A C H T S T E V E R G A D E R I N G
op donderdag 27 juni 2002 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht van de verhandelde punten.
Stuknr.
127. Opening en mededelingen
128. Van anderen ingekomen stukken
129. Tevens ter inzage gelegde stukken
130. Benoeming van een lid in het algemeen bestuur
Midden-Delfland
131. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een
voorbereidings-
krediet ad €
600.000,-- ten behoeve van de herontwikkeling
van het
Hoogovenspand 77
132. Voorstel tot het:
-
beschikbaar stellen van een rendabel krediet voor de
storting in het regionale fonds
Bereikbaarheidsoffen-
sief Randstad tot een bedrag van €
11.344.000,--;
-
beschikbaar stellen van een totaal krediet ad
€ 9.460.000,-- voor de
ontwikkeling van de spoor-
zone;
-
beschikbaar stellen van een structureel budget ad
€ 15.900,-- voor
lobbywerkzaamheden 88
133. Voorstel inzake het beschikbaar stellen van een budget
t.b.v. de
formatieuitbreiding vakteam Bouwtoezicht en
Monumenten
(BTM) 93
134. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 90.675,--
ten behoeve van het vervangen van stalen
kozijnen van
de Vrije School Widar 74
135. Voorstel tot vaststelling van de Verordening
leerlingen-
vervoer
gemeente Delft 2002 / intrekking van de
Verordening
leerlingenvervoer gemeente Delft 2000 92
136. Voorstel tot vaststelling van de 1e Algemene
Tussen-
tijdse Begrotingswijziging 2002 78
137. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 800.000,-- ten behoeve van het
BTW-compensatie-
fonds 81
138. Voorstel tot intrekking van de verordening voor de
Commissie
straatnaamgeving 2001 / wijziging van de
verordening
op de benoeming van openbare ruimte
en de
toekenning van huisnummers 85
139. Voorstel tot wijziging van de Marktverordening Delft 79
140. Voorstel tot opheffing van de Gemeenschappelijke
regeling
archiefbeheer Pijnacker / voorstel tot vast-
stelling van
de Gemeenschappelijke regeling
archiefbeheer
Pijnacker – Nootdorp 84
141. Voorstel tot vaststelling van de wijziging van de
Subsidieverordening Ateliers beeldend kunstenaars
90
142. Voorstel tot vaststelling van het milieuprogramma
Wet
Milieubeheer 2002 75
143. Voorstel tot vaststelling van de verordening “Delftse
Rekenkamer”
en intrekking van het reglement
Rekenkamerfunctie 82
144. Voorstel inzake de onderbrenging van de indicatie-
stelling voor
de Wet Voorzieningen Gehandicapten
bij het
Regionaal Indicatie Orgaan DWO 95
145. Voorstel tot vaststelling van de Jaarrekening 2001 89
146. Voorstel tot invoering van leges voor het aanvragen
van urgenties
in het kader van de woonruimte-
verdeling 87
147. Voorstel tot bekrachtiging van de verweervoering
bij
ingediende beroepen inzake “autoluw(plus)” 96
148. Voorstel inzake de ondersteuning voor de Raad en
zijn
commissies 94
149. Voorstel tot instemming met het procedurevoorstel
Zomernota
2003-2006 97
150. Voorstel tot wijziging van de bijlage behorende bij
de
Parkeerverordening gemeente Delft 2001 en de
Verordening
Parkeerbelastingen gemeente Delft
2001 /
beschikbaar stellen van een raamkrediet van
€ 82.000,--
ten behoeve van infrastructurele maat-
regelen 83
151. Hervatting voorstel tot instemming met het procedure-
voorstel
Zomernota 2003-2006 97
152. Voorstel inzake verbetering parkeerbedrijf 91
153. Sluiting
Voorzitter: de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.
Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Baljé, Blinker, mevrouw
Bolten, de heren Bot, Van den Doel, Van Doeveren, Engels, Fruyt van Hertog,
Gabeler, Grashoff, mevrouw M.D.Th.M. de Jong, de heer J.Ph. de Jong, mevrouw
Koop, de heren De Koning, Van Leeuwen, Manggaprow, mevrouw Martens, de heren
D.A. Meuleman, Oosten, De Prez, Rensen, mevrouw Steffen, de heren Stoelinga,
Taebi, Tas, Tetteroo, Van Tongeren, Torenstra, mevrouw Vlekke, de heren Vis,
Vondeling, Vuijk, mevrouw Welle Donker en mevrouw Zweekhorst.
Secretaris: de heer mr.drs. N. Roos.
127.
De VOORZITTER: Ik open de vergadering en heet u welkom. Bericht van
verhindering is ontvangen van de heer De Wit. De heer A. Meuleman en mevrouw
Zweekhorst zullen later ter vergadering komen. Eventuele hoofdelijke stemmingen
beginnen bij de heer Gabeler.
Aangemeld zijn als bespreekpunten voor de E.lijst:
D3 (Verbetering
parkeerbedrijf),
D4 (wijziging bijlage Parkeerverordening/verordening
parkeerbelasting plus beschikbaar stellen krediet)
D16(Jaarrekening)
D17(Invoering leges voor aanvragen urgenties
woonruimteverdeling)
D19(onderbrenging indicatiestelling voor WVG bij RIO DWO).
Hedenavond zijn uitgereikt een tweede aanvullende agenda,
een tweede aanvullende lijst ingekomen stukken en het collegeadvies bij
agendapunt D15. In verband daarmee lijkt het mij wijs, dit agendapunt ook naar
de bespreekagenda te verschuiven zodat u zich daarover een oordeel kunt vormen.
Dit leidt er tevens toe dat ik voorstel, punt D21 (voorstel tot instemming met
het procedurevoorstel Zomernota) naar de bespreekagenda te brengen. De nieuwe
tijdsverdeling wordt u in de loop van de avond uitgereikt.
Ik benoem tot leden van het stembureau mevrouw Koop
(voorzitter), mevrouw Bolten en de heren Vuyk en De Koning.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik stel voor, agendapunt
D3 als laatste te behandelen omdat de heer Meuleman later ter vergadering komt.
De VOORZITTER: Dit is mij bekend. Wij hebben vanavond genoeg
te bespreken, dit zal dus geen probleem zijn.
Vaststelling van de wijze van ingekomen stukken:
128. Ingekomen van anderen:
51. Accountantsverklaring van Ernst &
Young, inzake jaarrekening 2001 van de gemeente Delft.
Voorstel: Het stuk betrekken bij de behandeling
van de jaarrekening 2001 (punt 16 van de agenda van 27 juni 2002).
52. Zienswijze van W.G. van Mulbregt inzake
voorontwerp bestemmingsplan binnenstad Delft.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
de behandeling van het desbetreffende bestemmingsplan in de gemeenteraad.
53. Brief van H.W.G. Vredeberg inzake
vermeende rechtsongelijkheid m.b.t. de hoogte van de schoolbijdrage.
Voorstel: Het stuk in handen stellen van
burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie
Werk, Zorg & Onderwijs.
54. Brief van ANGO Haaglanden, gericht aan
wethouder Rensen, inzake voortbestaan van de OGD.
Voorstel: Het stuk voor kennisgeving aannemen.
55. Aanvullende zienswijze van mevrouw J.H.M.
van der Jagt –Toet inzake functielimiteringssysteem FLS strook Oude Delft 2 t/m
78 (bestemmingsplan binnenstad).
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
behandeling van het desbetreffende bestemmingsplan in de gemeenteraad.
56. Zienswijze van Robert en Larissa van Til
inzake voorontwerp bestemmingsplan binnenstad Delft.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
behandeling van het desbetreffende bestemmingsplan in de gemeenteraad.
57. Zienswijze van de heer A.J. van der Zalm
van Hotel Restaurant Johannes Vermeer inzake voorontwerp bestemmingsplan
binnenstad Delft.
Voorstel: Het stuk te zijner tijd betrekken bij
behandeling van het desbetreffende bestemmingsplan in de gemeenteraad.
129. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage
gelegd:
a. Uitnodiging van tuinvereniging “de Promespitters” in verband met 30-jarig bestaan.
Open dag op zaterdag 15 juni 2002
van 11.00 – 16.00 uur en receptie van 14.00 – 16.00 uur op het tuincomplex
Thysseweg 3.
b. Nieuwsbrief
mei 2002 van het Instituut BCO “Kennisonderzoek en Statistiek”.
c. Bestuursprogramma
2002-2006 Gemeente Monster.
d. Nieuwsbrief
Kort Bestek. Jaargang 18, speciale editie, 22 mei 2002.
e. Politie
Haaglanden. Juni 2002, nummer 12.
f. Delf,
cultuurhistorisch bulletin Delft. Jaargang 4, nr. 2.
g. Vooraankondiging van de stuurgroep
Handhaven op niveau voor een congres over taken en rollen van de gemeenteraad
bij het handhaven van ordeningswetgeving op 21 september 2002.
(U reeds toegezonden d.d. 21 juni
2002).
h. Bulletin
verkeersveiligheid. Jaargang 14, nr. 2, juni 2002.
i. Decor,
impuls voor duurzame bedrijventerreinen, nr. 7, 19 juni 2002.
j. Nieuwsbrief van de gemeente
Schipluiden over samenwerking en projecten in de regio. Nummer 2, 21 juni 2002.
(Uitgedeeld voor de
raadsvergadering van 27 juni 2002).
Overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders
wordt besloten.
130. Aan de orde is de benoeming van een lid in het algemeen
bestuur Midden-Delfland.
Uitgereikt zijn 32 stembiljetten die alle correct zijn
ingevuld en ingeleverd. 31 Stemmen zijn uitgebracht op de heer J.P. Torenstra
en 1 stem blanco.
131. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een
voorbereidingskrediet ad € 600.000,-- ten behoeve van de herontwikkeling van
het Hoogovenspand.
(Stuk 77 – 02/011867)
Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd om bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
132. Voorstel tot het:
-
beschikbaar stellen van een rendabel krediet voor de
storting in het regionale fonds Bereikbaarheidsoffensief Randstad tot een
bedrag van € 11.344.000,--;
-
beschikbaar stellen van een totaal krediet ad € 9.460.000,--
voor de ontwikkeling van de spoorzone;
-
beschikbaar stellen van een structureel budget ad €
15.900,-- voor lobbywerkzaamheden.
(Stuk 88 – 02/015673)
Wethouder
Grashoff wordt uitgenodigd om bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
133. Voorstel inzake het beschikbaar stellen van een budget
t.b.v. de formatieuitbreiding vakteam Bouwtoezicht en Monumenten (BTM).
(Stuk 93 – 02/016238)
Wethouder Baljé
wordt uitgenodigd om bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
134. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 90.675,-- ten behoeve van het vervangen van stalen kozijnen van de Vrije
School Widar.
(Stuk 74 – 02/012054)
Wethouder Rensen wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
135. Voorstel tot
vaststelling van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft 2002 /
intrekking van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft 2000.
(Stuk 92 – 02/11795)
Wethouder Rensen wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
136. Voorstel tot
vaststelling van de 1e Algemene Tussentijdse Begrotingswijziging
2002.
(Stuk 78 – 02/013684)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
137. Voorstel tot het
beschikbaar stellen van een krediet ad € 800.000,-- ten behoeve van het
BTW-compensatiefonds.
(Stuk 81 – 02/006133)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
138. Voorstel tot
intrekking van de verordening voor de Commissie straatnaamgeving 2001 /
wijziging van de verordening op de benoeming van openbare ruimte en de
toekenning van huisnummers.
(Stuk 85 – 02/015158)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
139. Voorstel tot wijziging
van de Marktverordening Delft.
(Stuk 79 – 02/014097)
Wethouder Baljé wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
140. Voorstel tot
opheffing van de Gemeenschappelijke regeling archiefbeheer Pijnacker / voorstel
tot vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling archiefbeheer
Pijnacker-Nootdorp.
(Stuk 84 – 02/014907)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
141. Voorstel tot
vaststelling van de wijziging van de Subsidieverordening Ateliers beeldend
kunstenaars.
(Stuk 90 – 02/016047)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd om bij de behandeling
van dit punt aanwezig te zijn.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
142. Voorstel tot vaststelling van het milieuprogramma Wet
Milieubeheer 2002.
(Stuk 75-02/012545)
Mevrouw DE JONG (CDA): Het milieuprogramma is een wettelijk verplicht stuk dat door de raad nu moet worden vastgesteld. De financiële onderbouwing ontbreekt vanwege de reorganisatie, een toverwoord in Delft voor alles wat mis gaat. Volgens mij was het de bedoeling dat door de reorganisatie een verbetering zou worden bereikt. Wij verwachten dat bij de Zomernota die financiële onderbouwing wordt gegeven. Het programma bevat de uitvoering van het voor vier jaar vastgestelde milieubeleid, maar wat de wethouder de raad voorlegt is geen controleerbaar beleid. Het programma geeft vooral aan met welke instanties uw ambtenaren het komende jaar zullen overleggen om te proberen iets te bereiken. U geeft geen milieuaccountancy. U geeft niet aan wat het milieudoel is dat u het afgelopen jaar geprobeerd hebt te bereiken. Evenmin geeft de wethouder aan of hij dat bereikt heeft en wat zijn doelen voor het komende jaar zijn. Waar zit hij op de lijn van vier jaar milieubeleid? Op deze manier kan de raad de inspanning misschien over vier jaar beoordelen, maar zeker niet tussentijds. Onze fractie hoort graag hoe de wethouder de informatie aan de raad doet toekomen. Bovendien ontbreekt een onderdeel aan het plan dat het CDA zeer na aan het hart ligt. Het milieubeleid gaat naar onze mening over een schone en gezonde stad. Schone lucht, schoon water en een schone bodem. Het openbare gebied van Delft wordt echter zo verwaarloosd dat Delft eruit ziet als een liefdeloos beheerde en vervuilde stad. Misschien wel als een door mannen beheerde stad. Het CDA wil de komende vier jaar bereiken dat Delft een schone en opgeruimde stad word, een stad zonder zwerfvuil op straat en in de grachten, een stad zonder brandnetels en distels langs de waterkant en op de stoepen en zonder graffiti en hondenpoep. Gelukkig komt de groentijd er weer aan. Elk jaar kijkt onze straat reikhalzend uit naar de nieuwe feuten die onze straat met de hand onkruidvrij komen maken. Het is toch te gek dat wij daarvan afhankelijk zijn van de nieuwe lading groenen? Wij nodigen de wethouder graag uit, voor dit probleem met een voorstel te komen. De mededeling dat de gemeente geen onkruidverdelgers meer gebruikt uit oogpunt van milieuonvriendelijkheid, is onvoldoende. Dergelijk beleid is alleen zinvol als het wordt gecombineerd met een voorstel om de zaak wel goed aan te pakken. Als het college van mening is dat burgers een en ander zelf moeten aanpakken, moet het dat uitspreken en daarover afspraken maken, bijvoorbeeld door het houden van een straatfeest na het schoonmaken. Daarbij dient het college overigens wel te garanderen dat bewoners geen risico lopen op contact met hondenuitwerpselen. De mens heeft met de hond in totaal 65 ziekten gemeen; de gezondheid van jonge studenten en burgers mag niet in gevaar komen vanwege een gebrek aan bereidheid van de gemeente om het groen in de stad te wieden. Het is verder vies dat er voor mensen die de stad met de boot aandoen in de zomer geen voorzieningen zijn. Graag ziet mijn fractie dit najaar een voorstel van de wethouder op deze punten tegemoet.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Niet alle punten die mevrouw De Jong aan de orde heeft
gesteld behoren tot mijn portefeuille. Haar betoog heeft bij mij in ieder geval
wel de tranen in de ogen doen schieten; ik ben voornemens om mijn heil buiten
de stad te zoeken want in deze puinhoop valt niet te leven! Overigens was mij
die puinhoop niet opgevallen.
Het
is van belang om op te merken dat het tijdschema van het jaarprogramma milieu,
dat de Rijksoverheid van gemeenten eist, door ons niet als het meest geschikt
is bevonden om het milieubeleid en milieueffecten te evalueren. Wij hanteren op
jaarbasis het tijdstip van de milieumonitor, waarin zowel gegevens over de
beleidseffecten als over te monitoren aspecten van milieukwaliteit naar voren
komen.
De
eis van het Rijk op dit punt past niet goed in ons beleid. Wij hebben evenwel
eerder met de Raad afgesproken dat het evaluatiemoment voor ons zal liggen bij
het verschijnen van de milieumonitor. Deze zal uitdrukkelijk aan de orde komen
in de raadscommissie.
De
VOORZITTER: Mevrouw De Jong heeft over een aantal onderwerpen gesproken die
niet samenhingen met het voorstel. Ik verklaar die onderwerpen daarom buiten de
orde.
Mevrouw
DE JONG (CDA): Op welke onderwerpen doelt u?
De
VOORZITTER: De recreantenhaven, die overigens kortgeleden is gerealiseerd, en
graffiti. Die onderwerpen hangen niet samen met het milieuprogramma dat wij op
grond van de Wet milieubeheer moeten indienen.
Mevrouw
DE JONG (CDA): Ik sprak over de watervervuiling.
De
VOORZITTER: Ik maak hieruit op dat u geen behoefte heeft aan een tweede
termijn.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
143.
Voorstel tot vaststelling van de verordening “Delftse Rekenkamer” en intrekking
van het reglement Rekenkamerfunctie .
(Stuk
82 – 02/015325)
De
heer VIS (STIP): Voorzitter. In de laatste commissievergadering Middelen en
Bestuur heeft STIP samen met andere fracties gepleit voor een zo groot
mogelijke onafhankelijkheid van de Delftse rekenkamer. Het is naar de mening
van STIP niet zuiver om als raad invloed te hebben op een orgaan dat mede is
ingesteld om de raad te controleren. Bovendien heeft de raad het recht om zelf
een rekenkameronderzoek aan te vragen en kan hij dus gebruik maken van het
instrument om zijn controlerende taak uit te voeren. Het aangepaste voorstel,
waarin de rekenkamer zelfstandig een onderzoeksprogramma vaststelt, kan dan ook
rekenen op de steun van STIP.
De
heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. Op 20 juni is in de vergadering van de
commissie Middelen en Bestuur over onderhavig voorstel gesproken. Mijn fractie
heeft zich bij die gelegenheid het volgende afgevraagd. In het kader van de dualisering
heeft de gemeenteraad een aantal belangrijke controle-instrumenten toebedeeld
gekregen, waaronder het belangrijke instrument van de rekenkamer. De vraag is
of dat instrument met volledige onafhankelijkheid niet uit handen wordt
gegeven. De rekenkamer kan een mooi onderzoeksprogramma opstellen en technisch
en wetenschappelijke onderzoeken uitvoeren, maar onafhankelijkheid garandeert
niet dat de onderzoekscommissie onderwerpen op het programma zet die voeling
hebben met hetgeen in de raad aan de orde is. Om die reden verzoek ik de raad
om goed te overwegen of het volstrekt onafhankelijk maken van de rekenkamer
gewenst is. Ook vraag ik de andere fracties om op dit punt te reageren.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Ik wil wel direct antwoord geven op uw
vraag. Ik was voorstander van onafhankelijkheid. Als de raad op een gegeven
moment meent dat de rekenkamer niet goed functioneert, dan heft hij het
instituut gewoon op en roept hij een nieuwe instantie in het leven. De raad
blijft daar in die zin bij betrokken.
De
heer VIS (STIP): Bovendien kan de raad om een onderzoek verzoeken, waarmee
invloed wordt behouden op de activiteiten van de rekenkamer.
De
heer BOT (GroenLinks): Deze discussie is in de afgelopen periode overigens
herhaalde malen gevoerd. De heer Blinkerd zou toch op de hoogte moeten zijn van
het standpunt van de fracties in dezen.
De
heer BLINKER (PvdA): De discussie betrof de wijze van samenstelling van de
rekenkamer. De vraag is evenwel of de raad in het geheel geen invloed wil
kunnen uitoefenen op een belangrijk instrument als de rekenkamer. Mijn fractie
maakt hier geen belangrijk punt van, maar het is naar haar mening wel van
belang dat de raad invloed kan uitoefenen op de activiteiten van een
rekenkamer.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Waarom wilt u invloed uitoefenen op een
instituut dat gegeven opdrachten uitvoert?
De
heer BLINKER (PvdA): Die rekenkamer zal ongetwijfeld goed werk leveren, maar de
raad moet zich wel kunnen vinden in de opdrachten die worden aangenomen. Deze
heeft met het voorstel echter geen enkele invloed op het programma.
De
heer VAN DEN DOEL (Christenunie/SGP): Waar bent u bang voor?
De
heer BLINKER (PvdA): Ik ben niet bang. Ik waarschuw slechts voor een situatie
waarin de raad geen enkele invloed heeft op een belangrijk controle-instrument.
Mevrouw
KOOP (CDA): Waarom wilt u invloed kunnen uitoefenen op een onafhankelijk
instrument?
De
VOORZITTER: Op deze manier komt u in een vicieuze cirkel, want de heer Blinker
is geen voorstander van een onafhankelijke rekenkamer.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Het gaat de fractie van de PvdA niet om het al dan niet
onafhankelijk zijn van de rekenkamer, maar om invloed op het vaststellen van
het onderzoeksprogramma.
De
VOORZITTER: Ik geef het woord aan de wethouder.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Het onderhavige voorstel komt vanuit de raad; in de
commissie werd ik afgestraft voor het becommentariëren ervan.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Wethouder Oosten is niet eens uitgenodigd
voor dit punt.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter, naar mijn mening moet een reactie van uw kant komen,
want u bent voorzitter van de raad.
De
VOORZITTER: In mijn agenda staat dat wethouder Oosten nadrukkelijk wordt
uitgenodigd om bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Dat is dan wel een duale agenda..
