V O O R T G E Z E T T E V E R G A
D E R I N G
op dinsdag 7 november 2006 om 18.00 uur.
Overzicht van de verhandelende punten
Stuknr.
287. Heropening en mededelingen
288. Behandeling van de programmabegroting 2007-2010
289. Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke
Belasting-
verordeningen 2007 190
290. Voorstel inzake het concept-collegebesluit ten
behoeve van
de herziening van grondwaarden van 10
erfpachtcontracten
conform de Algemene Erfpachtvoorwaarden
1976 200
291. Afscheid David Riphagen
292. Sluiting
287. De VOORZITTER: Ik
heropen de vergadering. Aan de orde is nog steeds de Programmabegroting
2007-2010 en nog een aantal andere financiële stukken. Ik moet u melden dat de
heer Keuvelaar ziek en dus afwezig is. De heer Stoelinga komt later; althans,
dat probeert hij.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter. De heer Kroon komt iets
later.
De VOORZITTER: Wij zullen daar rekening mee houden door de
stemmingen zo laat mogelijk in de avond te laten plaatsvinden.
Ik wil nog iets vertellen over de orde van deze vergadering.
Zoals u weet, gaan wij straks debatteren over thema’s. Ik zal even vertellen
hoe de line-up van de avond er wat dat betreft uit ziet. Wij beginnen met het
thema “armoedebeleid”, waarover wij inleidingen krijgen van de fracties van het
CDA, de SP, Stadsbelangen en de ChristenUnie/SGP. Thema 2 is “jeugd en
jongeren”, waarover Leefbaar Delft en D66 een inleiding zullen geven. Thema 3,
cultuur, wordt aan de orde gesteld door de STIP-fractie. Thema 4 is
“Arbeidsmarkt, economische agenda en creatieve stad” en wordt aan de orde
gesteld door de fracties van de PvdA en de VVD. Wij eindigen met thema 5 van de
fractie van GroenLinks: “Groen”. Er zijn ook nog “varia” ingeroosterd, maar dat
zou ik maar laten vervallen. Om de inbreng van het college en de vragen aan het
college wat meer ruimte te geven, is de suggestie gedaan om na ieder thema het
college vijf minuten het woord te geven om te reageren op het voorgaande. Wij
gaan de klok strikt hanteren. Ik hoop dus dat u zich aan de tijd houdt.
288. Behandeling van de programmabegroting 2007-2010.
Thema 1: Armoede en vrijwilligersbeleid.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Naar aanleiding van
de eerste termijn merk ik op dat Delft 29,3 bijstandsgerechtigden per 1000
inwoners telt. Dat is vast geen nieuw gegeven voor de wethouder, maar ik
constateer dat dat behoorlijk ver boven het landelijke gemiddelde ligt en ook
behoorlijk ver boven de cijfers van Leiden, Alkmaar of andere vergelijkbare
steden. Dat zijn toch cijfers. In onze optiek is armoede in Delft dus wel
degelijk een probleem. Het probleem is ook groter dan elders, ondanks wat de
wethouder in eerste termijn beweerde. Wij hebben natuurlijk minder
bijstandsgerechtigden dan in voorgaande jaren. Dat klopt, maar ook op dat punt
hinken wij achteraan, want landelijk gaat die teruggang veel sneller. Ook dat
zijn cijfers, ook dat zijn feiten. Beste raadsleden, dacht u dat het college
inmiddels het armoedebeleid heeft bijgesteld? Vergeet het maar.
Wij hebben al eerder geconstateerd dat het armoedebeleid in
deze stad te versnipperd is. Er zit te weinig lijn in. De voorstellen zijn tot
op zekere hoogte inefficiënt. De resultaten zijn dan ook niet goed. Het is
schrijnend om te zien dat wij, terwijl de economie weer aantrekt en het in
Nederland weer goed gaat, er in Delft niet in slagen om de armoede terug te
dringen. Wij kunnen écht beter, veel beter. Deze stad moet gewoon de ambitie
hebben om daarin voorop te lopen, om de benchmark te worden voor andere
gemeenten. Wij constateren echter dat die ambitie bij het college onvoldoende
leeft. Dit college komt niet verder dan hier pas over te spreken halverwege
2007. Dat vinden wij te laat. Nu is het moment om daarvoor kaders te stellen en
aan het college mee te geven.
Onze motie om de grens voor inkomensondersteunende
regelingen op te trekken naar 130% van de bijstandsnorm, werd zonder meer
afgewezen, om politieke redenen trouwens. Het college is het zogezegd niet eens
met de dekking, maar die verschilt helemaal niet van het eigen voorstel van het
college om de grens op te trekken naar 120%. Het verschil in de rekening van
1,6 miljoen euro, wordt – net als in het voorstel van het college – opgevangen
door de reserve Werk en Inkomen, maar blijkbaar vindt het college het beter om
die reserve op te heffen, terwijl velen onnodig op de armoedegrens leven. Juist
daarvoor hadden wij die reserve opgebouwd en daarvoor zouden wij die moeten
gebruiken.
Het college weigert gewoon om in te gaan op elk voorstel
vanuit de oppositie. Wij stellen een echt anti-armoedebeleid voor, maar dit
college doet daar niet aan mee. Ik denk, raadsleden, dat wij als raad daarin
het verschil kunnen maken. Bovendien weigert het college het armoedebeleid door
het NIBUD te laten bekijken. Het weigert de vergelijking met andere gemeenten
aan te gaan en weigert transparant te besturen.
De VOORZITTER: Wilt u afronden?
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ja. Dit college weigert te
kiezen voor een echt anti-armoedebeleid. Toch zal het college straks aan onze
fractie vragen om zijn beleid goed te keuren bij de stemming over de begroting.
Zonder serieuze aanpassingen van het armoedebeleid en het jeugd- en
jongerenbeleid kan ik het stemgedrag van de oppositie zó voorspellen.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Tijdens de inbreng van de
SP in eerste termijn hebben wij veel vragen gesteld en geen antwoord gekregen.
Wij hebben voorstellen gedaan en niet altijd een positieve reactie gekregen.
Dit is niet ons idee van de door ons voorgestelde oorlog tegen armoede. Leven
in armoede is een hel. Leven in armoede voor kinderen is niet alleen een hel,
maar ook levensgevaarlijk. Deze kinderen lopen achterstanden op die niet meer
in te halen zijn. Bekend is ook dat kinderen die in armoede opgroeien, een
grote kans hebben om eenzelfde soort leven te krijgen als zij volwassen zijn.
Wij moeten deze negatieve spiraal doorbreken. Het gaat daarbij niet alleen om
het krijgen van werk voor de ouders. Dat zegt althans het Sociaal Cultureel
Planbureau. Het gaat voor een grote groep mensen om het omlaag brengen van de
vaste lasten. Het SCP noemt met name huur en energiekosten. Daar kunnen wij als
gemeente iets aan doen. Wij kunnen ervoor zorgen dat er voldoende aanbod van
sociale huurwoningen is. Wij kunnen ervoor zorgen dat huizen onderhouden
worden. Wij kunnen er echter ook voor zorgen dat mensen adequate
budgetbegeleiding krijgen en indien nodig een budgetbuddy krijgen. Het probleem
is ernstig en vereist naar de mening van de SP onorthodoxe maatregelen. Wij
pleiten voor de methode-Spekman; dat moet de PvdA-fractie aanspreken. Langs de
deur, mensen actief benaderen en hen op weg helpen. Je kan en mag niet lijdzaam
toekijken terwijl mensen kopje onder gaan. Je mag niet toestaan dat kinderen,
ook in Delft, zonder ontbijt op school komen en geen schoolboeken hebben en dat
er bezuinigd wordt op de eerste levensbehoeften.
En dan de ouderen. Veel ouderen redden het niet meer. Delft
moet ouderen met een onvolledige AOW aanschrijven. Het is mij niet duidelijk of
dat nu al gebeurt. Ik heb daar ook geen antwoord op gekregen. Zij hebben recht
op veel aanvullende regelingen, maar ook ouderen met een volledige AOW komen
mogelijk in aanmerking. Ook die groep moet benaderd worden, want die is vaak
niet in staat om zelf de weg naar de gemeente te vinden. Wij zijn het aan hen
verplicht om hen te helpen.
Delft heeft met DUIT een machtig instrument in handen. Daar
zijn mensen die bevlogen zijn om de problemen van anderen aan te pakken én die
de kennis daartoe in huis hebben, maar wij moeten dat instrument wel goed
inzetten. Delft moet zich steeds blijven afvragen of de doelgroep bereikt wordt
en of alles in het werk wordt gesteld om zo mogelijk iedereen te helpen. Dat
moet het doel zijn. Zeker als er kinderen bij betrokken zijn, is afwachten of
mensen DUIT vinden, niet genoeg. Dan is af en toe folders verspreiden niet
voldoende. De medewerkers van DUIT moeten op zoek. Onderwijzers, thuishulpen,
huisartsen, maatschappelijk werkers en alle anderen die mogelijk met gezinnen
in aanraking komen, moeten DUIT ook kunnen vinden. Daarom is het nodig om de
werkwijze van DUIT tegen het licht te houden.
Tot slot nog kort iets over de daklozenopvang. Stichting
Jeroen moet nog te vaak “nee” verkopen. Wij moeten onze ogen niet sluiten voor
signalen. Delft moet serieus kijken naar de vraag en het aanbod. Delft moet
serieus nadenken over het korten op de subsidie, omdat Stichting Jeroen zelf de
eigen bijdrage moet innen.
De VOORZITTER: Uitstekend, u hebt nog acht seconden over.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Voorzitter. Mag ik die
acht seconden ook gebruiken? De afgelopen maanden is er veel discussie geweest
over het armoedebeleid. Er is zelfs een conferentie georganiseerd. Wij hebben
die conferentie overigens niet ervaren als vernieuwend. Zij heeft ook niet
geleid tot nieuwe inzichten. Het was meer een herhaling van zetten. Als wij het
Delftse beleid overigens afzetten tegen de landelijke ontwikkelingen, doet
Delft het op het punt van de ondersteunende maatregelen niet slecht. Ik denk
bijvoorbeeld aan de formulierenbrigade, het DUIT-team, de Delftpas, de
schuldhulpverlening, de Stichting Leergeld en het boekje Bijzondere Bijstand.
Zo zijn er nog wel wat maatregelen te noemen. Wij menen echter wel dat er
sprake is van een versnippering van voorzieningen en van instellingen die
hiermee bezig zijn. Wij zien het aantal instellingen liever verminderen. Wij
begrijpen uit de beantwoording door het college dat wij een integrale nota over
de inkomensondersteunende voorzieningen kunnen verwachten. Dan zullen wij hier
nader op ingaan.
Armoede is nu te veel gerelateerd aan een tekort aan
financiële middelen. Wij zien armoede als een complex verschijnsel met veelal
samenhangende dimensies zoals inkomen, maatschappelijke participatie,
opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid en woon- en leefomgeving, waarbij
het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Armoede in
deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Met andere woorden: je bent niet
alleen arm als je te weinig geld hebt, maar vooral ook als je niet kunt meedoen
in de maatschappij, als je in een sociaal isolement komt waardoor je je
kinderen niet aan allerlei dingen kunt laten meedoen, als je je schaamt voor
het feit dat je bijna niets hebt en dus maar liever thuisblijft en als je niet
meer ziet hoe je daaruit moet komen.
Grote veranderingen in een mensenleven vormen een verhoogd
risico om in een armoedesituatie terecht te komen. Dat zijn bijvoorbeeld
veranderingen van inkomen of uitkering, bijvoorbeeld van een WW- naar een
WWB-uitkering of van een WAO- of WIA- naar een WWB-uitkering of van een WWB-
naar een AOW-uitkering. Het kan ook gaan om veranderingen op sociaal vlak,
zoals echtscheiding of kinderen die naar het voortgezet of hoger onderwijs
gaan. Elk van deze overgangen brengt consequenties op financieel, emotioneel en
sociaal vlak met zich mee. Het inkomensritme wordt verstoord en mensen maken
hun eerste schulden omdat zij in de nieuwe situatie nog niet goed weten wat hun
rechten en plichten zijn. Die eerste tik komt men vaak niet meer te boven. De
energiebedrijven spelen ook een rol bij het verzeild raken in armoedesituaties.
De energiekosten zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Onverwacht hoge
afrekeningen zijn vaak het begin van schulden. Uit de praktijk blijkt dat de
dienstverlening van Eneco zeer te wensen overlaat, zeer bureaucratisch is en
bij betalingsproblemen vooral zeer star is en daardoor kostenverhogend.
Er zijn ook mensen die nog te weinig schuld hebben om in
aanmerking te komen voor hulp, terwijl bij tijdige hulpverlening juist erger
kan worden voorkomen. Al met al is in veel gevallen sprake van een vicieuze
cirkel. Daarbij komt dat de gemeente geen invloed heeft op economische
ontwikkelingen – die worden immers landelijk en vooral mondiaal bepaald – en
evenmin op landelijke wet- en regelgeving, bijvoorbeeld over het minimumloon,
de hoogte van de uitkering en de huurtoeslag.
De VOORZITTER: Mijnheer De Koning, u moet afronden.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Dat red ik helemaal niet,
voorzitter. Ik heb nog een heleboel aanbevelingen voor u.
De VOORZITTER: Snel dan.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Een aanbeveling is: samen
met het onderwijs, het bedrijfsleven en werkgevers een plan van aanpak voor de
toekomst maken om ervoor te zorgen dat jonge en oude mensen met een lagere opleiding
kunnen blijven werken in Delft. Dat moet dus gezocht worden in de zorgsector,
de logistiek en de dienstverlening. Een andere aanbeveling is: een
loopbaancentrum-loket oprichten voor werkende armen. Dit loket kan mensen
ondersteunen bij het verbeteren van hun positie. Andere aanbevelingen zijn:
ontwikkel met het onderwijs een lesprogramma over geld voor het basisonderwijs
en het voortgezet onderwijs, het openstellen van schuldhulpverlening en
leenbijstandherziening voor mensen met een kleine schuld en het gebruikmaken
van bestaande netwerken en organisaties in de stad – zoals leraren, huisartsen
en thuiszorgmedewerkers – om stille armoede te signaleren. Bij de berekening
van de hoogte van de bijzondere bijstand gaat de wet ervan uit dat iemand 6% van
de uitkering opzij kan leggen voor grote aankopen, ook al heeft iemand dat niet
gedaan. Een overweging zou kunnen zijn om deze regel af te schaffen bij het
verstrekken van bijzondere bijstand.
De VOORZITTER: U bent gezakt voor uw examen timemanagement,
maar ik vond het wel een mooi verhaal. Het kost u een minuut.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): De jury heeft de heer De
Koning een 9 gegeven. Hoe kan hij dan zakken?
De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Mijn fractie
vindt dat armoedebeleid in de eerste plaats erom vraagt dat mensen in hun eigen
inkomen kunnen voorzien. Daarvoor zijn zaken van belang zoals goed onderwijs,
bestrijding van schooluitval, bestrijding van analfabetisme,
re-integratiebeleid en gezinsondersteuning. Daarnaast is het van belang dat de
lage inkomens worden ondersteund. Ik denk dat wij ervoor moeten waken om te
makkelijk te zeggen dat datgene wat Spekman in Utrecht doet, allemaal geweldig
is en dat datgene wat wij doen, allemaal niks is. Wij moeten gewoon eens
kritisch kijken naar al onze mogelijkheden en naar mogelijke verbeteringen.
Mijn fractie heeft daar ook een aantal suggesties voor, bijvoorbeeld het al
eerder genoemde actief benaderen van mensen. In de gemeente Oss gebruikt men
bijvoorbeeld één formulier. Als mensen een bepaalde voorziening willen, zien
zij dus meteen welke voorzieningen er nog meer zijn en dan kunnen zij daar ook
meteen gebruik van maken. Dat is in grote lijnen de koers die wij moeten varen.
De VOORZITTER: Oké, er is ruimte voor debat.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Voorzitter. Ik wil graag
reageren, maar ik vind dat heel moeilijk. Je kunt immers moeilijk tegen de
opsomming zijn die ik links en rechts heb gehoord. Ik wil daarom iets heel
concreets doen, namelijk het indienen van een motie. Daarvoor wil ik terugkomen
op de inbreng van diverse sprekers over de armoedeconferentie. Vorig jaar
hebben wij bij de begrotingsbehandeling de desbetreffende motie ingediend en de
armoedeconferentie heeft plaatsgevonden. Ik moet zeggen dat ik daar blij mee
ben, want ik heb het idee dat wij nu eindelijk weten waar wij in Delft over
praten en dat de Delftse cijfers nu de basis kunnen worden voor beleid. Een
paar collega’s hebben hun teleurstelling uitgesproken over het feit dat het
niet zo snel is gegaan. Die teleurstelling heb ik ook. Ik had gehoopt dat wij
de conferentie al in het voorjaar hadden kunnen hebben en dat wij nu dus iets
concreter hadden kunnen praten. Het college heeft gezegd dat het komend
voorjaar met concrete voorstellen komt voor het in beleid omzetten van de
output van de conferentie. Ook dat vind ik een beetje laat, maar dat geeft ons
nu wel de mogelijkheid om een paar piketpaaltjes te slaan. Voor de VVD-fractie
is de voorkoming van schuldenproblematiek een belangrijk piketpaaltje. Daarbij
gaat het om de totale aanpak. Als ik de wethouder goed heb begrepen, komt er in
navolging van het verhaal van de directeur van de Nederlandse Vereniging van
Volkskrediet een herziening van de Budgetwinkel in Delft: een iets andere
benadering, waardoor een breder publiek kan worden bediend. Daar ben ik een
groot voorstander van, maar voor de VVD is preventie van de
schuldenproblematiek het allerbelangrijkst. Een paar collega’s hebben een motie
ondertekend waarin wij het college vragen om in aanvulling op wat DUIT al doet
aan voorlichting op scholen, het onderwerp “budgetteren” nu heel structureel in
de Brede School onder te brengen. Vorig jaar zei de wethouder dat dat niet in
het onderwijs kan, omdat wij daar niet over gaan. Daarvoor dien ik dus een
motie in. Samen met DUIT en de site NIBUD JONG moeten interessante programma’s
te maken zijn om in ieder geval dat op te pakken. Ik verwachtte van de
inleiders concrete voorstellen waarop wij hadden kunnen ingaan, maar ik doe in
de vorm van deze motie dus dit concrete voorstel.
De VOORZITTER: Door de fracties van de VVD, STIP, D66 en de
ChristenUnie/SGP wordt de volgende motie (M8-14) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 7
november,
constaterende dat schulden onder jongeren een toenemend
probleem is;
overwegende dat:
- leren omgaan met geld in de opvoeding en op school meer
aandacht verdient;
- preventie van schuldenproblematiek van het grootste
(persoonlijk en maatschappelijk) belang is;
draagt het college op, in het Brede School Programma een aantrekkelijk
aanbod op te nemen ‘omgaan met geld’, waarbij de NIBUD JONG-programma’s een
goed uitgangspunt kunnen vormen en wordt aangesloten bij het
voorlichtingsprogramma zoals DUIT dat al op een aantal Delftse scholen geeft,
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Mevrouw Van der Hoek, u daagt
mij echt uit. Wij hebben in de eerste termijn een aantal voorstellen gedaan.
Daar zou u op kunnen reageren; dan hebben wij daar een debat over.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Daar zullen wij in de vorm van
stemverklaringen op reageren.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Volgens mij is een debat meer
dan een stemverklaring. Ik geef u graag de gelegenheid voor een debat.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): U hebt moties ingediend. Daar
kunnen wij nu met z’n allen op ingaan, maar die zijn vanavond apart
geagendeerd. Gelet op de kortheid van dit debatje, moeten wij volgens mij nu
geen moties en amendementen gaan behandelen.
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil wel iets zeggen
over een paar moties en amendementen. Ik weet niet of u net als ik afgelopen
vrijdag naar het debat tussen Bos en Balkenende hebt gekeken.
De VOORZITTER: Nee.
De heer BOT (GroenLinks): Hebt u het niet gezien? Wat de
heer Van Doeveren zei, leek echt ontzettend veel op wat Wouter Bos in dat debat
naar voren heeft gebracht, maar dat zeg ik geheel ter zijde.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Sommige mensen zeggen zelfs dat
ik op hem lijk.
De heer BOT (GroenLinks): Nu maakt u mij nieuwsgierig wie
die “sommige mensen” zijn.
De VOORZITTER: Wij stoppen deze speculaties. Mijnheer Bot,
had u een inhoudelijke bijdrage?
De heer BOT (GroenLinks): Ik wil in ieder geval ingaan op de
door ons ingediende motie over het voornemen van een woningbouwcorporatie om
woonlasten te maximeren voor bepaalde groepen die echt tot de armen in
Nederland behoren. Het college heeft gezegd dat het die motie sympathiek maar
overbodig vindt. Eerlijk gezegd begrijp ik totaal niet waarom het college tot
dat oordeel is gekomen. Woonbron wil dit juist doen voor groepen die de kern
vormen van de groep armen in onze samenleving. Ik snap niet waarom de raad geen
appèl zou kunnen doen op de andere corporaties om dat voorbeeld te volgen. Wij
zullen die motie dus zeker staande houden.
Dan de motie van de CDA-fractie om de grens voor de
inkomensmaatregelen in het kader van de bijzondere bijstand naar 130% te
verhogen. Het verhaal van het college over de dekking snappen wij wel, want als
wij de reserve Werk en Inkomen daarvoor inzetten, ontstaat een gat in de
begroting. Dat zou de heer Van Doeveren toch moeten begrijpen. In het
coalitieakkoord staat dat wij in deze periode proberen te komen tot die 130%.
Dat streven voor de komende jaren staat ook in deze programmabegroting. De
fractie van GroenLinks verwacht dus dat in de volgende programmabegroting die
stap van 120% naar 130% gemaakt kan worden.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Nu gaan wij het over de dekking
hebben. Dat is een interessant onderwerp. Ik ben blij dat de heer Bot mij de
gelegenheid geeft om daarop in te gaan. Het college dekt zijn voorstel tot
uitbreiding naar 120% uit de reserve Werk en Inkomen, maar dat is incidenteel
geld. Dat houdt een keer op en daarna moeten wij het dan maar zien. Ik vertrouw
erop dat wij dat dan ook wel kúnnen zien. Waarom zouden wij die reserve echter
niet gewoon verder incidenteel inzetten voor hetzelfde doel? Daarvoor is die
reserve immers bestemd, zoals ik heb aangegeven. Mijn tweede opmerking is dat
in de begroting meer lucht zit dan u misschien denkt, want ik heb geconstateerd
dat bij de in de raadsvergadering van eind augustus uitgevaardigde financiële
kaders voor grote projecten een bedrag van 16 miljoen euro is opgenomen. In
deze begroting wordt daar ineens een bedrag van 24 miljoen euro aan gewijd. Het
is voor mij een beetje een raadsel waar die 8 miljoen euro is gebleven. De raad
zou dat bedrag dus kunnen meenemen in de discussie over zijn voorstellen.
Misschien kan het college daar straks op reageren.
De heer BOT (GroenLinks): De fractie van GroenLinks heeft
die vraag meegenomen in haar eigen schriftelijke vragen. Wij hebben precies die
vraag letterlijk aan het college gesteld en die is ook beantwoord: u vindt die
bedragen terug in de lijst met bestaande en nieuwe projecten en investeringen.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik lees die bedragen ook, maar
ik zeg dat dat niet de afspraak was in het kader van de financiële kadernota,
zoals wij die in augustus hebben meegegeven.
De heer DE KONING (Stadsbelangen): Ik wil ook even reageren
op de motie om ineens van 110% naar 130% te gaan. Enkele jaren geleden hebben
wij al zo’n move gemaakt. Toen stelde het college daarvoor 100.000 euro
beschikbaar. Een jaar of anderhalf jaar later zijn wij toen in verband met
bezuinigingen weer terug gegaan. Wij hebben daar schriftelijke vragen over
gesteld, omdat wij nu weer vooruitgaan van 110% naar 120%. Wij hebben nooit de
consequenties kunnen lezen in de vorm van extra aanvragen. Er wordt nu wel
337.000 euro gevraagd, dus 250.000 euro meer als twee jaar geleden. Wij zijn
het dus niet eens met de visie die gegeven wordt op basis van de CBS-cijfers.
Wij steunen de motie van de CDA-fractie dus in ieder geval niet, maar wij
willen van het college na een jaar wel zien wat de effecten van deze motie zijn
geweest.
De VOORZITTER: Dat begrijp ik.
De heer BOT (GroenLinks): Het gaat de fractie van GroenLinks
erom dat wij geen jojobeleid voeren, maar een consistent beleid. Voor ons gaat
het erom om in die periode van vier jaar dit beleidsvoornemen echt waar te gaan
maken. Dat moeten wij zorgvuldig doen, met een goede financiële onderbouwing.
Daar zullen wij het college aan houden.
Ik heb ook nog een opmerking over het amendement van de
CDA-fractie over de regeling van de schoolkosten en de Stichting Leergeld. Wij
hebben signalen gekregen dat het afhandelen van aanvragen bij de Stichting
Leergeld op dit moment moeizaam loopt vanwege een gebrek aan capaciteit. Onze
vraag aan het college is dus: klopt het dat de Stichting Leergeld op dit moment
onvoldoende functioneert om datgene te doen wat zij moet doen, namelijk het
beoordelen van aanvragen op dit punt? Dat is van belang voor dat amendement.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik heb nog één vraag aan
het college. Die vraag had ik in eerste termijn gesteld en die kon ik in mijn
tweede termijn niet kwijt. Hoewel, ik had acht seconden over; het had misschien
dus toch gekund. Ik heb gevraagd waarom het opleidingsbudget in Delft zover
onder het gemiddelde ligt. Daar zou ik graag een reactie op willen. In de
richting van de heer Bot: wij zullen de motie van de fractie van GroenLinks
over Woonbron steunen. Ik ben altijd voor een moreel appèl op wie dan ook, maar
eigenlijk is dit dieptriest. Ik ben er eigenlijk helemaal niet blij mee dat een
woningcorporatie dit soort problemen moet oplossen. De oorzaak ligt ergens
anders. Woonbron is te prijzen voor het feit dat het daar iets aan doet, maar
je zult maar in een Vestia-huis in Wassenaar wonen; dan ben je toch mooi de
sigaar. Het wordt willekeur; het hangt dan af van de vraag van welke
woningcorporatie je woning is en in welke gemeente je woont. In die zin ben ik
er eigenlijk niet blij mee.
De heer BOT (GroenLinks): Ik denk dat mevrouw Dekker en ik
het er snel over eens zijn dat de door de Tweede Kamer aangenomen huurplannen
een ramp zijn voor Nederland en veel meer armoede in Nederland gaan
veroorzaken. Toch ben ik blij met sociaal innovatieve corporaties die hun nek
durven uit te steken.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Ik denk dat de motie over
Woonbron te kort door de bocht is om daar straks via een stemverklaring op te
reageren. Wij vinden het principieel onjuist dat op het niveau van corporaties
inkomensbeleid gevoerd gaat worden. Je kunt zeggen dat dat aardig is voor de
desbetreffende bewoners, maar ik sluit mij volledig aan bij de woorden van
mevrouw Dekker: straks doet de ene corporatie dit wel en de andere niet. Dan
wordt er alleen ingeschreven op de huizen van een corporatie die dit beleid
voert. Dit riekt volstrekt naar willekeur. Er moet op dat niveau geen
inkomensbeleid worden gevoerd.
Mevrouw THOOLEN (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie vindt
preventie van armoede bijzonder belangrijk. Wij hoorden bij DUIT dat STOED, de
instelling die geld beheert voor mensen, een wachtlijst heeft van anderhalf
jaar. Als je zolang moet wachten, zijn de problemen de pan uit gerezen. Wij
zien in de nota dus graag een uitbreiding van het budgetbeheer opgenomen.
Verder willen wij graag aandacht voor het feit dat schulden
onoplosbaar zijn in combinatie met fraude en niet betaalde boetes. Wij willen
dat mensen meer en beter voorgelicht worden over de gevolgen van gedrag dat
boetes en fraude oproept. Mensen komen pas in aanmerking voor
schuldhulpverlening als dat is opgelost. Voor veel mensen is dat
onoverkomelijk. Volgende week gaat DUIT voorlichting geven op scholen. Daar
zijn wij, net als de VVD-fractie, erg blij mee. Daar zullen ook raadsleden bij
aanwezig zijn. Wij willen graag de boodschap meegeven dat je schulden op de
korte termijn voorkomt door geen lening af te sluiten, maar dat de beste
verzekering tegen schulden en armoede op de lange termijn nog altijd wordt
gevormd door een diploma, een baan en blijven werken wanneer er kinderen komen.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij
deze termijn van de raad nu afsluiten en het woord geven aan het college.
Wethouder BOLTEN: Voorzitter. Er
zijn een paar vragen gesteld die wethouder Rensen beter kan beantwoorden dan
ik, omdat zij zijn portefeuille raken. Als u het goed vindt, zou hij misschien
na mij het woord kunnen krijgen.
Mevrouw Dekker zei terecht dat leven
in armoede een hel is, voor kinderen zelfs een levensgevaarlijke hel. Die
opvatting deel ik helemaal. Dat was ook het uitgangspunt van het college toen
het meeonderhandelde over het coalitieakkoord en daarin opnam dat in Delft
kinderen niet in armoede dienen te leven. Aan de wethouder Sociale Zaken is dus
meegegeven om dat in de toekomst te voorkomen.
De CDA-fractie constateert hoeveel
mensen in de bijstand leven. Ik ben blij dat zij de door ons gepresenteerde
lage-inkomensmonitor goed heeft gelezen. Wij hebben ook zelf geconstateerd dat
Delft in alle lage inkomensgroepen met grote aantallen vertegenwoordigd is en
dat wij daar iets aan willen doen. Wij willen inderdaad de ambitie
verwezenlijken om in Nederland voorop te lopen in het anti-armoedebeleid of, zo
u wilt, de anti-armoedeoorlog. Daarvoor is lokaal beleid helaas niet genoeg; er
moet ook nationaal aan meegewerkt worden.
Er zijn veel concrete voorstellen
gedaan om de inkomenspositie te verbeteren en om de armoedesituatie, die
inderdaad verder strekt dan alleen de inkomenspositie, te helpen oplossen.
