Stuk 1 I
00/030446 Delft,
9 januari 2001
Onderwerp: voorstel tot vaststelling van:
·
de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de
Legesverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996.
Aan de
gemeenteraad,
Geachte
dames en heren,
Op 29 juni
2000 heeft de gemeenteraad besloten (zie Stuk 116 II 00/013023) de nota ‘Bereikbare
binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met
inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op
bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van
de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van
het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere
besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van
autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.
Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld
in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Dit besluit
is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust.
Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter
van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te
verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan
functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken
van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is
gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is
geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur
historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor
autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt
essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De
Parkeerverordening gemeente Delft 2001, Verordening Parkeerbelastingen gemeente
Delft 2001, de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001
en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de wijziging
hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente
Delft 2001, de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de
bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en de
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996 vormen de
weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische
randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit
ingezette beleid.
Naast deze
set regelgeving heeft het college van burgemeester en wethouders besloten tot
vaststelling van een set verkeersbesluiten, die een weerslag zijn van de
verkeersjuridische maatregelen die in het besluit voor fase 1 zijn voorgesteld.
Deze verkeersbesluiten vormen een integraal geheel met voornoemde
verordeningen, bijlagen en voorstellen tot wijziging.
Bij het opstellen van de bovengenoemde set regelgeving zijn twee zaken
toegevoegd die weliswaar logisch voortvloeien uit voornoemd besluit, maar
niet één op één in de documentatie die
met het besluit is vastgesteld als zodanig zijn terug te vinden.
1.
Aan de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 is met artikel 6 een
volgorde vastgesteld welke gehanteerd
kan worden bij de uitgifte van parkeervergunningen, in geval het aantal ter
beschikking staande plaatsen niet toereikend zou zijn om het totaal aan
aanvragen redelijkerwijs te kunnen honoreren. Door dit artikel wordt in ieder
geval veilig gesteld dat ingeval aanvrager om sociale of economische reden
afhankelijk is van het hebben van een vergunning, de aanvraag tot deze
vergunning niet verdrongen kan worden door een ander waarvoor deze
afhankelijkheid niet of veel minder geldt.
2.
In de bijlage bij de parkeerverordening zijn mogelijkheden gecreëerd
voor de uitgifte van een parkeervergunning in delen van de schil rond de
binnenstad. Deze delen zijn de Olofsbuurt en Westerkwartier. De bevolking van
deze wijken heeft reeds gelegenheid gehand om over het al dan niet invoeren met
vertegenwoordigers van gedachten te wisselen. Tevens is voor deze delen van de
schil een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. In de overige delen heeft dit niet
plaatsgehad. Op het moment dat de bevolking voldoende mogelijkheid heeft gehad
hun wensen kenbaar te maken, zal de bijlage zodanig aangepast worden dat ook
voor deze delen de mogelijkheid in het leven wordt geroepen.
Voorstel:
Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Cultuur, Kennis
& Economie stellen wij u voor:
·
de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de
Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,
·
de
wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de
Legesverordening gemeente Delft 2001,
·
de
Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,
·
de
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996,
vast te
stellen.
Hoogachtend,
H.M.C.M. van Oorschot ,
burgemeester
N. Roos ,
secretaris
Stuk 1 II
De raad der
gemeente Delft;
gelezen het
voorstel van burgemeester en wethouders van
9 januari 2000;
gelet op
artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;
b e s l u i
t :
vast
te stellen de volgende:
verordening
voor de fiscale handhaving op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening
van vergunningen voor het parkeren 2001
Definities en begripsomschrijvingen
Artikel 1
In deze
verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor zover niet uitdrukkelijk
anders is bepaald, verstaan onder:
a.
aanbieder: de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;
b.
aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig
waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het
college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op
de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden
te parkeren op een belanghebbendenplaats.
c.
abonnement: een bewijs van toestemming tot het
parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en
wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen
parkeerapparatuurplaatsen en/of
belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt
gesteld.
d.
abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is
verstrekt;
e.
Algemene
wet: de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
f.
autodate: het herhaald en opeenvolgend
gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen
natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer
dan één huishouden;
g.
BABW: Besluit Administratieve Bepalingen
inzake het Wegverkeer
h.
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
1.
is
aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of
2.
is
gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met
het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of
3.
is
gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening
behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn
gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;
i.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;
j.
dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de
voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag
parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een
parkeerapparatuurplaats;
k.
dagvergunning:
een bewijs van
toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester
en wethouders vast te stellen voorwaarden;
l.
deelnemer: een natuurlijke persoon die een
overeenkomst heeft gesloten inzake autodate
m.
houder: degene die naar de omstandigheden
als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor
een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het
parkeren was ingeschreven;
n.
invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan
in artikelen 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven
door of vanwege Kaderwetgebied
‘Haaglanden’;
o.
invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in
artikel 26 RVV en aangeduid met bord E6
uit bijlage I van het RVV;
p.
Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb.
221);
q.
kraskaart: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens
welke een bewoner van in artikel 1 van de bij deze verordening behorende
bijlage genoemd gebied, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner aan te
wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te
doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de
verstrekker van het bewijs woonachtig is;
r.
maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven
niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste
benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur;
s.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV;
t.
parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters,
en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan;
u.
parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij
parkeerapparatuur;
v.
parkeergarage: een publiek toegankelijke gebouwde
voorziening met bestemming het parkeren van motorvoertuigen, waar voor het
parkeren een parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte
of heffing op andere wijze en moet worden voldaan op de door het college van
burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze op het door de raad aan te
wijzen tijdstip;
w.
parkeerterrein: een door het college als zodanig
aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen;
x.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar
in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan
een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;
y.
parkeerservicesysteem: een door het college van
burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij
deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd
in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen
toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid
wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om
een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte
periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen
in de zone waar verstrekker gevestigd is;
z.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten
periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die
nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht
en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer
openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
aa. runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar
de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30
aaneengesloten minuten;
bb. RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);
cc. standplaats: de parkeerplaats waar een
motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;
dd. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon
aan wie de vergunning is verleend;
ee. week: een tijdvak van 7
achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;
ff.
Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.
1994, 475; 1999, 30).
Aanwijzing van parkeergelegenheden,
tijden en tarieven
1.
Met
betrekking tot parkeergarages, parkeerterreinen en weggedeelten welke in of
krachtens de bij deze verordening behorende bijlage zijn aangewezen voor
parkeerdoeleinden, stelt de raad vast op welke dagen, gedurende welke uren en
tegen welk parkeerbelastingtarief
2.
De
raad kan voor parkeerapparatuurplaatsen een maximaal toegestane parkeerduur
vast stellen.
3.
Beslissingen
als bedoeld in voorgaande leden worden door het college van burgemeester en
wethouders ter openbare kennis gebracht.
4.
Indien
het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken
is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk van het in
eerste lid bedoelde beslissing afwijkende maatregelen te treffen.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat op of bij
parkeerapparatuurplaatsen en op of bij belanghebbendenplaatsen wordt aangegeven
waar en onder welke voorwaarden krachtens deze verordening kan worden
geparkeerd.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat
parkeerapparatuur is voorzien van aanwijzingen omtrent het gebruik.
1.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen
inzake toegang tot en gebruik van een parkeergarage.
2.
Ter vordering op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen,
verschuldigd voor het parkeren van een motorvoertuig in een parkeergarage is de
“verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001” overeenkomstig van
toepassing. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels als
bedoeld in artikel 9 lid 1 van de verordening parkeerbelastingen gemeente delft
2001.
3.
Door het college van burgemeester en wethouders kan een voertuig, een
bestuurder of een inzittende de toegang tot de garage geweigerd of ontzegd
worden indien een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van deze toegang
een bedreiging van de orde of de verkeersveiligheid in de parkeergarage kan
betekenen.
4.
Door het college van burgemeester en wethouders kan een voertuig of een
goed dat zich in, op of aan een voertuig bevindt, de toegang tot de
parkeergarage geweigerd of ontzegd worden, indien een redelijk vermoeden
bestaat dat het verlenen van toegang een risico van letsel of schade tot gevolg
kan hebben of anderszins een bedreiging van de veiligheid in de parkeergarage
kan betekenen.
5.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen
inzake het heffen van parkeerbelasting, gericht op het bevorderen van het
gebruik een parkeergarage.
6.
Het college van burgemeester en wethouders kan overeenkomsten met derden
sluiten gericht op het bevorderen van het gebruik van een parkeergarage.
Houder van een
invalidenparkeerkaart
Artikel 4
1.
