V I E R D E
V E R G A D E R I N G
op
donderdag 25 maart 2004 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht
van de verhandelde punten.
Stuknr. Pagnr.
53.
Opening en herdenking Prinses Juliana 3
54.
Herdenking oud-raadslid Coers 4
55.
Mededelingen 4
56.
Van anderen ingekomen stukken 5
57.
Tevens ter inzage gelegde stukken 7
58.
Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit TU-Noord 48 7
59.
Voorstel inzake nieuwe Verordening Adviescommissie voor
bezwaarschriften 49 8
60.
Voorstel tot aanpassing van de Financiële verordening Gemeente
Delft 50 8
61.
Voorstel tot vaststelling van de 1e begrotingswijziging voor het
dienstjaar 2004 56 8
62.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 507.000,--
t.b.v. het realiseren van
het gezondheidscentrum Voorhof 55 8
63.
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet
ad € 75.000,-- t.b.v. de
aanleg van een kunstgrasveld in Sportpark
Tanthof-Zuid 41 8
64.
Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram
Boeroe
42 8
65.
Voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat
aan het openbaar verkeer 44 8
66.
Voorstel inzake definitieve invoering gereguleerd parkeren in
gebied E
46 13
67.
Voorstel inzake gereguleerd parkeren in gebied F 47 24
68.
Voorstel tot vaststelling van de 18e wijziging van de gemeente-
begroting voor het dienstjaar 2004 ten
behoeve van een eenmalige
subsidieverstrekking aan Lijm en Cultuur
BV 43 32
69.
Voorstel tot instemming met de Verordening op het burgerinitiatief /
amendement A-III van de STIP-fractie
inzake burgerinitiatief in de
Stadskrant 35 40
70.
Voorstel tot benoeming van een wethouder; algemene beraadslaging /
kandidaatstelling
40
71.
Afleggen verklaring en belofte van de heer Mooiweer 45
72.
Afscheid wethouder Oosten 45
73.
Voorstel tot benoeming van bestuursleden in de Stichting openbaar
primair onderwijs Delft-Rijswijk 52
47
74.
Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) leden in diverse commissies
en besturen / benoeming van (plv.) leden
in diverse commissies en
besturen 57
48
75.
Sluiting 48
Voorzitter:
de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.
Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Blinker, mevrouw Bolten, de
heren Bot, Van den Doel, Van Doeveren, Eduard, Engels, Gabeler, mevrouw
Geursen, mevrouw Van der Hoek, mevrouw Jähnichen,
mevrouw M.D.Th.M. de Jong, de heer J.Ph. de Jong, mevrouw Junius, de heer
Kiela, mevrouw Koning, de heren De Koning, Kroon, Van Leeuwen, mevrouw Loomans,
mevrouw Lourens, mevrouw Manggaprow, de heren Meuleman, De Prez, Schoenmakers,
Stoelinga, mevrouw Stolker, de heren Taebi, Van Tongeren, mevrouw Vlekke, de
heer Vuijk, mevrouw Welle Donker, mevrouw Wielens, de heer De Wit en mevrouw
Zweekhorst.
Raadsgriffier: de
heer R. de Groot
53. De VOORZITTER: Ik open de vergadering. Dames en heren,
wij kunnen op het plein voor het stadhuis allemaal zien dat wij op weg gaan
naar een koninklijke uitvaart. Ik wil daar aan het begin van deze
raadsvergadering aandacht aan besteden. Daarom wil ik met u spreken over
prinses Juliana, voormalig vorstin koningin Juliana, die kort geleden is
overleden. Zoals wij natuurlijk allemaal weten, is zij geboren op 30 april, in
1909 in Den Haag. Eigenlijk is zij vanaf dat moment totdat zij koningin werd en
ook daarna in Nederland vooral bekend geworden vanwege haar grote
maatschappelijke en sociale engagement. Dat werd voor het eerst zichtbaar in de
dertiger jaren, toen in Nederland de crisis toesloeg. Op alle mogelijke
manieren heeft zij, voor zover dat vanuit haar functie kon – zij was toen nog
geen koningin – haar best gedaan om het leed te verzachten voor de mensen die
daardoor het hardst getroffen werden. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was zij
een van de initiatiefnemers van de Stichting Volksherstel Wederopbouw, die er
met name op was gericht om juist degenen bij te staan die het hardst door de
oorlog geraakt waren en die het het moeilijkst hadden om in dit land de zaken
weer op poten te krijgen. Een ander bijzonder voorbeeld waarvan velen van u
zich wellicht nog plaatjes of verhalen herinneren, was datgene wat zich
afspeelde bij de watersnoodramp in 1953, maar ook overigens zijn er talloze
initiatieven, stichtingen en fondsen bekend waarmee zij zich van haar sociale
en maatschappelijke kant liet zien. Zij is getrouwd in 1937. Nadat zij in 1947
en 1948 twee keer was opgetreden als regentes voor haar moeder, die toen
problemen met haar gezondheid had, is zij in 1948 koningin geworden. Dat is zij
gebleven tot 1980. Voor alle andere dingen die zij in haar leven heeft
neergezet, verwijs ik kortheidshalve naar alle documentaires die u de afgelopen
dagen over haar leven hebt kunnen zien.
Zij was een veel en graag geziene gast in Delft. Dat
realiseert u zich misschien niet allemaal. In 1923 was zij voor het eerst in
deze stad. Toen was haar moeder 25 jaar koningin. Het huldeblijk dat Delft toen
aan de toenmalige vorstin koningin Wilhelmina aanbood, was de restauratie van
de Nieuwe Kerk. In 1934 was zij twee keer in Delft: voor de bijzetting van haar
oma en van haar vader. In 1936 onthulde zij de nieuwe gebrandschilderde ramen
in de Nieuwe Kerk. In december 1939 bezocht zij de kerk voor de laatste keer
voor de oorlog, maar toen zij eenmaal vorstin was, dus na de oorlog, heeft zij
Delft tientallen keren bezocht. Wij kunnen ons dat misschien niet allemaal
herinneren; ik kan het mij in ieder geval niet herinneren, maar zij kwam hier
zeer regelmatig en gebruikte Delft als een door haar zeer geliefde plek om als
gastvrouw op te treden, vooral voor buitenlandse vorstenhuizen, maar ook bij
allerlei andere gelegenheden bezocht zij de stad. Zij was hier met vorsten van
Ethiopië, Thailand, Noorwegen, Groot-Brittannië, Zweden, Luxemburg en Spanje en
met president Tito van Joegoslavië. Er was dan een aantal bestemmingen dat zij
graag bezocht, waaronder het Prinsenhof, de antiekbeurs, de Nieuwe Kerk, de
Taptoe en het Waterloopkundig Laboratorium. U kunt dus zien waar haar kleinzoon
het van heeft.
Ook bij al die bezoeken zocht zij steeds weer naar de mensen
die het niet zo gemakkelijk hebben. Zij bezocht bijvoorbeeld de Van der
Woudenstichting en de Bieslandhof. Bij dat soort gelegenheden kwam zij graag.
Zelfs toen zij geen koningin meer was, in november 1981, kwam zij, voor het
laatst, nog eens in de Bieslandhof. Veel mensen in onze stad moeten de koningin
dus kennen. Omdat zij hier zo vaak is geweest, zullen vooral de trouwere
Delftenaren haar een aantal keren hebben getroffen, waarbij zij waarschijnlijk
ook haar warmte en hartelijkheid hebben gevoeld.
Het gemeentebestuur van Delft heeft al condoléances
overgebracht aan de familie en aan prins Bernhard. Wij zullen ons best doen om
er dinsdag weer voor te zorgen dat de uitvaart waardig verloopt. Ik vraag u nu
om staande een minuut stilte in acht te nemen.
(Alle aanwezigen nemen een minuut stilte in acht)
54. De VOORZITTER: Ik wil ook een kort in memoriam
uitspreken voor een voormalig lid van deze raad, de heer ir. E.J. Coers, die
voor de VVD-fractie lid van de raad is geweest van september 1982 tot april
1986 en kort van maart 1990 tot april 1990. De heer Coers is op 29 februari
2004 overleden. Voor zover ik het in de annalen heb kunnen nagaan, was hij een
gewaardeerd en actief lid. Hoewel hij slechts één periode deel uitmaakte van
deze raad, heeft hij dat met veel overtuigingskracht en grote vakkennis gedaan.
Wij zijn hem daarvoor dank verschuldigd. Daarom vraag ik u om nogmaals te gaan
staan en om ook hem te gedenken.
(Alle aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht)
55. De VOORZITTER: Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen
vanavond bij nr. 6, de heer Van Leeuwen. Er zijn geen berichten van
verhindering ontvangen.
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De heer Tas is
vanavond verhinderd.
De VOORZITTER: Mevrouw Koning heeft in verband met een
eventueel te houden discussie inzake het gereguleerd parkeren in gebied F te
kennen gegeven dat zij zich zal onthouden van stemming vanwege de schijn van
belangenverstrengeling.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Daar kunt u mij dan aan
toevoegen.
De VOORZITTER: Dat is genoteerd. Er is een verzoek
binnengekomen van wethouder Rensen om het voorstel inzake de wijziging van de
Gemeenschappelijke Regeling GGD Zuid-Holland West van de agenda af te voeren.
Voor zover mij bekend heeft dat te maken met discussies met de andere betrokken
gemeenten over de precieze vormgeving van die regeling. Ik constateer dat er
geen bezwaar is tegen het van de agenda afvoeren van dit voorstel.
De heer VUIJK (VVD): Voorzitter. Ik stel voor om het initiatiefvoorstel
van mevrouw Koning over het verruimen van inspraak bij raadscommissies eerst te
bespreken in de commissie Middelen en Bestuur en niet al vanavond in de
raadsvergadering. Dat heeft ook te maken met de aard van het voorstel. Er staan
een aantal keuzemogelijkheden in en het lijkt mij verstandig om dat eerst goed
met elkaar te bespreken in de commissie Middelen en Bestuur in plaats van dat
direct hier vanavond aan de orde te stellen.
De VOORZITTER: Wie wil iets zeggen over dit ordevoorstel?
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik steun dat voorstel.
Wij moeten praten over het probleem dat mevrouw Koning in het
initiatiefvoorstel aankaart, maar ik denk dat een voorbereidende discussie in
de commissie Middelen en Bestuur meer recht doet aan het probleem en het vinden
van een goede oplossing.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik ben het eens met
de voorgaande sprekers. Wij denken dat het voorstel aan kracht zou winnen als
een aantal ook bij onze fractie levende vraagpunten ten aanzien van het voorstel
uitgebreid in de commissie worden besproken. Ik verneem dus graag de reactie
van de indienster.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De heer Vuijk
zet mij voor het blok, want wij hebben dit onderwerp goed voorbereid. Niets
staat echter een gedegen behandeling in de weg. Wij steunen het voorstel dus.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie
sluit zich aan bij de woorden van de heer Vuijk. Ik voeg daaraan toe dat wij
dan wellicht in een breder verband naar de betreffende verordening kunnen
kijken, zodat wij alles in één keer doen in plaats van dat wij voor elk facet
een apart initiatiefvoorstel in de raad kunnen verwachten.
Mevrouw KONING (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie begrijpt
het standpunt van een aantal fracties dat zij goed over dit punt willen
nadenken. Wij betreuren het dat dit niet heeft kunnen plaatsvinden in de
vergadering van de commissie Middelen en Bestuur van maart, maar wij willen
tegemoetkomen aan de wens van de raad om dit voorstel eerst voor te bereiden in
de commissie. Wij werpen dus geen blokkade op voor het uitstellen van de
behandeling. Wij hopen wel dat die behandeling niet overhaast hoeft te
gebeuren. Daarbij denk ik ook aan het pleidooi van de heer Meuleman om dit
misschien in samenhang met andere voorstellen goed te bekijken en om dit niet
direct voor de eerstvolgende commissievergadering te agenderen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat dit agendapunt van de
agenda van deze raadsagenda is afgevoerd en dat het eerst zal worden besproken
in de commissie Middelen en Bestuur.
Vanavond zijn uitgereikt een tweede aanvullende lijst
ingekomen stukken, een memorandum inzake de procesbeschrijving schiluitbreiding
schil Oost, een gewijzigde pagina 2 van de agenda en een gewijzigd voorstel
stuk 43 (vaststellen 18e begrotingswijziging ten behoeve van de
subsidieverstrekking aan Lijm & Cultuur BV).
Ik benoem
tot leden van het stembureau mevrouw Vlekke (voorzitter) en de heer Vuijk,
mevrouw De Jong en de heer Van den Doel.
Vaststelling van de
wijze van afdoening van ingekomen stukken.
56. Ingekomen van
anderen:
29. Brief van de
Herman Broerenstichting, bijzondere school voor Speciaal- en Voortgezet
Speciaal Onderwijs inzake parkeerbeleid schil Oost gebied E.
Voorstel: Staat
op de raadsagenda, het stuk betrekken bij definitieve invoering gereguleerd
parkeren in gebied E.
30. Brief van de
stichting buurtwerk Voorhof II inzake zeggenschap betreffende beheer en
exploitatie, en programmeringen aard van de activiteiten.
Voorstel: Het
stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met
kennisgeving aan de commissie Leefbaarheid.
31. Brief van de Inspectie Werk en Inkomen
inzake aanvulling Jaarplan 2004 IWI.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
32. Verzamelbrief
februari 2004 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake
relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
33. Brief van de
Oudercommissie Kinderdagverblijf ’t Spant inzake nieuw Wijkcentrum Tanthof.
Voorstel: Het
stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met
kennisgeving aan de commissie Leefbaarheid.
34. Brief van
Radio 227 naar aanleiding van het voorlopig radiorapport 2004-2006 waar op
grond van ongemotiveerde redenen de 40+ oudere/easylistening omroep Radio 227
werd afgewezen.
Voorstel: Het
stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.
35. Brief van mevrouw E. Bijvoet inzake
vervallen zalmsnip.
Voorstel: Het
stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met
kennisgeving aan de commissie middelen en bestuur.
36. Brief van wethouder ir. M.P. Oosten
betreffende ontslagaanvraag.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
37. Brief van
Synaxion betreffende inzicht in uw (transparante) organisatie en te allen tijde
de voortgang van het collegeprogramma kunnen volgen.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
38. Brief van
bewoners Mijnbouwstraat en Diamantpad inzake behandeling vergunningparkeren
Mijnbouwstraat/Diamantpad/Bauxietpad en omgeving.
Voorstel:
Het stuk betrekken bij punt 5
van de agenda.
39. Brief van de heer R. de Groot inzake
ontslagaanvraag.
Voorstel:
Het stuk voor kennisgeving
aannemen.
57. Tevens zijn in
een aparte portefeuille ter inzage gelegd:
a. Magazine fietsverkeer, nummer 8,
jaargang 3, februari 2004.
b. Jaarverslag 2003 van Stichting
Ouderenwerk Delft.
c. Regionieuws Stadsgewest Haaglanden,
elfde jaargang, nummer 3.
d. Korpskrant Haaglanden, februari 2004,
nummer 4.
e. SZW-gids, nummer 2, februari 2004.
f. Magazine Delftwonen, vierde jaargang –
nummer 4 – februari 2004.
g. Nieuwsbrief
van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende WWB:
verantwoording afleggen kwestie van risicomanagement, nummer 4, 23 februari
2004.
h. Journaal
voor gemeenten ontwikkelingen binnen de diverse VZHG-portefeuilles periode
februari 2004.
i. Nieuwsbrief van het Nederlands Debat
Instituut, jaargang 5, nummer 1, maart 2004.
j. Uitnodiging
van RESTART betreffende prijsuitreiking Stimuleringsprijs Intercultureel
Personeelsbeleid, Regio Haaglanden, 25 maart 2004.
k. Nieuwsbrief
van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende WWB:
Evenwichtige benadering doelgroepen, nummer 5, 8 maart 2004.
l. Korpskrant Haaglanden, maart 2004,
nummer 5.
(U
reeds toegezonden d.d. 12 maart 2004).
m. Bedrijvig
beleid een uitgave van de Directie Maatschappij en Bestuur met informatie over
het economisch beleid in de provincie Zuid-Holland.
n. Regionieuws Stadsgewest Haaglanden,
elfde jaargang, nummer 4.
o. Jaarverslag 2003 van de ondernemingsraad
van de gemeente Delft.
p. Raadsledennieuws, februari 2004, nummer
1.
q. Korpskrant Haaglanden, maart 2004,
nummer 6
(U
reeds toegezonden d.d. 19 maart 2004)
Overeenkomstig
de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.
58. Voorstel tot
vaststelling van het voorbereidingsbesluit TU-Noord.
(Stuk 48 – 345900)
Wethouder Grashoff
wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
59. Voorstel inzake
nieuwe Verordening Adviescommissie voor bezwaarschriften.
(Stuk 49 – 406422)
60. Voorstel tot
aanpassing van de Financiële verordening gemeente Delft.
(Stuk 50 – 405405)
Wethouder Oosten
wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
61. Voorstel tot
vaststelling van de 1e begrotingswijziging voor het dienstjaar 2004.
(Stuk 56 – 408548)
Wethouder Oosten
wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
62. Voorstel tot het
beschikbaar stellen van een krediet ad € 507.000,-- t.b.v. het realiseren van
het gezondheidscentrum Voorhof.
(Stuk 55 – 408544)
Wethouder Rensen
wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
63. Voorstel tot het
beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet ad € 75.000,-- t.b.v. de
aanleg van een kunstgrasveld in Sportpark Tanthof-Zuid.
(Stuk 41 – 404618)
Wethouder Torenstra
wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
64.
Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram Boeroe.
(Stuk 42 –
406139)
Wethouder
Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
65. Voorstel
tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer.
(Stuk 44 –
406162)
Wethouder
Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat er geen bezwaar is tegen een gezamenlijke
behandeling van deze twee voorstellen.
De heer
GABELER: Voorzitter. In de commissie hebben wij de wethouder enkele essentiële
vragen gesteld over de procedure inzake het voorbereidingsbesluit voor Ceram
Boeroe. Het is duidelijk dat deze procedure volgt na de goedkeuring van het
ontwikkelingsplan. Ik zou graag willen dat de wethouder nogmaals duidelijk
uitspreekt dat met het nemen van dit voorbereidingsbesluit het ingediende
bouwplan niet automatisch wordt goedgekeurd. De zinsnede in het raadsvoorstel
is dan ook verwarrend. Er staat namelijk: “Inmiddels is voor het plangebied een
bouwplan ingediend dat past in het ontwikkelingsplan”. Dat is een beetje
misleidend. Ook de volgende zin over de geplande nieuwbouw moet in dat verband,
als het aan ons ligt, geschrapt worden, want die zin wekt de indruk dat een
voorbereidingsbesluit gemaakt is na dit plan. De wethouder heeft immers bij de
commissiebehandeling op 9 maart aangegeven dat een voorbereidingsbesluit nooit
verwijst naar een concreet bouwplan. Ik heb een vervelend gevoel gekregen van
de tot nu toe gevolgde procedure. Een belangengroep wil graag met de gemeente
en Vestia in gesprek treden over het bouwplan, maar het lukt niet om daar tot
ieders tevredenheid uit te komen.
