T W E E D E V E R G A D E R I N G
Op
donderdag 23 februari 2006 om 20.00 uur in het stadhuis.
Overzicht
van de verhandelde punten.
Stuknr.
37. Opening en mededelingen
38. Notulen
39. Van anderen ingekomen stukken
40. Voorstel inzake het waterdossier – vervolg 44
41. Voorstel tot vaststelling van de gebiedsvisie
Schieoevers 34
42. Voorstel tot vaststelling van het Milieuprogramma Wet
Milieubeheer 2006 41
43. Voorstel tot vaststelling van de verordening
Gemeentelijke Stimulerings-
regeling
Energiebesparende Maatregelen en de bijbehorende nota
Gemeentelijke
Stimuleringsregeling Energiebesparende Maatregelen 43
44. Voorstel tot het
toekennen van een subsidie ad € 250.000,-- aan het
ROC Mondriaan
t.b.v. de aankoop van grond 51
45. Voorstel inzake een ondergeschikte aanpassing LVVP 2005 54
46. Voorstel tot intrekking van de Verordening Hoorcommissie
artikel 23 WRO 60
47. Voorstel inzake het besluit op het verzoek om planschade
van de heer
R.B.J.C. van Noort
en mevrouw C.H.M. Sas 57
48. Voorstel inzake gemeentelijke bijdrage Redeoss 37
49. Voorstel inzake de besteding reserve Nutswinsten –
accommodatiefonds
voor Buurt –
Onderwijs – Sport 38
50. Voorstel inzake huisvesting nieuw op te zetten
wijkposten 39
51. Voorstel inzake
evaluatie experiment wijkaandelen Minervaplein 40
52. Voorstel tot vaststelling van de wijzigingen in
paragraaf 5.9 van het
Delfts ontwikkelingsprogramma DOP2 53
53. Voorstel tot
vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Archeologie
Midden-Delfland
onder gelijktijdige intrekking van de gemeenschappelijke
regeling
archeologie Schipluiden 29
54. Voorstel tot
vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Archeologie
Pijnacker-Nootdorp 30
55. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad
€ 200.000,-- ten
behoeve van een
kunsttoepassing viaduct bij IKEA 35
56. Voorstel inzake
besteding VVP+ gelden 36
57. Voorstel inzake
tegengaan sociaal isolement en ondersteuning vrij-
willigers:
bestedingsvoorstel 2005-2008 gereserveerde EZH-middelen,
project genoemd
“D’ruit” 32
58. Voorstel inzake de
jaarrekening 2004, begroting 2006 en diverse
financiële stukken
GGD Zuid-Holland West 46
59. Voorstel tot
vaststelling van de 0e begrotingswijziging 33
60. Voorstel tot het
beschikbaar stellen van het gereserveerde budget voor
de mechanisatie
trekkenwand theater De Veste 45
61. Voorstel tot
instemming met het verdeelvoorstel reserve nutswinsten 49
62. Voorstel tot
wijziging van de Verordening gemeentegaranties geld-
leningen 2004 52
63. Voorstel inzake
invulling stelpost bezuinigingen gemeenteraad 63
64. Voorstel tot
vaststelling van de wijzigingen n verordeningen van advies-
commissies als
gevolg van de Wet dualisering gemeenteraad 64
65. Voorstel tot
vaststelling van de parkeerverordening, de parkeerbelasting-
verordening 2006
inclusief de bijlagen 58
66. Initiatiefvoorstel
van de VVD-fractie van 2 februari 2006 inzake uit-
breiding
trouwlocaties met Watertoren en Meisjeshuis 56
67. Voorstel tot
herbenoeming van een voorzitter en een lid van de Delftse
Rekenmaker 28
68. Voorstel tot
(tijdelijke) herbenoeming leden van de Gemeentelijke
Ombudscommissie 66
69. Wijziging
delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Delft
ten behoeve van de
griffie 68
70. Voorstel inzake
toepassing Delftse Industriewarmte (TDI) – 1e voort-
gangsrapportage
“Warmte voor Delft” 47
71. (Hervatting)
voorstel tot (her)benoeming van een voorzitter en een lid
van de Delftse
Rekenkamer 28
72. (Hervatting)
voorstel tot (tijdelijke) herbenoeming leden van de Gemeen-
telijke
ombudscommissie 66
73. Voorstel inzake
steiger Zuid-Kolk en thema “water” 31
74. Voorstel inzake
deelname Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij Delft 50
75. (Hervatting)
voorstel inzake steiger Zuid-Kolk en thema “water” 31
76. Voorstel inzake
kennis als motor, instrumenten voor een nieuw
economisch elan 42
77. Voorstel inzake
aankoop gronden Faradaybrug en verkoop gronden
Gelatine 67
78. Voorstel tot
vaststelling van het bestemmingsplan Spoorzone 59
79. Voorstel inzake
vestiging gemeentelijk voorkeursrecht Spoorzone,
Voorhof-Noord 55
80. Voorstel tot
oprichting van de besloten vennootschap Ontwikkelings-
bedrijf Spoorzone
BV 65
81. Sluiting 64
Voorzitter: de heer mr. drs. G.A.A. Verkerk, burgemeester.
Aanwezig zijn: de
heren Aközbek, Blinker, mevrouw Bolten, de heren Bot, Van Breukelen, Van den
Doel, Van Doeveren, Eduard, Engels, Gabeler, mevrouw Geursen, mevrouw Van der
Hoek, mevrouw Jähnichen, mevrouw M.D.Th.M. de Jong, de heer J.Ph. de Jong,
mevrouw Junius, de heer Kiela, mevrouw Koning, de heren De Koning, Kroon, Van
Leeuwen, mevrouw Lourens, mevrouw Manggaprow, de heren Meuleman, Otto, De Prez,
Van Putten, Riphagen, mevrouw Steffen, de heer Stoelinga, mevrouw Stolker, de
heren Taebi, Tas, Van Tongeren, mevrouw Welle Donker, de heer De Wit en mevrouw
Zweekhorst.
Raadsgriffier:
mevrouw Y. van Delft
37.
De VOORZITTER: Ik open deze vergadering. Eventuele hoofdelijke stemmingen
beginnen vandaag bij nr. 14, mevrouw Van der Hoek. Er zijn geen berichten van
verhindering ontvangen. Vanavond zijn uitgereikt de eerste gewijzigde
definitieve bespreekagenda, de eerste gewijzigde definitieve
hamerstukkenagenda, de definitieve lijst van ingekomen stukken, een gewijzigde
pagina van stuk 36 I (besteding VVP+ gelden), een gewijzigde pagina van stuk 61
II (voorstel inzake huisvesting raadsgerelateerde functies), een erratum
behorende bij de Handelingen van 26 januari 2006, een erratum behorende bij de
Handelingen van 30 januari 2006 en een nieuw stuk, 68 I en II (wijziging
delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Delft ten behoeve van de
griffie).
Ik
benoem tot leden van het stembureau de heer Blinker (voorzitter), mevrouw
Manggaprow, mevrouw Van der Hoek en de heer Van Doeveren.
Ik
zal bij de bespreekagenda een voorstel tot behandeling doen.
38.
Handelingen van de gemeenteraadsvergadering van 26 en 30 januari 2006.
De
Handelingen worden ongewijzigd vastgesteld.
39.
Vaststelling van de wijze van afdoening van ingekomen stukken.
NR. |
DATUM |
AFZENDER |
ONDERWERP |
AFDOENINGS- VOORSTEL |
7. |
05-01-2006 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties |
Circulaire gemeenteraadsverkiezingen 2006 |
Voor kennisgeving aannemen. |
8. |
18-01-2006 |
Font / ATD-Vierde Wereld |
Afschrift van brief aan wethouder Rensen inzake
beëindiging subsidie huur Stichting Komitee Vrouwen |
Voor kennisgeving aannemen |
9. |
30-01-2006 |
Vereniging van Nederlandse Gemeenten |
VNG Agenda 2006 |
Voor kennisgeving aannemen |
10. |
30-01-2006 |
GATS-platform |
Reactie GATS-platform op VNG-brief GATS |
Voor kennisgeving aannemen |
11. |
31-01-2006 |
J.C. Schouten-Lander |
Verzoek om tegemoetkoming in parkeerkosten na
bedrijfsverhuizing |
In handen stellen van het college ter afdoening |
12. |
16-02-2006 |
GS Zuid Holland |
Verslag minicongres VZHG 25 november 2005 over “Kwaliteit
van verkiezingscampagnes” |
Voor kennisgeving aannemen |
Overeenkomstig
de voorstellen van burgemeester en wethouders wordt besloten.
Vaststelling
hamerstukkenagenda
40. Voorstel inzake het Waterdossier – vervolg.
(Stuk 44 – 723159)
41.
Voorstel tot vaststelling van de gebiedsvisie Schieoevers.
(Stuk 34 – 904240).
42.
Voorstel tot vaststelling van het Milieuprogramma Wet milieubeheer 2006.
(Stuk 41 – 881834).
43.
Voorstel tot vaststelling van de verordening Gemeentelijke Stimuleringsregeling
Energiebesparende Maatregelen en de bijbehorende nota Gemeentelijke Stimuleringsregeling
Energiebesparende Maatregelen.
(Stuk 43 – 865421)
44.
Voorstel tot het toekennen van een subsidie ad € 250.000,-- aan het ROC Mondriaan
t.b.v. de aankoop van grond.
(Stuk 51 – 815752).
45. Voorstel
inzake een ondergeschikte aanpassing LVVP 2005.
(Stuk
54 – 922541).
46.
Voorstel tot intrekking van de Verordening Hoorcommissie artikel 23 WRO.
(Stuk 60 - 944199).
47. Voorstel
inzake het besluit op het verzoek om planschade van de heer R.B.J.C. van Noort
en mevrouw C.H.M. Sas.
(Stuk
57 – 922383).
48.
Voorstel inzake gemeentelijke bijdrage Redeoss.
(Stuk 37 – 892991).
49.
Voorstel inzake de besteding reserve Nutswinsten – accommodatiefonds voor Buurt
– Onderwijs - Sport.
(Stuk 38 – 865947).
50.
Voorstel inzake huisvesting nieuw op te zetten wijkposten.
(Stuk 39 – 821370).
51.
Voorstel inzake evaluatie experiment wijkaandelen Minervaplein.
(Stuk 40 – 829022).
52. Voorstel
tot vaststelling van wijzigingen in paragraaf 5.9 van het Delfts ontwikkelingsprogramma
DOP2.
(Stuk
53 – 868924)
53. Voorstel
tot vaststelling van de gemeenschappelijke regeling Archeologie Midden-Delfland
onder gelijktijdige intrekking van de gemeenschappelijke regeling archeologie
Schipluiden.
(Stuk
29 – 830144).
54.
Voorstel tot vaststelling van de gemeenschappelijke regeling archeologie
Pijnacker-Nootdorp.
(Stuk 30 – 830194).
55. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ad € 200.000,-- ten
behoeve van een kunsttoepassing viaduct bij IKEA.
(Stuk 35 – 834389).
56. Voorstel inzake besteding VVP+ gelden.
(Stuk 36 – 833622).
57. Voorstel inzake tegengaan sociaal isolement en ondersteuning vrijwilligers;
bestedingsvoorstel 2005-2008 gereserveerde EZH-middelen, project genoemd “D’ruit”.
(Stuk 32 – 816367).
58. Voorstel inzake de jaarrekening 2004, begroting 2006 en diverse
financiële stukken GGD Zuid-Holland West.
(Stuk 46 – 827860).
59. Voorstel tot vaststelling van de 0e begrotingswijziging.
(Stuk 33 – 828205).
60. Voorstel tot het beschikbaar stellen van het gereserveerde budget voor
de mechanisatie trekkenwand theater De Veste.
(Stuk 45 – 832558).
61. Voorstel tot instemming met het verdeelvoorstel reserve nutswinsten.
(Stuk 49 – 922649).
62. Voorstel tot wijziging van de Verordening gemeentegaranties geldleningen
2004.
(Stuk 52 – 872310).
63. Voorstel inzake invulling stelpost bezuinigingen gemeenteraad.
(Stuk 63 – 945064).
64. Voorstel tot vaststelling van de wijzigingen in verordeningen van
adviescommissies als gevolg van de Wet dualisering gemeenteraad.
(Stuk 64 – 945044).
65. Voorstel tot vaststelling van de parkeerverordening, de
parkeerbelastingverordening 2006 inclusief de bijlagen.
(Stuk
58 – 925568).
Deze
voorstellen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De
VOORZITTER: Mevrouw Lourens onthoudt zich van stemming bij het voorstel inzake
het Waterdossier (stuk 44 –723159). Ik geef gelegenheid tot het afleggen van
stemverklaringen.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik geef een stemverklaring bij het
voorstel inzake evaluatie experiment wijkaandelen Minervaplein. Leefbaar Delft
steunt het voorstel niet.
Mevrouw
DE JONG (CDA): Voorzitter. Ik wil een stemverklaring geven bij het voorstel tot
vaststelling van de verordening Gemeentelijke Stimuleringsregeling
Energiebesparende Matregelen.
De
VOORZITTER: Zijn er nog meer leden die een stemverklaring willen afgeven?
Mevrouw
DE JONG (CDA): Voorzitter. Ik moet mijn stemverklaring nog uitspreken.
De
VOORZITTER: Sorry, ik dacht dat u al klaar was.
Mevrouw
DE JONG (CDA): Nee, ik vroeg alleen om gelegenheid om mijn stemverklaring af te
leggen. Ik dacht dat u eerst inventariseerde welke leden ook stemverklaringen
wilden afleggen. Deze snelheid ben ik niet van u gewend.
De
VOORZITTER: Moet u eens opletten wat er nog meer gaat gebeuren.
Mevrouw
DE JONG (CDA): De CDA-fractie bedankt de wethouder voor het opnemen van het
punt dat door haar naar voren is gebracht. Particulieren kunnen gebruik maken
van energiebesparende maatregelen via een revolving fund. Hij heeft dat keurig
gerealiseerd in zijn laatste vergadering als wethouder en mijn fractie dankt
hem daarvoor.
66.
Initiatiefvoorstel van de VVD-fractie van 2 februari 2006 inzake uitbreiding
trouwlocaties met Watertoren en Meisjeshuis
(Stuk 56 – 532082)
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Bij de behandeling van dit voorstel van de
VVD-fractie is in de commissie langdurig stilgestaan bij hetgeen wordt beoogd.
Het is goed om nog een enkel punt uit de toelichting die toen ter tafel lag te
benadrukken.
Bij
de indiening waren de Watertoren en het Meisjeshuis bereid om mee te werken aan
een onderzoek naar de mogelijkheid om als trouwlocatie gebruikt te worden. Mijn
fractie vindt deze locaties ruimschoots representatief om alszodanig te dienen.
Om die reden wordt de raad in het verlengde van een eerdere discussie nu
verzocht om aan het college opdracht te geven om in overleg te gaan met het
doel om tot een samenwerkingsovereenkomst te komen. Hierbij moeten diverse
aspecten worden onderzocht, waarbij de financiële consequenties de logistieke
afwikkeling en mogelijk andere bijkomende onderdelen in kaart worden gebracht.
Nadrukkelijk gaat het om een onderzoek. Besluitvorming om beide genoemde
gebouwen als trouwlocatie aan te wijzen, volgt na gereedkomen van dit
onderzoek. In de commissievergadering is ook door diverse fracties een
proefperiode genoemd van een jaar.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. In de commissie heb ik al aangegeven
dat mijn fractie van de VVD-fractie een kaderstellend stuk had verwacht. In
plaats van twee concrete voorbeelden hadden wij een breder stuk over
trouwlocaties verwacht. Kan er bijvoorbeeld getrouwd worden in sportkantines,
in cafés, in restaurants, in het theater, in de bioscoop of zelfs bij mensen
thuis? Mijn fractie kiest ervoor, de raad serieus te nemen. Dit soort
freubelwerk waarmee bevriende ondernemers worden bevoorrecht en vervolgens wordt
afgewacht wie er volgt, heeft niet mijn voorkeur.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Wij nemen de raad zeer serieus. De raad heeft in meerderheid
nadrukkelijk gevraagd om een aantal representatieve locaties, niet om
sportkantines en dergelijke. Dat kan misschien daarna nog. Wij geven de
trouwlocatie graag helemaal vrij, maar dat voorstel hebben wij niet gedaan
omdat wij geluisterd hebben naar hetgeen opgedragen is.
De
VOORZITTER: Mijnheer De Wit, ik verzoek u om af te ronden. Het is niet de
bedoeling om het debat van de commissie te herhalen.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wij hadden liever een andere aanpak gezien en wij
stemmen daarom tegen dit voorstel.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie vindt dat als een partij
wat nieuws wil, die partij op grond van een goed onderbouwd stuk de raad moet
overtuigen van zijn gelijk. De VVD heeft zich er in dit geval wat gemakkelijk
vanaf gemaakt door het eigenlijke werk bij het college te leggen. Mijn fractie
ondersteunt echter de lijn die in het voorstel wordt gevolgd en steunt het
voorstel dan ook wel.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Gemakshalve sluit ik mij aan bij de
CDA-fractie. Wij hebben in de commissie uitgebreid gediscussieerd. Ik benadruk
dat het mogelijk is om nog andere locaties in ogenschouw te nemen.
De
heer TAEBI (SP): Voorzitter. Mijn bijdrage kan als stemverklaring worden
beschouwd. De SP-fractie staat positief tegenover het uitbreiden van het aantal
trouwlocaties. Ik hoop alleen dat de prijs binnen de perken blijft, zodat iedereen
daarvan gebruik kan maken.
De
VOORZITTER: Het college voert de uitspraak van de raad uit als het voorstel
wordt aangenomen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Het college moet dat wel doen met inachtneming
van hetgeen mevrouw Steffen mondeling heeft toegelicht.
De
VOORZITTER: Ja.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar
Delft tegen het voorstel hebben gestemd en dat mevrouw Van der Hoek niet
aanwezig was bij de stemming over dit voorstel.
67.
Voorstel tot herbenoeming van een voorzitter en een lid van de Delftse
Rekenkamer
(Stuk 28 – 833616)
68.
Voorstel tot (tijdelijke) herbenoeming leden van de Gemeentelijke
ombudscommissie
(Stuk 66 – 946620)
De
VOORZITTER: De stembiljetten worden nu uitgedeeld.
De
behandeling van dit voorstel wordt geschorst.
De
VOORZITTER: Dames en heren, voorafgaand aan de behandeling van de
bespreekagenda doe ik het volgende voorstel. Er staat een behoorlijk groot
aantal punten op de rit vanavond. Ik heb het gevoel dat heel weinig mensen er
zin in hebben om op maandagavond door te vergaderen. Bovendien willen veel
mensen rond middernacht de vergadering sluiten. Ik doe daarom een indringend
beroep op de raad om zakelijk te vergaderen en de commissiebehandeling niet te
herhalen. Ik zal daar streng op toezien maar ik vraag ook om uw hulp daarbij:
geen herhalingen, probeer het zakelijk te houden. Ik doe het voorstel om eerst
de agendapunten te behandelen die waarschijnlijk weinig bespreking vergen. Die
volgorde is in het Presidium vastgesteld.
De
heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik doe graag een ander ordevoorstel. Ik weet niet
of ik daarvoor uw ordevoorstel moet afwachten.
De
VOORZITTER: Ik doe eerst mijn ordevoorstel.
De
heer TAEBI (SP): Gaat uw gang.
De
VOORZITTER: U krijgt nog alle kans. Ik stel voor om eerst de wijziging van het
delegatiebesluit te behandelen, een nieuw agendapunt dat technisch van aard is
en waarbij niet lang hoeft te worden stilgestaan. Daarna kunnen Warmte voor
Delft, de Zuid-Kolk en het thema “water”, Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij
Delft en de Faradaybrug behandeld worden. Die voorstellen kunnen in korte tijd
behandeld worden.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Het voorstel over de Faradaybrug kan wat mijn fractie betreft
zelfs van de agenda worden gevoerd. Ik heb overlegd met mijn collega en wij
menen dat het onderwerp voldoende behandeld is in de commissie. De VVD-fractie
gaat akkoord met het voorstel.
De
VOORZITTER: Laten wij het toch maar ter bespreking op de agenda laten staan.
Dan blijven over: de Spoorzone, de ontwikkelingsmaatschappij, Combiwerk en de
huisvesting raadsgerelateerde functies. Die onderwerpen vergen goede
bespreking. Ik stel voor om de agenda in die volgorde te behandelen. Als iemand
anders een beter voorstel heeft, mag hij dat nu doen.
De
heer TAEBI (SP): Voorzitter. U constateert zelf dat de agenda propvol is. Het
voorstel tot oprichting van de BV Ontwikkelings Bedrijf Spoorzone BV is in de
commissie niet behandeld vanwege de tijd. Ik heb de indruk dat dat punt er met
alle geweld in deze raadsperiode gejast moet worden. Ik doe het ordevoorstel om
dit voorstel van de agenda te halen en in de eerstvolgende vergadering van de
raad in nieuwe samenstelling te behandelen.
De
VOORZITTER: Dat voorstel is verderstrekkend dan mijn ordevoorstel en daarom
breng ik dat eerst in stemming.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik wil hier graag op reageren.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Ik wil ook wat vragen. De SP-fractie was in de commissievergadering
niet aanwezig. Heeft de fractie nu ineens wel een mening hierover?
De
heer TAEBI (SP): Mijn fractie was niet actief vertegenwoordigd in de
commissievergadering maar het debat is wel degelijk gevolgd. Het agendapunt is
niet aan de orde gekomen. Ik heb schriftelijk aan commissievoorzitter Van
Doeveren laten weten dat mijn voorstel in de commissie zou zijn geweest om het
punt af te voeren van de agenda.
De
VOORZITTER: Naar mijn mening is hierover voldoende gesproken. Wij gaan nu
stemmen over het ordevoorstel van de heer Taebi.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik wil hier nog wat over zeggen. Kan
dat?
De
VOORZITTER: Dat moet dan echt heel kort.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Wij hebben inderdaad een vergadering gehad met
drie agendapunten waarvan er slechts één is behandeld. Wat de heer Taebi zegt,
is terecht. De commissie heeft gedebatteerd over de vraag of het onderwerp
verschoven moest worden naar de volgende raadsvergadering. Ik heb het stuk
nogmaals gelezen en ik denk dat de fracties het met mij eens zijn dat het niet
eenvoudig van aard is. Er kan niet zomaar besloten worden of het door moet gaan
of geamendeerd of gewijzigd moet worden. Ik steun het voorstel van de heer
Taebi en ik verzoek de andere fracties om dat ook te doen.
In
stemming komt het ordevoorstel van de SP-fractie.
Het
ordevoorstel wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en
Leefbaar Delft voor dit ordevoorstel hebben gestemd.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb in de commissie WZO
aangegeven dat de management letter van Combiwerk niet openbaar is gemaakt. De
informatie daarin is zodanig van aard, dat wij die in openbaarheid willen
behandelen. Ik doe daarom het voorstel om het voorstel in de volgende
vergadering, wanneer de management letter openbaar is gemaakt, te behandelen.
De
VOORZITTER: Ik begrijp uw punt. Wij zullen dat behandelen bij het aan de orde
stellen van het agendapunt.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik stel voor om het van de agenda te halen.
De
VOORZITTER: U doet het ordevoorstel om het agendapunt af te voeren.
Wethouder
RENSEN: Voorzitter. Het concept van de management letter is aan de raad
verstrekt met een toelichting op de status van het stuk. Het stuk bestaat op
dit ogenblik helemaal niet en maakt deel uit van de cyclus rond de jaarrekening
van Combiwerk. De voorbereiding van de jaarrekening is in een afrondend
stadium. De managementletter maakt daar onderdeel van uit. Het stuk is dus op
dit moment volstrekt niet aan de orde.
De
heer DE KONING (Stadsbelangen): De accountant heeft wel een aanbiedingsbrief
bijgevoegd. De suggestie wordt gewekt dat het stuk openbaar is terwijl dat niet
het geval is. In de management letter worden voorstellen gedaan die niet in het
voorstel staan. Ik heb de fracties gevraagd om kennis te nemen van die stukken
en ben dus benieuwd naar de reactie van die andere partijen.
De
VOORZITTER: Volgens mij is er voldoende gesproken over het ordevoorstel om het
agendapunt over Combiwerk af te voeren van de agenda. Ik breng het in stemming.
Het
ordevoorstel wordt verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar
Delft, het CDA, de ChristenUnie/SGP en Stadsbelangen voor het ordevoorstel hebben
gestemd.
69.
Wijziging delegatiebesluit arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Delft ten
behoeve van de griffie
(Stuk 68 I en II)
In stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar
Delft tegen het voorstel zijn.
De
heer STOELINGA (Leefbaar Delft): Voorzitter. U gaat wel erg snel. Moet u voor
twaalven thuis zijn?
De
VOORZITTER: Als u naar het fractievoorzitteroverleg komt, hoort u wat er gaande
is.
70.
Voorstel inzake toepassing Delftse Industriewarmte (TDI) – 1e
voortgangsrapportage “Warmte voor Delft”
(Stuk 47 – 906248)
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik vind het jammer dat in deze laatste vergadering van de raad zoveel verwarring ontstaat dat ik de zaken niet meer kan volgen. Het is jammer dat het op deze manier wordt gedaan. Wij zijn natuurlijk niet tegen het voorstel over het delegatiebesluit, maar door de snelheid waarmee u het voorstel in stemming bracht, hebben wij tegen gestemd. Dat kan gebeuren.
Wij praten nu over het beginnen van een waterbedrijf door de gemeente, voor 7,5 mln. euro. De gemeente leent 18 mln. euro bij de bank om alles te realiseren. Ik zal niet alles herhalen wat ik in de commissie heb gezegd. Toch is het jammer dat dat niet genoteerd is want ik vind het belangrijk dat het college ingaat op het oprichten van een bedrijf door de gemeente. De gemeente heeft een elektriciteitsbedrijf afgestoten en Eneco wordt verkocht, maar nu wordt door de gemeente toch met een warmtebedrijf begonnen.