De
houder van een invalidenparkeerkaart is voor het parkeren van het voertuig op
een algemene invalidenparkeerplaats, een parkeerterrein, alsmede een
parkeerapparatuurplaats niet zijnde een runshopplaats, geen parkeerbelasting
verschuldigd indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze
zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.
2.
De
houder van een invalidenparkeerkaart is toegestaan het voertuig te parkeren op
een belanghebbendenplaats indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven
wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag
een parkeervergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen verlenen
aan:
2.
Een
aanvraag tot een vergunning wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat
de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de legesverordening
gemeente Delft 2000 is voldaan.
3.
Bij
een positief besluit op de aanvraag van de vergunning wordt de vergunning niet
eerder verleend dan nadat het in artikelen 13 of 14 van de bijlage bij deze
verordening genoemde parkeerbelasting door de gemeente is ontvangen.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kan aan de vergunning beperkingen
verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen alsmede de
tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning nadere
voorschriften of beperkingen, anders dan bedoeld in het vorig lid, verbinden.
Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van de
beschikbare parkeerruimte.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken nadat de
aanvraag om een parkeervergunning bij hen is binnengekomen.
7.
Het
college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn
met ten hoogste twaalf weken verlengen.
8.
Een
beslissing tot afwijzing is met reden omkleed.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten het totaal aantal te
verstrekken parkeervergunningen te binden aan een maximum, indien dit
noodzakelijk is in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.
2.
Een
besluit als bedoeld in het vorig lid gaat vergezeld van een in de toekomst
gelegen moment waarop de volgorde van verlening van vergunning zal
plaatsvinden.
3.
Bij
toepassing van het eerste lid wordt de volgorde van verlening van de vergunningen
op de navolgende wijze bepaald:
4.
Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken
na het in het tweede lid bedoelde moment over de aanvraag om een
parkeervergunning.
5.
Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid
bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.
9.
De
beslissing is met reden omkleed.
Artikel 7.
1.
Een
parkeervergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.
2.
De
parkeervergunning vermeldt ten minste:
3.
De
parkeervergunning gaat vergezeld van een bewijs van verlening welk op de
voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig bevestigd moet
zijn.
Artikel 8.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders trekt de parkeervergunning in:
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:
Artikel 9.
Het college
van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:
a.
indien
de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden
voorwaarden;
b.
indien
blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.
Artikel 10.
1.
Indien
de vergunninghouder het motorvoertuig waarop de vergunning betrekking heeft,
vervangt door een ander motorvoertuig, wordt de vergunning door de
gemeentelijke administratie overeenkomstig aangepast.
2.
Bij
toepassing van het vorig lid is de vergunninghouder de leges als genoemd in
Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij Legesverordening gemeente Delft
2000 verschuldigd.
Artikel 11.
1.
Een
kraskaart is alleen dan een vergunning als bedoeld in de zin van deze
verordening indien de kaart op voorgeschreven wijze correct is bewerkt en op
voorgeschreven wijze zichtbaar is geplaatst in, op of bij het motorvoertuig
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het
verstrekken en het gebruik van kraskaarten.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een bewoner de mogelijkheid ontnemen
kraskaarten in bezit te hebben, te gebruiken of aan een derde te verstrekken
indien de bewoner handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden
voorwaarden.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een bestuurder van een motorvoertuig
het gebruik van een kraskaart ontzeggen indien de bestuurder handelt in strijd
met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.
1.
Een
krachtens gebruik van een parkeerservicesysteem verkregen vergunning wordt
alleen geacht te zijn verleend, indien het parkeerservicesysteem op een door
het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze en binnen de
door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is
gebruikt.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het
verstrekken en het gebruik van een parkeerservicesysteem.
3.
Ten
aanzien van het parkeerservicesysteem zijn de artikelen 5 tot en met 9 van deze
verordening van overeenkomstige toepassing
Artikel 13.
1.
Het is
verboden, behoudens schriftelijke ontheffing van het college van burgemeester
en wethouders, enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te
laten staan:
Dit verbod geldt niet op de plaatsen en tijden dat op grond
van de Marktverordening een markt wordt gehouden en/of op de plaatsen en tijden
dat op grond van een door het college van burgemeester en wethouders verleende
vergunning een evenement plaatsvindt.
2.
Het is
verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten
met de bedoeling parkeerapparatuur in werking te stellen:
3.
Het is
verboden een vervoermiddel of ander enig voorwerp op zodanige wijze tegen of
bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan dat een normaal gebruik
ervan wordt belemmerd of verhinderd.
Artikel 14.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen op het
gestelde verbod in artikel 13 lid 1. Deze ontheffing kan worden verleend op
schriftelijke aanvraag. Tegemoetkoming in gederfde inkomsten aan
parkeerbelasting als gevolg van het verlenen van de ontheffing kan deel
uitmaken van de voorwaarden waaronder de ontheffing wordt verleend.
2.
Een
aanvraag tot een ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt niet eerder in
behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de
tarieventabel behorend bij de bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is
voldaan.
Artikel 15.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het
parkeren van een voertuig op een belanghebbendenplaats op de dagen en uren dat
op deze plaats slechts met een vergunning, een kraskaart of met gebruik van een
parkeerservicesysteem kan worden geparkeerd, met dien verstande dat deze
ontheffing alleen wordt verleend:
2.
Bij
gebruikmaking van deze ontheffing moet het motorvoertuig voorzien zijn van een
duidelijk zichtbaar door het college van burgemeester en wethouders verstrekte
aannemerskaart.
3.
Ten
aanzien van de in het eerste lid bedoelde ontheffing is zijn de artikelen 5 tot
en met 9 van overeenkomstige toepassing.
Strafbepaling
Artikel 16.
Overtreding
van het bepaalde in artikel 13 wordt gestraft met een geldboete van de eerste
categorie, als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
Opsporingsbevoegdheid
Artikel 17.
Naast
de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde
opsporingsambtenaren, zijn tot opsporing van overtreding van deze verordening
bevoegd de op grond van artikel 142 van het Wetboek van strafvordering als
buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen ambtenaren, de overige in artikel
159 van de Wegenverkeerswet genoemde personen, alsmede de daartoe aangewezen
parkeercontroleurs.
Citeertitel
Artikel 18.
Deze
verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Delft 2001”.
Artikel 19.
Deze
verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van
bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001
Slot en overgangsbepalingen
Artikel 20.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze
verordening vervalt de Parkeerverordening gemeente Delft 1997, vastgesteld bij
raadsbesluit van 31 oktober 1996.
Artikel 21.
Vergunningen en ontheffingen welke krachtens de
Parkeerverordening gemeente Delft 1997 zijn verleend komen na vierweken na
bekendmaking van deze verordening te vervallen.
Artikel 22.
In alle verordeningen van de gemeente Delft waarin de
vermelding “Parkeerverordening gemeente Delft 1997” is opgenomen dient met de
inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan gelezen te worden
“Parkeerverordening gemeente Delft 2001
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.
,
burgemeester
,
secretaris
Toelichting bij de parkeerverordening
gemeente Delft 2001
Op 29 juni
2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de
wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van
31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder
duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het
voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere
besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van
autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.
Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld
in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Deze nota
is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust.
Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter
van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te
verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan
functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken
van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is
gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is
geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De
parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is
een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische
randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit
ingezette beleid.
Dit artikel
biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid voor garages, parkeerterreinen en
weggedeelten met parkeerapparatuur verschillende tarieven en regimes vast te
stellen, teneinde de allocatie van de automobilist in de in het besluit van 29
juni 2000 aangegeven richting te beïnvloeden.
De leden 5
en 6 zijn bedoeld mogelijkheid te bieden ter stimulering van parkeren in de
garage boven andere parkeeraccommodaties voor de garages bijzondere kortingen
en/of vormen van serviceverlening mogelijk te maken.
Mensen met een functiebeperking worden vrijgesteld van
parkeerbelasting op de voor hen ingerichte parkeerplaatsen, omdat beïnvloeding
van de keuze van parkeerlocatie door toepassing van het prijsmechanisme voor
deze groep niet van toepassing is.
Bedoeling
van artikel 2 is vanuit sociaal oogpunt de bereikbaarheid van
parkeervergunninggebieden voor mensen met een functiebeperking zeker te
stellen.
Lid 1 van
dit artikel is erop gericht het aantal uit te geven vergunningen beperkt te
houden zonder voor bewoners direct te treden in hun individuele keuze om een
auto aan te schaffen c.q. te gebruiken.
Op enig
moment kan het aantal beschikbare belanghebbendenplaatsen niet meer toereikend
zijn om in de totale behoefte te voorzien. Op dat moment moet een
voorkeursvolgorde bepaald kunnen worden, die recht doet aan de noodzakelijkheid
te beschikken over een parkeervergunning in relatie tot het relatieve gewicht
van de onderscheiden sociale en economische belangen.
