Stuk 1 I

00/030446                                                                                                       Delft, 9 januari 2001

 

 

 

Onderwerp:       voorstel tot vaststelling van:

·      de Parkeerverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996.

 

 

Aan de gemeenteraad,

 

 

Geachte dames en heren,

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten (zie Stuk 116 II 00/013023) de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.        de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.        het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.        bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.        het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.


 

De Parkeerverordening gemeente Delft 2001, Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, de wijziging hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001, de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001, de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996 vormen de weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Naast deze set regelgeving heeft het college van burgemeester en wethouders besloten tot vaststelling van een set verkeersbesluiten, die een weerslag zijn van de verkeersjuridische maatregelen die in het besluit voor fase 1 zijn voorgesteld. Deze verkeersbesluiten vormen een integraal geheel met voornoemde verordeningen, bijlagen en voorstellen tot wijziging.

 

Bij het opstellen van de bovengenoemde set regelgeving zijn twee zaken toegevoegd die weliswaar logisch voortvloeien uit voornoemd besluit, maar niet  één op één in de documentatie die met het besluit is vastgesteld als zodanig zijn terug te vinden.

 

1.

Aan de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 is met artikel 6 een volgorde vastgesteld  welke gehanteerd kan worden bij de uitgifte van parkeervergunningen, in geval het aantal ter beschikking staande plaatsen niet toereikend zou zijn om het totaal aan aanvragen redelijkerwijs te kunnen honoreren. Door dit artikel wordt in ieder geval veilig gesteld dat ingeval aanvrager om sociale of economische reden afhankelijk is van het hebben van een vergunning, de aanvraag tot deze vergunning niet verdrongen kan worden door een ander waarvoor deze afhankelijkheid niet of veel minder geldt.

 

2.

In de bijlage bij de parkeerverordening zijn mogelijkheden gecreëerd voor de uitgifte van een parkeervergunning in delen van de schil rond de binnenstad. Deze delen zijn de Olofsbuurt en Westerkwartier. De bevolking van deze wijken heeft reeds gelegenheid gehand om over het al dan niet invoeren met vertegenwoordigers van gedachten te wisselen. Tevens is voor deze delen van de schil een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. In de overige delen heeft dit niet plaatsgehad. Op het moment dat de bevolking voldoende mogelijkheid heeft gehad hun wensen kenbaar te maken, zal de bijlage zodanig aangepast worden dat ook voor deze delen de mogelijkheid in het leven wordt geroepen.

 

Voorstel:

Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Cultuur, Kennis & Economie stellen wij u voor:


 

·      de Parkeerverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001,

·      de wijziging van hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001,

·      de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de bijlage bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001,

·      de wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV Delft 1996,

vast te stellen.

 

Hoogachtend,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot                         , burgemeester

 

 

N. Roos                                                           , secretaris 

 

 


 

Stuk 1 II

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van  9 januari 2000;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

verordening voor de fiscale handhaving op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2001

 

 

Definities en begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

 

In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

 

a.       aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

b.       aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden te parkeren op een belanghebbendenplaats.

c.       abonnement: een bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen parkeerapparatuurplaatsen en/of  belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.

d.       abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is verstrekt;

e.       Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

f.         autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

g.       BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer

h.       belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

1.       is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of

2.       is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of

3.       is gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;

i.         dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;

j.         dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats;

k.       dagvergunning: een bewijs van toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden;

l.         deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate

m.     houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven;

n.       invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikelen 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven door of vanwege Kaderwetgebied  ‘Haaglanden’;

o.       invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in artikel 26 RVV  en aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV;

p.       Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

q.       kraskaart: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens welke een bewoner van in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs woonachtig is;

r.        maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur;

s.       motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV;

t.        parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

u.       parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

v.        parkeergarage: een publiek toegankelijke gebouwde voorziening met bestemming het parkeren van motorvoertuigen, waar voor het parkeren een parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op andere wijze en moet worden voldaan op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze op het door de raad aan te wijzen tijdstip;

w.      parkeerterrein: een door het college als zodanig aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen;

x.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

 

y.       parkeerservicesysteem: een door het college van burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar verstrekker gevestigd is;

z.       parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; 

aa.   runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten minuten;

bb.   RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);

cc.   standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;

dd.   vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend;

ee.   week: een tijdvak van 7 achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;

ff.       Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475; 1999, 30).

 

 

Aanwijzing van parkeergelegenheden, tijden en tarieven 

 

Artikel 2

 

1.       Met betrekking tot parkeergarages, parkeerterreinen en weggedeelten welke in of krachtens de bij deze verordening behorende bijlage zijn aangewezen voor parkeerdoeleinden, stelt de raad vast op welke dagen, gedurende welke uren en tegen welk parkeerbelastingtarief 

  1. parkeren in een parkeergarage, op een parkeerterrein en op een parkeerplaats aangemerkt als parkeerapparatuurplaats, daaronder inbegrepen runshopplaatsen, slechts tegen betaling van parkeerbelasting is toegestaan;
  2. parkeren op een parkeerplaats aangemerkt als een belanghebbendenplaats slechts is toegestaan aan degene die een parkeervergunning is verleend, dan wel op voorgeschreven wijze een kraskaart gebruikt, dan wel op voorgeschreven wijze gebruik maakt van het parkeerservicesysteem, dan wel zich tegen betaling van parkeerbelasting zich daartoe een dagvergunning heeft aangeschaft.

2.       De raad kan voor parkeerapparatuurplaatsen een maximaal toegestane parkeerduur vast  stellen.

3.       Beslissingen als bedoeld in voorgaande leden worden door het college van burgemeester en wethouders ter openbare kennis gebracht.

4.       Indien het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk van het in eerste lid bedoelde beslissing afwijkende maatregelen te treffen.

5.       Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat op of bij parkeerapparatuurplaatsen en op of bij belanghebbendenplaatsen wordt aangegeven waar en onder welke voorwaarden krachtens deze verordening kan worden geparkeerd.

6.       Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat parkeerapparatuur is voorzien van aanwijzingen omtrent het gebruik.

 

Parkeergarage

 

Artikel 3

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake toegang tot en gebruik van een parkeergarage.

2.       Ter vordering op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen, verschuldigd voor het parkeren van een motorvoertuig in een parkeergarage is de “verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001” overeenkomstig van toepassing. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels als bedoeld in artikel 9 lid 1 van de verordening parkeerbelastingen gemeente delft 2001.   

3.       Door het college van burgemeester en wethouders kan een voertuig, een bestuurder of een inzittende de toegang tot de garage geweigerd of ontzegd worden indien een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van deze toegang een bedreiging van de orde of de verkeersveiligheid in de parkeergarage kan betekenen.

4.       Door het college van burgemeester en wethouders kan een voertuig of een goed dat zich in, op of aan een voertuig bevindt, de toegang tot de parkeergarage geweigerd of ontzegd worden, indien een redelijk vermoeden bestaat dat het verlenen van toegang een risico van letsel of schade tot gevolg kan hebben of anderszins een bedreiging van de veiligheid in de parkeergarage kan betekenen.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het heffen van parkeerbelasting, gericht op het bevorderen van het gebruik een parkeergarage. 

6.       Het college van burgemeester en wethouders kan overeenkomsten met derden sluiten gericht op het bevorderen van het gebruik van een parkeergarage. 

 

 

Houder van een invalidenparkeerkaart

 

Artikel 4

 

1.       De houder van een invalidenparkeerkaart is voor het parkeren van het voertuig op een algemene invalidenparkeerplaats, een parkeerterrein, alsmede een parkeerapparatuurplaats niet zijnde een runshopplaats, geen parkeerbelasting verschuldigd indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.

2.       De houder van een invalidenparkeerkaart is toegestaan het voertuig te parkeren op een belanghebbendenplaats indien de invalidenparkeerkaart op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig is bevestigd.


Parkeervergunningen

 

Artikel 5

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen verlenen aan:

  1. de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die woont in het gebied als bedoeld in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, met dien verstande dat per natuurlijk persoon niet meer dan één vergunning wordt verleend;
  2. de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die in het gebied als bedoeld in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage, een bedrijf gevestigd heeft dat daadwerkelijk wordt uitgeoefend, dan wel zich vanwege beroep gevestigd heeft en dit beroep aldaar werkelijk uitoefent, met dien verstande dat per bedrijf c.q. beroepsvestiging niet meer dan twee parkeervergunningen worden verleend;
  3. de eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemt voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen zijn aangewezen.

2.       Een aanvraag tot een vergunning wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is voldaan.

3.       Bij een positief besluit op de aanvraag van de vergunning wordt de vergunning niet eerder verleend dan nadat het in artikelen 13 of 14 van de bijlage bij deze verordening genoemde parkeerbelasting door de gemeente is ontvangen.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kan aan de vergunning beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen alsmede de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning nadere voorschriften of beperkingen, anders dan bedoeld in het vorig lid, verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van de beschikbare parkeerruimte.

6.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken nadat de aanvraag om een parkeervergunning bij hen is binnengekomen.

7.       Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn met ten hoogste twaalf weken verlengen.

8.       Een beslissing tot afwijzing is met reden omkleed.

 

Artikel 6

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten het totaal aantal te verstrekken parkeervergunningen te binden aan een maximum, indien dit noodzakelijk is in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

2.       Een besluit als bedoeld in het vorig lid gaat vergezeld van een in de toekomst gelegen moment waarop de volgorde van verlening van vergunning zal plaatsvinden.  