De
VOORZITTER: Ik heb schijnbaar een ander stuk dan u heeft, maar daar kunt u
verder niets aan doen. Er ligt in ieder geval een voorstel voor. Degenen die
dat willen wijzigen, kunnen daarop een amendement indienen. De wisseling van
argumenten heeft echter vooralsnog niet geleid tot het indienen van een
amendement. Ik ga daarom over tot besluitvorming.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
144.
Voorstel inzake de onderbrenging van de indicatiestelling voor de Wet
Voorzieningen Gehandicapten bij het Regionaal Indicatie Orgaan DWO
(Stuk
95 – 02/006249)
De
heer TAS (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks gaat akkoord met
het voorstel, met uitzondering van punt 1, sub 3, over de overdrachtskosten en
de frictiekosten. De hoogte van deze kosten zijn onbekend en kan zowel mee- als
tegenvallen.
De
VOORZITTER: Dient u een amendement in?
De
heer TAS (GroenLinks): Nee, deze opmerking heeft de status van stemverklaring.
De
VOORZITTER: Uw fractie stemt wel in met het voorstel?
De
heer TAS (GroenLinks): Ja, met aantekening.
De
VOORZITTER: Dat is niet mogelijk. U stemt voor of tegen het voorstel. U kunt
ook een amendement indienen; dat kan aanvaard of verworpen worden.
De
heer TAS (GroenLinks): Mijn fractie stemt voor het voorstel. De door mij
gemaakte opmerking zal zijn terug te vinden in het verslag.
De
VOORZITTER: U bent zich ervan bewust, dat als u het voorstel steunt, u alle
elementen van het voorstel steunt?
De
heer TAS (GroenLinks): Ja.
De
VOORZITTER: Dat is dan helder.
De
heer TETTEROO (Leefbaar Delft): Voorzitter. Het merendeel van mijn fractie
steunt het voorstel. Bij de laatste commissievergadering heeft mijn fractie een
aantal voorwaarden gesteld. In paragraaf 5 van het voorstel over de overdracht
van de WVG-advisering naar RIO DWO wordt gesteld dat voor personeel dat niet
kan doorgroeien naar de indicatieadviseur een maatwerkoplossing gevonden zal
worden.
In
het verleden is duidelijk gemaakt dat in de halfjaarlijkse rapportage vermeld
moet staan op welke wijze aan het principe van maatwerk voldaan is en hoe het
de betrokkenen is vergaan.
Mijn
fractie vraagt zich tevens af wat de stand van zaken is ten aanzien van de
frictiekostenbegroting. Het is niet duidelijk om welk bedrag het gaat. Naar de
mening van mijn fractie zullen omscholing en deskundigheidsbevordering
aanzienlijke kosten met zich brengen.
De
fractie van Leefbaar Delft heeft als enige uitgesproken het te betreuren, geen
inzage te hebben gehad in de stukken van de ondernemingsraad; daarin staat
onder welke voorwaarden tot overeenstemming is gekomen. De reden daarvoor was
dat er snel advies moest worden uitgebracht, waarbij de wettelijke termijn niet
in acht kon worden genomen. Er was daardoor geen gelegenheid voor een
deugdelijk onderzoek.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik kan mij niet herinneren dat u deze zaak in
de commissie aan de orde heeft gesteld.
De
heer TETTEROO (Leefbaar Delft): Ja, dit punt is door mijn fractie in de
commissie aan de orde gesteld.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Sinds de laatste
commissievergadering zijn er 48 uur verstreken. Mij dunkt dat het college
redelijk de tijd heeft gehad om over de frictiekosten na te denken en ons
daarover mededelingen te doen. Valt hierover nog iets mede te delen? Anders is
mijn standpunt hetzelfde als tijdens de commissievergadering en zal ik tegen
het voorstel stemmen.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): In de WZO-vergadering van
25 juni hebben wij aangegeven dat wij het voorstel naar de fractie wilden
terugnemen. Wij zijn niet tegen het overgaan van de WVG-indicatie naar het RIO
omdat wij de grondgedachte steunen. Echter, de gemeente heeft de
beleidsvrijheid te bepalen op welke wijze zij het proces wil inrichten en daar
zit voor ons het knelpunt. Wij blijven van mening dat wij in de commissie niet
besproken hebben met welke varianten gewerkt zal worden. In de laatste
commissievergadering werd verwezen naar de commissievergadering van 2001. Ik
kan u verzekeren dat tijdens die vergadering ingestemd moest worden met de
jaarrekening van het RIO en de gewijzigde begroting. Het ging niet over de
keuzes. Bij de nota zat een aanbiedingsbrief van financiële stukken waarin werd
aangegeven dat er bijeenkomsten waren geweest in De Lier in juni 2001 en in
Pijnacker in 2001. Bij deze bijeenkomsten waren de wethouders van de betrokken
gemeenten aanwezig en toen zijn de voorkeuren van de gemeenten besproken met
het RIO. Naar aanleiding van die alinea heb ik in de commissievergadering van
december gevraagd, waarom de variantendiscussie niet in de commissie was
gevoerd. De wethouder ging daarop zijdelings in en er ontstond een kleine
discussie over de vraag of een onderscheid in aanvragen moest worden gemaakt
als die boven een bepaald bedrag zouden uitkomen. De commissie gaf als advies
mee, daar nog eens goed naar te kijken.
Wij menen dat de gemeente op grond van het huidige voorstel,
financiële risico’s zal lopen en dat wachttijden bij de indicatiestelling
ontstaan. In de nota worden te veel financiële verwachtingen uitgesproken.
Wij hadden liever gezien dat er een groeimodel was
gehanteerd, zodat de intake voorlopig bij de gemeente zou blijven en de
indicaties bij het RIO. De melding bij het RIO zou kunnen worden neergelegd
nadat dit zich gesetteld had met het oog op de organisatie, de automatisering,
de vacaturevervulling en bekendheid met het nieuwe WVG-takenpakket. Nu blijkt
dat tot op heden geen sociaal plan voor de medewerkers bestaat, terwijl men nog
twee maanden moet gaan. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de
zomervakantie van de medewerkers en de benodigde adviezen van de OR en het GO.
Er is onduidelijkheid over de constructie omtrent 700 aanvragen die bij de
corporaties worden neergelegd. Maandenlang loopt een functiewaarderingstraject
met betrokken WVG-medewerkers dat mogelijk financiële consequenties kan hebben.
Er is geen duidelijkheid over de hoogte van de frictiekosten en het is de vraag
of de medewerkers de overstap willen of kunnen maken. Dit betekent dat een
risico gelopen wordt met het budgettair-neutrale verhaal daar het salaris niet
meegaat naar het RIO. Ik heb gisteren geprobeerd antwoord te krijgen op twee
vragen over de financiën, maar die heb ik nog niet ontvangen en dat bevestigt
mijn vermoeden dat de onderbouwing niet deugt. Op grond van deze argumenten
kunnen wij niet akkoord gaan met het voorstel. Wij zullen extra alert zijn op
de mogelijke toekomstige voorstellen inzake extra kredieten als de overgang
naar het RIO niet budgettair-neutraal zal verlopen. De gemeenteraad staat dan
met de rug tegen de muur en zal schoorvoetend akkoord moeten gaan. De wethouder
zal nu begrijpen wat het standpunt van Stadsbelangen dan zal zijn.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): In de commissievergadering gaf ik aan
dat het om drie dingen gaat. De aanpak van de integraliteit van problemen.
Mensen hoeven niet meer van hot naar her te gaan en problemen worden in
samenhang met elkaar bekeken door een onafhankelijke instelling. Tot slot hoeven
zij nog maar naar een loket te gaan. Voor ons is dit voldoende reden om blij te
zijn met dit stuk en de uitwerking daarvan. Financiële risico’s zijn er bij
dergelijke operaties altijd, maar wij vinden ze niet onevenredig groot, te meer
omdat de wethouder in de commissievergadering heeft toegezegd dat wij tweemaal
per jaar een rapportage van hem tegemoet kunnen zien. Op deze wijze houden wij
de vinger aan de pols. Onze fractie gaat akkoord met het voorste.
De heer TAEBI (SP): Tijdens de commissievergadering uitten
wij onze zorgen over de vertraging die kan optreden voor degenen die gebruik
maken van de voorzieningen van de WVG. De wethouder zei dat er nagenoeg geen
vertraging zal optreden en daar nemen wij voorlopig genoegen mee. Een ander
punt is onze wens met betrekking tot het evaluatiemoment, vooral met het oog op
de eventuele vertraging. De wethouder zegde toe, twee evaluatiemomenten in het
jaar in te gelasten. Met de opmerking en de toezegging van de wethouder kunnen
wij genoegen nemen. Wij gaan akkoord met het voorstel.
Wethouder RENSEN: Het probleem van de frictiekosten zit niet
in deskundigheidsbevordering of scholing, maar vooral in het personele traject
dat de komende tijd moet worden uitgewerkt. De frictiekosten zullen vooral
bepaald worden door de uitkomsten van dat traject. Ook 48 uur later kunnen wij
dus de hoogte van de frictiekosten niet mededelen. In het overdrachtsvoorstel
wordt dit niet gekwantificeerd, maar wij geven wel een dekking voor de kosten
aan. In de WVG-tarieven zit een opslag voor frictiekosten. Het overschietende
deel zal worden opgevangen in de WVG-vereveningsreserve. De insteek is
natuurlijk om de frictiekosten niet de pan uit te laten rijzen.
Ongeveer vijf mensen zitten in het personele traject waarbij
pensioenaanspraken en CAO-verschillen een rol spelen. Leefbaar Delft heb ik in
de commissievergadering al toegezegd, in de nota over de stand van zaken te
rapporteren over het personele traject. Leefbaar Delft zei dat er geen inzage
is in de advisering vanuit de medezeggenschap. Dit stuk staat op het RIS en
afgelopen maandag is daarnaar in een schrijven extra verwezen door de
secretaris van de commissie WZO. De heer De Koning gaf de risico’s in de volle
breedte aan. Ik blijf weerspreken dat wij in de commissievergadering over
varianten hebben gesproken. In het portefeuillehoudersoverleg worden die
varianten ook niet vastgesteld. Voorbesproken wordt waar regionaal de
voorkeuren liggen en op grond daarvan worden stukken in het college en de
commissie gebracht. In de commissie gaf de VVD terecht aan dat de discussie
hierover wel degelijk aan de orde is geweest.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik heb het betrokken
voorstel erbij gepakt en daar staat niets over een variantendiscussie in.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Wij hebben een stuk gekregen
waarin de varianten werden genoemd. De commissie heeft de vrijheid genomen,
deze te bespreken. U hebt gelijk als u stelt dat het niet een discussie was
over een officieel agendapunt betreffende de variantendiscussie. Aan de hand
van de financiële voorstellen lagen er keuzen en daarover hebben wij de
wethouder van advies gediend: gevraagd of ongevraagd.
Wethouder RENSEN: Het gaat om twee notities waarin die varianten aan de orde zijn geweest. Beide zijn in de commissie behandeld, de ene wat directer dan de ander en de tweede als bijlage. In mijn herinnering is de variantendiscussie gevoerd. Ik heb ook een boodschap meegekregen: het is zaak om de aanvragen voor de WVG zo snel mogelijk in het geheel onder te brengen bij hetzelfde loket als de huidige AWBZ-aanvragen. Om deze reden ga ik niet mee met de suggestie van de heer De Koning om naar een ander invoeringstraject van de overdracht van de WVG-indicatiestelling te gaan. Dit zou betekenen dat wij de verschillende loketten en werkprocessen handhaven. De RIO-organisatie indiceert al voor de gemeenten Pijnacker en Nootdorp in de sfeer van de WVG.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Nootdorp neemt de
aanvragen zelf in en vraagt een objectief advies aan het RIO.
Wethouder RENSEN: Dit betekent dat er nu al binnen het RIO deskundigheid op het punt van de WVG bestaat. Anders zou men het RIO-deel van het traject niet kunnen afhandelen. Het financiële risico kunnen wij niet uitsluiten. Bij de AWBZ-advisering hebben wij gezien dat de begroting pas na een aantal stappen in een stabieler vaarwater is gekomen. De gemeente heeft ervaring met de kosten van de WVG-advisering. Het moet mogelijk zijn in een globale vergelijking de WVG-advisering bij het RIO voor een vergelijkbaar kostenniveau uit te voeren. Hierbij zit nog het punt van de kleinere woonvoorzieningen en de indicatieadvisering daarbij. U weet dat wij bezig zijn, de eenvoudige woonvoorzieningen rechtstreeks af te handelen in samenwerking met de corporaties en dat nu de overdracht aan de orde is. In de tijd loopt dit pal achter elkaar en daarom kunnen wij niet precies zeggen hoe het adviseringsproces rondom de kleinere woonvoorzieningen zal verlopen. In de commissievergadering heb ik de vraag over het sociaal plan als volgt beantwoord.
Er is een plan van aanpak opgesteld waarin op grond van het sociaal statuut van de gemeente en bijzondere afspraken rond de overgang van personeel naar het RIO, de complete structuur van het overgangstraject is neergelegd. Dat heeft instemming verkregen van de medezeggenschapsorganen van de gemeente en op grond daarvan zal worden overgegaan op het uitzetten van individuele trajecten. Het geheel daarvan is het sociaal plan.
De
heer TAS (GroenLinks): Voorzitter. Bij een objectieve, integrale en
onafhankelijke WVG-advisering is afstemming van groot belang. Het voorstel
behelst een integrale aanpak; zorgvragers worden daar alleen maar beter van.
Zij hebben niet met meerdere instanties te maken maar kunnen aan één loket
integrale hulp aanvragen. Dat is een behoorlijke kwaliteitsverbetering
vergeleken met de huidige regeling. Mijn fractie heeft een kanttekening gemaakt
bij de financiële afwikkeling maar gaat desondanks akkoord met het voorstel.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. De wethouder heeft helder geantwoord.
Ik zal helder zijn in mijn stemgedrag.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. De wethouder kan het mooi
vertellen. In april 2000 is het plan van start gegaan en het is jammer dat wij
twee maanden voor de overgang horen dat het sociaal plan nog niet bekend is en
dat het nog niet duidelijk is wat met de 700 kleine reparaties, die buiten de
huidige indicatie staan, moet gebeuren. Voor die reparaties kunnen de
coöperaties extra budget aanvragen, hetgeen op het budget komt. Wij zullen de
gang van zaken in ieder geval kritisch volgen en tegen het voorstel stemmen.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. Ik heb begrepen dat ik mooi genoeg gesproken heb in eerste
termijn en daar laat ik het daarom maar bij.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de ChristenUnie/SGP en
Stadsbelangen tegen het voorstel hebben gestemd en de overige fracties ervoor,
zodat het is aangenomen.
145.
Voorstel tot vaststelling van de Jaarrekening 2001.
(Stuk
89 – 02/014249)
De
heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Mijn fractie maakt zich zorgen over het
negatieve resultaat van combiwerk en hoopt dat het college het negatieve advies
van Ernst & Young serieus neemt. Mijn fractie heeft voorts moeite met de
hoogte van de kosten van het inhuren van derden, ook in het afgelopen jaar. Uit
het staatje dat ons is toegestuurd lijkt evenwel naar voren te komen dat het
dit jaar beter gaat.
Mijn
fractie is verheugd over de toezegging van wethouder Oosten in de commissie
Middelen en Bestuur dat de commissie dit jaar beter op de hoogte zal worden
gehouden aan de hand van een halfjaarlijkse rapportage. De VVD-fractie gaat
akkoord met het voorstel tot vaststelling van de Jaarrekening 2001.
Mevrouw
KOOP (CDA): Voorzitter. Vorige week hebben wij reeds het nodige gezegd over de
Jaarrekening. Ik wil daar niet al te uitgebreid op terugkomen maar zal toch
enkele punten noemen. Het tekort van 1,4 mln euro is in de ogen van het college
niet groot; gelet op de financieel ruime positie van de gemeente Delft als gevolg
van de EZH-gelden is dat tekort echter toch te beschouwen als een slecht
resultaat. Wij willen waken voor een gevoel van “er is geld zat”. Het geld is
van de burgers en de genoemde houding is verkeerd voor een goed beheer.
Als
oorzaken voor het tekort worden spanningen op de arbeidsmarkt enerzijds en
politieke ambities anderzijds genoemd. Volgens de jaarrekening leidden beide
punten tot het inhuren van derden; vorige week kregen wij daarover vlak voor de
vergadering een notitie. Ook de heer Van Leeuwen sprak daarover zijn
bezorgdheid uit. Uit de notitie blijkt met name dat bij TOR grote knelpunten
liggen, vooral ten gevolge van de politieke actualiteit en de snelheid van de
invoering van de autoluwe binnenstad. Weliswaar was dit een wens van de raad,
maar juist mijn fractie was tegenstander van die invoering omdat de
randvoorwaarden, waaronder de handhavingsmogelijkheden, nog niet op orde waren.
Een en ander wreekt zich nu in de jaarrekening van 2001.
Ambities
zijn goed, maar naar de mening van mijn fractie lag de politieke lat te hoog.
Ook werkgelegenheid is goed, maar daarbij moet wel de realiteit in de gaten
gehouden worden. Het gaat om geld van de burgers, waarbij de gemeente zich moet
opstellen als een goed werkgever. Als er geen middelen beschikbaar zijn om
ambities waar te maken, kunnen ze niet worden gepland of uitgevoerd. In de
commissie meldde de voorzitter terecht dat de personele consequenties op het
besluitvormingsformulier werden vermeld. De extreme gevolgen die uit de
Jaarrekening blijken, vragen echter om meer dan slechts het doorhalen van het
woord “ja” of “nee” achter het zinnetje “personele consequenties”. Betrouwbare
informatie vereist immers duidelijkheid over dit soort zaken. Namens mijn
fractie geef ik u daarom een boodschap mee: het hebben van een politieke visie
betekent ook dat de uitvoerbaarheid van plannen vooraf geďnventariseerd wordt.
Tegenwoordig behoort daarbij de beschikbaarheid van personeel meegenomen te
worden, zeker in deze periode. Het is absoluut niet erg om voor bepaalde
projecten externen in te huren, maar de werkzaamheden en daaraan verbonden
voorwaarden moeten worden aangegeven. Mijn fractie vraagt zich voorts af of wij
ons niet te veel bezig houden met structuren in plaats van met uitvoering.
De
CDA-fractie concludeert dat de rekening overschrijdingen op de begroting
vertoont terwijl veel geplande activiteiten in realisatie achterlopen en de
onderlinge afstemming binnen het college verbetering behoeft; Ernst & Young
maakte daarover ook opmerkingen. De overschrijding van de post “koffie”
suggereert juist dat het wel goed zit met die afstemming.
Het
voornemen is om twee maal per jaar een tussenrapportage naar de commissie te
sturen. Mijn fractie stelt dat op prijs. Zij gaat akkoord met de jaarrekening,
hetgeen niet inhoudt dat zij automatisch zal instemmen met de gevolgen daarvan
voor de Zomernota zoals vermeld in de bijlage.
De
heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. De Jaarrekening 2001 is vorige week uitgebreid
aan de orde geweest in de commissie Middelen en Bestuur en ik zal mij vandaag
daarom beperken tot een aantal opmerkingen. Er is in de commissie veel
gesproken over de onwenselijkheid van het inhuren van derden.
In
dat verband is de situatie bij combiwerk aan de orde geweest. Ik heb begrepen
dat dit onderwerp in de loop van het jaar apart besproken zal worden in de
commissie WZO.
In
het accountantsrapport van Ernst & Young worden veel aanbevelingen gedaan.
De wethouder heeft in de commissie uitgesproken, die aanbevelingen grotendeels
over te nemen. Mede gelet op het geringe tekort van 0,9 mln kan mijn fractie
akkoord gaan met de Jaarrekening.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks vraagt al sinds jaar
en dag om een notitie over het inhuren van extern personeel omdat zij zich
daarover grote zorgen maakt, niet alleen vanwege de hoge kosten die daaraan
verbonden zijn maar ook vanwege kwaliteit die in huis gehaald wordt maar elk
moment weer kan verdwijnen als mensen zich elders laten inhuren. Bij het
laatste verzoek om een dergelijke notitie is om die reden gesproken over “de
zesde macht”. Mijn fractie is dan ook blij dat in het kader van de Jaarrekening
een notitie is opgesteld. In dat stuk werd evenwel meer vooruit dan achterom
gekeken, hetgeen de discussie in de commissie Middelen en Bestuur bemoeilijkt
heeft. Overigens dient een dergelijke notitie in de toekomst apart geagendeerd
te worden, zodat deze goed besproken kan worden, los van de Jaarrekening.
In
de Jaarrekening wordt geconcludeerd dat versterking van de budgetdiscipline
noodzakelijk is. De accountant constateert een groot aantal afwijkingen in de
totalen van baten en lasten en adviseert, zorgvuldiger te begroten en de raad
op zijn budgetrecht te wijzen. Mijn fractie acht dat een belangrijke
aanbeveling. De accountant doet nog andere interessante aanbevelingen. In de
commissie Middelen en Bestuur heeft wethouder Oosten aangegeven dat hij van
plan is om de meeste aanbevelingen uit te voeren. Mijn fractie hecht met name
aan de aanbeveling over het meerjarenprogramma grondbedrijf. De raad heeft op
dat punt ook budgetrecht. Dat meerjarenprogramma is op ambtelijk niveau
afgerond en staat min of meer op de bestuurlijke agenda. Ik verwacht daarom dat
deze notitie beschikbaar zal zijn bij de behandeling van de Zomernota. De
accountant heeft immers vorig jaar reeds aangegeven dat het beschikbaar komen
op dat moment goed is.