Indien
een vergunning wordt ingetrokken wordt in de in artikel 8 omschreven gevallen
wel restitutie verleend en in de artikel 9 genoemde gevallen geen restitutie
verleend. Dit is geregeld in artikel 14 van de Verordening parkeerbelastingen
gemeente Delft 2001.
Artikelen 11 en 12
Bedoeling
van beide bijzondere parkeervergunning is zowel bewoners als in het gebied
gevestigde bedrijven c.q. beroepsbeoefenaren een eenvoudige, zelf te hanteren
faciliteit te bieden om hun bezoekers voor het moment en de duur dat het bezoek
plaatsvindt gelegenheid te geven de auto in de omgeving van hun locatie te
parkeren. De omvang van de faciliteiten kan worden beperkt dan wel ingeperkt om
conflict met de mogelijkheid van gebruik van de belanghebbenden
parkeervoorziening door de vergunninghouders te reduceren.
Artikelen 13 en 14 en 16
Bedoeling
is zeker te stellen dat parkeervoorzieningen ook daadwerkelijk voor dat doel
gebruikt kunnen worden
Artikel 15
Doel
is mogelijkheid te creëren om een voertuig op een belanghebbendenplaats te
kunnen laten parkeren indien nabije aanwezigheid van het voertuig voor de
uitvoering van een werk noodzakelijk
is.
Stuk 1 III
00/030446
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari
2001;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening
gemeente Delft 2001;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende:
Verordening op de heffing en de
invordering van parkeerbelastingen 2001.
Artikel 1
In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor
zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:
a.
aanbieder: de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;
b.
aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig
waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het
college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op
de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden
te parkeren op een belanghebbendenplaats.
c.
abonnement: een bewijs van toestemming tot het
parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en
wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen
parkeerapparatuurplaatsen en/of
belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt
gesteld.
d.
abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is
verstrekt;
e.
Algemene
wet: de Algemene
wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
f.
autodate: het herhaald en opeenvolgend
gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen
natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer
dan één huishouden;
g.
BABW: Besluit Administratieve Bepalingen
inzake het Wegverkeer
h.
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
1.
is
aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of
2.
is
gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met
het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of
3.
is
gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening
behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn
gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;
i.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;
j.
dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan
geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de
voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag
parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een
parkeerapparatuurplaats;
k.
dagvergunning:
een bewijs van
toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders
aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester
en wethouders vast te stellen voorwaarden;
l.
deelnemer: een natuurlijke persoon die een
overeenkomst heeft gesloten inzake autodate
m.
houder: degene die naar de omstandigheden
als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor
een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het
parkeren was ingeschreven;
n.
invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan
in artikel 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven
door of vanwege Kaderwetgebied
‘Haaglanden’;
o.
invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in
artikel 26 RVV en aangeduid met bord E6
uit bijlage I van het RVV
p.
Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb.
221);
q.
kraskaart: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens
welke een bewoner van in artikel 1 van de bij deze verordening behorende
bijlage genoemd gebied, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner aan te
wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te
doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de
verstrekker van het bewijs woonachtig is.
r.
maand: een tijdvak van op de kalender
aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de
als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur.
s.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV;
t.
parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters,
en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder
parkeerapparatuur wordt verstaan;
u.
parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij
parkeerapparatuur;
v.
parkeergarage: een publiek toegankelijke gebouwde
voorziening met bestemming het parkeren van motorvoertuigen, waar voor het
parkeren een parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte
of heffing op andere wijze en moet worden voldaan op de door het college van
burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze op het door de raad aan te
wijzen tijdstip;
w.
parkeerterrein: een door het college als zodanig
aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen.
x.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar
in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is
toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;
y.
parkeerservicesysteem: een door het college van
burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij
deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd
in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen
toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid
wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om
een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte
periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen
in de zone waar verstrekker gevestigd is.
z.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten
periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die
nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht
en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer
openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet
ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
aa.
runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar
de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten
minuten;
bb.
RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);
cc.
standplaats: de parkeerplaats waar een
motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.
dd.
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon
aan wie de vergunning is verleend;
ee.
week: een tijdvak van 7
achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;
ff.
Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb.
1994, 475; 1999, 30);
Artikel
2
Onder de naam
"parkeerbelastingen" worden belastingen geheven ter zake van:
a. het
parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de
daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te
bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een van gemeentewege
verleende vergunning of abonnement, mede inbegrepen een kraskaart of gebruik of
doen gebruik van een parkeerservicesysteem, voor het parkeren van een voertuig
op de in die vergunning, abonnement aangegeven plaats en wijze.
Belastingplicht
Artikel
3
1. De belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a.
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft
gegeven de belasting te willen voldoen;
b. zolang geen
voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft
plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1)
indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst
wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze
overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder
wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2)
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had
moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig
heeft geparkeerd.
3. De
belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene
die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig
heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten
tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik
gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
4. De belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of het abonnement heeft
aangevraagd.
Grondslag
en maatstaf van de heffing
Artikel
4
De parkeerbelastingen worden geheven naar de
maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.
Artikel
5
De parkeerbelastingen worden geheven
naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.
Belastingtijdvak
Artikel
6
Het belastingtijdvak is opgenomen in
de bij deze verordening behorende bijlage.
Wijze
van heffing
Artikel
7
De belastingen als bedoeld in artikel
2 worden geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op andere
wijze.
Artikel
8
1. De belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, is verschuldigd bij aanvang van het parkeren.
2. De belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning of het
abonnement wordt verleend.
Tijdstip
van betaling en betaling in termijnen
Artikel
9
1.
De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a,
moet worden betaald bij aanvang van het parkeren, tenzij bij besluit van het
college van burgemeester en wethouders anders is bepaald.
2. De belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning of het
abonnement wordt verleend.
3. Een naheffingsaanslag moet worden betaald
binnen twee dagen na de dagtekening van de naheffingsaanslag of vijf weken na
de dagtekening van de acceptgiro.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt
het inwerking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en
met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders
gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.
Artikel
10
De aanwijzing van de plaats waar, het
tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt door de raad bij openbaar te maken besluit.
Bevoegdheid
tot gebruik van wielklem en wegsleepregeling
Artikel
11
1. Tot zekerheid van de
betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in
artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht,
waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.
2. Het college van burgemeester en wethouders
wijst bij openbaar te maken besluit de terreinen en weggedeelten aan waar de
wielklem wordt toegepast.
3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24
uren zijn verstreken, kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede
lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen
plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.
Artikel
12
Kosten
De kosten van
de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.
Kwijtschelding
Artikel
13
Bij
de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Restitutie
Artikel 14
1.
Ingeval
een parkeervergunning wordt ingetrokken op basis van het bepaalde in artikel 8
van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 vindt restitutie van de
parkeerbelasting plaats voor de tijdsperiode gelegen tussen het moment van
expiratie van de vergunning zoals dat is vastgesteld op het moment van
verlening en het moment van het besluit tot intrekken van de vergunning. De te
restitueren parkeerbelasting is het verschil tussen de parkeerbelasting die is
voldaan bij het moment van verlening van de vergunning en de belasting die
voldaan had moeten worden op dat moment indien de vergunning zou zijn verleend
voor de periode vanaf het moment van verlening tot het moment van intrekken.
2.
In de
in artikel 9 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 bedoelde gevallen
vindt geen restitutie van de parkeerbelasting plaats.
Nadere
regels door het college van burgemeester en wethouders
Artikel
15
Het college
van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de
heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Citeertitel
Artikel
16
Deze verordening kan worden aangehaald
als "Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001".
Inwerkingtreding
Artikel
17
Deze verordening treedt in
werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder
dan 1 april 2001
Met de inwerkingtreding van
de verordening komt te vervallen de 1e Verordening
Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, vastgesteld bij raadsbesluit van 21
december 2000.
Artikel 19
In alle verordeningen van
de gemeente Delft waarin de vermelding “Verordening parkeerbelastingen gemeente
Delft 1997” of “1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft
2001” dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan
gelezen te worden “Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2001.
,
burgemeester
,
secretaris
Toelichting bij de
verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota
‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april
2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen
op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen
van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen
van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen
verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het
proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te
stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als
bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van
binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit
en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken;
het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving
voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam
verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het
in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen
van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4
van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de
op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het
raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en
instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Vanwege de sterke samenhang tussen de Verordening
parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de Parkeerverordening gemeente Delft
2001 en het feit dat de bijlagen bij beide verordeningen identiek zijn, is de
definitie van begrippen eensluidend gehouden.
