga je, toch wat
meer meedenkend in ons proces, bekijken hoe en met welke procesbenadering wij
tot een goed einde kunnen komen? Ik wil mij op dit moment echter niet in een
bepaalde aanpak laten dringen. Dat acht ik heel onverstandig. Je hebt immers
een architect ingehuurd met een behoorlijke naam en faam op dit gebied en door
de bank genomen heb je grote waardering voor zijn inzet en voor de manier
waarop hij het plan benadert. Dan moet je hem op dit moment niet tot een
bepaalde aanpak dwingen die je van een professional, met zijn overtuiging ten
aanzien van zijn eigen ontwerp, niet zou moeten willen. Vandaar dat ik op dit
moment absoluut geen behoefte heb aan een amendement of een motie met die
strekking. Dat neemt niet weg dat ik de situatie en de signalen die ik hier heb
gehoord, natuurlijk wel heel indringend zal bespreken met de MAB en de
architect en met hen zal nadenken over de vraag wat op dit punt wijsheid is.
Dat is echter een iets ruimere benadering.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik heb het idee dat een groot deel van de
raad juist niet de behoefte heeft om iets opgedrongen te krijgen waar wij niet
op zitten te wachten.
Wethouder GRASHOFF: Daar bent u zelf bij en daar kunt u altijd nee
tegen zeggen.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Wij hebben het hier de hele avond over
gehad en vervolgens zouden wij dit punt ongewijzigd laten passeren? Dat zou
geen recht doen aan het verloop van het debat.
Wethouder GRASHOFF: Mijnheer Van Tongeren, nu doet u echt onrecht aan
de opmerking die ik helemaal aan het begin heb gemaakt: wat wij vanavond niet
moeten doen, is over de band van het bestemmingsplan ineens het bouwplan gaan
vaststellen. In die visie past het volgens mij niet om op dit moment ineens
dwingend te zijn op het punt van het proces of de afmetingen.
De heer BOT (GroenLinks): Begrijp ik het nu goed dat de wethouder de
bezorgdheid in de raad zal overbrengen aan de architect en dat hij daarbij ook
zal zeggen dat een behoorlijk deel van de raad pleit voor de ontwikkeling van
meerdere alternatieven om uit deze impasse te komen?
Wethouder GRASHOFF: Dat klopt. Ik zal die aanpak in elk geval met hem
bespreekbaar maken. Uiteraard zal ik hem ook de vraag voorleggen wat volgens
hem het verstandigst is. In zekere zin heeft hij immers een keuze: hij kan voor
de volle 100% gaan voor zijn ontwerp en het dan op “ja” of “nee” laten
aankoersen of wij kunnen wellicht bekijken of wij iets meer in de sfeer van
alternatieven aan de gang zouden moeten gaan. Ik wil mij daar op dit moment
echter niet toe laten dwingen, want ik vind het in hoge mate een
verantwoordelijkheid voor de architect hoe hij zijn eigen ontwerp verdedigt.
De VOORZITTER: Het komt er dus op neer dat het college zowel de
aanneming van motie M-V als de aanneming van amendement A-III ontraadt.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik wil daarop reageren, want u moet natuurlijk
weten wat u in stemming moet brengen. Wij stellen nu toch een bepaalde hoogte
vast waar de fracties van het CDA, Stadsbelangen en de VVD niet blij mee zijn.
Wij willen als randvoorwaarde meegeven dat de bouwhoogte omlaag moet; daar komt
het gewoon op neer. Tot nu toe is ook de architect niet overtuigend geweest.
Hij kwam eerst met een Delfts blauwe kubus, waarvan wij allemaal riepen dat wij
Delfts blauw buiten Delft allemaal even mooi vinden, maar dat wij hier onze
eigen mening hebben. Wij handhaven daarom amendement A-III en trekken motie M-V
in.
De VOORZITTER: Aangezien motie M-V is ingetrokken, maakt zij geen
onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Wij kunnen nu tot besluitvorming overgaan. Volgens mij hebt u bijna
allemaal uw stemverklaringen gegeven, maar ik zal dat toch nog checken.