Aan
combiwerk hoef ik weinig woorden meer vuil te maken want mijn fractie heeft
daarover samen met andere fracties al voldoende gezegd. Ik vraag nog wel
aandacht voor de consequenties van de Wet dualisering op de
comptabiliteitsvoorschriften. Volgens de aanbeveling van de accountant moeten
deze volgend jaar in de Jaarrekening zichtbaar worden, zodat de begroting van
2004 op adequate wijze kan worden ingevuld.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. De door de raad geuite zorg ten aanzien van bijvoorbeeld de
inhuur van derden en combiwerk wordt door het college gedeeld. Er moet op die
punten actie worden ondernomen. Aan de hand van de bijlage, de notitie, is
aangegeven dat het college ermee aan de gang is gegaan. Over combiwerk zal in
de komende commissie WZO nader worden gesproken.
De
fractie van het CDA suggereert dat bij het college het gevoel heerst van “er is
geld zat”. Ik kan haar verzekeren dat die sfeer absoluut niet heerst in het
college. Ooit heeft zich wellicht een korte periode voorgedaan waarin het
college meende dat er genoeg geld was, maar die periode is zeker voorbij.
De
oppositie verwijt het college dat het de politieke lat te hoog heeft gelegd. Ik
kan bevestigen dat de politieke lat inderdaad hoog heeft gelegen. De
overschrijdingen bij sommige posten maken mij zelfs een beetje blij; een
grotere realisatie van speelvoorzieningen is niet goed voor de budgetdiscipline
maar wel leuk voor de wijken.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat kan wel zijn, maar daar gaat de raad over.
Wethouder
OOSTEN: Dat dacht ik toch niet.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): De raad heeft het budgetrecht.
Wethouder
OOSTEN: Dat heeft de raad inderdaad maar de uitvoering van het beleid ligt
natuurlijk bij het college.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Het betreft de uitvoering van door de raad vastgesteld
beleid. Daarover gaat het budgetrecht. Ik hoef dat toch niet uit te leggen aan
de wethouder van Financiën?
Wethouder
OOSTEN: Daar heeft u gelijk in.
Mevrouw
KOOP (CDA): Een en ander kan wel heel leuk zijn voor de wijken, maar de raad
gaat daar altijd nog over.
Wethouder
OOSTEN: U mag straks uw oordeel daarover geven, want daar leent de vaststelling
van de Jaarrekening zich ook voor: verantwoording afleggen voor de uitgaven.
In
de commissie zijn ook de personele consequenties van voorstellen aan de orde
geweest. Ik heb aangegeven dat het staand beleid is om in een raadsvoorstel te
wijzen op de personele consequenties. Ik heb evenwel begrepen dat de raad geen
genoegen neemt met de vraag daarover op de voorkant van het
besluitvormingsformulier. Ik ben het ermee eens dat de informatie op dit punt
uitgebreider moet zijn. In het komend jaar zal de controle daarop sterker zijn.
Strategie en Controle heeft niet voor niets een personeelsfunctie binnen de
geledingen. Er zal meer aandacht geschonken worden aan de personele
consequenties van raadsvoorstellen: kunnen wij dit aan met het beschikbare
personeel en wat zijn de consequenties ten aanzien van eventuele inhuur?
De
opmerking over structuren in plaats van uitvoering begreep ik niet. Als het
college zijn heil met name gezocht had in structuren, had het wellicht minder
geld uitgegeven. Naar mijn mening is de nadruk echter sterk gelegd op de
uitvoering, waardoor op sommige punten te veel geld is uitgegeven.
Ik
heb in de commissie Middelen en Bestuur een reactie op de aanbevelingen van
Ernst & Young toegezegd. Ik heb ook gezegd dat ik mij bij veel
aanbevelingen iets kan voorstellen, maar ik heb niet gezegd dat het college
veel aanbevelingen so wie so zal overnemen, maar daarover zal de notitie ook
gaan. Afgezien van het feit dat er veel gerealiseerd is, is de budgetdiscipline
een punt van zorg van het college. Het is de bedoeling dat die het komende jaar
scherper in de gaten wordt gehouden. Mede daarom willen wij twee
managementrapportages per jaar laten produceren.
Deze
notities zijn in de eerste plaats bedoeld voor het ambtelijk management en
zullen in tweede instantie door het college bekeken kunnen worden. Op uw verzoek
zullen ze ter kennisname aan de raad worden gezonden. Het is echter niet de
bedoeling dat er een halfjaarlijkse behandeling van de rapportages komt, mede
omdat de voorbereiding veel ambtelijke capaciteit kost. Het meerjarenprogramma
grondbeleid is inmiddels door het college vastgesteld. Over de consequenties
van de comptabiliteitsvoorschriften zal het een en ander gezegd worden in de
komende Zomernota. Ik weet niet of wij dit halen bij de rekening van volgend
jaar. Ten tijde van de invoering in 2004 moet dit op orde zijn. Wij zullen nog
commentaar geven op een aanbeveling van de accountants in welk tempo wij kans
denken te zien, de wijzigingen door te voeren.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Het zinnetje “Ik weet niet of
wij dit halen..” intrigeert mij. De accountant beveelt dit met klem aan opdat
ook de gemeenteraad zijn werk goed kan doen. U kunt wel denken dat u het niet
haalt, maar ik krijg graag een toelichting op dit zinnetje.
Wethouder OOSTEN: Volgend jaar spreken wij over de rekening
2002. Deze rekening is gebaseerd op de begroting 2002 die nog onder die
comptabiliteitsvoorschriften is opgesteld. Ik weet nu niet zeker of wij de
rekening 2002 al met de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften kunnen uitvoeren.
Daarom kunnen wij niet op voorhand zeggen dat wij alle aanbevelingen van de
accountants klakkeloos opvolgen. Wij zijn ermee bezig, maar het is mogelijk dat
pas in de begroting 2003 de nieuwe voorschriften geďmplementeerd zijn, hetgeen
betekent dat ook de rekening voor 2003 onder de nieuwe voorschriften zal kunnen
verschijnen.
Mevrouw KOOP (CDA): De wethouder zei dat er ooit een moment
is geweest dat wij dachten dat er geld zat was. In zo’n klein moment kunnen een
hoop ongelukken gebeuren. Ik hoop dat het college in de toekomst wat
bedachtzamer zal zijn. De politieke lat ligt altijd hoog. Dat is leuk voor de
wijken, zei de wethouder. Tijdens een interruptiedebatje hebben wij hierover al
de nodige opmerkingen gemaakt. Terecht stelde mevrouw Bolten dat de raad
uiteindelijk beslist of de uitvoering van een besluit leuk is of niet. Over de
budgetten gaat de raad altijd nog.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dat neemt toch niet weg dat de
wethouder mag vinden dat dit leuk is?
Mevrouw KOOP (CDA): Jawel, maar niet in de raad. Hij mag
veel persoonlijk leuk vinden, maar dat is iets anders dan bestuurlijk leuk.
Maar dat leggen wij u straks nog wel uit.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Besturen is heel leuk, hoor!
Mevrouw KOOP (CDA): Tot slot: het punt betreffende de
budgetdiscipline vinden wij leuk.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
146. Voorstel tot invoering van leges voor het aanvragen van
urgenties in het kader van de woonruimteverdeling.
(Stuk 87-02/014664)
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Voor de
commissievergadering liet onze fractie weten dat zij dit bepaald geen hamerstuk
vindt. Goed en betaalbaar wonen in een leefbare en veilige buurt voor iedereen,
ongeacht inkomen of sociale en maatschappelijke positie, is volgens GroenLinks
het doel van een goed woonbeleid, ook in het komende decennium waarin
herstructurering en differentiatie in de wijken een belangrijk thema zullen
vormen. Goed en betaalbaar wonen is nog steeds buitengewoon schaars en dat
blijft in Delft met zo weinig ruimte helaas nog wel een tijdje het geval.
Corporaties zijn de aangewezen partij voor de realisatie van het leeuwendeel
van de woonopgave. Zij hebben zich het afgelopen decennium tot grootschalige
instituten ontwikkeld. Een duidelijk beoordelings- of toetsingskader waaraan
afgemeten kan worden of de sector goed of slecht presteert ontbreekt. En dat
was de reden waarom GroenLinks sinds het maken van de prestatieafspraken,
waarbij de vaste kernvoorraad sociale woningen is losgelaten, heeft gepleit
voor visitatie. Dat zou het maatschappelijke rendement van corporaties kunnen
vergroten.
De Delftse woningmarkt is krap. Daarover hebben wij vaak
gepraat. Woningzoekenden weten dat zij in een levensontwrichtende situatie
moeten verkeren of, erger, in hun leven bedreigd moeten zijn, willen zij voor
een urgentie in aanmerking komen. Bij onze fractie zijn tal van situaties
bekend die misschien nog net niet zo erg zijn, maar er hoeft maar dŕt te
gebeuren of het is wel zo. Wij vinden het dus niet zo gek dat mensen ten einde
raad proberen een urgentie te bemachtigen. Dat past in de logica van de burger,
om het nieuwe collegeprogramma eens te citeren. Wat wij wel gek vinden, is dat
zij daarvoor moeten betalen en al helemaal als zij aan de normen voldoen. Als
mensen niet komen opdagen bij de woonmaatschappelijk werkster kun je dat beschouwen
als “ervan afzien”. Okay, ze hebben tijd gekocht en dat mogen ze van GroenLinks
ook wel betalen. In andere gevallen ziet onze fractie daar, mede gezien het
gebrek aan transparantie van de kant van de corporaties, veel minder redenen
voor. Het zou kunnen dat het aantal aanvragen terugloopt door een financiële
drempel. Dat overweegt mijn fractie ook. Het kan ook dat het aantal minder
wordt door betere voorlichting over de urgentievoorwaarden. Onze fractie is
bereid, dit uit te proberen. Daarbij willen wij echter niet dat mensen die
terecht een urgentie aanvragen afgeschrokken worden door de financiële drempel.
Wij vinden dat iedereen die de urgentie uiteindelijk krijgt,
teruggave van de betaalde leges moet krijgen, te dekken uit de legesopbrengsten
voor de verdeling van de inkomsten over de gemeenten en de corporaties. Wij
vinden, ook gehoord de discussie in de commissie middelen en bestuur, het
bedrag willekeurig. Het doel van de maatregel is niet kostendekkendheid, maar
de drempel. Dit doel kan ook met een lager bedrag bereikt worden. Wij stellen €
30 voor, voor mensen die niet komen opdagen en voor mensen die niet voor een
urgentie in aanmerking komen. Dit laatste zouden zij ook moeten weten. Bij hun
allereerste contact over de urgentie moet de voorlichting hierover volledig en
ondubbelzinnig zijn. Een evaluatie na zes maanden moet de gevolgen van de
maatregelen weergeven. Pas daarna wil de fractie van GroenLinks besluiten over
een definitieve regeling. Samen met andere fracties die in de commissie
middelen en bestuur ook duidelijk gemaakt hebben dat zij problemen hebben met
het voorstel dienen wij een amendement in. Het gaat om de fractie van de VVD,
STIP, de PvdA, de SP, D66 en GroenLinks.
De VOORZITTER: Door
de fracties van GroenLinks, de VVD, STIP, de PvdA, de SP en D66 is het volgende
amendement (A-I) ingediend:
“De gemeenteraad van Delf, in vergadering bijeen op 27 juni
2002, constaterend:
. dat de hoogte van de voorgestelde leges voor veel mensen
een te grote aanslag is op hun inkomen;
. dat niemand die in een noodsituatie zit voor wat betreft
hun huisvesting ook nog benadeeld moet worden door het betalen van een bedrag
aan leges;
. dat de uitvoering van een inkomenstoets veel werkdruk bij
het ambtelijk apparaat veroorzaakt en bovendien fraudegevoelig is;
. constaterend dat er evenwel een drempel nodig is zodat de
mensen die in een echt urgente situatie verkeren niet langer dan twee weken op
de afhandeling van hun urgentie-aanvraag hoeven te wachten;
. dat het daarnaast nodig is om tijdig te kunnen constateren
of deze voorgestelde regeling voldoende werkt,
besluit:
het voorliggende besluit nr. 87II op de punten 2 en 3 aan te
passen en het 6e punt toe te voegen als volgt:
2. het legesbedrag te bepalen op € 30;
3. hieraan een teruggaveregeling te koppelen voor aanvragers
aan wie een urgentie is toegekend;
6. de voorliggende regeling over een halfjaar te evalueren.
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. Het voorstel bestaat uit
twee belangrijke elementen. Als je een aanvraag voor urgentie indient, kost dat
€ 40. Aanvragers op bijstandniveau kunnen eventueel de betaalde leges
terugkrijgen. Deze maatregel is voorgesteld om het aantal onterechte
urgentieaanvragen terug te dringen. Op zichzelf is dit begrijpelijk, omdat als
iedereen en urgentieaanvraag indient het systeem verstopt raakt. In de fractie
hebben wij hierover uitvoerig gediscussieerd. Onze fractie had moeite met het
opwerpen van een financiële drempel. Tegelijkertijd besefte zij dat er
verandering in de situatie moet komen. Het is begrijpelijk dat het college een
financiële drempel voorstelt, maar iedereen – dus ook mensen die terecht een
aanvraag indienden -- wordt door de
gekozen leges-vorm hierdoor getroffen. Wij vinden het doel dat het aantal
onterechte aanvragen hierdoor vermindert het belangrijkst. Het doel is niet dat
iedereen geld moet betalen. Om die reden heb ik in de commissie gezegd dat aan
mensen, waarvan achteraf blijkt dat hun aanvraag terecht was, het geld moet
worden teruggegeven. In de commissie rees de vraag of het bedrag van € 40 het
gewenste effect zal sorteren. Moest niet voor een lager bedrag gekozen worden?
Alles overziend, meent mijn fractie het amendement van de GroenLinks-fractie te
moeten ondersteunen omdat daarmee tegemoet wordt gekomen aan bedenkingen en
bezwaren. Om het systeem toe te passen, dienen de burgers goed te worden
ingelicht. Er zal transparantie moeten zijn ten aanzien van de criteria. Verder
zal het systeem dat met het amendement wordt voorgesteld, na enige tijd
geëvalueerd moeten worden.
Mevrouw
KOOP (CDA): Voorzitter. Ook mijn fractie heeft geworsteld met het dilemma dat
de heer Blinker zo-even schetste. Het is een lastig probleem: enerzijds moet de
verstopping in de pijplijn worden opgelost en anderzijds moet worden afgewogen
of het opwerpen van een financiële drempel de bulk aan extra werk zal
verminderen.
Bovendien
is het bij het opwerpen van een drempel de vraag of geld gerestitueerd moet
kunnen worden, of een boete opgelegd moet kunnen worden en of de goeden onder
de kwaden kunnen lijden. Elke schijnbare oplossing is verbonden aan een nadeel.
Mijn
fractie is van mening dat het aanvragen van een urgentieverklaring een
principieel recht is. Het gaat om woningnood en nood is nu eenmaal nood. Het is
in dat licht onjuist om dat te exploiteren. Bovendien lossen leges de
onderliggende problematiek, het gebrek aan sociale huurwoningen, niet op. De
aanvraag van urgentieverklaringen is een symptoom van de schaarste op de
Delftse woningmarkt. Er is een parallel te trekken met het tekort aan
parkeerruimte: die is ook niet op te lossen door procedurele maatregelen.
Een
teveel aan werk en het ontstaan van wachtlijsten moeten structureel beantwoord
worden met maatregelen die het probleem zelf oplossen. Misbruik moet uiteraard
worden bestreden; het moeten uitzonderingen betreffen. De goeden mogen echter
niet lijden onder de slechten. Met het verlangen van een financiële bijdrage
wordt een garantie op een woning gesuggereerd. Het kan voorkomen dat iemand
vier keer per jaar een bedrag van 40 euro betaalt zonder een woning toegewezen
te krijgen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Ik heb daarover niets gelezen in het stuk. Waarop baseert
u die stelling?
Mevrouw
KOOP (CDA): Het bedrag van 40 euro is genoemd als leges voor het aanvragen van
een urgentieverklaring.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat is mij bekend, maar hoe komt u bij vier keer per jaar?
Mevrouw
KOOP (CDA): Een urgentieverklaring is drie maanden geldig. In theorie zou
iemand dus vier keer per jaar een urgentieverklaring moeten aanvragen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Het is natuurlijk de bedoeling dat iemand met een
urgentieverklaring binnen drie maanden aan een huurwoning wordt geholpen.
Mevrouw
KOOP (CDA): Dat is wel de bedoeling maar het gebeurt niet altijd.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): In een dergelijk geval is er meestal sprake van een woonwens.
Iemand met een urgentieverklaring heeft echter een dak boven zijn hoofd nodig
en neemt daarom elke woning die hij aangeboden krijgt.
Mevrouw
KOOP (CDA): Ik ben dat met u eens maar zo gaat het niet altijd. Er is nu
eenmaal een gebrek aan sociale huurwoningen. Er wordt geen garantie gegeven.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Als iemand urgent is, krijgt hij
gegarandeerd binnen drie maanden een woning aangeboden. Uw suggestie past naar
mijn mening niet bij de situatie van urgenten.
Mevrouw
KOOP (CDA): Ik ben het met u eens dat het goed zou zijn als iedereen binnen
drie maanden die woning zou krijgen. Helaas ken ik gevallen waarin dat niet
gebeurd is.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik herhaal dat er in die gevallen sprake is van een woonwens.
Een woning wordt wel aangeboden.
Mevrouw
KOOP (CDA): Ik ben dat niet met u eens. Misschien moet dit punt eens in een ander
kader worden besproken want het wordt nu een welles-nietes discussie.
De
heer BOT (GroenLinks): Die discussie is ontstaan omdat u suggereerde dat mensen
soms vier keer per jaar leges moeten betalen.
Mevrouw
KOOP (CDA):Voorzitter. Er wordt een garantie gesuggereerd die er niet is. Bij
het niet komen opdagen ontstaat een andere situatie. In ieder geval is mijn
fractie geen voorstander van het heffen van leges omdat het naar haar mening
een principieel recht is om een urgentieverklaring aan te vragen. Bij afwijzing
dient iemand niet als extra straf een boete opgelegd te krijgen.
De
heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Voorzitter. De fractie van Leefbaar Delft
heeft eigen onderzoek verricht. Daaruit is gebleken dat in 2001 150 van de 346
aangevraagde urgentieverklaringen zijn toegewezen. Tot nu toe zijn er 200
urgentieverklaringen aangevraagd, waarvan er echter nog maar weinig zijn
afgehandeld. Dat feit verbaast mijn fractie want op die manier komt de termijn
van drie maanden in het geding.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Volgens mij dient het onderhavig voorstel ertoe, de afhandeling
van aanvragen te bespoedigen.
De
heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Wij dienen daarom heel alert te zijn op de
wijze van afhandeling. Ik heb een dossier van aanvragers beschikbaar die het
niet zo gemakkelijk hebben gehad als u zegt.
Uit
ons eigen onderzoek is gebleken dat iemand op 17 oktober 2001 een
urgentieverzoek heeft ingediend, op 22 januari 2002 moest voorkomen en na
afwijzing zijn beroepszaak behandeld zag worden op 6 juni 2002. Dat is een
periode van 9 maanden en wij kunnen het dan ook eens zijn over de noodzaak om
de procedure te versnellen.
Ten
aanzien van het voorstel voor het heffen van leges vraagt mijn fractie zich af
of de onduidelijke voorwaarden voor urgentie niet mede debet zijn aan de vele
aanvragen. Worden met het voorstel de sociaal zwakkeren niet juist de dupe?
Binnen welke termijn dient een aanvraag naar de mening van het college
behandeld te zijn? Zijn problemen niet ontstaan door onderbezetting van de
DTV-commissie?
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Wat is uw mening over het amendement dat
zo-even is ingediend?
De
heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Ik kan mij daar voor een deel in vinden, maar
niet op alle punten.
De
heer TAEBI (SP): Voorzitter. Naar mijn mening worden met dit voorstel terechte
aanvragers van een urgentieverklaring gestraft voor onterechte aanvragers.
Aangezien dit punt reed meerdere keren aan de orde is gesteld, zal ik daarover
niet uitweiden.
Er
is weinig informatie beschikbaar over de criteria waaraan moet worden voldaan
om een urgentieverklaring te verkrijgen. Mijn fractie zal daarom een amendement
indienen om het beschikbaar stellen van informatie te verplichten. Dit
amendement is ondertekend door alle fracties in de raad.
Het
college beoogt met het invoeren van leges een drempelwerking te
bewerkstelligen. Er wordt daarmee weliswaar een flinke muur opgeworpen, maar
niet voor iedereen. Voor sommigen is 40 euro veel geld en voor anderen niet.
Voor iemand in de bijstand staat 40 euro gelijk aan vier volle boodschaptassen
bij de supermarkt terwijl het bedrag voor een ander niets voorstelt. Laten wij
niet vergeten dat 40 euro een omgerekende waarde van 88 gulden heeft. Zolang de
leges niet inkomensafhankelijk wordt bepaald, zal daarvan geen drempelwerking
uitgaan, tenzij het juist de intentie van de wethouder is om de minima extra te
belasten.
Mijn
fractie steunt het amendement van de fractie van GroenLinks waarmee wordt
beoogd het legesbedrag te verlagen naar 30 euro, drie volle boodschappentassen.
Overigens
is de timing van de invoering van het voorstel intrigerend. Binnenkort zal een
deel van de Poptahof worden gesloopt, waarmee een groot aantal bewoners
gedwongen zal worden, de woning te verlaten. Ik neem aan dat deze mensen
vrijgesteld worden van het betalen van leges. Kan de wethouder dit punt
ophelderen?