De argumenten zijn gelijk aan die van dertig jaar geleden toen de gemeente begon aan een elektriciteitsbedrijf. Het is inderdaad moeilijk om particulieren te vinden die daaraan willen beginnen. Wij zien echter hoe het werkt: nu wordt het verkocht. De marktwerking moet doorgaan.
Wij vinden dat dit niet kan. De gemeente kan niet anno 2006 een bedrijf beginnen waaraan zoveel risico kleeft. Dat punt is ook uitvoerig besproken in de commissie. Ik zal daar niet verder op ingaan. Wij zijn in elk geval pertinent tegen het voorstel. Het gaat niet om het feit dat naar nieuwe middelen wordt gezocht om de CO2-uitstoot te verlagen. Daar zijn wij absoluut niet tegen. Dat mag echter niet op een geforceerde manier gaan, met alle geweld haantje de voorste willen zijn. Alleen wij doen mee met Rotterdam, terwijl de andere gemeenten even afwachten wat de resultaten zijn. Als het bedje gespreid is, gaan zij misschien een keer mee. Wij zijn tegen het voorstel.
Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter. Op werkbezoek in Heidelberg hebben wij kunnen leren dat daar, in Duitsland, de burgers geld steken in het realiseren van gemeentelijke milieuprojecten. Ik vraag of, nu er toch een halfjaar uitstel is van definitieve besluitvorming over de toepassing van industriewarmte, bekeken kan worden of Delftenaren kunnen nemen in het nieuwe bedrijf. Of wordt dat voorlopig voorbehouden aan de overheid?
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Ik maak een paar korte opmerkingen. Allereerst merk ik op dat vandaag geen go/no go-besluit voorligt. Het besluit betreft een, weliswaar stevig, voorbereidingskrediet. Dat moest goed onderbouwd zijn en dat is het naar onze mening ook. Het biedt een goed perspectief op basis van de businesscase, de bedrijfsmatige doorberekeningen tot nu toe. De kansrijkheid van het initiatief is van dien aard dat het verantwoord is om tot een verdere uitwerking over te gaan. Daarvoor is een stevig voorbereidingskrediet nodig. Het is echter zeker geen go/no go-beslissing en ook zeker geen beslissing tot de forse investering van vele miljoenen die uiteindelijk aan de orde zal zijn in de veronderstelling dat de nadere studie uiteindelijk de bedrijfsmatige houdbaarheid oplevert.
Waarom moet de overheid nu investeren? Een initiatief als dit kan in het huidige tijdsgewricht eigenlijk alleen getrokken worden door overheden. De terugverdientijden zijn vanuit de marktsector bezien te lang. Bedrijven kunnen te weinig invloed uitoefenen op het realiseren van de vraag. De overheid beschikt echter over een aantal beleidsinstrumenten en een aantal beïnvloedingsmogelijkheden die ervoor kunnen zorgen dat de vraag naar warmte ontstaat. De onzekerheid, bestaande uit niet-beïnvloedbare risico’s, is voor marktpartijen te groot. In dat verband is het logisch dat onder de huidige omstandigheden een marktpartij daar niet in kan stappen. De overheid kan dat wel, om twee redenen in het bijzonder. Voor de overheid is rentabiliteit niet op korte termijn noodzakelijk. Verder kan de overheid wel invloed uitoefenen.
Het maatschappelijk belang van energietransitie is zo evident, dat dit soort initiatieven eigenlijk alleen maar omarmd moeten worden. Gelukkig wordt het besef daarvan steeds breder, van gemeenten die bij dit project worden betrokken tot stadsgewest, provincie en het departement van Economische Zaken. Zij zien daar allemaal veel perspectief in. Wij hopen dan ook dat wij in de komende periode met het stadsgewest, de provincie en het departement van Economische Zaken verder kunnen komen.
Of wij over dertig jaar een net zo profijtelijke verkoop kunnen realiseren als onlangs met de aandelen EZH, weet ik niet. Ik hoop het wel en ik denk ook dat daar kans op is. Alle politici zullen te zijner tijd dan blij zijn met het feit dat wij nu onze nek hebben durven uitsteken.
In antwoord op de vraag van mevrouw De Jong het volgende. Ik denk dat het in dit stadium niet onmogelijk is om een soort particulier aandeelhouderschap open te stellen, maar ik vraag mij wel af of het verstandig is om dat te doen. Ik vraag mij ook af of daar veel mensen in geïnteresseerd zouden zijn. Het is vergelijkbaar met investeren in het ASN-groenprojectenfonds. Ik heb dat op persoonlijke titel gedaan en ik kan de raad verzekeren dat het rendement daarvan in de afgelopen jaren ver onder de maat was.
Mevrouw DE JONG (CDA): Het kan toch nu bekeken worden? Over een half jaar wordt pas een besluit genomen.
Wethouder GRASHOFF: Ik wil het best nog eens bekijken, maar ik wil geen hoge verwachtingen wekken.
De VOORZITTER: Op naar de warme voeten.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik wil toch nog even reageren op de woorden van de wethouder. De wethouder zegt dat iedereen voor is en zal meewerken aan het project. Nu blijkt dat alleen Delft en Rotterdam eraan deelnemen. Ik vraag mij af waarom die andere gemeenten niet meedoen. Wij hoeven het wiel niet uit te vinden. Het is logisch dat er geen marktpartijen instappen; zij zien daar geen winst in. De gemeente Delft is wel bereid om het risico te lopen dat het verkeerd gaat. Als er 100% zekerheid zou zijn dat het bedrijf over een aantal jaren verkocht kan worden, net zoals de EZH-gelden, zou ik volmondig “ja” zeggen. Er zijn alternatieven voorhanden, zoals kern- en windenergie, maar er wordt gekozen voor deze industrie waar veel risico aan kleeft. Als DSM verdwijnt, moet de warmte elders worden gehaald.
De VOORZITTER: Wilt u afronden? Uw boodschap is helder.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik vind dit toch wel grappig. Ik stop.
Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter. In het stuk staat dat de gemeente gegarandeerd 8,5% rente krijgt per jaar. Dat is voor burgers wellicht gunstig genoeg om erin te springen.
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Mijn bijdrage kan worden beschouwd als stemverklaring. De SP-fractie is enthousiast over het gebruik van restwarmte. Daarmee wordt verspilling tegengegaan en wordt CO2-reductie positief beïnvloed. Ik maak nadrukkelijk de opmerking dat het straks voor iedereen een feestje moet worden. Het college moet ervoor waken dat in Delft hetzelfde gebeurt als in sommige andere steden, namelijk dat gebruikers meer gaan betalen dan nodig is. Het voorstel kan op steun van mijn fractie rekenen.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Wij worden het niet eens met de fractie van Leefbaar Delft. Wij hebben echt alle argumenten met elkaar gewisseld.
Ik heb net aangegeven dat ik het punt van mevrouw De Jong meeneem in de verdere besluitvorming maar dat ik niet te hoge verwachtingen wil wekken.
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt bij handopsteken opgenomen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar Delft tegen het voorstel hebben gestemd.
Wij
hervatten nu de behandeling van de benoemingen met de resultaten van de
stemmingen.
71.
Voorstel tot (her)benoeming van een voorzitter en een lid van de Delftse
Rekenkamer
(stuk 28 – 833616)
72. Voorstel tot (tijdelijke) herbenoeming leden van de Gemeentelijke ombudscommissie
(stuk 66 – 946620)
De
heer BLINKER (PvdA): Er zijn 37 biljetten uitgereikt en 37 biljetten
terugontvangen. Met 37 stemmen zijn mevrouw W.H.J. Bloemendaal Lindhout en de
heer L.J. Polak herbenoemd als voorzitter en lid van de Delftse Rekenkamer.
Met
37 stemmen zijn de heer A. van der Lugt en mevrouw W. Jacobs benoemd tot lid en
plaatsvervangend lid van de Gemeentelijke Ombudscommissie voor de periode tot
1-7-2006.
De
VOORZITTER: Daarmee zijn de kandidaten benoemd. Ik wens hen veel succes bij hun
werkzaamheden, al zal dat voor de een wat langer zijn dan voor de andere.
73. Voorstel inzake steiger Zuid-Kolk en thema “water”
(Stuk 31 – 833741)
Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Ik kan het kort houden. Het plan is al toegejuicht in de commissie en wordt breed gedragen in de raad. De vragen zijn door de wethouder duidelijk beantwoord. De antwoorden zijn terug te vinden in de deelafspraken die wij vandaag vaststellen. Het plan is een stap in de goede richting waarmee een impuls plaatsvindt in het toerisme, de watersport, de bedrijvigheid en de economie in onze stad. Het is een aansporing tot samenwerking in de regio. De dekking is goed geregeld en er zal geëvalueerd worden. Ik wens het college veel succes.
De heer VAN PUTTEN (STIP): Voorzitter. Ook de STIP-fractie spreekt haar lof uit voor de onderhavige stukken, met name voor het stuk met het thema “water”. Ik vestig specifiek de aandacht op de verschillende roeiverenigingen. Mijn fractie roept het college op om die vroeg bij het proces te betrekken vanwege hun specifieke kennis. Ik dien daartoe een motie in die meeondertekend is door de fractie van de VVD.
De VOORZITTER: Door de fracties van STIP en de VVD wordt de volgende motie (M-1) ingediend:
“De raad van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 23 februari 2006,
constaterende dat er een ambitieus waterplan voorligt;
overwegende dat:
- veel roeiers gebruik maken van de Schie;
- de Schie intensiever gebruikt zal gaan worden;
spreekt als zijn mening uit dat:
- de roeiverenigingen actief betrokken worden bij de verdere planvorming en de regionale samenwerking op het gebied van het thema “water”;
- het college in de afspraken inzake toezicht op het Rijn-Schiekanaal, handhaving van de maximale snelheid aan de orde stelt,
en gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Mijn betoog kan worden beschouwd als stemverklaring. Mijn fractie staat positief tegenover dit plan dat de potentie van Delft als waterstad met zich brengt. Zij kijkt uit naar een verder geïntegreerd wateractieplan voor Delft.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. In de commissie heb ik betoogd, geen oplossing te zien voor passanten op het water bij de Zuid-Kolk. Ik heb het idee dat de steiger die nu wordt aangelegd bij het remmingswerk vlakbij de bocht gevaar kan opleveren voor boten die daar afmeren. De wethouder heeft die angst niet helemaal kunnen weerleggen.
Verder vindt mijn fractie dat ingezet moet worden op een echte passantenhaven achter de Watertoren. Het DSM-terrein komt langzaam vrij; Verhoeven nam zijn film zelfs op in het oude pakhuis. Wij zien meer in het ontwikkelen van een echte passantenhaven daar dan in steigertjes hier en daar. Een kwalitatief hoogwaardige haven zou kunnen aansluiten op het plan Spoorzone, en op de gracht -- Busquets -- zodat dat als één geheel kan worden gezien. Om die reden steunt een deel van mijn fractie dit voorstel niet. Een ander deel kan er wel mee instemmen. Mijn fractie stemt daarom verdeeld.
Wethouder VUIJK: Voorzitter. Ik wacht met mijn reactie op de motie totdat ik die op papier voor mij heb.
In de commissie is gesproken over het gevaar van boten in de Kolk. Bij de voorbereiding van het voorstel is niet gebleken dat dat gevaar er daadwerkelijk is. Ik kan het omgekeerde moeilijk aantonen.
Het idee van het ontwikkelen van een wat grotere passantenhaven achter de Watertoren wordt meegenomen in de gesprekken met DSM-Gist over de bestemming van dat gebied. In het advies dat wij destijds hebben gekregen van de VVD is het punt meegenomen en het ligt op de juiste plaatsen in de ambtelijke dienst.
De behandeling van dit voorstel wordt geschorst.
74. Voorstel inzake deelname Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij Delft
(Stuk 50 – 903428)
Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Wij hebben hierover gesproken in de commissie en wij staan positief tegenover deelname aan de Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij Delft. Wij krijgen van de wethouder graag de verzekering dat de bemensingskosten van 125.000 euro voor één dag per week voor drie mensen ook de huisvestingskosten en de totale overheadkosten betreffen.
Mevrouw ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Ik heb het voorstel mee teruggenomen naar de fractie voor een financieel-technische check. Mijn fractie heeft dit plan wat de inhoud, het beoogd effect en de doelstelling betreft al onderschreven. De VOM en het autoluw beleid versterken elkaar; de VOM versterkt de binnenstad en past ook in het komende brancheringsbeleid. Daar is niets mis mee. De partijen hebben deskundigheid en de VOM is zeer daadkrachtig naar wij verwachten.
Mijn fractie is inmiddels ook financieel-technisch akkoord. De plannen passen in de Wet FIDO en de gemeente houdt geen risicohoudend kapitaal want winst wordt geherinvesteerd. De beoogd wethouder-commissaris valt onder de gebruikelijke raadscontrole met rapportages en toegezegde jaarverslagen. Mijn fractie gaat dus akkoord.
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. In de commissievergadering heeft mijn fractie gezegd dat zij de doelstellingen van het plan ondersteunt. Die zijn nastrevenswaardig. De SP-fractie heeft echter moeite met de vorm. Het stuk is daarom mee teruggenomen naar de fractie. Mijn fractie is van mening dat de gemeente niet als projectontwikkelaar moet optreden. De combinatie van publieksrechtelijk instrument en privaatrechtelijke mogelijkheden, die dit college als voordeel noemt, vindt mijn fractie onwenselijk en onnodig. Voor het voorkomen van achteruitgang en verpaupering biedt de Woningwet voldoende mogelijkheden, bijvoorbeeld aan de hand van artikel 19 waarmee het college de mogelijkheid heeft om pandeigenaren ertoe aan te zetten hun panden op te knappen. Het college kan desnoods zelf opdracht geven om panden op te knappen en de rekening sturen naar de eigenaar.
Het andere punt in de plannen betreft het brancheringsbeleid. De SP-fractie geeft de voorkeur aan de methode-Haarlem. Er is daar een onafhankelijke brancheadviescommissie werkzaam die bestaat uit vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel, ondernemers en de gemeente uiteraard. Deze commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies over de gewenste branchering. Haarlem is al eens uitgeroepen tot winkelstad van het jaar. Als wij dat model hier invoeren en Delft tot winkelstad van het jaar wordt uitgeroepen, zal niemand klagen vermoed ik.
De SP-fractie stemt tegen het voorstel zoals het voorligt.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het antwoord op de vraagstelling van mevrouw Junius is “ja”. Aan de woorden van mevrouw Zweekhorst heb ik niets toe te voegen. Volgens mij is een en ander volstrekt in overeenstemming met het voorstel. Ik dank haar voor haar steun.
De heer Taebi refereert aan een brancheringscommissie en aan de mogelijkheden die de Woningwet biedt. Hij zegt op grond daarvan aan een dergelijk instrument geen behoefte te hebben. Mogelijk heeft hij nog andere argumenten, maar de door hem genoemde argumenten zijn niet adequaat. Wij kunnen een brancheringscommissie oprichten maar die zou geen enkele bevoegdheid hebben omdat de overheid alszodanig in het publiekrechtelijk bestel geen invloed kan uitoefenen op de branchering. De overheid kan alleen publiekrechtelijk via het bestemmingsplan aangeven of ergens al dan niet detailhandel wordt toegestaan. That’s it. Via het bestemmingsplan binnenstad zijn de mogelijkheden maximaal benut. Wij zijn daarbij zelfs nog zo ver gegaan om detailhandel en dienstverlening te onderscheiden wat in een bestemmingsplan vrij ongebruikelijk is. Dat is nog net toegestaan.
Een brancheringscommissie is dus niet voldoende, als het gaat om panden waarmee evident een probleem is en wij niet met de eigenaren on speaking terms zijn, om tot verwerving over te gaan. Het woningwetsartikel dat de heer Taebi noemt, biedt alleen mogelijkheden om ernstige verpaupering van panden tegen te gaan, maar dan moet het eigenlijk echt gevaar voor op straat langslopende mensen opleveren. Dat instrument is in dit licht helemaal niet aan de orde. Het gaat om economisch beleid, niet om bouwtechnische veiligheid.
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Ik dank de wethouder voor zijn antwoorden. Een brancheadviescommissie kan inderdaad niets afdwingen, maar kan wel adviseren. Laten wij erop vertrouwen dat dat goed zal gaan.
De wethouder stelt dat artikel 19 onvoldoende mogelijkheden biedt, maar in de Woningwet staan meer artikelen. Artikel 19 was slechts een toevallig voorbeeld. Een andere mogelijkheid ligt in artikel 14. Een van de mogelijke toepassingen betreft inderdaad de bouwveiligheid, maar ik heb begrepen dat de artikelen niet uitsluitend daarop betrekking hebben. Zij kunnen ook in andere gevallen toegepast worden.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Een deel van mijn fractie ziet veel voordeel in het realiseren van een Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij Delft ter bevordering van het brancheringsbeleid. Enkelen zijn daar echter op tegen.
De heer VAN PUTTEN (STIP): Voorzitter. De STIP-fractie is voorstander van dit voorstel, in het bijzonder van de wijze waarop het beleidsvoornemen wonen boven winkels is ingepast.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is ook erg gelukkig met het feit dat de Vastgoed Ontwikkelings Maatschappij eindelijk gerealiseerd wordt. Dat is hartstikke goed voor de economie van de binnenstad. Mijn fractie stemt voor het voorstel.
Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van de SP en de leden Stoelinga en De Wit van de fractie van Leefbaar Delft tegen het voorstel hebben gestemd.
Wij
hervatten nu de behandeling van het voorstel inzake steiger Zuid-Kolk en thema
“water”.
75. Voorstel inzake steiger Zuid-Kolk en thema “water”.
(stuk 31 – 833741)
Wethouder
VUIJK: Voorzitter. Ik ga graag nog even in op de motie. Het college is niet
tegen deze motie. Het college is zeer bekend met de problematiek die speelt
onder de roeiverenigingen in Delft, Proteus-Eretes en DDS. Het is een punt van
aanhoudende zorg. De roeiverenigingen gebruiken het water om te trainen en om
wedstrijden te houden. In de stukken en de besprekingen wordt de aandacht
voortdurend gevestigd op het gebruik van het water als trainingswater, maar het
is mij inmiddels zeer duidelijk geworden dat niet alleen het trainen een punt
van zorg is, maar ook de wedstrijden. Voor wedstrijden zijn een vrije baan en
voldoende breedte op de Schie nodig. Dat vraagt om scherpte bij het college en
de raad; nieuwe bruggen moeten voldoende breed zijn.
De
mooiste oplossing zou een eigen roeibaan van ongeveer 2500 meter ergens evenwijdig
aan de Schie, die tegelijkertijd kan dienen als waterberging. Ik mis die optie
in de motie, hoewel die prima past in de voorstellen die wij hier hebben
voorliggen.
Mijn
laatste opmerking betreft de maximale snelheid. Bij mijn weten is daarover aan de
STIP-fractie een mededeling gedaan. Ik weet niet of die ook naar de commissie
is gegaan. De provincie die op dit moment toezicht houdt op het openbaar water
controleert niet op de maximale snelheid. Die heeft daar ook niet de apparatuur
voor. De provincie redeneert als volgt: er zijn zoveel hindernissen op dat stuk
water in de vorm van bruggen en bochten dat de snelheid gedrukt wordt.
In
stemming komt motie M-1.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de leden De Wit en Stoelinga van de fractie van
Leefbaar Delft tegen het voorstel hebben gestemd.
76.
Voorstel inzake kennis als motor, Instrumenten voor een nieuw economisch elan
(Stuk 42 – 878134)
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Tijdens de commissievergadering deed de verantwoordelijke wethouder Mooiweer een vergeefse poging om de SP-fractie om te krijgen in dit debat. In niet te misverstane taal hield de wethouder de commissie voor dat Delft Kennisstad indirect veel banen in de laagopgeleide sector met zich mee brengt. Één hoogopgeleide aan het werk zorgt voor drie banen voor laagopgeleiden, aldus de wethouder. Deze bewering wilde de wethouder nog vóór de raadsvergadering met verifieerbare cijfers staven, waarop mijn fractie de toezegging deed voor het Kennisstadbeleid te zullen stemmen. De onderbouwing van de bewering van de wethouder heeft op zich laten wachten. Vergeten, of heeft de wethouder in de commissie keihard zitten bluffen? In beide gevallen is er voor de SP-fractie geen reden voor nadere bestudering van de plannen. Dat geklets over de slogan moet overigens wat de SP-fractie betreft zo snel mogelijk afgelopen zijn. De gemeenteraad is er voor goed beleid, niet voor het uitschrijven van een wedstrijd voor een nieuwe slogan of, nog erger, het verzinnen daarvan.
NYFER
was niet positief en de SP-fractie is dat evenmin. Ik gaf in de commissie al
aan dat mijn fractie de voorliggende nota beschouwt als prietpraat. Die
kwalificatie blijft onverkort overeind. Mijn fractie stemt tegen de nota en
tegen het storten van 25.000 euro.
De
heer BOT (GroenLinks): De heer Taebi haalt nu nogal uit naar wethouder
Mooiweer. In de commissie ontstond een soort weddenschap. Heeft de heer Taebi
zelf nog research gedaan naar die cijfers? Ik heb dat wel gedaan. In het
NYFER-rapport staat het volgende: “Uit een TNO-onderzoek blijkt dat drie nieuwe
arbeidsplaatsen in de kennissector leiden tot één arbeidsplaats in de
dienstverlening en de toeleveringsindustrie”. Dat is dus het omgekeerde van
hetgeen door wethouder Mooiweer is gezegd in de commissie.
De
heer TAEBI (SP): Dat bevestigt mij in dezen, dank u.
De
heer BOT (GroenLinks): Bureau Louter presenteert echter andere schattingen.
Elke nieuwe kenniswerker zou volgens dit bureau ruim 1,1 banen bij andere
bedrijven en instellingen leveren in Delft. Dat zijn de twee verschillende
berekeningen die in het NYFER-rapport voorkomen. Trekt u daaruit misschien een
conclusie? Ik herhaal bovendien mijn andere vraag: stelt u een andere
economische strategie voor die meer banen voor laaggeschoolden oplevert? In de
commissievergadering zei u dat de SP-fractie die strategie niet heeft.
De
heer TAEBI (SP): Dat was geen interruptie meer maar een termijn. De cijfers die
de heer Bot noemt, zijn mij bekend. Geen van de inschattingen komen zelfs maar
in de buurt van hetgeen door de wethouder is gezegd. Mijn gelijk wordt eerder
bewezen.
De
heer BOT (GroenLinks): Bedankt voor dit brevet van onvermogen.
De
heer TAEBI (SP): De wethouder heeft mij uitgedaagd, voor het beleid te stemmen.
Hij kon aantonen dat één baan in de hoogopgeleide sector drie banen in de
laagopgeleide sector met zich meebrengt. Die cijfers waren mij totaal onbekend
en daarom heb ik tegen de wethouder gezegd dat als hij dat kon aantonen, ik
voor het kennisstadbeleid zou stemmen. Wie ben ik dan als SP-fractie om tegen
werkgelegenheid te stemmen? Die cijfers kunnen echter nooit en te nimmer worden
aangetoond, want dat is klip en klare onzin.
Ik
heb in de commissie uitgebreid antwoord gegeven op de economische strategie van
de SP-fractie. De voorzitter heeft ons echter nadrukkelijk gevraagd om de
commissiebehandeling niet te herhalen. De SP-fractie zet graag in op midden- en
kleinbedrijf. Daarvoor moeten andere keuzes gemaakt worden dan de keuzes in de
beleidsnotitie Delft Kennisstad.
De
heer VAN PUTTEN (STIP): Een jonge ondernemer die een bedrijf opstart bij Yes
Delft, is toch ook een MKB-er?
De
heer TAEBI (SP): Nu moet ik toch een stuk discussie uit de commissie herhalen.
Juist voor jonge ondernemers heb ik het opgenomen in de commissie. Ik heb
gepleit voor goedkope woningen in de stad zodat jonge ondernemers de stad niet
hoeven te ontvluchten. Ik heb verder gepleit voor goedkope kantoorruimte in de
stad.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. De gemeente gaat verder met Delft
Kennisstad. Het college wil daar 400.000 euro voor uittrekken. Ik heb in de
commissie gezegd dat Delft eigenlijk het idee van Delft Kennisstad moet
loslaten. In de commissie Extern, waarin u uw beruchte opmerking heeft gemerkt,
is gebleken dat het idee gewoon niet leeft onder de Delftenaren. In de tien
jaar Delft dat wij ermee bezig zijn, is de hele strategie overgenomen door
andere steden in Nederland.
Ik
heb gesteld dat Delft zich veel meer moet profileren als historische stad. De
TU moet zelf voor de eigen promotie zorgen. Daar is de instelling groot genoeg
voor. Moet de gemeente maar blijven faciliteren zodat een netwerkstructuur
ontstaat? Het is een heel vaag plan. Als iemand niet weet wat hij doet, dan
zegt hij dat hij gaat netwerken. Ik zeg het thuis ook altijd als ik te laat
thuis kom: ik was aan het netwerken. Het tv-programma Delfts blauw is goed voor
de TU. Delft zou eigenlijk alleen moeten betalen voor concrete projecten bij de
TU. Nu is er sprake van een voor de raad onzichtbaar gebeuren.
Wij
zijn volksvertegenwoordigers. Als het volk zich niet herkent in Delft
Kennisstad, moeten de volksvertegenwoordigers zich daarbij aansluiten. Wij
moeten nu zeggen: Delft Kennisstad is achterhaald, het werkt zo niet, wij
moeten naar iets anders. Het college gaat echter door. De raad moet meer naar
de TU, maar ik zie daar weinig heil in. Mijn fractie stemt dus tegen dit
voorstel.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie heeft al aangegeven
voor dit voorstel te zullen stemmen. De heer De Wit heeft gelijk dat Delft
Kennisstad onvoldoende leeft bij de burgers. Dat hebben wij ook kunnen zien
tijdens de workshop bij de commissie Extern. Daarom is het juist belangrijk om
ervoor te zorgen dat het wel gaat leven bij de burgers in onze stad. Deze
strategie is wel degelijk voordelig voor Delft. Dat gegeven missen wij echter
in het stuk. Wij adviseren het college om er zorg voor te dragen dat dit
onderwerp in Delft meer wordt uitgedragen zodat het gaat leven bij de inwoners.