In deze artikelen waren qua strekking volgens de Verordening
parkeerbelasting gemeente Delft 1997 van overeenkomstige toepassing. In
navolgende toelichting wordt alleen, zover noodzakelijk, ingegaan op de
wijzigingen ten opzichte van deze verordening.
De
kraskaart en het parkeerservicesysteem zijn twee vergunning figuren die met de
invoering van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 zijn geïntroduceerd.
Toegevoegd aan dit lid is de zinsnede: ‘tenzij bij besluit
van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald’. Doel hiervan
is om mogelijkheid tot het voldoen van de parkeerbelasting bij beëindiging van
de parkeerhandeling te realiseren op plaatsen waar dit mogelijk is en door het
college van burgemeester en wethouders als wenselijk wordt gezien om de
allocatie van een parkeerplaats door de automobilist te beïnvloeden. Naar
verwachting zal het college hiertoe besluiten bij de heffing van
parkeerbelasting in parkeergarages en op eventuele andere grote
parkeervoorzieningen aan of nabij de rand van de binnenstad.
In de
artikelen 8 en 9 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 staan redenen
genoemd waaronder het college van burgemeester en wethouders een
parkeervergunning kan intrekken. Eventuele restitutie van een deel van de
betaalde parkeerbelasting vindt plaats indien de reden van intrekken niet
voortvloeit uit verwijtbaar of onzorgvuldig handelen van de
vergunninghouder.
Stuk 1 IV
00/030446
De [MCM1]raad der
gemeente Delft,
gelezen het
voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;
gelet op de “Parkeerverordening gemeente Delft 2001” en de “Verordening
parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”;
b e s l u i t:
vast te
stellen de volgende:
bijlage
behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening
Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001.
I. Aanwijzingsbesluit
1. Ingevolge
artikel 2, lid 1 aanhef en sub b van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001
worden aangewezen als weggedeelten voor het parkeren van voertuigen van vergunninghouders
alle, behoudens de in lid twee genoemde, openbare parkeerplaatsen gelegen
binnen het gebied, dat wordt begrensd door (met de wijzers van de klok mee,
beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en
met Zuidkolk, Westlandseweg, de bebouwing oostelijk Krakeelpolderweg, de bebouwing oostelijk, dan wel
zuidoostelijk Westplantsoen, de bebouwing noordwestelijk Hof van Delftlaan, de
bebouwing westelijk Ruys de Beerenbrouckplein, wegas Ruys de
Beerenbrouckstraat, wegas Kampveldweg, wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug
midden.
2. Binnen het
onder lid 1 genoemd gebied zijn niet aangewezen
als weggedeelten of parkeerplaatsen voor het parkeren van voertuigen voor
vergunninghouders: alle niet openbare parkeerplaatsen; alle weggedeelten en/of
alle parkeerplaatsen welke bij of krachtens een bepaling in de
parkeerverordening, bij of krachtens een bepaling in deze bijlage, bij of
krachtens een verkeersbesluit, bij of krachtens enig ander besluit van het
college van burgemeester en wethouders, dan wel bij of krachtens enig andere
aanwijzing van een bevoegd gezag, aan een andere categorie parkeerders of aan
andere weggebruikers is toegewezen; dan wel voor een andere categorie
parkeerders of andere weggebruikers is
bestemd.
3. Binnen het in lid 1 genoemd gebied
zijn de volgende zones aangemerkt:
zone A: Binnenstad:
het gebied, binnen (met de wijzers van de klok mee,
beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en
met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen
havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met
Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug
midden;
zone B: Schil:
het
gebied, buiten (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de
Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk,
Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo
de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas
Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden;
Binnen het gebied als
bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn weggedeelten aangewezen en op de navolgende
wijze zonaal ingedeeld als parkeerapparatuurplaatsen, anders dan
runshopplaatsen, parkeergarages of parkeerterreinen:
zone 1: Binnenstad
40 door het college van burgemeester en wethouders nader te bepalen
parkeerplaatsen gelegen aan de Nieuwe Plantage; de parkeerplaatsen gelegen op
het oostelijk deel van de Markt; de parkeerplaatsen gelegen op de Oude
Langedijk te zuiden van de Nieuwe Kerk; de parkeerplaatsen gelegen op de
Burgwal tussen Jozefstraat en Beestenmarkt; 2 parkeerplaatsen gelegen aan de
zuidkant op de Beestenmarkt; de parkeerplaatsen gelegen op de Nieuwe Langedijk;
de parkeerplaatsen gelegen op het Vrouwenregt; de parkeerplaatsen gelegen op
het Oosteinde aan de westzijde tussen Oude Langedijk en Broerhuisstraat; de
parkeerplaatsen gelegen aan beide zijden van de Brabantse Turfmarkt tussen
Molslaan en Pieterstraat/Huyterstraat; 3 parkeerplaatsen gelegen aan het
Achterom ter hoogte van de Lange Geer, de parkeerplaatsen gelegen aan de Lange
Geer tussen Achterom en Giststraat; 5 parkeerplaatsen aan de oostzijde van
Westvest ter hoogte van de Oost Indieplaats, de parkeerplaatsen gelegen aan de
westzijde van de Westvest tussen Bolwerk en de brug naar het Stationsplein, de
parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat tussen Binnenwatersloot en locatie
‘Bestuursdienst’, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat tussen St.
Agathaplein en Schoolstraat, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat gelegen op
de middenberm, 116 parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat onder het
spoorviaduct .
zone 2: Schil
de parkeerplaatsen gelegen
op het parkeerplein aan de zuidkant van het Stationsplein, 4 parkeerplaatsen
gelegen op de Houttuinen, te tellen vanaf het Stationsplein, 5 parkeerplaatsen
aan de zuidkant van het Hugo de Grootplein, 10 parkeerplaatsen aan het plein
Elsje van Houwenlingenstraat, de parkeerplaatsen aan de Hugo de Grootstraat
tussen Adriaan Pauwstraat en Jacob Catsstraat, de parkeerplaatsen op de
Buitenwatersloot tussen Hovenierstraat en Bolkbrug, alsmede tussen de
Graswinckelstraat en de Van Bleiswijckstraat, de parkeerplaatsen aan de
Krakeelpolderweg tussen de Frank van
Borsselenstraat en de Pootstraat,10 parkeerplaatsen rond de kruising Van der
Heimstraat en Adriaan Pauwstraat, de parkeerplaatsen aan de Hof van Delftlaan
tussen Van Halstraat en Van der Brugghenstraat, parkeerplaatsen op de van
Bleiswijckstraat tussen Jacoba van Beierenlaan en Westlandseweg,
parkeerplaatsen aan zuidzijde Jacoba van Beierenlaan tussen Krakeelpolderweg en
Van Bleiswijckstraat
Buiten het gebied als
bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn de navolgende weggedeelten aangewezen als
parkeerapparatuurplaatsen. Deze plaatsen zijn aangemerkt als zone 3: Hooikade ter hoogte van De
Kolk, Plein Delftzicht tussen Hooikade en Crommelinlaan, Crommelinplein,
Martinus Nijhofflaan tussen Aard van der Leeuwlaan en Delftlandplein,
inbegrepen de parkeerterreinen noordelijk hiervan; Minervaweg tussen
Delflandplein en H. Tollensstraat; Papsouselaan tussen Delflandplein en
kruising Papsouselaan en Westlandseweg, doch uitgesloten de parkeerterreinen
westelijk hiervan; zuidzijde Troelstralaan tussen de kruising Aard van der
Leeuwlaan en parkeerterrein ten noorden Winkelcentrum ‘In de Hoven’, inbegrepen
parkeerterrein zuidelijk hiervan doch uitgesloten dit parkeerterrein ten
noorden winkelcentrum ‘In de Hoven’ tussen Papsouwselaan en Troelstralaan.
Ingevolge
artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001
worden aangewezen als parkeerterreinen:
a. Paardenmarkt
b. Parkeerterreinen
gelegen tussen Zuidwal en Zuiderstraat
c. Parkeerterrein
gelegen tussen Pynepoort en Kruisstraat
d. Parkeerdek
Yperdek (bovengedeelte) gelegen aan de Yperstraat
e. Parkeerterrein
gelegen ten noorden van de Ezelsveldlaan
f.
Gasthuisplaats
Ingevolge
artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001
wordt
aangewezen als
parkeergarage:
de
Phoenixgarage, gelegen aan de Phoenixstraat tussen gebouw ‘ING-Bank’ en gebouw
‘Studentensociëteit van het Delftsch Studentencorps’.