De
VOORZITTER: Door de fracties van de SP, Stadsbelangen, Leefbaar Delft,
GroenLinks, de PvdA, FRIS, de VVD, STIP, het CDA, de ChristenUnie/SGP en D66 is
het volgende amendement (A-II) ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 27 juni 2002,
gelezen
het voorstel van het college (vergaderstuk 87 I) inzake de invoering van leges
voor de aanvragen van urgenties in het kader van woonruimteverdeling;
overwegende
dat:
- in de brief van het college hierover (87 I) staat:
“Aanvragers worden immers gedwongen vooraf zelf een afweging te maken”;
- potentiële aanvragers die afweging alleen goed maken
indien ze vooraf voldoende worden geďnformeerd over de criteria die daarvoor
gelden;
wijzigt het ontwerpbesluit
vervat in stuk 87 II als volgt:
a. Toe te voegen als nieuw lid 2:
2. deze leges slechts te heffen onder de strikte
voorwaarde dat de burgers van Delft worden geďnformeerd over helder
geformuleerde criteria op basis waarvan kan worden overgegaan tot het verlenen
van de urgentie, zodat men zelf kan inschatten of men een reële kans maakt op
een urgentie;
b. Te hernummeren huidig lid 2 t/m lid 5 in lid 3 t/m lid 6,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De
heer VIS (STIP): Voorzitter. Na de behandeling van het onderhavig voorstel in
de commissie, heeft de STIP-fractie het nogmaals intern besproken. Mijn fractie
is van mening dat met het gratis toelaten van aanvragers die bij voorbaat geen
kans hebben op het toegewezen krijgen van een urgentieverklaring
gemeenschapsgeld wordt verkwist. Het heffen van leges mag echter geen drempel
opwerpen voor mensen die naar verwachting in aanmerking komen voor een
urgentieverklaring. Het verlagen van het legesbedrag van 40 euro naar 30 euro
is dan ook een stap in de goede richting. Ook draagt het vervallen van de
inkomenstoets bij aan een vermindering van de uitvoeringskosten. Goede
informatievoorziening zal aanvragers inzicht verschaffen in hun kansen op het
al dan niet verkrijgen van een urgentieverklaring.
Mijn
fractie wenst op korte termijn een evaluatie van de voorgestelde regeling. Als
deze een oneigenlijke drempel blijkt op te werpen voor mensen die recht hebben
op urgentie, moet de regeling heroverwogen worden. De STIP-fractie heeft
amendementen A-I en A-II meeondertekend.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook de fractie van Stadsbelangen
heeft geruime tijd stil gestaan bij het onderhavige voorstel vanwege de
ingewikkeldheid van de materie en het gebrek aan gegevens. Enerzijds wordt in
het collegeprogramma beoogd, vraaggericht te werken, anderzijds moet daarvoor
in dit geval betaald worden. Er mogen geen precedenten worden geschapen; het
feit dat er veel aanvragen worden gedaan en afgewezen mag op zich geen reden zijn
tot het heffen van leges. De vraag is immers of de voorlichting voldoende is en
of er professioneel wordt gewerkt.
Ook
mijn fractie is van mening dat 40 euro voor mensen op bijstandsniveau een hoog
bedrag is. Het is mogelijk dat in dit verband weer draagkrachtberekeningen aan
de orde moeten komen, hetgeen extra uitvoeringskosten met zich brengt. Wellicht
vraagt Sociale Zaken weer extra krediet om de regeling uit te voeren, waardoor
een vicieuze cirkel ontstaat. Mijn fractie staat dan ook sympathiek tegenover
het amendement van de fractie van GroenLinks. Bij de afweging van het voorstel
is ook de ervaring in andere steden van belang; er worden percentages van 50
genoemd ten aanzien van de afname van de aanvragen, hetgeen aanspreekt. Mijn
fractie wacht dan ook met belangstelling het antwoord van de wethouder af.
De
heer VUIJK (VVD): Aan de orde is een voorstel tot invoering van leges voor
aanvragen van urgenties in het kader van de woonruimteverdeling. De VVD-fractie
plaatst hierbij enige kanttekeningen. Het uitgangspunt is dat onze fractie van
mening is dat het woningtoewijzingssysteem aangepast moet worden, zowel binnen
Delft als regionaal. Met name voor de lagere segmenten geldt dat vraag en
aanbod met elkaar in balans zouden moeten zijn. Mede door de gehanteerde
systematiek van woningtoewijzing is die balans ver zoek. Dit wordt nog eens
versterkt door de mogelijkheid, urgentie aan te vragen. De invoering van een
systeem met leges kan die balans, gezien de ervaring in Haaglanden, iets
herstellen. De behandeling van dit voorstel in de commissie leidde ertoe dat
bijna alle fracties dit stuk mee terugnamen voor bespreking. Voor de
VVD-fractie staat boven alles dat er iets moet gebeuren om de wachtlijsten voor
urgentieaanvragers te verkorten. Nu door het college is gekozen voor een
systematiek die zijn waarde in Haaglanden blijkt te bewijzen, ligt het voor de
hand dit over te nemen. Het is duidelijk voor de Delftenaar en voor degene die
uit de regio naar Delft wil komen.
Uit
behandeling door de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van
urgentieaanvragen komt naar voren dat niet alle aanvragers bekend zijn met de
criteria die gelden voor het verlenen van die urgentie. Wij dringen daarom aan
op meer communicatie-inspanningen in de richting van woningzoekenden. Een
alternatief voor de legessystematiek is een aanzienlijke uitbreiding van de
capaciteit om urgentieaanvragen af te handelen. Dit vraagt vrijwel zeker een
substantiële extra inzet van mensen, middelen en geld. Wij zijn daar vooralsnog
niet voor.
Dit betekent dat de VVD-fractie prima kan leven met het
voorliggende voorstel van het college. Het gaat de fractie nadrukkelijk niet om
de hoogte van de bijdrage, maar om het opwerpen van een drempel om al te
lichtzinnige urgentieaanvragen te ontmoedigen. Een amendement voorziet in een
verlaging van die drempel en de voorziening dat eenieder die terecht een
aanvraag indiende, het geld terugkrijgt. Nu de drempel wordt verlaagd rijst de
vraag ten aanzien van de effectiviteit. Een evaluatie over zes maanden ligt
onzes inziens voor de hand. Het amendement dat is ingediend over het informeren
van burgers over de criteria kunnen wij ook steunen.
Wethouder BALJÉ: Het is een lastige materie waar ook het
college zich lang over gebogen heeft. De toch al krappe woningmarkt heeft de
neiging nog krapper te worden. De nieuwbouw van woningen stagneert, zie o.a. de
Vinex-lokaties, terwijl wij binnen de Delftse grenzen begonnen zijn met
herstructurering. Het aanbod van woningen lijkt te stagneren. Het aantal
mogelijk urgenten neemt niet toe. Er is geen sprake van een stijging van de
problematiek die ertoe zou leiden dat mensen vaker een urgentie aanvragen. Dit
leidt tot de conclusie dat velen in een krapper wordende markt het middel van
een urgentieaanvraag zien als een mogelijkheid een woning te krijgen die op een
andere manier minder gemakkelijk lukt. Een aantal fracties zegt dat het
indienen van een aanvraag een recht is. Dit betekent dat woonconsulenten die
niet kunnen tegenhouden. Je kunt mensen informeren over hun kansen en de
criteria maar verbieden is niet mogelijk. Dit leidt tot een forse stijging van
het aantal aanvragen in de afgelopen maanden. Vorig jaar ging het om 325 en dit
jaar komen wij boven de 400 uit. Hierdoor ontstaan langere wachttijden. De
capaciteit om aanvragen af te handelen is daarop niet berekend. In een stijgend
aantal gevallen verschijnen de mensen niet bij het intakegesprek. Dit zegt iets
over het serieuze karakter van de problematiek en de urgentieaanvraag.
Gewerkt moet worden aan de woningvoorraad. Wanneer die
verruimd is, is het ook mogelijk de criteria te verruimen. Ik ben het met u
eens dat de criteria stringent zijn. Ondertussen is het nodig dat de procedure
sneller doorlopen kan worden door de instroom te beperken, niet van de
categorie die straks over een urgentieverklaring beschikken, maar van de
categorie die het middel gebruikt in de trant van: baat het niet, dan schaadt
het niet. Het bedrag van € 40 is op basis van ervaringen van gemeenten om ons
heen tot stand gekomen. Hierbij speelt ook een rol de teruggaveregeling die in
het voorstel verwoord is.
Er is brede steun voor amendement-II, hetgeen mij niet
verbaast. Wat het amendement beoogt, moet ook gebeuren. Natuurlijk moeten
mensen aan het begin van het traject goed worden geďnformeerd over de criteria,
enz. Het college kan dit amendement overnemen. Amendement-I is van een andere
orde. Het grijpt in op de systematiek van het voorstel. Het verlagen van het
bedrag tot € 30 en de teruggaveregeling koppelen aan aanvragers aan wie een
urgentieverklaring is toegekend, heeft voor- en nadelen.
Ik kan niet het effect van het verlagen van de drempel
voorspellen. Het is mogelijk dat onvoldoende aanvragers worden ontmoedigd.
Interessant is dat met de koppeling van de teruggaveregeling de inkomenstoets
kan vervallen en dat betekent een behoorlijke versnelling in de afwikkeling van
de aanvraag. Dit gekoppeld aan de afspraak dat wij een halfjaar na invoering
van de leges de effecten bekijken, leidt voor mij tot de conclusie dat er met
het amendement een regeling ligt die erop neerkomt dat het tarief iets verlaagd
wordt en dat de inkomenstoets wordt losgelaten. Ik stel voor dat het college
ook dat amendent overneemt.
De vergadering wordt van 21.37 uur tot 21.50 uur geschorst.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb niets toe te
voegen aan het antwoord van het college en de bijdragen van de
collega-raadsleden.
Mevrouw KOOP (CDA): Het is een lastige kwestie. Amendement-I
is een mix. Enerzijds kan men afgewezen worden en toch op bijstandsniveau
blijven. Anderzijds kan geld worden teruggeven aan iemand die dit niet nodig
heeft. Wij zijn tegen voorstel.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Wat zijn de personele
consequenties van deze tegenstem? In het stuk staat dat dit twee
formatieplaatsen kost. Weet u dat?
Mevrouw KOOP (CDA): Het gaat om het principe en soms is dat
wel eens twee formatieplaatsen waard.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Okay, die onthoud ik voor
straks.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Hoe denkt het CDA deze problemen op
te lossen? Of vindt u nog steeds dat mensen in een noodsituatie langer dan twee
weken moeten wachten?
Mevrouw KOOP (CDA): Het is een lastige kwestie, maar als je
geld wel of niet teruggeeft van eenmaal geheven leges krijgt een afwijzing het
karakter van een boete. Het lijkt sociaal maar dat is het niet altijd. In deze
fase menen wij dat die leges niet geheven moeten worden.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Stel, dat het CDA een wethouder had
geleverd. Hoe had die dat dan opgelost?
Mevrouw KOOP (CDA): Die kwestie is niet aan de orde.
De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Wij kunnen akkoord gaan
met het amendement-II. Wat amendement-I betreft, hoop ik dat wij over wat onder
punt 6 wordt voorgesteld over een halfjaar kunnen terugkomen.
De heer TAEBI (SP): Ik heb de wethouder niet horen spreken
over het drempelwerkende effect van het voorstel. In eerste termijn zei ik dat
dit effect niet voor iedereen geldt. Er wordt met twee maten gemeten. Mensen
met hoge inkomens hebben hier geen last van en mensen met lage inkomens juist
wel. Ik heb ook een vraag gesteld over Poptahof waarop ik geen antwoord heb
gekregen.
De
heer VIS (STIP): Het antwoord van de wethouder stemt mij tevreden. Derhalve ga
ik akkoord met het voorstel.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Aanvankelijk wilden wij weten of er de
voorgaande jaren veel afwijzingen waren. Nu horen wij dat het om 60% gaat en
dat vinden wij tamelijk hoog. Bij een evaluatie willen wij graag dat speciaal
gekeken wordt naar mensen die op bijstandsniveau zitten. Na de evaluatie kan
worden bepaald of aan deze categorie wel of geen bijstand moet worden
verstrekt. € 30 of € 40 is op bijstandsniveau toch een hoog bedrag. Voor de
rest kunnen wij ons vinden in beide amendementen.
De heer VUIJK (VVD): Wij hopen dat het bedrag van de drempel
hoog genoeg is en omdat te beoordelen zien wij de evaluatie graag tegemoet. Wij
vinden de teruggaveregeling goed. Op het moment waarop blijkt dat je recht hebt
op een urgentieaanvraag krijg je je geld terug. Het laatste punt betreft de
communicatie. Het belang van goede criteria kan voorkomen dat mensen onterecht
de vergunning aanvragen waardoor ze hun geld kwijt zijn. Wij stemmen in met
beide amendementen.
Wethouder BALJÉ: Het CDA blijft tegen het voorstel, ook in
de geamendeerde vorm. Ik vraag mij af waarom, omdat het enige signaal dat deze
fractie daarmee afgeeft is dat zij niets wil veranderen aan de huidige
situatie, tenzij deze fractie een amendement indient voor de inzet en dekking
van 2 fte of meer extra capaciteit. Leefbaar Delft is voor maar wil een
evaluatie over een halfjaar. Ik wil dat zo uitleggen: wij evalueren een
halfjaar nadat deze regeling is ingevoerd. De regeling is nog niet ingevoerd en
bovendien is dit besluit referendabel. Wij hebben nog drie maanden te gaan
voordat de regeling van kracht wordt.
De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Daar kunnen wij mee
akkoord gaan.
Wethouder BALJÉ: De SP stelde een vraag over de inkomens.
Het is of het één of het ander. Dit is een gevolg van het loslaten van de
inkomenstoets. Op het moment waarop deze wordt losgelaten heb je minder goed in
beeld welk percentage bijstandsgerechtigden je wellicht tekort doet in die zin
dat men die € 30 kwijt is. Stadsbelangen wil in de evaluatie graag het
percentage bijstandsgerechtigden terugzien dat € 30 kwijt is. Ik zal mijn best
daarvoor doen, maar het wordt lastig omdat die inkomenstoets niet meer
gehanteerd wordt. Wij beschikken dus niet meer over die informatie of wij
moeten er speciaal naar vragen.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Een woningtoewijzing hangt ook
samen met inkomen. Je komt er dus toch vroeg of laat achter.
Wethouder BALJÉ: Ik kan me voorstellen dat je hierom vraagt,
maar ik weet niet of dit betrouwbare gegevens oplevert. Als dit voor u
voldoende is, kan ik dit toezeggen.
De heer TAEBI (SP): Ik begrijp dat dit met de inkomenstoets
te maken heeft, maar het was een van de doelstellingen van het stuk. Ik vind
die doelstelling fout omdat je daarmee een deel van de bevolking belast en niet
iedereen. Er wordt over een drempelwerking gesproken, maar dat werkt niet voor
iedereen. Dat heb ik willen zeggen.
Wethouder
BALJÉ: Als het echter om een recht gaat van iedereen, kan ook iedereen in
gelijke mate belast worden met het bedrag van 30 euro.
De
heer TAEBI (SP): Dat bedrag is niet voor iedereen een drempel.
Wethouder
BALJÉ: Dat probleem blijft bestaan, ook als het bedrag wordt verhoogd naar 300
euro.
De
situatie van de bewoners in de Poptahof verschilt van die van andere
woningzoekenden. Deze bewoners zullen een herstructureringsurgentieverklaring
toegewezen krijgen, hetgeen wat de procedure betreft wezenlijk verschilt van de
“normale” urgentieverklaring. De toetsingscommissie speelt daarin geen rol. Het
bedrag van 30 euro zal daarbij ook niet worden verlangd.
In
stemming komt het amendement A-I.
De
VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen van een
stemverklaring.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Mijn fractie is voorstander
van het opwerpen van een drempel, ongeacht of daaraan een bedrag van 30 of 40
euro verbonden is. Het voorstel in het amendement A-I om de teruggavenregeling
te koppelen aan aanvragers aan wie een urgentieverklaring is toegekend, acht ik
beter dan het oorspronkelijke voorstel van het college. Ik zal daarom voor het
amendement stemmen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA tegen dit amendement heeft
gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is aanvaard.
In
stemming komt het amendement A-II.
Het
amendement wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA tegen dit amendement heeft
gestemd en de overige fracties ervoor, zodat het is aanvaard.
147.
Voorstel tot bekrachtiging van de verweervoering bij ingediende beroepen inzake
“autoluw(plus)”
(Stuk
96 – 02/017632)
De
heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Voorzitter. Een half jaar na het verschijnen
van het advies van de commissie Beroep en Bezwaar is blijkbaar alsnog een
procedure aanhangig gemaakt tegen het invoeren van het autoluw beleid in de
binnenstad. Het bevreemdt mij dat wij daarvan op deze wijze op de hoogte wordt
gesteld en dat ons wordt verzocht om met het verweer van de gemeente in te
stemmen. Wij zijn niet op de hoogte van de natuurlijke personen en
rechtspersonen namens wie Timman het bezwaar heeft ingediend, van de inhoud van
het bezwaar- en beroepschrift en van de inhoud van het verweer van de gemeente.
Bovendien
ligt de deadline voor het indienen van een bezwaar niet op 18 juni, zoals in
stuk 96 wordt gesuggereerd, maar op 29 juni. De leden van mijn fractie kunnen
om deze redenen niet de verweervoering van de gemeente bekrachtigen. Wij willen
daarentegen zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gesteld van het bezwaar- en
beroepschrift van de heer Timman en van de verweervoering van de gemeente.
De
VOORZITTER: De stukken liggen ter inzage. Wij kunnen ervoor zorgen dat u deze
krijgt. Overigens zult u begrijpen dat het gaat om dezelfde procedure die
eerder in de raad is gevolgd bij de afhandeling van het bezwaarschrift.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
148.
Voorstel inzake de ondersteuning voor de Raad en zijn commissies.
(Stuk
94 – 02/015328)
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Mijn betoog ten aanzien van dit voorstel is zuiver
procedureel van aard. Ik heb de commissievergadering van Middelen en Bestuur
voorgezeten waarin dit voorstel aan de orde is geweest. Op dat moment was nog geen advies van het college beschikbaar.
Er is toen aangegeven dat een advies zou worden betrokken bij de overwegingen,
als het beschikbaar zou komen. De tekst die het college voorstelt, is in een
aparte notitie opgenomen. Het kan niet door het college in het voorstel worden
gezet en daarom dien ik het volgende amendement in.
De
VOORZITTER: Door de fractie van de VVD wordt het volgende amendement ingediend
(A-III):
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 27 juni 2002,
besluit
in het voorstel inzake de ondersteuning voor de raad en zijn commissies, stuk
94 II, onderdeel e. te vervangen door:
e. In te stemmen met het dekken van de kosten met betrekking
tot de invoering van de dualisering voor 2002 uit het incidentele werkbudget en
het college op te dragen bij de begroting 2003 een voorstel te doen voor de
dekking van de invoeringskosten voor 2003 en verder,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Het wordt wat ingewikkeld. Als ik uitga van de
notitie die kennelijk ten onrechte op de bureaus is gelegd, heb ik slechts een
vraag: kunt u toelichten hoe en waarom punt e. plotseling in het besluit komt?
De
VOORZITTER: Het college was de raad een advies op het voorstel verschuldigd. U
heeft dat vanavond op uw tafel aangetroffen in de vorm van een briefje waarin
het college aangeeft op welke wijze het voorstel verbeterd kan worden. Als een
service is daarbij gevoegd, het besluit zoals het eruit ziet als dat advies
wordt overgenomen. Dit neemt niet weg dat door de raad zelf op het
oorspronkelijke voorstel een amendement moest worden ingediend. Mevrouw Steffen
heeft dat zojuist gedaan, waarbij zij de tekst gevolgd heeft van punt e. van
het briefje met het collegeadvies.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Kunt u punt e. toelichten?
De
VOORZITTER: Het college ziet geen mogelijkheden om in het kader van de
Zomernota mogelijkheden voor 2002 te creëren. In het oorspronkelijke voorstel
is een werkbudget gepresenteerd; dat is in latere jaren niet aanwezig en daarom
was het naar de mening van het college niet onredelijk om het in te zetten voor
de dekking van het tekort in 2002. Voor 2003 en volgende jaren zijn er andere
mogelijkheden voor dekking. Het college beschouwt het als zijn taak om daarover
een goed voorstel aan de raad te doen. Naar mijn mening kan de raad het besluit
op inhoudelijke gronden nemen en rekenen op structurele dekking. Het college
wil evenwel nog andere mogelijkheden verkennen om te bezien op welke manier een
en ander het best kan worden gedekt. Bovendien kan de raad vanavond moeilijk
over de Zomernota een besluit nemen omdat deze nog niet aan de orde is. Dat is
een bescheiden technisch probleem.
Het
amendement van mevrouw Steffen bevat dezelfde tekst als het collegeadvies onder
punt e. Het besluit ligt dan ook al voor, ook al is het niet in de vorm van het
amendement. Wij kunnen dan ook al op grond van dat briefje tot besluitvorming
komen.
In
stemming komt het amendement (A-III).
Het
amendement wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
149.
Voorstel tot instemming met het procedurevoorstel Zomernota 2003-2006.
(Stuk
97 – 02/017980)
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Bij het fractievoorzitteroverleg van hedenavond is
de tijdtoedeling aan de fracties bij de behandeling van de Zomernota besproken.
Het voorstel verdient bijstelling. Hiertoe is een amendement voorbereid,
waarmee wordt beoogd de totaal beschikbare tijd voor eerste en tweede termijn
van de raad te verminderen met 45 minuten. In deze tijd kan meer discussie
worden toegestaan. Er is afgesproken dat de fracties zich in eerste termijn
zullen beperken tot maximaal 15 minuten spreektijd. De eventueel resterende
tijd wordt toegevoegd aan de tweede termijn. Overigens is het niet noodzakelijk
dat de bespreekbare tijd wordt opgebruikt. Ik verzoek het college daarbij ook
de spreektijd van de eigen gelederen in de gaten te houden en een poging te
doen korte antwoorden te formuleren.