Daarbij gaat het om een groot aantal maatregelen. Wij hebben in de
beantwoording van de moties aangekondigd dat wij de raad halverwege volgend
jaar een nota over inkomensversterkende voorzieningen zullen presenteren. Daar
zal een aantal van die maatregelen in opgenomen zijn. Daarop zullen wij echter
niet …
Mevrouw DEKKER (SP): Ik ben heel
blij met allerlei nota’s en het is prima dat die in 2007 komen, maar als je
iedere maand met een inkomen van 1000 euro 200 euro tekortkomt, heb je geen
tijd om acht of negen maanden te wachten. Ik zou graag iets meer urgentie en
iets meer vaart zien.
Wethouder BOLTEN: Dat begrijp ik
helemaal. Daarom was de zin die u onderbrak: Daarop zullen wij echter niet
wachten. Vooruitlopend op de voor medio 2007 aangekondigde nota, zullen wij
alle maatregelen nemen die wij kunnen nemen, waar wij potjes voor vinden en
waar wij potjes van het Rijk voor kunnen afstropen. Wij zullen alles doen om
vooruitlopend op die nota de situatie voor veel mensen in Delft te verbeteren.
Dat betekent dat de raad al deze maand een aantal voorstellen van ons zal
ontvangen die te maken hebben met schuldhulpverlening, budgetvoorlichting en
kinderen die in armoede leven. Nogmaals: de heer De Koning zei volledig terecht
dat armoede een complex van maatschappelijke verschijnselen is. Het heeft niet
alleen met geld te maken, maar met veel meer. De consequentie is: niet meer
meedoen in de maatschappij. Vooruitlopend op 2008 – waarin de rijksoverheid
bijvoorbeeld de heel goede maatregel neemt om kinderen een gratis
bibliotheeklidmaatschap te verstrekken – zullen wij daarom in 2007 voorstellen
om met behulp van de Delftpas kinderen alvast gratis een
bibliotheeklidmaatschap te verstrekken. Dat is een van de voorstellen die
bijdraagt aan een betere participatie in de maatschappij en aan meer contacten.
Wij zijn bezig met de
energiebedrijven, met name met Eneco, om een convenant te sluiten waarin wij
afspraken maken over hoe er omgegaan wordt met schulden. Wij hebben daar enkele
besprekingen over gehad. Het convenant is op een haar na klaar. In de
actualiteit worden wij overigens ingehaald omdat de landelijke vereniging van
kredietbanken een convenant met alle energiemaatschappijen aan het sluiten is.
Wij hebben met Eneco afgesproken dat wij vooruitlopend op dat convenant al
beginnen met de afspraken die wij in ons convenant willen verwerken.
De VOORZITTER: Wilt u afronden?
Wethouder BOLTEN: Ja. De raad
begrijpt uit mijn antwoorden dat het college zich het armoedevraagstuk zeer
aantrekt en dat wij een reeks maatregelen zullen voorstellen. Ik heb niet
kunnen reageren op elk voorstel, maar ik wil nog wel ingaan op de VVD-motie.
Die heb ik nog niet gelezen, maar daarin stelt de VVD-fractie voor om het
budgetteren in het programma van de Brede School onder te brengen. Wij hebben
een voorstel in de maak dat vrijdag naar de raad wordt gezonden. Daarin staat
dat wij in vier wijken budgetteringscursussen gaan organiseren. Dat komt voor
een deel tegemoet aan de VVD-motie. Dat voorstel is onderweg naar de raad. Als
de VVD-fractie dat voorstel wil afwachten voordat zij die motie in stemming
brengt, zou dat mij dus wel iets waard zijn.
De VOORZITTER: Mevrouw Van der Hoek,
trekt u de motie in?
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Nee, ik
trek haar niet in. In de wijken brengen is één ding, maar de motie gaat heel
specifiek op de jeugd in. In de inleiding van de motie staat ook nadrukkelijk
dat jongeren steeds meer in schuldenproblematiek terechtkomen.
Wethouder BOLTEN: Ik zei al dat ik
de motie nog niet heb gelezen, maar de 40.000 euro die wij daar de komende tijd
voor vrijmaken, willen wij graag besteden om in vier wijken in Delft te
beginnen met budgetteringscursussen. Ik zeg u toe dat ik door ga denken over
hoe het met jongeren verder moet, maar wij willen graag met dit voorstel beginnen.
Dat voorstel is voortgekomen uit de anti-armoedeconferentie.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik
wil reageren op de inbreng van de wethouder. Ik ben erg blij met de
voorstellen, maar in haar betoog mis ik twee groepen, namelijk de ouderen en de
werkende armen of, zoals zij in de VS heten, de “working poor”. Dat fenomeen
komt in Nederland steeds vaker voor. Als ik de wetenschappers mag geloven, zal
dat ook steeds vaker gaan voorkomen. Voor die groep hebben schuldhulpverlening
en budgetteringscursussen niet veel effect, omdat zij gewoon te weinig
verdienen om hun vaste lasten te betalen. Ik hoor graag van het college wat het
daaraan wil gaan doen.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Dat
laatste werd tijdens de anti-armoedeconferentie nadrukkelijk tegengesproken
door – als ik hen zo mag noemen – ervaringsdeskundigen. Verscheidene voormalige
bijstandsvrouwen vertelden daar hoe ongelooflijk veel nut persoonlijke
budgetteringscursussen voor hen hadden. Ik zou die werkenden en cursussen dus
zeker aan elkaar koppelen en niet zonder meer stellen wat u net stelde.
Mevrouw DEKKER (SP): Dat zeg ik ook
helemaal niet. Ik zeg dat budgetteringscursussen en schuldhulpverlening voor
sommige groepen mensen niet de enige oplossing vormen. Dat heb ik ook in mijn
eerste termijn gezegd.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij
het laatste woord nu aan de wethouder geven. U kunt hier nog heel veel over
zeggen, maar wij gaan naar een afronding toe.
Wethouder BOLTEN: Ik ben het
helemaal met mevrouw Dekker eens dat alleen dát niet de oplossing is. Zoals
bekend hebben wij op de anti-armoedeconferentie het onderwerp “werkende armen”
nadrukkelijk aan de orde gesteld; wij hebben daarover twee werkconferenties
gehad. Ook daar zal een vervolg op komen. Wat de ouderen betreft, heb ik – heel
kort door de bocht – bij de reactie op de moties en amendementen aangegeven dat
wij de raad zullen inlichten over de inkomenspositie van oudere werkenden, de
re-integratie/arbeidsmarktpositie van 57-plussers, het AOW-gat en 65-plussers
met een laag inkomen.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ter
aanvulling: als de grens van 110% naar 120% gaat, waarmee het dus mogelijk
wordt om eigen bijdragen voor bijvoorbeeld de thuiszorg te laten vergoeden
vanuit de bijzondere bijstand, verbeter je ook de positie van veel zorgvragers,
onder wie ouderen. Ik heb daarnaast twee opmerkingen, allereerst naar
aanleiding van de opmerking van de heer Bot over de “motie-Woonbron”. Het
ontraden van het aannemen van die motie komt niet doordat wij het niet eens
zouden zijn met de strekking van de motie. Op dit ogenblik zijn de corporaties
in Delft volledig doordrongen van het belang en de interessantheid van de
manier waarop Woonbron nu probeert om de woonlasten te maximeren. Er wordt op
dit ogenblik in Nederland echter heel goed bekeken – Woonbron is nationaal een
grote speler – of een volgend kabinet het pikt dat een woningcorporatie een
deel van de verschuldigde huur niet int. Dat is immers de praktijk die Woonbron
dan voorstaat. Dat betekent dat Woonbron ook een klein beetje de adem inhoudt
bij het volledig invoeren van dit systeem, temeer daar nog moet blijken of niet
een lus wordt gemaakt naar de huurtoeslag. Als je minder huur laat betalen, zou
de rijksoverheid immers kunnen zeggen: dat is mooi, want dan hoeven wij minder
huurtoeslag te verstrekken. Dat betekent dat nu met veel spanning wordt
uitgezien naar de kabinetsformatie. Juist om die reden houden heel veel
partijen in dit veld de adem even in, maar ik kan de raad ervan verzekeren dat
iedereen er bovenop zit. Vandaar de verwoording van het advies. Op zich heb ik
er overigens geen bezwaar om een brief, met de motie erbij, naar de corporaties
te sturen, maar het is een beetje overbodig.
In de richting van de SP-fractie:
Stichting Jeroen fuseert per 1 januari naar MoVo. In de programmabegroting
heeft men voor 2007 140.000 euro kunnen vinden voor de maatschappelijke opvang
verslavingszorg. Voor 2008 is dat 190.000 euro. Daarnaast is er structureel
30.000 euro voor kortdurende maatschappelijke opvang, die zich juist richt op
de door mevrouw Dekker bedoelde groepen. Wij vinden het belangrijk dat de
Stichting MoVo nu aan het stuur komt te zitten, maar het gaat om de
kwalitatieve en kwantitatieve invulling van de ontwikkeling van de capaciteit.
Mevrouw DEKKER (SP): De vraag was,
overigens al in eerste termijn, of het college niet iets kan verzinnen op het
punt van het innen van de eigen bijdrage door Stichting Jeroen zelf. Ik heb
begrepen dat vooral bij de kwetsbaarste cliënten, bij wie andere problemen
spelen dan alleen dakloosheid – dat is natuurlijk erg genoeg, maar bij hen
spelen ook psychische problemen – in de hulpverlenersrelatie het uiteindelijk
innen van dat geld soms achterwege wordt gelaten. Omdat het college subsidie
verstrekt alsof die eigen bijdrage al is betaald, komt de stichting dus wel
eens geld tekort. Ik begrijp de lastige positie waarin de Stichting Jeroen zit,
want die wil de mensen gewoon graag helpen.
Wethouder RENSEN: Het is geweldig
belangrijk dat de Stichting Jeroen met drie andere organisaties opgaat in een
meer geprofessionaliseerde organisatie, zodat ook dit soort zaken
systematischer kan worden aangepakt. Als cliënten van MoVo straks over een
eigen inkomen beschikken, is het innen van die bijdrage niet zo’n probleem. In
de praktijk zoeken wij nu al iedere dag naar oplossingen als mensen op dit
ogenblik niet over een inkomen beschikken. Dan worden zij immers niet om die
reden buiten de deur gezet.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij
de bespreking van dit thema afronden en overgaan naar thema 2, “jeugd en
jongeren”.
Thema 2: Jeugd en jongeren.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Zojuist ging het
over armoede, nu over jeugd en jongeren. Dat zijn allebei vaak landelijke
problemen, maar op beide terreinen mogen de gemeenten zelf hun beleid maken. De
ene gemeente doet dat goed en de andere doet dat slecht. Weer een andere
gemeente kijkt naar omliggende gemeenten: doen die het goed en moeten wij het
ook niet zo gaan doen? Wij hebben ons in ieder geval gehouden aan het jeugd- en
jongerenwerk van de BWD. Later komen wij in de commissies nog terug op diverse
thema’s. Wij vinden dat de discussie daar thuishoort, maar wij geven graag een
aantal handvatten om een discussie op gang te brengen over zaken in het jeugd-
en jongerenbeleid in Delft waar wij op dit moment tegenaan lopen. Voor ons is
in ieder geval duidelijk dat dit in grote lijnen de verantwoordelijkheid is van
de BWD, onder regie van de gemeente of het college. De BWD voert de producten
uit en wordt door de gemeente gesubsidieerd. Daarbij moet men, als het aan het
college ligt, vasthouden aan de nota Knopen in de wijk. Wij vragen ons echt af
of het verstandig is om jezelf vast te pinnen aan een nota die is samengesteld
door veel mensen maar niet echt door jongeren, terwijl het juist om jongeren
gaat. Voor een particulier initiatief is weinig ruimte, want als je iets wilt,
moet dat in de meeste gevallen via de BWD, omdat dat de gesprekspartner is van
de gemeente. Wij zijn dan ook van mening dat hier meer flexibiliteit in moet
komen. Ik geef daarvan twee voorbeelden, ten eerste de stopzetting van de
subsidie voor de hobbyclub Sint Jozef, die wel degelijk een meerwaarde heeft
voor een bepaalde groep jeugd en jongeren. Dan praat je over stopzetting van de
huur, waar die club eerst subsidie voor kreeg. Het tweede voorbeeld is de
jongerengroep M25, die veel goed werk verricht voor een doelgroep die dreigt af
te glijden naar het criminele circuit of, sterker nog, daar al in beland is. De
vorige wethouder, de heer Torenstra, gaf vorig jaar in de commissie aan dat hij
voor M25 een uitzondering wilde maken, maar daarna hoor je niets meer. Het punt
van de communicatie is dan ook een hot item voor ons. Wij hoeven niet alles te
weten wat er gebeurt, maar wij willen wel weten of er initiatieven binnenkomen,
zodat zij in de commissie besproken kunnen worden. Dit moet wel zo, omdat het
college er zelf voor heeft gekozen om alles via de politiek te laten lopen en
omdat alles sterk afgebakend is. Kortom, de gemeente heeft naar onze mening te
veel invloed op het uitvoerende werk van de BWD. Dat vinden wij, omdat wij als
politieke vertegenwoordigers zelden of nooit ideeën, plannen of activiteiten
zien die vanuit de doelgroep of vanuit de BWD zelf komen. Wij horen de
wethouder zeggen: wij zijn hiermee en daarmee bezig. Dat vinden wij een slechte
zaak en dat is ook niet meer van deze tijd. Een goed voorbeeld dat op dit
moment speelt, is de nieuwe hangplek voor tieners in de wijk Vrijenban. Dan kom
ik weer terug op het punt van de communicatie, want dat is echt irritant.
De VOORZITTER: Mijnheer Stoop, u moet gaan afronden.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Zojuist kreeg iemand ook
meer spreektijd. Wij hebben via de bewoners moeten horen dat er een hangplek
komt, onder andere omdat – zo blijkt uit een brief die aan de bewoners is
gestuurd – het jongerencentrum te weinig open is voor de tieners over wie wij
het nu hebben. Je kunt je hierbij afvragen waarom wij niet eerder te horen
hebben gekregen dat er een hangplek komt die, als wij de signalen mogen
geloven, meer dan 100.000 euro kost. Wij hadden liever gezien dat dit geld
gebruikt was om het jongerencentrum vaker open te krijgen, maar ook hierbij is
weer sprake van een inbreng vanuit de politiek. Als wij daarover iets horen, is
het ook weer te laat.
Ik heb toch nog twee minuutjes nodig, mijnheer Verkerk. Mag
dat?
De VOORZITTER: Nee, u zit al zowat op vier minuten. Probeer
bij het debat nog wat punten aan te geven. Zullen wij het zo doen?
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Ik heb toch nog wel een
belangrijk punt.
De VOORZITTER: Dit zijn de spelregels. Ik heb u al een
minuut extra gegeven. Probeer dat punt bij het debat in te brengen. Dat kan
best.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is goed.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. De jeugd heeft de
toekomst. Dat is geen stelling, maar een onomstotelijke waarheid. Al het
geklaag over MTV, overlast, sms- of msn-taal en alcoholgebruik ten spijt, op
afzienbare termijn worden Nederland en hopelijk ook deze raadszaal bestormd
door een nieuwe generatie. D66 is sociaal-liberaal en vindt jongeren zelden ergens
te jong voor. Wij hechten veel waarde aan de eigen verantwoordelijkheid, niet
in de laatste plaats die van de ouders. Bij dezen doe ik een oproep aan alle
ouders om goed op te passen: niet alles wat volwassen lijkt, is volwassen en
niet alles wat onschuldig lijkt, is onschuldig. Het is onze Delftse jeugd
echter onwaardig om als Staat alles van de ouders te laten afhangen en om als
overheid toe te kijken hoe bijvoorbeeld de uitval in het vmbo de toekomst van
complete groepen op het spel zet. Sociaal-liberaal betekent ook dat je ingrijpt
waar dat moet. Daarom steunen wij de SP-motie over de Deventer aanpak. Ook
spreken wij nogmaals onze steun uit voor het initiatief van de PvdA-fractie om
alcoholgebruik onder jongeren echt aan te gaan pakken.
Ik wil verder nog even terugkomen op een aantal door het
college ontraden voorstellen van ons. De jeugd ontloopt, vaak onbewust, nog te
vaak het geweldige culturele aanbod. Cultuur hoort bij de opvoeding, vergroot
je bagage, relativeert, inspireert, stimuleert en – niet in de laatste plaats –
integreert. D66 heeft voorgesteld om te komen tot een jaarlijks terugkerend
cultuurevenement voor onze jongere inwoners, van 4 jaar tot 16 jaar. Het
college ontraadt dit. Waarom? De reactie is: er is al veel aanbod. Dat is onbegrijpelijk.
Ik hoor dan ook graag van het college of het vanavond kan garanderen dat alle
jongeren in Delft tussen 4 en 16 jaar structureel in aanraking komen met dat
aanbod.
Hangende voor MTV – ik ben mij ervan bewust dat ik een
karikatuur schets – steekt naast vervlakking vaak ook overgewicht de kop op.
Dat laatste verzin ik niet zelf; de statistieken zijn schrikbarend. Op hoger
niveau, bij de ministeries van LNV en VWS, is men zich hiervan bewust en
ontwikkelt men het programma Smaaklessen. Dat is een goed en educatief
initiatief om de jeugd kennis mee te geven van voedingspatronen en mogelijke
nadelige gevolgen daarvan. De reactie van het college op ons voorstel is: niet
doen, want wij gaan niet over het curriculum. Dat klopt; het college gaat ook
niet over het feit dat mensen meer moeten bewegen, maar dat staat wel in het
coalitieakkoord. Mijn fractie is de draad kwijt. Stimuleer en verleid als
overheid onze jeugd tot gezond eten. Ons voorstel sluit daar prima op aan.
De VOORZITTER: Die kroket gaat er voortaan dus uit.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie wil
graag een ander element toevoegen aan de discussie over jeugd en jongeren,
namelijk schooluitval. Het onderwerp is in de eerste termijn al door onze
fractie aan de orde gesteld. Daar willen wij graag nog een paar punten aan
toevoegen. De cijfers bij de programmabegroting wijzen uit dat in 2005 ongeveer
500 jongeren het onderwijs zonder diploma hebben verlaten. De wethouder knikt
“nee”, maar ik heb het over de jongeren die gemeld zijn bij het jongerenloket
enzovoort. Als ik dat ga uitleggen, gebruik ik te veel tijd. Ik vat het daarom
kort samen. Wij vinden dat aantal veel te hoog. In de afgelopen jaren is dat
aantal ongeveer elke vijf jaar met 100 toegenomen. Tien jaar geleden ging het
om 300 jongeren, vijf jaar geleden om 400 jongeren en nu zitten wij op 500. Het
kan best zijn dat dat samenhangt met een verbeterde registratie, maar wij zien
in ieder geval een trend en die bevalt ons niet. Dat zetten wij af tegen de
moeite die nu gedaan wordt en de instrumenten die worden ingezet om dat aantal
naar beneden te krijgen. Wij zien dan een aantal goede dingen, maar alles bij
elkaar vinden wij het toch erg mager. Wij zien eigenlijk alleen een uitbreiding
van de formatie bij het centrale jongerenloket met 40.000 euro. Als je echt een
in onze stad ongewenste trend wil ombuigen die zich de afgelopen tien jaar
stevig heeft afgetekend – steeds meer jongeren die zonder een startkwalificatie
het onderwijs verlaten – zouden wij dat eigenlijk op een veel grotere schaal
moeten aanpakken dan met de optelsom van de maatregelen die in de
programmabegroting staan. Sterker nog: wij vinden dat je dit als een soort
centrale prioriteit of groot project zou moeten zien en dat je dit stevig in
elkaar zou moeten zetten. Er zijn landelijk voorbeelden waarin dit met een
soort taskforce-achtige structuur wordt aangepakt.
De VOORZITTER: Mijnheer Van Tongeren, wilt u afronden?
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja. Kortom: wij stellen voor om
dit op een veel hoger niveau aan te pakken dan nu gebeurt. Stel een taskforce
samen waarin onderwijs, werkgevers, vakbonden, CWI en gemeente zitten en trek
hier veel meer geld voor uit dan de 40.000 euro die nu in de begroting staat.
Wij denken aan ongeveer 250.000 euro per jaar. Maak daar voor de komende drie
jaar een concreet plan voor en stel de ambitie veel hoger dan op dit moment het
geval is. Wij denken dat in de bedragen die nu vanuit de vrijval van de
herijking van de reserves aan grote projecten worden toegevoegd, voldoende
financiële ruimte zit om dat op die manier op te pakken.
De heer VOKURKA (D66): Dat is een vlammend betoog van de
heer Van Tongeren en ik kan heel erg met hem meevoelen, maar komt hij nu met
een voorstel?
De heer VAN TONGEREN (CDA): Ja, wij dienen daar een amendement
voor in.
De heer VOKURKA (D66): Prima, dan zie ik dat straks.
De VOORZITTER: Drie minuten is een lange aanloop voor het
indienen van een amendement.
Door de CDA-fractie wordt het volgende amendement (A3-2)
ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7
november 2006,
besluit:
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Voorzitter. Wij denken
eigenlijk in dezelfde richting als de heer Van Tongeren. Daarom dienen wij een
motie in over het mentoraat voortgezet onderwijs, de juiste keuze en samen
leren in de middag. Die projecten zijn allemaal preventief en daarmee pakken
wij de problematiek vanaf het begin aan. Dan worden de problemen dus niet pas
op het moment dat de kinderen de school af moeten, aangepakt met een taskforce
et cetera. De hele problematiek moet eerder worden aangepakt, bij de groepen 7
en 8. Met deze drie projecten kunnen wij dit beter aanpakken.
De heer VOKURKA (D66): U zegt dat het allemaal preventief
werkt. Dat is prima en daar ben ik het helemaal mee eens, maar wij kunnen de
jongeren die nu in de problemen zitten, toch niet door het putje spoelen? Ik
geloof niet dat dat het beleid van de PvdA kan zijn.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Daar ben ik het mee eens,
maar de bedoeling hiervan is dat wij voor de jongeren die er later komen, nu
iets preventiefs gaan opzetten. Natuurlijk gaan wij ook voor de huidige
jongeren die problemen hebben, iets opzetten. Dat is onvermijdelijk.
De heer VOKURKA (D66): En dan kunt u een heel eind meedenken
met het betoog van de heer Van Tongeren, als ik u goed begrijp.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Ik denk in grote lijnen wel,
ja.
De VOORZITTER: Aangezien amendement A3-1 is ingetrokken,
maakt het geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Door de fracties van de PvdA en de ChristenUnie/SGP wordt de
volgende motie (M3-7) ingediend:
““De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7
november 2006,
overwegende dat:
-
sommige kinderen minder kansen hebben in hun schoolloopbaan;
-
ontwikkelingsgerichte activiteiten zoals het scholierencafé
in het verleden hebben aangetoond dat deze naschoolse activiteiten een positief
effect hebben op de kansen van kinderen;
-
het onderwijskansenbeleid, zoals mentoraat voortgezet
onderwijs1, de juiste keuze2 en samen leren in de middag3
projecten zijn waardoor kinderen buiten schooltijd extra kansen krijgen in de
laatste jaren van het basisonderwijs en de eerste jaren van het middelbaar
onderwijs;
-
deze projecten de kansen van leerlingen vergroten;
-
deze projecten een bijdrage leveren aan vermindering van
schooluitval en verbetering van de doorstroom naar het vervolgonderwijs;
-
deze projecten ook de integratie en emancipatie van
leerlingen bevorderen;
draagt het college op, extra aandacht te besteden aan deze
activiteiten in de verlengde schooldag en een bedrag vrij te maken uit de
begroting om deze activiteiten te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
1
Mentoraat in het voortgezet onderwijs is een begeleidende activiteit waarbij
een oudere student een leerling begeleidt door het uitwisselen van praktische
ervaring en het geven van advies en feedback. Mentoren kunnen leerlingen
stimuleren betere prestaties te leveren.
2
Bij het juiste keuzeproject worden leerlingen en ouders van groep 7 en 8
begeleid bij Cito-toetsen, adviesgesprekken met school en bij het bepalen van
de verdere schoolkeuze.
3
Bij het samen leren in de middag gaan zowel ouders als kinderen na schooltijd
huiswerk maken. Zo maken kinderen hun huiswerk en leren ouders hoe zij hun
kinderen daarbij kunnen begeleiden.”
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wat
schooluitval betreft: wethouder Rensen heeft landelijk de publiciteit gehaald
met een gezin met 14 kinderen die jarenlang niet naar school gingen. In feite
werd het allemaal netjes geregistreerd. Een verdubbeling van het aantal case
managers lost dus niets op. Wij registreren dan dat kinderen niet naar school
gaan. Leefbaar Delft pleit voor een strenger beleid en voor handhaving van de
Leerplichtwet. Als kinderen drie dagen niet op school zijn geweest, moet dat
gemeld worden aan de leerplichtambtenaar en die moet in actie komen. In
samenwerking met de politie moeten die kinderen thuis worden bezocht. Het moet
veel concreter. Er is nu geen tijd voor een taskforce die alles nog eens gaat
bestuderen. Dat duurt veel te lang. De politie moet ook op straat controleren
en moet jongeren aanhouden om te vragen op welke school zij zitten en waarom
zij, afgezien van de woensdagmiddag, doordeweeks op straat rondlopen. Het moet
dus gewoon keihard worden aangepakt. Het is allemaal heel simpel. Als die
kinderen geen goede verklaring hebben voor het feit dat zij niet op school
zitten, moet men daar gelijk achteraan en moet er ingegrepen worden. Dat maakt
deel uit van de handhaving.
De VOORZITTER: Mijnheer De Wit, dit gaat richting politiestaat.
Volgens mij willen fracties daarop reageren.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het gaat niet om een
politiestaat. Een hoop mensen worden door die jongeren lastig gevallen.
De VOORZITTER: Zeker.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat weet u ook wel. Zij
drinken alcohol en zij vallen uit. Die hele problematiek hangt met elkaar
samen.
De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Ik vind dat de heer De
Wit nu heel erg stigmatiserend bezig is. Ik erger mij nu al tien minuten aan
het debat en aan de stigmatiserende manier waarop de jongeren worden besproken.
Natuurlijk is schooluitval slecht en moeten wij proberen om schooluitval zoveel
mogelijk te beperken. Ik weet zeker dat niemand in deze raad daartegen is. Ik
zie de motie van de CDA-fractie dus graag tegemoet, maar ik zou ook graag naar
het positieve beeld van de jongeren willen kijken. Ik zeg daarom tegen de heer
Stoop dat in onze stad ook dingen gebeuren waarbij jongeren zelf bezig zijn en
die de gemeente subsidieert.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wat is er nou weer negatief
als wij het over spijbelen hebben? Mogen wij dat niet zeggen of zo?
De VOORZITTER: Laat de heer Riphagen even zijn punt maken.
De heer RIPHAGEN (STIP): Ik wil de aandacht vestigen op de
Stichting De Nieuwe Amateur, waarbij jongeren met verschillende achtergronden
op cultureel gebied, sociaal-economisch gebied en onderwijsgebied samen
geweldige creatieve dingen doen. Die stichting heeft ook een cruciale rol
gespeeld in het Poptahof-festival, waarbij jongeren ervoor hebben gezorgd dat mensen
…
De heer STOOP (Leefbaar Delft): U haalt nu dingen naar voren
waarover ik het helemaal niet heb gehad.
De heer RIPHAGEN (STIP): Dat was nou precies mijn punt,
mijnheer Stoop.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): De jongeren over wie ik het
heb, komen niet in een museum. U zegt dat er in Delft een heleboel dingen
gebeuren. Daar ben ik het ook helemaal mee eens, maar …
De VOORZITTER: Nee mijnheer Stoop, de heer Riphagen mag even
zijn betoog afmaken.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is goed, maar omdat het
over mij ging, wilde ik reageren.
De heer RIPHAGEN (STIP): Volgens mij zijn de heer Stoop en
ik het helemaal met elkaar eens, want bij De Nieuwe Amateur komen ook jongeren
die het wat moeilijker hebben. Zij vinden daar hobby’s en komen daar verder in.
Ik wil ook wijzen op een Iraanse vluchtelinge van 21 jaar uit Delft, die een
hiphopsingle heeft gemaakt en nu wereldwijd beroemd is.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): U drukt nou juist een
stempel op iemand. U doet nou net alsof het zo bijzonder is dat iemand die uit
Iran komt, een plaatje maakt.
De heer RIPHAGEN (STIP): Mijn woorden worden geheel en al
verdraaid. Ik probeerde te vertellen dat mensen die het moeilijk hebben gehad,
door het welzijnsbeleid van de gemeente Delft en door particulieren uit Delft
prima geholpen kunnen worden om veel verder te komen en om uit die
sociaal-economische achterstand te komen. Dat is het punt dat ik heb willen
maken.
De heer VOKURKA (D66): Mag ik één ding tegen de heer Stoop
zeggen over dat museum? Wij dienen op dat punt een motie in en ik verwacht dat
hij die motie steunt.
De heer BOT (GroenLinks): Ik wil alleen tegen de heer Stoop
zeggen dat miss D. volgens mij de bekendste Delftse muzikant is sinds Peter
Tetteroo en Polle Eduard.
De heer VOKURKA (D66): En Jody.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Dat is heel leuk, mijnheer
Bot, maar je moet ook geluk hebben. Deze jongen heeft waarschijnlijk de kansen
gepakt die hem aangeboden werden. Zo simpel is het verhaal.
De heer BOT (GroenLinks): “Deze jongen” was overigens een
meisje.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik heb heel beschaafd op
mijn beurt gewacht. Ik wil graag een paar dingen zeggen. Mijnheer Riphagen, ik
ben het helemaal met u eens dat er jongeren zijn die in fantastische projecten
terechtkomen en tot hoge prestaties komen, maar ik zou u willen uitnodigen om
overdag eens bij mij te komen kijken. Ik geef les op een vmbo in Den Haag. Kom
maar eens kijken hoe vaak het ook mis gaat! U verwijt de heer Stoop een
eenzijdig beeld, maar ik denk dat u een eenzijdig beeld schetst. Ik nodig u dus
van harte uit om eens te komen kijken bij mij op school.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): En dan komt hij daarna even
bij mij langs. Dit is een leuke discussie van de heer Riphagen. Hij had het
inderdaad over een eenzijdig beeld, maar ik heb te maken met een paar jongeren
uit Delft met wie het niet is gelukt. Ik wil ook even kwijt dat ik mij eraan
erger dat mensen van een studentenpartij die na een jaar “toedeloe” zeggen, ons
vertegenwoordigen in Haaglanden.