Daarbij moeten nadrukkelijk de resultaten van deze strategie worden genoemd.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks steunt het
voorstel en heeft ook altijd het beleid van Delft Kennisstad gesteund. Ik maak
van de gelegenheid gebruik om te zeggen dat wat vanavond in het Algemeen
Dagblad stond over het debat van gisteravond en dat mevrouw Bolten gezegd zou
hebben dat Delft Kennisstad onvoldoende heeft opgeleverd, niet klopt. De
rectificatie heeft eigenlijk al in de ochtendeditie gestaan want daarin gaat
het niet over “haar stelling” maar over “de stelling” die gisteravond ter
discussie stond.
Mijn
fractie is blij met de aanvullingen die het college heeft toegevoegd naar
aanleiding van de commissievergadering. Het betreft informatie over de
biomedische sector die in de nota ontbrak en een aanvulling voor het aanstellen
van clustercoördinatoren. In de commissies Extern is nadrukkelijk de wens geuit
om mensen in de samenleving als clustercoördinator te benoemen zodat het
draagvlak buiten het gemeentebestuur wordt opgebouwd. Dat zijn twee wezenlijke
verbeterpunten.
Ik
reageer nog even op de woorden van de heer Taebi. Ik gun hem zijn afwijkende
mening, maar ik heb in de commissie gezegd dat in mijn ogen het overgrote deel
van de bedrijven die tot de kennissector in Delft behoren, ook midden- en
kleinbedrijf zijn. Kiezen voor Delft Kennisstad betekent ook kiezen voor de
meest dynamische sectoren van het midden- en kleinbedrijf. Wij zien dat de meest
succesvolle, lokale kenniseconomieën in Europa sterk gedreven worden door
netwerken van kennisondernemingen. De heer De Wit kan daar een leuke grap over
maken, maar wie de economische feiten kent, denkt daar toch anders over.
De
heer VAN PUTTEN (STIP): Voorzitter. Het voorliggende voorstel kent een
omvangrijke voorgeschiedenis. De vergadering van de commissie Extern was zeer
positief. Er was sprake van een ruime opkomst, ook van professionals, waarvan
velen woonachtig en in elk geval allen werkzaam in Delft. Naar aanleiding van
de commissie zijn er een paar kleine wijzigingen in het voorstel gezet die naar
onze mening positief zijn. Wij spreken onze complimenten uit voor het
voorliggende voorstel.
Wij
zijn er ook tevreden over dat het in het inwerktraject van de raad is
opgenomen. Ik wijs erop dat in het voorstel dat door de raad is aangenomen
stond dat er jaarlijks een evaluatie wordt gehouden. Dat is een goede manier om
het punt onder de aandacht te brengen, ook van de inwoners in Delft.
Ik
wijs tot slot op een artikel in het NRC van een aantal weken geleden waaruit
nadrukkelijk bleek dat de nieuwe economie uiteindelijk banen oplevert voor de
gehele samenleving en dus niet alleen voor een kleine groep mensen die een hoge
opleiding heeft genoten. Het lijkt mij leuk voor de heer Taebi om daar kennis
van te nemen. Ik stuur hem het artikel eventueel graag door.
De heer TAEBI (SP): Dat is ook nooit door de SP-fractie ontkend. Ik doelde
uitdrukkelijk op de verhoudingen op zich. De verhoudingen die de wethouder ons
voorhield, zijn nergens bevestigd. Als die verhouding kan worden aangetoond,
houd ik mij daarvoor aanbevolen.
De
heer VAN PUTTEN (STIP): Vindt u de verhouding van een op een dan te weinig?
De
heer TAEBI (SP): Ik vind dat Delft de primaire taak heeft om in werkgelegenheid
te voorzien, in alle lagen van de bevolking. Wij moeten ons niet richten op de
hoger opgeleiden en de lager opgeleiden van de kruimels laten profiteren. Dat
is niet mijn stijl.
De
heer BOT (GroenLinks): Nu maakt u er een karikatuur van. De heer Van Putten
stelt een heel goede vraag. Als de verhouding een op een is, is dat voor een
gemeente zoals Delft, waar de helft van de bevolking een hbo- of
wetenschappelijke opleiding heeft, een perfecte verhouding. Nu u weer.
De
heer TAEBI (SP): Dat is een keiharde “als”, want een andere inschatting is dat
één baan in de laagopgeleide sector staat tegenover drie in de hoogopgeleide
sector. Dat is een verhouding die ik niet kan onderschrijven. Laten wij eerst
de cijfers bevestigen voordat wij een beslissing nemen. U weet even weinig als
ik, maar u gaat mee met dit beleid. Ik wil het beleid even stop zetten totdat
ik er meer over weet.
Mevrouw
ZWEEKHORST (PvdA): Voorzitter. Wie twintig jaar geleden in Delft kwam wonen,
ontdekte dat bijna ieder gezin een familielid had dat werkte bij de Gist, bij
Braat, de Kabel, de Gelatinefabriek en de Calvé. In de gangen en aan de kapstok
was de geur in de kleren merkbaar. Sinds de jaren negentig heeft elke familie
minstens één familielid dat gerelateerd is aan de TU of de Hoge School of dat
belangen heeft bij één van de kennisinstituten of -bedrijven of uitvindingen
waarvan het aantal in Delft ongekend is. Dat wil zeggen dat wij qua economisch
elan in een voortdurend proces zitten. In dit opzicht heeft de raad in het
afgelopen halfjaar een impuls gehad door de Rekenkamer, door het stadsdebat
over Delft Kennisstad, enzovoorts. Onze visie is opgefrist en wat ons betreft,
neemt de raad zich voor om zich uitvoerig te laten informeren, rapportages te
zien en zoveel mogelijk initiatieven te faciliteren. In dit proces nemen wij
graag de voorliggende nota aan. Wij zien deze als een werkdocument die tezamen
met onze kennisinstituten, de kennisalliantie en Delft Kennisstad verder
uitgewerkt moet worden. Onze vraag is dan ook of de wethouder het ermee eens is
dat wij in een proces van economisch elan zitten. Is hij bereid om de
aangenomen nota met de genoemde instituten uit te werken, temeer daar de 400
mln. euro die boven ons hoofd zweeft, verwerkelijkt kan worden. Wij kunnen daar
een graantje van meepikken.
Wethouder
MOOIWEER: Voorzitter. Ook over dit stuk is zeer uitgebreid van gedachten
gewisseld in de commissie. Volgens mij kunnen wij het dus vrij kort houden. In
de commissie is met de SP-fractie vrij uitgebreid gediscussieerd. De SP-fractie
vond dat het college een andere economische strategie moest hanteren, meer
gericht op het MKB. Volgens mij heb ik toen vrij uitvoerig betoogd dat dit niet
het enige economische document is dat wij produceren. De wensen van de SP-fractie
hebben wij op een andere manier opgepakt, bijvoorbeeld door het stimuleren van
de buurtwinkelcentra, et cetera. Volgens mij kan de SP-fractie het economisch
beleid van het college bijna volledig onderschrijven.
De
heer Bot heeft er gelijk in dat er een onderzoek is uitgevoerd door Louter in
opdracht van de gemeente Delft. Dat was een vrij uitvoerig onderzoek, waaruit
de verhouding 1:1,1 kwam. Één hoogopgeleide baan staat dus tot 1,1 banen in de
laagopgeleide sector. Dat lijkt mij een uitstekende uitkomst. Tienduizend banen
in de kenniseconomie leidt dus tot tienduizend uitkeringsgerechtigden minder.
Mijn buurman zal daar zeer blij mee zijn. Het is altijd een beetje de vraag hoe
dergelijke zaken worden gemeten. Bij het onderzoek van Louter is gekeken naar
de dienstverlening die direct gerelateerd wordt aan een bedrijf. Er kan ook
gekeken worden naar hetgeen gebeurt in een bedrijf als er een hoogopgeleide
bijkomt. Dat leidt tot de uitkomst 1:0,3. Een bredere kijk leidt tot de
uitkomst 1:1,1. Ik weet van andere regio’s dat een nog bredere kijk leidt tot
de uitkomst 1:1,3.
Ik
moet even scherp terughalen wat wij in de commissie gezegd hebben. De heer
Taebi heeft gezegd dat als ik dat kan aantonen, wij politieke vrienden zouden
worden. Ik heb toen gezegd dat ik ernaar uitzie om politieke vrienden te
worden. Ik heb dus niet gezegd dat ik voorafgaand aan de raadsvergadering een
onderzoek zou tonen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog wel meer te doen had. Ik
ben al twee jaar geen vrienden met de SP-fractie op dit punt en ik vond dat het
ook best nog wel twee weken kon wachten.
Ik
ben het eens met de heer Meuleman dat wij moeten streven naar meer bekendheid
over de resultaten van Delft Kennisstad. De clustercoördinatoren zijn een goede
manier om het maatschappelijk effect van kennis in onze stad goed zichtbaar te
maken en te gebruiken. Ik ben ook blij met de hoge opkomst bij de workshop. Ook
op die manier wordt bereikt dat Delft Kennisstad meer gaat leven, net als er
vaker over praten. Een concreet punt waardoor de Delftenaren meer gaan merken
van Kennisstad is dat in april op de Markt een groot biomedisch festival zal
plaatsvinden, Biopop, waar de Delftenaren naar kunnen kijken. De gemeente
organiseert dat niet maar heeft slechts een faciliterende functie.
Ik
onderschrijf dat er economisch elan is. De uitwerking behoort tot de taken van
onze partners. Dat gebeurt dus sowieso.
Ik
maak nog een laatste opmerking in de richting van de SP-fractie. Het zou goed
zijn als de SP-fractie eens wat verder buiten de gemeentegrenzen ging kijken en
bijvoorbeeld op bezoek ging in Nijmegen waar volgens mij het meest linkse
college van Nederland zit. Nijmegen wordt gekscherend ook wel Havanna aan de
Waal genoemd. Het college daar zegt dat het op een verandering heeft ingezet in
Nijmegen. De slogan daar is “schoon en slim”, dus kenniseconomie en toerisme.
Daar zet het college van Delft ook op in.
De
VOORZITTER: Mijnheer Taebi, het treinkaartje wordt u aangeboden door het
college.
De
heer TAEBI (SP): Het is al het einde van de zittingsperiode van dit college,
want anders had ik voorgesteld om samen te gaan.
Voorzitter.
In de commissievergadering heeft de wethouder gedaan alsof de verhoudingen voor
de hand lagen. Ik heb hem daarom uitgedaagd om de cijfers te laten zien en ons
mee te krijgen in zijn beleid. Nogmaals, als de door hem genoemde cijfers
onderbouwd kunnen worden, dan ben ik absoluut voorstander van werkgelegenheid
in alle sectoren, niet alleen voor de hoger opgeleiden maar ook voor de lager
opgeleiden. Ik hoor vanavond van de wethouder een veel genuanceerder verhaal.
Ik ben zelf iemand van de nuances, dus ik neem daar met genoegen kennis van. Ik
had de wethouder in de commissie graag hetzelfde verhaal horen vertellen in
plaats van keihard beweren dat de verhoudingen anders zijn en dat hij politieke
vrienden wil worden door dat aan te tonen. Die behoefte is trouwens bij de
SP-fractie niet zo hard aanwezig.
Het
punt van het inzetten op het MKB is in de commissievergadering uitvoerig
behandeld en herhaald. Ik heb dat ook wel gezegd. De heer Bot en de wethouder
zeggen dat het MKB ondersteund moet worden. Ik stel voor dat wij ons dan
allemaal op het MKB richten en dat niet anders noemen en er ook geen andere
dingen bij halen. De wethouder concludeert dat ik het met hem eens ben, maar ik
concludeer dat hij het met mij eens is. Het voorliggende voorstel gaat echter
niet over het MKB. Het gaat over veel meer. Misschien grenst het hier en daar
aan het MKB, maar als de wethouder het met mij eens is dat de MKB de voorkeur
moet krijgen, dan moeten wij ons daarop richten. Nogmaals, het voorliggende
voorstel kan niet op de steun van mijn fractie rekenen.
Wethouder
MOOIWEER: Voorzitter. Volgens mij hebben wij meer dan genoeg gewisseld. Er is
een nuance die de heer Taebi toch zou moeten maken. Hij doet het voorkomen
alsof in het stuk het volledig economisch beleid van de gemeente Delft is
vastgelegd. Dat is natuurlijk absoluut flauwekul. Ik heb omstandig uitgelegd
dat de door hem genoemde punten zijn vastgelegd in andere nota’s. Die heeft hij
kunnen lezen en daar heeft hij zich een mening over kunnen vormen. Ik
constateer dat de dingen die de SP-fractie in de commissie geroepen heeft,
ertoe leiden dat zij het economisch beleid van dit college voor 90%
onderschrijft.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en
Leefbaar Delft tegen dit voorstel hebben gestemd.
77.
Voorstel inzake aankoop gronden Faradaybrug en verkoop gronden Gelatine
(Stuk 67 – 878093)
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Mijn betoog kan worden opgevat als stemverklaring. Vanwege de toelichting van de wethouder stemmen wij in met het voorstel. Wel vragen wij nadrukkelijk aandacht voor de verkeerssituatie op de Faradaystraat; in- en uitrijdend bedrijfsverkeer, fietsers en te verwachten druk autoverkeer over de brug kunnen tot gevaarlijke situaties leiden. Wij zijn daarvoor gewaarschuwd en wij geven u dat mee voor de uitwerking. Wij stemmen in met het voorstel.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.
78.
Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Spoorzone
(Stuk 59 – 922927)
De VOORZITTER: Over dit voorstel is dinsdagavond in de commissievergadering uitgebreid gesproken. Ik verzoek de woordvoerders om niet te herhalen en uitsluitend politieke punten naar voren te brengen.
De
heer BOT (GroenLinks): Ik doe het verzoek om een kleine leespauze in te lassen.
Er zijn twee technische memo’s op ons bureau gelegd waar wij niet eerder kennis
van hebben kunnen nemen. Vijf minuten is genoeg.
De
VOORZITTER: Een schorsing lijkt mij wat al te dol. U zit vier jaar in de raad
en u kunt snel lezen.
De
heer BOT (GroenLinks): Nee, hier maak ik ernstig bezwaar tegen. Het gaat om
toezeggingen die in de commissie gedaan zijn en waarvoor de wethouder zijn best
heeft gedaan. Ik heb deze nog niet kunnen lezen. Als wij de behandeling kort
willen houden, moet ik gelegenheid hebben om ze te lezen.
De
VOORZITTER: Ik begin met de behandeling. Als er te weinig tijd is, kunnen wij
nog tijd inruimen.
De
heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik steun het voorstel van de heer Bot.
De
VOORZITTER: U wilt echt vijf minuten schorsen? Dan heb ik u verkeerd begrepen.
U wilt de memo’s echt eerst even lezen.
De
heer BOT (GroenLinks): Ik zou bijna zeggen: geheel tegen mijn gewoonte in.
De
VOORZITTER: Ik dacht dat u de memo’s tijdens de bespreking kon lezen, maar dat
wilt u niet. In dat geval schorsen wij vijf minuten.
De
vergadering wordt van 21.10 uur tot 21.15 uur geschorst.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Mijn ervaring is dat, als mensen zeggen dat zij
het kort gaan houden, dat vaak niet lukt, maar ik ga het toch proberen. Ik
begin met het geven van een compliment aan de wethouder. Wij zitten aan het einde
van een traject inzake het realiseren van een spoortunnel. Er is nog een lange
weg te gaan, maar wij staan nu voor een mijlpaal. Er is de afgelopen jaren
verschrikkelijk veel werk geleverd. Dat is heel goed gegaan. Daarvoor de
complimenten van onze fractie.
Wat nu voor
ons ligt, is erg goed, maar volgens onze fractie kan het zelfs nog een beetje
beter. Wij hebben afgelopen dinsdag al vrij uitgebreid betoogd waarom wij
vinden dat de kern van dit gebied, namelijk het gebied rond het nieuwe Bolwerk
tot aan het Bacinol-gebouw, nog beter kan. Dit gebied heeft de mogelijkheid om
uit te groeien tot de parel, het visitekaartje van Delft. Dat kun je bereiken
door het stedenbouwkundig goed in te plannen. Wij hebben daarvoor een
stedenbouwer in de arm genomen, Busquets, die daar een visie op heeft
neergelegd. Daar is de gemeente van afgeweken vanwege een hele reeks redenen,
waaronder een aantal technische redenen. In de loop van de planbehandeling is
gebleken dat een deel van die technische beperkingen verdwenen is. Door nieuwe
inzichten bij verschillende partners is het mogelijk om dit gebied opnieuw te
bezien, nieuwe keuzes te maken en de visie van Busquets toch te realiseren. Wij
hebben hiervoor een alternatief aangedragen. Wij hebben het als een
verantwoordelijkheid van ons gezien om onze ideeën over die
kwaliteitsverbetering om te zetten in een daadwerkelijk voorstel, zodat wij de
raad een keuze kunnen laten maken tussen de varianten.
Ik ga kort
in op ons voorstel. Wij dienen het op basis van een procedureel advies in als
een motie. Bij een amendement zouden wij in de volledige juridische zin de
plankaarten uitgetekend moeten hebben en zouden wij alle voorschriften precies
moeten wijzigen. Als wij daar een fout in zouden maken, zou dat allerlei
consequenties hebben. Het is dus veranderd in een motie met exact dezelfde
strekking. Die motie draagt het college op om het water te verplaatsen op het
gedeelte tussen het Bolwerk en de molen, volgens het plan dat wij afgelopen
dinsdag hebben toegelicht. Er zijn voor de duidelijkheid twee kaartjes
bijgevoegd die aangeven waar het precies over gaat. De wethouder heeft er in de
commissie al op gereageerd. Hij heeft aangegeven dat beide varianten, de
variant van het college en de variant van onze fractie, mogelijk zijn. Onze variant
is opgesteld in samenwerking met een aantal ontwerpers van de TU en studenten
van sociëteit Phoenix. De wethouder heeft ook meegegeven dat de vertraging die
het project zou oplopen, niet onoverkomelijk is. Als de raad van mening is dat
dit een betere variant is en voor meer kwaliteit zorgt, kunnen wij die keuze
dus maken. Dat is voor ons erg belangrijk. De wethouder heeft ook aangegeven
dat ons alternatief meerwaarde biedt, met name in het gebied rond het Bolwerk.
Ook op de plankaart is naar mijn idee duidelijk te zien dat dit een veel
logischer geheel wordt. Als wij dit over een jaar of tien kunnen zien, zal
volgens mij duidelijk zijn dat het een verbetering is geweest. Het wordt een
heel logische situatie. Wij gaan het verkeer in de binnenstad scheiden en wij
gaan de verkeersstromen beter begeleiden. Dit zorgt voor een duidelijke
kwaliteitsverbetering.
Een
tegenargument dat naar voren is gebracht, is de belevingswaarde van het water.
Daar hebben wij het aan het eind van de commissievergadering even over gehad.
Het is waar dat de belevingskwaliteit van het water in onze variant niet zo
groot is als je die beleving definieert als “het voeren van eendjes en op een
bankje aan het water zitten”. Dat klopt, maar in de beeldkwaliteit heeft het
wel duidelijk een meerwaarde als scheidend element tussen de binnenstad en het
doorgaande verkeer. Het alternatief van het college biedt volgens ons ook niet
heel veel directe belevingswaarde van het water. Aan de ene kant zit je direct
aan de doorgaande weg, aan de andere kant heb je vrij weinig ruimte. Daar is
een erg steil talud met vrij veel ingepaste parkeerplaatsen. Wij denken niet
dat dat voor een heel plezierige belevingswaarde gaat zorgen als dat wordt
gedefinieerd als “het voeren van eendjes en het op een bankje aan het water
zitten”.
De
geluidsbelasting op de gevels van de Spoorsingel is een van de belangrijke
punten die een tijd geleden, bij de vorige behandeling, hebben meegespeeld bij
het verplaatsen naar de kant van de Spoorsingel. Wij houden staande dat met het
verdwijnen van het spoorviaduct een ongelooflijke kwaliteitsverbetering aan dit
gebied wordt gegeven. Wij houden ook staande dat er in ons alternatief een
grote ruimte blijft tussen de gevel van de Spoorsingel en het doorgaande
verkeer van de Phoenixstraat. Dat zorgt ervoor dat het inpasbaar is; het blijft
binnen alle milieunormen. Door een secundair effect op enkele woningen zullen
wij enkele aanpassingen moeten doen, maar dat is bovenop de aanpassingen die
wij al moeten doen. Dat is dus niet heel schokkend. Die aanpassingen moeten wij
dus gewoon doen als deze versie doorgaat. Wij zien dit dus als een overkomelijk
effect van de variant van STIP.
De
vertraging van het project is een lastig punt. Wij hebben zojuist een memo van
de wethouder gekregen. Daarin staat dat wij net twee weken tekortkomen en
daardoor een extra vertraging van twee of drie maanden zouden oplopen. Wij
denken nog steeds dat wij hier en daar een half weekje kunnen winnen en het dus
wel kunnen halen. Daarop krijg ik graag een reactie van het college. Ook als de
vertraging wat langer is, is de kwaliteitsverbetering van dit gebied het hele
uitgangspunt van de spoortunnel geweest. Moeten wij dan op het laatste moment
wegens haast de kwaliteit van het gebied verminderen? Als wij zien dat de
kwaliteit kan worden verbeterd, moeten wij dan niet gewoon goed kijken hoe dat
kan? Wij moeten hier via uitvoering van het alternatief iets moois van maken,
want daar doen wij het uiteindelijk voor.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Tot nu toe mis ik in uw betoog een argument waaraan
onze fractie veel belang hecht, omdat wij als betrouwbare mensen willen
overkomen. Bij de vorige inspraak is naar aanleiding van zienswijzen van
bewoners van de Phoenixstraat het plan naar volle tevredenheid van die bewoners
aangepast. Op basis daarvan heeft de politiek gezegd dat het plan moest worden
aangepast. Ik mis dat argument in uw betoog. Ik doel dus met name op de
betrouwbaarheid die wij als politiek moeten uitstralen naar de bewoners. Daar
zegt u niets over.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Ik heb daar al iets over gezegd, maar dan redenerend vanaf de
andere kant. Er speelden toen meerdere zaken, waaronder een goede lobby van de
bewoners van de Spoorsingel om het water aan hun kant te krijgen en met name om
de weg zover mogelijk te verplaatsen naar de Phoenixstraat. Daarbij speelden
ook technische redenen een grote rol. Er werd gezegd dat er een
ontluchtingsschacht moest komen van minimaal tien bij tien meter en dat die
niet was in te passen in het water. Dat was een erg groot technisch probleem.
Dat heeft ook voor de wethouder meegewogen, toen hij voorstelde om het water te
verplaatsen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat argument begrijp ik best, maar ik heb het over
het argument dat bewoners heel nadrukkelijk een zienswijze hebben ingediend en
dat de politiek daarop heeft gereageerd ten gunste van de bewoners.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Daar ga ik straks op in. Wat er toen is gebeurd, is dus het
gevolg van een combinatie van factoren. Nu blijkt dat een deel van die
technische bezwaren door voortschrijdend inzicht niet meer geldt. Dat betekent
dat wij de belangen opnieuw moeten wegen. Als wij ooit iets beslist hebben,
mogen wij daar dan nooit meer op terugkomen, ook als de randvoorwaarden
veranderen en als er nieuwe zienswijzen zijn? Waarom leggen wij iets opnieuw
ter inzage als wij ooit iets hebben besloten en het dus niet meer omgekeerd
kan? Is dat in uw optiek dan een betrouwbare overheid?
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Het gaat erom dat wij een belofte aan burgers hebben
gedaan. Dan zeggen wij een aantal maanden later niet tegen de burgers: sorry,
we hebben dat een paar maanden geleden beloofd, maar nu gaan wij weer een ander
besluit nemen.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Ik houd staande dat bij veranderende randvoorwaarden de
belangen opnieuw moeten worden gewogen. Daarbij worden de belangen van deze
bewoners zeker meegewogen, maar in onze optiek kan een beslissing dan anders
uitvallen. Wij zijn ervan overtuigd dat wij met dit alternatief een stedenbouwkundige
kwaliteit in dit gebied kunnen realiseren, waardoor de belevingswaarde van dit
gebied zowel voor de stedelingen als voor de bezoekers duidelijk wordt
verbeterd.
De heer BOT
(GroenLinks): Ik luister geboeid naar uw gloedvolle betoog, maar tot nu toe heb
ik nog geen reactie gehoord op een argument dat ook door de bewoners is
gebruikt, namelijk dat de door STIP voorgestelde variant de parkeergarage aan
de Phoenixstraat en van het hoogheemraadschap eigenlijk onbereikbaar maakt en
dat daar daarom eigenlijk bruggen aangelegd moeten worden. Hebt u daar sinds
dinsdagavond over nagedacht?
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Daar heb ik over nagedacht. Die bruggen staan voor een
gedeelte ingetekend. Daarnaast staat in de artikelen van het bestemmingsplan
dat er daar waar de functie “water” wordt neergelegd, bruggen komen. Dat is in
beide varianten hetzelfde. Dat staat gewoon in de voorschriften van het
bestemmingsplan. Daar is dus in zoverre in voorzien. In ons voorstel zal dat
een verkeersbrug zijn tussen de Binnenwatersloot en de Phoenixstraat, waardoor
je nog een opstelstrook realiseert in de richting van de Phoenixstraat, zodat
het doorgaand verkeer niet gehinderd wordt door mensen die hun auto willen
parkeren. Dat zorgt ook voor de toegang naar de Binnenwatersloot. Dat is in
principe vergelijkbaar met het voorstel van het college. Dat is dus zeker
meegenomen in het plan.
Tot zover
mijn betoog over onze motie en ons alternatief. Ik wil daarnaast ingaan op twee
punten. Ten eerste dank ik de wethouder voor de wijzigingen in de nota
zienswijzen op het punt van DUWO. Er stond dat nog niet zeker was dat er
studentenwoningen gerealiseerd zouden worden. Dat is geschrapt en dat is goed,
want zo hebben wij dat afgesproken. Ten tweede dank ik de wethouder voor zijn
toezeggingen over Bacinol: als het technisch en financieel mogelijk is om dit
gebouw voor de stad te behouden, kan dat ook bestemmingsplantechnisch mogelijk
gemaakt worden.