De
VOORZITTER: Door de fractie van de VVD wordt het volgende amendement (A-IV)
ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 27 juni 2002,
gelezen
het voorstel van het college inzake de procedure voor de behandeling van de
Zomernota;
overwegende
dat er voldoende tijd moet resteren voor het politiek debat;
besluit:
de
spreektijdverdeling per fractie zoals genoemd in raadstuk 97 als volgt te
wijzigen:
1e
termijn 2e termijn
PvdA 33
minuten 15 18
CDA 31
minuten 15 16
Leefbaar
Delft 26 minuten 15 11
VVD 28
minuten 15 13
GroenLinks 26 minuten 15 11
STIP 24
minuten 15 9
Stadsbelangen 24 minuten 15 9
D66 23
minuten 15 8
ChristenUnie/SGP 23 minuten 15 8
SP 23
minuten 15 8
FRIS 23,5
minuten 15 8,5
2,45
uur 2,00 uur
de
spreektijd voor de 1e termijn is per fractie maximaal 15 minuten. De
eventueel resterende spreektijd wordt gevoegd bij de 2e termijn,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De beraadslaging wordt geschorst.
150.
Voorstel tot wijziging van de bijlage behorende bij de Parkeerverordening
gemeente Delft 2001 en de Verordening Parkeerbelastingen gemeente Delft
2001/beschikbaar stellen van een raamkrediet van € 82.000,-- ten behoeve van
infrastructurele maatregelen.
(Stuk
83 – 02/015146)
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Zoals wij bij een volgend agendapunt ook
zullen merken, is het parkeerbeleid in Delft verre van op orde. Mijn fractie is
in dat licht van mening dat het niet verstandig is om extra taken aan het parkeerbedrijf
toe te voegen. Ik zal daar in het kader van dat andere agendapunt op
terugkomen. Ik trek evenwel ten aanzien van het onderhavige voorstel de
conclusie dat het niet om een verstandige beslissing gaat; mijn fractie zal
tegen het voorstel stemmen.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij hebben in commissieverband
uitvoerig over zowel dit agendapunt als het volgende agendapunt gesproken. In
de fractie is onderhavig voorstel uitvoerig besproken. De leden van mijn
fractie hebben besloten, niet met het voorstel akkoord te gaan. In het debat
van ongeveer anderhalve week geleden is gewezen op de geringe omvang van het
gebied waar gereguleerd parkeren gerealiseerd moet worden; het gebied is
eigenlijk te klein om een daadwerkelijke verandering van het beleid tot stand
te brengen. Om dat beleid te veranderen, moet een groot gebied worden
aangewezen.
De
gevolgen van het voorstel zijn dat de aangrenzende gebieden, een vrij groot
oppervlak, in de problemen komen. Via het fietsbruggetje over de Vliet zal in
het gehele gebied vrij geparkeerd kunnen worden. Om resultaat te boeken, moet
dat effect worden tegengegaan, ook ten gunste van de bewoners aldaar. Een
meneer die woonachtig is in dat gebied heeft daarover opmerkingen gedaan maar
daar wordt absoluut niet naar geluisterd.
Ik
heb ook gevraagd naar het voorstel dat wordt voorbereid over het vrijmaken van
de markt om parkeerplaatsen te realiseren ter vervanging van de plaatsen in het
gebied waarover wij nu spreken. Ik heb gevraagd waar die parkeerplaatsen komen
te liggen, maar daar is niet op geantwoord. Misschien is het nog niet duidelijk
of liggen die plaatsen in het gebied ernaast. Wij zullen dit punt in ieder
geval weer moeten bespreken als dat voorstel aan de orde komt. Daarbij zal
diezelfde buurt weer pijn moeten lijden want die 67 parkeerplaatsen moeten toch
ergens gevonden worden.
Het
is dramatisch om een nieuwe activiteit te ondernemen ten aanzien van het
parkeerbedrijf. Daartoe moet maar niet worden overgegaan. Mijn fractie heeft er
absoluut geen vertrouwen in dat het goed komt. Het parkeerbedrijf moet eerst
maar eens op orde raken. Mijn fractie zal daarom tegen het voorstel stemmen.
De
heer DE JONG (Stadsbelangen): Voorzitter. In de commissie heeft mijn fractie
reeds aangegeven, niet verheugd te zijn over het onderhavige voorstel. Ik kan
mij op het punt van de gebiedskeuze aansluiten bij de woorden van de heer
Gabeler; er worden daarmee meer problemen veroorzaakt dan opgelost.
In
het aangewezen gebied wordt bovendien gekozen voor een andere systematiek dan
in de westschil. Dat is onlogisch; de regelgeving voor vergunningen wordt
hiermee nog onbegrijpelijker. Er ontstaat een woud van aanduidings-, gebods- en
verbodsborden waardoor op termijn door de bomen het bos niet meer te zien zal
zijn. Eenduidigheid in beleid en regelgeving zijn naar de mening van mijn
fractie in dezen noodzakelijk.
De
wethouder gaat voor de toekomst uit van een kostendekkende prijs voor het
vergunningparkeren. Ondanks het loslaten van het vergunningparkeren in de
ochtenduren in de oostschil, moeten de vergunninghouders in de proefperiode
dezelfde prijs betalen als in de westschil. Dat is naar de mening van mijn
fractie vreemd, want minder handhaving dient toch te leiden tot minder kosten?
De
tot nu toe rommelige en overhaaste invoering van het autoluw beleid en het
vergunningparkeren in de schil heeft niet geleid tot een vermindering van de
parkeerproblematiek. De kosten voor de gemeenten zullen fors stijgen. Om deze
redenen zal mijn fractie tegen het voorstel stemmen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt het
onderhavige voorstel goed. Zij voelt zich gesteund door degenen die tijdens de
commissievergadering hebben ingesproken. De vraag van de insprekers was vooral:
waarom duurt het allemaal zo lang?
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Er waren slechts twee insprekers, waarvan zich
een in positieve zin en een in negatieve zin uitliet over het voorstel.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): De andere inspreker vroeg naar gelijke bloktijden met de westschil.
De wethouder heeft op dat punt afdoende gereageerd; mensen die met de auto naar het station komen, parkeren
hun auto in de westschil, terwijl dit probleem in de oostschil niet aan de orde
is. Aan dit punt ligt dus een inhoudelijke overweging ten grondslag. De
wethouder heeft mijn fractie overtuigd.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Met dit plan sluit de schil zich langzaam. Op dit punt zijn wij
klaar met wat wij eerder in de raad hebben afgesproken. Wij hebben in de
commissie een aantal punten naar voren gebracht. Hoewel een van de insprekers
vroeg of het sneller kan, vinden wij dat het desnoods iets langzamer maar goed
moet. De wethouder heeft uiteengezet dat de datum van 1 december haalbaar is.
Wij vinden het jammer dat het gebied kleiner is geworden dan oorspronkelijk de
bedoeling was. Het risico bestaat dat mensen hun auto bij de buren gaan
parkeren en dat daarom minder parkeervergunningen worden aangevraagd. De
wethouder heeft toegezegd dat bij de evaluatie van het parkeren in de
oost-schil ook de mening van de omwonenden wordt meegenomen, zodat wij kunnen
zien of het in hun straten drukker is geworden of niet. Wij hebben gezegd dat
wij akkoord gaan met het voorstel in de hoop dat het goed gaat, te meer omdat
wij ook een voorstel verwachten over de zuid-schil waarvoor waarschijnlijk
extra fte’s nodig zijn.
De heer VUIJK (VVD): Dit voorstel is het logische gevolg van
eerdere besluitvorming. Dit had eigenlijk gelijktijdig met het parkeren in de
west-schil geregeld moeten worden. De VVD-fractie meent dat bij het instellen
van regels, de handhaving in orde moet zijn. Zij ziet dan ook uit naar een
tijdige rapportage over de handhavingscapaciteit bij TOR, voorafgaande aan de
instelling van dit nieuwe parkeerregime. Ook na discussie in de commissie is
het ons nog niet helemaal duidelijk waarom in de oost-schil een ander regime
moet gelden dan in de binnenstad. Uit het oogpunt van duidelijkheid voor
parkeerders is dit niet gewenst. Bij de gevolgde procedure is veel aandacht
geschonken aan de wensen van de buurtbewoners. Dat dit heeft geleid tot een
kleiner gebied waarin het regime wordt ingevoerd maakt ons duidelijk dat het
overleg effect heeft gehad. Een laatste opmerking van meer stylistische aard
betreft de term “belanghebbendenparkeren”. Weer een nieuwe term naast
“bezoekersparkeren”, “vergunningparkeren” en “mix-parkeren”. Er ontstaat een
heus parkeerjargon en daar wordt het niet overzichtelijker van. Het voorstel is
in de commissie intensief besproken. De VVD-fractie wijst erop dat zij zeer
hecht aan het op orde brengen van de handhavingscapaciteit van het
parkeerregime.
Wethouder GRASHOFF: Net als in de commissie spitst de
discussie zich toe op de afmeting van het gebied en een eventueel verschil in
het regime. Er zit een spanning tussen wat men vanuit een beleidsoptiek en een
stedelijk perspectief meer en minder logisch vindt en wat ter discussie wordt
gesteld in de wijk. Als je na gesprekken in de wijk de voorstellen niet
aanpast, is dat weinig geloofwaardig. Het omgekeerde is het geval als die
gesprekken leiden tot iets wat volstrekt strijdig is met het gemeentelijke
beleid. Wij hebben de conclusie getrokken dat wij sterk zijn meegegaan met de
gedachtegang in de wijk. Er wordt verschillend over gedacht in de wijk.
Sommigen hadden het regime veel eerder ingevoerd willen zien. Anderen verzetten
zich tegen het idee van het vergunningparkeren. De uiteindelijke gebiedskeuze
is gebaseerd op een representatieve enquęte en wij hebben gezocht naar een
gebied waarin een draagvlak is voor dit regime. Ik ben het eens met degenen die
het gebied aan de kleine kant vinden en dat dit risico’s met zich brengt. Ook
dit behoort echter bij het kiezen uit twee kwaden.
Het besluit voor de gebiedsbegrenzing is niet voor de
eeuwigheid. Bij de evaluatie hiervan binnen 17 maanden kan blijken dat een
uitbreiding nodig is. Ik zeg mevrouw Vlekke toe dat wij uiteraard mensen rondom
het gebied bij de evaluatie betrekken. De heer Vuijk merkte op dat de
oost-schil hetzelfde regime moet kennen als de binnenstad. Dit is onderdeel van
dezelfde discussie. Het behoorde tot de vrijheidsgraden die wij in de discussie
met de buurt hebben ingebracht. Er bleek weinig behoefte te zijn aan een
ochtendblok. Verder bleek men andere gedachten te hebben over bloktijden die
niet hetzelfde hoefden te zijn als die voor de binnenstad. In goed overleg met
de buurt is een keuze gemaakt en het is goed als wij het daarmee gaan proberen.
Ik ben er niet bang voor dat daardoor onduidelijkheid over parkeerregimes
ontstaat. De grens is scherp door het kanaal gemarkeerd en het gebied sluit
niet direct aan op andere gereguleerde gebieden.
De heer Van Tongeren constateert dat het parkeerbedrijf niet
op orde is en dat daarom nu niet met het voorstel kan worden ingestemd. Dit
voorstel hangt samen met een voorstel dat wij straks zullen bespreken waaruit
blijkt dat het parkeerbedrijf op orde gebracht zal worden. In het tijdsbestek
is hiermee rekening gehouden. Niet voor niets stellen wij de datum van 1
december voor. Het gebied oost-schil vergt 2 formatieplaatsen voor parkeercontroleurs.
Op het totaal is dit goed te realiseren. Wij delen zijn zorg, maar daardoor is
de invoeringsdatum naar achteren geschoven.
De heer VAN TONGEREN (CDA): In onze ogen is de opmerking van
de wethouder dat het voor 1 december zal lukken te zeer gebaseerd op
verwachtingen en te weinig op harde signalen. Tijdens de commissiebehandeling
hield een aantal fracties emotionele verhalen over de overbelasting van het
parkeerbedrijf. Vervolgens besluiten zij om er nieuwe taken aan toe te voegen.
Wij vinden dit inconsequent.
Wethouder GRASHOFF: Dit is een vertekening van de zaak. De
oost-schil is uitdrukkelijk in de formatie-uitbreiding meegenomen en wij geven
aan dat de kwestie opgelost kan worden voor 1 december. U moet geen karikatuur
van deze discussie maken.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Mijn punt is dat het alleen maar
in de sfeer van verwachtingen zit. Met een vacaturestop van 45% lijkt het ons
niet reëel om daar nog iets aan toe te voegen. U moet dat niet doen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Tijdens de commissievergadering
hebben wij de wethouder dezelfde antwoorden horen geven. Het overtuigt niet dat
het zal lukken. Ook hij vindt dat het gebied te klein is. Er zijn steekproeven
gehouden en de meerderheid van de bewoners vlak bij de Koepoortbrug was voor
vergunningparkeren en de rest niet. Wat gebeurt er na december? Is het niet
beter om de operatie af te gelasten totdat men in staat is het totale grote
gebied aan te pakken? De wethouder sprak over een karikatuur, maar ik vind dat
dit voorstel juist een karikatuur is. Het gaat nu om een paar gezinnen terwijl
later het gehele gebied moet worden aangepakt. Doe het dan in een keer. Ik
herinner de wethouder aan mijn vraag over de 67 parkeerplaatsen in verband met
het autovrij maken van de Markt. Wij blijven tegen dit voorstel.
De heer VUIJK (VVD): Uit het antwoord van de wethouder
leiden wij af dat de gebiedskeuze tot stand is gekomen in overleg met de
bewoners. Dit geldt ook voor het regime met de bloktijden. In de commissie is
nog uitgebreid gesproken over de situatie bij het vakteam TOR. Kan er een
rapportage komen over het op orde zijn van de handhaving voordat het parkeren
in de oost-schil van kracht wordt? De VVD-fractie zal met het voorstel
instemmen en doet dit in het vertrouwen dat, voorafgaand aan de daadwerkelijke
invoering van deze regeling, de handhaving op orde is.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid gaat akkoord
met het voorstel.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik heb inderdaad niet geantwoord op de vraag van de heer
Gabeler. Overigens heb ik daar wel op geantwoord in de commissie. Ik zal dat
antwoord herhalen. Het is logisch dat er momenteel nog geen voorstel voorligt
over de extra parkeerplaatsen die worden gerealiseerd in het kader van de
herinrichting Markt. Wij hebben immers met elkaar afgesproken dat eerst de
evaluatie van fase 1 autoluwe binnenstad zal plaatsvinden. In het kader daarvan
zullen voorstellen worden uitgewerkt. Ik acht dat wel zo netjes. Ik kan wčl
toezeggen dat het zal gaan om extra parkeerplaatsen die niet ten koste gaan van
de parkeercapaciteit in die wijk.
Wethouder
BALJÉ: Voorzitter. Het college vertrouwt erop, de capaciteitsvraag voor 1
september goed te kunnen oplossen en ik ga daarom graag in op het verzoek van
de VVD-fractie om voor 1 december inzicht te geven in de stand van zaken.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van FRIS, Stadsbelangen, Leefbaar
Delft en het CDA tegen het voorstel hebben gestemd en de overige fracties
ervoor, zodat het is aangenomen.
151.
Hervatting voorstel tot instemming met het procedurevoorstel Zomernota
2003-2006.
(Stuk
97 – 02/017980)
De
heer De KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik verzoek om een schorsing van
ongeveer 10 minuten om het door mevrouw Steffen ingediende amendement te
bespreken. Tijdens het fractievoorzitteroverleg heb ik namelijk een geheel
andere variant aan de orde gesteld die voor mijn fractie zeer belangrijk was.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voor die variant kreeg u echter geen steun.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik wil nagaan of ik mijn fractiegenoten kan
overtuigen.
De
vergadering wordt van 22.34 uur tot 22.44 uur geschorst.
De
heer De KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. In het fractievoorzitteroverleg heb
ik een andere variant ingebracht die voor mijn fractie belangrijk was.
Aangezien aan die variant enigszins is tegemoetgekomen, heb ik mijn
fractiegenoten ervan kunnen overtuigen, met dit voorstel akkoord te gaan.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. In het fractieoverleg is met name gesproken over de
wijze waarop de Zomernota beter en dynamischer behandeld kan worden. Ik hoop
dat met het amendement van mevrouw Steffen een stap in de goede richting wordt
gezet. Er is nog veel spreektijd beschikbaar en dat is goed. De vermindering in
spreektijd van 45 minuten is evenredig verdeeld over de fracties. Mijn fractie
heeft naar rato de meeste tijd moeten inleveren. Dat hindert echter niet want
de leden van mijn fractie kunnen kort en bondig spreken als dat nodig is.
Ik
onderstreep overigens de opmerking van mevrouw Steffen ten aanzien van de
beantwoording door het college in eerste en termijn. Niet alleen de raad maar
ook het college kan er wat van als het gaat om spreektijden.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Mijn fractie gaat akkoord met het
voorliggende. Ik merk evenwel op dat het kinderachtig is dat de fractie van de
SP in tweede termijn 8 minuten spreektijd krijgt en de fractie van de Partij
van de Arbeid 18 minuten. Tijdens de gelegenheden waarbij wij met elkaar
gediscussieerd hebben, is gebleken dat de inbreng van een kleine fractie net zo
belangrijk is als die van een grote fractie. Ik heb begrepen dat het Presidium
in de toekomst over zaken als deze zal beslissen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Het Presidium zal niet beslissen over de inhoud van stukken als
deze. Dat doet de raad.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): U probeert mij te pakken op mijn woordkeuze maar
u begrijpt wat ik bedoel.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Het is een zaak van het fractievoorzitteroverleg en daarna van
de raad. Een en ander is vanavond besproken, maar als u daarop terug wilt
komen, is dat uw goed recht.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik ben mijn betoog begonnen met aan te geven dat
mijn fractie akkoord gaat. Het is naar mijn mening alleen kinderachtig dat
kleine fracties minder spreektijd krijgen dan grote fracties. Dat is niet
correct.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Juist de grote partijen hebben de meeste spreektijd ingeleverd;
de kleine partijen zijn ontzien. Toevallig behoort uw fractie tot een van de
grotere.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik pleit voor gelijke behandeling.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Met het amendement wordt daaraan in grote mate tegemoet gekomen
gelet op de systematiek die in vorige jaren werd gehanteerd.
In
stemming komt het amendement A-IV.
Het
amendement wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard.
152.
Voorstel inzake verbetering parkeerbedrijf
(Stuk
91 – 02/012367 en 02/012372)
De
heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik zal het kort houden. Mijn fractie gaat niet
akkoord met het voorstel, omdat de gang van zaken zeker niet was zoals het
hoorde. Overigens is naar de mening van de SP-fractie de timing van het
voorstel zeer opmerkelijk; het probleem was reeds geruime tijd bekend bij de
wethouder, zelfs al voor de verkiezingen. Het is dan ook vreemd dat het
voorstel pas na de verkiezingen op de agenda staat. Dat roept wel vragen op.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Ik houd het minder kort. De CDA-fractie
acht dit niet echt een lekker agendapunt. Ik zal eerst een paar fundamentele
opmerkingen maken over het bestuurlijk handelen van de wethouder in deze
kwestie.
De
autoluwe binnenstad is een belangrijk, maar kwetsbaar onderwerp in het
gemeentelijk beleid. De raad onderschreef medio 2000 het einddoel maar bij een
groot aantal raadsleden leefden twijfels over de invoering van het beleid. De
fasering was niet logisch, de planning optimistisch en het voorgestelde tempo
erg hoog. Er was dan ook alle reden om vanuit het stadsbestuur te investeren in
een maatschappelijk en politiek draagvlak. Bij de gezette stappen is door de
raad op verschillende momenten kritiek geuit ten aanzien van de te gehaaste en
onzorgvuldige invoering. De voorbeelden zijn bekend maar ik zal deze toch
herhalen: pollers die niet besteld waren, parkeerwachten die geen bevoegdheden
bleken te hebben en een Delftpendel waaraan lange tijd geen contract was
verbonden en die geen passagiers kreeg. De wethouder gaf op vragen steeds
hetzelfde soort antwoord: u ziet spoken want alles gaat juist erg goed.
Ondertussen
is naar het oordeel van mijn fractie het contrast met de werkelijkheid erg
groot geworden. Het parkeerbedrijf dat een belangrijke schakel vormt in de
uitvoering van het autoluw beleid, blijkt niet op de taken berekend te zijn. De
formatie is te klein en 45% van de functies zijn vacatures. De wethouder vraagt
om een half miljoen euro extra per jaar om de taken structureel naar behoren te
kunnen uitvoeren. Daarnaast is volgens de wethouder ongeveer 1,1 mln euro nodig
om op korte termijn orde op zaken te stellen. Het grootste deel van dat bedrag
is overigens reeds zonder toestemming van de raad uit het Parkeerfonds gehaald.
Mijn
fractie kan zich nauwelijks voorstellen dat de ambtelijke organisatie, in
afwijking van de begroting, een half miljoen uit het Parkeerfonds put zonder
medeweten van de concernstaf en de wethouder. In het individuele, specifieke
geval is het moeilijk te bepalen of de wethouder daarvan al dan niet op de
hoogte was, maar eigenlijk doet die vraag er ook niet toe. Als de wethouder op
de hoogte was, had hij de raad moeten informeren, als hij niet op de hoogte
was, heeft hij zijn organisatie blijkbaar niet onder controle. Dat beeld is in
de ogen van mijn fractie helaas vaker geschetst. Het handelen van de wethouder
verloopt telkens volgens het volgende bestuurlijke patroon: het ontkennen of
bagatelliseren van problemen, waarbij inbrengen vanuit de raad niet serieus
worden genomen, en het ontstaan van een kloof tussen de bestuurlijke wereld van
de wethouder en de uitvoering in de praktijk door de ambtelijke organisatie.
Een ander punt dat daarbij vaak aan de orde komt, betreft het niet informeren
van de raad en het ondertussen eigenmachtig of eigenhandig oplossen van het
probleem. Achteraf wordt de rekening bij de raad of bij de inwoners gelegd.