De heer RIPHAGEN (STIP): Op de opmerking van de heer Stoop
wil ik niet reageren. Mevrouw Dekker refereert wel vaker aan Den Haag, niet
alleen over onderwijs. Ik zou haar graag eens willen uitnodigen om met mij bij
een vmbo-school in Delft te komen kijken.
De heer VOKURKA (D66): Daar is nog van alles mis, hoor.
Mevrouw DEKKER (SP): Ik heb een vraag aan het college over
het amendement van de PvdA-fractie. Ik mag hopen dat de dekking van 100.000
euro uit de reserve kinderopvang niet ten koste gaat van welk fantastisch
initiatief in de kinderopvang dan ook. Anders zou de SP …
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Het is een motie geworden en
daar staat geen 100.000 euro bij.
Mevrouw DEKKER (SP): O, er is geen dekking.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Het college mag zelf bepalen
waar het de dekking vandaan haalt.
Mevrouw DEKKER (SP): Oké, dan gaan wij die motie misschien
toch overwegen. Dan mijn andere vraag: u wilt geld vrijmaken voor het
mentoraat; ik begrijp nu dat het college zelf mag weten waar dat geld vandaan
komt. Bent u wel eens op het CLD wezen kijken, waar dat geheel vrijwillig
gebeurt? Kinderen uit de hoogste klassen van havo en vwo begeleiden daar
kinderen uit de eerste klas.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Ja, daar zijn wij geweest.
Er zijn verschillende projecten in Delft succesvol geweest, maar zij zijn niet
systematisch. Met dit geld proberen wij systematisch iets op te zetten wat op
de lange termijn werkt en niet alleen op de korte termijn. Het is ook niet
alleen voor CLD-kinderen, maar voor het voortgezet onderwijs en het
basisonderwijs.
Mevrouw DEKKER (SP): “Systematisch” hoeft natuurlijk niet
per se geld te kosten.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Als het professioneel moet
gebeuren, helaas wel.
Mevrouw DEKKER (SP): Ik wil nog even reageren op het verwijt
van de heer Riphagen dat ik het altijd over Den Haag heb. Mijnheer Riphagen,
dan nodig ik u uit om eens te gaan kijken bij het vmbo in het Westerkwartier.
Gaat u daar eens met docenten praten over alle problemen die zij tegenkomen.
Die kinderen slepen een bagage met zich mee waardoor u en ik echt een halfjaar
in bed zouden gaan liggen, overigens niet samen maar apart; of misschien wel
samen als ik er zo ellendig aan toe ben. Ik wil alleen maar zeggen dat op
verschillende scholen – zowel in Delft als in Den Haag en in alle andere
gemeenten – kinderen rondlopen die ondanks al die fantastische projecten heel
moeilijk te bereiken zijn. Ook in hen moeten wij investeren.
De VOORZITTER: Niemand beticht iemand anders van het feit
dat wij de problemen niet onderkennen en dat wij niet bereid zijn om daarnaar
te kijken.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Ik heb heel beschaafd op mijn
beurt zitten wachten. Ik wil nog even iets zeggen.
De VOORZITTER: Ja, maar ik wilde eerst dit deel van het
debat afronden en appreciëren. Laten wij elkaar niet de maat nemen met de vraag
wie het sociaalst of het meest meelevend is. Dat is niet aan de orde, want ik
bespeur ook bij de STIP-fractie voldoende engagement. Dat wilde ik toch even
vaststellen.
Mevrouw VAN DER HOEK (VVD): Voorzitter. Zonder iemand de
liberale maat te willen nemen, wil ik even reageren op de inbreng van de heer
Vokurka. Ik ben het met hem eens dat de opvoeding via het consultatiebureau tot
en met het einddiploma in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders
is. Niet alleen ouders willen echter dat lieve baby'tje in een aardige tiener
zien veranderen. Als die leuke tiener een etterbakje wordt, mogen wij daar als
gemeenschap wel degelijk iets van vinden. Dan gaat het de verantwoordelijkheid
van ouders immers te boven. Ik pleit er dus voor om ouders die dat niet
aankunnen, in een coaching- en opvoedtraject te zetten. Wij zullen dat nu niet
verwoorden in een motie, want volgens mij is dat binnen deze gemeente bestaand
beleid. Wij vragen daar echter wel aandacht voor, evenals voor het positiever
benaderen van scholen. De door de VVD-fractie ingediende motie gaat daarvan
uit: je moet ervoor zorgen dat de school het positieve middelpunt wordt in een
kinderleven, zodat zij daar met plezier naar toe gaan of zodat de school hen in
ieder geval van de straat houdt. De school moet dus op meer plaatsen dubbel
worden gebruikt, dus ook buiten schooltijd voor dingen voor kinderen. Zowel de
school zelf als het schoolplein moet toegankelijk zijn voor alles wat er aan
jongerenwerk gebeurt.
De heer VOKURKA (D66): Volgens mij hebt u mijn tekst niet
helemaal goed begrepen, want ik denk dat ik volledig kan instemmen met uw
motie. Ik heb die motie nog niet gezien, maar in eerste instantie klinkt zij
zeer sympathiek. Het gaat mij er overigens niet om wie hier het liberaalst is.
De VOORZITTER: Dat hoor ik graag.
De heer VOKURKA (D66): Het is begrijpelijk dat u dat graag
hoort.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. De grote mate van urgentie die
de raad uitstraalt op het punt van het jeugd- en jongerenbeleid in deze stad,
is bij het college goed overgekomen en wordt door het college gedeeld. Ik
beschouw de inbreng van vanavond als een belangrijke aanwijzing dat de raad de
behoefte heeft om de discussie over het jeugdbeleid te gaan voeren. Zoals
aangekondigd, zal dat in 2007 gebeuren. Dat is in feite de eerste stap na de
vaststelling van het WMO-visiedocument, waarboven het een soort verbindende
paraplu moet gaan bieden. Ik zou alleen wel willen vragen om daar tijd en
geduld voor op te brengen, want het lastige van deze themadiscussie is dat zij
redelijk los wordt gevoerd van zaken zoals een onderwijsbeleidsplan, het beleid
inzake de jeugdgezondheidszorg en het beleid dat wij over een heleboel andere
zaken hebben geformuleerd. Deze discussie vindt feitelijk plaats in het kader
van een programmabegroting, waarin je maar een heel klein stukje terugvindt,
namelijk de marges en de nieuwe zaken die in het kader van het jeugd- en
jongerenbeleid aan de orde zijn. Het is dus niet makkelijk om aan de hand van
dit materiaal het totaal van het jeugd- en jongerenbeleid te overzien. Ik sluit
mij dan ook graag aan bij de heer Riphagen: als het gaat om de jongeren van 0
tot 23 jaar in Delft, is er bepaald niet alleen reden voor chagrijn. Ik wijs
maar even op de sluitende aanpakken op het punt van de signalering van allerlei
problematieken in gezinnen en met betrekking tot kinderen. Wij hebben ook een
sluitende aanpak in de categorie van 16 tot 23 jaar. De heer Van Tongeren gaf
zichzelf op dat punt overigens correcte antwoorden; dat hoef ik dus niet te
doen. Er zijn ook uitstekende resultaten in het onderwijsachterstandenbeleid en
Delft heeft een voorsprong op het punt van de samenwerking tussen onderwijs en
kinderopvang enzovoort. Ik vind het dus heel belangrijk om de discussie over het
jeugdbeleid goed met de raad te voeren op basis van een behoorlijke
startnotitie en een goed uitgelijnd proces en liefst zo breed mogelijk. De heer
Stoop heeft ook al gezegd dat het geen discussie mag zijn over de hoofden van
jongeren heen. Dat mag inderdaad absoluut niet de bedoeling zijn. Die discussie
kondig ik bij dezen nogmaals aan.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Zou u, voordat wij die
discussie voeren, iets zien in een soort tevredenheidsonderzoek, zodat wij
weten hoe men zelf vindt dat het gaat? Ik weet bijvoorbeeld dat de BWD helemaal
doodziek wordt van het beheer van de jongerencentra. Kan er een
tevredenheidsonderzoek worden gehouden, zodat duidelijk wordt wat het oordeel
is over de inbreng van de gemeente en het beleid?
Wethouder RENSEN: Dergelijke vraagstellingen lijken mij voor
jongeren erg ingewikkeld.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Ik bedoel op directieniveau.
Wethouder RENSEN: Die ingewikkeldheid laat onverlet dat dit
volgens mij heel goed mogelijk is. Voor een deel heeft de Jongerenraad daar
zelf al onderzoek naar gedaan. Daar is ook een rapport van. Dat soort zaken
kunnen wij absoluut meenemen in de voorbereiding van een goede discussie over
het jeugd- en jongerenbeleid.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): U begint nu toevallig over
de Jongerenraad. Daar had ik in mijn tweede termijn eigenlijk nog op willen
ingaan. Wij hebben het daar al vaker over gehad. Volgens mij is de heer
Meuleman ook een keer ingegaan op de Jongerenraad. Is dat nou werkelijk een
afspiegeling van de Delftse jongeren? Wij zouden namelijk liever een
Jongerenraad zien waarin van elk jongerencentrum een vertegenwoordiger zit.
Wethouder RENSEN: Dat is de Jongerenraad zoals die nu
functioneert, niet. Ik denk ook niet dat je die op die manier bij elkaar kunt
krijgen. U pleit voor flexibiliteit en ik vind eigenlijk dat die ook op dat
punt moet gelden. In de eerste termijn heb ik de fractie van Stadsbelangen in
die zin ook een antwoord gegeven. Ik ben heel erg bereid om te zoeken naar
manieren om als college en als gemeenteraad met jongeren in discussie te komen,
maar zorg er nou voor dat je voldoende vormen en plekken hebt om dat te doen,
zodat je een breder bereik hebt dan wanneer je dat vastlegt in één gevestigde
vorm. Daar kan enquêteren dus ook een deel van uitmaken.
De heer VOKURKA (D66): Dat hebt u inderdaad ook al in uw
eerste termijn gezegd. Wanneer gaat u daarmee beginnen? Dat is van belang in
het licht van de motie van de heer Meuleman.
Wethouder RENSEN: Ik heb een beleidsdiscussie over het
jeugd- en jongerenbeleid aangekondigd voor de tweede helft van 2007. De eerste
helft van 2007 hebben wij nodig om de WMO-visie te maken; jeugd is een van de
prestatievelden daarin. Dat moeten wij dus even in stappen achter elkaar
zetten. Ik heb zojuist echter al gezegd dat wij een startnotitie voor de
jeugddiscussie gaan opstellen. In die startnotitie kunnen wij dan keurig netjes
uitlijnen met welke instrumenten, op welke momenten en op welke plekken wij die
discussie gaan voeren.
De heer VOKURKA (D66): Ik begrijp prima dat u beleid, nota’s
en noem het allemaal maar op nodig hebt, maar volgens mij is het niet zo heel
moeilijk om naar aanleiding van wat hier vanavond over tafel is gegaan, gewoon
met jongeren in de stad in gesprek te gaan. Volgens mij hoeft u daarvoor niet
op een nota te wachten.
Wethouder RENSEN: Laat ik u verzekeren dat die discussie met
jongeren intussen ook permanent loopt, maar kijkend naar de discussie van
vanavond focus ik wel op het aankondigen van die beleidsdiscussie. Daar moeten
wij het immers van hebben.
Er is veel gezegd over uitval. De CDA-fractie stelt voor om
250.000 euro uit te trekken voor een taskforce. Ik wijs er maar eens op dat het
college in deze programmabegroting voor deze periode 9 miljoen euro aan nieuw
geld uittrekt voor het jeugd- en jongerenbeleid. Misschien is het goed om dat
even te onderstrepen. Wij hebben nu in Delft geen behoefte aan een taskforce
die het er nog een keer over gaat hebben. Wij hebben er nu behoefte aan dat die
eerste lijn en het jongerenloket ook echt gaan werken, dat de in voorbereiding
zijnde zorgstructuur in het mbo gaat draaien en dat het Bureau Jeugdzorg het
werk dat van dat bureau mag worden verlangd, goed gaat doen. Alle geld is in
die zin erg welkom. Ik heb niet precies gelezen hoe dat in dit voorstel staat,
maar laten wij er niet in die zin te veel over praten. Wij moeten er immers
voor zorgen dat de structuren die wij hebben opgebouwd – dat is echt meer dan
wat zojuist eventjes werd afgevinkt – daadwerkelijk gaan draaien. Ik ga maar
niet helemaal beschrijven hoe dat in elkaar zit.
De heer VAN TONGEREN (CDA): De wethouder zegt dat het er nu
om gaat dat er iets gebeurt en dat het er niet om gaat dat erover wordt
gepraat. Het kenmerk van een taskforce – het eerste deel van het woord zegt het
al – is natuurlijk dat er een taak wordt uitgevoerd. Het is dus geen praatclub.
Wij denken juist dat de huidige doelstellingen een veel te laag ambitieniveau
hebben. Als je meerjarig bekijkt wat er op dit punt in de programmabegroting
staat, zie je dat de schooluitval eigenlijk slechts zeer marginaal zal worden
teruggedrongen. Het aantal leerlingen dat in een traject zit, neemt weer wat
toe. Als het op deze manier doorgaat, zul je echt nog vele jaren bezig zijn om
die trend te keren. Vandaar dat wij zeggen: pak dit nou eens wat grootschaliger
aan.
De heer BOT (GroenLinks): Ik heb eigenlijk dezelfde vraag.
De CDA-fractie vraagt in het amendement om een halvering van de schooluitval in
drie jaar. Mijn vraag aan de wethouder: gaat hij dat bereiken met de aanpak die
hij zojuist heeft geschetst?
Wethouder RENSEN: Dat kan ik niet zeggen. De heer Van
Tongeren heeft zojuist ook al aangegeven dat de cijfers de afgelopen jaren
juist oplopen, terwijl het beleid juist wordt geïntensiveerd. Dat heeft heel
veel te maken met het feit dat alle scholen bij ons aangeven dat er
schooluitval is. Scholen komen de afspraken in het kader van de actieve
leerplichtfunctie steeds beter na. Wat nu nog aan het gebeuren is, is dat ook
het mbo die meldplicht daadwerkelijk nakomt. U zult dus zien dat het aantal
meldingen de komende periode nog wat gaat oplopen, omdat wij – in het bijzonder
met Mondriaan – dit systeem sluitend aan het maken zijn.
De heer VAN TONGEREN (CDA): Mede in antwoord op de vraag van
de heer Bot: de cijfers die het college in de programmabegroting noemt, wijzen
in het geheel niet in de richting van een halvering. Zelfs in 2008 is het
aantal, dat nu ongeveer 500 is, slechts gedaald naar 450. Dat is dus een afname
met ongeveer 10%.
De VOORZITTER: Oké, uw punt is gemaakt. De wethouder zal nog
reageren en dan gaan wij dit thema afsluiten.
Wethouder RENSEN: Mijn punt blijft dat het voeren van deze
discussie op dit diepteniveau, aan de hand van de programmabegroting, voor mij
niet goed mogelijk is.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat is onzin, want wij
kunnen hier nu stappen zetten als wij dat een belangrijk punt vinden.
De heer VOKURKA (D66): Volgens mij stelde de heer Bot een
klip en klare vraag: lukt het om in 2008 de ambitie te halen en de schooluitval
dus te halveren? Daarop heb ik nog geen antwoord gehoord.
De VOORZITTER: De wethouder gaat nu afronden.
Wethouder RENSEN: Dat antwoord krijgt u op die manier
vanavond niet van mij, omdat ik het antwoord niet op die manier kan geven.
Nogmaals: op de diepte waarop de discussie nu wordt gevoerd, kan ik aan de hand
van de programmabegroting niet goed met u discussiëren. Dat vergt echt meer
voorbereiding en meer feitenmateriaal, zodat wij kunnen voorkomen dat nu
gedacht wordt dat er een taskforce moet komen. Ik kan u verzekeren dat wij die
taskforce op dit moment niet nodig hebben.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het lijkt wel alsof u voor
het eerst wethouder bent.
Wethouder RENSEN: Echt nodig is dat de dingen die wij tot
stand hebben gebracht, nu daadwerkelijk gaan draaien. Daar maakt het college,
zoals gezegd, heel veel geld voor vrij.
Ik moet nog een paar andere dingen zeggen. De heer Vokurka
pleit voor een bepaald programma inzake de voedingsproblematiek. Een ministerie
heeft nu een bepaald programma bedacht, terwijl in onze regio dit zelfde thema
door de GGD en een aantal andere organisaties allang uitgerold is en de scholen
binnen is gebracht. Het is dus erg onhandig om nu als raad te zeggen: wij
willen dat dat programma nu door het college wordt ingestoken in het onderwijs.
Daarbij moet nog worden aangetekend dat wij die positie ook niet hebben. Dat is
het lastige van het voorstel van de heer Vokurka. Als hij dat breder, meer
doelstellend, kan formuleren, kan de “hoe”-vraag veel beter uitgewerkt worden.
Op dit moment is de methode echter veel te specifiek.
De heer VOKURKA (D66): Ik heb de boodschap begrepen. Wij
passen de motie aan en dienen haar later in gewijzigde vorm in.
Wethouder RENSEN: Ik zou de vmbo-discussie heel graag met de
raad willen voeren, maar ook dat voert op dit ogenblik echt veel te ver. Ik ben
het niet helemaal eens met de door de SP-fractie gegeven kenschets van de
situatie in Delft. Ik ken de situatie in de grote steden overigens niet
precies. Ook dat is dus weer gevaarlijk, maar ik zou daar iets voorzichtiger mee
zijn, ook omdat een van de problemen van het vmbo juist het imagoprobleem is.
Laten wij dus ook daar heel analytisch en gericht over praten. Die aanbeveling
mag overigens ook gelden voor de landelijke onderwijsdiscussie die op dit
ogenblik wordt gevoerd.
Tot slot: ik riep al iets over de manier waarop wij met de
leerplicht omgaan; daarover maakte de fractie van Leefbaar Delft een opmerking.
Op dit ogenblik loopt in Delft samen met het Openbaar Ministerie een pilot om
sneller tot afhandeling van procesverbalen over schoolverzuim te komen. Een
leerling die in overtreding is, kan door het verbeteren van het gedrag
inderdaad ontkomen aan de opgelegde straf. Daarnaast is er het bekende project
Basta, dat eigenlijk op dezelfde manier werkt. Wij zitten daar in Delft dus
echt bovenop.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dat was er al en dat is een
druppel op een gloeiende plaat. Wij vinden uw beleid gewoon te soft. Wij willen
dat u meer optreedt en wij steunen het voorstel van de CDA-fractie om een
taskforce in te stellen, zodat het probleem echt wordt opgelost. Dat doet u
niet.
De VOORZITTER: Uw standpunt is helder. Wij gaan door met het
volgende thema.
Thema 3: Cultuur.
De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. De raad heeft veel
moties en amendementen – elf ofwel bijna een zesde van het totale aantal –
ingediend op het gebied van cultuur. STIP ziet dit als een belangrijk signaal
van de betrokkenheid van deze Delftse gemeenteraad bij het onderwerp cultuur.
Wij zullen dan ook drie punten naar voren brengen die in de eerste termijn min
of meer aan de orde zijn gekomen. Op die punten doen wij voorstellen waarop wij
graag een debat met de raad zouden willen. Ik zou tegen u allen zeggen: sla uw
piketpalen! Het cultuurjaar komt eraan. Dat betekent dat de actieve en betrokken
Delftenaren ook zelf meer dan normaal kunnen bijdragen aan dat jaar. Een
culturele stad vol bruisende creativiteit is niet alleen erg leuk, maar ook een
voorwaarde voor een economisch florerend Delft. Om de Delftenaren betrokken te
houden, moet de gemeente initiatiefnemers in de stad helpen. Zij moet het hun
zo makkelijk mogelijk maken om een evenement te organiseren. Het gaat dus niet,
zoals een beetje paradoxaal in de begroting staat, om actief op zoek gaan naar
initiatiefnemers uit de stad, maar om het omarmen van initiatiefnemers die bij
de gemeente komen en om het geven van een duwtje in hun rug. Dat is ons
voorstel en daar krijgen wij van andere fracties graag reacties op.
Dit kan de gemeente bijvoorbeeld concreet doen door
letterlijk ruimte voor kunstenaars en andere creatieve mensen te bieden,
bijvoorbeeld in de Sigarenfabriek – daarom heeft de STIP-fractie de motie van
de SP-fractie ondertekend – maar ook door lege panden in te zetten als
woon/werkruimten voor kunstenaars, bijvoorbeeld in de antikraaksfeer. Zo snijdt
het mes aan twee panden: een leegstaand pand wordt goed beheerd en kunstenaars
hebben een goede en goedkope ruimte. Wij zien vaak, bijvoorbeeld in Den Haag,
dat dit soort ruimten waar creativiteit en cultuur ontspringen, een heel interessante
functie hebben in de buurt. Ik wijs ook weer op de Poptahof, waar in een aantal
flats kunstenaars gehuisvest worden in het kader van het Metamorfose-project,
dat een grote uitstraling heeft naar de stad. Dat zouden wij graag meer zien,
zeker met het aantal leegstaande panden dat wij in Delft hebben en met het
aantal herstructureringen dat nog op ons af komt.
Tot slot kom ik bij de discussie over het podiumaanbod in
Delft. Gelet op de twee moties en amendementen, wordt dat onderwerp al iets
langer dan vandaag raadsbreed gedragen. STIP stelt voor om de twee in de moties
van de fracties van de VVD en Stadsbelangen genoemde locaties mee te nemen in
het onderzoek waar de fractie van GroenLinks in haar amendement om vraagt.
Volgens mij kunnen wij op die manier als raad een belangrijk signaal afgeven
waarin iedereen zijn politieke ei kwijt kan. Na het onderzoek kunnen wij als
raad vervolgens nog zeggen voor welke oplossing wij kiezen. Op die manier
kunnen wij de duidelijkheid bieden die de mensen die in de verschillende
theaters werken, nodig hebben. Ook daarop krijg ik graag een reactie.
De VOORZITTER: U hebt één seconde over; perfect getimed!
De heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik ondersteun het
betoog van STIP over ruimte voor initiatieven. Wij hopen dat het college erin
slaagt om dat de komende tijd waar te maken. Ik hoop niet dat het stadslied van
de VVD echt wordt waargemaakt, want wat ons betreft hoeft dat eerlijk gezegd
beslist niet.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Het gaat niet alleen om het
stadslied, maar ook om het opdrachtenbeleid, dat wij willen ombuigen. Dat moet
u daar dus bij meenemen. Wij willen ook componisten en tekstdichters ruimte
geven. Dat ontbreekt tot nu toe.
De heer BOT (GroenLinks): Over het opdrachtenbeleid kunnen
wij best eens een discussie voeren, maar van dit onderdeel krijgen wij in ieder
geval niet bepaald een warm gevoel van binnen. Dat kan echter aan ons liggen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Inderdaad.
De heer BOT (GroenLinks): Ik ga ook even in op ons
amendement over podia, dat mede door de STIP-fractie is ingediend. Het college
vindt dat amendement van de over dit onderwerp ingediende voorstellen het meest
sympathieke, maar ontraadt toch de aanneming ervan, omdat het college de
dekking niet goed genoeg vindt. Het rare is dat de dekking volgens ons
financieel-technisch wel klopt. Het college begroot zelf een overschot over
2007. Als wij van dat overschot een deel af halen, houden wij over 2007 nog
steeds een plus op de begroting. Wij hebben voorgesteld om dat geld incidenteel
uit te geven aan twee dingen. Wij zadelen de stad dus niet op met een tekort
over 2008 en latere jaren. Wat ons betreft, klopt de dekking dus, maar ik wil
niet moeilijker doen dan nodig is. Als de wethouder mij kan zeggen dat zij er
een andere dekking voor heeft of als zij kan toezeggen dat het college dat
onderzoek in 2007 uitvoert en daar uit bestaande middelen dekking voor vindt,
vinden wij dat prima. Het gaat ons erom dat het in het coalitieakkoord staat en
dat het door het college komend jaar niet wordt uitgevoerd. Het komt immers
niet voor in de programmabegroting en ook op mijn vraag heeft het college
gezegd dat het dit niet wil doen. Wij willen dat het wél gebeurt. Daarop krijg
ik dus graag een reactie van de wethouder.
Ik wil ook graag iets zeggen over de SP-motie over de gratis
dag van de musea. Die motie is heel interessant. Het college reageert daar
welwillend op, maar voor ons hoeft dat eigenlijk niet. GroenLinks heeft daar
ook in de Tweede Kamer tegen gepleit. Ook de Vereniging van Musea is ertegen. Het
gratis openstellen van musea blijkt heel weinig nieuwe bezoekers op te leveren.
Er komen vooral mensen die toch al naar de musea komen. De facto betekent dit
dus een financieel probleem voor de musea en daardoor minder aantrekkelijke
voorstellingen.
Mevrouw DEKKER (SP): De heer Bot kan er niet méér naast
zitten. In Engeland is dit een groot succes. Daar heeft het wel meer nieuwe
klanten opgeleverd. Wij stellen ook niet voor om de musea de hele week gratis
open te stellen. Wij stellen een onderzoek voor naar één dag in de week. Onze
voorkeur gaat uit naar een dag in het weekend, maar dat moet het onderzoek dan
maar uitwijzen. Volgens mij moet u het onderzoek gewoon een kans geven. Dan
praten wij daarna verder.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Mijnheer Bot, geldt uw
argument niet ook voor gratis openbaar vervoer op zondagmiddag? Trekt dat dan
wel meer mensen aan?
De heer BOT (GroenLinks): Volgens mij hebben wij geen gratis
openbaar vervoer op zondagmiddag, maar op zaterdagochtend.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Nou ja, op zaterdagochtend
dan.
De heer BOT (Leefbaar Delft): Dat is toch iets anders. Dat
voorstel is in Delft overigens niet van GroenLinks gekomen, maar van de VVD.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja, dat begreep ik ook al
niet.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik denk dat het best een leuk
voorstel is, ook al komt het van ons.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ik haal jullie door elkaar.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan moet u toch wat beter opletten.
Wij lijken niet zo erg op elkaar.
De heer BOT (GroenLinks): Het is best een leuk voorstel en
gratis kinderopvang is ook een heel leuk voorstel, maar GroenLinks pleit meer
voor een goede kwaliteit van alle voorzieningen dan voor het gratis maken van
alles en nog wat.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Je zou het toch ook op
woensdagmiddag kunnen doen, zodat de kinderen daar dan naar toe kunnen?
De heer BOT (GroenLinks): Als zij dankzij u intussen niet
zijn opgepakt omdat zij op straat lopen, zouden wij dat inderdaad kunnen doen.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): De woensdagmiddag is een
bekende vrije middag.
De VOORZITTER: Volgens mij was de heer Bot klaar met zijn
betoog. Dan ga ik terug naar mevrouw Dekker, want die had de beurt.
Mevrouw DEKKER (SP): Wij zijn blij dat het college geen
bezwaar heeft tegen het onderzoek. In de motie zelf staat inderdaad geen
dekking, maar in mijn inbreng heb ik een mogelijke dekking aangegeven: voor
zover zo’n onderzoek erg veel geld kost, kan dat volgens ons gevonden worden in
stadsmarketing. Ik denk dat het gratis openstellen van een museum uiteindelijk
ook onder dat kopje geschaard kan worden, naast cultuur. Ik ben ook blij dat
het college geen bezwaar heeft tegen het voorstel over de Sigarenfabriek. Ik
vind alleen dat het college een beetje slap reageert als het gaat om financiële
steun. Ik kan mij herinneren dat een aantal partijen in de verkiezingscampagne
over elkaar heen buitelden toen het hele pand Bacinol verplaatst moest worden:
dat moest onderzocht worden en daar moest geld voor vrij komen. Wij waren toen
overigens als enige fractie sceptisch vanwege de kosten.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Wij ook!
Mevrouw DEKKER (SP): Sorry, ook de VVD-fractie was daar niet
blij mee, maar andere partijen vielen over elkaar heen en geld leek geen
probleem. Nu gaat het om een kunstenaarscollectief en dan is er ineens geen
geld. Als het college met hetzelfde enthousiasme in de begroting op zoek gaat
naar het geld voor de Sigarenfabriek als toen voor Bacinol, kunnen wij wel 25
Sigarenfabrieken opzetten.
De VOORZITTER: Er zijn nog verscheidene raadsleden die op
dit punt iets willen zeggen, maar zij moeten dat dan wel allemaal kort doen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik heb met
bijzondere belangstelling geluisterd naar de heer Riphagen, die vindt dat wij
als raad nu de tijd moeten nemen om piketpaaltjes te slaan. Volgens mij heb ik
in eerste termijn op het terrein van de cultuur heel nadrukkelijk een aantal
piketpaaltjes geslagen. Ik heb bijvoorbeeld de amateurkunstbeoefening genoemd.
Daar heb ik de STIP-fractie nu niet over gehoord. Dat vind ik jammer, want heel
veel Delftse mensen beleven plezier aan die vorm van cultuur. Op dat punt is er
nog heel veel achterstand. Ik heb het ook gehad over simpele evenementen, die
ik “cultuurkrenten in de pap” heb genoemd. Heel veel inwoners van onze stad
beleven heel veel plezier aan die evenementen, maar ook daar heb ik de
STIP-fractie niet over gehoord. Dat vind ik jammer.
De heer RIPHAGEN (STIP): Daar hebt u mij wél over gehoord.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb een vraag aan de heer
Bot over het amendement van de fractie van GroenLinks over het onderzoek naar
de podia. Onze fractie heeft een motie ingediend met als doelstelling dat de
politiek duidelijkheid geeft over wat zij wil op het punt van een tweede
theaterzaal. Als de heer Bot bedoelt dat ook dat betrokken wordt bij het
onderzoek naar podiaruimte, kunnen wij het amendement wellicht steunen, maar
dan zou daar wat ons betreft wel iets over opgenomen moeten worden.
De heer BOT (GroenLinks): In de toelichting staat: “deze
vervolgstappen dienen tijdig genomen te kunnen worden, zeker ten aanzien van de
wensen van een tweede kleine zaal in Theater De Veste en/of een nieuw
theater/muziekcentrum met meerdere zalen in de spoorzone”.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan gaan wij dat
amendement steunen en trekken wij onze motie in.