Ingevolge
artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001,
worden de onder artikel 1 van deze bijlage aangewezen weggedeelten voor het
parkeren bij parkeerapparatuur aangemerkt als runshopplaatsen:
a. de eerste 10
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Koornmarkt, te rekenen vanaf de
invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Koornmarkt ter hoogte van de
Oude Langedijk;
b. de laatste 5
parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde alsmede de eerste 5 parkeerplaatsen
gelegen aan de oostzijde Voorstraat, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats
of -plaatsen gelegen aan de Voorstraat ter hoogte van de Oude Kerk;
c. de eerste 8
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Verwersdijk, te rekenen vanaf de brug
naar de Choorstraat;
d. de eerste 11
parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Vrouw Juttenland, te rekenen vanaf de
inavlidenparkeerplaats of – plaatsen gelegen bij de brug vaan de Voldersgracht.
Deze parkeerplaatsen zijn
als zone 4 aangemerkt.
Artikel 6 Parkeerplaatsen en -terreinen met een
gecombineerde functie.
Als
weggedeelte voor parkeren van voertuigen van vergunninghouders als wel voor
parkeren van voertuigen waarvoor bij parkeerapparatuur parkeergeld is betaald
als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor door betaling van parkeergeld een
dagkaart is aangeschaft is aangewezen de parkeerterreinen:
a. Paardenmarkt;
b. Gasthuisplaats.
II. Tarieven
artikel 7 Parkeerbelasting voor het parkeren bij
parkeerapparatuur
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en van op vrijdag en zaterdag 9.00
uur tot 22.00 uur op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur als bedoeld in
artikelen 2 en 5 van deze bijlage bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
Zone 1: ƒ 4,00
per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 2: ƒ 3,00
per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 3: ƒ 2,25
per 62 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50
Zone 4: ƒ 2,75
per 30 minuten, met een minimale inworp van ƒ 1,00
Daarenboven
gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:
Dagkaart |
ƒ 11,25 |
Weekabonnement |
ƒ 45,00 |
Maandabonnement |
ƒ 110,20 |
Jaarabonnement |
ƒ 1102,00 |
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
Zone 1: € 2,00
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 2: € 1,50
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 3: € 1,00
per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20
Zone 4: € 1,30
per 30 minuten, met een minimale inworp van € 0,50
Daarenboven
gelden voor zone 3 tot invoering van de euro nog de navolgende tarieven:
Dagkaart |
€ 5,00 |
Weekabonnement |
€ 20,00 |
Maandabonnement |
€ 50,00 |
Jaarabonnement |
€ 500,00 |
artikel 8 Parkeerbelasting op parkeerterreinen
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op
vrijdag en zaterdag van 09.00 uur tot 22.00 uur op een parkeerterrein, als
bedoeld in artikel 3 van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
ƒ |
2,75 |
Per 57
minuten, of gedeelte hiervan |
ƒ |
15,50 |
Per dag |
ƒ |
15,50 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
ƒ |
67,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
ƒ |
192,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
ƒ |
1918,00 |
per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
ƒ |
992,00 |
per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
Vanaf het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 1,30 |
per 60
minuten, of gedeelte hiervan |
€ 7,00 |
per dag |
€ 7,00 |
per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
€ 30,00 |
per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
€ 87,00 |
per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
€ 870,00 |
per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
€ 450,00 |
per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
Voor het
parkeren vaneen voertuig in een parkeergarage, als bedoeld in artikel 4 van
deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
ƒ |
2,75 |
per 57
minuten, of gedeelte hiervan |
ƒ |
15,50 |
per dag |
ƒ |
15,50 |
per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
ƒ |
67,00 |
per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
ƒ |
192,00 |
per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
ƒ |
1918,00 |
per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
ƒ |
992,00 |
per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
ƒ |
7,75 |
Per nacht
als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek,
doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening |
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 1,30 |
Per 60
minuten, of gedeelte hiervan |
€ 7,00 |
Per dag |
€ 7,00 |
Per 24 uur
aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
€ 30,00 |
Per week,
met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
€ 87,00 |
Per maand,
met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
€ 870,00 |
Per jaar,
met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
€ 450,00 |
Per jaar
alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe
aangeschaft abonnement. |
€ 3,50 |
Per nacht
als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek,
doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening |
1. De
parkeergarages zijn ten minste geopend vanaf 08.00 uur tot 20.00 uur op maandag
tot en met donderdag; vanaf 08.00 uur tot 23.00 uur op vrijdag en zaterdag; en
vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur op zondag ingeval sprake is van
zondagopenstelling voor winkels.
2. Het college
van burgemeester en wethouders is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden
zowel structureel als incidenteel te verruimen voor zover dit bevorderlijk is
voor de exploitatie van de parkeergarage.
3. Het college
van burgemeester en wethouders is bevoegd de in lid 1genoemde openingstijden om
redenen van algemeen belang structureel te verruimen voor zover dit mogelijk is
bij een adequate exploitatie van de garage.
1. Op het jaarabonnement,
geldig van maandag tot en met vrijdag kan een korting verleend worden van 30%
op de aanschafprijs, indien het abonnement wordt aangevraagd door een in de
binnenstad gevestigd bedrijf, dan wel door een natuurlijk persoon dat zich om
reden van beroepsuitoefening in de binnenstad gevestigd heeft. Ingeval bedoeld
abonnement met korting is verkregen geldt op de vrijdag een eindtijd van 18.00
uur.
2. Het college
is, om reden van een adequate exploitatie van de parkeergarages bevoegd de
uitgifte van het aantal abonnementen als bedoeld onder lid 1, te limiteren.
Ingeval tot beperking van uitgifte wordt besloten, worden abonnementen
uitgegeven op volgorde van aanvraag.
3. Het college
van burgemeester en wethouders is bevoegd ten behoeve van optimalisering van de
exploitatieresultaten dan wel verbetering van het serviceniveau bijzondere
voorzieningen treffen ten behoeve van bepaalde categorieën parkeerders.
4. Het college
van burgemeester en wethouders kan met in de binnenstad gevestigde bedrijven of
instanties van samenwerking van bedrijven programma’s overeenkomen gericht op
zowel herhaling van bezoek aan de binnenstad als bevordering van dit bezoek op
de maandag, dinsdag en woensdag.
5. Het college
van burgemeester en wethouders kan eigenhandig een programma vaststellen
gericht op bevordering van het gebruik van openbaar vervoer of fiets als middel
van vervoer bij bezoek aan de binnenstad.
6. Het college
van burgemeester en wethouders is bevoegd al datgene te verrichten dat
noodzakelijk is ten behoeve van een goede bekendheid van de locatie van de
garage, alsmede alle vormen van exploitatie en serviceverlening.
Het college
van burgemeester en wethouders stelt voor het beheer van de garages een
reglement vast. In dit reglement worden nadere regels gegeven inzake de
bepaling van aansprakelijkheid, realisatie van veiligheid alsmede het onderhoud
van gebouw en parkeerapparatuur
artikel 13 Parkeerbelasting vergunninghouders zone
A
1.
Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot
20.00 uur en op vrijdag en zaterdag 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeelten
door vergunninghouders als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de
parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel
1 lid 3 van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Vergunning bewoners
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ254,00 per kalenderjaar;
ƒ 25,40 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:
€ 115,00 per kalenderjaar
€ 11,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vergunning bedrijven, voor het eerste
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ474,00 per kalenderjaar;
ƒ 47,40 per kalendermaand, of gedeelte
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 215,00 per kalenderjaar
€ 21,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vergunning bedrijven, voor het tweede
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ717,00 per kalenderjaar;
ƒ 71,70 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 325,00 per kalenderjaar
€ 32,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
2.
Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot
20.00 uur en op vrijdag van 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeelten door
vergunninghouders als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de parkeerverordening
gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 5 onder a van deze
bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:
Vergunning bedrijven, voor het eerste
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ364,00 per kalenderjaar;
ƒ 36,40 per kalendermaand, of gedeelte
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 165,00 per kalenderjaar
€ 16,50 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vergunning bedrijven, voor het tweede
kenteken
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
ƒ551,00 per kalenderjaar;
ƒ 55,10 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002:
€ 250,00 per kalenderjaar
€ 25,00 per kalendermaand, of gedeelte
daarvan
Artikel 14
Parkeerbelasting vergunninghouders zone B
1.