Deze
manier van besturen stelt het vertrouwen van mijn fractie in de wethouder danig
op de proef. De wethouder is daarvoor meer dan eens gewaarschuwd. De vraag
rijst of andere zaken die tot de portefeuille van deze wethouder behoren bij
hem in vertrouwde handen zijn. Ik hoor daarom graag van de wethouder, welke
conclusies hij aan het onderhavige dossier verbindt. Ik verwacht daarbij een
zeer serieus antwoord want ik neem geen genoegen met opmerkingen zoals: u maakt
van een mug een olifant.
Voor
een groot deel is de feitelijke inhoud van de problematiek uitgespit tijdens de
commissievergadering. Het is voor iedereen duidelijk dat het op deze manier
niet verder kan. Over de oplossing verschillen wij op onderdelen echter van
mening.
Het
parkeerbedrijf heeft op dit moment twaalf formatieplaatsen, waaronder vijf
controleurs en vijf medewerkers voor de centrale controlekamer. Er zijn dus
voldoende mensen om bonnen uit te schrijven maar onvoldoende medewerkers om
deze administratief te verwerken, om vragen af te handelen aan de publieksbalie
of om bezwaren te behandelen. Het college vraagt om een uitbreiding van 15,5
formatieplaatsen. Voorzover deze uitbreiding betrekking heeft op de administratie
en de publieksbalie, kan mijn fractie daarmee instemmen. De uitbreiding hoeft
in dat geval echter maar te bestaan uit 10 formatieplaatsen. Een verdere
uitbreiding is voor dit moment onnodig en onwenselijk. Waarom zou een
personeelsformatie meer dan verdubbeld worden als meer dan de helft van de
bestaande formatieplaatsen vacatures zijn? Laten eerst de bestaande vacatures
vervuld worden. Verder acht mijn fractie het onverstandig om extra taken toe te
voegen aan een organisatie die niet op orde is. De wethouder gebruikt zelf
regelmatig een mooie omschrijving voor dit soort handelen: de wet van behoud
van ellende. Op dit punt ben ik dat van harte met hem eens. Laten wij daarom
niet het aantal controleurs voor de oostschil uitbreiden maar eerst ervoor zorgen
dat het gewone werk goed wordt uitgevoerd. Voor de aanpassing van de
personeelsformatie dien ik namens mijn fractie een amendement in.
De
VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-V)
ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft in vergadering bijeen op 27 juni 2002,
overwegende:
- dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor een
verbetering van het parkeerbedrijf;
- dat daarvoor incidentele kosten gemaakt moeten worden in
het jaar 2002;
- dat het parkeerfonds onevenredig wordt belast indien deze
kosten ten laste van het parkeerfonds worden gebracht;
besluit:
het
vierde beslispunt van voorstel 91 II te wijzigen in:
·
en
deze kosten ten laste te brengen van de reserve EZH en de daarvoor benodigde
wijzigingen aan te brengen,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Wij missen bij dit onderwerp overigens ook een
evaluatie van het functioneren van de publieksbalie die al eerder door
wethouder Mahler was toegezegd. Wij pakken daar nu een klein stukje uit en nemen
daar maatregelen voor zonder over het totale beeld te beschikken. Wanneer komt
die evaluatie? Misschien kan wethouder Baljé hierop antwoorden.
Dan de financiële consequenties. Het parkeerfonds speelt
hierbij een cruciale rol. Het fonds gaat uit van een evenwicht over een langere
termijn tussen inkomsten en uitgaven. Het college stelt voor om incidenteel en
structureel meer aan dit fonds te gaan ontrekken, namelijk incidenteel ongeveer
€ 1,1 miljoen en structureel op zijn minst € 0,5 miljoen. In de systematiek van
het fonds moeten daar feitelijk inkomsten tegenover staan, maar daar gaat het
voorstel niet op in. Wij vinden het niet acceptabel dat u het parkeerfonds
belast met de kosten van uw incidentele maatregelen. Het exploitatieresultaat
van dit fonds wordt daardoor voor een langere periode negatief beďnvloed. Wij
stellen voor om de incidentele kosten die met dit voorstel gemoeid zijn te
dekken uit de reserve van de EZH-middelen. Dat lijkt mij aan de inwoners heel
goed uit te leggen. Ook daarvoor dienen wij een amendement in.
De VOORZITTER: Door de leden Van Tongeren, Van Doeveren en
Engels wordt het volgende amendement (AVI) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 27 juni
2002,
overwegende:
. dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor een
verbetering van het parkeerbedrijf;
. dat het uitvoeren van extra taken niet verantwoord is,
zolang de organisatie niet naar behoren functioneert;
. dat er een balans moet zijn tussen het aantal vacatures
enerzijds en de uitbreiding van de formatie anderzijds;
. dat het daarom de voorkeur verdient bestaande vacatures in
te vullen, voordat de formatie substantieel wordt uitgebreid;
besluit:
het tweede beslispunt van voorstel 91II te wijzigingen in:
. in te stemmen met een structurele uitbreiding van de
parkeergerelateerde formatie bij Publiekszaken van maximaal 10 fte.
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer VAN TONGEREN (CDA): Zoals ik al aangaf, komt ook de
CDA-fractie tot de constatering dat een aantal structurele maatregelen nodig
is, zij het wat minder omvangrijk dan het college voorstelt. Dekking daarvan
uit het parkeerfonds is voor ons bespreekbaar, maar wij krijgen graag van het
college de bevestiging dat deze structurele maatregelen niet zullen leiden tot
een verhoging van de parkeertarieven. Het gaat dus om de causale relatie tussen
deze maatregelen en de hoogte van de parkeertarieven. Over dat punt dienen wij
een motie in.
De VOORZITTER: Door de leden Van Tongeren, Van Doeveren en
Engels wordt de volgende motie (I) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 27 juni
2002,
overwegende:
. dat aanvullende maatregelen nodig zijn voor een
verbetering van het parkeerbedrijf;
. dat daarvoor een beroep zal worden gedaan op het
parkeerfonds;
dat het parkeerfonds mede gevoed wordt door opbrengsten uit
parkeertarieven;
spreekt als zijn mening uit dat deze maatregelen niet mogen
leiden tot een verhoging van de parkeertarieven,
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer VAN TONGEREN (CDA): Het stuk dat in de commissie was
behandeld, een stuk dat vandaag niet voorligt, bevat een post die gedekt moet
worden uit de algemene middelen: een coördinator voor de toezichthouders. De
CDA-fractie onderschrijft die keuze niet. De regio Haaglanden heeft een uiterst
belabberd percentage van opgeloste misdrijven, circa 15%. Extra geld voor
handhaving in brede zin wil het CDA daarom liever inzetten voor extra
politiecapaciteit, voor echte agenten, en niet voor deze functie. Wij zullen
bij de Zomernota hierover een uitgebreider voorstel presenteren.
Tot slot wil ik een aantal opmerkingen maken over de manier
waarop de ambtelijke dienst en de wethouder de afgelopen tijd met het
parkeerfonds bezig zijn geweest. Er blijkt inmiddels dat op zijn minst € 0,5
miljoen extra is uitgegeven. De CDA-fractie vindt dat de wethouder dit vooraf
aan de gemeenteraad had moeten voorleggen. Op grond van de volgende argumenten
komen wij tot die conclusie. Een extra uitgave van € 0,5 miljoen uit het
parkeerfonds gaat uit boven het begrote uitgavenniveau en boven de marges van
de normale bedrijfsvoering. Hierdoor is de negatieve stand van het parkeerfonds
van dit moment met 600% toegenomen, van minus € 75.000 naar minus € 575.000. De
grepen in de kas zijn dermate omvangrijk dat effecten op de parkeertarieven
eigenlijk niet zijn uit te sluiten. Het vaststellen van de parkeertarieven is
nu eenmaal een bevoegdheid van de raad. Naar het oordeel van onze fractie is
hiermee het budgetrecht van de raad, waarover mevrouw Bolten eerder sprak,
aangetast. Het college is hiermee op een onprettige manier in het vaarwater van
de raad terechtgekomen. De CDA-fractie wil meedenken bij het oplossen van de
problemen bij het parkeerbedrijf, maar voorlopig heeft de wethouder aan ons nog
heel wat uit te leggen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik herhaal niet wat wij in
de commissie hierover al hebben gezegd, maar ik spreek mijn onthutsing uit over
het voorstel dat voorligt waarin het college om een bedrag van € 750.000 vraagt
dat reeds uitgegeven is. Dit kan niet. Wanneer je merkt dat het ergens fout
gaat, trek je aan de bel en probeer je dit recht te zetten. Naar ons gevoel
heeft de wethouder veel te laat geprobeerd de zaak recht te zetten. Mijns
inziens is het een strategische zet dat nu het voorstel wordt ingediend. De
raad kan niet anders. Het parkeerbedrijf moet op poten worden gezet omdat
anders geen toezicht op de openbare ruimte kan worden gehouden. De wethouder
wist echter waarschijnlijk al vijf maanden geleden dat er personeel nodig was.
Waarom is hij toen niet met een voorstel gekomen tot uitbreiding van de
formatieplaatsen en een extra budget voor externen? Er zijn twee nieuwe
softwaresystemen in het kader van het pollerproject ontwikkeld. Waarom is de
raad niet op de hoogte gesteld van deze nieuwe ontwikkeling? Wij stemmen niet
in met de koppeling van deze systemen. Het koppelen van twee ongelijksoortige
systemen, een administratief en een technisch systeem, is moeilijk en kostbaar.
Ik heb de indruk dat het meeste geld is gestopt in experimenten op dat terrein.
In de commissievergadering heb ik het accent gelegd op de vraag, goedkeuring te
verlenen om incidenteel € 313.000 te verstrekken voor de invoering van
gereguleerd parkeren in de oost- en noord-schil.
Wij hebben daarnet het voorstel over de oost-schil
geaccepteerd. Er werd een bedrag van € 65.000 gevraagd voor hetzelfde
onderwerp. De heer Baljé zei, in antwoord op mijn vraag hoe dat mogelijk is,
dat alles wat te veel verstrekt is, teruggegeven zal worden. Dat antwoord is
niet juist. De heer Grashoff zegde toe dat hij dit zal onderzoeken. Voor deze raadsvergadering
zou duidelijkheid komen over de vraag of er sprake was van een overlapping. Tot
nu toe heb ik niets gehoord. Heeft hij al onderzoek verricht naar de bedragen
van € 313.000 en € 65.000 voor benodigde materiële middelen? Wij vinden het onbegrijpelijk
dat wij op dit moment een dergelijk voorstel moeten behandelen. Dat had veel
eerder moeten gebeuren.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voor onze fractie staat een ding
boven water: wij willen graag dat het autoluw-beleid in deze periode wordt
afgerond. Wat ons betreft is het nu of nooit. Het voorliggende stuk heeft nogal
wat haken en ogen. Wij vinden het belangrijk dat het parkeerbeleid weer op de
rails wordt gezet. De gemeente heeft de taak als goed werkgever om het daar
weer op orde te krijgen. Wij hebben een groot probleem met het bedrag van €
750.000 dat achteraf moet worden goedgekeurd en het tijdstip waarop de
wethouder daarmee naar de raad gekomen is. Ik begrijp dat er sprake is van
voortschrijdend inzicht en dat mede een oorzaak de gemeentelijke reorganisatie
is geweest. Desalniettemin blijft dit een heikel punt. In de
commissievergadering hebben wij de wethouder al verzocht of hij in de toekomst
sneller wil reageren. De moties en amendementen moeten wij eerst nog even
bezien.
De heer VUIJK (VVD): Ook de VVD-fractie werd bijzonder
onaangenaam verrast door de problemen die nu bij het toezicht op de openbare
ruimte ontstaan zijn. Als je regels stelt, moet je die adequaat handhaven. Die
handhaving moet dus op orde zijn. Dit standpunt is niet nieuw. Oplossing van
problemen bij TOR verdient de prioriteit, zeker nu het autoluw gebied wordt
uitgebreid met de schil oost. Onmiskenbaar is het personeelsbeleid een
bevoegdheid van het college. De stukken lezende, wordt het duidelijk dat de
wethouder een zware klus moet klaren. Hierbij spelen zakelijke, menselijke en
emotionele aspecten een rol. Door de reorganisatie van het gemeentelijke
apparaat is er aanzienlijk met personeel geschoven. Door vacatures zijn er open
plekken ontstaan die door de moeilijke arbeidsmarkt niet eenvoudig waren te
vervullen. Het functioneren van deze afdeling kwam daardoor onder druk te
staan. Dat de wethouder niet direct op de hoogte werd gesteld van de werkelijke
omvang van de problemen zien wij als een ernstig bedrijfsongeval. Dit alles
neemt niet weg dat de raad het recht heeft om tijdig geďnformeerd te worden
over mogelijke problemen. Ondanks het feit dat personeelsbeleid geen
bevoegdheid van de raad is, willen wij in deze bijzondere omstandigheden
nadrukkelijk over deze problemen geďnformeerd worden. Vooralsnog ziet de
VVD-fractie de oorzaak van de problemen bij TOR als een zeer ongelukkige
samenloop van een grootschalige reorganisatie en het zich verkijken op de
personele consequenties van een groot project.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): De fractie is in de
vergadering van de commissie duurzaamheid reeds akkoord gegaan met dit
voorstel. Er waren grote problemen bij het vakteam TOR: een slechte sfeer,
onderbezetting en ziekteverzuim. Van de totale
financiële middelen die
nu nog nodig zijn, namelijk
€ 750.000 en € 313.000, zijn
inmiddels € 500.000 al uitgegeven, zonder dat de raad hierover vooraf
geďnformeerd werd. Wij kunnen dus niet anders dan akkoord gaan met het
voorstel, immers, het leed bij het vakteam TOR moet worden opgelost.
Onze fractie heeft met de aanleiding tot dit voorstel grote
problemen. Laat ik maar direct met de deur in huis vallen. Stadsbelangen heeft
na lang beraad besloten, het vertrouwen in wethouder Grashoff op te zeggen. Ik
besef dat dit een hard oordeel is, maar evenals bij het onderwerp de Delft
pendel, waarbij de wethouder liet blijken lak te hebben aan afspraken met de
raad, is wederom gebleken dat hij de aansturing van het ambtelijke apparaat
niet onder controle had.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik ben verrast door deze stap van
Stadsbelangen. In de commissievergadering is hierover met geen woord gesproken.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik heb gezegd dat wij met
het voorstel akkoord gaan. In het autoluwe proces en het parkeerbeleid hebben
wij de wethouder steeds het signaal afgegeven: u gaat te snel, u volgt een
verkeerd proces, regel eerst alles goed voordat u de maatregelen invoert. Maar
neen, de wethouder ging in een sneltreinvaart voort onder het mom “invoeren en
wij zien wel waar wij tegenaan lopen”. Voorstellen moesten keer op keer worden
bijgesteld. De CDA-fractie heeft hiervan de nodige voorbeeld geven en dat
kostte weer onnodig extra geld. Steeds weer gaf de wethouder de indruk dat het
voor elkaar was en nu krijgt de raad weer een financiële tegenvaller op zijn
bordje. Wij vonden het de limit dat wij in de memo die wij recent ontvingen
over het inhuren van externen moesten lezen dat het hogere bedrag dat
uitgegeven is aan externen in 2001, ofte wel € 9.5 miljoen, onder andere
veroorzaakt wordt doordat de politiek het autoluwe beleid heeft doorgevoerd.
Het ging met name om het tempo waarin dit is gebeurd. Al eerder heeft onze
fractie aangegeven dat zij zich hierop niet aangesproken voelt.
De wethouder heeft in de commissievergadering toegegeven dat
hij de situatie bij het parkeerbedrijf verkeerd heeft ingeschat en dat siert
hem. Tegelijkertijd rijst de vraag welke nadelige consequenties wij nog meer
kunnen verwachten naar aanleiding van dit falend beleid. Is het einde in zicht?
De fractie van Stadsbelangen weet het niet meer en wil daar ook niet meer op
wachten. Wij zijn in het verleden duidelijk genoeg geweest. Wij hebben
duidelijke adviezen en signalen in de richting van de wethouder gegeven. In de
raadsvergadering van 27 september 2002 wees de wethouder op het gezegde:
Barbertje moet hangen. Hij wees de kritiek op het uitvoeren van het
autoluw-plus van de hand. Volgens hem grensde dit aan het absurde.
Stadsbelangen gaf toen duidelijk aan dat op dat moment Barbertje niet hoefde te
hangen, maar met beide benen op de grond moest blijven staan. Voor onze fractie
was dit de gele kaart. Bovendien had de wethouder bij onze fractie krediet
opgebouwd, met name door de wijze waarop hij de projecten spoorzone en het
Zuidpoort-gebied aanpakte. Door de knullige en doordrammerige wijze waarop hij
is doorgegaan met het autoluw-beleid heeft hij het krediet bij onze fractie
verspeeld. Dit kan zo niet doorgaan. Geen overwicht op het ambtelijke apparaat,
een slechte aansturing daarvan, geen inzicht in de daadwerkelijke kosten die
het autoluw-beleid voor onze stad en de raad te laat informeren dan wel de raad
daar, zoals bij de Delft pendel het geval was, toevallig zelf achter laten
komen. Voor Stadsbelangen is de maat vol en wij vragen de wethouder hieruit zijn
conclusies te trekken.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ook naar de mening van de GroenLinks-fractie
verdient de gang van zaken geen schoonheidsprijs. Het was onthutsend om in het
stuk van het college te lezen dat de werksfeer is aangetast, dat dure
uitzendkrachten moesten worden ingehuurd, dat medewerkers overbelast waren en
dat er 45 vacatures waren geweest.
De
oorzaak van de problemen is gelegen in het toebedeeld krijgen van nieuwe taken
samenvallend met de kanteling van de gemeentelijke organisatie en het bestaan
van 45 vacatures.
De
fractie van GroenLinks acht het van groot belang dat er een oplossing komt voor
het personeel. In de commissie is daarom reeds aangegeven dat mijn fractie
akkoord gaat met het voorstel van het college.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Een oplossing kan ook gelegen zijn in het niet extra
belasten van het apparaat met nieuwe taken. Heeft u daar wel eens over
nagedacht?
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Jazeker. U denkt misschien dat ik niet naar u luister maar
ik heb de afgelopen keren dat u hierover sprak aan uw lippen gehangen. Toch is
mijn fractie van mening dat het parkeerbeleid met betrekking tot de oostschil
doorgang moet vinden en de vacatures snel vervuld moeten worden. Het inhuren
van externe capaciteit uit een niet gedekte pot is de grootste oorzaak van het
niet kunnen uitoefenen van het budgetrecht door de raad. Als de raad niet
akkoord gaat met het voorstel, moet het inhuren van externe capaciteit worden
voortgezet omdat het beleid vastgesteld is.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Wij hebben nu de gelegenheid om een gedeelte van dat
beleid te faseren en dat lijkt mij een gezond besluit.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Naar mijn mening leidt dat alleen maar tot meer problemen.
Bovendien is niet het raadsbesluit over het parkeerbeleid de oorzaak van een en
ander, maar ook de kanteling van de organisatie die voortkomt uit het
NEON-proces, en het bestaan van de vacatures die niet worden vervuld als er een
slechte sfeer heerst. Om die redenen stemt mijn fractie in met het collegevoorstel.
Ik
heb aangegeven dat de gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient. Er dient
echter wel een snelle oplossing te worden gezocht. Naar mijn mening wordt het
probleem te eenzijdig bij de parkeerwethouder gelegd; andere wethouders waren
immers verantwoordelijk voor het NEON-proces en de balie.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Het staat de betreffende wethouders vrij om te
reageren.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Uw fractie heeft hen niets gevraagd. Mijn fractie heeft de
heer Torenstra expliciet uitgenodigd voor dit agendapunt omdat de
verantwoordelijkheid voor dit onderwerp bij het gehele college ligt, niet
alleen bij de wethouder van parkeerzaken.
De
heer VIS (STIP): Voorzitter. Met het voorstel is veel geld gemoeid, maar uit de
stukken blijkt dat de uitgaven hard nodig zijn. De werkdruk in het
parkeerbedrijf is te hoog hetgeen ten koste gaat van de werksfeer, waarmee de
kwaliteit van de handhaving van het beleid verslechtert. De STIP-fractie pleit
daarom voor een snelle uitvoering van het voorstel. Ook pleit ik namens mijn
fractie voor aandacht voor de krappe behuizing van het personeel aan de
Phoenixstraat; die brengt onnodige spanning met zich.
Mijn
fractie gaat akkoord met het voorstel.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik ben het ermee eens dat de
problematiek bij het parkeerbedrijf aangepakt moet worden. Ik kan het voorstel
daartoe in principe steunen; het is de hoogste tijd voor verbetering, zeker
gelet op de omvang van de problematiek. Ik zal het ingediende amendement bezien
in het licht van het collegevoorstel.
Ook
ik ben ontstemd over de gang van zaken, zoals de late melding van de problemen
aan de raad en de uitgaven die reeds gedaan zijn. Een en ander is niet netjes.
Ik heb in de commissie weliswaar gezegd “beter laat dan nooit”, maar de raad
tijdig informeren verdient natuurlijk altijd de voorkeur.
De
VOORZITTER: Het lijkt het college goed om eerst de brede setting van de
gemeentelijke organisatie waarin de ontwikkelingen zich hebben voorgedaan, te
schetsen. Ik geef daarom eerst het woord aan wethouder Torenstra.
Wethouder
TORENSTRA: Voorzitter. Een aantal fracties heeft in verschillende termen de
situatie bij TOR, de arbeidsmarkt, de overbelasting, de vacatures en de
kanteling aan de orde gesteld. Ik zal trachten, de situatie te schetsen vanuit
het gezichtspunt van de gedeelde verantwoordelijkheid van het college.