De VOORZITTER: Aangezien motie M10-15 is ingetrokken, maakt
zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook wij zullen het
amendement van de fractie van GroenLinks steunen. Het multimediacentrum van de
VVD-fractie – zo noem ik het maar even – beschouwen wij als een ambitie die
niet helemaal past binnen Delft. Wij zijn niet tegen een discotheek, maar als
wij die in een soort torenflat stoppen waarin van alles bij elkaar wordt
gestopt, knapt de spoorzone in onze optiek daar niet van op. En hoe wij dat
gaan betalen, weten wij al helemaal niet.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat kan wel als wij
tegelijkertijd het openluchtzwembad erbovenop doen.
De heer VOKURKA (D66): Kijk, dat miste ik nou net.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Onder de grond ligt een
openluchtzwembad niet zo lekker, want daar willen wij die discotheek.
De heer VOKURKA (D66): Ja, maar wij kunnen het
openluchtzwembad ook op de bovenste verdieping doen. Als u daar dus nog even
naar kijkt …
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat nemen wij gelijk over; dat lijkt
mij leuk.
De heer VOKURKA (D66): Prima.
Ik ben in eerste termijn ingegaan op het DOK en heb daarover
een motie ingediend. Vanwege het lopende onderzoek ontraadde het college het
aannemen van die motie. Wij kunnen met die uitleg leven, maar dienen nu een
nieuwe motie in waarin wij het college ertoe oproepen om in het onderzoek
expliciet aandacht te besteden aan de bijdrage per inwoner, zodat dat punt
straks helemaal helder is voordat wij daar besluiten over nemen. Daarop krijg
ik graag een reactie van de wethouder.
Ik ga ervan uit dat mevrouw Steffen iets zal zeggen over het
stadslied. Dan kan ik daar nog wel even op reageren.
De VOORZITTER: Aangezien motie M10-12 is ingetrokken, maakt
zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Door de fracties van D66 en GroenLinks wordt de volgende
motie (M10-16) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 7
november 2006,
constaterende dat:
-
DOK 2006 maar net heeft overleefd;
-
de gemeente Delft in vergelijking tot andere gemeenten
relatief weinig per inwoner besteedt aan DOK (2005: Delft 15,05 / 2005: Leiden
19,65 / 2005: Gouda 21,90);
overwegende dat:
-
Delft Kennisstad een hoogwaardige bibliotheek verdient;
-
het aanbod van DOK een belangrijke bijdrage kan leveren aan
de persoonlijke ontwikkeling van Delftenaren;
draagt het college op om de gemeentelijke bijdrage per
inwoner expliciet mee te nemen in het aangekondigde onderzoek en de uitkomsten
aan de raad aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw STEFFEN (VVD): Er wordt naast mij geopperd dat ik
het lied direct even zing, maar dan hoeft de opdracht niet meer te worden
gegeven.
Ook de VVD-fractie heeft in eerste termijn de amateurkunst
en het verenigingsleven genoemd. Wij steunen dus de mening van Stadsbelangen
dat die sectoren duidelijk tekort worden gedaan. Zij zijn de afgelopen decennia
afgekalfd. Wij moeten eens bekijken wat wij daarmee kunnen, want ook de simpele
evenementen en de simpele uitingen zijn voor een heleboel mensen heel
belangrijk.
Dan een vraag aan de STIP-fractie: waarom de antikraakpanden
voor de kunstenaars? Waarom worden voor hen niet gewoon huizen gebouwd? Sommige
kunstenaars kunnen best een behoorlijke huur betalen en hoeven niet met alle
geweld in een antikraakpand te zitten.
Diverse waardevolle culturele groepen en instellingen zitten
in problemen. Vandaar dat wij de ingediende voorstellen over het World Art
Centrum, de Sigarenfabriek en Tétar van Elven zullen steunen. Daar moeten
gewoon oplossingen voor gezocht worden. Het college kan wel zeggen dat er geen
dekking is, maar misschien hoeven wij helemaal geen dekking te hebben. Er moet
naar een oplossing gezocht worden. Over de “hoe”-vraag kunnen wij met z’n allen
nadenken. De fractie van GroenLinks zegt trouwens dat er wel degelijk geld is.
Daar zijn wij het helemaal mee eens. Als zelfs onze financiële afdeling vindt
dat dat geld er is, moet toch ook het college dat als zodanig kunnen
ondersteunen.
Dan het onderzoek naar podia en zalen. Ik ben blij dat de
STIP-fractie dat steunt en dat de fractie van GroenLinks onze grote theaterwens
heeft opgenomen. Wij zouden ook wel een tweede zaal willen, maar zoals die nu
in het theater wordt aangebracht, wordt het een kind met een enorm waterhoofd.
Dan blijven wij met een te kleine zaal zitten, zonder lift enzovoort. Wij
moeten dus eens goed afwegen waar wij naar toe willen. Ik ben blij dat dat gaat
gebeuren. De discotheek gaat overigens onder de grond. De jongeren kunnen dan
de weg naar het theater vinden en komen op een gegeven moment in het theater en
vinden zo ook de weg naar boven. Vandaar dat die combinatie door ons wordt
voorgestaan.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Nog maar kort geleden hebben wij het
bestemmingsplan voor de spoorzone vastgesteld. Waarom hebt u toen geen
amendement ingediend om dit plan mogelijk te maken?
Mevrouw STEFFEN (VVD): Wethouder Grashoff heeft toegezegd
dat het wel degelijk mogelijk was om het plan alsnog daarin aan te brengen. Als
dat nu niet zo blijkt te zijn, is het dus fout gegaan. Ik zal nu maar niet
zeggen wat ik daar dan van denk. Dan moeten wij daar dus eens naar gaan kijken.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Als u goed naar de wethouder
kijkt, is het antwoord “nee”. De bestemming ligt gewoon vast.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat heb ik nu begrepen. Ik zal niet
zeggen wat ik nu denk.
Ik ga naar de musea. Wij willen al jaren dat de musea een
dag gratis zijn. Wij zullen die motie dus graag steunen. Wij zien op dat punt
wel degelijk een zeer positief effect. In het weekend komen echter juist de
toeristen, die daar wat ons betreft voor moeten betalen. Laten wij dus een
ander goed moment bedenken om de musea gratis open te stellen voor de mensen
die wij daarbij op het oog hebben, namelijk de Delftenaren die er komen. Dan
kunnen uiteraard ook anderen daar gebruik van maken. Dat zijn wel zo’n beetje
onze piketpaaltjes.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ik wil
terugkomen op de motie van GroenLinks over World Art. Ik ben er op 15 februari,
voor de verkiezingen, bij geweest met alle politieke partijen. Die motie
verbaast mij hogelijk, want er zijn afspraken gemaakt. Gelukkig was wethouder
Vuijk erbij, want die vroeg zich af hoeveel mensen er daadwerkelijk uit Delft
komen. Er staat wel “20.000 leerlingen uit Delft en de regio”, maar er staat
niet bij hoeveel er uit Delft komen. Ik heb een mailtje gekregen van de
directeur van World Art. Er zijn afspraken gemaakt en die heb ik hier voor mij
liggen. Daarin staat dat na de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart op
initiatief van GroenLinks en de VVD een werkgroep zou worden samengesteld van
politieke partijen en World Art Delft voor onderzoek en het formuleren van
voorstellen. Ik stel de fractie van GroenLinks daarom voor om die motie in te
trekken en om eerst, zoals afgesproken, in overleg te gaan. Ik voel mij nu echt
niet serieus genomen.
De VOORZITTER: De heer Bot zal daar straks op reageren. Ik
maak nu eerst mijn rijtje af. Geen interrupties meer, want anders komen wij er
niet doorheen.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Mijn mening is gewoon dat
dit niet per motie afgehandeld kan worden.
De VOORZITTER: U hebt uw punt gemaakt en krijgt straks
antwoord.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Voorzitter. Ik ben heel blij dat STIP
vindt dat initiatieven uit de stad een steuntje in de rug moeten krijgen en dat
zij niet vanuit de gemeente moeten komen. Wij geloven op dat punt ook in een
faciliterende rol van de gemeente. Instituties moeten geen filialen van de
overheid worden. Die ondersteuning van de initiatieven uit de samenleving zien
wij ook in de moties om de Sigarenfabriek en het museum Tétar van Elven te
steunen. Die moties zullen wij dus steunen.
Er is zojuist ook iets gezegd over World Art. Ik steun op
dat punt de heer Stoop. Ook ik was bij dat debat aanwezig en ik vraag mij af of
het institutionaliseren van World Art op die manier moet plaatsvinden. Ik
begrijp wel dat projectsubsidieaanvragen moeilijk zijn en ik denk dat wij het
probleem eerder moeten aanpakken door het vergemakkelijken van die
projectsubsidies dan door direct over te gaan naar een meerjarige
prestatieafspraak. Ik begrijp dat het college daarover in gesprek is en ik hoor
te zijner tijd graag de uitkomsten daarvan.
Voor ons vormen ook de toeristen een piketpaaltje. Wij gaan
een cultuurjaar tegemoet en wij willen misschien een groot congrescentrum. Wij
zien op dat punt heel veel mogelijkheden, maar missen een beetje de visie op
hoe de toeristische economie vormgegeven gaat worden. Daarom dien ik een motie
in die ertoe oproept om, net zoals de creatieve economie, ook de toeristische
economie te gaan bekijken, zodat wij daaraan integraler vorm kunnen geven,
tussen economie en cultuur.
De CDA-fractie zou ook heel graag kwalitatief goede
evenementen zien die aansluiten bij de burgers van Delft en bij het aantrekken
van toeristen. In de eerste termijn hebben wij aangegeven dat wij het Delft
Chamber Music Festival en de Mooi Weer Spelen een warm hart toedragen. Wij
denken dat het laatstgenoemde evenement heel groots opgezet kan worden. Ik heb
“Delft 750 jaar” nog op mijn netvlies staan. Toen was Delft echt magisch. Ik
kan mij een soort Edinburgh aan de Schie of een soort Avignon aan de Schie
voorstellen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat was nog in de tijd dat
er een Stadsbelangen-wethouder was.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Aha. Zo’n sfeer wil je gewoon heel
graag terug in Delft, zodat wij Delft allemaal kunnen voelen en zien.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dan zou het Delft Chamber Music
Festival ook naar buiten moeten treden en niet in het Prinsenhof blijven
zitten. Er is al een aantal keren geprobeerd om daar met masterclasses – die
leveren dan de groepen die in de stad kunnen optreden – beweging in te krijgen.
De organisatie van het Delft Chamber Music Festival weigert dat. Ik denk dat de
wethouder de taak heeft om daar eens wat druk uit te oefenen.
De VOORZITTER: Mevrouw Junius, was u aan het eind van uw
betoog? Het wordt namelijk te mooi.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Ja, ik word helemaal enthousiast als
ik het daarover heb.
Ik heb geen enkele reactie gehoord op de motie die wij in
eerste termijn hebben ingediend. Wij willen graag een stad waar ruimte is voor
gezelligheid én kunstzinnigheid, voor jong en oud en voor Delftenaren en
toeristen. In die motie hebben wij aangegeven dat in de verordening staat dat
alles altijd vernieuwend moet zijn. Het jazzfestival kon daardoor zelfs geen
doorgang vinden en er was nog iets anders wat geen doorgang kon vinden, omdat
het niet vernieuwend was. O ja, dat was de Samenzang. Wij willen met de motie
de verordening daarom graag in die zin aanpassen dat ook evenementen waar
mensen plezier aan beleven, doorgang kunnen vinden.
De VOORZITTER: Door de CDA-fractie wordt de volgende motie
(M10-17) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7
november 2006,
overwegende dat Delft als kernwaarden Vermeer, Oranje en
Delftsblauw heeft, maar dat toerisme in de programmabegroting onderbelicht
wordt;
verzoekt het college om een discussienota toeristische
economie op te stellen (à la discussienota creatieve economie),
en gaat over tot de orde van de dag.”
De heer DAMEN (PvdA): Voorzitter. Om met dat laatste te
beginnen: wij vinden die motie overbodig, want als dingen goed en interessant
voor Delftenaren zijn, is daar sowieso ruimte voor. De term “vernieuwend” moet
je in die zin wat breder opvatten dan dat alles innovatief zou moeten zijn.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat is juist het grote
probleem, want wij hebben in het verleden gezien dat evenementen die al
jarenlang in Delft plaatsgevonden, geen subsidie meer dreigden te krijgen omdat
men vond dat die evenementen niet vernieuwend waren. Aan die evenementen werd
echter wel heel veel plezier beleefd.
De heer DAMEN (PvdA): Dat snap ik, maar het nu ingebrachte
criterium dat er 1500 belangstellenden zouden moeten zijn, is ook tamelijk
slap. Daar kan ik eigenlijk heel weinig mee.
De heer VOKURKA (D66): Dan moet u de motie volgens mij toch
wat beter lezen, want daar staat nog iets achter.
De VOORZITTER: Ik stel voor dat de heer Damen zijn betoog
afmaakt, want anders krijgen wij het niet af.
De heer DAMEN (PvdA): Mevrouw Junius vraagt mij hoeveel
bezoekers dan wel acceptabel zijn. Ik zou dat eerlijk gezegd niet durven
zeggen, want volgens mij zijn er ook kleine kwalitatief goede evenementen die
misschien ook ondersteund zouden moeten worden.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Als ik er “500” van maak, steunt u de
motie dan?
De heer DAMEN (PvdA): Daar zal ik tijdens de schorsing over
nadenken. Ik vrees van niet.
De STIP-fractie heeft gepleit voor het zoeken naar
initiatieven uit de stad. Dat lijkt mij prima en mooi; dat is altijd goed. Bij
het beschikbaar stellen van beschikbare panden voor kunstenaars ligt natuurlijk
een relatie met de Sigarenfabriek en dat soort zaken. Dat idee steunen wij
natuurlijk: als die panden in eigendom van de gemeente zijn en als wij daar
iets mee kunnen waardoor wij niet straatarm worden, vinden wij dat in principe
een goed initiatief.
Dan het amendement over het onderzoek naar de podia en de
zalen. Op zich staat dat punt al in het coalitieakkoord. Wij hebben er wel wat
moeite mee dat het aspect van de spoorzone er nu in staat. Wij hebben als raad
een bestemmingsplan aangenomen waar die bestemming niet in staat. Als je dat
naderhand wilt, kun je alles wel weer wijzigen, maar soms denk ik: als wij iets
besloten hebben, moeten wij dat maar even zo laten. Het onderzoek vind ik op
zich interessant, maar ik heb dus wat moeite met het feit dat ook de spoorzone
daarbij wordt betrokken, laat staan hoe wij dat gaan betalen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is particulier initiatief; een
zalencomplex hoeven wij niet per se te betalen.
De heer DAMEN (PvdA): Wilt u dat even herhalen? Ik verstond
u niet goed.
De VOORZITTER: Gaat u verder.
De heer DAMEN (PvdA): De nieuwe motie van D66 over de
bibliotheek vind ik lastig en ook enigszins overbodig, want wij krijgen gewoon
die discussie met elkaar. Volgens mij kunnen wij die discussie in de volle
breedte voeren, waarbij wij dus ook kunnen nadenken over de bedragen die met
steden te maken hebben. Tegelijkertijd is het lastig, want je kunt bijvoorbeeld
ook kijken naar de bijdrage per lid. Ik zie daar dus niet zoveel in.
De heer VOKURKA (D66): Bij de discussie over het DOK heb ik
de heer Damen een vurig betoog horen houden over alles wat met het DOK te maken
heeft. Het enige wat de motie vraagt, is inzicht in de relatie tussen
doelstellingen en bijdrage per inwoner. Volgens mij hebt u die doelstellingen
zelfs nog via een audit afgedwongen. Dat was uw voorstel en dat was prima. In
Delft is de bijdrage per inwoner gewoon laag. Dat zijn gewoon de cijfers. Ik
snap uw probleem dus niet.
De heer DAMEN (PvdA): Ik snap uw probleem niet, want volgens
mij hebben wij al een toezegging gekregen in de vorm van een discussie die wij
met de wethouder daarover zullen aangaan. Ik vind de motie dus overbodig.
De heer VOKURKA (D66): Dan wacht ik de reactie van de
wethouder even af. Als zij dat nu toezegt, kan ik de motie intrekken.
De VOORZITTER: Is de motie ingetrokken?
De heer VOKURKA (D66): Nee, ik wil eerst de wethouder
daarover horen.
De VOORZITTER: Ik dacht dat u mij blij wilde maken. De heer
Damen gaat verder.
De heer DAMEN (PvdA): In het kader van het door de heer
Vokurka aangehaalde vurige betoog over het DOK vraag ik de wethouder hoe het
zit met de financiële consequenties voor het DOK in 2007. Wij gaan die
discussie met elkaar aan, maar die zal voor 2008 en later gelden. Ik ben
benieuwd of het college in de programmabegroting nu mogelijkheden heeft
opgenomen om te bekijken wat wij met een eventueel tekort in 2007 doen. Wij
weten immers allemaal dat dat in de lucht hangt. Volgens mij wordt dat in de
begroting niet expliciet genoemd; anders laat ik mij dat graag nog eventjes
voorlezen.
Het op één dag in de week gratis openstellen van de
gemeentemusea lijkt ons overbodig. Volgens mij kun je als Delftenaar korting
krijgen via de Delftpas. Eerlijk gezegd denk ik dat dit alleen zin heeft als je
dat stadsoverschrijdend gaat doen om mensen van buiten naar Delft te krijgen,
want volgens mij gaan Delftenaren die naar het museum willen, toch al.
Mevrouw DEKKER (SP): Het is ook de bedoeling van het door
ons gevraagde onderzoek om dit stadsoverschrijdend aan te pakken, dus niet
alleen voor de Delftenaren. Daarbij gaat het juist om de eventuele aantrekkende
werking die dit zou kunnen hebben.
De heer DAMEN (PvdA): Misschien moet ik in dat kader dan
zeggen dat ik het nu een heel moeilijke kwestie zou vinden om dat te doen. Ik
heb zojuist gehoord dat de CDA-fractie een motie heeft ingediend over het
toerisme in Delft. Die wacht ik dan even af, want ik kan mij voorstellen dat
dit daarvan een onderdeel kan zijn op een later moment. Ik denk dus dat ik dit
niet zal steunen.
Mevrouw DEKKER (SP): Het is een afgeleide van een eigen
voorstel van uw partij in een ander gremium, dat ik hier niet meer zal noemen.
De heer DAMEN (PvdA): Nee, de heer Damen gaat verder.
Mijnheer Damen, laat u niet afleiden. Doorgaan!
De heer DAMEN (PvdA): U hebt gelijk.
De motie over het WAD is lastig. Ook wij dragen het WAD een
warm hart toe, maar wij vinden het moeilijk om daar een soort
uitzonderingssituatie voor te maken. Wij zouden dit dus graag zien in het kader
van de komende discussie over het subsidie- en cultuurbeleid. Dan kunnen wij
wellicht een middel vinden waarmee wij dit soort instituten op een
semi-structurele manier of op basis van prestatieafspraken kunnen steunen. Op
dat punt wacht ik de reactie van de wethouder dus even af. Omwille van de tijd
laat ik het hierbij.
De VOORZITTER: De heer Bot zal nog even reageren op de
interventie van de heer Stoop en dan krijgt de heer Riphagen als themabespreker
het laatste woord.
De heer BOT (GroenLinks): Het ging over World Art Delft. De
heer Stoop heeft terecht gerefereerd aan de afspraak die daar in februari is
gemaakt. De VVD en GroenLinks zijn ook bij World Art Delft geweest om te
bespreken hoe wij dat verder zouden kunnen aanpakken. Daar is een
subsidieaanvraag aan de gemeente Delft uit voortgekomen. Die is niet meteen
gehonoreerd. Zoals het college ook zegt, worden op dit moment gesprekken
gevoerd. Wij vonden het niet op onze weg liggen om heel uitgebreid ambtelijk
voorwerk te doen. De gemeente heeft haar eigen ambtenaren om dit soort beleid
verder voor te bereiden. De fracties hebben dus gemeend dat zij dit verder niet
zelf moeten oppakken. Wij willen de raad vanavond echter wel vragen om daar een
kaderstellende uitspraak over te doen. Het is aan alle fracties om te bepalen
of zij die uitspraak willen steunen.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Mijnheer Bot, er staat
letterlijk …
De VOORZITTER: Nee, wij gaan niet meer interrumperen. Anders
komen wij er echt niet doorheen. U hebt een antwoord gekregen. U mag één zin
zeggen.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Er is wel degelijk
afgesproken dat de politiek een inbreng zou hebben en erbij betrokken zou
worden. Ik heb dus liever dat die motie wordt ingetrokken.
De heer BOT (GroenLinks): Ik heb het volgens mij goed
uitgelegd. Tussen februari en nu heeft de heer Stoop mij daar geen seconde naar
gevraagd.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): U bent daar niet mee
gekomen! Het zou uw initiatief zijn.
De VOORZITTER: Het woord is tot slot aan de heer Riphagen.
De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Mevrouw Steffen krijgt
nog een antwoord van mij over het in gebruik nemen van leegstaande panden voor
kunstenaars. Dat wordt ook wel “antikraak” genoemd en dat werkt voor tijdelijke
leegstand erg goed. Dat hebben wij bijvoorbeeld bij de TU en het De Vries van
Heijst-plantsoen kunnen zien, ook ten tijde van de Mooi Weer Spelen. Wij hebben
het nu ook kunnen zien bij de Poptahof. Wij zijn daar een groot voorstander
van. Als mevrouw Steffen dat niet is, verschillen wij van mening.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat vind ik prima, maar daarnaast
moeten wij ook gewoon woningen met een atelierruimte voor kunstenaars bouwen.
De heer RIPHAGEN (STIP): Dat ben ik helemaal met u eens.
Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik merk aan de discussie in de
raad dat cultuur een levend thema is, dat er veel betrokkenheid is en dat er
veel steun is voor cultuur. Er zijn ook veel moties en amendementen ingediend
over cultuur. Het is zo breed dat wij volgend jaar keuzes zullen moeten maken,
dat wij een visie moeten ontwikkelen op cultuur- en evenementengebied en ook op
toeristisch gebied of “city marketing”-gebied en dat wij dat moeten integreren.
Ik heb net van mevrouw Junius een prachtig plaatje gekregen van “Edinburgh aan
de Schie” of “Avignon aan de Vliet”, om maar even twee verschillende stromen te
noemen die door Delft lopen. Ik voel mij geïnspireerd en ik pluk drie
onderdelen uit de dingen die zojuist genoemd zijn, inclusief de moties die
daaronder vallen en die ook vroegen om een reactie. Het eerste punt is de
ruimte voor initiatieven en ontwikkeling. Daar was in de raad heel veel steun
voor en dat krijgt ook zeker mijn steun. Het is in deze stad belangrijk dat de
gemeente faciliteert. Dat is een paar keer genoemd en dat is ook gemeentelijk
beleid; het is ook zeker mijn beleid. Het is van belang dat de gemeente de
cultuur in de gemeente faciliteert en niet oplegt. Niet de gemeente moet gaan
bedenken wat er moet gebeuren; de stad moet bedenken wat zij wil dat er
gebeurt. In het kader van ontwikkeling zie ik ook zeker ruimte voor
amateurkunst in Delft, waarover vanavond een paar keer is gesproken. De
gemeente ondersteunt dat ook zeer. Ik noem daarbij het voorbeeld van Lijm &
Cultuur, bij uitstek een gebied dat in ontwikkeling is. Ik denk dat het nog een
paar jaar gaat duren voordat het ontwikkeld is.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dat is niet wat wij bedoelen.
De VOORZITTER: Laat de wethouder even haar betoog afmaken.
Wethouder MERKX: Ik reageer straks op wat mevrouw Steffen
wel heeft bedoeld.
De VOORZITTER: Wethouder, gaat u verder. U moet het wel
bondig houden.
Wethouder MERKX: Ik houd het bondiger. Lijm & Cultuur is
een prachtig initiatief voor de amateurkunst en is een mooi verzamelterrein voor
onder andere amateurkunst en voor professioneel gebruik van de podia en de
ruimte die daar zijn.
In het kader van de ruimte voor initiatieven en ontwikkeling
moet ook nog iets gezegd worden over de creatieve antikraak. Dat is iets wat ik
zeker ondersteun als wethouder. Ik ga er ook mijn best voor doen om leegstaande
panden niet alleen op lange en langere termijn te kunnen gebruiken als Bacinol
II, III, IV en V, maar misschien ook om daar een creatieve antikraak in te
zetten. Dat is in andere gemeenten productief gebleken en dat dragen wij ook
zeker een warm hart toe.
De Sigarenfabriek valt hier ook onder. Wij dragen de
Sigarenfabriek een warm hart toe. Ik heb dan ook geen bezwaar tegen het
aannemen van de motie. Momenteel lopen wij aan tegen de extra financiële steun
die daar potentieel in zit, maar dat neemt niet weg dat ik de motie wel
degelijk ondersteun en van harte bereid ben om mijn uiterste best te doen om
dit prachtige initiatief te steunen.
Mijn tweede punt is cultuur en kunst voor de stad en daarbuiten.
Ik heb gehoord dat de Delftenaren voldoende kunst hebben, maar ook dat zij
misschien meer kunst zouden moeten krijgen en dat dat ook geldt voor mensen die
van buiten naar Delft komen en die hier de Mooi Weer Spelen of het Delft
Chamber Music Festival komen bezoeken of zouden moeten komen bezoeken.
Daaronder vallen wat mij betreft ook de moties over het DOK. De D66-fractie
heeft daarover een nieuwe motie ingediend. Ik kan nu al toezeggen dat die motie
meegenomen zal worden. Misschien kan de heer Vokurka de motie dus intrekken; ik
hoorde zojuist dat hij dat dan wilde gaan doen.
Wat de motie over het gratis museumbezoek betreft: zoals al
in de reactie van het college staat, heb ik geen bezwaar tegen het aannemen van
die motie. Ik omarm die motie zelfs. Ook de gemeentemusea zien daar iets in en
vinden het ontzettend leuk om daar iets mee te gaan doen. Ik zeg ook dat het om
een onderzoek gaat en dat er geen dekking voor is. Wij komen hier
waarschijnlijk op terug in de commissie.
Mevrouw DEKKER (SP): Mag ik toch een vraag stellen over de
toezegging, die ik niet helemaal begrijp?
De VOORZITTER: Heel kort dan.
Mevrouw DEKKER (SP): Komt er nu een onderzoek en gaan wij de
resultaten daarvan bespreken in de commissie? Of wacht u af totdat er een
onderzoek uit de lucht vallen of zoiets? Ik begrijp het niet helemaal.
Wethouder MERKX: Mijn toezegging is: als de raad de motie
aanneemt, komt er een onderzoek en als naar aanleiding van dat onderzoek
financiële dekking nodig is, kom ik daar zeker op terug. Als uit het onderzoek
blijkt dat wij dit gewoon kunnen doen zonder dat dat problemen oplevert, zal ik
dat zeker melden in de commissie.
Mevrouw DEKKER (SP): Ik hoorde de wethouder heel enthousiast
zeggen dat zij het idee omarmt. Waarom kan zij dan niet gewoon toezeggen dat
zij dat onderzoek gaat uitvoeren?
Wethouder MERKX: Volgens mij heb ik dat toegezegd.
De volgende motie is de motie over het museum Paul Tétar van
Elven. Het aannemen van die motie is ontraden, maar ik zeg toe dat ik er met
dat museum alle energie in wil steken om tot een oplossing te komen. Dat doen
wij echter op een manier waarop wij dat kúnnen doen. Omdat het geen
gemeentemuseum betreft, zullen wij net als bij elke andere culturele instelling
ons best doen om tot een oplossing te komen. Ik verwacht ook dat wij daaruit
zullen komen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dan kunt u de motie toch
gewoon overnemen?
De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Bedoelt de wethouder dat
in termen van het beschikbaar stellen van financiële middelen?
Wethouder MERKX: Nee, ik bedoel dat in termen van zoeken
naar een oplossing. Dat meen ik zoals ik het zeg. Ik ben dus bereid om te
zoeken naar een oplossing, maar ik heb daar geen financiële dekking voor.
De volgende motie waarover ik iets wil zeggen, is de motie over
World Art Delft. Er zijn verschillende ideeën over hoe wij daar in de toekomst
wel of niet mee moeten omgaan. Er is gevraagd of wij bij de cultuurvisie niet
moeten gaan kijken naar een mogelijke structurelere projectmatige ondersteuning
van bepaalde instellingen in Delft. Ik denk zeker dat wij dat moeten gaan doen,
dat de cultuurvisie een van de grote discussiedocumenten is die er het komende
jaar op cultuurgebied gaan komen en dat dit soort dingen daarin meegenomen gaat
worden. Dat wil ik ook zeker toezeggen. Ik ontraad wel de aanneming van de
motie, want wij voeren hierover momenteel nog een gesprek met World Art Delft.
Daar wil ik momenteel nog geen voorschot op nemen.
De heer BOT (GroenLinks): Ik neem aan dat het bij de
cultuurvisie zal gaan om de vraag met welk soort instellingen u meerjarige
prestatieafspraken wilt maken en niet zozeer om de vraag met welke instellingen
precies. Dat laatste hoort immers niet in zo’n visiedocument thuis.
De heer VOKURKA (D66): Nog even terugkomend op het DOK: als de
wethouder exact toezegt wat er in de motie staat, trek ik haar in en maak ik de
voorzitter ook blij, want dan is er weer een motie minder. De wethouder blijft
daar echter een beetje vaag over.
Wethouder MERKX: Ik reageer eerst op de vraag van de heer Bot
wat er in de cultuurvisie komt en wat niet. Ik denk dat de visie vormgegeven
zal worden als een visie en dat hij erop kan vertrouwen dat de juiste
verwoordingen gebruikt zullen worden, zoals hij zojuist aangaf.
In reactie op de opmerking van de heer Vokurka: moet ik
voorlezen wat er in de motie staat, zodat hij gelooft dat ik haar zal meenemen?
Of gelooft hij mij als ik dat gewoon toezeg, zoals ik zojuist al heb gedaan?
De heer VOKURKA (D66): Ik wacht nog even met intrekken; dit
moet ik even op mij laten inwerken.