3.       Bij toepassing van het eerste lid wordt de volgorde van verlening van de vergunningen op de navolgende wijze bepaald:

  1. in eerste instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig, bedoeld in eerste lid, die sociaal en/of economisch afhankelijk zijn van het voertuig, waarbij volgorde van toekenning door het college van burgemeester en wethouders wordt bepaald op basis van zowel de mate van afhankelijkheid als de omvang van het daarmee gemoeide belang. De aanvrager die voor een vergunning in eerste instantie in aanmerking wil komen dient de reden van deze aanvraag zelf aannemelijk te maken  De aanvraag wordt in behandeling genomen nadat de aanvrager het college van burgemeester en wethouders toestemming heeft verleend de reden tot aanvraag te verifiëren;
  2. in tweede instantie kan een vergunning verleend worden aan eigenaars of houders van een motorvoertuig bestemd voor autodate;  
  3. in derde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of per bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot de eerste aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in volgorde van ontvangst van de aanvraag;
  4. in vierde instantie kan een vergunning worden verleend aan eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij per woonadres en/of per bedrijf c.q. beroepsvestiging de verlening van vergunning zich beperkt tot de tweede aanvraag vanuit dat woonadres c.q. bedrijf/ beroepsvestiging, in volgorde van ontvangst van de aanvraag;
  5. in vijfde instantie kan vergunning worden verleend aan alle overige eigenaars of houders van een motorvoertuig als bedoeld in eerste lid, waarbij verlening plaatsvindt in volgorde van ontvangst van aanvraag.

4.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na het in het tweede lid bedoelde moment over de aanvraag om een parkeervergunning.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vorig lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

9.       De beslissing is met reden omkleed.

 

Artikel 7.

 

1.       Een parkeervergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.

2.       De parkeervergunning vermeldt ten minste:

  1. naam en adres van de vergunninghouder;
  2. het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;
  3. het tijdvak en het gebied waarvoor de vergunning is verleend;
  4. de periode waarvoor de vergunning is verleend.

3.       De parkeervergunning gaat vergezeld van een bewijs van verlening welk op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig bevestigd moet zijn.


Artikel 8.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders trekt de parkeervergunning in:

  1. indien de vergunninghouder hierom verzoekt;
  2. indien de vergunninghouder het gebied, waarop de vergunning betrekking heeft, metterwoon verlaat of het daarin uitgeoefend bedrijf of beroep beëindigt;
  3. ingeval van overlijden van de vergunninghouder, met dien verstande dat de vergunning kan worden overgeschreven op naam van een nabestaande, mits deze als belanghebbende in de zin van artikel 5 lid 1 onderdeel a kan worden aangemerkt en het bepaalde in artikel 6 zich daar niet tegen verzet;
  4. indien de vergunninghouder ophoudt eigenaar of houder te zijn van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;
  5. indien de vergunninghouder anderszins niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning verleend is.

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:

  1. indien voor het betreffende gebied het  stelsel van vergunningen komt te vervallen;
  2. om redenen van openbaar belang.

 

Artikel 9.

 

Het college van burgemeester en wethouders kan de parkeervergunning intrekken:

a.       indien de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden;

b.       indien blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt.

 

Artikel 10.

 

1.       Indien de vergunninghouder het motorvoertuig waarop de vergunning betrekking heeft, vervangt door een ander motorvoertuig, wordt de vergunning door de gemeentelijke administratie overeenkomstig aangepast.

2.       Bij toepassing van het vorig lid is de vergunninghouder de leges als genoemd in Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij Legesverordening gemeente Delft 2000 verschuldigd.

 

 

Bijzondere parkeervergunningen

 

Artikel 11.

 

1.       Een kraskaart is alleen dan een vergunning als bedoeld in de zin van deze verordening indien de kaart op voorgeschreven wijze correct is bewerkt en op voorgeschreven wijze zichtbaar is geplaatst in, op of bij het motorvoertuig

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het verstrekken en het gebruik van kraskaarten.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan een bewoner de mogelijkheid ontnemen kraskaarten in bezit te hebben, te gebruiken of aan een derde te verstrekken indien de bewoner handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurder van een motorvoertuig het gebruik van een kraskaart ontzeggen indien de bestuurder handelt in strijd met de aan de kraskaart verbonden voorwaarden.

 

Artikel 12.

 

1.       Een krachtens gebruik van een parkeerservicesysteem verkregen vergunning wordt alleen geacht te zijn verleend, indien het parkeerservicesysteem op een door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze en binnen de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden is gebruikt.

2.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen inzake het verstrekken en het gebruik van een parkeerservicesysteem.

3.       Ten aanzien van het parkeerservicesysteem zijn de artikelen 5 tot en met 9 van deze verordening van overeenkomstige toepassing

 

Verbodsbepalingen

 

Artikel 13.

  

1.       Het is verboden, behoudens schriftelijke ontheffing van het college van burgemeester en wethouders, enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  1. op een parkeerapparatuurplaats;
  2. op een belanghebbendenplaats;
  3. in een parkeergarage.

Dit verbod geldt niet op de plaatsen en tijden dat op grond van de Marktverordening een markt wordt gehouden en/of op de plaatsen en tijden dat op grond van een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning een evenement plaatsvindt.

2.       Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met de bedoeling parkeerapparatuur in werking te stellen:

  1. op een andere wijze, met andere middelen of met andere munten dan op de apparatuur staat aangegeven;
  2. in strijd met enig op de parkeerautomaat gegeven aanwijzing omtrent het gebruik van de automaat;
  3. op een andere wijze dan naar maatschappelijke opvatting als een juiste of logische wijze van inwerkingstelling kan worden opgevat.

3.       Het is verboden een vervoermiddel of ander enig voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan dat een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

 

Artikel 14.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen op het gestelde verbod in artikel 13 lid 1. Deze ontheffing kan worden verleend op schriftelijke aanvraag. Tegemoetkoming in gederfde inkomsten aan parkeerbelasting als gevolg van het verlenen van de ontheffing kan deel uitmaken van de voorwaarden waaronder de ontheffing wordt verleend.

 

2.       Een aanvraag tot een ontheffing als bedoeld in het vorige lid wordt niet eerder in behandeling genomen dan nadat de leges als genoemd in hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorend bij de bij de legesverordening gemeente Delft 2000 is voldaan.

 

Artikel 15.

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen voor het parkeren van een voertuig op een belanghebbendenplaats op de dagen en uren dat op deze plaats slechts met een vergunning, een kraskaart of met gebruik van een parkeerservicesysteem kan worden geparkeerd, met dien verstande dat deze ontheffing alleen wordt verleend:

  1. aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die werkzaamheden uitvoert op terreinen, aan of in gebouwde onroerende zaken of aan de openbare weg, gelegen in de directe nabijheid van belanghebbendenplaatsen; en
  2. geen parkeerapparatuurplaatsen in de directe omgeving aanwezig zijn; en
  3. de eigenaar of houder van het motorvoertuig een redelijk verband kan aantonen tussen de aard van de werkzaamheden en de aanwezigheid van het voertuig.

2.       Bij gebruikmaking van deze ontheffing moet het motorvoertuig voorzien zijn van een duidelijk zichtbaar door het college van burgemeester en wethouders verstrekte aannemerskaart.

3.       Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ontheffing is zijn de artikelen 5 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

 

 

Strafbepaling

 

Artikel 16.

 

Overtreding van het bepaalde in artikel 13 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

 

 

Opsporingsbevoegdheid

 

Artikel 17.

 

Naast de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, zijn tot opsporing van overtreding van deze verordening bevoegd de op grond van artikel 142 van het Wetboek van strafvordering als buitengewoon opsporingsambtenaar aangewezen ambtenaren, de overige in artikel 159 van de Wegenverkeerswet genoemde personen, alsmede de daartoe aangewezen parkeercontroleurs. 

 

Citeertitel

 

Artikel 18.

 

Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Delft 2001”.

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 19.

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001

 

Slot en overgangsbepalingen

 

Artikel 20.

 

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening gemeente Delft 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 1996.

 

Artikel 21.

 

Vergunningen en ontheffingen welke krachtens de Parkeerverordening gemeente Delft 1997 zijn verleend komen na vierweken na bekendmaking van deze verordening te vervallen.

 

Artikel 22.

 

In alle verordeningen van de gemeente Delft waarin de vermelding “Parkeerverordening gemeente Delft 1997” is opgenomen dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan gelezen te worden “Parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

 

                                                           , burgemeester

 

 

 

                                                           , secretaris

 

 


Toelichting bij de parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

Artikel 2

Dit artikel biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid voor garages, parkeerterreinen en weggedeelten met parkeerapparatuur verschillende tarieven en regimes vast te stellen, teneinde de allocatie van de automobilist in de in het besluit van 29 juni 2000 aangegeven richting te beïnvloeden.

 

Artikel 3

De leden 5 en 6 zijn bedoeld mogelijkheid te bieden ter stimulering van parkeren in de garage boven andere parkeeraccommodaties voor de garages bijzondere kortingen en/of vormen van serviceverlening mogelijk te maken.

 

Artikel 4

Mensen met een functiebeperking worden vrijgesteld van parkeerbelasting op de voor hen ingerichte parkeerplaatsen, omdat beïnvloeding van de keuze van parkeerlocatie door toepassing van het prijsmechanisme voor deze groep niet van toepassing is.