In
het raadstuk staat dat de organisatie na de kanteling nog niet volledig op orde
is gekomen. Ik wil wijzen op een drietal aspecten dat hierbij van belang is: de
NEON-operatie als zodanig en de omslagen daarbij, de discontinuďteit van het
management bij de geformeerde Publiekszaken en de ingrijpendheid van de
eenmalige operatie van de opbouw van het Toezicht openbare ruimte. De
voorbereidingstijd van de NEON-operatie nam geruime tijd in beslag, namelijk
van 1998 tot 1999. Het ging daarbij om het bepalen van het hoofdbeeld, het in
samenspraak met de organisatie uitzetten van lijnen vanuit dat hoofdbeeld en de
plaatsing en herplaatsing van ongeveer 1400 ambtenaren. Vijf zelfstandige
diensten, met eigen begrotingen, werden samengevoegd tot één gemeentelijke
dienst, met één clustersetting, waarin vooral de sectoren en vakteams opnieuw
gepositioneerd moesten worden.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Als u met de door u vaak genoemde logica van de burger
naar dit proces had gekeken, had u veel eerder moeten opmerken dat het proces
niet werkte. Als de automobilist op straat al in de gaten had dat het systeem
niet werkte, waarom kwam u daar dan pas zo laat achter?
Wethouder
TORENSTRA: Ik wil niet flauw doen, maar dit is wel erg gemakkelijk. Een
automobilist doet pas ervaringen op met een systeem, nadat het is ingevoerd.
Laat mij mijn verhaal even afmaken; het automobilistendeel komt vast straks nog
aan de orde. Ik vraag de raad om enige ruimte om een volledig beeld te
schetsen.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Dat is prima, maar ik heb geen behoefte aan een
samenvatting van het NEON-proces.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Ik heb daar wel om gevraagd.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Naar mijn mening is het slechts zijdelings aan de
orde.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Naar mijn mening niet.
Wethouder
TORENSTRA: De volgende stap die gezet moest worden, was de kanteling in maart
2000. Met de raad was afgesproken dat voor de implementatiefase twee jaar zou
worden uitgetrokken. In maart 2000 is dat proces in gang gezet en in 2002 zou
de kanteling voltooid moeten zijn. De invoering van het beleid voor
Publiekszaken en TOR was gelegen bij de opbouw van Publiekszaken; ook de
implementatie van het geheel was verbonden aan de implementatie van
Publiekszaken. Ik pik Publiekszaken er even uit; dit cluster is geformeerd uit
drie diensten. Belangrijk waren de ontstane knelpunten op managementniveau. De
arbeidsmarkt was moeilijk. De vervulling van de directeurs-vacature heeft lang
geduurd. Na ongeveer zes maanden vertrok deze directeur, hetgeen betekende dat
wij in die belangrijke fase zonder directeur zaten. Daarna is met een
interim-directeur gewerkt. In die periode viel ook het sector-hoofd uit. Op
managementniveau hadden wij de wind niet mee. Afgelopen januari hebben wij pas
de huidige directeur kunnen benoemen. Dit alles vond plaats op het moment
waarop een explosieve uitbreiding nodig was. Als wij over een goed management
op dat moment hadden beschikt, dan hadden wij de signalen eerder kunnen
oppikken.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik ben diep geroerd door dit
verhaal over zoveel ellende op een plaats. Heeft de wethouder Neon echter nooit
op enig moment tegen de wethouder Autoluw gezegd: ik kan de invoering van al
deze maatregelen niet waarmaken. Is dat nooit op die manier in discussie
geweest? Of wist u beiden niet dat die invoering niet mogelijk was?
Wethouder TORENSTRA: In het college bespreken wij alle
punten collegiaal. Dit is echter pas mogelijk als je collegiaal over voldoende
inzicht beschikt. De enorme reorganisatie was in Nederland op dat niveau nog
niet vertoond. Tegelijkertijd vond een eenmalige operatie plaats van de opbouw
en uitvoering van het parkeerbedrijf. Ik ben ervan overtuigd dat, als de
vacatures beter en sneller waren ingevuld, wij een beter beeld hadden kunnen
laten zien.
Ik kom dan bij de huidige situatie, de huidige directeur en
het huidige management. De feitelijke doorstart en implementatie kan nu pas
gestalte krijgen omdat wij over de benodigde informatie beschikken. Het huidige
managementteam pakt dit adequaat op.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Wanneer schat u dat het op orde
is?
Wethouder TORENSTRA: Als vanavond het voorstel wordt
aanvaard heb ik, met het huidige management, daar alle vertrouwen in. Garanties
zijn nu nog niet aan de orde.
Wethouder GRASHOFF: In de commissie zei ik al dat het een
feit is dat wij er, wat de personele consequenties bij TOR betreft, behoorlijk
naast hebben gezeten. De achtergrond daarvan schetste collega Torenstra reeds.
Het college heeft natuurlijk geen € 750.000 uitgegeven om de problemen met
externen op te lossen en dit alles later aan de raad te vertellen. Het was
andersom. Er was een probleem en wij bevonden ons in een vicieuze cirkel. De
benodigde managementinformatie om de zaak op orde te krijgen, kregen wij niet
los vanwege onder meer de personele problemen op verschillende niveaus in het
management. Het college moest zijn verantwoordelijkheid nemen en zette er
mensen bij. Dat was niet een kwestie van een budget dat beschikbaar werd
gesteld. De grootste zorg was om het probleem boven water te krijgen. Dat
kostte veel tijd en inzet van externen. Los hiervan waren er problemen met de
vervulling van vacatures op basaal werkniveau.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Kostte dit zoveel tijd dat u
ondertussen vergat, dit even aan de raad te melden?
Wethouder GRASHOFF: Het kostte erg veel tijd. Het heeft
weinig zin om de raad te confronteren met een probleem waarvan de noch de
omvang, noch de oplossing op dat moment bekend was. De raad mag van het college
verwachten dat het in personele aangelegenheden handelt en de zaak oplost. En
dat heeft het college gedaan. Het gaat niet om de bevoegdheden van de raad.
Jaarlijks zijn er op rekeningbasis overschrijdingen en onderschrijdingen op tal
van begrotingsposten. Het parkeerfonds neemt hier een bijzondere positie in
omdat het niet de normale begroting is. Als wij uw gedachtegang over
onderschrijding of overschrijding moeten volgen, zou geen enkele jaarrekening
in deze gemeente met een negatief saldo kunnen sluiten. Wij zijn gehouden om u
verantwoording af te leggen over wat wij hebben gedaan. Het waren uitgaven die
nodig waren om de bedrijfsvoering op peil te houden. Ze waren met name nodig om
de basale handhavingstaken te beschermen. In het verhaal van de heer Van
Tongeren wordt de suggestie gewekt dat wij intussen niet gehandhaafd zouden
hebben. Het overgrote deel van de problematiek zat meer in de binnendienst dan
in de buitendienst. De heer Van Tongeren suggereert dat er nu een voorstel
wordt gedaan om de formatie van TOR meer dan te verdubbelen, maar dat is
absoluut niet aan de orde. Het vakteam TOR heeft een formatie van 38 plaatsen
en niet van 12, zoals de heer Van Tongeren schetste. Bij een eerdere besluitvorming
over de parkeercontroleurs is in een formatieuitbreiding voorzien. Een fout
hierbij was dat de consequenties voor de binnendienst onvoldoende zijn
ingeschat. In het voorstel ziet u nu een combinatie van vrij veel
formatieplaatsen van de binnendienst. Het gaat om informatie aan de
publieksbalie tot het afhandelen van bezwaarschriften. In de formatie van de
buitencontrole zit een stuk in verband met de uitbreiding naar de oost-schil.
De optelsom leidt tot 15,5 formatieplaatsen. Wij verwachten, nadat rust in de
tent is gebracht, dat na 2 jaar 3,5 formatieplaats kunnen worden ingeleverd. Ik
ga nu nog niet in op de amendementen. Naar mijn mening doet zich het
misverstand voor dat wij nu aan de raad voorstellen doen voor nieuwe
beleidsruimte en toezichthouders of coördinators/toezichthouders. Dat is niet
het geval; dit punt komt aan de orde bij de behandeling van de Zomernota.
Ik
bestrijd de suggestie dat er een grote overschrijding heeft plaatsgevonden van
de budgettaire ruimte binnen het parkeerfonds. Het gaat weliswaar om forse
bedragen, maar het parkeerfonds is een miljoenenbedrijf waarin hoge bedragen
omgaan. De overschrijding moet in dat licht worden beoordeeld.
De
heer Gabeler heeft gevraagd naar de overlap van de bedragen in het voorstel
over het parkeerbeleid in de oostschil en het onderhavige voorstel. Er is geen
sprake van een dubbeltelling in de zin van het dubbel tellen van bedragen, maar
naar aanleiding van de vraag is wel een belangrijk manco ontdekt in het
voorstel over de verbetering parkeerbedrijf. Het gaat om de materiële middelen
oost- en noordschil, de aanschaf van parkeerautomaten voor de plaatsen waar
betaald parkeren geldt. In die post is ten onrechte een bedrag gekopieerd van
de post die is opgenomen voor het Westerkwartier/Olofsbuurt. Het bedrag van
313.108 euro is daarom veel te hoog geraamd. Ik stel voor om dat bedrag in het
raadsvoorstel terug te brengen tot 45.000 euro, de daadwerkelijke kosten voor
de noodzakelijke parkeerautomaten in dat gebied. Ook dit punt verdient
weliswaar geen schoonheidsprijs, maar toch: een vergissing van de bank in ons
aller voordeel.
De
heer Vuijk heeft gesteld dat de handhaving op orde moet zijn bij het stellen
van regels. Ik herhaal dat de feitelijke handhaving op straat tijdens de
ontwikkelingen volledig is beschermd. Alle vacatures op dat gebied zijn direct
vervuld om de handhaving op straat goed te laten verlopen. De klachten in de
stad over het niveau van handhaving zijn van een geheel andere orde en hebben
vaak te maken met de individuele beleving van mensen.
Wethouder
BALJÉ: Voorzitter. Ik kan de raad ervan verzekeren dat TOR zich van warme
belangstelling van mijn kant kan verheugen, al was het alleen maar vanwege de
menselijke aspecten waarop terecht door een aantal fracties gewezen is. Ik heb
er vertrouwen in dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het personeel van
de Publieksbalie en TOR verbeterd kan worden; momenteel is voor ongeveer
tweederde van de vacatures min of meer duidelijk op welke wijze ze vervuld
kunnen worden. Voor die vacatures kunnen namelijk intern kandidaten gevonden
worden.
De
fractie van het CDA heeft bij een eerder agendapunt aangegeven dat zij geen
voorstander is van de uitbreiding tot aan de oostschil. Het is naar mijn mening
een vreemde gedachtegang om, gesteld voor de bestuurlijke realiteit van een
raadsmeerderheid, vervolgens te besluiten om geen handhaving in dat gebied te
laten plaatsvinden.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Wij mogen toch wel onze opvattingen daarover hebben?
Wethouder
BALJÉ: De bestuurlijke realiteit is nu eenmaal dat er een uitbreiding in de
oostschil zal plaatsvinden. Als TOR niet de benodigde capaciteit erbij krijgt
om in dat gebied te handhaven, zal de werkdruk verergeren en de situatie
verslechteren.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): U gaat ervan uit dat onze amendementen niet op een
meerderheid in de raad kunnen rekenen.
Wethouder
BALJÉ: Ik zal de amendementen bekijken maar vooralsnog is het naar mijn mening
een vreemde gedachte.
Er
is gevraagd naar een evaluatie van het functioneren van de publieksbalies. Ik
heb die vraag ook schriftelijk ontvangen en daartoe is reeds overgegaan.
Overigens kon ik een toezegging van het college aan de raad op dit punt niet
terugvinden. Ik ben evenwel genegen om met een zekere regelmaat en diepgang het
functioneren van de publieksbalies te evalueren.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): De heer Mahler heeft die toezegging in commissieverband
gedaan.
Wethouder
BALJÉ: Ik heb daarvan gehoord, maar ik heb er niets over terug kunnen vinden.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): De tussentijdse wisseling van wethouders is ook niet
zo handig.
Wethouder
BALJÉ: De nieuwe samenstelling van een college is nauwelijks een tussentijdse
wisseling te noemen.
Binnenkort
ontvangt de raad antwoord op de schriftelijke vraag over de evaluatie. In de rest
van het jaar zullen evaluerende activiteiten worden ondernomen en daarover zal
de raad worden geďnformeerd. Na de zomer zal een klanttevredenheidsonderzoek
plaatsvinden onder klanten van de publieksbalies. Ik verwacht dat daaruit
nuttige informatie naar voren zal komen. Verder wordt momenteel gewerkt aan de
implementatie van een actieplan ter verbetering van de activiteiten van de
publieksbalies. De resultaten op dat punt moeten worden afgewacht voordat een
evaluatie daarvan kan plaatsvinden.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): U houdt een merkwaardige volgorde aan door een
situatie te verbeteren waarvan de toestand onbekend is.
Wethouder
BALJÉ: Het actieplan is een logisch uitvloeisel van hetgeen in de raad besloten
is. Het lijkt mij niet aan de orde om eerst te evalueren. Laten wij de boel
eerst opknappen en vervolgens nagaan welk effect een en ander heeft gehad. Zeer
binnenkort zal u geďnformeerd worden over het evaluatietraject en over de
verwachtingen van de digitalisering van de dienstverlening. Te zijner tijd is
de evaluatie aan de orde, maar niet eerder dan een half jaar na implementatie.
De
vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Wethouder
OOSTEN: Amendement V stelt een andere dekking voor van incidentele kosten in
het jaar 2002. Het college raadt aanvaarding van dit amendement af. In de
reserve EZH is die ruimte niet aanwezig. Verder is er een geëigend fonds dat
daarvoor wel beschikbaar is en waarin bij doorrekening wel die ruimte aanwezig
is: het parkeerfonds.
Wethouder BALJÉ: Het college ontraadt aanvaarding van
amendement VI. De 15,5 fte komen niet zo maar uit de lucht vallen. Wij hebben
dit punt goed bestudeerd. Bovendien is dit aantal inclusief de maatregelen die
voor handhaving en backoffice nodig zijn voor de oost-schil. Wij moeten hier
niet een te krap uitgangspunt kiezen, omdat dit de werkdruk verhoogt.
Wethouder GRASHOFF: Het hangt ervan af hoe je de motie
interpreteert. De directe verhoging van de tarieven hebben wij in de dekking
niet doorgerekend. Het parkeerfonds gaat uit van inkomsten die voor een deel
uit parkeertarieven, vergunningen, e.d., komen. Met parkeertarieven bedoelt u
de tarieven voor het betaald parkeren. In de doorrekening is niet voorzien dat,
vanwege deze maatregel, de tarieven zich anders zouden ontwikkelen dan wij
eerder in ramingen hebben voorgesteld. In alle eerdere voorstellen wordt er
consequent vanuit gegaan dat ongeveer eenmaal per vijf jaar een
boventrendmatige verhoging van de parkeertarieven wordt doorgevoerd. Als u
stelt dat in directe zin uit deze maatregelen geen verhoging van de
parkeertarieven volgt, ben ik het daarmee eens. In die zin heb ik geen bezwaar
tegen deze motie. De interpretatie van de motie is echter belangrijk: het is
onverlet de normale indexeringen en de gangbare ontwikkeling van de tarieven
die als gevolg van het totaalbeleid al voorzien waren en die een
boventrendmatig karakter zullen hebben in de loop der jaren.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Dit betekent toch gewoon dat u
voor de motie kunt zijn? Alles wat u zegt staat niet in de motie.
Wethouder GRASHOFF: Ik weet uit ervaring dat, als je dit nu
niet inkleurt, daar later een andere interpretatie aan kan worden gegeven. Met
die inkleuring kan ik zeggen dat het college geen bezwaar heeft tegen deze
motie.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Onze fractie wil graag even
schorsen.
De vergadering wordt van 11.45 uur tot 11.57 uur geschorst.
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Mijn fractie blijft bij haar
standpunt: zij steunt het voorstel van het college niet. Wij vinden de
beantwoording van de wethouders naar aanleiding van de amendementen
bevredigend. Wij zullen ze niet steunen. De wethouder zei, sprekend over de
motie, dat het voorgestelde direct geen consequenties voor de burger zal hebben
maar indirect over enige jaren misschien wel. Het lijkt mij dat het geen kwaad
kan als wij dit vanavond via deze motie bevestigen. Wij zullen dus de motie
steunen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Even van de orde. Ik wil graag van
het CDA horen wat de schorsing heeft opgeleverd.
De VOORZITTER: Ik heb de heer Van Tongeren gevraagd of hij
er prijs op stelde als eerste het woord te voeren. Zijn voorkeur had de normale
volgorde.
De heer TAEBI (SP): Ik wil nog een zinnetje aan mijn betoog
toevoegen. Ik verzoek de wethouder bijtijds een beter voorstel te doen omdat
wij dit voorstel niet kunnen steunen.
De heer VAN TONGEREN (CDA): De fractie heeft overlegd over
de aard van de antwoorden. Het college sprak over de omvang van het bedrag dat
al uitgegeven is. Wethouder Grashoff zei dat het een kwestie van plussen en
minnen is; het is de normale bedrijfsvoering en als de raad daar tegen is, kan
het college niets meer doen. Ik ben dat zonder meer met hem eens, maar het gaat
ons in deze kwestie om de vraag van de proportionaliteit. Vinden wij het
aanvaardbaar dat in deze mate zonder toestemming van de raad uit het fonds
wordt geput? Ons antwoord op deze vraag is: neen. Wethouder Torenstra hield een
roerend verhaal over hoe ingewikkeld de wereld sinds Neon geworden is. Ik heb
begrepen dat het principe bij Neon was dat tijdens de verbouwing de verkoop
gewoon doorging, maar ik moet constateren dat dit hier niet gelukt is. Het valt
ons ook op dat Neon alleen op deze gebieden problemen heeft opgeleverd. Of
kunnen wij de komende tijd nog meer van dit soort zaken verwachten?
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Als de heer Van Tongeren goed had
geluisterd hoorde hij dat wethouder Torenstra zei dat het niet alleen door Neon
kwam. Er waren nog een paar akkefietjes op managementniveau aan de orde waar de
werkgever niets aan kon doen.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Dat is natuurlijk allemaal heel tragisch, maar daar
gaat het vanavond niet om. Het streven was gericht op het garanderen van goede
dienstverlening en daarvan is geen sprake geweest. Ook bij reorganisatie en
invoering van nieuw beleid dient het college zicht te houden op de zaken. Ik
trek evenwel uit de antwoorden van de wethouders de conclusie dat dit zicht er
niet was. De automobilisten in de stad, de mensen die een bon krijgen, ervaren
daarvan de consequenties.
De
heer GRASHOFF: U stelde daarnet dat het met de handhaving niet goed gesteld was
en nu refereert u aan de bonnen die mensen krijgen.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, bonnen die worden uitgedeeld en waarvan mensen
vervolgens nooit meer iets van horen. Dat is wel plezierig maar toch niet de bedoeling.
Ook op bezwaarschriften wordt niet gereageerd, behalve dan met de mededeling
dat deze vanwege drukte niet in behandeling kunnen worden genomen maar de
boetes wel alvast betaald dienen te worden. De problemen waren de burger al
langere tijd duidelijk maar het college was er niet van op de hoogte. Naar de
mening van mijn fractie heeft het college zich in een bepaalde fase van
opereren vervreemd van de stad.
De
uitleg die wethouder Grashoff geeft aan de motie die door de CDA-fractie is
ingediend over de relatie met de parkeertarieven, is juist. Het gaat om de
directe causale relatie tussen de maatregelen en de effecten daarvan op de
parkeertarieven. De motie is op die manier bedoeld. Verder valt het op dat het
college over het onderhavige voorstel spreekt in termen van “hopen”,
“verwachten” en “vertrouwen”.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): U kunt daaraan toevoegen “een nieuwe directeur” en
“verbetering van het managementniveau”.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Uiteindelijk voegt het college daaraan toe: wij hopen
en vertrouwen erop dat alles op zijn pootjes terecht komt.
De
heer BOT (GroenLinks): Wat had u dan gewild?
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Als het college zoveel vertrouwen heeft, had het
stevigere woorden gebruikt. Er wordt nu met een soort naďef optimisme over de
zaak gesproken.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Wie is hier nu eigenlijk een naďeve optimist? Als alle
automobilisten en burgers van de problemen afwisten, dan was de CDA-fractie ook
op de hoogte. Waarom heeft u als verantwoordelijk raadslid niet zelf aan de bel
getrokken?
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Ik heb in eerste termijn aangegeven dat zowel mijn
fractie als de VVD-fractie, die opvallend stil is vanavond, schriftelijke
vragen heeft gesteld.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Niet op dit punt.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): In ieder geval op punten die betrekking hadden op het
autoluw beleid. Om die reden gelooft mijn fractie niet meer in het naďeve
optimisme van het college dat problemen vanzelf verdwijnen als de portemonnee
flink wordt geopend.
Ik
wil nog een paar opmerkingen maken over de rol die wethouder Grashoff bij dit
onderwerp heeft gespeeld. De portefeuille van wethouder Grashoff bevat grote
projecten en kent een hoog afbreukrisico. Het is uiterst zorgelijk dat de
vertaling van beleid naar uitvoering in zijn portefeuille bij herhaling de mist
in gaat. Het collegeprogramma heeft als ondertitel “Voortbouwen op een stevig
fundament”.
Die
ondergrond is vanavond echter uiterst instabiel gebleken. De wethouder moet
zijn ambtelijke organisatie goed op orde hebben om de stad goed te kunnen
besturen. De uitleg van het college op dit punt is niet overtuigend. Eigenlijk
wordt beweerd dat een en ander zo tegen zat dat problemen het college niet
aangerekend kunnen worden. Mijn fractie is echter van mening dat het college
altijd, hoe dan ook, verantwoordelijk is. Waarom is er bijvoorbeeld nergens een
bel gaan rinkelen toen het parkeerfonds op grote schaal als een soort
rekening-courant werd gebruikt? Was die bel ook niet aan het rinkelen bij
wethouder Oosten?