Ook het
feit dat het bouwplan reeds klaar was voordat het ontwikkelingsplan werd
opgesteld en door de raad werd goedgekeurd, vind ik op zich geen procedureel
goed te keuren proces. Ik heb gehoord – de wethouder kan het beamen als dat zo
is – dat van het door de gemeente zelf voor Ceram Boeroe opgestelde
procedureschema voor de artikel 19-procedure de fase van de afhandeling van de
zienswijzen en het verslag van de hoorzitting nog niet hebben plaatsgevonden,
terwijl nu al met de volgende fase, het nemen van een voorbereidingsbesluit, begonnen
is. Dat is raar, want je moet een fase eerst afsluiten voordat je naar de
volgende fase gaat.
Ook wij
vinden dat er iets moet gebeuren in die buurt. De sloop is inmiddels in volle
gang. Er moeten nieuwe woningen worden gebouwd, maar wel zodanig dat zij passen
bij de bestaande opzet van de wijk en dat er voldoende parkeerplaatsen worden
gerealiseerd. Wij weten dat het plan al diverse keren door de
Welstandscommissie is afgewezen. Dat lijkt ons niet voor niets. Het nemen van
een voorbereidingsbesluit is op zich prima, maar dan zonder verwijzing naar het
ingediende bouwplan van Vestia. Ik krijg graag antwoord op mijn vragen.
Het tweede
voorstel houdt in dat er nu alvast straten worden onttrokken aan het openbaar
verkeer. Dat voorstel vinden wij prematuur.
De heer
TAEBI (SP): Voorzitter. Het voorliggende stuk is een voorbereidingsbesluit,
vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan. In principe is de SP-fractie niet
tegen nieuwbouw in de buurt. Daarom stemmen wij in met het besluit.
Wij zijn
geen voorstander van het ontwikkelingsplan van Vestia. Deze planinhoudelijke
kant is opgenomen in het door de raad vastgestelde ontwikkelingsplan waar wij
onze kritische kanttekeningen bij hebben geplaatst. Het liefst hadden wij
gezien dat dit niet was opgenomen in het voorbereidingsbesluit. De SP-fractie
vindt dat de plannen van de bewoners, die kennelijk op meer draagvlak kunnen
rekenen dan de plannen van Vestia, serieus bekeken en indien mogelijk
meegenomen moeten worden. Wij doen daarom een beroep op het college om zich
hiervoor in te zetten. Wij blijven verder de ontwikkelingen volgen en wij gaan
er eigenlijk van uit dat Vestia de bewoners zal benaderen om zich op de hoogte
te laten stellen van de plannen. Tevens zullen wij de bouwaanvraag te zijner
tijd samen met de buurt kritisch bestuderen, waarbij wij zullen bekijken of die
past binnen het ontwikkelingsplan.
Mevrouw DE
JONG (CDA): Voorzitter. Ik wacht in eerste instantie de antwoorden op de vragen
van de fractie van Leefbaar Delft af, want daar zaten mijn vragen bij.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Hetzelfde geldt voor onze fractie,
waarbij ik aanteken dat wij in wezen akkoord gaan met het eerste voorstel,
omdat dat voorbereidingsbesluit gerelateerd is aan het in deze raad
vastgestelde ontwikkelingsplan. Daar kun je nu dus niet op tegen zijn.
Het
voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar
verkeer vinden wij voorbarig. Wij vinden dat daar op dit moment nog niet toe
besloten hoeft te worden. Daar zullen wij dus tegen stemmen.
De heer
KROON: Ik sluit mij aan bij de voorgaande vragen, maar ik vraag mij af wat de
waarde van ons besluit gaat worden, ook gelet op de illegale kap van de bomen
in die wijk. Wat is dan de waarde van het besluit dat wij vanavond gaan nemen?
Dat wil ik toch nog wel duidelijk horen. Of heeft het besluit geen waarde, net
zoals bij die bomen toentertijd?
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Een voorbereidingsbesluit is een verplicht nummer in het
kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij oudere bestemmingsplannen. Niet
voor niets heeft de wetgever bij wetswijziging uiteindelijk geoordeeld dat dat
bij nieuwere bestemmingsplannen niet meer hoeft. Wat dat betreft, is het een
beetje een wonderlijke figuur die in zekere mate ook overbodig is, omdat het
voorbereidingsbesluit niets anders inhoudt dan het voornemen om een
bestemmingsplan in voorbereiding te nemen binnen een op de plankaart aangegeven
lijn met bolletjes. In die zin is het dus niet mijn bedoeling om nu inhoudelijk
in te gaan op vraagstukken met betrekking tot het plan Ceram Boeroe.
Procedureel
is de situatie mijns inziens als volgt. De raad heeft, conform de afspraken die
wij daar met elkaar over hebben gemaakt, het beleidskader vastgesteld in de
vorm van het ontwikkelingsplan. Dat is in de raad uitvoerig besproken en dat
heeft ook een uitvoerige maatschappelijke discussie gekend. De raad heeft,
alles afwegende, dit ontwikkelingsplan vastgesteld. Vervolgens komt er een
bouwinitiatief. Of dat er nu al ligt of nog niet, op enig moment nemen wij dat
voorbereidingsbesluit. Dat gebeurt meestal niet te lang van tevoren, mede omdat
het een beperkte geldigheidsduur heeft. Vervolgens gaan wij met dat bouwplan
aan de slag. Dan is het aan het college om te beoordelen of dat bouwplan past
binnen het ontwikkelingsplan. Het is aan de Welstandscommissie om de
welstandsaspecten – de kwaliteit op het gebied van de welstand – te beoordelen
en daarover aan het college te adviseren in het kader van het ingediende
bouwplan. Dat betekent dat de artikel 19-procedure thans loopt. Die procedure
baseert zich op het ontwikkelingsplan als ruimtelijke onderbouwing. Daarin is
de vraag aan het college in feite of wij bij GS een verklaring van geen bezwaar
willen vragen voor het afgeven van een vrijstelling ex artikel 19 en vervolgens
bij de verlening van de bouwvergunning die vrijstelling ook daadwerkelijk
willen verlenen. In die zin is het binnen onze gangbare spelregels dus ook niet
meer een politiek moment op het niveau van de commissie of raad. De zaak ligt
dus als volgt. Het college zal moeten beoordelen of het bouwplan past in het
ontwikkelingsplan. Naar de opvatting van het college is dat zo. De bewoners
bestrijden dat. Dat mogen zij bestrijden, maar de opvatting van het college is
zoals die is. Vervolgens blijkt er voor dit bouwplan een negatief
welstandsadvies te liggen. Dat betekent dat het college zich op dit moment even
beraadt over hoe wij hiermee verder moeten gaan, want het is, in elk geval als
dat ongemotiveerd gebeurt, niet gebruikelijk om een negatief welstandsadvies
naast ons neer te liggen. Wij beraden ons dus op de vraag hoe wij het
welstandsadvies precies moeten lezen. Daarover worden interne adviezen
ingewonnen en daarover wordt ook overlegd met de ontwikkelaar. Wij bezien hoe
wij daaruit komen. Daarover is in het college dus nog geen besluit genomen. Ik
kan ook nog niet vooruitlopen op dat besluit.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Zoals u weet, hebben wij sinds kort een welstandsnota
in voorbereiding. Het lijkt mij heel logisch dat zo’n plan wordt getoetst aan
die nota. Heeft het college daar al naar gekeken of zegt u dat die nota niet
van toepassing is op dit plan? Loopt u vooruit op de welstandsnota die de heer
Baljé in de commissie heeft verdedigd en waar wij zeer enthousiast over zijn?
Wordt dus aan de hand daarvan getoetst?
Wethouder
GRASHOFF: Het welstandsbeleid is nog niet vastgesteld. Daar kan dus ook nog
niet op getoetst worden. Dat zou in dit stadium ook wonderlijk zijn, want wij
hebben een ontwikkelingsplan vastgesteld en er zal dus op het ontwikkelingsplan
getoetst moeten worden. Bij toekomstige ontwikkelingsplannen zal al in het
stadium van vaststelling daarvan ook bekeken worden of zij sporen met het
welstandsbeleid. Ook de bouwplannen zullen dan uiteraard getoetst worden op het
welstandsbeleid. Als je nu ineens nog niet vastgesteld beleid in een al lopende
procedure gaat schuiven, doe je het bestuurlijk niet kloppend.
Daarbij
zie ik nog af van het feit dat ik veronderstel dat het prima binnen het
welstandsbeleid zou passen, maar dat is niet meer dan een veronderstelling
waarvan ieder het zijne of hare kan vinden.
Nogmaals:
de artikel 19-procedure loopt, maar daarover is er nog geen collegebesluit. Wij
zijn geconfronteerd met een negatief welstandsadvies en wij weten nog niet
precies hoe wij daar uiteindelijk mee om kunnen en moeten gaan. Tot zover het
voorbereidingsbesluit.
Het
onttrekkingsbesluit is een logisch gevolg van het vastgestelde
ontwikkelingsplan. In dat ontwikkelingsplan komt de betreffende straat namelijk
niet meer voor. De facto is ook dat dus een stukje uitvoering van een door de
raad genomen besluit bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan. Hoewel het
in strikte zin nog wel een maandje zou kunnen wachten, is er geen enkele
aanleiding om dit besluit niet te nemen. Per saldo zijn wij immers uiteraard
wel voornemens om het ontwikkelingsplan uit te voeren.
Tot slot
nog iets over mogelijke illegale kap, om elk misverstand weg te werken. Daar is
een misverstand over ontstaan, maar ik heb, ook in een brief aan de commissie,
omstandig uitgelegd hoe een en ander verlopen is. Daarbij hebben wij kunnen
vaststellen dat er geen illegale kap heeft plaatsgevonden.
De heer
KROON: Daar is in ieder geval geen goede communicatie over geweest.
De
VOORZITTER: U komt nog aan de beurt, als u dat wilt.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. De wethouder is op diverse vragen van mij
ingegaan. In het voorstel staat echter: “Inmiddels is voor het plangebied een
bouwplan ingediend dat past in het ontwikkelingsplan”. Dat hoort eigenlijk niet
bij de indiening van een ontwikkelingsplan. De wethouder meent dat het past,
maar ik vind niet dat dat in het voorstel hoort, want dat zou betekenen dat elk
ander plan daar problemen mee kan krijgen.
Wethouder
GRASHOFF: Misschien is het goed dat ik daar kort bij interruptie op inga. Zoals
bekend hebben wij een voorstel en een besluit. In het besluit wordt helemaal
niet verwezen naar een bouwplan. U besluit daar dus niets over. Het is slechts
een stukje toelichting met de bedoeling om aan te geven waarom wij op dit
moment een voorbereidingsbesluit aan u voorleggen. Dat is alles. Voorts is het
niets anders dan een opvatting van het college. Als bewoners daar bezwaar tegen
willen maken, zullen zij dat uiteindelijk bijvoorbeeld via een beroepsprocedure
bij de rechter kunnen aankaarten.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Het is duidelijk. Ik beschouw het voorstel dan als
niet geschreven. In waar wij een besluit over nemen, komt dat niet meer voor;
laten wij daar helder over zijn. Wat het andere voorstel betreft: wij zien er
nog steeds de noodzaak niet van in om de straat nu al te onttrekken aan het
openbaar verkeer. Wij zullen dus tegen dat voorstel stemmen. Over het eerste
voorstel willen wij nog even overleggen.
De
VOORZITTER: Iets niet nodig vinden is iets anders dan er bezwaar tegen hebben.
Wij nemen wel vaker besluiten zonder dat dat ermee per se tot het laatste wordt
gewacht. Maar bent u ertegen?
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Het is mij een beetje ontschoten. Kan de wethouder
nog even kort zeggen wat hij over het tweede voorstel heeft gezegd?
De
VOORZITTER: Misschien is het goed dat de wethouder het onttrekkingsbesluit nog
even toelicht.
Wethouder
GRASHOFF: Ik heb aangegeven dat het onttrekkingsbesluit een direct en logisch
gevolg is van het door de raad vastgestelde ontwikkelingsplan, want in dat
ontwikkelingsplan staat nadrukkelijk dat die straat verdwijnt. Het is dus puur
uitwerking.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Betekent dit dat de uitvoering van dit besluit nog
wel enige tijd op zich zal laten wachten?
De
VOORZITTER: Laten wij gewoon een rondje vragen verzamelen, want anders wordt
het erg rommelig.
De heer
TAEBI (SP): Voorzitter. Ik dank de wethouder voor de extra toelichting. Het
enige wat ik nog mis, is een reactie van de wethouder op het plan van de
bewoners. De wethouder zegt dat hij niet op de zaken vooruit wil lopen. Dat
begrijp ik wel, maar het allerminste wat ik, waarschijnlijk samen met de
bewoners, van de wethouder kan verwachten, is dat hij de plannen serieus
meeneemt en ernaar kijkt als hij opnieuw een besluit gaat nemen. Ik verzoek het
college dus nogmaals om die plannen serieus mee te nemen en serieus te
bestuderen.
Mevrouw DE
JONG (CDA): Voorzitter. Wij hebben als commissie de artikel 19-procedure
gedelegeerd aan het college, nadat wij het ontwikkelingsplan hadden
vastgesteld. Er zijn op dit moment twee punten. De insprekers zeggen dat het
voorgestelde bouwplan niet past in het ontwikkelingsplan omdat in het
ontwikkelingsplan staat dat de stedenbouwkundige structuur wordt gehandhaafd,
terwijl dat met het voorliggende bouwplan volgens de insprekers niet het geval
zou zijn. Het tweede punt is dat er een negatief welstandsadvies ligt. De
wethouder zegt dat hij een motivering zal geven waarom en op welke manier hij
afwijkt van dat welstandsadvies en hoe hij daarmee zal omgaan.
Wethouder
GRASHOFF: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het college zich überhaupt
nog niet heeft uitgesproken over het wel of niet volgen van het
welstandsadvies.
Mevrouw DE
JONG (CDA): Ja, maar u zult motiveren hoe u daarmee omgaat. Ik denk dat u ook
zult motiveren hoe u omgaat met de afwijking van het bouwplan ten opzichte van
het ontwikkelingsplan, want als er bezwaren komen, zal dat wel moeten. Ik hoop
dat wij als commissie uw informatie daarover toegestuurd zullen krijgen. Verder
zijn wij het eens met het nemen van het voorbereidingsbesluit.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het is niet zo dat wij tegen onttrekking
van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer zijn, maar wij hebben zelf het idee
dat het op dit moment helemaal nog niet nodig is om dit besluit te nemen,
tenzij de wethouder zegt dat dit besluit niet direct morgen uitgevoerd gaat
worden.
Wethouder GRASHOFF:
Voorzitter. De heer Taebi vroeg of ik het bewonersplan nog serieus wil
bestuderen en meenemen in de planvorming. Dat kan ik niet. Het plan van
bewoners zoals ik dat heb gezien en bezien, past in elk geval absoluut niet in
het ontwikkelingsplan dat door de raad is vastgesteld. Het zou dus alleen
kunnen als de raad alsnog een ander ontwikkelingsplan zou vaststellen. Ten
tweede is het geen grond en geen eigendom van de gemeente. Het is nu eenmaal
logisch dat een eigenaar van panden en gronden zelf met een plan komt, waarbij
wij dat plan toetsen aan stedenbouwkundige randvoorwaarden.
Dat doen wij door de
toetsing aan het ontwikkelingsplan en niet door uit eigen beweging een plan te
maken voor het eigendom van iemand anders. Men moet dus een goed onderscheid
maken. Bij bouwplannen die wij ontwikkelen op gronden van de gemeente, hebben
wij ook de positie van opdrachtgever, evenals de privaatrechtelijke positie om
een bouwplan te maken en te laten realiseren. Publiekrechtelijk hebben wij geen
positie om een ontwikkelende partij te dwingen of te dringen om wel of niet
iets met een plan van bewoners te doen. Dat is aan die ontwikkelaar. Wij
toetsen het plan zoals het ingediend wordt.
Informatie zal ik naar de
commissie sturen zodra het college zich heeft beraden over hoe verder moet
worden gegaan met artikel 19 en met het negatieve welstandsadvies. Zodra dat
collegebesluit er is, zal ik dat naar de commissie sturen. Naar de aard van de
omstandigheden is het logisch dat dat voorstel goed gemotiveerd zal zijn.
Het onttrekkingsbesluit
betekent niet dat er morgen een spa in de grond gaat en dat die straat er
direct uit gaat. Het is logisch dat dat meegenomen wordt bij het bouwrijp maken
van het terrein. Dat wordt natuurlijk grotendeels door de eigenaar zelf gedaan,
maar dit stukje gemeentelijke grond zal dan ook moeten worden aangepast. Het is
dus niet iets wat morgen direct van start hoeft te gaan. Ik zal daar even mee
wachten totdat wij een beslissing hebben genomen over de artikel 19-procedure.
Het voorstel tot
vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram Boeroe wordt zonder stemming
aangenomen.
Het voorstel tot instemming
met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer wordt zonder
stemming aangenomen.
66. Voorstel inzake
definitieve invoering gereguleerd parkeren in gebied E
(Stuk 46 – 401797)
Wethouder Grashoff wordt
uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
De heer GABELER (Leefbaar
Delft): Voorzitter. Wij bespreken vanavond twee onderwerpen die te maken hebben
met parkeervergunningen, namelijk in gebied E en gebied F. Op het voorstel voor
gebied F zal ik dieper ingaan dan op het voorstel voor gebied E. In grote
lijnen komt mijn betoog neer op de vraag: hoe ver moeten wij gaan met het
vergunningparkeren?
Wij zijn begonnen met een
besluit tot vergunningparkeren in een wijk, een redelijk groot gebied. In de
wijken zijn enquêtes gehouden; als de meerderheid voor was, zou
vergunningparkeren worden ingevoerd. In de oostring begon het al verkeerd want
daar was vorig jaar plotseling een klein gebiedje genomen, direct bij de
Koepoortbrug. Nu blijkt dat de straat direct naast de oostring daar problemen
mee krijgt. Wat doet nu de gemeente? Die houdt weer een enquête en wel in twee
deelgebieden, namelijk aan de rechterkant van de Koepoortbrug en aan de
linkerkant. Aangezien er geen meerderheid is voor vergunningparkeren wordt per
straat bekeken waar het vergunningparkeren positief wordt bezien. Er zijn
natuurlijk altijd straten te vinden waar een meerderheid voorstander is van
vergunningparkeren vanwege de hinder. De straten die tussen dergelijke straten
liggen, worden er gewoon bij getrokken. Wij vinden dit een salamistrategie en
wij verzoeken het college om hiermee op te houden. Een volgende stap is dat per
bewoner wordt gekeken of iemand voorstander is van vergunningparkeren en dat
voor hem een parkeerplaats wordt gecreëerd. Dat kan niet. In een stad zoals
Delft moet gekeken worden naar gebieden. Als zich daarin meerderheden
aftekenen, kan Leefbaar Delft wel tegen het vergunningparkeren zijn, maar dan
heeft het college een argument om aan te tonen dat de bewoners voor zijn.
Zeker bij het voorstel voor
gebied F vliegen de tranen uit je ogen want dan gaat het om slechts een paar
straten.
Laat ik mij echter beperken
tot gebied E. Uit de correspondentie met een aantal bedrijven blijkt dat zij
last hiervan hebben. Ik verzoek de wethouder om van zijn voorstel af te zien.