Wethouder MERKX: Ik hoor graag binnenkort iets van de heer
Vokurka.
Het laatste onderwerp waarover ik iets wil zeggen, is de
fysieke ruimte voor cultuur. Dat onderwerp is op verschillende manieren
teruggekomen. Wederom is gesproken over ruimte voor culturele en creatieve
initiatieven, zoals Bacinol, Lijm & Cultuur en misschien ook creatieve
antikraak. Er zijn twee moties en een amendement ingediend over een onderzoek
naar podia in Delft. Volgens mij is een van die moties, namelijk die van de fractie
van Stadsbelangen, al ingetrokken. Ik heb niet meegekregen of ook mevrouw
Steffen haar motie intrekt als die motie wordt geïntegreerd in het amendement.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Nog niet.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Als ik tegen u heb gezegd dat
ik de motie intrek, wil ik nog wel voorlezen dat ik haar intrek, maar gelooft u
mij op mijn blauwe ogen als ik dat zeg?
De VOORZITTER: Ik heb zojuist al geconstateerd dat die motie
is ingetrokken.
Wethouder MERKX: Ik ben erg geneigd om de heer Meuleman op
zijn blauwe ogen te geloven.
De VOORZITTER: Nee, de voorzitter heeft dat al
geconstateerd.
De heer BOT (GroenLinks): Toen er nog een
Stadsbelangen-wethouder voor Cultuur was, kon niet iedereen op zijn blauwe ogen
geloofd worden.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Die had ook geen blauwe
ogen.
Wethouder MERKX: Ik gelukkig ook niet.
Tot slot het onderzoek naar de podia, dat zojuist wat breder
is getrokken. Ik ben, zoals gezegd, bereid om dat onderzoek uit te voeren. Ik
vind dat een zeer sympathiek onderzoek en een sympathiek amendement. Wij hebben
geen voorkeur voor het dekkingsvoorstel, hoewel het formeel wel zo zou kunnen.
Wij vinden dat onverstandig. Vandaar het advies bij dat amendement, omdat wij
behoedzaam met het overschot willen omgaan.
De heer BOT (GroenLinks): Dat snap ik; daar heb ik u ook
naar gevraagd. Als u het onderzoek toch wilt uitvoeren, in tegenstelling tot
wat er in de programmabegroting staat, welke dekking heeft het college daar dan
voor? Of zegt u: ik ga daar een oplossing voor vinden, maar ik doe het in 2007?
Wethouder MERKX: Ik ben bereid om dat onderzoek uit te
voeren in 2007.
Ik voeg nog een punt toe, een nieuw idee dat in deze
themabespreking ter sprake kwam, namelijk de motie van de CDA-fractie over de
toeristische economie. Ik zeg toe dat er in het komend jaar – waarschijnlijk al
sneller in de vorm van een bestedingsvoorstel – een discussienota komt over
city marketing. Als de CDA-fractie de woorden “toeristische economie” zou
kunnen vervangen door “city marketing”, kan ik volledig achter deze motie gaan
staan; dat kan ik bij dezen alvast toezeggen.
Mevrouw DEKKER (SP): Er is enige verwarring ontstaan bij de
SP-fractie en ook bij de VVD-fractie. Volgens mij heeft de wethouder nu
toegezegd dat zij het onderzoek naar gratis musea gaat uitvoeren.
Wethouder MERKX: Ja.
Mevrouw DEKKER (SP): Dan maak ik ook de voorzitter blij,
want dan trek ik die motie in. Als de wethouder de motie uitvoert, hoef ik haar
niet in te dienen. Ik wil echter eerst van de wethouder horen of ik haar goed
heb begrepen.
De VOORZITTER: Zij zei zojuist “ja”.
Wethouder MERKX: Mevrouw Dekker, u kunt die motie intrekken.
U hoeft mij niet te geloven op mijn blauwe ogen. Ik zal het doen.
De VOORZITTER: Aangezien motie M10-7 is ingetrokken, maakt
zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Mevrouw JUNIUS (CDA): Naar aanleiding van de toezegging trek
ik ook onze motie in.
De VOORZITTER: Aangezien motie M10-17 is ingetrokken, maakt
zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Wij wachten op de heer Vokurka, maar die doet nog niets.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik heb de wethouder iets
horen roepen over de amateurkunstbeoefening, waarbij zij verwees naar Lijm
& Cultuur, maar ik heb in mijn eerste termijn duidelijk aangegeven dat Lijm
& Cultuur op dat punt slechts deels een oplossing kan bieden. De
amateurkunstbeoefening heeft immers een groot probleem op het punt van ruimte
et cetera. Ik denk dat de wethouder er in haar antwoord te makkelijk van
uitgaat dat Lijm & Cultuur de oplossing is voor alles. Er is in Delft al
jarenlang een heel groot probleem op het punt van de amateurkunstbeoefening. Er
moet veel meer gedaan worden dan de wethouder nu aangeeft.
Over het museum Paul Tétar van Elven heb ik de wethouder
horen zeggen dat zij bereid is om mee te werken aan een oplossing. Dat is nou
precies wat de motie vraagt, maar de wethouder ontraadt het aannemen van die
motie. Daar begrijp ik niets van.
Wethouder MERKX: De motie geeft het college de opdracht om
te komen tot een oplossing. Ik heb zojuist toegezegd dat ik wil helpen met en
steun wil geven aan het zoeken naar een oplossing. Dat is niet dezelfde
verwoording. Vandaar dat de aanneming van de motie ontraden wordt. Wat uw
eerste opmerking betreft: u vraagt om ruimte voor de amateurkunst in Delft. Ik
denk dat de stad en de raad doordrenkt zijn van het besef dat in Delft meer
ruimte nodig is voor sommige creatieve uitspattingen, waaronder amateurkunst.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik maak een beetje bezwaar tegen het
woord “uitspattingen” over de amateurkunst. Het is allemaal serieus bedoeld en
het gaat niet zozeer om nog meer ruimte; wij moeten inventariseren waar die
ruimte zit. Dat zou een soort kaartenbak kunnen zijn, maar het is ook nodig dat
de verenigingen zelf ondersteuning krijgen om projecten mogelijk te maken.
Misschien is daarvoor meer samenwerking nodig, maar daar kunnen wij in het
kader van de cultuurvisie nog wel eens over praten.
Wethouder MERKX: In het verlengde van wat mevrouw Steffen
zegt, stel ik voor om dit mee te nemen met de cultuurvisie en hier nu niet
verder over te discussiëren.
De VOORZITTER: De heer Van Til heeft het woord nog niet
gevoerd. Hij krijgt daarom de allerlaatste interventie.
De heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Ik wijs op
het dictum van de motie over het museum Paul Tétar van Elven. Daar staat:
“draagt het college op, bij de uitwerking van de cultuurvisie met het museum
tot een oplossing te komen”. Ik vraag de wethouder dus om nog even goed naar de
tekst te kijken en om haar advies te heroverwegen.
Wethouder MERKX: Mijn advies blijft hetzelfde. In de motie
krijgt het college de opdracht om binnen de cultuurvisie te komen tot een
oplossing. Mijn verwoording bij de eerdere beantwoording van de vraag van de
heer Meuleman is dat ik wil ondersteunen en wil helpen bij het zoeken naar een
oplossing. Die verwoording is anders; vandaar dat ik het aannemen van de motie
ontraad.
De VOORZITTER: Wij kunnen gevoeglijk vaststellen dat cultuur
leeft en dat er heel veel over moties en amendementen is gezegd. Dat scheelt
straks in de volgende ronde, later vanavond.
Thema 4: Arbeidsmarkt, economische agenda en creatieve stad.
Mevrouw STOLKER: Voorzitter. De PvdA
is de partij van kansen bieden aan mensen. Wij vinden dat op de arbeidsmarkt
sommige groepen mensen minder kansen hebben dan andere groepen. In ons betoog
van donderdag hebben wij de allochtone jongeren en de 45-plussers zonder
betaald werk genoemd. Afgelopen zaterdag was er in Den Haag een banenmarkt. Op
TV-West vertelde een jonge Marokkaanse moslima dat zij zowel onder haar eigen
naam, Samira, als onder de naam Samantha gesolliciteerd had. Samantha mocht op
gesprek komen, Samira niet. Helaas hoort de PvdA soortgelijke verhalen vaker en
daarom wil de PvdA een voorbeeld stellen: anoniem solliciteren bij de gemeente
en de aan haar verbonden organisaties. De PvdA vindt dat leeftijd, geslacht,
geboorteland en naam absoluut geen rol mogen spelen bij het vinden van een
baan. Als mensen gelijke kansen krijgen om uitgenodigd te worden voor een
sollicitatiegesprek, kunnen tijdens het persoonlijke contact eventuele angst,
onbegrip en vooroordelen weggenomen worden. Minister Wijn suggereert in de
Volkskrant dat anoniem solliciteren onnodig is. Scholing is belangrijker, aldus
Wijn. De PvdA vindt scholing ook belangrijk; vandaar onze motie over het
onderwijskansenbeleid. Wat minister Wijn echter vergeet, is dat naam en
geboorteland wel degelijk uitmaken bij een sollicitatie. Cijfers tonen dat aan.
Ik verwijs daarvoor naar de Volkskrant van vrijdag. Uit die cijfers blijkt dat
allochtonen met diploma moeilijker aan een baan komen. Wijn en ook anderen
zeggen dat andere factoren daarin doorslaggevend zijn, zoals piercings en
sociale vaardigheden of eigenlijk het gebrek aan die vaardigheden. Wijn vergeet
dat veel mensen het sollicitatiegesprek niet halen omdat zij bij de
brievenselectie al afgewezen zijn. Zo krijgen mensen geen kans om te laten zien
wat zij waard zijn. Door aan de poort mensen gelijke kansen te geven, krijgen
we een beter beeld van het werkelijke probleem. Als piercings en gebrekkige
sociale vaardigheden toch een probleem vormen, wordt dat met anoniem
solliciteren duidelijk. Bovendien hoort de PvdA ook vaak dat mensen boven de 45
jaar niet voor een gesprek worden uitgenodigd, hoewel zij wel aan de
functie-eisen voldoen. In deze regio groeit het aantal werkzoekenden boven de
45 jaar. De PvdA-fractie vindt ook dat een zorgwekkende ontwikkeling en stelt
dus voor om bij sollicitaties de naam, het geslacht, de geboorteplaats en de
leeftijd van sollicitanten weg te “tipp-exen”; vandaar het dekkingsvoorstel van
de vorige keer. Graag nodigen wij de partijen in de raad uit om te reageren op
de volgende stelling: anoniem solliciteren is een goed middel om discriminatie
bij de brievenselectie uit te sluiten.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Wie gebruikt die tipp-ex dan? Wie gaat dat wegtipp-exen?
Mevrouw STOLKER (PvdA): Ik neem aan:
iemand bij personeelszaken, waar de brieven binnenkomen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): O,
dus daar komt de brief niet-anoniem binnen en daar gaat men die gegevens
wegtipp-exen.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Precies,
want iemand die gesolliciteerd heeft, moet natuurlijk wel een brief
terugkrijgen met de mededeling of hij wel of niet wordt uitgenodigd. Er moet
dus ergens bewaard blijven wie er gesolliciteerd heeft.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): In
die situatie zijn de naam, de leeftijd, het geslacht en het geboorteland toch
al bekend? Wat verhelpt u daar dan mee?
Mevrouw STOLKER (PvdA): Als P&O
de brieven vervolgens doorstuurt naar de afdeling, moet de brief geanonimiseerd
zijn. Vervolgens kan die afdeling bepalen wie zij uitnodigt. Dat laat de
afdeling weten aan P&O en die zorgt ervoor dat de mensen vervolgens op
gesprek komen. Het werkt vrij eenvoudig.
Tot slot wil ik iets zeggen over een
door ons ingediende motie die oproept tot meer stageplaatsen bij de gemeente
Delft. Ook dat heeft te maken met kansen bieden aan mensen. Wij hebben die
motie inmiddels aangepast omdat wij die hebben samengevoegd met die van de
CDA-fractie. Ik dien nu dus een nieuwe motie in.
De VOORZITTER: Aangezien motie M8-7
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Door de fracties van de PvdA en het
CDA wordt de volgende motie (M8-15) ingediend:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,
overwegende
dat:
- stageplaatsen voor mensen in
opleiding of voor werkzoekenden een belangrijk middel zijn om werkervaring op
te doen;
- er een tekort aan geschikte
stageplaatsen is, waardoor niet iedereen die een stageplaats nodig heeft, de
nodige werkervaring kan opdoen;
- de gemeente Delft een grote
werkgever is;
- de gemeente Delft een
voorbeeldfunctie heeft op het gebied van personeelsbeleid;
vraagt
het college, binnen de gemeentelijke organisatie in 2007 50 stageplaatsen en in
2008 60 plaatsen te realiseren en daarbij 25% van de stageplaatsen te
reserveren voor meer kwetsbare groepen,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De heer HARPE (VVD): Voorzitter. De
VVD-Delft is de partij voor alle Delftenaren die iets van hun stad willen maken.
Afgelopen donderdag hebt u onze fractievoorzitter luid en duidelijk horen
vertellen hoe wij daar als fractie invulling aan gaan geven. Vorige week maar
ook weer vanavond is veel gesproken over de aanwending en herverdeling van
middelen. Veel minder is er gezegd over de bron die dit mogelijk maakt. Daar
wil ik het nu graag even over hebben. Wethouder Bolten zei het al: ik kan er
geen geld bij maken! Daar heeft zij groot gelijk in. Daar zorgt uiteindelijk
vooral het bedrijfsleven voor door het direct en indirect afdragen van
belastingen, maar ook door het bieden van arbeidsplaatsen, waardoor mensen in
staat zijn om een inkomen te vergaren, te consumeren en uiteindelijk ook weer
belasting te betalen. Delft moet dan ook een stad zijn waar bedrijven zich graag
vestigen en waar zittende bedrijven voor geen goud willen vertrekken. Wij zijn
blij met de tot nu toe getoonde inspanningen van het college, maar zijn van
mening dat er toch een tandje bij moet. Vrij naar een bekend liberaal zou ik
willen zeggen: het karwei begint nu pas echt! Ook andere nationale en
internationale partijen zitten niet stil en proberen een deel van de koek tot
zich te nemen. Willen wij voorkomen dat Delft op termijn transformeert in een
rusthuis aan de Schie, dan zullen de ambities snel moeten worden omgezet in
concrete daden. Onder de noemer “Delft durft!” noem ik graag een paar punten.
De heer VOKURKA (D66): Mag ik de
heer Harpe een vraag stellen?
De VOORZITTER: Nee, bewaart u die
maar voor het debat.
De heer VOKURKA (D66): De heer Harpe
heeft blijkbaar op onze site gekeken.
De VOORZITTER: Nee, mijnheer
Vokurka.
De heer HARPE (VVD): Mijnheer
Vokurka, u mag helaas niet interrumperen. Houd uw kruit droog, want het wordt
nog erger!
De heer VOKURKA (D66): Dan wordt het
straks nog leuker, mijnheer Harpe.
De VOORZITTER: Mijnheer Harpe, wij
gaan langzaam naar een hoogtepunt.
De heer HARPE (VVD): Het ingerichte
loket voor ondernemers is een goede start, maar wij zien en horen er nog niet
veel van. Ook op de gemeentelijke website druipt de ambitie er nog niet echt
van af. Snel optuigen en operationaliseren is ons devies.
Wij steunen het streven van het
college naar vermindering van de regel- en lastendruk. Onze motie over de
toeristenbelasting is hiervan een voorbeeld, maar laten wij dat dan ook echt
doen: kritisch blijven kijken naar regels en belastingen die veel
administratieve rompslomp met zich meebrengen en relatief weinig opleveren en
reeds aangenomen moties hierover ook daadwerkelijk uitvoeren.
in Delft praten wij veel over
technologische en creatieve broedplaatsen, maar de VVD-fractie wil andere
branches niet in de kou laten staan. Wij vinden dat ook niet-technologische
bedrijven een faire start verdienen. In dat kader steunen wij graag de motie
van de fractie van STIP hierover. Als het broeden eenmaal heeft geleid tot een
levensvatbaar product, komt de fase van doorstarten aan de orde. Ook hier zien
wij kansen voor de gemeente om samen met partners in faciliterende zin een
bijdrage te leveren aan het ondernemingsklimaat. Voorkomen moet worden dat na
de opstart bedrijven uit hun jasje groeien, niet meer in Delft terecht kunnen
en vervolgens buiten Delft echt groot groeien.
Ik wil ook een lans breken voor het
verder aanhalen van de contacten met zittende bedrijven en instellingen. De
neiging bestaat om vooral buiten Delft, ja zelfs buiten Europa te kijken naar
nieuwe kansen, maar onze bestaande ondernemers, groot en klein, verdienen
minimaal evenveel aandacht. Periodiek contact met hen voorkomt verrassingen en
maakt anticiperend economisch beleid mogelijk.
Bacinol, de Sigarenfabriek en
Yes!Delft zijn tijdens de algemene beschouwingen door diverse fracties genoemd,
maar waarom hoor ik geen namen zoals Philips, Akzo Nobel, Shell en Unilever
door de zaal klinken? Delft durft, weet u nog? Met de verdere invulling en
concretisering van het begrip “Delft Kennisstad” moeten wij toch in staat zijn
om ook bedrijven van dat kaliber naar de stad te halen? Ik vraag de dames en
heren ondernemers dan ook: waarom naar Rotterdam of naar Den Haag? Kom naar
Delft, dat scheelt je de helft!
Delft: historische stad van de
toekomst. Een stad met veel potentie, waar volgens de VVD nog veel meer
uitgehaald kan worden. Dat vraagt om duidelijke keuzes, gericht beleid en
investeringen, bijvoorbeeld in de kwaliteit van het ambtelijk apparaat om
werkelijk snel en daadkrachtig inhoud te kunnen geven aan de ambities. Dat kost
geld, maar levert per saldo meer op. De kost gaat voor de baat uit; elke
ondernemer zal dat beamen.
Zoals het college zelf al stelt:
Delft zal haar ambities moeten waarmaken in een regionale en landelijke
context. Ook dat biedt weer kansen. Onze droom is: Delft Kennisstad als de
hoofdstad van de nieuwe Randstadprovincie. Kortom: Delft durft! Toch?
De VOORZITTER: De VOC komt weer
terug!
De heer VOKURKA (D66): Mijnheer
Harpe, u zit vanavond in een trant van “beter goed gejat dan slecht verzonnen”.
De heer HARPE (VVD): Vertelt u eens?
De heer VOKURKA (D66): Nou, met dat
“toch” en ook met “Delft durft”. Ik zie dat ook andere liberalen op onze website
kijken en ik zie de VVD-fractie opschuiven. Dat doet mij deugd.
De heer HARPE (VVD): “Delft durft”
was vroeger al van de VVD.
De VOORZITTER: Door de fracties van
de VVD, het CDA, de PvdA en de ChristenUnie/SGP wordt de volgende motie (M14-3)
ingediend:
De gemeenteraad van Delft, in
vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,
constaterende dat het college
streeft naar een vermindering van de lasten- en regeldruk;
overwegende dat:
-
het heffen van toeristenbelasting
niet past bij het streven om meer toeristen naar Delft te trekken;
-
toeristenbelasting een voorbeeld is
van lasten- en regeldruk;
-
de toeristenbelasting één
bedrijfstak belast met een belasting op haar product (overnachting);
draagt het college van burgemeester
en wethouders op om op korte termijn inzicht te geven in:
en gaat over tot de orde van de
dag.”
De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij
een heel kort debat voeren, met korte interventies.
De heer GULDEMOND (STIP): Voorzitter.
Ik heb een korte reactie op wat de heer Vokurka zojuist zei, want volgens mij
heeft ook hij heel goed op andere websites gekeken. Het is niet voor niets dat
hij met een motie over Studenten Techniek Innovatie Prijs komt. Ik denk dus dat
zijn verwijt onterecht is.
De heer VOKURKA (D66): Ik heb ook
gezegd dat ik had verwacht dat u zo’n motie eerder had ingediend. Uw fractie is
groter, maar kwam helaas niet met dat voorstel. Toen kon ik geen kant meer op.
De heer VAN DOEVEREN (CDA):
Voorzitter. Ik kan u meedelen dat datgene wat in de nieuwe door mijn collega
Stolker ingediende motie M8-15 staat, onze steun heeft. Dat betekent dat wij
onze motie M8-2 intrekken.
De VOORZITTER: Aangezien motie M8-2
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Mevrouw
Stolker daagde mij ook uit om namens mijn fractie mijn mening te geven over het
voorstel inzake anoniem solliciteren. Wij kijken toch naar het verhaal van de
minister van Economische Zaken, die een onderzoek heeft laten uitvoeren door de
Universiteit van Amsterdam. Daaruit blijkt dat opleiding en werkervaring veel
belangrijker zijn. Natuurlijk komt het wel eens voor, maar etniciteit speelt
een heel beperkte rol. Wij vinden dat met een groot kanon op een mug wordt
geschoten. Wij zijn daar dus niet voor.
De heer BOT (GroenLinks):
Voorzitter. De fractie van GroenLinks sluit zich aan bij de laatste opmerking
van de heer Van Doeveren: ook wij zien niets in het PvdA-voorstel voor anoniem
solliciteren, niet omdat wij denken dat er geen racisme en discriminatie op de
arbeidsmarkt bestaan – die bestaan wel – maar omdat wij denken dat dit middel
niet de beste oplossing daarvoor is. Wij denken ook niet dat dat probleem bij
de gemeente Delft werkelijk actueel is. Wat werkelijk de kansen van
buitenlandse mensen op de arbeidsmarkt belemmert, is vooral de gebrekkige
beheersing van het Nederlands. Dat voorkom je niet met een sollicitatiebrief
waarop de naam onleesbaar is gemaakt.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Dat
is helemaal niet waar.
De heer BOT (GroenLinks): Heel veel
deskundigen hebben dat benadrukt, ook in hun reacties op het laatste onderzoek.
Daarnaast speelt ook de houding tijdens de sollicitatiegesprekken een grote
rol. Ook het ingericht zijn van organisaties op diversiteit is een belangrijke
factor.
De heer MOUSAVI GOURABI (PvdA): Kent
u dezelfde onderzoeken als de heer Wijn?
De heer BOT (GroenLinks): Ik lees
niet alle onderzoeken die verschijnen. Ik heb geen oordeel over de mening van
de heer Wijn. Ik heb wel het onderzoek gelezen dat vorige week bekend werd.
Daar had ik mijn vraagtekens bij. Wij hebben uw voorstel besproken en worden
gewoon niet warm van het voorstel om dit in Delft toe te passen. Wij zien er
niets in en wij denken dat het helemaal niets oplost.
De heer Harpe sneed het punt aan van
“Delft durft”. Wij zijn blij dat het college geen bezwaar maakt tegen ons
voorstel om van de 800 nieuwe banen die het college jaarlijks wil realiseren,
25% te reserveren voor Delftse werklozen. Dat zet namelijk wel zoden aan de
dijk. Het valt ons tegen dat de Delftse ondernemers die zo durven, meteen op
hun achterste poten stonden toen een soortgelijk voorstel bij “social return”
aan de orde kwam. Als die ondernemers hun sociale hart inderdaad op de goede plaats
hebben, zouden wij graag zien dat zij ook dit soort vormen van sociale
innovatie van harte steunen.
De heer HARPE (VVD): Mag ik daar
even op reageren?
De VOORZITTER: Laat de heer Bot
eerst zijn betoog afmaken.
De heer BOT (GroenLinks): Ik had nog
één punt, namelijk het amendement van de SP-fractie over de bezoekvrouwen. Dat
amendement vinden wij bijzonder sympathiek, maar wij denken dat die bal
eigenlijk op het bordje van de BWD en niet op het bordje van de gemeente ligt.
De VOORZITTER: Nu eerst mevrouw
Dekker. Mijnheer Harpe, houd uw punt vast; u zit in de slotronde.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Ik
begin met de opmerking van de heer Bot over ons amendement. De bal ligt niet
bij de BWD, maar bij de gemeente. Zij heeft immers besloten dat het een doorstroom-/opstap-/reïntegratiebaan
moet zijn, terwijl deze vrouwen de afgelopen jaren een netwerk hebben
opgebouwd. Zij hebben goed werk verricht. Door deze vrouwen nu te dwingen te
solliciteren en andere vrouwen dus deze functie te laten vervullen, doe je dat
hele netwerk en al die energie teniet. Daarom willen wij graag dat deze vrouwen
in vaste dienst komen, want zij doen fantastisch werk. Als er eventueel andere
vrouwen naast lopen om te leren, is dat prima, maar wij vinden dit werk zo
belangrijk dat dit een vaste plek moet krijgen in Delft.
Ik heb een paar vragen waarop
anderen maar moeten reageren, allereerst over de motie van de fractie van
GroenLinks over arbeidsplaatsen. De heer Bot zei zojuist dat 25% van de 800
nieuw te realiseren banen gereserveerd moet worden voor Delftse werklozen, maar
in de motie staat dat 25% de doelstelling is. Ik mag hopen dat daarmee wordt
bedoeld “minimaal 25%”.
De heer BOT (GroenLinks): Ja.
Mevrouw DEKKER (SP): Stel je immers
voor dat er meer banen zijn; mag dat dan niet? Dat lijkt mij toch vervelend.
De heer Harpe doet net alsof de VVD
het woord “karwei” heeft uitgevonden. Volgens mij zei ene Ruud Lubbers: “Laat
mij mijn karwei afmaken”. Daar was dit een aardige persiflage op. Laten wij
alleen hopen dat de VVD het karwei niet mag afmaken.
De VOORZITTER: Dat is dan ook weer
uitgesproken. Mijnheer De Wit!
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Ja,
ik ben wakker. Wij vinden dat het voorstel van de PvdA-fractie voor anoniem
solliciteren geen recht doet aan de werkelijkheid. Als iemand anoniem
solliciteert, krijgt hij uiteindelijk toch een gesprek. In dat gesprek kun je
zien wie die persoon is en wat zijn leeftijd is. Het gaat dus om een soort
“doen alsof”. In Delft streven wij ernaar dat het ambtenarenapparaat een beetje
een afspiegeling is van de samenstelling van de Delftse bevolking. Dat betekent
natuurlijk ook dat het aandeel van de vrouwen in het ambtenarenapparaat moet
worden verhoogd, want er is een ondervertegenwoordiging van vrouwen. Misschien
zou je daar dan ook het woord “allochtoon” voor in de plaats kunnen zetten. In
zekere zin hebben wij in Delft dus al een heel sociaal beleid. Nu stelt de
PvdA-fractie voor om dat af te schaffen. Wij begrijpen daar helemaal niets van.
De VOORZITTER: Mevrouw Stolker zal
dat straks uitleggen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Voorzitter. De PvdA-fractie heeft gevraagd wat de andere fracties vinden van
anoniem solliciteren. Vanwege de al door de heer Bot aangegeven argumentatie
zien ook wij het voorstel van de PvdA-fractie niet zitten. Wij hebben ook de
proef op de som genomen. Wij hebben zojuist de motie van de PvdA gekregen. Ik
heb met Tipp-ex “PvdA” verwijderd, maar als ik naar de achterkant kijk, zie ik
nog steeds “PvdA” staan. Om die reden zullen wij dat voorstel niet steunen.
De VOORZITTER: Voor het betere plak-
en knipwerk moet je toch bij Meuleman wezen.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
Ook mijn fractie kan zich in grote lijnen aansluiten bij de woorden van de heer
Bot. Wij vinden dat anoniem solliciteren uiteindelijk niets oplost. Ik denk dat
wij het probleem moeten aanpakken door alle mensen in Nederland gelijke kansen
te geven, door goed onderwijs te geven en door mensen op basis van hun
kwaliteiten aan te nemen. Het voorstel van de PvdA-fractie is
symptoombestrijding.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Voorzitter.
Ik heb van heel veel fracties geen reactie gekregen. Dat vind ik, om te
beginnen, al heel teleurstellend, maar ik wil even reageren op de reacties die
ik wel heb gekregen. De fracties van GroenLinks en D66 zeggen dat dit middel
niet de beste oplossing is. Ik wil ook absoluut niet suggereren dat dit de
beste oplossing is. Misschien is de beste oplossing dat iedereen zijn naam kan
wijzigen als die naam hem in de weg staat, maar ook dat lost niets op. Ik denk
echter wel dat ons voorstel op dit moment de enige oplossing is. Daarom vraag
ik die fracties toch om dit te steunen. Met deze motie komen heel veel mensen
immers toch een stuk verder.
Ik ben het overigens wel eens met de
heer Bot – en met de fracties van Leefbaar Delft en Stadsbelangen – dat er geen
sprake is van discriminatie bij de gemeente Delft. Ik heb dat ook niet gezegd,
maar dat werd wel gesuggereerd. Dat wil ik dus even rechtzetten. Het gaat mij
er vooral om dat de gemeente Delft op dit punt een voorbeeldrol kan vervullen.
Als dat dan goed bevalt, hoop ik dat ondernemers dit overnemen en ook zo gaan
werken. Het biedt immers echt extra kansen aan mensen. Dat is in Frankrijk
bewezen.
Mevrouw DEKKER (SP): Ik vind het
heel vervelend dat mevrouw Stolker teleurgesteld is omdat ik niet gereageerd
heb. Dat was absoluut niet expres; bij dezen dus mijn excuses. Wij zullen het
voorstel niet steunen, omdat wij denken dat het niets oplost.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Wij denken
dat het wel degelijk iets oplost. De heren Meuleman en De Wit zeggen: als
iemand vervolgens op een sollicitatiegesprek komt, is er nog steeds sprake van
discriminatie.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik
begrijp wel dat het moeilijk is om zo’n discussie te volgen, maar volgens mij
heb ik daar helemaal niets over gezegd.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Volgens mij
sloot u zich aan bij de fractie van Leefbaar Delft en die zei zoiets.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik
ben geen lid van Leefbaar Delft. U moet mij dus niet iets in de schoenen
schuiven wat ik niet gezegd heb.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Oké, dan
heeft alleen Leefbaar Delft dat gezegd. Ik veronderstelde dat u zich aansloot
bij de heer De Wit, maar dat was dus niet het geval. De heer De Wit zei dat die
mensen, wanneer zij vervolgens bij een sollicitatiegesprek komen, alsnog worden
gediscrimineerd. Ik denk juist dat mensen, als zij de kans krijgen om op een
gesprek te komen, kunnen laten zien welke kwaliteiten zij in huis hebben en dat
dat niets te maken heeft met hun achternaam, maar gewoon met wie zij zijn en
met wat zij kunnen. Daarom wil ik juist dat deze motie wordt aangenomen, zodat
mensen eindelijk de kans krijgen om in een gesprek te laten zien wat zij waard
zijn.
