V I E R D E   V E R G A D E R I N G

 

 

op donderdag 25 maart 2004 om 20.00 uur in het stadhuis.

 

 

Overzicht van de verhandelde punten.

 

 

                                                                                                                    Stuknr.  Pagnr.

 

 

53. Opening en herdenking Prinses Juliana                                                                       3

54. Herdenking oud-raadslid Coers                                                                                   4

55. Mededelingen                                                                                                           4

56. Van anderen ingekomen stukken                                                                                 5

57. Tevens ter inzage gelegde stukken                                                                              7

58. Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit TU-Noord                      48            7

59. Voorstel inzake nieuwe Verordening Adviescommissie voor

      bezwaarschriften                                                                                       49           8

60. Voorstel tot aanpassing van de Financiële verordening Gemeente

      Delft                                                                                                         50           8

61. Voorstel tot vaststelling van de 1e begrotingswijziging voor het

      dienstjaar 2004                                                                                          56           8

62. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 507.000,--

      t.b.v. het realiseren van het gezondheidscentrum Voorhof                               55           8

63. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet

      ad € 75.000,-- t.b.v. de aanleg van een kunstgrasveld in Sportpark

      Tanthof-Zuid                                                                                              41            8

64. Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram

      Boeroe                                                                                                     42            8

65. Voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat

      aan het openbaar verkeer                                                                            44            8

66. Voorstel inzake definitieve invoering gereguleerd parkeren in

      gebied E                                                                                                   46          13

67. Voorstel inzake gereguleerd parkeren in gebied F                                          47          24

68. Voorstel tot vaststelling van de 18e wijziging van de gemeente-

      begroting voor het dienstjaar 2004 ten behoeve van een eenmalige

      subsidieverstrekking aan Lijm en Cultuur BV                                                43          32

69. Voorstel tot instemming met de Verordening op het burgerinitiatief /

      amendement A-III van de STIP-fractie inzake burgerinitiatief in de

      Stadskrant                                                                                                35          40

70. Voorstel tot benoeming van een wethouder; algemene beraadslaging /

      kandidaatstelling                                                                                                    40

71. Afleggen verklaring en belofte van de heer Mooiweer                                                    45

72. Afscheid wethouder Oosten                                                                                       45

73. Voorstel tot benoeming van bestuursleden in de Stichting openbaar

      primair onderwijs Delft-Rijswijk                                                                      52         47

74. Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) leden in diverse commissies

      en besturen / benoeming van (plv.) leden in diverse commissies en

      besturen                                                                                                     57         48

75. Sluiting                                                                                                                   48

 

 

Voorzitter: de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester.

 

Aanwezig zijn: de heren Aközbek, Blinker, mevrouw Bolten, de heren Bot, Van den Doel, Van Doeveren, Eduard, Engels, Gabeler, mevrouw Geursen, mevrouw Van der Hoek, mevrouw Jähnichen, mevrouw M.D.Th.M. de Jong, de heer J.Ph. de Jong, mevrouw Junius, de heer Kiela, mevrouw Koning, de heren De Koning, Kroon, Van Leeuwen, mevrouw Loomans, mevrouw Lourens, mevrouw Manggaprow, de heren Meuleman, De Prez, Schoenmakers, Stoelinga, mevrouw Stolker, de heren Taebi, Van Tongeren, mevrouw Vlekke, de heer Vuijk, mevrouw Welle Donker, mevrouw Wielens, de heer De Wit en mevrouw Zweekhorst.

 

Raadsgriffier: de heer R. de Groot

 

53. De VOORZITTER: Ik open de vergadering. Dames en heren, wij kunnen op het plein voor het stadhuis allemaal zien dat wij op weg gaan naar een koninklijke uitvaart. Ik wil daar aan het begin van deze raadsvergadering aandacht aan besteden. Daarom wil ik met u spreken over prinses Juliana, voormalig vorstin koningin Juliana, die kort geleden is overleden. Zoals wij natuurlijk allemaal weten, is zij geboren op 30 april, in 1909 in Den Haag. Eigenlijk is zij vanaf dat moment totdat zij koningin werd en ook daarna in Nederland vooral bekend geworden vanwege haar grote maatschappelijke en sociale engagement. Dat werd voor het eerst zichtbaar in de dertiger jaren, toen in Nederland de crisis toesloeg. Op alle mogelijke manieren heeft zij, voor zover dat vanuit haar functie kon – zij was toen nog geen koningin – haar best gedaan om het leed te verzachten voor de mensen die daardoor het hardst getroffen werden. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was zij een van de initiatiefnemers van de Stichting Volksherstel Wederopbouw, die er met name op was gericht om juist degenen bij te staan die het hardst door de oorlog geraakt waren en die het het moeilijkst hadden om in dit land de zaken weer op poten te krijgen. Een ander bijzonder voorbeeld waarvan velen van u zich wellicht nog plaatjes of verhalen herinneren, was datgene wat zich afspeelde bij de watersnoodramp in 1953, maar ook overigens zijn er talloze initiatieven, stichtingen en fondsen bekend waarmee zij zich van haar sociale en maatschappelijke kant liet zien. Zij is getrouwd in 1937. Nadat zij in 1947 en 1948 twee keer was opgetreden als regentes voor haar moeder, die toen problemen met haar gezondheid had, is zij in 1948 koningin geworden. Dat is zij gebleven tot 1980. Voor alle andere dingen die zij in haar leven heeft neergezet, verwijs ik kortheidshalve naar alle documentaires die u de afgelopen dagen over haar leven hebt kunnen zien.

 

Zij was een veel en graag geziene gast in Delft. Dat realiseert u zich misschien niet allemaal. In 1923 was zij voor het eerst in deze stad. Toen was haar moeder 25 jaar koningin. Het huldeblijk dat Delft toen aan de toenmalige vorstin koningin Wilhelmina aanbood, was de restauratie van de Nieuwe Kerk. In 1934 was zij twee keer in Delft: voor de bijzetting van haar oma en van haar vader. In 1936 onthulde zij de nieuwe gebrandschilderde ramen in de Nieuwe Kerk. In december 1939 bezocht zij de kerk voor de laatste keer voor de oorlog, maar toen zij eenmaal vorstin was, dus na de oorlog, heeft zij Delft tientallen keren bezocht. Wij kunnen ons dat misschien niet allemaal herinneren; ik kan het mij in ieder geval niet herinneren, maar zij kwam hier zeer regelmatig en gebruikte Delft als een door haar zeer geliefde plek om als gastvrouw op te treden, vooral voor buitenlandse vorstenhuizen, maar ook bij allerlei andere gelegenheden bezocht zij de stad. Zij was hier met vorsten van Ethiopië, Thailand, Noorwegen, Groot-Brittannië, Zweden, Luxemburg en Spanje en met president Tito van Joegoslavië. Er was dan een aantal bestemmingen dat zij graag bezocht, waaronder het Prinsenhof, de antiekbeurs, de Nieuwe Kerk, de Taptoe en het Waterloopkundig Laboratorium. U kunt dus zien waar haar kleinzoon het van heeft.

 

Ook bij al die bezoeken zocht zij steeds weer naar de mensen die het niet zo gemakkelijk hebben. Zij bezocht bijvoorbeeld de Van der Woudenstichting en de Bieslandhof. Bij dat soort gelegenheden kwam zij graag. Zelfs toen zij geen koningin meer was, in november 1981, kwam zij, voor het laatst, nog eens in de Bieslandhof. Veel mensen in onze stad moeten de koningin dus kennen. Omdat zij hier zo vaak is geweest, zullen vooral de trouwere Delftenaren haar een aantal keren hebben getroffen, waarbij zij waarschijnlijk ook haar warmte en hartelijkheid hebben gevoeld.

 

Het gemeentebestuur van Delft heeft al condoléances overgebracht aan de familie en aan prins Bernhard. Wij zullen ons best doen om er dinsdag weer voor te zorgen dat de uitvaart waardig verloopt. Ik vraag u nu om staande een minuut stilte in acht te nemen.

 

(Alle aanwezigen nemen een minuut stilte in acht)

 

54. De VOORZITTER: Ik wil ook een kort in memoriam uitspreken voor een voormalig lid van deze raad, de heer ir. E.J. Coers, die voor de VVD-fractie lid van de raad is geweest van september 1982 tot april 1986 en kort van maart 1990 tot april 1990. De heer Coers is op 29 februari 2004 overleden. Voor zover ik het in de annalen heb kunnen nagaan, was hij een gewaardeerd en actief lid. Hoewel hij slechts één periode deel uitmaakte van deze raad, heeft hij dat met veel overtuigingskracht en grote vakkennis gedaan. Wij zijn hem daarvoor dank verschuldigd. Daarom vraag ik u om nogmaals te gaan staan en om ook hem te gedenken.

 

(Alle aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht)

 

55. De VOORZITTER: Eventuele hoofdelijke stemmingen beginnen vanavond bij nr. 6, de heer Van Leeuwen. Er zijn geen berichten van verhindering ontvangen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De heer Tas is vanavond verhinderd.

 

De VOORZITTER: Mevrouw Koning heeft in verband met een eventueel te houden discussie inzake het gereguleerd parkeren in gebied F te kennen gegeven dat zij zich zal onthouden van stemming vanwege de schijn van belangenverstrengeling.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Daar kunt u mij dan aan toevoegen.

 

De VOORZITTER: Dat is genoteerd. Er is een verzoek binnengekomen van wethouder Rensen om het voorstel inzake de wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling GGD Zuid-Holland West van de agenda af te voeren. Voor zover mij bekend heeft dat te maken met discussies met de andere betrokken gemeenten over de precieze vormgeving van die regeling. Ik constateer dat er geen bezwaar is tegen het van de agenda afvoeren van dit voorstel.

 

De heer VUIJK (VVD): Voorzitter. Ik stel voor om het initiatiefvoorstel van mevrouw Koning over het verruimen van inspraak bij raadscommissies eerst te bespreken in de commissie Middelen en Bestuur en niet al vanavond in de raadsvergadering. Dat heeft ook te maken met de aard van het voorstel. Er staan een aantal keuzemogelijkheden in en het lijkt mij verstandig om dat eerst goed met elkaar te bespreken in de commissie Middelen en Bestuur in plaats van dat direct hier vanavond aan de orde te stellen.

 

De VOORZITTER: Wie wil iets zeggen over dit ordevoorstel?

 

Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik steun dat voorstel. Wij moeten praten over het probleem dat mevrouw Koning in het initiatiefvoorstel aankaart, maar ik denk dat een voorbereidende discussie in de commissie Middelen en Bestuur meer recht doet aan het probleem en het vinden van een goede oplossing.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik ben het eens met de voorgaande sprekers. Wij denken dat het voorstel aan kracht zou winnen als een aantal ook bij onze fractie levende vraagpunten ten aanzien van het voorstel uitgebreid in de commissie worden besproken. Ik verneem dus graag de reactie van de indienster.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De heer Vuijk zet mij voor het blok, want wij hebben dit onderwerp goed voorbereid. Niets staat echter een gedegen behandeling in de weg. Wij steunen het voorstel dus.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie sluit zich aan bij de woorden van de heer Vuijk. Ik voeg daaraan toe dat wij dan wellicht in een breder verband naar de betreffende verordening kunnen kijken, zodat wij alles in één keer doen in plaats van dat wij voor elk facet een apart initiatiefvoorstel in de raad kunnen verwachten.

 

Mevrouw KONING (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie begrijpt het standpunt van een aantal fracties dat zij goed over dit punt willen nadenken. Wij betreuren het dat dit niet heeft kunnen plaatsvinden in de vergadering van de commissie Middelen en Bestuur van maart, maar wij willen tegemoetkomen aan de wens van de raad om dit voorstel eerst voor te bereiden in de commissie. Wij werpen dus geen blokkade op voor het uitstellen van de behandeling. Wij hopen wel dat die behandeling niet overhaast hoeft te gebeuren. Daarbij denk ik ook aan het pleidooi van de heer Meuleman om dit misschien in samenhang met andere voorstellen goed te bekijken en om dit niet direct voor de eerstvolgende commissievergadering te agenderen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat dit agendapunt van de agenda van deze raadsagenda is afgevoerd en dat het eerst zal worden besproken in de commissie Middelen en Bestuur.

 

Vanavond zijn uitgereikt een tweede aanvullende lijst ingekomen stukken, een memorandum inzake de procesbeschrijving schiluitbreiding schil Oost, een gewijzigde pagina 2 van de agenda en een gewijzigd voorstel stuk 43 (vaststellen 18e begrotingswijziging ten behoeve van de subsidieverstrekking aan Lijm & Cultuur BV).

 

Ik benoem tot leden van het stembureau mevrouw Vlekke (voorzitter) en de heer Vuijk, mevrouw De Jong en de heer Van den Doel.

 

Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.

 

56. Ingekomen van anderen:

 

29.       Brief van de Herman Broerenstichting, bijzondere school voor Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs inzake parkeerbeleid schil Oost gebied E.

 

Voorstel:           Staat op de raadsagenda, het stuk betrekken bij definitieve invoering gereguleerd parkeren in gebied E.

 

30.       Brief van de stichting buurtwerk Voorhof II inzake zeggenschap betreffende beheer en exploitatie, en programmeringen aard van de activiteiten.

 

Voorstel:           Het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie Leefbaarheid.

 

31.       Brief van de Inspectie Werk en Inkomen inzake aanvulling Jaarplan 2004 IWI.

 

Voorstel:           Het stuk voor kennisgeving aannemen.

 

32.       Verzamelbrief februari 2004 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en inkomen.

 

Voorstel:           Het stuk voor kennisgeving aannemen.

 

33.       Brief van de Oudercommissie Kinderdagverblijf ’t Spant inzake nieuw Wijkcentrum Tanthof.

 

Voorstel:           Het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie Leefbaarheid.

 

34.       Brief van Radio 227 naar aanleiding van het voorlopig radiorapport 2004-2006 waar op grond van ongemotiveerde redenen de 40+ oudere/easylistening omroep Radio 227 werd afgewezen.

 

Voorstel:           Het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening.

 

35.       Brief van mevrouw E. Bijvoet inzake vervallen zalmsnip.

 

Voorstel:           Het stuk in handen stellen van burgemeester en wethouders ter afdoening, met kennisgeving aan de commissie middelen en bestuur.

 

36.       Brief van wethouder ir. M.P. Oosten betreffende ontslagaanvraag.

 

Voorstel:           Het stuk voor kennisgeving aannemen.

 

37.       Brief van Synaxion betreffende inzicht in uw (transparante) organisatie en te allen tijde de voortgang van het collegeprogramma kunnen volgen.

 

Voorstel:           Het stuk voor kennisgeving aannemen.

 

38.       Brief van bewoners Mijnbouwstraat en Diamantpad inzake behandeling vergunningparkeren Mijnbouwstraat/Diamantpad/Bauxietpad en omgeving.

 

Voorstel:           Het stuk betrekken bij punt 5 van de agenda.

 

39.       Brief van de heer R. de Groot inzake ontslagaanvraag.

 

Voorstel:           Het stuk voor kennisgeving aannemen.

 

57. Tevens zijn in een aparte portefeuille ter inzage gelegd:

 

a.         Magazine fietsverkeer, nummer 8, jaargang 3, februari 2004.

 

b.         Jaarverslag 2003 van Stichting Ouderenwerk Delft.

 

c.         Regionieuws Stadsgewest Haaglanden, elfde jaargang, nummer 3.

 

d.         Korpskrant Haaglanden, februari 2004, nummer 4.

 

e.         SZW-gids, nummer 2, februari 2004.

 

f.          Magazine Delftwonen, vierde jaargang – nummer 4 – februari 2004.

 

g.         Nieuwsbrief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende WWB: verantwoording afleggen kwestie van risicomanagement, nummer 4, 23 februari 2004.

 

h.         Journaal voor gemeenten ontwikkelingen binnen de diverse VZHG-portefeuilles periode februari 2004.

 

i.          Nieuwsbrief van het Nederlands Debat Instituut, jaargang 5, nummer 1, maart 2004.

 

j.          Uitnodiging van RESTART betreffende prijsuitreiking Stimuleringsprijs Intercultureel Personeelsbeleid, Regio Haaglanden, 25 maart 2004.

 

k.         Nieuwsbrief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betreffende WWB: Evenwichtige benadering doelgroepen, nummer 5, 8 maart 2004.

 

l.          Korpskrant Haaglanden, maart 2004, nummer 5.

            (U reeds toegezonden d.d. 12 maart 2004).

 

m.        Bedrijvig beleid een uitgave van de Directie Maatschappij en Bestuur met informatie over het economisch beleid in de provincie Zuid-Holland.

 

n.         Regionieuws Stadsgewest Haaglanden, elfde jaargang, nummer 4.

 

o.         Jaarverslag 2003 van de ondernemingsraad van de gemeente Delft.

 

p.         Raadsledennieuws, februari 2004, nummer 1.

 

q.         Korpskrant Haaglanden, maart 2004, nummer 6

            (U reeds toegezonden d.d. 19 maart 2004)

 

Overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.

 

58. Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit TU-Noord.

(Stuk 48 – 345900)

Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

 

 

59. Voorstel inzake nieuwe Verordening Adviescommissie voor bezwaarschriften.

(Stuk 49 – 406422)

 

60. Voorstel tot aanpassing van de Financiële verordening gemeente Delft.

(Stuk 50 – 405405)

Wethouder Oosten wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

61. Voorstel tot vaststelling van de 1e begrotingswijziging voor het dienstjaar 2004.

(Stuk 56 – 408548)

Wethouder Oosten wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

62. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 507.000,-- t.b.v. het realiseren van het gezondheidscentrum Voorhof.

(Stuk 55 – 408544)

Wethouder Rensen wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

63. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een voorbereidingskrediet ad € 75.000,-- t.b.v. de aanleg van een kunstgrasveld in Sportpark Tanthof-Zuid.

(Stuk 41 – 404618)

Wethouder Torenstra wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

 

64. Voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram Boeroe.

(Stuk 42 – 406139)

Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

65. Voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer.

(Stuk 44 – 406162)

Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat er geen bezwaar is tegen een gezamenlijke behandeling van deze twee voorstellen.

 

De heer GABELER: Voorzitter. In de commissie hebben wij de wethouder enkele essentiële vragen gesteld over de procedure inzake het voorbereidingsbesluit voor Ceram Boeroe. Het is duidelijk dat deze procedure volgt na de goedkeuring van het ontwikkelingsplan. Ik zou graag willen dat de wethouder nogmaals duidelijk uitspreekt dat met het nemen van dit voorbereidingsbesluit het ingediende bouwplan niet automatisch wordt goedgekeurd. De zinsnede in het raadsvoorstel is dan ook verwarrend. Er staat namelijk: “Inmiddels is voor het plangebied een bouwplan ingediend dat past in het ontwikkelingsplan”. Dat is een beetje misleidend. Ook de volgende zin over de geplande nieuwbouw moet in dat verband, als het aan ons ligt, geschrapt worden, want die zin wekt de indruk dat een voorbereidingsbesluit gemaakt is na dit plan. De wethouder heeft immers bij de commissiebehandeling op 9 maart aangegeven dat een voorbereidingsbesluit nooit verwijst naar een concreet bouwplan. Ik heb een vervelend gevoel gekregen van de tot nu toe gevolgde procedure. Een belangengroep wil graag met de gemeente en Vestia in gesprek treden over het bouwplan, maar het lukt niet om daar tot ieders tevredenheid uit te komen.

