V O O R T G E Z E T T E   V E R G A D E R I N G

 

 

 

op dinsdag 7 november 2006 om 18.00 uur.

 

 

Overzicht van de verhandelende punten

 

                                                                                               Stuknr.

287.  Heropening en mededelingen                                                                          

288.  Behandeling van de programmabegroting 2007-2010                                    

289.  Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke Belasting-

       verordeningen 2007                                                                 190       

290.  Voorstel inzake het concept-collegebesluit ten behoeve van

       de herziening van grondwaarden van 10 erfpachtcontracten

       conform de Algemene Erfpachtvoorwaarden 1976                            200       

291.  Afscheid David Riphagen                                                                      

292.  Sluiting                                                                                            


287. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is nog steeds de Programmabegroting 2007-2010 en nog een aantal andere financiële stukken. Ik moet u melden dat de heer Keuvelaar ziek en dus afwezig is. De heer Stoelinga komt later; althans, dat probeert hij.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. De heer Kroon komt iets later.

 

De VOORZITTER: Wij zullen daar rekening mee houden door de stemmingen zo laat mogelijk in de avond te laten plaatsvinden.

 

Ik wil nog iets vertellen over de orde van deze vergadering. Zoals u weet, gaan wij straks debatteren over thema’s. Ik zal even vertellen hoe de line-up van de avond er wat dat betreft uit ziet. Wij beginnen met het thema “armoedebeleid”, waarover wij inleidingen krijgen van de fracties van het CDA, de SP, Stadsbelangen en de ChristenUnie/SGP. Thema 2 is “jeugd en jongeren”, waarover Leefbaar Delft en D66 een inleiding zullen geven. Thema 3, cultuur, wordt aan de orde gesteld door de STIP-fractie. Thema 4 is “Arbeidsmarkt, economische agenda en creatieve stad” en wordt aan de orde gesteld door de fracties van de PvdA en de VVD. Wij eindigen met thema 5 van de fractie van GroenLinks: “Groen”. Er zijn ook nog “varia” ingeroosterd, maar dat zou ik maar laten vervallen. Om de inbreng van het college en de vragen aan het college wat meer ruimte te geven, is de suggestie gedaan om na ieder thema het college vijf minuten het woord te geven om te reageren op het voorgaande. Wij gaan de klok strikt hanteren. Ik hoop dus dat u zich aan de tijd houdt.

 

288. Behandeling van de programmabegroting 2007-2010.

 

Thema 1: Armoede en vrijwilligersbeleid.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Naar aanleiding van de eerste termijn merk ik op dat Delft 29,3 bijstandsgerechtigden per 1000 inwoners telt. Dat is vast geen nieuw gegeven voor de wethouder, maar ik constateer dat dat behoorlijk ver boven het landelijke gemiddelde ligt en ook behoorlijk ver boven de cijfers van Leiden, Alkmaar of andere vergelijkbare steden. Dat zijn toch cijfers. In onze optiek is armoede in Delft dus wel degelijk een probleem. Het probleem is ook groter dan elders, ondanks wat de wethouder in eerste termijn beweerde. Wij hebben natuurlijk minder bijstandsgerechtigden dan in voorgaande jaren. Dat klopt, maar ook op dat punt hinken wij achteraan, want landelijk gaat die teruggang veel sneller. Ook dat zijn cijfers, ook dat zijn feiten. Beste raadsleden, dacht u dat het college inmiddels het armoedebeleid heeft bijgesteld? Vergeet het maar.

 

Wij hebben al eerder geconstateerd dat het armoedebeleid in deze stad te versnipperd is. Er zit te weinig lijn in. De voorstellen zijn tot op zekere hoogte inefficiënt. De resultaten zijn dan ook niet goed. Het is schrijnend om te zien dat wij, terwijl de economie weer aantrekt en het in Nederland weer goed gaat, er in Delft niet in slagen om de armoede terug te dringen. Wij kunnen écht beter, veel beter. Deze stad moet gewoon de ambitie hebben om daarin voorop te lopen, om de benchmark te worden voor andere gemeenten. Wij constateren echter dat die ambitie bij het college onvoldoende leeft. Dit college komt niet verder dan hier pas over te spreken halverwege 2007. Dat vinden wij te laat. Nu is het moment om daarvoor kaders te stellen en aan het college mee te geven.

 

Onze motie om de grens voor inkomensondersteunende regelingen op te trekken naar 130% van de bijstandsnorm, werd zonder meer afgewezen, om politieke redenen trouwens. Het college is het zogezegd niet eens met de dekking, maar die verschilt helemaal niet van het eigen voorstel van het college om de grens op te trekken naar 120%. Het verschil in de rekening van 1,6 miljoen euro, wordt – net als in het voorstel van het college – opgevangen door de reserve Werk en Inkomen, maar blijkbaar vindt het college het beter om die reserve op te heffen, terwijl velen onnodig op de armoedegrens leven. Juist daarvoor hadden wij die reserve opgebouwd en daarvoor zouden wij die moeten gebruiken.

 

Het college weigert gewoon om in te gaan op elk voorstel vanuit de oppositie. Wij stellen een echt anti-armoedebeleid voor, maar dit college doet daar niet aan mee. Ik denk, raadsleden, dat wij als raad daarin het verschil kunnen maken. Bovendien weigert het college het armoedebeleid door het NIBUD te laten bekijken. Het weigert de vergelijking met andere gemeenten aan te gaan en weigert transparant te besturen.

 

De VOORZITTER: Wilt u afronden?

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ja. Dit college weigert te kiezen voor een echt anti-armoedebeleid. Toch zal het college straks aan onze fractie vragen om zijn beleid goed te keuren bij de stemming over de begroting. Zonder serieuze aanpassingen van het armoedebeleid en het jeugd- en jongerenbeleid kan ik het stemgedrag van de oppositie zó voorspellen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Tijdens de inbreng van de SP in eerste termijn hebben wij veel vragen gesteld en geen antwoord gekregen. Wij hebben voorstellen gedaan en niet altijd een positieve reactie gekregen. Dit is niet ons idee van de door ons voorgestelde oorlog tegen armoede. Leven in armoede is een hel. Leven in armoede voor kinderen is niet alleen een hel, maar ook levensgevaarlijk. Deze kinderen lopen achterstanden op die niet meer in te halen zijn. Bekend is ook dat kinderen die in armoede opgroeien, een grote kans hebben om eenzelfde soort leven te krijgen als zij volwassen zijn. Wij moeten deze negatieve spiraal doorbreken. Het gaat daarbij niet alleen om het krijgen van werk voor de ouders. Dat zegt althans het Sociaal Cultureel Planbureau. Het gaat voor een grote groep mensen om het omlaag brengen van de vaste lasten. Het SCP noemt met name huur en energiekosten. Daar kunnen wij als gemeente iets aan doen. Wij kunnen ervoor zorgen dat er voldoende aanbod van sociale huurwoningen is. Wij kunnen ervoor zorgen dat huizen onderhouden worden. Wij kunnen er echter ook voor zorgen dat mensen adequate budgetbegeleiding krijgen en indien nodig een budgetbuddy krijgen. Het probleem is ernstig en vereist naar de mening van de SP onorthodoxe maatregelen. Wij pleiten voor de methode-Spekman; dat moet de PvdA-fractie aanspreken. Langs de deur, mensen actief benaderen en hen op weg helpen. Je kan en mag niet lijdzaam toekijken terwijl mensen kopje onder gaan. Je mag niet toestaan dat kinderen, ook in Delft, zonder ontbijt op school komen en geen schoolboeken hebben en dat er bezuinigd wordt op de eerste levensbehoeften.

 

En dan de ouderen. Veel ouderen redden het niet meer. Delft moet ouderen met een onvolledige AOW aanschrijven. Het is mij niet duidelijk of dat nu al gebeurt. Ik heb daar ook geen antwoord op gekregen. Zij hebben recht op veel aanvullende regelingen, maar ook ouderen met een volledige AOW komen mogelijk in aanmerking. Ook die groep moet benaderd worden, want die is vaak niet in staat om zelf de weg naar de gemeente te vinden. Wij zijn het aan hen verplicht om hen te helpen.

 

Delft heeft met DUIT een machtig instrument in handen. Daar zijn mensen die bevlogen zijn om de problemen van anderen aan te pakken én die de kennis daartoe in huis hebben, maar wij moeten dat instrument wel goed inzetten. Delft moet zich steeds blijven afvragen of de doelgroep bereikt wordt en of alles in het werk wordt gesteld om zo mogelijk iedereen te helpen. Dat moet het doel zijn. Zeker als er kinderen bij betrokken zijn, is afwachten of mensen DUIT vinden, niet genoeg. Dan is af en toe folders verspreiden niet voldoende. De medewerkers van DUIT moeten op zoek. Onderwijzers, thuishulpen, huisartsen, maatschappelijk werkers en alle anderen die mogelijk met gezinnen in aanraking komen, moeten DUIT ook kunnen vinden. Daarom is het nodig om de werkwijze van DUIT tegen het licht te houden.

 

Tot slot nog kort iets over de daklozenopvang. Stichting Jeroen moet nog te vaak “nee” verkopen. Wij moeten onze ogen niet sluiten voor signalen. Delft moet serieus kijken naar de vraag en het aanbod. Delft moet serieus nadenken over het korten op de subsidie, omdat Stichting Jeroen zelf de eigen bijdrage moet innen.

 

De VOORZITTER: Uitstekend, u hebt nog acht seconden over.

 

De heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Mag ik die acht seconden ook gebruiken? De afgelopen maanden is er veel discussie geweest over het armoedebeleid. Er is zelfs een conferentie georganiseerd. Wij hebben die conferentie overigens niet ervaren als vernieuwend. Zij heeft ook niet geleid tot nieuwe inzichten. Het was meer een herhaling van zetten. Als wij het Delftse beleid overigens afzetten tegen de landelijke ontwikkelingen, doet Delft het op het punt van de ondersteunende maatregelen niet slecht. Ik denk bijvoorbeeld aan de formulierenbrigade, het DUIT-team, de Delftpas, de schuldhulpverlening, de Stichting Leergeld en het boekje Bijzondere Bijstand. Zo zijn er nog wel wat maatregelen te noemen. Wij menen echter wel dat er sprake is van een versnippering van voorzieningen en van instellingen die hiermee bezig zijn. Wij zien het aantal instellingen liever verminderen. Wij begrijpen uit de beantwoording door het college dat wij een integrale nota over de inkomensondersteunende voorzieningen kunnen verwachten. Dan zullen wij hier nader op ingaan.

 

Armoede is nu te veel gerelateerd aan een tekort aan financiële middelen. Wij zien armoede als een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies zoals inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid en woon- en leefomgeving, waarbij het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Met andere woorden: je bent niet alleen arm als je te weinig geld hebt, maar vooral ook als je niet kunt meedoen in de maatschappij, als je in een sociaal isolement komt waardoor je je kinderen niet aan allerlei dingen kunt laten meedoen, als je je schaamt voor het feit dat je bijna niets hebt en dus maar liever thuisblijft en als je niet meer ziet hoe je daaruit moet komen.

 

Grote veranderingen in een mensenleven vormen een verhoogd risico om in een armoedesituatie terecht te komen. Dat zijn bijvoorbeeld veranderingen van inkomen of uitkering, bijvoorbeeld van een WW- naar een WWB-uitkering of van een WAO- of WIA- naar een WWB-uitkering of van een WWB- naar een AOW-uitkering. Het kan ook gaan om veranderingen op sociaal vlak, zoals echtscheiding of kinderen die naar het voortgezet of hoger onderwijs gaan. Elk van deze overgangen brengt consequenties op financieel, emotioneel en sociaal vlak met zich mee. Het inkomensritme wordt verstoord en mensen maken hun eerste schulden omdat zij in de nieuwe situatie nog niet goed weten wat hun rechten en plichten zijn. Die eerste tik komt men vaak niet meer te boven. De energiebedrijven spelen ook een rol bij het verzeild raken in armoedesituaties. De energiekosten zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Onverwacht hoge afrekeningen zijn vaak het begin van schulden. Uit de praktijk blijkt dat de dienstverlening van Eneco zeer te wensen overlaat, zeer bureaucratisch is en bij betalingsproblemen vooral zeer star is en daardoor kostenverhogend.

 

Er zijn ook mensen die nog te weinig schuld hebben om in aanmerking te komen voor hulp, terwijl bij tijdige hulpverlening juist erger kan worden voorkomen. Al met al is in veel gevallen sprake van een vicieuze cirkel. Daarbij komt dat de gemeente geen invloed heeft op economische ontwikkelingen – die worden immers landelijk en vooral mondiaal bepaald – en evenmin op landelijke wet- en regelgeving, bijvoorbeeld over het minimumloon, de hoogte van de uitkering en de huurtoeslag.

 

De VOORZITTER: Mijnheer De Koning, u moet afronden.

 

De heer DE KONING (Stadsbelangen): Dat red ik helemaal niet, voorzitter. Ik heb nog een heleboel aanbevelingen voor u.

 

De VOORZITTER: Snel dan.

 

De heer DE KONING (Stadsbelangen): Een aanbeveling is: samen met het onderwijs, het bedrijfsleven en werkgevers een plan van aanpak voor de toekomst maken om ervoor te zorgen dat jonge en oude mensen met een lagere opleiding kunnen blijven werken in Delft. Dat moet dus gezocht worden in de zorgsector, de logistiek en de dienstverlening. Een andere aanbeveling is: een loopbaancentrum-loket oprichten voor werkende armen. Dit loket kan mensen ondersteunen bij het verbeteren van hun positie. Andere aanbevelingen zijn: ontwikkel met het onderwijs een lesprogramma over geld voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, het openstellen van schuldhulpverlening en leenbijstandherziening voor mensen met een kleine schuld en het gebruikmaken van bestaande netwerken en organisaties in de stad – zoals leraren, huisartsen en thuiszorgmedewerkers – om stille armoede te signaleren. Bij de berekening van de hoogte van de bijzondere bijstand gaat de wet ervan uit dat iemand 6% van de uitkering opzij kan leggen voor grote aankopen, ook al heeft iemand dat niet gedaan. Een overweging zou kunnen zijn om deze regel af te schaffen bij het verstrekken van bijzondere bijstand.

 

De VOORZITTER: U bent gezakt voor uw examen timemanagement, maar ik vond het wel een mooi verhaal. Het kost u een minuut.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De jury heeft de heer De Koning een 9 gegeven. Hoe kan hij dan zakken?

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Mijn fractie vindt dat armoedebeleid in de eerste plaats erom vraagt dat mensen in hun eigen inkomen kunnen voorzien. Daarvoor zijn zaken van belang zoals goed onderwijs, bestrijding van schooluitval, bestrijding van analfabetisme, re-integratiebeleid en gezinsondersteuning. Daarnaast is het van belang dat de lage inkomens worden ondersteund. Ik denk dat wij ervoor moeten waken om te makkelijk te zeggen dat datgene wat Spekman in Utrecht doet, allemaal geweldig is en dat datgene wat wij doen, allemaal niks is. Wij moeten gewoon eens kritisch kijken naar al onze mogelijkheden en naar mogelijke verbeteringen. Mijn fractie heeft daar ook een aantal suggesties voor, bijvoorbeeld het al eerder genoemde actief benaderen van mensen. In de gemeente Oss gebruikt men bijvoorbeeld één formulier. Als mensen een bepaalde voorziening willen, zien zij dus meteen welke voorzieningen er nog meer zijn en dan kunnen zij daar ook meteen gebruik van maken. Dat is in grote lijnen de koers die wij moeten varen.

 

De VOORZITTER: Oké, er is ruimte voor debat.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Voorzitter. Ik wil graag reageren, maar ik vind dat heel moeilijk. Je kunt immers moeilijk tegen de opsomming zijn die ik links en rechts heb gehoord. Ik wil daarom iets heel concreets doen, namelijk het indienen van een motie. Daarvoor wil ik terugkomen op de inbreng van diverse sprekers over de armoedeconferentie. Vorig jaar hebben wij bij de begrotingsbehandeling de desbetreffende motie ingediend en de armoedeconferentie heeft plaatsgevonden. Ik moet zeggen dat ik daar blij mee ben, want ik heb het idee dat wij nu eindelijk weten waar wij in Delft over praten en dat de Delftse cijfers nu de basis kunnen worden voor beleid. Een paar collega’s hebben hun teleurstelling uitgesproken over het feit dat het niet zo snel is gegaan. Die teleurstelling heb ik ook. Ik had gehoopt dat wij de conferentie al in het voorjaar hadden kunnen hebben en dat wij nu dus iets concreter hadden kunnen praten. Het college heeft gezegd dat het komend voorjaar met concrete voorstellen komt voor het in beleid omzetten van de output van de conferentie. Ook dat vind ik een beetje laat, maar dat geeft ons nu wel de mogelijkheid om een paar piketpaaltjes te slaan. Voor de VVD-fractie is de voorkoming van schuldenproblematiek een belangrijk piketpaaltje. Daarbij gaat het om de totale aanpak. Als ik de wethouder goed heb begrepen, komt er in navolging van het verhaal van de directeur van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet een herziening van de Budgetwinkel in Delft: een iets andere benadering, waardoor een breder publiek kan worden bediend. Daar ben ik een groot voorstander van, maar voor de VVD is preventie van de schuldenproblematiek het allerbelangrijkst. Een paar collega’s hebben een motie ondertekend waarin wij het college vragen om in aanvulling op wat DUIT al doet aan voorlichting op scholen, het onderwerp “budgetteren” nu heel structureel in de Brede School onder te brengen. Vorig jaar zei de wethouder dat dat niet in het onderwijs kan, omdat wij daar niet over gaan. Daarvoor dien ik dus een motie in. Samen met DUIT en de site NIBUD JONG moeten interessante programma’s te maken zijn om in ieder geval dat op te pakken. Ik verwachtte van de inleiders concrete voorstellen waarop wij hadden kunnen ingaan, maar ik doe in de vorm van deze motie dus dit concrete voorstel.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, STIP, D66 en de ChristenUnie/SGP wordt de volgende motie (M8-14) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 7 november,

 

constaterende dat schulden onder jongeren een toenemend probleem is;

 

overwegende dat:

 

- leren omgaan met geld in de opvoeding en op school meer aandacht verdient;

- preventie van schuldenproblematiek van het grootste (persoonlijk en maatschappelijk) belang is;

 

draagt het college op, in het Brede School Programma een aantrekkelijk aanbod op te nemen ‘omgaan met geld’, waarbij de NIBUD JONG-programma’s een goed uitgangspunt kunnen vormen en wordt aangesloten bij het voorlichtingsprogramma zoals DUIT dat al op een aantal Delftse scholen geeft,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Mevrouw Van der Hoek, u daagt mij echt uit. Wij hebben in de eerste termijn een aantal voorstellen gedaan. Daar zou u op kunnen reageren; dan hebben wij daar een debat over.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Daar zullen wij in de vorm van stemverklaringen op reageren.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Volgens mij is een debat meer dan een stemverklaring. Ik geef u graag de gelegenheid voor een debat.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): U hebt moties ingediend. Daar kunnen wij nu met z’n allen op ingaan, maar die zijn vanavond apart geagendeerd. Gelet op de kortheid van dit debatje, moeten wij volgens mij nu geen moties en amendementen gaan behandelen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil wel iets zeggen over een paar moties en amendementen. Ik weet niet of u net als ik afgelopen vrijdag naar het debat tussen Bos en Balkenende hebt gekeken.

 

De VOORZITTER: Nee.

 

De heer BOT (GroenLinks): Hebt u het niet gezien? Wat de heer Van Doeveren zei, leek echt ontzettend veel op wat Wouter Bos in dat debat naar voren heeft gebracht, maar dat zeg ik geheel ter zijde.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Sommige mensen zeggen zelfs dat ik op hem lijk.

 

De heer BOT (GroenLinks): Nu maakt u mij nieuwsgierig wie die “sommige mensen” zijn.

 

De VOORZITTER: Wij stoppen deze speculaties. Mijnheer Bot, had u een inhoudelijke bijdrage?

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik wil in ieder geval ingaan op de door ons ingediende motie over het voornemen van een woningbouwcorporatie om woonlasten te maximeren voor bepaalde groepen die echt tot de armen in Nederland behoren. Het college heeft gezegd dat het die motie sympathiek maar overbodig vindt. Eerlijk gezegd begrijp ik totaal niet waarom het college tot dat oordeel is gekomen. Woonbron wil dit juist doen voor groepen die de kern vormen van de groep armen in onze samenleving. Ik snap niet waarom de raad geen appèl zou kunnen doen op de andere corporaties om dat voorbeeld te volgen. Wij zullen die motie dus zeker staande houden.

 

Dan de motie van de CDA-fractie om de grens voor de inkomensmaatregelen in het kader van de bijzondere bijstand naar 130% te verhogen. Het verhaal van het college over de dekking snappen wij wel, want als wij de reserve Werk en Inkomen daarvoor inzetten, ontstaat een gat in de begroting. Dat zou de heer Van Doeveren toch moeten begrijpen. In het coalitieakkoord staat dat wij in deze periode proberen te komen tot die 130%. Dat streven voor de komende jaren staat ook in deze programmabegroting. De fractie van GroenLinks verwacht dus dat in de volgende programmabegroting die stap van 120% naar 130% gemaakt kan worden.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Nu gaan wij het over de dekking hebben. Dat is een interessant onderwerp. Ik ben blij dat de heer Bot mij de gelegenheid geeft om daarop in te gaan. Het college dekt zijn voorstel tot uitbreiding naar 120% uit de reserve Werk en Inkomen, maar dat is incidenteel geld. Dat houdt een keer op en daarna moeten wij het dan maar zien. Ik vertrouw erop dat wij dat dan ook wel kúnnen zien. Waarom zouden wij die reserve echter niet gewoon verder incidenteel inzetten voor hetzelfde doel? Daarvoor is die reserve immers bestemd, zoals ik heb aangegeven. Mijn tweede opmerking is dat in de begroting meer lucht zit dan u misschien denkt, want ik heb geconstateerd dat bij de in de raadsvergadering van eind augustus uitgevaardigde financiële kaders voor grote projecten een bedrag van 16 miljoen euro is opgenomen. In deze begroting wordt daar ineens een bedrag van 24 miljoen euro aan gewijd. Het is voor mij een beetje een raadsel waar die 8 miljoen euro is gebleven. De raad zou dat bedrag dus kunnen meenemen in de discussie over zijn voorstellen. Misschien kan het college daar straks op reageren.

 

De heer BOT (GroenLinks): De fractie van GroenLinks heeft die vraag meegenomen in haar eigen schriftelijke vragen. Wij hebben precies die vraag letterlijk aan het college gesteld en die is ook beantwoord: u vindt die bedragen terug in de lijst met bestaande en nieuwe projecten en investeringen.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik lees die bedragen ook, maar ik zeg dat dat niet de afspraak was in het kader van de financiële kadernota, zoals wij die in augustus hebben meegegeven.

 

De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik wil ook even reageren op de motie om ineens van 110% naar 130% te gaan. Enkele jaren geleden hebben wij al zo’n move gemaakt. Toen stelde het college daarvoor 100.000 euro beschikbaar. Een jaar of anderhalf jaar later zijn wij toen in verband met bezuinigingen weer terug gegaan. Wij hebben daar schriftelijke vragen over gesteld, omdat wij nu weer vooruitgaan van 110% naar 120%. Wij hebben nooit de consequenties kunnen lezen in de vorm van extra aanvragen. Er wordt nu wel 337.000 euro gevraagd, dus 250.000 euro meer als twee jaar geleden. Wij zijn het dus niet eens met de visie die gegeven wordt op basis van de CBS-cijfers. Wij steunen de motie van de CDA-fractie dus in ieder geval niet, maar wij willen van het college na een jaar wel zien wat de effecten van deze motie zijn geweest.

 

De VOORZITTER: Dat begrijp ik.

 

De heer BOT (GroenLinks): Het gaat de fractie van GroenLinks erom dat wij geen jojobeleid voeren, maar een consistent beleid. Voor ons gaat het erom om in die periode van vier jaar dit beleidsvoornemen echt waar te gaan maken. Dat moeten wij zorgvuldig doen, met een goede financiële onderbouwing. Daar zullen wij het college aan houden.

 

Ik heb ook nog een opmerking over het amendement van de CDA-fractie over de regeling van de schoolkosten en de Stichting Leergeld. Wij hebben signalen gekregen dat het afhandelen van aanvragen bij de Stichting Leergeld op dit moment moeizaam loopt vanwege een gebrek aan capaciteit. Onze vraag aan het college is dus: klopt het dat de Stichting Leergeld op dit moment onvoldoende functioneert om datgene te doen wat zij moet doen, namelijk het beoordelen van aanvragen op dit punt? Dat is van belang voor dat amendement.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik heb nog één vraag aan het college. Die vraag had ik in eerste termijn gesteld en die kon ik in mijn tweede termijn niet kwijt. Hoewel, ik had acht seconden over; het had misschien dus toch gekund. Ik heb gevraagd waarom het opleidingsbudget in Delft zover onder het gemiddelde ligt. Daar zou ik graag een reactie op willen. In de richting van de heer Bot: wij zullen de motie van de fractie van GroenLinks over Woonbron steunen. Ik ben altijd voor een moreel appèl op wie dan ook, maar eigenlijk is dit dieptriest. Ik ben er eigenlijk helemaal niet blij mee dat een woningcorporatie dit soort problemen moet oplossen. De oorzaak ligt ergens anders. Woonbron is te prijzen voor het feit dat het daar iets aan doet, maar je zult maar in een Vestia-huis in Wassenaar wonen; dan ben je toch mooi de sigaar. Het wordt willekeur; het hangt dan af van de vraag van welke woningcorporatie je woning is en in welke gemeente je woont. In die zin ben ik er eigenlijk niet blij mee.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik denk dat mevrouw Dekker en ik het er snel over eens zijn dat de door de Tweede Kamer aangenomen huurplannen een ramp zijn voor Nederland en veel meer armoede in Nederland gaan veroorzaken. Toch ben ik blij met sociaal innovatieve corporaties die hun nek durven uit te steken.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Ik denk dat de motie over Woonbron te kort door de bocht is om daar straks via een stemverklaring op te reageren. Wij vinden het principieel onjuist dat op het niveau van corporaties inkomensbeleid gevoerd gaat worden. Je kunt zeggen dat dat aardig is voor de desbetreffende bewoners, maar ik sluit mij volledig aan bij de woorden van mevrouw Dekker: straks doet de ene corporatie dit wel en de andere niet. Dan wordt er alleen ingeschreven op de huizen van een corporatie die dit beleid voert. Dit riekt volstrekt naar willekeur. Er moet op dat niveau geen inkomensbeleid worden gevoerd.

 

Mevrouw THOOLEN (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie vindt preventie van armoede bijzonder belangrijk. Wij hoorden bij DUIT dat STOED, de instelling die geld beheert voor mensen, een wachtlijst heeft van anderhalf jaar. Als je zolang moet wachten, zijn de problemen de pan uit gerezen. Wij zien in de nota dus graag een uitbreiding van het budgetbeheer opgenomen.

 

Verder willen wij graag aandacht voor het feit dat schulden onoplosbaar zijn in combinatie met fraude en niet betaalde boetes. Wij willen dat mensen meer en beter voorgelicht worden over de gevolgen van gedrag dat boetes en fraude oproept. Mensen komen pas in aanmerking voor schuldhulpverlening als dat is opgelost. Voor veel mensen is dat onoverkomelijk. Volgende week gaat DUIT voorlichting geven op scholen. Daar zijn wij, net als de VVD-fractie, erg blij mee. Daar zullen ook raadsleden bij aanwezig zijn. Wij willen graag de boodschap meegeven dat je schulden op de korte termijn voorkomt door geen lening af te sluiten, maar dat de beste verzekering tegen schulden en armoede op de lange termijn nog altijd wordt gevormd door een diploma, een baan en blijven werken wanneer er kinderen komen.

 

De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij deze termijn van de raad nu afsluiten en het woord geven aan het college.

 

Wethouder BOLTEN: Voorzitter. Er zijn een paar vragen gesteld die wethouder Rensen beter kan beantwoorden dan ik, omdat zij zijn portefeuille raken. Als u het goed vindt, zou hij misschien na mij het woord kunnen krijgen.

 

Mevrouw Dekker zei terecht dat leven in armoede een hel is, voor kinderen zelfs een levensgevaarlijke hel. Die opvatting deel ik helemaal. Dat was ook het uitgangspunt van het college toen het meeonderhandelde over het coalitieakkoord en daarin opnam dat in Delft kinderen niet in armoede dienen te leven. Aan de wethouder Sociale Zaken is dus meegegeven om dat in de toekomst te voorkomen.

 

De CDA-fractie constateert hoeveel mensen in de bijstand leven. Ik ben blij dat zij de door ons gepresenteerde lage-inkomensmonitor goed heeft gelezen. Wij hebben ook zelf geconstateerd dat Delft in alle lage inkomensgroepen met grote aantallen vertegenwoordigd is en dat wij daar iets aan willen doen. Wij willen inderdaad de ambitie verwezenlijken om in Nederland voorop te lopen in het anti-armoedebeleid of, zo u wilt, de anti-armoedeoorlog. Daarvoor is lokaal beleid helaas niet genoeg; er moet ook nationaal aan meegewerkt worden.

 

Er zijn veel concrete voorstellen gedaan om de inkomenspositie te verbeteren en om de armoedesituatie, die inderdaad verder strekt dan alleen de inkomenspositie, te helpen oplossen. Daarbij gaat het om een groot aantal maatregelen. Wij hebben in de beantwoording van de moties aangekondigd dat wij de raad halverwege volgend jaar een nota over inkomensversterkende voorzieningen zullen presenteren. Daar zal een aantal van die maatregelen in opgenomen zijn. Daarop zullen wij echter niet …

 

Mevrouw DEKKER (SP): Ik ben heel blij met allerlei nota’s en het is prima dat die in 2007 komen, maar als je iedere maand met een inkomen van 1000 euro 200 euro tekortkomt, heb je geen tijd om acht of negen maanden te wachten. Ik zou graag iets meer urgentie en iets meer vaart zien.

 

Wethouder BOLTEN: Dat begrijp ik helemaal. Daarom was de zin die u onderbrak: Daarop zullen wij echter niet wachten. Vooruitlopend op de voor medio 2007 aangekondigde nota, zullen wij alle maatregelen nemen die wij kunnen nemen, waar wij potjes voor vinden en waar wij potjes van het Rijk voor kunnen afstropen. Wij zullen alles doen om vooruitlopend op die nota de situatie voor veel mensen in Delft te verbeteren. Dat betekent dat de raad al deze maand een aantal voorstellen van ons zal ontvangen die te maken hebben met schuldhulpverlening, budgetvoorlichting en kinderen die in armoede leven. Nogmaals: de heer De Koning zei volledig terecht dat armoede een complex van maatschappelijke verschijnselen is. Het heeft niet alleen met geld te maken, maar met veel meer. De consequentie is: niet meer meedoen in de maatschappij. Vooruitlopend op 2008 – waarin de rijksoverheid bijvoorbeeld de heel goede maatregel neemt om kinderen een gratis bibliotheeklidmaatschap te verstrekken – zullen wij daarom in 2007 voorstellen om met behulp van de Delftpas kinderen alvast gratis een bibliotheeklidmaatschap te verstrekken. Dat is een van de voorstellen die bijdraagt aan een betere participatie in de maatschappij en aan meer contacten.

 

Wij zijn bezig met de energiebedrijven, met name met Eneco, om een convenant te sluiten waarin wij afspraken maken over hoe er omgegaan wordt met schulden. Wij hebben daar enkele besprekingen over gehad. Het convenant is op een haar na klaar. In de actualiteit worden wij overigens ingehaald omdat de landelijke vereniging van kredietbanken een convenant met alle energiemaatschappijen aan het sluiten is. Wij hebben met Eneco afgesproken dat wij vooruitlopend op dat convenant al beginnen met de afspraken die wij in ons convenant willen verwerken.

 

De VOORZITTER: Wilt u afronden?

 

Wethouder BOLTEN: Ja. De raad begrijpt uit mijn antwoorden dat het college zich het armoedevraagstuk zeer aantrekt en dat wij een reeks maatregelen zullen voorstellen. Ik heb niet kunnen reageren op elk voorstel, maar ik wil nog wel ingaan op de VVD-motie. Die heb ik nog niet gelezen, maar daarin stelt de VVD-fractie voor om het budgetteren in het programma van de Brede School onder te brengen. Wij hebben een voorstel in de maak dat vrijdag naar de raad wordt gezonden. Daarin staat dat wij in vier wijken budgetteringscursussen gaan organiseren. Dat komt voor een deel tegemoet aan de VVD-motie. Dat voorstel is onderweg naar de raad. Als de VVD-fractie dat voorstel wil afwachten voordat zij die motie in stemming brengt, zou dat mij dus wel iets waard zijn.

 

De VOORZITTER: Mevrouw Van der Hoek, trekt u de motie in?

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Nee, ik trek haar niet in. In de wijken brengen is één ding, maar de motie gaat heel specifiek op de jeugd in. In de inleiding van de motie staat ook nadrukkelijk dat jongeren steeds meer in schuldenproblematiek terechtkomen.

 

Wethouder BOLTEN: Ik zei al dat ik de motie nog niet heb gelezen, maar de 40.000 euro die wij daar de komende tijd voor vrijmaken, willen wij graag besteden om in vier wijken in Delft te beginnen met budgetteringscursussen. Ik zeg u toe dat ik door ga denken over hoe het met jongeren verder moet, maar wij willen graag met dit voorstel beginnen. Dat voorstel is voortgekomen uit de anti-armoedeconferentie.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik wil reageren op de inbreng van de wethouder. Ik ben erg blij met de voorstellen, maar in haar betoog mis ik twee groepen, namelijk de ouderen en de werkende armen of, zoals zij in de VS heten, de “working poor”. Dat fenomeen komt in Nederland steeds vaker voor. Als ik de wetenschappers mag geloven, zal dat ook steeds vaker gaan voorkomen. Voor die groep hebben schuldhulpverlening en budgetteringscursussen niet veel effect, omdat zij gewoon te weinig verdienen om hun vaste lasten te betalen. Ik hoor graag van het college wat het daaraan wil gaan doen.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Dat laatste werd tijdens de anti-armoedeconferentie nadrukkelijk tegengesproken door – als ik hen zo mag noemen – ervaringsdeskundigen. Verscheidene voormalige bijstandsvrouwen vertelden daar hoe ongelooflijk veel nut persoonlijke budgetteringscursussen voor hen hadden. Ik zou die werkenden en cursussen dus zeker aan elkaar koppelen en niet zonder meer stellen wat u net stelde.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Dat zeg ik ook helemaal niet. Ik zeg dat budgetteringscursussen en schuldhulpverlening voor sommige groepen mensen niet de enige oplossing vormen. Dat heb ik ook in mijn eerste termijn gezegd.