De
VOORZITTER: Door de STIP-fractie wordt de volgende motie (M-2) ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op donderdag 23 februari 2006,
draagt het
college op:
en gaat
over tot de orde van de dag.”
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Voorzitter. Ik zal mij beperken tot de punten die wat ons
betreft na de behandeling in de commissie nog in discussie zijn. Daarbij gaat
het om de Coenderstraat en de Verlengde Coenderstraat, de bouwhoogte en de
ligging van de gracht. In de Coenderstraat en de Verlengde Coenderstraat wordt
de verkeersintensiteit bij de nieuwe opzet hoog. Tijdens de
commissiebehandeling heeft de wethouder dat in een breder perspectief geplaatst
en zijn ook enkele varianten aan de orde geweest, onder andere een variant
waarin rechtsaf slaan vanaf de Zuidwal naar de Westvest wordt toegestaan voor
doorgaand verkeer. Daarover hebben wij nu ook informatie gekregen van de
wethouder. Daaruit blijkt dat de verschillen niet zo vreselijk groot zijn. Wij
zijn natuurlijk heel blij met die informatie van de wethouder, maar voor ons
gaat het iets te snel om op basis daarvan die variant nu helemaal uit de discussie
te halen. Wij zouden graag willen dat die variant bij de verdere ontwikkeling
als mogelijkheid in de lucht wordt gehouden. Wij zullen een motie met die
strekking indienen die mede is ondertekend door de fracties van Stadsbelangen
en Leefbaar Delft.
Mevrouw
KONING (PvdA): Daar is toch helemaal geen motie voor nodig? In het
bestemmingsplan wordt toch niet geregeld hoe het verkeer rijdt?
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Nee, maar de raad kan wel bij motie aangeven hoe hij daarover
denkt. Dat is de strekking van de motie. Wij schrijven daarmee inderdaad niet
de rijrichting voor. Wij willen dat bij de verdere uitwerking van het
bestemmingsplan deze route mogelijk blijft op het moment dat de
verkeerscirculatie aan de orde komt.
Op twee
plekken vinden wij de bouwhoogte te hoog, ten eerste bij de locatie
stadskantoor/station. Dat is te veel een soort hoogte-eiland te midden van de
relatief lage bebouwing in het Westerkwartier en de binnenstad. Ten tweede gaat
het om de maximale bouwhoogte bij de Groene Haven. Wij dienen twee amendementen
in om de bouwhoogte op die plekken aan te passen, respectievelijk met 1 en 2
bouwlagen.
Tot slot
het punt van de ligging van de gracht. Een meer oostelijke ligging is een
tamelijk fundamentele wijziging in het bestemmingsplan. Gelet op de korte tijd
die wij hebben voor de beoordeling van het voorstel van STIP, kan de reactie
eigenlijk alleen maar plaatsvinden op basis van een zeer globale weging van de
argumenten. Die weging ziet er voor de CDA-fractie ongeveer als volgt uit. Wij
zien een aantal positieve kanten aan het voorstel, namelijk een vanuit
historisch oogpunt meer verantwoorde ligging van de gracht, dicht tegen de oude
binnenstad aan. Ook de aantakking op het Bolwerk ziet er logischer uit. Wij
zien echter ook een aantal nadelen, allereerst de effecten voor de bewoners van
de Spoorsingel, waarop de heer Meuleman al heeft gewezen. Ook het feit dat er
een onderbroken en verspringende waterloop is, vinden wij minder gunstig ten
opzichte van een rechte lijn en een aaneengesloten waterloop. Daarnaast is er
het feit dat een scheiding gaat ontstaan tussen water en groen, terwijl
bundeling daarvan een meerwaarde kan opleveren.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Ik heb een vraag over de onderbroken waterloop. In de
uitvoering is daar één geheel van te maken. Het is sowieso met elkaar
verbonden. Het hele element is toegevoegd om de waterkwaliteit in dit gebied te
kunnen garanderen. Je zou er een soort slinger van kunnen maken. Je zou dit
water op allerlei manieren, zowel visueel als fysiek, kunnen verbinden. Hoe je
dat in de uitwerking doet, wordt echter niet bestemmingsplantechnisch geregeld.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Dat begrijp ik, maar als we echt kiezen voor een historische
variant, zou het voor ons echte meerwaarde hebben gehad als het water pal
achter de Waltoren en de molen zou lopen, zodat zij als het ware met hun voeten
in het water komen te staan. In dit geval zit er een heel grote ruimte tussen.
Dat is voor ons niet van doorslaggevend belang, maar dit is wel iets wat …
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Wij waren heel graag met dat voorstel gekomen als dat fysiek
mogelijk was geweest.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Wij realiseren ons heel goed dat dat niet mogelijk is, maar dit
is daarmee wel een van de argumenten die bij elkaar optellen tot de
uiteindelijke weging. STIP c.s. hebben zich er enorm voor ingespannen om hier
iets moois van te maken. Wij hebben wel de indruk dat de tijd ontbreekt om op
dit punt een volwaardig alternatief te bieden. Zo ziet het er ongeveer uit,
maar wij zullen ons definitieve oordeel geven bij de reactie op de motie.
De
VOORZITTER: Door de CDA-fractie worden de volgende amendementen (A-1 en A-2)
voorgesteld:
A-1
“De raad
van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 23 februari 2006,
besluit dat
de maximum bouwhoogte voor het perceel met aanduiding h3 (Station/Stadskantoor)
wordt verlaagd met het equivalent van 1 bouwlaag,
en gaat
over tot de orde van de dag.”
A-2
“De raad
van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 23 februari 2006,
besluit dat
de maximum bouwhoogte voor het perceel met aanduiding h12 (Groene Haven) wordt
verlaagd met het equivalent van 2 bouwlagen,
en gaat
over tot de orde van de dag.”
De
VOORZITTER: Door de fracties van het CDA, Stadsbelangen en Leefbaar Delft wordt
de volgende motie (M-3) ingediend:
“De raad
van de gemeente Delft, in vergadering bijeen op 23 februari 2006,
spreekt als
zijn mening uit:
Bij de
uitwerking van de verkeerscirculatie op basis van het bestemmingsplan Spoorzone
wordt, ter ontlasting van de Coenderstraat/Verlengde Coenderstraat, ook een
variant betrokken waarbij doorgaand verkeer in noordelijke richting komend
vanaf de Zuidwal een route kan volgen via de Westvest,
en gaat
over tot de orde van de dag.”
De heer BOT
(GroenLinks): Voorzitter. Ook de fractie van GroenLinks zal op een beperkt
aantal punten ingaan, allereerst Bacinol. Ik sluit mij aan bij wat eerdere
sprekers daarover hebben gezegd. Ik vraag de wethouder om voor de Handelingen
te herhalen wat er mogelijk is met een artikel 19-procedure als verplaatsing
van het gebouw eventueel alsnog in beeld komt.
Wat de
Coenderstraat betreft: ook wij hebben aangedrongen op het bekijken van de
variant van het Westvest. Als de berekeningen kloppen, lijken zij in ieder
geval niet een heel eenduidig voordeel op te leveren. Wij sluiten ons op dit
punt echter aan bij de CDA-fractie: wij willen die variant toch graag in de
lucht houden. Ik heb begrepen dat dat kan zonder wijziging van het
bestemmingsplan. Het beeld verandert overigens als je de cijfers van het
bestemmingsplan niet alleen met de varianten vergelijkt, maar ook met de
huidige situatie op het Westvest. Als je ook die in de tabel opneemt, is
natuurlijk sprake van een heel andere vergelijking. Wij begrijpen dat de
Coenderstraat met een zware verkeersbelasting te maken krijgt. Daar staan heel
veel voordelen tegenover, zoals de wethouder in de commissie heeft aangetoond.
Als het mogelijk is om op een goede manier iets van die druk af te halen,
zouden wij daar echter toch voor willen kiezen, ook om ervoor te kunnen zorgen
dat wij op zoveel mogelijk plaatsen zo snel mogelijk aan de
luchtkwaliteitsnormen kunnen voldoen.
Wat de
Spoorsingel betreft: ik heb in de commissie al gezegd dat voor ons het argument
van de betrouwbaarheid ten opzichte van de bewoners van de Spoorsingel de
doorslag geeft. Wij komen inhoudelijk tot precies dezelfde afweging als de
CDA-fractie. Ik kan mij daar dus helemaal bij aansluiten, overigens ook bij de
complimenten voor de inzet van de STIP-fractie en voor de passie waarmee zij haar
voorstel naar voren brengt. Alles afwegende en kijkende naar de
voorgeschiedenis van het hele bestemmingsplan, vinden wij het op dit moment
echter niet verstandig om daarvoor te kiezen.
Mevrouw
LOURENS (D66): Voorzitter. Kortheidshalve zal ik vreugde en loftuitingen over
het bereiken van weer een volgende mijlpaal om de Delftse klus te klaren om de
trein de tunnel in te krijgen, achterwege laten. Ik ga kort in op drie punten
die ik ook in de commissie heb aangereikt. De wethouder heeft zich duidelijk uitgesproken
voor het behoud van het concept Bacinol en heeft aangegeven dat eventueel een
artikel 19-procedure gevoerd kan worden. Ik sluit mij aan bij het verzoek van
de heer Bot aan de wethouder om te herhalen wat hij daarover heeft gezegd.
Dan het
verkeer in de Coenderstraat ofwel de “rechtsaffer Zuidwal”. Ik sluit mij aan
bij de woorden van de heren Van Tongeren en Bot. Ik dank de wethouder voor de
gegevens die op zo’n korte termijn toch op tafel liggen, maar zij zijn niet
onderscheidend genoeg om duidelijk te kunnen zeggen dat deze optie absoluut
zinloos is of dat wij helemaal voor die optie moeten kiezen. Ik wil dat dus
eigenlijk openhouden in de discussie.
Over de
ligging van het water op de Spoorsingel ben ik sinds dinsdag niet van mening
veranderd. Ik zie in de variant van de STIP-fractie, ook al is die gedegen
uitgewerkt en ook al is daarin aan veel gedacht, geen wereldschokkende
verbeteringen op stedelijk gebied. Zeker voor de bewoners van de Spoorsingel is
het een verslechtering. Het huidige bestemmingsplan ziet er mede naar
aanleiding van de inspraak van deze bewoners uit zoals het er nu uit ziet. Ik
sluit mij dus aan bij de woorden van de heren Van Tongeren en Bot over dit
punt.
Mevrouw
GEURSEN (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is tevreden over het krachtige en
duidelijke bestemmingsplan en over de fase waarin wij dankzij de wethouder en
de ambtenaren nu al terecht zijn gekomen. De inspraak is ook zorgvuldig gedaan.
Dankzij zienswijzen zijn nog veel verbeteringen aangebracht in het bestemmingsplan,
onder andere op het punt van de plint van de Coenderstraat en de
verkeersprognoses. Wij willen graag dat het gesprek met de bewoners op gang
blijft. Wij hebben in de gemeenteraad al eerder gepleit voor een
informatiecentrum grote projecten. De gemeenteraad heeft, volgens mij bij de
behandeling van de programmabegroting, raadsbreed een motie aangenomen over het
realiseren van zo’n informatiecentrum in Delft. De wethouder heeft in de
commissie al toegezegd dat in ieder geval voor de spoorzone dat informatiecentrum
er komt. Misschien kan hij dat nogmaals bevestigen. Verder wil de VVD-fractie
dat de rest van het informatiecentrum komend jaar ook in de programmabegroting
wordt opgenomen.
Wij hadden
één kritiekpunt, dat eigenlijk een beetje overeind is blijven staan. Het aantal
parkeerplaatsen is nog iets te laag. Wij bouwen nu voor de komende vijftig tot
honderd jaar. De VVD-fractie wil het in één keer goed doen. Omdat het autobezit
in de toekomst nog zal toenemen en veel bewoners van de binnenstad en
Westerkwartier/Olofsbuurt nog een tekort aan parkeerplaatsen ervaren, zien wij
dit als een uitgelezen kans om nog extra parkeerplaatsen te realiseren. In de
commissie is daar kort over gesproken. De wethouder heeft gezegd dat het
mogelijk is om een onderzoek te doen naar de actuele marktvraag naar koop- en
wellicht ook huurplaatsen tegen de tijd dat wij gaan bouwen. Ik vraag hem of
hij ook die toezegging kan bevestigen in de raad.
Ik had in
de commissie nog een derde punt dat voor de VVD-fractie belangrijk is, namelijk
het bewaren van nu nog aanwezige historische materialen, bijvoorbeeld in de
panden van de Van Leeuwenhoeksingel. Die historische materialen moeten er zo
snel mogelijk uit worden gehaald, zodat zij niet verloren gaan doordat
aannemers die materialen in de container gooien. Ook daarover heeft de raad
enige tijd geleden een motie aangenomen. Mijn derde vraag is dus: is het
mogelijk om die materialen zo snel mogelijk te conserveren?
Dan de
motie van de STIP-fractie. Ook wij hebben waardering voor de serieuze variant,
die technisch mogelijk is. Het pluspunt is met name de betere belevingswaarde
vanuit de binnenstad. Ook het Bolwerk ziet er beter uit. De wethouder heeft in
de commissie aangegeven dat hij in ieder geval de verbeteringen ten aanzien van
het Bolwerk kan meenemen. Wij zien echter nadelen in een uitstel van vier tot
zes maanden van het hele project en van de aanbesteding. Het verkeer zal ook
dichter bij de Spoorsingel komen te lopen. Dat punt was na de inspraak juist
gewijzigd. Ik sluit mij dus aan bij wat de fracties van het CDA en GroenLinks
daarover hebben gezegd. Door de hoge kademuren komt het water vrij diep te
liggen en ligt het niet mooi in het zicht. Bovendien zijn bruggen nodig om naar
de Phoenixgarage en Delftstede te komen. Hoewel de historische ligging
enigszins terugkomt, is doortrekking naar de Molen niet helemaal mogelijk. Dat
is dan ook weer jammer. Wij kiezen daar dus niet voor.
Dan de
Coenderstraat en de “rechtsaffers” van de Zuidwal naar de Westvest. Ook wij
zien wel iets in de motie van de CDA-fractie om die variant in ieder geval te
onderzoeken. Uit de memo van de wethouder blijkt dat er ook veel nadelen aan
kunnen zitten, maar de VVD-fractie wil dat deze variant wel als
onderzoeksvariant wordt meegenomen.
In de
commissie was er sprake van dat op 28 meter vanaf twee bouwbedrijven woningen
komen. In de memo van de wethouder blijkt dat 46 meter te zijn. Deze bedrijven
hebben een zodanige categorie als bouwbedrijf dat tot woningen een contour van
50 meter wordt aanbevolen. Ik vraag in ieder geval om beide ondernemers
schriftelijk te bevestigen dat het inderdaad 46 meter is en dat dit voor hun
bedrijfsvoering geen consequenties hoeft te hebben.
Mevrouw
KONING (PvdA): De memo gaat over waar de woningen nu staan en niet over waar zij
komen te staan.
Mevrouw
GEURSEN (VVD): O, dank u wel.
Wethouder
GRASHOFF: Die tekst kan inderdaad leiden tot misverstand, maar het is een
verheldering over de bestaande woningen. Tijdens de vergadering werd ontkend
dat die er zouden zijn. Dat is gecheckt en zij blijken op 46 meter afstand te
liggen. De afstand van 28 meter tot de nieuwe woningen is hetzelfde gebleven.
Mevrouw
GEURSEN (VVD): Dus de nieuwe woningen zijn door de gemeente op 28 meter
gepland, terwijl landelijk een contour van 50 meter wordt aanbevolen. In dat
geval is het helaas niet gunstiger geworden. Dan dring ik er nog krachtiger op
aan om afspraken schriftelijk vast te leggen met deze twee bedrijven, zodat zij
als ondernemers gewoon kunnen doorgaan.
Mevrouw
KONING (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie is erg blij met deze stap in het
spoorzoneproject. Zoals bekend hebben wij altijd van harte achter het
spoorzonetraject gestaan, ook al was dat soms met pijn in het hart – u weet
waarom – en af en toe ook met zorg om de luchtkwaliteit, het geluid en de grote
bouwput die straks gaat ontstaan. Over dat laatste hebben wij in de commissie
enkele vragen gesteld. Wij wisten al dat daar in het bestemmingsplan op wordt
ingegaan, maar de nadere uitwerking van dit project wordt natuurlijk heel erg belangrijk.
Als het Abtswoudse tunneltje, dat een belangrijke route voor fietsers is, vier
tot vijf maanden uit de running is zodat fietsers moeten omfietsen via de
Prinses Irenetunnel of de Kruithuisweg, heeft dat nogal wat gevolgen in de
stad. Over dat soort elementen komen wij in deze raad dus ongetwijfeld nog te
spreken, in de hoop dat wij de overlast zoveel mogelijk weten te beperken. Dat
streven wordt volgens mij echter door iedereen in de raad gedeeld.
Wij leggen
nu in het bestemmingsplan de kaders neer over wat wij willen gaan bouwen en wat
er mag komen. Het is dus belangrijk dat niet alles geregeld wordt. Zaken die in
een beeldkwaliteitsplan staan, komen nog terug in de raad, zoals de wethouder
in de commissie heeft gezegd. Daaruit blijkt dat nu alleen de grove kaders
worden aangegeven. Grove kaders ten aanzien van bijvoorbeeld de
verkeersafwikkeling in de Coenderstraat en de Verlengde Coenderstraat hoeven nu
nog niet vastgelegd te worden, maar wij hebben het in de commissie wel daarover
gehad. De PvdA-fractie heeft namelijk nadrukkelijk gevraagd om alvast
informatie te geven, zodat wij op dat punt nu een keuze kunnen maken. De door
de wethouder gegeven informatie is zo duidelijk dat de variant, wat de
PvdA-fractie betreft, niet nader meegenomen hoeft te worden. Ik wil de
wethouder overigens wel vragen om dit soort informatie ook naar de bewoners te
communiceren. Het verkeersmodel bekijkt wat er gebeurt als de “rechtsaffers”
worden toegestaan. Dan zijn er 300 auto’s minder. In eerste instantie vind je dat
heel erg veel, maar als er 13000 overblijven, is 300 zo weinig dat het qua
geluidsbelasting niet uitmaakt. Op de plek waar die auto’s terechtkomen,
betekent dat wel iets, zeker voor de luchtkwaliteit van de
langzaamverkeerroutes langs de Westvest. Ik had aangegeven erop te vertrouwen
dat de wethouder ons tijdig informatie kon geven om op dit punt een keuze te
kunnen maken. Ik vind de informatie helder en ik vind op basis daarvan dat wij
dit niet hoeven mee te nemen in nader onderzoek. Het staat de raad natuurlijk
vrij om dat te willen, maar ik weet niet of dat zin heeft.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): De heer Bot heeft zojuist in zijn betoog terecht
aangehaald dat je bij de door de wethouder aangeleverde cijfers eigenlijk de
huidige situatie moet betrekken en dan moet bekijken wat die cijfers betekenen.
Mevrouw
KONING (PvdA): Het zijn veel meer auto’s dan er nu rijden. Daar hebt u helemaal
gelijk in. Wij hebben dus pijn in het hart en zorg voor de mensen die daar nu
wonen. Het is niet zo dat het hele spoorzonetraject voor alles en iedereen
geweldig is. Laten wij elkaar dat ook niet vertellen. Het is voor sommige
mensen misschien wel ontzettend vervelend dat dit zo gaat veranderen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Het gaat mij erom dat je de vergelijking op basis van
het totale beeld moet maken en niet alleen op basis van de informatie die wij
vanavond van de wethouder hebben gekregen.
Mevrouw
KONING (PvdA): Ik ga ervan uit – dat weet ik eigenlijk zeker – dat wij op basis
van deze informatie kunnen kiezen. Nogmaals: het is niet erg om later nog
gefundeerder met elkaar te besluiten dat die optie niet reëel is. Ik ga er met
deze cijfers achter de hand van uit dat de optie niet reëel is.
De heer BOT
(GroenLinks): Ik heb hier de tabel uit de nota zienswijzen. Daaruit blijkt dat
er nu op de Westvest 12400 voertuigen rijden. Dat zou afnemen naar 2000 en dat
wordt nu 2500. U geeft er dus inderdaad precies het goede perspectief aan.
Mevrouw
KONING (PvdA): De VVD-fractie bracht dinsdag nog een ander punt naar voren
waarop de wethouder volgens ons ook helder heeft geantwoord, namelijk het
bouwen voor de markt. Daar is in dit bestemmingsplan voldoende ruimte voor. Wij
komen daar later gewoon op terug.
Wij zien op
dit moment een aantal voordelen in de motie van de STIP-fractie. Het groen dat
met die motie ontstaat, kan ons inziens beter gebruikt worden dan het strookje
groen langs het water. De hoeveelheid asfalt vermindert, wat aan die kant van
de stad een mooier beeld kan geven. De inmiddels door alle anderen genoemde
nadelen hoef ik niet te herhalen; die zijn er ook. Wij vinden het erg moeilijk
om deze afweging te maken. Ik heb mij dan ook voorgenomen om de reactie van de
wethouder nog even af te wachten en om elkaar in de fractie in een korte
schorsing nog even aan te kijken. Wij willen immers niet verdeeld stemmen; wij
willen één geluid naar voren brengen. Daarom willen wij alles goed meewegen.
Wij zien dus een aantal voordelen, maar wij zien ook zeker de door anderen
genoemde nadelen.
Kortom: wij
zijn hartstikke blij met dit belangrijke moment waarop het bestemmingsplan
wordt vastgesteld. Wij staan van harte achter de spoorzone. Er zijn altijd
dingen waarvan wij denken: was dat maar anders geweest; was de lucht maar
schoner, was er maar minder geluid, bleef een aantal huizen maar staan. Dat
soort elementen zul je altijd houden bij zo’n bouwproject. Op de nadere details
en de overlast komen wij in deze raad ongetwijfeld terug.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik zal ingaan op de inspraak van de heer
De Bloois uit de Industriestraat, op het voorstel van de STIP-fractie over de
plaats van het water en op de afwikkeling van het verkeer. Voordat ik dat doe,
geef ik onze algemene indruk van de planvorming. Wij hebben een dik boekwerk
ontvangen met de zienswijzen van diverse bewoners van Delft die hun kritiek op
dit plan hebben geuit. Ik moet zeggen dat veel van die kritiek was gericht
tegen het stedenbouwkundig plan van de heer Busquets dat nu is aangedragen in
dit conceptbestemmingsplan. Ik heb in de commissie al gezegd dat het jammer is
dat hiervoor een stedenbouwer uit Spanje gekozen is. Ik zeg dat niet omdat dat
een Spanjaard is, maar omdat hij het karakter van de Nederlandse stedenbouw
niet kent. Vooral in de Nederlandse binnensteden is de stedenbouw echt puur
Nederlands. Nederlandse stedenbouwers bouwen op die wijze. Dat heeft kwaliteit.
Ik vind het heel jammer dat nu een te massaal, niet Delfts plan voorligt dat
uiteindelijk eigenlijk een splitsing aanbrengt tussen de binnenstad en het
Westerkwartier. Wij gaan een te simplistisch plan realiseren. Wij kunnen daar
niets meer aan doen, maar ik wil dit toch vastgesteld hebben, want de
zienswijzen van diverse bewoners van Delft gingen ook die kant uit: waarom zo
massaal, waarom zoveel kantoren? Het is eigenlijk een ABC’tje: waar de
spoorlijn loopt, komt groen en alles waar de spoorlijn niet loopt, wordt
volgepropt met bouwblokken. Natuurlijk komen daar straten doorheen. Voor velen
is dat onherkenbaar. Ik hoop dan ook dat bij de uitwerking en bij de keuze van
de architecten die dit gaan ontwerpen – hopelijk Nederlandse of Delftse
architecten – de kwaliteit weer naar boven getrokken wordt. Ik hoop dat het zo
toch nog goed komt, maar ik moet die zorg toch even uitspreken.
In de
Industriestraat komen woningen op 26 meter van het bedrijf De Bloois en de
bedrijven TKE en Reno. Dat kan lastig zijn. Wij hebben dit al eerder aan de
orde gehad: bij het bedrijf Haring werden woningen op tien meter afstand gezet,
terwijl dat een bedrijf is in de categorie 3.2. Eigenlijk mag dat niet, maar er
wordt toch gebouwd. De door mevrouw Koning bedoelde garanties stellen dus niets
voor. Er wordt nu getolereerd dat daar woningen komen. Vervolgens kunnen de
bewoners klagen dat daar een bedrijf zit in de categorie 3.2 of 3.1. Die zorg
heeft de heer De Bloois geuit in de commissie: waarom komen die woningen zo
dichtbij het bedrijf? Misschien kan de wethouder daarop terugkomen en kan hij
de afstand toch terugbrengen naar 50 meter. Dat zal moeilijk zijn, maar elke
meter verder is gewoon een pluspunt.
Dan de
verkeersafwikkeling in de Coenderstraat. Volgens de statistieken rijden nu
ongeveer 1500 auto’s door de Coenderstraat. Ik besef terdege dat dat een heel
smalle straat is. In 2020, wanneer alles klaar is, zullen er ongeveer 13.000
auto’s rijden. Dat is niet mis. Moet je daarvan schrikken? Ja, natuurlijk. Als
je daar woont, gaan je haren ervan omhoog. Wij moeten blij zijn met elke auto
waarvan kan worden bewerkstelligd dat die een andere weg volgt. Wij moeten dus
altijd voor het voorstel zijn om vanaf de Zuidwal rechtsaf de Westvest in te
kunnen.
Mevrouw
KONING (PvdA): Denkt u dat die ene auto die dan niet meer door de Coenderstraat
en Verlengde Coenderstraat rijdt, echt opvalt tussen die hele autostroom? Daar
gaat het natuurlijk ook om: is het die ene auto of is het een percentage van de
autostroom? Slechts een heel klein deel kan die andere route gaan kiezen.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Als de cijfers hard zijn, hebt u gelijk, maar dit
zijn prognoses. Prognoses kunnen worden gestuurd. Ik denk dat je daarvan moet
uitgaan. Wij moeten straks een kader stellen: 10.000 auto’s bij de
Coenderstraat is meer dan genoeg en de rest moet dan elders afgewikkeld worden.