 

Bedoeling van artikel 2 is vanuit sociaal oogpunt de bereikbaarheid van parkeervergunninggebieden voor mensen met een functiebeperking zeker te stellen.

 

Artikel 5   

Lid 1 van dit artikel is erop gericht het aantal uit te geven vergunningen beperkt te houden zonder voor bewoners direct te treden in hun individuele keuze om een auto aan te schaffen c.q. te gebruiken.

 

Artikel 6

Op enig moment kan het aantal beschikbare belanghebbendenplaatsen niet meer toereikend zijn om in de totale behoefte te voorzien. Op dat moment moet een voorkeursvolgorde bepaald kunnen worden, die recht doet aan de noodzakelijkheid te beschikken over een parkeervergunning in relatie tot het relatieve gewicht van de onderscheiden sociale en economische belangen.

 

Artikelen 8 en 9

Indien een vergunning wordt ingetrokken wordt in de in artikel 8 omschreven gevallen wel restitutie verleend en in de artikel 9 genoemde gevallen geen restitutie verleend. Dit is geregeld in artikel 14 van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001.

 

Artikelen 11 en 12

Bedoeling van beide bijzondere parkeervergunning is zowel bewoners als in het gebied gevestigde bedrijven c.q. beroepsbeoefenaren een eenvoudige, zelf te hanteren faciliteit te bieden om hun bezoekers voor het moment en de duur dat het bezoek plaatsvindt gelegenheid te geven de auto in de omgeving van hun locatie te parkeren. De omvang van de faciliteiten kan worden beperkt dan wel ingeperkt om conflict met de mogelijkheid van gebruik van de belanghebbenden parkeervoorziening door de vergunninghouders te reduceren.

 

Artikelen 13 en 14 en 16

Bedoeling is zeker te stellen dat parkeervoorzieningen ook daadwerkelijk voor dat doel gebruikt kunnen worden 

 

Artikel 15

Doel is mogelijkheid te creëren om een voertuig op een belanghebbendenplaats te kunnen laten parkeren indien nabije aanwezigheid van het voertuig voor de uitvoering van een werk  noodzakelijk is.

 


Stuk 1 III

00/030446

 

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wet­houders van 9 januari 2001;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerveror­dening gemeente Delft 2001;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening op de heffing en de invorde­ring van parkeerbelas­tin­gen 2001.

 

Definities en begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

 

In deze verordening wordt, in alfabetische volgorde, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

 

a.       aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

b.       aannemerskaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat houder voor het op de kaart met kenteken aangegeven motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst, door het college van burgemeester en wethouders ontheffing is verleend dit voertuig op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven voorwaarden te parkeren op een belanghebbendenplaats.

c.       abonnement: een bewijs van toestemming tot het parkeren van een motorvoertuig , op door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden, op het door de raad aan te wijzen parkeerapparatuurplaatsen en/of  belanghebbendenplaatsen, zonder dat parkeerapparatuur in werking wordt gesteld.

d.       abonnementhouder: degenen aan wie een abonnement is verstrekt;

e.       Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

f.         autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

g.       BABW: Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer

h.       belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

1.                              is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV; of

2.                              is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift ‘zone’, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd; of

3.                              is gelegen binnen de in de artikelen 1 tot en met 3 van de bij deze verordening behorende bijlage vermelde gebieden en welke als zodanig van gemeentewege zijn gemarkeerd en van bebording zijn voorzien;

i.         dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;

j.         dagkaart: kaart waarmee houder blijk kan geven dat voor het motorvoertuig waarin, aan of bij de kaart op de voorgeschreven wijze is geplaatst voor de op de kaart genoemde dag parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren van dat motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats;

k.       dagvergunning: een bewijs van toestemming tot het parkeren op door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen belanghebbendenplaatsen en op door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden;

l.         deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate

m.     houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven;

n.       invalidenparkeerkaart: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 49 van het BABW, alsmede invaliden parkeerontheffingen uitgegeven door of vanwege Kaderwetgebied  ‘Haaglanden’;

o.       invalidenparkeerplaats: een parkeerplaats als bedoeld in artikel 26 RVV  en aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV

p.       Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

q.       kraskaart: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij aanvraag, krachtens welke een bewoner van in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, mogelijkheid is verleend een door deze bewoner aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar de verstrekker van het bewijs woonachtig is.

r.        maand: een tijdvak van op de kalender aangegeven niet rekenkundig één-twaalfde deel van een jaar, aanvangende op de als eerste benoemde dag van die periode op die kalender om 0.00 uur.

s.       motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV;

t.        parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, en hetgeen gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

u.       parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

v.        parkeergarage: een publiek toegankelijke gebouwde voorziening met bestemming het parkeren van motorvoertuigen, waar voor het parkeren een parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op andere wijze en moet worden voldaan op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze op het door de raad aan te wijzen tijdstip;

w.      parkeerterrein: een door het college als zodanig aangewezen terrein, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen.

x.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij op voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

y.       parkeerservicesysteem: een door het college van burgemeester en wethouders aan een bedrijf, gevestigd in artikel 1 van de bij deze verordening behorende bijlage genoemd gebied, of aan een persoon gevestigd in dat gebied om reden van beroepsuitoefening, op aanvraag te verlenen toestemming tot gebruik van een faciliteit, waardoor aanvrager mogelijkheid wordt verleend, vergunning te verkrijgen door parkeerbelasting te voldoen, om een door aanvrager aan te wijzen motorvoertuig, éénmalig en voor een beperkte periode, te parkeren of te doen parkeren op een belanghebbendenplaats, gelegen in de zone waar verstrekker gevestigd is.

z.       parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor het en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop die doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; 

aa.   runshopplaats: een parkeerappartuurplaats, waar de maximale duur tot het parkeren van een voertuig is beperkt tot 30 aaneengesloten minuten;

bb.   RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996/ 557);

cc.   standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

dd.   vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend;

ee.   week: een tijdvak van 7 achtereenvolgende dagen, aanvangende te maandag 0.00 uur;

ff.       Wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475; 1999, 30);

 

 

Aard van de heffing en belastbaar feit

 

Artikel 2

 

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden belas­tingen geheven ter zake van:

a.     het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krach­tens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b.   een van gemeentewege verleende vergunning of abonnement, mede inbegrepen een kraskaart of gebruik of doen gebruik van een parkeerservicesysteem, voor het parkeren van een voer­tuig op de in die vergun­ning, abonnement aangege­ven plaats en wijze.

 

Belastingplicht

 

Artikel 3

 

1.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.


2.    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aange­merkt:

a.       degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b.       zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voer­tuig, met dien verstande dat:

1)         indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huur­overeen­komst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tij­de van het parkeren ingevolge deze overeen­komst de huur­der van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft gepar­keerd;

2)         indien blijkt dat een ander in het kenteken­register had moeten staan inge­schreven, die ander wordt aange­merkt als degene die het voer­tuig heeft geparkeerd.

3.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet gehe­ven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft gepar­keerd wordt aange­merkt, in­dien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijker­wijs niet heeft kunnen voorko­men.

4.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of het abonnement heeft aange­vraagd.

 

Grondslag en maatstaf van de heffing

 

Artikel 4

 

De parkeerbelastingen worden geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Tarieven

 

Artikel 5

 

De parkeerbelastingen worden geheven naar de tarie­ven, opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Belastingtijdvak

 

Artikel 6

 

Het belastingtijdvak is opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Wijze van heffing

 

Artikel 7

 

De belastingen als bedoeld in artikel 2 worden geheven bij wege van voldoe­ning op aangifte of heffing op andere wijze.


 

Ontstaan van de belastingschuld

 

Artikel 8

 

1.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is ver­schuldigd bij aanvang van het parkeren.

2.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is ver­schuldigd op het tijdstip waarop de vergunning of het abonnement  wordt ver­leend.

 

Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

 

Artikel 9

 

1.         De belas­ting als be­doeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij aanvang van het parkeren, tenzij bij besluit van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald.

2.     De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning of het abonne­ment wordt ver­leend.

3.     Een naheffingsaanslag moet worden betaald binnen twee dagen na de dagtekening van de naheffingsaanslag of vijf weken na de dagtekening van de acceptgiro.

4.     Voor de toepassing van het eerste lid wordt het inwerking stellen van de parkeerappa­ratuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aange­merkt.

 

Bevoegdheid tot het aanwijzen van parkeerplaatsen

 

Artikel 10

 

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt  door de raad bij openbaar te maken besluit.

 

Bevoegdheid tot gebruik van wielklem en wegsleepregeling

 

Artikel 11

 

1.     Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aan­ge­bracht, waardoor wordt ver­hinderd dat het voertuig wordt wegge­reden.

2.     Het college van burgemeester en wethouders wijst bij open­baar te maken besluit de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3.     Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn ver­streken, kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overge­bracht en in bewaring worden ge­steld.


 

Artikel 12

 

Kosten

 

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage.

 

Kwijtschelding

 

Artikel 13

 

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschel­ding verleend.

 

Restitutie

 

Artikel 14

 

1.       Ingeval een parkeervergunning wordt ingetrokken op basis van het bepaalde in artikel 8 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 vindt restitutie van de parkeerbelasting plaats voor de tijdsperiode gelegen tussen het moment van expiratie van de vergunning zoals dat is vastgesteld op het moment van verlening en het moment van het besluit tot intrekken van de vergunning. De te restitueren parkeerbelasting is het verschil tussen de parkeerbelasting die is voldaan bij het moment van verlening van de vergunning en de belasting die voldaan had moeten worden op dat moment indien de vergunning zou zijn verleend voor de periode vanaf het moment van verlening tot het moment van intrekken.