 

De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij het laatste woord nu aan de wethouder geven. U kunt hier nog heel veel over zeggen, maar wij gaan naar een afronding toe.

 

Wethouder BOLTEN: Ik ben het helemaal met mevrouw Dekker eens dat alleen dát niet de oplossing is. Zoals bekend hebben wij op de anti-armoedeconferentie het onderwerp “werkende armen” nadrukkelijk aan de orde gesteld; wij hebben daarover twee werkconferenties gehad. Ook daar zal een vervolg op komen. Wat de ouderen betreft, heb ik – heel kort door de bocht – bij de reactie op de moties en amendementen aangegeven dat wij de raad zullen inlichten over de inkomenspositie van oudere werkenden, de re-integratie/arbeidsmarktpositie van 57-plussers, het AOW-gat en 65-plussers met een laag inkomen.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ter aanvulling: als de grens van 110% naar 120% gaat, waarmee het dus mogelijk wordt om eigen bijdragen voor bijvoorbeeld de thuiszorg te laten vergoeden vanuit de bijzondere bijstand, verbeter je ook de positie van veel zorgvragers, onder wie ouderen. Ik heb daarnaast twee opmerkingen, allereerst naar aanleiding van de opmerking van de heer Bot over de “motie-Woonbron”. Het ontraden van het aannemen van die motie komt niet doordat wij het niet eens zouden zijn met de strekking van de motie. Op dit ogenblik zijn de corporaties in Delft volledig doordrongen van het belang en de interessantheid van de manier waarop Woonbron nu probeert om de woonlasten te maximeren. Er wordt op dit ogenblik in Nederland echter heel goed bekeken – Woonbron is nationaal een grote speler – of een volgend kabinet het pikt dat een woningcorporatie een deel van de verschuldigde huur niet int. Dat is immers de praktijk die Woonbron dan voorstaat. Dat betekent dat Woonbron ook een klein beetje de adem inhoudt bij het volledig invoeren van dit systeem, temeer daar nog moet blijken of niet een lus wordt gemaakt naar de huurtoeslag. Als je minder huur laat betalen, zou de rijksoverheid immers kunnen zeggen: dat is mooi, want dan hoeven wij minder huurtoeslag te verstrekken. Dat betekent dat nu met veel spanning wordt uitgezien naar de kabinetsformatie. Juist om die reden houden heel veel partijen in dit veld de adem even in, maar ik kan de raad ervan verzekeren dat iedereen er bovenop zit. Vandaar de verwoording van het advies. Op zich heb ik er overigens geen bezwaar om een brief, met de motie erbij, naar de corporaties te sturen, maar het is een beetje overbodig.

 

In de richting van de SP-fractie: Stichting Jeroen fuseert per 1 januari naar MoVo. In de programmabegroting heeft men voor 2007 140.000 euro kunnen vinden voor de maatschappelijke opvang verslavingszorg. Voor 2008 is dat 190.000 euro. Daarnaast is er structureel 30.000 euro voor kortdurende maatschappelijke opvang, die zich juist richt op de door mevrouw Dekker bedoelde groepen. Wij vinden het belangrijk dat de Stichting MoVo nu aan het stuur komt te zitten, maar het gaat om de kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de ontwikkeling van de capaciteit.

 

Mevrouw DEKKER (SP): De vraag was, overigens al in eerste termijn, of het college niet iets kan verzinnen op het punt van het innen van de eigen bijdrage door Stichting Jeroen zelf. Ik heb begrepen dat vooral bij de kwetsbaarste cliënten, bij wie andere problemen spelen dan alleen dakloosheid – dat is natuurlijk erg genoeg, maar bij hen spelen ook psychische problemen – in de hulpverlenersrelatie het uiteindelijk innen van dat geld soms achterwege wordt gelaten. Omdat het college subsidie verstrekt alsof die eigen bijdrage al is betaald, komt de stichting dus wel eens geld tekort. Ik begrijp de lastige positie waarin de Stichting Jeroen zit, want die wil de mensen gewoon graag helpen.

 

Wethouder RENSEN: Het is geweldig belangrijk dat de Stichting Jeroen met drie andere organisaties opgaat in een meer geprofessionaliseerde organisatie, zodat ook dit soort zaken systematischer kan worden aangepakt. Als cliënten van MoVo straks over een eigen inkomen beschikken, is het innen van die bijdrage niet zo’n probleem. In de praktijk zoeken wij nu al iedere dag naar oplossingen als mensen op dit ogenblik niet over een inkomen beschikken. Dan worden zij immers niet om die reden buiten de deur gezet.

 

De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij de bespreking van dit thema afronden en overgaan naar thema 2, “jeugd en jongeren”.

 

Thema 2: Jeugd en jongeren.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Zojuist ging het over armoede, nu over jeugd en jongeren. Dat zijn allebei vaak landelijke problemen, maar op beide terreinen mogen de gemeenten zelf hun beleid maken. De ene gemeente doet dat goed en de andere doet dat slecht. Weer een andere gemeente kijkt naar omliggende gemeenten: doen die het goed en moeten wij het ook niet zo gaan doen? Wij hebben ons in ieder geval gehouden aan het jeugd- en jongerenwerk van de BWD. Later komen wij in de commissies nog terug op diverse thema’s. Wij vinden dat de discussie daar thuishoort, maar wij geven graag een aantal handvatten om een discussie op gang te brengen over zaken in het jeugd- en jongerenbeleid in Delft waar wij op dit moment tegenaan lopen. Voor ons is in ieder geval duidelijk dat dit in grote lijnen de verantwoordelijkheid is van de BWD, onder regie van de gemeente of het college. De BWD voert de producten uit en wordt door de gemeente gesubsidieerd. Daarbij moet men, als het aan het college ligt, vasthouden aan de nota Knopen in de wijk. Wij vragen ons echt af of het verstandig is om jezelf vast te pinnen aan een nota die is samengesteld door veel mensen maar niet echt door jongeren, terwijl het juist om jongeren gaat. Voor een particulier initiatief is weinig ruimte, want als je iets wilt, moet dat in de meeste gevallen via de BWD, omdat dat de gesprekspartner is van de gemeente. Wij zijn dan ook van mening dat hier meer flexibiliteit in moet komen. Ik geef daarvan twee voorbeelden, ten eerste de stopzetting van de subsidie voor de hobbyclub Sint Jozef, die wel degelijk een meerwaarde heeft voor een bepaalde groep jeugd en jongeren. Dan praat je over stopzetting van de huur, waar die club eerst subsidie voor kreeg. Het tweede voorbeeld is de jongerengroep M25, die veel goed werk verricht voor een doelgroep die dreigt af te glijden naar het criminele circuit of, sterker nog, daar al in beland is. De vorige wethouder, de heer Torenstra, gaf vorig jaar in de commissie aan dat hij voor M25 een uitzondering wilde maken, maar daarna hoor je niets meer. Het punt van de communicatie is dan ook een hot item voor ons. Wij hoeven niet alles te weten wat er gebeurt, maar wij willen wel weten of er initiatieven binnenkomen, zodat zij in de commissie besproken kunnen worden. Dit moet wel zo, omdat het college er zelf voor heeft gekozen om alles via de politiek te laten lopen en omdat alles sterk afgebakend is. Kortom, de gemeente heeft naar onze mening te veel invloed op het uitvoerende werk van de BWD. Dat vinden wij, omdat wij als politieke vertegenwoordigers zelden of nooit ideeën, plannen of activiteiten zien die vanuit de doelgroep of vanuit de BWD zelf komen. Wij horen de wethouder zeggen: wij zijn hiermee en daarmee bezig. Dat vinden wij een slechte zaak en dat is ook niet meer van deze tijd. Een goed voorbeeld dat op dit moment speelt, is de nieuwe hangplek voor tieners in de wijk Vrijenban. Dan kom ik weer terug op het punt van de communicatie, want dat is echt irritant.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Stoop, u moet gaan afronden.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Zojuist kreeg iemand ook meer spreektijd. Wij hebben via de bewoners moeten horen dat er een hangplek komt, onder andere omdat – zo blijkt uit een brief die aan de bewoners is gestuurd – het jongerencentrum te weinig open is voor de tieners over wie wij het nu hebben. Je kunt je hierbij afvragen waarom wij niet eerder te horen hebben gekregen dat er een hangplek komt die, als wij de signalen mogen geloven, meer dan 100.000 euro kost. Wij hadden liever gezien dat dit geld gebruikt was om het jongerencentrum vaker open te krijgen, maar ook hierbij is weer sprake van een inbreng vanuit de politiek. Als wij daarover iets horen, is het ook weer te laat.

 

Ik heb toch nog twee minuutjes nodig, mijnheer Verkerk. Mag dat?

 

De VOORZITTER: Nee, u zit al zowat op vier minuten. Probeer bij het debat nog wat punten aan te geven. Zullen wij het zo doen?

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Ik heb toch nog wel een belangrijk punt.

 

De VOORZITTER: Dit zijn de spelregels. Ik heb u al een minuut extra gegeven. Probeer dat punt bij het debat in te brengen. Dat kan best.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is goed.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. De jeugd heeft de toekomst. Dat is geen stelling, maar een onomstotelijke waarheid. Al het geklaag over MTV, overlast, sms- of msn-taal en alcoholgebruik ten spijt, op afzienbare termijn worden Nederland en hopelijk ook deze raadszaal bestormd door een nieuwe generatie. D66 is sociaal-liberaal en vindt jongeren zelden ergens te jong voor. Wij hechten veel waarde aan de eigen verantwoordelijkheid, niet in de laatste plaats die van de ouders. Bij dezen doe ik een oproep aan alle ouders om goed op te passen: niet alles wat volwassen lijkt, is volwassen en niet alles wat onschuldig lijkt, is onschuldig. Het is onze Delftse jeugd echter onwaardig om als Staat alles van de ouders te laten afhangen en om als overheid toe te kijken hoe bijvoorbeeld de uitval in het vmbo de toekomst van complete groepen op het spel zet. Sociaal-liberaal betekent ook dat je ingrijpt waar dat moet. Daarom steunen wij de SP-motie over de Deventer aanpak. Ook spreken wij nogmaals onze steun uit voor het initiatief van de PvdA-fractie om alcoholgebruik onder jongeren echt aan te gaan pakken.

 

Ik wil verder nog even terugkomen op een aantal door het college ontraden voorstellen van ons. De jeugd ontloopt, vaak onbewust, nog te vaak het geweldige culturele aanbod. Cultuur hoort bij de opvoeding, vergroot je bagage, relativeert, inspireert, stimuleert en – niet in de laatste plaats – integreert. D66 heeft voorgesteld om te komen tot een jaarlijks terugkerend cultuurevenement voor onze jongere inwoners, van 4 jaar tot 16 jaar. Het college ontraadt dit. Waarom? De reactie is: er is al veel aanbod. Dat is onbegrijpelijk. Ik hoor dan ook graag van het college of het vanavond kan garanderen dat alle jongeren in Delft tussen 4 en 16 jaar structureel in aanraking komen met dat aanbod.

 

Hangende voor MTV – ik ben mij ervan bewust dat ik een karikatuur schets – steekt naast vervlakking vaak ook overgewicht de kop op. Dat laatste verzin ik niet zelf; de statistieken zijn schrikbarend. Op hoger niveau, bij de ministeries van LNV en VWS, is men zich hiervan bewust en ontwikkelt men het programma Smaaklessen. Dat is een goed en educatief initiatief om de jeugd kennis mee te geven van voedingspatronen en mogelijke nadelige gevolgen daarvan. De reactie van het college op ons voorstel is: niet doen, want wij gaan niet over het curriculum. Dat klopt; het college gaat ook niet over het feit dat mensen meer moeten bewegen, maar dat staat wel in het coalitieakkoord. Mijn fractie is de draad kwijt. Stimuleer en verleid als overheid onze jeugd tot gezond eten. Ons voorstel sluit daar prima op aan.

 

De VOORZITTER: Die kroket gaat er voortaan dus uit.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie wil graag een ander element toevoegen aan de discussie over jeugd en jongeren, namelijk schooluitval. Het onderwerp is in de eerste termijn al door onze fractie aan de orde gesteld. Daar willen wij graag nog een paar punten aan toevoegen. De cijfers bij de programmabegroting wijzen uit dat in 2005 ongeveer 500 jongeren het onderwijs zonder diploma hebben verlaten. De wethouder knikt “nee”, maar ik heb het over de jongeren die gemeld zijn bij het jongerenloket enzovoort. Als ik dat ga uitleggen, gebruik ik te veel tijd. Ik vat het daarom kort samen. Wij vinden dat aantal veel te hoog. In de afgelopen jaren is dat aantal ongeveer elke vijf jaar met 100 toegenomen. Tien jaar geleden ging het om 300 jongeren, vijf jaar geleden om 400 jongeren en nu zitten wij op 500. Het kan best zijn dat dat samenhangt met een verbeterde registratie, maar wij zien in ieder geval een trend en die bevalt ons niet. Dat zetten wij af tegen de moeite die nu gedaan wordt en de instrumenten die worden ingezet om dat aantal naar beneden te krijgen. Wij zien dan een aantal goede dingen, maar alles bij elkaar vinden wij het toch erg mager. Wij zien eigenlijk alleen een uitbreiding van de formatie bij het centrale jongerenloket met 40.000 euro. Als je echt een in onze stad ongewenste trend wil ombuigen die zich de afgelopen tien jaar stevig heeft afgetekend – steeds meer jongeren die zonder een startkwalificatie het onderwijs verlaten – zouden wij dat eigenlijk op een veel grotere schaal moeten aanpakken dan met de optelsom van de maatregelen die in de programmabegroting staan. Sterker nog: wij vinden dat je dit als een soort centrale prioriteit of groot project zou moeten zien en dat je dit stevig in elkaar zou moeten zetten. Er zijn landelijk voorbeelden waarin dit met een soort taskforce-achtige structuur wordt aangepakt.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Van Tongeren, wilt u afronden?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja. Kortom: wij stellen voor om dit op een veel hoger niveau aan te pakken dan nu gebeurt. Stel een taskforce samen waarin onderwijs, werkgevers, vakbonden, CWI en gemeente zitten en trek hier veel meer geld voor uit dan de 40.000 euro die nu in de begroting staat. Wij denken aan ongeveer 250.000 euro per jaar. Maak daar voor de komende drie jaar een concreet plan voor en stel de ambitie veel hoger dan op dit moment het geval is. Wij denken dat in de bedragen die nu vanuit de vrijval van de herijking van de reserves aan grote projecten worden toegevoegd, voldoende financiële ruimte zit om dat op die manier op te pakken.

 

De heer VOKURKA (D66): Dat is een vlammend betoog van de heer Van Tongeren en ik kan heel erg met hem meevoelen, maar komt hij nu met een voorstel?

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, wij dienen daar een amendement voor in.

 

De heer VOKURKA (D66): Prima, dan zie ik dat straks.

 

De VOORZITTER: Drie minuten is een lange aanloop voor het indienen van een amendement.

 

Door de CDA-fractie wordt het volgende amendement (A3-2) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

besluit:

 

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Voorzitter. Wij denken eigenlijk in dezelfde richting als de heer Van Tongeren. Daarom dienen wij een motie in over het mentoraat voortgezet onderwijs, de juiste keuze en samen leren in de middag. Die projecten zijn allemaal preventief en daarmee pakken wij de problematiek vanaf het begin aan. Dan worden de problemen dus niet pas op het moment dat de kinderen de school af moeten, aangepakt met een taskforce et cetera. De hele problematiek moet eerder worden aangepakt, bij de groepen 7 en 8. Met deze drie projecten kunnen wij dit beter aanpakken.

 

De heer VOKURKA (D66): U zegt dat het allemaal preventief werkt. Dat is prima en daar ben ik het helemaal mee eens, maar wij kunnen de jongeren die nu in de problemen zitten, toch niet door het putje spoelen? Ik geloof niet dat dat het beleid van de PvdA kan zijn.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Daar ben ik het mee eens, maar de bedoeling hiervan is dat wij voor de jongeren die er later komen, nu iets preventiefs gaan opzetten. Natuurlijk gaan wij ook voor de huidige jongeren die problemen hebben, iets opzetten. Dat is onvermijdelijk.

 

De heer VOKURKA (D66): En dan kunt u een heel eind meedenken met het betoog van de heer Van Tongeren, als ik u goed begrijp.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Ik denk in grote lijnen wel, ja.

 

De VOORZITTER: Aangezien amendement A3-1 is ingetrokken, maakt het geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Door de fracties van de PvdA en de ChristenUnie/SGP wordt de volgende motie (M3-7) ingediend:

 

““De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

overwegende dat:

 

-        sommige kinderen minder kansen hebben in hun schoolloopbaan;

-        ontwikkelingsgerichte activiteiten zoals het scholierencafé in het verleden hebben aangetoond dat deze naschoolse activiteiten een positief effect hebben op de kansen van kinderen;

-        het onderwijskansenbeleid, zoals mentoraat voortgezet onderwijs1, de juiste keuze2 en samen leren in de middag3 projecten zijn waardoor kinderen buiten schooltijd extra kansen krijgen in de laatste jaren van het basisonderwijs en de eerste jaren van het middelbaar onderwijs;

-        deze projecten de kansen van leerlingen vergroten;

-        deze projecten een bijdrage leveren aan vermindering van schooluitval en verbetering van de doorstroom naar het vervolgonderwijs;

-        deze projecten ook de integratie en emancipatie van leerlingen bevorderen;

 

draagt het college op, extra aandacht te besteden aan deze activiteiten in de verlengde schooldag en een bedrag vrij te maken uit de begroting om deze activiteiten te realiseren,

 

en gaat over tot de orde van de dag.

 

1 Mentoraat in het voortgezet onderwijs is een begeleidende activiteit waarbij een oudere student een leerling begeleidt door het uitwisselen van praktische ervaring en het geven van advies en feedback. Mentoren kunnen leerlingen stimuleren betere prestaties te leveren.

 

2 Bij het juiste keuzeproject worden leerlingen en ouders van groep 7 en 8 begeleid bij Cito-toetsen, adviesgesprekken met school en bij het bepalen van de verdere schoolkeuze.

 

3 Bij het samen leren in de middag gaan zowel ouders als kinderen na schooltijd huiswerk maken. Zo maken kinderen hun huiswerk en leren ouders hoe zij hun kinderen daarbij kunnen begeleiden.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wat schooluitval betreft: wethouder Rensen heeft landelijk de publiciteit gehaald met een gezin met 14 kinderen die jarenlang niet naar school gingen. In feite werd het allemaal netjes geregistreerd. Een verdubbeling van het aantal case managers lost dus niets op. Wij registreren dan dat kinderen niet naar school gaan. Leefbaar Delft pleit voor een strenger beleid en voor handhaving van de Leerplichtwet. Als kinderen drie dagen niet op school zijn geweest, moet dat gemeld worden aan de leerplichtambtenaar en die moet in actie komen. In samenwerking met de politie moeten die kinderen thuis worden bezocht. Het moet veel concreter. Er is nu geen tijd voor een taskforce die alles nog eens gaat bestuderen. Dat duurt veel te lang. De politie moet ook op straat controleren en moet jongeren aanhouden om te vragen op welke school zij zitten en waarom zij, afgezien van de woensdagmiddag, doordeweeks op straat rondlopen. Het moet dus gewoon keihard worden aangepakt. Het is allemaal heel simpel. Als die kinderen geen goede verklaring hebben voor het feit dat zij niet op school zitten, moet men daar gelijk achteraan en moet er ingegrepen worden. Dat maakt deel uit van de handhaving.

 

De VOORZITTER: Mijnheer De Wit, dit gaat richting politiestaat. Volgens mij willen fracties daarop reageren.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het gaat niet om een politiestaat. Een hoop mensen worden door die jongeren lastig gevallen.

 

De VOORZITTER: Zeker.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat weet u ook wel. Zij drinken alcohol en zij vallen uit. Die hele problematiek hangt met elkaar samen.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Ik vind dat de heer De Wit nu heel erg stigmatiserend bezig is. Ik erger mij nu al tien minuten aan het debat en aan de stigmatiserende manier waarop de jongeren worden besproken. Natuurlijk is schooluitval slecht en moeten wij proberen om schooluitval zoveel mogelijk te beperken. Ik weet zeker dat niemand in deze raad daartegen is. Ik zie de motie van de CDA-fractie dus graag tegemoet, maar ik zou ook graag naar het positieve beeld van de jongeren willen kijken. Ik zeg daarom tegen de heer Stoop dat in onze stad ook dingen gebeuren waarbij jongeren zelf bezig zijn en die de gemeente subsidieert.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wat is er nou weer negatief als wij het over spijbelen hebben? Mogen wij dat niet zeggen of zo?

 

De VOORZITTER: Laat de heer Riphagen even zijn punt maken.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Ik wil de aandacht vestigen op de Stichting De Nieuwe Amateur, waarbij jongeren met verschillende achtergronden op cultureel gebied, sociaal-economisch gebied en onderwijsgebied samen geweldige creatieve dingen doen. Die stichting heeft ook een cruciale rol gespeeld in het Poptahof-festival, waarbij jongeren ervoor hebben gezorgd dat mensen …

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): U haalt nu dingen naar voren waarover ik het helemaal niet heb gehad.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Dat was nou precies mijn punt, mijnheer Stoop.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): De jongeren over wie ik het heb, komen niet in een museum. U zegt dat er in Delft een heleboel dingen gebeuren. Daar ben ik het ook helemaal mee eens, maar …

 

De VOORZITTER: Nee mijnheer Stoop, de heer Riphagen mag even zijn betoog afmaken.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is goed, maar omdat het over mij ging, wilde ik reageren.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Volgens mij zijn de heer Stoop en ik het helemaal met elkaar eens, want bij De Nieuwe Amateur komen ook jongeren die het wat moeilijker hebben. Zij vinden daar hobby’s en komen daar verder in. Ik wil ook wijzen op een Iraanse vluchtelinge van 21 jaar uit Delft, die een hiphopsingle heeft gemaakt en nu wereldwijd beroemd is.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): U drukt nou juist een stempel op iemand. U doet nou net alsof het zo bijzonder is dat iemand die uit Iran komt, een plaatje maakt.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Mijn woorden worden geheel en al verdraaid. Ik probeerde te vertellen dat mensen die het moeilijk hebben gehad, door het welzijnsbeleid van de gemeente Delft en door particulieren uit Delft prima geholpen kunnen worden om veel verder te komen en om uit die sociaal-economische achterstand te komen. Dat is het punt dat ik heb willen maken.

 

De heer VOKURKA (D66): Mag ik één ding tegen de heer Stoop zeggen over dat museum? Wij dienen op dat punt een motie in en ik verwacht dat hij die motie steunt.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik wil alleen tegen de heer Stoop zeggen dat miss D. volgens mij de bekendste Delftse muzikant is sinds Peter Tetteroo en Polle Eduard.

 

De heer VOKURKA (D66): En Jody.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is heel leuk, mijnheer Bot, maar je moet ook geluk hebben. Deze jongen heeft waarschijnlijk de kansen gepakt die hem aangeboden werden. Zo simpel is het verhaal.

 

De heer BOT (GroenLinks): “Deze jongen” was overigens een meisje.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik heb heel beschaafd op mijn beurt gewacht. Ik wil graag een paar dingen zeggen. Mijnheer Riphagen, ik ben het helemaal met u eens dat er jongeren zijn die in fantastische projecten terechtkomen en tot hoge prestaties komen, maar ik zou u willen uitnodigen om overdag eens bij mij te komen kijken. Ik geef les op een vmbo in Den Haag. Kom maar eens kijken hoe vaak het ook mis gaat! U verwijt de heer Stoop een eenzijdig beeld, maar ik denk dat u een eenzijdig beeld schetst. Ik nodig u dus van harte uit om eens te komen kijken bij mij op school.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): En dan komt hij daarna even bij mij langs. Dit is een leuke discussie van de heer Riphagen. Hij had het inderdaad over een eenzijdig beeld, maar ik heb te maken met een paar jongeren uit Delft met wie het niet is gelukt. Ik wil ook even kwijt dat ik mij eraan erger dat mensen van een studentenpartij die na een jaar “toedeloe” zeggen, ons vertegenwoordigen in Haaglanden.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Op de opmerking van de heer Stoop wil ik niet reageren. Mevrouw Dekker refereert wel vaker aan Den Haag, niet alleen over onderwijs. Ik zou haar graag eens willen uitnodigen om met mij bij een vmbo-school in Delft te komen kijken.

 

De heer VOKURKA (D66): Daar is nog van alles mis, hoor.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Ik heb een vraag aan het college over het amendement van de PvdA-fractie. Ik mag hopen dat de dekking van 100.000 euro uit de reserve kinderopvang niet ten koste gaat van welk fantastisch initiatief in de kinderopvang dan ook. Anders zou de SP …

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Het is een motie geworden en daar staat geen 100.000 euro bij.

 

Mevrouw DEKKER (SP): O, er is geen dekking.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Het college mag zelf bepalen waar het de dekking vandaan haalt.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Oké, dan gaan wij die motie misschien toch overwegen. Dan mijn andere vraag: u wilt geld vrijmaken voor het mentoraat; ik begrijp nu dat het college zelf mag weten waar dat geld vandaan komt. Bent u wel eens op het CLD wezen kijken, waar dat geheel vrijwillig gebeurt? Kinderen uit de hoogste klassen van havo en vwo begeleiden daar kinderen uit de eerste klas.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Ja, daar zijn wij geweest. Er zijn verschillende projecten in Delft succesvol geweest, maar zij zijn niet systematisch. Met dit geld proberen wij systematisch iets op te zetten wat op de lange termijn werkt en niet alleen op de korte termijn. Het is ook niet alleen voor CLD-kinderen, maar voor het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs.

 

Mevrouw DEKKER (SP): “Systematisch” hoeft natuurlijk niet per se geld te kosten.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Als het professioneel moet gebeuren, helaas wel.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Ik wil nog even reageren op het verwijt van de heer Riphagen dat ik het altijd over Den Haag heb. Mijnheer Riphagen, dan nodig ik u uit om eens te gaan kijken bij het vmbo in het Westerkwartier. Gaat u daar eens met docenten praten over alle problemen die zij tegenkomen. Die kinderen slepen een bagage met zich mee waardoor u en ik echt een halfjaar in bed zouden gaan liggen, overigens niet samen maar apart; of misschien wel samen als ik er zo ellendig aan toe ben. Ik wil alleen maar zeggen dat op verschillende scholen – zowel in Delft als in Den Haag en in alle andere gemeenten – kinderen rondlopen die ondanks al die fantastische projecten heel moeilijk te bereiken zijn. Ook in hen moeten wij investeren.

 

De VOORZITTER: Niemand beticht iemand anders van het feit dat wij de problemen niet onderkennen en dat wij niet bereid zijn om daarnaar te kijken.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Ik heb heel beschaafd op mijn beurt zitten wachten. Ik wil nog even iets zeggen.

 

De VOORZITTER: Ja, maar ik wilde eerst dit deel van het debat afronden en appreciëren. Laten wij elkaar niet de maat nemen met de vraag wie het sociaalst of het meest meelevend is. Dat is niet aan de orde, want ik bespeur ook bij de STIP-fractie voldoende engagement. Dat wilde ik toch even vaststellen.

 

Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Voorzitter. Zonder iemand de liberale maat te willen nemen, wil ik even reageren op de inbreng van de heer Vokurka. Ik ben het met hem eens dat de opvoeding via het consultatiebureau tot en met het einddiploma in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders is. Niet alleen ouders willen echter dat lieve baby'tje in een aardige tiener zien veranderen. Als die leuke tiener een etterbakje wordt, mogen wij daar als gemeenschap wel degelijk iets van vinden. Dan gaat het de verantwoordelijkheid van ouders immers te boven. Ik pleit er dus voor om ouders die dat niet aankunnen, in een coaching- en opvoedtraject te zetten. Wij zullen dat nu niet verwoorden in een motie, want volgens mij is dat binnen deze gemeente bestaand beleid. Wij vragen daar echter wel aandacht voor, evenals voor het positiever benaderen van scholen. De door de VVD-fractie ingediende motie gaat daarvan uit: je moet ervoor zorgen dat de school het positieve middelpunt wordt in een kinderleven, zodat zij daar met plezier naar toe gaan of zodat de school hen in ieder geval van de straat houdt. De school moet dus op meer plaatsen dubbel worden gebruikt, dus ook buiten schooltijd voor dingen voor kinderen. Zowel de school zelf als het schoolplein moet toegankelijk zijn voor alles wat er aan jongerenwerk gebeurt.

 

De heer VOKURKA (D66): Volgens mij hebt u mijn tekst niet helemaal goed begrepen, want ik denk dat ik volledig kan instemmen met uw motie. Ik heb die motie nog niet gezien, maar in eerste instantie klinkt zij zeer sympathiek. Het gaat mij er overigens niet om wie hier het liberaalst is.

 

De VOORZITTER: Dat hoor ik graag.

 

De heer VOKURKA (D66): Het is begrijpelijk dat u dat graag hoort.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. De grote mate van urgentie die de raad uitstraalt op het punt van het jeugd- en jongerenbeleid in deze stad, is bij het college goed overgekomen en wordt door het college gedeeld. Ik beschouw de inbreng van vanavond als een belangrijke aanwijzing dat de raad de behoefte heeft om de discussie over het jeugdbeleid te gaan voeren. Zoals aangekondigd, zal dat in 2007 gebeuren. Dat is in feite de eerste stap na de vaststelling van het WMO-visiedocument, waarboven het een soort verbindende paraplu moet gaan bieden. Ik zou alleen wel willen vragen om daar tijd en geduld voor op te brengen, want het lastige van deze themadiscussie is dat zij redelijk los wordt gevoerd van zaken zoals een onderwijsbeleidsplan, het beleid inzake de jeugdgezondheidszorg en het beleid dat wij over een heleboel andere zaken hebben geformuleerd. Deze discussie vindt feitelijk plaats in het kader van een programmabegroting, waarin je maar een heel klein stukje terugvindt, namelijk de marges en de nieuwe zaken die in het kader van het jeugd- en jongerenbeleid aan de orde zijn. Het is dus niet makkelijk om aan de hand van dit materiaal het totaal van het jeugd- en jongerenbeleid te overzien. Ik sluit mij dan ook graag aan bij de heer Riphagen: als het gaat om de jongeren van 0 tot 23 jaar in Delft, is er bepaald niet alleen reden voor chagrijn. Ik wijs maar even op de sluitende aanpakken op het punt van de signalering van allerlei problematieken in gezinnen en met betrekking tot kinderen. Wij hebben ook een sluitende aanpak in de categorie van 16 tot 23 jaar. De heer Van Tongeren gaf zichzelf op dat punt overigens correcte antwoorden; dat hoef ik dus niet te doen. Er zijn ook uitstekende resultaten in het onderwijsachterstandenbeleid en Delft heeft een voorsprong op het punt van de samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang enzovoort. Ik vind het dus heel belangrijk om de discussie over het jeugdbeleid goed met de raad te voeren op basis van een behoorlijke startnotitie en een goed uitgelijnd proces en liefst zo breed mogelijk. De heer Stoop heeft ook al gezegd dat het geen discussie mag zijn over de hoofden van jongeren heen. Dat mag inderdaad absoluut niet de bedoeling zijn. Die discussie kondig ik bij dezen nogmaals aan.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Zou u, voordat wij die discussie voeren, iets zien in een soort tevredenheidsonderzoek, zodat wij weten hoe men zelf vindt dat het gaat? Ik weet bijvoorbeeld dat de BWD helemaal doodziek wordt van het beheer van de jongerencentra. Kan er een tevredenheidsonderzoek worden gehouden, zodat duidelijk wordt wat het oordeel is over de inbreng van de gemeente en het beleid?

 

Wethouder RENSEN: Dergelijke vraagstellingen lijken mij voor jongeren erg ingewikkeld.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Ik bedoel op directieniveau.

 

Wethouder RENSEN: Die ingewikkeldheid laat onverlet dat dit volgens mij heel goed mogelijk is. Voor een deel heeft de Jongerenraad daar zelf al onderzoek naar gedaan. Daar is ook een rapport van. Dat soort zaken kunnen wij absoluut meenemen in de voorbereiding van een goede discussie over het jeugd- en jongerenbeleid.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): U begint nu toevallig over de Jongerenraad. Daar had ik in mijn tweede termijn eigenlijk nog op willen ingaan. Wij hebben het daar al vaker over gehad. Volgens mij is de heer Meuleman ook een keer ingegaan op de Jongerenraad. Is dat nou werkelijk een afspiegeling van de Delftse jongeren? Wij zouden namelijk liever een Jongerenraad zien waarin van elk jongerencentrum een vertegenwoordiger zit.

 

Wethouder RENSEN: Dat is de Jongerenraad zoals die nu functioneert, niet. Ik denk ook niet dat je die op die manier bij elkaar kunt krijgen. U pleit voor flexibiliteit en ik vind eigenlijk dat die ook op dat punt moet gelden. In de eerste termijn heb ik de fractie van Stadsbelangen in die zin ook een antwoord gegeven. Ik ben heel erg bereid om te zoeken naar manieren om als college en als gemeenteraad met jongeren in discussie te komen, maar zorg er nou voor dat je voldoende vormen en plekken hebt om dat te doen, zodat je een breder bereik hebt dan wanneer je dat vastlegt in één gevestigde vorm. Daar kan enquêteren dus ook een deel van uitmaken.

 

De heer VOKURKA (D66): Dat hebt u inderdaad ook al in uw eerste termijn gezegd. Wanneer gaat u daarmee beginnen? Dat is van belang in het licht van de motie van de heer Meuleman.