Voor het parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld in
artikel 5 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied
genoemd zone B in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, is de hiertoe te heffen
parkeerbelasting afhankelijk van het aantal uren per week waarvoor het systeem
van belanghebbendenplaatsen wordt vastgesteld. De parkeerbelasting die voor de
verwerving van een vergunning voor het parkeren op een belanghebbendenplaats
geheven wordt, is tot invoering van de Euro op 1 januari 2002 vastgesteld op ƒ
4,75 per uur waarvoor in een week, gedurende een jaar het systeem vigeert, met
een maximum van ƒ 254,00. Na invoering
van de euro op 1 januari 2002 is deze belasting vastgesteld op € 2,15 per
dergelijk uur, met een maximum van € 115,00. Het college van burgemeester
stelt, op basis van een analyse van de problematiek, vast, welke perioden in de
week, alsmede voor hoeveel uren per week het systeem van
belanghebbendenparkeren per onderscheiden gebied vigeert. Hierbij wordt
uitgegaan van dagdelen van ten minste twee aaneengesloten uren.
2.
Het college onderscheidt in zone B de volgende gebieden:
Gebied ten zuiden van de
Buitenwatersloot (gebied I);
Gebied ten noorden van de
Buitenwatersloot (gebeid II).
3.
Voor de gebieden genoemd onder 2 zijn de navolgende tijden van
toepassing waarop parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld
onder lid 1 van toepassing is:
Gebied I: van maandag tot
en met zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag van
16.00 tot 20.00 uur
Gebied II: van maandag tot en met
zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag van 16.00
tot 20.00 uur
Artikel 15
Parkeerbelasting dagvergunning
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op
vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur bij wege van een dagvergunning voor
bezoekers op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de
weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage
wordt een belasting geheven van:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: ƒ 33,25.
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
Per dag of
gedeelte daarvan: € 15,00
Artikel 16
Parkeerbelasting parkeerabonnement "Overall-parkeerkaart"
Voor het
parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op
vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur bij wege van een
ovarall-parkeerkaart op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten
de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2, behoudens de
weggedeelten genoemd in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage wordt een
belasting geheven van:
Tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan: ƒ 199,00.
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
Per dag of
gedeelte daarvan: € 90,00
Stuk I IV pag.
9
Het college van burgemeester stelt kraskaarten als bedoeld
in artikel 11 van de parkeerverordening ter beschikking aan bewoners van het
gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:
a.
per
huishouden niet meer dan 25 kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;
b.
voor
gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage een belasting
wordt geheven van:
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: ƒ 3,35.
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: € 1,50
c. in zone A als
genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig
geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als
bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot
13.00 uur of 13.00 tot 17.00 uur of 17.00 uur tot einde reguleringstijd (20.00
respectievelijk 22.00 uur) of een deel van dit dagdeel
d.
voor
gebruik in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage een belasting
wordt geheven van:
Tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: ƒ 1,55
Vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002
per kraskaart: € 0,70
e. in zone B als
genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig
geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als
bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot
14.30 uur of 14.30 tot einde reguleringstijd, of een deel van dit dagdeel.
Het college van burgemeester stelt op een daartoe strekkend
verzoek een parkeerservicesysteem als bedoeld in artikel 12 van de
parkeerverordening ter beschikking aan bedrijven welke gevestigd zijn in - c.q.
natuurlijke personen welke zich vanwege de uitoefening van hun beroep zich
gevestigd hebben in het gebied als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze bijlage,
met dien verstande dat:
a. het
parkeerservicesysteem alleen ter beschikking wordt gesteld indien wordt
afgezien van een parkeervergunning, waartoe aanvrager op basis van de
parkeerverordening en/of deze bijlage wel recht op zou hebben;
b. met gebruik
van het parkeerservicesysteem één voertuig geparkeerd kan worden op een
parkeerplaats, gelegen in het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze
bijlage, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze
bijlage;
c. bij
daadwerkelijk gebruik aanvrager een parkeerbelasting verschuldigd is
overeenkomstig de heffing als genoemd in artikel 7 van deze bijlage
d. het college
van burgemeester en wethouders mogelijkheid hebben op ten behoeve van het
parkeerservicesysteem te leveren goederen of middelen een statiegeld te
verlangen, welke bij inlevering van de ter beschikking gestelde goederen of
middelen nominaal wordt geretourneerd.
Stuk I IV pag.
10
Voor een
tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Parkeerverordening
gemeente Delft 2001, is bedoelde houder of eigenaar van het motorvoertuig
waartoe de ontheffing wordt aangevraagd, een belasting verschuldigd van:
tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: ƒ 15,50
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per dag of
gedeelte daarvan: € 7,00.
Ten behoeve
van handelaren als bedoeld in de Marktverordening, kan het college van
burgemeester en wethouders voor de periode dat zij daadwerkelijk hun bedrijf
uitoefenen op een in de Marktverordening vastgestelde markt op hetzij de
donderdag, hetzij de zaterdag, parkeermogelijkheid aanbieden op een daartoe
aangewezen locatie. Voor gebruik van deze parkeergelegenheid is de betreffende
handelaar een parkeerbelasting verschuldigd van:
tot het moment
van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: ƒ 31,00
Vanaf het
moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002
per maand of
gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: € 14,00.
artikel 21 Kosten
1. De kosten van
de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997, bedragen:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 84,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 38,00
2. De kosten van
het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 100,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 45,40
3. Voor het
overbrengen of bewaren van voertuigen zoals, personenauto's, bestelauto's,
waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen niet meer bedraagt
dan 3500 kilogram, caravans en kleine aanhangwagens, is de bestuurder de
volgende vergoeding verschuldigd:
a. indien
het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 325,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 147,50
b. indien
het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 375,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 170,00
met dien verstande dat voor elk
volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten
van het bewaren van het gesleepte
voertuig worden bepaald op:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90
Stuk I IV pag.
11
c. voorrijkosten
(in verband met eventueel niet wegslepen):
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50
4. Voor het
overbrengen van voertuigen zoals vrachtwagens, opleggers en grote aanhangwagens
is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:
a. indien
het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 475,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 215,50
b. indien
het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 525,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 238,30
met dien verstande dat voor elk
volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten
van het bewaren van het gesleepte
voertuig worden bepaald op:
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90
c. voorrijkosten
(in verband met eventueel niet wegslepen):
tot het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00
vanaf het moment van invoering van
de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50
5. Voor het bewaren of verwijderen van een fiets
wordt een vergoeding gerekend van:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 10,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 4,55
6. Voor het bewaren of verwijderen van een
bromfiets wordt een vergoeding gerekend van:
tot het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: ƒ 25,00
vanaf het moment van invoering van de Euro
(€) op 1 januari 2002: € 11,35
Artikel 22 Inwerkingtreding.
1. Deze bijlage treedt in werking tegelijkertijd met
de Parkeerverordening Delft 2001, alsmede de Verordening parkeerbelastingen
Delft 2001.
2. Met ingang van
de datum van inwerkingtreding van deze bijlage vervalt de bijlage behorende bij
de Parkeerverordening Delft 1997 en de 1e Verordening parkeerbelastingen
Delft 2001.
Deze bijlage behoort bij en
maakt deel uit van het gelijktijdig genomen raadsbesluit tot vaststelling van
de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, alsmede de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001.
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van 25 januari 2001.
,burgemeester.
,secretaris.
Stuk I IV pag.
12
Toelichting bij de
bijlage bij parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de verordening
parkeerbelastingen gemeente Delft 2001
Dit behoort bij de parkeerverordening gemeente Delft 2001 en
de parkeerbelastingverordening gemeente Delft 2001 en is een weerslag van het
raadsbesluit van 29 juni 2000. Het geeft, net als beide verordeningen, de
juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat
besluit ingezette beleid.
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota
‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april
2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen
op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlage
van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen
van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen
verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het
proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te
stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als
bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces
van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten
(citaat blz. 4 van de nota):
1.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
2.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
3.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
4.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en
wethouders van 9 januari 2001;
gelet op de Parkeerverordening gemeente Delft 2001; en de
Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de
Legesverordening gemeente Delft 2001
Artikel I
De Legesverordening gemeente Delft 2001 wordt als volgt
gewijzigd:
Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de
Legesverordening gemeente Delft 2001 komt als volgt te luiden :
Hoofdstuk 16
|
Verkeer en vervoer
|
|
|
16.1 |
Het tarief ter zake van |
|
|
|
het in behandeling nemen van een aanvraag tot het
verkrijgen van |
|
|
16.1.1 |
een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement
verkeerregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), uitgezonderd een
ontheffing verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus
gebied 2001 |
|
|
|
a. voor een ééndagsontheffing |
ƒ |
48,00; |
|
b. voor een bewonersontheffing |
ƒ |
89,00; |
|
c. voor overige ontheffingen |
ƒ |
185,00; |
16.1.2. |
een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement
verkeerregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), verleend met in
achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001 |
|
|
|
a. een ontheffing verleend op grond van artikel 8 van deze verordening |
ƒ |
140,00 |
|
b. een ontheffing verleend op grond van artikel 9 van deze
verordening |
|
Nihil |
16.1.3. |
een ontheffing als bedoeld in artikel 123 van het
Wegenverkeersregelement (Stb. 1950, K 377) |
ƒ |
67,00 |
16.1.4. |
een invalidenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van
het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Stb. 1990, 460) |
ƒ |
18,00 |
16.1.5. |
behandeling van de aanvraag voor een vergunning of
ontheffing als bedoeld in de parkeerverordening gemeente Delft 2001 |
|
|
|
a. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 5 van deze
verordening |
ƒ |
10,00 |
|
b. een eenheid kraskaarten als bedoeld in artikel 11 van
deze verordening, waarbij de maximale omvang van deze eenheid is vastgesteld
in de bijlage bij deze verordening |
ƒ |
4,00 |
|
c. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 13 van
deze verordening |
ƒ |
10,00 |
|
d. een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van deze
verordening; tenzij voor het gebruik van de grond een precariobelasting
verschuldigd en deze belasting gelijk is aan de legeskosten of de legeskosten
te boven gaat. |
ƒ |
15,00 |
Artikel II Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste
dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2001.