Laat hem nog een enquête houden en laat hem de bewoners van zijn plannen
overtuigen zodat hij kan aantonen dat zij in meerderheid voorstander zijn van
het voorstel.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Voorzitter. Het gaat hier natuurlijk om de spin-off van het autoluw maken van
de binnenstad. Wij willen voorkomen dat de omliggende wijken in de schil
onevenredig hinder daarvan ondervinden en daarom zijn aanvullende maatregelen
nodig. Mijn fractie staat daar wel achter maar heeft bedenkingen bij de omvang
die die schil zo langzamerhand krijgt. Ik heb dat in commissieverband reeds
aangegeven. Ik beperk mij nu tot gebied E omdat ik aanneem dat wij gebied F
afzonderlijk bespreken.
Uit de evaluatie blijkt dat
de bewoners van het gebied direct rond de Koepoortbrug menen dat de situatie
verbeterd is. Het is dan ook logisch om het parkeerregime daar voort te zetten.
Het college wil vervolgens twee nieuwe gebieden toevoegen, namelijk
deelgebieden 2 en 3, maar op die terreinen ligt de situatie toch wezenlijk
anders naar de mening van de CDA-fractie. In die gebieden is 82%
respectievelijk 61% tegen het invoeren van gereguleerd parkeren en die
duidelijke uitslagen moeten gerespecteerd worden. Het college kijkt daar anders
tegenaan en is met een vergrootglas op zoek gegaan naar straten die misschien
toch voorstander waren. Die heeft het gevonden en om een logisch gebiedje te
maken, zijn straten samengevoegd tot blokken.
Als in een wijk slechts in
bepaalde straten vergunningparkeren wordt ingevoerd, wordt de parkeerdruk in
andere straten hoger. Het ligt in de lijn der verwachting dat die straten dan
uiteindelijk ook tot het regime van betaald parkeren moeten overgaan. Op die
manier worden problemen gecreëerd en het eigen gelijk bewezen. Dat is geen
goede methode. Wij vinden dat er alle reden is om de uitslagen te respecteren
en de deelgebieden 2 en 3 uit het voorstel te halen. Daartoe dienen wij een
amendement in.
Op één onderdeel ga ik graag
wat dieper in, namelijk op de situatie aan de Tweemolentjeskade. Aan die kade
is een autobedrijf gevestigd dat door het invoeren van gereguleerd parkeren,
vergunningparkeren en betaald parkeren, ernstig in de bedrijfsvoering gehinderd
zal worden. Het bedrijf heeft de handelsvoorraad netjes op het eigen terrein
staan, maar de auto’s die voor reparatie of onderhoud worden aangeboden, worden
overdag geparkeerd in de openbare parkeervakken. Deze worden netjes aan het
einde van de dag door de autobezitters, nadat onderhoud is gepleegd of
reparaties zijn verricht, weer opgehaald. De buurt heeft daar geen last van
want de parkeergelegenheid is daar op zich ruim. De situatie wordt echter
moeilijk als gereguleerd parkeren wordt ingevoerd en vanaf 16.00 uur continu
parkeergeld moet worden betaald voor al die auto’s. Een bedrijf kan immers maar
twee vergunningen krijgen en die worden op kenteken gesteld.
Wij zijn verkeerd bezig als
ondernemers met het autoluwbeleid in problemen worden gebracht, zeker als het
gaat om een bedrijf waar vier gezinnen van moeten eten. Daar kunnen wij niet
zomaar omheen lopen. De wethouder heeft in de commissievergadering gezegd te
bekijken wat op die plek mogelijk is. Ik hoor graag van hem op welke manier hij
aan dit probleem tegemoet wil komen.
Ik wijd ook een paar woorden
aan de inspraak. De wethouder heeft een overzicht toegestuurd van de
“contactmomenten” en van wat er precies gebeurd is. Ik dank hem natuurlijk
hartelijk voor dat overzicht. Mijn conclusie is wel dat er verschillende
beelden leven bij de partijen. Uit de inspraak concludeer ik dat de mensen van
de werkgroep dachten dat er sprake zou zijn van een keuzemenu, bijvoorbeeld ten
aanzien van de tijden, terwijl er alleen maar eenheidsworst op de kaart stond.
De wethouder moet zich in het vervolg vooraf duidelijker uitlaten over de
feitelijke speelruimte van de bewoners want anders worden mensen teleurgesteld.
De VOORZITTER: Door de
fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:
“De raad van de gemeente
Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,
overwegende dat er geen
draagvlak in de wijk is voor het invoeren van gereguleerd parkeren in de
deelgebieden 2 en 3;
besluit:
Besluit 46 II zodanig te
wijzigen dat de passages die betrekking hebben op de deelgebieden 2 en 3 komen
te vervallen,
en gaat over tot de orde van
de dag.”
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie is het eens met het voorstel tot het invoeren van
gereguleerd parkeren in gebied E in de deelgebieden die in de nota genoemd
worden. Wel concludeert mijn fractie uit het grote aantal insprekers in de
commissie Duurzaamheid en het grote aantal e-mails dat zij ontvangen heeft, dat
de communicatie met de bewoners moeizaam is verlopen. Ik ben er echter van
overtuigd dat als de bewoners gewend zijn aan het parkeerregime, zij
enthousiast zullen zijn over het aantal beschikbare parkeerplaatsen en dat de
straten die nu buiten het parkeerregime vallen, dan graag zullen willen
meedoen.
In de memo die de raad in de
afgelopen week heeft ontvangen, wordt gesproken over de huurauto van de heer
Nieuwkerk. Ik ben benieuwd naar de afloop van het gesprek met de heer
Nieuwkerk. Ook hoor ik graag of tot een regeling is gekomen met het
garagebedrijf.
De heer MEULEMAN
(Stadsbelangen): Voorzitter. In de commissievergadering heeft mijn fractie
reeds aangegeven dat zij dit voorstel niet steunt omdat in de nota staat dat
met name de inwoners van de deelgebieden 2 en 3 tegen de invoering van het
vergunningparkeren zijn. Verder constateert mijn fractie dat bij dit soort processen
altijd discussie ontstaat over de communicatie. Ik leg de schuld niet eenzijdig
neer bij het college of de bewoners maar stel wel vast dat wij er kennelijk
niet in slagen om optimaal te communiceren.
Ik loop met mijn volgende
punt vooruit op de behandeling van het volgende voorstel, want ik zie duidelijk
het beeld van een wethouder die een manier zoekt om ervoor te zorgen dat het
vergunningparkeren wordt ingevoerd. In de ene wijk houdt een belangenvereniging
een enquête die positief uitpakt voor het vergunningparkeren; daarmee wordt
meteen onderbouwing geleverd voor het besluit om vergunningparkeren in te
voeren (Westerkwartier). In de andere wijk lijkt de samenwerking met de
werkgroep sterker te zijn dan de initiatieven van de belangenvereniging in die
wijk. Zo wordt er met verschillende factoren gewerkt.
In weer een ander gebied
worden enquêtes gehouden die, als zij negatief uitvallen, worden verfijnd naar
straatniveau. Er is geen touw aan vast te knopen. Mijn fractie vindt dat de
grenzen van invoering van vergunningparkeren duidelijk vastgelegd moeten
worden. Er moet gestopt worden met “steeds een klein beetje meer”. De raad
dient zich uit te spreken over de vraag: wanneer kan besloten worden dat
vergunningparkeren in een wijk kan worden ingevoerd. Ik geef het voorbeeld van
wijk F, waarvan het college zegt dat als vergunningparkeren niet wordt
ingevoerd, mensen niet parkeren in de Zuidpoortgarage. Ik wil dat nog wel eens
zien. Ik ben er niet van overtuigd dat mensen op de Hertog Govertkade parkeren als
het water met bakken uit de hemel komt, om vervolgens te wandelen naar de
binnenstad. Die mensen parkeren gewoon in de garage. Wij vinden dan ook dat de
raad hierover eerst een standpunt moet innemen voordat het vergunningparkeren
verder wordt uitgebreid.
De VOORZITTER: Door de
fractie van Stadsbelangen wordt de volgende motie (M-I) ingediend:
“De raad van de gemeente
Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,
overwegende dat:
het vergunningparkeren in de
wijken rond de schil steeds verder wordt uitgebreid;
de grenzen van deze
uitbreiding in de wijken rond de schil van de binnenstad niet duidelijk zijn
aangegeven;
het wenselijk is dat de raad
zich uitspreekt over deze grenzen;
het wenselijk is dat bij de
beoordeling of vergunningparkeren in een wijk ingevoerd dan wel uitgebreid moet
worden, wordt uitgegaan van dezelfde uitgangspunten;
besluit:
dat de raad eerst de grenzen
aangeeft in de wijken rond de schil van de binnenstad waar mogelijk het
vergunningparkeren ingevoerd dan wel uitgebreid zou kunnen worden;
de uitgangspunten waarbinnen
een besluit genomen zou kunnen worden over het al dan niet invoeren dan wel
uitbreiden van het vergunningparkeren in bedoelde wijken door de raad wordt
vastgesteld,
en gaat over tot de orde van
de dag.”
De heer VAN DEN DOEL
(ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat parkeren in de
stad in vele gevallen moet worden geregeld. Dat kan op verschillende manieren.
De meest eenvoudige invoering is het laten nemen van een besluit door de raad
waarna invoering kan plaatsvinden. Daarmee wordt veel rompslomp voorkomen. Een
dergelijke invoering heeft plaatsgevonden in Rotterdam.
In Delft is echter gekozen
voor een andere weg, namelijk voor het laten plaatsvinden van een democratisch
proces voorafgaand aan besluitvorming door de bereidheid onder bewoners te
meten. Het gevolg van deze keuze kan zijn dat in verschillende gebieden
onvoldoende draagvlak onder de bevolking is om tot gereguleerd parkeren over te
gaan. Die consequentie moet gedragen worden, waarbij vervolgens geconcludeerd
moet worden dat een dergelijk gebied er niet aan toe is om een gereguleerd
parkeergebied in te voeren.
Een dergelijke situatie doet
zich voor in gebied E, deelgebieden 2 en 3. Gemiddeld gesproken is er geen
meerderheid voor het beginnen met een gereguleerd parkeersysteem. Mijn fractie
meent dan ook dat daaraan in deze deelgebieden niet begonnen moet worden.
Mijn fractie ziet ook niet
in waarom een start moet worden gemaakt in de straten waarin zich volgens de
enquête wel een meerderheid aftekent. Dat zet een verdere invoering onnodig
onder druk. Verdringingseffecten zullen de andere straten er ten langen leste
toe brengen om de gemeente te smeken om alsnog een gereguleerd parkeersysteem
in te voeren. Een soort gedwongen winkelnering dus.
Mijn fractie ziet dat niet
zitten en constateert dat er op dit moment onvoldoende draagvlak is in de
deelgebieden 2 en 3 en dat er daarom niet moet worden overgegaan op een systeem
van gereguleerd parkeren. Op die manier wordt ten volle de keuze van het
democratisch proces geaccepteerd en wordt niet via kunstgrepen getracht om
gelijk te krijgen. Wellicht kunnen de gebieden in de toekomst wel worden
opgenomen in het gereguleerd parkeergebied, maar nu nog niet. Mijn fractie zal
dan ook tegen het aannemen van het voorstel stemmen met uitzondering van
deelgebied 1, want daar kan het gereguleerd parkeren worden voortgezet.
De heer TAEBI (SP):
Voorzitter. Uit de evaluatie van het parkeerbeleid in deelgebied 1 blijkt dat
de problemen daar zijn afgenomen. De SP-fractie is er daarom voorstander van om
het gereguleerd parkeren hier voort te zetten.
In de deelgebieden 2 en 3
ligt de zaak anders want daar blijkt geen meerderheid te zijn voor het invoeren
van gereguleerd parkeren.
De VOORZITTER: Ik onderbreek
u even want de in deze zaal aanwezige mensen kletsen er vanavond erg op los. Ik
verzoek u om uw gesprekken buiten de zaal voort te zetten want de akoestiek van
deze zaal is niet fantastisch en het geroezemoes is storend voor zowel spreker
als luisteraars.
De heer TAEBI (SP): Het
voorstel van het college kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. Er kan
gezegd worden dat het college tegemoetkomt aan de meerderheid van de
straatbewoners die vraagt om gereguleerd, ofwel betaald, parkeren. In die zin
is het voorstel lovenswaardig te noemen. Het voorstel kan echter ook
geïnterpreteerd worden op de manier die de heer Van den Doel heeft verwoord,
namelijk dat de straten waar geen betaald parkeren wordt ingevoerd straks
bomvol staan en op die manier het probleem van elders in de binnenstad
opvangen. Ik ben bang voor dat verdringingseffect en ik ben daarom benieuwd
naar de reactie van de wethouder.
Wethouder GRASHOFF:
Voorzitter. De heer Van den Doel heeft adequaat geschetst wat ten principale
het uitgangspunt is geweest in de afgelopen jaren in de discussie met diverse
wijken in de schil rond de binnenstad over het al dan niet invoeren van het
gereguleerd parkeren. Volgens mij bestaat daar geen onhelderheid over. Er is
gezegd dat er veel discussie omtrent dit onderwerp wordt gevoerd. Dat is waar;
het is en blijft een omstreden vraagstuk in al de wijken waarmee wij met het
gereguleerd parkeren aan de slag zijn geweest. Het is een onderwerp dat de
gemoederen hoe dan ook bezighoudt. Daarbij valt op dat betrokken niet een
beetje voor of een beetje tegen zijn, maar uitgesproken meningen zijn toegedaan
en bereid zijn om opvattingen met enige kracht en strategie te verdedigen,
zowel ten voordele als ten nadele van het gereguleerd parkeren. De discussie
zal daarom altijd met enige woeligheid gepaard gaan. Wij moeten accepteren dat
dit onderwerp blijkbaar maatschappelijke beroering teweegbrengt. Er zijn wel
meer onderwerpen die dat doen. In dit soort processen zal zich ook altijd een
bepaald fenomeen voordoen, namelijk een mengeling van inhoudelijke opvattingen
en kritieken op proces en organisatie: mensen die niet tevreden zijn met het
uiteindelijke voorstel, zullen uiteindelijk ook het proces aanvechten.
Daaruit volgt een reactie in
de raad die vanuit haar controlerende taak vragen zal stellen over de gang van
zaken rond dat proces. Het blote feit dat er mensen zijn die zeggen dat het
traject niet netjes doorlopen is, betekent niet dat het waar is. Wij moeten wel
kritisch blijven en daarom heb ik met name gebied E laten screenen en de raad
geïnformeerd over de genomen processtappen. Ik kan niet anders constateren dan
dat het proces in redelijkheid, een schoonheidsfoutje daargelaten zoals het
niet tijdig of adequaat reageren op de vele e-mails en brieven, en netjes verlopen
is.
Deze constatering is van
belang voor het interpreteren van de uitkomst. In gebied E is niet van de grond
af begonnen; in feite ging het om een evaluatiefase. In een eerdere instantie
is nadrukkelijk, ook in discussies rondom het invoeren van vergunningparkeren
aan de orde geweest in deze raad, dat de gebieden niet zo klein mogen worden
afgebakend dat wordt vergeten dat er nog mensen omheen wonen. Er is daarom al
bij de initiële discussie over vergunningparkeren in dit gebied bewust gekozen
voor een relatief groot zoekgebied. Van dat gebied is gezegd dat het mogelijk
is dat er in meer of mindere mate behoefte bestaat aan het invoeren van
gereguleerd parkeren. Daarbij is van het begin af aan geen indeling gemaakt in
gebied 1, 2 en 3, maar bezien hoe de opvattingen lagen in dat gebied. Dat heeft
geleid tot een in zekere mate voorspelbare uitkomst, namelijk dat het draagvlak
voor vergunningparkeren het hoogst is op de plaatsen waar de problemen het
sterkst gevoeld worden. Die rode draad loopt door al onze onderzoeken heen. Die
plaats lag in dit gebied rond de Koepoortbrug en op grond daarvan hebben wij
destijds besloten om in dat gebied op proef gereguleerd parkeren in te voeren.
Logischerwijs ontstond ten
opzichte van het eerder afgebakende gebied een soort driedeling, namelijk een
gebied waar het gereguleerd parkeren werd ingevoerd, en aan de linker- en
rechterzijde gebieden waar het nog niet werd ingevoerd. Vanuit de raad en de
stad is daarbij opgemerkt dat een evaluatie niet zou worden beperkt tot het
gebied waar gereguleerd parkeren was ingevoerd maar ook de andere gebieden zou
beslaan. Daarom vond de inventarisatie nu in hetzelfde zoekgebied plaats als
ruim een jaar geleden en dus niet met de bedoeling om een digitale benadering
te kiezen van deelgebied 1, deelgebied 2 of deelgebied 3, want daartoe is geen
aanleiding. Er zijn wel degelijk logische afbakeningen te bedenken, en wij
denken ook dat wij dat hebben gedaan, die niet precies de afbakeningen van de
gebieden 2 en 3 volgen.
Ik ben het er wel mee eens
dat bij het uitvoeren van een dergelijk onderzoek, het onderzoek als zodanig
moet deugen. Dit betekent niet dat samenwerking met bewonersorganisaties
onmogelijk is. Wij hebben in het afgelopen jaar zelfs aangetoond dat
samenwerking zeer wel mogelijk is. In het Westerkwartier/Olofsbuurt bleek een
grote mate van congruentie te zijn tussen de resultaten van de enquêtes die
door een onafhankelijk bureau werden uitgevoerd en de metingen die door
bewoners zelf waren verricht. Ik kom daar straks bij gebied F uitvoeriger op
terug. In dit gebied is geen sprake geweest van eigen enquêtes van bewoners.
Die ambitie was blijkbaar in de deelgebieden niet aanwezig en dat hoeft ook
niet. Wij kunnen dat niet vragen van bewoners want het gaat om een vrijwillige
inzet. Wij hebben daarom op basis van eigen tellingen en enquêtes een voorstel
opgesteld en voorgelegd.
Uiteindelijk blijkt uit de
resultaten een zelfde beeld als eerder: daar waar het probleem het sterkst
gevoeld wordt in de gebieden waar nog geen vergunningparkeren is ingevoerd, is
het draagvlak het hoogst.
Niet voor niets springen in
het deelgebied met name de Oostsingel en de Tweemolentjeskade eruit als
gebieden waar veel draagvlak is want die liggen het dichtst bij de binnenstad,
zijn het gemakkelijkst bereikbaar voor parkeergelegenheidzoekende
automobilisten. Voor de Tweemolentjeskade betreft het de brug aan de noordkant
en voor de Oostsingel gaat het om beide kanten.
De vraag is nu of een
logisch samenhangend gebied kan worden aangewezen. Het is niet zo dat in elke
straat waar meer dan 51% van de bewoners voorstander is bij het aan te wijzen
gebied wordt betrokken. Ook is het niet zo dat straten waar 49% voorstander is
per definitie niet bij het gebied worden betrokken. Het gaat om een draagvlakpeiling.
Het stadsbestuur heeft de verantwoordelijkheid om op dit punt een verstandig
besluit te nemen. In het geval van gebied E is gebleken dat met de
Tweemolentjeskade en de Oostsingel en aan de andere kant met een zeer
bescheiden uitbreiding in de Delfgauwse weien, de Heiliglandkant, een
aansluitend gebied kan worden aangewezen, zonder losse “eilandjes”. Daarmee
wordt aan de meerderheid van de wens van de bewoners aldaar tegemoetgekomen.