 

Wethouder RENSEN: Ik heb een beleidsdiscussie over het jeugd- en jongerenbeleid aangekondigd voor de tweede helft van 2007. De eerste helft van 2007 hebben wij nodig om de WMO-visie te maken; jeugd is een van de prestatievelden daarin. Dat moeten wij dus even in stappen achter elkaar zetten. Ik heb zojuist echter al gezegd dat wij een startnotitie voor de jeugddiscussie gaan opstellen. In die startnotitie kunnen wij dan keurig netjes uitlijnen met welke instrumenten, op welke momenten en op welke plekken wij die discussie gaan voeren.

 

De heer VOKURKA (D66): Ik begrijp prima dat u beleid, nota’s en noem het allemaal maar op nodig hebt, maar volgens mij is het niet zo heel moeilijk om naar aanleiding van wat hier vanavond over tafel is gegaan, gewoon met jongeren in de stad in gesprek te gaan. Volgens mij hoeft u daarvoor niet op een nota te wachten.

 

Wethouder RENSEN: Laat ik u verzekeren dat die discussie met jongeren intussen ook permanent loopt, maar kijkend naar de discussie van vanavond focus ik wel op het aankondigen van die beleidsdiscussie. Daar moeten wij het immers van hebben.

 

Er is veel gezegd over uitval. De CDA-fractie stelt voor om 250.000 euro uit te trekken voor een taskforce. Ik wijs er maar eens op dat het college in deze programmabegroting voor deze periode 9 miljoen euro aan nieuw geld uittrekt voor het jeugd- en jongerenbeleid. Misschien is het goed om dat even te onderstrepen. Wij hebben nu in Delft geen behoefte aan een taskforce die het er nog een keer over gaat hebben. Wij hebben er nu behoefte aan dat die eerste lijn en het jongerenloket ook echt gaan werken, dat de in voorbereiding zijnde zorgstructuur in het mbo gaat draaien en dat het Bureau Jeugdzorg het werk dat van dat bureau mag worden verlangd, goed gaat doen. Alle geld is in die zin erg welkom. Ik heb niet precies gelezen hoe dat in dit voorstel staat, maar laten wij er niet in die zin te veel over praten. Wij moeten er immers voor zorgen dat de structuren die wij hebben opgebouwd – dat is echt meer dan wat zojuist eventjes werd afgevinkt – daadwerkelijk gaan draaien. Ik ga maar niet helemaal beschrijven hoe dat in elkaar zit.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): De wethouder zegt dat het er nu om gaat dat er iets gebeurt en dat het er niet om gaat dat erover wordt gepraat. Het kenmerk van een taskforce – het eerste deel van het woord zegt het al – is natuurlijk dat er een taak wordt uitgevoerd. Het is dus geen praatclub. Wij denken juist dat de huidige doelstellingen een veel te laag ambitieniveau hebben. Als je meerjarig bekijkt wat er op dit punt in de programmabegroting staat, zie je dat de schooluitval eigenlijk slechts zeer marginaal zal worden teruggedrongen. Het aantal leerlingen dat in een traject zit, neemt weer wat toe. Als het op deze manier doorgaat, zul je echt nog vele jaren bezig zijn om die trend te keren. Vandaar dat wij zeggen: pak dit nou eens wat grootschaliger aan.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik heb eigenlijk dezelfde vraag. De CDA-fractie vraagt in het amendement om een halvering van de schooluitval in drie jaar. Mijn vraag aan de wethouder: gaat hij dat bereiken met de aanpak die hij zojuist heeft geschetst?

 

Wethouder RENSEN: Dat kan ik niet zeggen. De heer Van Tongeren heeft zojuist ook al aangegeven dat de cijfers de afgelopen jaren juist oplopen, terwijl het beleid juist wordt geïntensiveerd. Dat heeft heel veel te maken met het feit dat alle scholen bij ons aangeven dat er schooluitval is. Scholen komen de afspraken in het kader van de actieve leerplichtfunctie steeds beter na. Wat nu nog aan het gebeuren is, is dat ook het mbo die meldplicht daadwerkelijk nakomt. U zult dus zien dat het aantal meldingen de komende periode nog wat gaat oplopen, omdat wij – in het bijzonder met Mondriaan – dit systeem sluitend aan het maken zijn.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Mede in antwoord op de vraag van de heer Bot: de cijfers die het college in de programmabegroting noemt, wijzen in het geheel niet in de richting van een halvering. Zelfs in 2008 is het aantal, dat nu ongeveer 500 is, slechts gedaald naar 450. Dat is dus een afname met ongeveer 10%.

 

De VOORZITTER: Oké, uw punt is gemaakt. De wethouder zal nog reageren en dan gaan wij dit thema afsluiten.

 

Wethouder RENSEN: Mijn punt blijft dat het voeren van deze discussie op dit diepteniveau, aan de hand van de programmabegroting, voor mij niet goed mogelijk is.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat is onzin, want wij kunnen hier nu stappen zetten als wij dat een belangrijk punt vinden.

 

De heer VOKURKA (D66): Volgens mij stelde de heer Bot een klip en klare vraag: lukt het om in 2008 de ambitie te halen en de schooluitval dus te halveren? Daarop heb ik nog geen antwoord gehoord.

 

De VOORZITTER: De wethouder gaat nu afronden.

 

Wethouder RENSEN: Dat antwoord krijgt u op die manier vanavond niet van mij, omdat ik het antwoord niet op die manier kan geven. Nogmaals: op de diepte waarop de discussie nu wordt gevoerd, kan ik aan de hand van de programmabegroting niet goed met u discussiëren. Dat vergt echt meer voorbereiding en meer feitenmateriaal, zodat wij kunnen voorkomen dat nu gedacht wordt dat er een taskforce moet komen. Ik kan u verzekeren dat wij die taskforce op dit moment niet nodig hebben.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het lijkt wel alsof u voor het eerst wethouder bent.

 

Wethouder RENSEN: Echt nodig is dat de dingen die wij tot stand hebben gebracht, nu daadwerkelijk gaan draaien. Daar maakt het college, zoals gezegd, heel veel geld voor vrij.

 

Ik moet nog een paar andere dingen zeggen. De heer Vokurka pleit voor een bepaald programma inzake de voedingsproblematiek. Een ministerie heeft nu een bepaald programma bedacht, terwijl in onze regio dit zelfde thema door de GGD en een aantal andere organisaties allang uitgerold is en de scholen binnen is gebracht. Het is dus erg onhandig om nu als raad te zeggen: wij willen dat dat programma nu door het college wordt ingestoken in het onderwijs. Daarbij moet nog worden aangetekend dat wij die positie ook niet hebben. Dat is het lastige van het voorstel van de heer Vokurka. Als hij dat breder, meer doelstellend, kan formuleren, kan de “hoe”-vraag veel beter uitgewerkt worden. Op dit moment is de methode echter veel te specifiek.

 

De heer VOKURKA (D66): Ik heb de boodschap begrepen. Wij passen de motie aan en dienen haar later in gewijzigde vorm in.

 

Wethouder RENSEN: Ik zou de vmbo-discussie heel graag met de raad willen voeren, maar ook dat voert op dit ogenblik echt veel te ver. Ik ben het niet helemaal eens met de door de SP-fractie gegeven kenschets van de situatie in Delft. Ik ken de situatie in de grote steden overigens niet precies. Ook dat is dus weer gevaarlijk, maar ik zou daar iets voorzichtiger mee zijn, ook omdat een van de problemen van het vmbo juist het imagoprobleem is. Laten wij dus ook daar heel analytisch en gericht over praten. Die aanbeveling mag overigens ook gelden voor de landelijke onderwijsdiscussie die op dit ogenblik wordt gevoerd.

 

Tot slot: ik riep al iets over de manier waarop wij met de leerplicht omgaan; daarover maakte de fractie van Leefbaar Delft een opmerking. Op dit ogenblik loopt in Delft samen met het Openbaar Ministerie een pilot om sneller tot afhandeling van procesverbalen over schoolverzuim te komen. Een leerling die in overtreding is, kan door het verbeteren van het gedrag inderdaad ontkomen aan de opgelegde straf. Daarnaast is er het bekende project Basta, dat eigenlijk op dezelfde manier werkt. Wij zitten daar in Delft dus echt bovenop.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat was er al en dat is een druppel op een gloeiende plaat. Wij vinden uw beleid gewoon te soft. Wij willen dat u meer optreedt en wij steunen het voorstel van de CDA-fractie om een taskforce in te stellen, zodat het probleem echt wordt opgelost. Dat doet u niet.

 

De VOORZITTER: Uw standpunt is helder. Wij gaan door met het volgende thema.

 

Thema 3: Cultuur.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. De raad heeft veel moties en amendementen – elf ofwel bijna een zesde van het totale aantal – ingediend op het gebied van cultuur. STIP ziet dit als een belangrijk signaal van de betrokkenheid van deze Delftse gemeenteraad bij het onderwerp cultuur. Wij zullen dan ook drie punten naar voren brengen die in de eerste termijn min of meer aan de orde zijn gekomen. Op die punten doen wij voorstellen waarop wij graag een debat met de raad zouden willen. Ik zou tegen u allen zeggen: sla uw piketpalen! Het cultuurjaar komt eraan. Dat betekent dat de actieve en betrokken Delftenaren ook zelf meer dan normaal kunnen bijdragen aan dat jaar. Een culturele stad vol bruisende creativiteit is niet alleen erg leuk, maar ook een voorwaarde voor een economisch florerend Delft. Om de Delftenaren betrokken te houden, moet de gemeente initiatiefnemers in de stad helpen. Zij moet het hun zo makkelijk mogelijk maken om een evenement te organiseren. Het gaat dus niet, zoals een beetje paradoxaal in de begroting staat, om actief op zoek gaan naar initiatiefnemers uit de stad, maar om het omarmen van initiatiefnemers die bij de gemeente komen en om het geven van een duwtje in hun rug. Dat is ons voorstel en daar krijgen wij van andere fracties graag reacties op.

 

Dit kan de gemeente bijvoorbeeld concreet doen door letterlijk ruimte voor kunstenaars en andere creatieve mensen te bieden, bijvoorbeeld in de Sigarenfabriek – daarom heeft de STIP-fractie de motie van de SP-fractie ondertekend – maar ook door lege panden in te zetten als woon/werkruimten voor kunstenaars, bijvoorbeeld in de antikraaksfeer. Zo snijdt het mes aan twee panden: een leegstaand pand wordt goed beheerd en kunstenaars hebben een goede en goedkope ruimte. Wij zien vaak, bijvoorbeeld in Den Haag, dat dit soort ruimten waar creativiteit en cultuur ontspringen, een heel interessante functie hebben in de buurt. Ik wijs ook weer op de Poptahof, waar in een aantal flats kunstenaars gehuisvest worden in het kader van het Metamorfose-project, dat een grote uitstraling heeft naar de stad. Dat zouden wij graag meer zien, zeker met het aantal leegstaande panden dat wij in Delft hebben en met het aantal herstructureringen dat nog op ons af komt.

 

Tot slot kom ik bij de discussie over het podiumaanbod in Delft. Gelet op de twee moties en amendementen, wordt dat onderwerp al iets langer dan vandaag raadsbreed gedragen. STIP stelt voor om de twee in de moties van de fracties van de VVD en Stadsbelangen genoemde locaties mee te nemen in het onderzoek waar de fractie van GroenLinks in haar amendement om vraagt. Volgens mij kunnen wij op die manier als raad een belangrijk signaal afgeven waarin iedereen zijn politieke ei kwijt kan. Na het onderzoek kunnen wij als raad vervolgens nog zeggen voor welke oplossing wij kiezen. Op die manier kunnen wij de duidelijkheid bieden die de mensen die in de verschillende theaters werken, nodig hebben. Ook daarop krijg ik graag een reactie.

 

De VOORZITTER: U hebt één seconde over; perfect getimed!

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik ondersteun het betoog van STIP over ruimte voor initiatieven. Wij hopen dat het college erin slaagt om dat de komende tijd waar te maken. Ik hoop niet dat het stadslied van de VVD echt wordt waargemaakt, want wat ons betreft hoeft dat eerlijk gezegd beslist niet.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Het gaat niet alleen om het stadslied, maar ook om het opdrachtenbeleid, dat wij willen ombuigen. Dat moet u daar dus bij meenemen. Wij willen ook componisten en tekstdichters ruimte geven. Dat ontbreekt tot nu toe.

 

De heer BOT (GroenLinks): Over het opdrachtenbeleid kunnen wij best eens een discussie voeren, maar van dit onderdeel krijgen wij in ieder geval niet bepaald een warm gevoel van binnen. Dat kan echter aan ons liggen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Inderdaad.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik ga ook even in op ons amendement over podia, dat mede door de STIP-fractie is ingediend. Het college vindt dat amendement van de over dit onderwerp ingediende voorstellen het meest sympathieke, maar ontraadt toch de aanneming ervan, omdat het college de dekking niet goed genoeg vindt. Het rare is dat de dekking volgens ons financieel-technisch wel klopt. Het college begroot zelf een overschot over 2007. Als wij van dat overschot een deel af halen, houden wij over 2007 nog steeds een plus op de begroting. Wij hebben voorgesteld om dat geld incidenteel uit te geven aan twee dingen. Wij zadelen de stad dus niet op met een tekort over 2008 en latere jaren. Wat ons betreft, klopt de dekking dus, maar ik wil niet moeilijker doen dan nodig is. Als de wethouder mij kan zeggen dat zij er een andere dekking voor heeft of als zij kan toezeggen dat het college dat onderzoek in 2007 uitvoert en daar uit bestaande middelen dekking voor vindt, vinden wij dat prima. Het gaat ons erom dat het in het coalitieakkoord staat en dat het door het college komend jaar niet wordt uitgevoerd. Het komt immers niet voor in de programmabegroting en ook op mijn vraag heeft het college gezegd dat het dit niet wil doen. Wij willen dat het wél gebeurt. Daarop krijg ik dus graag een reactie van de wethouder.

 

Ik wil ook graag iets zeggen over de SP-motie over de gratis dag van de musea. Die motie is heel interessant. Het college reageert daar welwillend op, maar voor ons hoeft dat eigenlijk niet. GroenLinks heeft daar ook in de Tweede Kamer tegen gepleit. Ook de Vereniging van Musea is ertegen. Het gratis openstellen van musea blijkt heel weinig nieuwe bezoekers op te leveren. Er komen vooral mensen die toch al naar de musea komen. De facto betekent dit dus een financieel probleem voor de musea en daardoor minder aantrekkelijke voorstellingen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): De heer Bot kan er niet méér naast zitten. In Engeland is dit een groot succes. Daar heeft het wel meer nieuwe klanten opgeleverd. Wij stellen ook niet voor om de musea de hele week gratis open te stellen. Wij stellen een onderzoek voor naar één dag in de week. Onze voorkeur gaat uit naar een dag in het weekend, maar dat moet het onderzoek dan maar uitwijzen. Volgens mij moet u het onderzoek gewoon een kans geven. Dan praten wij daarna verder.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Mijnheer Bot, geldt uw argument niet ook voor gratis openbaar vervoer op zondagmiddag? Trekt dat dan wel meer mensen aan?

 

De heer BOT (GroenLinks): Volgens mij hebben wij geen gratis openbaar vervoer op zondagmiddag, maar op zaterdagochtend.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Nou ja, op zaterdagochtend dan.

 

De heer BOT (Leefbaar Delft): Dat is toch iets anders. Dat voorstel is in Delft overigens niet van GroenLinks gekomen, maar van de VVD.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja, dat begreep ik ook al niet.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik denk dat het best een leuk voorstel is, ook al komt het van ons.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik haal jullie door elkaar.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan moet u toch wat beter opletten. Wij lijken niet zo erg op elkaar.

 

De heer BOT (GroenLinks): Het is best een leuk voorstel en gratis kinderopvang is ook een heel leuk voorstel, maar GroenLinks pleit meer voor een goede kwaliteit van alle voorzieningen dan voor het gratis maken van alles en nog wat.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Je zou het toch ook op woensdagmiddag kunnen doen, zodat de kinderen daar dan naar toe kunnen?

 

De heer BOT (GroenLinks): Als zij dankzij u intussen niet zijn opgepakt omdat zij op straat lopen, zouden wij dat inderdaad kunnen doen.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): De woensdagmiddag is een bekende vrije middag.

 

De VOORZITTER: Volgens mij was de heer Bot klaar met zijn betoog. Dan ga ik terug naar mevrouw Dekker, want die had de beurt.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Wij zijn blij dat het college geen bezwaar heeft tegen het onderzoek. In de motie zelf staat inderdaad geen dekking, maar in mijn inbreng heb ik een mogelijke dekking aangegeven: voor zover zo’n onderzoek erg veel geld kost, kan dat volgens ons gevonden worden in stadsmarketing. Ik denk dat het gratis openstellen van een museum uiteindelijk ook onder dat kopje geschaard kan worden, naast cultuur. Ik ben ook blij dat het college geen bezwaar heeft tegen het voorstel over de Sigarenfabriek. Ik vind alleen dat het college een beetje slap reageert als het gaat om financiële steun. Ik kan mij herinneren dat een aantal partijen in de verkiezingscampagne over elkaar heen buitelden toen het hele pand Bacinol verplaatst moest worden: dat moest onderzocht worden en daar moest geld voor vrij komen. Wij waren toen overigens als enige fractie sceptisch vanwege de kosten.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Wij ook!

 

Mevrouw DEKKER (SP): Sorry, ook de VVD-fractie was daar niet blij mee, maar andere partijen vielen over elkaar heen en geld leek geen probleem. Nu gaat het om een kunstenaarscollectief en dan is er ineens geen geld. Als het college met hetzelfde enthousiasme in de begroting op zoek gaat naar het geld voor de Sigarenfabriek als toen voor Bacinol, kunnen wij wel 25 Sigarenfabrieken opzetten.

 

De VOORZITTER: Er zijn nog verscheidene raadsleden die op dit punt iets willen zeggen, maar zij moeten dat dan wel allemaal kort doen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb met bijzondere belangstelling geluisterd naar de heer Riphagen, die vindt dat wij als raad nu de tijd moeten nemen om piketpaaltjes te slaan. Volgens mij heb ik in eerste termijn op het terrein van de cultuur heel nadrukkelijk een aantal piketpaaltjes geslagen. Ik heb bijvoorbeeld de amateurkunstbeoefening genoemd. Daar heb ik de STIP-fractie nu niet over gehoord. Dat vind ik jammer, want heel veel Delftse mensen beleven plezier aan die vorm van cultuur. Op dat punt is er nog heel veel achterstand. Ik heb het ook gehad over simpele evenementen, die ik “cultuurkrenten in de pap” heb genoemd. Heel veel inwoners van onze stad beleven heel veel plezier aan die evenementen, maar ook daar heb ik de STIP-fractie niet over gehoord. Dat vind ik jammer.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Daar hebt u mij wél over gehoord.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb een vraag aan de heer Bot over het amendement van de fractie van GroenLinks over het onderzoek naar de podia. Onze fractie heeft een motie ingediend met als doelstelling dat de politiek duidelijkheid geeft over wat zij wil op het punt van een tweede theaterzaal. Als de heer Bot bedoelt dat ook dat betrokken wordt bij het onderzoek naar podiaruimte, kunnen wij het amendement wellicht steunen, maar dan zou daar wat ons betreft wel iets over opgenomen moeten worden.

 

De heer BOT (GroenLinks): In de toelichting staat: “deze vervolgstappen dienen tijdig genomen te kunnen worden, zeker ten aanzien van de wensen van een tweede kleine zaal in Theater De Veste en/of een nieuw theater/muziekcentrum met meerdere zalen in de spoorzone”.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan gaan wij dat amendement steunen en trekken wij onze motie in.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M10-15 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook wij zullen het amendement van de fractie van GroenLinks steunen. Het multimediacentrum van de VVD-fractie – zo noem ik het maar even – beschouwen wij als een ambitie die niet helemaal past binnen Delft. Wij zijn niet tegen een discotheek, maar als wij die in een soort torenflat stoppen waarin van alles bij elkaar wordt gestopt, knapt de spoorzone in onze optiek daar niet van op. En hoe wij dat gaan betalen, weten wij al helemaal niet.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat kan wel als wij tegelijkertijd het openluchtzwembad erbovenop doen.

 

De heer VOKURKA (D66): Kijk, dat miste ik nou net.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Onder de grond ligt een openluchtzwembad niet zo lekker, want daar willen wij die discotheek.

 

De heer VOKURKA (D66): Ja, maar wij kunnen het openluchtzwembad ook op de bovenste verdieping doen. Als u daar dus nog even naar kijkt …

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat nemen wij gelijk over; dat lijkt mij leuk.

 

De heer VOKURKA (D66): Prima.

 

Ik ben in eerste termijn ingegaan op het DOK en heb daarover een motie ingediend. Vanwege het lopende onderzoek ontraadde het college het aannemen van die motie. Wij kunnen met die uitleg leven, maar dienen nu een nieuwe motie in waarin wij het college ertoe oproepen om in het onderzoek expliciet aandacht te besteden aan de bijdrage per inwoner, zodat dat punt straks helemaal helder is voordat wij daar besluiten over nemen. Daarop krijg ik graag een reactie van de wethouder.

 

Ik ga ervan uit dat mevrouw Steffen iets zal zeggen over het stadslied. Dan kan ik daar nog wel even op reageren.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M10-12 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Door de fracties van D66 en GroenLinks wordt de volgende motie (M10-16) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 7 november 2006,

 

constaterende dat:

 

-        DOK 2006 maar net heeft overleefd;

-        de gemeente Delft in vergelijking tot andere gemeenten relatief weinig per inwoner besteedt aan DOK (2005: Delft 15,05 / 2005: Leiden 19,65 / 2005: Gouda 21,90);

 

overwegende dat:

 

-        Delft Kennisstad een hoogwaardige bibliotheek verdient;

-        het aanbod van DOK een belangrijke bijdrage kan leveren aan de persoonlijke ontwikkeling van Delftenaren;

 

draagt het college op om de gemeentelijke bijdrage per inwoner expliciet mee te nemen in het aangekondigde onderzoek en de uitkomsten aan de raad aan te bieden,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Er wordt naast mij geopperd dat ik het lied direct even zing, maar dan hoeft de opdracht niet meer te worden gegeven.

 

Ook de VVD-fractie heeft in eerste termijn de amateurkunst en het verenigingsleven genoemd. Wij steunen dus de mening van Stadsbelangen dat die sectoren duidelijk tekort worden gedaan. Zij zijn de afgelopen decennia afgekalfd. Wij moeten eens bekijken wat wij daarmee kunnen, want ook de simpele evenementen en de simpele uitingen zijn voor een heleboel mensen heel belangrijk.

 

Dan een vraag aan de STIP-fractie: waarom de antikraakpanden voor de kunstenaars? Waarom worden voor hen niet gewoon huizen gebouwd? Sommige kunstenaars kunnen best een behoorlijke huur betalen en hoeven niet met alle geweld in een antikraakpand te zitten.

 

Diverse waardevolle culturele groepen en instellingen zitten in problemen. Vandaar dat wij de ingediende voorstellen over het World Art Centrum, de Sigarenfabriek en Tétar van Elven zullen steunen. Daar moeten gewoon oplossingen voor gezocht worden. Het college kan wel zeggen dat er geen dekking is, maar misschien hoeven wij helemaal geen dekking te hebben. Er moet naar een oplossing gezocht worden. Over de “hoe”-vraag kunnen wij met z’n allen nadenken. De fractie van GroenLinks zegt trouwens dat er wel degelijk geld is. Daar zijn wij het helemaal mee eens. Als zelfs onze financiële afdeling vindt dat dat geld er is, moet toch ook het college dat als zodanig kunnen ondersteunen.

 

Dan het onderzoek naar podia en zalen. Ik ben blij dat de STIP-fractie dat steunt en dat de fractie van GroenLinks onze grote theaterwens heeft opgenomen. Wij zouden ook wel een tweede zaal willen, maar zoals die nu in het theater wordt aangebracht, wordt het een kind met een enorm waterhoofd. Dan blijven wij met een te kleine zaal zitten, zonder lift enzovoort. Wij moeten dus eens goed afwegen waar wij naar toe willen. Ik ben blij dat dat gaat gebeuren. De discotheek gaat overigens onder de grond. De jongeren kunnen dan de weg naar het theater vinden en komen op een gegeven moment in het theater en vinden zo ook de weg naar boven. Vandaar dat die combinatie door ons wordt voorgestaan.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Nog maar kort geleden hebben wij het bestemmingsplan voor de spoorzone vastgesteld. Waarom hebt u toen geen amendement ingediend om dit plan mogelijk te maken?

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Wethouder Grashoff heeft toegezegd dat het wel degelijk mogelijk was om het plan alsnog daarin aan te brengen. Als dat nu niet zo blijkt te zijn, is het dus fout gegaan. Ik zal nu maar niet zeggen wat ik daar dan van denk. Dan moeten wij daar dus eens naar gaan kijken.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Als u goed naar de wethouder kijkt, is het antwoord “nee”. De bestemming ligt gewoon vast.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat heb ik nu begrepen. Ik zal niet zeggen wat ik nu denk.

 

Ik ga naar de musea. Wij willen al jaren dat de musea een dag gratis zijn. Wij zullen die motie dus graag steunen. Wij zien op dat punt wel degelijk een zeer positief effect. In het weekend komen echter juist de toeristen, die daar wat ons betreft voor moeten betalen. Laten wij dus een ander goed moment bedenken om de musea gratis open te stellen voor de mensen die wij daarbij op het oog hebben, namelijk de Delftenaren die er komen. Dan kunnen uiteraard ook anderen daar gebruik van maken. Dat zijn wel zo’n beetje onze piketpaaltjes.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik wil terugkomen op de motie van GroenLinks over World Art. Ik ben er op 15 februari, voor de verkiezingen, bij geweest met alle politieke partijen. Die motie verbaast mij hogelijk, want er zijn afspraken gemaakt. Gelukkig was wethouder Vuijk erbij, want die vroeg zich af hoeveel mensen er daadwerkelijk uit Delft komen. Er staat wel “20.000 leerlingen uit Delft en de regio”, maar er staat niet bij hoeveel er uit Delft komen. Ik heb een mailtje gekregen van de directeur van World Art. Er zijn afspraken gemaakt en die heb ik hier voor mij liggen. Daarin staat dat na de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart op initiatief van GroenLinks en de VVD een werkgroep zou worden samengesteld van politieke partijen en World Art Delft voor onderzoek en het formuleren van voorstellen. Ik stel de fractie van GroenLinks daarom voor om die motie in te trekken en om eerst, zoals afgesproken, in overleg te gaan. Ik voel mij nu echt niet serieus genomen.

 

De VOORZITTER: De heer Bot zal daar straks op reageren. Ik maak nu eerst mijn rijtje af. Geen interrupties meer, want anders komen wij er niet doorheen.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Mijn mening is gewoon dat dit niet per motie afgehandeld kan worden.

 

De VOORZITTER: U hebt uw punt gemaakt en krijgt straks antwoord.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik ben heel blij dat STIP vindt dat initiatieven uit de stad een steuntje in de rug moeten krijgen en dat zij niet vanuit de gemeente moeten komen. Wij geloven op dat punt ook in een faciliterende rol van de gemeente. Instituties moeten geen filialen van de overheid worden. Die ondersteuning van de initiatieven uit de samenleving zien wij ook in de moties om de Sigarenfabriek en het museum Tétar van Elven te steunen. Die moties zullen wij dus steunen.

 

Er is zojuist ook iets gezegd over World Art. Ik steun op dat punt de heer Stoop. Ook ik was bij dat debat aanwezig en ik vraag mij af of het institutionaliseren van World Art op die manier moet plaatsvinden. Ik begrijp wel dat projectsubsidieaanvragen moeilijk zijn en ik denk dat wij het probleem eerder moeten aanpakken door het vergemakkelijken van die projectsubsidies dan door direct over te gaan naar een meerjarige prestatieafspraak. Ik begrijp dat het college daarover in gesprek is en ik hoor te zijner tijd graag de uitkomsten daarvan.

 

Voor ons vormen ook de toeristen een piketpaaltje. Wij gaan een cultuurjaar tegemoet en wij willen misschien een groot congrescentrum. Wij zien op dat punt heel veel mogelijkheden, maar missen een beetje de visie op hoe de toeristische economie vormgegeven gaat worden. Daarom dien ik een motie in die ertoe oproept om, net zoals de creatieve economie, ook de toeristische economie te gaan bekijken, zodat wij daaraan integraler vorm kunnen geven, tussen economie en cultuur.

 

De CDA-fractie zou ook heel graag kwalitatief goede evenementen zien die aansluiten bij de burgers van Delft en bij het aantrekken van toeristen. In de eerste termijn hebben wij aangegeven dat wij het Delft Chamber Music Festival en de Mooi Weer Spelen een warm hart toedragen. Wij denken dat het laatstgenoemde evenement heel groots opgezet kan worden. Ik heb “Delft 750 jaar” nog op mijn netvlies staan. Toen was Delft echt magisch. Ik kan mij een soort Edinburgh aan de Schie of een soort Avignon aan de Schie voorstellen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat was nog in de tijd dat er een Stadsbelangen-wethouder was.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Aha. Zo’n sfeer wil je gewoon heel graag terug in Delft, zodat wij Delft allemaal kunnen voelen en zien.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan zou het Delft Chamber Music Festival ook naar buiten moeten treden en niet in het Prinsenhof blijven zitten. Er is al een aantal keren geprobeerd om daar met masterclasses – die leveren dan de groepen die in de stad kunnen optreden – beweging in te krijgen. De organisatie van het Delft Chamber Music Festival weigert dat. Ik denk dat de wethouder de taak heeft om daar eens wat druk uit te oefenen.

 

De VOORZITTER: Mevrouw Junius, was u aan het eind van uw betoog? Het wordt namelijk te mooi.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Ja, ik word helemaal enthousiast als ik het daarover heb.

 

Ik heb geen enkele reactie gehoord op de motie die wij in eerste termijn hebben ingediend. Wij willen graag een stad waar ruimte is voor gezelligheid én kunstzinnigheid, voor jong en oud en voor Delftenaren en toeristen. In die motie hebben wij aangegeven dat in de verordening staat dat alles altijd vernieuwend moet zijn. Het jazzfestival kon daardoor zelfs geen doorgang vinden en er was nog iets anders wat geen doorgang kon vinden, omdat het niet vernieuwend was. O ja, dat was de Samenzang. Wij willen met de motie de verordening daarom graag in die zin aanpassen dat ook evenementen waar mensen plezier aan beleven, doorgang kunnen vinden.

 

De VOORZITTER: Door de CDA-fractie wordt de volgende motie (M10-17) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

overwegende dat Delft als kernwaarden Vermeer, Oranje en Delftsblauw heeft, maar dat toerisme in de programmabegroting onderbelicht wordt;

 

verzoekt het college om een discussienota toeristische economie op te stellen (à la discussienota creatieve economie),

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer DAMEN (PvdA): Voorzitter. Om met dat laatste te beginnen: wij vinden die motie overbodig, want als dingen goed en interessant voor Delftenaren zijn, is daar sowieso ruimte voor. De term “vernieuwend” moet je in die zin wat breder opvatten dan dat alles innovatief zou moeten zijn.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat is juist het grote probleem, want wij hebben in het verleden gezien dat evenementen die al jarenlang in Delft plaatsgevonden, geen subsidie meer dreigden te krijgen omdat men vond dat die evenementen niet vernieuwend waren. Aan die evenementen werd echter wel heel veel plezier beleefd.

 

De heer DAMEN (PvdA): Dat snap ik, maar het nu ingebrachte criterium dat er 1500 belangstellenden zouden moeten zijn, is ook tamelijk slap. Daar kan ik eigenlijk heel weinig mee.

 

De heer VOKURKA (D66): Dan moet u de motie volgens mij toch wat beter lezen, want daar staat nog iets achter.

 

De VOORZITTER: Ik stel voor dat de heer Damen zijn betoog afmaakt, want anders krijgen wij het niet af.

 

De heer DAMEN (PvdA): Mevrouw Junius vraagt mij hoeveel bezoekers dan wel acceptabel zijn. Ik zou dat eerlijk gezegd niet durven zeggen, want volgens mij zijn er ook kleine kwalitatief goede evenementen die misschien ook ondersteund zouden moeten worden.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Als ik er “500” van maak, steunt u de motie dan?

 

De heer DAMEN (PvdA): Daar zal ik tijdens de schorsing over nadenken. Ik vrees van niet.

 

De STIP-fractie heeft gepleit voor het zoeken naar initiatieven uit de stad. Dat lijkt mij prima en mooi; dat is altijd goed. Bij het beschikbaar stellen van beschikbare panden voor kunstenaars ligt natuurlijk een relatie met de Sigarenfabriek en dat soort zaken. Dat idee steunen wij natuurlijk: als die panden in eigendom van de gemeente zijn en als wij daar iets mee kunnen waardoor wij niet straatarm worden, vinden wij dat in principe een goed initiatief.

 

Dan het amendement over het onderzoek naar de podia en de zalen. Op zich staat dat punt al in het coalitieakkoord. Wij hebben er wel wat moeite mee dat het aspect van de spoorzone er nu in staat. Wij hebben als raad een bestemmingsplan aangenomen waar die bestemming niet in staat. Als je dat naderhand wilt, kun je alles wel weer wijzigen, maar soms denk ik: als wij iets besloten hebben, moeten wij dat maar even zo laten. Het onderzoek vind ik op zich interessant, maar ik heb dus wat moeite met het feit dat ook de spoorzone daarbij wordt betrokken, laat staan hoe wij dat gaan betalen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is particulier initiatief; een zalencomplex hoeven wij niet per se te betalen.

 

De heer DAMEN (PvdA): Wilt u dat even herhalen? Ik verstond u niet goed.

 

De VOORZITTER: Gaat u verder.

 

De heer DAMEN (PvdA): De nieuwe motie van D66 over de bibliotheek vind ik lastig en ook enigszins overbodig, want wij krijgen gewoon die discussie met elkaar. Volgens mij kunnen wij die discussie in de volle breedte voeren, waarbij wij dus ook kunnen nadenken over de bedragen die met steden te maken hebben. Tegelijkertijd is het lastig, want je kunt bijvoorbeeld ook kijken naar de bijdrage per lid. Ik zie daar dus niet zoveel in.

 

De heer VOKURKA (D66): Bij de discussie over het DOK heb ik de heer Damen een vurig betoog horen houden over alles wat met het DOK te maken heeft. Het enige wat de motie vraagt, is inzicht in de relatie tussen doelstellingen en bijdrage per inwoner. Volgens mij hebt u die doelstellingen zelfs nog via een audit afgedwongen. Dat was uw voorstel en dat was prima. In Delft is de bijdrage per inwoner gewoon laag. Dat zijn gewoon de cijfers. Ik snap uw probleem dus niet.