,burgemeester
,secretaris
Stuk 1 VI
00/030376
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9
januari 2001;
gelet op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;
gelet op artikel 87 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990;
b e s l u i t:
vast te stellen de navolgende:
Verordening voor
verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebied “autoluw-plus” met
motorvoertuigen
In deze verordening wordt, voor zover niet uitdrukkelijk
anders is bepaald, verstaan onder:
a.
autoluw-plus
gebied: het gebied
dat doorgaans is aangemerkt als voetgangersgebied, waar parkeren niet is
toegestaan en welk in de bijlage van deze verordening als zodanig is
aangegeven;
b.
bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV 1990;
c.
brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of
voorwerp bepaald door de som van verwerving, gebruik gereed maken,
verstrekking, alle daartoe strekkende administratieve handelingen;
d.
citypendel: een van gemeentewege
georganiseerde, volgens een dienstregeling en vaste route rijdende pendel
tussen een ‘park and ride’ (P+R) voorziening en de binnenstad van Delft;
e.
dag: een tijdvak van 24
achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur;
f.
dienstregeling: het algemeen bekende tijd- en
routeschema volgens welke de middelen van openbaar vervoer hun traject behoren
af te leggen;
g.
halen
en brengen: het
onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of
meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden
vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
h.
houder: degene die naar omstandigheden als
houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een
motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet
aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene
op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het
verlenen van de ontheffing was ingeschreven;
i.
laden
en lossen: het
onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot
stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige
omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen
worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
j.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan
in het RVV 1990;
k.
ontheffing: hetgeen daaronder wordt verstaan
in de Wegenverkeerswet
l.
openbaar
vervoer: voor
publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet vraagafhankelijk,
collectieve vorm van vervoer dat volgens een vaste dienstregeling een vaste
route of parcours aflegt; hieronder is tevens de citypendel begrepen.
m.
ophaalregeling: het door het college van
burgemeester en wethouders vastgestelde tijd- en routeschema volgens welke de
reiniging haar werkzaamheden behoort uit te voeren.
Stuk 1 VI pag.
2
n.
parkeervergunning: een door het college van
burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor
parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing
op andere wijze en moet worden voldaan bij de aanvraag van een
parkeervergunning en krachtens welke het bij voorgeschreven wijze zichtbaar in,
op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan
een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen,
zoals bedoeld in de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de bij deze
verordening behorende bijlage;
o.
parkeerverordening: de Parkeerverordening gemeente
Delft 2001;
p.
RVV: het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);
q.
Verordening
ontheffingen art 87 RVV: de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals
vastgesteld in openbare raadsvergadering van 23 april 1996, alsmede het besluit
tot wijziging van deze verordening, zoals gelijktijdig met voorliggende
verordening is vastgesteld in openbare raadsvergadering;
r.
vrijstelling: hetgeen daaronder wordt verstaan
in de Wegenverkeerswet
s.
Wegenverkeerswet: de wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994,
475);
Artikel 2. Algemene
bepalingen inzake de ontheffing
1.
Het
college kan ontheffing verlenen voor het autoluw-plusgebied, welke in de bij
deze verordening horende bijlage door de raad is aangewezen.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders brengt het gebied welk in de in lid 1
bedoelde bijlage is aangewezen ter openbare kennis.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen aan een
houder van een motorvoertuig voor de duur van maximaal één kalenderjaar.
4.
Indien
het verkeersbelang, het belang van openbare orde of veiligheid of andere
dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, is het college van
burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk in het in het eerste lid bedoelde
gebied afwijkende maatregelen te treffen.
5.
Het college
van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken na aanvraag op de
ontheffing, tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes weken
worden verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek als bedoeld in
artikel 6 lid 6 of artikel 7 lid 6 van deze verordening. In dat geval kan de
periode met maximaal 18 weken worden verlengd.
6.
Het
college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van haar afweging tot
het verlenen van een ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze
inzicht heeft in of betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied
waartoe de ontheffing wordt verleend.
7.
De
ontheffing, behoudens de ontheffing verleend krachtens artikel 8 van deze
verordening, bevat in ieder geval:
a.
de
naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
b.
het
adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
c.
het
kenteken van het voertuig waarvoor de
ontheffing is verleend;
d.
het
tijdvak waarvoor de ontheffing is verleend;
e.
de
straten c.q. het gebied waarvoor de ontheffing is verleend;
f.
de
periode waarvoor de ontheffing is verleend.
8.
Een
door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing, behoudens
de ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 3, wordt niet eerder verleend dan
nadat de leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de
legesverordening gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de
ontheffing geen leges worden berekend.
Stuk 1 VI pag.
3
9.
Ingeval
de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp waarmee de
houder van de ontheffing zich toegang
tot het autoluw-plus gebied kan verschaffen, dan wordt hiervoor een statiegeld
in rekening gebracht. Dit statiegeld mag niet meer bedragen dan vijf keer de
vervangingswaarde van het ter beschikking gestelde voorwerp.
10.
Het
college van burgemeester en wethouders trekt een ontheffing in:
11.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing opschorten of
intrekken indien:
1.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van orde,
veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid,
een bestuurder van een motorvoertuig ontheffing te verlenen zich in het
autoluw-plus gebied met dat motorvoertuig te verplaatsen.
2.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde
ontheffing nadere voorwaarden te verbinden.
3.
Indien
het spoedeisend karakter van de reden van verplaatsing met een voertuig door
het autoluw-plus onverwijlde toelating tot het gebied vereist, dan kan de in
lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend worden.
Artikel 4.
Vrijstellingsregeling
1.
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van openbare
orde of veiligheid of andere dringende of bijzondere omstandigheden,
motorvoertuigen aan te wijzen waarvoor het autoluw-plus gebied al dan niet
onder nadere voorwaarden, vrijelijk toegankelijk is.
2.
Het
autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de
hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als zodanig
duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige
uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of
andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig
noodzakelijk is.
Stuk 1 VI pag.
4
3.
Het
autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk
voor motorvoertuigen ten behoeve van openbaar vervoer, als mede voor
motorvoertuigen van gemeentewege verzorgde pendelvoorziening tussen
parkeerterreinen in het TU-gebied en de binnenstad, mits deze voertuigen als
zodanig duidelijk herkenbaar zijn:
4.
Het
autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk
voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze voertuigen als
zodanig duidelijk herkenbaar zijn:
5.
Het
college van burgemeester is bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te
trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de
vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebeid verplaatst op
een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of zonder dat sprake is
van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend. De directie
van de instantie die gebruiker is van de voertuigen waarvoor de vrijstelling is
verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 5.
Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ieder, die eigenaar of huurder
is van een parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het
autoluw-plus gebied voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen
om zich met het motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
2.
Voor
een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan bij de ontheffing als bedoeld in lid
1 nadere regels voorschrijven inzake de route tussen uitgang en plaats
betreding van in lid 1 bedoelde parkeervoorziening.
4.
Aan
een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt verleend voor alle dagen van de
week en alle uren van de dag, tenzij het college van burgemeester en wethouders
om reden van een aanmerkelijk belang anders bepaald.
5.
Het
bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de
voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing
anders is bepaald.
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een ieder die woonachtig is in het
autoluw-plus gebied of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied
of zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing
verlenen zich ten behoeve van laden en
lossen en halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, met het
motorvoertuig, waarvoor een parkeervergunning als bedoelt in artikel 5 lid 1
van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 voor het gebied genoemd in
artikel 1 lid 3 onder zone A: Binnenstad, van de bijlage bij de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is verleend, door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
Stuk 1 VI pag.