 

 

Ook het feit dat het bouwplan reeds klaar was voordat het ontwikkelingsplan werd opgesteld en door de raad werd goedgekeurd, vind ik op zich geen procedureel goed te keuren proces. Ik heb gehoord – de wethouder kan het beamen als dat zo is – dat van het door de gemeente zelf voor Ceram Boeroe opgestelde procedureschema voor de artikel 19-procedure de fase van de afhandeling van de zienswijzen en het verslag van de hoorzitting nog niet hebben plaatsgevonden, terwijl nu al met de volgende fase, het nemen van een voorbereidingsbesluit, begonnen is. Dat is raar, want je moet een fase eerst afsluiten voordat je naar de volgende fase gaat.

 

Ook wij vinden dat er iets moet gebeuren in die buurt. De sloop is inmiddels in volle gang. Er moeten nieuwe woningen worden gebouwd, maar wel zodanig dat zij passen bij de bestaande opzet van de wijk en dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Wij weten dat het plan al diverse keren door de Welstandscommissie is afgewezen. Dat lijkt ons niet voor niets. Het nemen van een voorbereidingsbesluit is op zich prima, maar dan zonder verwijzing naar het ingediende bouwplan van Vestia. Ik krijg graag antwoord op mijn vragen.

 

Het tweede voorstel houdt in dat er nu alvast straten worden onttrokken aan het openbaar verkeer. Dat voorstel vinden wij prematuur.

 

De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Het voorliggende stuk is een voorbereidingsbesluit, vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan. In principe is de SP-fractie niet tegen nieuwbouw in de buurt. Daarom stemmen wij in met het besluit.

 

Wij zijn geen voorstander van het ontwikkelingsplan van Vestia. Deze planinhoudelijke kant is opgenomen in het door de raad vastgestelde ontwikkelingsplan waar wij onze kritische kanttekeningen bij hebben geplaatst. Het liefst hadden wij gezien dat dit niet was opgenomen in het voorbereidingsbesluit. De SP-fractie vindt dat de plannen van de bewoners, die kennelijk op meer draagvlak kunnen rekenen dan de plannen van Vestia, serieus bekeken en indien mogelijk meegenomen moeten worden. Wij doen daarom een beroep op het college om zich hiervoor in te zetten. Wij blijven verder de ontwikkelingen volgen en wij gaan er eigenlijk van uit dat Vestia de bewoners zal benaderen om zich op de hoogte te laten stellen van de plannen. Tevens zullen wij de bouwaanvraag te zijner tijd samen met de buurt kritisch bestuderen, waarbij wij zullen bekijken of die past binnen het ontwikkelingsplan.

 

Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter. Ik wacht in eerste instantie de antwoorden op de vragen van de fractie van Leefbaar Delft af, want daar zaten mijn vragen bij.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Hetzelfde geldt voor onze fractie, waarbij ik aanteken dat wij in wezen akkoord gaan met het eerste voorstel, omdat dat voorbereidingsbesluit gerelateerd is aan het in deze raad vastgestelde ontwikkelingsplan. Daar kun je nu dus niet op tegen zijn.

 

Het voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer vinden wij voorbarig. Wij vinden dat daar op dit moment nog niet toe besloten hoeft te worden. Daar zullen wij dus tegen stemmen.

 

De heer KROON: Ik sluit mij aan bij de voorgaande vragen, maar ik vraag mij af wat de waarde van ons besluit gaat worden, ook gelet op de illegale kap van de bomen in die wijk. Wat is dan de waarde van het besluit dat wij vanavond gaan nemen? Dat wil ik toch nog wel duidelijk horen. Of heeft het besluit geen waarde, net zoals bij die bomen toentertijd?

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Een voorbereidingsbesluit is een verplicht nummer in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij oudere bestemmingsplannen. Niet voor niets heeft de wetgever bij wetswijziging uiteindelijk geoordeeld dat dat bij nieuwere bestemmingsplannen niet meer hoeft. Wat dat betreft, is het een beetje een wonderlijke figuur die in zekere mate ook overbodig is, omdat het voorbereidingsbesluit niets anders inhoudt dan het voornemen om een bestemmingsplan in voorbereiding te nemen binnen een op de plankaart aangegeven lijn met bolletjes. In die zin is het dus niet mijn bedoeling om nu inhoudelijk in te gaan op vraagstukken met betrekking tot het plan Ceram Boeroe.

 

Procedureel is de situatie mijns inziens als volgt. De raad heeft, conform de afspraken die wij daar met elkaar over hebben gemaakt, het beleidskader vastgesteld in de vorm van het ontwikkelingsplan. Dat is in de raad uitvoerig besproken en dat heeft ook een uitvoerige maatschappelijke discussie gekend. De raad heeft, alles afwegende, dit ontwikkelingsplan vastgesteld. Vervolgens komt er een bouwinitiatief. Of dat er nu al ligt of nog niet, op enig moment nemen wij dat voorbereidingsbesluit. Dat gebeurt meestal niet te lang van tevoren, mede omdat het een beperkte geldigheidsduur heeft. Vervolgens gaan wij met dat bouwplan aan de slag. Dan is het aan het college om te beoordelen of dat bouwplan past binnen het ontwikkelingsplan. Het is aan de Welstandscommissie om de welstandsaspecten – de kwaliteit op het gebied van de welstand – te beoordelen en daarover aan het college te adviseren in het kader van het ingediende bouwplan. Dat betekent dat de artikel 19-procedure thans loopt. Die procedure baseert zich op het ontwikkelingsplan als ruimtelijke onderbouwing. Daarin is de vraag aan het college in feite of wij bij GS een verklaring van geen bezwaar willen vragen voor het afgeven van een vrijstelling ex artikel 19 en vervolgens bij de verlening van de bouwvergunning die vrijstelling ook daadwerkelijk willen verlenen. In die zin is het binnen onze gangbare spelregels dus ook niet meer een politiek moment op het niveau van de commissie of raad. De zaak ligt dus als volgt. Het college zal moeten beoordelen of het bouwplan past in het ontwikkelingsplan. Naar de opvatting van het college is dat zo. De bewoners bestrijden dat. Dat mogen zij bestrijden, maar de opvatting van het college is zoals die is. Vervolgens blijkt er voor dit bouwplan een negatief welstandsadvies te liggen. Dat betekent dat het college zich op dit moment even beraadt over hoe wij hiermee verder moeten gaan, want het is, in elk geval als dat ongemotiveerd gebeurt, niet gebruikelijk om een negatief welstandsadvies naast ons neer te liggen. Wij beraden ons dus op de vraag hoe wij het welstandsadvies precies moeten lezen. Daarover worden interne adviezen ingewonnen en daarover wordt ook overlegd met de ontwikkelaar. Wij bezien hoe wij daaruit komen. Daarover is in het college dus nog geen besluit genomen. Ik kan ook nog niet vooruitlopen op dat besluit.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Zoals u weet, hebben wij sinds kort een welstandsnota in voorbereiding. Het lijkt mij heel logisch dat zo’n plan wordt getoetst aan die nota. Heeft het college daar al naar gekeken of zegt u dat die nota niet van toepassing is op dit plan? Loopt u vooruit op de welstandsnota die de heer Baljé in de commissie heeft verdedigd en waar wij zeer enthousiast over zijn? Wordt dus aan de hand daarvan getoetst?

 

Wethouder GRASHOFF: Het welstandsbeleid is nog niet vastgesteld. Daar kan dus ook nog niet op getoetst worden. Dat zou in dit stadium ook wonderlijk zijn, want wij hebben een ontwikkelingsplan vastgesteld en er zal dus op het ontwikkelingsplan getoetst moeten worden. Bij toekomstige ontwikkelingsplannen zal al in het stadium van vaststelling daarvan ook bekeken worden of zij sporen met het welstandsbeleid. Ook de bouwplannen zullen dan uiteraard getoetst worden op het welstandsbeleid. Als je nu ineens nog niet vastgesteld beleid in een al lopende procedure gaat schuiven, doe je het bestuurlijk niet kloppend.

 

 

Daarbij zie ik nog af van het feit dat ik veronderstel dat het prima binnen het welstandsbeleid zou passen, maar dat is niet meer dan een veronderstelling waarvan ieder het zijne of hare kan vinden.

 

Nogmaals: de artikel 19-procedure loopt, maar daarover is er nog geen collegebesluit. Wij zijn geconfronteerd met een negatief welstandsadvies en wij weten nog niet precies hoe wij daar uiteindelijk mee om kunnen en moeten gaan. Tot zover het voorbereidingsbesluit.

 

Het onttrekkingsbesluit is een logisch gevolg van het vastgestelde ontwikkelingsplan. In dat ontwikkelingsplan komt de betreffende straat namelijk niet meer voor. De facto is ook dat dus een stukje uitvoering van een door de raad genomen besluit bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan. Hoewel het in strikte zin nog wel een maandje zou kunnen wachten, is er geen enkele aanleiding om dit besluit niet te nemen. Per saldo zijn wij immers uiteraard wel voornemens om het ontwikkelingsplan uit te voeren.

 

Tot slot nog iets over mogelijke illegale kap, om elk misverstand weg te werken. Daar is een misverstand over ontstaan, maar ik heb, ook in een brief aan de commissie, omstandig uitgelegd hoe een en ander verlopen is. Daarbij hebben wij kunnen vaststellen dat er geen illegale kap heeft plaatsgevonden.

 

De heer KROON: Daar is in ieder geval geen goede communicatie over geweest.

 

De VOORZITTER: U komt nog aan de beurt, als u dat wilt.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. De wethouder is op diverse vragen van mij ingegaan. In het voorstel staat echter: “Inmiddels is voor het plangebied een bouwplan ingediend dat past in het ontwikkelingsplan”. Dat hoort eigenlijk niet bij de indiening van een ontwikkelingsplan. De wethouder meent dat het past, maar ik vind niet dat dat in het voorstel hoort, want dat zou betekenen dat elk ander plan daar problemen mee kan krijgen.

 

Wethouder GRASHOFF: Misschien is het goed dat ik daar kort bij interruptie op inga. Zoals bekend hebben wij een voorstel en een besluit. In het besluit wordt helemaal niet verwezen naar een bouwplan. U besluit daar dus niets over. Het is slechts een stukje toelichting met de bedoeling om aan te geven waarom wij op dit moment een voorbereidingsbesluit aan u voorleggen. Dat is alles. Voorts is het niets anders dan een opvatting van het college. Als bewoners daar bezwaar tegen willen maken, zullen zij dat uiteindelijk bijvoorbeeld via een beroepsprocedure bij de rechter kunnen aankaarten.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Het is duidelijk. Ik beschouw het voorstel dan als niet geschreven. In waar wij een besluit over nemen, komt dat niet meer voor; laten wij daar helder over zijn. Wat het andere voorstel betreft: wij zien er nog steeds de noodzaak niet van in om de straat nu al te onttrekken aan het openbaar verkeer. Wij zullen dus tegen dat voorstel stemmen. Over het eerste voorstel willen wij nog even overleggen.

 

De VOORZITTER: Iets niet nodig vinden is iets anders dan er bezwaar tegen hebben. Wij nemen wel vaker besluiten zonder dat dat ermee per se tot het laatste wordt gewacht. Maar bent u ertegen?

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Het is mij een beetje ontschoten. Kan de wethouder nog even kort zeggen wat hij over het tweede voorstel heeft gezegd?

 

 

De VOORZITTER: Misschien is het goed dat de wethouder het onttrekkingsbesluit nog even toelicht.

 

Wethouder GRASHOFF: Ik heb aangegeven dat het onttrekkingsbesluit een direct en logisch gevolg is van het door de raad vastgestelde ontwikkelingsplan, want in dat ontwikkelingsplan staat nadrukkelijk dat die straat verdwijnt. Het is dus puur uitwerking.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Betekent dit dat de uitvoering van dit besluit nog wel enige tijd op zich zal laten wachten?

 

De VOORZITTER: Laten wij gewoon een rondje vragen verzamelen, want anders wordt het erg rommelig.

 

De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik dank de wethouder voor de extra toelichting. Het enige wat ik nog mis, is een reactie van de wethouder op het plan van de bewoners. De wethouder zegt dat hij niet op de zaken vooruit wil lopen. Dat begrijp ik wel, maar het allerminste wat ik, waarschijnlijk samen met de bewoners, van de wethouder kan verwachten, is dat hij de plannen serieus meeneemt en ernaar kijkt als hij opnieuw een besluit gaat nemen. Ik verzoek het college dus nogmaals om die plannen serieus mee te nemen en serieus te bestuderen.

 

Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter. Wij hebben als commissie de artikel 19-procedure gedelegeerd aan het college, nadat wij het ontwikkelingsplan hadden vastgesteld. Er zijn op dit moment twee punten. De insprekers zeggen dat het voorgestelde bouwplan niet past in het ontwikkelingsplan omdat in het ontwikkelingsplan staat dat de stedenbouwkundige structuur wordt gehandhaafd, terwijl dat met het voorliggende bouwplan volgens de insprekers niet het geval zou zijn. Het tweede punt is dat er een negatief welstandsadvies ligt. De wethouder zegt dat hij een motivering zal geven waarom en op welke manier hij afwijkt van dat welstandsadvies en hoe hij daarmee zal omgaan.

 

Wethouder GRASHOFF: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het college zich überhaupt nog niet heeft uitgesproken over het wel of niet volgen van het welstandsadvies.

 

Mevrouw DE JONG (CDA): Ja, maar u zult motiveren hoe u daarmee omgaat. Ik denk dat u ook zult motiveren hoe u omgaat met de afwijking van het bouwplan ten opzichte van het ontwikkelingsplan, want als er bezwaren komen, zal dat wel moeten. Ik hoop dat wij als commissie uw informatie daarover toegestuurd zullen krijgen. Verder zijn wij het eens met het nemen van het voorbereidingsbesluit.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het is niet zo dat wij tegen onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer zijn, maar wij hebben zelf het idee dat het op dit moment helemaal nog niet nodig is om dit besluit te nemen, tenzij de wethouder zegt dat dit besluit niet direct morgen uitgevoerd gaat worden.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. De heer Taebi vroeg of ik het bewonersplan nog serieus wil bestuderen en meenemen in de planvorming. Dat kan ik niet. Het plan van bewoners zoals ik dat heb gezien en bezien, past in elk geval absoluut niet in het ontwikkelingsplan dat door de raad is vastgesteld. Het zou dus alleen kunnen als de raad alsnog een ander ontwikkelingsplan zou vaststellen. Ten tweede is het geen grond en geen eigendom van de gemeente. Het is nu eenmaal logisch dat een eigenaar van panden en gronden zelf met een plan komt, waarbij wij dat plan toetsen aan stedenbouwkundige randvoorwaarden.

 

Dat doen wij door de toetsing aan het ontwikkelingsplan en niet door uit eigen beweging een plan te maken voor het eigendom van iemand anders. Men moet dus een goed onderscheid maken. Bij bouwplannen die wij ontwikkelen op gronden van de gemeente, hebben wij ook de positie van opdrachtgever, evenals de privaatrechtelijke positie om een bouwplan te maken en te laten realiseren. Publiekrechtelijk hebben wij geen positie om een ontwikkelende partij te dwingen of te dringen om wel of niet iets met een plan van bewoners te doen. Dat is aan die ontwikkelaar. Wij toetsen het plan zoals het ingediend wordt.

 

Informatie zal ik naar de commissie sturen zodra het college zich heeft beraden over hoe verder moet worden gegaan met artikel 19 en met het negatieve welstandsadvies. Zodra dat collegebesluit er is, zal ik dat naar de commissie sturen. Naar de aard van de omstandigheden is het logisch dat dat voorstel goed gemotiveerd zal zijn.

 

Het onttrekkingsbesluit betekent niet dat er morgen een spa in de grond gaat en dat die straat er direct uit gaat. Het is logisch dat dat meegenomen wordt bij het bouwrijp maken van het terrein. Dat wordt natuurlijk grotendeels door de eigenaar zelf gedaan, maar dit stukje gemeentelijke grond zal dan ook moeten worden aangepast. Het is dus niet iets wat morgen direct van start hoeft te gaan. Ik zal daar even mee wachten totdat wij een beslissing hebben genomen over de artikel 19-procedure.

 

Het voorstel tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Ceram Boeroe wordt zonder stemming aangenomen.

 

Het voorstel tot instemming met de onttrekking van de Ceramstraat aan het openbaar verkeer wordt zonder stemming aangenomen.

 

66. Voorstel inzake definitieve invoering gereguleerd parkeren in gebied E

(Stuk 46 – 401797)

Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij bespreken vanavond twee onderwerpen die te maken hebben met parkeervergunningen, namelijk in gebied E en gebied F. Op het voorstel voor gebied F zal ik dieper ingaan dan op het voorstel voor gebied E. In grote lijnen komt mijn betoog neer op de vraag: hoe ver moeten wij gaan met het vergunningparkeren?

 

Wij zijn begonnen met een besluit tot vergunningparkeren in een wijk, een redelijk groot gebied. In de wijken zijn enquêtes gehouden; als de meerderheid voor was, zou vergunningparkeren worden ingevoerd. In de oostring begon het al verkeerd want daar was vorig jaar plotseling een klein gebiedje genomen, direct bij de Koepoortbrug. Nu blijkt dat de straat direct naast de oostring daar problemen mee krijgt. Wat doet nu de gemeente? Die houdt weer een enquête en wel in twee deelgebieden, namelijk aan de rechterkant van de Koepoortbrug en aan de linkerkant. Aangezien er geen meerderheid is voor vergunningparkeren wordt per straat bekeken waar het vergunningparkeren positief wordt bezien. Er zijn natuurlijk altijd straten te vinden waar een meerderheid voorstander is van vergunningparkeren vanwege de hinder. De straten die tussen dergelijke straten liggen, worden er gewoon bij getrokken. Wij vinden dit een salamistrategie en wij verzoeken het college om hiermee op te houden. Een volgende stap is dat per bewoner wordt gekeken of iemand voorstander is van vergunningparkeren en dat voor hem een parkeerplaats wordt gecreëerd. Dat kan niet. In een stad zoals Delft moet gekeken worden naar gebieden. Als zich daarin meerderheden aftekenen, kan Leefbaar Delft wel tegen het vergunningparkeren zijn, maar dan heeft het college een argument om aan te tonen dat de bewoners voor zijn.