 

De heer DAMEN (PvdA): Ik snap uw probleem niet, want volgens mij hebben wij al een toezegging gekregen in de vorm van een discussie die wij met de wethouder daarover zullen aangaan. Ik vind de motie dus overbodig.

 

De heer VOKURKA (D66): Dan wacht ik de reactie van de wethouder even af. Als zij dat nu toezegt, kan ik de motie intrekken.

 

De VOORZITTER: Is de motie ingetrokken?

 

De heer VOKURKA (D66): Nee, ik wil eerst de wethouder daarover horen.

 

De VOORZITTER: Ik dacht dat u mij blij wilde maken. De heer Damen gaat verder.

 

De heer DAMEN (PvdA): In het kader van het door de heer Vokurka aangehaalde vurige betoog over het DOK vraag ik de wethouder hoe het zit met de financiële consequenties voor het DOK in 2007. Wij gaan die discussie met elkaar aan, maar die zal voor 2008 en later gelden. Ik ben benieuwd of het college in de programmabegroting nu mogelijkheden heeft opgenomen om te bekijken wat wij met een eventueel tekort in 2007 doen. Wij weten immers allemaal dat dat in de lucht hangt. Volgens mij wordt dat in de begroting niet expliciet genoemd; anders laat ik mij dat graag nog eventjes voorlezen.

 

Het op één dag in de week gratis openstellen van de gemeentemusea lijkt ons overbodig. Volgens mij kun je als Delftenaar korting krijgen via de Delftpas. Eerlijk gezegd denk ik dat dit alleen zin heeft als je dat stadsoverschrijdend gaat doen om mensen van buiten naar Delft te krijgen, want volgens mij gaan Delftenaren die naar het museum willen, toch al.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Het is ook de bedoeling van het door ons gevraagde onderzoek om dit stadsoverschrijdend aan te pakken, dus niet alleen voor de Delftenaren. Daarbij gaat het juist om de eventuele aantrekkende werking die dit zou kunnen hebben.

 

De heer DAMEN (PvdA): Misschien moet ik in dat kader dan zeggen dat ik het nu een heel moeilijke kwestie zou vinden om dat te doen. Ik heb zojuist gehoord dat de CDA-fractie een motie heeft ingediend over het toerisme in Delft. Die wacht ik dan even af, want ik kan mij voorstellen dat dit daarvan een onderdeel kan zijn op een later moment. Ik denk dus dat ik dit niet zal steunen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Het is een afgeleide van een eigen voorstel van uw partij in een ander gremium, dat ik hier niet meer zal noemen.

 

De heer DAMEN (PvdA): Nee, de heer Damen gaat verder. Mijnheer Damen, laat u niet afleiden. Doorgaan!

 

De heer DAMEN (PvdA): U hebt gelijk.

 

De motie over het WAD is lastig. Ook wij dragen het WAD een warm hart toe, maar wij vinden het moeilijk om daar een soort uitzonderingssituatie voor te maken. Wij zouden dit dus graag zien in het kader van de komende discussie over het subsidie- en cultuurbeleid. Dan kunnen wij wellicht een middel vinden waarmee wij dit soort instituten op een semi-structurele manier of op basis van prestatieafspraken kunnen steunen. Op dat punt wacht ik de reactie van de wethouder dus even af. Omwille van de tijd laat ik het hierbij.

 

De VOORZITTER: De heer Bot zal nog even reageren op de interventie van de heer Stoop en dan krijgt de heer Riphagen als themabespreker het laatste woord.

 

De heer BOT (GroenLinks): Het ging over World Art Delft. De heer Stoop heeft terecht gerefereerd aan de afspraak die daar in februari is gemaakt. De VVD en GroenLinks zijn ook bij World Art Delft geweest om te bespreken hoe wij dat verder zouden kunnen aanpakken. Daar is een subsidieaanvraag aan de gemeente Delft uit voortgekomen. Die is niet meteen gehonoreerd. Zoals het college ook zegt, worden op dit moment gesprekken gevoerd. Wij vonden het niet op onze weg liggen om heel uitgebreid ambtelijk voorwerk te doen. De gemeente heeft haar eigen ambtenaren om dit soort beleid verder voor te bereiden. De fracties hebben dus gemeend dat zij dit verder niet zelf moeten oppakken. Wij willen de raad vanavond echter wel vragen om daar een kaderstellende uitspraak over te doen. Het is aan alle fracties om te bepalen of zij die uitspraak willen steunen.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Mijnheer Bot, er staat letterlijk …

 

De VOORZITTER: Nee, wij gaan niet meer interrumperen. Anders komen wij er echt niet doorheen. U hebt een antwoord gekregen. U mag één zin zeggen.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Er is wel degelijk afgesproken dat de politiek een inbreng zou hebben en erbij betrokken zou worden. Ik heb dus liever dat die motie wordt ingetrokken.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik heb het volgens mij goed uitgelegd. Tussen februari en nu heeft de heer Stoop mij daar geen seconde naar gevraagd.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): U bent daar niet mee gekomen! Het zou uw initiatief zijn.

 

De VOORZITTER: Het woord is tot slot aan de heer Riphagen.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Mevrouw Steffen krijgt nog een antwoord van mij over het in gebruik nemen van leegstaande panden voor kunstenaars. Dat wordt ook wel “antikraak” genoemd en dat werkt voor tijdelijke leegstand erg goed. Dat hebben wij bijvoorbeeld bij de TU en het De Vries van Heijst-plantsoen kunnen zien, ook ten tijde van de Mooi Weer Spelen. Wij hebben het nu ook kunnen zien bij de Poptahof. Wij zijn daar een groot voorstander van. Als mevrouw Steffen dat niet is, verschillen wij van mening.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat vind ik prima, maar daarnaast moeten wij ook gewoon woningen met een atelierruimte voor kunstenaars bouwen.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Dat ben ik helemaal met u eens.

 

Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik merk aan de discussie in de raad dat cultuur een levend thema is, dat er veel betrokkenheid is en dat er veel steun is voor cultuur. Er zijn ook veel moties en amendementen ingediend over cultuur. Het is zo breed dat wij volgend jaar keuzes zullen moeten maken, dat wij een visie moeten ontwikkelen op cultuur- en evenementengebied en ook op toeristisch gebied of “city marketing”-gebied en dat wij dat moeten integreren. Ik heb net van mevrouw Junius een prachtig plaatje gekregen van “Edinburgh aan de Schie” of “Avignon aan de Vliet”, om maar even twee verschillende stromen te noemen die door Delft lopen. Ik voel mij geïnspireerd en ik pluk drie onderdelen uit de dingen die zojuist genoemd zijn, inclusief de moties die daaronder vallen en die ook vroegen om een reactie. Het eerste punt is de ruimte voor initiatieven en ontwikkeling. Daar was in de raad heel veel steun voor en dat krijgt ook zeker mijn steun. Het is in deze stad belangrijk dat de gemeente faciliteert. Dat is een paar keer genoemd en dat is ook gemeentelijk beleid; het is ook zeker mijn beleid. Het is van belang dat de gemeente de cultuur in de gemeente faciliteert en niet oplegt. Niet de gemeente moet gaan bedenken wat er moet gebeuren; de stad moet bedenken wat zij wil dat er gebeurt. In het kader van ontwikkeling zie ik ook zeker ruimte voor amateurkunst in Delft, waarover vanavond een paar keer is gesproken. De gemeente ondersteunt dat ook zeer. Ik noem daarbij het voorbeeld van Lijm & Cultuur, bij uitstek een gebied dat in ontwikkeling is. Ik denk dat het nog een paar jaar gaat duren voordat het ontwikkeld is.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is niet wat wij bedoelen.

 

De VOORZITTER: Laat de wethouder even haar betoog afmaken.

 

Wethouder MERKX: Ik reageer straks op wat mevrouw Steffen wel heeft bedoeld.

 

De VOORZITTER: Wethouder, gaat u verder. U moet het wel bondig houden.

 

Wethouder MERKX: Ik houd het bondiger. Lijm & Cultuur is een prachtig initiatief voor de amateurkunst en is een mooi verzamelterrein voor onder andere amateurkunst en voor professioneel gebruik van de podia en de ruimte die daar zijn.

 

In het kader van de ruimte voor initiatieven en ontwikkeling moet ook nog iets gezegd worden over de creatieve antikraak. Dat is iets wat ik zeker ondersteun als wethouder. Ik ga er ook mijn best voor doen om leegstaande panden niet alleen op lange en langere termijn te kunnen gebruiken als Bacinol II, III, IV en V, maar misschien ook om daar een creatieve antikraak in te zetten. Dat is in andere gemeenten productief gebleken en dat dragen wij ook zeker een warm hart toe.

 

De Sigarenfabriek valt hier ook onder. Wij dragen de Sigarenfabriek een warm hart toe. Ik heb dan ook geen bezwaar tegen het aannemen van de motie. Momenteel lopen wij aan tegen de extra financiële steun die daar potentieel in zit, maar dat neemt niet weg dat ik de motie wel degelijk ondersteun en van harte bereid ben om mijn uiterste best te doen om dit prachtige initiatief te steunen.

 

Mijn tweede punt is cultuur en kunst voor de stad en daarbuiten. Ik heb gehoord dat de Delftenaren voldoende kunst hebben, maar ook dat zij misschien meer kunst zouden moeten krijgen en dat dat ook geldt voor mensen die van buiten naar Delft komen en die hier de Mooi Weer Spelen of het Delft Chamber Music Festival komen bezoeken of zouden moeten komen bezoeken. Daaronder vallen wat mij betreft ook de moties over het DOK. De D66-fractie heeft daarover een nieuwe motie ingediend. Ik kan nu al toezeggen dat die motie meegenomen zal worden. Misschien kan de heer Vokurka de motie dus intrekken; ik hoorde zojuist dat hij dat dan wilde gaan doen.

 

Wat de motie over het gratis museumbezoek betreft: zoals al in de reactie van het college staat, heb ik geen bezwaar tegen het aannemen van die motie. Ik omarm die motie zelfs. Ook de gemeentemusea zien daar iets in en vinden het ontzettend leuk om daar iets mee te gaan doen. Ik zeg ook dat het om een onderzoek gaat en dat er geen dekking voor is. Wij komen hier waarschijnlijk op terug in de commissie.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Mag ik toch een vraag stellen over de toezegging, die ik niet helemaal begrijp?

 

De VOORZITTER: Heel kort dan.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Komt er nu een onderzoek en gaan wij de resultaten daarvan bespreken in de commissie? Of wacht u af totdat er een onderzoek uit de lucht vallen of zoiets? Ik begrijp het niet helemaal.

 

Wethouder MERKX: Mijn toezegging is: als de raad de motie aanneemt, komt er een onderzoek en als naar aanleiding van dat onderzoek financiële dekking nodig is, kom ik daar zeker op terug. Als uit het onderzoek blijkt dat wij dit gewoon kunnen doen zonder dat dat problemen oplevert, zal ik dat zeker melden in de commissie.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Ik hoorde de wethouder heel enthousiast zeggen dat zij het idee omarmt. Waarom kan zij dan niet gewoon toezeggen dat zij dat onderzoek gaat uitvoeren?

 

Wethouder MERKX: Volgens mij heb ik dat toegezegd.

 

De volgende motie is de motie over het museum Paul Tétar van Elven. Het aannemen van die motie is ontraden, maar ik zeg toe dat ik er met dat museum alle energie in wil steken om tot een oplossing te komen. Dat doen wij echter op een manier waarop wij dat kúnnen doen. Omdat het geen gemeentemuseum betreft, zullen wij net als bij elke andere culturele instelling ons best doen om tot een oplossing te komen. Ik verwacht ook dat wij daaruit zullen komen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan kunt u de motie toch gewoon overnemen?

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Bedoelt de wethouder dat in termen van het beschikbaar stellen van financiële middelen?

 

Wethouder MERKX: Nee, ik bedoel dat in termen van zoeken naar een oplossing. Dat meen ik zoals ik het zeg. Ik ben dus bereid om te zoeken naar een oplossing, maar ik heb daar geen financiële dekking voor.

 

De volgende motie waarover ik iets wil zeggen, is de motie over World Art Delft. Er zijn verschillende ideeën over hoe wij daar in de toekomst wel of niet mee moeten omgaan. Er is gevraagd of wij bij de cultuurvisie niet moeten gaan kijken naar een mogelijke structurelere projectmatige ondersteuning van bepaalde instellingen in Delft. Ik denk zeker dat wij dat moeten gaan doen, dat de cultuurvisie een van de grote discussiedocumenten is die er het komende jaar op cultuurgebied gaan komen en dat dit soort dingen daarin meegenomen gaat worden. Dat wil ik ook zeker toezeggen. Ik ontraad wel de aanneming van de motie, want wij voeren hierover momenteel nog een gesprek met World Art Delft. Daar wil ik momenteel nog geen voorschot op nemen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik neem aan dat het bij de cultuurvisie zal gaan om de vraag met welk soort instellingen u meerjarige prestatieafspraken wilt maken en niet zozeer om de vraag met welke instellingen precies. Dat laatste hoort immers niet in zo’n visiedocument thuis.

 

De heer VOKURKA (D66): Nog even terugkomend op het DOK: als de wethouder exact toezegt wat er in de motie staat, trek ik haar in en maak ik de voorzitter ook blij, want dan is er weer een motie minder. De wethouder blijft daar echter een beetje vaag over.

 

Wethouder MERKX: Ik reageer eerst op de vraag van de heer Bot wat er in de cultuurvisie komt en wat niet. Ik denk dat de visie vormgegeven zal worden als een visie en dat hij erop kan vertrouwen dat de juiste verwoordingen gebruikt zullen worden, zoals hij zojuist aangaf.

 

In reactie op de opmerking van de heer Vokurka: moet ik voorlezen wat er in de motie staat, zodat hij gelooft dat ik haar zal meenemen? Of gelooft hij mij als ik dat gewoon toezeg, zoals ik zojuist al heb gedaan?

 

De heer VOKURKA (D66): Ik wacht nog even met intrekken; dit moet ik even op mij laten inwerken.

 

Wethouder MERKX: Ik hoor graag binnenkort iets van de heer Vokurka.

 

Het laatste onderwerp waarover ik iets wil zeggen, is de fysieke ruimte voor cultuur. Dat onderwerp is op verschillende manieren teruggekomen. Wederom is gesproken over ruimte voor culturele en creatieve initiatieven, zoals Bacinol, Lijm & Cultuur en misschien ook creatieve antikraak. Er zijn twee moties en een amendement ingediend over een onderzoek naar podia in Delft. Volgens mij is een van die moties, namelijk die van de fractie van Stadsbelangen, al ingetrokken. Ik heb niet meegekregen of ook mevrouw Steffen haar motie intrekt als die motie wordt geïntegreerd in het amendement.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Nog niet.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Als ik tegen u heb gezegd dat ik de motie intrek, wil ik nog wel voorlezen dat ik haar intrek, maar gelooft u mij op mijn blauwe ogen als ik dat zeg?

 

De VOORZITTER: Ik heb zojuist al geconstateerd dat die motie is ingetrokken.

 

Wethouder MERKX: Ik ben erg geneigd om de heer Meuleman op zijn blauwe ogen te geloven.

 

De VOORZITTER: Nee, de voorzitter heeft dat al geconstateerd.

 

De heer BOT (GroenLinks): Toen er nog een Stadsbelangen-wethouder voor Cultuur was, kon niet iedereen op zijn blauwe ogen geloofd worden.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Die had ook geen blauwe ogen.

 

Wethouder MERKX: Ik gelukkig ook niet.

 

Tot slot het onderzoek naar de podia, dat zojuist wat breder is getrokken. Ik ben, zoals gezegd, bereid om dat onderzoek uit te voeren. Ik vind dat een zeer sympathiek onderzoek en een sympathiek amendement. Wij hebben geen voorkeur voor het dekkingsvoorstel, hoewel het formeel wel zo zou kunnen. Wij vinden dat onverstandig. Vandaar het advies bij dat amendement, omdat wij behoedzaam met het overschot willen omgaan.

 

De heer BOT (GroenLinks): Dat snap ik; daar heb ik u ook naar gevraagd. Als u het onderzoek toch wilt uitvoeren, in tegenstelling tot wat er in de programmabegroting staat, welke dekking heeft het college daar dan voor? Of zegt u: ik ga daar een oplossing voor vinden, maar ik doe het in 2007?

 

Wethouder MERKX: Ik ben bereid om dat onderzoek uit te voeren in 2007.

 

Ik voeg nog een punt toe, een nieuw idee dat in deze themabespreking ter sprake kwam, namelijk de motie van de CDA-fractie over de toeristische economie. Ik zeg toe dat er in het komend jaar – waarschijnlijk al sneller in de vorm van een bestedingsvoorstel – een discussienota komt over city marketing. Als de CDA-fractie de woorden “toeristische economie” zou kunnen vervangen door “city marketing”, kan ik volledig achter deze motie gaan staan; dat kan ik bij dezen alvast toezeggen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Er is enige verwarring ontstaan bij de SP-fractie en ook bij de VVD-fractie. Volgens mij heeft de wethouder nu toegezegd dat zij het onderzoek naar gratis musea gaat uitvoeren.

 

Wethouder MERKX: Ja.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Dan maak ik ook de voorzitter blij, want dan trek ik die motie in. Als de wethouder de motie uitvoert, hoef ik haar niet in te dienen. Ik wil echter eerst van de wethouder horen of ik haar goed heb begrepen.

 

De VOORZITTER: Zij zei zojuist “ja”.

 

Wethouder MERKX: Mevrouw Dekker, u kunt die motie intrekken. U hoeft mij niet te geloven op mijn blauwe ogen. Ik zal het doen.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M10-7 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Mevrouw JUNIUS (CDA): Naar aanleiding van de toezegging trek ik ook onze motie in.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M10-17 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Wij wachten op de heer Vokurka, maar die doet nog niets.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb de wethouder iets horen roepen over de amateurkunstbeoefening, waarbij zij verwees naar Lijm & Cultuur, maar ik heb in mijn eerste termijn duidelijk aangegeven dat Lijm & Cultuur op dat punt slechts deels een oplossing kan bieden. De amateurkunstbeoefening heeft immers een groot probleem op het punt van ruimte et cetera. Ik denk dat de wethouder er in haar antwoord te makkelijk van uitgaat dat Lijm & Cultuur de oplossing is voor alles. Er is in Delft al jarenlang een heel groot probleem op het punt van de amateurkunstbeoefening. Er moet veel meer gedaan worden dan de wethouder nu aangeeft.

 

Over het museum Paul Tétar van Elven heb ik de wethouder horen zeggen dat zij bereid is om mee te werken aan een oplossing. Dat is nou precies wat de motie vraagt, maar de wethouder ontraadt het aannemen van die motie. Daar begrijp ik niets van.

 

Wethouder MERKX: De motie geeft het college de opdracht om te komen tot een oplossing. Ik heb zojuist toegezegd dat ik wil helpen met en steun wil geven aan het zoeken naar een oplossing. Dat is niet dezelfde verwoording. Vandaar dat de aanneming van de motie ontraden wordt. Wat uw eerste opmerking betreft: u vraagt om ruimte voor de amateurkunst in Delft. Ik denk dat de stad en de raad doordrenkt zijn van het besef dat in Delft meer ruimte nodig is voor sommige creatieve uitspattingen, waaronder amateurkunst.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik maak een beetje bezwaar tegen het woord “uitspattingen” over de amateurkunst. Het is allemaal serieus bedoeld en het gaat niet zozeer om nog meer ruimte; wij moeten inventariseren waar die ruimte zit. Dat zou een soort kaartenbak kunnen zijn, maar het is ook nodig dat de verenigingen zelf ondersteuning krijgen om projecten mogelijk te maken. Misschien is daarvoor meer samenwerking nodig, maar daar kunnen wij in het kader van de cultuurvisie nog wel eens over praten.

 

Wethouder MERKX: In het verlengde van wat mevrouw Steffen zegt, stel ik voor om dit mee te nemen met de cultuurvisie en hier nu niet verder over te discussiëren.

 

De VOORZITTER: De heer Van Til heeft het woord nog niet gevoerd. Hij krijgt daarom de allerlaatste interventie.

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik wijs op het dictum van de motie over het museum Paul Tétar van Elven. Daar staat: “draagt het college op, bij de uitwerking van de cultuurvisie met het museum tot een oplossing te komen”. Ik vraag de wethouder dus om nog even goed naar de tekst te kijken en om haar advies te heroverwegen.

 

Wethouder MERKX: Mijn advies blijft hetzelfde. In de motie krijgt het college de opdracht om binnen de cultuurvisie te komen tot een oplossing. Mijn verwoording bij de eerdere beantwoording van de vraag van de heer Meuleman is dat ik wil ondersteunen en wil helpen bij het zoeken naar een oplossing. Die verwoording is anders; vandaar dat ik het aannemen van de motie ontraad.

 

De VOORZITTER: Wij kunnen gevoeglijk vaststellen dat cultuur leeft en dat er heel veel over moties en amendementen is gezegd. Dat scheelt straks in de volgende ronde, later vanavond.

 

Thema 4: Arbeidsmarkt, economische agenda en creatieve stad.

 

Mevrouw STOLKER: Voorzitter. De PvdA is de partij van kansen bieden aan mensen. Wij vinden dat op de arbeidsmarkt sommige groepen mensen minder kansen hebben dan andere groepen. In ons betoog van donderdag hebben wij de allochtone jongeren en de 45-plussers zonder betaald werk genoemd. Afgelopen zaterdag was er in Den Haag een banenmarkt. Op TV-West vertelde een jonge Marokkaanse moslima dat zij zowel onder haar eigen naam, Samira, als onder de naam Samantha gesolliciteerd had. Samantha mocht op gesprek komen, Samira niet. Helaas hoort de PvdA soortgelijke verhalen vaker en daarom wil de PvdA een voorbeeld stellen: anoniem solliciteren bij de gemeente en de aan haar verbonden organisaties. De PvdA vindt dat leeftijd, geslacht, geboorteland en naam absoluut geen rol mogen spelen bij het vinden van een baan. Als mensen gelijke kansen krijgen om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek, kunnen tijdens het persoonlijke contact eventuele angst, onbegrip en vooroordelen weggenomen worden. Minister Wijn suggereert in de Volkskrant dat anoniem solliciteren onnodig is. Scholing is belangrijker, aldus Wijn. De PvdA vindt scholing ook belangrijk; vandaar onze motie over het onderwijskansenbeleid. Wat minister Wijn echter vergeet, is dat naam en geboorteland wel degelijk uitmaken bij een sollicitatie. Cijfers tonen dat aan. Ik verwijs daarvoor naar de Volkskrant van vrijdag. Uit die cijfers blijkt dat allochtonen met diploma moeilijker aan een baan komen. Wijn en ook anderen zeggen dat andere factoren daarin doorslaggevend zijn, zoals piercings en sociale vaardigheden of eigenlijk het gebrek aan die vaardigheden. Wijn vergeet dat veel mensen het sollicitatiegesprek niet halen omdat zij bij de brievenselectie al afgewezen zijn. Zo krijgen mensen geen kans om te laten zien wat zij waard zijn. Door aan de poort mensen gelijke kansen te geven, krijgen we een beter beeld van het werkelijke probleem. Als piercings en gebrekkige sociale vaardigheden toch een probleem vormen, wordt dat met anoniem solliciteren duidelijk. Bovendien hoort de PvdA ook vaak dat mensen boven de 45 jaar niet voor een gesprek worden uitgenodigd, hoewel zij wel aan de functie-eisen voldoen. In deze regio groeit het aantal werkzoekenden boven de 45 jaar. De PvdA-fractie vindt ook dat een zorgwekkende ontwikkeling en stelt dus voor om bij sollicitaties de naam, het geslacht, de geboorteplaats en de leeftijd van sollicitanten weg te “tipp-exen”; vandaar het dekkingsvoorstel van de vorige keer. Graag nodigen wij de partijen in de raad uit om te reageren op de volgende stelling: anoniem solliciteren is een goed middel om discriminatie bij de brievenselectie uit te sluiten.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wie gebruikt die tipp-ex dan? Wie gaat dat wegtipp-exen?

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Ik neem aan: iemand bij personeelszaken, waar de brieven binnenkomen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): O, dus daar komt de brief niet-anoniem binnen en daar gaat men die gegevens wegtipp-exen.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Precies, want iemand die gesolliciteerd heeft, moet natuurlijk wel een brief terugkrijgen met de mededeling of hij wel of niet wordt uitgenodigd. Er moet dus ergens bewaard blijven wie er gesolliciteerd heeft.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): In die situatie zijn de naam, de leeftijd, het geslacht en het geboorteland toch al bekend? Wat verhelpt u daar dan mee?

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Als P&O de brieven vervolgens doorstuurt naar de afdeling, moet de brief geanonimiseerd zijn. Vervolgens kan die afdeling bepalen wie zij uitnodigt. Dat laat de afdeling weten aan P&O en die zorgt ervoor dat de mensen vervolgens op gesprek komen. Het werkt vrij eenvoudig.

 

Tot slot wil ik iets zeggen over een door ons ingediende motie die oproept tot meer stageplaatsen bij de gemeente Delft. Ook dat heeft te maken met kansen bieden aan mensen. Wij hebben die motie inmiddels aangepast omdat wij die hebben samengevoegd met die van de CDA-fractie. Ik dien nu dus een nieuwe motie in.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M8-7 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Door de fracties van de PvdA en het CDA wordt de volgende motie (M8-15) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

overwegende dat:

 

-       stageplaatsen voor mensen in opleiding of voor werkzoekenden een belangrijk middel zijn om werkervaring op te doen;

-       er een tekort aan geschikte stageplaatsen is, waardoor niet iedereen die een stageplaats nodig heeft, de nodige werkervaring kan opdoen;

-       de gemeente Delft een grote werkgever is;

-       de gemeente Delft een voorbeeldfunctie heeft op het gebied van personeelsbeleid;

 

vraagt het college, binnen de gemeentelijke organisatie in 2007 50 stageplaatsen en in 2008 60 plaatsen te realiseren en daarbij 25% van de stageplaatsen te reserveren voor meer kwetsbare groepen,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer HARPE (VVD): Voorzitter. De VVD-Delft is de partij voor alle Delftenaren die iets van hun stad willen maken. Afgelopen donderdag hebt u onze fractievoorzitter luid en duidelijk horen vertellen hoe wij daar als fractie invulling aan gaan geven. Vorige week maar ook weer vanavond is veel gesproken over de aanwending en herverdeling van middelen. Veel minder is er gezegd over de bron die dit mogelijk maakt. Daar wil ik het nu graag even over hebben. Wethouder Bolten zei het al: ik kan er geen geld bij maken! Daar heeft zij groot gelijk in. Daar zorgt uiteindelijk vooral het bedrijfsleven voor door het direct en indirect afdragen van belastingen, maar ook door het bieden van arbeidsplaatsen, waardoor mensen in staat zijn om een inkomen te vergaren, te consumeren en uiteindelijk ook weer belasting te betalen. Delft moet dan ook een stad zijn waar bedrijven zich graag vestigen en waar zittende bedrijven voor geen goud willen vertrekken. Wij zijn blij met de tot nu toe getoonde inspanningen van het college, maar zijn van mening dat er toch een tandje bij moet. Vrij naar een bekend liberaal zou ik willen zeggen: het karwei begint nu pas echt! Ook andere nationale en internationale partijen zitten niet stil en proberen een deel van de koek tot zich te nemen. Willen wij voorkomen dat Delft op termijn transformeert in een rusthuis aan de Schie, dan zullen de ambities snel moeten worden omgezet in concrete daden. Onder de noemer “Delft durft!” noem ik graag een paar punten.

 

De heer VOKURKA (D66): Mag ik de heer Harpe een vraag stellen?

 

De VOORZITTER: Nee, bewaart u die maar voor het debat.

 

De heer VOKURKA (D66): De heer Harpe heeft blijkbaar op onze site gekeken.

 

De VOORZITTER: Nee, mijnheer Vokurka.

 

De heer HARPE (VVD): Mijnheer Vokurka, u mag helaas niet interrumperen. Houd uw kruit droog, want het wordt nog erger!

 

De heer VOKURKA (D66): Dan wordt het straks nog leuker, mijnheer Harpe.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Harpe, wij gaan langzaam naar een hoogtepunt.

 

De heer HARPE (VVD): Het ingerichte loket voor ondernemers is een goede start, maar wij zien en horen er nog niet veel van. Ook op de gemeentelijke website druipt de ambitie er nog niet echt van af. Snel optuigen en operationaliseren is ons devies.

 

Wij steunen het streven van het college naar vermindering van de regel- en lastendruk. Onze motie over de toeristenbelasting is hiervan een voorbeeld, maar laten wij dat dan ook echt doen: kritisch blijven kijken naar regels en belastingen die veel administratieve rompslomp met zich meebrengen en relatief weinig opleveren en reeds aangenomen moties hierover ook daadwerkelijk uitvoeren.

 

in Delft praten wij veel over technologische en creatieve broedplaatsen, maar de VVD-fractie wil andere branches niet in de kou laten staan. Wij vinden dat ook niet-technologische bedrijven een faire start verdienen. In dat kader steunen wij graag de motie van de fractie van STIP hierover. Als het broeden eenmaal heeft geleid tot een levensvatbaar product, komt de fase van doorstarten aan de orde. Ook hier zien wij kansen voor de gemeente om samen met partners in faciliterende zin een bijdrage te leveren aan het ondernemingsklimaat. Voorkomen moet worden dat na de opstart bedrijven uit hun jasje groeien, niet meer in Delft terecht kunnen en vervolgens buiten Delft echt groot groeien.

 

Ik wil ook een lans breken voor het verder aanhalen van de contacten met zittende bedrijven en instellingen. De neiging bestaat om vooral buiten Delft, ja zelfs buiten Europa te kijken naar nieuwe kansen, maar onze bestaande ondernemers, groot en klein, verdienen minimaal evenveel aandacht. Periodiek contact met hen voorkomt verrassingen en maakt anticiperend economisch beleid mogelijk.

 

Bacinol, de Sigarenfabriek en Yes!Delft zijn tijdens de algemene beschouwingen door diverse fracties genoemd, maar waarom hoor ik geen namen zoals Philips, Akzo Nobel, Shell en Unilever door de zaal klinken? Delft durft, weet u nog? Met de verdere invulling en concretisering van het begrip “Delft Kennisstad” moeten wij toch in staat zijn om ook bedrijven van dat kaliber naar de stad te halen? Ik vraag de dames en heren ondernemers dan ook: waarom naar Rotterdam of naar Den Haag? Kom naar Delft, dat scheelt je de helft!

 

Delft: historische stad van de toekomst. Een stad met veel potentie, waar volgens de VVD nog veel meer uitgehaald kan worden. Dat vraagt om duidelijke keuzes, gericht beleid en investeringen, bijvoorbeeld in de kwaliteit van het ambtelijk apparaat om werkelijk snel en daadkrachtig inhoud te kunnen geven aan de ambities. Dat kost geld, maar levert per saldo meer op. De kost gaat voor de baat uit; elke ondernemer zal dat beamen.

 

Zoals het college zelf al stelt: Delft zal haar ambities moeten waarmaken in een regionale en landelijke context. Ook dat biedt weer kansen. Onze droom is: Delft Kennisstad als de hoofdstad van de nieuwe Randstadprovincie. Kortom: Delft durft! Toch?

 

De VOORZITTER: De VOC komt weer terug!

 

De heer VOKURKA (D66): Mijnheer Harpe, u zit vanavond in een trant van “beter goed gejat dan slecht verzonnen”.

 

De heer HARPE (VVD): Vertelt u eens?

 

De heer VOKURKA (D66): Nou, met dat “toch” en ook met “Delft durft”. Ik zie dat ook andere liberalen op onze website kijken en ik zie de VVD-fractie opschuiven. Dat doet mij deugd.

 

De heer HARPE (VVD): “Delft durft” was vroeger al van de VVD.

 

De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, het CDA, de PvdA en de ChristenUnie/SGP wordt de volgende motie (M14-3) ingediend:

 

De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

constaterende dat het college streeft naar een vermindering van de lasten- en regeldruk;

 

overwegende dat:

 

-        het heffen van toeristenbelasting niet past bij het streven om meer toeristen naar Delft te trekken;

-        toeristenbelasting een voorbeeld is van lasten- en regeldruk;

-        de toeristenbelasting één bedrijfstak belast met een belasting op haar product (overnachting);

 

draagt het college van burgemeester en wethouders op om op korte termijn inzicht te geven in:

 

  1. de kosten en opbrengsten van inning van de toeristenbelasting;
  2. de besteding van de opbrengsten, zowel via het toerismefonds als daarbuiten;
  3. de mogelijkheden om het bedrag aan opbrengsten op andere wijze dan via de toeristenbelasting structureel vrij te maken;
  4. de mogelijkheden om de huidige wijze van inning te vereenvoudigen,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij een heel kort debat voeren, met korte interventies.

 

De heer GULDEMOND (STIP): Voorzitter. Ik heb een korte reactie op wat de heer Vokurka zojuist zei, want volgens mij heeft ook hij heel goed op andere websites gekeken. Het is niet voor niets dat hij met een motie over Studenten Techniek Innovatie Prijs komt. Ik denk dus dat zijn verwijt onterecht is.

 

De heer VOKURKA (D66): Ik heb ook gezegd dat ik had verwacht dat u zo’n motie eerder had ingediend. Uw fractie is groter, maar kwam helaas niet met dat voorstel. Toen kon ik geen kant meer op.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik kan u meedelen dat datgene wat in de nieuwe door mijn collega Stolker ingediende motie M8-15 staat, onze steun heeft. Dat betekent dat wij onze motie M8-2 intrekken.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M8-2 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Mevrouw Stolker daagde mij ook uit om namens mijn fractie mijn mening te geven over het voorstel inzake anoniem solliciteren. Wij kijken toch naar het verhaal van de minister van Economische Zaken, die een onderzoek heeft laten uitvoeren door de Universiteit van Amsterdam. Daaruit blijkt dat opleiding en werkervaring veel belangrijker zijn. Natuurlijk komt het wel eens voor, maar etniciteit speelt een heel beperkte rol. Wij vinden dat met een groot kanon op een mug wordt geschoten. Wij zijn daar dus niet voor.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks sluit zich aan bij de laatste opmerking van de heer Van Doeveren: ook wij zien niets in het PvdA-voorstel voor anoniem solliciteren, niet omdat wij denken dat er geen racisme en discriminatie op de arbeidsmarkt bestaan – die bestaan wel – maar omdat wij denken dat dit middel niet de beste oplossing daarvoor is. Wij denken ook niet dat dat probleem bij de gemeente Delft werkelijk actueel is. Wat werkelijk de kansen van buitenlandse mensen op de arbeidsmarkt belemmert, is vooral de gebrekkige beheersing van het Nederlands. Dat voorkom je niet met een sollicitatiebrief waarop de naam onleesbaar is gemaakt.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Dat is helemaal niet waar.