De
CDA-fractie heeft alle waardering voor de inzet van wethouder Grashoff maar zij
kan niet meer onvoorwaardelijk vertrouwen op de goede afloop van de projecten
die de wethouder beheert. Hij gaat te veel zijn eigen gang. Daarbij heeft de
wethouder naar de mening van mijn fractie onvoldoende gevoel getoond voor de
kritische kanttekeningen die bij verschillende gelegenheden vanuit
verschillende geledingen in de raad zijn gemaakt. Het houdt gewoon een keer op.
Een motie van deze strekking zal door de fractie van Stadsbelangen worden
ingediend en door onze fractie worden ondersteund.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Met blijdschap heb ik geluisterd
naar de woorden van wethouder Grashoff over de vergissing die gemaakt is ten
aanzien van het bedrag van 313.000 euro. Het is ook goed dat hij erkent dat er
een fout is gemaakt. Ik vraag mij echter af of er nog meer fouten zijn gemaakt.
Moet ik geloven dat er echt nog 15 mensen nodig zijn of zijn er misschien nog
20 nodig, of 10?
De
heer Baljé heeft bij mijn eerste optreden in de commissie gezegd dat hij alles
wat hij te veel kreeg, terug zou geven. Maar zo werkt het niet in de praktijk.
Wij geven alleen maar extra geld uit, zonder wat terug te krijgen. Het komt nu
eens een keer voor dat er geld overschiet, maar dat is eenmalig, vanwege een
rekenfout met parkeermeters.
Wethouder
BALJÉ: De heer Gabeler trekt mijn woorden nu in een wel heel breed verband.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Misschien kan ik ergens een band opvragen want u
heeft het letterlijk zo gezegd.
Wethouder
BALJÉ: Ik heb die woorden wel letterlijk zo gebruikt maar in een heel ander
verband. Het ging toen om vragen over een tweetal bedragen, niet over het
gehele parkeerfonds.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik geef alleen aan dat ik niet meer weet waarop
ik moet vertrouwen. Als dergelijke vergissingen zo gemakkelijk gemaakt worden,
worden andere vergissingen ook eenvoudig gemaakt. Misschien heeft de
CDA-fractie wel gelijk. Ik twijfel dan ook of ik de amendementen moet steunen;
over de formatieplaatsen zal mijn fractie in ieder geval verdeeld stemmen. Ik
zelf ben te goeder trouw en ga ervan uit dat de formatie van 35 inderdaad met
15 mensen moet worden uitgebreid.
Op
het punt van de parkeertarieven is mijn fractie het geheel eens met de fractie
van het CDA. De motie over het gebruik van de EZH-gelden om het tekort aan te
vullen heeft echter niet de steun van Leefbaar Delft.
De
EZH-gelden behoren aan de burgers; de daaraan verbonden doelen zijn bepaald en
de gelden zijn niet bedoeld om een schuld in te lossen. Desondanks ben ik van
mening dat de heer Van Tongeren een goed betoog heeft gehouden. Wij mogen best
een kritische houding aannemen ten opzichte van het college. Ik heb de indruk
dat het zich achter de amendementen verschuilt om een verschrikking voor de
stad goed te praten. Het was beter geweest als het college het boetekleed had
aangetrokken. Mijn fractie steunt daarom de motie die straks door de fractie
van Stadsbelangen zal worden ingediend.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. De moties van afkeuring vliegen ons de laatste tijd
om de oren. Vorige maand werd er een ingediend en vanavond weer een.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Dat hoort bij het proces van de
raadsvergadering en is dus niet abnormaal.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): De frequentie waarmee ze worden ingediend is dat wel.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Het behandelen van moties en amendementen
in de raad is een heel normaal proces.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik doelde specifiek op moties van afkeuring en wantrouwen.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Als het beleid slecht is, horen die er
ook bij.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik mag hopen dat het in de komende tien jaar niet elke maand
raak is.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Nee, natuurlijk niet. Als dat gebeurt, is
er echt wat aan de hand. Moties van afkeuring worden niet zomaar uit de
binnenzak getrokken en op tafel neergelegd.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik heb in eerste termijn reeds aangegeven dat ook mijn fractie
kritisch is over het bedrag van 750.000 euro. Wij hebben daarover uitleg
gekregen; een en ander hing samen met het snel ingevoerde nieuwe beleid, de
reorganisatie en het gebrek aan management. Mijn fractie wil de wethouder daar
niet dermate hard op afrekenen dat zij een motie van wantrouwen steunt.
De
wethouder merkte ten aanzien van amendement IV op dat er onvoldoende ruimte in
de reserve zit en dat die ruimte al helemaal niet bedoeld is om schulden op te
lossen. Amendement VI vind ik een typisch voorbeeld van naďef optimisme van het
CDA dat denkt dat je met 10 fte problemen kunt oplossen terwijl al berekend is
dat dit niet mogelijk is. Wij steunen het antwoord van het college op motie I
en niet de motie.
Onze fractie gaat akkoord met het voorstel en zij hoopt dat
de afdeling TOR goed op de rails komt zodat wij er een uitstekend werkende
organisatie erbij krijgen.
De heer VAN TONGEREN
(CDA): U hoopt dit maar bent u er ook van overtuigd?
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik ben daarvan overtuigd.
De heer VUIJK (VVD): Ik begin met motie I. Na de informatie
van de wethouder dat een verhoging van de parkeertarieven niet aan de orde is
heeft onze fractie geen behoefte aan deze motie. Mocht de wethouder haar
overnemen dan hebben wij daar ook geen moeite mee.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): In deze dualistische tijd heeft
de wethouder niets meer over te nemen. Hij heeft in feite gezegd dat hij het
met de motie eens is.
De heer VUIJK (VVD): In dat geval hebben wij geen bezwaar
tegen de motie. Aangaande amendement VI vinden wij 10 fte te weinig. Als je op
deze manier te werk gaat, veroorzaak je nog meer problemen. Wij hebben geen
behoefte aan dit amendement. Wij delen met betrekking tot amendement V de visie
van de wethouder. Stadsbelangen heeft het vertrouwen in de wethouder opgezegd.
De VVD-fractie kan zich iets bij die gevoelens voorstellen. Zij behoudt echter
haar vertrouwen in het college en in het bijzonder in wethouder Grashoff omdat
de andere grote projecten uitstekend voorbereid en beheerd zijn. De VVD heeft
in de vorige periode deze wethouder hiervoor regelmatig geprezen. Wij blijven
van mening dat het hier om een, zij het ernstig, bedrijfsongeval gaat.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik denk dat u erg selectief
citeert uit het verzameld werk van uw fractie!
Mevrouw STEFFEN (VVD): Daar wil ik graag op reageren. Ik heb
altijd een enorme bos pluimen uitgedeeld voor onder andere de ontwikkeling van
de spoorzone en Zuidpoort. Ik noem er
nu twee, maar ik kan een lijstje aanleggen. Daar is de opmerking op gestoeld.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Maar soms ook met een emmer pek
erbij!
Mevrouw STEFFEN (VVD): Die pek was alleen voor het autoluw
beleid en wij hebben opnieuw aangegeven dat wij daar niet blij mee zijn.
De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Ik heb ooit eens
een kwartetspelletje van u gekregen en wat daarop stond vond ik verontrustend
voor die wethouder.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Als u goed hebt gekeken, ziet u dat
het precies dekt wat ik zeg.
De heer VUIJK (VVD): De VVD-fractie steunt de opmerking van
STIP over de te krappe behuizing van TOR. In de commissie duurzaamheid is over
deze problematiek al intensief met de wethouder gesproken. Dit alles heeft al
veel geld gekost en dit vraagt om een krachtige structurele oplossing. Het
college heeft een voortgangsnotitie toegezegd in november waaruit moet blijken
dat de problemen opgelost zijn en dat de handhaving adequaat wordt uitgevoerd.
Wij zien hier met vertrouwen naar uit en stemmen in met het voorstel.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Wij steunen motie I. Het
amendement V kunnen wij niet steunen en wij hoeven niets toe te voegen aan het
antwoord van de wethouder. Amendement VI: wij gaven al eerder aan dat wij
akkoord gaan met het voorliggende voorstel. Wij ondersteunen het amendement dus
niet.
Mevrouw Vlekke vraagt wat er aan de hand is. De laatste twee
maanden worden er veel amendementen en moties ingediend. Dat is logisch. Vier
jaar lang hebben wij plannen voorbereid en nu komen wij in de fase van
uitvoering. Wij zijn er blij mee dat alle fracties hun bezorgdheid hebben
uitgesproken over het huidige voorstel en dat is ook uniek te noemen. Zoveel
gezamenlijkheid hebben wij de afgelopen jaren niet kunnen waarnemen. Ik heb het
gevoel dat de wethouders Grashoff en Torenstra een draaimolen besturen. Je komt
dan nergens uit. Ik vind het jammer dat de wethouder niet is ingegaan op ons
verhaal, maar misschien zijn wij over de autoluwe binnenstad wel uitgepraat. Ik
zeg erbij dat wij veel bewondering voor de heer Grashoff hebben, zoals wij
regelmatig hebben laten blijken. Nu hebben wij echter het gevoel dat de
wethouder het niet meer in de hand heeft.
Wethouder Torenstra had een heel verhaal over het
Neon-gebeuren en dat er een sprong gemaakt moest worden. Wij hadden liever
gezien dat er een pas op de plaats was gemaakt. Wij hebben voortdurend gevraagd
of het niet te hard ging. Steeds vroegen wij of het niet nodig was de tijd
nemen en het intern te regelen. De kwetsbaarheid van de gemeentelijke
organisatie vinden wij schokkend. Vanavond hoorde ik dat wij 1400 ambtenaren in
dienst hebben. Als er twee managers om wat voor reden dan ook niet op hun
werkplek zitten, levert dat € 750.000 schade op. Ik heb hier niet veel meer aan
toe te voegen. De feiten spreken voor zich. Namens de fracties van het CDA,
Leefbaar Delft, FRIS en de Christen-Unie/SGP dienen wij een motie van
wantrouwen tegen wethouder Grashoff in. Ik vraag de coalitiefracties in de raad
een duale afweging te maken bij deze motie.
De VOORZITTER: Door de fracties van Stadsbelangen,
ChristenUnie/SGP, het CDA , Leefbaar Delft en FRIS wordt de volgende motie( M
II) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, bijeen op donderdag 27 juni
2002,
overwegende dat:
. de problemen die bij het parkeerbedrijf zijn ontstaan het
gevolg zijn van een te overhaaste en te ondoordachte invoering van het
autoluw-beleid,
. hierover zowel vanuit de raad als vanuit de samenleving
voortdurend signalen zijn afgegeven,
. de verantwoordelijke wethouder, de heer Grashoff, deze
signalen voortdurend gebagatelliseerd heeft,
. gebleken is, dat de wethouder onvoldoende zicht heeft op
de problemen binnen het
ambtelijk apparaat,
. de wethouder onvoldoende sturing heeft gegeven aan het
ambtelijk apparaat,
. dit meerdere malen is gebleken,
. de raad hierdoor achteraf geconfronteerd wordt met
financiële tegenvallers en te laat wordt geďnformeerd,
. als gevolg daarvan onnodige kosten voor de gemeente en
haar inwoners ontstaan,
. deze situatie niet langer verantwoord is en niet in het
belang van onze stad is,
zegt hierbij het vertrouwen op in wethouder Grashoff en gaat
over tot de orde van de dag.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Over deze motie zeg ik nog geen
woord omdat ik de inhoud nog niet heb gezien. Onze fractie steunt motie I. Dit
is de motie van het CDA over het niet mogen leiden tot een verhoging van de
parkeertarieven als causaal gevolg van de maatregelen.
De amendementen verwerpen wij met de argumenten die de beide
wethouders daarvoor gegeven hebben. Ik maak van mijn spreektijd gebruik om
hardop de heer Gabeler te complimenteren met zijn resultaat vanavond. Ook onze
fractie is een tijdje achter de cijfers aangegaan. Het college had beloofd dat
er voor vanavond nieuwe cijfers op tafel zouden komen, maar dat is niet
gebeurd. Ik heb in mijn eerste termijn hiernaar niet gevraagd maar dat kwam
door het grote aantal interrupties. Gelukkig vroeg de heer Gabeler er wel naar
en hij heeft een paar ton verdiend. Ik vind dat knap. Mijn fractie zei al in
eerste termijn akkoord te gaan met het voorstel, met name met het oog op
verbetering van de situatie voor het personeel.
De heer VIS (STIP): Wij hebben na het antwoord van de
wethouder geen problemen met motie I. Wat amendement V betreft, begrepen wij
uit het antwoord van de wethouder dat het technisch niet mogelijk is om de
daarin gevraagde financiering te verstrekken. Daarom kunnen wij het niet
steunen. Bovendien vinden wij dat EZH-gelden niet gebruikt mogen worden als een
lapmiddel. Volgens mijn fractie zijn ze daarvoor niet bedoeld. Ik meen mij te
herinneren dat de CDA-fractie er altijd een groot voorstander van was, de
EZH-gelden zo netjes mogelijk uit te geven.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Om die reden leggen wij ons voorstel voor aan de raad.
De
heer VIS (STIP): Nou, mijn mening heeft u zojuist gehoord: prachtig!
Met
amendement A-VI lijkt de probleemsituatie verlengd te worden. Ik heb in eerste
termijn juist gepleit voor een snelle uitvoering van het collegevoorstel.
Bovendien kan ik het in het amendement verwoorde besluit niet uitleggen aan de
burgers of de medewerkers. Dat laat ik over aan de CDA-fractie.
Over
de motie van wantrouwen heb ik mij nog geen mening kunnen vormen want die heb
ik nog niet kunnen bestuderen.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. De ontwikkelingen van
vanavond stemmen mij niet vrolijk. Ik sloot mijn eerste termijn af met het
noemen van de zaken die ik betreurde; daar zijn drie punten aan toegevoegd. Het
ontstemt mij dat het college zijn toezeggingen slecht nakomt. Het niet kunnen
terugvinden van een toezegging van voormalig wethouder Mahler is uiterst zwak.
Wethouder
BALJÉ: Desondanks heb ik een evaluatie toegezegd.
De
heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Dat is best, maar ik deed slechts een
constatering. In dit verband verheugt het mij dat de commissievoorzitters deze
zaak per commissie ter hand nemen. Daarmee ontstaat een extra controlemiddel.
Het
ontstemt mij ook dat er slechte berekeningen zijn gedaan; ik doel op de
rekenfout van 313.000 euro in plaats van 45.000 euro. Bovendien is het
betreurenswaardig dat wethouder Torenstra als NEON-wethouder zit te slapen en
de schuld over het gebrek aan management afschuift. Hij had zelf alerter moeten
zijn.
Ik
zal de amendementen A-V en A-VI niet steunen. De beantwoording van het college
acht ik afdoende. Motie M-I steun ik echter wel.
Wethouder
TORENSTRA: Voorzitter. De ambities van het college ten aanzien van het
onderdeel kwaliteitsverbetering binnenstad met daarbinnen het parkeerdossier is
hoog en wordt breed gedeeld. Ik bestrijd dan ook dat er een sprong in het
duister gedaan is. Er is wel degelijk aandacht besteed aan de verkoop tijdens
de verbouwing. De woordvoerder van de CDA-fractie geeft naar mijn mening een
zeer specifieke inkleuring aan dit punt.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Namelijk?
Wethouder
TORENSTRA: Laat ik het bij de term “specifieke inkleuring” laten.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Nee, nu moet u ook man en paard noemen. Ik wil weten
wat u bedoelt.
Wethouder
TORENSTRA: U geeft aan dat wij er vanuit de logica van de burger geredeneerd
een puinbak van gemaakt hebben. Wij zijn volgens u gaan springen zonder dat wij
wisten hoe diep de sloot was en dat hadden wij van tevoren best kunnen weten.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): U had het van tevoren niet hoeven te weten, maar toen
de problemen zich voordeden, had u die moeten melden.
Wethouder
TORENSTRA: Ik kom bij de opmerkingen van de fractie van Stadsbelangen. Wij
hadden wel degelijk zorg voor de verkoop tijdens de verbouwing. In vrij
cruciale managementposities trad evenwel discontinuďteit op, hetgeen ons parten
heeft gespeeld. Voordat voldoende hulpconstructies waren opgezet, was reeds enige
tijd verstreken. In de tussentijd is de verkoop doorgegaan. Ik ben er stellig
van overtuigd dat er op dit moment voldoende voorwaarden zijn om succes te
boeken. Die slag gaan wij adequaat slaan.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik heb hier weinig aan toe te voegen. Het laatste deel
van de discussie betreft met name het al dan niet vertrouwen hebben in mijn
positie. Het oordeel daarover is aan de raad. Ik kan daar niet op ingaan.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. De fractie van de CDA heeft gevraagd of ik niet heb
ingezien dat het de verkeerde kant opging met het parkeerfonds. De heer Van
Tongeren gaf al eerder aan dat hij het vreemd vond dat de gevolgen van de
NEON-operatie alleen van invloed waren op het vakteam TOR. Als hij in de
afgelopen jaren beter had opgelet, was hem opgevallen dat ook het vakteam
Financiën problemen heeft gehad. Wat dit betreft zijn er nog meer vakteams te
noemen.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Noemt u maar op, dan schrijf ik even mee.
Wethouder
OOSTEN: Ik ben daar niet trots op, maar het vakteam Financiën heeft in de
afgelopen jaren geleden onder onderbezetting. Pas recentelijk is er weer een
goed zicht ontstaan op de gemeentelijke financiën; het parkeerfonds maakt
daarvan onderdeel uit. Overigens is een en ander reden geweest om een nieuw
model voor het parkeerfonds op te zetten. Aan het eind van het jaar hopen wij
daarvan de eerste resultaten tegemoet te zien.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Mijn fractie verzoekt om een korte schorsing.
De
vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
In
stemming komt amendement A-V.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA voor het amendement heeft
gestemd en de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In
stemming komt amendement A-VI.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van het CDA en de heer Stoelinga voor
het amendement hebben gestemd en de overige fracties ertegen, zodat het is
verworpen.
In
stemming komt motie M-I.
De
VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen van een
stemverklaring.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Naar mijn gevoel heb ik mij in tweede termijn niet
duidelijk over deze motie uitgelaten. Mijn fractie zal deze motie steunen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de motie met algemene stemmen is aanvaard.
In
stemming komt motie M-II.
De
VOORZITTER: Naar mij blijkt, bestaat er behoefte aan het afleggen van een
stemverklaring.
De
heer VUIJK (VVD): Wij hebben kennisgenomen van motie I. In de tekst dat “de raad hierdoor achteraf
geconfronteerd wordt met financiële tegenvallers en te laat wordt geďnformeerd”
herkent de VVD-fractie zich, maar een motie van dit gewicht kunnen wij niet
steunen. Een motie van droefenis of van diepe bezorgdheid hadden wij wel kunnen
steunen, maar dit vinden wij te ver gaan. De verantwoordelijkheid voor dit
dossier is nu overgegaan naar wethouder Baljé, een wethouder waarin wij, net
als in wethouder Grashoff, het volste vertrouwen hebben.
De heer TAEBI (SP): Wij vinden deze affaire laakbaar, vooral
gezien het feit dat de wethouder al voor de verkiezingen met de problemen
bekend was. Een bekendmaking toen had waarschijnlijk een iets andere verhouding
in deze zaal opgeleverd. Kortom, het vertrouwen is aanzienlijk afgenomen, maar
het is niet zo ernstig dat wij dit opzeggen. Wij geven de wethouder nog een
kans en steunen de motie niet.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Mijn fractie steunt de motie
ook niet. Wij hebben duidelijk gemaakt dat wij het beleid, een collegebeleid
vinden. Wij leggen het probleem niet eenzijdig bij de wethouder van
parkeerzaken. Wij steunen de motie niet, hoewel wij duidelijk gemaakt hebben
dat dit dossier “eens maar nooit weer” is.
Mevrouw VLEKKE (PvdA): Het zal u niet verbazen dat wij de
motie niet steunen. In de motie staat o.a. dat de wethouder onvoldoende sturing
aan het ambtelijk apparaat geeft. Ik roep in herinnering de voorlaatste raad
toen het CDA in het college zat.
Die fractie heeft geprobeerd destijds de boel te
reorganiseren maar dat is zwaar gestagneerd. De PvdA-fractie heeft toen ook
geen motie van wantrouwen ingediend. Wij hebben dat overigens wel gedaan toen
de CDA-wethouder Van Leeuwen de sociale dienst volledig in de soep liet lopen
wat het vorige college weer heeft rechtgetrokken. U kunt dit op uw lijstje
schrijven.
De heer VIS (STIP): Bij de uitermate complexe materie van
het autoluw-beleid is een niet wenselijke situatie ontstaan. Dit is echter geen
reden voor onze fractie om het vertrouwen in wethouder Grashoff op te zeggen.
Wij steunen de motie niet.
In stemming komt motie II.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van
Stadsbelangen, FRIS, Leefbaar Delft, het CDA en de ChristenUnie/SGP voor de
motie hebben gestemd en de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Achter de eerste ‘bullit’ dient u het bedrag
van € 313.000,-- te vervangen door € 45.000,--.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA en
de SP tegen het voorstel hebben gestemd en de overige fracties ervoor, zodat
het is aangenomen.
Voordat ik de vergadering sluit merk ik op dat ik eerder op
de avond wethouder Oosten het woord gaf bij het agendapunt over de Rekenkamer
en daarbij abusievelijk verwees naar een stuk dat bij mij voorlag.
153. Ik ontbind het stembureau en sluit de vergadering
(00.40 uur).
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31
oktober 2002.
,voorzitter.
,secretaris.