Dat hebben wij ook afgesproken bij de Hugo de Grootstraat et cetera. Dat kan
allemaal gereguleerd worden, maar het is heel duidelijk dat er meer
mogelijkheden moeten komen. Als wij het alleen voor één auto doen, moeten wij
het zeker niet doen. Volgens mij moeten wij dus zeker voor de desbetreffende
motie zijn.
Mijn
complimenten voor het voorstel van de STIP-fractie, die op een moment waarop
wij eigenlijk niet meer bereid zijn om een alternatief te behandelen, zo intens
met een nieuw plan naar voren is gekomen. Daar zitten natuurlijk heel goede
punten in, vooral bij het Bolwerk. Wij maken hier echter een stadswal. Een
stadswal heeft kwaliteiten op het punt van de kades. In het voorliggende
bestemmingsplan komen behoorlijke groene kades, zodat je aan het water kunt
zitten. Dat is een stadswal. De STIP-fractie stelt eigenlijk een gracht voor.
Dat is mijn grootste bezwaar. De procedure vind ik eigenlijk niet zo
belangrijk, want als het een beter voorstel is, moeten wij dat altijd doen. Wat
is nou een halfjaar na een procedure van achttien jaar? Het allerbelangrijkste
bezwaar is dat er geen kades zijn. Ik kan mij voorstellen dat het straks
dezelfde kwaliteit heeft als de kades die wij altijd aan de randen van steden
zien. Om die reden zullen wij het voorstel van STIP helaas niet steunen.
Wat Bacinol
betreft: wij praten niet over het concept Bacinol. Dat concept houdt in:
bedrijven die sterk gesubsidieerd worden en samen in een gebouw zitten. Wij
praten puur over het gebouw Bacinol. Dat moet heel duidelijk zijn. Op zich kan
ik het concept steunen dat kunstenaars met een grote subsidie ergens kunnen
zitten, maar wij praten nu over de vraag of het gebouw gehandhaafd kan worden.
Het is heel duidelijk dat de wethouder zegt dat dat niet kan, maar ook daar
plaats ik vraagtekens bij. Met de nieuwe technieken is dat misschien wel
mogelijk. Er is gesuggereerd dat Bacinol verplaatst kan worden voor 1,5 miljoen
euro tot 2 miljoen euro. Dat moet zeker onderzocht worden, los van de meningen
over het gebouw zelf. Ik vind het zelf een mooi industrieel gebouw. Kan dat
gebouw verplaatst worden en als commercieel gebouw gehandhaafd worden vanuit
het oogpunt van exploitatie? Dat moet je in je achterhoofd hebben. Dan kan het
concept Bacinol elders geplaatst worden. Het vervelende is dat de wethouder in
de commissie heeft gezegd dat dit alleen kan met een artikel 19-procedure. Op
zich kan dat, maar als een bestemmingsplan is goedgekeurd, zal de provincie
nooit accepteren dat je binnen een half jaar of twee jaar alweer wijzigingen
daarin aanbrengt. Dat weet de wethouder zelf ook wel. Hiermee is dus eigenlijk
het doodvonnis uitgesproken over het gebouw Bacinol. Daar moeten wij heel
helder in zijn. Of er moet nu een motie komen die uitspreekt dat wij Bacinol
gaan verplaatsen. Dat moet dan vastgelegd worden in een extra nota van het
bestemmingsplan.
De heer BOT
(GroenLinks): De wethouder heeft uw interpretatie van de artikel 19-procedure
afgelopen dinsdag in de commissie ontkend. Hij heeft gezegd dat wel degelijk op
korte termijn een artikel 19-procedure mogelijk is. Als het goed is, zal hij
dat straks in zijn beantwoording herhalen.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): De praktijk leert dat de provincie, als een
bestemmingsplan net is goedgekeurd, zegt dat het doel van die artikel
19-procedure dan maar meegenomen had moeten worden in het bestemmingsplan. Ik
zeg niet zwart op wit dat het zo is, maar de praktijk leert dat je dan een
negatieve reactie van de provincie krijgt.
De heer BOT
(GroenLinks): U zegt niet zwart op wit dat het zo is, maar u zegt wel dat het
doodvonnis voor het gebouw getekend is.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik denk dat de provincie dan zegt dat zij het
bestemmingsplan net heeft aangenomen. Als je een halfjaar of een jaar later
weer met een wijziging komt, zal de provincie daar volgens mij niet mee
instemmen. Dat is gewoon de praktijk. Mijn conclusie is daarom dat nu het
doodvonnis voor het gebouw is getekend. Als wij dat niet willen, moeten wij nu
met z’n allen zeggen dat de mogelijkheid van behoud van het gebouw of van een
transformatielocatie onderzocht moet worden en in het bestemmingsplan moet
worden opgenomen. Het moet niet vrijblijvend zijn.
De
VOORZITTER: Volgens mij is dit punt voldoende uitgediept.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): De twee amendementen van de CDA-fractie over de
bouwhoogten vind ik te summier. Ik weet niet of zij noodzakelijk zijn. Ik laat
het zoals het in het bestemmingsplan is beschreven.
De heer VAN
DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Met betrekking tot het infocentrum
onderschrijf ik de woorden van mevrouw Geursen, met dien verstande dat ik graag
een combinatie zie van een infocentrum spoorzone en andere projecten in deze
stad. Daar is immers behoefte aan.
Een ander
punt is de al genoemde afslag van de Westvest naar de Zuidwal. Ook al is het
effect op de Coenderstraat marginaal, het lijkt het goed om die optie open te
houden. De heer Bot wees al op de zaken rondom de Westvest. Die zijn in ieder
geval niet marginaal. Met betrekking tot Bacinol onderschrijf ik de opmerkingen
van de wethouder over artikel 19.
Er blijven
twee punten over, ten eerste de bedrijven. Ik begrijp de angst van de
bedrijfseigenaars. Als je hoort over een 50-meterzone en als er dan woningen
komen op 28 meter van je bedrijf, heeft de gemeente de plicht om zodanig met
die bedrijven om te gaan dat die angst in ieder geval wordt weggenomen.
De motie
van de STIP-fractie over het water op de Westvest zal ik niet steunen, omdat
een groot deel van de inspraak betrekking had op dat water. Op grond van die
inspraak is het water gekomen aan de kant van de Spoorsingel. De technische
zaken, bijvoorbeeld de ontluchting, waren voor mij slechts bijkomende factoren
die het water bij de Phoenixstraat in esthetische zin niet mooi zouden maken.
In dat opzicht draag ik graag een consistent beleid van de raad uit jegens de
burgers en hun inspraak.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat de komende
jaren heel wat gevraagd zal worden van het incasseringsvermogen van onze
inwoners, met name van de inwoners die in de omgeving van het spoorzonegebied
wonen. Wat dat betreft, delen wij de door de PvdA-fractie uitgesproken zorg.
Dat betekent dat wij de komende jaren bijzonder alert op dit punt moeten zijn.
Ik ga kort
in op een aantal punten en zal niet in herhaling treden. Wat de Coenderstraat
en de Westvest betreft, sluit ik mij aan bij de woorden van de heren Bot en Van
Tongeren. Wij hebben de desbetreffende motie met de CDA-fractie ingediend.
Ik begrijp
het betoog van de heer Gabler over Bacinol wel enigszins. Zou het niet zinvol
zijn om als raad op korte termijn duidelijkheid te geven over wat wij met
Bacinol willen in plaats van dat boven de lucht te laten hangen? In die zin zou
het niet onverstandig zijn om te bekijken of wij daar op korte termijn een
duidelijk besluit over kunnen nemen. Dan weet iedereen tenminste waaraan hij
toe is.
De heer BOT
(GroenLinks): Volgens mij heeft de wethouder uitgelegd dat wij die discussie
binnenkort kunnen verwachten. Dat zal wel in de nieuwe raadsperiode zijn en
natuurlijk niet vanavond, voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik beoog dat ook niet voor vanavond.
Wat de
motie van de STIP-fractie betreft: het is een beetje wrang dat iedereen
complimenten uitspreekt, terwijl inmiddels wel duidelijk wordt dat de motie het
niet zal halen. Uit mijn interruptie mag de STIP-fractie afleiden dat ook wij
de motie niet zullen steunen. Voor ons is doorslaggevend dat wij ten opzichte
van onze burgers vooral betrouwbaar moeten zijn.
Ook op het
punt van de bedrijven in de Industriestraat heeft onze fractie zorgen, want ook
op dat punt weten wij hoe het in de praktijk vaak gaat. Bedrijven kunnen nu
functioneren en hebben in de toekomst wellicht plannen om uit te breiden en
zullen dan waarschijnlijk geconfronteerd worden met het argument dat dat niet
kan omdat inmiddels woonhuizen zijn gerealiseerd. Wij willen dus dat deze
bedrijven op dat punt duidelijkheid krijgen.
Mevrouw
KONING (PvdA): Wij hebben in de commissie in een andere casus wel eens gezegd
dat wij misschien nog eens goed naar het stuk over bedrijven in bestemmingsplannen
moeten kijken. Misschien is dat beter dan elke keer zo’n voorbeeld aan te halen
en daarop te focussen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik haal nu geen voorbeeld aan. Ik haal nu iets aan
wat uit dit bestemmingsplan naar voren komt.
Mevrouw
KONING (PvdA): Dat erken ik. Ik zeg alleen dat wij dan misschien beter het
kader nog eens onder de loep kunnen nemen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat ben ik met u eens, maar dat laat onverlet dat
deze bedrijven hier nu mee te maken hebben in het kader van dit
bestemmingsplan.
Wat de
amendementen over de bouwhoogten betreft, wacht ik de reactie van de wethouder
af.
De heer
TAEBI (SP): Voorzitter. Er is al veel gezegd over dit voorstel. Ik zal niet in
herhaling vervallen. Natuurlijk zijn er veel goede punten opgenomen in het
bestemmingsplan die ook op de steun van de SP-fractie zouden kunnen rekenen,
maar wij vallen over een groot punt, namelijk de indeling van de ruimte. Wij
hebben vooral grote moeite met de ruimte die is gereserveerd voor het kolossale
stadskantoor. Dat wordt een stadskantoor waar in deze tijd niemand op zit te
wachten. In een stad met woningnood is dat ongepast. Dat is voor de SP-fractie
reden om deze plannen niet te steunen.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): De SP-fractie realiseert zich toch ook dat bij nieuwbouw voor
het stadskantoor, waar ons ambtenarenapparaat wordt gevestigd, net zoveel
ruimte vrijkomt op andere plekken?
De heer
TAEBI (SP): Dan gaan wij het met elkaar weer hebben over welke verhoudingen
terug moeten komen in de woningbouw die daar wordt gepleegd. Ik heb liever dat
de ruimte die op dit moment in de plannen is opgenomen, nu wordt vrijgemaakt
voor de sociale woningbouw. Steunt u zo’n voorstel?
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Nee, maar dat had u waarschijnlijk zien aankomen.
De heer
TAEBI (SP): Zo’n stadskantoor is in mijn ogen een overbodige luxe, want de
plaatsen en de ruimte die op dit moment in de stad beschikbaar zijn, zijn
uitstekend bruikbaar. Volgens mij zal de voorzitter daar nog over komen te
spreken.
De VOORZITTER:
U moet niet het bestaan ontkennen van ons ambtelijk apparaat dat ons ten
dienste staat. Dat proef ik toch een beetje.
De heer
TAEBI (SP): Dat heb ik absoluut niet gedaan. Dat moet u mij niet in de schoenen
schuiven. Ik heb alleen gezegd dat de bestaande ruimten uitstekend bruikbaar
zijn. Het zwembad doet het prima, Torenhove is er en er zijn andere locaties.
Het is misschien niet zo handig om op verschillende locaties te zitten, maar
als ik een keuze moet maken tussen de woningnood in de stad en een kolossaal
stadskantoor, is mijn keuze wel bekend.
De
VOORZITTER: Ik wil alleen maar zeggen dat u toch even enkele oude dossiers
erbij moet pakken. Dan zult u zien dat het stadskantoor echt geen overbodige
luxe is en geen verkeerde keuze is, ook ten behoeve van het functioneren van de
gemeentelijke organisatie. Meer zeg ik daar niet van, maar ik zeg dat wel even
als portefeuillehouder huisvesting.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik begin met de indeling van de Phoenixstraat, het water
en de weg. In weerwil van een brief die sommigen aan de raad hebben gericht,
waren de zienswijzen keurig op tijd en binnen alle kaders ingediend.
Procedureel valt daar dus niets op aan te merken, net als op het procedurele
recht van fracties om moties of amendementen in te dienen. Sterker nog: het
voorstel van de indieners van de zienswijzen, dat overgenomen en nader
aangescherpt is door de STIP-fractie, heeft mij best flink aan het denken
gezet. Dat is ook heel goed, want dat dwingt om weer heel scherp na te gaan of
wij op de goede weg zitten. Ik ben het er volstrekt mee eens dat wij nu
eigenlijk iets voor honderd jaar maken. Dan moet je bij het maken van de keuzes
niet over één nacht ijs gaan. Natuurlijk is er sinds drie weken geleden niet
ineens een nieuwe discussie ontstaan. Het denkwerk hoefde dus niet helemaal op
nul te starten. De krappe tijd tussen de commissievergadering en de
raadsvergadering en de korte tijd waarin de motie van de STIP-fractie aan de
orde is, betekenen dus niet dat wij ineens onzorgvuldig te werk gaan. In
principe zijn immers alle ingrediënten van deze discussie bekend.
Toch handhaaft het college het voorliggende voorstel. Mede op verzoek van de PvdA-fractie zal ik puntsgewijs de zaken nog kort de revue laten passeren. Eerst en vooral zijn wij van mening dat het water zoals het getekend is in het ontwerpbestemmingsplan, goede mogelijkheden biedt voor een combinatie van water en groenstroken op een manier die recht doet aan het feit dat groen in een dichtbebouwde stad als Delft in elk geval ook gebruiksgroen moet zijn, maar dat ook water in een stad als Delft een logische en een voor de gebruiker zinnige plek moet hebben. Op dat punt vinden wij het door de STIP-fractie naar voren gebrachte alternatief duidelijk minder. Het sluit het water immers in tussen twee infrastructuurlijnen. Hoezeer die elk op zich ook oversteekbaar zijn, het water komt op z’n best aan de ene kant in een vrij steile, harde kademuur, die in elk geval historisch weinig tot geen betekenis heeft. Aan de andere kant komt er een vrij steile, niet bruikbare oever, waarvan ook in de recente tekening de maatvoering nog zo krap is dat die ook technisch moeilijk uitvoerbaar is. Dat laatste is echter een beetje flauw, want met een metertje extra zou het wel kunnen. Het blijft echter in elk geval een niet echt bruikbare oever, in tegenstelling tot de stroken die te zien zijn in de doorsnede die is aangeleverd voor het bestemmingsplan. Zij beslaan een afstand van om en nabij zes meter aan beide zijden van het water. Eventueel is dat iets anders te verdelen, bijvoorbeeld vier meter en acht meter. Daarin is natuurlijk altijd nog een kleine verschuiving mogelijk. Het is zeer wel mogelijk om, waar nodig, nog wat langsparkeervakken in te vullen en om het een goede groene uitstraling te geven. Daarbij moet ook in ogenschouw worden genomen dat de dwarsdoorsnede op zich op de maatgevende doorsnede, dus de krapste doorsnede, is gemaakt. Op veel plekken in het dwarsprofiel hebben wij dus iets meer ruimte. Daarbij kunnen wij dus nog wat makkelijker spelen met de extra elementen die daar aan bod moeten komen.
De meerwaarde die toegedicht wordt aan water dichter naar de stad, is naar onze mening in hoge mate gevoelsmatig. Daaraan zal straks in de praktijk minder waarde worden gehecht dan nu wordt verondersteld. Natuurlijk is op dat punt nooit een harde, objectieve werkelijkheid aan te geven. Het gaat om een subjectieve beantwoording van de vraag: wordt het er echt beter op als het water dichterbij de stad ligt? Naar onze indruk is dat niet het geval. De andere kant, het water naar de Spoorsingel-kant, levert een andere, niet op de historische context gebaseerde maar wel nieuwe, duidelijk herkenbare stadsrand op waarbij wij accepteren dat hedendaagse mobiliteit een onderdeel uitmaakt van de stad. Het onderscheid tussen de oude en de nieuwe stad wordt niet gemaakt door de zwaarte van de infrastructuur. Die optie is alleen mogelijk als ook de totale tram-busbaan aan de buitenzijde wordt gelegd en die historische context veel strikter wordt gehandhaafd. In het voorstel wordt het midden van twee werelden gezocht. Wij menen dat dat geen compromis is in de zin van “het beste van twee werelden” maar in de zin van “wankelen tussen twee werelden”. Het aansluiten van water en groen op verblijfsgebied, wat een woonstraat als de Spoorsingel in feite is, biedt een zicht op de binnenstad dat waarde kan hebben. De binnenstad wordt vanuit die optiek goed in beeld gebracht.
Ik kom op een paar functionele zaken. Er zit een evident voordeel aan het voorstel dat is gedaan door de STIP-fractie. De aansluiting van het water, de driehoek rond het Bolwerk en de buitensingel, is namelijk niet helemaal gelukkig. Ik wil daaruit leren dat het ontwerp van het Bolwerk verder verfijnd en verbeterd moet worden. Daarvoor zijn goede mogelijkheden; het zwakste punt uit het ontwerp kunnen wij op een goede manier oplossen. Het is lastig om dat nu met tekeningen te bewijzen want daarvoor is veel verkeerskundig ontwerpwerk nodig. Wij zijn er echter van overtuigd dat met goed passen en meten een slag te maken is, waarbij glashelder moet zijn dat het water aan het Bolwerk een logisch vervolg krijgt in het water dat aan het Phoenixstraat/Spoorsingel loopt. Dat kritiekpunt neem ik mij ter harte. Op dat punt zullen wij het plan verbeteren.
Overigens hoeft dit op dit moment niet te leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Als op een zeker moment op detailniveau verschuivingen van waterlopen, groen en wegen aan de orde zijn, dan zijn deze goed oplosbaar met artikel 19-procedures. Daarvoor hoeft niet krampachtig het bestemmingsplan aangepast te worden in het stadium van ontwerp waarin wij simpelweg nog onvoldoende weten.
De verspringing van het water is naar het oordeel van het college wel een creatieve vondst maar heeft geen functioneel voordeel. Het kritiekpunt op de ligging van het water bij het Bolwerk komt als het ware een paar honderd meter noordwaarts op dezelfde manier terug. Daarvoor geldt ook nog het harde technische feit dat wij het water niet langs de woontoren en de molen kunnen leiden. Die verspringing kan verzacht worden door een beter ontwerp, maar het is en blijft een stedenbouwkundig moeilijk leesbare situatie.
Een aantal argumenten in stedenbouwkundige zin kan gebruikt worden om de omkering van weg en water ondersteunen. Die zijn ook aangedragen en die hebben wij genuanceerd. Daarnaast zijn functionele aspecten aan de orde waardoor het haast lijkt alsof de bewoners van de Spoorsingel als enigen nadeel zouden kunnen ondervinden. Ik meen dat er ook een fors aantal belanghebbenden aan de Phoenixstraat kan zijn; ik weet op dit moment niet of zij zich hiermee niet op zijn minst in hun belang geschaad voelen. Ik denk met name aan de Kamer van Koophandel, het Hoogheemraadschap van Delfland en een aantal bedrijfsvestigingen aan die kant. Het leggen van de hoofdverkeersroute aan de binnenstadskant is voor een aantal functionele zaken voordelig, zoals een kortparkeerplaats dichter in de buurt van de deur of een betere bereikbaarheid van het terrein. Evident is dat in het voorstel dat door de STIP-fractie naar voren is gebracht twee bruggen moeten worden toegevoegd: één bij de Phoenixgarage en één bij de garage Hoogheemraadschap. Samenvoeging is onmogelijk omdat daarmee een enorme mix van auto-ontsluiting en –verblijfsgebied zou ontstaan op een manier die niet verstandig zou zijn. Dat argument is niet doorslaggevend want die twee bruggen zijn te realiseren, maar uiteindelijk gaat het om de totale weging van argumenten.
Ik kom op de verkeersafwikkeling Coenderstraat/Westvest. In de notitie die de raad heeft gekregen, staat klip en klaar wat het oplevert. Daar valt niet veel op af te dingen. Ik kan de raad verzekeren dat dit niet even op de achterkant van een sigarendoosje is uitgerekend. Er zijn echt in een heel korte slag, in twee dagen tijd, twee complete, nieuwe rapporten geproduceerd met achterliggende berekeningen op het niveau van de verkeersmodellen. Ik heb omwille van de efficiency de conclusies uit die rapporten in een notitie aan de raad opgenomen. De raad kan natuurlijk vragen om inzage in die rapporten, maar ik kan de raad verzekeren dat de conclusies daarin exact hetzelfde zijn als in de notitie. Het is echter goed om te weten dat die rapporten er zijn.
Het college meent dat het in zekere zin gaat om window dressing als op modelbasis wordt uitgerekend dat er een winst is van circa 300 motorvoertuigen op het totaal van 13.000. Dat is voor het college geen aanleiding om die optie aan te nemen. Het omgekeerde is echter ook waar: als een en ander op relatief eenvoudige manier te realiseren is en er 500 tot 800 motorvoertuigen op de Westvest bijkomen, en de verkeersintensiteit dus ver onder het huidige niveau blijft, dan heeft het college geen argument om daar niet toe over te gaan. Het college laat de keuze aan de raad. Als de raad meent dat een beweging gemaakt wordt waarmee begrip wordt getoond voor de noden en wensen van de bewoners van de Coenderstraat, kan het college daarmee uit de voeten.
Het bestemmingsplan moet dan in die zin worden aangepast dat de toelichting moet worden veranderd. Ik vraag de raad daarom om ruimte om, als de motie aanvaard wordt, ambtshalve de toelichting op het bestemmingsplan op dit punt te wijzigen. Ik meen dat dat is toegestaan omdat dat niet leidt tot verandering van de voorschriften. Daar is wel een beperking aan verbonden omdat de Westvest op de bestemmingsplankaart nadrukkelijk als verblijfsgebied is aangegeven; daarin past wel een 30km-straat maar niet een weg van een hogere categorie. Als de motie wordt aangenomen, dan neemt het college de vrijheid om die nog eens goed te bezien. Mocht bij nader inzien blijken dat het niet goed mogelijk is om het gebied als 30km-zone in te richten, dan is dat eventueel met een bescheiden artikel 19-procedure op te lossen. Het lijkt gek om op die manier te werken met een kersvers bestemmingsplan, maar het is glashelder hoe ingewikkeld dit plangebied is, hoe hoog de noodzaak van spoed is en hoe belangrijk het is om te weten waar wel en niet vrijheidsgraden zitten. De vrijheidsgraden houden overigens hiermee wel op want het inzetten van artikel 19 bij echt ingrijpende wijzigingen, die duidelijk ingrijpen in het bestemmingsplan en belangen raken, zou bestuurlijk onwenselijk en juridisch slecht houdbaar zijn. De conclusie is in elk geval dat het college geen bezwaar heeft tegen het aannemen van motie M-3.
Ik heb in de commissie aangegeven dat wij op dit moment veronderstellen, op basis van de voorgeschiedenis en de consistentie van ons beleid, dat het Bacinol-gebouw gesloopt wordt. Wij zijn daar altijd vanuit gegaan. Ik vind het logisch dat dat principe in het bestemmingsplan is neergelegd. Op basis van de eerdere ronde bestemmingsplan hebben wij een goede studie laten verrichten naar de mogelijkheden om de tunnel een stuk dwars door het gebouw, deels onder en deels in de hellingbaan door het gebouw heen, te voeren. De resultaten daarvan zijn bekend; de investeringskosten zijn ongeveer 6 mln. Dat betekent niet dat die optie dus niet realiseerbaar is. Het is veruit het beste om die afweging straks in het kader van alternatieven Bacinol te maken. In dit stadium is er in elk geval geen aanleiding om het bestemmingsplan anders te formuleren.
In de afgelopen commissievergadering zijn wij geconfronteerd met een nieuw idee. Zo blijkt maar weer hoe de creatieve economie ons elke keer weer voor verrassingen stelt. Men kwam tot de deskundig onderbouwde conclusie dat het misschien mogelijk is om het gebouw te verschuiven. De mogelijkheid om gebouwen te verschuiven is bekend. Dat is een keer gedaan met twee machinistenwoningen -- van een iets andere omvang dan het Bacinol-gebouw – en dat kostte ongeveer 700.000 euro. De gedachte, die ik absoluut niet kan verifiëren, is dat verschuiving van Bacinol ongeveer 2 mln. zou kosten. Op basis van mijn intuïtie acht ik dat een optimistische schatting. Als het waar is, zouden verschuiving en renovatie interessant kunnen zijn tegenover sloop- en nieuwbouwkosten. Het college is daarom bereid om ook dit punt kort te onderzoeken. Het college ontraadt evenwel om vooruitlopend daarop het bestemmingsplan alvast aan te passen. Ik kom daarmee op hetzelfde motto als ik al twee keer genoemd heb, namelijk dat het mogelijk is om een artikel 19-procedure te starten voor een punt dat op het plangebied ondergeschikt is, zeker als de verwachting is dat daarmee bezwaren op het plan eerder worden voorkomen dan aangewakkerd. In feite is het behoud en de verschuiving van dit punt in bouwvolume niet wezenlijk anders dan wat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt in dat gebied. Naar de letter van het bestemmingsplan is het echter niet inpasbaar.
Sinds het jaar 2000 is de artikel 19-procedure een zelfstandige projectprocedure. Het gaat niet meer om anticiperen op een nieuw bestemmingsplan en het is dus mogelijk en volstrekt wettelijk om op elk moment een artikel 19-procedure te volgen. Juridisch-technisch vormt dat geen beletsel. Het moet echter wel om een geloofwaardig verhaal gaan dat in eventuele beroeps- en bezwaarprocedures in stand blijft. Daarmee wordt geraakt aan de vraag of een wijziging al dan niet ondergeschikt is aan het bestemmingsplan.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik heb niet ontkend dat de procedure goed is. Ik zeg alleen dat het onwaarschijnlijk is dat de provincie hierin meegaat. Bij een artikel 19-procedure moet goedkeuring van de provincie worden verkregen.