Op dit moment kan niet
gezegd worden dat daarmee een verdringingseffect ontstaat, zeker niet met
zekerheid. Wij zullen wat dat betreft in dit gebied nog een slag moeten maken
en dat moet naar mijn mening dan de laatst zijn. Het is niet de bedoeling om
een soort jaarlijkse tombola van nieuwe parkeergebiedjes te organiseren. Ook
het college heeft er behoefte aan om de discussie over het vergunningparkeren
in de schil tussen nu en de komende twee jaar af te ronden en daar niet steeds
mee door te gaan. De discussie kost ons veel tijd en energie die wij ook aan
andere zaken kunnen besteden. Ik ben hiermee op zowel het proces als de keuzes
ingegaan waarbij het uiteraard aan de raad is of met dit voorstel een goed
samenhangend en verdedigbaar gebied is voorgelegd.
Er zijn nog twee
bijzonderheden. Ten eerste de kwestie rond het garagebedrijf. U moet zich
voorstellen dat het garagebedrijf in een inham aan de Tweemolentjeskade ligt.
De koopwaar van het bedrijf, de occasions, staan op eigen terrein. Het
repareren van auto’s is een onderdeel van de bedrijfsvoering. De gemeente gaat er
bij andere bedrijven van uit dat die op eigen terrein gebeurt. Er is weliswaar
geen verbod op het gebruik van de publieke ruimte, maar er is in elk geval geen
sprake van een verworven recht om daarvan gratis gebruik te maken. De oplossing
voor het garagebedrijf is er dan ook naar mijn mening in gelegen dat wij samen
met het bedrijf bezien hoeveel mixparkeerplaatsen op de Tweemolentjeskade
gerealiseerd kunnen worden en dat wij de precieze positionering daarvan
bekijken. Mensen die hun auto’s ter reparatie aanbieden zijn dan in de
gelegenheid om hun auto’s te parkeren maar moeten daarvoor, eventueel via de
garagehouder, in de bloktijden betalen. Een gemiddelde autoreparatie kost
honderden euro’s en ik vermoed dan ook dat het parkeertarief van enkele euro’s het
garagebedrijf en de klanten niet de kop zal kosten. Ik denk dat hier sprake is
van een zekere mate van overdrijving.
Ten tweede het
huurautoaspect; dat punt is zodanig individueel dat ik er nog op wil broeden en
ambtelijk overleg wil laten plaatsvinden met de betreffende persoon. Wij
snappen het probleem slechts gedeeltelijk. Ik ben er vooral benieuwd naar
waarom het probleem niet eerder zo pregnant naar voren is gekomen terwijl er
reeds duizenden woningen in een gereguleerd parkeergebied staan. Dat verbaast
mij enigszins.
De heer GABELER (Leefbaar
Delft): Voorzitter. Het verhaal van de wethouder is mij bekend. Hij stelt dat
het om een samenhangend geheel gaat, maar ik vind dat dat niet het geval is. Ik
vind het een bij elkaar gezocht gebied in de oostring.
Wat betreft gebied F is de
situatie zelfs nog erger. Wij blijven van mening dat in dit gebied geen
vergunningparkeren moet worden ingevoerd.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Voorzitter. De wethouder heeft een paar woorden geweid aan het al dan niet optreden
van verdringingseffecten. Hij zegt dat het niet bekend is of die optreden.
Strikt genomen weten wij dat inderdaad niet maar toen wij in de binnenstad tot
besluiten kwamen, wisten wij natuurlijk ook dat er verdringingseffecten zouden
optreden in de schil. Het lijkt mij redelijk logisch om te veronderstellen dat
op het niveau van straten verdringingseffecten optreden. Wij hoeven daar nu
echter niet verder op door te gaan.
Een ander punt betreft de
situatie van het garagebedrijf aan de Tweemolentjeskade. De wethouder heeft
daar een aantal opmerkingen over gemaakt. Ik denk niet dat het gaat om de
kosten om na vier uur een kaartje te trekken; die kosten zullen op de totale
rekening voor onderhoud of reparatie worden gezet. Het gaat vooral om de
praktische uitwerking. Het wordt erg ingewikkeld als steeds op een bepaald
moment langs de auto’s gegaan moet worden om te bezien of die op een bepaalde
plek staan en de garagehouder daarna kaartjes moet gaan trekken. Wij zien graag
dat de wethouder zijn toezegging nakomt om met het bedrijf tot een praktische
oplossing te komen. Om daar een beetje druk op te zetten, dienen wij op dit
punt een motie in.
De VOORZITTER: Door de
fractie van het CDA wordt de volgende motie (M-II) ingediend:
“De raad van de gemeente
Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,
overwegende dat:
het voorgestelde
parkeerregime de bedrijfsvoering van het garagebedrijf aan de Tweemolentjeskade
ernstig zal belemmeren;
de huidige
bedrijfsuitoefening niet leidt tot overlast in de buurt;
bij invoering van een nieuw
parkeerregime een zorgvuldige afweging van belangen vereist is;
verzoekt het college om in
overleg met het garagebedrijf tot een vorm van maatwerk te komen, waarmee de
bedrijfsvoering kan worden voortgezet,
en gaat over tot de orde van
de dag.
Toelichting
Het garagebedrijf is meer
dan 30 jaar op deze plek gevestigd.
De locatie en de
parkeermogelijkheden zijn cruciale factoren voor de bedrijfsvoering.
Het bedrijf mag erop
vertrouwen dat het gemeentebestuur deze elementen meeweegt bij zijn
besluitvorming over de invoering van een nieuw parkeerregime.
Een vorm van maatwerk zou
kunnen bestaan uit het verstrekken van een aantal vergunningen op naam.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Voorzitter. Ik ben tevreden met het antwoord van de wethouder ten aanzien van
de garage. De oplossing voor het geval van de huurauto is simpel: geef één
vergunning af op een adres. Dan ben je van het probleem af.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Ik begrijp dat u zich niet zo druk maakt over de ondernemers.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Daar maak ik mij wel druk over, maar het gaat erom dat de openbare ruimte
gebruikt wordt. Als een parkeerkaartje getrokken kan worden omdat in de buurt
mixplaatsen gerealiseerd worden, dan lijkt mij dat voldoende.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
De mensen die daar hun auto parkeren hebben natuurlijk geen vergunning. Zij
komen van elders en moeten daar hun auto kwijt.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
De wethouder heeft gezegd dat hij rond de garage mixplaatsen wil realiseren,
dus zowel vergunningparkeren als betaald parkeren.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Een auto wordt echter ’s morgens al ter reparatie aangeboden. U vindt dus dat
mensen om 16.00 uur moeten terugkomen om een kaartje te kopen.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Dat begrijp ik niet goed.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
In het stuk staat dat het parkeerregime om 16.00 uur ingaat. Je brengt je auto
echter ’s morgens al naar de garage voor reparatie.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): U
hebt zeker nog nooit een kaartje getrokken?
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Nee.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Als u bij de automaat een kaartje koopt, dan gaat de tijd pas in na 16.00 uur,
niet vanaf half 9.
De VOORZITTER: De heer Van
Leeuwen heeft hier in ieder geval visie op, dat valt niet te ontkennen.
De heer VAN DEN DOEL
(ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik stem nog steeds niet in met het voorstel
want ik wil de consequentie accepteren van het democratisch proces. Dat is een
keuze die ik op dit moment maak. Wellicht zullen de wijken in de toekomst tot
inzicht te komen maar op dit moment constateer ik geen draagvlak en zal ik het
voorstel daarom niet steunen.
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd naar
verdringingseffecten en de wethouder heeft gezegd dat hij die niet kan
uitsluiten. Om die reden vind ik dat gereguleerd parkeren niet mag worden
ingevoerd; voor hetzelfde geld zijn de bewoners ertoe gedwongen om het aan te
vragen bij de gemeente hetgeen tegen de wens is van het gehele gebied. Ik denk
dat inderdaad sprake is van mijn tweede interpretatie dat op den duur het
gehele gebied ertoe gedwongen te wordt om akkoord te gaan met betaald parkeren.
Ik stem niet in met het voorstel want ik denk dat de tijd er nog niet rijp voor
is en dat wij nog even moeten wachten.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter.
Ik ga nog op een enkel aspect in. De heer Van Leeuwen heeft heel adequaat
aangegeven dat onze parkeerapparatuur meer aankan dan de heer Van Tongeren
vermoedde. Bovendien is nog een ander punt aan de orde. Het garagebedrijf heeft
per dag slechts een gering aantal klanten en beschikt daarbij over de sleutels
van de auto’s. Als het service wil verlenen, kan het voor de klanten het
parkeergeld betalen. Dat is een kleine moeite gelet op het geringe aantal
klanten dat door de ondernemer zelf gemeld wordt.
Ten aanzien van het
verdringingseffect het volgende. Vaak worden twee zaken door elkaar gehaald. De
oorspronkelijke gedachtegang rond het invoeren van het betaald parkeren en
vergunningparkeren in de binnenstad en het realiseren van parkeerterreinen was
dat wij verwachtten dat een enorm weglekeffect optreedt als betaald parkeren
wordt ingevoerd zonder vergunningparkeren in te voeren. De zuinige Nederlander
zal in dat geval als bezoeker niet op betaalde parkeerplaatsen maar op andere
parkeerplaatsen gaan staan. Om die reden is primair uitgegaan van gebieden waar
relatief veel bezoekers parkeren. De omvang van dat gebied heeft veel te maken
met de sterk aanzuigende werking van de binnenstad voor bezoekers. Het gaat
niet zozeer om de woonwijken. Voor de bezoekers in de woonwijken is de regeling
met de bezoekerspas in het leven geroepen.
Het verdringingseffect waar
de heer Taebi op doelt, is dat als in straat 1 vergunningparkeren wordt
ingevoerd, sommige mensen hun auto in straat 2 gaan parkeren om het geld van de
vergunning uit te sparen. Dat effect is klein.
De heer TAEBI (SP): Dat
geldt ook voor de slimme automobilist die daarlangs rijdt. Als hij drie keer
langs een straat rijdt waar hij niet hoeft te betalen, zal hij daar zijn auto
gaan parkeren en niet in de straat waar hij moet betalen. Daardoor ontstaat
overlast voor de straten waar geen vergunningparkeren is ingevoerd.
Wethouder GRASHOFF: Daarom
heb ik gezegd dat het verdringingseffect niet nul is. Ik wil dat effect echter
enigszins relativeren want met het voorstel wordt het vergunningensysteem
ingevoerd in de straten die het dichtst bij de binnenstad liggen. Daarmee wordt
het voor de binnenstadbezoeker onaantrekkelijker om verder van de binnenstad te
parkeren. Het proces is dus eindig.
De heer KROON: Feit is dat
veel werknemers van de gemeente Delft met de auto naar Delft komen, hun auto
parkeren en hun vouwfiets uit de kofferbak halen. Misschien hebben zij
inmiddels een betere conditie zodat zij verder kunnen fietsen naar de werkplek,
maar het blijft een feit dat die lui daar nog steeds parkeren. U hebt daar in
het centrum op de Nieuwe Plantage nog niet van geleerd, in het Westerkwartier
niet en nu wilt u in de stad hetzelfde regime invoeren. U kijkt niet naar
alternatieven zoals een blauwe zone, want dat brengt niet de gemeente Delft
maar het Rijk geld in het laatje. Dat is niet het doel van het
vergunningparkeren. Het gaat om de leefbaarheid van de bewoner. Nu zien wij in
veel gebieden dat het in de wijk leeg is, maar op het moment dat de bewoners terugkomen
van hun werk is er nog steeds een parkeertekort. Daar betalen wij dan voor. Hoe
kunt u in godsnaam een dergelijk systeem invoeren? Dat gaat toch helemaal niet?
Wethouder GRASHOFF: Ik ben
klaar met mijn antwoord. Als ik op dit betoog inga, doen wij een complete
herhaling van de zetten die in vijf jaar discussie gedaan zijn.
De VOORZITTER: Ik geef
gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een vraag over de motie van de fractie van Stadsbelangen. In
het besluit staat het woordje “eerst” bij het eerste punt. Wat verstaat de
fractie daaronder?
De VOORZITTER: Volgens mij
heeft de heer Meuleman dat in eerste termijn gezegd.
De heer MEULEMAN
(Stadsbelangen): Ik wil nog wel even verduidelijken wat de bedoeling is van het
woordje “eerst”, namelijk dat wij de discussie eerst eens goed gaan voeren met
de raad alvorens wordt doorgegaan met het uitbreiden van het
vergunningparkeren.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks):
Bedoelt u daarmee dat vanavond geen besluit wordt genomen over E en F of
bedoelt u dat “eerst” ingaat na E en F?
De heer MEULEMAN
(Stadsbelangen): Nee, u hebt het heel goed verwoord.
De heer TAEBI (SP):
Voorzitter. Ik heb reeds aangekondigd dat ik het voorstel niet zal steunen
vanwege gebied 2 en 3 en vanwege het verdringingseffect. Ik zal amendement A-I
van het CDA steunen waarin staat dat dat gedeelte uit de verordening wordt
gehaald. Als dat amendement wordt aangenomen, zal ik wel voor het voorstel
stemmen en anders niet.
Mevrouw BOLTEN (GroenLinks):
Voorzitter. De fractie van GroenLinks is voor het oorspronkelijke voorstel en
zal tegen de moties en het amendement stemmen.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Voorzitter. Ook de fractie van de VVD stemt tegen de moties en het amendement.
De VVD-fractie stemt tegen het aannemen van de moties omdat zij dat reeds van
plan was en tegen het aannemen van het amendement omdat de wethouder daar goed
op geantwoord heeft.
De heer VAN DEN DOEL
(ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik zal amendement A-I steunen maar motie M-I
niet, omdat ik van mening ben dat wij al in een dusdanig vergevorderd stadium
zijn, ook met de invoering van het gereguleerd parkeren, dat een dergelijke
discussie mosterd na de maaltijd is. Ook motie M-II zal ik niet steunen omdat
ik uit de woorden van de wethouder begrijp dat zij eigenlijk overbodig is.
De heer VAN TONGEREN (CDA):
Voorzitter. Wij zullen motie M-I steunen want het lijkt ons ook goed om eerst
principieel naar de zaak te kijken. De wethouder heeft weliswaar naar
aanleiding van onze motie een toelichting gegeven maar wij hechten er toch aan
om de positie van het bedrijf goed neer te zetten en wij handhaven daarom de
motie.
De heer GABELER (Leefbaar
Delft): Voorzitter. Wij steunen amendement A-I omdat het gaat over het invoeren
van het gereguleerd parkeren in gebied 1 en 2. Motie M-I steunen wij ook omdat
wij niet vertrouwen op de woorden van de wethouder dat het hier om het einddoel
gaat. Wij vinden dat er eerst gesproken moet worden. Motie M-II vinden wij een
handreiking aan de ondernemers om te laten zien dat met hen rekening wordt
gehouden. Er wordt in de motie gevraagd om in overleg te treden en om tot
maatwerk te komen. Daar is niets mis mee. Ik snap niet dat de VVD, die
pretendeert voor de ondernemers te zijn, daar zo gemakkelijk overheen stapt.
Wij stemmen voor het aannemen van motie M-II.
In stemming komt amendement
A-I.
Het amendement wordt bij
handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer
dat de fracties van de SP, de ChristenUnie/SGP, het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar
Delft en de heer Kroon voor dit amendement hebben gestemd.
In stemming komt motie M-I.
De motie wordt bij
handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer
dat de fracties van de SP, het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft en de heer
Kroon voor deze motie hebben gestemd.
In stemming komt motie M-II.
De motie wordt bij
handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer
dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft voor deze motie
hebben gestemd.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt bij
handopsteken aangenomen.
De VOORZITTER: Ik constateer
dat de fracties van de SP, de ChristenUnie/SGP, het CDA, Stadsbelangen en
Leefbaar Delft en de heer Kroon tegen het voorstel hebben gestemd.
67.
Voorstel inzake gereguleerd parkeren in gebied F.
(Stuk 47 –
407239)
Wethouder
Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. De invoering van vergunningparkeren in
gebied F is een voorbeeld van hoe je niet met burgers en bewoners moet omgaan.
Een belangenvereniging wordt in de commissie en op de mail door een stel
“eigenbelangers” zwart gemaakt. Het college laat haar oren hangen naar deze
zelfde groep “eigenbelangers”. Dat is precies wat je niet wilt en ook niet moet
verlangen: de belangen van een meerderheid negeren en de belangen van enkele
families honoreren. Ik noem het “eigenbelangers” omdat onomstotelijk vast staat
dat deze bewoners wonen aan het begin van de Rotterdamseweg en aan de Hertog
Govertkade. In de commissie lieten zij duidelijk blijken dat zij alleen hun
eigen belangen terugstreven en er niet voor terugdeinzen om de
belangenvereniging Rotterdamseweg Noord zwart te maken. Hoever wil de wethouder
gaan met het doordrukken van het vergunningparkeren? Wij behandelen hier het
voorstel om vergunningparkeren in te voeren in de gebieden rondom de
Rotterdamseweg en in de Kanaalweg en de Botaniestraat. Ik zie dat als twee
aparte gebieden. De 54 adressen in de Kanaalweg en de Botaniestraat zie ik als
een verlengstuk van de oostring. Daar is de meerderheid van de bewoners voor
invoering.
Het gebied
van de Rotterdamseweg en omstreken ligt apart. Met de procedure van invoering
van vergunningparkeren in dit gebied hebben zich volgens mij krachten
beziggehouden waaraan een vies geurtje is blijven kleven. Ik durf hier zelfs te
beweren dat er hier een raadslid is die er niet voor terugdeinst om middelen
toe te passen die in een democratisch spel niet passen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik maak hier bezwaar tegen. Ik wil graag weten waar de heer
Gabeler het nu over heeft en of hij dat hard kan maken.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Het mobiliseren van je eigen man om voor je eigen
belangen te pleiten, vind ik echt onwaardig.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik moet hier echt ernstig bezwaar tegen maken. Alle burgers, ook
echtgenoten van raadsleden, hebben democratische rechten waarvan zij gebruik
mogen maken. Mijn echtgenoot heeft inderdaad elf weken in de werkgroep gezeten
die zich hiermee bezighoudt. Die man woont al 25 jaar in de Rotterdamseweg en
ik pas vijf jaar. Net als iedere andere Delftse burger heeft hij het recht om
zijn eigen mening te ventileren.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Hij heeft volstrekt het recht om zijn mening te
ventileren, maar als het ook om uw belangen gaat, lijkt het mij verstandig dat
hij zich daar niet mee bemoeit. Ik vind het ook onwaardig dat je dat toestaat.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat is iets anders dan het raadslid verwijten maken. U
vindt het verstandig als een mijnheer zich er niet mee bemoeit, maar u begon
met het maken van verwijten aan een collega-raadslid. Dat is dus iets anders
dan wat u nu zegt. Het zou dan netjes zijn als u dat verwijt terugneemt.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Nee, dat is absoluut niets anders. Ik vind dat het in
een democratisch spel niet past. Als u dat wel vindt, is dat uw mening. Ik vind
dat het niet past dat je je eigen man laat inspreken in een commissie.
De heer
BOT (GroenLinks): Wat is dit nou voor onzin, mijnheer Gabeler?
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Zegt u nou echt dat mevrouw Vlekke iemand iets laat doen?
De
VOORZITTER: Mijnheer Gabeler, dat laatste moet u minstens aannemelijk maken.
Als u hier suggereert dat een raadslid haar partner, kind of iemand anders
lanceert om haar eigen belangen veilig te stellen, is dat een ernstige
beschuldiging die het omzeilen van het thema van de belangenverstrengeling
suggereert. Daar moet u dan wel iets meer van kunnen zeggen dan alleen maar
verdachtmakingen.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik zal niemand verdacht maken, maar mijn mening is
dat dit in een democratisch spel niet past. Als u dat wel vindt, moet u dat
gewoon blijven vinden.