 

Zeker bij het voorstel voor gebied F vliegen de tranen uit je ogen want dan gaat het om slechts een paar straten.

 

Laat ik mij echter beperken tot gebied E. Uit de correspondentie met een aantal bedrijven blijkt dat zij last hiervan hebben. Ik verzoek de wethouder om van zijn voorstel af te zien. Laat hem nog een enquête houden en laat hem de bewoners van zijn plannen overtuigen zodat hij kan aantonen dat zij in meerderheid voorstander zijn van het voorstel.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Het gaat hier natuurlijk om de spin-off van het autoluw maken van de binnenstad. Wij willen voorkomen dat de omliggende wijken in de schil onevenredig hinder daarvan ondervinden en daarom zijn aanvullende maatregelen nodig. Mijn fractie staat daar wel achter maar heeft bedenkingen bij de omvang die die schil zo langzamerhand krijgt. Ik heb dat in commissieverband reeds aangegeven. Ik beperk mij nu tot gebied E omdat ik aanneem dat wij gebied F afzonderlijk bespreken.

 

Uit de evaluatie blijkt dat de bewoners van het gebied direct rond de Koepoortbrug menen dat de situatie verbeterd is. Het is dan ook logisch om het parkeerregime daar voort te zetten. Het college wil vervolgens twee nieuwe gebieden toevoegen, namelijk deelgebieden 2 en 3, maar op die terreinen ligt de situatie toch wezenlijk anders naar de mening van de CDA-fractie. In die gebieden is 82% respectievelijk 61% tegen het invoeren van gereguleerd parkeren en die duidelijke uitslagen moeten gerespecteerd worden. Het college kijkt daar anders tegenaan en is met een vergrootglas op zoek gegaan naar straten die misschien toch voorstander waren. Die heeft het gevonden en om een logisch gebiedje te maken, zijn straten samengevoegd tot blokken.

 

Als in een wijk slechts in bepaalde straten vergunningparkeren wordt ingevoerd, wordt de parkeerdruk in andere straten hoger. Het ligt in de lijn der verwachting dat die straten dan uiteindelijk ook tot het regime van betaald parkeren moeten overgaan. Op die manier worden problemen gecreëerd en het eigen gelijk bewezen. Dat is geen goede methode. Wij vinden dat er alle reden is om de uitslagen te respecteren en de deelgebieden 2 en 3 uit het voorstel te halen. Daartoe dienen wij een amendement in.

 

Op één onderdeel ga ik graag wat dieper in, namelijk op de situatie aan de Tweemolentjeskade. Aan die kade is een autobedrijf gevestigd dat door het invoeren van gereguleerd parkeren, vergunningparkeren en betaald parkeren, ernstig in de bedrijfsvoering gehinderd zal worden. Het bedrijf heeft de handelsvoorraad netjes op het eigen terrein staan, maar de auto’s die voor reparatie of onderhoud worden aangeboden, worden overdag geparkeerd in de openbare parkeervakken. Deze worden netjes aan het einde van de dag door de autobezitters, nadat onderhoud is gepleegd of reparaties zijn verricht, weer opgehaald. De buurt heeft daar geen last van want de parkeergelegenheid is daar op zich ruim. De situatie wordt echter moeilijk als gereguleerd parkeren wordt ingevoerd en vanaf 16.00 uur continu parkeergeld moet worden betaald voor al die auto’s. Een bedrijf kan immers maar twee vergunningen krijgen en die worden op kenteken gesteld.

 

Wij zijn verkeerd bezig als ondernemers met het autoluwbeleid in problemen worden gebracht, zeker als het gaat om een bedrijf waar vier gezinnen van moeten eten. Daar kunnen wij niet zomaar omheen lopen. De wethouder heeft in de commissievergadering gezegd te bekijken wat op die plek mogelijk is. Ik hoor graag van hem op welke manier hij aan dit probleem tegemoet wil komen.

 

 

 

Ik wijd ook een paar woorden aan de inspraak. De wethouder heeft een overzicht toegestuurd van de “contactmomenten” en van wat er precies gebeurd is. Ik dank hem natuurlijk hartelijk voor dat overzicht. Mijn conclusie is wel dat er verschillende beelden leven bij de partijen. Uit de inspraak concludeer ik dat de mensen van de werkgroep dachten dat er sprake zou zijn van een keuzemenu, bijvoorbeeld ten aanzien van de tijden, terwijl er alleen maar eenheidsworst op de kaart stond. De wethouder moet zich in het vervolg vooraf duidelijker uitlaten over de feitelijke speelruimte van de bewoners want anders worden mensen teleurgesteld.

 

De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-I) ingediend:

 

“De raad van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,

 

overwegende dat er geen draagvlak in de wijk is voor het invoeren van gereguleerd parkeren in de deelgebieden 2 en 3;

 

besluit:

Besluit 46 II zodanig te wijzigen dat de passages die betrekking hebben op de deelgebieden 2 en 3 komen te vervallen,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is het eens met het voorstel tot het invoeren van gereguleerd parkeren in gebied E in de deelgebieden die in de nota genoemd worden. Wel concludeert mijn fractie uit het grote aantal insprekers in de commissie Duurzaamheid en het grote aantal e-mails dat zij ontvangen heeft, dat de communicatie met de bewoners moeizaam is verlopen. Ik ben er echter van overtuigd dat als de bewoners gewend zijn aan het parkeerregime, zij enthousiast zullen zijn over het aantal beschikbare parkeerplaatsen en dat de straten die nu buiten het parkeerregime vallen, dan graag zullen willen meedoen.

 

In de memo die de raad in de afgelopen week heeft ontvangen, wordt gesproken over de huurauto van de heer Nieuwkerk. Ik ben benieuwd naar de afloop van het gesprek met de heer Nieuwkerk. Ook hoor ik graag of tot een regeling is gekomen met het garagebedrijf.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. In de commissievergadering heeft mijn fractie reeds aangegeven dat zij dit voorstel niet steunt omdat in de nota staat dat met name de inwoners van de deelgebieden 2 en 3 tegen de invoering van het vergunningparkeren zijn. Verder constateert mijn fractie dat bij dit soort processen altijd discussie ontstaat over de communicatie. Ik leg de schuld niet eenzijdig neer bij het college of de bewoners maar stel wel vast dat wij er kennelijk niet in slagen om optimaal te communiceren.

 

Ik loop met mijn volgende punt vooruit op de behandeling van het volgende voorstel, want ik zie duidelijk het beeld van een wethouder die een manier zoekt om ervoor te zorgen dat het vergunningparkeren wordt ingevoerd. In de ene wijk houdt een belangenvereniging een enquête die positief uitpakt voor het vergunningparkeren; daarmee wordt meteen onderbouwing geleverd voor het besluit om vergunningparkeren in te voeren (Westerkwartier). In de andere wijk lijkt de samenwerking met de werkgroep sterker te zijn dan de initiatieven van de belangenvereniging in die wijk. Zo wordt er met verschillende factoren gewerkt.

 

In weer een ander gebied worden enquêtes gehouden die, als zij negatief uitvallen, worden verfijnd naar straatniveau. Er is geen touw aan vast te knopen. Mijn fractie vindt dat de grenzen van invoering van vergunningparkeren duidelijk vastgelegd moeten worden. Er moet gestopt worden met “steeds een klein beetje meer”. De raad dient zich uit te spreken over de vraag: wanneer kan besloten worden dat vergunningparkeren in een wijk kan worden ingevoerd. Ik geef het voorbeeld van wijk F, waarvan het college zegt dat als vergunningparkeren niet wordt ingevoerd, mensen niet parkeren in de Zuidpoortgarage. Ik wil dat nog wel eens zien. Ik ben er niet van overtuigd dat mensen op de Hertog Govertkade parkeren als het water met bakken uit de hemel komt, om vervolgens te wandelen naar de binnenstad. Die mensen parkeren gewoon in de garage. Wij vinden dan ook dat de raad hierover eerst een standpunt moet innemen voordat het vergunningparkeren verder wordt uitgebreid.

 

De VOORZITTER: Door de fractie van Stadsbelangen wordt de volgende motie (M-I) ingediend:

 

“De raad van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,

 

overwegende dat:

het vergunningparkeren in de wijken rond de schil steeds verder wordt uitgebreid;

de grenzen van deze uitbreiding in de wijken rond de schil van de binnenstad niet duidelijk zijn aangegeven;

het wenselijk is dat de raad zich uitspreekt over deze grenzen;

het wenselijk is dat bij de beoordeling of vergunningparkeren in een wijk ingevoerd dan wel uitgebreid moet worden, wordt uitgegaan van dezelfde uitgangspunten;

 

besluit:

dat de raad eerst de grenzen aangeeft in de wijken rond de schil van de binnenstad waar mogelijk het vergunningparkeren ingevoerd dan wel uitgebreid zou kunnen worden;

de uitgangspunten waarbinnen een besluit genomen zou kunnen worden over het al dan niet invoeren dan wel uitbreiden van het vergunningparkeren in bedoelde wijken door de raad wordt vastgesteld,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat parkeren in de stad in vele gevallen moet worden geregeld. Dat kan op verschillende manieren. De meest eenvoudige invoering is het laten nemen van een besluit door de raad waarna invoering kan plaatsvinden. Daarmee wordt veel rompslomp voorkomen. Een dergelijke invoering heeft plaatsgevonden in Rotterdam.

 

In Delft is echter gekozen voor een andere weg, namelijk voor het laten plaatsvinden van een democratisch proces voorafgaand aan besluitvorming door de bereidheid onder bewoners te meten. Het gevolg van deze keuze kan zijn dat in verschillende gebieden onvoldoende draagvlak onder de bevolking is om tot gereguleerd parkeren over te gaan. Die consequentie moet gedragen worden, waarbij vervolgens geconcludeerd moet worden dat een dergelijk gebied er niet aan toe is om een gereguleerd parkeergebied in te voeren.

 

Een dergelijke situatie doet zich voor in gebied E, deelgebieden 2 en 3. Gemiddeld gesproken is er geen meerderheid voor het beginnen met een gereguleerd parkeersysteem. Mijn fractie meent dan ook dat daaraan in deze deelgebieden niet begonnen moet worden.

 

Mijn fractie ziet ook niet in waarom een start moet worden gemaakt in de straten waarin zich volgens de enquête wel een meerderheid aftekent. Dat zet een verdere invoering onnodig onder druk. Verdringingseffecten zullen de andere straten er ten langen leste toe brengen om de gemeente te smeken om alsnog een gereguleerd parkeersysteem in te voeren. Een soort gedwongen winkelnering dus.

 

Mijn fractie ziet dat niet zitten en constateert dat er op dit moment onvoldoende draagvlak is in de deelgebieden 2 en 3 en dat er daarom niet moet worden overgegaan op een systeem van gereguleerd parkeren. Op die manier wordt ten volle de keuze van het democratisch proces geaccepteerd en wordt niet via kunstgrepen getracht om gelijk te krijgen. Wellicht kunnen de gebieden in de toekomst wel worden opgenomen in het gereguleerd parkeergebied, maar nu nog niet. Mijn fractie zal dan ook tegen het aannemen van het voorstel stemmen met uitzondering van deelgebied 1, want daar kan het gereguleerd parkeren worden voortgezet.

 

De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Uit de evaluatie van het parkeerbeleid in deelgebied 1 blijkt dat de problemen daar zijn afgenomen. De SP-fractie is er daarom voorstander van om het gereguleerd parkeren hier voort te zetten.

 

In de deelgebieden 2 en 3 ligt de zaak anders want daar blijkt geen meerderheid te zijn voor het invoeren van gereguleerd parkeren.

 

De VOORZITTER: Ik onderbreek u even want de in deze zaal aanwezige mensen kletsen er vanavond erg op los. Ik verzoek u om uw gesprekken buiten de zaal voort te zetten want de akoestiek van deze zaal is niet fantastisch en het geroezemoes is storend voor zowel spreker als luisteraars.

 

De heer TAEBI (SP): Het voorstel van het college kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. Er kan gezegd worden dat het college tegemoetkomt aan de meerderheid van de straatbewoners die vraagt om gereguleerd, ofwel betaald, parkeren. In die zin is het voorstel lovenswaardig te noemen. Het voorstel kan echter ook geïnterpreteerd worden op de manier die de heer Van den Doel heeft verwoord, namelijk dat de straten waar geen betaald parkeren wordt ingevoerd straks bomvol staan en op die manier het probleem van elders in de binnenstad opvangen. Ik ben bang voor dat verdringingseffect en ik ben daarom benieuwd naar de reactie van de wethouder.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. De heer Van den Doel heeft adequaat geschetst wat ten principale het uitgangspunt is geweest in de afgelopen jaren in de discussie met diverse wijken in de schil rond de binnenstad over het al dan niet invoeren van het gereguleerd parkeren. Volgens mij bestaat daar geen onhelderheid over. Er is gezegd dat er veel discussie omtrent dit onderwerp wordt gevoerd. Dat is waar; het is en blijft een omstreden vraagstuk in al de wijken waarmee wij met het gereguleerd parkeren aan de slag zijn geweest. Het is een onderwerp dat de gemoederen hoe dan ook bezighoudt. Daarbij valt op dat betrokken niet een beetje voor of een beetje tegen zijn, maar uitgesproken meningen zijn toegedaan en bereid zijn om opvattingen met enige kracht en strategie te verdedigen, zowel ten voordele als ten nadele van het gereguleerd parkeren. De discussie zal daarom altijd met enige woeligheid gepaard gaan. Wij moeten accepteren dat dit onderwerp blijkbaar maatschappelijke beroering teweegbrengt. Er zijn wel meer onderwerpen die dat doen. In dit soort processen zal zich ook altijd een bepaald fenomeen voordoen, namelijk een mengeling van inhoudelijke opvattingen en kritieken op proces en organisatie: mensen die niet tevreden zijn met het uiteindelijke voorstel, zullen uiteindelijk ook het proces aanvechten.

 

Daaruit volgt een reactie in de raad die vanuit haar controlerende taak vragen zal stellen over de gang van zaken rond dat proces. Het blote feit dat er mensen zijn die zeggen dat het traject niet netjes doorlopen is, betekent niet dat het waar is. Wij moeten wel kritisch blijven en daarom heb ik met name gebied E laten screenen en de raad geïnformeerd over de genomen processtappen. Ik kan niet anders constateren dan dat het proces in redelijkheid, een schoonheidsfoutje daargelaten zoals het niet tijdig of adequaat reageren op de vele e-mails en brieven, en netjes verlopen is.

 

Deze constatering is van belang voor het interpreteren van de uitkomst. In gebied E is niet van de grond af begonnen; in feite ging het om een evaluatiefase. In een eerdere instantie is nadrukkelijk, ook in discussies rondom het invoeren van vergunningparkeren aan de orde geweest in deze raad, dat de gebieden niet zo klein mogen worden afgebakend dat wordt vergeten dat er nog mensen omheen wonen. Er is daarom al bij de initiële discussie over vergunningparkeren in dit gebied bewust gekozen voor een relatief groot zoekgebied. Van dat gebied is gezegd dat het mogelijk is dat er in meer of mindere mate behoefte bestaat aan het invoeren van gereguleerd parkeren. Daarbij is van het begin af aan geen indeling gemaakt in gebied 1, 2 en 3, maar bezien hoe de opvattingen lagen in dat gebied. Dat heeft geleid tot een in zekere mate voorspelbare uitkomst, namelijk dat het draagvlak voor vergunningparkeren het hoogst is op de plaatsen waar de problemen het sterkst gevoeld worden. Die rode draad loopt door al onze onderzoeken heen. Die plaats lag in dit gebied rond de Koepoortbrug en op grond daarvan hebben wij destijds besloten om in dat gebied op proef gereguleerd parkeren in te voeren.

 

Logischerwijs ontstond ten opzichte van het eerder afgebakende gebied een soort driedeling, namelijk een gebied waar het gereguleerd parkeren werd ingevoerd, en aan de linker- en rechterzijde gebieden waar het nog niet werd ingevoerd. Vanuit de raad en de stad is daarbij opgemerkt dat een evaluatie niet zou worden beperkt tot het gebied waar gereguleerd parkeren was ingevoerd maar ook de andere gebieden zou beslaan. Daarom vond de inventarisatie nu in hetzelfde zoekgebied plaats als ruim een jaar geleden en dus niet met de bedoeling om een digitale benadering te kiezen van deelgebied 1, deelgebied 2 of deelgebied 3, want daartoe is geen aanleiding. Er zijn wel degelijk logische afbakeningen te bedenken, en wij denken ook dat wij dat hebben gedaan, die niet precies de afbakeningen van de gebieden 2 en 3 volgen.

 

Ik ben het er wel mee eens dat bij het uitvoeren van een dergelijk onderzoek, het onderzoek als zodanig moet deugen. Dit betekent niet dat samenwerking met bewonersorganisaties onmogelijk is. Wij hebben in het afgelopen jaar zelfs aangetoond dat samenwerking zeer wel mogelijk is. In het Westerkwartier/Olofsbuurt bleek een grote mate van congruentie te zijn tussen de resultaten van de enquêtes die door een onafhankelijk bureau werden uitgevoerd en de metingen die door bewoners zelf waren verricht. Ik kom daar straks bij gebied F uitvoeriger op terug. In dit gebied is geen sprake geweest van eigen enquêtes van bewoners. Die ambitie was blijkbaar in de deelgebieden niet aanwezig en dat hoeft ook niet. Wij kunnen dat niet vragen van bewoners want het gaat om een vrijwillige inzet. Wij hebben daarom op basis van eigen tellingen en enquêtes een voorstel opgesteld en voorgelegd.

 

Uiteindelijk blijkt uit de resultaten een zelfde beeld als eerder: daar waar het probleem het sterkst gevoeld wordt in de gebieden waar nog geen vergunningparkeren is ingevoerd, is het draagvlak het hoogst.

 

 

 

 

Niet voor niets springen in het deelgebied met name de Oostsingel en de Tweemolentjeskade eruit als gebieden waar veel draagvlak is want die liggen het dichtst bij de binnenstad, zijn het gemakkelijkst bereikbaar voor parkeergelegenheidzoekende automobilisten. Voor de Tweemolentjeskade betreft het de brug aan de noordkant en voor de Oostsingel gaat het om beide kanten.

 

De vraag is nu of een logisch samenhangend gebied kan worden aangewezen. Het is niet zo dat in elke straat waar meer dan 51% van de bewoners voorstander is bij het aan te wijzen gebied wordt betrokken. Ook is het niet zo dat straten waar 49% voorstander is per definitie niet bij het gebied worden betrokken. Het gaat om een draagvlakpeiling. Het stadsbestuur heeft de verantwoordelijkheid om op dit punt een verstandig besluit te nemen. In het geval van gebied E is gebleken dat met de Tweemolentjeskade en de Oostsingel en aan de andere kant met een zeer bescheiden uitbreiding in de Delfgauwse weien, de Heiliglandkant, een aansluitend gebied kan worden aangewezen, zonder losse “eilandjes”. Daarmee wordt aan de meerderheid van de wens van de bewoners aldaar tegemoetgekomen.