In stemming komt motie M-I.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Leefbaar Delft en het
CDA voor deze motie hebben gestemd en de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
Het college heeft geen bezwaar tegen motie M-IV. Ik constateer dat
niemand behoefte heeft aan stemming over deze motie, zodat zij is overgenomen.
Uit motie M-VI is het eerste deel van het dictum geschrapt, namelijk
“te (doen) onderzoeken wat de mogelijke akoestische effecten (kunnen) zijn en -
indien nodig –
maatregelen te treffen”. Het college is bereid om de aldus gewijzigde
motie over te nemen. Ik constateer dat niemand behoefte heeft aan stemming over
deze gewijzigde motie, zodat zij is overgenomen.
In stemming komt het amendement A-I.
De VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen
van een stemverklaring.
De heer REUVERS (STIP): Voorzitter. Ik had hier in tweede termijn niets
over gezegd, maar u zult begrijpen dat wij dit amendement niet zullen steunen
omdat het absoluut niet past in onze ideeën over een horecaroute.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA voor dit
amendement heeft gestemd en de overige fracties ertegen, zodat het is
verworpen.
In stemming komt het gewijzigde amendement A-II. In de derde regel van
onder staat “10 meter” in plaats van “5 meter”.
De VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen
van een stemverklaring.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Naar aanleiding van de beantwoording
door de wethouder zal mijn fractie verdeeld stemmen over dit amendement.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Leefbaar Delft, de heer
Clason en de leden van de fracties van het CDA en de PvdA, minus de heer
Blinker en de PvdA-wethouders, voor dit amendement hebben gestemd en de overige
fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt amendement A-III.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Stadsbelangen,
Leefbaar Delft, de VVD en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de
overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen
van een stemverklaring.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het college heeft nog recht op ons
standpunt ten aanzien van de disco. Wij gaan ermee akkoord, onder de
voorwaarden die aan de orde zijn geweest. Wij willen wel graag de aantekening
dat wij niet blij zijn met het paviljoen zoals daar nu toe besloten is. Verder
gaan wij akkoord met het bestemmingsplan.
De VOORZITTER: U stemt dus voor het besluit zoals het er nu ligt, maar
uw niet blij zijn met het paviljoen wordt genoteerd.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik mag toch aantekening vragen van het …
De VOORZITTER: Van het niet blij zijn; dat is genoteerd.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ja, meer kan ik niet van u verwachten. Wat moet
ik anders?
De VOORZITTER: U doet het heel netjes.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Het gaat uiteindelijk om het
opmaken van de balans van alle plussen en minnen. In lijn met onze inbreng bij
vorige onderdelen zijn er een aantal elementen waarin wij ons niet kunnen
vinden, namelijk de omvang van het paviljoen, de aanwezige speelruimte om tot een
breder cultuurplein te komen, de nachthoreca op het Achterom, de disco en in
het algemeen de te hoge bouwhoogte. Niettemin is het, de ontwikkelingspotenties
afwegend die Delft nodig heeft, nodig om op dit moment tot besluitvorming over
het bestemmingsplan te komen en zullen wij, met aantekening van deze vier
punten, het bestemmingsplan wel steunen.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Wij zijn uiteraard erg teleurgesteld
over de bebouwing op veld 12. Het liefst hadden wij helemaal niets gehad;
uiteindelijk hebben wij met een hoogte van 10 meter naar een compromis gezocht,
maar ook dat heeft het niet gehaald. Desalniettemin bevat het plan dermate veel
positieve componenten dat wij toch besloten hebben om voor het plan te stemmen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen voor het plan
stemmen, maar wij willen wel graag aantekening dat wij tegen realisatie van de
discotheek zijn en dat wij niet blij zijn met de afmetingen van het paviljoen,
zoals die in het plan zijn opgenomen.
De VOORZITTER: Dat is helder, maar voor de goede orde merk ik op dat u
dus voor het voorliggende voorstel stemt.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Maar wel met die aantekening.
De VOORZITTER: Ja, u kunt aantekenen, maar intussen stemt u voor. Ik
zeg dat maar eventjes, want er is nu geen amendement meer aan de orde.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Leefbaar Delft tegen
het voorstel heeft gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is
aangenomen.
De vergadering wordt te 0.15 uur geschorst tot maandag 2 juli 2001 te
20.00 uur.
,voorzitter.
,secretaris.