Wethouder GRASHOFF: Waarschijnlijk kan een artikel 19.2-procedure worden gehanteerd. Daarbij komt de provincie niet aan bod. Ook als artikel 19.1 moet worden gevolgd, heeft de provincie niet een soort willekeurige beleidsvrijheid om goedkeuring te onthouden. De provincie zou daar heel goede redenen voor moeten hebben. Bij een goede onderbouwing, zoals het ter beschikking zijn gekomen van nieuwe technieken, moet gewoon goedkeuring worden verleend.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Daar hebt u gelijk in. Ik heb alleen gezegd: ter voorkoming.
Wethouder GRASHOFF: Als u zich er zorgen over maakt dat de artikel 19-procedure niet zou slagen, neemt u dan van mij aan – ik heb dat goed laten checken bij de juridische discipline – dat deze procedure mogelijk is.
Over het aantal parkeerplaatsen in het plangebied is in de commissie gediscussieerd. Wij zullen dat niet overdoen. Ik heb toegezegd dat er in elk geval op één locatie in het plangebied, het plein tegenover het noordelijkste woonblok, direct ten zuiden van de kolk, mogelijkheden zijn om op het tunneldak en onder het maaiveld extra parkeerplekken te realiseren. Daarvoor hoeft het bestemmingsplan niet te worden aangepast want dat is binnen de bestemming mogelijk. Te zijner tijd zal op een geschikt moment onderzoek daarnaar worden gedaan. Als de potentie er is, zijn wij graag bereid om de extra plekken marktconform te realiseren. Sterker nog, dan zou er misschien wel een klein plusje voor het plan, planeconomisch gezien, in kunnen zitten.
Over de historische materialen en de Van Leeuwenhoeksingel is eerder door de raad een motie aangenomen die uiteraard wordt uitgevoerd. Dat gebeurt natuurlijk relatief kort voor de geplande sloop want dat is het meest logische moment om de inventarisatie te doen en de materialen tijdig eruit te halen. Daarvoor worden de bouwhistorici voor ingeschakeld. Dat zijn de mensen die het kunnen beoordelen.
Ik kom op de positie van het bouwbedrijf, met name op de positie van het bedrijf van de heer De Bloois. Ik meen dat wij geen discussie over één bedrijf moeten voeren waarbij wij ons eigen vastgestelde beleid in het kader van bedrijven en bestemmingsplannen volgen. Ik zou dat ontraden. Als wij ons strikt aan de 50 meter criteria houden voor dit soort bedrijven, zouden veel bouwlocaties in de stad opeens niet meer kunnen. Die bouwlocaties hoeven evident niet tot problemen te leiden in conflicten met bedrijven. Wij weten uit ervaring dat dat het geval is. In dit plangebied zou de conclusie zijn dat wij planeconomisch gezien een enorm gat slaan in onze mogelijkheden. De bouwblokken op die locatie in dit deel van het plangebied zouden simpelweg niet gerealiseerd kunnen worden. Deze zouden 22 meter moeten opschuiven waardoor het plan voor dat deel van het plangebied opnieuw gemaakt zou moeten worden. Het bestemmingsplan zou dan niet vastgesteld kunnen worden. Dat is niet nodig. Het bedrijf kan gewoon op de voorziene manier blijven functioneren. In de beantwoording zienswijze staat al dat wij de bereidheid hebben om enkele geconstateerde op onze kosten op te lossen. Uitbreiding van het bedrijf zou een knelpunt kunnen zijn, maar dat is altijd het geval. Elke intensivering leidt tot een nieuwe discussie in het kader van de milieuvergunning. Ook op basis van de bestaande situatie, met woningen in de buurt, zouden knelpunten kunnen ontstaan. Dat is echter niet op voorhand te garanderen, want dan zou een blanco cheque worden afgegeven. Dat doen wij op geen enkele plek en bovendien zou daarmee een wonderlijk precedent worden geschapen.
Mevrouw GEURSEN (VVD): De wethouder geeft aan dat het van evident belang is dat in het bestemmingsplan deze ruimte wordt geboden voor woningbouw. Wij zijn het daarmee eens. Als de gemeente die keuze maakt en er een duidelijk algemeen belang is voor die woningen daar in die buurt, moet aan de bedrijven tegemoet worden gekomen, meer dan alleen in de beantwoording van de zienswijze. Daaraan dient in schriftelijke bevestigingen of planschadevergoedingen aandacht besteed te worden.
Wethouder GRASHOFF: De beantwoording van de zienswijze is een geschrift. Het heeft de status van een BenW-brief. Ik kan daaraan nog een brief wijden, maar daar zou hetzelfde in staan.
Mevrouw GEURSEN (VVD): Bedrijven moeten positief benaderd worden door de gemeente. Daar schort het nog wel eens aan.
Wethouder GRASHOFF: Naast hetgeen in de zienswijze staat en het bedrijf op schrift krijgt, hebt u van mij gehoord dat de gemeente in overleg treedt en dat ik in elk geval van mening ben dat wij met enig goed gesprek het probleem moeten kunnen oplossen. De gemeente is bereid om de kosten daarvan in redelijkheid te dragen.
Bespreking van bouwoverlast en fasering moet op een ander moment dan dit moment besproken worden. Ik stel voor om daarover op een geschikt moment te overleggen met de raadscommissie. De ins en outs van het plan kunnen dan besproken worden. De raad heeft er belang bij om daarvan op de hoogte te zijn en de gelegenheid te krijgen om daarover met het college overleg te voeren.
In de commissie heb ik gezegd dat de hoogte van het bouwblok aan de Groene Haven naar de mening van het college past bij de plek waar het gerealiseerd is. De plek heeft ruime infrastructuur aan de ene kant en een ruime parkzone aan de andere kant. Verder heeft de hoogbouw een forse afstand tot de bestaande woningen; niet het gehele vierkant is opgevuld maar alleen de L. Dat was ook op te maken uit de bestemmingsplankaart. Gelet op de totale stedenbouwkundige context is de hoogte zeker niet overdreven. Tevens heeft het college zich afgevraagd, op basis van de weging van bestaande en nieuwe planologische structuur, of er daadwerkelijk belangen zijn geschaad in dezen. Dat is niet het geval; op deze bouwlocatie kon al een gebouwvolume met die hoogte worden gerealiseerd volgens het vigerend bestemmingsplan, maar dat zou een kantoor zijn. Het college vindt dat een woongebouw in dat opzicht een lichte verbetering is. Het college ontraadt daarom het aannemen van het amendement van de CDA-fractie op dit punt.
De kappenbepaling van het stadskantoor is eraf gehaald. De maximale bouwhoogte bedraagt daarom 23 meter met een forse sprong aan de kant van de Coenderstraat. Dat is toegelicht in de memo. Als bij amendement nog een bouwlaag van het stadskantoor wordt gehaald, dan past het stadskantoor volgens het huidige programma van eisen er niet meer in. Impliciet kiest de raad er dan voor om niet de complete gemeentelijke organisatie op deze plek onder te brengen.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Wij gaan straks beslissen dat de raadszaal er niet in hoeft, dus dan houden wij weer wat ruimte over.
Wethouder GRASHOFF: Het verlies aan bouwvolume door verwijdering van een laag van deze bouwkavel is een veelvoud van hetgeen nodig is voor de raadsgerelateerde functies. De ambitie die wij met elkaar hebben uitgesproken voor het stadskantoor zou dan niet op die plek gerealiseerd kunnen worden. Het college ontraadt op grond daarvan het aannemen van dit amendement.
Ik heb in de commissie wel gemeld dat als er kritiek is op de bouwhoogten in dit gebied, die betrekking zou kunnen hebben op de kappenbepaling voor het ten noorden van het stadskantoor gelegen bouwblok. Het college is eventueel bereid om die kappenbepaling te schrappen. Als de bouwhoogte daar niet het probleem is, doet het college dat uiteraard niet. Het college laat dat aan de raad.
De VOORZITTER: Ik stel voor om aan het verzoek van mevrouw Koning om te schorsen te voldoen.
De vergadering wordt van 22.40 uur tot 22.50 uur geschorst.
Mevrouw KONING (PvdA): Voorzitter. Wij hebben gesproken over de motie van de STIP-fractie. Er zijn duidelijke voordelen aan het idee dat door de fractie van STIP is neergelegd. Er zijn echter ook grote nadelen. Het is belangrijk om te constateren dat het niet eenvoudig is om deze variant op een nette manier af te ronden in een procedure voor de zomervakantie. Afgezien van inhoudelijke bezwaren zou het opnemen van deze variant dus tot een enorme vertraging leiden. Om die reden stemt mijn fractie tegen deze variant. De PvdA-fractie erkent de pluspunten en hoopt dat een aantal elementen daarvan in de nadere uitwerkingen, zoals in het beeldkwaliteitsplan, een plekje krijgen.
Met betrekking tot de motie over de Coenderstraat heb ik in eerste termijn helder aangegeven dat het niet zinnig is om nader te onderzoeken als de verwachting is dat niet voor die optie wordt gekozen. Daarmee worden valse verwachtingen gewekt bij bewoners van de Coenderstraat. Het is dan beter om nu te zeggen dat het geen meerwaarde oplevert. Daarmee zou juist een verslechtering worden bereikt als het college het als aanleiding gebruikt om de Westvest als 40km-straat in te richten in plaats van als 30km-straat. Als dat een consequentie is van dit idee, vindt mijn fractie dat zonde. Als mensen het uitgezocht willen hebben, staat hun dat vrij. De PvdA-fractie steunt een dergelijk onderzoek echter niet.
Mijn fractie steunt ook niet de amendementen over de bouwhoogten. Hogere bebouwing in dit gebied is mogelijk gelet op de functies die daar gerealiseerd worden. Bovendien is het belangrijk om de economische kant van dit verhaal overeind te houden.
De heer VAN BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Jammer genoeg constateren wij dat de motie van STIP het niet zal halen. Ik vind het wel plezierig dat de daarin voorgestelde verbeteringen voor een deel worden overgenomen door het college. Het Bolwerk wordt nader bestudeerd en verder uitgewerkt en de wethouder zal daar zoveel mogelijk aansluiting in proberen te vinden. Dat is een goede zaak. Ik houd staande dat het alternatief beter zou werken, maar de meerderheid van de raad bepaalt.
Het is interessant om te merken hoe in de raad omgegaan wordt met stedenbouw, met kwaliteitsbeleving vanuit een bestemmingsplan en met randvoorwaarden die daaraan verbonden worden. Een interessant element in de architectuurdiscussie in de komende periode kan zijn hoe de raad vat kan krijgen op dit soort vaak lastige kwalitatieve waarden als beleving, zichtlijnen, gebruikswaarden van groen en water, et cetera. Ik raad het de nieuwe raad aan om dat element nadrukkelijk te betrekken in die discussie.
Ik zal nog ingaan op de verschillende amendementen. Mijn fractie steunt niet het amendement van de CDA-fractie over de bouwhoogten. Zij volgt de redenering van de wethouder. De verkeersafwikkeling over de Westvest is lastig. Mijn fractie denkt niet dat een oplossing wordt geboden voor de Coenderstraat, maar heeft geen bezwaar tegen een onderzoek daarnaar. Mijn fractie steunt het amendement maar wel met de nadrukkelijke opmerking in de richting van de bewoners van de Coenderstraat dat zij niet te veel moeten hopen dat dit de deus ex machina wordt die het grote probleem voor hen oplost.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij hebben in onze fractie nog even stilgestaan bij de motie van de STIP-fractie en geluisterd naar de reactie van de wethouder daarop. Wij zijn tot de conclusie gekomen, die zich al enigszins aftekende in mijn eerste termijn, dat wij de motie niet kunnen steunen, met waardering voor de creativiteit die daarin gestopt is.
Wij zien in de reactie van de wethouder wel aanleiding om amendement A-1, dat betrekking heeft op de maximum bouwhoogte van het stadskantoor, in te trekken. Wij willen natuurlijk niet dat wij al bij de start een te klein stadskantoor hebben.
De VOORZITTER: Omdat amendement A-1 is ingetrokken, maakt het geen onderdeel meer uit van de beraadslaging.
De heer VAN TONGEREN (CDA): De rest van mijn betoog houd ik overeind. Dat geldt uiteraard ook voor de motie die betrekking heeft op de verkeersafwikkeling Zuidwal/Westvest. Ik realiseer mij dat de bijdrage beperkt mogelijk beperkt is, maar gelet op het hele verkeersverhaal is er aan heel veel knoppen gedraaid. In dit geval gaat het om één knopje erbij. Om die reden is het zinnig om motie M-3 in stemming te laten brengen.
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De wethouder heeft met betrekking tot Bacinol opnieuw stellig beweerd dat in de toekomst, zelfs op korte termijn, een artikel 19-procedure mogelijk is. Ik houd hem daaraan. Als de heer Gabeler niet overtuigd is, ga ik ervan uit dat hij een motie indient om het Bacinolgebouw op die manier te verplaatsen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik luister naar de reacties van de raad. Als blijkt dat een dergelijke motie zinloos is, dien ik die motie niet in.
De heer BOT (GroenLinks): Dat is weer een goed voorbeeld van praktisch politiek iets zien te bereiken.
Wij blijven op het punt van de Coenderstraat de motie van de CDA-fractie steunen. In de toekomst kunnen er nieuwe inzichten komen. De verschillen tussen de twee verkeersmodellen waren opeens spectaculair en hebben tot een behoorlijke aanpassing van het huidige plan geleid. Wie zegt welke andere berekeningen in de toekomst worden gedaan als er weer gegevens veranderen?
Wij steunen niet de motie van de STIP-fractie en gaan ook niet mee in hetgeen is ingediend over bouwhoogtes.
Mevrouw LOURENS (D66): Voorzitter. Ik zal de volgorde hanteren die ik in eerste termijn gevolgd heb. Ik stem tegen het aannemen van motie M-2 en amendement A-2. Ik stem voor het aannemen van motie M-3.
Mevrouw GEURSEN (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie is blij met de toezeggingen van de wethouder op de punten van het onderzoek naar Markt-parkeerplaatsen en het behoud van historische materialen met medewerking van bouwhistorici. Hij zei wel dat deze materialen pas vlak voor de sloop eruit worden gehaald. Is dat niet te laat? Hoe eerder hoe beter wat ons betreft.
Ik miste een reactie op mijn vraag over het informatiecentrum Spoorzone. Ik wijs in dit verband op de motie die in de raad is aangenomen waarin is uitgesproken dat voor alle projecten een informatiecentrum moet worden ingericht. Om kosten te besparen kan bij dit project die informatie gecentraliseerd worden.
Mijn fractie steunt niet de motie van de STIP-fractie. Zij steunt wel de motie over de Coenderstraat/Westvest. De VVD-fractie is verder voorstander van sloop van het Bacinol-gebouw.
Ik wijd nog een paar woorden aan de twee bedrijven. De gemeente kiest ervoor om de eigen regel van 50 meter in verband met groot algemeen belang niet na te leven. De spoorzone is een groot project dus daar mag een fors budget tegenover staan. Wellicht worden daarmee besparingen bereikt door bezwarenprocedures die daarmee voorkomen worden. De VVD-fractie vindt daarom dat aan de twee bedrijven zeer ruimhartig tegemoet moet worden getreden, met schriftelijke bevestiging. Dat scheelt een hoop ellende achteraf.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik zal mij beperken tot een reactie op het punt van het Bacinol-gebouw. GroenLinks is altijd een groot voorstander van behoud van woningen, maar vindt nu het vage antwoord van de wethouder voldoende om er niet verder op in te gaan. De halsstarrigheid van de heer Bot is dus niet zo groot als wordt verondersteld. Anders had hij wel een motie ingediend.
De heer BOT (GroenLinks): In de twaalf jaar dat ik in deze raad zit heb ik nog nooit een overbodige motie ingediend. Ik zal dat ook vanavond niet doen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Daarmee is het doodvonnis van Bacinol uitgesproken.
De heer BOT (GroenLinks): Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. U steekt geen vinger uit voor Bacinol; u deed dat vorig jaar ook niet en zal dat in de toekomst ook niet doen. De mensen die wel hun poot uitsteken, probeert u op een heel goedkope manier onderuit te halen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Dat is goedkope politiek. Het gaat om het gebouw, niet om het concept Bacinol. Daar ben ik gewoon voor, maar dat kan in elk gebouw worden gerealiseerd. Het gaat om het behoud van het gebouw, niet om het concept Bacinol. Die twee hebben niets met elkaar te maken.
De heer BOT (GroenLinks): Ik wijs u op de brieven hierover die door de vereniging Bacinol gesteund zijn, waarin precies wordt uitgelegd welke relatie er is tussen het gebouw en het concept. Ik steun de inzet van die vereniging.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Ik vind het jammer dat de Industrieweg in het vage blijft hangen. Ik weet niet hoe het geregeld moet worden, want burgers hebben straks het recht om hierover te klagen, zeker als de geluidsbelasting in het geding is. Zij krijgen dan gewoon gelijk. Het is moeilijk te regelen, tenzij hun een andere locatie wordt aangeboden. Als woningen op 28 meter afstand gebouwd worden en mensen klagen over het geluid als zij op een zomerse dag de deuren hebben openstaan, is hun klacht gegrond. De gemeente moet dan handhavend optreden.
Mijn fractie zal amendement A-2 van het CDA over de bouwhoogten niet steunen. Ook de motie van de STIP-fractie wordt niet gesteund door Leefbaar Delft.
De heer VAN DEN DOEL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik heb weinig toe te voegen aan de eerste termijn na de beantwoording door de wethouder. Ik heb al gezegd dat ik motie M-2 niet steun. Ook het amendement over de bouwhoogte steun ik niet. Wij hebben daar in het verleden lang en breed over gesproken, inclusief mogelijkheden en onmogelijkheden.
Namens mijn fractie steun ik wel de motie over de Coenderstraat en de Westvest.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook ik heb weinig toe te voegen aan de eerste termijn. Wat de bedrijven betreft, sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Geursen in tweede termijn. Mijn fractie steunt het amendement over de bouwhoogte.
Wethouder GRASHOFF: Voorzitter. Het informatiecentrum Spoorzone wordt gerealiseerd. Dat is financieel ook gedekt in het project. Wij wachten echter nog even om de kans open te houden om er een gemeentelijk informatiecentrum van te maken. Ik weet niet of dat ruimtelijk en financieel mogelijk is. In de nieuwe programmabegrotingen moet dat onder de verantwoordelijkheid van een nieuw college bezien worden. Ik kan daarover geen toezeggingen doen.
Er kan nu geen historisch materiaal worden weggehaald omdat er nog mensen in de woningen wonen. Zodra de woningen leeg zijn, wordt daar serieus naar gekeken. Daarna wordt ook snel gesloopt want de woningen worden zo lang mogelijk bewoond. Er zit daar weinig speelruimte.
Mensen zijn altijd gerechtigd om te klagen over geluidsoverlast. Dat wil echter niet zeggen dat klachten gegrond zijn. Om dat te bepalen, worden klachten naast een bepaalde norm gehouden. Het feit dat iemand zegt dat hij last heeft van een bedrijf dat op een afstand van 28 meter gelegen is, is alleen interessant als uit metingen blijkt dat een norm overschreden wordt. Op basis van onze analyse is dat niet het geval, verre van dat zelfs. Voorzover klachten worden neergelegd, zullen deze naar verwachting niet gegrond zijn.
In stemming komt amendement A-2.
Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en Stadsbelangen voor het amendement hebben gestemd.
In stemming komt motie M-2.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer VAN BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Ik spreek een dankwoord uit voor degenen die hebben meegeholpen aan het realiseren van dit alternatief. Ik dank ook de raadsleden voor hun uitgebreide en zorgvuldige bestudering van deze plannen.
De motie wordt bij handopsteken verworpen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van STIP voor deze motie heeft gestemd.
In stemming komt motie M-3.
De motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de PvdA en de SP tegen de motie hebben gestemd.
In stemming komt het voorstel.
De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij hebben natuurlijk veel kritiek geuit op het plan van het spoor onder de grond. Die kritiek is vooral gericht op de financiële risico’s. Er is weliswaar ook kritiek op de planvorming, maar er zijn ook positieve punten te noemen. Om die reden stemmen wij voor het aannamen van het voorstel.
Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van de SP tegen het voorstel heeft gestemd.
79. Voorstel inzake vestiging gemeentelijk voorkeursrecht Spoorzone, Voorhof-Noord
(Stuk 55 – 947861)
In stemming komt het voorstel.
Het voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.
80. Voorstel tot oprichting van de besloten vennootschap Ontwikkelings Bedrijf Spoorzone BV
(Stuk 65 – 944983)
Mevrouw KONING (PvdA): Voorzitter. De fractie van Leefbaar Delft gaf zo-even al aan dat aan het project, en met name aan het bouwen van een spoor onder de grond, veel risico’s kleven. Daarmee zijn behoorlijk veel belangen en grote partijen gemoeid. Het lijkt dan ook logisch om te kiezen voor een zakelijke aanpak van het project aan de hand van het Ontwikkelings Bedrijf Spoorzone BV. De PvdA-fractie kan sommige argumenten steunen, maar op sommige punten zijn zaken niet goed gerealiseerd. Er is geen gelegenheid geweest om daarover in de commissie te spreken. Op verzoek van de voorzitter van de commissie heb ik mijn belangrijkste punten wel al kenbaar gemaakt aan de andere fracties. Een aantal fracties kon daarmee instemmen en op die manier is tot een gezamenlijke actie gekomen.
Een van de bezwaren van een Ontwikkelings Bedrijf is dat het niet gebonden is aan de regels van de gemeente. Als de gemeenteraad bij de algemene beschouwingen van 2005 heeft uitgesproken dat bij de aanbestedingsprocedure van grote bouwprojecten het punt van langdurig werklozen en leerlingplaatsen wordt meegewogen, dan moet dat ook gelden voor bouwen in de Spoorzone, want anders wordt een heel grote kans gemist om een kwetsbare doelgroep aan het werk te zetten en werkervaring te laten opdoen. Deze manier van werken moet daarom ook gelden voor de bouwprojecten in de Spoorzone. De PvdA-fractie heeft samen met de fracties van Stadsbelangen, het CDA en GroenLinks een motie opgesteld. Misschien willen nog meer fracties zich daarbij aansluiten.
Een ander punt dat belangrijk is voor de raad en voor de stad, is de manier waarop de raad straks nog invloed heeft op het proces. Bij het vorige stuk is gesproken over details zoals de inrichting van een kruispunt, de duur van het bouwproces bij punt X, de concrete invulling van het Bolwerk et cetera. Die keuzes worden vaak gaandeweg het proces gemaakt en zijn vaak erg belangrijk. In de nota van de OBS staat op pagina 6 bovenaan dat de algemeen directeur het college en de raad periodiek informeert. Meer dan het woord “informeren” staat niet in de nota. Zelfs het woord “overleg” wordt niet genoemd. Met informeren wordt een eenrichtingsweg begaan: de raad krijgt alleen te horen wat er speelt. Er staat wel dat over het achteraf gevoerde beleid wordt gerapporteerd en dat op hoofdlijnen inzicht wordt gegeven op de nabije toekomst. Ook dat is dus slechts in “informerende” zin, terwijl het om zo’n belangrijk project voor de stad gaat. Volgens ons kan dat niet de bedoeling van het college zijn geweest. Wij vragen daarom de wethouder of er een manier is om periodiek overleg te voeren over het project en dus echt kunnen meegeven wat volgens ons belangrijk is. Natuurlijk kunnen belangrijke eisen geld kosten; dat staat heel duidelijk in de nota. Er zijn echter ook keuzes te maken zonder financiële consequenties. Het is voor de raad belangrijk om te kunnen sturen, om te kunnen controleren en om toezicht te kunnen houden.
De VOORZITTER: Door de fracties van de PvdA, Stadsbelangen, het CDA en GroenLinks wordt de volgende motie (M-4) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 23 februari 2006,
constaterende dat:
- de afstand van mensen tot de arbeidsmarkt soms zo groot is dat het vinden van werk moeilijk is;
- mensen met werkervaring aantrekkelijker zijn voor de arbeidsmarkt;
- in Delft veel projecten lopen en nog komen waarin deze mensen zich nuttig kunnen maken;
- de gemeenteraad van Delft op 1 november 2005 een motie heeft aangenomen waarin de gemeente werd gevraagd om “met een voorstel te komen om bij gemeentelijke aanbestedingen als kwalitatieve eis mee te nemen: een aantal langdurig werklozen- en leerlingplaatsen”;
- de door de gemeenteraad vastgestelde motie nog niet is uitgevoerd en een dergelijk gemeentelijk beleid niet automatisch geldt voor de OBS-constructie;
van mening dat de werkgelegenheid in Delft dient te profiteren van de aanleg van de Spoortunnel;
draagt het college op, in de gemeentelijke relatie met de OBS ervoor zorg te dragen dat bij aanbestedingen als kwalitatieve eis wordt meegenomen hoeveel langdurig werklozen en leerlingplaatsen opgenomen is,
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer VAN BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Wij zijn een groot voorstander van het opzetten van dit soort constructies om grote projecten te leiden. Deze manier heeft zich in het land bewezen bij het grip krijgen op grote projecten. Wij hebben nog wel een serieuze vraag over de robuustheid van de organisatie. Het team is tamelijk zwaar opgetuigd, maar is het wel zwaar genoeg. In onderhandelingen met marktpartijen is een tijdsbestek van ongeveer vijftien jaar aan de orde waarbij continu tegenwicht moet worden geboden aan partijen die gewend zijn om met gemeenten samen te werken en die uit zijn op winst. Zij hebben daar veel ervaring mee en zij hebben met veel gemeenten contact, terwijl Delft als enkele gemeente handelt. Er is dus sprake van een groot verschil in ervaring. Bij dit soort constructies is het onverstandig om van tevoren te bezuinigen omdat dat vaak in latere instantie tot veelvoudig verlies leidt. Wij vragen de wethouder om zijn mening op dit punt. Is deze organisatie bestand tegen het geweld van de marktpartijen? Is het bedrag dat wij reserveren wel ruim genoeg?