 

Op dit moment kan niet gezegd worden dat daarmee een verdringingseffect ontstaat, zeker niet met zekerheid. Wij zullen wat dat betreft in dit gebied nog een slag moeten maken en dat moet naar mijn mening dan de laatst zijn. Het is niet de bedoeling om een soort jaarlijkse tombola van nieuwe parkeergebiedjes te organiseren. Ook het college heeft er behoefte aan om de discussie over het vergunningparkeren in de schil tussen nu en de komende twee jaar af te ronden en daar niet steeds mee door te gaan. De discussie kost ons veel tijd en energie die wij ook aan andere zaken kunnen besteden. Ik ben hiermee op zowel het proces als de keuzes ingegaan waarbij het uiteraard aan de raad is of met dit voorstel een goed samenhangend en verdedigbaar gebied is voorgelegd.

 

Er zijn nog twee bijzonderheden. Ten eerste de kwestie rond het garagebedrijf. U moet zich voorstellen dat het garagebedrijf in een inham aan de Tweemolentjeskade ligt. De koopwaar van het bedrijf, de occasions, staan op eigen terrein. Het repareren van auto’s is een onderdeel van de bedrijfsvoering. De gemeente gaat er bij andere bedrijven van uit dat die op eigen terrein gebeurt. Er is weliswaar geen verbod op het gebruik van de publieke ruimte, maar er is in elk geval geen sprake van een verworven recht om daarvan gratis gebruik te maken. De oplossing voor het garagebedrijf is er dan ook naar mijn mening in gelegen dat wij samen met het bedrijf bezien hoeveel mixparkeerplaatsen op de Tweemolentjeskade gerealiseerd kunnen worden en dat wij de precieze positionering daarvan bekijken. Mensen die hun auto’s ter reparatie aanbieden zijn dan in de gelegenheid om hun auto’s te parkeren maar moeten daarvoor, eventueel via de garagehouder, in de bloktijden betalen. Een gemiddelde autoreparatie kost honderden euro’s en ik vermoed dan ook dat het parkeertarief van enkele euro’s het garagebedrijf en de klanten niet de kop zal kosten. Ik denk dat hier sprake is van een zekere mate van overdrijving.

 

Ten tweede het huurautoaspect; dat punt is zodanig individueel dat ik er nog op wil broeden en ambtelijk overleg wil laten plaatsvinden met de betreffende persoon. Wij snappen het probleem slechts gedeeltelijk. Ik ben er vooral benieuwd naar waarom het probleem niet eerder zo pregnant naar voren is gekomen terwijl er reeds duizenden woningen in een gereguleerd parkeergebied staan. Dat verbaast mij enigszins.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Het verhaal van de wethouder is mij bekend. Hij stelt dat het om een samenhangend geheel gaat, maar ik vind dat dat niet het geval is. Ik vind het een bij elkaar gezocht gebied in de oostring.

 

 

Wat betreft gebied F is de situatie zelfs nog erger. Wij blijven van mening dat in dit gebied geen vergunningparkeren moet worden ingevoerd.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. De wethouder heeft een paar woorden geweid aan het al dan niet optreden van verdringingseffecten. Hij zegt dat het niet bekend is of die optreden. Strikt genomen weten wij dat inderdaad niet maar toen wij in de binnenstad tot besluiten kwamen, wisten wij natuurlijk ook dat er verdringingseffecten zouden optreden in de schil. Het lijkt mij redelijk logisch om te veronderstellen dat op het niveau van straten verdringingseffecten optreden. Wij hoeven daar nu echter niet verder op door te gaan.

 

Een ander punt betreft de situatie van het garagebedrijf aan de Tweemolentjeskade. De wethouder heeft daar een aantal opmerkingen over gemaakt. Ik denk niet dat het gaat om de kosten om na vier uur een kaartje te trekken; die kosten zullen op de totale rekening voor onderhoud of reparatie worden gezet. Het gaat vooral om de praktische uitwerking. Het wordt erg ingewikkeld als steeds op een bepaald moment langs de auto’s gegaan moet worden om te bezien of die op een bepaalde plek staan en de garagehouder daarna kaartjes moet gaan trekken. Wij zien graag dat de wethouder zijn toezegging nakomt om met het bedrijf tot een praktische oplossing te komen. Om daar een beetje druk op te zetten, dienen wij op dit punt een motie in.

 

De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt de volgende motie (M-II) ingediend:

 

“De raad van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,

 

overwegende dat:

het voorgestelde parkeerregime de bedrijfsvoering van het garagebedrijf aan de Tweemolentjeskade ernstig zal belemmeren;

de huidige bedrijfsuitoefening niet leidt tot overlast in de buurt;

bij invoering van een nieuw parkeerregime een zorgvuldige afweging van belangen vereist is;

 

verzoekt het college om in overleg met het garagebedrijf tot een vorm van maatwerk te komen, waarmee de bedrijfsvoering kan worden voortgezet,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

Toelichting

Het garagebedrijf is meer dan 30 jaar op deze plek gevestigd.

De locatie en de parkeermogelijkheden zijn cruciale factoren voor de bedrijfsvoering.

Het bedrijf mag erop vertrouwen dat het gemeentebestuur deze elementen meeweegt bij zijn besluitvorming over de invoering van een nieuw parkeerregime.

Een vorm van maatwerk zou kunnen bestaan uit het verstrekken van een aantal vergunningen op naam.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Ik ben tevreden met het antwoord van de wethouder ten aanzien van de garage. De oplossing voor het geval van de huurauto is simpel: geef één vergunning af op een adres. Dan ben je van het probleem af.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik begrijp dat u zich niet zo druk maakt over de ondernemers.

 

 

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Daar maak ik mij wel druk over, maar het gaat erom dat de openbare ruimte gebruikt wordt. Als een parkeerkaartje getrokken kan worden omdat in de buurt mixplaatsen gerealiseerd worden, dan lijkt mij dat voldoende.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): De mensen die daar hun auto parkeren hebben natuurlijk geen vergunning. Zij komen van elders en moeten daar hun auto kwijt.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): De wethouder heeft gezegd dat hij rond de garage mixplaatsen wil realiseren, dus zowel vergunningparkeren als betaald parkeren.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Een auto wordt echter ’s morgens al ter reparatie aangeboden. U vindt dus dat mensen om 16.00 uur moeten terugkomen om een kaartje te kopen.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Dat begrijp ik niet goed.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): In het stuk staat dat het parkeerregime om 16.00 uur ingaat. Je brengt je auto echter ’s morgens al naar de garage voor reparatie.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): U hebt zeker nog nooit een kaartje getrokken?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Nee.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Als u bij de automaat een kaartje koopt, dan gaat de tijd pas in na 16.00 uur, niet vanaf half 9.

 

De VOORZITTER: De heer Van Leeuwen heeft hier in ieder geval visie op, dat valt niet te ontkennen.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik stem nog steeds niet in met het voorstel want ik wil de consequentie accepteren van het democratisch proces. Dat is een keuze die ik op dit moment maak. Wellicht zullen de wijken in de toekomst tot inzicht te komen maar op dit moment constateer ik geen draagvlak en zal ik het voorstel daarom niet steunen.


De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd naar verdringingseffecten en de wethouder heeft gezegd dat hij die niet kan uitsluiten. Om die reden vind ik dat gereguleerd parkeren niet mag worden ingevoerd; voor hetzelfde geld zijn de bewoners ertoe gedwongen om het aan te vragen bij de gemeente hetgeen tegen de wens is van het gehele gebied. Ik denk dat inderdaad sprake is van mijn tweede interpretatie dat op den duur het gehele gebied ertoe gedwongen te wordt om akkoord te gaan met betaald parkeren. Ik stem niet in met het voorstel want ik denk dat de tijd er nog niet rijp voor is en dat wij nog even moeten wachten.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik ga nog op een enkel aspect in. De heer Van Leeuwen heeft heel adequaat aangegeven dat onze parkeerapparatuur meer aankan dan de heer Van Tongeren vermoedde. Bovendien is nog een ander punt aan de orde. Het garagebedrijf heeft per dag slechts een gering aantal klanten en beschikt daarbij over de sleutels van de auto’s. Als het service wil verlenen, kan het voor de klanten het parkeergeld betalen. Dat is een kleine moeite gelet op het geringe aantal klanten dat door de ondernemer zelf gemeld wordt.

 

 

Ten aanzien van het verdringingseffect het volgende. Vaak worden twee zaken door elkaar gehaald. De oorspronkelijke gedachtegang rond het invoeren van het betaald parkeren en vergunningparkeren in de binnenstad en het realiseren van parkeerterreinen was dat wij verwachtten dat een enorm weglekeffect optreedt als betaald parkeren wordt ingevoerd zonder vergunningparkeren in te voeren. De zuinige Nederlander zal in dat geval als bezoeker niet op betaalde parkeerplaatsen maar op andere parkeerplaatsen gaan staan. Om die reden is primair uitgegaan van gebieden waar relatief veel bezoekers parkeren. De omvang van dat gebied heeft veel te maken met de sterk aanzuigende werking van de binnenstad voor bezoekers. Het gaat niet zozeer om de woonwijken. Voor de bezoekers in de woonwijken is de regeling met de bezoekerspas in het leven geroepen.

 

Het verdringingseffect waar de heer Taebi op doelt, is dat als in straat 1 vergunningparkeren wordt ingevoerd, sommige mensen hun auto in straat 2 gaan parkeren om het geld van de vergunning uit te sparen. Dat effect is klein.

 

De heer TAEBI (SP): Dat geldt ook voor de slimme automobilist die daarlangs rijdt. Als hij drie keer langs een straat rijdt waar hij niet hoeft te betalen, zal hij daar zijn auto gaan parkeren en niet in de straat waar hij moet betalen. Daardoor ontstaat overlast voor de straten waar geen vergunningparkeren is ingevoerd.

 

Wethouder GRASHOFF: Daarom heb ik gezegd dat het verdringingseffect niet nul is. Ik wil dat effect echter enigszins relativeren want met het voorstel wordt het vergunningensysteem ingevoerd in de straten die het dichtst bij de binnenstad liggen. Daarmee wordt het voor de binnenstadbezoeker onaantrekkelijker om verder van de binnenstad te parkeren. Het proces is dus eindig.

 

De heer KROON: Feit is dat veel werknemers van de gemeente Delft met de auto naar Delft komen, hun auto parkeren en hun vouwfiets uit de kofferbak halen. Misschien hebben zij inmiddels een betere conditie zodat zij verder kunnen fietsen naar de werkplek, maar het blijft een feit dat die lui daar nog steeds parkeren. U hebt daar in het centrum op de Nieuwe Plantage nog niet van geleerd, in het Westerkwartier niet en nu wilt u in de stad hetzelfde regime invoeren. U kijkt niet naar alternatieven zoals een blauwe zone, want dat brengt niet de gemeente Delft maar het Rijk geld in het laatje. Dat is niet het doel van het vergunningparkeren. Het gaat om de leefbaarheid van de bewoner. Nu zien wij in veel gebieden dat het in de wijk leeg is, maar op het moment dat de bewoners terugkomen van hun werk is er nog steeds een parkeertekort. Daar betalen wij dan voor. Hoe kunt u in godsnaam een dergelijk systeem invoeren? Dat gaat toch helemaal niet?

 

Wethouder GRASHOFF: Ik ben klaar met mijn antwoord. Als ik op dit betoog inga, doen wij een complete herhaling van de zetten die in vijf jaar discussie gedaan zijn.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb een vraag over de motie van de fractie van Stadsbelangen. In het besluit staat het woordje “eerst” bij het eerste punt. Wat verstaat de fractie daaronder?

 

De VOORZITTER: Volgens mij heeft de heer Meuleman dat in eerste termijn gezegd.

 

 

 

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik wil nog wel even verduidelijken wat de bedoeling is van het woordje “eerst”, namelijk dat wij de discussie eerst eens goed gaan voeren met de raad alvorens wordt doorgegaan met het uitbreiden van het vergunningparkeren.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Bedoelt u daarmee dat vanavond geen besluit wordt genomen over E en F of bedoelt u dat “eerst” ingaat na E en F?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Nee, u hebt het heel goed verwoord.

 

De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik heb reeds aangekondigd dat ik het voorstel niet zal steunen vanwege gebied 2 en 3 en vanwege het verdringingseffect. Ik zal amendement A-I van het CDA steunen waarin staat dat dat gedeelte uit de verordening wordt gehaald. Als dat amendement wordt aangenomen, zal ik wel voor het voorstel stemmen en anders niet.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks is voor het oorspronkelijke voorstel en zal tegen de moties en het amendement stemmen.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Ook de fractie van de VVD stemt tegen de moties en het amendement. De VVD-fractie stemt tegen het aannemen van de moties omdat zij dat reeds van plan was en tegen het aannemen van het amendement omdat de wethouder daar goed op geantwoord heeft.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik zal amendement A-I steunen maar motie M-I niet, omdat ik van mening ben dat wij al in een dusdanig vergevorderd stadium zijn, ook met de invoering van het gereguleerd parkeren, dat een dergelijke discussie mosterd na de maaltijd is. Ook motie M-II zal ik niet steunen omdat ik uit de woorden van de wethouder begrijp dat zij eigenlijk overbodig is.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij zullen motie M-I steunen want het lijkt ons ook goed om eerst principieel naar de zaak te kijken. De wethouder heeft weliswaar naar aanleiding van onze motie een toelichting gegeven maar wij hechten er toch aan om de positie van het bedrijf goed neer te zetten en wij handhaven daarom de motie.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij steunen amendement A-I omdat het gaat over het invoeren van het gereguleerd parkeren in gebied 1 en 2. Motie M-I steunen wij ook omdat wij niet vertrouwen op de woorden van de wethouder dat het hier om het einddoel gaat. Wij vinden dat er eerst gesproken moet worden. Motie M-II vinden wij een handreiking aan de ondernemers om te laten zien dat met hen rekening wordt gehouden. Er wordt in de motie gevraagd om in overleg te treden en om tot maatwerk te komen. Daar is niets mis mee. Ik snap niet dat de VVD, die pretendeert voor de ondernemers te zijn, daar zo gemakkelijk overheen stapt. Wij stemmen voor het aannemen van motie M-II.

 

In stemming komt amendement A-I.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de SP, de ChristenUnie/SGP, het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft en de heer Kroon voor dit amendement hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M-I.

 

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de SP, het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft en de heer Kroon voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M-II.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt het voorstel.

 

Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de SP, de ChristenUnie/SGP, het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft en de heer Kroon tegen het voorstel hebben gestemd.

 

67. Voorstel inzake gereguleerd parkeren in gebied F.

(Stuk 47 – 407239)

Wethouder Grashoff wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. De invoering van vergunningparkeren in gebied F is een voorbeeld van hoe je niet met burgers en bewoners moet omgaan. Een belangenvereniging wordt in de commissie en op de mail door een stel “eigenbelangers” zwart gemaakt. Het college laat haar oren hangen naar deze zelfde groep “eigenbelangers”. Dat is precies wat je niet wilt en ook niet moet verlangen: de belangen van een meerderheid negeren en de belangen van enkele families honoreren. Ik noem het “eigenbelangers” omdat onomstotelijk vast staat dat deze bewoners wonen aan het begin van de Rotterdamseweg en aan de Hertog Govertkade. In de commissie lieten zij duidelijk blijken dat zij alleen hun eigen belangen terugstreven en er niet voor terugdeinzen om de belangenvereniging Rotterdamseweg Noord zwart te maken. Hoever wil de wethouder gaan met het doordrukken van het vergunningparkeren? Wij behandelen hier het voorstel om vergunningparkeren in te voeren in de gebieden rondom de Rotterdamseweg en in de Kanaalweg en de Botaniestraat. Ik zie dat als twee aparte gebieden. De 54 adressen in de Kanaalweg en de Botaniestraat zie ik als een verlengstuk van de oostring. Daar is de meerderheid van de bewoners voor invoering.

 

Het gebied van de Rotterdamseweg en omstreken ligt apart. Met de procedure van invoering van vergunningparkeren in dit gebied hebben zich volgens mij krachten beziggehouden waaraan een vies geurtje is blijven kleven. Ik durf hier zelfs te beweren dat er hier een raadslid is die er niet voor terugdeinst om middelen toe te passen die in een democratisch spel niet passen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik maak hier bezwaar tegen. Ik wil graag weten waar de heer Gabeler het nu over heeft en of hij dat hard kan maken.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Het mobiliseren van je eigen man om voor je eigen belangen te pleiten, vind ik echt onwaardig.

 

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik moet hier echt ernstig bezwaar tegen maken. Alle burgers, ook echtgenoten van raadsleden, hebben democratische rechten waarvan zij gebruik mogen maken. Mijn echtgenoot heeft inderdaad elf weken in de werkgroep gezeten die zich hiermee bezighoudt. Die man woont al 25 jaar in de Rotterdamseweg en ik pas vijf jaar. Net als iedere andere Delftse burger heeft hij het recht om zijn eigen mening te ventileren.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Hij heeft volstrekt het recht om zijn mening te ventileren, maar als het ook om uw belangen gaat, lijkt het mij verstandig dat hij zich daar niet mee bemoeit. Ik vind het ook onwaardig dat je dat toestaat.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Dat is iets anders dan het raadslid verwijten maken. U vindt het verstandig als een mijnheer zich er niet mee bemoeit, maar u begon met het maken van verwijten aan een collega-raadslid. Dat is dus iets anders dan wat u nu zegt. Het zou dan netjes zijn als u dat verwijt terugneemt.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Nee, dat is absoluut niets anders. Ik vind dat het in een democratisch spel niet past. Als u dat wel vindt, is dat uw mening. Ik vind dat het niet past dat je je eigen man laat inspreken in een commissie.

 

De heer BOT (GroenLinks): Wat is dit nou voor onzin, mijnheer Gabeler?

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Zegt u nou echt dat mevrouw Vlekke iemand iets laat doen?

 

De VOORZITTER: Mijnheer Gabeler, dat laatste moet u minstens aannemelijk maken. Als u hier suggereert dat een raadslid haar partner, kind of iemand anders lanceert om haar eigen belangen veilig te stellen, is dat een ernstige beschuldiging die het omzeilen van het thema van de belangenverstrengeling suggereert. Daar moet u dan wel iets meer van kunnen zeggen dan alleen maar verdachtmakingen.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik zal niemand verdacht maken, maar mijn mening is dat dit in een democratisch spel niet past. Als u dat wel vindt, moet u dat gewoon blijven vinden.