2.       In de in artikel 9 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 bedoelde gevallen vindt geen restitutie van de parkeerbelasting plaats.

 

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Artikel 15

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

 

Citeertitel

 

Artikel 16

 

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen ge­meente Delft 2001".

 


Inwerkingtreding

 

Artikel 17

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking, doch niet eerder dan 1 april 2001

 

Slotbepalingen

 

Artikel 18

 

Met de inwerkingtreding van de verordening komt te vervallen de 1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, vastge­steld bij raadsbesluit van 21 december 2000.

 

Artikel 19

 

In alle verordeningen van de gemeente Delft waarin de vermelding “Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997” of “1e Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001” dient met de inwerkingtreding van deze verordening in plaats daarvan gelezen te worden “Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

                                                           , burgemeester

 

 

 

                                                           , secretaris

 


Toelichting bij de verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

 

Artikelsgewijze toelichting         

 

Artikel 1

Vanwege de sterke samenhang tussen de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001 en de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en het feit dat de bijlagen bij beide verordeningen identiek zijn, is de definitie van begrippen eensluidend gehouden.

 

Artikel 2 tot en met artikel 15

In deze artikelen waren qua strekking volgens de Verordening parkeerbelasting gemeente Delft 1997 van overeenkomstige toepassing. In navolgende toelichting wordt alleen, zover noodzakelijk, ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van deze verordening.

 

Artikel 2 lid 2

De kraskaart en het parkeerservicesysteem zijn twee vergunning figuren die met de invoering van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 zijn geïntroduceerd.

 

Artikel 9 lid 1

Toegevoegd aan dit lid is de zinsnede: ‘tenzij bij besluit van het college van burgemeester en wethouders anders is bepaald’. Doel hiervan is om mogelijkheid tot het voldoen van de parkeerbelasting bij beëindiging van de parkeerhandeling te realiseren op plaatsen waar dit mogelijk is en door het college van burgemeester en wethouders als wenselijk wordt gezien om de allocatie van een parkeerplaats door de automobilist te beïnvloeden. Naar verwachting zal het college hiertoe besluiten bij de heffing van parkeerbelasting in parkeergarages en op eventuele andere grote parkeervoorzieningen aan of nabij de rand van de binnenstad.

 

Artikel 14

In de artikelen 8 en 9 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 staan redenen genoemd waaronder het college van burgemeester en wethouders een parkeervergunning kan intrekken. Eventuele restitutie van een deel van de betaalde parkeerbelasting vindt plaats indien de reden van intrekken niet voortvloeit uit verwijtbaar of onzorgvuldig handelen van de vergunninghouder. 




 

Stuk 1 IV

00/030446

 

 

 

De [MCM1] raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;

 

gelet op de “Parkeerverordening gemeente Delft 2001” en de “Verordening parkeerbe­lastin­gen gemeente Delft 2001”;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende:

 

bijlage behorende bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeer­belas­tingen gemeente Delft 2001.

 

I. Aanwijzingsbesluit

 

Artikel 1.  Belanghebbendenplaatsen

 

1.       Ingevolge artikel 2, lid 1 aanhef en sub b van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 wor­den aangewe­zen als weggedeelten voor het parkeren van voertuigen van vergunninghouders alle, behoudens de in lid twee genoemde, openbare parkeerplaatsen gelegen binnen het gebied, dat wordt begrensd door (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westlandseweg, de bebouwing oostelijk Krakeelpolderweg,  de bebouwing oostelijk, dan wel zuidoostelijk Westplantsoen, de bebouwing noordwestelijk Hof van Delftlaan, de bebouwing westelijk Ruys de Beerenbrouckplein, wegas Ruys de Beerenbrouckstraat, wegas Kampveldweg, wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden.

2.       Binnen het onder lid 1 genoemd gebied zijn niet aangewezen als weggedeelten of parkeerplaatsen voor het parkeren van voertuigen voor vergunninghouders: alle niet openbare parkeerplaatsen; alle weggedeelten en/of alle parkeerplaatsen welke bij of krachtens een bepaling in de parkeerverordening, bij of krachtens een bepaling in deze bijlage, bij of krachtens een verkeersbesluit, bij of krachtens enig ander besluit van het college van burgemeester en wethouders, dan wel bij of krachtens enig andere aanwijzing van een bevoegd gezag, aan een andere categorie parkeerders of aan andere weggebruikers is toegewezen; dan wel voor een andere categorie parkeerders of andere weggebruikers is  bestemd.

3.       Binnen het in lid 1 genoemd gebied zijn de volgende zones aangemerkt:

            zone A: Binnenstad:

            het gebied, binnen (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden;


            zone B: Schil:

            het gebied, buiten (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, bebouwing westelijk aan de Spoorsingel tussen havenstraat en Hugo de Grootstraat, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden;

 

Artikel 2. Parkeerapparatuurplaatsen, niet zijnde runshopplaatsen

Binnen het gebied als bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn weggedeelten aangewezen en op de navolgende wijze zonaal ingedeeld als parkeerapparatuurplaatsen, anders dan runshopplaatsen, parkeergarages of parkeerterreinen:

zone 1: Binnenstad

            40 door het college van burgemeester en wethouders nader te bepalen parkeerplaatsen gelegen aan de Nieuwe Plantage; de parkeerplaatsen gelegen op het oostelijk deel van de Markt; de parkeerplaatsen gelegen op de Oude Langedijk te zuiden van de Nieuwe Kerk; de parkeerplaatsen gelegen op de Burgwal tussen Jozefstraat en Beestenmarkt; 2 parkeerplaatsen gelegen aan de zuidkant op de Beestenmarkt; de parkeerplaatsen gelegen op de Nieuwe Langedijk; de parkeerplaatsen gelegen op het Vrouwenregt; de parkeerplaatsen gelegen op het Oosteinde aan de westzijde tussen Oude Langedijk en Broerhuisstraat; de parkeerplaatsen gelegen aan beide zijden van de Brabantse Turfmarkt tussen Molslaan en Pieterstraat/Huyterstraat; 3 parkeerplaatsen gelegen aan het Achterom ter hoogte van de Lange Geer, de parkeerplaatsen gelegen aan de Lange Geer tussen Achterom en Giststraat; 5 parkeerplaatsen aan de oostzijde van Westvest ter hoogte van de Oost Indieplaats, de parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde van de Westvest tussen Bolwerk en de brug naar het Stationsplein, de parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat tussen Binnenwatersloot en locatie ‘Bestuursdienst’, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat tussen St. Agathaplein en Schoolstraat, de parkeerplaatsen aan de Phoenixstraat gelegen op de middenberm, 116 parkeerplaatsen gelegen aan de Phoenixstraat onder het spoorviaduct .

zone 2: Schil

de parkeerplaatsen gelegen op het parkeerplein aan de zuidkant van het Stationsplein, 4 parkeerplaatsen gelegen op de Houttuinen, te tellen vanaf het Stationsplein, 5 parkeerplaatsen aan de zuidkant van het Hugo de Grootplein, 10 parkeerplaatsen aan het plein Elsje van Houwenlingenstraat, de parkeerplaatsen aan de Hugo de Grootstraat tussen Adriaan Pauwstraat en Jacob Catsstraat, de parkeerplaatsen op de Buitenwatersloot tussen Hovenierstraat en Bolkbrug, alsmede tussen de Graswinckelstraat en de Van Bleiswijckstraat, de parkeerplaatsen aan de Krakeelpolderweg  tussen de Frank van Borsselenstraat en de Pootstraat,10 parkeerplaatsen rond de kruising Van der Heimstraat en Adriaan Pauwstraat, de parkeerplaatsen aan de Hof van Delftlaan tussen Van Halstraat en Van der Brugghenstraat, parkeerplaatsen op de van Bleiswijckstraat tussen Jacoba van Beierenlaan en Westlandseweg, parkeerplaatsen aan zuidzijde Jacoba van Beierenlaan tussen Krakeelpolderweg en Van Bleiswijckstraat

Buiten het gebied als bedoeld onder artikel 1 lid 1 zijn de navolgende weggedeelten aangewezen als parkeerapparatuurplaatsen. Deze plaatsen zijn aangemerkt als zone 3: Hooikade ter hoogte van De Kolk, Plein Delftzicht tussen Hooikade en Crommelinlaan, Crommelinplein, Martinus Nijhofflaan tussen Aard van der Leeuwlaan en Delftlandplein, inbegrepen de parkeerterreinen noordelijk hiervan; Minervaweg tussen Delflandplein en H. Tollensstraat; Papsouselaan tussen Delflandplein en kruising Papsouselaan en Westlandseweg, doch uitgesloten de parkeerterreinen westelijk hiervan; zuidzijde Troelstralaan tussen de kruising Aard van der Leeuwlaan en parkeerterrein ten noorden Winkelcentrum ‘In de Hoven’, inbegrepen parkeerterrein zuidelijk hiervan doch uitgesloten dit parkeerterrein ten noorden winkelcentrum ‘In de Hoven’ tussen Papsouwselaan en Troelstralaan.