De
VOORZITTER: Nee, dat heb ik niet gezegd.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Het gaat om de belangen van het gebied waar hij dus
voor is en mevrouw Vlekke waarschijnlijk niet. Ik suggereerde iets; die
suggestie wil ik weghalen.
De
VOORZITTER: Oké, dat is genoteerd.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Wij praten hier over een gebiedje van drie straten:
de Hertog Govertkade, de Scheepmakerij en een klein stukje van de
Rotterdamseweg. In totaal gaat het om 78 adressen. Zojuist werd gezegd dat voor
duizenden adressen vergunningparkeren is ingevoerd. Nu praten wij dus over 78
adressen. De kosten zijn 50.000 euro exclusief BTW en jaarlijks 44.000 euro
voor de invoering in deze twee straten, in totaal 125 adressen. Dat is het
zakelijke aspect van deze zaak. Voor deze straten wil de wethouder nu
vergunningparkeren invoeren. In de overige straten blijft het gewoon zoals het
nu is, namelijk vrij parkeren.
De
wethouder presteert het om het gebiedje zo klein te maken dat je nu al kunt
voorzien dat de rest komt te zitten met de brokken van parkeerders die nu nog
niet in de Zuidpoort kunnen parkeren, maar wel in het gebied rondom de Rotterdamseweg.
Waarom volgt de wethouder niet gewoon de conclusies van de enquêtecommissie van
het hele onderzoeksgebied dat begrensd wordt door De Schie, het Abtswoudsepad,
de Julianalaan en de Michiel de Ruyterweg? Die resultaten waren negatief. Net als
bij het vorige onderwerp zoekt de wethouder net zolang totdat hij straten vindt
waar de meerderheid ervoor is. Uit nader onderzoek in die drie straten blijkt
zelfs dat ook daar niet onomstotelijk vaststaat dat de meerderheid ervoor is.
Uit een onderzoek van een werkgroepslid in januari 2004 blijkt zelfs het
tegendeel.
Wij hebben
absoluut geen waardering voor deze werkwijze. Wij vinden het zelfs
manupulistisch. De gevolgen van de invoering zijn nu al te voorspellen: de
straten die er direct omheen liggen, zullen met de problemen worden
opgescheept. De wethouder hoopt dat die straten over een paar jaar ook meedoen.
Ik heb zojuist al gesproken over de kosten, het zakelijke aspect van de zaak:
er moet nu bijna 100.000 euro worden vrijgemaakt om dit gebied van 125 adressen
autovrij te maken. Ons advies is om te stoppen met dit soort verstrengeling. Ik
zal het woord “belangen” daar dan niet voor zetten.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Laat ik met het makkelijkste onderdeel
beginnen, het gebied rondom Plein Delftzicht. De evaluatie laat zien dat de
overgrote meerderheid vindt dat de parkeersituatie in het gebied is verbeterd.
Wij kunnen daarom instemmen met de voorstellen die op dat gebied betrekking
hebben. Ook hier is er weer een voorstel tot uitbreiding van het gebied. Dan
beginnen voor ons de problemen. Op grond van de stukken ontstond al een
tegenstrijdig beeld. Er was een telefonische steekproef waaruit bleek dat
slechts 45% voor maatregelen is. Dat is dus al geen meerderheid. Slechts een
derde daarvan, dus uiteindelijk 15%, wil vergunningparkeren. Vervolgens zijn er
twee schriftelijke enquêtes, één van de gemeente en één van de
bewonerswerkgroep. Die laten bijvoorbeeld voor het gebied Scheepmakerij grote
verschillen in uitkomst zien. Bij de gemeentelijke uitkomst is 64% voor, maar
bij de enquête van de werkgroep is 31% voor. Voor het gebied Hertog Govertkade
laten beide enquêtes overigens dezelfde uitslag zien: daar is slechts een
minderheid voor vergunningparkeren, namelijk 43%. Al met al is het beeld
tamelijk diffuus.
Het is er
voor ons tijdens de inspraak eerlijk gezegd niet overzichtelijker op geworden.
Er tekende zich een eigenaardig beeld af, waarbij de bewoners van de
herenhuizen vergunningparkeren willen en de bewoners van de minder grote huizen
niet. Dat is een soort klassieke klassenstrijd, maar dan een soort omgekeerde
klassenstrijd, waarbij de belangen van de herenhuizen vertegenwoordigd werden
door vertegenwoordigers van partijen ter linkerzijde. Dat is een heel
opmerkelijke situatie.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Wat bedoelt u precies met “vertegenwoordigers”?
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Precies zoals ik het zeg.
De heer
BOT (GroenLinks): Dan zegt u het precies verkeerd.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Wat bedoelt u nou? U zei dat de belangen van de
herenhuizen werden verdedigd door vertegenwoordigers van de linkerzijde.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik heb niet zo’n zin om daar specifieker over te zijn.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Zeg dan dat soort dingen ook niet!
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Nou goed, ik wil het wel zeggen. Bijvoorbeeld de rol van de
heer Bongers viel mij erg op.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Mij ook. Mijn fractiegenoot heeft hem op dat punt ook
gecorrigeerd, zoals u zich misschien nog herinnert. Daar hebt u zich daarna bij
aangesloten.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ja, maar wij hebben hier vanavond het raadsdebat en waarom
zou ik daar …
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): U moet dus niet net doen alsof dat een vertegenwoordiger
van een linkse partij is. Hij is trouwens ook geen fractiegenoot van mij; hij
is een fractievoorganger. Hij is wel een partijgenoot van mij en als hij de
fout in gaat, zullen wij daar iets van zeggen. Dat hebben wij ook ter plekke
gedaan. Dan moet u niet op deze manier en op deze toon blijven praten.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik bepaal zelf wel op welke toon ik praat. Dat wordt niet
door de fractie van GroenLinks bepaald.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik maak hier ook bezwaar tegen, want de heer Van Tongeren
gebruikte het meervoud: “herenhuizen die linkse partijen vertegenwoordigen”.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ja, ik was ook nog niet klaar.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Maar dan hebt u het niet over alle andere insprekers die niet in
de herenhuizen wonen en die toch voor het vergunningparkeren waren.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik heb het over het algemene beeld. De uitzonderingen doen
daar verder niet zoveel aan af.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Dat is geen algemeen beeld. Dat is het beeld dat u hier probeert
neer te zetten, maar dat beeld is niet waar.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik vertel gewoon wat ik daar gezien heb. Ik heb geen zin om
verder te gaan over de heer Bongers, maar dat is een prominent ex-politicus van
een bepaalde partij. Als hij komt inspreken, heeft dat een andere lading dan
wanneer een willekeurige bewoner van huis A, B of C komt inspreken. Dat
signaleer ik gewoon. Daar is verder toch niets verkeerds aan?
De heer
BOT (GroenLinks): Ik maak hier nogmaals bezwaar tegen.
De
VOORZITTER: Mijnheer Van Tongeren, wat u zegt, neemt niet weg dat hij daar niet
sprak als vertegenwoordiger van een partij.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Nee, maar het is toch moeilijk om die twee dingen helemaal
los van elkaar te zien.
De heer
BOT (GroenLinks): Voor u blijkbaar wel.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Zeker omdat hij zijn inspraak in de partijpolitieke sfeer
trok. Daar maakte ook GroenLinks terecht bezwaar tegen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Vooral GroenLinks, zoals u zich misschien herinnert.
De
VOORZITTER: Ik zal hier alleen nog een buitengewone raadsvergadering meemaken,
maar ik zou de raad willen adviseren om niet in deze manier van discussiëren te
belanden. Dat zeg ik ook speciaal tegen de heer Van Tongeren. Als wij bij de
inspraak de insprekers iedere keer de maat gaan nemen aan de hand van hun
politieke kleur en dat elkaar hier gaan voorhouden, gaat u nog leuke tijden
tegemoet. Dat betekent namelijk ook dat burgers in deze stad hun oren blijkbaar
moeten laten hangen naar wat hun partij vindt, ook als zij gerechtvaardigd voor
hun eigen belangen willen opkomen. U maakt de positie van die mensen vrijwel
onmogelijk, want iedereen die in deze stad op een gemotiveerde manier lid is
van een politieke partij, moet blijkbaar ineens zwijgen of de partijlijn
volgen. Dat is in landen wel voorgekomen, maar het gaat niet goed in die
landen. Meestal zijn die systemen kapot gegaan.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik vrees dat u mijn inbreng op dit moment chargeert. Het
gaat erom dat ik van een persoon van zijn statuur een meer prudente benadering
had verwacht.
De
VOORZITTER: Hier leggen individuele burgers aan u geen verantwoording af over
hun gedrag. Een verwijtende toon in de richting van andere fracties is al
helemaal niet op zijn plaats.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Goed, ik heb gezegd, althans over dit onderdeel. Er was
immers nog een ander onderdeel van de inspraak waarop ik helaas ook moet
ingaan, omdat ook onze fractie dat erg opmerkelijk vond. Ik denk dat mevrouw
Vlekke bij dat onderwerp terecht niet het woord heeft gevoerd. Dat vonden wij
oké, maar wij vonden het minder oké – ik vind het wel op zijn plaats om daar
een opmerking over te maken – dat er mist is ontstaan over een van de
insprekers.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Er is geen mist ontstaan. U hebt hier mist opgeworpen.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): U had ervoor kunnen zorgen dat die mist niet ontstond. Pas
achteraf wisten wij dat die persoon op hetzelfde adres woont en uw partner is.
Dan wordt het onhelder.
De
VOORZITTER: Ik vind echt dat wij een beetje volwassen met elkaar moeten omgaan
en niet in dit soort kinderachtigheden moeten vervallen. Die mensen hebben daar
op persoonlijke titel gesproken. Als u kunt aantonen dat raadsleden het item
van de belangenverstrengeling hebben ontlopen door gericht actie te voeren en
gericht mensen met stukken op pad te sturen om dit soort dingen te doen, hebt u
een punt en dan mag u dat zeggen, maar dan moet u dat ook aantonen. Anders
belandt het echt in een soort verdachtmakend sfeertje waar niemand iets mee
opschiet, ook u niet.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Het gaat ook om de schijn van belangenverstrengeling; dat
weet u heel goed.
De
VOORZITTER: De schijn heeft altijd betrekking op een raadslid.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Er was maar één persoon die die schijn had kunnen
voorkomen. Dat ben niet ik, die dit aankaart; dat is mevrouw Vlekke, die zelf
die schijn had kunnen voorkomen door daar gewoon open over te zijn.
De
VOORZITTER: Nee, nee, nee. Het is niet zo dat partners van raadsleden in deze
stad niets mogen zeggen en geen geprofileerde positie mogen innemen omdat een
raadslid anders een schijn van belangenverstrengeling tegengeworpen zou kunnen
worden. Dat is echt niet aan de orde.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Dat zeg ik ook niet.
De
VOORZITTER: Dat suggereert u drie keer in het rond.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Dat suggereer ik absoluut niet, want het vervolg van mijn
tekst is dat iedereen uiteraard het recht heeft om ergens iets van te vinden en
dat dit ook geldt voor huisgenoten, partners, kinderen enzovoort van
raadsleden, maar dat wel bij beide partijen de verantwoordelijkheid ligt om
klare wijn te schenken. Dat is niet gebeurd en dat betreur ik.
De heer
SCHOENMAKERS (STIP): Wat is nou precies de toegevoegde waarde van die
opmerking? Dat iedereen mag komen inspreken, maar liever niet mensen die het
niet eens zijn met uw standpunt?
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik verwacht dat de burgemeester hier net zoveel bezwaar
tegen maakt als tegen mijn opmerking. Dit heeft helemaal niets te maken met wat
ik heb gezegd.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik begrijp van de heer Van Tongeren dat iedereen die voortaan in
de commissievergadering komt inspreken, in de eerste zin moet aangeven of hij
wel of niet een bepaalde relatie met een of ander raadslid heeft. Nou, dat
worden nog leuke avonden in een stad zoals Delft.
De
VOORZITTER: Die suggestie had ik al gedaan. Ik zeg tegen de heer Van Tongeren
en alle anderen die hierna hierover nog het woord zullen voeren, dat ik deze
vorm van debat niet meer wil hebben; anders ontneem ik u gewoon het woord, want
dit schiet echt niet op.
Het voegt
ook niets toe aan de inhoud van de zaak, en daar moet u zich op concentreren;
daar praten wij nu over en niet over de vraag of mensen in de stad u bevallen.
De heer
VAN TONGEREN (CDA): Ik ga terug naar de inhoud en ik kom tot de conclusie. Naar
ons oordeel is het niet nodig om in dit hele gebied maatregelen te treffen.
Daar is onvoldoende draagvlak voor. Wij stellen voor om de maatregelen te
beperken tot het gedeelte Botaniestraat/Kanaalweg. Daarvoor dienen wij een
amendement in.
De
VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-II)
ingediend:
“De raad
van de gemeente Delft,
in
vergadering bijeen op 25 maart 2004,
overwegende
dat er onvoldoende draagvlak in de wijk is voor het invoeren van gereguleerd
parkeren in de gebiedsdelen Rotterdamseweg, Hertog Govertkade en Scheepmakerij;
besluit:
Besluit 47
II wordt zodanig gewijzigd dat de passages die betrekking hebben op het begin
van de Rotterdamseweg, Hertog Govertkade en Scheepmakerij komen te vervallen”.
De heer
VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Zoals u van de vorige sprekers al hebt gehoord,
was het ook in de commissie Duurzaamheid een puinhoop met insprekers die
lijnrecht tegenover elkaar stonden. Ik heb gewoon de meeste “ja’s” en “nee’s”
maar weggestreept. Dan blijft de middenweg over. Wij steunen dus het voorstel.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij beperken ons tot de inhoud van het
stuk. Voor een groot gedeelte komt onze kritiek op het voorstel overeen met wat
wij over schil E hebben gezegd. Ten aanzien van dit onderwerp ligt het voor ons
wat genuanceerder. Wij zijn geconfronteerd met twee enquêtes: één enquête van
de belangenvereniging en één enquête die door de gemeente en de werkgroep is
opgezet. Dan wordt aan een raadsfractie de vraag voorgelegd wat zij gaat doen.
Welke enquête moet je nou meenemen in je afweging? Wij hebben de indruk dat
beide enquêtes zorgvuldig zijn geweest. Dan wordt het heel erg lastig om te
bepalen welke enquête bij de afweging de doorslag geeft, nog afgezien van het
feit dat wij ons afvragen of in dit gebiedje het invoeren van het
vergunningparkeren op dit moment noodzakelijk is ofwel dat wij, wanneer
Zuidpoort klaar is, zouden kunnen bezien of dat inderdaad nog nodig is. Dan heb
ik het niet over Delftzicht, want met dat onderdeel zijn wij het wel eens. Dat
leidt ertoe dat wij het voorstel op dit moment niet kunnen steunen, want wij
moeten een uitspraak doen over het hele voorstel.
Onze
fractie heeft met waardering kennisgenomen van het feit dat mevrouw Koning en
de heer De Wit hebben aangekondigd niet mee te zullen stemmen bij dit
onderwerp. Ik neem aan dat mevrouw Vlekke dat goede voorbeeld zal volgen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Ik was zojuist even op de gang; anders had ook ik toen al laten
weten dat ik bij dit onderwerp niet zal meestemmen, juist om de schijn van
belangenverstrengeling te voorkomen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan gaat mijn waardering ook uit naar mevrouw Vlekke.
De heer
VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Over gebied F hoeven wij het niet
echt te hebben. Met betrekking tot het gebied vlakbij het Delftse centrum, waar
wij nu in feite over praten, is de mening over de verschillende enquêtes nogal
verdeeld. Dat maakt het op zich lastig. In principe is het logisch om dit
gebied bij het gereguleerde parkeren te voegen, omdat het zo dicht bij het
centrum ligt, maar het was logischer geweest om ook de Mijnbouwstraat en het
Diamantpad erbij te betrekken, want daar zal het eerst parkeerdruk optreden,
gelet op de korte overtocht vanaf de Sebastiaansbrug. Ik heb beide enquêtes tot
mij genomen en ik zal in dit geval voor het voorstel stemmen, omdat ik het
gevoel heb dat in dit gebied voldoende draagvlak is om tot dit gereguleerd
parkeren over te gaan.
De heer
TAEBI (SP): Voorzitter. Wij hebben het nu duidelijk over een ander gebied dan
het voorgaande gebied E. Het belang van het invoeren van gereguleerd parkeren
is ons bekend. In beginsel zijn wij daar ook voor, maar wij vinden ook dat op
basis van deze gegevens moeilijk een afgewogen beslissing genomen kan worden.
Wij hebben in de commissie aangegeven dat wij het verbazingwekkend vinden dat
de enquête van de gemeente een totaal ander resultaat heeft dan de enquête van
de werkgroep. Daarom vinden wij dat er een andere, misschien betrouwbaardere
enquête moet volgen. De wethouder heeft aangegeven dat de wijk enquêtemoe zou
zijn, maar dat vind ik geen argument om dat niet te doen. Na inachtneming van
een time-out kan opnieuw een enquête worden gehouden op basis waarvan wij tot
een goede beslissing kunnen overgaan. Met andere woorden: op basis van deze
gegevens ga ik geen beslissing nemen. Ofwel: dit voorstel steun ik niet.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. De algemene gang van zaken, de werkwijze en dergelijke
heb ik bij het vorige agendapunt uitvoerig toegelicht. Dat zal ik dus niet nog
eens doen. De situatie in dit gebied is in die zin bijzonder dat wij hier te
maken hebben gehad met tot het eind steeds harder tegenover elkaar staande
groepen bewoners in het gebied. Dat is lastig. In die zin was de discussie in
dit gebied ook van een iets andere aard dan ik in andere gebieden gewend ben
geweest. Het college staat altijd heel positief ten opzichte van mensen die
zich in belangenverenigingen organiseren, ook al zijn die belangenverenigingen
ontstaan op basis van weerstand tegen voorstellen van ons. Het is in het
verleden meermaals gebleken dat het buitengewoon verstandig is om zeer serieus
met deze organisaties om te gaan en om ermee van gedachten te wisselen. Dat is
in dit geval echter buitengewoon lastig, want dit heeft in dit geval in ieder
geval niet geleid tot een duidelijke mate van eensgezindheid in de wijk zelf of
tot een daadwerkelijk gezag hebbende organisatie die in korte tijd tot een
serieuze gesprekspartner heeft kunnen uitgroeien. Dat is geen verwijt aan de
organisatie als zodanig, maar het is een feit dat een enquête die uiteindelijk
is georganiseerd door de belangenvereniging Rotterdamseweg Noord, wel heel erg
aan één persoon heeft gehangen. Gelet op de zeer wisselende en soms ook apert
negatieve reacties vanuit de buurt, zal die enquête in elk geval het predikaat
“omstreden” moeten hebben. Verder kan ik niet gaan. Ik zal ook geen conclusie
trekken over de vraag of er wel of niet goede of foute dingen zijn gedaan en
ook niet over de verdere bedoelingen, maar wij zitten dus wel met het vraagstuk
dat wij een aaneengesloten gebied moeten hebben. Wij kunnen de Rotterdamseweg
Noord moeilijk tot een los eilandje maken, want er zal toch enige samenhang
moeten zijn in de bebording. Daarin spelen de Hertog Govertkade en de
Scheepmakerij echt een essentiële rol. In die beide straten ligt het inderdaad
verdeeld; er zijn verschillende uitkomsten. Ik heb in de commissie al gezegd
dat de raad hier gewoon zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ik heb dat “het
Salomonsoordeel” genoemd: beslis nou gewoon, want ik denk dat die wijk er in
elk geval recht op heeft dat u met enig gezag een besluit neemt over wat wij op
dit moment doen.