 

De VOORZITTER: Nee, dat heb ik niet gezegd.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Het gaat om de belangen van het gebied waar hij dus voor is en mevrouw Vlekke waarschijnlijk niet. Ik suggereerde iets; die suggestie wil ik weghalen.

 

De VOORZITTER: Oké, dat is genoteerd.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Wij praten hier over een gebiedje van drie straten: de Hertog Govertkade, de Scheepmakerij en een klein stukje van de Rotterdamseweg. In totaal gaat het om 78 adressen. Zojuist werd gezegd dat voor duizenden adressen vergunningparkeren is ingevoerd. Nu praten wij dus over 78 adressen. De kosten zijn 50.000 euro exclusief BTW en jaarlijks 44.000 euro voor de invoering in deze twee straten, in totaal 125 adressen. Dat is het zakelijke aspect van deze zaak. Voor deze straten wil de wethouder nu vergunningparkeren invoeren. In de overige straten blijft het gewoon zoals het nu is, namelijk vrij parkeren.

 

 

De wethouder presteert het om het gebiedje zo klein te maken dat je nu al kunt voorzien dat de rest komt te zitten met de brokken van parkeerders die nu nog niet in de Zuidpoort kunnen parkeren, maar wel in het gebied rondom de Rotterdamseweg. Waarom volgt de wethouder niet gewoon de conclusies van de enquêtecommissie van het hele onderzoeksgebied dat begrensd wordt door De Schie, het Abtswoudsepad, de Julianalaan en de Michiel de Ruyterweg? Die resultaten waren negatief. Net als bij het vorige onderwerp zoekt de wethouder net zolang totdat hij straten vindt waar de meerderheid ervoor is. Uit nader onderzoek in die drie straten blijkt zelfs dat ook daar niet onomstotelijk vaststaat dat de meerderheid ervoor is. Uit een onderzoek van een werkgroepslid in januari 2004 blijkt zelfs het tegendeel.

 

Wij hebben absoluut geen waardering voor deze werkwijze. Wij vinden het zelfs manupulistisch. De gevolgen van de invoering zijn nu al te voorspellen: de straten die er direct omheen liggen, zullen met de problemen worden opgescheept. De wethouder hoopt dat die straten over een paar jaar ook meedoen. Ik heb zojuist al gesproken over de kosten, het zakelijke aspect van de zaak: er moet nu bijna 100.000 euro worden vrijgemaakt om dit gebied van 125 adressen autovrij te maken. Ons advies is om te stoppen met dit soort verstrengeling. Ik zal het woord “belangen” daar dan niet voor zetten.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Laat ik met het makkelijkste onderdeel beginnen, het gebied rondom Plein Delftzicht. De evaluatie laat zien dat de overgrote meerderheid vindt dat de parkeersituatie in het gebied is verbeterd. Wij kunnen daarom instemmen met de voorstellen die op dat gebied betrekking hebben. Ook hier is er weer een voorstel tot uitbreiding van het gebied. Dan beginnen voor ons de problemen. Op grond van de stukken ontstond al een tegenstrijdig beeld. Er was een telefonische steekproef waaruit bleek dat slechts 45% voor maatregelen is. Dat is dus al geen meerderheid. Slechts een derde daarvan, dus uiteindelijk 15%, wil vergunningparkeren. Vervolgens zijn er twee schriftelijke enquêtes, één van de gemeente en één van de bewonerswerkgroep. Die laten bijvoorbeeld voor het gebied Scheepmakerij grote verschillen in uitkomst zien. Bij de gemeentelijke uitkomst is 64% voor, maar bij de enquête van de werkgroep is 31% voor. Voor het gebied Hertog Govertkade laten beide enquêtes overigens dezelfde uitslag zien: daar is slechts een minderheid voor vergunningparkeren, namelijk 43%. Al met al is het beeld tamelijk diffuus.

 

Het is er voor ons tijdens de inspraak eerlijk gezegd niet overzichtelijker op geworden. Er tekende zich een eigenaardig beeld af, waarbij de bewoners van de herenhuizen vergunningparkeren willen en de bewoners van de minder grote huizen niet. Dat is een soort klassieke klassenstrijd, maar dan een soort omgekeerde klassenstrijd, waarbij de belangen van de herenhuizen vertegenwoordigd werden door vertegenwoordigers van partijen ter linkerzijde. Dat is een heel opmerkelijke situatie.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Wat bedoelt u precies met “vertegenwoordigers”?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Precies zoals ik het zeg.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dan zegt u het precies verkeerd.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Wat bedoelt u nou? U zei dat de belangen van de herenhuizen werden verdedigd door vertegenwoordigers van de linkerzijde.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik heb niet zo’n zin om daar specifieker over te zijn.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Zeg dan dat soort dingen ook niet!

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Nou goed, ik wil het wel zeggen. Bijvoorbeeld de rol van de heer Bongers viel mij erg op.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Mij ook. Mijn fractiegenoot heeft hem op dat punt ook gecorrigeerd, zoals u zich misschien nog herinnert. Daar hebt u zich daarna bij aangesloten.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, maar wij hebben hier vanavond het raadsdebat en waarom zou ik daar …

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): U moet dus niet net doen alsof dat een vertegenwoordiger van een linkse partij is. Hij is trouwens ook geen fractiegenoot van mij; hij is een fractievoorganger. Hij is wel een partijgenoot van mij en als hij de fout in gaat, zullen wij daar iets van zeggen. Dat hebben wij ook ter plekke gedaan. Dan moet u niet op deze manier en op deze toon blijven praten.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik bepaal zelf wel op welke toon ik praat. Dat wordt niet door de fractie van GroenLinks bepaald.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik maak hier ook bezwaar tegen, want de heer Van Tongeren gebruikte het meervoud: “herenhuizen die linkse partijen vertegenwoordigen”.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, ik was ook nog niet klaar.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Maar dan hebt u het niet over alle andere insprekers die niet in de herenhuizen wonen en die toch voor het vergunningparkeren waren.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik heb het over het algemene beeld. De uitzonderingen doen daar verder niet zoveel aan af.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Dat is geen algemeen beeld. Dat is het beeld dat u hier probeert neer te zetten, maar dat beeld is niet waar.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik vertel gewoon wat ik daar gezien heb. Ik heb geen zin om verder te gaan over de heer Bongers, maar dat is een prominent ex-politicus van een bepaalde partij. Als hij komt inspreken, heeft dat een andere lading dan wanneer een willekeurige bewoner van huis A, B of C komt inspreken. Dat signaleer ik gewoon. Daar is verder toch niets verkeerds aan?

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik maak hier nogmaals bezwaar tegen.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Van Tongeren, wat u zegt, neemt niet weg dat hij daar niet sprak als vertegenwoordiger van een partij.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Nee, maar het is toch moeilijk om die twee dingen helemaal los van elkaar te zien.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voor u blijkbaar wel.

 

 

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Zeker omdat hij zijn inspraak in de partijpolitieke sfeer trok. Daar maakte ook GroenLinks terecht bezwaar tegen.

 

Mevrouw BOLTEN (GroenLinks): Vooral GroenLinks, zoals u zich misschien herinnert.

 

De VOORZITTER: Ik zal hier alleen nog een buitengewone raadsvergadering meemaken, maar ik zou de raad willen adviseren om niet in deze manier van discussiëren te belanden. Dat zeg ik ook speciaal tegen de heer Van Tongeren. Als wij bij de inspraak de insprekers iedere keer de maat gaan nemen aan de hand van hun politieke kleur en dat elkaar hier gaan voorhouden, gaat u nog leuke tijden tegemoet. Dat betekent namelijk ook dat burgers in deze stad hun oren blijkbaar moeten laten hangen naar wat hun partij vindt, ook als zij gerechtvaardigd voor hun eigen belangen willen opkomen. U maakt de positie van die mensen vrijwel onmogelijk, want iedereen die in deze stad op een gemotiveerde manier lid is van een politieke partij, moet blijkbaar ineens zwijgen of de partijlijn volgen. Dat is in landen wel voorgekomen, maar het gaat niet goed in die landen. Meestal zijn die systemen kapot gegaan.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik vrees dat u mijn inbreng op dit moment chargeert. Het gaat erom dat ik van een persoon van zijn statuur een meer prudente benadering had verwacht.

 

De VOORZITTER: Hier leggen individuele burgers aan u geen verantwoording af over hun gedrag. Een verwijtende toon in de richting van andere fracties is al helemaal niet op zijn plaats.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Goed, ik heb gezegd, althans over dit onderdeel. Er was immers nog een ander onderdeel van de inspraak waarop ik helaas ook moet ingaan, omdat ook onze fractie dat erg opmerkelijk vond. Ik denk dat mevrouw Vlekke bij dat onderwerp terecht niet het woord heeft gevoerd. Dat vonden wij oké, maar wij vonden het minder oké – ik vind het wel op zijn plaats om daar een opmerking over te maken – dat er mist is ontstaan over een van de insprekers.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Er is geen mist ontstaan. U hebt hier mist opgeworpen.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): U had ervoor kunnen zorgen dat die mist niet ontstond. Pas achteraf wisten wij dat die persoon op hetzelfde adres woont en uw partner is. Dan wordt het onhelder.

 

De VOORZITTER: Ik vind echt dat wij een beetje volwassen met elkaar moeten omgaan en niet in dit soort kinderachtigheden moeten vervallen. Die mensen hebben daar op persoonlijke titel gesproken. Als u kunt aantonen dat raadsleden het item van de belangenverstrengeling hebben ontlopen door gericht actie te voeren en gericht mensen met stukken op pad te sturen om dit soort dingen te doen, hebt u een punt en dan mag u dat zeggen, maar dan moet u dat ook aantonen. Anders belandt het echt in een soort verdachtmakend sfeertje waar niemand iets mee opschiet, ook u niet.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Het gaat ook om de schijn van belangenverstrengeling; dat weet u heel goed.

 

De VOORZITTER: De schijn heeft altijd betrekking op een raadslid.

 

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Er was maar één persoon die die schijn had kunnen voorkomen. Dat ben niet ik, die dit aankaart; dat is mevrouw Vlekke, die zelf die schijn had kunnen voorkomen door daar gewoon open over te zijn.

 

De VOORZITTER: Nee, nee, nee. Het is niet zo dat partners van raadsleden in deze stad niets mogen zeggen en geen geprofileerde positie mogen innemen omdat een raadslid anders een schijn van belangenverstrengeling tegengeworpen zou kunnen worden. Dat is echt niet aan de orde.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Dat zeg ik ook niet.

 

De VOORZITTER: Dat suggereert u drie keer in het rond.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Dat suggereer ik absoluut niet, want het vervolg van mijn tekst is dat iedereen uiteraard het recht heeft om ergens iets van te vinden en dat dit ook geldt voor huisgenoten, partners, kinderen enzovoort van raadsleden, maar dat wel bij beide partijen de verantwoordelijkheid ligt om klare wijn te schenken. Dat is niet gebeurd en dat betreur ik.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Wat is nou precies de toegevoegde waarde van die opmerking? Dat iedereen mag komen inspreken, maar liever niet mensen die het niet eens zijn met uw standpunt?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik verwacht dat de burgemeester hier net zoveel bezwaar tegen maakt als tegen mijn opmerking. Dit heeft helemaal niets te maken met wat ik heb gezegd.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik begrijp van de heer Van Tongeren dat iedereen die voortaan in de commissievergadering komt inspreken, in de eerste zin moet aangeven of hij wel of niet een bepaalde relatie met een of ander raadslid heeft. Nou, dat worden nog leuke avonden in een stad zoals Delft.

 

De VOORZITTER: Die suggestie had ik al gedaan. Ik zeg tegen de heer Van Tongeren en alle anderen die hierna hierover nog het woord zullen voeren, dat ik deze vorm van debat niet meer wil hebben; anders ontneem ik u gewoon het woord, want dit schiet echt niet op.

 

Het voegt ook niets toe aan de inhoud van de zaak, en daar moet u zich op concentreren; daar praten wij nu over en niet over de vraag of mensen in de stad u bevallen.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ik ga terug naar de inhoud en ik kom tot de conclusie. Naar ons oordeel is het niet nodig om in dit hele gebied maatregelen te treffen. Daar is onvoldoende draagvlak voor. Wij stellen voor om de maatregelen te beperken tot het gedeelte Botaniestraat/Kanaalweg. Daarvoor dienen wij een amendement in.

 

De VOORZITTER: Door de fractie van het CDA wordt het volgende amendement (A-II) ingediend:

 

“De raad van de gemeente Delft,

 

in vergadering bijeen op 25 maart 2004,

 

 

overwegende dat er onvoldoende draagvlak in de wijk is voor het invoeren van gereguleerd parkeren in de gebiedsdelen Rotterdamseweg, Hertog Govertkade en Scheepmakerij;

 

besluit:

 

Besluit 47 II wordt zodanig gewijzigd dat de passages die betrekking hebben op het begin van de Rotterdamseweg, Hertog Govertkade en Scheepmakerij komen te vervallen”.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Zoals u van de vorige sprekers al hebt gehoord, was het ook in de commissie Duurzaamheid een puinhoop met insprekers die lijnrecht tegenover elkaar stonden. Ik heb gewoon de meeste “ja’s” en “nee’s” maar weggestreept. Dan blijft de middenweg over. Wij steunen dus het voorstel.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij beperken ons tot de inhoud van het stuk. Voor een groot gedeelte komt onze kritiek op het voorstel overeen met wat wij over schil E hebben gezegd. Ten aanzien van dit onderwerp ligt het voor ons wat genuanceerder. Wij zijn geconfronteerd met twee enquêtes: één enquête van de belangenvereniging en één enquête die door de gemeente en de werkgroep is opgezet. Dan wordt aan een raadsfractie de vraag voorgelegd wat zij gaat doen. Welke enquête moet je nou meenemen in je afweging? Wij hebben de indruk dat beide enquêtes zorgvuldig zijn geweest. Dan wordt het heel erg lastig om te bepalen welke enquête bij de afweging de doorslag geeft, nog afgezien van het feit dat wij ons afvragen of in dit gebiedje het invoeren van het vergunningparkeren op dit moment noodzakelijk is ofwel dat wij, wanneer Zuidpoort klaar is, zouden kunnen bezien of dat inderdaad nog nodig is. Dan heb ik het niet over Delftzicht, want met dat onderdeel zijn wij het wel eens. Dat leidt ertoe dat wij het voorstel op dit moment niet kunnen steunen, want wij moeten een uitspraak doen over het hele voorstel.

 

Onze fractie heeft met waardering kennisgenomen van het feit dat mevrouw Koning en de heer De Wit hebben aangekondigd niet mee te zullen stemmen bij dit onderwerp. Ik neem aan dat mevrouw Vlekke dat goede voorbeeld zal volgen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Ik was zojuist even op de gang; anders had ook ik toen al laten weten dat ik bij dit onderwerp niet zal meestemmen, juist om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan gaat mijn waardering ook uit naar mevrouw Vlekke.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Over gebied F hoeven wij het niet echt te hebben. Met betrekking tot het gebied vlakbij het Delftse centrum, waar wij nu in feite over praten, is de mening over de verschillende enquêtes nogal verdeeld. Dat maakt het op zich lastig. In principe is het logisch om dit gebied bij het gereguleerde parkeren te voegen, omdat het zo dicht bij het centrum ligt, maar het was logischer geweest om ook de Mijnbouwstraat en het Diamantpad erbij te betrekken, want daar zal het eerst parkeerdruk optreden, gelet op de korte overtocht vanaf de Sebastiaansbrug. Ik heb beide enquêtes tot mij genomen en ik zal in dit geval voor het voorstel stemmen, omdat ik het gevoel heb dat in dit gebied voldoende draagvlak is om tot dit gereguleerd parkeren over te gaan.

 

 

 

 

 

De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Wij hebben het nu duidelijk over een ander gebied dan het voorgaande gebied E. Het belang van het invoeren van gereguleerd parkeren is ons bekend. In beginsel zijn wij daar ook voor, maar wij vinden ook dat op basis van deze gegevens moeilijk een afgewogen beslissing genomen kan worden. Wij hebben in de commissie aangegeven dat wij het verbazingwekkend vinden dat de enquête van de gemeente een totaal ander resultaat heeft dan de enquête van de werkgroep. Daarom vinden wij dat er een andere, misschien betrouwbaardere enquête moet volgen. De wethouder heeft aangegeven dat de wijk enquêtemoe zou zijn, maar dat vind ik geen argument om dat niet te doen. Na inachtneming van een time-out kan opnieuw een enquête worden gehouden op basis waarvan wij tot een goede beslissing kunnen overgaan. Met andere woorden: op basis van deze gegevens ga ik geen beslissing nemen. Ofwel: dit voorstel steun ik niet.

 

Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. De algemene gang van zaken, de werkwijze en dergelijke heb ik bij het vorige agendapunt uitvoerig toegelicht. Dat zal ik dus niet nog eens doen. De situatie in dit gebied is in die zin bijzonder dat wij hier te maken hebben gehad met tot het eind steeds harder tegenover elkaar staande groepen bewoners in het gebied. Dat is lastig. In die zin was de discussie in dit gebied ook van een iets andere aard dan ik in andere gebieden gewend ben geweest. Het college staat altijd heel positief ten opzichte van mensen die zich in belangenverenigingen organiseren, ook al zijn die belangenverenigingen ontstaan op basis van weerstand tegen voorstellen van ons. Het is in het verleden meermaals gebleken dat het buitengewoon verstandig is om zeer serieus met deze organisaties om te gaan en om ermee van gedachten te wisselen. Dat is in dit geval echter buitengewoon lastig, want dit heeft in dit geval in ieder geval niet geleid tot een duidelijke mate van eensgezindheid in de wijk zelf of tot een daadwerkelijk gezag hebbende organisatie die in korte tijd tot een serieuze gesprekspartner heeft kunnen uitgroeien. Dat is geen verwijt aan de organisatie als zodanig, maar het is een feit dat een enquête die uiteindelijk is georganiseerd door de belangenvereniging Rotterdamseweg Noord, wel heel erg aan één persoon heeft gehangen. Gelet op de zeer wisselende en soms ook apert negatieve reacties vanuit de buurt, zal die enquête in elk geval het predikaat “omstreden” moeten hebben. Verder kan ik niet gaan. Ik zal ook geen conclusie trekken over de vraag of er wel of niet goede of foute dingen zijn gedaan en ook niet over de verdere bedoelingen, maar wij zitten dus wel met het vraagstuk dat wij een aaneengesloten gebied moeten hebben. Wij kunnen de Rotterdamseweg Noord moeilijk tot een los eilandje maken, want er zal toch enige samenhang moeten zijn in de bebording. Daarin spelen de Hertog Govertkade en de Scheepmakerij echt een essentiële rol. In die beide straten ligt het inderdaad verdeeld; er zijn verschillende uitkomsten. Ik heb in de commissie al gezegd dat de raad hier gewoon zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ik heb dat “het Salomonsoordeel” genoemd: beslis nou gewoon, want ik denk dat die wijk er in elk geval recht op heeft dat u met enig gezag een besluit neemt over wat wij op dit moment doen.