 

De heer BOT (GroenLinks): Heel veel deskundigen hebben dat benadrukt, ook in hun reacties op het laatste onderzoek. Daarnaast speelt ook de houding tijdens de sollicitatiegesprekken een grote rol. Ook het ingericht zijn van organisaties op diversiteit is een belangrijke factor.

 

De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Kent u dezelfde onderzoeken als de heer Wijn?

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik lees niet alle onderzoeken die verschijnen. Ik heb geen oordeel over de mening van de heer Wijn. Ik heb wel het onderzoek gelezen dat vorige week bekend werd. Daar had ik mijn vraagtekens bij. Wij hebben uw voorstel besproken en worden gewoon niet warm van het voorstel om dit in Delft toe te passen. Wij zien er niets in en wij denken dat het helemaal niets oplost.

 

De heer Harpe sneed het punt aan van “Delft durft”. Wij zijn blij dat het college geen bezwaar maakt tegen ons voorstel om van de 800 nieuwe banen die het college jaarlijks wil realiseren, 25% te reserveren voor Delftse werklozen. Dat zet namelijk wel zoden aan de dijk. Het valt ons tegen dat de Delftse ondernemers die zo durven, meteen op hun achterste poten stonden toen een soortgelijk voorstel bij “social return” aan de orde kwam. Als die ondernemers hun sociale hart inderdaad op de goede plaats hebben, zouden wij graag zien dat zij ook dit soort vormen van sociale innovatie van harte steunen.

 

De heer HARPE (VVD): Mag ik daar even op reageren?

 

De VOORZITTER: Laat de heer Bot eerst zijn betoog afmaken.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik had nog één punt, namelijk het amendement van de SP-fractie over de bezoekvrouwen. Dat amendement vinden wij bijzonder sympathiek, maar wij denken dat die bal eigenlijk op het bordje van de BWD en niet op het bordje van de gemeente ligt.

 

De VOORZITTER: Nu eerst mevrouw Dekker. Mijnheer Harpe, houd uw punt vast; u zit in de slotronde.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik begin met de opmerking van de heer Bot over ons amendement. De bal ligt niet bij de BWD, maar bij de gemeente. Zij heeft immers besloten dat het een doorstroom-/opstap-/reïntegratiebaan moet zijn, terwijl deze vrouwen de afgelopen jaren een netwerk hebben opgebouwd. Zij hebben goed werk verricht. Door deze vrouwen nu te dwingen te solliciteren en andere vrouwen dus deze functie te laten vervullen, doe je dat hele netwerk en al die energie teniet. Daarom willen wij graag dat deze vrouwen in vaste dienst komen, want zij doen fantastisch werk. Als er eventueel andere vrouwen naast lopen om te leren, is dat prima, maar wij vinden dit werk zo belangrijk dat dit een vaste plek moet krijgen in Delft.

 

Ik heb een paar vragen waarop anderen maar moeten reageren, allereerst over de motie van de fractie van GroenLinks over arbeidsplaatsen. De heer Bot zei zojuist dat 25% van de 800 nieuw te realiseren banen gereserveerd moet worden voor Delftse werklozen, maar in de motie staat dat 25% de doelstelling is. Ik mag hopen dat daarmee wordt bedoeld “minimaal 25%”.

 

De heer BOT (GroenLinks): Ja.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Stel je immers voor dat er meer banen zijn; mag dat dan niet? Dat lijkt mij toch vervelend.

 

De heer Harpe doet net alsof de VVD het woord “karwei” heeft uitgevonden. Volgens mij zei ene Ruud Lubbers: “Laat mij mijn karwei afmaken”. Daar was dit een aardige persiflage op. Laten wij alleen hopen dat de VVD het karwei niet mag afmaken.

 

De VOORZITTER: Dat is dan ook weer uitgesproken. Mijnheer De Wit!

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja, ik ben wakker. Wij vinden dat het voorstel van de PvdA-fractie voor anoniem solliciteren geen recht doet aan de werkelijkheid. Als iemand anoniem solliciteert, krijgt hij uiteindelijk toch een gesprek. In dat gesprek kun je zien wie die persoon is en wat zijn leeftijd is. Het gaat dus om een soort “doen alsof”. In Delft streven wij ernaar dat het ambtenarenapparaat een beetje een afspiegeling is van de samenstelling van de Delftse bevolking. Dat betekent natuurlijk ook dat het aandeel van de vrouwen in het ambtenarenapparaat moet worden verhoogd, want er is een ondervertegenwoordiging van vrouwen. Misschien zou je daar dan ook het woord “allochtoon” voor in de plaats kunnen zetten. In zekere zin hebben wij in Delft dus al een heel sociaal beleid. Nu stelt de PvdA-fractie voor om dat af te schaffen. Wij begrijpen daar helemaal niets van.

 

De VOORZITTER: Mevrouw Stolker zal dat straks uitleggen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. De PvdA-fractie heeft gevraagd wat de andere fracties vinden van anoniem solliciteren. Vanwege de al door de heer Bot aangegeven argumentatie zien ook wij het voorstel van de PvdA-fractie niet zitten. Wij hebben ook de proef op de som genomen. Wij hebben zojuist de motie van de PvdA gekregen. Ik heb met Tipp-ex “PvdA” verwijderd, maar als ik naar de achterkant kijk, zie ik nog steeds “PvdA” staan. Om die reden zullen wij dat voorstel niet steunen.

 

De VOORZITTER: Voor het betere plak- en knipwerk moet je toch bij Meuleman wezen.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook mijn fractie kan zich in grote lijnen aansluiten bij de woorden van de heer Bot. Wij vinden dat anoniem solliciteren uiteindelijk niets oplost. Ik denk dat wij het probleem moeten aanpakken door alle mensen in Nederland gelijke kansen te geven, door goed onderwijs te geven en door mensen op basis van hun kwaliteiten aan te nemen. Het voorstel van de PvdA-fractie is symptoombestrijding.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. Ik heb van heel veel fracties geen reactie gekregen. Dat vind ik, om te beginnen, al heel teleurstellend, maar ik wil even reageren op de reacties die ik wel heb gekregen. De fracties van GroenLinks en D66 zeggen dat dit middel niet de beste oplossing is. Ik wil ook absoluut niet suggereren dat dit de beste oplossing is. Misschien is de beste oplossing dat iedereen zijn naam kan wijzigen als die naam hem in de weg staat, maar ook dat lost niets op. Ik denk echter wel dat ons voorstel op dit moment de enige oplossing is. Daarom vraag ik die fracties toch om dit te steunen. Met deze motie komen heel veel mensen immers toch een stuk verder.

 

Ik ben het overigens wel eens met de heer Bot – en met de fracties van Leefbaar Delft en Stadsbelangen – dat er geen sprake is van discriminatie bij de gemeente Delft. Ik heb dat ook niet gezegd, maar dat werd wel gesuggereerd. Dat wil ik dus even rechtzetten. Het gaat mij er vooral om dat de gemeente Delft op dit punt een voorbeeldrol kan vervullen. Als dat dan goed bevalt, hoop ik dat ondernemers dit overnemen en ook zo gaan werken. Het biedt immers echt extra kansen aan mensen. Dat is in Frankrijk bewezen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Ik vind het heel vervelend dat mevrouw Stolker teleurgesteld is omdat ik niet gereageerd heb. Dat was absoluut niet expres; bij dezen dus mijn excuses. Wij zullen het voorstel niet steunen, omdat wij denken dat het niets oplost.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Wij denken dat het wel degelijk iets oplost. De heren Meuleman en De Wit zeggen: als iemand vervolgens op een sollicitatiegesprek komt, is er nog steeds sprake van discriminatie.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik begrijp wel dat het moeilijk is om zo’n discussie te volgen, maar volgens mij heb ik daar helemaal niets over gezegd.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Volgens mij sloot u zich aan bij de fractie van Leefbaar Delft en die zei zoiets.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik ben geen lid van Leefbaar Delft. U moet mij dus niet iets in de schoenen schuiven wat ik niet gezegd heb.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Oké, dan heeft alleen Leefbaar Delft dat gezegd. Ik veronderstelde dat u zich aansloot bij de heer De Wit, maar dat was dus niet het geval. De heer De Wit zei dat die mensen, wanneer zij vervolgens bij een sollicitatiegesprek komen, alsnog worden gediscrimineerd. Ik denk juist dat mensen, als zij de kans krijgen om op een gesprek te komen, kunnen laten zien welke kwaliteiten zij in huis hebben en dat dat niets te maken heeft met hun achternaam, maar gewoon met wie zij zijn en met wat zij kunnen. Daarom wil ik juist dat deze motie wordt aangenomen, zodat mensen eindelijk de kans krijgen om in een gesprek te laten zien wat zij waard zijn.

 

Tot slot een reactie in de richting van de CDA-fractie. Zij heeft het onderzoek van Wijn kennelijk bestudeerd. Dat heb ik ook gedaan. In dat onderzoek is aan werkgevers gevraagd of zij bij een sollicitatie of bij het selecteren van brieven discrimineren. Dat vind ik net zoiets als aan een slager vragen of hij goed vlees heeft.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Het is jammer dat wij hier niet even een rollenspelletje kunnen doen, want ik had wel eens willen zien hoe iemand anoniem gaat solliciteren. Ik zie dat niet.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Het is niet zo dat wij het probleem niet zien. Mevrouw Stolker gaat er in haar voorstel echter van uit dat een personeelsafdeling geen onderdeel uitmaakt van het bedrijf. Die afdeling maakt echter in het belang van het bedrijf de selectie uit de brieven. Die selectie gebeurt daar dus al en niet pas op de desbetreffende afdeling. Ik zie dus niet dat dit iets oplost.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): De werkgever neemt natuurlijk iemand aan. Zoals mevrouw Stolker terecht constateerde, is het probleem blijkbaar niet actueel bij de gemeente Delft. Laten wij de gemeente Delft dan ook niet met deze verplichting opzadelen.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Dit blijft natuurlijk heel teleurstellend, want ik blijf erbij dat dit een goed middel is. Andere fracties wijzen dit middel af, maar vervolgens komen er geen andere ideeën over hoe wij dit kunnen aanpakken. Dat vind ik heel teleurstellend.

 

De heer HARPE (VVD): Voorzitter. Ik heb heel wat moeten onthouden. Alle gekheid op een stokje: de wijze waarop wij tot nu toe in de algemene beschouwingen hebben stilgestaan bij de Delftse economie, is redelijk teleurstellend. Wij hebben heel veel gesproken over het doen van uitgaven en het herverdelen, maar wij hebben niet zoveel van gedachten gewisseld over de kern van het betoog. Er waren wel wat woorden die herkenbaar zijn omdat zij in het verleden gebruikt zijn. In die zin ben ik blij dat ik een herkenbaar verhaal had, maar het was wel degelijk ons verhaal.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.

 

De heer HARPE (VVD): Nee, nu ga ik het even afmaken, want anders ben ik het weer kwijt. Dan mag u daarna reageren.

 

De VOORZITTER: De heer Harpe maakt zijn verhaal af.

 

De heer HARPE (VVD): Ik wilde dat toch even gezegd hebben, kijkend naar al die bedrijven en instellingen in onze stad.

 

Over het voorstel van de PvdA-fractie is al heel veel gezegd. Ik voeg daaraan toe dat er op dit moment branches zijn die dolblij zijn dat er sollicitatiebrieven binnenkomen van mensen die geen “Jan”, “Piet” of “Marie” heten. Dat probleem wordt alleen maar erger. De zorgsector, die mevrouw Stolker bekend is, is daar één voorbeeld van. Wij hebben die mensen straks keihard nodig. Ik denk eerlijk gezegd dus dat het voorstel van de PvdA-fractie niet meer actueel is.

 

Er is ook gesproken over stageplaatsen en het reserveren van 25% van de 800. Op zich is daar niets op tegen. Ik ben alleen benieuwd hoe wij dat in de praktijk gaan meten. Ik wijs erop dat het veel interessanter is om vooral te kijken naar de duizenden vacatures die per jaar in Delft ontstaan, want daar gebeurt eigenlijk veel meer dan bij de 200 banen waarover wij het hebben gehad.

 

Dan is er nog het verhaal van “social return”. Ik had dat in mijn verhaal staan, maar moest dat schrappen omdat ik anders over de drie minuten heen was gegaan.

 

De VOORZITTER: Kunt u bondig zijn?

 

De heer HARPE (VVD): Ik heb heel veel vast moeten houden. Je mag van ondernemers verwachten dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat gebeurt ook, maar ik vind het aardig dat de heer Bot “social return” noemde. Dat is immers nou net zo’n voorbeeld waarbij drie portefeuillehouders betrokken zijn en waarvan VNO-NCW zegt: hoe is het nou mogelijk dat dat ineens ergens staat en dat daarover niet met ons van gedachten wordt gewisseld? Ik denk dat het bedrijfsleven in Delft heel goed in staat is om ook over dit soort zaken van gedachten te wisselen met het belang van de stad voor ogen. Daarbij speelt echter ook een beetje mee hoe je die mensen en organisaties benadert.

 

De VOORZITTER: Het college zal bondig reageren op dit thema.

 

Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik wil reageren op twee moties, allereerst de motie over het anoniem solliciteren. Ik neem stelling met een groot deel van de raad en raadt de aanneming van die motie dus af, zoals al was aangegeven in de reactie van het college. Wij raden de aanneming van de motie af omdat wij dit punt niet als een probleem ervaren. In het verleden, toen het nog wettelijk moest worden bijgehouden, was het personeelsbestand van de gemeente een ontzettend goede afspiegeling van de Delftse samenleving. Dat is misschien ook iets om in de zak te steken.

 

De tweede motie waarop ik wil reageren, is motie M8-15 van de fracties van de PvdA en het CDA. In deze vorm zal ik de aanneming van deze motie afraden. Ik ben een ontzettend groot voorstander van het stagebeleid waar wij momenteel mee bezig zijn. Het stagebeleid moet stimulerend zijn en moet werken vanuit de organisatiebehoefte. Wij hebben dan ook een flinke ambitie met ons stagebeleid. Een motie over 50 stageplaatsen in 2007 en 60 stageplaatsen in 2008 heb ik al eerder aangeraden of heb ik al eerder willen steunen. Het toegevoegde onderdeel, 25% van de stageplaatsen reserveren voor meer kwetsbare groepen – op dat punt moet ik de heer Harpe overigens corrigeren, want hij had het over 25% van de 800; dat is niet waar – kan ik niet steunen. In 2004 en 2005 hebben wij ons gecommitteerd aan het realiseren van zeven werkervaringsplekken voor werkloze jongeren. Met dit beleid willen wij het brede stagebeleid opzetten en ons niet specifiek richten op een groep door 25% van de stageplekken in te laten vullen door meer kwetsbare groepen. Ik voeg daaraan toe dat “kwetsbare groepen” niet gedefinieerd is. Dat maakt het erg ingewikkeld om deze motie uit te voeren.

 

De heer BOT (GroenLinks): U hebt niet gezegd waarom u het niet wilt.

 

Wethouder MERKX: Ik wil dat om twee redenen niet doen. Omdat “kwetsbare groepen” niet gedefinieerd is, zal het moeilijk zijn om deze motie uit te voeren. De tweede reden is dat het stagebeleid juist breed is ingezet voor alle scholingsniveaus en allerlei soorten jonge mensen die stage willen lopen bij de gemeente. Ik vind het binnen dat beleid niet passend om 25% te reserveren voor kwetsbare groepen, waarmee andere groepen misschien tekort zouden worden gedaan.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Onder “kwetsbare groepen” wordt verstaan de categorie waarover de PvdA-fractie het in een eerdere fase al had. Het gaat dus met name om de allochtonen, die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Ik vind dat u die extra kunt steunen. Daarom staat het er zoals het er staat.

 

De VOORZITTER: Heeft de wethouder daar nog iets aan toe te voegen? Dat is niet het geval. Dan gaan wij door naar mevrouw Bolten.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wat is het nou? Wat vindt de PvdA-fractie …

 

De VOORZITTER: U hebt een antwoord gekregen. Wij gaan verder.

 

Wethouder BOLTEN: Voorzitter. De gemeente is een van de voorbeeldbedrijven op het gebied van “social return”. Dat moeten wij in deze discussie niet vergeten. Dat betekent ook dat de gemeente een voorbeeldwerkgever is. Ik ben erg blij met de wervende teksten van de heer Harpe voor de stad Delft en voor het maatschappelijk ondernemerschap in het kader van “social return”. Naast de gemeente zijn inmiddels ook ondernemers hiermee bezig, bijvoorbeeld Woonbron, dat daar straks bij de herstructurering van de Poptahof mee bezig is. Er zijn echter ook andere maatschappelijke ondernemers die inmiddels vormen van “social return” invoeren. Misschien is het een goede suggestie dat de werkgeversorganisatie VNO-NCW en de Kamer van Koophandel eens bij die bedrijven op bezoek gaan en bekijken hoe dat werkt. Dan kunnen wij weer met elkaar praten over het onderwerp waar het echt over gaat.

 

De heer HARPE (VVD): Een deel van de door u genoemde bedrijven is daar lid van, maar als u met een politieke doelstelling “social return” belangrijk vindt – dat is het geval; dat zie ik ook – moet u ook een inspanning doen in de richting van die werkgeversorganisaties. Het is iets te makkelijk om te zeggen dat zij bij IKEA moeten gaan kijken.

 

Wethouder BOLTEN: Ik ben altijd bereid om met deze werkgeversorganisaties daarover te praten. Met de vaststelling van de nota waarin dit voornemen staat, is overigens uitvoering gegeven aan een motie die vorig jaar bij de algemene beschouwingen is aangenomen. Er is dus ook al een jaar aan gewerkt. De ondernemers hebben daar ook toen al kennis van kunnen nemen. Volgens mij is er hier en daar ook wel met hen daarover gepraat. Maar goed, retoriek kan nooit kwaad in debatten.

 

Wij hebben het al gehad over toeristenbelasting. Er komt per jaar ongeveer 360.000 euro binnen. Dat gaat naar het TIP. Als de belasting afgeschaft zou moeten worden, slaat dat een gat in de begroting. De heer Harpe wil echter vooral meer weten over de verhouding tussen rompslomp en opbrengst. Er is begin dit jaar samen met twee ondernemers onderzoek gedaan op het gebied van verblijfsrecreatie. Daarbij is bekeken hoe die rompslomp tegengegaan zou kunnen worden. Beide ondernemers zijn in de loop van de proef afgehaakt. Ten eerste vinden zij dat, als je de omslag van de door allerlei ondernemers afgedragen toeristenbelasting op grove wijze doet, de een erop vooruit gaat en de ander erop achteruit gaat als je het niet meer één op één doet. Ten tweede: als je het belastingbedrag optelt bij de kosten voor een hotelkamer of een kampeerplaats, kom je vaak net boven een cruciaal punt uit waardoor men de concurrentieslag met de collega’s niet meer denkt te kunnen winnen. Vaak zijn er aanbiedingen in de trant van 39,95 euro. Als je daar anderhalve euro bij doet, zit je net boven de 40 euro. Dat is voor ondernemers in deze branche kennelijk een drempel om mee te doen aan een proef waarbij zij gewoon per jaar betalen en afrekenen. Zij mogen dus gewoon per jaar afrekenen, maar willen dat niet. Zij kiezen dus zelf voor de rompslomp.

 

De heer HARPE (VVD): Even los van …

 

De VOORZITTER: Mijnheer Harpe, het moet echt heel kort.

 

De heer HARPE (VVD): Wij hebben de oorspronkelijke motie enigszins aangepast. Ik vraag ook niet om een afschaffing stante pede. De motie is wat genuanceerder dan de wethouder nu verwoordt. Wij willen juist dat zij de gelegenheid krijgt om het nodige onderzoek te doen, ook rekening houdend met wat andere gemeenten op dit punt doen. Op een begroting van 300 miljoen euro zou zij in twee of drie jaar op een creatieve wijze – Delft creatieve stad! – een alternatieve dekking moeten kunnen vinden voor die paar ton.

 

Wethouder BOLTEN: Dan komen wij op een nog principiëlere discussie: willen wij 3,5 ton besteden aan toerismebeleid en willen wij dat halen uit de bijdragen van Delftse burgers? Nu betalen toeristen voor toerisme. Als wij dat zo willen doen, moet u straks niet bij mij komen met de opmerking dat onze tarieven en heffingen te hoog zijn.

 

De heer HARPE (VVD): Nee, u moet dat inderdaad nu niet doen, maar ik wijs op het “model-Amersfoort” en er zijn ook andere voorbeelden waaruit blijkt dat in combinatie tussen een deel algemene middelen die kunnen voortvloeien uit onze economische agenda en een bijdrage van de toeristensector een uitstekend tussenmodel kan worden gevonden zonder die aparte belasting die maar voor één sector van toepassing is.

 

Wethouder BOLTEN: Het zou beter zijn als wij proeven met elkaar kunnen afmaken. Beide ondernemers – het zijn er natuurlijk maar twee – zijn tussendoor afgehaakt bij de proef die in Delft aan de gang was. Ik ben best bereid om naar andere gemeenten te kijken, maar ik ga niet zomaar in op de suggestie om straks aan u voor te stellen om een heffing of belasting voor de Delftse burgers te verhogen ten gunste van de toeristen die, gelet op het feit dat zij in Delft komen, het zelf makkelijk kunnen opbrengen. Dan zijn zij van harte welkom. Nogmaals dank voor uw wervende tekst. Zij kunnen ook wel een beetje bijbetalen.

 

De heer HARPE (VVD): Dat is niet de strekking van de motie. Ik verzoek de wethouder om kennis te nemen van de laatste variant, die straks wordt rondgedeeld. Wat u nu zegt, kan immers allemaal keurig onderzocht worden in het kader van wat wij vragen. Meer is het niet.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Riphagen heeft de oplossing.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Volgens mij is de strekking van de motie zodanig dat daaraan wordt voldaan als mevrouw Bolten alle door haar genoemde initiatieven en alle mogelijkheden waar zij nu al op vooruitloopt, in een notitie zet en daar nog wat onderzoek bij doet, zodat de raad daar via die notitie inzicht in heeft en daar niet in de vergadering continu naar hoeft te vragen. Dat is volgens mij het verzoek dat er ligt.

 

Wethouder BOLTEN: De uiteindelijke motie is hier nog niet gearriveerd. Ik weet dus niet hoe zij geformuleerd is. Als men echter wil dat wij extra onderzoek doen, moet dat ook betaald worden. De raad komt ook elk moment met voorstellen om efficiënter te werken en het aantal formatieplaatsen te verminderen. Ik wil de motie dus eerst helemaal lezen voordat ik “ja” of “nee” zeg.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik ga in op het amendement van de fracties van de SP en GroenLinks over de bezoekvrouwen. Het verhaal over de bezoekvrouwen kun je ook houden over de schoolconciërges. Dat is immers hetzelfde verhaal: dat zijn mensen met een netwerk en een positie in de school. Dat geldt ook voor de medewerkers in de sportverenigingen: ook die hebben een netwerk en een positie binnen de vereniging. Het geldt ook voor assistenten in de kinderopvang. Noem ze allemaal maar op. In die zin zijn de bezoekvrouwen niet bijzonder. Zij zijn wel bijzonder belangrijk. De functie gaat ook zeker niet verdwijnen. Binnen het werk van de BWD maken de bezoekvrouwen deel uit van een team van ongeveer 15 mensen die zich bezighouden met het vinden, zoeken en steunen van mensen in deze sfeer. Op zich valt het werk dus niet om door het doorstromen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): De grote kracht van deze vrouwen is juist dat zij dit werk allang doen, dat zij een netwerk hebben opgebouwd binnen hun eigen gemeenschap en dat dat nu juist zijn vruchten gaat afwerpen, meer dan de afgelopen jaren. Er zijn ook mensen die …

 

De VOORZITTER: Uw punt is helder.

 

Wethouder RENSEN: Nogmaals: er is een veel groter netwerk dan alleen het groepje bezoekvrouwen. Ook als een bezoekvrouw vertrekt en plaatsmaakt voor nieuwe instroom, bijvoorbeeld vanuit Onbenut talent – want ook die doorstroom willen wij graag overeind houden – valt dat werk echt niet om. Daar zijn wij ook absoluut niet op uit.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Daar denkt de BWD anders over.

 

De VOORZITTER: Dat was het laatste woord over dit punt.

 

Wethouder VUIJK: Voorzitter. Over de economie zijn aardige woorden gesproken. De heer Harpe sprak over de rol van het bedrijfsleven in de economie. Daar ben ik het mee eens. In het hoofdstuk Economie in deze programmabegroting zien wij een trendbreuk met de afgelopen vier jaar. Er is veel meer beschreven, er is veel beter over de stukken nagedacht dan de afgelopen vier jaar en het is uitgebreider. Daarmee hebben wij als college al een deel van het huiswerk gedaan dat van ons wordt gevraagd. Ik wil nog meegeven dat de raad volgend jaar zou kunnen proberen om het hoofdstuk Economie als eerste hoofdstuk te krijgen. De raad gaat daar zelf over. Nu is het hoofdstuk Dienstverlening het eerste hoofdstuk. De raad kan ervoor kiezen om het hoofdstuk Economie het eerste hoofdstuk te maken, maar de raad gaat daar zelf over.

 

Ik loop een paar opmerkingen langs. Zou er verder gekeken kunnen worden naar creatieve broedplaatsen en technologische bedrijven? Daarover is een motie ingediend. Ik juich dat zeer toe. U kunt dus van mij verwachten dat wij daarmee terugkomen. Er is ook iets geroepen over doorstarters faciliteren. Doorstarters hebben immers ruimte nodig. Het beleid is op dit moment zodanig dat wij specifiek voor doorstarters ruimte creëren in de Harnaschpolder en op Schieoevers. Wij zoeken naar lege kantoorruimte. Specifiek op het punt van groei zijn wij met de TU actief om à la Yes!Delft ook iets te verzinnen om bedrijven te helpen met groeien. Daarbij moet men denken aan bedrijven die op dit moment een omzet hebben van ongeveer 2 miljoen euro, die al een zeker product in handen hebben met een patent en waarvan je kunt zeggen: waarom groeit zo’n bedrijf nou niet door van een omzet van 2 miljoen euro naar 20 miljoen euro? Er wordt nadrukkelijk bekeken hoe die bedrijven geholpen kunnen worden om juist die stap te maken.

 

De heer Harpe heeft ook iets aangegeven over contact met zittende bedrijven. Daar ben ik het mee eens. Het is makkelijker om bedrijven in Delft te houden dan om nieuwe bedrijven te werven. Binnenkort zullen wij in de commissie met elkaar bespreken wat dat precies betekent. In dat verband zijn een aantal multinationals genoemd. Ik heb de afgelopen periode zelf geconstateerd dat wij weinig echt goed contact hebben met die multinationals. De enige waar wij wel eens mee spreken, is DSM. De heer Harpe noemde echter een heel rijtje, onder andere Philips, Unilever en Shell. Ik ben voornemens om in het verlengde daarvan eens met die bedrijven te gaan praten om te bekijken of wij kunnen afspreken dat zij, als zij overwegen om ergens een nevenvestiging neer te zetten – daarbij denken wij met name aan research en development – Delft in ieder geval willen meewegen en dat wij een voorstel mogen doen om iets aan te bieden. Ik heb het dan niet in de hand of zij uiteindelijk besluiten om zich in Delft te vestigen, maar ik weet in ieder geval zeker dat wij daar even op tafel liggen.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik neem aan dat u daarbij denkt aan het opvullen van Technopolis.

 

Wethouder VUIJK: Onder andere.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Dan beveel ik u aan om eens te gaan kijken bij de High Tech Campus in Eindhoven. Daar staat op een heel professionele manier een bedrijvenpark nog in de steigers, maar het is aantrekkelijk om daar al te gaan kijken. Als ik nu naar Technopolis kijk, moet ik eerlijk zeggen dat ik daar niet vrolijk van word.

 

Wethouder VUIJK: Ik deel dat beeld. In Eindhoven ziet het er allemaal wat strakker en netter uit. Ik zal uw aanbeveling dus zeker ter harte nemen om te bekijken of wij daar iets kunnen leren, met name op het punt van het aanbieden. Wij zien overigens ook al verschil als wij naar de Harnaschpolder kijken, want daar is het allemaal netjes aangeharkt, met een grasveld en een hekje eromheen. Het zijn echter twee heel verschillende ontwikkelingen. Het zijn ook heel verschillende manieren van het ontwikkelen van bedrijventerreinen.

 

De heer Harpe heeft een opmerking gemaakt over Delft Kennisstad als hoofdstad van de nieuwe regio Randstad. Ik zou dat toejuichen, hoewel ik niet weet of wij dat zomaar kunnen realiseren. Wel sturen wij een brief naar de commissie-Kok, die op dit moment de ontwikkelingen in de Randstad, in het middenbestuur, onderzoekt. Daarmee brengen wij ons ook daar onder de aandacht en laten wij de positie van Delft zien: wat betekent Delft in de regio Randstad?

 

Mijn collega is al ingegaan op de opmerking over “social return”. Er is een platform Economische Zaken, waarin wij structureel en heel regelmatig met VNO-NCW, MKB Nederland en de Kamer van Koophandel om de tafel zitten. Daar kan dit soort zaken grondig besproken worden.

 

De VOORZITTER: Als laatste wil ik nog iets toevoegen in bestuurlijke zin. Het gaat mij om de interventie van de heer Harpe. Ik vond het een knappe nabootsing van onze premier, niet alleen in woordgebruik maar ook in stijl, toonhoogte, enthousiasme en zelfvertrouwen. Daar zit bij mij wel een serieuze ondertoon in: waarom zouden wij Delft eigenlijk niet op die manier opwerpen?

 

De heer VOKURKA (D66): U weet toch dat de premier zijn woorden uiteindelijk heeft moeten relativeren?

 

De heer HARPE (VVD): Wat vindt u van Rutte, voorzitter? Dat vind ik een betere vergelijking.

 

De VOORZITTER: Even in alle serieusheid: het college is er volop mee bezig om toe te werken naar die prima positie van Delft in de Randstad. Wethouder Vuijk heeft daar al iets over gezegd. Ik weet niet of Delft de provinciehoofdstuk van de provincie Randstad wordt, maar ik vind wel dat wij heel wat te bieden hebben aan de Randstad. Ook wethouder Rensen heeft dat helder gemaakt in zijn bijdrage in Trouw van 2 november, toen de regio Haaglanden omschreven moest worden. Daar staat tussen haakjes “Delft en omgeving”. Dat toont het zelfbewustzijn van dit college. Ik bespeur bij de raad ondersteuning daarvan. Dat is prima. Zo kunnen wij verder.

 

De heer HARPE (VVD): Voor de Handelingen: ik weet niet of u hebt gemerkt dat ik, toen ik het had over “Delft, de hoofdstad van de nieuwe Randstadprovincie”, naar mijn hoofd wees. Dat was even de link met Kennisstad. Neemt u het dus niet al te serieus.

 

De VOORZITTER: Wij zullen dat zeker in de notulen terugvinden. Hiermee sluiten wij dit thema af. Wij gaan over naar het volgende thema. Wij moeten wel een beetje op de tijd gaan letten.

 

Wethouder BOLTEN: Mag ik nog iets zeggen over de inmiddels rondgedeelde VVD-motie?

 

De VOORZITTER: Ja, laten wij dat maar gelijk doen. Dat scheelt straks heel veel tijd. Dat is de motie over de toeristenbelasting.

 

Wethouder BOLTEN: Ons wordt opgedragen om inzicht te geven in de kosten en opbrengsten van de inning en in de besteding van de opbrengsten. Dat kunnen wij gemakkelijk doen. Wij kunnen ook aangeven hoe de huidige wijze van inning vereenvoudigd kan worden. Ik heb dus geen enkel probleem met de punten 1, 2 en 4 van de motie, maar ik heb wel een probleem met punt 3, dat betrekking heeft op mogelijkheden om het bedrag aan opbrengsten op een andere wijze dan via toeristenbelasting structureel vrij te maken. Daarmee wordt een gat in de begroting geschoten. Daarom kunnen wij die motie niet overnemen.

 

De VOORZITTER: Dat is een helder standpunt. De indieners moeten er maar over nadenken of zij de motie wijzigen of niet. Ik zou dat aanbevelen. Anders zien wij het wel bij de stemming.

 

Thema 5: Groen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan het vrij kort houden, omdat ik hier in de eerste termijn al het nodige over heb gezegd. Wij zijn blij dat de aanneming van de door ons ingediende motie waarin wij het college vragen om meer ambitie te tonen voor het versterken van groen in en om de stad, in ieder geval niet wordt afgeraden door het college. Die motie spreekt uit dat wij echt een discussie in de raad nodig hebben over de manier waarop wij het groen kunnen versterken in onze compacte stad en in de visie daarop. Dat onderwerp is ook in het afscheidssymposium van wethouder Grashoff uitgebreid aan de orde gekomen. Daaraan heeft bijvoorbeeld de GroenLinks-wethouder in Maastricht, Wim Hazeu, een bijzonder interessante bijdrage geleverd. Wij vinden dat debat niet overbodig. Ik zie de motivatie daarvoor onder andere ook in het advies van het college over de VVD-motie voor meer bomen. Daarover adviseert het college immers negatief en volgens ons is daarbij eigenlijk ook de kern van het geheel aan de orde. Het college zegt immers dat er geen financiële dekking voor die motie is, terwijl het college in een eerdere fase in antwoord op een schriftelijke vraag van de VVD-fractie heeft gezegd dat niet geld, maar ruimte het probleem is, omdat er geen ruimte is om die bomen te planten. Volgens ons is de kern dat je, als je meer bomen wilt planten in Delft, daar ruimte voor moet maken. Eerst moet je die ruimte zien en dan maken. Dat kost wel degelijk geld. Ruimte is immers ontzettend schaars in Delft. Alle plannen voor de compacte stad bouwen alles vol. Als je meer groen wilt ontwikkelen, zul je dat dus op de exploitatie van het betreffende stukje stad moeten inleveren. Dat is de kern: wil je dat en hoe ga je dat vervolgens doen?