Tot slot een reactie in de richting
van de CDA-fractie. Zij heeft het onderzoek van Wijn kennelijk bestudeerd. Dat
heb ik ook gedaan. In dat onderzoek is aan werkgevers gevraagd of zij bij een
sollicitatie of bij het selecteren van brieven discrimineren. Dat vind ik net
zoiets als aan een slager vragen of hij goed vlees heeft.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Het
is jammer dat wij hier niet even een rollenspelletje kunnen doen, want ik had
wel eens willen zien hoe iemand anoniem gaat solliciteren. Ik zie dat niet.
Mevrouw DEKKER (SP): Het is niet zo
dat wij het probleem niet zien. Mevrouw Stolker gaat er in haar voorstel echter
van uit dat een personeelsafdeling geen onderdeel uitmaakt van het bedrijf. Die
afdeling maakt echter in het belang van het bedrijf de selectie uit de brieven.
Die selectie gebeurt daar dus al en niet pas op de desbetreffende afdeling. Ik
zie dus niet dat dit iets oplost.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): De
werkgever neemt natuurlijk iemand aan. Zoals mevrouw Stolker terecht
constateerde, is het probleem blijkbaar niet actueel bij de gemeente Delft.
Laten wij de gemeente Delft dan ook niet met deze verplichting opzadelen.
Mevrouw STOLKER (PvdA): Dit blijft
natuurlijk heel teleurstellend, want ik blijf erbij dat dit een goed middel is.
Andere fracties wijzen dit middel af, maar vervolgens komen er geen andere
ideeën over hoe wij dit kunnen aanpakken. Dat vind ik heel teleurstellend.
De heer HARPE (VVD): Voorzitter. Ik
heb heel wat moeten onthouden. Alle gekheid op een stokje: de wijze waarop wij
tot nu toe in de algemene beschouwingen hebben stilgestaan bij de Delftse economie,
is redelijk teleurstellend. Wij hebben heel veel gesproken over het doen van
uitgaven en het herverdelen, maar wij hebben niet zoveel van gedachten
gewisseld over de kern van het betoog. Er waren wel wat woorden die herkenbaar
zijn omdat zij in het verleden gebruikt zijn. In die zin ben ik blij dat ik een
herkenbaar verhaal had, maar het was wel degelijk ons verhaal.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
De heer HARPE (VVD): Nee, nu ga ik
het even afmaken, want anders ben ik het weer kwijt. Dan mag u daarna reageren.
De VOORZITTER: De heer Harpe maakt
zijn verhaal af.
De heer HARPE (VVD): Ik wilde dat
toch even gezegd hebben, kijkend naar al die bedrijven en instellingen in onze
stad.
Over het voorstel van de
PvdA-fractie is al heel veel gezegd. Ik voeg daaraan toe dat er op dit moment
branches zijn die dolblij zijn dat er sollicitatiebrieven binnenkomen van
mensen die geen “Jan”, “Piet” of “Marie” heten. Dat probleem wordt alleen maar
erger. De zorgsector, die mevrouw Stolker bekend is, is daar één voorbeeld van.
Wij hebben die mensen straks keihard nodig. Ik denk eerlijk gezegd dus dat het
voorstel van de PvdA-fractie niet meer actueel is.
Er is ook gesproken over
stageplaatsen en het reserveren van 25% van de 800. Op zich is daar niets op
tegen. Ik ben alleen benieuwd hoe wij dat in de praktijk gaan meten. Ik wijs
erop dat het veel interessanter is om vooral te kijken naar de duizenden
vacatures die per jaar in Delft ontstaan, want daar gebeurt eigenlijk veel meer
dan bij de 200 banen waarover wij het hebben gehad.
Dan is er nog het verhaal van
“social return”. Ik had dat in mijn verhaal staan, maar moest dat schrappen
omdat ik anders over de drie minuten heen was gegaan.
De VOORZITTER: Kunt u bondig zijn?
De heer HARPE (VVD): Ik heb heel
veel vast moeten houden. Je mag van ondernemers verwachten dat zij
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat gebeurt ook, maar ik vind het
aardig dat de heer Bot “social return” noemde. Dat is immers nou net zo’n
voorbeeld waarbij drie portefeuillehouders betrokken zijn en waarvan VNO-NCW
zegt: hoe is het nou mogelijk dat dat ineens ergens staat en dat daarover niet
met ons van gedachten wordt gewisseld? Ik denk dat het bedrijfsleven in Delft
heel goed in staat is om ook over dit soort zaken van gedachten te wisselen met
het belang van de stad voor ogen. Daarbij speelt echter ook een beetje mee hoe
je die mensen en organisaties benadert.
De VOORZITTER: Het college zal
bondig reageren op dit thema.
Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik wil
reageren op twee moties, allereerst de motie over het anoniem solliciteren. Ik
neem stelling met een groot deel van de raad en raadt de aanneming van die
motie dus af, zoals al was aangegeven in de reactie van het college. Wij raden
de aanneming van de motie af omdat wij dit punt niet als een probleem ervaren.
In het verleden, toen het nog wettelijk moest worden bijgehouden, was het
personeelsbestand van de gemeente een ontzettend goede afspiegeling van de
Delftse samenleving. Dat is misschien ook iets om in de zak te steken.
De tweede motie waarop ik wil
reageren, is motie M8-15 van de fracties van de PvdA en het CDA. In deze vorm
zal ik de aanneming van deze motie afraden. Ik ben een ontzettend groot
voorstander van het stagebeleid waar wij momenteel mee bezig zijn. Het
stagebeleid moet stimulerend zijn en moet werken vanuit de organisatiebehoefte.
Wij hebben dan ook een flinke ambitie met ons stagebeleid. Een motie over 50
stageplaatsen in 2007 en 60 stageplaatsen in 2008 heb ik al eerder aangeraden
of heb ik al eerder willen steunen. Het toegevoegde onderdeel, 25% van de
stageplaatsen reserveren voor meer kwetsbare groepen – op dat punt moet ik de
heer Harpe overigens corrigeren, want hij had het over 25% van de 800; dat is
niet waar – kan ik niet steunen. In 2004 en 2005 hebben wij ons gecommitteerd
aan het realiseren van zeven werkervaringsplekken voor werkloze jongeren. Met
dit beleid willen wij het brede stagebeleid opzetten en ons niet specifiek
richten op een groep door 25% van de stageplekken in te laten vullen door meer
kwetsbare groepen. Ik voeg daaraan toe dat “kwetsbare groepen” niet
gedefinieerd is. Dat maakt het erg ingewikkeld om deze motie uit te voeren.
De heer BOT (GroenLinks): U hebt
niet gezegd waarom u het niet wilt.
Wethouder MERKX: Ik wil dat om twee
redenen niet doen. Omdat “kwetsbare groepen” niet gedefinieerd is, zal het
moeilijk zijn om deze motie uit te voeren. De tweede reden is dat het
stagebeleid juist breed is ingezet voor alle scholingsniveaus en allerlei
soorten jonge mensen die stage willen lopen bij de gemeente. Ik vind het binnen
dat beleid niet passend om 25% te reserveren voor kwetsbare groepen, waarmee
andere groepen misschien tekort zouden worden gedaan.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Onder
“kwetsbare groepen” wordt verstaan de categorie waarover de PvdA-fractie het in
een eerdere fase al had. Het gaat dus met name om de allochtonen, die een
steuntje in de rug kunnen gebruiken. Ik vind dat u die extra kunt steunen.
Daarom staat het er zoals het er staat.
De VOORZITTER: Heeft de wethouder
daar nog iets aan toe te voegen? Dat is niet het geval. Dan gaan wij door naar
mevrouw Bolten.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Wat
is het nou? Wat vindt de PvdA-fractie …
De VOORZITTER: U hebt een antwoord
gekregen. Wij gaan verder.
Wethouder BOLTEN: Voorzitter. De
gemeente is een van de voorbeeldbedrijven op het gebied van “social return”.
Dat moeten wij in deze discussie niet vergeten. Dat betekent ook dat de
gemeente een voorbeeldwerkgever is. Ik ben erg blij met de wervende teksten van
de heer Harpe voor de stad Delft en voor het maatschappelijk ondernemerschap in
het kader van “social return”. Naast de gemeente zijn inmiddels ook ondernemers
hiermee bezig, bijvoorbeeld Woonbron, dat daar straks bij de herstructurering
van de Poptahof mee bezig is. Er zijn echter ook andere maatschappelijke
ondernemers die inmiddels vormen van “social return” invoeren. Misschien is het
een goede suggestie dat de werkgeversorganisatie VNO-NCW en de Kamer van
Koophandel eens bij die bedrijven op bezoek gaan en bekijken hoe dat werkt. Dan
kunnen wij weer met elkaar praten over het onderwerp waar het echt over gaat.
De heer HARPE (VVD): Een deel van de
door u genoemde bedrijven is daar lid van, maar als u met een politieke
doelstelling “social return” belangrijk vindt – dat is het geval; dat zie ik
ook – moet u ook een inspanning doen in de richting van die
werkgeversorganisaties. Het is iets te makkelijk om te zeggen dat zij bij IKEA
moeten gaan kijken.
Wethouder BOLTEN: Ik ben altijd
bereid om met deze werkgeversorganisaties daarover te praten. Met de
vaststelling van de nota waarin dit voornemen staat, is overigens uitvoering
gegeven aan een motie die vorig jaar bij de algemene beschouwingen is
aangenomen. Er is dus ook al een jaar aan gewerkt. De ondernemers hebben daar
ook toen al kennis van kunnen nemen. Volgens mij is er hier en daar ook wel met
hen daarover gepraat. Maar goed, retoriek kan nooit kwaad in debatten.
Wij hebben het al gehad over
toeristenbelasting. Er komt per jaar ongeveer 360.000 euro binnen. Dat gaat
naar het TIP. Als de belasting afgeschaft zou moeten worden, slaat dat een gat
in de begroting. De heer Harpe wil echter vooral meer weten over de verhouding
tussen rompslomp en opbrengst. Er is begin dit jaar samen met twee ondernemers
onderzoek gedaan op het gebied van verblijfsrecreatie. Daarbij is bekeken hoe
die rompslomp tegengegaan zou kunnen worden. Beide ondernemers zijn in de loop
van de proef afgehaakt. Ten eerste vinden zij dat, als je de omslag van de door
allerlei ondernemers afgedragen toeristenbelasting op grove wijze doet, de een
erop vooruit gaat en de ander erop achteruit gaat als je het niet meer één op
één doet. Ten tweede: als je het belastingbedrag optelt bij de kosten voor een
hotelkamer of een kampeerplaats, kom je vaak net boven een cruciaal punt uit
waardoor men de concurrentieslag met de collega’s niet meer denkt te kunnen
winnen. Vaak zijn er aanbiedingen in de trant van 39,95 euro. Als je daar
anderhalve euro bij doet, zit je net boven de 40 euro. Dat is voor ondernemers
in deze branche kennelijk een drempel om mee te doen aan een proef waarbij zij
gewoon per jaar betalen en afrekenen. Zij mogen dus gewoon per jaar afrekenen,
maar willen dat niet. Zij kiezen dus zelf voor de rompslomp.
De heer HARPE (VVD): Even los van …
De VOORZITTER: Mijnheer Harpe, het
moet echt heel kort.
De heer HARPE (VVD): Wij hebben de
oorspronkelijke motie enigszins aangepast. Ik vraag ook niet om een afschaffing
stante pede. De motie is wat genuanceerder dan de wethouder nu verwoordt. Wij
willen juist dat zij de gelegenheid krijgt om het nodige onderzoek te doen, ook
rekening houdend met wat andere gemeenten op dit punt doen. Op een begroting
van 300 miljoen euro zou zij in twee of drie jaar op een creatieve wijze –
Delft creatieve stad! – een alternatieve dekking moeten kunnen vinden voor die
paar ton.
Wethouder BOLTEN: Dan komen wij op
een nog principiëlere discussie: willen wij 3,5 ton besteden aan toerismebeleid
en willen wij dat halen uit de bijdragen van Delftse burgers? Nu betalen
toeristen voor toerisme. Als wij dat zo willen doen, moet u straks niet bij mij
komen met de opmerking dat onze tarieven en heffingen te hoog zijn.
De heer HARPE (VVD): Nee, u moet dat
inderdaad nu niet doen, maar ik wijs op het “model-Amersfoort” en er zijn ook
andere voorbeelden waaruit blijkt dat in combinatie tussen een deel algemene
middelen die kunnen voortvloeien uit onze economische agenda en een bijdrage
van de toeristensector een uitstekend tussenmodel kan worden gevonden zonder
die aparte belasting die maar voor één sector van toepassing is.
Wethouder BOLTEN: Het zou beter zijn
als wij proeven met elkaar kunnen afmaken. Beide ondernemers – het zijn er
natuurlijk maar twee – zijn tussendoor afgehaakt bij de proef die in Delft aan
de gang was. Ik ben best bereid om naar andere gemeenten te kijken, maar ik ga
niet zomaar in op de suggestie om straks aan u voor te stellen om een heffing
of belasting voor de Delftse burgers te verhogen ten gunste van de toeristen
die, gelet op het feit dat zij in Delft komen, het zelf makkelijk kunnen
opbrengen. Dan zijn zij van harte welkom. Nogmaals dank voor uw wervende tekst.
Zij kunnen ook wel een beetje bijbetalen.
De heer HARPE (VVD): Dat is niet de
strekking van de motie. Ik verzoek de wethouder om kennis te nemen van de
laatste variant, die straks wordt rondgedeeld. Wat u nu zegt, kan immers
allemaal keurig onderzocht worden in het kader van wat wij vragen. Meer is het
niet.
De VOORZITTER: Mijnheer Riphagen
heeft de oplossing.
De heer RIPHAGEN (STIP): Volgens mij
is de strekking van de motie zodanig dat daaraan wordt voldaan als mevrouw
Bolten alle door haar genoemde initiatieven en alle mogelijkheden waar zij nu
al op vooruitloopt, in een notitie zet en daar nog wat onderzoek bij doet,
zodat de raad daar via die notitie inzicht in heeft en daar niet in de
vergadering continu naar hoeft te vragen. Dat is volgens mij het verzoek dat er
ligt.
Wethouder BOLTEN: De uiteindelijke
motie is hier nog niet gearriveerd. Ik weet dus niet hoe zij geformuleerd is.
Als men echter wil dat wij extra onderzoek doen, moet dat ook betaald worden.
De raad komt ook elk moment met voorstellen om efficiënter te werken en het
aantal formatieplaatsen te verminderen. Ik wil de motie dus eerst helemaal
lezen voordat ik “ja” of “nee” zeg.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik ga
in op het amendement van de fracties van de SP en GroenLinks over de
bezoekvrouwen. Het verhaal over de bezoekvrouwen kun je ook houden over de
schoolconciërges. Dat is immers hetzelfde verhaal: dat zijn mensen met een
netwerk en een positie in de school. Dat geldt ook voor de medewerkers in de
sportverenigingen: ook die hebben een netwerk en een positie binnen de
vereniging. Het geldt ook voor assistenten in de kinderopvang. Noem ze allemaal
maar op. In die zin zijn de bezoekvrouwen niet bijzonder. Zij zijn wel
bijzonder belangrijk. De functie gaat ook zeker niet verdwijnen. Binnen het
werk van de BWD maken de bezoekvrouwen deel uit van een team van ongeveer 15
mensen die zich bezighouden met het vinden, zoeken en steunen van mensen in deze
sfeer. Op zich valt het werk dus niet om door het doorstromen.
Mevrouw DEKKER (SP): De grote kracht
van deze vrouwen is juist dat zij dit werk allang doen, dat zij een netwerk
hebben opgebouwd binnen hun eigen gemeenschap en dat dat nu juist zijn vruchten
gaat afwerpen, meer dan de afgelopen jaren. Er zijn ook mensen die …
De VOORZITTER: Uw punt is helder.
Wethouder RENSEN: Nogmaals: er is
een veel groter netwerk dan alleen het groepje bezoekvrouwen. Ook als een
bezoekvrouw vertrekt en plaatsmaakt voor nieuwe instroom, bijvoorbeeld vanuit
Onbenut talent – want ook die doorstroom willen wij graag overeind houden –
valt dat werk echt niet om. Daar zijn wij ook absoluut niet op uit.
Mevrouw DEKKER (SP): Daar denkt de
BWD anders over.
De VOORZITTER: Dat was het laatste
woord over dit punt.
Wethouder VUIJK: Voorzitter. Over de
economie zijn aardige woorden gesproken. De heer Harpe sprak over de rol van
het bedrijfsleven in de economie. Daar ben ik het mee eens. In het hoofdstuk
Economie in deze programmabegroting zien wij een trendbreuk met de afgelopen
vier jaar. Er is veel meer beschreven, er is veel beter over de stukken
nagedacht dan de afgelopen vier jaar en het is uitgebreider. Daarmee hebben wij
als college al een deel van het huiswerk gedaan dat van ons wordt gevraagd. Ik
wil nog meegeven dat de raad volgend jaar zou kunnen proberen om het hoofdstuk
Economie als eerste hoofdstuk te krijgen. De raad gaat daar zelf over. Nu is
het hoofdstuk Dienstverlening het eerste hoofdstuk. De raad kan ervoor kiezen
om het hoofdstuk Economie het eerste hoofdstuk te maken, maar de raad gaat daar
zelf over.
Ik loop een paar opmerkingen langs.
Zou er verder gekeken kunnen worden naar creatieve broedplaatsen en
technologische bedrijven? Daarover is een motie ingediend. Ik juich dat zeer
toe. U kunt dus van mij verwachten dat wij daarmee terugkomen. Er is ook iets
geroepen over doorstarters faciliteren. Doorstarters hebben immers ruimte
nodig. Het beleid is op dit moment zodanig dat wij specifiek voor doorstarters
ruimte creëren in de Harnaschpolder en op Schieoevers. Wij zoeken naar lege
kantoorruimte. Specifiek op het punt van groei zijn wij met de TU actief om à
la Yes!Delft ook iets te verzinnen om bedrijven te helpen met groeien. Daarbij
moet men denken aan bedrijven die op dit moment een omzet hebben van ongeveer 2
miljoen euro, die al een zeker product in handen hebben met een patent en
waarvan je kunt zeggen: waarom groeit zo’n bedrijf nou niet door van een omzet
van 2 miljoen euro naar 20 miljoen euro? Er wordt nadrukkelijk bekeken hoe die
bedrijven geholpen kunnen worden om juist die stap te maken.
De heer Harpe heeft ook iets
aangegeven over contact met zittende bedrijven. Daar ben ik het mee eens. Het
is makkelijker om bedrijven in Delft te houden dan om nieuwe bedrijven te
werven. Binnenkort zullen wij in de commissie met elkaar bespreken wat dat
precies betekent. In dat verband zijn een aantal multinationals genoemd. Ik heb
de afgelopen periode zelf geconstateerd dat wij weinig echt goed contact hebben
met die multinationals. De enige waar wij wel eens mee spreken, is DSM. De heer
Harpe noemde echter een heel rijtje, onder andere Philips, Unilever en Shell.
Ik ben voornemens om in het verlengde daarvan eens met die bedrijven te gaan
praten om te bekijken of wij kunnen afspreken dat zij, als zij overwegen om
ergens een nevenvestiging neer te zetten – daarbij denken wij met name aan
research en development – Delft in ieder geval willen meewegen en dat wij een
voorstel mogen doen om iets aan te bieden. Ik heb het dan niet in de hand of
zij uiteindelijk besluiten om zich in Delft te vestigen, maar ik weet in ieder
geval zeker dat wij daar even op tafel liggen.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik neem
aan dat u daarbij denkt aan het opvullen van Technopolis.
Wethouder VUIJK: Onder andere.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Dan
beveel ik u aan om eens te gaan kijken bij de High Tech Campus in Eindhoven.
Daar staat op een heel professionele manier een bedrijvenpark nog in de
steigers, maar het is aantrekkelijk om daar al te gaan kijken. Als ik nu naar
Technopolis kijk, moet ik eerlijk zeggen dat ik daar niet vrolijk van word.
Wethouder VUIJK: Ik deel dat beeld.
In Eindhoven ziet het er allemaal wat strakker en netter uit. Ik zal uw
aanbeveling dus zeker ter harte nemen om te bekijken of wij daar iets kunnen
leren, met name op het punt van het aanbieden. Wij zien overigens ook al
verschil als wij naar de Harnaschpolder kijken, want daar is het allemaal
netjes aangeharkt, met een grasveld en een hekje eromheen. Het zijn echter twee
heel verschillende ontwikkelingen. Het zijn ook heel verschillende manieren van
het ontwikkelen van bedrijventerreinen.
De heer Harpe heeft een opmerking
gemaakt over Delft Kennisstad als hoofdstad van de nieuwe regio Randstad. Ik
zou dat toejuichen, hoewel ik niet weet of wij dat zomaar kunnen realiseren.
Wel sturen wij een brief naar de commissie-Kok, die op dit moment de
ontwikkelingen in de Randstad, in het middenbestuur, onderzoekt. Daarmee
brengen wij ons ook daar onder de aandacht en laten wij de positie van Delft
zien: wat betekent Delft in de regio Randstad?
Mijn collega is al ingegaan op de
opmerking over “social return”. Er is een platform Economische Zaken, waarin
wij structureel en heel regelmatig met VNO-NCW, MKB Nederland en de Kamer van
Koophandel om de tafel zitten. Daar kan dit soort zaken grondig besproken
worden.
De VOORZITTER: Als laatste wil ik
nog iets toevoegen in bestuurlijke zin. Het gaat mij om de interventie van de
heer Harpe. Ik vond het een knappe nabootsing van onze premier, niet alleen in
woordgebruik maar ook in stijl, toonhoogte, enthousiasme en zelfvertrouwen.
Daar zit bij mij wel een serieuze ondertoon in: waarom zouden wij Delft
eigenlijk niet op die manier opwerpen?
De heer VOKURKA (D66): U weet toch
dat de premier zijn woorden uiteindelijk heeft moeten relativeren?
De heer HARPE (VVD): Wat vindt u van
Rutte, voorzitter? Dat vind ik een betere vergelijking.
De VOORZITTER: Even in alle
serieusheid: het college is er volop mee bezig om toe te werken naar die prima
positie van Delft in de Randstad. Wethouder Vuijk heeft daar al iets over
gezegd. Ik weet niet of Delft de provinciehoofdstuk van de provincie Randstad
wordt, maar ik vind wel dat wij heel wat te bieden hebben aan de Randstad. Ook
wethouder Rensen heeft dat helder gemaakt in zijn bijdrage in Trouw van 2
november, toen de regio Haaglanden omschreven moest worden. Daar staat tussen
haakjes “Delft en omgeving”. Dat toont het zelfbewustzijn van dit college. Ik
bespeur bij de raad ondersteuning daarvan. Dat is prima. Zo kunnen wij verder.
De heer HARPE (VVD): Voor de
Handelingen: ik weet niet of u hebt gemerkt dat ik, toen ik het had over
“Delft, de hoofdstad van de nieuwe Randstadprovincie”, naar mijn hoofd wees.
Dat was even de link met Kennisstad. Neemt u het dus niet al te serieus.
De VOORZITTER: Wij zullen dat zeker
in de notulen terugvinden. Hiermee sluiten wij dit thema af. Wij gaan over naar
het volgende thema. Wij moeten wel een beetje op de tijd gaan letten.
Wethouder BOLTEN: Mag ik nog iets
zeggen over de inmiddels rondgedeelde VVD-motie?
De VOORZITTER: Ja, laten wij dat
maar gelijk doen. Dat scheelt straks heel veel tijd. Dat is de motie over de
toeristenbelasting.
Wethouder BOLTEN: Ons wordt
opgedragen om inzicht te geven in de kosten en opbrengsten van de inning en in
de besteding van de opbrengsten. Dat kunnen wij gemakkelijk doen. Wij kunnen
ook aangeven hoe de huidige wijze van inning vereenvoudigd kan worden. Ik heb
dus geen enkel probleem met de punten 1, 2 en 4 van de motie, maar ik heb wel
een probleem met punt 3, dat betrekking heeft op mogelijkheden om het bedrag
aan opbrengsten op een andere wijze dan via toeristenbelasting structureel vrij
te maken. Daarmee wordt een gat in de begroting geschoten. Daarom kunnen wij
die motie niet overnemen.
De VOORZITTER: Dat is een helder
standpunt. De indieners moeten er maar over nadenken of zij de motie wijzigen
of niet. Ik zou dat aanbevelen. Anders zien wij het wel bij de stemming.
Thema 5: Groen.
De heer BOT (GroenLinks):
Voorzitter. Ik kan het vrij kort houden, omdat ik hier in de eerste termijn al
het nodige over heb gezegd. Wij zijn blij dat de aanneming van de door ons
ingediende motie waarin wij het college vragen om meer ambitie te tonen voor
het versterken van groen in en om de stad, in ieder geval niet wordt afgeraden
door het college. Die motie spreekt uit dat wij echt een discussie in de raad
nodig hebben over de manier waarop wij het groen kunnen versterken in onze
compacte stad en in de visie daarop. Dat onderwerp is ook in het afscheidssymposium
van wethouder Grashoff uitgebreid aan de orde gekomen. Daaraan heeft
bijvoorbeeld de GroenLinks-wethouder in Maastricht, Wim Hazeu, een bijzonder
interessante bijdrage geleverd. Wij vinden dat debat niet overbodig. Ik zie de
motivatie daarvoor onder andere ook in het advies van het college over de
VVD-motie voor meer bomen. Daarover adviseert het college immers negatief en
volgens ons is daarbij eigenlijk ook de kern van het geheel aan de orde. Het
college zegt immers dat er geen financiële dekking voor die motie is, terwijl
het college in een eerdere fase in antwoord op een schriftelijke vraag van de
VVD-fractie heeft gezegd dat niet geld, maar ruimte het probleem is, omdat er
geen ruimte is om die bomen te planten. Volgens ons is de kern dat je, als je
meer bomen wilt planten in Delft, daar ruimte voor moet maken. Eerst moet je
die ruimte zien en dan maken. Dat kost wel degelijk geld. Ruimte is immers
ontzettend schaars in Delft. Alle plannen voor de compacte stad bouwen alles
vol. Als je meer groen wilt ontwikkelen, zul je dat dus op de exploitatie van
het betreffende stukje stad moeten inleveren. Dat is de kern: wil je dat en hoe
ga je dat vervolgens doen?
Wij hebben vorige week de discussie
geopend over het vastleggen van normen voor de hoeveelheid speelplekken en
groen in wijken. Dat is een heel actuele discussie. Een aantal van u weet
ongetwijfeld dat Agnes Kant van de SP in de Tweede Kamer bezig is met een
wetsvoorstel over buitenspeelruimte. Volgens mij is dat nog steeds in
procedure. Daarin wordt vastgelegd dat 3% van een wijk beschikbaar moet zijn
voor speelruimte. Ik wijs ook op het persbericht van de belangenvereniging
TU-Noord, die erop heeft gewezen dat de landelijke norm 75 vierkante meter
groen per woning schijnt te zijn. Dat is in Delft 36 vierkante meter, maar in
de Wippolder 15 vierkante meter. Die cijfers worden door de gemeente betwist,
zoals dat altijd gaat met cijfers, maar over die benadering zouden wij met
elkaar wel discussie moeten voeren. Ik nodig de fracties er dan ook toe uit om
dat nu te doen.
Mevrouw VAN HOLST (PvdA):
Voorzitter. In onze schriftelijke vragen verzochten wij het college al om een
evaluatie van de uitvoering van de nota De juiste boom op de juiste plaats. Ik
verzoek het college ook om die evaluatie snel te doen. Wij zijn blij dat er in
2007 een visie komt over het groen. Wij vinden het belangrijk dat daarin
aandacht wordt besteed aan algemene stedenbouwkundige waarden, dus niet alleen
aan de heel bijzondere. Er moet ook gekeken wordt naar het verkeerskundige belang
van groen en bomen en de communicatie met burgers. In die visie moet ook worden
ingegaan op de Delftse Hout en Midden-Delfland, voor zover dat laatste ons
grondgebied is. Het kan echter nooit kwaad om ook even over onze grenzen heen
te kijken.
De fractie van GroenLinks heeft het
over normering. Dat lijkt mij een interessant punt voor discussie als wij daar
straks in het bredere kader van de hele visie over gaan praten. Wij steunen de
motie van GroenLinks overigens van harte; laat dat duidelijk zijn.
De VVD-motie heeft onze sympathie,
maar ik zou willen vragen of die meegenomen kan worden als wij straks gaan
praten over de evaluatie en de visie, waarbij ook helder kan worden gemaakt hoe
wij een en ander gaan financieren. Ik neem immers aan dat er nog wel wat
ruimere plannen zijn dan wat nu door de VVD-fractie wordt voorgesteld.
Ik vergat te zeggen dat ik in de
visie een duidelijk, goed doortimmerd verhaal wil zien over de vervanging van
niet-duurzame bomen door duurzame. Dat laat onverlet dat je bij tijd en wijle
ook niet al te duurzame, namelijk snel groeiende bomen moet neerzetten als je
niet al te lang wilt wachten totdat het een beetje aardig wordt.
Ik weet dat bomen en groen een
emotioneel onderwerp zijn, maar in Delft wordt het daar ook een beetje naar
gemaakt. Er staan op dit moment vele honderden bomen op de dodenlijst. Ik roep
het college ertoe op om een moratorium in te stellen, totdat wij ons hebben
uitgesproken over wat wij echt willen met het groen in Delft. Ik wil dat wij de
indruk wegnemen dat Delftse groenbeheerders alleen een kettingzaag kunnen
hanteren. Laten wij nu beginnen met herplant, zoals ooit in de Bomennota is
vastgelegd; in de praktijk is dat echter nauwelijks of niet aan de orde. Laten
wij de kettingzagen even stoppen.