 

Ik vind met name de door de heer Taebi gekozen inzet erg jammer, want niet besluiten is ook iets besluiten. Dat moet hij zich realiseren. Hij kan niet zeggen: omdat ik niet wil besluiten, stem ik tegen. Hij zou dan hoogstens de zaal kunnen verlaten. Dat willen hij en ik natuurlijk ook niet, maar ik ben dus wat verbaasd over zijn inzet. Hij zal moeten kiezen, want daar is hij volksvertegenwoordiger voor.

 

De heer TAEBI (SP): Dan moet er iets te kiezen zijn; dat was mijn betoog. Op basis van deze gegevens kan ik moeilijk kiezen. Daarom stem ik ertegen.

 

Wethouder GRASHOFF: U kiest, ook als u tegenstemt.

 

 

De heer TAEBI (SP): Ik heb ervoor gekozen om deze lijn op dit moment niet uit te zetten.

 

Wethouder GRASHOFF: Ja, maar ik denk dat u mijn principiële kritiek heel goed begrijpt.

 

Ik denk dat ik het hierbij kan laten. Ik treed uiteraard niet in allerlei gedoe hieromheen. Voor mij zijn het allemaal neutrale personen die dingen zeggen op hun eigen manier. Naar het oordeel van het college is er gewoon sprake van een dilemma op het punt van de Hertog Govertkade en de Scheepmakerij. Voor het overige zijn wij het allemaal met elkaar eens; laten wij dat ook even vaststellen. Voor 90% zijn wij het dus eens over de feiten en resultaten; slechts voor 10% of iets minder zijn wij het oneens. Op grond van de inhoudelijke problematiek – er wordt zeker in die hoek daadwerkelijk veel geparkeerd door mensen die langdurig verblijven in de binnenstad – hebben wij voorgesteld om in dit gebied gereguleerd parkeren in te voeren. Dat voorstel houden wij uiteraard staande.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik heb er weinig aan toe te voegen. Het standpunt van de wethouder is allang duidelijk. Het verrast mij niet dat hij niet zegt: laten wij nou maar eens geen besluit nemen. Zelfs drie straten is voor hem voldoende om gereguleerd parkeren in te voeren. Dat vind ik jammer. Ik had wel eens willen horen dat het bij twee straten, namelijk de Scheepmakerij en de Hertog Govertkade, dubieus is en dat daarom wordt besloten om het in dat deel niet in te voeren totdat een garage in het Zuidpoortgebied klaar is. Dan kunnen wij bekijken of het nog wel nodig is. Dat vind ik jammer, maar onze standpunten zijn duidelijk.

 

In stemming komt amendement A-II.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft en de heer Kroon voor dit amendement hebben gestemd. De heer De Wit, mevrouw Vlekke en mevrouw Koning hebben niet aan de stemming deelgenomen.

 

In stemming komt het voorstel.

 

Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van het CDA, Stadsbelangen, Leefbaar Delft en de SP en de heer Kroon tegen het voorstel hebben gestemd. De heer De Wit, mevrouw Vlekke en mevrouw Koning hebben niet aan de stemming deelgenomen.

 

68. Voorstel tot vaststelling van de 18e wijziging van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 2004 ten behoeve van een eenmalige subsidieverstrekking aan Lijm en Cultuur BV

(Stuk 43 – 406008)

Wethouder Oosten wordt uitgenodigd bij de behandeling van dit punt aanwezig te zijn.

 

De heer EDUARD (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij hebben al eerder uitgesproken dat wij dit een heel interessant project vinden en wij zullen het zeker steunen. Wij vinden wel dat het project en de ontwikkeling daarvan scherp in de gaten gehouden moet worden. Ook zijn wij van mening dat met het realiseren van Lijm en Cultuur het zoeken naar mogelijkheden voor realisatie van een tweede zaal bij of op theater De Veste niet definitief van de baan mag zijn. Ten slotte is het mijn persoonlijke mening dat het project een andere naam mag krijgen.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie is op zich blij met de mogelijkheden en ruimte voor de amateurkunst die in deze nota geschetst worden. Ook vindt mijn fractie het bijzonder dat een en ander op een stuk industrieel erfgoed kan worden gerealiseerd. Toch heb ik nog een paar vragen.

 

In het ondernemingsplan wordt bij uitvoer en exploitatie gesteld dat de werkelijke exploitatie nog in detail moet worden uitgewerkt. Bij de vlakke vloerzaal is wel een prestatieafspraak voor 40 professionele voorstellingen per jaar gemaakt maar voor het amateurkunstcentrum wordt in de uitvoeringsovereenkomst slechts over tarieven gesproken en ontbreekt een prestatieafspraak over de minimale bezettingsgraad. Kan de wethouder aangeven hoe en wanneer de prestatieafspraken duidelijk worden?

 

Bij punt 10 van de overeenkomst staat dat de subsidie gewijzigd of ingetrokken kan worden wanneer er sprake is van een te geringe inspanning van Lijm en Cultuur. Kan de wethouder aangeven aan de hand van welke doelstellingen of prestatieafspraken een te geringe inspanning gemeten kan worden?

 

De wethouder vraagt 1,2 mln euro subsidie voor de realisatie van een aantal culturele doelstellingen en spreekt daarbij over een eenmalige subsidie. Ik begrijp uit de nota dat de realisatie en exploitatie in handen komt van een professionele organisatie namelijk Lijm en Cultuur BV en dat de organisatie in de toekomst geen aanspraak zal maken op de exploitatiesubsidie of enige andere subsidie. Kan de wethouder mij verzekeren dat verdere subsidies in de toekomst uitblijven?

 

De CDA-fractie maakt zich zorgen over de effecten die het voorliggende plan heeft op theater De Veste. Zij vindt dat ingezet moet worden op de wens van een uiteindelijk zichzelf in financiële zin bedruipend en optimaal acterend theater. Daarnaar moet onderzoek verricht worden.

 

Mevrouw WELLE DONKER (VVD): Voorzitter. Zoals de VVD-fractie ook in de commissie CKE gezegd heeft, is zij zeer tevreden over de aankoop van het terrein van Delft Gelatine, zowel om daarop evenementen te kunnen houden als om de ruimte voor de meer dan 80 amateurkunstgezelschappen. Het is een prachtige locatie en wij hopen dat deze voor velen tot wat moois zal leiden. In de commissie is namens mijn fractie gevraagd of ten aanzien van de programmering een goede afstemming kan plaatsvinden. Verder is gevraagd in hoeverre de amateurs het laatste woord hebben bij de programmering.

 

Ik benadruk nogmaals hoe belangrijk het is dat theater De Veste alle ruimte krijgt om zijn positie te versterken. Er dient onderzoek verricht te worden naar de mogelijkheden op dit punt.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. Tijdens de commissievergadering heeft de STIP-fractie al enthousiasme getoond over de plannen rondom de voormalige gelatinefabriek. Het realiseren van zowel meer ruimte voor amateurkunsten en een evenemententerrein op een mooie locatie kunnen maar weinig steden ons nadoen. Dat daarmee ook nog eens meer podiumruimte in Delft gerealiseerd wordt, is wat STIP betreft mooi meegenomen.

 

Ik leg nog op één aspect de nadruk. STIP heeft in de commissie reeds vertrouwen uitgesproken in Lijm en Cultuur BV maar daarbij de gemeente opgeroepen om ten alle tijden de ontwikkelingen te volgen.

 

Lijm en Cultuur blijft een commercieel bedrijf dat op die manier moet draaien. Laagdrempelige cultuur kan hierin het onderspit delven en dat lijkt ons ongewenst. Lijm en Cultuur heeft fors ingezet om eventuele problemen op dit punt op te lossen omdat het deels uit ideaal werkt. Desalniettemin is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om ervoor te zorgen dat de cultuur laagdrempelig blijft. STIP roept de wethouder op om daarop te blijven letten.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks zal met enthousiasme voor dit voorstel stemmen. Ik complimenteer wethouder Oosten graag met dit voorstel in zijn laatste gemeenteraadsvergadering. Het is zonder meer een geweldig initiatief waar wij hier over spreken. Wij hebben in de raad de neiging om vooral op minpunten in te gaan en kritische vragen te stellen, maar wij hechten eraan om in het begin te zeggen dat dit een heel goed voorstel is dat veel kan gaan betekenen voor het culturele leven in deze stad. Dat geldt natuurlijk voor zowel het evenemententerrein als de amateurkunst. Alle problemen die de amateurkunst in Delft heeft gehad met repetitie-, uitvoerings- en opslagruimte zijn in één klap opgelost. Dat is een enorm resultaat.

 

De kanttekeningen die mijn fractie zet, betreffen met name de podiumruimte. Theater De Veste heeft met klem ontkend dat de in de gelatinefabriek te realiseren vlakke vloer geschikt is voor het soort voorstellingen dat het theater zelf in een tweede, eigen vlakke vloerzaal wil programmeren. Het theater heeft verder vraagtekens gezet bij de stelling dat in de fabriek goede podiumruimte te realiseren is, in ieder geval tegen de voorziene kosten. De wethouder heeft in dit verband gewezen op de positieve punten kanten van het voorstel en erop aangedrongen om de podiumruimte als een bonus te beschouwen. Mijn fractie doet dat graag. De toekomst moet maar uitwijzen wat al dan niet gerealiseerd kan worden. De mogelijkheden zullen voor een deel voor andere doelgroepen bestemd zijn en voor een ander type uitvoeringen.

 

Hieruit volgt echter dat theater De Veste met lege handen staat. Het onderzoek van La Groupe was naar onze mening niet op alle punten bevredigend. Het theater heeft gevraagd om een onderzoek naar de precieze bouwkosten en de exploitatiekosten op basis van het ontwerp van Jan Hoogstad. De Vrienden van Theater De Veste hebben het genereuze aanbod gedaan om uit eigen zak, ofwel uit zak van die 1000 vrienden, 10.000 euro bij te dragen uit de reserves. Volgens de schatting van de Vrienden zou het gaan om ongeveer de helft van het benodigde bedrag. Daarnaast is er nog ruimte in het investeringsbudget dat beschikbaar is voor theater De Veste. Wat mijn fractie betreft wordt dat onderzoek dan ook alsnog uitgevoerd en kan de raad daarna beslissen of een tweede zaal op theater De Veste wenselijk is en hoeveel geld daaraan besteed mag worden. Een motie van die strekking zal straks mede namens de fractie van GroenLinks door de heer Meuleman worden ingediend.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op het gevaar af dat mij toegedicht wordt dat de fractie van Stadsbelangen vaak vrijt met de fractie van GroenLinks, sluit ik mij toch graag aan bij de woorden van de heer Bot op het punt van de amateurkunstbeoefening die met dit plan een geweldige sprong voorwaarts kan maken in Delft. Mijn fractie is al jarenlang een stevig bepleiter van de problematiek rond de amateurkunstbeoefening. Ik wil dan ook de complimenten uitspreken in de richting van de wethouder over het plan dat nu ter tafel ligt.

 

Het stuk is na commissiebehandeling toch meegenomen naar de fractie omdat wij even de indruk kregen dat het plan voor de vlakke vloer-zaal de plaats innam van de reeds jarenlang gekoesterde wensen van theater De Veste op dit punt.

 

 

In dat licht heeft mijn fractie nog eens bezien of het verstandig is om het bedrag van 0,5 mln euro, die in het bedrag van 1,2 mln euro subsidie besloten zit, daaraan uit te geven.

                                          

Het is winst te noemen dat behalve ruimte voor amateurkunstbeoefening ook gelegenheid wordt geboden voor extra ruimte voor vlakke vloertheater in onze stad. Mensen kunnen daar gebruik van maken en ernaartoe gaan. De wensen van theater De Veste zijn hiermee echter niet beëindigd, vooral omdat naar ons gevoel op dit moment ontzettend onduidelijk is wat de werkelijke kosten zijn voor investering en exploitatie. Het onderzoek La Groupe geeft weliswaar een globaal beeld, maar de onderbouwing is toch onvoldoende. Om die reden dien ik namens de fracties van GroenLinks, het CDA, de VVD en Leefbaar Delft een motie in waarin gevraagd wordt om het uitvoeren van een onderzoek en gebruik te maken van het aanbod van de vrienden van het theater.

 

Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Junius over de subsidie van 1,2 mln euro. Ik ga ervan uit dat dat een eenmalige zaak is en dat de raad in de komende jaren niet met extra subsidieaanvragen wordt geconfronteerd. Ik hoor daar graag een antwoord op.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van Stadsbelangen, het CDA de VVD, GroenLinks en Leefbaar Delft wordt de volgende motie (M-III) ingediend:

 

"De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 25 maart 2004,

 

overwegende dat:

-          de nieuw te realiseren vlakke vloer theaterzaal op het terrein van Delft Gelatine geen vervanging is voor de wensen om eventueel te komen tot realisatie van een tweede theaterzaal bij theater De Veste;

-          onduidelijkheid bestaat over de werkelijke kosten van een tweede theaterzaal;

 

draagt het college op, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de positie van theater De Veste te versterken door onder andere te onderzoeken wat de werkelijke kosten zijn van een tweede theaterzaal bij theater De Veste zowel qua investering als exploitatiekosten op lange termijn en de raad dit jaar over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren,

 

en gaat over tot de orde van de dag."

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Ik dank de raad allereerst voor de brede steun voor dit voorstel. Ik deel het enthousiasme dat sommige fracties hebben uitgesproken over de mogelijkheden die hier liggen voor de amateurkunst om een oplossing te krijgen voor een al jarenlang geldende ruimteproblematiek, zowel voor wat betreft het oefenen en de opslag als kantoorruimte en voorstellingsruimte.

 

Ik zal ingaan op de gestelde vragen en de ingediende motie. Mevrouw Junius heeft gevraagd naar de prestatieafspraken. Zij wees op de onduidelijkheden in het contract met Lijm en Cultuur. Wij hebben inderdaad eisen gesteld aan de minimale invulling van de zaal voor wat betreft het gebruik door amateurs en professionele voorstellingen maar hebben geen eisen gesteld ten aanzien van de oefenruimte. Wij hebben wel eisen gesteld aan het aantal vierkante meters dat daarvoor beschikbaar is. Dat oppervlak is zeer ruim. Verder hebben wij eisen gesteld aan de prijzen die daarvoor gevraagd mogen worden. Verder willen en hoeven wij niet te gaan. Wij kunnen Lijm en Cultuur moeilijk dwingen om op de vastgestelde oppervlakte tegen een vastgestelde prijs een bepaald bezettingspercentage te halen. Het is immers uiteindelijk aan de verenigingen om al dan niet gebruik te maken van het aanbod.

 

Het gaat wat ver om te zeggen dat een bepaald aanbod bereikt moet worden tegen een vastgestelde prijs. Die eis is wat too much en kan niet gesteld worden. Het is duidelijk in het belang van Lijm en Cultuur om een zo hoog mogelijk bezettingspercentage te halen. Het bedrijf zal daar dan ook zijn uiterste best voor doen. De prijs en het aantal vierkante meters liggen vast dus met die parameters kan niet geschoven worden.

 

Mevrouw Junius heeft ook gevraagd of ik kan garanderen dat een stijging van de subsidie in de toekomst achterwege kan blijven. Mijn toekomst is beperkt en mijn zeggenschap daarover dus ook. Voor vanavond doe ik de toezegging met alle plezier.

 

De VOORZITTER: Het college is eeuwig.


Wethouder OOSTEN: Ik zal echter geen eeuwigdurende toezegging op dit terrein doen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wat zegt u dan wel concreet toe nu?

 

Wethouder OOSTEN: Ik zeg concreet toe dat een plan voorligt dat niet gebaseerd is op de noodzaak van structurele subsidie ter ondersteuning van de exploitatie. Het college heeft er alle vertrouwen in dat die noodzaak er ook niet komt. Er is geen subsidie voor exploitatie nodig en wij willen die in de toekomst ook niet beschikbaar stellen. Ik vind het echter te gevaarlijk om eeuwigdurende uitspraken te doen. Wie weet zegt de raad over tien jaar dat de zaak zo aardig loopt dat exploitatiesubsidie beschikbaar gesteld moet worden.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De uitspraak die u nu doet, geldt niet alleen voor vanavond?

 

Wethouder OOSTEN: Uiteraard niet.

 

Ik heb ernstige moeite met de motie. In de motie wordt gesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de werkelijke kosten van een tweede theaterzaal. Die zijn echter in redelijke mate duidelijk. Een nauwkeuriger berekening kan alleen gemaakt worden door een ontwerp te laten maken met bouwkundige berekeningen. Ultieme nauwkeurigheid wordt bereikt met aanbesteding van dat ontwerp want dan wordt echt bekend wat de uitvoering ervan kost. Om die stap te zetten, moet geld worden vrijgemaakt voor het betalen van een architect om het plan verder uit te werken. Wij weten wat het ongeveer kost. De investering zal ettelijke miljoenen bedragen en wij weten ook uit het rapport van La Groupe dat de exploitatie van een kleine zaal in theater De Veste een structurele subsidieverhoging van ruim 220.000 euro met zich brengt. De raad kan zoveel vraagtekens zetten bij die bedragen als hij wil, maar ik ben ervan overtuigd dat de bedragen niet echt anders worden als deze vaker worden berekend. Wellicht neemt de nauwkeurigheid toe, maar de noodzaak van de exploitatiesubsidie en de hoge investering komt in ieder geval niet te vervallen. Als de raad desalniettemin besluit om toch tekeningen te laten maken en extra berekeningen te laten uitvoeren en later te bepalen wat daarmee gebeurt, dan moeten kosten gemaakt worden om dat te realiseren.

 

De heer GABELER (Leefbaar Delft): In de commissie hebt u aangegeven, dat het om een bedrag van ongeveer 5 miljoen euro gaat. U bent daarbij uitgegaan van de jaarlijkse tekorten bij De Veste. Als blijkt dat de zaal ook voor 3,5 miljoen euro gerealiseerd kan worden, dan zal er geen sprake zijn van tekorten. Het is heel simpel. De bouw van die vlakke vloer moet voorgefinancierd worden.

 

 

De betaling is bepalend voor het al dan niet ontstaan van tekorten bij De Veste. Ik wil dat graag duidelijk maken. De kosten van de bouw van een vlakke vloer zijn 5 mln, maar als blijkt dat deze ook voor 3 mln kan worden gemaakt, dan…

 

Wethouder OOSTEN: Uw punt is duidelijk. Ik wil er wel van uitgaan dat de vlakke vloer voor 3 miljoen euro gerealiseerd kan worden, maar dan is nog steeds een jaarlijkse subsidie van 220.000 euro nodig om deze te exploiteren. Die bijdrage is nodig om voorstellingen te programmeren.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Al is dat het geval, dan nog is het aan de raad om daarover te beslissen.