 

Wij hebben vorige week de discussie geopend over het vastleggen van normen voor de hoeveelheid speelplekken en groen in wijken. Dat is een heel actuele discussie. Een aantal van u weet ongetwijfeld dat Agnes Kant van de SP in de Tweede Kamer bezig is met een wetsvoorstel over buitenspeelruimte. Volgens mij is dat nog steeds in procedure. Daarin wordt vastgelegd dat 3% van een wijk beschikbaar moet zijn voor speelruimte. Ik wijs ook op het persbericht van de belangenvereniging TU-Noord, die erop heeft gewezen dat de landelijke norm 75 vierkante meter groen per woning schijnt te zijn. Dat is in Delft 36 vierkante meter, maar in de Wippolder 15 vierkante meter. Die cijfers worden door de gemeente betwist, zoals dat altijd gaat met cijfers, maar over die benadering zouden wij met elkaar wel discussie moeten voeren. Ik nodig de fracties er dan ook toe uit om dat nu te doen.

 

Mevrouw VAN HOLST (PvdA): Voorzitter. In onze schriftelijke vragen verzochten wij het college al om een evaluatie van de uitvoering van de nota De juiste boom op de juiste plaats. Ik verzoek het college ook om die evaluatie snel te doen. Wij zijn blij dat er in 2007 een visie komt over het groen. Wij vinden het belangrijk dat daarin aandacht wordt besteed aan algemene stedenbouwkundige waarden, dus niet alleen aan de heel bijzondere. Er moet ook gekeken wordt naar het verkeerskundige belang van groen en bomen en de communicatie met burgers. In die visie moet ook worden ingegaan op de Delftse Hout en Midden-Delfland, voor zover dat laatste ons grondgebied is. Het kan echter nooit kwaad om ook even over onze grenzen heen te kijken.

 

De fractie van GroenLinks heeft het over normering. Dat lijkt mij een interessant punt voor discussie als wij daar straks in het bredere kader van de hele visie over gaan praten. Wij steunen de motie van GroenLinks overigens van harte; laat dat duidelijk zijn.

 

De VVD-motie heeft onze sympathie, maar ik zou willen vragen of die meegenomen kan worden als wij straks gaan praten over de evaluatie en de visie, waarbij ook helder kan worden gemaakt hoe wij een en ander gaan financieren. Ik neem immers aan dat er nog wel wat ruimere plannen zijn dan wat nu door de VVD-fractie wordt voorgesteld.

 

Ik vergat te zeggen dat ik in de visie een duidelijk, goed doortimmerd verhaal wil zien over de vervanging van niet-duurzame bomen door duurzame. Dat laat onverlet dat je bij tijd en wijle ook niet al te duurzame, namelijk snel groeiende bomen moet neerzetten als je niet al te lang wilt wachten totdat het een beetje aardig wordt.

 

Ik weet dat bomen en groen een emotioneel onderwerp zijn, maar in Delft wordt het daar ook een beetje naar gemaakt. Er staan op dit moment vele honderden bomen op de dodenlijst. Ik roep het college ertoe op om een moratorium in te stellen, totdat wij ons hebben uitgesproken over wat wij echt willen met het groen in Delft. Ik wil dat wij de indruk wegnemen dat Delftse groenbeheerders alleen een kettingzaag kunnen hanteren. Laten wij nu beginnen met herplant, zoals ooit in de Bomennota is vastgelegd; in de praktijk is dat echter nauwelijks of niet aan de orde. Laten wij de kettingzagen even stoppen.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Voorzitter. Ik zal het kort houden. Wij zijn het natuurlijk helemaal eens met de motie van de fractie van GroenLinks. Ik vind het vreemd dat de aanneming van onze motie wordt ontraden. Wij vragen in die motie om een enquête te houden onder de bevolking, zodat zij kan zeggen waar bomen kunnen staan. Ik kan mij best voorstellen dat ambtenaren niet direct weten waar bomen geplant kunnen worden. De bewoners van bepaalde wijken weten dat beslist wel en zouden dat best kunnen aangeven. Wat de financiën betreft: wij hebben een enorme pot van IKEA gekregen voor de herplant van bomen. Die pot kunnen wij best aanspreken voor extra aanplant van extra duurzame bomen. Ik zie dat probleem dus niet.

 

Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter. Wij zullen de motie van de fractie van GroenLinks zeker steunen. Wij hadden na het symposium voor wethouder Grashoff zelf nog overwogen om zo’n motie in te dienen, maar wij achtten de kans groter als de fractie van GroenLinks een motie zou indienen. Wij weten immers hoe het gaat met onze moties. Wij willen er wel graag een paar randvoorwaarden aan toevoegen. Wij willen groen met kwaliteit, waar je wandelend en spelend van kunt genieten, en een groenstructuur waarin je van buiten naar binnen de stad kunt komen en waarin ecologie, speelplekken en water geïntegreerd worden. Wij zien nu dat het groen gekenmerkt door versnippering over wethouders, over ruimtegebruik en over doelen. Vaak is het doel alleen dat het beheerarm moet zijn in plaats van vlinderrijk of aantrekkelijk voor spelende kinderen. Wij zouden graag een ontsnippering willen van het groen, maar wij zouden ook graag willen dat de directeur van de botanische tuin de kans krijgt om een rol te spelen in de advisering: met welke bomen ziet hij kans om eigenlijk van de hele stad Delft een soort botanische tuin te maken waar je educatief en onderwijskundig veel kunt leren en die de kwaliteit van het groen en de bomen ten goede zal komen?

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik word er een beetje stil van, want Leefbaar Delft is altijd voorvechter geweest van het bomenbeleid. Wij zijn ontzettend blij dat de fracties die zich nu hebben uitgesproken – ook de coalitiefracties – daar zo’n belang aan hechten. Dat zien wij echt als een bereikt punt. Wij steunen dan ook de oproep van mevrouw Van Holst. Wij kunnen het niet meer volgen. Er worden nu zoveel bomen platgelegd dat het niet meer door de raad te controleren is. Dat hebben wij al eerder aangegeven. Als de PvdA zoiets zegt en het woord “moratorium” gebruikt, is er echt serieus iets mis in het college.

 

Mevrouw VAN HOLST (PvdA): Dank je wel dat je ons zo’n zwaarwichtig oordeel toedicht.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het waren zware woorden. Wij steunen ook de visie van GroenLinks dat wij moeten gaan bekijken waar wij naar toe willen. In de binnenstad hebben wij in de vorige periode de grote, massale bouwblokken gezien. Mijn ervaring is dat mensen dat als onprettig ervaren.

 

Van motie M3-4 van de fractie van GroenLinks over de speeldernis in TU-Noord, een soort wildernis voor kinderen, zegt het college dat dekking mogelijk is, maar dat er dan minder geld is voor groeninrichting in TU-Noord. Dat zouden wij juist niet willen. Als je meer groen wilt, zou dat bijvoorbeeld kunnen uit het overschot van het cultuurbeleid. Je gaat niet groen voor groen inruilen, want daar schieten wij niets mee op. Ik zou graag willen weten wat de heer Bot van dat commentaar van het college vindt. Ik heb immers moeite om er dan mee in te stemmen.

 

De VOORZITTER: De heer Bot zal daar straks op reageren.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. Ik wil alvast een voorschot nemen: ik wil het op dit moment of na het afronden van de bomendiscussie nog even hebben over duurzame energie. Ik kan mij voorstellen dat het praktisch is om eerst deze discussie af te ronden, maar ik wil dat onderwerp alvast geparkeerd hebben.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Ook de partij die als kleur geel heeft, is een groot voorstander van groen. Naast de door het college voorgestelde bomenbank – daar doelt de heer De Wit continu op met zijn vraag hoeveel bomen nu verdwijnen – hebben wij al eens gewezen op een fysieke bomenbank, waarbij de gemeente op een efficiënte manier zelf bomen zou kunnen kweken. Dat wil ik toch nog even als piketpaal – maar dan niet van hout – in de grond slaan.

 

Ik wil ook aandacht vestigen op de architectuurdiscussie op 21 november en op de rol die groen zou kunnen spelen in het architectuurbeleid van de gemeente Delft. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan tuinen op de daken van woningen, maar ook aan de kwalitatieve waarde van groen in straten en aan een innovatieve manier om groen te gebruiken om Delft een nog leuker aangezicht te geven. Ook dat punt wil ik even parkeren.

 

Het zal niemand verbazen dat wij het overgrote deel van de groene moties zullen steunen, maar dat zal duidelijk worden bij de stemmingen.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook wij zijn erg blij met de initiatieven van de GroenLinks-fractie. Wij gaan zowel de speeldernis als de prioriteit groen helemaal steunen. Wij zijn ook blij met het inzicht van de VVD-fractie over de extra bomen. Ik kan mij nog herinneren dat de heer Van Leeuwen het bij het campingdebat had over “een stinkbos”.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Dat ging niet over bomen. De bomen in de camping blijven staan.

 

De heer VOKURKA (D66): Nou ja, dat is wel zo bij mij blijven hangen. Ook het democratische element daarin kan op onze volledige steun rekenen.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Er is een kapvergunning voor 102 bomen aangevraagd, mijnheer Van Leeuwen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Die komen weer terug, mijnheer De Wit.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Als zij gekapt zijn, kun je ze niet terugzetten.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Daar komen nieuwe bomen voor terug.

 

Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Voorzitter. De SP-fractie onderschrijft het verhaal van de heer Bot grotendeels. Natuurlijk vinden ook wij groen heel belangrijk. Wij zullen de visie op het versterken van groen, zoals weergegeven in de motie van de fractie van GroenLinks, dan ook van harte steunen. Dat geldt ook voor de speeldernis. Dat klinkt al leuk; ik denk dat ik er ook heen ga. Wij sluiten ons ook aan bij het pleidooi van mevrouw Van Holst voor een evaluatie van De juiste boom op de juiste plek, want ook wij zijn daar benieuwd naar.

 

Een ander punt dat een beetje met groen te maken heeft, is dierenwelzijn. Wij hebben daar een wethouder voor, maar ook dat punt is, net als het groen, een beetje ondergesneeuwd in de hele programmabegroting. Misschien kan daar nog kort iets over gezegd worden.

 

De VOORZITTER: Wij zullen zien.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De heer De Wit vroeg hoe ik de opmerking van het college zie over de zogenaamde dekking van de motie over de speeldernis. Het is een motie. Zij heeft dus geen dekking en maakt geen geld in de begroting vrij. Zij roept het college er alleen toe op om bij voorkeur in het TU-Noord-gebied een speeldernis te realiseren. Daarbij hebben wij wel opgemerkt dat in de programmabegroting geld beschikbaar is gesteld voor de inrichting van de openbare ruimte in TU-Noord. Van mij hoeft de speeldernis niet uit dat budget gefinancierd te worden. De motie spreekt dat in ieder geval niet als zodanig uit. Dat staat niet in het dictum van de motie. Wij willen in ieder geval niet dat geld dat bedoeld is voor TU-Noord, gebruikt wordt om een speeldernis in een andere wijk te realiseren. Dat lijkt mij vanzelfsprekend.

 

Wethouder KONING: Voorzitter. Ik zal reageren op de moties, allereerst op de motie van GroenLinks over de speeldernis in TU-Noord. Het is heel helder dat in het dictum van de motie niet staat dat het uit dat bedrag moet worden gefinancierd, maar dat wordt wel genoemd in de overwegingen, suggererend dat geld geen probleem kan zijn. Het college vindt het netjes om gelijk aan te geven dat er, als dat bedrag wordt aangesproken, minder geld is voor ander kwalitatief groen of überhaupt groen in TU-Noord. Daarom hebben wij dat zo opgenomen in ons advies.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dan zit ik met een probleem, want wij vinden dat dit extra moet. U geeft een door ons ongewenste vertaling aan die motie.

 

De VOORZITTER: Mijnheer De Wit, wacht even rustig totdat de wethouder haar betoog heeft afgemaakt; dan wordt het helder.

 

Wethouder KONING: Ik heb niet gezegd dat het automatisch uit dit budget gaat, maar ik merk wel op dat in de overwegingen van moties vaak gedachtegangen van fracties worden opgenomen. Het college reageert dus niet alleen op het dictum, maar ook op de rest van de motie. Ik vind dat het college recht moet doen aan alles wat in een motie wordt opgenomen. Anders zou alleen een dictum in een motie opgenomen hoeven te worden. De overwegingen worden meegegeven in een motie, die eindigt in een dictum. Daar reageren wij ook op. Ik vertaal het gevoelen van de raad zo dat de raad hoopt dat er in een volgende programmabegroting naast meer aandacht ook daadwerkelijk meer geld komt voor groen in de stad. Ik kan dat gevoel onderstrepen, maar wij moeten de onderhandelingen over de programmabegroting en de uiteindelijke besluitvorming over de programmabegroting volgend jaar natuurlijk afwachten. Ik kan dat dus niet toezeggen, want de raad bepaalt hoe de programmabegroting er uiteindelijk uit ziet.

 

Van de motie over het versterken van groen hebben wij gezegd dat wij geen bezwaar hebben tegen het aannemen daarvan. Wij zouden dit overigens sowieso verder uitgewerkt hebben. In de eerste termijn heb ik daarom, als voorschot op de beantwoording van schriftelijke vragen van de PvdA-fractie, al aangegeven dat wij de vraag van die fractie of wij De juiste boom op de juiste plaats willen evalueren, met “ja” zullen beantwoorden. In die beantwoording zit een groot aantal elementen van de discussie die aan de orde komt. Ik denk daarom dat wij hier beter over kunnen spreken wanneer die evaluatie op tafel ligt. Ik begrijp dat u graag mooi groen, kwalitatief groen en meer groen wilt. In feite zegt de motie dat de huidige tijd om meer groen vraagt. Zoals de CDA-fractie zei: groen om te verblijven en groen om in te spelen, maar ook groen om de ecologische kant te versterken. Water is daarbij een element. Sommige mensen nemen dat niet mee in de definitie van “groen”, maar je kunt ook dat zien als een ruimtelijke inbedding waar je de rust, de ruimte en het vertier vindt dat je ook kunt vinden in “regulier groen” zoals gras, bomen en struiken. Heel veel discussies over normeringen gaan ook over dergelijke definities. Als je de begraafplaats Jaffa meeneemt, kom je immers uit op een heel ander aantal vierkante meters groen in TU-Noord dan wanneer je die niet meeneemt. Hetzelfde geldt voor de begraafplaats aan de Kanaalweg. Als je net een andere definitie kiest, heb je een andere uitslag. Ik denk dat het goed is om niet in de definities te blijven, maar om te gaan naar datgene wat wij uiteindelijk in Delft willen bereiken. Ik denk dat de raad daarvoor een aantal voorzetten heeft gegeven die wij moeten meenemen in de evaluatie.

 

Wat motie M7-2 van de VVD-fractie betreft: in eerdere instantie was de inschatting dat het misschien niet eens kan zitten in geld. Wij hebben zelfs dit jaar nog een vervangingsbeleid vastgesteld. Ook bij De juiste boom op de juiste plaats hebben wij gezegd dat met name in de heruitbreidingswijken van de jaren zestig bomen geplant zijn die door hun grootte nu risico’s kunnen gaan vormen. Met name de snelgroeiers kunnen takken laten vallen die op auto’s vallen. Dat is een reden om bomen te gaan vervangen. Zij staan te dicht op elkaar. Er is ingeschat dat dat mogelijk moest zijn. Dat was een raadsvoorstel in februari. In februari is gezegd dat dat voorstel zou worden uitgewerkt en rond de zomer aan de raad zou worden voorgelegd. Dat is echter niet aan de raad voorgelegd, met name omdat er nog wat vragen zijn over het financiële aspect. Ik wil daarom nu niet de verwachting wekken dat het alleen maar hangt op plekken. Daarom hebben wij de aanneming van motie M7-2 ontraden. Dat wil niet zeggen dat wij niet willen streven naar goed, kwalitatief groen en meer bomen in de stad. Dat is een opdracht uit het coalitieakkoord en dat wordt ook breder, door niet-coalitiepartijen, ondersteund.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): In het verleden hebt u naar aanleiding van schriftelijke vragen gesteld dat geld geen rol speelde. Bovendien hebben wij een pot van IKEA.

 

Wethouder KONING: Die pot van IKEA is in een vorige collegeperiode al bestemd, onder andere voor vleermuiskasten en een groot aantal andere dingen.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Dat is geen groen.

 

Wethouder KONING: Dat weet ik, maar dat heeft de raad zo beslist. Ik kan er niets aan doen dat dat in het verleden anders is gegaan. Dat besluit is reeds door de raad genomen. Op de keuze die is gebaseerd op het raadsvoorstel uit februari, wordt nu een ander licht geworpen. Daarom denk ik dat het verstandig is om niet de verwachting te wekken dat het alleen gaat om plekken, want het zou ook wel eens kunnen gaan om geld. Het zou mooi zijn als blijkt dat in februari de goede inschatting is gemaakt ten aanzien van het geld, want dan gaan wij gewoon snel aan de slag.

 

De heer VAN LEEUWEN (VVD): Vindt u de enquête bij de bevolking een goed idee?

 

Wethouder KONING: Daar wilde ik juist op reageren. Het samen met bewoners zoeken naar plekken kan volgens mij op meerdere manieren dan alleen via een enquête. Ik benadruk ook dat juist onze mensen van de wijkteams die in alle wijken vanuit het stadsbeheer het onderhoud doen, echt wel weten waar geplant kan worden. Dat neemt niet weg dat het altijd goed is om met bewoners in gesprek te gaan. Als bewoners zeggen “Op dat veldje waar nu gevoetbald wordt, kunnen tien bomen worden neergezet”, zullen wij dat toch niet snel doen. Je hebt meerdere vormen van groen en meerdere belangen te dienen. U vraagt om hierover met bewoners in gesprek te gaan. Dat kan via een enquête, maar ook op heel veel andere manieren. Het college heeft aangegeven dat het met die strekking graag aan de slag wil. Dat is dus geen probleem.

 

Ik heb al gezegd dat ik de verwoording door de CDA-fractie van de kwaliteit van het groen ten aanzien van wandelen en spelen, maar ook ten aanzien van ecologie en het waterelement daarin mooi vond.

 

Als het goed is, gaan ook de door de fractie van Leefbaar Delft aangedragen punten landen in de evaluatie. Als zij vindt dat dat niet het geval is, horen wij dat te zijner tijd.

 

Over de fysieke bomenbank hebben wij in de beantwoording van de schriftelijke vragen aangegeven dat dat element inderdaad vergeten was, niet in de zin dat wij daar niet aan werken, maar in de zin dat wij vergeten waren om dat te melden in de programmabegroting. Er wordt nog steeds aan gewerkt. Het idee is aangenomen. De fysieke plek waar die bomenbank vorm zou kunnen krijgen, is nog niet gevonden.

 

Mevrouw De Jong zei dat dit onderwerp versnipperd is over wethouders, maar in het college ervaar ik juist dat dat brede steun heeft. Als je met meer mensen hetzelfde wilt, kom je immers vaak tot een beter resultaat.

 

Met name op het punt van de duurzame energie en het dierenwelzijn is het belangrijk om straks het woord te geven aan mijn collega-wethouder.

 

Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik onderschrijf dat een breed draagvlak in het college veel belangrijker is dan dat één wethouder alles in eigen hand houdt.

 

Op het punt van de duurzame energie heb ik de vragen nog niet gekregen. Misschien wil de heer De Prez daarom eerst het woord.

 

De VOORZITTER: Nee, je gaat nu de termijn afmaken.

 

Wethouder MERKX: Volgens mij hebt u de heer De Prez beloofd …

 

De VOORZITTER: Had u nog meer punten?

 

Wethouder MERKX: Er is mij gevraagd om iets te zeggen over dierenwelzijn. Mevrouw Van Rossum, wat bedoelt u met “iets zeggen over dierenwelzijn”?

 

De VOORZITTER: Nou, niet meer dan nodig is.

 

Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Zeker niet meer dan nodig is, maar ik hoor wel graag of u van plan bent om daar het komende jaar iets mee te gaan doen.

 

Wethouder MERKX: Ik heb daar de laatste tijd iets mee gedaan. Dat onderwerp krijgt momenteel ook veel aandacht in de media. Daar heb ik als wethouder aandacht aan gegeven. Wij zijn bijvoorbeeld ook bezig met het dierenasiel. Ook de vleermuizengrot bij IKEA valt onder het dierenwelzijnbeleid. Ik denk dat het dierenwelzijnbeleid vooral moet worden gezien als een beleid dat zichzelf terugvindt op allerlei andere locaties. Het past dus binnen het milieubeleid, het past misschien ook binnen een stukje sociaal beleid en het past misschien ook bij de kinderboerderijen. Het beleid moet zichzelf dus nog vormgeven, maar ik heb de rol om alert te zijn, ook in andere portefeuilles.

 

Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Krijgen wij hier binnenkort nog een visie of een nota over of komt die er niet?

 

De VOORZITTER: U hebt zojuist gehoord hoe de wethouder dit ziet. Dat lijkt wel wat op een visie, maar komt dat nog in een stuk?

 

Wethouder MERKX: Ik verwacht dat er geen specifiek stuk over dierenwelzijn komt, maar dierenwelzijn krijgt wel een rol en sommige onderwerpen uit de portefeuille dierenwelzijn zullen wel degelijk bij de raad landen.

 

De VOORZITTER: Ik sluit dit themadebat nu af. Ik heb drie gewijzigde moties naar aanleiding van de reactie van het college.

 

Motie M11-4 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

“verzoekt het college om extra zorg te dragen voor duidelijke, veilige en comfortabele omleidingen voor fietsers en voetgangers bij bouwwerkzaamheden in Delft”.

 

Motie M10-6 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

“draagt het college op, meerjarige afspraken met culturele instellingen en organisaties als WAD te betrekken bij de discussies over cultuurvisie en subsidiebeleid;

 

verzoekt het college, te bezien of bij de programmabegroting van volgend jaar een meerjarige subsidie voor WAD opgenomen kan worden”.

 

Motie M4-1 is in die zin gewijzigd dat in de considerans het woord “arresteren” (twee keer) wordt vervangen door het woord “aanhouden”.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik trek twee moties in, ten eerste de motie over het theater, omdat de motie van de fractie van GroenLinks die van ons dekt. Ten tweede gaat het over de motie over de extra aanplant van bomen. Omdat de wethouder heeft gezegd dat zij daar aandacht aan zal besteden, dat zij daarop terugkomt en dat zij de burgerij erbij zal betrekken, trekken wij ook die motie in.

 

De VOORZITTER: Aangezien de moties M10-4 en M7-2 zijn ingetrokken, maken zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik wil ook een motie intrekken, ook al is dat een beetje mosterd na de maaltijd. Op het punt van de extra fte voor schuldhulpverlening wachten wij de integrale visie van de wethouder af.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M8-13 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Wij hebben nu de benoemde thema’s afgerond. Nu is er een momentje voor varia. Wij lopen een uur achter op het langzaamste schema. Wij moeten ons dus tot het uiterste disciplineren om dit punt te behandelen. Ik zie dat heel veel raadsleden hierover het woord willen voeren. Als wij dit vanavond willen afmaken, moet dit echt zonder interrupties en moet het echt binnen een of twee minuten per onderwerp. Wij gaan extra streng klokken en er mag niet worden geïnterrumpeerd. Iedereen moet even tot zijn recht komen om de laatste punten te maken.

 

Varia.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik maak bezwaar tegen een spreektijd van een of twee minuten. Laten wij wel zijn: formeel was er afgesproken dat wij vier thema’s plus varia zouden doen. Het presidium heeft zelf besloten om dat naar vijf op te rekken. Wij hebben van tevoren ingeschreven bij varia. Ik vind niet dat ik nu beknot moet worden in de tijd. Ik zal er wel rekening mee proberen te houden.

 

Wij willen heel kort iets zeggen over de standpunten van het college over ingediende moties en amendementen. Er is overigens een enorme hoeveelheid moties en amendementen. Onze fractie vraagt zich af of wij het voortaan zo moeten doen, want volgens ons is het niet zorgvuldig om zoveel moties en amendementen er in korte tijd doorheen te rammen zonder zorgvuldige discussie. Dat wilde ik toch even gezegd hebben.

 

Op onze motie M2-3 over de effecten van het Europese aanbestedingsbeleid reageert het college met: “Ontraden, reeds uitgevoerd (zie artikel Trouw)”. Onze fractie was zich er niet van bewust dat Trouw het podium is om zaken op de politieke agenda te krijgen. Het lijkt ons stug dat het college zijn eigen onzinnige reactie op onze motie serieus neemt.

 

Wij zien ook dat het college niet consequent reageert op moties. Op onze motie over het onderzoeken van mogelijkheden voor een officiële status van de Jongerenraad zegt het college: “Ontraden. Thema uitwerken in beleidsdiscussie jeugd 2007”. Volgens ons geeft het college daarmee aan dat het bereid is om dit onderwerp verder uit te werken, maar toch ontraadt het college de aanneming van die motie. Bijvoorbeeld over motie M7-3 van GroenLinks over het versterken van groen zegt het college echter: “Geen bezwaar. Aanpak wordt in 2007 voorbereid”. De aanneming van de ene motie wordt dus ontraden, maar de andere motie wordt overgenomen. Daar spreekt volgens ons een bepaalde willekeur uit. Bij een aantal moties wordt gezegd dat daar geen financiële dekking voor is, terwijl bij andere moties wordt gezegd dat daar geen bezwaar tegen is als financiële dekking kan worden gevonden.

 

Dan iets over verkeersaangelegenheden. Daar hoort parkeren volgens ons ook bij. Wij vinden het buitengewoon onverstandig dat het college geen bezwaar heeft tegen een onderzoek naar fietsen aan beide zijden van de grachten. Dat is een motie van de fracties van de PvdA en STIP. Onze fractie ontvangt regelmatig signalen van voetgangers die een onveilig gevoel hebben. Die signalen worden eigenlijk zomaar ter zijde geschoven. Dat is gek, want als fietsers een onveilig gevoel hebben vanwege auto’s, worden allerlei maatregelen genomen ten nadele van het autoverkeer, maar als voetgangers zich onveilig voelen als gevolg van aan beide kanten heen en weer rijdende fietsers, worden die argumenten zomaar de prullenbak in geschoven.

 

Op het punt van de tarieven voor de parkeergarage begrijpt de wethouder ons kennelijk niet. Het college raadt de aanneming van die motie af vanwege het ontbreken van financiële dekking. Wij geven de wethouder in de motie echter juist de opdracht om die motie kostenneutraal uit te voeren. Dat zou ook moeten kunnen. Ik roep de vierde fase van autoluw in herinnering. Daaruit bleek dat heel veel eigen inwoners niet naar onze binnenstad komen, onder andere omdat zij de parkeertarieven te hoog vinden. Zij gaan naar winkelcentra in de omgeving. Het invoeren van een laag parkeertarief in het eerste uur zou zelfs een aantrekkende werking kunnen hebben op inwoners van onze stad, die de binnenstad dan wél gaan bezoeken omdat zij bereid zijn om die aangepaste prijs te betalen. Ik roep de wethouder er dus toe op om toch nog eens te bezien of zij ruimte kan zien en ruimte kan maken.

 

Wat de budgetten betreft: wij vragen niet om in het kader van de programmabegroting budgetten degelijk en controleerbaar te onderbouwen. Wij hebben het als algemene vraag neergezet: als budgetten aan de raad worden gevraagd, moeten zij voorzien zijn van een deugdelijke onderbouwing. Dat hoeft zeker niet tot in details, maar de raad – en eigenlijk ook het college zelf – moet zelf kunnen controleren of gevraagde budgetten reële budgetten zijn. Wellicht vergt dat een cultuuromslag voor de afdelingen binnen de ambtelijke organisatie, maar zo moeten zij dan maar gaan werken. Het gaat uiteindelijk om gemeenschapsgeld. Door zo te gaan werken, voorkom je “natte vingerwerk”-budgetten.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Ik wil graag een wijziging in een van onze moties toelichten. Met de motie “Veilig roeien in Delft” heeft STIP niet bedoeld dat de gemeente in haar eentje een plan van aanpak moet schrijven. De wethouder merkte dan ook terecht op dat het niet alleen in de macht van de gemeente ligt. Wij hebben dan ook geprobeerd om deze motie enigszins aan te passen, zodat zij beter overkomt. Wij bedoelen dat de gemeente in overleg met de provincie Zuid-Holland, de lokale roeiverenigingen en de roeibond kansen en knelpunten in kaart zou moeten brengen. De gemeente Delft is immers verantwoordelijk voor de veiligheid van al haar inwoners en dus ook voor die van de roeiers. Bovendien wil niemand toch dat er gewonden vallen bij een sport zoals roeien? De gemeente zou, wat STIP betreft, een verbindende functie tussen de verschillende partijen kunnen vormen, net zoals zij bijvoorbeeld bij de passantenhaven heeft gedaan. Vervolgens kan de gemeente meewerken aan initiatieven van belanghebbenden die veilig roeien in Delft beogen. Wij hebben de motie op dit punt gewijzigd en STIP zou het een goed signaal vinden als de gemeenteraad de Delftse roeiers niet in de kou laat staan.

 

Verder heb ik een korte vraag over motie M3-2 van de PvdA-fractie over “alle kinderen in Delft een fiets”. Als daar geen geld voor is, is het dan mogelijk om die fiets uit de bijzondere bijstand te betalen?

 

In de eerste termijn ben ik ingegaan op het verwijderen van fout geparkeerde fietsen in de binnenstad. Het onderzoek in januari zal uitwijzen of daar draagvlak onder de Delftse bevolking voor is. STIP heeft aangegeven, dit onderzoek erg belangrijk te vinden. Omdat dit tot die tijd zeer onduidelijk is, heeft STIP in de eerste termijn voorgesteld om het handhaven op te schorten tot de evaluatie. Daarop krijgen wij graag alsnog een reactie van de wethouder.

 

De VOORZITTER: Motie M2-2 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

“draagt het college op:

 

·        met de roeiverenigingen, de nationale roeiersbond, de provincie Zuid-Holland en andere belanghebbenden in overleg te treden om initiatieven en kansen in kaart te brengen;

·        mee te werken aan initiatieven van belanghebbenden die veilig roeien in Delft beogen”.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik wil even reageren op de reactie van het college op motie M6-4 over intensivering van het stadsbeheer en gescheiden afvalinzameling. Het college geeft een enigszins aparte reactie op problemen met de dekking. Ten eerste is de raad nog niet geïnformeerd over de plannen en staat de voorziening “reiniging” helemaal niet in de programmabegroting. Wij hebben hemel en aarde bewogen om constructief dekking te zoeken. Dit gaat ons dus te kort door de bocht. Wat Avalex betreft: wat dat gaat kosten, is nog onbekend. Tot slot: de 1,7 miljoen euro die hier op 1 januari in zat, is slechts het gevolg van onderbesteding en kostendekkendheid en niet van een doelbewuste reservering voor de opstart van Avalex. Daarop krijg ik graag een extra reactie van het college, want nu komt Avalex ineens uit de lucht vallen. Dat kunnen wij moeilijk plaatsen. Wij zijn van mening dat intensivering van het stadsbeheer nodig is. Ik verwijs daarvoor ook naar de voorpagina van het AD van vandaag.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan mij het onbehagen bij de fractie van Stadsbelangen wel voorstellen, want ook wij hadden wel wat vragen over de consistentie in de beantwoording door het college. Maar goed, bij de stemming zal moeten blijken hoe alle fracties daar op onderdelen over denken. Ik breng in ieder geval het amendement over het RIS onder de aandacht. Het college heeft over de dekking daarvan hetzelfde gezegd als bij het “podia-amendement”. Ook ik zeg hetzelfde: volgens mij is de dekking in orde, maar het gaat mij er vooral om dat in 2007 echt een kwaliteitsslag in het RIS wordt gemaakt. Als de wethouder mij kan toezeggen dat dat in 2007 ook kan gebeuren met een andere dekking of door dit amendement tot een motie om te vormen, ben ik bereid om daarover na te denken, maar dat hoor ik graag eerst.

 

Ik wil ook iets zeggen over de door de CDA-fractie ingediende motie over kaderstelling bij aanbesteding. Wij zouden die motie heel graag willen steunen, maar wij snappen ook het commentaar van het college. Wij hopen dus dat de CDA-fractie met een aangepaste versie van die motie komt. Ik heb begrepen dat dat ook gaat gebeuren.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik wil wel even wachten, maar ik kan het ook nu doen.

 

De VOORZITTER: Doe het nu maar.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik wijzig de motie inderdaad. Het is niet de bedoeling dat wij in de uitvoering treden. Het vaststellen van het programma van eisen en de selectie- en gunningscriteria willen wij dus graag bij het college laten. Wel willen wij daarvoor de gelegenheid om eventueel kaders mee te geven. Zo is de motie herschreven en zo moet zij ook worden gelezen.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M15-1 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Door de CDA-fractie wordt de volgende motie (M15-3) ingediend:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

stelt voor:

 

bij politiek-bestuurlijk relevante aanbestedingen wordt de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld om vooraf kaders (mee) aan te geven ten behoeve van het vaststellen van het programma van eisen van en selectie- en gunningcriteria,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

De heer BOT (GroenLinks): Ik vond het belangrijk om dat te zeggen, omdat wij als raad dan proberen om op een goede manier een politieke les te trekken uit de hele discussie over het station, het stadskantoor en alles wat daarmee samenhangt.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie had motie M7-1 ingediend waarin werd gesteld dat nieuwbouwwoningen voorzien moeten worden van een zonnecertificaat. Het college vindt die motie overbodig. Eigenlijk komt de reactie erop neer dat een dergelijke motie in plaats zou treden van het huidige klimaatbeleid, dat een grotere flexibiliteit heeft. Ik kan daar een eind in meegaan. Het is vooral niet de bedoeling om onszelf in de voet te schieten, maar om met een dergelijk certificaat aanvullend te zijn op het bestaande beleid. Aanvullend gaat het dan om een aantal zaken. Het lijkt mij duidelijk dat het energieverbruik met een zonnecertificaat laag is; daar streven wij naar. Ik vraag speciale aandacht voor twee nieuwe elementen daarin. Bij een zonnecertificaat is de financiering van een hypotheek voor particulieren extra aantrekkelijk. Met een dergelijk certificaat kun je namelijk een goede hypotheek aanvragen met een rente die 1% of 2% onder de marktrente ligt. Bovendien is er een belastingvoordeel. Dat vind ik een erg interessant onderdeel. Een tweede interessant onderdeel van het certificaat is het communicatie-element. Aan de ene kant worden bewoners door een dergelijk certificaat bewust gemaakt van het feit dat zij een energiezuinige woning kopen. Dat lijkt mij een goede stap, want nu verkopen wij energiezuinige woningen terwijl geen enkele koper dat weet; ik wist dat in ieder geval niet en toch heb ik er één gekocht. Dan is er ook nog het feit dat er een gebruikershandleiding bij zit. Gelet op de reactie van het college, wijzigen wij de motie, zodat wij onszelf niet onnodig beperken. Daarnaast zou ik van de wethouder graag een reactie krijgen op de andere twee onderdelen. Het eerste punt betreft het communicatiedeel: wat kunnen wij als gemeente doen om ervoor te zorgen dat kopers van nieuwbouwwoningen nu al weten dat zij een energiezuinige woning hebben? Het tweede punt: is de wethouder bereid om toe te zeggen dat onderzocht zal worden of ook op andere manieren groene financiering mogelijk is voor nieuwbouwwoningen?