5
2.
Voor
een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels voorschrijven inzake
de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden
route door het autoluw-plus gebied.
4.
Ontheffing
wordt niet verleend:
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd
aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van
lid 4 in zijn belang te worden geschaad.
Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om
af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel
2 lid 6 is ingewonnen.
6.
Het
bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de
voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing
anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris
die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.
Artikel 7.
Ontheffingsregeling vaste leveranciers
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig,
die op vaste tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze
verordening of voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals
bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze
handelingen plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het
autoluw-plus gebied, een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk
persoon die zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied,
ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied
te verplaatsen.
2.
De
ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor maximaal één kalenderjaar.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In
ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing
van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.
4.
Ontheffing
wordt niet verleend:
Stuk 1 VI pag.
6
5.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport
afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij
toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad. Het college van burgemeester en wethouders
neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat
advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen.
6.
Het
bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig
zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de
voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste
verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden
getoond.
Artikel 8. Regeling
voor éénmalige ontheffingen
1.
Het
college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig,
die voornemens is een persoon of meerdere personen te halen of te brengen zoals
bedoeld in deze verordening en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen
zoals bedoeld in deze verordening, ontheffing verlenen om zich met het
motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.
2.
De
ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die nodig voor
het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of de personen
en/of het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de ontheffing is
aangevraagd.
3.
Het
college van burgemeester en wethouders kan om reden van een bijzonder of
aanmerkelijk sociaal of economisch belang een houder van een motorvoertuig of
een organisator van een colonne motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met
dit motorvoertuig of met deze colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus
gebied te verplaatsen.
4.
Het
college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In
ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing
van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.
5.
Ontheffing
wordt niet verleend:
6.
Het
college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te
wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport
afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij
toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.
7.
Het
bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig
zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de
voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste
verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden
getoond.
Stuk 1 VI pag.
7
Artikel 9. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening
ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001”
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste
dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2001.
, burgemeester
, secretaris
Stuk 1 VI pag.
8
Toelichting bij de
Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota
‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april
2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen
op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen
van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen
van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen
verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het
proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te
stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als
bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van
binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit
en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken;
het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving
voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam
verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het
in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen
van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4
van de nota):
5.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
6.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
7.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
8.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en de
op deze verordening betrekking hebbende
bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de
juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat
besluit ingezette beleid.
In de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet van het
voertuig: laden, lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de
begrippen, genoemd in artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen
hieronder gewoonlijk in de verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is
dat in deze verordening de zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per
motorvoertuig kunnen worden vervoerd” is toegevoegd. Reden hiervan is dat het
doel in de verkeerswetgeving er in is gelegen de periode van handeling zo kort
mogelijk te laten duren om redenen van vrijheid van verkeer of veiligheid van
de weg. In het autoluw-plus gebeid is de verplaatsing per motorvoertuig als
zodanig storend, hinderlijk of schadelijk.
Stuk 1 VI pag.
9
Dit betekent dat bij verplaatsing door het gebeid met een
motorvoertuig sprake moet zijn van een belang dat uitstijgt boven de storing,
hinder of schade die de verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal alleen het
geval indien de te vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent of het goed
van zodanig gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport dan per
motorvoertuig niet geïndiceerd is.
Dit artikel geeft de bepalingen waaraan iedere ontheffing
moet voldoen, tenzij anders is bepaald.
Dit artikel geeft het college van burgemeester en wethouders
bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing die niet verleend kan worden op
basis van de artikelen 5 tot en met 8.
Dit artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen voor
categorieën voertuigen, waarvan evident is dat toegang verleend wordt en
waarvan tevoren niet in alle gevallen vast staat wat het kenteken van het
voertuig is.
Dit artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of huurder is
van een parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het
autoluw-plusgebied, gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te
bereiken. De vrije toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een
aanmerkelijk belang, daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze
alleen inperken om reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor
de tijd voor zolang dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang
strijdt.
Dit artikel is bedoeld om alle bewoners en alle bedrijven
mogelijkheid te bieden de eigen locatie met een motorvoertuig te bereiken voor
situaties waarin dit noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities e en g van
artikel 1)
Dit artikel is bedoeld om een ieder die vast chauffeur of
vast leverancier is van een bewoner of een bedrijf gevestigd in het
autoluw-plusgebied gelegenheid te geven een regeling op maat te geven ten
behoeve van noodzakelijk halen en brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de
definities e en g van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld te voorzien in situaties van
éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten. Tevens is in lid 3 een
bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of bijzonder sociaal of
economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is van halen, brengen,
laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld trouwstoeten of
rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.
Stuk 1 VI pag. 10
Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen
breder dan 2.30 meter)
Deze bepaling is bedoeld de grootte van het voertuig te
beperken. Grote en/of zware voertuigen veroorzaken veelvuldig en soms
aanmerkelijke schade aan wegdek en panden. Normaliter wordt voor deze
voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van burgemeester en wethouders
kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat hetzij de transporteur,
hetzij degene die van dit transport afhankelijk is, aanmerkelijk nadeel
ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden van heldere en
éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat beperking. De
meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer dan 7,50
meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook breder dan
2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de facto alle
groet voertuigen uitgesloten zonder bijzondere handhavingsinstrumenten te
behoeven hanteren.
Stuk 1 VII
00/030376
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9
januari 2001;
gelet op de “Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001";
b e s l u i t:
vast te stellen de navolgende:
bijlage behorende bij de Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001.
Ingevolge artikel 2 lid 1 van de verordening
Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 worden aangewezen als
autoluw-plusgebied:
·
Boterbrug
·
Brabantse
turfmarkt tussen de Molslaan en de
Jacob Gerritstraat
·
Burgwal
tussen de Jacob Gerritstraat en de Jozefstraat v/h Molenpoort
·
Bonte
Ossteeg
·
Cameretten
·
Cellebroerstraat
tussen de Minderbroederstraat en de Choorstraat
·
Choorstraat
·
Halsteeg
·
Heilige
Geestkerkhof
·
Hippolytusbuurt
·
Jacob
Gerritstraat
·
Kromstraat
·
Maria
Gouweloospoort
·
Markt,
behoudens het deel dat is aangemerkt als bestemd voor het parkeren van
motorvoertuigen, alsmede voor motorvoertuigen toegang verleent tot de
Kerkstraat
·
Molslaan
tussen de Brabantse Turfmarkt en de Kruisstraat
·
Molsstraat
·
Nieuwstraat
·
Oude
Delft tussen Schoolstraat en Heilige Geestkerkhof
·
Oude
Kerkstraat
·
Oude
Langedijk tussen de Koornmarkt en circa 10 meter ter oosten van de Jozefstraat
v/h Molenpoort
·
Oude
Manhuissteeg
·
Papenstraat
·
Paradijspoort
·
de
Vlouw
·
Voldersgracht
·
Voorstraat
tussen de Poelbrug en de Hippolytusbuurt
·
Vrouw
Juttenland westelijk van de Vrouwengracht
·
Waag
·
Wijnhaven
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2001.
, burgemeester
, secretaris.
Stuk 1 VII pag.
2
Toelichting
bij de bijlage bij de
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001
Deze bijlage behoort bij de Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001 en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni
2000. De bijlage geeft, net als de verordening, de juridische randvoorwaarden
en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota
‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april
2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen
op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen
van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen
van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen
verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het
proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te
stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als
bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.
Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces
van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische
kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te
versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een
gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een
aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch
functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de
binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier
uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
9.
de
gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke
belanghebbenden om te parkeren;
10.
het
kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch
belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat
vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;
11.
bezoekers
van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de
binnenstad;
12.
het
aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal
dat nu in de binnenstad aanwezig is.
Stuk 1 VIII
00/030376
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9
januari 2001;
gelet op de Verordening Ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2001
b e s l u i t :
vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van
de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals vastgesteld
in de openbare raadsvergadering van 23 april 1996
Artikel I
De Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996
wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 3 wordt een nieuw lid 5 toegevoegd, luidende:
5. De ontheffingen op grond van het eerste tot en met vierde
lid worden niet verleend in gebieden die in de Verordening ontheffingen
autoluw-plus en/of de bij die verordening behorende bijlage zijn aangemerkt als
autoluw-plus.
Artikel II Overgangsbepaling
Zes weken na de datum van inwerkingtreding van deze
wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, komen
ontheffingen, welke krachtens deze verordening zijn verleend voor gebieden,
straten of weggedeelten zoals genoemd in de bijlage bij de Verordening
Ontheffingen autoluw-plusgebied, te vervallen.
Artikel III
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste
dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25
januari 2001.
,
burgemeester
,
secretaris