 

Wethouder OOSTEN: Daarin hebt u absoluut gelijk en daarom kan ik ook niet anders doen dan de raad adviseren om deze kosten nu niet te maken. Ik ben van mening dat Delft op dit moment niet bij machte is om het geld voor de investering neer te leggen en de verhoging van de subsidie voor theater De Veste te betalen. Als de raad daar anders over denkt, dan is dat zijn goed recht. Ik heb in de commissie heel nadrukkelijk aan de fracties gevraagd om zich daarover uit te spreken. Als de raad meent dat Delft het zich kan permitteren om deze investering in theater De Veste te doen en de exploitatiebijdragen te verhogen, dan gebeurt dat ook. Houd echter in gedachten dat het doen van een onderzoek weer geld kost; er zijn al twee keer eerder berekeningen uitgevoerd. Zelfs als dat onderzoek voor een deel betaald wordt door Vrienden van De Veste, moet de gemeente daar toch een uitgave voor doen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik hoor de wethouder binnen vijf minuten zeggen dat de bouw ook 3 miljoen euro kan kosten. Dat scheelt al 2 miljoen euro. Als wij de wethouder nog 10 minuten laten praten, dan kost de bouw 1 miljoen euro.

 

Wethouder OOSTEN: Als dat zo was, zou ik met plezier nog 10 minuten volpraten. Ik zal dat echter niet doen want ik ben aan het einde van mijn termijn.

 

De heer EDUARD (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij gaan akkoord met het voorstel en steunen de ingediende motie.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik kom graag terug op het punt van de prestatieafspraken. De wethouder zegt terecht dat hij het bedrijf niet kan dwingen om een bepaald aantal amateur-kunstenaars gebruik te laten maken van het centrum. Het centrum wordt echter geëxploiteerd door een BV, een onderneming die targets kan aangeven. Als de wethouder straks te maken krijgt met het bedrijfsleven, dan zal hij dat ook wel meemaken. Het is heel normaal om targets te hebben die meetbaar zijn. Bovendien kan aan de hand daarvan bezien worden of het goed gaat met Lijm en Cultuur. Wij willen natuurlijk dat het bedrijf slaagt en wij willen elke keer toch de voortgangsrapportages zien waarmee teruggekoppeld kan worden dat hetgeen in het ondernemingsplan staat, waargemaakt kan worden.

 

Mevrouw WELLE DONKER (VVD): Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen van de wethouder op de vraag wie het laatste woord heeft bij de programmering en in hoeverre de amateurs bij optredens op de vlakke vloerzaal invloed hebben.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. Ik ga graag in op de motie. STIP is er op dit moment geen voorstander van om extra onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een tweede zaal in theater De Veste.

 

Hoewel mijn fractie de motie sympathiek vindt, weet iedereen hier dat er met de huidige economie voorlopig onvoldoende geld is om die zaal daadwerkelijk te bouwen. Het verrichten van een onderzoek lokt daardoor bij voorbaat gedateerdheid uit en dat lijkt STIP zonde van gemeenschapsgeld. Tegen de tijd dat de economie weer aantrekt en er mogelijkheden zijn om een tweede zaal of misschien zelfs het gehele theater opnieuw te bouwen, is mijn fractie graag bereid om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren. Daarvoor is het nu nog te vroeg.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik ben blij dat er ook economen zijn die een wat minder lineaire argumentatie hanteren dan de heer Schoenmakers. Als het slecht gaat met de economie, mag blijkbaar niet meer geïnvesteerd worden in gemeenschapsvoorzieningen. Ik neem een dergelijke opvatting niet graag voor mijn rekening.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Ik heb dat niet op die manier gezegd.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik dacht het wel.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Dat kunt u nalezen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik ga nog graag in op een paar punten omtrent de motie. De reden waarom wij deze belangrijk vinden, is dat wij het teleurstellend vinden dat in het onderzoek van La Groupe niets concreets gezegd wordt over de geschatte bouwkosten van de tweede zaal. Het onderzoek van La Groupe heeft 45.000 euro gekost en in onze ogen had het punt veel overtuigender in het rapport aan de orde kunnen komen. Om die reden menen wij dat wij aan het theater tegemoet moeten komen. Het is bovendien mogelijk dat de aanbesteding vanwege de economie nu voordeliger uitvalt dan voorheen; in de bouwsector schijnt die ontwikkeling zich op dit moment voor te doen.

 

Het zwakste punt in de commissiebehandeling van de gelatinefabriek was de veronderstelling dat 40 professionele voorstellingen kunnen plaatsvinden zonder exploitatiesubsidie. De mensen van Lijm en Cultuur hebben geprobeerd om die bewering te verdedigen maar ik vond die verdediging niet overtuigend. Ik snap dat de wethouder voor vanavond een garantie geeft dat de subsidie maar eenmalig is, maar ik voorspel dat de exploitatie van een vlakke vloer in de gelatinefabriek met 40 professionele voorstellingen niet lukt zonder aanvullende subsidie. Ik wil daarom op zijn minst weten hoe dit punt zich verhoudt tot de exploitatie van een tweede zaal in theater De Veste. Daar heeft het theater recht op. Ook dat is een reden dat wij vasthouden aan de ingediende motie.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. De discussie die net gevoerd is over het al dan niet toekennen van extra subsidie en het risico dat de gemeente daarmee loopt, is ook uitgebreid gevoerd in de commissie. De wethouder heeft daarover duidelijk gezegd dat de risicoverdeling zodanig is dat op dit moment een flexibel krediet beschikbaar wordt gesteld door de gemeente en dat alles wat daarbuiten valt voor rekening komt voor Lijm en Cultuur. Een extra subsidie behoort naar mijn mening daarom niet tot de mogelijkheden want daarover is niets afgesproken.

 

Ik sluit mij graag aan bij alle lovende woorden over Lijm en Cultuur, maar de discussie gaat vanavond veel meer over de tweede zaal in De Veste. Er is onderzoek verricht naar de behoefte van een vlakke vloerzaal en er is onderzoek verricht naar de mogelijkheden en de te verwachten kosten op dat gebied. De resultaten daarvan zijn voor mijn fractie overtuigend genoeg geweest omdat daarmee inzicht is gegeven in de kosten.

 

Het moet mij van het hart dat de zaal in De Veste een doel op zich lijkt te worden in plaats van een middel om vlakke-vloerproducties te organiseren in de stad. Dat doel dienen wij volgens mij het beste met Lijm en Cultuur. Ik voeg hieraan toe dat een tweede zaal in De Veste niet betekent dat de exploitatiebijdrage van de gemeente aan het theater terugloopt. Deze neemt eerder toe. Of de kosten van de bouw nu 5 miljoen euro of 4 miljoen euro bedragen, de gemeente zal daar hoe dan ook geld op moeten toeleggen. Dat geld wil mijn fractie in het huidige economische gewricht niet beschikbaar stellen. Wij hebben reeds discussies gevoerd over het zoeken van ruimte om bezuinigingen uit te voeren en een bedrag van 5 miljoen euro vind ik niet in verhouding staan tot de discussies over 1 of 2 miljoen euro. Mijn fractie zal de motie over het onderzoek daarom niet steunen.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter. Mevrouw Junius vraagt om targets en die staan natuurlijk in het ondernemingsplan. Wij zullen daar uiteraard op letten. Er worden echter geen eisen ten aanzien van de bezetting voor de amateurs gesteld waarop vervolgens subsidie wordt afgerekend.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): De bezettingsgraad die aangehouden wordt in het ondernemingsplan komt niet overeen met hetgeen in de overeenkomst staat. Dat feit zorgt voor verwarring.

 

Wethouder OOSTEN: In de overeenkomst staat in het geheel geen bezettingsgraad voor de amateurkunst. In het ondernemingsplan staan bezettingsgraden; die variëren ook, want die lopen op in de jaren. In de overeenkomst hebben wij juist geen bezettingsgraad genoemd, behalve ten aanzien van de bespeling van de zaal.

 

De vraag over de programmering verbaast mij enigszins. Er is sprake van een in het leven te roepen stichting programmering. Ik heb in de commissie reeds toegezegd dat daarover nog een voorstel wordt opgesteld. Dan kunnen wij met elkaar afspreken hoe wij de programmering precies invullen.

 

De heer Bot gelooft niet dat zonder structurele exploitatiesubsidie professionele voorstellingen kunnen worden gerealiseerd. Het is ook niet zo dat er in het geheel geen subsidie wordt verstrekt want een en ander is nu op een andere manier geregeld. Voor de eerstkomende drie jaar is in principe geld daarvoor gereserveerd met de eenmalige subsidieverstrekking en daarna moet uit de exploitatie van het gehele centrum een bijdrage geleverd worden aan de voorstellingen. Ik ben het met hem eens dat het spannend is of het op deze manier lukt. Als uiteindelijk één aspect in het plan niet blijkt te lukken, dan ligt het voor de hand dat het dit aspect is. Dit is het spannendste onderdeel. In dat geval kunnen wij besluiten dat wij de professionele voorstellingen zo belangrijk vinden dat wij er wat geld bij doen of wij besluiten dat er maar wat minder professionele voorstellingen per jaar moeten plaatsvinden. Het is aan de raad om op dat moment daarover te beslissen.

 

Het doen van nog een onderzoek is naar mijn mening niet zinvol. Het enige dat zinvol kan zijn, is het maken van een ontwerp. Uit het onderzoek van La Groupe komt heel duidelijk naar voren dat met een zekere nauwkeurigheid kan worden aangegeven wat een en ander kost. Overigens is dat onderzoek niet door La Groupe zelf uitgevoerd maar door BBN, een bouwkundig adviesbureau. Dit bureau stelt dat het een raming kan maken voor een sobere standaarduitvoering van een zaal op basis van kentallen. Een nauwkeuriger berekening op basis van een inpassing van de tweede zaal in het totale gebouw van De Veste, rekeninghoudend met de foyer, de garderobe, de voorzieningen en de trap, kan alleen plaatsvinden op basis van een nauwkeurig plan.

 

Ik ben van mening dat er daarbij ten minste een vooruitzicht moet zijn op uitvoering van het plan. Het is aan de raad om een beslissing te nemen over de mogelijkheden op dit punt.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik geef graag aan dat de CDA-fractie ontzettend enthousiast is over het amateurkunstcentrum en het evenemententerrein. Zij zal het voorstel steunen.

 

In stemming komt motie M-III.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de VVD, het CDA, Leefbaar Delft en Stadsbelangen voor de motie hebben gestemd.

 

Het voorstel wordt zonder stemming aangenomen.

 

69. Voorstel tot instemming met de Verordening op het burgerinitiatief / amendement A-III van de STIP-fractie inzake burgerinitiatief in de Stadskrant.

(Stuk 35 – 405347)

 

De VOORZITTER: Dit stuk is overgebleven na de vorige vergadering, omdat de stemmen toen staakten bij de stemming over amendement A-III. Daar gaan wij nu dus opnieuw over stemmen. Als de stemmen weer staken, is het amendement verworpen. Omdat het zo nauw luistert, stel ik een hoofdelijke stemming voor, zodat wij in ieder geval geen fouten kunnen maken.

 

Voor amendement A-III stemmen de leden J.Ph. de Jong, Zweekhorst, De Koning, Kiela, Wielens, Schoenmakers, Meuleman, Bot, Van den Doel, Bolten, Lourens, Taebi, Loomans, Jähnichen, De Prez, Vlekke, Blinker en Stolker.

 

Tegen amendement A-III stemmen de leden Van Leeuwen, Van der Hoek, Koning, Welle Donker, Kroon, Geursen, Stoelinga, Manggaprow, Vuijk, Engels, Eduard, Junius, De Wit, Gabeler, Van Doeveren, Van Tongeren, Aközbek en M.D.Th.M. de Jong.

 

De VOORZITTER: Er zijn 18 stemmen uitgebracht voor het amendement en 18 stemmen ertegen, zodat de stemmen opnieuw staken. Dat betekent dat het amendement is verworpen. U bent in ieder geval consequent. Dan rest nu nog het voorstel, zoals het is gewijzigd door drie amendementen die in de vorige vergadering zijn aangenomen.

 

Het gewijzigde voorstel wordt zonder stemming aangenomen.

 

70. Voorstel tot benoeming van een wethouder; algemene beraadslaging / kandidaatstelling.

 

De VOORZITTER: In de eerste plaats vraag ik of een fractie of lid van deze raad een kandidaat wil stellen.

 

De heer SCHOENMAKERS (STIP): Voorzitter. De STIP-fractie draagt met heel veel vreugde Christiaan Mooiweer voor om namens ons de vrijkomende wethouderszetel in te vullen. Al bij de collegeonderhandelingen in 2002 heeft STIP haar volste vertrouwen in hem uitgesproken.

 

Dat vertrouwen heeft hij nog steeds en zelfs nog meer. Als oud-raadslid van STIP heeft hij voldoende affiniteit met de politiek in Delft. Wij zijn dan ook erg blij dat een aantal zeer specifiek Delftse onderdelen in zijn portefeuille komen. Omdat de komende portefeuille van de heer Mooiweer een zware is, zijn wij blij dat twee jaar geleden voor een constructie is gekomen waarbij onze kandidaat ruim de tijd heeft gehad om zich in te werken in het vakgebied, wat hij ook heeft gedaan. Daarnaast wil ik op dit moment de heer Oosten hartelijk danken voor zijn steun aan Christiaan tijdens de inwerkperiode.

 

De VOORZITTER: Zijn er raadsleden die hierover het woord wensen te voeren? Als u wilt praten over de politieke en beleidsmatige aspecten van deze wisseling van wethouder, kunnen wij dat gewoon op deze manier doen. Als u de kandidaat wilt bespreken, moet dat echter in beslotenheid gebeuren. Ik wil dus graag dat u daar rekening mee houdt en dat u, als u van plan bent om de kandidaat te bespreken, dat aangeeft aan het begin van uw betoog. Dan wordt dit een besloten vergadering.

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik moet even kijken of de vergadering besloten moet worden of niet. Nu de wethouder van Financiën Meine Oosten aan het werk gaat bij de faculteit Ruimtevaarttechniek van de TU, wil Leefbaar Delft kanttekeningen plaatsen bij de opvolging door Mooiweer van STIP.

 

De VOORZITTER: Er is nog niets aan de hand. Ik let wel op.

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Oké, dan valt het mee. Leefbaar Delft ziet de belangrijkste portefeuille veel liever in handen komen van een ervaren, bescheiden persoon zoals D66-raadslid Lourens, die al tien jaar in deze raad meebestuurt zonder echt op te vallen. Al geruime tijd roept de PvdA-fractie dat de vrouwen vertegenwoordigd moeten zijn in het college. Dit is een unieke gelegenheid voor de PvdA-fractie om een daad te stellen. Als de PvdA-fractie echt naar de inbreng van de achterban luistert, steunt zij nu het voorstel van Leefbaar Delft. Dat mevrouw Lourens een sigaartje rookt, is prima, want het zijn sigaren uit haar eigen doos. Zij ziet er ook altijd netjes uit, want wij hebben haar nog nooit in een DDR-trainingspak zien rondhuppelen.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter, dit gaat toch ook over personen? Of mag dit?

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Nou, dit is toch wel aardig?

 

De VOORZITTER: Volgens mij kan dit wel, maar als mevrouw Lourens er zelf bezwaar tegen zou maken, zou dat de zaak veranderen. Ik heb wel een vraag aan de heer Stoelinga: stelt u haar kandidaat?

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Dat zouden wij wel willen, ja.

 

De VOORZITTER: Ja, maar doet u dat?

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Dan moet zij ook “ja” zeggen.

 

De VOORZITTER: Dat hebt u dus niet van tevoren geregeld?

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Nee. Daarom is dit ook zo’n mooie verrassing voor haar. Ook haar respecteren wij natuurlijk, net als de heer Meine Oosten. STIP en Mooiweer doen dit alleen maar voor de CV en over twee jaar verdwijnen zij in de mist.

 

De VOORZITTER: Nou gaat u de mist in.

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Oké, dan zal ik dat overslaan. Nu begrijpen wij pas wat burgemeester Van Oorschot bedoelde met “visieloze avonturiers die in het niets verdwijnen na twee jaar zakkenvullen”. D66 is aan de klus begonnen. Daarom vindt Leefbaar Delft dat D66 de klus ook moet afmaken.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik begrijp wel wat u aan het begin zei, maar ik vraag mij af hoe dat zich verhoudt tot de inbreng van onze fractie bij de behandeling van de zomernota van vorig jaar, want daarbij hebben wij expliciet in openbaarheid over dit aspect gesproken. Toen leek dat geen probleem te zijn.

 

De VOORZITTER: Wij hebben nu formeel een kandidaat voor een formele vacature. Dat betekent dat de raad vanavond debatteert over de kandidaat en de vacature. Als daarbij over personen gesproken moet worden, verklaar ik de vergadering besloten. Dat mag en daar is niets mis mee, want u moet straks stemmen over een persoon. U mag dus best over een persoon praten, maar dan gaat wel de deur dicht en dan gaat het geluid uit.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik zal dat vermijden en ik zal mij houden aan het algemene standpunt van onze fractie dat een wethouder in principe vier jaar zijn of haar functie moet vervullen, tenzij hij of zij gekke dingen doet. Aan het einde van die periode moet een wethouder immers beoordeeld kunnen worden op zijn daden. Daarom past het niet dat een constructie zoals deze is afgesproken. Daarnaast past het ook niet dat een persoon – ik praat nu in algemene zin – vanuit de schoolbanken en aan het begin van een arbeidscarrière op een dergelijk zware wethouderspost wordt neergezet in een stad zoals Delft. Wij vinden dat onverantwoord.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ook wij balanceren een beetje op het evenwicht tussen het spreken over personen en het spreken over het principe, maar ik zal een poging wagen. Ik begin wel met de opmerking dat wij de kandidaat, de heer Mooiweer, een buitengewoon aardig iemand vinden. Wat ik ga zeggen, is dus zeker niet persoonlijk op hem gericht. Eigenlijk hebben wij het daar nu niet over, want wij spreken natuurlijk over het bestuur en de kwaliteit daarvan voor deze stad. Bij de totstandkoming van dit college hebben de collegepartijen in de gemeenteraadsvergadering van 25 april 2002 gekozen voor een constructie waarbij de heer Oosten tussentijds zou worden afgewisseld door een wethouder van STIP-huize, die alsdan afgestudeerd zou moeten zijn. Mijn fractie vindt dat een slechte zaak. Gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen periode, hebben wij niet het gevoel dat – ik houd het een beetje algemeen – STIP-wethouders, ondanks hun zeer grote inzet, een duidelijke bestuurlijke bijdrage hebben geleverd aan Delft. De heer Mooiweer gaat de portefeuille overnemen van de heer Oosten. Dat is een zware portefeuille. Wat dat betreft, complimenteer ik de heer Oosten expliciet met de wijze waarop hij die portefeuille als bestuurder heeft ingevuld. Mijn fractie snapt heel goed dat de benoeming van de heer Mooiweer het gevolg is van afspraken binnen de coalitie. De heer Mooiweer zal dus ongetwijfeld een meerderheid krijgen. Daarmee zullen wij hem wel feliciteren. Wij wensen hem vooral veel wijsheid en goede adviseurs en collega’s toe om die zware portefeuille op te pakken, maar wij zijn het absoluut oneens met de constructie en wij zullen dan ook niet voor hem stemmen.