 

De VOORZITTER: Motie M7-1 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

“draagt het college op, nieuwbouwwoningen waar mogelijk te laten voorzien van een zonnecertificaat”.

 

De VOORZITTER: Ik heb non-verbaal contact gehad met een aantal wethouders. Zij denken dat dit aardig in de richting zit.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik heb hier een heel korte vraag over: heb ik het goed begrepen dat dit niet meer verplichtend wordt opgelegd voor alle nieuwbouw?

 

De heer DE PREZ (PvdA): Ja.

 

De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter. Ik heb een opmerking en een vraag over het aanbestedingsbeleid. Daar is de laatste tijd veel over te doen en er is in de raad veel discussie over gevoerd. Daarbij en ook bij de motie van de CDA-fractie is mij opgevallen dat wij steeds van plan zijn om op ad-hocbasis discussies te gaan voeren over kaderstelling door de raad bij concrete voorgenomen aanbestedingsprojecten. Ik vraag de wethouder of zij bereid is om in het voorjaar te komen met een kadernota over het inkoop- en aanbestedingsbeleid, voor zover die inkoop en aanbesteding wordt vastgesteld door de raad. Ik heb het dus niet over een kadernota over inkoop ten behoeve van het college of de ambtelijke organisatie. Nee, ik heb het over een kadernota waarin de raad zijn eigen kaders vaststelt waaraan concrete aanbestedingsprojecten moeten worden getoetst.

 

De VOORZITTER: Uw vraag is duidelijk. Wij hebben kort geleden een nota Inkoopbeleid vastgesteld waar heel veel in staat. Laten wij daar dus nog eens goed naar kijken. Het lijkt mij echter wel goed om samen met de raad nog eens door te nemen hoe aanbestedingen gebeuren en in elkaar zitten. Laten wij daar een moment voor vinden in de commissie. Ik denk dat wij de discussie op die manier samen kunnen voeren.

 

De heer BLINKER (PvdA): Jawel, maar ik wil ook een door de raad vastgestelde kadernota. U zei dat wij erover gaan praten, maar wij moeten dat vaststellen en alles wat daarna gebeurt, moet daarbinnen passen.

 

De VOORZITTER: Er is een kadernota Inkoop. Die is afgelopen maand vastgesteld en die hebt u ter kennisneming ontvangen. Daar staat een hoop in.

 

De heer BLINKER (PvdA): Ik heb de indruk dat die is bedoeld voor de ambtelijke organisatie.

 

De VOORZITTER: Ook, en dus voor de organisatie.

 

De heer BLINKER (PvdA): Dat is niet vastgesteld door de raad.

 

De VOORZITTER: Ik stel voor om dit onderwerp op een goed moment in de commissievergadering bij de kop te pakken en de zaken eens door te nemen. Dat is een toezegging; die hebt u binnen.

 

De heer HARPE (VVD): Voorzitter. Ik ga kort in op drie moties, allereerst op motie M6-1 over het snel weghalen van aangebrachte graffiti. Voor alle drie de moties waarop ik nu wil ingaan, geldt eigenlijk hetzelfde. Het college ontraadt de aanneming daarvan omdat er geen dekking zou zijn. Wij gaan ervan uit dat het college heel goed in staat is om binnen het bestaande budget de in de motie gevraagde prioriteit aan te brengen. Als dat niet lukt, zien wij elkaar waarschijnlijk weer in de commissie om te bekijken wat wij dan wel kunnen doen, maar wij vinden het eerlijk gezegd te kort door de bocht om bij nogal wat onderwerpen te zeggen: geen budget, dat lukt niet. Wij vroegen om herprioritering en brengen dus een accent aan binnen bestaande budgetten. Wij pleiten er dus niet voor om het budget te overschrijden of te verruimen. Dat wilde ik even zeggen over motie M6-1.

 

Wethouder KONING: Wat wilt u dan niet?

 

De heer HARPE (VVD): Ik zal een voorbeeld geven bij de volgende motie; dat is misschien wat makkelijker. Die motie gaat over het belangrijke punt van het schoonmaken van de stad op zondag, wat wij niet doen. Juist een stad die zoveel toeristen en zakenlui wil trekken en die zijn burgers een schone stad wil bieden, kan op zondag best een ploeg door de binnenstad sturen. Dat betekent, logisch gedacht, dat je op maandag en dinsdag wellicht iets minder kunt doen. Ik hoop niet dat wij de in de raad een gedetailleerde discussie hoeven te voeren over de vraag of dat door de weekendtoeslag iets meer kost. Kijkend naar de budgetten en de schaalvoordelen die wij verwachten met de Avalex-constructie, moet dit volgens onze fractie gewoon geregeld kunnen worden.

 

De laatste motie gaat over de nieuwe grachten die wij weer willen realiseren. Daarbij gaat het niet alleen om waterberging, maar ook om de vraag hoe de stad eruit ziet. Het is gewoon mooi; althans, dat vinden wij. Als het daarbij gaat om financiering: wij vragen niet om dat morgen te doen, maar om daar serieus naar te kijken. Wij vragen op het punt van financiering met name om te bekijken wat het hoogheemraadschap kan betekenen. Wij hebben immers gehoord dat het hoogheemraadschap heel graag wil meedenken. Ook op dat punt denken wij dus: laten wij het onderzoeken; de resultaten zullen aanleiding geven tot de discussie over de vraag of wij dit wel of niet moeten doen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Een flink aantal vragen uit onze eerste termijn is niet beantwoord, onder andere over het opleidingsbudget in Delft, dat ver onder het gemiddelde ligt. Ik ben nog steeds benieuwd naar de motivering daarvan. Wij hebben ook vragen gesteld over het houden van corporaties aan hun onderhoudsplicht. Daar hebben wij ook geen antwoord op gekregen. Ook in mijn themabijdrage heb ik dat overigens aangestipt.

 

Ik wil een motie en een amendement van ons nog even onder de aandacht brengen. Bij de motie gaat het om het onderzoek naar de werkwijze van DUIT en de capaciteit en de mogelijkheden van de methode-Spekman. Het college ontraadt de aanneming van die motie met als argumentatie dat er geen onderzoek nodig is. Wij hebben in de eerste termijn aangegeven dat wij op basis van gesprekken met medewerkers denken dat er wel een onderzoek nodig is. Ik heb niet echt gehoord waarom volgens het college geen onderzoek nodig is. Tegen de aanneming van ons amendement over het aanpassen van de doorlooptijd heeft het college geen bezwaar, mits de termijn van vier werken ingaat wanneer alle benodigde cliëntgegevens bekend zijn. Dan moet het college een amendement indienen op de eigen programmabegroting, want dat staat óók niet in de passages die wij willen wijzigen. Wij vinden dat dus onzin. Het moet gewoon binnen vier weken afgehandeld kunnen zijn.

 

De VOORZITTER: Wij zijn vrij uitputtend door de themabespreking heen gegaan. Ik moet constateren dat door de raad en het college al heel veel is gezegd over amendementen en moties. Dat betekent dat veel werk dat wij straks zouden moeten doen, al is gedaan. Dat helpt. Dat gaat dus enige tijd schelen. Wij vergaderen nu drieënhalf uur. Volgens mij is iedereen even aan een break toe. Ik stel voor dat wij een halfuur schorsen. Het college zal daarna heel snel nog een aantal dingen zeggen. Dan gaan wij zo langzamerhand naar de laatste ronde, de stemmingen.

 

De vergadering wordt van 21.30 uur tot 22.00 uur geschorst.

 

De VOORZITTER: Voordat wij verder debatteren, zijn er eerst enkele formele momenten die te maken hebben met de orde.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Bij dezen dien ik naar aanleiding van de reactie van de wethouder de gewijzigde motie M2-4 in over overgewicht bij jonge kinderen.

 

De VOORZITTER: Motie M2-4 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

“draagt het college op, de Delftse scholen te attenderen op het programma Smaaklessen van het ministerie van LNV en te stimuleren in overweging te nemen welke onderdelen van het programma Smaaklessen kunnen worden toegevoegd aan hun huidige voedingseducatie”.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Wij trekken motie M8-3 over voorschotten bij de sociale dienst en dergelijke in, omdat wij een andere motie gaan steunen.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M8-3 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

De heer DAMEN (PvdA): Voorzitter. Wij wijzigen motie M3-2 over kinderfietsen.

 

De VOORZITTER: Motie M3-2 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

 

draagt het college op, een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden en haalbaarheid van een fietsplan voor alle kinderen tot en met 16 jaar, met de volgende uitgangspunten:

-       dat binnen vier jaar alle kinderen uit de genoemde groep over een goed functionerende en veilige fiets kunnen beschikken;

-       dat gezinnen met kinderen waarbij de financiële ruimte ontbreekt voor de aanschaf en het onderhoud van een fiets kunnen daarvoor naar draagkracht een financiële tegemoetkoming kunnen ontvangen;

-       dat de veiligheid van kinderfietsen positief gestimuleerd wordt, waarbij gedacht kan worden aan projecten op Delftse scholen waarin de veiligheid centraal wordt gesteld en waarbij kinderen zelf geleerd wordt om hun fiets te repareren”.

 

U hebt nu een nieuwe lijst van moties en amendementen. Met dat laatste spoorboekje moet u het de rest van de avond doen. Er komt dus geen nieuwe uitdraai meer. Alle aantekeningen van wijzigingen en nieuwe moties of amendementen moet u dus op die bundel aanbrengen, want anders houdt de griffie het niet meer bij.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ook wij hebben een volgorde in al die dingen aangebracht en nu wordt een andere volgorde aangegeven. De aantekeningen over wat wij van die dingen vinden, staan op de moties en amendementen zelf. U kunt dus wel een nieuw spoorboekje uitbrengen, maar dat is ook een probleem. Af en toe zullen wij dus even moeten zoeken.

 

De VOORZITTER: Het college zal nog even zeer kort op een aantal zaken reageren. Dat kan niet uitputtend zijn en wij moeten daar geen debatten meer over houden. Dan hebt u, wat het college betreft, de laatste politieke stand. Daarna zal ik bekijken of een korte schorsing nodig is om de raad gelegenheid te geven voor de laatste overwegingen en daarna gaan wij heel snel over tot het stemmen.

 

Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik pak dat nieuwe overzicht erbij en begin met wat op die lijst nog amendement A3-1 heet. Inmiddels is dat motie M3-7 geworden. Volgens mij riep de PvdA-fractie zojuist al dat amendement A3-1 daarmee was ingetrokken. Tegen aanneming van motie M3-7 heeft het college geen bezwaar.

 

Motie M2-4 is zojuist gewijzigd door de heer Vokurka. Hij bood mij die motie zojuist aan, staande bij de collegetafel met zijn linkerhand in de droppot. Dat leek mij voldoende reden om de gewijzigde motie dan toch maar van “geen bezwaar” te voorzien.

 

Tegen de aanneming van de gewijzigde motie M2-2 over het roeien hebben wij geen bezwaar, zij het dat wij aannemen dat de probleemhebbers het initiatief nemen om onder andere met ons in gesprek te raken. Dat lijkt mij in dezen immers correct.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Dat staat in de motie.

 

Wethouder RENSEN: Volgens mij heb ik daarmee mijn klus geklaard.

 

Wethouder VUIJK: Voorzitter. In mijn portefeuille zijn geen wijzigingen in moties of amendementen.

 

Wethouder BOLTEN: Voorzitter. De SP-fractie heeft motie M2-1 ingediend over een onderzoek naar de werkwijze van DUIT. Ik ben daar in mijn termijn niet op ingegaan, want ik zou het niet voortreffelijker kunnen zeggen dan de heer De Koning. Wij ontraden de aanneming van die motie, maar wij zeggen wel toe dat wij halverwege het jaar met de nota Inkomensondersteunende voorzieningen komen.

 

Dan motie M14-3 van de VVD-fractie c.s. Zoals ik in mijn eerste termijn heb aangegeven, zullen wij de punten 1, 2 en 4 steunen en zelfs ongevraagd uitvoeren. Op punt 3 werken wij niet mee, omdat wij dat niet kunnen.

 

De VOORZITTER: Ik geef de indieners in overweging om de motie aan te passen. Als zij dat niet doen, gaan wij hierover stemmen en dan zien wij wel wat daarvan komt. Zij weten echter wat het college ermee kan doen.

 

Wethouder BOLTEN: Tot slot motie M15-2 van Stadsbelangen, waarvan wij in het overzicht een beetje kort door de bocht een samenvatting hebben gegeven. Ik heb beide heren van Stadsbelangen hierover gesproken. De motie gaat over voorstellen in de raad en dus niet over deze programmabegroting. Wij blijven verder werken aan nadere transparantie van de financiën en zullen ook proberen om steeds “smarter” te formuleren. Wij verzoeken de raad om ons daarbij het komend jaar te volgen om te zien of dat gaat lukken.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Meuleman, is het standpunt van het college helder voor u?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wel helder, maar ik wil toch iets specifieker van de wethouder horen wat zij verstaat onder “transparantie”. Misschien lukt het komend jaar niet bij alle gevraagde budgetten, maar kunnen wij toch enigszins een opbouw verwachten? Ik geef een voorbeeld: het college vraagt 40.000 euro voor verkiezingen; Stadsbelangen zegt daar iets van en dan kan het voor 20.000 euro. Ik vraag dus om dit jaar, waar dat mogelijk is, alvast te starten met een onderbouwing. Als ik het zo mag vertalen …

 

Wethouder BOLTEN: Zo mag u het ongeveer vertalen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Mag ik het zo vertalen? Ik vind “ongeveer” een vervelend woordje.

 

Wethouder BOLTEN: Het punt is dat u nu een voorbeeld gaf waarbij inderdaad een vergissing in de begroting was gemaakt. Als u ongeveer wilt weten wat voor het product en wat voor de organisatie is bestemd, willen wij zo’n percentageverdeling wel geven in de stukken. Wij proberen steeds “smarter” te formuleren, zodanig dat u uw controlerende taak goed kunt uitvoeren. Ik verzoek u dan ook om die motie in te trekken.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Meuleman, de wethouder is zeer ver gegaan om u tegemoet te komen. Geeft dat u nog aanleiding om een politieke zet terug te doen?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Wij beschouwen dit als een toezegging van de wethouder en trekken deze motie in.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M15-2 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.

 

Mevrouw KONING: Voorzitter. Bij het rondje “varia” zijn over een aantal dingen nog vragen gesteld, waar ik graag op inga. In het overzicht van amendementen staat M6-4 van D66. Het schoonhouden van de stad gebeurt niet alleen door een vakteam reiniging dat de vuilnis daadwerkelijk ophaalt uit de vuilnisbak en de ondergrondse containers, maar ook door een onderdeel van de organisatie dat “Stadsbeheer” heet en dat bijvoorbeeld de prullenbakken leegt en de straat veegt. In de motie is sprake van een voorziening "reiniging", met de kanttekening van de D66-fractie dat die niet in de programmabegroting staat. Geen enkele voorziening staat in de programmabegroting. Die voorziening is echt bedoeld om een potje te hebben voor kosten die wij verwachten te maken als de raad instemt met de gemeenschappelijke regeling voor het ophalen van huishoudelijk afval, zeg maar Avalex. Er worden naar onze mening dus twee verschillende dingen gekoppeld. Bovendien is de reden van de voorziening dat wij kosten verwachten als de raad instemt met een dergelijke gemeenschappelijke regeling. Ik hoop hiermee duidelijk genoeg te hebben gemotiveerd waarom wij het aannemen van dit amendement ontraden.

 

Een soortgelijke vraag speelt bij de motie M10-3 over het schoonhouden van de binnenstad. De VVD-fractie zei zojuist dat je, als je de zondag kostendekkend wilt betalen, dat kunt doen door op een andere dag niet schoon te houden. Dat heeft niet de voorkeur van het college. Wij houden graag op die andere, drukkere dagen de stad schoon. Een aantal mensen in de raad hebben ook wel eens uitgesproken dat de zondag geen reguliere dag mag worden of hebben zich wel eens uitgesproken tegen de 24-uurs economie. Ik doel niet op de VVD-fractie; ik heb het over een aantal mensen in de raad.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dit heeft niets te maken met een 24-uurs economie. Kom nou!

 

Wethouder KONING: Volgens sommigen zijn dergelijke activiteiten alleen mogelijk in het kader van een reguliere dag en niet in het kader van een rustdag. Ik denk dat de heer Van Til, die ik zojuist al luidruchtig hoorde instemmen, dit beter onder woorden kan brengen.

 

Motie M6-3 betreft het herstellen van openbare eigendommen na vandalisme. Ook het aannemen van die motie hebben wij ontraden vanwege het ontbreken van financiële dekking. Ook daarbij kun je natuurlijk zeggen dat wij dan maar iets anders niet moeten doen, maar wij geven er de voorkeur aan om andere dingen wel te doen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Als zaken door vandalisme worden beschadigd, herstellen wij die normaal gesproken toch ook? Dat kost dan toch ook geld? Hier wordt gevraagd om dat binnen 48 uur te realiseren.

 

Wethouder KONING: Zoals aangegeven is bij de graffiti-motie, wordt niet alles door ons hersteld. Een aantal gevallen van graffiti worden op dit moment niet verwijderd. Ik beschouw ook dat als vernieling van openbaar eigendom en ik denk dat de indiener van de motie daar ook zo over denkt. Een aantal dingen die hier in de vorm van een motie worden neergelegd, gebeuren op dit moment dus daadwerkelijk niet. U wilt dat er geprobeerd wordt om dingen die wel gebeuren, zo snel mogelijk te doen. Daar hebben wij servicenormen voor opgesteld die volgens mij besproken zijn met de raad, maar dan wel in de vorige periode.

 

In verband met motie M11-5 vroeg Stadsbelangen tijdens de varia nogmaals om een uitleg over het parkeertarief bij garages.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik vraag niet om een uitleg; ik vraag of u de motie wilt uitvoeren. Dat is iets anders.

 

Wethouder KONING: Daar hebt u gelijk in. U gaf daarbij aan dat u ervan uitging dat ik niet goed had begrepen wat u bedoelde. Ik dacht dat u daarbij nog een keer vroeg om een uitleg. Volgens de informatie die wij krijgen van Parking BV, is het niet mogelijk om deze motie uit te voeren zonder de parkeertarieven in de garages te verhogen. Nogmaals: Parking BV is een overheids-BV, een zelfstandig rechtsorgaan, en geeft aan dat je de tarieven niet in brokjes kunt verdelen, omdat je dan minder inkomsten hebt; dat leidt dus tot inkomstenverlies.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan ziet u eventuele meeropbrengsten van de aantrekkende werking op burgers die daardoor wel naar de binnenstad zouden gaan, over het hoofd. Bovendien kunt u wel roepen dat het niet mogelijk is, maar u maakt dat niet hard. Ik kan ook wel van alles roepen, maar u maakt het niet hard.

 

Wethouder KONING: Ik constateer dat mijn uitleg u niet heeft overtuigd. Wij proberen op andere manieren overigens wel om meer bezoekers naar de binnenstad te trekken. In 2007 maken wij bijvoorbeeld gratis openbaar vervoer op de zaterdagen mogelijk en wij stimuleren ook het fietsgebruik.

 

Bij de varia werd een vraag gesteld over de handhaving van het fietsbeleid. Het college is van mening dat het stoppen met deze handhaving mogelijkerwijs leidt tot een probleem. Als dat zo is, moet de handhaving naar onze mening gelijk weer opgepakt worden. Als dat het geval blijkt na het stoppen van de handhaving tot de evaluatie in januari, hopen wij dat de raad dat betrekt bij de besluitvorming.

 

Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik heb twee reacties te geven, allereerst op de gewijzigde motie M7-1 van de PvdA over het zonnecertificaat. Tegen aanneming van deze gewijzigde motie heeft het college geen bezwaar. Ik interpreteer de motie wel zo dat de gemeente een inspanningsverplichting aangaat om met ontwikkelaars afspraken te maken om groene financiering mogelijk te maken. Ik interpreteer de motie ook zo dat de gemeente een inspanningsverplichting aangaat met ontwikkelaars om ervoor te zorgen dat gebruikers bij oplevering over een goede gebruiksaanwijzing van hun energiesysteem beschikken. Dit zeg ik ter aanvulling op de motie, opdat zij voor de gemeente uitvoerbaar is.

 

Dan de gewijzigde motie M10-6 van GroenLinks over World Art Delft. Ook tegen aanneming van deze motie heeft het college geen bezwaar, met dien verstande dat het college in de cultuurvisie van 2007 zal kijken naar het uitwerken van deze motie.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Het college heeft geen bezwaar tegen de aanneming van die motie, maar dan wil ik iets vragen aan de voorzitter, die het eerder had over een bijeenkomst over de stand van zaken van het duale stelsel. Wij hebben als gemeenteraad een voorbeeldfunctie. Wij zijn met z’n allen bij een organisatie geweest waar wij met z’n allen afspraken hebben gemaakt over wat wij met World Art zouden gaan doen. De heer Bot kan wel lachen, maar er is afgesproken dat wij met z’n allen benaderd zouden worden door GroenLinks. Dat is niet gebeurd en vervolgens komt er een motie. Wij hebben een voorbeeldfunctie en je behoort elkaar als raadsleden serieus te nemen.

 

De VOORZITTER: Uw punt is helder.

 

De heer BOT (GroenLinks): Volgens mij zouden de uitnodigingen voor die bijeenkomst niet door GroenLinks worden verzorgd. Die zijn ook niet door GroenLinks verzorgd, maar door World Art Delft. Daar is volgens mij iets niet helemaal goed gegaan.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Ik kan mij vinden in de door de wethouder gegeven interpretatie van mijn motie. Ik heb de wethouder ook gevraagd om toe te zeggen dat zij zal bekijken welke mogelijkheden er nog meer zijn om nieuwbouwwoningen te voorzien van een groene hypotheek. Ik heb haar ook gevraagd om een toezegging op het gebied van de communicatie over wat wij allemaal al goed doen.

 

Wethouder MERKX: Hoewel de gemeente er niet over gaat, wil ik wel toezeggen dat ik zal kijken naar de mogelijkheden en dat ik uw vraag op die manier zal interpreteren.

 

De VOORZITTER: Als portefeuillehouder inkoop wil ik zelf iets zeggen over de gewijzigde motie M15-3 van de CDA-fractie over aanbestedingen. Het college heeft geen bezwaar tegen aanneming van die motie. U mag daar dus voor stemmen als u dat wilt.

 

Ik heb nog een redactionele opmerking met betrekking tot de orde. Bovenaan bladzijde 7 van 10 van het overzicht van de moties is een gewijzigd amendement omgezet in een motie, die zojuist is rondgedeeld. Het commentaar van het college daarop is al gegeven in de vorige termijn. Daar hoeven wij het nu dus niet meer over te hebben.

 

Amendement A10-1 is gewijzigd in motie A10-1 en luidt als volgt:

 

“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,

 

overwegende dat:

 

-        in het coalitieakkoord een onderzoek wordt aangekondigd naar podia en zalen. Hierbij betrekt de gemeente het gehele beschikbare aanbod in de stad en de behoeftes van groepen die minder dan gemiddeld deelnemen aan culturele activiteiten. Op basis van dit onderzoek stelt het college duidelijke vervolgstappen voor. Deze vervolgstappen dienen tijdig genomen te kunnen worden, zeker ten aanzien van de wensen van een tweede (kleine) zaal in theater De Veste en/of een nieuw theater/muziekcentrum met meerdere zalen in de Spoorzone.

-        dit onderzoek niet is opgenomen in de programmabegroting;

 

draagt het college op, het onderzoek naar podia en zalen in 2007 uit te voeren, daartoe een passende dekking te vinden en de uitkomsten en vervolgstappen voor te leggen aan de raad,

 

en gaat over tot de orde van de dag.”

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik had een vraag gesteld over de interpretatie van het college van ons amendement A8-1 over het terugbrengen van de doorlooptijd van uitkeringen van acht naar vier weken. Ik ben blij dat het college geen bezwaar heeft tegen de aanneming van die motie, maar ik ben het niet eens met de wijze waarop het college de motie waarschijnlijk gaat uitvoeren. Daar wil ik toch nog een reactie op, want dat is niet wat er staat.

 

De VOORZITTER: Ik ga eerst inventariseren wie nog meer het woord wenst.

 

De heer KROON (PvdA): Voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de wethouder over motie M11-3 over het onderzoek naar de waterbergingscapaciteit van de binnenstad. De VVD-fractie heeft in de tweede termijn herhaald dat het met name gaat om een onderzoek. Kan wethouder Koning daarop terugkomen?

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wethouder Rensen heeft één vraag vergeten over de fietsmotie van de PvdA, die ervoor pleit dat alle kinderen tot en met 16 jaar over een fiets kunnen beschikken. Is het nu niet al mogelijk om vanuit de bijzondere bijstand een fiets te geven aan mensen die niet kapitaalkrachtig genoeg zijn? Ik zie nu dat die vraag voor wethouder Bolten is.

 

Wethouder KONING: Voorzitter. Wij hebben op twee manieren gereageerd. In de overwegingen van de motie is aangegeven dat het weer uitgraven van grachten tegemoet kan komen aan extra waterbergingscapaciteit. Wij hebben aangegeven dat het toevoegen van die grachten geen rol speelt in de waterbergingscapaciteit.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat bestrijden wij dus, omdat het hoogheemraadschap ons expliciet heeft gevraagd om hier aandacht aan te besteden bij de begrotingsbehandeling. Wij zijn daar op werkbezoek geweest en hebben afgesproken dat wij dit hier zouden inbrengen. Als u dat zo zegt, zal dat vanuit uw kant beslist zo gezien worden, maar door het hoogheemraadschap niet. Het kan ook mede dekking geven aan een leuk project voor de stad. Het is dus een dubbele zaak: wij vinden die grachten leuk, maar het kan ook voor de waterberging dienen en de kosten kunnen gedeeld worden met in ieder geval het hoogheemraadschap.

 

Wethouder KONING: Wij gaan ervan uit dat het voor de waterbergingscapaciteit niet nodig is om de grachten terug te brengen. Wij zijn er in onze advisering van uitgegaan dat je alleen dat moet onderzoeken waarvoor je, bij een positieve uitkomst van dat onderzoek, financiële middelen hebt om dat uit te voeren. Zeker ten aanzien van dat laatstgenoemde denken wij dat dat zo in de papieren loopt dat wij op dit moment geen mogelijkheid zien om de grachten die gedempt zijn, terug te brengen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik zal dat met het hoogheemraadschap opnemen en bekijken hoe men hierop reageert. Misschien heeft het hoogheemraadschap hier wel veel geld voor over; dat weet ik niet. Ik vind het te ver gaan om dit nu al gelijk af te wijzen.

 

De VOORZITTER: Heeft de wethouder nog aanknopingspunten voor een verdere reactie? Ik geloof het niet.

 

Wethouder BOLTEN: Voorzitter. Over de fietsmotie is aangegeven dat wij daarop terugkomen in de nota Inkomensondersteunende voorzieningen. Dan zullen wij bekijken hoe wij de hoofdlijnen van die motie kunnen steunen en waarmee wij dat dekken. Meer zeg ik de heer Riphagen op dit moment dus niet toe.

 

Mevrouw Dekker vroeg naar de uitleg van ons “geen bezwaar”. Wij komen deze week – volgens mij aanstaande vrijdag – met een nota Arbeidsmarkt, inkomen en emancipatie. Die nota wordt besproken in de eerstvolgende vergadering van de commissie Bestuur en Werk. Ik stel voor dat wij daar dan verder over discussiëren. Wij ontraden de aanneming van de motie niet. Het is duidelijk wat mijn insteek bij die discussie zal zijn, maar u bent dan vrij om daar verder over te discussiëren.

 

De VOORZITTER: Volgens mij is het college door het huiswerk heen. Ik vraag de raad voor de laatste maal of er op dit moment nog aanleiding is om moties in te trekken of te wijzigen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het gaat niet om intrekken of wijzigen. Ik ben vrij teleurgesteld in het college, omdat u in gebreke bent gebleven. Een aantal jaren geleden is in deze raad een speculaasmotie aangenomen. Tijdens de behandeling van de programmabegroting zou speculaas worden uitgedeeld. Volgens mij is die motie nog steeds van kracht. Ik stel vast dat u geen uitvoering aan die motie hebt gegeven.

 

De VOORZITTER: Sinterklaas had geen speculaas, maar wel cake, in drie soorten nog wel.

 

De heer VOKURKA (D66): Sinterklaas is er vanavond toch niet.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Sinterklaas was heel boos en had daarom geen speculaas meegenomen.

 

De heer VOKURKA (D66): Ja, hij heeft een onvoldoende gekregen.

 

De VOORZITTER: Ik zal eens kijken wat ik nog in de tas heb. Volgens mij zit daar nog wel iets in voor ons tweetjes.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): U bent zelf ook altijd heel precies. Cake stond niet in die motie.

 

De VOORZITTER: Het is wel zoete deegwaar; het lijkt er dus wel op.

 

Ik stel voor dat wij schorsen, zodat de fracties zich kunnen beraden op hun stellingname over de moties en amendementen.

 

De vergadering wordt van 22.35 uur tot 22.45 uur geschorst.

 

De VOORZITTER: Ik vraag de fracties of er nog aanleiding is om moties of amendementen in te trekken of te wijzigen. Dit is de laatste kans, want hierna gaan wij stemmen.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Onze motie over de bijdrage voor de schoolkinderen moet inderdaad zo worden opgevat dat de uitvoering via de Stichting Leergeld verloopt. Het gaat om motie M3-1. De uitvoering daarvan loopt dus via de Stichting Leergeld. Zo moet de motie worden verstaan, want dit wordt uiteindelijk gefinancierd vanuit Delft.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij hebben alleen vier stemverklaringen, maar die komen straks wel.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Wij hebben geen stemverklaringen en geen gewijzigde moties of amendementen. Ik heb wel een slotverklaring, maar die komt straks.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik doe alleen het verzoek dat straks niet iedereen alle afzonderlijke moties en amendementen van een stemverklaring gaat voorzien, want anders zitten wij hier morgenavond nog.

 

De VOORZITTER: Mevrouw Bolten wil nog even reageren op de opmerking van de heer Van Doeveren.

 

Wethouder BOLTEN: Voorzitter. Over motie M3-1 van de CDA-fractie heeft de heer Van Doeveren terecht aangegeven dat alles via de Stichting Leergeld gaat. Die motie kan niet uitgevoerd worden, want in de fondsen van die stichting zit helemaal geen budget per kind. Je kunt het bedrag dus ook niet per kind verhogen naar 100 euro. Ik stel voor dat die motie wordt ingetrokken en dat wij daar in het kader van de vandaag door mij aangekondigde nota met elkaar over komen te praten.

 

De VOORZITTER: Dat betekent dat het college de aanneming van die motie nog steeds ontraadt.

 

Wethouder BOLTEN: Ja, omdat zij niet uitgevoerd kan worden, want wij hebben er niet per leerling iets in gestopt.

 

De VOORZITTER: Mijnheer Van Doeveren, handhaaft u de motie, wijzigt u haar of trekt u haar in?

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik volg vooralsnog de redenering van de wethouder. Wij zullen dit inbrengen bij de discussie over de nota.

 

De VOORZITTER: Betekent dit dat u de motie intrekt?

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ja.

 

De VOORZITTER: Aangezien motie M3-1 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit. Dank u wel voor dit goede, vruchtbare politieke overleg.

 

Wij hebben nu een complete vastgestelde set moties en amendementen en natuurlijk de voorstellen zelf. Ik stel voor dat wij eerst over de amendementen stemmen en dan over de moties. Dat moet betrekkelijk snel gebeuren. Ik vraag daarom om de uiterste terughoudendheid met stemverklaringen; liever heb ik helemaal geen stemverklaringen.

 

In stemming komt amendement A3-2.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, Leefbaar Delft, D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd.

 

In stemming komt amendement M6-4.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd.

 

In stemming komt amendement A8-1.

 

Het amendement wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt amendement A13-1.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb dit amendement gehandhaafd omdat de wethouder mij niet heeft toegezegd dat met een andere dekking het onderzoek in 2007 kan plaatsvinden.

 

Het amendement wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar Delft tegen dit amendement hebben gestemd. Wij zien wel hoe wij hiermee omgaan. De raad is de baas.

 

In stemming komt amendement A14-1.