 

             

 

Artikel 3  Parkeerterreinen

 

Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 wor­den aangewezen als parkeerterreinen:

a.       Paardenmarkt

b.       Parkeerterreinen gelegen tussen Zuidwal en Zuiderstraat

c.       Parkeerterrein gelegen tussen Pynepoort en Kruisstraat

d.       Parkeerdek Yperdek (bovengedeelte) gelegen aan de Yperstraat

e.       Parkeerterrein gelegen ten noorden van de Ezelsveldlaan

f.         Gasthuisplaats

 

Artikel 4  Parkeergarage

 

Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 wordt

aangewezen als parkeergarage:

de Phoenixgarage, gelegen aan de Phoenixstraat tussen gebouw ‘ING-Bank’ en gebouw ‘Studentensociëteit van het Delftsch Studentencorps’.

 

Artikel 5 Als runshopplaatsen aangemerkte parkeerapparatuurplaatsen

 

Ingevolge artikel 2 lid 1 aanhef en sub a van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, worden de onder artikel 1 van deze bijlage aangewezen weggedeelten voor het parkeren bij parkeerapparatuur aangemerkt als runshopplaatsen:

a.       de eerste 10 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Koornmarkt, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Koornmarkt ter hoogte van de Oude Langedijk;

b.       de laatste 5 parkeerplaatsen gelegen aan de westzijde alsmede de eerste 5 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Voorstraat, te rekenen vanaf de invalidenparkeerplaats of -plaatsen gelegen aan de Voorstraat ter hoogte van de Oude Kerk;

c.       de eerste 8 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Verwersdijk, te rekenen vanaf de brug naar de Choorstraat;

d.       de eerste 11 parkeerplaatsen gelegen aan de oostzijde Vrouw Juttenland, te rekenen vanaf de inavlidenparkeerplaats of – plaatsen gelegen bij de brug vaan de Voldersgracht.

Deze parkeerplaatsen zijn als zone 4 aangemerkt.

 

Artikel 6 Parkeerplaatsen en -terreinen met een gecombineerde functie.

 

Als weggedeelte voor parkeren van voertuigen van vergunninghouders als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor bij parkeerapparatuur parkeergeld is betaald als wel voor parkeren van voertuigen waarvoor door betaling van parkeergeld een dagkaart is aangeschaft is aangewezen de parkeerterreinen:

a.       Paardenmarkt;

b.       Gasthuisplaats.


II. Tarieven

 

artikel 7 Parkeerbelasting voor het parkeren bij parkeerapparatuur

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot  20.00 uur en van op vrijdag en zaterdag 9.00 uur tot 22.00 uur op een parkeerplaats bij parkeer­apparatuur als bedoeld in artikelen 2 en 5 van deze bijlage bedraagt de te hef­fen par­keer­belasting:

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

Zone 1: ƒ 4,00 per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50

Zone 2: ƒ 3,00 per 54 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50

Zone 3: ƒ 2,25 per 62 minuten, met een minimale inworp van ƒ 0,50 

Zone 4: ƒ 2,75 per 30 minuten, met een minimale inworp van ƒ 1,00

 

Daarenboven gelden voor zone 3 tot invoering van de Euro nog de navolgende tarieven:

Dagkaart

ƒ 11,25

Weekabonnement

ƒ 45,00

Maandabonnement

ƒ 110,20

Jaarabonnement

ƒ 1102,00

 

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

Zone 1: € 2,00 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 2: € 1,50 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 3: € 1,00 per 60 minuten, met een minimale inworp van € 0,20

Zone 4: € 1,30 per 30 minuten, met een minimale inworp van € 0,50

 

Daarenboven gelden voor zone 3 tot invoering van de euro nog de navolgende tarieven:

Dagkaart

€ 5,00

Weekabonnement

€ 20,00

Maandabonnement

€ 50,00

Jaarabonnement

€ 500,00

 

artikel 8 Parkeerbelasting op parkeerterreinen

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 09.00 uur tot 22.00 uur op een parkeer­terrein, als bedoeld in artikel 3 van deze bijlage, be­draagt de te heffen parkeerbelasting:

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

ƒ

2,75

Per 57 minuten, of gedeelte hiervan

ƒ

15,50

Per dag

ƒ

15,50

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur

ƒ

67,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

ƒ

192,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

ƒ

1918,00

per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

ƒ

992,00

per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

 


Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

€ 1,30

per 60 minuten, of gedeelte hiervan

€ 7,00

per dag

€ 7,00

per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur 

€ 30,00

per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

€ 87,00

per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

€ 870,00

per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

€ 450,00

per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

 

 

Artikel 9 Parkeerbelasting in parkeergarages

 

Voor het parkeren vaneen voertuig in een parkeergarage, als bedoeld in artikel 4 van deze bijlage, be­draagt de te heffen parkeerbelasting:

 

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

ƒ

2,75

per 57 minuten, of gedeelte hiervan

ƒ

15,50

per dag

ƒ

15,50

per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur  

ƒ

67,00

per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

ƒ

192,00

per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

ƒ

1918,00

per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

ƒ

992,00

per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

ƒ

7,75

Per nacht als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek, doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening

 

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

€ 1,30

Per 60 minuten, of gedeelte hiervan

€ 7,00

Per dag

€ 7,00

Per 24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur

€ 30,00

Per week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement

€ 87,00

Per maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement

€ 870,00

Per jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement

€ 450,00

Per jaar alleen op de dagen maandag tot en met vrijdag, met een tevoren hiertoe aangeschaft abonnement.

€ 3,50

Per nacht als vast tarief vanaf sluiting van de garage tot aan het moment van vertrek, doch uiterlijk tot aan het eerste moment van opening

 

Artikel 10 openingstijden parkeergarages

 

1.       De parkeergarages zijn ten minste geopend vanaf 08.00 uur tot 20.00 uur op maandag tot en met donderdag; vanaf 08.00 uur tot 23.00 uur op vrijdag en zaterdag; en vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur op zondag ingeval sprake is van zondagopenstelling voor winkels.

2.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in lid 1 genoemde openingstijden zowel structureel als incidenteel te verruimen voor zover dit bevorderlijk is voor de exploitatie van de parkeergarage.

3.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in lid 1genoemde openingstijden om redenen van algemeen belang structureel te verruimen voor zover dit mogelijk is bij een adequate exploitatie van de garage.

 

Artikel 11 regelingen ter bevordering van het gebruik van parkeergarages

 

1.       Op het jaarabonnement, geldig van maandag tot en met vrijdag kan een korting verleend worden van 30% op de aanschafprijs, indien het abonnement wordt aangevraagd door een in de binnenstad gevestigd bedrijf, dan wel door een natuurlijk persoon dat zich om reden van beroepsuitoefening in de binnenstad gevestigd heeft. Ingeval bedoeld abonnement met korting is verkregen geldt op de vrijdag een eindtijd van 18.00 uur.

2.       Het college is, om reden van een adequate exploitatie van de parkeergarages bevoegd de uitgifte van het aantal abonnementen als bedoeld onder lid 1, te limiteren. Ingeval tot beperking van uitgifte wordt besloten, worden abonnementen uitgegeven op volgorde van aanvraag.

3.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ten behoeve van optimalisering van de exploitatieresultaten dan wel verbetering van het serviceniveau bijzondere voorzieningen treffen ten behoeve van bepaalde categorieën parkeerders.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kan met in de binnenstad gevestigde bedrijven of instanties van samenwerking van bedrijven programma’s overeenkomen gericht op zowel herhaling van bezoek aan de binnenstad als bevordering van dit bezoek op de maandag, dinsdag en woensdag.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan eigenhandig een programma vaststellen gericht op bevordering van het gebruik van openbaar vervoer of fiets als middel van vervoer bij bezoek aan de binnenstad.

6.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd al datgene te verrichten dat noodzakelijk is ten behoeve van een goede bekendheid van de locatie van de garage, alsmede alle vormen van exploitatie en serviceverlening.

 

Artikel 12 Reglement van beheer van de parkeergarages 

 

Het college van burgemeester en wethouders stelt voor het beheer van de garages een reglement vast. In dit reglement worden nadere regels gegeven inzake de bepaling van aansprakelijkheid, realisatie van veiligheid alsmede het onderhoud van gebouw en parkeerapparatuur

 

 

artikel 13 Parkeerbelasting vergunninghouders zone A

 

1.       Voor het parkeren van maandag tot en met donder­dag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag en zaterdag 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeel­ten door vergunninghou­ders als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:

 

      Vergunning bewoners

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ254,00 per kalenderjaar;

      ƒ 25,40 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 115,00 per kalenderjaar

      € 11,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

      Vergunning bedrijven, voor het eerste kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ474,00 per kalenderjaar;

      ƒ 47,40 per kalendermaand, of gedeelte

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 215,00 per kalenderjaar

      € 21,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

      Vergunning bedrijven, voor het tweede kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ717,00 per kalenderjaar;

      ƒ 71,70 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 325,00 per kalenderjaar

      € 32,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

2.       Voor het parkeren van maandag tot en met donder­dag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag van 9.00 uur tot 22.00 uur op weggedeel­ten door vergunninghou­ders als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone A in artikel 5 onder a van deze bijlage, bedraagt de te heffen parkeerbelasting:

 

      Vergunning bedrijven, voor het eerste kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ364,00 per kalenderjaar;

      ƒ 36,40 per kalendermaand, of gedeelte

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 165,00 per kalenderjaar

      € 16,50 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

 

      Vergunning bedrijven, voor het tweede kenteken

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      ƒ551,00 per kalenderjaar;

      ƒ 55,10 per kalendermaand, of gedeelte daarvan

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002:

      € 250,00 per kalenderjaar

      € 25,00 per kalendermaand, of gedeelte daarvan


 

Artikel 14  Parkeerbelasting vergunninghouders zone B

 

1.       Voor het parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de parkeerverordening gemeente Delft 2001, in het gebied genoemd zone B in artikel 1 lid 3 van deze bijlage, is de hiertoe te heffen parkeerbelasting afhankelijk van het aantal uren per week waarvoor het systeem van belanghebbendenplaatsen wordt vastgesteld. De parkeerbelasting die voor de verwerving van een vergunning voor het parkeren op een belanghebbendenplaats geheven wordt, is tot invoering van de Euro op 1 januari 2002 vastgesteld op ƒ 4,75 per uur waarvoor in een week, gedurende een jaar het systeem vigeert, met een maximum van ƒ 254,00.  Na invoering van de euro op 1 januari 2002 is deze belasting vastgesteld op € 2,15 per dergelijk uur, met een maximum van € 115,00. Het college van burgemeester stelt, op basis van een analyse van de problematiek, vast, welke perioden in de week, alsmede voor hoeveel uren per week het systeem van belanghebbendenparkeren per onderscheiden gebied vigeert. Hierbij wordt uitgegaan van dagdelen van ten minste twee aaneengesloten uren.