Ik vind
met name de door de heer Taebi gekozen inzet erg jammer, want niet besluiten is
ook iets besluiten. Dat moet hij zich realiseren. Hij kan niet zeggen: omdat ik
niet wil besluiten, stem ik tegen. Hij zou dan hoogstens de zaal kunnen
verlaten. Dat willen hij en ik natuurlijk ook niet, maar ik ben dus wat
verbaasd over zijn inzet. Hij zal moeten kiezen, want daar is hij
volksvertegenwoordiger voor.
De heer
TAEBI (SP): Dan moet er iets te kiezen zijn; dat was mijn betoog. Op basis van
deze gegevens kan ik moeilijk kiezen. Daarom stem ik ertegen.
Wethouder
GRASHOFF: U kiest, ook als u tegenstemt.
De heer
TAEBI (SP): Ik heb ervoor gekozen om deze lijn op dit moment niet uit te
zetten.
Wethouder
GRASHOFF: Ja, maar ik denk dat u mijn principiële kritiek heel goed begrijpt.
Ik denk
dat ik het hierbij kan laten. Ik treed uiteraard niet in allerlei gedoe
hieromheen. Voor mij zijn het allemaal neutrale personen die dingen zeggen op
hun eigen manier. Naar het oordeel van het college is er gewoon sprake van een
dilemma op het punt van de Hertog Govertkade en de Scheepmakerij. Voor het
overige zijn wij het allemaal met elkaar eens; laten wij dat ook even
vaststellen. Voor 90% zijn wij het dus eens over de feiten en resultaten;
slechts voor 10% of iets minder zijn wij het oneens. Op grond van de
inhoudelijke problematiek – er wordt zeker in die hoek daadwerkelijk veel
geparkeerd door mensen die langdurig verblijven in de binnenstad – hebben wij
voorgesteld om in dit gebied gereguleerd parkeren in te voeren. Dat voorstel
houden wij uiteraard staande.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik heb er weinig aan toe te voegen. Het
standpunt van de wethouder is allang duidelijk. Het verrast mij niet dat hij
niet zegt: laten wij nou maar eens geen besluit nemen. Zelfs drie straten is
voor hem voldoende om gereguleerd parkeren in te voeren. Dat vind ik jammer. Ik
had wel eens willen horen dat het bij twee straten, namelijk de Scheepmakerij
en de Hertog Govertkade, dubieus is en dat daarom wordt besloten om het in dat
deel niet in te voeren totdat een garage in het Zuidpoortgebied klaar is. Dan
kunnen wij bekijken of het nog wel nodig is. Dat vind ik jammer, maar onze
standpunten zijn duidelijk.
In
stemming komt amendement A-II.
Het
amendement wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen en
Leefbaar Delft en de heer Kroon voor dit amendement hebben gestemd. De heer De
Wit, mevrouw Vlekke en mevrouw Koning hebben niet aan de stemming deelgenomen.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen, Leefbaar
Delft en de SP en de heer Kroon tegen het voorstel hebben gestemd. De heer De
Wit, mevrouw Vlekke en mevrouw Koning hebben niet aan de stemming deelgenomen.
68. Voorstel tot vaststelling van de 18e
wijziging van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 2004 ten behoeve van een
eenmalige subsidieverstrekking aan Lijm en Cultuur BV
(Stuk 43 – 406008)
Wethouder Oosten wordt uitgenodigd bij de behandeling van
dit punt aanwezig te zijn.
De heer EDUARD (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij hebben al
eerder uitgesproken dat wij dit een heel interessant project vinden en wij
zullen het zeker steunen. Wij vinden wel dat het project en de ontwikkeling
daarvan scherp in de gaten gehouden moet worden. Ook zijn wij van mening dat met
het realiseren van Lijm en Cultuur het zoeken naar mogelijkheden voor
realisatie van een tweede zaal bij of op theater De Veste niet definitief van
de baan mag zijn. Ten slotte is het mijn persoonlijke mening dat het project
een andere naam mag krijgen.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is op zich
blij met de mogelijkheden en ruimte voor de amateurkunst die in deze nota
geschetst worden. Ook vindt mijn fractie het bijzonder dat een en ander op een
stuk industrieel erfgoed kan worden gerealiseerd. Toch heb ik nog een paar
vragen.
In het ondernemingsplan wordt bij uitvoer en exploitatie
gesteld dat de werkelijke exploitatie nog in detail moet worden uitgewerkt. Bij
de vlakke vloerzaal is wel een prestatieafspraak voor 40 professionele voorstellingen
per jaar gemaakt maar voor het amateurkunstcentrum wordt in de
uitvoeringsovereenkomst slechts over tarieven gesproken en ontbreekt een
prestatieafspraak over de minimale bezettingsgraad. Kan de wethouder aangeven
hoe en wanneer de prestatieafspraken duidelijk worden?
Bij punt 10 van de overeenkomst staat dat de subsidie
gewijzigd of ingetrokken kan worden wanneer er sprake is van een te geringe
inspanning van Lijm en Cultuur. Kan de wethouder aangeven aan de hand van welke
doelstellingen of prestatieafspraken een te geringe inspanning gemeten kan
worden?
De wethouder vraagt 1,2 mln euro subsidie voor de realisatie
van een aantal culturele doelstellingen en spreekt daarbij over een eenmalige
subsidie. Ik begrijp uit de nota dat de realisatie en exploitatie in handen
komt van een professionele organisatie namelijk Lijm en Cultuur BV en dat de
organisatie in de toekomst geen aanspraak zal maken op de exploitatiesubsidie
of enige andere subsidie. Kan de wethouder mij verzekeren dat verdere subsidies
in de toekomst uitblijven?
De CDA-fractie maakt zich zorgen over de effecten die het
voorliggende plan heeft op theater De Veste. Zij vindt dat ingezet moet worden
op de wens van een uiteindelijk zichzelf in financiële zin bedruipend en
optimaal acterend theater. Daarnaar moet onderzoek verricht worden.
Mevrouw WELLE DONKER (VVD): Voorzitter. Zoals de VVD-fractie
ook in de commissie CKE gezegd heeft, is zij zeer tevreden over de aankoop van
het terrein van Delft Gelatine, zowel om daarop evenementen te kunnen houden
als om de ruimte voor de meer dan 80 amateurkunstgezelschappen. Het is een
prachtige locatie en wij hopen dat deze voor velen tot wat moois zal leiden. In
de commissie is namens mijn fractie gevraagd of ten aanzien van de
programmering een goede afstemming kan plaatsvinden. Verder is gevraagd in
hoeverre de amateurs het laatste woord hebben bij de programmering.
Ik benadruk nogmaals hoe belangrijk het is dat theater De
Veste alle ruimte krijgt om zijn positie te versterken. Er dient onderzoek verricht
te worden naar de mogelijkheden op dit punt.
De heer SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. Tijdens de
commissievergadering heeft de STIP-fractie al enthousiasme getoond over de
plannen rondom de voormalige gelatinefabriek. Het realiseren van zowel meer
ruimte voor amateurkunsten en een evenemententerrein op een mooie locatie
kunnen maar weinig steden ons nadoen. Dat daarmee ook nog eens meer
podiumruimte in Delft gerealiseerd wordt, is wat STIP betreft mooi meegenomen.
Ik leg nog op één aspect de nadruk. STIP heeft in de
commissie reeds vertrouwen uitgesproken in Lijm en Cultuur BV maar daarbij de
gemeente opgeroepen om ten alle tijden de ontwikkelingen te volgen.
Lijm en Cultuur blijft een commercieel bedrijf dat op die
manier moet draaien. Laagdrempelige cultuur kan hierin het onderspit delven en
dat lijkt ons ongewenst. Lijm en Cultuur heeft fors ingezet om eventuele
problemen op dit punt op te lossen omdat het deels uit ideaal werkt.
Desalniettemin is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om ervoor te
zorgen dat de cultuur laagdrempelig blijft. STIP roept de wethouder op om
daarop te blijven letten.
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van
GroenLinks zal met enthousiasme voor dit voorstel stemmen. Ik complimenteer
wethouder Oosten graag met dit voorstel in zijn laatste
gemeenteraadsvergadering. Het is zonder meer een geweldig initiatief waar wij
hier over spreken. Wij hebben in de raad de neiging om vooral op minpunten in
te gaan en kritische vragen te stellen, maar wij hechten eraan om in het begin
te zeggen dat dit een heel goed voorstel is dat veel kan gaan betekenen voor
het culturele leven in deze stad. Dat geldt natuurlijk voor zowel het
evenemententerrein als de amateurkunst. Alle problemen die de amateurkunst in
Delft heeft gehad met repetitie-, uitvoerings- en opslagruimte zijn in één klap
opgelost. Dat is een enorm resultaat.
De kanttekeningen die mijn fractie zet, betreffen met name
de podiumruimte. Theater De Veste heeft met klem ontkend dat de in de
gelatinefabriek te realiseren vlakke vloer geschikt is voor het soort
voorstellingen dat het theater zelf in een tweede, eigen vlakke vloerzaal wil
programmeren. Het theater heeft verder vraagtekens gezet bij de stelling dat in
de fabriek goede podiumruimte te realiseren is, in ieder geval tegen de
voorziene kosten. De wethouder heeft in dit verband gewezen op de positieve
punten kanten van het voorstel en erop aangedrongen om de podiumruimte als een
bonus te beschouwen. Mijn fractie doet dat graag. De toekomst moet maar uitwijzen
wat al dan niet gerealiseerd kan worden. De mogelijkheden zullen voor een deel
voor andere doelgroepen bestemd zijn en voor een ander type uitvoeringen.
Hieruit volgt echter dat theater De Veste met lege handen
staat. Het onderzoek van La Groupe was naar onze mening niet op alle punten
bevredigend. Het theater heeft gevraagd om een onderzoek naar de precieze
bouwkosten en de exploitatiekosten op basis van het ontwerp van Jan Hoogstad.
De Vrienden van Theater De Veste hebben het genereuze aanbod gedaan om uit
eigen zak, ofwel uit zak van die 1000 vrienden, 10.000 euro bij te dragen uit
de reserves. Volgens de schatting van de Vrienden zou het gaan om ongeveer de
helft van het benodigde bedrag. Daarnaast is er nog ruimte in het
investeringsbudget dat beschikbaar is voor theater De Veste. Wat mijn fractie
betreft wordt dat onderzoek dan ook alsnog uitgevoerd en kan de raad daarna
beslissen of een tweede zaal op theater De Veste wenselijk is en hoeveel geld
daaraan besteed mag worden. Een motie van die strekking zal straks mede namens
de fractie van GroenLinks door de heer Meuleman worden ingediend.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op het gevaar
af dat mij toegedicht wordt dat de fractie van Stadsbelangen vaak vrijt met de
fractie van GroenLinks, sluit ik mij toch graag aan bij de woorden van de heer
Bot op het punt van de amateurkunstbeoefening die met dit plan een geweldige
sprong voorwaarts kan maken in Delft. Mijn fractie is al jarenlang een stevig
bepleiter van de problematiek rond de amateurkunstbeoefening. Ik wil dan ook de
complimenten uitspreken in de richting van de wethouder over het plan dat nu
ter tafel ligt.
Het stuk is na commissiebehandeling toch meegenomen naar de
fractie omdat wij even de indruk kregen dat het plan voor de vlakke vloer-zaal
de plaats innam van de reeds jarenlang gekoesterde wensen van theater De Veste
op dit punt.
In dat licht heeft mijn fractie nog eens bezien of het
verstandig is om het bedrag van 0,5 mln euro, die in het bedrag van 1,2 mln
euro subsidie besloten zit, daaraan uit te geven.
Het is
winst te noemen dat behalve ruimte voor amateurkunstbeoefening ook gelegenheid
wordt geboden voor extra ruimte voor vlakke vloertheater in onze stad. Mensen
kunnen daar gebruik van maken en ernaartoe gaan. De wensen van theater De Veste
zijn hiermee echter niet beëindigd, vooral omdat naar ons gevoel op dit moment
ontzettend onduidelijk is wat de werkelijke kosten zijn voor investering en
exploitatie. Het onderzoek La Groupe geeft weliswaar een globaal beeld, maar de
onderbouwing is toch onvoldoende. Om die reden dien ik namens de fracties van
GroenLinks, het CDA, de VVD en Leefbaar Delft een motie in waarin gevraagd
wordt om het uitvoeren van een onderzoek en gebruik te maken van het aanbod van
de vrienden van het theater.
Ik sluit
mij aan bij de vragen van mevrouw Junius over de subsidie van 1,2 mln euro. Ik
ga ervan uit dat dat een eenmalige zaak is en dat de raad in de komende jaren
niet met extra subsidieaanvragen wordt geconfronteerd. Ik hoor daar graag een
antwoord op.
De
VOORZITTER: Door de fracties van Stadsbelangen, het CDA de VVD, GroenLinks en
Leefbaar Delft wordt de volgende motie (M-III) ingediend:
"De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,
overwegende
dat:
-
de nieuw te realiseren vlakke vloer theaterzaal op het
terrein van Delft Gelatine geen vervanging is voor de wensen om eventueel te
komen tot realisatie van een tweede theaterzaal bij theater De Veste;
-
onduidelijkheid bestaat over de werkelijke kosten van een
tweede theaterzaal;
draagt het
college op, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de positie van theater
De Veste te versterken door onder andere te onderzoeken wat de werkelijke
kosten zijn van een tweede theaterzaal bij theater De Veste zowel qua
investering als exploitatiekosten op lange termijn en de raad dit jaar over de
uitkomsten van dit onderzoek te informeren,
en gaat
over tot de orde van de dag."
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Ik dank de raad allereerst voor de brede steun voor dit
voorstel. Ik deel het enthousiasme dat sommige fracties hebben uitgesproken
over de mogelijkheden die hier liggen voor de amateurkunst om een oplossing te
krijgen voor een al jarenlang geldende ruimteproblematiek, zowel voor wat
betreft het oefenen en de opslag als kantoorruimte en voorstellingsruimte.
Ik zal
ingaan op de gestelde vragen en de ingediende motie. Mevrouw Junius heeft
gevraagd naar de prestatieafspraken. Zij wees op de onduidelijkheden in het
contract met Lijm en Cultuur. Wij hebben inderdaad eisen gesteld aan de
minimale invulling van de zaal voor wat betreft het gebruik door amateurs en
professionele voorstellingen maar hebben geen eisen gesteld ten aanzien van de
oefenruimte. Wij hebben wel eisen gesteld aan het aantal vierkante meters dat
daarvoor beschikbaar is. Dat oppervlak is zeer ruim. Verder hebben wij eisen
gesteld aan de prijzen die daarvoor gevraagd mogen worden. Verder willen en
hoeven wij niet te gaan. Wij kunnen Lijm en Cultuur moeilijk dwingen om op de
vastgestelde oppervlakte tegen een vastgestelde prijs een bepaald
bezettingspercentage te halen. Het is immers uiteindelijk aan de verenigingen
om al dan niet gebruik te maken van het aanbod.
Het gaat
wat ver om te zeggen dat een bepaald aanbod bereikt moet worden tegen een
vastgestelde prijs. Die eis is wat too much en kan niet gesteld worden. Het is
duidelijk in het belang van Lijm en Cultuur om een zo hoog mogelijk
bezettingspercentage te halen. Het bedrijf zal daar dan ook zijn uiterste best
voor doen. De prijs en het aantal vierkante meters liggen vast dus met die
parameters kan niet geschoven worden.
Mevrouw
Junius heeft ook gevraagd of ik kan garanderen dat een stijging van de subsidie
in de toekomst achterwege kan blijven. Mijn toekomst is beperkt en mijn
zeggenschap daarover dus ook. Voor vanavond doe ik de toezegging met alle
plezier.
De
VOORZITTER: Het college is eeuwig.
Wethouder OOSTEN: Ik zal echter geen eeuwigdurende toezegging op dit terrein
doen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Wat zegt u dan wel concreet toe nu?
Wethouder
OOSTEN: Ik zeg concreet toe dat een plan voorligt dat niet gebaseerd is op de
noodzaak van structurele subsidie ter ondersteuning van de exploitatie. Het
college heeft er alle vertrouwen in dat die noodzaak er ook niet komt. Er is
geen subsidie voor exploitatie nodig en wij willen die in de toekomst ook niet
beschikbaar stellen. Ik vind het echter te gevaarlijk om eeuwigdurende
uitspraken te doen. Wie weet zegt de raad over tien jaar dat de zaak zo aardig
loopt dat exploitatiesubsidie beschikbaar gesteld moet worden.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): De uitspraak die u nu doet, geldt niet alleen voor
vanavond?
Wethouder
OOSTEN: Uiteraard niet.
Ik heb
ernstige moeite met de motie. In de motie wordt gesteld dat er onduidelijkheid
bestaat over de werkelijke kosten van een tweede theaterzaal. Die zijn echter
in redelijke mate duidelijk. Een nauwkeuriger berekening kan alleen gemaakt
worden door een ontwerp te laten maken met bouwkundige berekeningen. Ultieme
nauwkeurigheid wordt bereikt met aanbesteding van dat ontwerp want dan wordt
echt bekend wat de uitvoering ervan kost. Om die stap te zetten, moet geld
worden vrijgemaakt voor het betalen van een architect om het plan verder uit te
werken. Wij weten wat het ongeveer kost. De investering zal ettelijke miljoenen
bedragen en wij weten ook uit het rapport van La Groupe dat de exploitatie van
een kleine zaal in theater De Veste een structurele subsidieverhoging van ruim
220.000 euro met zich brengt. De raad kan zoveel vraagtekens zetten bij die
bedragen als hij wil, maar ik ben ervan overtuigd dat de bedragen niet echt
anders worden als deze vaker worden berekend. Wellicht neemt de nauwkeurigheid
toe, maar de noodzaak van de exploitatiesubsidie en de hoge investering komt in
ieder geval niet te vervallen. Als de raad desalniettemin besluit om toch
tekeningen te laten maken en extra berekeningen te laten uitvoeren en later te
bepalen wat daarmee gebeurt, dan moeten kosten gemaakt worden om dat te
realiseren.
De heer GABELER
(Leefbaar Delft): In de commissie hebt u aangegeven, dat het om een bedrag van
ongeveer 5 miljoen euro gaat. U bent daarbij uitgegaan van de jaarlijkse
tekorten bij De Veste. Als blijkt dat de zaal ook voor 3,5 miljoen euro
gerealiseerd kan worden, dan zal er geen sprake zijn van tekorten. Het is heel
simpel. De bouw van die vlakke vloer moet voorgefinancierd worden.
De
betaling is bepalend voor het al dan niet ontstaan van tekorten bij De Veste.
Ik wil dat graag duidelijk maken. De kosten van de bouw van een vlakke vloer
zijn 5 mln, maar als blijkt dat deze ook voor 3 mln kan worden gemaakt, dan…
Wethouder
OOSTEN: Uw punt is duidelijk. Ik wil er wel van uitgaan dat de vlakke vloer
voor 3 miljoen euro gerealiseerd kan worden, maar dan is nog steeds een
jaarlijkse subsidie van 220.000 euro nodig om deze te exploiteren. Die bijdrage
is nodig om voorstellingen te programmeren.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Al is dat het geval, dan nog is het aan de raad om
daarover te beslissen.