 

De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Allereerst ook van mijn fractie complimenten voor wethouder Oosten en het werk dat hij in en voor deze raad heeft verricht.

 

 

Mijn fractie heeft zich van meet af aan gekant tegen een tussentijdse wisseling van wethouder en heeft dat ook diverse malen laten weten, de laatste keer tijdens het debat over de programmabegroting. Mijn fractie heeft op dit moment geen behoefte om van die lijn af te wijken. Op grond daarvan zal ik de kandidatuur van de heer Mooiweer dus niet steunen. Dat is niet persoonlijk bedoeld.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Voorzitter. Toen wij deze coalitie formeerden, hebben wij al gekozen voor deze creatieve oplossing. Ook na twee jaar staan wij nog steeds zeer ruimhartig achter deze creatieve keuze, hoewel wij niet kunnen ontkennen dat de heer Oosten best wel een grote lege plek zal achterlaten in het college. Wij gaan er echter tegelijkertijd van uit dat de nieuwe wethouder die plek ruimschoots kan opvullen. Waarom vinden wij dat? Het is weliswaar een zware portefeuille wat de financiën betreft, maar de gemeente Delft heeft het, zeker in vergelijking met andere gemeenten, in de afgelopen jaren financieel heel goed gedaan. Alle gemeenten moeten bezuinigen, maar Delft een stuk minder dan heel veel andere gemeenten. Wat dat betreft, zou je kunnen zeggen dat er sprake is van een gespreid bedje. Daar staat tegenover dat er ook andere onderdelen in de portefeuille zitten, zoals aandacht voor jongeren. Wie kan dat nou beter dan een jongere zelf, een ervaringsdeskundige die daar middenin staat?

 

Ook al is het een zware portefeuille, elke portefeuille valt binnen het collegiaal bestuur van dit college. Dat betekent dat geen enkele wethouder er alleen voor staat. Verder hoor ik wel eens de kritiek dat de kandidaat jong zou zijn. De fractie van Stadsbelangen heeft het al gehad over “aan het begin van zijn carrière staan”. Ik durf de stelling te verdedigen dat deze kandidaat weliswaar jong is, maar zeer intelligent, terwijl wij ook wel eens oudere wethouders hebben gehad die veel minder intelligent waren. Met andere woorden: onze partij zal …

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mevrouw Vlekke, u wordt geïnterrumpeerd. Dan is het de bedoeling dat u even uw mond houdt. Zo werkt dat in deze raad.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Zoals u bij mij ook deed, aan het begin van de vergadering.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ja, toen luisterde ik ook naar u. Ik wil even ingaan op wat u hebt gezegd. Natuurlijk zit kwaliteit ‘m niet in de leeftijd. Dat heeft u de fractie van Stadsbelangen ook nooit horen beweren, maar wij vinden het onverantwoord dat iemand met zijn ervaring – die is in onze ogen zeer beperkt – op een dergelijke post wordt neergezet en dat u dat steunt. De PvdA-fractie is medeverantwoordelijk als het misgaat.

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Nogmaals, ik durf te beweren dat het ook mis kan gaan bij wethouder die al allerlei banen achter de rug hebben. Sterker nog: in het verleden is bewezen dat het zo kan gaan. Ik voel mij hier voluit verantwoordelijk voor en die verantwoordelijkheid durf ik ook op mij te nemen. Ik heb ook niet gezegd dat u zei dat jonge mensen het niet aankunnen. U had het over mensen die aan het begin staan van hun carrière. Dat heb ik aangestipt. Volgens mij kan ook dat soort mensen heel goed functioneren. Wij durven die verantwoordelijkheid aan en wij verwelkomen deze nieuwe wethouder van harte in ons midden.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): U zei heel wat anders. U had het over een oudere wethouder. Bedoelde u wethouder Torenstra?

 

 

 

Mevrouw VLEKKE (PvdA): Nee, die bedoelde ik niet. Ik had het over wethouders die wij gehad hebben en niet over huidige wethouders.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het kwam op mij zo over dat u Aad Bonthuis bedoelde. Of vergis ik mij nou weer?

 

De VOORZITTER: Dit is niet meer interessant.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik vind het wel belangrijk om te weten wie er wordt bedoeld met “een oudere wethouder die niet goed functioneerde”.

 

De VOORZITTER: In de geschiedenis van Delft heeft niet iedere wethouder die oud was, per se goed gefunctioneerd. Dat lijkt mij een waarheid als een koe. Er zijn in dit land ook jonge wethouders die zelfs beroemd zijn geworden en die ook geen werkervaring hadden. Wit u namen? Bijvoorbeeld Max van den Berg en Jacques Wallage. Daar is nooit over geklaagd.

 

De heer VUIJK (VVD): Voorzitter. Ik had een heel verhaal willen houden, maar mevrouw Vlekke heeft alles al uitgesproken. De VVD heeft al aan het begin van deze periode medeverantwoordelijkheid voor dit college genomen; dat zetten wij dus gewoon voort. Wij hebben het volste vertrouwen in de heer Mooiweer als kandidaat voor dit wethouderschap.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks neemt volledig de verantwoordelijkheid voor de keuze voor de heer Mooiweer. Andere partijen mogen ons daar ook op aanspreken. Wij hebben er vertrouwen in dat de heer Mooiweer dat goed gaat doen. Mijnheer Stoelinga, ik denk dat dat DDR-trainingspak misschien nog wel goed van pas kan komen. Dat hele land is helemaal in elkaar gestort. Toen het nog niet was ingestort, wilden de mensen in de DDR heel graag een Adidas-trainingspak kopen. Daar hadden zij een hoop geld voor over, maar nu is het zover gekomen dat mensen in het Westen heel veel dure valuta op tafel leggen om zo’n DDR-trainingsjack aan te schaffen.

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Ik heb er nog een paar voor u hangen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik vind het een interessant economisch vraagstuk.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Is dit geen belangenverstrengeling?

 

Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. De heer Stoelinga heeft in zijn betoog mijn naam laten vallen. Ik was er verbaasd over dat hij met de gedachte speelt om mij te kandideren voor het wethouderschap. Ik was met name verbaasd over het argument dat hij daarvoor gebruikte, namelijk dat hij mij nog nooit heeft zien lopen in een trainingspak met de letters “DDR” erop. Dat wil volgens mij niet zeggen dat ik nog nooit zo’n trainingspak heb gedragen of er nooit in zal gaan lopen. Hij heeft mij niet gevraagd of ik mij kandidaat wil stellen, maar als hij dat wel had gedaan, had ik daarop “nee” geantwoord. Bij de vorming van dit college zijn immers afspraken gemaakt tussen partijen vanuit het uitgangspunt dat wij er voor de volle vier jaar voor gaan en dat wij daar alle vertrouwen in hebben. Daarbij hebben de partijen een constructie afgesproken die van alle betrokken partijen het vertrouwen geniet. Onderdeel van die constructie is de wethouderswissel, inclusief de personen die zouden moeten wisselen. Toen had ik daar vertrouwen in en ik heb daar nog steeds vertrouwen in.

 

De heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Staat dat straks dan ook in het verkiezingsprogramma?

 

De VOORZITTER: Ik ga de vergadering schorsen voor de stemming.

 

De vergadering wordt van 22.40 uur tot 22.47 uur geschorst.

 

Uitgereikt zijn 36 biljetten, waarvan er 5 blanco zijn ingeleverd. Op de volgende raadsleden is 1 stem uitgebracht: de heer De Jong, mevrouw Bolten, de heer Stoelinga, de heer Meuleman en de heer De Koning. Er zijn 5 stemmen uitgebracht op mevrouw Lourens en er zijn 21 stemmen uitgebracht op de heer Mooiweer.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Mooiweer, aanvaardt u uw functie?

 

De heer MOOIWEER: Ja.

 

De VOORZITTER: Dan vraag ik u om naar voren te komen voor het afleggen van de verklaring en belofte. Ik verzoek allen om te gaan staan.

 

71. De heer Mooiweer legt in handen van de voorzitter de verklaring en belofte af.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Mooiweer, ik verzoek u om achter deze tafel plaats te nemen. Aan het eind van de vergadering, dat nu nabij is, is er gelegenheid voor feliciteren.

 

72. Dames en heren, dit is de laatste raadsvergadering waarbij de heer Oosten als wethouder aanwezig is. Daarmee wordt een lange periode afgesloten waarin hij deelnam aan het bestuur van deze stad. Van 1 mei 1990 tot en met 31 december 1997 was hij raadslid. Vanaf 1 januari 1998 was hij wethouder. Hij heeft in die lange tijd in veel delen van het gemeentelijk werk geparticipeerd, ook met andere accenten dan de portefeuille die hij nu heeft. Hij heeft in de commissies Zorg, Middelen en Werk gefunctioneerd en was lid van het algemeen bestuur Kerkpolder, lid van het bestuur van de stichting Schoolbegeleiding, lid van de commissie Zorg en Milieu, Educatie en Werk, lid van het algemeen bestuur van de GGD Delfland, van de stichting Werkplan en lid van het gemandateerd overleg. Verder heeft hij de gemeente vertegenwoordigd als aandeelhouder en commissaris bij de nutsbedrijven; het is algemeen bekend dat de afgelopen zes jaar daar een hectische periode vormden. Hij is slechts gekomen tot plaatsvervangend lid van het AB van Haaglanden. Op dat punt heeft hij dus nog wat te wensen maar daar doet hij vast nog wel eens zijn best voor. Hij is lid geweest van het bestuur van de stichting West-Holland Foreign Investment Agency, van de stichting Delft Kennisstad, van de stichting Centrum Management en van de stuurgroep Bedrijven Schie-oever. Bovendien was hij voorzitter van de commissie straatnaamgeving, waar de raad de afgelopen tijd veel mee van doen heeft gehad, van de stichting Technostart en van de VNG-commissies Financiën en Belastingen. Op 30 mei 2002 is hij benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau.

 

Wethouder Oosten had een geprofileerde stijl. Als iemand het woord voerde over een onderwerp dat hem aanging, dan kon de rest van de raad meteen zien hoe hij daarop ging reageren voordat hij ook maar één woord had uitgesproken. Tegelijkertijd heeft iedereen kunnen ervaren hoe enorm kundig en creatief hij was op het terrein waarop hij werkzaam was als wethouder hetgeen bij tijd en wijle veel voordeel heeft opgeleverd. Verder hebben wij ook in de raad, zoals ik in het college reeds expliciet heb aangegeven, kunnen genieten van zijn goede gevoel voor humor waardoor wij af en toe ook gewoon eens lekker konden lachen hetgeen niet onbelangrijk is.

 

 

 

Een onderscheiding is al eerder door mij namens de Koningin aan hem uitgedeeld, maar ik mag daar een onderscheiding aan toevoegen en zal u het besluit dat daaraan ten grondslag ligt voorlezen.

 

“De raad van de gemeente Delft, gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

overwegende:

-         dat de heer ingenieur M.P. Oosten van 1 mei 1990 tot 14 maart 2002 lid van de gemeenteraad was;

-         dat hij van 31 december 1997 tot 1 april 2004 wethouder van de gemeente Delft was;

-         dat hij steeds met grote toewijding en deskundigheid de belangen van de gemeente Delft en haar inwoners heeft behartigd en zich daardoor zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor de stad Delft;

-         dat er daarom alle aanleiding bestaat om hem van de grote waardering en erkentelijkheid van hetgeen hij in het belang van de stad en haar inwoners heeft verricht te laten blijken;

 

gelet op de bepalingen van de verordening betreffende het toekennen van erepenningen der de gemeente Delft en van gemeentepenningen;

 

besluit, aan de heer M.P. Oosten bij gelegenheid van het neerleggen van zijn wethouderschap de erepenning van de gemeente Delft toe te kennen.”

 

Ik nodig uw echtgenote uit om naar voren te komen om bij het opspelden van de erepenning aanwezig te zijn.

 

Ik overhandig u tevens het Delfts blauwe bord. Er zijn weinig vertrekkende raadsleden die wij zo’n groot plezier doen met het bord als wethouder Oosten die zich zo enorm in de afgelopen jaren voor dit bedrijf heeft ingezet.

 

Wethouder OOSTEN: Voorzitter, leden van de raad, collega’s en vrienden. Veertien jaar geleden stond ik voor het eerst achter dit katheder. Vanavond sta ik hier voor het laatst en daarom wil ik nog eenmaal van de gelegenheid gebruik maken om u toe te spreken en een paar gedachten met u te delen; een soort politiek testament.

 

Ik heb de afgelopen jaren in Delft veel grote projecten gerealiseerd zien worden, wat mij betreft het leukste aspect van het raadswerk. Zo waren daar de bouw van theater De Veste, De Hoornse Hof, de Phoenixgarage, het autoluw maken van de binnenstad en Zuidpoort. En bij al die projecten was en is de raad intensief betrokken, vaak met felle debatten. Dat moet ook, maar uiteindelijk zijn wij het bijna altijd eens. Ik zou willen dat dat zo blijft en dat de raad het belang inziet van eensgezind werken aan de toekomst.

 

Dat geldt zeker voor de Spoortunnel, die de afgelopen 14 jaar op de agenda heeft gestaan en waarmee wij gezamenlijk al een heel eind samen zijn gekomen. Nu het echt spannend wordt, is het des te meer van belang dat de raad naar buiten toe eensgezind optreedt. Ik ben ervan overtuigd dat alleen dan op korte termijn gegraven kan worden en dat het belangrijkste project van deze tijd gerealiseerd kan worden.

 

 

 

 

Nauw verbonden met de tijd die ik in de raad heb doorgebracht, is ook Delft Kennisstad. In 1990 is de Stichting Delft Kennisstad opgericht en in 1995 besloot de raad dat Delft Kennisstad de centrale stadsstrategie moest worden. Vanaf 1998 heb ik zelf als wethouder de kar mogen trekken. Ook op dit punt is een lange adem noodzakelijk want een strategie moet je niet elke vier jaar willen veranderen. Gelukkig heeft de raad dat tot nu toe ingezien, hetgeen tot veel goede resultaten voor de stad heeft geleid. Ook op dit punt geldt echter dat nu het wat spannend wordt omdat zaken wat lastig worden door de economische tegenwind, er niet aan de koers mag worden getwijfeld. Technopolis biedt een prachtige kans om de economie structureel te versterken en ook in deze eeuw voor welvaart te zorgen.

 

Delft is vol, de randstad is vol, Nederland is vol en Europa is vol. Dat willen althans sommige mensen geloven. Feit is dat de maatschappij in de afgelopen 40 jaar een stuk complexer is geworden. Er wonen meer mensen in de hele wereld maar relatief valt de stijging bij ons mee. Wel is de heldere, verzuilde maatschappij van de jaren 50 verdwenen en hebben mensen veel meer relaties buiten hun eigen kringetje. Door de toenemende aantallen mensen en relaties is de behoefte aan regels groter geworden. Voeg daarbij de technische mogelijkheden die eindeloos toegenomen zijn en het beeld van een veel complexere maatschappij is wel duidelijk.

 

Door de toegenomen mogelijkheden en regels lijken sommige mensen de weg wat kwijt te raken. Zo bekruipt mij in de afgelopen jaren, en vanavond ook weer, regelmatig het idee dat auto’s inmiddels belangrijker zijn geworden dan mensen. Als het over het parkeren gaat, winden aanzienlijk meer mensen zich op dan als het over onderwijs of welzijn gaat. Ook zorgt de complexiteit van de regelgeving ervoor dat mensen het allemaal niet meer begrijpen, afhaken en het vertrouwen in de overheid verliezen. Dit is een voedingsbodem voor populisme, met simplistische oplossingen en zoeken naar zondebokken. Ik beschouw dit als het grootste gevaar voor de democratie op dit moment.

 

Met de zwakkeren in onze maatschappij, of dat nu kinderen, ouderen, gehandicapten, vluchtelingen of minima zijn, is het gelukkig altijd goed geweest in Delft. Onze befaamde sluitende aanpak staat echter onder druk, vooral door de voortgaande bezuinigingsdrang van het Rijk. De beschaving van een volk kan naar mijn mening worden afgemeten aan de zorg voor de zwakkeren. In dit verband vind ik het deporteren van halve families de grootste schande van deze tijd.

 

Ik rond af. Voor de invoering van het dualisme zou een vertrekkende wethouder gewoon zijn plaats in de raad weer kunnen innemen. Ik ben blij dat ik niet voor die keuze sta. Enerzijds ligt het bestuur van de stad mij na aan het hart en vind ik het belangrijk dat er ervaring in de raad zit. Anderzijds vind ik dat voormalige collegeleden zich niet met het beleid van hun opvolgers moeten bemoeien en laat ik het dus bij de overdenkingen van vanavond.

 

Ik dank iedereen voor de samenwerking, niet in de laatste plaats de ambtelijke organisatie, en wens u allen veel succes en wijsheid bij het besturen van deze mooie stad, in het bijzonder mijn opvolger de heer Mooiweer. Ik heb gezegd.

 

73. Voorstel tot benoeming van bestuursleden in de Stichting openbaar primair onderwijs Delft-Rijswijk.

(Stuk 52 – 407795)

 

74. Voorstel tot verlening van ontheffing (plv.) leden in diverse commissies en besturen / benoeming van (plv.) leden in diverse commissies en besturen.

(Stuk 57)

 

Er zijn 36 biljetten uitgereikt en 35 ontvangen. Bij de benoemingen met betrekking tot de raad van commissarissen WBE Europoort, de raad van commissarissen van het Zuid-Hollands Investeringsfonds, de algemene vergaderingen van aandeelhouders van ENECO Holding NV en het algemeen bestuur van Haaglanden zijn 32 stemmen uitgebracht op de heer Mooiweer en is 1 stem uitgebracht op mevrouw Lourens. Bij de overige benoemingen zijn op de voorgedragen kandidaten 33 stemmen uitgebracht.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat alle voorgedragen kandidaten zijn benoemd.

 

Ik ontbind het stembureau.

 

75. De vergadering wordt om 23.17 uur gesloten.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2004.

 

 

 

 

                                                                                                                               ,voorzitter.

 

 

 

                                                                                                                                   ,griffier.