2.       Het college onderscheidt in zone B de volgende gebieden:

Gebied ten zuiden van de Buitenwatersloot (gebied I);

Gebied ten noorden van de Buitenwatersloot (gebeid II).

3.       Voor de gebieden genoemd onder 2 zijn de navolgende tijden van toepassing waarop parkeren op weggedeelten door vergunninghouders als bedoeld onder lid 1 van toepassing is:

Gebied I: van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag van 16.00 tot 20.00 uur  

Gebied II: van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 11.00 uur en van maandag tot en met zaterdag van 16.00 tot 20.00 uur

 

Artikel 15  Parkeerbelasting dagvergunning

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur bij wege van een dagvergunning voor bezoekers op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan:       ƒ 33,25.

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

Per dag of gedeelte daarvan: € 15,00

 

Artikel 16  Parkeerbelasting parkeerabonnement "Overall-parkeerkaart"

 

Voor het parkeren van maandag tot en met donderdag van 09.00 uur tot 20.00 uur en op vrijdag en zaterdag van 09.00 tot 22.00 uur bij wege van een ovarall-parkeerkaart op weggedeelten als genoemd in artikel 1 lid1, uitgesloten de weggedeelten of parkeerplaatsen bedoeld in artikel 1 lid 2, behoudens de weggedeelten genoemd in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage wordt een belasting geheven van:

Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan: ƒ 199,00.

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

Per dag of gedeelte daarvan: € 90,00

 

Stuk I IV                                                                      pag. 9

 

 

 

Artikel 17  Kraskaart

 

Het college van burgemeester stelt kraskaarten als bedoeld in artikel 11 van de parkeerverordening ter beschikking aan bewoners van het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:

a.       per huishouden niet meer dan 25 kraskaarten per kalenderjaar worden verstrekt;

b.       voor gebruik in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage een belasting wordt geheven van:

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: ƒ 3,35.

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: € 1,50

c.       in zone A als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot 13.00 uur of 13.00 tot 17.00 uur of 17.00 uur tot einde reguleringstijd (20.00 respectievelijk 22.00 uur) of een deel van dit dagdeel

d.       voor gebruik in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage een belasting wordt geheven van:

      Tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: ƒ 1,55

      Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

      per kraskaart: € 0,70

e.       in zone B als genoemd in artikel 1 lid 3 van deze bijlage per kraskaart één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage, voor een dagdeel van 09.00 tot 14.30 uur of 14.30 tot einde reguleringstijd, of een deel van dit dagdeel.

 

Artikel 18   Parkeerservicesysteem

 

Het college van burgemeester stelt op een daartoe strekkend verzoek een parkeerservicesysteem als bedoeld in artikel 12 van de parkeerverordening ter beschikking aan bedrijven welke gevestigd zijn in - c.q. natuurlijke personen welke zich vanwege de uitoefening van hun beroep zich gevestigd hebben in het gebied als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, met dien verstande dat:

a.       het parkeerservicesysteem alleen ter beschikking wordt gesteld indien wordt afgezien van een parkeervergunning, waartoe aanvrager op basis van de parkeerverordening en/of deze bijlage wel recht op zou hebben;

b.       met gebruik van het parkeerservicesysteem één voertuig geparkeerd kan worden op een parkeerplaats, gelegen in het gebied als genoemd in artikel 1 lid 1 van deze bijlage, niet zijnde een parkeerplaats als bedoeld in artikel 1 lid 2 van deze bijlage;

c.       bij daadwerkelijk gebruik aanvrager een parkeerbelasting verschuldigd is overeenkomstig de heffing als genoemd in artikel 7 van deze bijlage

d.       het college van burgemeester en wethouders mogelijkheid hebben op ten behoeve van het parkeerservicesysteem te leveren goederen of middelen een statiegeld te verlangen, welke bij inlevering van de ter beschikking gestelde goederen of middelen nominaal wordt geretourneerd.

 

Stuk I IV                                                                      pag. 10

 

 

 

 

Artikel 19 Tijdelijke ontheffing

 

Voor een tijdelijke ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is bedoelde houder of eigenaar van het motorvoer­tuig waartoe de ontheffing wordt aangevraagd, een belasting verschuldigd van:

tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan: ƒ 15,50

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per dag of gedeelte daarvan: € 7,00.

 

Artikel 20 Parkeerbelasting ambulante handelaren

 

Ten behoeve van handelaren als bedoeld in de Marktverordening, kan het college van burgemeester en wethouders voor de periode dat zij daadwerkelijk hun bedrijf uitoefenen op een in de Marktverordening vastgestelde markt op hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag, parkeermogelijkheid aanbieden op een daartoe aangewezen locatie. Voor gebruik van deze parkeergelegenheid is de betreffende handelaar een parkeerbelasting verschuldigd van:

tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: ƒ 31,00

Vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002

per maand of gedeelte daarvan voor hetzij de donderdag, hetzij de zaterdag: € 14,00.

 

artikel 21 Kosten

 

1.       De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 1997, bedra­gen:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 84,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 38,00

2.       De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 100,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 45,40

3.       Voor het overbrengen of bewaren van voertuigen zoals, personenauto's, bestelau­to's, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen niet meer bedraagt dan 3500 kilogram, caravans en kleine aanhangwagens, is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:

      a.      indien het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 325,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 147,50

      b.      indien het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 375,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 170,00

              met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten

              van het bewaren van het gesleepte voertuig worden bepaald op:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90


Stuk I IV                                                                      pag. 11

 

 

 

      c.      voorrijkosten (in verband met eventueel niet wegslepen):

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50

4.       Voor het overbrengen van voertuigen zoals vrachtwagens, opleggers en grote aanhangwagens is de bestuurder de volgende vergoeding verschuldigd:

      a.      indien het voertuig wordt opgehaald binnen12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 475,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 215,50

      b.      indien het voertuig wordt opgehaald na 12 uur na het wegslepen:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 525,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 238,30

              met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de kosten

              van het bewaren van het gesleepte voertuig worden bepaald op:

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 35,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 15,90

      c.      voorrijkosten (in verband met eventueel niet wegslepen):

              tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 65,00

              vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 29,50

5.   Voor het bewaren of verwijderen van een fiets wordt een vergoeding gerekend van:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 10,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 4,55

6.   Voor het bewaren of verwijderen van een bromfiets wordt een vergoeding gerekend van:

      tot het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: ƒ 25,00

      vanaf het moment van invoering van de Euro (€) op 1 januari 2002: € 11,35

 

Artikel 22 Inwerkingtreding.

 

1.       Deze  bijlage treedt in werking tegelijkertijd met de Parkeerverordening Delft 2001, alsmede de Verordening parkeerbelastingen Delft 2001.

2.       Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze bijlage vervalt de bijlage behorende bij de Parkeerverordening Delft 1997 en de 1e Verordening parkeerbelas­tingen Delft 2001.

 

Artikel 23 Slotbepaling.

 

Deze  bijlage behoort bij en maakt deel uit van het gelijktijdig genomen raadsbesluit tot vaststelling van de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft 2001, alsmede de Parkeerverordening gemeente Delft 2001.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

 

                                                             ,burgemeester.

 

 

                                                             ,secretaris.


 

Stuk I IV                                                                      pag. 12

 

 

 

Toelichting bij de bijlage bij parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de verordening parkeerbelastingen gemeente Delft 2001

 

 

Dit behoort bij de parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de parkeerbelastingverordening gemeente Delft 2001 en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000. Het geeft, net als beide verordeningen, de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlage van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

1.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

2.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

3.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

4.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 


 


 Stuk 1 V              

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;

 

gelet op de Parkeerverordening gemeente Delft 2001; en de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Legesverordening gemeente Delft 2001

 

Artikel I

De Legesverordening gemeente Delft 2001 wordt als volgt gewijzigd:

 

Hoofdstuk 16 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening gemeente Delft 2001 komt als volgt te luiden :

 

 

Hoofdstuk 16

Verkeer en vervoer

 

 

16.1

Het tarief ter zake van

 

 

 

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

16.1.1

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), uitgezonderd een ontheffing verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001

 

 

 

a. voor een ééndagsontheffing

ƒ

48,00;

 

b. voor een bewonersontheffing

ƒ

89,00;

 

c. voor overige ontheffingen

ƒ

185,00;

16.1.2.