De heer GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik heb net gesproken over de risicoafdekking. Het risico ligt voor 100% bij de gemeente. Er wordt zoals gebruikelijk een bv opgericht. Hoe wordt dat echter georganiseerd? Al lezende kom ik erachter dat er niet echt een dekking naar alle kanten toe wordt gerealiseerd. Het risico blijft volledig bij de gemeente liggen. De structuur is echter zodanig dat er marktpartijen in de top zitten en meepraten. Ik vraag mij af of dat wel kan. ProRail moet er wel in zitten, maar moet die organisatie ook een beslissende stem hebben?
Mijn gedachten gaan ook uit naar de gemeentelijke afdeling en het ambtenarenapparaat. Ambtenaren moeten in een bv gaan werken die allerlei bevoegdheden van het college krijgt. Ik vind dat dat te ver gaat want mogelijk wordt daarmee een miljoenenverlies geleden. De controle moet veel sterker. Een informatieplicht is te mager. De raad, de gemeente, de wethouder en het college moeten constant bij het proces betrokken worden. Ik heb in het rapport gelezen dat als de partijen goed met elkaar opschieten, de tegenvallers als laatste naar buiten worden gebracht. Die komen pas naar buiten als de zaak niet meer te houden is. Dat staat letterlijk in het rapport. Eigenlijk moeten er partijen in de bv zitten die niets met het spoor of Delft te maken hebben en die alleen kijken naar het geld. Misschien moet op basis van turn key gewerkt worden: als binnen het budget van 300 mln. wordt gebleven, krijgen betrokkenen 10 mln. extra honorarium. Zij moeten een worst voor de neus krijgen. De garantie dat het niet misloopt, is nu niet hard genoeg.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij volgen de redenering dat het verstandig is om een deel van het werk aan de Spoortunnel uit de reguliere ambtelijke dienst te tillen. Dat is duidelijk afgebakend ander werk en daarvoor is een plek in de gewone ambtelijke lijnorganisatie onhandig. Wij vinden in het stuk zelf de argumentatie om daarvoor een bv in het leven te roepen overigens niet altijd even sterk. Gelet op het late tijdstip laten wij dat punt echter even rusten.
Ik kom nog wel te spreken over twee andere punten. Het stuk bevat eigenlijk ook een keuze voor de manier waarop het station en het stadskantoor ontwikkeld gaan worden. Die wijkt af van de wijze waarop daar tot nu toe steeds over gedacht is. Van het uitgangspunt dat de gemeente Delft zelf opdrachtgever is, is bij het stadskantoor en het station afstand genomen. Een ontwikkelaar moet dat werk doen en vervolgens kopen de partijen die de gebouwen gaan gebruiken deze terug. Het is misschien wel verstandig om de gemeente op die manier voor risico’s in te dekken, maar ik hoor toch wel graag van de wethouder waarom afgeweken wordt van de oorspronkelijke opzet dat Delft als gemeente zelf opdrachtgever is. Waarom is daar nu toe besloten? Wij wisten toch van tevoren dat het bouwen van een station en een stadskantoor, zeker gecombineerd, ingewikkeld is? Gaan wij hetzelfde niet ook meemaken bij de tunnel? Een ander argument dat steeds genoemd is bij de keuze om Delft het zelf te laten te doen, namelijk dat het waarschijnlijk goedkoper is, speelt kennelijk bij de bouw van het station/stadskantoor geen rol. Beweerd wordt dat die kosten ongeveer gelijk zijn.
Bij het stuk zit een financiële bijlage waarin staat hoe de personeelsformatie wordt ingevuld en wat dat gaat kosten. Wij horen graag van de wethouder op welke basis personen die op dit moment aan de spoorzone werken overgaan van de ambtelijke dienst naar het ontwikkelingsbedrijf; blijft het honoreringsniveau gelijk? Er worden nog andere bedragen genoemd met betrekking tot personeelskosten. Het is altijd moeilijk om die te interpreteren. Gaat het om netto bedragen of om bruto bedragen, al dan niet inclusief werkgeverslasten en kantoorplekkosten? Zo op het eerste gezicht overstijgt een aantal bedragen het niveau van een ministersalaris. Kan de wethouder dat bevestigen? Waarom is daarvoor gekozen?
De heer TAEBI (SP): Voorzitter. Aan het begin van deze vergadering deed ik het ordevoorstel om dit voorstel te behandelen in de volgende raadsvergadering wanneer de gemeenteraad in nieuwe samenstelling bijeenkomt. Andere partijen ondersteunden dat voorstel niet. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het college dit voorstel er, vlak voor de verkiezingen, met alle geweld doorheen jast. Ik betreur dat. Mijn fractie ziet geen reden om zo overhaast akkoord te gaan met een dergelijk omvangrijk voorstel. Er is onvoldoende tijd geweest om ons hierin te verdiepen.
Ik haal twee grote lijnen uit het voorstel. Ten aanzien van de risico’s sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Gabeler. Ik zal die niet herhalen. Wij delen de zorg dat risico’s hier en daar de pan uitrijzen. De financiële consequenties voor de gemeente kunnen te groot zijn.
De geraamde personeelskosten zijn absurd hoog op het punt van de salarissen. Dat kan absoluut niet. Dat is voor mij reden genoeg om dit schrijven niet te steunen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Ik zal niet herhalen wat al gezegd is. Voor
mij blijft één punt over, namelijk dat het mij onduidelijk is hoe straks de
controle op de OBS plaatsvindt. Mijn fractie vindt dat deze onder de jaarlijkse
accountantscontrole op het gemeentelijke werk valt. Als dat niet het geval is,
vindt mijn fractie het een goed idee om met de accountant eens te bespreken hoe
de controle wel dient plaats te vinden.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Het is goed om heel kort in te gaan op de constructie van
het Ontwikkelingsbedrijf Spoorzone. Daar kun je heel veel achter zoeken, maar
in essentie dient het ontwikkelingsbedrijf eigenlijk geen ander doel dan de
optimalisatie van de transparantie van het project. Doordat er sprake is van
een eigen financiële huishouding en een eigen organisatie, zijn alle kosten en
opbrengsten afgebakend, zowel in de boeken als in de praktijk. Het op afstand
zetten betekent ook dat een scheiding van taken en verantwoordelijkheden
ontstaat die deze transparantie nader steunen. Er is een eigen directie met een
eigen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het totale project op basis
van alle overeenkomsten die wij hebben. Ik heb er tegenwoordig een gebundelde
uitgave van liggen. Die is enorm dik, met kleine lettertjes. Ik had die uitgave
eigenlijk mee moeten nemen; dat was wel leuk geweest, maar dat ben ik vergeten.
Dat is eigenlijk de bijbel van het OBS; dat is gewoon wat het OBS moet
uitvoeren. Dat is een enorm pakket aan overeenkomsten. Alles ligt vast, met
handtekeningen. Daarnaast is er een duidelijke controlfunctie vanuit de
gemeente als de enige aandeelhouder van het OBS. De enige aandeelhouder moet
natuurlijk verdraaid goed op zijn centjes passen. Onze gemeentelijke strategie-
en controlafdeling krijgt nadrukkelijk de rol om die controle uit te voeren,
onafhankelijk van de directie van het OBS. Wat jaarrekeningen en
accountantscontrole betreft, is het een BV; het heeft dus een eigen
accountantscontrole en een eigen jaarrekening. Het maakt mij echter niet veel
uit welke accountant dat doet. Ik denk dat het logisch is dat de aandeelhouder
nadrukkelijk dat accountantsrapport krijgt en in zijn beoordeling betrekt. Dat
is volstrekt evident. Het is puur techniek welke accountant je aan het werk
zet. Dat zou de gemeentelijke accountant kunnen zijn, maar het zou ook een
andere accountant kunnen zijn als hij maar om zijn goede naam en faam bekend
staat.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Mijn vraag was niet “Welke accountant?” Mijn vraag was
erop gericht dat de raad via de accountant de controle kan waarmaken die de
raad moet waarmaken.
Wethouder
GRASHOFF: Ik kom straks terug op de rol van de raad op het punt van de
controle, want die rol is wel anders. Ik had het nu nog over de accountant.
Bij het OBS
is in feite sprake van een huidige organisatie-eenheid die verzelfstandigd
wordt. In feite is het dus een team dat er nu is en dat een andere positie
krijgt en daarmee ook een andere afbakening van taken en bevoegdheden. De taken
en bevoegdheden die worden overgenomen door de directeur, komen erop neer dat
hij namens ons de taak heeft om al datgene te doen wat voortvloeit uit de
overeenkomsten die wij hebben liggen. Alle transacties die moeten plaatsvinden
en alle verdere stappen die in het kader daarvan moeten worden genomen, zijn
dus heel nadrukkelijk bij die directeur gelegd. Dat verheldert ook de
verhouding tussen het college en het OBS. Het college heeft ook een commissaris
in het OBS en kan dus controleren via de raad van commissarissen, maar ook via
het aandeelhouderschap. De vakwethouder is commissaris, maar de wethouder
Financiën vertegenwoordigt de aandeelhouder. Op die manier is de
rollenscheiding vooral ook op dat punt zo scherp mogelijk gemaakt. Dat maakt
het ons allen mogelijk om de financiële beheersbaarheid van dit megaproject te
optimaliseren. Het project is in deze constructie veel beter financieel
beheersbaar dan als wij het min of meer binnen onze gemeentelijke organisatie
zouden houden. Dan zouden er in de gemeentelijke organisatie allerlei elementen
zijn van vermenging van opdrachtgeversrol, opdrachtnemersrol, gebruikersrol en
eigenaarsrol. Dan neem je het eigenlijk op in het gemeentelijke financiële
systeem, dat niet geschikt is voor een bedrijfsmatige boekhouding. Daar kleven
dus een aantal nadelen aan. Ik pleit er dus zeer sterk voor om voor deze vorm
te kiezen.
De raad
controleert simpelweg het college. U kunt het college controleren via uw
normale controle op de commissaris. Die is namelijk wethouder en heeft gewoon
zijn publieke verantwoordingslijn. De controle verloopt ook via de aandeelhouder,
want dat is ook een wethouder met zijn normale publieke verantwoordingslijn.
Mevrouw
KONING (PvdA): Wij hebben recent een veel kleinere “opafstandzetting”
meegemaakt, namelijk van Parking BV. Mij viel op dat collega-raadsleden vragen
stelden over de betaalautomaat en de liften. Het kan onwennigheid zijn geweest,
maar die vragen werden beantwoord in de zin van “Oké, ik zal dat doorgeven”.
Dat geeft minder sturing en minder betrokkenheid weer dan bij een antwoord in
de zin van: “Dat gaan wij uitzoeken en dat lossen wij op.” Snapt u waar het
probleem ligt?
Wethouder
GRASHOFF: Ja, ik snap waar het probleem ligt, maar op dit punt ben ik het niet
met u eens. Als de raad wil blijven sturen tot op het niveau van de
parkeerautomaat en de installatie, lukt dat bij een project van deze schaal
niet. Dat is nou juist een van de valkuilen. Dat is dus ook niet de manier
waarop die controle zou moeten worden ingevuld.
Mevrouw
KONING (PvdA): Dat is natuurlijk een manier om de vraag te beantwoorden door de
vergelijking door te trekken naar de spoorzone. Ik heb heel nadrukkelijk
aangegeven dat het om een heel andere orde van grootte gaat. Ik vind het ook
niet aardig dat u mijn collega’s hiermee in feite diskwalificeert.
Wethouder
GRASHOFF: Dat doe ik helemaal niet, maar ik wijs er wel op dat er altijd
spanning bestaat tussen de echte controlerende rol van de raad en de wens om op
elk moment, op elke vraag per omgaande het antwoord te krijgen dat wij dat
oplossen. Daar mag een verschil tussen bestaan. Dat verschil heeft te maken met
de wijze waarop je een project op een goede en transparante wijze wilt
aansturen. De essentie van de controlevraag is echter of de raad op hoofdlijnen
greep behoudt. Ja natuurlijk, want u hebt op hoofdlijnen altijd greep op het
college. U kunt de wethouder of het college te allen tijde ter verantwoording
roepen en u kunt te allen tijde uw oordeel over de wethouders of het college
vellen. Dat is één. Ten tweede: als de raad de jaarrekening en het
accountantsverslag van het OBS wil zien, lijkt het mij evident dat u dat per
omgaande toegestuurd krijgt of dat u dat al op voorhand met het toekomstige
college zo afspreekt. Dan kunt u daar dus iets van vinden en dat kunt u gewoon
gebruiken in uw controlerende rol. Precies hetzelfde deed u met de gemeentelijke
jaarrekening, totdat u in het kader van het dualisme zelf opdrachtgever werd
van de gemeentelijke accountant. Dat is nou net het verschil.
Mevrouw
KONING (PvdA): Als de raad het college vraagt om per jaar over de jaarrekening
te praten, maar natuurlijk ook over de sturing op hoofdlijnen – daar gaat het
immers om bij het spoorzonetraject dat wij met elkaar ingaan – kan dat
inderdaad. Het is alleen jammer dat dat nog niet in deze nota wordt aangegeven.
De raad – of dat nou deze raad is of de volgende – moet daar dus moeite voor
doen, terwijl het logisch is dat de raad dat wil. Zo denkt de PvdA-fractie er
althans over.
Wethouder
GRASHOFF: Ik vind het opvallend dat u mij drie keer interrumpeert in een
verhaal dat nog niet bij de conclusie was aangekomen over de controle door de
raad. Wat dat betreft, bent u dus een tikje ongeduldig. In de oplegnotitie die
u hebt gekregen, staat evident welke stukken publiekrechtelijke vaststelling
behoeven. Die oplegnotitie is overigens van veel evidenter belang dan de achterliggende
notitie, die alleen over de inrichting van het ontwikkelingsbedrijf gaat. In de
punten a tot en met d worden de punten genoemd waar bestuurlijke aansturing
evident is. Onder a staat dat goedkeuring – en dus ook publiekrechtelijke
goedkeuring – van het bestemmingsplan aan de orde is. Daar zijn wij vandaag mee
bezig.
Mevrouw
KONING (PvdA): Misschien is er sprake van een misverstand. Dat wil ik dan graag
uit de wereld hebben. Bij ons staat op het voorblad alleen kort de inhoud,
namelijk dat het college heeft besloten tot oprichting van een besloten
vennootschap Ontwikkelingsbedrijf Spoorzone. Als dat de reden van het
misverstand is, begrijp ik waarom wij elkaar zo benaderen.
Wethouder
GRASHOFF: Het gaat over de nota voor de raadscommissie. Die zit ook in mijn
stukken voor de commissie.
Mevrouw
KONING (PvdA): Dit is toch de oplegnotitie? O, u bedoelt het stuk daarachter.
Wethouder
GRASHOFF: Dat is de nota voor de raadscommissie.
Mevrouw
KONING (PvdA): Dan hebben wij elkaar in die zin eerder verkeerd begrepen.
Wethouder
GRASHOFF: Dat is het bestuurlijke stuk. Zo doen wij dat altijd. Wij sturen u
een nota en dat is het beslisdocument. Het achterliggende stuk is een
toelichting, zodat u goed weet hoe het in elkaar zit. In de oplegnotitie, “nota
voor de raadscommissie”, staat onder punt a van de opsomming van de
bestuurlijke afwegingen: het bestemmingsplan, het beeldkwaliteitskader,
stedenbouwkundige plannen per deelgebied en de inrichtingsplannen voor de
openbare ruimte. Dat zijn dus in elk geval de stukken die zonder meer voor
overleg in de raadscommissie aan de orde komen. Voorzover er, ook in de normale
projectenlijn, geen sprake is van een rechtstreekse raadsbevoegdheid, staat
hier niet dat de raad die stukken vaststelt, maar zij worden wel voor overleg
aan de commissie voorgelegd. Dat is mijn toezegging hier: het college zal die
stukken voor overleg voorleggen aan de commissie. Dat is logisch. Zoals u weet,
betekent “overleg” niet dat wij u aanhoren en dat het college vervolgens zijn
eigen gang gaat. Dat betekent dat er heel serieus gekeken wordt en dat de
commissie natuurlijk altijd de mogelijkheid heeft om “door te pakken” als zij
vindt dat zij onvoldoende gehoor krijgt. Met deze documenten hebt u dus op
planinhoudelijk niveau gedurende het proces sturing. Het andere ligt in de
controlerende sfeer. Ik kan mij heel goed voorstellen dat u twee dingen doet:
afspreken dat u jaarlijks in elk geval de accountantsrapportage en de
jaarrekening krijgt en daarnaast dat u halfjaarlijks een voortgangsrapportage
krijgt waarover u overlegt met het college.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Het gaat hier om een zaak waarin de gemeente behoorlijke
financiële risico’s neemt. Ik zit met het probleem dat wij bij de gewone
begroting en rekening van de gemeente onze eigen accountant als hulpmiddel
hebben om te bekijken of alles wat er gebeurt, doelmatig en rechtmatig is. Dat
middel wordt ons nu in feite ontnomen als wij alleen een jaarrekening en een
accountantsverslag ontvangen en misschien achteraf mogen bespreken. Er ontbreekt
een schakel. Daar zoek ik naar. Als wij daar vandaag niet uitkomen, zou ik het
op prijs stellen als onze accountant zelf ons daarover adviseert. Ik vind de
risico’s immers enorm groot.
Wethouder
GRASHOFF: Ik ben dat niet met u eens. Een accountant heeft naar de aard van
zijn werk en naar zijn beroepseed de plicht om doelmatigheid en rechtmatigheid
te beoordelen. Zo simpel is het. Het enige verschil is dat u als raad voor de
gemeentebegroting opdrachtgever bent van de accountant. Bij het OBS is het logisch
dat de aandeelhouder, vertegenwoordigd in de vorm van het college of de
wethouder Financiën, dat doet. Ten aanzien van de aard en de typologie van het
stuk en de controlemogelijkheden blijft de situatie echter precies hetzelfde.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik mis inderdaad een controle. Als je een keer per
jaar een jaarrekening maakt en dan constateert dat zaken fout zijn gegaan, is
het kwaad al geschied. Het college is vertegenwoordigd in de raad van
commissarissen, maar die vergadert een of twee keer per jaar. Het zou mij
verbazen als die raad van commissarissen elke maand om de tafel gaat zitten. Ik
vind dus dat er een financiële controle, los van het OBS, opgericht moet
worden.
Wethouder
GRASHOFF: Ik vind dat u wel moet luisteren naar wat ik zeg. De gemeentelijke
strategie- en controlafdeling, onze interne controlfunctie, is nadrukkelijk in
de positie geplaatst om ook controle uit te oefenen over het OBS.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Dat is een onderdeel van het OBS.
Wethouder
GRASHOFF: Nee, dat is geen onderdeel van het OBS. Dat is een onderdeel van onze
gemeentelijke organisatie. Onze gemeentelijke strategie- en controlafdeling
controleert de directie van het OBS. Ten tweede wordt jaarlijks een
accountantsrapport gemaakt. Dat is logisch, want dat moet een BV simpelweg
hebben. Als u dat wenst, wordt dat rapport uiteraard naar de raad gestuurd. Dat
lijkt mij logisch en dan kunt u langs die weg uw controle op het college
uitvoeren. Dat is gewoon correct. Ten derde zeg ik toe dat er halfjaarlijkse
voortgangsrapportages komen die besproken zullen worden met de commissie.
De heer DE
WIT (Leefbaar Delft): Volgens mij mist mevrouw Bolten gewoon de begroting. Je
kunt pas iets controleren als je iets begroot hebt. Mevrouw Bolten wil dus
kaderstellend zeggen wat wij gaan doen en hoeveel geld wij daarvoor nodig
hebben. Is er wel genoeg geld? Dat mist mevrouw Bolten.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat mis ik niet, want dat hebben wij reeds vastgesteld.
Dat heb ik gewoon ergens in mijn la met geheime stukken liggen. Het gaat mij
erom dat wij hiermee een risico van een grote omvang dragen met participanten
die winst willen maken en die wij onder controle moeten houden. Op zich vind ik
de structuur van deze OBS goed, maar de financiële controle die wij als raad
normaliter hebben op het college, moeten wij ook hebben op het OBS. Wij weten
al van tevoren dat dat een ontzettend krachtige organisatie moet worden. Dat
punt kan ik niet terugvinden. Het krijgen van een accountantsrapport is
onvoldoende.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Mevrouw Bolten kan heel lang zoeken naar datgene wat zij zoekt,
maar dat is er gewoon niet. Als je ertoe besluit om een deel uit de ambtelijke
organisatie te halen en om dat een andere, privaatrechtelijke rechtsvorm te
geven, zit dat gewoon niet meer op dezelfde manier in de gemeentebegroting. Dan
moet je dus gewoon accepteren dat er andere verantwoordingslijnen lopen.
De
VOORZITTER: Volgens mij is dit punt nu aan alle kanten besproken. De wethouder
heeft er het nodige over gezegd.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): De wethouder heeft mij ervan beschuldigd dat ik niet
goed luister. Er is bij het OBS sprake van een soort piramide, waar ook de
financiële controle onder zit. Ik ga er immers van uit dat die controle in de
structuur zit. Of heb ik het mis?
Wethouder
GRASHOFF: Het is heel belangrijk om te constateren dat wij met de constructie
zoals wij die nu kiezen, extra risico’s of forse risico’s in principe
ondervangen. Wij kiezen in elk geval de constructie die de maximale mogelijkheden
biedt om die risico’s te ondervangen. In deze constructie zijn eventuele
tekorten of problemen in de bedrijfsvoering sneller en adequater inzichtelijk
en ook eerder transparant dan wanneer wij een megaproject zoals dit zouden
vermengen met onze gemeentelijke organisatie, met name met onze gemeentelijke
boekhouding. U hebt langs deze weg uiteindelijk meer grip op wat er op
hoofdlijnen gebeurt met het geld en op de vraag of het goed gaat dan wanneer
wij dit niet zouden doen. Deze constructie is juist gekozen vanuit het oogpunt
van risicobeheersing en niet vanuit het oogpunt om wie of wat dan ook op
afstand te willen houden.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Wij betwisten niet dat een BV de beste vorm is, maar
het gaat om de financiële controle. Die wordt niet door de ambtenaren gedaan.
Wethouder
GRASHOFF: U blijft maar zeggen dat iets niet zo is waarvan ik zeg dat het wel
zo is. Daar moeten wij over ophouden.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Zij worden toegevoegd aan het OBS.
Wethouder
GRASHOFF: Nee, ik heb het nu drie keer gezegd en nu houd ik er echt over op. Zo
is het niet. Onze gemeentelijke strategie- en controlafdeling doet de controle.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Wie betaalt dat en onder welk budget zit dat?
Wethouder
GRASHOFF: Dat er daarnaast binnen het OBS een eigen bedrijfscontroller is,
geeft alleen maar aan dat ook het OBS zijn spulletjes natuurlijk op orde moet
hebben. Hij behoort tot de normale staf die het OBS moet hebben om ervoor te
zorgen dat het zijn werk kan doen. Dat is echter iets anders dan de
controlfunctie.
De heer Van
Tongeren is in de vorm van een vraag en niet in de vorm van een stelling
ingegaan op de personele situatie. Daar ben ik al blij mee, want ik had het
gevoel dat hij de afgelopen dagen eerder een stelling innam dan een vraag
stelde. Dat was voor het college wat minder plezierig. Het leek ook bijna dat
daar een beschuldiging uit voortkwam jegens onze voorzitter in de zin dat hij
de raad fout zou hebben geïnformeerd. Niets is minder waar.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): U doet nu een beetje aan “hineininterpretieren”. U hebt gehoord
hoe ik mijn vraag heb gesteld. Dat is het en niets anders.
De
VOORZITTER: Ik hecht eraan om in de raad heel precies te zeggen hoe het gegaan
is. U hebt de vraag gesteld zoals die gesteld is. Namens de portefeuillehouder
personeelszaken heb ik een antwoord gegeven. In het begin van mijn betoog heb
ik daarbij een bespiegeling gehouden over wat de motieven van uw vraag zouden
kunnen zijn. Daarna heb ik heel precies geantwoord om het soort dingen waarover
wij nu praten, te vermijden. Ik heb gezegd dat er geen bestuurders en
ambtenaren in de ambtelijke dienst van de gemeente Delft zijn die boven de
Balkenende-norm zitten. Dat was een heel precies antwoord dat ik heel bewust op
die manier heb gegeven om exact binnen de lijnen te blijven. Een situatie
waarover wij nu misschien spreken, is iets anders.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Dat is mij volkomen duidelijk. Ik wacht gewoon met
belangstelling het antwoord van de wethouder af.
De
VOORZITTER: Dat komt nu, maar ik hoop dat nu wel duidelijk is dat ik een heel
precies antwoord heb gegeven op de precieze vraag.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Dat is mij volkomen duidelijk, maar het is ook duidelijk dat de
zogeheten Balkenende-norm niet alleen betrekking heeft op bestuurders of
ambtenaren, maar ook op personen die werken voor organisaties die voor het
belangrijkste gedeelte met overheidsmiddelen gefinancierd worden.
De
VOORZITTER: Maar dat was niet uw vraag en zo heb ik de vraag van u ook niet
begrepen. Ik heb bij de beantwoording immers geïnformeerd naar de motieven van
uw vraag.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Mijn motief is altijd het vergaren van informatie.
De
VOORZITTER: Wethouder, vervolgt u uw betoog.
Wethouder
GRASHOFF: Laten wij met optimisme uitgaan van die laatste stelling van de heer
Van Tongeren.