Wethouder
OOSTEN: Daarin hebt u absoluut gelijk en daarom kan ik ook niet anders doen dan
de raad adviseren om deze kosten nu niet te maken. Ik ben van mening dat Delft
op dit moment niet bij machte is om het geld voor de investering neer te leggen
en de verhoging van de subsidie voor theater De Veste te betalen. Als de raad
daar anders over denkt, dan is dat zijn goed recht. Ik heb in de commissie heel
nadrukkelijk aan de fracties gevraagd om zich daarover uit te spreken. Als de
raad meent dat Delft het zich kan permitteren om deze investering in theater De
Veste te doen en de exploitatiebijdragen te verhogen, dan gebeurt dat ook. Houd
echter in gedachten dat het doen van een onderzoek weer geld kost; er zijn al
twee keer eerder berekeningen uitgevoerd. Zelfs als dat onderzoek voor een deel
betaald wordt door Vrienden van De Veste, moet de gemeente daar toch een
uitgave voor doen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik hoor de wethouder binnen vijf minuten zeggen dat
de bouw ook 3 miljoen euro kan kosten. Dat scheelt al 2 miljoen euro. Als wij
de wethouder nog 10 minuten laten praten, dan kost de bouw 1 miljoen euro.
Wethouder
OOSTEN: Als dat zo was, zou ik met plezier nog 10 minuten volpraten. Ik zal dat
echter niet doen want ik ben aan het einde van mijn termijn.
De heer EDUARD
(Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij gaan akkoord met het voorstel en steunen de
ingediende motie.
Mevrouw
JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik kom graag terug op het punt van de
prestatieafspraken. De wethouder zegt terecht dat hij het bedrijf niet kan
dwingen om een bepaald aantal amateur-kunstenaars gebruik te laten maken van
het centrum. Het centrum wordt echter geëxploiteerd door een BV, een
onderneming die targets kan aangeven. Als de wethouder straks te maken krijgt
met het bedrijfsleven, dan zal hij dat ook wel meemaken. Het is heel normaal om
targets te hebben die meetbaar zijn. Bovendien kan aan de hand daarvan bezien
worden of het goed gaat met Lijm en Cultuur. Wij willen natuurlijk dat het
bedrijf slaagt en wij willen elke keer toch de voortgangsrapportages zien
waarmee teruggekoppeld kan worden dat hetgeen in het ondernemingsplan staat,
waargemaakt kan worden.
Mevrouw
WELLE DONKER (VVD): Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen van de
wethouder op de vraag wie het laatste woord heeft bij de programmering en in
hoeverre de amateurs bij optredens op de vlakke vloerzaal invloed hebben.
De heer
SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. Ik ga graag in op de motie. STIP is er op dit
moment geen voorstander van om extra onderzoek te doen naar de mogelijkheid van
een tweede zaal in theater De Veste.
Hoewel
mijn fractie de motie sympathiek vindt, weet iedereen hier dat er met de
huidige economie voorlopig onvoldoende geld is om die zaal daadwerkelijk te
bouwen. Het verrichten van een onderzoek lokt daardoor bij voorbaat
gedateerdheid uit en dat lijkt STIP zonde van gemeenschapsgeld. Tegen de tijd
dat de economie weer aantrekt en er mogelijkheden zijn om een tweede zaal of
misschien zelfs het gehele theater opnieuw te bouwen, is mijn fractie graag
bereid om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren. Daarvoor is het nu nog te
vroeg.
De heer
BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben blij dat er ook economen zijn die een wat
minder lineaire argumentatie hanteren dan de heer Schoenmakers. Als het slecht
gaat met de economie, mag blijkbaar niet meer geïnvesteerd worden in
gemeenschapsvoorzieningen. Ik neem een dergelijke opvatting niet graag voor
mijn rekening.
De heer
SCHOENMAKERS (STIP): Ik heb dat niet op die manier gezegd.
De heer
BOT (GroenLinks): Ik dacht het wel.
De heer
SCHOENMAKERS (STIP): Dat kunt u nalezen.
De heer
BOT (GroenLinks): Ik ga nog graag in op een paar punten omtrent de motie. De
reden waarom wij deze belangrijk vinden, is dat wij het teleurstellend vinden
dat in het onderzoek van La Groupe niets concreets gezegd wordt over de
geschatte bouwkosten van de tweede zaal. Het onderzoek van La Groupe heeft
45.000 euro gekost en in onze ogen had het punt veel overtuigender in het
rapport aan de orde kunnen komen. Om die reden menen wij dat wij aan het theater
tegemoet moeten komen. Het is bovendien mogelijk dat de aanbesteding vanwege de
economie nu voordeliger uitvalt dan voorheen; in de bouwsector schijnt die
ontwikkeling zich op dit moment voor te doen.
Het
zwakste punt in de commissiebehandeling van de gelatinefabriek was de
veronderstelling dat 40 professionele voorstellingen kunnen plaatsvinden zonder
exploitatiesubsidie. De mensen van Lijm en Cultuur hebben geprobeerd om die
bewering te verdedigen maar ik vond die verdediging niet overtuigend. Ik snap
dat de wethouder voor vanavond een garantie geeft dat de subsidie maar eenmalig
is, maar ik voorspel dat de exploitatie van een vlakke vloer in de
gelatinefabriek met 40 professionele voorstellingen niet lukt zonder
aanvullende subsidie. Ik wil daarom op zijn minst weten hoe dit punt zich
verhoudt tot de exploitatie van een tweede zaal in theater De Veste. Daar heeft
het theater recht op. Ook dat is een reden dat wij vasthouden aan de ingediende
motie.
De heer DE
PREZ (PvdA): Voorzitter. De discussie die net gevoerd is over het al dan niet
toekennen van extra subsidie en het risico dat de gemeente daarmee loopt, is
ook uitgebreid gevoerd in de commissie. De wethouder heeft daarover duidelijk
gezegd dat de risicoverdeling zodanig is dat op dit moment een flexibel krediet
beschikbaar wordt gesteld door de gemeente en dat alles wat daarbuiten valt
voor rekening komt voor Lijm en Cultuur. Een extra subsidie behoort naar mijn
mening daarom niet tot de mogelijkheden want daarover is niets afgesproken.
Ik sluit
mij graag aan bij alle lovende woorden over Lijm en Cultuur, maar de discussie
gaat vanavond veel meer over de tweede zaal in De Veste. Er is onderzoek
verricht naar de behoefte van een vlakke vloerzaal en er is onderzoek verricht
naar de mogelijkheden en de te verwachten kosten op dat gebied. De resultaten
daarvan zijn voor mijn fractie overtuigend genoeg geweest omdat daarmee inzicht
is gegeven in de kosten.
Het moet
mij van het hart dat de zaal in De Veste een doel op zich lijkt te worden in
plaats van een middel om vlakke-vloerproducties te organiseren in de stad. Dat
doel dienen wij volgens mij het beste met Lijm en Cultuur. Ik voeg hieraan toe
dat een tweede zaal in De Veste niet betekent dat de exploitatiebijdrage van de
gemeente aan het theater terugloopt. Deze neemt eerder toe. Of de kosten van de
bouw nu 5 miljoen euro of 4 miljoen euro bedragen, de gemeente zal daar hoe dan
ook geld op moeten toeleggen. Dat geld wil mijn fractie in het huidige
economische gewricht niet beschikbaar stellen. Wij hebben reeds discussies
gevoerd over het zoeken van ruimte om bezuinigingen uit te voeren en een bedrag
van 5 miljoen euro vind ik niet in verhouding staan tot de discussies over 1 of
2 miljoen euro. Mijn fractie zal de motie over het onderzoek daarom niet
steunen.
Wethouder
OOSTEN: Voorzitter. Mevrouw Junius vraagt om targets en die staan natuurlijk in
het ondernemingsplan. Wij zullen daar uiteraard op letten. Er worden echter
geen eisen ten aanzien van de bezetting voor de amateurs gesteld waarop vervolgens
subsidie wordt afgerekend.
Mevrouw
JUNIUS (CDA): De bezettingsgraad die aangehouden wordt in het ondernemingsplan
komt niet overeen met hetgeen in de overeenkomst staat. Dat feit zorgt voor
verwarring.
Wethouder
OOSTEN: In de overeenkomst staat in het geheel geen bezettingsgraad voor de
amateurkunst. In het ondernemingsplan staan bezettingsgraden; die variëren ook,
want die lopen op in de jaren. In de overeenkomst hebben wij juist geen
bezettingsgraad genoemd, behalve ten aanzien van de bespeling van de zaal.
De vraag
over de programmering verbaast mij enigszins. Er is sprake van een in het leven
te roepen stichting programmering. Ik heb in de commissie reeds toegezegd dat
daarover nog een voorstel wordt opgesteld. Dan kunnen wij met elkaar afspreken
hoe wij de programmering precies invullen.
De heer
Bot gelooft niet dat zonder structurele exploitatiesubsidie professionele
voorstellingen kunnen worden gerealiseerd. Het is ook niet zo dat er in het
geheel geen subsidie wordt verstrekt want een en ander is nu op een andere
manier geregeld. Voor de eerstkomende drie jaar is in principe geld daarvoor
gereserveerd met de eenmalige subsidieverstrekking en daarna moet uit de
exploitatie van het gehele centrum een bijdrage geleverd worden aan de
voorstellingen. Ik ben het met hem eens dat het spannend is of het op deze
manier lukt. Als uiteindelijk één aspect in het plan niet blijkt te lukken, dan
ligt het voor de hand dat het dit aspect is. Dit is het spannendste onderdeel.
In dat geval kunnen wij besluiten dat wij de professionele voorstellingen zo
belangrijk vinden dat wij er wat geld bij doen of wij besluiten dat er maar wat
minder professionele voorstellingen per jaar moeten plaatsvinden. Het is aan de
raad om op dat moment daarover te beslissen.
Het doen
van nog een onderzoek is naar mijn mening niet zinvol. Het enige dat zinvol kan
zijn, is het maken van een ontwerp. Uit het onderzoek van La Groupe komt heel
duidelijk naar voren dat met een zekere nauwkeurigheid kan worden aangegeven
wat een en ander kost. Overigens is dat onderzoek niet door La Groupe zelf
uitgevoerd maar door BBN, een bouwkundig adviesbureau. Dit bureau stelt dat het
een raming kan maken voor een sobere standaarduitvoering van een zaal op basis
van kentallen. Een nauwkeuriger berekening op basis van een inpassing van de
tweede zaal in het totale gebouw van De Veste, rekeninghoudend met de foyer, de
garderobe, de voorzieningen en de trap, kan alleen plaatsvinden op basis van
een nauwkeurig plan.
Ik ben van
mening dat er daarbij ten minste een vooruitzicht moet zijn op uitvoering van
het plan. Het is aan de raad om een beslissing te nemen over de mogelijkheden
op dit punt.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
Mevrouw
JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik geef graag aan dat de CDA-fractie ontzettend
enthousiast is over het amateurkunstcentrum en het evenemententerrein. Zij zal
het voorstel steunen.
In
stemming komt motie M-III.
De motie
wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de VVD,
het CDA, Leefbaar Delft en Stadsbelangen voor de motie hebben gestemd.
Het
voorstel wordt zonder stemming aangenomen.
69.
Voorstel tot instemming met de Verordening op het burgerinitiatief / amendement
A-III van de STIP-fractie inzake burgerinitiatief in de Stadskrant.
(Stuk 35 –
405347)
De
VOORZITTER: Dit stuk is overgebleven na de vorige vergadering, omdat de stemmen
toen staakten bij de stemming over amendement A-III. Daar gaan wij nu dus
opnieuw over stemmen. Als de stemmen weer staken, is het amendement verworpen.
Omdat het zo nauw luistert, stel ik een hoofdelijke stemming voor, zodat wij in
ieder geval geen fouten kunnen maken.
Voor
amendement A-III stemmen de leden J.Ph. de Jong, Zweekhorst, De Koning, Kiela,
Wielens, Schoenmakers, Meuleman, Bot, Van den Doel, Bolten, Lourens, Taebi,
Loomans, Jähnichen, De Prez, Vlekke, Blinker en Stolker.
Tegen
amendement A-III stemmen de leden Van Leeuwen, Van der Hoek, Koning, Welle
Donker, Kroon, Geursen, Stoelinga, Manggaprow, Vuijk, Engels, Eduard, Junius,
De Wit, Gabeler, Van Doeveren, Van Tongeren, Aközbek en M.D.Th.M. de Jong.
De
VOORZITTER: Er zijn 18 stemmen uitgebracht voor het amendement en 18 stemmen
ertegen, zodat de stemmen opnieuw staken. Dat betekent dat het amendement is
verworpen. U bent in ieder geval consequent. Dan rest nu nog het voorstel,
zoals het is gewijzigd door drie amendementen die in de vorige vergadering zijn
aangenomen.
Het
gewijzigde voorstel wordt zonder stemming aangenomen.
70. Voorstel
tot benoeming van een wethouder; algemene beraadslaging / kandidaatstelling.
De
VOORZITTER: In de eerste plaats vraag ik of een fractie of lid van deze raad
een kandidaat wil stellen.
De heer
SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. De STIP-fractie draagt met heel veel vreugde
Christiaan Mooiweer voor om namens ons de vrijkomende wethouderszetel in te
vullen. Al bij de collegeonderhandelingen in 2002 heeft STIP haar volste
vertrouwen in hem uitgesproken.
Dat
vertrouwen heeft hij nog steeds en zelfs nog meer. Als oud-raadslid van STIP
heeft hij voldoende affiniteit met de politiek in Delft. Wij zijn dan ook erg
blij dat een aantal zeer specifiek Delftse onderdelen in zijn portefeuille
komen. Omdat de komende portefeuille van de heer Mooiweer een zware is, zijn
wij blij dat twee jaar geleden voor een constructie is gekomen waarbij onze
kandidaat ruim de tijd heeft gehad om zich in te werken in het vakgebied, wat
hij ook heeft gedaan. Daarnaast wil ik op dit moment de heer Oosten hartelijk
danken voor zijn steun aan Christiaan tijdens de inwerkperiode.
De
VOORZITTER: Zijn er raadsleden die hierover het woord wensen te voeren? Als u
wilt praten over de politieke en beleidsmatige aspecten van deze wisseling van
wethouder, kunnen wij dat gewoon op deze manier doen. Als u de kandidaat wilt
bespreken, moet dat echter in beslotenheid gebeuren. Ik wil dus graag dat u
daar rekening mee houdt en dat u, als u van plan bent om de kandidaat te
bespreken, dat aangeeft aan het begin van uw betoog. Dan wordt dit een besloten
vergadering.
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik moet even kijken of de vergadering
besloten moet worden of niet. Nu de wethouder van Financiën Meine Oosten aan
het werk gaat bij de faculteit Ruimtevaarttechniek van de TU, wil Leefbaar Delft
kanttekeningen plaatsen bij de opvolging door Mooiweer van STIP.
De
VOORZITTER: Er is nog niets aan de hand. Ik let wel op.
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Oké, dan valt het mee. Leefbaar Delft ziet de
belangrijkste portefeuille veel liever in handen komen van een ervaren,
bescheiden persoon zoals D66-raadslid Lourens, die al tien jaar in deze raad
meebestuurt zonder echt op te vallen. Al geruime tijd roept de PvdA-fractie dat
de vrouwen vertegenwoordigd moeten zijn in het college. Dit is een unieke
gelegenheid voor de PvdA-fractie om een daad te stellen. Als de PvdA-fractie
echt naar de inbreng van de achterban luistert, steunt zij nu het voorstel van
Leefbaar Delft. Dat mevrouw Lourens een sigaartje rookt, is prima, want het
zijn sigaren uit haar eigen doos. Zij ziet er ook altijd netjes uit, want wij
hebben haar nog nooit in een DDR-trainingspak zien rondhuppelen.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter, dit gaat toch ook over personen? Of mag dit?
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Nou, dit is toch wel aardig?
De
VOORZITTER: Volgens mij kan dit wel, maar als mevrouw Lourens er zelf bezwaar
tegen zou maken, zou dat de zaak veranderen. Ik heb wel een vraag aan de heer
Stoelinga: stelt u haar kandidaat?
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Dat zouden wij wel willen, ja.
De
VOORZITTER: Ja, maar doet u dat?
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Dan moet zij ook “ja” zeggen.
De
VOORZITTER: Dat hebt u dus niet van tevoren geregeld?
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Nee. Daarom is dit ook zo’n mooie verrassing voor
haar. Ook haar respecteren wij natuurlijk, net als de heer Meine Oosten. STIP
en Mooiweer doen dit alleen maar voor de CV en over twee jaar verdwijnen zij in
de mist.
De
VOORZITTER: Nou gaat u de mist in.
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Oké, dan zal ik dat overslaan. Nu begrijpen wij pas
wat burgemeester Van Oorschot bedoelde met “visieloze avonturiers die in het
niets verdwijnen na twee jaar zakkenvullen”. D66 is aan de klus begonnen.
Daarom vindt Leefbaar Delft dat D66 de klus ook moet afmaken.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik begrijp wel wat u aan het begin zei,
maar ik vraag mij af hoe dat zich verhoudt tot de inbreng van onze fractie bij
de behandeling van de zomernota van vorig jaar, want daarbij hebben wij
expliciet in openbaarheid over dit aspect gesproken. Toen leek dat geen
probleem te zijn.
De
VOORZITTER: Wij hebben nu formeel een kandidaat voor een formele vacature. Dat
betekent dat de raad vanavond debatteert over de kandidaat en de vacature. Als
daarbij over personen gesproken moet worden, verklaar ik de vergadering
besloten. Dat mag en daar is niets mis mee, want u moet straks stemmen over een
persoon. U mag dus best over een persoon praten, maar dan gaat wel de deur
dicht en dan gaat het geluid uit.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zal dat vermijden en ik zal mij houden aan het
algemene standpunt van onze fractie dat een wethouder in principe vier jaar
zijn of haar functie moet vervullen, tenzij hij of zij gekke dingen doet. Aan
het einde van die periode moet een wethouder immers beoordeeld kunnen worden op
zijn daden. Daarom past het niet dat een constructie zoals deze is afgesproken.
Daarnaast past het ook niet dat een persoon – ik praat nu in algemene zin –
vanuit de schoolbanken en aan het begin van een arbeidscarrière op een
dergelijk zware wethouderspost wordt neergezet in een stad zoals Delft. Wij
vinden dat onverantwoord.