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 (Stb 1990, 459), verleend met in achtneming van de verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001

 

 

 

a. een ontheffing verleend op grond van artikel 8  van deze verordening

ƒ

140,00

 

b. een ontheffing verleend op grond van artikel 9 van deze verordening

 

Nihil

16.1.3.

een ontheffing als bedoeld in artikel 123 van het Wegenverkeersregelement (Stb. 1950, K 377)

ƒ

67,00

16.1.4.

een invalidenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Stb. 1990, 460)

ƒ

18,00

16.1.5.

behandeling van de aanvraag voor een vergunning of ontheffing als bedoeld in de parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

 

 

a. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 5 van deze verordening 

ƒ

10,00

 

b. een eenheid kraskaarten als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, waarbij de maximale omvang van deze eenheid is vastgesteld in de bijlage bij deze verordening

ƒ

4,00

 

c. een parkeervergunning als bedoeld in artikel 13 van deze verordening

ƒ

10,00

 

d. een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van deze verordening; tenzij voor het gebruik van de grond een precariobelasting verschuldigd en deze belasting gelijk is aan de legeskosten of de legeskosten te boven gaat.

ƒ

15,00

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

 

                                   ,burgemeester

 

 

 

                                               ,secretaris

 

 

                       


Stuk 1 VI

00/030376

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;

 

gelet op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;

gelet op artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de navolgende:

Verordening  voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het  voetgangersgebied “autoluw-plus” met motorvoertuigen

 

Artikel 1. Begripsomschrijving

 

In deze verordening wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

a.       autoluw-plus gebied: het gebied dat doorgaans is aangemerkt als voetgangersgebied, waar parkeren niet is toegestaan en welk in de bijlage van deze verordening als zodanig is aangegeven;

b.       bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

c.       brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of voorwerp bepaald door de som van verwerving, gebruik gereed maken, verstrekking, alle daartoe strekkende administratieve handelingen;

d.       citypendel: een van gemeentewege georganiseerde, volgens een dienstregeling en vaste route rijdende pendel tussen een ‘park and ride’ (P+R) voorziening en de binnenstad van Delft;

e.       dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur;

f.         dienstregeling: het algemeen bekende tijd- en routeschema volgens welke de middelen van openbaar vervoer hun traject behoren af te leggen;

g.       halen en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

h.       houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het verlenen van de ontheffing was ingeschreven;

i.         laden en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

j.         motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

k.       ontheffing: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet

l.         openbaar vervoer: voor publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet vraagafhankelijk, collectieve vorm van vervoer dat volgens een vaste dienstregeling een vaste route of parcours aflegt; hieronder is tevens de citypendel begrepen.

m.     ophaalregeling: het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde tijd- en routeschema volgens welke de reiniging haar werkzaamheden behoort uit te voeren.

Stuk 1 VI                                                                     pag. 2

 

 

n.       parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of bewijs, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte of heffing op andere wijze en moet worden voldaan bij de aanvraag van een parkeervergunning en krachtens welke het bij voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het motorvoertuig plaatsen van de vergunning of bewijs, is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op de daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen, zoals bedoeld in de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de bij deze verordening behorende bijlage;

o.       parkeerverordening: de Parkeerverordening gemeente Delft 2001;

p.       RVV: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);

q.       Verordening ontheffingen art 87 RVV: de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals vastgesteld in openbare raadsvergadering van 23 april 1996, alsmede het besluit tot wijziging van deze verordening, zoals gelijktijdig met voorliggende verordening is vastgesteld in openbare raadsvergadering;

r.        vrijstelling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet

s.       Wegenverkeerswet: de wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475);

 

Artikel 2. Algemene bepalingen inzake de ontheffing

1.       Het college kan ontheffing verlenen voor het autoluw-plusgebied, welke in de bij deze verordening horende bijlage door de raad is aangewezen.

2.       Het college van burgemeester en wethouders brengt het gebied welk in de in lid 1 bedoelde bijlage is aangewezen ter openbare kennis.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing verlenen aan een houder van een motorvoertuig voor de duur van maximaal één kalenderjaar.

4.       Indien het verkeersbelang, het belang van openbare orde of veiligheid of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, tijdelijk in het in het eerste lid bedoelde gebied afwijkende maatregelen te treffen.

5.       Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen zes weken na aanvraag op de ontheffing, tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes weken worden verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 6 lid 6 of artikel 7 lid 6 van deze verordening. In dat geval kan de periode met maximaal 18 weken worden verlengd.

6.       Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van haar afweging tot het verlenen van een ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze inzicht heeft in of betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied waartoe de ontheffing wordt verleend.

7.       De ontheffing, behoudens de ontheffing verleend krachtens artikel 8 van deze verordening, bevat in ieder geval:

a.      de naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;

b.      het adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;

c.      het kenteken van het voertuig waarvoor de  ontheffing is verleend;

d.      het tijdvak waarvoor de ontheffing is verleend;

e.      de straten c.q. het gebied waarvoor de ontheffing is verleend;

f.        de periode waarvoor de ontheffing is verleend.

8.       Een door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing, behoudens de ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 3, wordt niet eerder verleend dan nadat de leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de legesverordening gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de ontheffing geen leges worden berekend.


Stuk 1 VI                                                                     pag. 3

 

 

 

9.       Ingeval de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp waarmee de houder  van de ontheffing zich toegang tot het autoluw-plus gebied kan verschaffen, dan wordt hiervoor een statiegeld in rekening gebracht. Dit statiegeld mag niet meer bedragen dan vijf keer de vervangingswaarde van het ter beschikking gestelde voorwerp.

10.   Het college van burgemeester en wethouders trekt een ontheffing in:

  1. op verzoek van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend;
  2. indien de feiten of omstandigheden die hebben geleid tot het verlenen van de ontheffing zich hebben gewijzigd;
  3. in geval van overlijden van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, met dien verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op naam van de nabestaande, mist deze voldoet aan de criteria waaronder de ontheffing is verleend;
  4. indien het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend wijzigt van eigenaar of houder;
  5. wanneer het betreffende gebied niet meer wordt aangemerkt als autoluw-plus;
  6. indien een andere reden of grond bestaat waardoor houder van het voertuig of het voertuig niet meer voldoen aan criteria op basis waarvan de ontheffing is verleend.

11.   Het college van burgemeester en wethouders kan een ontheffing opschorten of intrekken indien:

  1. een handeling wordt verricht in strijd met de voorwaarden verbonden aan de ontheffing;
  2. indien, houder van het voertuig, of een ander met het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, de voor het gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens overtreedt;
  3. houder van het voertuig bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt;
  4. om redenen van openbaar belang.

 

Artikel 3. Algemene ontheffingsregeling

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid, een bestuurder van een motorvoertuig ontheffing te verlenen zich in het autoluw-plus gebied met dat motorvoertuig te verplaatsen.

2.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde ontheffing nadere voorwaarden te verbinden.

3.       Indien het spoedeisend karakter van de reden van verplaatsing met een voertuig door het autoluw-plus onverwijlde toelating tot het gebied vereist, dan kan de in lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend worden. 

 

Artikel 4. Vrijstellingsregeling

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in het belang van openbare orde of veiligheid of andere dringende of bijzondere omstandigheden, motorvoertuigen aan te wijzen waarvoor het autoluw-plus gebied al dan niet onder nadere voorwaarden, vrijelijk toegankelijk is.  

2.       Het autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig noodzakelijk is.


Stuk 1 VI                                                                     pag. 4

 

 

 

3.       Het autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen ten behoeve van openbaar vervoer, als mede voor motorvoertuigen van gemeentewege verzorgde pendelvoorziening tussen parkeerterreinen in het TU-gebied en de binnenstad, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn:

  1. op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;
  2. op de route zoals vastgelegd in de erkende dienstregeling;

4.       Het autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn:

  1. op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
  2. op de route zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
  3. op tijdstippen en locaties aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;

5.       Het college van burgemeester is bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebeid verplaatst op een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of zonder dat sprake is van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend. De directie van de instantie die gebruiker is van de voertuigen waarvoor de vrijstelling is verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld. 

 

Artikel 5. Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ieder, die eigenaar of huurder is van een parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het autoluw-plus gebied voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan bij de ontheffing als bedoeld in lid 1 nadere regels voorschrijven inzake de route tussen uitgang en plaats betreding van in lid 1 bedoelde parkeervoorziening.

4.       Aan een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt verleend voor alle dagen van de week en alle uren van de dag, tenzij het college van burgemeester en wethouders om reden van een aanmerkelijk belang anders bepaald.

5.       Het bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing anders is bepaald.

 

Artikel 6. Ontheffingregeling voor bewoners en bedrijven

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een ieder die woonachtig is in het autoluw-plus gebied of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied of zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen zich  ten behoeve van laden en lossen en halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, met het motorvoertuig, waarvoor een parkeervergunning als bedoelt in artikel 5 lid 1 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001 voor het gebied genoemd in artikel 1 lid 3 onder zone A: Binnenstad, van de bijlage bij de Parkeerverordening gemeente Delft 2001, is verleend, door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.


Stuk 1 VI                                                                     pag. 5

 

 

 

2.       Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening gebracht.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels voorschrijven inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.

4.       Ontheffing wordt niet verleend:

  1. voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening;
  2. voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend;
  3. voor het gehele autoluw-plus gebied op de vrijdagavond van 18.00 uur tot 21.00 uur,  de zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur en de zondag, ingeval sprake is van openstelling van winkels, van 12.00 tot 17.00 uur;
  4. voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.  Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen. 