Er is
sprake van gedetacheerde ambtenaren. Het zijn dus mensen die bij ons in dienst
zijn, een ambtenarenstatus hebben en gedetacheerd worden bij het OBS. Dat geldt
met name voor de directeur. Hij past in het gemeentelijke salarisgebouw. Het is
helder dat dat past binnen de Balkenende-norm en onze salarispiramide, waarin
onze burgemeester het hoogste salaris heeft. De andere genoemde bedragen zijn
alleen begrotingsbedragen die zijn opgenomen voor het betalen van ingehuurde
externe deskundigen. Ik pak direct de vraag van de STIP-fractie mee hoe sterk
dit team is. Wij veranderen het team niet. De belangrijkste post – dat is ook
de hoogste post die u hebt gevonden – betreft een externe deskundige die wij al
enige jaren bij het spoorzoneproject betrokken hebben. Hij is zijn gewicht in
goud waard en heeft meer verdiend voor de stad Delft dan hij in tien of honderd
jaar kan kosten. Je schakelt hem in vanwege zijn heel specifieke deskundigheid
en vaardigheid die hij niet alleen hier, maar bewijsbaar en aantoonbaar ook in
allerlei andere projecten in Nederland tentoon heeft gespreid. Daarop is hij
geselecteerd. Wij zijn heel blij met die persoon. Een winning team moet je niet
veranderen. Wij hebben een winning team, want anders stonden wij niet waar wij
nu staan. Hetzelfde winning team is dus ook ruimschoots opgewassen tegen onze
counterparts, de rijksoverheid en ProRail. Zo niet, dan waren wij op dit moment
niet geweest waar wij nu zijn. Het zijn immers dezelfde mensen die dat tot
stand hebben gebracht. Die continuïteit in personele zin is juist zo
belangrijk.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Dat onderken ik zeker, maar ik neem ook waar dat wij nu in
een veranderende rol ten opzichte van die partijen belanden. Eerst hadden wij
een samenwerking om te komen tot een afspraak, maar nu gaat het meer naar een
concurrentie over het behalen van winst voor die partijen. Zo zou het kunnen
lopen.
Wethouder
GRASHOFF: Nee, daar zit een misverstand achter over wie er in het OBS zit en
wie die partijen zijn. Wij hebben een heel stevig onderhandelingsproces gehad
met onze private partijen. Daarbij gaat het om de ontwikkelingscombinatie van
Ballast en NS Vastgoed, die het bovengrondse project bouwt. Dat ligt in een dik
contract vast, met alle normen en risicoverdeling. Dat is allemaal
geaccordeerd. Dat proces is verlopen onder regie van dezelfde mensen die wij nu
in het OBS plaatsen. Het spannendste onderdeel – wie wil winst maken en wie wil
iets van die winst afromen? – is in feite achter de rug. Daar is een
grondwaarde van 78 mln. voor onze spoortunnel uit gekomen. Dat zelfde proces
gaat natuurlijk verder in de bouwplanontwikkeling en dergelijke. Daarover kun
je discussies hebben, maar die discussies zijn in feite al ingekaderd en gaan
over kleinere bedragen dan de hoofdzaken waarover wij al een akkoord hebben
gesloten en die al vastgelegd zijn. In dat opzicht nemen de schaal en het
risico eerder af dan toe. Anders hadden wij het project natuurlijk ook nooit
kunnen starten, want de hele contractvorming is ook een vorm van
risicobeheersing. Daarin staat hoe je met elkaar omgaat. Daarom is het des te
belangrijker dat dezelfde mensen, die de contracten van haver tot gort kennen,
er voor ons voor zorgen dat die contracten netjes worden uitgevoerd. Dat is
juist het belang van continuïteit.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik wil uw redenering niet bestrijden, maar het
tegendeel kan ook de werkelijkheid zijn, namelijk dat je in het nieuwe concept
juist onafhankelijke personen met het project moet belasten. Met uw redenering
spreekt u vertrouwen uit, maar zakelijk is dat niet.
Wethouder
GRASHOFF: Ik ben het niet met u eens. Volgens mij is mijn redenering
buitengewoon zakelijk. Als er enige twijfel zou zijn geweest over de kwaliteit
van deze personen, zouden wij hen nu niet hebben voorgedragen voor deze
posities in het OBS. Voor mij is er geen enkele aanleiding voor dergelijke
twijfel.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): De kwaliteit van die personen wil ik ook niet in het
geding brengen. Het gaat om de redenering over hoe je verder moet gaan met de
afronding in de realiteit na het sluiten van de papieren overeenkomsten en het
binnenhalen van subsidies bij het Rijk. In de praktijk kunnen dat andere
poppetjes zijn.
Wethouder
GRASHOFF: Nogmaals, die redenering deel ik niet. Ik ben het er wel mee eens dat
je, als je zulke sterke personen en zo’n organisatie neerzet, de control goed
geregeld moet hebben. Dat is volgens mij mede de achtergrond van de opmerking
van mevrouw Bolten en van u. Ik probeer echter aan te geven dat wij dat juist
doen met deze constructie, door de transparantie en door de goede organisatie
van die control. Wij hebben goede mensen die in het OBS in de frontlinie staan
om het werk te doen. Wij hebben een sterke gemeentelijke strategie- en
controlafdeling, die haar werk goed kan doen. Wij hebben ook een zuiver
onderscheid tussen de boeken van de BV en de boeken van de gemeente. Er is dus
een goede scheiding van taken en rollen. Dat zijn nou juist de voorwaarden
waaraan wij wilden voldoen om ervoor te zorgen dat het allemaal goed gaat
lopen.
De overige
bedragen zijn gerelateerd aan uurtarieven. Bij externe deskundigen ga je uit
van een uurtarief maal het aantal uren dat je hen inhuurt. Je mag natuurlijk
ook wegen of die tarieven in marktomstandigheden normale, goede en correcte
tarieven of extreme tarieven zijn. Daar hebben wij nog een check op gedaan. Het
hoogste tarief waarvan hier sprake is, is ongeveer 180 euro per uur. Voor het
kwaliteitsniveau van dit werk, het inhuren van een zware projectdirecteur, is
dat een zeer gangbaar en niet te hoog tarief. Ter vergelijking: als wij een
zware jurist inschakelen, zitten wij eerder tegen de 300 euro per uur. Dat
geldt niet alleen voor Delft, maar voor iedereen. Ook in de sfeer van bestemmingsplanadviezen
en dergelijke zitten wij op zwaar strategisch niveau ook rond de 180 euro per
uur. Wij hebben het expres nog eens getoetst om zeker te weten dat ik deze
vraag goed zou beantwoorden. Deze uurtarieven zijn dus niet buitensporig.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Ik begrijp dat er gewoon een bepaald uurtarief tegenover het
inhuren van externen staat, maar er zijn passages die op z’n minst de indruk
wekken dat personen in dienst worden genomen. Er staat bijvoorbeeld dat de
algemeen directeur iemand in dienst neemt. Dan denk je: er komt dus iemand in
dienst van het OBS. Dan kijk je op een heel andere manier naar salarissen dan
bij iemand die op projectbasis voor een bepaalde klus wordt ingehuurd.
Wethouder
GRASHOFF: Dat ben ik met u eens. In dat opzicht zou de formulering enig
misverstand hebben kunnen geven. Het gaat echt om ingehuurde krachten. Op dit
niveau en bij deze mensen is het duidelijk: als je die mensen wilt hebben, zul
je dat uurtarief moeten betalen. Anders moet je anderen nemen. Zo simpel is
het; dat is ook marktwerking.
Nu kom ik
bij de arbeidsmarktaspecten en direct ook bij de formulering van de motie. In
feite doet het OBS – zelfs als wij geen OBS zouden hebben, maakt dat niet uit –
slechts één aanbesteding die echt gekenschetst kan worden als een gemeentelijke
aanbesteding, namelijk voor het stadskantoor. Voor de tunnel werken wij
nadrukkelijk samen met ProRail. Wij hebben wel een aansturende rol, maar
volgens de wet is ProRail de aanbestedende dienst. ProRail kan op dat punt door
ons dus in elk geval niet eenzijdig iets opgedrongen krijgen. Dat kunnen wij
niet; daar hebben wij niet de bevoegdheid toe. Wij kunnen wel met ProRail in
overleg. Bij de totale bovengrondse projectontwikkeling zijn NS Vastgoed en
Ballast onze marktpartijen. Daarbij kunnen wij niet eenzijdig voorwaarden
opleggen, zeker niet in een stadium waarin wij alle contractonderhandelingen
met hen hebben afgerond en de contracten zijn ondertekend. Ook met hen kunnen
wij dus wel in overleg, maar wij kunnen niet eenzijdig bepalen dat een norm
voor hen van toepassing is. De consequentie hiervan is dus dat de letterlijke
formulering van de motie alleen van toepassing is op de aanbesteding voor het
stadskantoor. Als wij daar meer mee zouden willen – dat kan ik mij vanuit de achtergrond
van de vraagstelling wel voorstellen – ben ik graag bereid om de komende weken
te benutten om met onze partners in dit proces, Ballast Nedam, NS en ProRail,
om de tafel te gaan zitten om te bekijken of wij op enigerlei wijze tot een
convenant kunnen komen waarbij wij met elkaar afspreken hoe wij met deze
kwestie omgaan en nagaan of wij afspraken kunnen maken over aantallen langdurig
werklozen of leerlingplaatsen. Ik kan dus niet op voorhand beloven dat ik er
met die partijen uit kom. Ik kan u wel beloven dat ik er nog heel erg mijn best
voor zal doen om te bekijken of wij tot zo’n soort convenant kunnen komen.
Mevrouw
KONING (PvdA): “Zorgdragen” geldt voor het stadskantoor en “overleggen” voor de
overige aanbestedingen. Begrijpen wij dat goed?
Wethouder
GRASHOFF: Ja, dat kan. Voor het stadskantoor kan het in de sfeer van
“zorgdragen” en voor de overige aanbestedingen kan het alleen in de sfeer van
een inspanningsverplichting voor het college. Volgens mij ben ik nu klaar met
de beantwoording.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Ik had een vraag gesteld over de wijze van ontwikkeling van het
stadskantoor/station.
Wethouder
GRASHOFF: In essentie is en blijft de gemeente opdrachtgever, want het is een
gemeentelijk gebouw. Zelfs in wettelijke zin, in de zin van het Europese
aanbestedingsrecht of wat dan ook komt het er dus altijd op neer dat de
gemeente daarvoor verantwoordelijk is. Er wordt hier gedoeld op het feit dat
wij ook voor het stadskantoor zoeken naar een constructie die zich beter zou
kunnen lenen voor een goede, gestroomlijnde realisatie van het gebouw en die
niet per definitie betekent dat wij als gemeentelijke organisatie in directe
zin de opdrachtgeversrol vervullen. Dat is een zaak die overigens best nog
onderzocht kan worden, want je kunt ook een ontwikkelaar inschakelen die namens
jou de opdrachtgeversrol vervult. Daarmee kan de gemeente bijvoorbeeld een
duidelijker onderscheid maken tussen de eigen gebruikersrol en de eigen
opdrachtgeversrol. Dat is wat wij hiermee bedoelen. Dat ontslaat ons uiteindelijk
natuurlijk niet van onze eindverantwoordelijkheid en ook niet van onze
bevoegdheid om te bepalen wat daar komt.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Mag ik, voordat de tweede termijn begint, een schorsing
van tien minuten?
De
VOORZITTER: Zeker. Wij gaan straks over twaalf uur heen. Ik vraag het Presidium
om in de schorsing even te overleggen over de vraag of wij na de afronding van
dit agendapunt de twee laatste agendapunten nog gaan behandelen. Ik zou daar
wel voor zijn, want dan zijn wij van alle zaken af.
De
vergadering wordt van 23.55 uur tot 0.05 uur geschorst.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. De reden waarom ik nu zo blijf doorvragen, is
natuurlijk dat wij dit punt dinsdag niet hebben behandeld. Als wij dat wel
hadden gedaan, hadden wij in de tussentijd nog iets kunnen uitzoeken. Op zich
is de fractie van GroenLinks erg voor de OBS-constructie, maar dan hadden wij
kunnen uitzoeken hoe de accountantscontrole en de rol van de raad goed kunnen
worden geregeld. Onze fractie zou wel voor het voorstel willen stemmen als wij
op de een of andere manier toch de mogelijkheid krijgen om daar met de
accountant nog een verstandig gesprek over te voeren en om te bekijken of wij
echt aan alles gedacht hebben om dit goed te regelen. Eventueel willen wij op
basis van dat gesprek een aanvulling kunnen maken.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Wat stelt u dan voor?
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat het college een toezegging doet in die richting.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Ik denk dat dit niet zozeer iets is van het college. De raad
zou met zichzelf moeten afspreken dat hij hier nog op een bepaalde manier naar
wil kijken. Het college heeft gewoon zijn voorstel neergelegd en wij moeten
daar nu iets van vinden.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Jawel, maar de vraag is natuurlijk of wij vanavond alles
uit handen geven of niet. Daarmee zit ik een beetje in mijn maag, met name op
het punt van de accountantscontrole.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): De ins en outs van een BV zijn toch niet iets nieuws? Daar
hebben wij heel vaak in allerlei vormen mee te maken. Ik vind het dus een
beetje vreemd dat u daar op dit moment mee komt.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Ik had er eigenlijk dinsdag mee willen komen. Ik vind het
ook laat.
Mevrouw
KONING (PvdA): Voorzitter. Het is belangrijk dat wij met elkaar hebben
geconstateerd dat in de oplegnotitie onder a, over de beleidsinhoudelijke
sturing, “de gemeente” staat, maar dat “de gemeenteraad” wordt bedoeld. De
toezegging over de halfjaarlijkse bespreking is ook heel helder. Het was inderdaad
misschien beter geweest als wij deze discussies afgelopen dinsdag al hadden
gevoerd, maar nu wij die discussies hebben gevoerd, gaan wij voor deze wijze
van uitvoering. Als wij een advies krijgen waarvan wij denken dat wij daar
misschien iets mee moeten, moeten wij daar als raad ook iets mee, maar wij
moeten wel beseffen dat wij, als wij het voorstel aannemen, een andere
verhouding tot die constructie hebben dan op dit moment. Wij moeten de
speelruimte die wij straks hebben, dus niet te groot achten. Als wij hierin
stappen, is dat een heldere lijn en dan moeten wij later niet zeggen: toch maar
geen BV. Als wij een BV oprichten, gaan wij dat straks niet weer terugdraaien.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Dat was ook niet mijn voorstel.
Mevrouw
KONING (PvdA): Oké, dan is dat in ieder geval helder. Zoveel vrijheidsgraden
zijn er ook niet, maar ik verwacht ook niet dat het advies ons echt tot andere
conclusies gaat leiden, nu er helderheid is over de beleidsinhoudelijke
sturing, de bespreking en de jaarverslagen. Ik ben erg blij dat wij dat nu met
elkaar hebben geregeld.
Wat de
motie betreft: ik heb de schorsing eerlijk gezegd niet gebruikt om alle
mede-indieners langs te lopen. Ik kijk hen nu dus maar even aan, want ik denk
dat het niet mogelijk is om het college iets op te dragen wat het niet kan
doen. De verheldering over de aanbestedingen lijkt mij duidelijk. Of dat nou
letterlijk verwerkt moet worden … Het is al laat. Volgens mij wordt het helder
verwoord in de Handelingen. Met zo’n aanpassing kunnen wij goed uit de voeten.
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Ik ben al enigszins gerustgesteld door de
beantwoording door de wethouder over de kracht van de organisatie die wij gaan
neerzetten. Ik benadruk toch nog dat wij goed om ons heen moeten kijken. Ik ga
ervan uit dat dat gebeurd is. In een aantal gemeenten is dit minder goed
uitgepakt; zij zitten op dit moment met brokstukken. Met name in Amsterdam is
het juist erg goed gegaan. Ik hoop dat ook daarnaar is gekeken.
Tot slot
roep ik ertoe op om niet te bezuinigen op experts. Dat is misschien een beetje
strijdig met wat de CDA-fractie zegt. Ik ben van mening dat het geld dat je in
zo’n constructie en in zo’n proces op een goede manier investeert in expertise,
zich meer dan dubbel en dwars terugverdient.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij zijn ons er eindelijk van bewust dat
dit het belangrijkste onderwerp is van vanavond. De fracties van GroenLinks en
de PvdA hebben bedenkingen genoemd, maar gaan uiteindelijk toch weer akkoord.
Dat zal die fracties blijven achtervolgen, want het is nog niet compleet.
Mevrouw Bolten zegt dat wij nog meer zekerheden moeten hebben. Dat gevoel heb
ik ook. De controle kan nog veel sterker, los van het feit dat je een BV
opricht die wordt gecontroleerd door ambtenaren en een raad van commissarissen.
Dat is te mager. Wij hadden in de commissie kunnen bediscussiëren wat wel de
goede weg is. Daar hadden wij vervolgens twee weken over na kunnen denken
alvorens te beslissen. Ik zie dus geen noodzaak. Neem die beslissing gewoon na
een goede tweede termijn in maart. Daar is niets mis mee. Ik hoop dat de
partijen dat goed in de gaten hebben. Wij kunnen absoluut niet akkoord gaan met
dit voorstel, terwijl het oprichten van een BV wel de juiste weg is. De
controle is te mager.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Voorzitter. Wij zullen wel instemmen met dit voorstel. Je moet
er niet aan denken dat het spoorzoneproject op twintig verschillende plaatsen
in de gemeentebegroting verantwoord wordt. Wij denken juist dat het handig is
om alles wat daarop betrekking heeft, op één plek bij elkaar te zetten. Dat
vergroot in onze ogen de transparantie, maar heeft wel consequenties voor de
verantwoordingslijnen. Wij denken echter dat dat wel op een verantwoorde manier
te doen is.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik heb niemand ervoor horen pleiten om dit op diverse
plekken in het ambtenarenapparaat te gaan behandelen. Ik weet dus niet waarom u
dit nu naar voren brengt.
De heer VAN
TONGEREN (CDA): Als je het niet bij elkaar zet in één organisatie en in één
juridische positie, is het alternatief dat het verspreid over de totale
gemeentebegroting zit. Dat lijkt ons voor de inzichtelijkheid een stuk minder
aantrekkelijk.
Ik kom nog
even terug op het punt van de personele kosten. Wij hebben dat niet aangesneden
omdat wij het over personen en hun salarissen zouden willen hebben of omdat wij
de door de burgemeester gegeven informatie in twijfel zouden trekken. Wel
hebben wij willen neerzetten dat er een grens is aan wat bij projecten van de
gemeente verdiend zou mogen worden. Uiteraard heeft alle kwaliteit een prijs,
maar als je zeer langdurig mensen moet inhuren op basis van gefactureerde
uurprijzen, moet je je afvragen of dat de meest efficiënte oplossing is. In dit
stadium wordt voldoende onderbouwd een keuze gemaakt, maar wij zullen de
zogeheten Balkenende-norm scherp in de gaten blijven houden.
Mevrouw
GEURSEN (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie steunt het voorstel tot oprichting
van het ontwikkelingsbedrijf. Wij willen nog even ingaan op de motie van de
PvdA-fractie. Zoals daarin staat, is op 1 november 2005 een motie aangenomen.
Wij achten deze motie dus eigenlijk overbodig. De wethouder heeft al gezegd dat
hij die motie gaat uitvoeren, net zoals hij alle moties van de gemeenteraad zou
moeten uitvoeren.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Volgens mij heeft mevrouw Koning die motie
ingetrokken. U hoeft daar dus niet meer over te spreken.
Mevrouw
KONING (PvdA): Dat heb ik niet gezegd, maar volgens mij is de boodschap helder
overgekomen. Of wij dat nou nog met een motie moeten bekrachtigen … Het college
gaat het toch wel doen. Het maakt dus eigenlijk niet zoveel uit.
De
VOORZITTER: Als de wethouder een toezegging doet, trekt u de motie dus in. Maar
goed, dan moet de wethouder eerst die toezegging doen.
Mevrouw
GEURSEN (VVD): Dat is heel mooi.
De heer
TAEBI (SP): Voorzitter. Ten aanzien van de salarissen heb ik de uitleg van de
wethouder aangehoord. Ik sluit mij weer aan bij de heer Van Tongeren. Hoewel ik
over het algemeen niet zozeer voor de normen van Balkenende ben, vind ik dat
wij in dit geval de centennorm van Balkenende in acht moeten nemen.
Wethouder
GRASHOFF: Voorzitter. Ik doe nadrukkelijk een toezegging in de geest van de
motie van de PvdA-fractie. Wat het stadskantoor betreft, zullen wij de motie
van 1 november 2005 uitvoeren. Wij zullen in overleg treden met NS Vastgoed,
Ballast en ProRail om te bezien in hoeverre ook voor die aanbestedingen, die
een vele malen groter volume hebben, een vergelijkbare afspraak met die
partijen te maken is. Dat is een inspanningsverplichting.
Ik heb
toegezegd dat het college de raad twee keer per jaar voortgangsrapportages zal
aanbieden die zullen worden besproken in de commissie. Daarbij lijkt het mij,
praktisch gesproken, logisch dat er ook een rechtstreeks contact zal zijn
tussen de directeur van het OBS en de raad, maar de rapportages worden
uiteraard wel onder verantwoordelijkheid van het college aan de raad
aangeboden.
Het lijkt
mij geen probleem om op een later tijdstip nog eens goed met elkaar door te
praten over de wijze van inrichting van de accountantscontrole, als u het
althans met mij eens bent dat dit de oprichting van het OBS en de inrichting
van de werkorganisatie nu niet in de weg staat. Daar hebben wij immers haast
mee, want de club moet gewoon echt heel hard werken. Dat betekent dat ook nog
de mogelijkheid bestaat om daarover advies te vragen aan de gemeentelijke
accountant en om in overleg met hem en in het samenspel tussen de raad en het
college te bekijken hoe de beste inrichting daarvan gevonden kan worden.
De
VOORZITTER: Mevrouw Koning, geeft de toezegging u aanleiding om motie M-4 in te
trekken?
Mevrouw
KONING (PvdA): Ja.
De
VOORZITTER: Aangezien motie M-4 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel meer
uit van de beraadslaging.
In stemming
komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van stemverklaringen.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Gelet op de toezegging, stemmen wij voor.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van Leefbaar Delft en de SP tegen het
voorstel hebben gestemd.
Ik wil nu
even over de orde spreken. Ik heb bij het Presidium gepolst of wij de andere
twee bespreekpunten vandaag gaan behandelen.
De heer
GABELER (Leefbaar Delft): Ik ben niet betrokken geweest bij dat overleg met het
Presidium.
De
VOORZITTER: Dan bent u de enige die ik niet heb kunnen spreken. Dat spijt me.
Bij een meerderheid van het Presidium is een positieve grondhouding om deze
punten af te handelen. Ik stel voor om dat te doen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb een ordevoorstel. Het is bijna
0.30 uur. Er staan nog twee stukken. Wij bemerken ook de moeheid in de raad.
Omdat wij allemaal graag naar huis willen, lopen wij het risico dat wij snel
door die twee agendapunten heen lopen. Dat acht ik geen zorgvuldige behandeling
van stukken. Ik stel daarom voor om deze twee stukken maandag van 18.00 uur tot
20.00 uur te behandelen ofwel de stukken door te schuiven naar de volgende
raadsperiode.
De VOORZITTER:
Ik doe als voorzitter het voorstel om die beide punten toch even af te
handelen.
In stemming
komt het ordevoorstel om door te gaan met de behandeling van de twee resterende
agendapunten.
Het
ordevoorstel wordt bij handopsteken verworpen.
De heer VAN
DOEVEREN (CDA): Voorzitter. De formele gang van zaken is dat wij dan naar de
maandag gaan.
De
VOORZITTER: Dan gaan wij maandag vergaderen. Dat vind ik uitstekend. U gaat
sneller dan ik kan denken. Wilt u maandag vergaderen?
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Onder voorbehoud dat het inderdaad van 18.00 uur tot 20.00 uur
wordt en niet vanaf 20.00 uur tot later. Na 20.00 uur hebben immers diverse
mensen andere verplichtingen. Er zijn fora en er zijn ook andere afspraken in
verkiezingsverband. Het zou dus prettig zijn als wij om 18.00 uur beginnen.
De heer
MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Naar mijn bescheiden mening hebt u een
ordevoorstel in stemming gebracht en dat is door de meerderheid van de raad
afgewezen. Zo simpel ligt het.
De
VOORZITTER: Voordat u geagiteerd doet: de meerderheid van de raad zegt dat wij
nu moeten stoppen met die beide agendapunten. U zegt: 30 maart. Mevrouw Steffen
zegt dat het ook maandag kan, want dat is eigenlijk ook de normale procedure:
agendapunten die wij niet meer kunnen afhandelen, doen wij de maandag erna. Ik
breng nu dus maar in stemming of wij maandag gaan vergaderen voor die beide
agendapunten. Zullen wij dan om 18.00 uur beginnen? Dan kunt u om 20.00 uur
naar de fora.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Kan het raadszaalverhaal eventueel wachten tot 30 maart? Ik
dacht u daar haast mee had.
De
VOORZITTER: Nee, nu is het ordevoorstel aan de orde om maandag verder te gaan,
te beginnen om 18.00 uur.
In stemming
komt het ordevoorstel om maandag 27 februari om 18.00 uur verder te vergaderen.
Het
ordevoorstel wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Vijftien stemmen is geen meerderheid. Er wordt maandag dus niet
vergaderd. Zie ik dat goed? Of moet ik nu het ordevoorstel in stemming brengen
om maandag om 20.00 uur verder te gaan?
De heer VAN
BREUKELEN (STIP): Voorzitter. Volgens mij is dat de reguliere gang van zaken.
De heer VAN
DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Volgens mij is het systeem heel simpel: dan gaat
het automatisch naar de maandag, tenzij de raad zegt dat beide punten naar de
volgende raadsvergadering worden verschoven. Dan moet iemand daarvoor een
ordevoorstel indienen.
De
VOORZITTER: Dat is verstrekkender.
Mevrouw
BOLTEN (GroenLinks): Voorzitter. Normaal gaat het dan naar maandag, om 20.00
uur. Nu hebt u twee andere ordevoorstellen in stemming gebracht. Kunt u nu
gewoon het ordevoorstel in stemming brengen om maandag om 20.00 uur verder te
gaan?
De
VOORZITTER: U komt allemaal aan de beurt. Ik heb maandag 18.00 uur geprobeerd.
Daar was geen meerderheid voor. Dan gaan wij nu naar maandag 20.00 uur. Wilt u
dat? Dat wil ik nu expliciet weten, want ik wil daar geen onduidelijkheid over
laten bestaan.
In stemming
komt het ordevoorstel om maandag 27 februari om 20.00 uur verder te vergaderen.
Het
ordevoorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Dan zien wij elkaar maandag om 20.00 uur. Dan behandelen wij twee
agendapunten.
81. De
vergadering wordt om 0.25 uur geschorst.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 maart 2006.
, voorzitter.
, griffier.