 

Het amendement wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, Leefbaar Delft en de SP voor dit amendement hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M1-1.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, Leefbaar Delft en Stadsbelangen tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M14-2.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M2-3.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Stadsbelangen, GroenLinks, de PvdA, het CDA en de SP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M2-4.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en Leefbaar Delft tegen deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M2-2.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op zich vinden wij deze gewijzigde motie sympathiek, maar er zijn nog veel meer watergebruikers en daar gaat deze gewijzigde motie niet over. Daarom zullen wij deze gewijzigde motie niet steunen.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook wij zullen deze gewijzigde motie niet steunen. Wij vinden dat dit geen taak van de gemeente is en wij roepen de STIP-wethouder ertoe op om contact op te nemen met een oud-wethouder die nu bij Provinciale Staten voor D66 actief is.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van STIP, GroenLinks, de PvdA, het CDA, de VVD, de SP en de ChristenUnie/SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M3-2.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zal deze motie in deze gewijzigde vorm steunen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook dit is een sympathieke motie, maar wij zullen haar niet steunen, want wij denken dat het uitvoeren van deze gewijzigde motie leidt tot een open financiële kostenpost waar geen eind aan zit.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ook wij zullen deze gewijzigde motie niet steunen, omdat wij vinden dat er een voorziening is in de vorm van de bijzondere bijstand: als een fiets nodig is en als de middelen daarvoor ontbreken, springt de bijzondere bijstand bij.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, STIP, de ChristenUnie/SGP en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M3-3.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wij zullen tegen deze motie stemmen, omdat wij de constatering dat jongeren voor overlast zorgen, stigmatiserend vinden.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij hadden hetzelfde soort gevoel bij deze motie. Wij zullen haar dus niet steunen.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ook de fractie van Leefbaar Delft zal deze motie niet steunen, omdat het steeds meer de kant op gaat dat wij de opvoedingstaken van de ouders overnemen.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie/SGP, het CDA, de PvdA, D66 en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M3-5.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen. Wij zijn heel erg voor een aanpak van het alcoholgebruik onder jongeren, maar wij vragen wel om even te wachten met de uitvoering. Wij willen dit immers graag meenemen in een initiatiefvoorstel dat wij met een aantal partijen aan het maken zijn. Wij willen dus dat de uitvoering daarna plaatsvindt.

 

De VOORZITTER: Het college heeft hiervan gezegd wat het hiervan heeft gezegd: wij gaan ermee aan de slag. Het is goed om te horen dat ook de fracties hiermee bezig zijn. Volgens mij komt dat wel goed.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt motie M3-6.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wij zullen voor deze motie stemmen, maar tekenen daarbij aan dat een vertegenwoordiging van de jongeren die de gemeente zal adviseren, representatief moet zijn.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij zullen tegenstemmen. De Jongerenraad is al een gesprekspartner, maar wij zijn ertegen om daar een echt adviesorgaan van te maken.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de argumentatie van de fractie van GroenLinks. Wij hebben hier bovendien slechte ervaringen mee, want de jongeren believen een budget om zelf in te vullen. Daar moeten wij naar toe in plaats van hen als gesprekspartners te zien. Wij zullen dus tegen deze motie stemmen.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik volg de redenering van de STIP-fractie en zal deze motie dus steunen.

 

De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ook wij steunen deze motie. Ook als je als politicus slechts een luisterend oor bent, vind ik dat al belangrijk.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Stadsbelangen, STIP, D66, de ChristenUnie/SGP en Leefbaar Delft voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M3-7.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M4-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb deze gewijzigde motie gehandhaafd. Ik heb inmiddels het regionaal convenant ter bespreking gevraagd voor de commissievergadering, maar ik wil deze gewijzigde motie als signaal aan het landelijke niveau handhaven.

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Wij zullen tegenstemmen, niet omdat wij geen moeite zouden hebben met het asielbeleid, maar omdat wij het niet nuttig vinden om hier over landelijk beleid te spreken. Wij hebben er ook moeite mee dat heel selectief zaken worden geselecteerd uit het landelijke beleid. De politie werkt immers in algemene zin met prestatieconvenanten. Ook bij de realisatie van allerlei andere zaken worden dus bonussen verleend.

 

De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze gewijzigde motie steunen, met als motivering dat wij vinden dat van een dergelijke prestatieafspraak een perverterende werking uitgaat.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. De D66-fractie zal deze gewijzigde motie steunen, want wij vinden wél dat wij als Delft een signaal aan het landelijke niveau kunnen afgeven.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, STIP, de PvdA en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-3.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Nog afgezien van de principiële bezwaren is voor ons de noodzaak van het schoonmaken op zondag niet duidelijk.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil daarop reageren. Ik zou bijna zeggen dat de heer Van Til op zondag te weinig in de stad komt.

 

De VOORZITTER: Nee, u moet een stemverklaring geven.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Oké, dit was even een lokkertje. Wij handhaven deze motie, omdat wij het niet eens zijn met de argumentatie van het college. Wij vinden dat er wel degelijk mogelijkheden moeten zijn om op zondag schoon te houden. Zelfs als dat niet zo zou zijn, verwachten wij dat de wethouder terugkomt naar de commissie als er problemen komen met de betaling. Dit onderwerp speelt al heel veel jaren en er moet ook op zondag gewoon een schone stad zijn.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze motie niet steunen, omdat wij vinden dat te veel de suggestie wordt gewekt dat wij hiermee een opdracht geven. Dat willen wij niet.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Waarom geven wij hiermee een opdracht?

 

De VOORZITTER: Nee, niet meer debatteren.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen, simpelweg omdat er geen financiële dekking is. Volgens mij is het in de raad gebruikelijk om financiële dekking aan te geven.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, Leefbaar Delft, D66 en STIP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M3-4.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt motie M6-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Onze fractie zal tegenstemmen, omdat wij wat moeite hebben met wat precies “kunstzinnige graffiti” of “kunstzinnige graffiti” zou zijn. Onze ervaring is dat de legale plakplaatsen, als zij lelijk zijn, opnieuw overgeschilderd worden door de graffitiartiesten.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M6-2.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M6-3.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van D66 voor deze motie heeft gestemd.

 

De heer VOKURKA (D66): Bijna!

 

De VOORZITTER: Volgend jaar opnieuw proberen!

 

In stemming komt motie M7-3.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M7-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil nog eens benadrukken dat het gaat niet om niet-verplichtend. Op die manier zijn wij voor deze gewijzigde motie.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij gaan ervan uit dat wij net als bij de oorspronkelijke motie gelden als medeondertekenaars van deze gewijzigde motie.

 

De VOORZITTER: Wij zullen dat in de annalen bijschrijven.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zou ik heel prettig vinden.

 

De VOORZITTER: Ik denk dat deze gewijzigde motie wordt aangenomen; dat is dus goed voor de score.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar Delft en D66 tegen deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M11-3.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen, omdat er licht zit tussen wat het hoogheemraadschap zegt en wat de wethouder zegt. Om dat licht wat minder te maken, zullen wij de motie steunen.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de SP, het CDA, de PvdA, D66, de ChristenUnie/SGP en de SP voor deze motie hebben gestemd. Het college zal bekijken hoe wij deze motie gaan uitvoeren. Om te beginnen gaan wij maar eens met het hoogheemraadschap praten.

 

In stemming komt motie M2-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw THOOLEN (PvdA): Voorzitter. Wij zullen niet voor deze motie stemmen. Wij wachten graag de integrale nota af en wij hopen dat daar meer verbeteringen in staan dan alleen wat de “methode-Spekman” wordt genoemd.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-1.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SP en Leefbaar Delft voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-4.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer WITSENBOER (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zou graag voor deze motie willen stemmen, maar wij kwamen een klein puntje in de tekst tegen. Daar wordt gesproken van “bijzondere bijstand”, maar dat zou “aanvullende bijstand” moeten zijn.

 

De heer VAN TONGEREN (CDA): Het stuit niet echt op bezwaren om dat zo te wijzigen.

 

De VOORZITTER: Motie M8-4 wordt in die zin gewijzigd dat “bijzondere bijstand” is gewijzigd in “aanvullende bijstand”.

 

De gewijzigde motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt motie M8-5.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Wij vinden het een goede zaak dat het beleid niet alleen door de gemeente zelf wordt geëvalueerd, maar dat wij daar ook eens een externe instantie naar laten kijken.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het CDA, de ChristenUnie/SGP, Leefbaar Delft en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-6.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik heb al eerder gezegd dat wij tegen deze motie zullen stemmen. Het verbaast mijn fractie dat de PvdA-fractie drie minuten economische zaken heeft volgepraat over anoniem solliciteren. Dat heeft bij ons tot lichte teleurstelling geleid.

 

Mevrouw THOOLEN (PvdA): Daaruit blijkt hoe belangrijk wij dat onderwerp vinden.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de PvdA-fractie voor deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M8-8.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Stadsbelangen tegen deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M8-9.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Deze motie riekt voor ons te veel naar inkomenspolitiek. Het is geen lokale politiek. Het geld van de corporatie is bedoeld om woningen te bouwen en niet om dit soort beleid op te bouwen. Het huursubsidiebeleid is aan het Rijk. Wij zullen dus tegen deze motie stemmen.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. De SP-fractie stemt voor deze motie, maar wel onder luid protest. Wij vinden immers dat het eigenlijk niet zo zou moeten, omdat inkomenspolitiek inderdaad niet bij de woningcorporatie hoort, maar bij de landelijke of gemeentelijke overheid.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze motie steunen. Ook wij willen een ander kabinet. Zolang dat er niet is, is dit signaal alleen maar goed.

 

De VOORZITTER: Ja, als wij zo beginnen!

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, STIP en de SP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-10.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de ChristenUnie/SGP tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-11.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Zoals ik ook in de termijn zei, vinden wij het op zich belangrijk dat de SP-fractie dit punt heeft aangekaart. Wij hebben er ook sympathie voor, maar wij zien met name een rol voor de BWD weggelegd. In de huidige vorm kunnen wij deze motie dus helaas niet steunen.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-14.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van STIP, Stadsbelangen, D66, GroenLinks, de ChristenUnie/SGP, de VVD, de SP, Leefbaar Delft en de leden Kiela, De Bie, Damen, Clason, Van Holst, Thoolen, Mousavi Gourabi en Kroon van de PvdA-fractie voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-15.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Toen dit nog twee gesplitste moties waren, waren wij het eens met de motie over het kwantitatieve aantal stageplaatsen per jaar. Wij konden ons echter niet vinden in het voorstel om die al op voorhand in te delen voor bepaalde doelgroepen. Daarom zullen wij deze motie niet steunen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hebben dezelfde redenering: wij waren blij met de oorspronkelijke motie van de PvdA-fractie, maar vanwege de nu in de motie opgenomen kwetsbare groepen zijn wij niet blij met deze motie.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, het CDA, de ChristenUnie/SGP, de SP, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M8-12.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar Delft en de SP tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M9-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Het lijkt ons niet nodig om nader te kijken naar de naamgeving, want STIP is een sterk merk.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Juist omdat het college zegt dat het alles nog eens gaat bekijken maar de prijs op zich leuk vindt, zullen wij deze motie steunen.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SP en Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-14.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de SP-fractie tegen deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M10-1.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-16.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, STIP, Stadsbelangen, het CDA, de ChristenUnie/SGP, de VVD en de SP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-1.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SP, de VVD, D66 en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-11.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het programma van kunstzinnige vorming via de VAK is zo breed dat wij absoluut geen behoefte aan deze motie hebben.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-13.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de PvdA-fractie tegen deze motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M10-5.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Volgens mij hebben wij helemaal geen stadsdichter. Ik kan mij dat althans niet herinneren. Wij zullen deze motie niet steunen.

 

De VOORZITTER: Die moet nog benoemd worden.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hebben niet om een stadsdichter gevraagd, maar om een opdracht aan een componist en een tekstschrijver. Dat is iets anders, want wij hebben geen stadsdichter.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. D66 houdt niet van zingen; wij steunen deze motie niet.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik houd niet van voetballen, maar ik steun wel de sport, wat voetballen betreft.

 

De heer VOKURKA (D66): Dan verschillen wij daarover van mening.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de VVD, de ChristenUnie/SGP en STIP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M10-6.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op zich hadden wij deze gewijzigde motie wel willen steunen, maar aan het eind van het traject wordt alleen een meerjarige subsidie voor World Art Delft gevraagd. Er wordt niet gevraagd om in de volgende programmabegroting te komen tot meerjarige subsidies voor andere evenementen. Daarom zullen wij deze gewijzigde motie niet steunen.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie/SGP en de VVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M10-8.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

In stemming komt motie M11-1.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie hecht enorme waarde aan de veiligheid van voetgangers. Wij zullen deze motie daarom niet steunen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zal deze en de volgende motie wel steunen, maar vooral omdat het college erbij heeft gezegd dat het zal bekijken of en waar dit mogelijk is.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen, ook al omdat wij erg hechten aan de veiligheid. Wij denken dat deze motie gevaarlijke situaties gaat opleveren.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij denken juist aan de veiligheid van de fietsers en zullen deze motie daarom niet steunen.

 

De VOORZITTER: Dat is een genuanceerd palet.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, STIP en de SP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M11-2.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Als het college, zoals het belooft, hier heel zorgvuldig mee omgaat – de Jacob Gerritspromenade is immers nu al weinig doorgankelijk en als wij ook daar laten fietsen, hebben wij een probleem – zullen wij voor deze motie stemmen.

 

De motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP tegen deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt de gewijzigde motie M11-4.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze gewijzigde motie niet steunen, omdat wij denken dat dit geen realistische motie is.

 

De gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Stadsbelangen tegen deze gewijzigde motie heeft gestemd.

 

In stemming komt motie M11-5.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen en wij zijn wat teleurgesteld over de beantwoording door de wethouder.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen. Wij vinden haar niet realistisch.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Stadsbelangen, D66, het CDA, de VVD, Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M13-1.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Stadsbelangen, D66, het CDA, de SP, de ChristenUnie/SGP en Leefbaar Delft voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M14-3.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen, omdat wij de redenering van de wethouder volgen.

 

De VOORZITTER: Het is een goede wethouder, hè?

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zeg ik niet.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij vinden het ook een goede wethouder en kunnen haar prima volgen. Omdat zij al heeft toegezegd dat zij de punten 1, 2 en 4 sowieso gaat uitvoeren, vinden wij deze motie overbodig en zullen wij haar niet steunen.

 

De heer HARPE (VVD): Als punt 3 wordt ingetrokken, steunt u de motie dan wel?

 

De VOORZITTER: Nee, daar gaan wij nu niet meer over praten.

 

De heer HARPE (VVD): Voorzitter. Wij handhaven deze motie. Zij ondersteunt het beleid van het college op het punt van het verminderen van lasten- en regeldruk. Wat wij vragen, slaat geen gaten in begrotingen of anderszins.

 

De motie wordt bij handopsteken verworpen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie/SGP, het CDA, D66 en STIP voor deze motie hebben gestemd.

 

In stemming komt motie M15-3.

 

De motie wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

De VOORZITTER: Wij hebben nu alle moties en amendementen gehad en gaan nu stemmen over de geamendeerde programmabegroting. Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. U slaat een punt over. Er zou een slotverklaring komen van de fracties vóór de stemming en de vaststelling van de programmabegroting. Daar hebben mensen zich op voorbereid. Ik vraag daar dus toch tijd voor.

 

De VOORZITTER: Dan mag men nu met slotverklaringen komen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Volgens mij heeft ook de SP-fractie aangekondigd dat zij nog iets te zeggen had.

 

Terugkijkend op deze bespreking van de programmabegroting moet mij van het hart dat de procedure van de behandeling nodig bijstelling verdient. Wat is nu de praktijk? Fracties putten zich uit in voorbereiding, bijdragen in eerste termijn worden verzorgd, er wordt om reacties van het college gevraagd en dan blijkt er nauwelijks ruimte voor die reactie. Ook komt op een zeer laat moment de inhoudelijke beoordeling van de moties en amendementen. En alleen dat! Als we de huidige procedure handhaven, kunnen we voortaan volstaan met het indienen en toelichten van de moties en amendementen. Dat scheelt een hoop werk.

 

De aanvangstijden van de vergadermomenten zijn ook ongewenst vroeg. Na een volledige dagtaak nogmaals zo’n zes uur vergaderen is eigenlijk van de gekke! Wij verwachten volgend jaar een andere aanpak. Daarbij is de VVD-fractie voorstander van behandeling via de commissies.

 

Wij verwachten ook wat minder ontradingen. De beoordelingen kunnen flexibeler en consistenter. Als beleid eraan komt, kan het college gewoon ter ondersteuning en eerste aanwijzing de moties laten behandelen en doen aannemen of vooraf duidelijker aangeven wat de raad op korte termijn kan verwachten. Ook dat scheelt een heleboel tekst en bijbehorende moties. Het wisselend bij ontraden wel of niet toch een mogelijkheid zien om iets met de motie te doen, is ook opvallend. Ik raad het college aan om zelf nog eens kritisch naar de formuleringen van de reacties te kijken.

 

Rest mij om degenen die de behandeling van de programmabegroting mogelijk hebben gemaakt, met name de griffie en de bodes, te danken voor hun inzet.

 

Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. De wijze van behandeling van de programmabegroting verdient geen schoonheidsprijs. Op de praktische invulling zullen wij later terugkomen. Het voorstel van mevrouw Steffen kunnen wij volgens mij niet helemaal steunen, maar daar moeten wij het maar eens over hebben. Veel vragen bleven onbeantwoord, bijvoorbeeld over opleidingsbudgetten en corporaties. Met sommige zaken zijn wij blij, maar met veel zaken niet. De visie op wonen is bijvoorbeeld de onze niet en is dat nooit geweest. Wij voelen ons daarin gesteund door veel deskundigen, die helaas niet door lijken te dringen in Delft. De wijze van behandelen van de armoede is wat ons betreft niet urgent genoeg. Ook op “work first” en integratie hebben wij commentaar. Wij zullen dan ook tegen deze programmabegroting stemmen.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie heeft er behoefte aan om nogmaals aan te geven dat deze behandeling van moties en amendementen de zorgvuldigheid en de belangen van de bewoners van onze stad niet ten goede komt. Dat moeten wij voortaan dus gewoon anders doen. Een aantal jaren geleden heeft onze fractie al eens gepleit voor een schriftelijke eerste termijn, zodat wij de eerste avond direct met elkaar in discussie kunnen. Je zou er ook aan kunnen denken om anderhalve week of twee weken voor de behandeling van de programmabegroting moties naar elkaar te sturen, zodat je echt dualisme in deze raad krijgt. Wij moeten het in ieder geval niet meer op deze manier doen, want dit is een vrij onbevredigende manier. Vroeger hebben wij het ook wel eens in drie avonden gedaan. Misschien moeten wij ook daar nog maar eens over denken.

 

Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie is ontstemd, tevreden en trots. Ontstemd omdat onze motie over anoniem solliciteren op zo weinig steun kon rekenen, maar tevreden omdat al onze andere voorstellen – waaronder fietsen voor kinderen en het onderwijskansenbeleid – wel zijn aangenomen en omdat wij die ook met andere fracties hebben mogen indienen. Trots zijn wij op het feit dat het ernaar uit ziet dat de programmabegroting het gaat halen, maar ook op de publieke tribune, omdat de mensen daar het zo lang volhouden.

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wat de procedure betreft, sluit onze fractie zich aan bij het gevoel van de fracties van de VVD, de PvdA en Stadsbelangen. Wij weten nog niet hoe wij het de volgende keer moeten doen, maar het lijkt ons goed om het daar eens over te hebben, want het heeft tot onnodig veel stress en onduidelijkheid gezorgd.

 

Wat de raad betreft: wij hebben op de twee avonden een constructieve houding van de raad gezien. De sfeer was erg goed en wij hebben zeer veel goede, nieuwe ideeën uit alle nieuwe fracties kunnen horen. Dat vinden wij erg positief. Daarnaast bedanken wij de griffie, de bodes, de ambtenaren en het college voor het mogelijk maken van deze programmabegroting.

 

De VOORZITTER: Nu gaan wij over tot de stemverklaringen over de programmabegroting. Mevrouw Dekker heeft al iets gezegd wat als stemverklaring geldt.

 

De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voor onze fractie was onze motie met betrekking tot budgetten en het zichtbaar maken daarvan een enorm breekpunt. Dat was voor ons van doorslaggevende betekenis voor het wel of niet steunen van de programmabegroting. Wethouder Bolten heeft onze fractie zojuist een heel nadrukkelijke toezegging gedaan. Dat is voor ons uiteindelijk reden om de programmabegroting te steunen.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik heb in mijn bijdragen al aangegeven dat wij op een aantal punten nadrukkelijk moeite hebben met deze begroting. Wij vinden de doelen onhelder en je kunt er als raad qua inzicht en dergelijke heel moeilijk mee uit de voeten. Wij hebben een paar breekpunten nadrukkelijk bij het college neergelegd. Degenen die goed hebben geluisterd naar mijn verhaal over het armoedebeleid, hebben die punten kunnen horen: serieuze aanpassingen van het armoedebeleid en het jeugd- en jongerenbeleid. Wij hebben ook voorstellen gedaan om de ambitie te vergroten. Die voorstellen kunnen in deze raad niet op voldoende draagvlak rekenen. Wij vinden dan ook dat deze begroting te weinig ambitie uitstraalt, hoewel er natuurlijk best een paar goede dingen in staan. Wij vinden de ongemotiveerde overheveling van 8 miljoen euro aan reserves naar allerlei projecten een beetje treurig. Daar is verder geen verantwoording over afgelegd en dat is gebeurd buiten de kaders die in augustus zijn meegegeven bij de financiële nota. Ook dat vinden wij heel droevig. Alles bijeen genomen, kunnen wij op basis van die breekpunten toch niet voor deze begroting zijn.

 

De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij vinden in de begroting te weinig een concrete aanpak, bijvoorbeeld op het punt van het armoedebeleid, maar ook op het punt van visiestukken en groen. Het is allemaal te vaag. Er wordt voortgemodderd op wat in de vorige periode is gebeurd. Wij hebben ingezet op een echte verlaging van de lasten voor de burger, maar eigenlijk zien wij alleen maar meer beleid en meer ambtenaren. De lasten zullen dus toenemen. De grote lijn van de programmabegroting steunen wij dus niet. Daarom stemmen wij tegen.

 

Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil nog even concluderen dat wij begonnen met de opmerking dat de programmabegroting er goed uit ziet. Tijdens de behandeling zijn wij daarin gesterkt. Wij vinden het een goede eerste uitwerking van het coalitieakkoord en wij zijn blij dat het zo goed en in een goede stemming is verlopen. Niet vanwege die stemming, maar vanwege de inhoud zullen wij voor de programmabegroting stemmen.

 

De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij mevrouw Steffen.

 

De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heer Bot.

 

De gewijzigde programmabegroting wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, GroenLinks, STIP, Stadsbelangen, D66 en de ChristenUnie/SGP voor de programmabegroting hebben gestemd.

 

Ik wil graag vanaf deze plaats iedereen bedanken die heel hard heeft gewerkt om dit mogelijk te maken, niet alleen bij de begrotingsvoorbereiding – ambtelijk en bestuurlijk – maar ook bij de beantwoording van de schriftelijke vragen. Daar is veel werk in gaan zitten, omdat bij deze systematiek een flink aantal wijzigingen is doorgevoerd. Ik denk dat het daardoor voor de raad makkelijker wordt om te sturen. Daar is een hele slag in geweest. Dat moet niet worden onderschat. Daarnaast zijn de griffie en de ambtelijke ondersteuning met name de afgelopen dagen heel hard in de weer geweest om zicht te krijgen op de moties en amendementen en om daar vandaag op een geordende manier over te kunnen besluiten. Ik wil de raad zeggen dat het echt heel veel inspanning kost om het proces op die manier goed aan de gang te houden, met ingelaste vergaderingen en extra capaciteit. Vandaag viel ook nog de belangrijkste kopieermachine uit, precies op het moment dat wij zo’n beetje klaar waren. Dat is de hectiek, de spanning en de dynamiek die bij een begrotingsbehandeling horen, maar ik denk dat het iets te veel van het goede is geweest. Ik onderschrijf de mening van iedereen die heeft gezegd dat een ordentelijker verloop gewenst is. Ik denk dat het de volgende keer beter zou kunnen. Laten wij in het kader van het overleg tussen raad en college dus eens nadenken over een iets meer geordende procedure waarin iets meer tijd is om ook politiek met elkaar over zaken te spreken. Ik heb een aantal fracties horen pleiten voor een commissiebehandeling. Misschien is dat een route waarbij woordvoerders en portefeuillehouders in het college meer de diepte in kunnen en waarbij wij al wat meer zicht krijgen op de politieke elementen die een rol kunnen gaan spelen bij het amenderen van de begroting en het indienen van moties. Dan zou je het in één avond – misschien iets langer – in de raadsvergadering kunnen doen. Maar goed, dat is een voorzet die ik geef. Laten wij elkaar daar de komende weken maar eens even op aanspreken.

 

Tot slot wil ik ook zeggen dat wij deze vergadering niet hadden kunnen houden en niet hadden volgehouden zonder de begeleiding van de bodes en iedereen die ons logistiek heeft ondersteund. Dat was geweldig, heel goed. Wat ons betreft, heeft de gemeentelijke organisatie ook op dat punt de volledige inzet geleverd.

 

Hiermee sluiten wij de begrotingsbehandeling af.

 

289. Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke Belastingverordeningen 2007 – 2e termijn.

(Stuk 190 – 20142846)

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat niemand hierover het woord wenst te voeren.

 

In stemming komt het voorstel.

 

De VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.

 

De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ook hier zullen wij niet in meegaan, al was het maar omdat wij vinden dat de ozb wat lager vastgesteld had kunnen worden. Wat ons betreft, is dat een herhaling van onze argumentatie bij de financiële kaderstelling. Wij kunnen het dus kort houden.

 

Het voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en Leefbaar Delft tegen het voorstel hebben gestemd.

 

290. Voorstel inzake het concept-collegebesluit ten behoeve van de herziening van grondwaarden van 10 erfpachtcontracten conform de Algemene Erfpachtvoorwaarden 1976.

(Stuk 200 – 20149066)

 

De VOORZITTER: Ik constateer dat er geen behoefte is om over dit voorstel te spreken.

 

In stemming komt het voorstel.

 

Het voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.

 

291. Afscheid David Riphagen.

 

De VOORZITTER: Dit is een bijzonder moment, want wij hebben een brief gekregen van David Riphagen. David, volgens de beste traditie en gebruiken van de STIP-fractie was je zeer laat met de melding dat je je gaat terugtrekken als raadslid. Zo kennen wij onze STIP’ers: voor dit soort logistieke dingen komt men op het laatste moment. Misschien was je het de afgelopen dagen ook wel helemaal vergeten omdat wij volledig zijn opgegaan in de begrotingsbehandeling terwijl jij je aan de interne partijafspraak moest houden om plaats te maken voor de volgende in de rij. Zo is het gegaan. Dat betekent dat dit je laatste raadsvergadering was en dat je je finest hour vandaag en op eerdere momenten hebt moeten beleven. Ik denk dat je daar een mooie tijd bij hebt gehad. De manier waarop jij optrad als fractievoorzitter en waarop je in de raad je bijdragen leverde, is altijd buitengewoon plezierig, constructief, bondig en helder geweest. Wat dat betreft, heb je echt laten zien dat je een goede parlementariër bent, want je kunt op een korte, heldere manier heel goed je statements afgeven. In dat proces heb je meegedacht en meegestuurd bij alles wat hier in de raad speelt. Ik heb al vaker gezegd dat ik het heel bijzonder vind dat studenten dit politieke werk “erbij doen” en op een relatief jonge leeftijd dit soort verantwoordelijkheden aan kunnen en daarin ook volledig meedraaien. Dat is een extra toevoeging aan jullie studietijd in Delft, maar ook een gewaardeerde bijdrage vanuit de Delftse maatschappij in deze arena.

 

David, je hebt in een aantal commissies gezeten. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar volgens mij waren het alle commissies. Als fractievoorzitter word je ook geacht om allround te zijn. Je hebt je dus overal mee kunnen bemoeien en je hebt je met verve voor de stad ingezet, waarbij je ook jouw fractie goed op de voorgrond hebt gebracht. Ik heb dat vanavond nog op een bijzondere wijze gezien. De themabespreking over jeugd en jongeren ging een beetje de sombere kant op. Laat ik dat voorzichtig zeggen, want als voorzitter moet ik de goede marges natuurlijk altijd een beetje in de gaten houden. Op een gegeven moment vond jij het genoeg en intervenieerde jij redelijk “staatsmännisch” in de zin van: vrienden, zo is het genoeg; hier sta ik en er zit een heel andere kant aan dat verhaal. Dat tekent jouw rijpheid en volwassenheid, evenals de gedragenheid en het gemak waarmee je met die grote fracties en al die volwassen mensen kunt omgaan, al vraag ik mij wel eens af wie er nou volwassen is. Je liet zien dat je fractieleider bent en dat je staat voor je zaak en voor je doelgroep. Dat tekent de ultieme rijpheid die je als raadslid kunt bereiken en je weet dat je op je hoogtepunt moet weggaan. Ik vond dus dat je dat heel goed hebt gedaan.

 

Daarnaast kan ik nog wat bijzondere dingen noemen waarmee je je bezig hebt gehouden. Daarbij gaat het ook om aansprekende dingen die wij aan de vergetelheid willen ontrukken als je later de notulen van deze vergadering nog eens leest. Je hebt je beziggehouden met het Filmhuis on Tour en het architectuurbeleid in Delft, maar ook met iets heel bijzonders, het seksspreekuur bij het Jongeren Informatie Punt. Ik vrees de dag dat mijn kinderen daar terechtkomen. Ik ga het zelf toch nog maar even goed met ze doornemen. Volgens mij is die voorziening echter wel nuttig en nodig. Zij zorgt voor een bredere volksgezondheid, ook onder jongeren. Je hebt gesproken over het benutten van de creatieve en culturele potentie van Delft, ook vandaag weer. Dat is een typisch punt van STIP, dat iedere keer met verve naar voren wordt gebracht. Ik denk dat dat punt aankomt, dat het draagvlak heeft in deze raad en dat wij dat ook gaan merken in de stad. Een heel belangrijk wapenfeit is dat je, ondanks een zetel verlies, er toch in geslaagd bent om in de coalitie te komen. Dat zegt ook iets over gedragenheid in de raad en misschien ook wel iets over politieke kwaliteiten of onderhandelingskwaliteiten. Ik weet dat allemaal niet, want ik zit daar niet bij. Dat vind ik af en toe wel lastig, maar dat is mijn rol niet. Het zegt in ieder geval iets over de manier waarop jullie in de raad staan en bezig zijn.

 

Je hebt een uitgebreide carrière gemaakt als bestuurslid, commissielid, raadslid, fractievoorzitter en lijsttrekker bij STIP. Kom daar maar eens om, op zo’n jonge leeftijd. Je neemt dus al een grote bestuurlijke carrière met je mee. In 2008 is je afstuderen gepland. Je komt dus buitengewoon goed beslagen ten ijs wanneer je straks echt gaat werken. Dit is natuurlijk mooi, maar het echte werken bestaat natuurlijk ook uit minimaal van 09.00 uur tot 17.00 uur aan de bak gaan. Met name voor die 09.00 uur moet je nog wel wat doen.

 

David Riphagen heeft veel humor en dat wordt ook door anderen gezien. Hij is buitengewoon plezierig om mee om te gaan. Dat zat ook wel een beetje in de naam “STIP”. Die naam doet de mondhoeken natuurlijk altijd krullen. Er zijn wel eens mensen geweest die je hebben aangesproken als “David Stiphagen”. Dat zegt veel over de identificatie van jou met de studentenfractie. Wij zien hier de vleesgeworden STIP-fractie voor ons.

 

Heel veel dank voor alles wat je hebt gedaan voor de raad en voor de stad. Ik wens je een bloeiende toekomst en ik wens je toe dat je snel afstudeert om gauw de dromen over Delft Kennisstad, de creatieve economie en de architectuur waar te maken. Je afscheidsbrief was niet op tijd om de Porceleyne Fles opdracht te geven voor het bord, maar die krijg je nog. Heel veel dank.

 

(Applaus)

 

De VOORZITTER: Last famous words!

 

De heer RIPHAGEN (STIP): Ik heb mijn slotverklaring over de programmabegroting al gegeven. Daar wil ik het dus niet over hebben. Ik zal gewoon “out of the blue” vertellen hoe ik het ervaren heb. Toen ik hier binnenkwam, vond ik het allemaal heel erg eng. De eerste keer dat ik iets in de raad moest vertellen, deed ik dat veel te snel. Dat is sowieso iets wat STIP’ers vaak doen: wij praten allemaal verschrikkelijk snel. Wij hebben het altijd netjes voorbereid, maar lezen het verschrikkelijk snel voor. Daar ben ik volgens mij van af. Ik ben nog niet af van het trillen. Ik tril nog altijd heel erg, maar ik heb wel heel veel andere dingen geleerd, waaronder de concrete leuke dingen die je als Delfts politicus voor je stad kunt bereiken met heel veel andere mensen die zich allemaal inzetten voor de stad. Soms kan het inhoudelijk heel hard zijn, maar daarna kunnen wij gewoon gezellig met elkaar opschieten. Ik vind het leuk om te zien dat dat zowel bij de oude raad als bij de nieuwe raad kan. Misschien zijn wij met die sfeer wel heel uniek in Nederland. Ik moet eerlijk zeggen dat ik denk dat ik met een ieder van u goed op kan schieten. Soms is het inhoudelijk hard, soms is het ook ten opzichte van het college hard en soms hebben wij een hard inhoudelijk debat in de raad, maar daarna is er gelukkig altijd tijd voor het door mij zeer geliefde biertje. Rest mij dan ook om jullie uit te nodigen – helaas is ook dat last minute – voor volgende week vrijdag. Op studentenvereniging Virgiel is er dan een borrel vanaf 20.00 uur. Ik zou het heel prettig vinden als jullie de periode die ik als raadslid als heel belangrijk heb ervaren, met mij zouden willen afsluiten door daar een borrel te komen drinken. Ik blijf nog wel commissielid. Jullie zullen mij dus zeker zien en wij zullen zeker nog in debat gaan, maar deze periode waarin ik mij fulltime heb ingezet voor de stad Delft, wil ik hiermee afsluiten. Ik dank u allemaal voor de fijne samenwerking.

 

(Applaus)

 

De VOORZITTER: Wij gaan deze vergadering afsluiten. Het is toch gelukt om de vergadering voor 0.00 uur af te sluiten. Om die reden heb ik een paar flessen wijn verdiend. Omdat het college altijd probeert om zijn toezeggingen na te komen, gaan Aad Meuleman en ik een halve speculaas opeten.

 

292. De vergadering wordt om 23.55 uur gesloten.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2006.

 

 

,voorzitter.

 

 

,griffier.