6.       Het bewijs van ontheffing wordt op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder achter de voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.

 

Artikel 7. Ontheffingsregeling vaste leveranciers

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig, die op vaste tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals bedoeld in deze verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze handelingen plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het autoluw-plus gebied, een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk persoon die zich vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       De ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor maximaal één kalenderjaar.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.

4.       Ontheffing wordt niet verleend:

  1. voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is met de marktverordening;
  2. voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;
  3. voor het gehele autoluw-plus gebied op de maandag tot en met woensdag vóór 9.00 uur en na 18.00 uur; de donderdag en de vrijdag vóór 9.00 uur en na 14.00 uur, de zaterdag van vóór 9.00 uur en na 11.00 uur en de zondag;
  4. voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

Stuk 1 VI                                                                     pag. 6

 

 

 

5.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.  Het college van burgemeester en wethouders neemt niet eerder besluit om af te wijken van het gestelde in lid 4, dan nadat advies als bedoeld in artikel 2 lid 6 is ingewonnen. 

6.       Het bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.

 

Artikel 8. Regeling voor éénmalige ontheffingen

 

1.       Het college van burgemeester en wethouders kan een houder van een motorvoertuig, die voornemens is een persoon of meerdere personen te halen of te brengen zoals bedoeld in deze verordening en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen zoals bedoeld in deze verordening, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

2.       De ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die nodig voor het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of de personen en/of het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de ontheffing is aangevraagd.

3.       Het college van burgemeester en wethouders kan om reden van een bijzonder of aanmerkelijk sociaal of economisch belang een houder van een motorvoertuig of een organisator van een colonne motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met dit motorvoertuig of met deze colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.

4.       Het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels voorschrijven. In ieder geval worden regels gesteld inzake de tijdstippen waarop de ontheffing van toepassing is alsmede de te rijden route door het autoluw-plus gebied.

5.       Ontheffing wordt niet verleend:

  1. voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat overeenkomstig is met de marktverordening;
  2. voor locaties ten tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;
  3. voor het gehele autoluw-plus gebied op de maandag tot en met woensdag vóór 9.00 uur en na 18.00 uur; de donderdag en de vrijdag vóór 9.00 uur en na 14.00 uur, de zaterdag van vóór 9.00 uur en na 11.00 uur en de zondag;
  4. voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.

6.       Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien hetzij houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd, hetzij de natuurlijk- of rechtspersoon die van het transport afhankelijk is, aannemelijk kan maken zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te worden geschaad.

7.       Het bewijs van ontheffing dient tijdens gebruik van de ontheffing in het voertuig zichtbaar rechtsonder achter de voorruit te worden geplaatst, tenzij in de voorwaarden van de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.
Stuk 1 VI                                                               pag. 7

 

 

 

Artikel 9. Citeertitel

 

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001”

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

 

            , burgemeester

 

 

 

                       , secretaris

 

 

 

 

 

 


Stuk 1 VI                                                                     pag. 8

 

 

 

Toelichting bij de Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

Algemeen

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Deze nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

5.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

6.       het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

7.       bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

8.       het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 

De Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied  2001 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

Artikel 1, de definities e en g

In de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet van het voertuig: laden, lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de begrippen, genoemd in artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen hieronder gewoonlijk in de verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is dat in deze verordening de zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd” is toegevoegd. Reden hiervan is dat het doel in de verkeerswetgeving er in is gelegen de periode van handeling zo kort mogelijk te laten duren om redenen van vrijheid van verkeer of veiligheid van de weg. In het autoluw-plus gebeid is de verplaatsing per motorvoertuig als zodanig storend, hinderlijk of schadelijk.


Stuk 1 VI                                                                     pag. 9

 

 

 

Dit betekent dat bij verplaatsing door het gebeid met een motorvoertuig sprake moet zijn van een belang dat uitstijgt boven de storing, hinder of schade die de verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal alleen het geval indien de te vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent of het goed van zodanig gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport dan per motorvoertuig niet geïndiceerd is.

 

Artikel 2

Dit artikel geeft de bepalingen waaraan iedere ontheffing moet voldoen, tenzij anders is bepaald.

 

Artikel 3

Dit artikel geeft het college van burgemeester en wethouders bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing die niet verleend kan worden op basis van de artikelen 5 tot en met 8.

 

Artikel 4

Dit artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen voor categorieën voertuigen, waarvan evident is dat toegang verleend wordt en waarvan tevoren niet in alle gevallen vast staat wat het kenteken van het voertuig is.

 

Artikel 5

Dit artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of huurder is van een parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het autoluw-plusgebied, gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te bereiken. De vrije toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een aanmerkelijk belang, daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze alleen inperken om reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor de tijd voor zolang dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang strijdt.

 

Artikel 6

Dit artikel is bedoeld om alle bewoners en alle bedrijven mogelijkheid te bieden de eigen locatie met een motorvoertuig te bereiken voor situaties waarin dit noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities e en g van artikel 1)

 

Artikel 7 

Dit artikel is bedoeld om een ieder die vast chauffeur of vast leverancier is van een bewoner of een bedrijf gevestigd in het autoluw-plusgebied gelegenheid te geven een regeling op maat te geven ten behoeve van noodzakelijk halen en brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de definities e en g van artikel 1)

 

Artikel 8

Dit artikel is bedoeld te voorzien in situaties van éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten. Tevens is in lid 3 een bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of bijzonder sociaal of economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is van halen, brengen, laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld trouwstoeten of rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.




Stuk 1 VI                                                                     pag. 10

 

 

 

Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen breder dan 2.30 meter)

Deze bepaling is bedoeld de grootte van het voertuig te beperken. Grote en/of zware voertuigen veroorzaken veelvuldig en soms aanmerkelijke schade aan wegdek en panden. Normaliter wordt voor deze voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van burgemeester en wethouders kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat hetzij de transporteur, hetzij degene die van dit transport afhankelijk is, aanmerkelijk nadeel ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden van heldere en éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat beperking. De meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer dan 7,50 meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook breder dan 2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de facto alle groet voertuigen uitgesloten zonder bijzondere handhavingsinstrumenten te behoeven hanteren.




Stuk 1 VII

00/030376

 

De raad der gemeente Delft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;

gelet op de “Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001";

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de navolgende:

bijlage behorende bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001.

Ingevolge artikel 2 lid 1 van de verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 worden aangewezen als autoluw-plusgebied:

·         Boterbrug

·         Brabantse turfmarkt  tussen de Molslaan en de Jacob Gerritstraat

·         Burgwal tussen de Jacob Gerritstraat en de Jozefstraat v/h Molenpoort

·         Bonte Ossteeg

·         Cameretten

·         Cellebroerstraat tussen de Minderbroederstraat en de Choorstraat

·         Choorstraat

·         Halsteeg

·         Heilige Geestkerkhof

·         Hippolytusbuurt

·         Jacob Gerritstraat

·         Kromstraat

·         Maria Gouweloospoort

·         Markt, behoudens het deel dat is aangemerkt als bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen, alsmede voor motorvoertuigen toegang verleent tot de Kerkstraat

·         Molslaan tussen de Brabantse Turfmarkt en de Kruisstraat

·         Molsstraat

·         Nieuwstraat

·         Oude Delft tussen Schoolstraat en Heilige Geestkerkhof

·         Oude Kerkstraat

·         Oude Langedijk tussen de Koornmarkt en circa 10 meter ter oosten van de Jozefstraat v/h Molenpoort

·         Oude Manhuissteeg

·         Papenstraat

·         Paradijspoort

·         de Vlouw

·         Voldersgracht

·         Voorstraat tussen de Poelbrug en de Hippolytusbuurt

·         Vrouw Juttenland westelijk van de Vrouwengracht

·         Waag

·         Wijnhaven

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

                       , burgemeester

 

                                   , secretaris.

Stuk 1 VII                                                                    pag. 2

 

 

Toelichting

bij de bijlage bij de verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied  2001

 

 

Deze bijlage behoort bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001 en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000. De bijlage geeft, net als de verordening, de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.

 

Op 29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad, parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van 31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel, als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus) maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen. Tevens is besloten de beide nota’s te beschouwen als beleidsregel, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht.

 

Dit besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon- en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):

9.       de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en specifieke belanghebbenden om te parkeren;

10.   het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor autoverkeer dat vanuit sociaal-, economisch- en/of veiligheidsoogpunt essentieel is;

11.   bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages aan de rand van de binnenstad;

12.   het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.

 


Stuk 1 VIII

00/030376

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2001;

 

gelet op de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2001

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, zoals vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 1996

 

Artikel I

 

De Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996 wordt als volgt gewijzigd:

 

Aan artikel 3 wordt een nieuw lid 5 toegevoegd, luidende:

 

5. De ontheffingen op grond van het eerste tot en met vierde lid worden niet verleend in gebieden die in de Verordening ontheffingen autoluw-plus en/of de bij die verordening behorende bijlage zijn aangemerkt als autoluw-plus.

 

Artikel II  Overgangsbepaling

 

Zes weken na de datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft 1996, komen ontheffingen, welke krachtens deze verordening zijn verleend voor gebieden, straten of weggedeelten zoals genoemd in de bijlage bij de Verordening Ontheffingen autoluw-plusgebied, te vervallen.   

 

Artikel III  Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking en niet eerder dan 1 maart 2001.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2001.

 

 

                                   , burgemeester

 

 

                                               , secretaris

 

 

 

 


 [MCM1]