De heer
VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ook wij balanceren een beetje op het evenwicht
tussen het spreken over personen en het spreken over het principe, maar ik zal
een poging wagen. Ik begin wel met de opmerking dat wij de kandidaat, de heer
Mooiweer, een buitengewoon aardig iemand vinden. Wat ik ga zeggen, is dus zeker
niet persoonlijk op hem gericht. Eigenlijk hebben wij het daar nu niet over,
want wij spreken natuurlijk over het bestuur en de kwaliteit daarvan voor deze
stad. Bij de totstandkoming van dit college hebben de collegepartijen in de
gemeenteraadsvergadering van 25 april 2002 gekozen voor een constructie waarbij
de heer Oosten tussentijds zou worden afgewisseld door een wethouder van
STIP-huize, die alsdan afgestudeerd zou moeten zijn. Mijn fractie vindt dat een
slechte zaak. Gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen periode, hebben wij
niet het gevoel dat – ik houd het een beetje algemeen – STIP-wethouders,
ondanks hun zeer grote inzet, een duidelijke bestuurlijke bijdrage hebben
geleverd aan Delft. De heer Mooiweer gaat de portefeuille overnemen van de heer
Oosten. Dat is een zware portefeuille. Wat dat betreft, complimenteer ik de
heer Oosten expliciet met de wijze waarop hij die portefeuille als bestuurder
heeft ingevuld. Mijn fractie snapt heel goed dat de benoeming van de heer
Mooiweer het gevolg is van afspraken binnen de coalitie. De heer Mooiweer zal
dus ongetwijfeld een meerderheid krijgen. Daarmee zullen wij hem wel
feliciteren. Wij wensen hem vooral veel wijsheid en goede adviseurs en
collega’s toe om die zware portefeuille op te pakken, maar wij zijn het
absoluut oneens met de constructie en wij zullen dan ook niet voor hem stemmen.
De heer
VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Allereerst ook van mijn fractie
complimenten voor wethouder Oosten en het werk dat hij in en voor deze raad
heeft verricht.
Mijn
fractie heeft zich van meet af aan gekant tegen een tussentijdse wisseling van
wethouder en heeft dat ook diverse malen laten weten, de laatste keer tijdens
het debat over de programmabegroting. Mijn fractie heeft op dit moment geen
behoefte om van die lijn af te wijken. Op grond daarvan zal ik de kandidatuur
van de heer Mooiweer dus niet steunen. Dat is niet persoonlijk bedoeld.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Toen wij deze coalitie formeerden, hebben wij al
gekozen voor deze creatieve oplossing. Ook na twee jaar staan wij nog steeds
zeer ruimhartig achter deze creatieve keuze, hoewel wij niet kunnen ontkennen
dat de heer Oosten best wel een grote lege plek zal achterlaten in het college.
Wij gaan er echter tegelijkertijd van uit dat de nieuwe wethouder die plek
ruimschoots kan opvullen. Waarom vinden wij dat? Het is weliswaar een zware
portefeuille wat de financiën betreft, maar de gemeente Delft heeft het, zeker
in vergelijking met andere gemeenten, in de afgelopen jaren financieel heel
goed gedaan. Alle gemeenten moeten bezuinigen, maar Delft een stuk minder dan
heel veel andere gemeenten. Wat dat betreft, zou je kunnen zeggen dat er sprake
is van een gespreid bedje. Daar staat tegenover dat er ook andere onderdelen in
de portefeuille zitten, zoals aandacht voor jongeren. Wie kan dat nou beter dan
een jongere zelf, een ervaringsdeskundige die daar middenin staat?
Ook al is
het een zware portefeuille, elke portefeuille valt binnen het collegiaal
bestuur van dit college. Dat betekent dat geen enkele wethouder er alleen voor
staat. Verder hoor ik wel eens de kritiek dat de kandidaat jong zou zijn. De
fractie van Stadsbelangen heeft het al gehad over “aan het begin van zijn
carrière staan”. Ik durf de stelling te verdedigen dat deze kandidaat weliswaar
jong is, maar zeer intelligent, terwijl wij ook wel eens oudere wethouders
hebben gehad die veel minder intelligent waren. Met andere woorden: onze partij
zal …
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, u wordt geïnterrumpeerd. Dan is het
de bedoeling dat u even uw mond houdt. Zo werkt dat in deze raad.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Zoals u bij mij ook deed, aan het begin van de vergadering.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, toen luisterde ik ook naar u. Ik wil even ingaan
op wat u hebt gezegd. Natuurlijk zit kwaliteit ‘m niet in de leeftijd. Dat
heeft u de fractie van Stadsbelangen ook nooit horen beweren, maar wij vinden
het onverantwoord dat iemand met zijn ervaring – die is in onze ogen zeer
beperkt – op een dergelijke post wordt neergezet en dat u dat steunt. De
PvdA-fractie is medeverantwoordelijk als het misgaat.
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Nogmaals, ik durf te beweren dat het ook mis kan gaan bij
wethouder die al allerlei banen achter de rug hebben. Sterker nog: in het
verleden is bewezen dat het zo kan gaan. Ik voel mij hier voluit verantwoordelijk
voor en die verantwoordelijkheid durf ik ook op mij te nemen. Ik heb ook niet
gezegd dat u zei dat jonge mensen het niet aankunnen. U had het over mensen die
aan het begin staan van hun carrière. Dat heb ik aangestipt. Volgens mij kan
ook dat soort mensen heel goed functioneren. Wij durven die
verantwoordelijkheid aan en wij verwelkomen deze nieuwe wethouder van harte in
ons midden.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): U zei heel wat anders. U had het over een oudere
wethouder. Bedoelde u wethouder Torenstra?
Mevrouw
VLEKKE (PvdA): Nee, die bedoelde ik niet. Ik had het over wethouders die wij
gehad hebben en niet over huidige wethouders.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Het kwam op mij zo over dat u Aad Bonthuis bedoelde. Of
vergis ik mij nou weer?
De
VOORZITTER: Dit is niet meer interessant.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Ik vind het wel belangrijk om te weten wie er wordt
bedoeld met “een oudere wethouder die niet goed functioneerde”.
De
VOORZITTER: In de geschiedenis van Delft heeft niet iedere wethouder die oud
was, per se goed gefunctioneerd. Dat lijkt mij een waarheid als een koe. Er
zijn in dit land ook jonge wethouders die zelfs beroemd zijn geworden en die
ook geen werkervaring hadden. Wit u namen? Bijvoorbeeld Max van den Berg en Jacques
Wallage. Daar is nooit over geklaagd.
De heer
VUIJK (VVD): Voorzitter. Ik had een heel verhaal willen houden, maar mevrouw
Vlekke heeft alles al uitgesproken. De VVD heeft al aan het begin van deze
periode medeverantwoordelijkheid voor dit college genomen; dat zetten wij dus
gewoon voort. Wij hebben het volste vertrouwen in de heer Mooiweer als
kandidaat voor dit wethouderschap.
De heer
BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks neemt volledig de
verantwoordelijkheid voor de keuze voor de heer Mooiweer. Andere partijen mogen
ons daar ook op aanspreken. Wij hebben er vertrouwen in dat de heer Mooiweer
dat goed gaat doen. Mijnheer Stoelinga, ik denk dat dat DDR-trainingspak
misschien nog wel goed van pas kan komen. Dat hele land is helemaal in elkaar
gestort. Toen het nog niet was ingestort, wilden de mensen in de DDR heel graag
een Adidas-trainingspak kopen. Daar hadden zij een hoop geld voor over, maar nu
is het zover gekomen dat mensen in het Westen heel veel dure valuta op tafel
leggen om zo’n DDR-trainingsjack aan te schaffen.
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Ik heb er nog een paar voor u hangen.
De heer
BOT (GroenLinks): Ik vind het een interessant economisch vraagstuk.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Is dit geen belangenverstrengeling?
Mevrouw
LOURENS (D66): Voorzitter. De heer Stoelinga heeft in zijn betoog mijn naam
laten vallen. Ik was er verbaasd over dat hij met de gedachte speelt om mij te
kandideren voor het wethouderschap. Ik was met name verbaasd over het argument
dat hij daarvoor gebruikte, namelijk dat hij mij nog nooit heeft zien lopen in
een trainingspak met de letters “DDR” erop. Dat wil volgens mij niet zeggen dat
ik nog nooit zo’n trainingspak heb gedragen of er nooit in zal gaan lopen. Hij
heeft mij niet gevraagd of ik mij kandidaat wil stellen, maar als hij dat wel
had gedaan, had ik daarop “nee” geantwoord. Bij de vorming van dit college zijn
immers afspraken gemaakt tussen partijen vanuit het uitgangspunt dat wij er
voor de volle vier jaar voor gaan en dat wij daar alle vertrouwen in hebben.
Daarbij hebben de partijen een constructie afgesproken die van alle betrokken
partijen het vertrouwen geniet. Onderdeel van die constructie is de
wethouderswissel, inclusief de personen die zouden moeten wisselen. Toen had ik
daar vertrouwen in en ik heb daar nog steeds vertrouwen in.
De heer
STOELINGA (Leefbaar Delft): Staat dat straks dan ook in het
verkiezingsprogramma?
De
VOORZITTER: Ik ga de vergadering schorsen voor de stemming.
De
vergadering wordt van 22.40 uur tot 22.47 uur geschorst.
Uitgereikt
zijn 36 biljetten, waarvan er 5 blanco zijn ingeleverd. Op de volgende
raadsleden is 1 stem uitgebracht: de heer De Jong, mevrouw Bolten, de heer
Stoelinga, de heer Meuleman en de heer De Koning. Er zijn 5 stemmen uitgebracht
op mevrouw Lourens en er zijn 21 stemmen uitgebracht op de heer Mooiweer.
De
VOORZITTER: Mijnheer Mooiweer, aanvaardt u uw functie?
De heer
MOOIWEER: Ja.
De
VOORZITTER: Dan vraag ik u om naar voren te komen voor het afleggen van de
verklaring en belofte. Ik verzoek allen om te gaan staan.
71. De
heer Mooiweer legt in handen van de voorzitter de verklaring en belofte af.
De
VOORZITTER: Mijnheer Mooiweer, ik verzoek u om achter deze tafel plaats te
nemen. Aan het eind van de vergadering, dat nu nabij is, is er gelegenheid voor
feliciteren.
72. Dames en heren, dit is
de laatste raadsvergadering waarbij de heer Oosten als wethouder aanwezig is.
Daarmee wordt een lange periode afgesloten waarin hij deelnam aan het bestuur
van deze stad. Van 1 mei 1990 tot en met 31 december 1997 was hij raadslid.
Vanaf 1 januari 1998 was hij wethouder. Hij heeft in die lange tijd in veel
delen van het gemeentelijk werk geparticipeerd, ook met andere accenten dan de
portefeuille die hij nu heeft. Hij heeft in de commissies Zorg, Middelen en
Werk gefunctioneerd en was lid van het algemeen bestuur Kerkpolder, lid van het
bestuur van de stichting Schoolbegeleiding, lid van de commissie Zorg en
Milieu, Educatie en Werk, lid van het algemeen bestuur van de GGD Delfland, van
de stichting Werkplan en lid van het gemandateerd overleg. Verder heeft hij de
gemeente vertegenwoordigd als aandeelhouder en commissaris bij de
nutsbedrijven; het is algemeen bekend dat de afgelopen zes jaar daar een
hectische periode vormden. Hij is slechts gekomen tot plaatsvervangend lid van
het AB van Haaglanden. Op dat punt heeft hij dus nog wat te wensen maar daar
doet hij vast nog wel eens zijn best voor. Hij is lid geweest van het bestuur
van de stichting West-Holland Foreign Investment Agency, van de stichting Delft
Kennisstad, van de stichting Centrum Management en van de stuurgroep Bedrijven
Schie-oever. Bovendien was hij voorzitter van de commissie straatnaamgeving,
waar de raad de afgelopen tijd veel mee van doen heeft gehad, van de stichting
Technostart en van de VNG-commissies Financiën en Belastingen. Op 30 mei 2002
is hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
Wethouder Oosten had een geprofileerde stijl. Als iemand het
woord voerde over een onderwerp dat hem aanging, dan kon de rest van de raad
meteen zien hoe hij daarop ging reageren voordat hij ook maar één woord had
uitgesproken. Tegelijkertijd heeft iedereen kunnen ervaren hoe enorm kundig en
creatief hij was op het terrein waarop hij werkzaam was als wethouder hetgeen
bij tijd en wijle veel voordeel heeft opgeleverd. Verder hebben wij ook in de
raad, zoals ik in het college reeds expliciet heb aangegeven, kunnen genieten
van zijn goede gevoel voor humor waardoor wij af en toe ook gewoon eens lekker
konden lachen hetgeen niet onbelangrijk is.
Een onderscheiding is al eerder door mij namens de Koningin
aan hem uitgedeeld, maar ik mag daar een onderscheiding aan toevoegen en zal u
het besluit dat daaraan ten grondslag ligt voorlezen.
“De raad van de gemeente Delft, gezien het voorstel van
burgemeester en wethouders;
overwegende:
-
dat de heer ingenieur
M.P. Oosten van 1 mei 1990 tot 14 maart 2002 lid van de gemeenteraad was;
-
dat hij van 31
december 1997 tot 1 april 2004 wethouder van de gemeente Delft was;
-
dat hij steeds met grote
toewijding en deskundigheid de belangen van de gemeente Delft en haar inwoners
heeft behartigd en zich daardoor zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor de stad
Delft;
-
dat er daarom alle
aanleiding bestaat om hem van de grote waardering en erkentelijkheid van
hetgeen hij in het belang van de stad en haar inwoners heeft verricht te laten
blijken;
gelet op de
bepalingen van de verordening betreffende het toekennen van erepenningen der de
gemeente Delft en van gemeentepenningen;
besluit, aan de heer M.P. Oosten bij gelegenheid van het
neerleggen van zijn wethouderschap de erepenning van de gemeente Delft toe te
kennen.”
Ik nodig uw echtgenote uit om naar voren te komen om bij het
opspelden van de erepenning aanwezig te zijn.
Ik overhandig u tevens het Delfts blauwe bord. Er zijn
weinig vertrekkende raadsleden die wij zo’n groot plezier doen met het bord als
wethouder Oosten die zich zo enorm in de afgelopen jaren voor dit bedrijf heeft
ingezet.
Wethouder OOSTEN: Voorzitter, leden van de raad, collega’s en
vrienden. Veertien jaar geleden stond ik voor het eerst achter dit katheder.
Vanavond sta ik hier voor het laatst en daarom wil ik nog eenmaal van de
gelegenheid gebruik maken om u toe te spreken en een paar gedachten met u te
delen; een soort politiek testament.
Ik heb de afgelopen jaren in Delft veel grote projecten
gerealiseerd zien worden, wat mij betreft het leukste aspect van het raadswerk.
Zo waren daar de bouw van theater De Veste, De Hoornse Hof, de Phoenixgarage,
het autoluw maken van de binnenstad en Zuidpoort. En bij al die projecten was
en is de raad intensief betrokken, vaak met felle debatten. Dat moet ook, maar
uiteindelijk zijn wij het bijna altijd eens. Ik zou willen dat dat zo blijft en
dat de raad het belang inziet van eensgezind werken aan de toekomst.
Dat geldt zeker voor de Spoortunnel, die de afgelopen 14
jaar op de agenda heeft gestaan en waarmee wij gezamenlijk al een heel eind
samen zijn gekomen. Nu het echt spannend wordt, is het des te meer van belang
dat de raad naar buiten toe eensgezind optreedt. Ik ben ervan overtuigd dat
alleen dan op korte termijn gegraven kan worden en dat het belangrijkste
project van deze tijd gerealiseerd kan worden.
Nauw verbonden met de tijd die ik in de raad heb
doorgebracht, is ook Delft Kennisstad. In 1990 is de Stichting Delft Kennisstad
opgericht en in 1995 besloot de raad dat Delft Kennisstad de centrale
stadsstrategie moest worden. Vanaf 1998 heb ik zelf als wethouder de kar mogen
trekken. Ook op dit punt is een lange adem noodzakelijk want een strategie moet
je niet elke vier jaar willen veranderen. Gelukkig heeft de raad dat tot nu toe
ingezien, hetgeen tot veel goede resultaten voor de stad heeft geleid. Ook op
dit punt geldt echter dat nu het wat spannend wordt omdat zaken wat lastig
worden door de economische tegenwind, er niet aan de koers mag worden
getwijfeld. Technopolis biedt een prachtige kans om de economie structureel te
versterken en ook in deze eeuw voor welvaart te zorgen.
Delft is vol, de randstad is vol, Nederland is vol en Europa
is vol. Dat willen althans sommige mensen geloven. Feit is dat de maatschappij
in de afgelopen 40 jaar een stuk complexer is geworden. Er wonen meer mensen in
de hele wereld maar relatief valt de stijging bij ons mee. Wel is de heldere,
verzuilde maatschappij van de jaren 50 verdwenen en hebben mensen veel meer
relaties buiten hun eigen kringetje. Door de toenemende aantallen mensen en
relaties is de behoefte aan regels groter geworden. Voeg daarbij de technische
mogelijkheden die eindeloos toegenomen zijn en het beeld van een veel
complexere maatschappij is wel duidelijk.
Door de toegenomen mogelijkheden en regels lijken sommige
mensen de weg wat kwijt te raken. Zo bekruipt mij in de afgelopen jaren, en
vanavond ook weer, regelmatig het idee dat auto’s inmiddels belangrijker zijn
geworden dan mensen. Als het over het parkeren gaat, winden aanzienlijk meer
mensen zich op dan als het over onderwijs of welzijn gaat. Ook zorgt de
complexiteit van de regelgeving ervoor dat mensen het allemaal niet meer
begrijpen, afhaken en het vertrouwen in de overheid verliezen. Dit is een
voedingsbodem voor populisme, met simplistische oplossingen en zoeken naar
zondebokken. Ik beschouw dit als het grootste gevaar voor de democratie op dit
moment.
Met de zwakkeren in onze maatschappij, of dat nu kinderen,
ouderen, gehandicapten, vluchtelingen of minima zijn, is het gelukkig altijd
goed geweest in Delft. Onze befaamde sluitende aanpak staat echter onder druk,
vooral door de voortgaande bezuinigingsdrang van het Rijk. De beschaving van
een volk kan naar mijn mening worden afgemeten aan de zorg voor de zwakkeren.
In dit verband vind ik het deporteren van halve families de grootste schande
van deze tijd.
Ik rond af. Voor de invoering van het dualisme zou een
vertrekkende wethouder gewoon zijn plaats in de raad weer kunnen innemen. Ik
ben blij dat ik niet voor die keuze sta. Enerzijds ligt het bestuur van de stad
mij na aan het hart en vind ik het belangrijk dat er ervaring in de raad zit.
Anderzijds vind ik dat voormalige collegeleden zich niet met het beleid van hun
opvolgers moeten bemoeien en laat ik het dus bij de overdenkingen van vanavond.
Ik dank iedereen voor de samenwerking, niet in de laatste
plaats de ambtelijke organisatie, en wens u allen veel succes en wijsheid bij
het besturen van deze mooie stad, in het bijzonder mijn opvolger de heer
Mooiweer. Ik heb gezegd.
73.
Voorstel tot benoeming van bestuursleden in de Stichting openbaar primair
onderwijs Delft-Rijswijk.
(Stuk 52 –
407795)
74.
Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) leden in diverse commissies en
besturen / benoeming van (plv.) leden in diverse commissies en besturen.
(Stuk 57)
Er zijn 36
biljetten uitgereikt en 35 ontvangen. Bij de benoemingen met betrekking tot de
raad van commissarissen WBE Europoort, de raad van commissarissen van het
Zuid-Hollands Investeringsfonds, de algemene vergaderingen van aandeelhouders
van ENECO Holding NV en het algemeen bestuur van Haaglanden zijn 32 stemmen
uitgebracht op de heer Mooiweer en is 1 stem uitgebracht op mevrouw Lourens.
Bij de overige benoemingen zijn op de voorgedragen kandidaten 33 stemmen
uitgebracht.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat alle voorgedragen kandidaten zijn benoemd.
Ik ontbind
het stembureau.
75. De
vergadering wordt om 23.17 uur gesloten.
Aldus vastgesteld in
de openbare raadsvergadering van 24 juni 2004.
,voorzitter.
,griffier.