De heer VAN LEEUWEN (VVD):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. Wij zijn het natuurlijk helemaal eens met
de motie van de fractie van GroenLinks. Ik vind het vreemd dat de aanneming van
onze motie wordt ontraden. Wij vragen in die motie om een enquête te houden onder
de bevolking, zodat zij kan zeggen waar bomen kunnen staan. Ik kan mij best
voorstellen dat ambtenaren niet direct weten waar bomen geplant kunnen worden.
De bewoners van bepaalde wijken weten dat beslist wel en zouden dat best kunnen
aangeven. Wat de financiën betreft: wij hebben een enorme pot van IKEA gekregen
voor de herplant van bomen. Die pot kunnen wij best aanspreken voor extra
aanplant van extra duurzame bomen. Ik zie dat probleem dus niet.
Mevrouw DE JONG (CDA): Voorzitter.
Wij zullen de motie van de fractie van GroenLinks zeker steunen. Wij hadden na
het symposium voor wethouder Grashoff zelf nog overwogen om zo’n motie in te
dienen, maar wij achtten de kans groter als de fractie van GroenLinks een motie
zou indienen. Wij weten immers hoe het gaat met onze moties. Wij willen er wel
graag een paar randvoorwaarden aan toevoegen. Wij willen groen met kwaliteit,
waar je wandelend en spelend van kunt genieten, en een groenstructuur waarin je
van buiten naar binnen de stad kunt komen en waarin ecologie, speelplekken en
water geïntegreerd worden. Wij zien nu dat het groen gekenmerkt door
versnippering over wethouders, over ruimtegebruik en over doelen. Vaak is het
doel alleen dat het beheerarm moet zijn in plaats van vlinderrijk of
aantrekkelijk voor spelende kinderen. Wij zouden graag een ontsnippering willen
van het groen, maar wij zouden ook graag willen dat de directeur van de
botanische tuin de kans krijgt om een rol te spelen in de advisering: met welke
bomen ziet hij kans om eigenlijk van de hele stad Delft een soort botanische
tuin te maken waar je educatief en onderwijskundig veel kunt leren en die de
kwaliteit van het groen en de bomen ten goede zal komen?
De heer DE WIT (Leefbaar Delft):
Voorzitter. Ik word er een beetje stil van, want Leefbaar Delft is altijd
voorvechter geweest van het bomenbeleid. Wij zijn ontzettend blij dat de
fracties die zich nu hebben uitgesproken – ook de coalitiefracties – daar zo’n
belang aan hechten. Dat zien wij echt als een bereikt punt. Wij steunen dan ook
de oproep van mevrouw Van Holst. Wij kunnen het niet meer volgen. Er worden nu
zoveel bomen platgelegd dat het niet meer door de raad te controleren is. Dat
hebben wij al eerder aangegeven. Als de PvdA zoiets zegt en het woord
“moratorium” gebruikt, is er echt serieus iets mis in het college.
Mevrouw VAN HOLST (PvdA): Dank je
wel dat je ons zo’n zwaarwichtig oordeel toedicht.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Het
waren zware woorden. Wij steunen ook de visie van GroenLinks dat wij moeten
gaan bekijken waar wij naar toe willen. In de binnenstad hebben wij in de
vorige periode de grote, massale bouwblokken gezien. Mijn ervaring is dat
mensen dat als onprettig ervaren.
Van motie M3-4 van de fractie van
GroenLinks over de speeldernis in TU-Noord, een soort wildernis voor kinderen,
zegt het college dat dekking mogelijk is, maar dat er dan minder geld is voor
groeninrichting in TU-Noord. Dat zouden wij juist niet willen. Als je meer
groen wilt, zou dat bijvoorbeeld kunnen uit het overschot van het
cultuurbeleid. Je gaat niet groen voor groen inruilen, want daar schieten wij
niets mee op. Ik zou graag willen weten wat de heer Bot van dat commentaar van
het college vindt. Ik heb immers moeite om er dan mee in te stemmen.
De VOORZITTER: De heer Bot zal daar
straks op reageren.
De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter.
Ik wil alvast een voorschot nemen: ik wil het op dit moment of na het afronden
van de bomendiscussie nog even hebben over duurzame energie. Ik kan mij
voorstellen dat het praktisch is om eerst deze discussie af te ronden, maar ik
wil dat onderwerp alvast geparkeerd hebben.
De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter.
Ook de partij die als kleur geel heeft, is een groot voorstander van groen.
Naast de door het college voorgestelde bomenbank – daar doelt de heer De Wit continu
op met zijn vraag hoeveel bomen nu verdwijnen – hebben wij al eens gewezen op
een fysieke bomenbank, waarbij de gemeente op een efficiënte manier zelf bomen
zou kunnen kweken. Dat wil ik toch nog even als piketpaal – maar dan niet van
hout – in de grond slaan.
Ik wil ook aandacht vestigen op de
architectuurdiscussie op 21 november en op de rol die groen zou kunnen spelen
in het architectuurbeleid van de gemeente Delft. Daarbij denk ik bijvoorbeeld
aan tuinen op de daken van woningen, maar ook aan de kwalitatieve waarde van
groen in straten en aan een innovatieve manier om groen te gebruiken om Delft
een nog leuker aangezicht te geven. Ook dat punt wil ik even parkeren.
Het zal niemand verbazen dat wij het
overgrote deel van de groene moties zullen steunen, maar dat zal duidelijk
worden bij de stemmingen.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
Ook wij zijn erg blij met de initiatieven van de GroenLinks-fractie. Wij gaan
zowel de speeldernis als de prioriteit groen helemaal steunen. Wij zijn ook
blij met het inzicht van de VVD-fractie over de extra bomen. Ik kan mij nog
herinneren dat de heer Van Leeuwen het bij het campingdebat had over “een
stinkbos”.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Dat ging
niet over bomen. De bomen in de camping blijven staan.
De heer VOKURKA (D66): Nou ja, dat
is wel zo bij mij blijven hangen. Ook het democratische element daarin kan op
onze volledige steun rekenen.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Er
is een kapvergunning voor 102 bomen aangevraagd, mijnheer Van Leeuwen.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Die komen
weer terug, mijnheer De Wit.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Als
zij gekapt zijn, kun je ze niet terugzetten.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Daar
komen nieuwe bomen voor terug.
Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Voorzitter.
De SP-fractie onderschrijft het verhaal van de heer Bot grotendeels. Natuurlijk
vinden ook wij groen heel belangrijk. Wij zullen de visie op het versterken van
groen, zoals weergegeven in de motie van de fractie van GroenLinks, dan ook van
harte steunen. Dat geldt ook voor de speeldernis. Dat klinkt al leuk; ik denk
dat ik er ook heen ga. Wij sluiten ons ook aan bij het pleidooi van mevrouw Van
Holst voor een evaluatie van De juiste boom op de juiste plek, want ook wij
zijn daar benieuwd naar.
Een ander punt dat een beetje met groen
te maken heeft, is dierenwelzijn. Wij hebben daar een wethouder voor, maar ook
dat punt is, net als het groen, een beetje ondergesneeuwd in de hele
programmabegroting. Misschien kan daar nog kort iets over gezegd worden.
De VOORZITTER: Wij zullen zien.
De heer BOT (GroenLinks):
Voorzitter. De heer De Wit vroeg hoe ik de opmerking van het college zie over
de zogenaamde dekking van de motie over de speeldernis. Het is een motie. Zij
heeft dus geen dekking en maakt geen geld in de begroting vrij. Zij roept het
college er alleen toe op om bij voorkeur in het TU-Noord-gebied een speeldernis
te realiseren. Daarbij hebben wij wel opgemerkt dat in de programmabegroting
geld beschikbaar is gesteld voor de inrichting van de openbare ruimte in
TU-Noord. Van mij hoeft de speeldernis niet uit dat budget gefinancierd te
worden. De motie spreekt dat in ieder geval niet als zodanig uit. Dat staat
niet in het dictum van de motie. Wij willen in ieder geval niet dat geld dat
bedoeld is voor TU-Noord, gebruikt wordt om een speeldernis in een andere wijk
te realiseren. Dat lijkt mij vanzelfsprekend.
Wethouder KONING: Voorzitter. Ik zal
reageren op de moties, allereerst op de motie van GroenLinks over de
speeldernis in TU-Noord. Het is heel helder dat in het dictum van de motie niet
staat dat het uit dat bedrag moet worden gefinancierd, maar dat wordt wel
genoemd in de overwegingen, suggererend dat geld geen probleem kan zijn. Het
college vindt het netjes om gelijk aan te geven dat er, als dat bedrag wordt
aangesproken, minder geld is voor ander kwalitatief groen of überhaupt groen in
TU-Noord. Daarom hebben wij dat zo opgenomen in ons advies.
De heer DE WIT (Leefbaar Delft): Dan
zit ik met een probleem, want wij vinden dat dit extra moet. U geeft een door
ons ongewenste vertaling aan die motie.
De VOORZITTER: Mijnheer De Wit,
wacht even rustig totdat de wethouder haar betoog heeft afgemaakt; dan wordt
het helder.
Wethouder KONING: Ik heb niet gezegd
dat het automatisch uit dit budget gaat, maar ik merk wel op dat in de overwegingen
van moties vaak gedachtegangen van fracties worden opgenomen. Het college
reageert dus niet alleen op het dictum, maar ook op de rest van de motie. Ik
vind dat het college recht moet doen aan alles wat in een motie wordt
opgenomen. Anders zou alleen een dictum in een motie opgenomen hoeven te
worden. De overwegingen worden meegegeven in een motie, die eindigt in een
dictum. Daar reageren wij ook op. Ik vertaal het gevoelen van de raad zo dat de
raad hoopt dat er in een volgende programmabegroting naast meer aandacht ook
daadwerkelijk meer geld komt voor groen in de stad. Ik kan dat gevoel
onderstrepen, maar wij moeten de onderhandelingen over de programmabegroting en
de uiteindelijke besluitvorming over de programmabegroting volgend jaar
natuurlijk afwachten. Ik kan dat dus niet toezeggen, want de raad bepaalt hoe
de programmabegroting er uiteindelijk uit ziet.
Van de motie over het versterken van
groen hebben wij gezegd dat wij geen bezwaar hebben tegen het aannemen daarvan.
Wij zouden dit overigens sowieso verder uitgewerkt hebben. In de eerste termijn
heb ik daarom, als voorschot op de beantwoording van schriftelijke vragen van
de PvdA-fractie, al aangegeven dat wij de vraag van die fractie of wij De
juiste boom op de juiste plaats willen evalueren, met “ja” zullen beantwoorden.
In die beantwoording zit een groot aantal elementen van de discussie die aan de
orde komt. Ik denk daarom dat wij hier beter over kunnen spreken wanneer die
evaluatie op tafel ligt. Ik begrijp dat u graag mooi groen, kwalitatief groen
en meer groen wilt. In feite zegt de motie dat de huidige tijd om meer groen
vraagt. Zoals de CDA-fractie zei: groen om te verblijven en groen om in te
spelen, maar ook groen om de ecologische kant te versterken. Water is daarbij
een element. Sommige mensen nemen dat niet mee in de definitie van “groen”,
maar je kunt ook dat zien als een ruimtelijke inbedding waar je de rust, de
ruimte en het vertier vindt dat je ook kunt vinden in “regulier groen” zoals
gras, bomen en struiken. Heel veel discussies over normeringen gaan ook over
dergelijke definities. Als je de begraafplaats Jaffa meeneemt, kom je immers
uit op een heel ander aantal vierkante meters groen in TU-Noord dan wanneer je
die niet meeneemt. Hetzelfde geldt voor de begraafplaats aan de Kanaalweg. Als
je net een andere definitie kiest, heb je een andere uitslag. Ik denk dat het
goed is om niet in de definities te blijven, maar om te gaan naar datgene wat
wij uiteindelijk in Delft willen bereiken. Ik denk dat de raad daarvoor een
aantal voorzetten heeft gegeven die wij moeten meenemen in de evaluatie.
Wat motie M7-2 van de VVD-fractie
betreft: in eerdere instantie was de inschatting dat het misschien niet eens
kan zitten in geld. Wij hebben zelfs dit jaar nog een vervangingsbeleid vastgesteld.
Ook bij De juiste boom op de juiste plaats hebben wij gezegd dat met name in de
heruitbreidingswijken van de jaren zestig bomen geplant zijn die door hun
grootte nu risico’s kunnen gaan vormen. Met name de snelgroeiers kunnen takken
laten vallen die op auto’s vallen. Dat is een reden om bomen te gaan vervangen.
Zij staan te dicht op elkaar. Er is ingeschat dat dat mogelijk moest zijn. Dat
was een raadsvoorstel in februari. In februari is gezegd dat dat voorstel zou
worden uitgewerkt en rond de zomer aan de raad zou worden voorgelegd. Dat is
echter niet aan de raad voorgelegd, met name omdat er nog wat vragen zijn over
het financiële aspect. Ik wil daarom nu niet de verwachting wekken dat het
alleen maar hangt op plekken. Daarom hebben wij de aanneming van motie M7-2
ontraden. Dat wil niet zeggen dat wij niet willen streven naar goed,
kwalitatief groen en meer bomen in de stad. Dat is een opdracht uit het
coalitieakkoord en dat wordt ook breder, door niet-coalitiepartijen,
ondersteund.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): In het
verleden hebt u naar aanleiding van schriftelijke vragen gesteld dat geld geen
rol speelde. Bovendien hebben wij een pot van IKEA.
Wethouder KONING: Die pot van IKEA
is in een vorige collegeperiode al bestemd, onder andere voor vleermuiskasten
en een groot aantal andere dingen.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Dat is
geen groen.
Wethouder KONING: Dat weet ik, maar
dat heeft de raad zo beslist. Ik kan er niets aan doen dat dat in het verleden
anders is gegaan. Dat besluit is reeds door de raad genomen. Op de keuze die is
gebaseerd op het raadsvoorstel uit februari, wordt nu een ander licht geworpen.
Daarom denk ik dat het verstandig is om niet de verwachting te wekken dat het
alleen gaat om plekken, want het zou ook wel eens kunnen gaan om geld. Het zou
mooi zijn als blijkt dat in februari de goede inschatting is gemaakt ten
aanzien van het geld, want dan gaan wij gewoon snel aan de slag.
De heer VAN LEEUWEN (VVD): Vindt u
de enquête bij de bevolking een goed idee?
Wethouder KONING: Daar wilde ik
juist op reageren. Het samen met bewoners zoeken naar plekken kan volgens mij
op meerdere manieren dan alleen via een enquête. Ik benadruk ook dat juist onze
mensen van de wijkteams die in alle wijken vanuit het stadsbeheer het onderhoud
doen, echt wel weten waar geplant kan worden. Dat neemt niet weg dat het altijd
goed is om met bewoners in gesprek te gaan. Als bewoners zeggen “Op dat veldje
waar nu gevoetbald wordt, kunnen tien bomen worden neergezet”, zullen wij dat
toch niet snel doen. Je hebt meerdere vormen van groen en meerdere belangen te
dienen. U vraagt om hierover met bewoners in gesprek te gaan. Dat kan via een
enquête, maar ook op heel veel andere manieren. Het college heeft aangegeven
dat het met die strekking graag aan de slag wil. Dat is dus geen probleem.
Ik heb al gezegd dat ik de
verwoording door de CDA-fractie van de kwaliteit van het groen ten aanzien van
wandelen en spelen, maar ook ten aanzien van ecologie en het waterelement
daarin mooi vond.
Als het goed is, gaan ook de door de
fractie van Leefbaar Delft aangedragen punten landen in de evaluatie. Als zij
vindt dat dat niet het geval is, horen wij dat te zijner tijd.
Over de fysieke bomenbank hebben wij
in de beantwoording van de schriftelijke vragen aangegeven dat dat element inderdaad
vergeten was, niet in de zin dat wij daar niet aan werken, maar in de zin dat
wij vergeten waren om dat te melden in de programmabegroting. Er wordt nog
steeds aan gewerkt. Het idee is aangenomen. De fysieke plek waar die bomenbank
vorm zou kunnen krijgen, is nog niet gevonden.
Mevrouw De Jong zei dat dit
onderwerp versnipperd is over wethouders, maar in het college ervaar ik juist
dat dat brede steun heeft. Als je met meer mensen hetzelfde wilt, kom je immers
vaak tot een beter resultaat.
Met name op het punt van de duurzame
energie en het dierenwelzijn is het belangrijk om straks het woord te geven aan
mijn collega-wethouder.
Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik
onderschrijf dat een breed draagvlak in het college veel belangrijker is dan
dat één wethouder alles in eigen hand houdt.
Op het punt van de duurzame energie
heb ik de vragen nog niet gekregen. Misschien wil de heer De Prez daarom eerst
het woord.
De VOORZITTER: Nee, je gaat nu de
termijn afmaken.
Wethouder MERKX: Volgens mij hebt u
de heer De Prez beloofd …
De VOORZITTER: Had u nog meer
punten?
Wethouder MERKX: Er is mij gevraagd
om iets te zeggen over dierenwelzijn. Mevrouw Van Rossum, wat bedoelt u met
“iets zeggen over dierenwelzijn”?
De VOORZITTER: Nou, niet meer dan
nodig is.
Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Zeker niet
meer dan nodig is, maar ik hoor wel graag of u van plan bent om daar het
komende jaar iets mee te gaan doen.
Wethouder MERKX: Ik heb daar de
laatste tijd iets mee gedaan. Dat onderwerp krijgt momenteel ook veel aandacht
in de media. Daar heb ik als wethouder aandacht aan gegeven. Wij zijn
bijvoorbeeld ook bezig met het dierenasiel. Ook de vleermuizengrot bij IKEA
valt onder het dierenwelzijnbeleid. Ik denk dat het dierenwelzijnbeleid vooral
moet worden gezien als een beleid dat zichzelf terugvindt op allerlei andere
locaties. Het past dus binnen het milieubeleid, het past misschien ook binnen
een stukje sociaal beleid en het past misschien ook bij de kinderboerderijen.
Het beleid moet zichzelf dus nog vormgeven, maar ik heb de rol om alert te
zijn, ook in andere portefeuilles.
Mevrouw VAN ROSSUM (SP): Krijgen wij
hier binnenkort nog een visie of een nota over of komt die er niet?
De VOORZITTER: U hebt zojuist
gehoord hoe de wethouder dit ziet. Dat lijkt wel wat op een visie, maar komt
dat nog in een stuk?
Wethouder MERKX: Ik verwacht dat er
geen specifiek stuk over dierenwelzijn komt, maar dierenwelzijn krijgt wel een
rol en sommige onderwerpen uit de portefeuille dierenwelzijn zullen wel
degelijk bij de raad landen.
De VOORZITTER: Ik sluit dit
themadebat nu af. Ik heb drie gewijzigde moties naar aanleiding van de reactie
van het college.
Motie M11-4 is in die zin gewijzigd
dat het dictum thans luidt:
“verzoekt het college om extra zorg
te dragen voor duidelijke, veilige en comfortabele omleidingen voor fietsers en
voetgangers bij bouwwerkzaamheden in Delft”.
Motie M10-6 is in die zin gewijzigd
dat het dictum thans luidt:
“draagt het college op, meerjarige
afspraken met culturele instellingen en organisaties als WAD te betrekken bij
de discussies over cultuurvisie en subsidiebeleid;
verzoekt het college, te bezien of
bij de programmabegroting van volgend jaar een meerjarige subsidie voor WAD
opgenomen kan worden”.
Motie M4-1 is in die zin gewijzigd
dat in de considerans het woord “arresteren” (twee keer) wordt vervangen door
het woord “aanhouden”.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter.
Ik trek twee moties in, ten eerste de motie over het theater, omdat de motie
van de fractie van GroenLinks die van ons dekt. Ten tweede gaat het over de
motie over de extra aanplant van bomen. Omdat de wethouder heeft gezegd dat zij
daar aandacht aan zal besteden, dat zij daarop terugkomt en dat zij de burgerij
erbij zal betrekken, trekken wij ook die motie in.
De VOORZITTER: Aangezien de moties
M10-4 en M7-2 zijn ingetrokken, maken zij geen onderdeel van de beraadslaging
meer uit.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
Ik wil ook een motie intrekken, ook al is dat een beetje mosterd na de
maaltijd. Op het punt van de extra fte voor schuldhulpverlening wachten wij de
integrale visie van de wethouder af.
De VOORZITTER: Aangezien motie M8-13
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Wij hebben nu de benoemde thema’s
afgerond. Nu is er een momentje voor varia. Wij lopen een uur achter op het
langzaamste schema. Wij moeten ons dus tot het uiterste disciplineren om dit
punt te behandelen. Ik zie dat heel veel raadsleden hierover het woord willen
voeren. Als wij dit vanavond willen afmaken, moet dit echt zonder interrupties en
moet het echt binnen een of twee minuten per onderwerp. Wij gaan extra streng
klokken en er mag niet worden geïnterrumpeerd. Iedereen moet even tot zijn
recht komen om de laatste punten te maken.
Varia.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Voorzitter. Ik maak bezwaar tegen een spreektijd van een of twee minuten. Laten
wij wel zijn: formeel was er afgesproken dat wij vier thema’s plus varia zouden
doen. Het presidium heeft zelf besloten om dat naar vijf op te rekken. Wij
hebben van tevoren ingeschreven bij varia. Ik vind niet dat ik nu beknot moet
worden in de tijd. Ik zal er wel rekening mee proberen te houden.
Wij willen heel kort iets zeggen
over de standpunten van het college over ingediende moties en amendementen. Er
is overigens een enorme hoeveelheid moties en amendementen. Onze fractie vraagt
zich af of wij het voortaan zo moeten doen, want volgens ons is het niet
zorgvuldig om zoveel moties en amendementen er in korte tijd doorheen te rammen
zonder zorgvuldige discussie. Dat wilde ik toch even gezegd hebben.
Op onze motie M2-3 over de effecten
van het Europese aanbestedingsbeleid reageert het college met: “Ontraden, reeds
uitgevoerd (zie artikel Trouw)”. Onze fractie was zich er niet van bewust dat
Trouw het podium is om zaken op de politieke agenda te krijgen. Het lijkt ons
stug dat het college zijn eigen onzinnige reactie op onze motie serieus neemt.
Wij zien ook dat het college niet
consequent reageert op moties. Op onze motie over het onderzoeken van
mogelijkheden voor een officiële status van de Jongerenraad zegt het college:
“Ontraden. Thema uitwerken in beleidsdiscussie jeugd 2007”. Volgens ons geeft
het college daarmee aan dat het bereid is om dit onderwerp verder uit te
werken, maar toch ontraadt het college de aanneming van die motie. Bijvoorbeeld
over motie M7-3 van GroenLinks over het versterken van groen zegt het college
echter: “Geen bezwaar. Aanpak wordt in 2007 voorbereid”. De aanneming van de
ene motie wordt dus ontraden, maar de andere motie wordt overgenomen. Daar
spreekt volgens ons een bepaalde willekeur uit. Bij een aantal moties wordt
gezegd dat daar geen financiële dekking voor is, terwijl bij andere moties
wordt gezegd dat daar geen bezwaar tegen is als financiële dekking kan worden
gevonden.
Dan iets over verkeersaangelegenheden.
Daar hoort parkeren volgens ons ook bij. Wij vinden het buitengewoon
onverstandig dat het college geen bezwaar heeft tegen een onderzoek naar
fietsen aan beide zijden van de grachten. Dat is een motie van de fracties van
de PvdA en STIP. Onze fractie ontvangt regelmatig signalen van voetgangers die
een onveilig gevoel hebben. Die signalen worden eigenlijk zomaar ter zijde
geschoven. Dat is gek, want als fietsers een onveilig gevoel hebben vanwege
auto’s, worden allerlei maatregelen genomen ten nadele van het autoverkeer,
maar als voetgangers zich onveilig voelen als gevolg van aan beide kanten heen
en weer rijdende fietsers, worden die argumenten zomaar de prullenbak in
geschoven.
Op het punt van de tarieven voor de
parkeergarage begrijpt de wethouder ons kennelijk niet. Het college raadt de
aanneming van die motie af vanwege het ontbreken van financiële dekking. Wij
geven de wethouder in de motie echter juist de opdracht om die motie
kostenneutraal uit te voeren. Dat zou ook moeten kunnen. Ik roep de vierde fase
van autoluw in herinnering. Daaruit bleek dat heel veel eigen inwoners niet
naar onze binnenstad komen, onder andere omdat zij de parkeertarieven te hoog
vinden. Zij gaan naar winkelcentra in de omgeving. Het invoeren van een laag
parkeertarief in het eerste uur zou zelfs een aantrekkende werking kunnen
hebben op inwoners van onze stad, die de binnenstad dan wél gaan bezoeken omdat
zij bereid zijn om die aangepaste prijs te betalen. Ik roep de wethouder er dus
toe op om toch nog eens te bezien of zij ruimte kan zien en ruimte kan maken.
Wat de budgetten betreft: wij vragen
niet om in het kader van de programmabegroting budgetten degelijk en
controleerbaar te onderbouwen. Wij hebben het als algemene vraag neergezet: als
budgetten aan de raad worden gevraagd, moeten zij voorzien zijn van een
deugdelijke onderbouwing. Dat hoeft zeker niet tot in details, maar de raad –
en eigenlijk ook het college zelf – moet zelf kunnen controleren of gevraagde
budgetten reële budgetten zijn. Wellicht vergt dat een cultuuromslag voor de
afdelingen binnen de ambtelijke organisatie, maar zo moeten zij dan maar gaan
werken. Het gaat uiteindelijk om gemeenschapsgeld. Door zo te gaan werken,
voorkom je “natte vingerwerk”-budgetten.
De heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter.
Ik wil graag een wijziging in een van onze moties toelichten. Met de motie
“Veilig roeien in Delft” heeft STIP niet bedoeld dat de gemeente in haar eentje
een plan van aanpak moet schrijven. De wethouder merkte dan ook terecht op dat
het niet alleen in de macht van de gemeente ligt. Wij hebben dan ook geprobeerd
om deze motie enigszins aan te passen, zodat zij beter overkomt. Wij bedoelen
dat de gemeente in overleg met de provincie Zuid-Holland, de lokale
roeiverenigingen en de roeibond kansen en knelpunten in kaart zou moeten
brengen. De gemeente Delft is immers verantwoordelijk voor de veiligheid van al
haar inwoners en dus ook voor die van de roeiers. Bovendien wil niemand toch
dat er gewonden vallen bij een sport zoals roeien? De gemeente zou, wat STIP betreft,
een verbindende functie tussen de verschillende partijen kunnen vormen, net
zoals zij bijvoorbeeld bij de passantenhaven heeft gedaan. Vervolgens kan de
gemeente meewerken aan initiatieven van belanghebbenden die veilig roeien in
Delft beogen. Wij hebben de motie op dit punt gewijzigd en STIP zou het een
goed signaal vinden als de gemeenteraad de Delftse roeiers niet in de kou laat
staan.
Verder heb ik een korte vraag over
motie M3-2 van de PvdA-fractie over “alle kinderen in Delft een fiets”. Als daar
geen geld voor is, is het dan mogelijk om die fiets uit de bijzondere bijstand
te betalen?
In de eerste termijn ben ik ingegaan
op het verwijderen van fout geparkeerde fietsen in de binnenstad. Het onderzoek
in januari zal uitwijzen of daar draagvlak onder de Delftse bevolking voor is.
STIP heeft aangegeven, dit onderzoek erg belangrijk te vinden. Omdat dit tot
die tijd zeer onduidelijk is, heeft STIP in de eerste termijn voorgesteld om
het handhaven op te schorten tot de evaluatie. Daarop krijgen wij graag alsnog
een reactie van de wethouder.
De
VOORZITTER: Motie M2-2 is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:
“draagt
het college op:
·
met
de roeiverenigingen, de nationale roeiersbond, de provincie Zuid-Holland en
andere belanghebbenden in overleg te treden om initiatieven en kansen in kaart
te brengen;
·
mee
te werken aan initiatieven van belanghebbenden die veilig roeien in Delft
beogen”.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
Ik wil even reageren op de reactie van het college op motie M6-4 over intensivering
van het stadsbeheer en gescheiden afvalinzameling. Het college geeft een
enigszins aparte reactie op problemen met de dekking. Ten eerste is de raad nog
niet geïnformeerd over de plannen en staat de voorziening “reiniging” helemaal
niet in de programmabegroting. Wij hebben hemel en aarde bewogen om
constructief dekking te zoeken. Dit gaat ons dus te kort door de bocht. Wat
Avalex betreft: wat dat gaat kosten, is nog onbekend. Tot slot: de 1,7 miljoen
euro die hier op 1 januari in zat, is slechts het gevolg van onderbesteding en
kostendekkendheid en niet van een doelbewuste reservering voor de opstart van
Avalex. Daarop krijg ik graag een extra reactie van het college, want nu komt
Avalex ineens uit de lucht vallen. Dat kunnen wij moeilijk plaatsen. Wij zijn
van mening dat intensivering van het stadsbeheer nodig is. Ik verwijs daarvoor
ook naar de voorpagina van het AD van vandaag.
De heer BOT (GroenLinks):
Voorzitter. Ik kan mij het onbehagen bij de fractie van Stadsbelangen wel
voorstellen, want ook wij hadden wel wat vragen over de consistentie in de
beantwoording door het college. Maar goed, bij de stemming zal moeten blijken
hoe alle fracties daar op onderdelen over denken. Ik breng in ieder geval het
amendement over het RIS onder de aandacht. Het college heeft over de dekking
daarvan hetzelfde gezegd als bij het “podia-amendement”. Ook ik zeg hetzelfde:
volgens mij is de dekking in orde, maar het gaat mij er vooral om dat in 2007
echt een kwaliteitsslag in het RIS wordt gemaakt. Als de wethouder mij kan
toezeggen dat dat in 2007 ook kan gebeuren met een andere dekking of door dit
amendement tot een motie om te vormen, ben ik bereid om daarover na te denken,
maar dat hoor ik graag eerst.
Ik wil ook iets zeggen over de door
de CDA-fractie ingediende motie over kaderstelling bij aanbesteding. Wij zouden
die motie heel graag willen steunen, maar wij snappen ook het commentaar van
het college. Wij hopen dus dat de CDA-fractie met een aangepaste versie van die
motie komt. Ik heb begrepen dat dat ook gaat gebeuren.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik wil
wel even wachten, maar ik kan het ook nu doen.
De VOORZITTER: Doe het nu maar.
De heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik
wijzig de motie inderdaad. Het is niet de bedoeling dat wij in de uitvoering
treden. Het vaststellen van het programma van eisen en de selectie- en
gunningscriteria willen wij dus graag bij het college laten. Wel willen wij
daarvoor de gelegenheid om eventueel kaders mee te geven. Zo is de motie
herschreven en zo moet zij ook worden gelezen.
De VOORZITTER: Aangezien motie M15-1
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Door de CDA-fractie wordt de
volgende motie (M15-3) ingediend:
“De gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2
en 7 november 2006,
stelt voor:
bij politiek-bestuurlijk relevante aanbestedingen wordt
de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld om vooraf kaders (mee) aan te geven
ten behoeve van het vaststellen van het programma van eisen van en selectie- en
gunningcriteria,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
De heer BOT (GroenLinks): Ik vond
het belangrijk om dat te zeggen, omdat wij als raad dan proberen om op een
goede manier een politieke les te trekken uit de hele discussie over het
station, het stadskantoor en alles wat daarmee samenhangt.
De heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter.
De PvdA-fractie had motie M7-1 ingediend waarin werd gesteld dat
nieuwbouwwoningen voorzien moeten worden van een zonnecertificaat. Het college
vindt die motie overbodig. Eigenlijk komt de reactie erop neer dat een
dergelijke motie in plaats zou treden van het huidige klimaatbeleid, dat een
grotere flexibiliteit heeft. Ik kan daar een eind in meegaan. Het is vooral
niet de bedoeling om onszelf in de voet te schieten, maar om met een dergelijk
certificaat aanvullend te zijn op het bestaande beleid. Aanvullend gaat het dan
om een aantal zaken. Het lijkt mij duidelijk dat het energieverbruik met een
zonnecertificaat laag is; daar streven wij naar. Ik vraag speciale aandacht
voor twee nieuwe elementen daarin. Bij een zonnecertificaat is de financiering
van een hypotheek voor particulieren extra aantrekkelijk. Met een dergelijk
certificaat kun je namelijk een goede hypotheek aanvragen met een rente die 1%
of 2% onder de marktrente ligt. Bovendien is er een belastingvoordeel. Dat vind
ik een erg interessant onderdeel. Een tweede interessant onderdeel van het
certificaat is het communicatie-element. Aan de ene kant worden bewoners door
een dergelijk certificaat bewust gemaakt van het feit dat zij een
energiezuinige woning kopen. Dat lijkt mij een goede stap, want nu verkopen wij
energiezuinige woningen terwijl geen enkele koper dat weet; ik wist dat in
ieder geval niet en toch heb ik er één gekocht. Dan is er ook nog het feit dat
er een gebruikershandleiding bij zit. Gelet op de reactie van het college,
wijzigen wij de motie, zodat wij onszelf niet onnodig beperken. Daarnaast zou
ik van de wethouder graag een reactie krijgen op de andere twee onderdelen. Het
eerste punt betreft het communicatiedeel: wat kunnen wij als gemeente doen om
ervoor te zorgen dat kopers van nieuwbouwwoningen nu al weten dat zij een
energiezuinige woning hebben? Het tweede punt: is de wethouder bereid om toe te
zeggen dat onderzocht zal worden of ook op andere manieren groene financiering
mogelijk is voor nieuwbouwwoningen?
De VOORZITTER: Motie M7-1 is in die
zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:
“draagt het college op,
nieuwbouwwoningen waar mogelijk te laten voorzien van een zonnecertificaat”.
De VOORZITTER: Ik heb non-verbaal
contact gehad met een aantal wethouders. Zij denken dat dit aardig in de
richting zit.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Ik heb hier
een heel korte vraag over: heb ik het goed begrepen dat dit niet meer
verplichtend wordt opgelegd voor alle nieuwbouw?
De heer DE PREZ (PvdA): Ja.
De heer BLINKER (PvdA): Voorzitter.
Ik heb een opmerking en een vraag over het aanbestedingsbeleid. Daar is de
laatste tijd veel over te doen en er is in de raad veel discussie over gevoerd.
Daarbij en ook bij de motie van de CDA-fractie is mij opgevallen dat wij steeds
van plan zijn om op ad-hocbasis discussies te gaan voeren over kaderstelling
door de raad bij concrete voorgenomen aanbestedingsprojecten. Ik vraag de
wethouder of zij bereid is om in het voorjaar te komen met een kadernota over
het inkoop- en aanbestedingsbeleid, voor zover die inkoop en aanbesteding wordt
vastgesteld door de raad. Ik heb het dus niet over een kadernota over inkoop
ten behoeve van het college of de ambtelijke organisatie. Nee, ik heb het over
een kadernota waarin de raad zijn eigen kaders vaststelt waaraan concrete
aanbestedingsprojecten moeten worden getoetst.
De VOORZITTER: Uw vraag is
duidelijk. Wij hebben kort geleden een nota Inkoopbeleid vastgesteld waar heel
veel in staat. Laten wij daar dus nog eens goed naar kijken. Het lijkt mij
echter wel goed om samen met de raad nog eens door te nemen hoe aanbestedingen
gebeuren en in elkaar zitten. Laten wij daar een moment voor vinden in de
commissie. Ik denk dat wij de discussie op die manier samen kunnen voeren.
De heer BLINKER (PvdA): Jawel, maar
ik wil ook een door de raad vastgestelde kadernota. U zei dat wij erover gaan
praten, maar wij moeten dat vaststellen en alles wat daarna gebeurt, moet
daarbinnen passen.
De VOORZITTER: Er is een kadernota
Inkoop. Die is afgelopen maand vastgesteld en die hebt u ter kennisneming
ontvangen. Daar staat een hoop in.
De heer BLINKER (PvdA): Ik heb de
indruk dat die is bedoeld voor de ambtelijke organisatie.
De VOORZITTER: Ook, en dus voor de
organisatie.
De heer BLINKER (PvdA): Dat is niet
vastgesteld door de raad.
De VOORZITTER: Ik stel voor om dit
onderwerp op een goed moment in de commissievergadering bij de kop te pakken en
de zaken eens door te nemen. Dat is een toezegging; die hebt u binnen.
De heer HARPE (VVD): Voorzitter. Ik
ga kort in op drie moties, allereerst op motie M6-1 over het snel weghalen van
aangebrachte graffiti. Voor alle drie de moties waarop ik nu wil ingaan, geldt
eigenlijk hetzelfde. Het college ontraadt de aanneming daarvan omdat er geen
dekking zou zijn. Wij gaan ervan uit dat het college heel goed in staat is om
binnen het bestaande budget de in de motie gevraagde prioriteit aan te brengen.
Als dat niet lukt, zien wij elkaar waarschijnlijk weer in de commissie om te
bekijken wat wij dan wel kunnen doen, maar wij vinden het eerlijk gezegd te
kort door de bocht om bij nogal wat onderwerpen te zeggen: geen budget, dat
lukt niet. Wij vroegen om herprioritering en brengen dus een accent aan binnen
bestaande budgetten. Wij pleiten er dus niet voor om het budget te overschrijden
of te verruimen. Dat wilde ik even zeggen over motie M6-1.
Wethouder KONING: Wat wilt u dan
niet?
De heer HARPE (VVD): Ik zal een
voorbeeld geven bij de volgende motie; dat is misschien wat makkelijker. Die
motie gaat over het belangrijke punt van het schoonmaken van de stad op zondag,
wat wij niet doen. Juist een stad die zoveel toeristen en zakenlui wil trekken
en die zijn burgers een schone stad wil bieden, kan op zondag best een ploeg
door de binnenstad sturen. Dat betekent, logisch gedacht, dat je op maandag en
dinsdag wellicht iets minder kunt doen. Ik hoop niet dat wij de in de raad een
gedetailleerde discussie hoeven te voeren over de vraag of dat door de
weekendtoeslag iets meer kost. Kijkend naar de budgetten en de schaalvoordelen
die wij verwachten met de Avalex-constructie, moet dit volgens onze fractie
gewoon geregeld kunnen worden.
De laatste motie gaat over de nieuwe
grachten die wij weer willen realiseren. Daarbij gaat het niet alleen om
waterberging, maar ook om de vraag hoe de stad eruit ziet. Het is gewoon mooi;
althans, dat vinden wij. Als het daarbij gaat om financiering: wij vragen niet
om dat morgen te doen, maar om daar serieus naar te kijken. Wij vragen op het
punt van financiering met name om te bekijken wat het hoogheemraadschap kan
betekenen. Wij hebben immers gehoord dat het hoogheemraadschap heel graag wil
meedenken. Ook op dat punt denken wij dus: laten wij het onderzoeken; de
resultaten zullen aanleiding geven tot de discussie over de vraag of wij dit
wel of niet moeten doen.
Mevrouw DEKKER (SP): Voorzitter. Een
flink aantal vragen uit onze eerste termijn is niet beantwoord, onder andere
over het opleidingsbudget in Delft, dat ver onder het gemiddelde ligt. Ik ben
nog steeds benieuwd naar de motivering daarvan. Wij hebben ook vragen gesteld
over het houden van corporaties aan hun onderhoudsplicht. Daar hebben wij ook
geen antwoord op gekregen. Ook in mijn themabijdrage heb ik dat overigens
aangestipt.
Ik wil een motie en een amendement
van ons nog even onder de aandacht brengen. Bij de motie gaat het om het
onderzoek naar de werkwijze van DUIT en de capaciteit en de mogelijkheden van
de methode-Spekman. Het college ontraadt de aanneming van die motie met als
argumentatie dat er geen onderzoek nodig is. Wij hebben in de eerste termijn
aangegeven dat wij op basis van gesprekken met medewerkers denken dat er wel
een onderzoek nodig is. Ik heb niet echt gehoord waarom volgens het college
geen onderzoek nodig is. Tegen de aanneming van ons amendement over het
aanpassen van de doorlooptijd heeft het college geen bezwaar, mits de termijn
van vier werken ingaat wanneer alle benodigde cliëntgegevens bekend zijn. Dan
moet het college een amendement indienen op de eigen programmabegroting, want
dat staat óók niet in de passages die wij willen wijzigen. Wij vinden dat dus
onzin. Het moet gewoon binnen vier weken afgehandeld kunnen zijn.
De VOORZITTER: Wij zijn vrij
uitputtend door de themabespreking heen gegaan. Ik moet constateren dat door de
raad en het college al heel veel is gezegd over amendementen en moties. Dat
betekent dat veel werk dat wij straks zouden moeten doen, al is gedaan. Dat
helpt. Dat gaat dus enige tijd schelen. Wij vergaderen nu drieënhalf uur.
Volgens mij is iedereen even aan een break toe. Ik stel voor dat wij een
halfuur schorsen. Het college zal daarna heel snel nog een aantal dingen
zeggen. Dan gaan wij zo langzamerhand naar de laatste ronde, de stemmingen.
De vergadering wordt van 21.30 uur
tot 22.00 uur geschorst.
De VOORZITTER: Voordat wij verder
debatteren, zijn er eerst enkele formele momenten die te maken hebben met de
orde.
De heer VOKURKA (D66): Voorzitter.
Bij dezen dien ik naar aanleiding van de reactie van de wethouder de gewijzigde
motie M2-4 in over overgewicht bij jonge kinderen.
De VOORZITTER: Motie M2-4 is in die
zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:
“draagt het college op, de Delftse
scholen te attenderen op het programma Smaaklessen van het ministerie van LNV
en te stimuleren in overweging te nemen welke onderdelen van het programma
Smaaklessen kunnen worden toegevoegd aan hun huidige voedingseducatie”.
De heer VAN DOEVEREN (CDA):
Voorzitter. Wij trekken motie M8-3 over voorschotten bij de sociale dienst en
dergelijke in, omdat wij een andere motie gaan steunen.
De VOORZITTER: Aangezien motie M8-3
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
De heer DAMEN (PvdA): Voorzitter.
Wij wijzigen motie M3-2 over kinderfietsen.
De VOORZITTER: Motie M3-2
is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:
“draagt het college op, een
onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden en haalbaarheid van een fietsplan
voor alle kinderen tot en met 16 jaar, met de volgende uitgangspunten:
- dat binnen vier jaar alle
kinderen uit de genoemde groep over een goed functionerende en veilige fiets
kunnen beschikken;
- dat gezinnen met kinderen
waarbij de financiële ruimte ontbreekt voor de aanschaf en het onderhoud van
een fiets kunnen daarvoor naar draagkracht een financiële tegemoetkoming kunnen
ontvangen;
- dat de veiligheid van kinderfietsen
positief gestimuleerd wordt, waarbij gedacht kan worden aan projecten op
Delftse scholen waarin de veiligheid centraal wordt gesteld en waarbij kinderen
zelf geleerd wordt om hun fiets te repareren”.
U hebt nu een nieuwe lijst van
moties en amendementen. Met dat laatste spoorboekje moet u het de rest van de
avond doen. Er komt dus geen nieuwe uitdraai meer. Alle aantekeningen van
wijzigingen en nieuwe moties of amendementen moet u dus op die bundel
aanbrengen, want anders houdt de griffie het niet meer bij.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Voorzitter.
Ook wij hebben een volgorde in al die dingen aangebracht en nu wordt een andere
volgorde aangegeven. De aantekeningen over wat wij van die dingen vinden, staan
op de moties en amendementen zelf. U kunt dus wel een nieuw spoorboekje
uitbrengen, maar dat is ook een probleem. Af en toe zullen wij dus even moeten
zoeken.
De VOORZITTER: Het college zal nog
even zeer kort op een aantal zaken reageren. Dat kan niet uitputtend zijn en
wij moeten daar geen debatten meer over houden. Dan hebt u, wat het college
betreft, de laatste politieke stand. Daarna zal ik bekijken of een korte
schorsing nodig is om de raad gelegenheid te geven voor de laatste overwegingen
en daarna gaan wij heel snel over tot het stemmen.
Wethouder RENSEN: Voorzitter. Ik pak
dat nieuwe overzicht erbij en begin met wat op die lijst nog amendement A3-1
heet. Inmiddels is dat motie M3-7 geworden. Volgens mij riep de PvdA-fractie
zojuist al dat amendement A3-1 daarmee was ingetrokken. Tegen aanneming van
motie M3-7 heeft het college geen bezwaar.
Motie M2-4 is zojuist gewijzigd door
de heer Vokurka. Hij bood mij die motie zojuist aan, staande bij de
collegetafel met zijn linkerhand in de droppot. Dat leek mij voldoende reden om
de gewijzigde motie dan toch maar van “geen bezwaar” te voorzien.
Tegen de aanneming van de gewijzigde
motie M2-2 over het roeien hebben wij geen bezwaar, zij het dat wij aannemen
dat de probleemhebbers het initiatief nemen om onder andere met ons in gesprek
te raken. Dat lijkt mij in dezen immers correct.
De heer RIPHAGEN (STIP): Dat staat
in de motie.
Wethouder RENSEN: Volgens mij heb ik
daarmee mijn klus geklaard.
Wethouder VUIJK: Voorzitter. In mijn
portefeuille zijn geen wijzigingen in moties of amendementen.
Wethouder BOLTEN: Voorzitter. De
SP-fractie heeft motie M2-1 ingediend over een onderzoek naar de werkwijze van
DUIT. Ik ben daar in mijn termijn niet op ingegaan, want ik zou het niet
voortreffelijker kunnen zeggen dan de heer De Koning. Wij ontraden de aanneming
van die motie, maar wij zeggen wel toe dat wij halverwege het jaar met de nota
Inkomensondersteunende voorzieningen komen.
Dan motie M14-3 van de VVD-fractie
c.s. Zoals ik in mijn eerste termijn heb aangegeven, zullen wij de punten 1, 2
en 4 steunen en zelfs ongevraagd uitvoeren. Op punt 3 werken wij niet mee,
omdat wij dat niet kunnen.
De VOORZITTER: Ik geef de indieners
in overweging om de motie aan te passen. Als zij dat niet doen, gaan wij
hierover stemmen en dan zien wij wel wat daarvan komt. Zij weten echter wat het
college ermee kan doen.
Wethouder BOLTEN: Tot slot motie
M15-2 van Stadsbelangen, waarvan wij in het overzicht een beetje kort door de
bocht een samenvatting hebben gegeven. Ik heb beide heren van Stadsbelangen
hierover gesproken. De motie gaat over voorstellen in de raad en dus niet over
deze programmabegroting. Wij blijven verder werken aan nadere transparantie van
de financiën en zullen ook proberen om steeds “smarter” te formuleren. Wij
verzoeken de raad om ons daarbij het komend jaar te volgen om te zien of dat
gaat lukken.
De VOORZITTER: Mijnheer Meuleman, is
het standpunt van het college helder voor u?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Wel helder, maar ik wil toch iets specifieker van de wethouder horen wat zij
verstaat onder “transparantie”. Misschien lukt het komend jaar niet bij alle
gevraagde budgetten, maar kunnen wij toch enigszins een opbouw verwachten? Ik
geef een voorbeeld: het college vraagt 40.000 euro voor verkiezingen;
Stadsbelangen zegt daar iets van en dan kan het voor 20.000 euro. Ik vraag dus
om dit jaar, waar dat mogelijk is, alvast te starten met een onderbouwing. Als
ik het zo mag vertalen …
Wethouder BOLTEN: Zo mag u het
ongeveer vertalen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Mag ik het zo vertalen? Ik vind “ongeveer” een vervelend woordje.
Wethouder BOLTEN: Het punt is dat u
nu een voorbeeld gaf waarbij inderdaad een vergissing in de begroting was
gemaakt. Als u ongeveer wilt weten wat voor het product en wat voor de
organisatie is bestemd, willen wij zo’n percentageverdeling wel geven in de
stukken. Wij proberen steeds “smarter” te formuleren, zodanig dat u uw
controlerende taak goed kunt uitvoeren. Ik verzoek u dan ook om die motie in te
trekken.
De VOORZITTER: Mijnheer Meuleman, de
wethouder is zeer ver gegaan om u tegemoet te komen. Geeft dat u nog aanleiding
om een politieke zet terug te doen?
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Wij beschouwen dit als een toezegging van de wethouder en trekken deze motie
in.
De VOORZITTER: Aangezien motie M15-2
is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
Mevrouw KONING: Voorzitter.
Bij het rondje “varia” zijn over een aantal dingen nog vragen gesteld, waar ik
graag op inga. In het overzicht van amendementen staat M6-4 van D66. Het
schoonhouden van de stad gebeurt niet alleen door een vakteam reiniging dat de
vuilnis daadwerkelijk ophaalt uit de vuilnisbak en de ondergrondse containers,
maar ook door een onderdeel van de organisatie dat “Stadsbeheer” heet en dat
bijvoorbeeld de prullenbakken leegt en de straat veegt. In de motie is sprake
van een voorziening "reiniging", met de kanttekening van de
D66-fractie dat die niet in de programmabegroting staat. Geen enkele
voorziening staat in de programmabegroting. Die voorziening is echt bedoeld om
een potje te hebben voor kosten die wij verwachten te maken als de raad instemt
met de gemeenschappelijke regeling voor het ophalen van huishoudelijk afval,
zeg maar Avalex. Er worden naar onze mening dus twee verschillende dingen
gekoppeld. Bovendien is de reden van de voorziening dat wij kosten verwachten
als de raad instemt met een dergelijke gemeenschappelijke regeling. Ik hoop
hiermee duidelijk genoeg te hebben gemotiveerd waarom wij het aannemen van dit
amendement ontraden.
Een soortgelijke vraag speelt bij de
motie M10-3 over het schoonhouden van de binnenstad. De VVD-fractie zei zojuist
dat je, als je de zondag kostendekkend wilt betalen, dat kunt doen door op een
andere dag niet schoon te houden. Dat heeft niet de voorkeur van het college.
Wij houden graag op die andere, drukkere dagen de stad schoon. Een aantal
mensen in de raad hebben ook wel eens uitgesproken dat de zondag geen reguliere
dag mag worden of hebben zich wel eens uitgesproken tegen de 24-uurs economie.
Ik doel niet op de VVD-fractie; ik heb het over een aantal mensen in de raad.
Mevrouw STEFFEN (VVD): Dit heeft
niets te maken met een 24-uurs economie. Kom nou!
Wethouder KONING: Volgens sommigen
zijn dergelijke activiteiten alleen mogelijk in het kader van een reguliere dag
en niet in het kader van een rustdag. Ik denk dat de heer Van Til, die ik
zojuist al luidruchtig hoorde instemmen, dit beter onder woorden kan brengen.
Motie M6-3 betreft het herstellen
van openbare eigendommen na vandalisme. Ook het aannemen van die motie hebben
wij ontraden vanwege het ontbreken van financiële dekking. Ook daarbij kun je
natuurlijk zeggen dat wij dan maar iets anders niet moeten doen, maar wij geven
er de voorkeur aan om andere dingen wel te doen.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Als zaken door vandalisme worden beschadigd, herstellen wij die normaal
gesproken toch ook? Dat kost dan toch ook geld? Hier wordt gevraagd om dat
binnen 48 uur te realiseren.
Wethouder KONING: Zoals aangegeven
is bij de graffiti-motie, wordt niet alles door ons hersteld. Een aantal
gevallen van graffiti worden op dit moment niet verwijderd. Ik beschouw ook dat
als vernieling van openbaar eigendom en ik denk dat de indiener van de motie
daar ook zo over denkt. Een aantal dingen die hier in de vorm van een motie
worden neergelegd, gebeuren op dit moment dus daadwerkelijk niet. U wilt dat er
geprobeerd wordt om dingen die wel gebeuren, zo snel mogelijk te doen. Daar
hebben wij servicenormen voor opgesteld die volgens mij besproken zijn met de
raad, maar dan wel in de vorige periode.
In verband met motie M11-5 vroeg
Stadsbelangen tijdens de varia nogmaals om een uitleg over het parkeertarief
bij garages.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Ik
vraag niet om een uitleg; ik vraag of u de motie wilt uitvoeren. Dat is iets
anders.
Wethouder KONING: Daar hebt u gelijk
in. U gaf daarbij aan dat u ervan uitging dat ik niet goed had begrepen wat u
bedoelde. Ik dacht dat u daarbij nog een keer vroeg om een uitleg. Volgens de
informatie die wij krijgen van Parking BV, is het niet mogelijk om deze motie
uit te voeren zonder de parkeertarieven in de garages te verhogen. Nogmaals:
Parking BV is een overheids-BV, een zelfstandig rechtsorgaan, en geeft aan dat
je de tarieven niet in brokjes kunt verdelen, omdat je dan minder inkomsten
hebt; dat leidt dus tot inkomstenverlies.
De heer MEULEMAN (Stadsbelangen):
Dan ziet u eventuele meeropbrengsten van de aantrekkende werking op burgers die
daardoor wel naar de binnenstad zouden gaan, over het hoofd. Bovendien kunt u
wel roepen dat het niet mogelijk is, maar u maakt dat niet hard. Ik kan ook wel
van alles roepen, maar u maakt het niet hard.
Wethouder KONING: Ik constateer dat
mijn uitleg u niet heeft overtuigd. Wij proberen op andere manieren overigens
wel om meer bezoekers naar de binnenstad te trekken. In 2007 maken wij
bijvoorbeeld gratis openbaar vervoer op de zaterdagen mogelijk en wij
stimuleren ook het fietsgebruik.
Bij de varia werd een vraag gesteld
over de handhaving van het fietsbeleid. Het college is van mening dat het
stoppen met deze handhaving mogelijkerwijs leidt tot een probleem. Als dat zo
is, moet de handhaving naar onze mening gelijk weer opgepakt worden. Als dat
het geval blijkt na het stoppen van de handhaving tot de evaluatie in januari,
hopen wij dat de raad dat betrekt bij de besluitvorming.
Wethouder MERKX: Voorzitter. Ik heb
twee reacties te geven, allereerst op de gewijzigde motie M7-1 van de PvdA over
het zonnecertificaat. Tegen aanneming van deze gewijzigde motie heeft het
college geen bezwaar. Ik interpreteer de motie wel zo dat de gemeente een
inspanningsverplichting aangaat om met ontwikkelaars afspraken te maken om
groene financiering mogelijk te maken. Ik interpreteer de motie ook zo dat de
gemeente een inspanningsverplichting aangaat met ontwikkelaars om ervoor te zorgen
dat gebruikers bij oplevering over een goede gebruiksaanwijzing van hun
energiesysteem beschikken. Dit zeg ik ter aanvulling op de motie, opdat zij
voor de gemeente uitvoerbaar is.
Dan de gewijzigde motie M10-6 van
GroenLinks over World Art Delft. Ook tegen aanneming van deze motie heeft het
college geen bezwaar, met dien verstande dat het college in de cultuurvisie van
2007 zal kijken naar het uitwerken van deze motie.
De heer STOOP (Leefbaar Delft): Het
college heeft geen bezwaar tegen de aanneming van die motie, maar dan wil ik
iets vragen aan de voorzitter, die het eerder had over een bijeenkomst over de
stand van zaken van het duale stelsel. Wij hebben als gemeenteraad een
voorbeeldfunctie. Wij zijn met z’n allen bij een organisatie geweest waar wij
met z’n allen afspraken hebben gemaakt over wat wij met World Art zouden gaan
doen. De heer Bot kan wel lachen, maar er is afgesproken dat wij met z’n allen
benaderd zouden worden door GroenLinks. Dat is niet gebeurd en vervolgens komt
er een motie. Wij hebben een voorbeeldfunctie en je behoort elkaar als
raadsleden serieus te nemen.
De VOORZITTER: Uw punt is helder.
De heer BOT (GroenLinks): Volgens
mij zouden de uitnodigingen voor die bijeenkomst niet door GroenLinks worden
verzorgd. Die zijn ook niet door GroenLinks verzorgd, maar door World Art
Delft. Daar is volgens mij iets niet helemaal goed gegaan.
De heer DE PREZ (PvdA): Ik kan mij
vinden in de door de wethouder gegeven interpretatie van mijn motie. Ik heb de
wethouder ook gevraagd om toe te zeggen dat zij zal bekijken welke
mogelijkheden er nog meer zijn om nieuwbouwwoningen te voorzien van een groene
hypotheek. Ik heb haar ook gevraagd om een toezegging op het gebied van de
communicatie over wat wij allemaal al goed doen.
Wethouder MERKX: Hoewel de gemeente
er niet over gaat, wil ik wel toezeggen dat ik zal kijken naar de mogelijkheden
en dat ik uw vraag op die manier zal interpreteren.
De VOORZITTER: Als
portefeuillehouder inkoop wil ik zelf iets zeggen over de gewijzigde motie
M15-3 van de CDA-fractie over aanbestedingen. Het college heeft geen bezwaar
tegen aanneming van die motie. U mag daar dus voor stemmen als u dat wilt.
Ik heb nog een redactionele
opmerking met betrekking tot de orde. Bovenaan bladzijde 7 van 10 van het
overzicht van de moties is een gewijzigd amendement omgezet in een motie, die
zojuist is rondgedeeld. Het commentaar van het college daarop is al gegeven in
de vorige termijn. Daar hoeven wij het nu dus niet meer over te hebben.
Amendement A10-1 is gewijzigd in
motie A10-1 en luidt als volgt:
“De
gemeenteraad van Delft, in vergadering bijeen op 2 en 7 november 2006,
overwegende
dat:
-
in
het coalitieakkoord een onderzoek wordt aangekondigd naar podia en zalen.
Hierbij betrekt de gemeente het gehele beschikbare aanbod in de stad en de
behoeftes van groepen die minder dan gemiddeld deelnemen aan culturele
activiteiten. Op basis van dit onderzoek stelt het college duidelijke
vervolgstappen voor. Deze vervolgstappen dienen tijdig genomen te kunnen
worden, zeker ten aanzien van de wensen van een tweede (kleine) zaal in theater
De Veste en/of een nieuw theater/muziekcentrum met meerdere zalen in de
Spoorzone.
-
dit
onderzoek niet is opgenomen in de programmabegroting;
draagt
het college op, het onderzoek naar podia en zalen in 2007 uit te voeren,
daartoe een passende dekking te vinden en de uitkomsten en vervolgstappen voor
te leggen aan de raad,
en
gaat over tot de orde van de dag.”
Mevrouw
DEKKER (SP): Voorzitter. Ik had een vraag gesteld over de interpretatie van het
college van ons amendement A8-1 over het terugbrengen van de doorlooptijd van
uitkeringen van acht naar vier weken. Ik ben blij dat het college geen bezwaar
heeft tegen de aanneming van die motie, maar ik ben het niet eens met de wijze
waarop het college de motie waarschijnlijk gaat uitvoeren. Daar wil ik toch nog
een reactie op, want dat is niet wat er staat.
De
VOORZITTER: Ik ga eerst inventariseren wie nog meer het woord wenst.
De
heer KROON (PvdA): Voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de wethouder over motie
M11-3 over het onderzoek naar de waterbergingscapaciteit van de binnenstad. De
VVD-fractie heeft in de tweede termijn herhaald dat het met name gaat om een
onderzoek. Kan wethouder Koning daarop terugkomen?
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wethouder Rensen heeft één vraag vergeten
over de fietsmotie van de PvdA, die ervoor pleit dat alle kinderen tot en met
16 jaar over een fiets kunnen beschikken. Is het nu niet al mogelijk om vanuit
de bijzondere bijstand een fiets te geven aan mensen die niet kapitaalkrachtig
genoeg zijn? Ik zie nu dat die vraag voor wethouder Bolten is.
Wethouder
KONING: Voorzitter. Wij hebben op twee manieren gereageerd. In de overwegingen
van de motie is aangegeven dat het weer uitgraven van grachten tegemoet kan
komen aan extra waterbergingscapaciteit. Wij hebben aangegeven dat het
toevoegen van die grachten geen rol speelt in de waterbergingscapaciteit.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Dat bestrijden wij dus, omdat het hoogheemraadschap ons
expliciet heeft gevraagd om hier aandacht aan te besteden bij de
begrotingsbehandeling. Wij zijn daar op werkbezoek geweest en hebben
afgesproken dat wij dit hier zouden inbrengen. Als u dat zo zegt, zal dat
vanuit uw kant beslist zo gezien worden, maar door het hoogheemraadschap niet.
Het kan ook mede dekking geven aan een leuk project voor de stad. Het is dus
een dubbele zaak: wij vinden die grachten leuk, maar het kan ook voor de
waterberging dienen en de kosten kunnen gedeeld worden met in ieder geval het
hoogheemraadschap.
Wethouder
KONING: Wij gaan ervan uit dat het voor de waterbergingscapaciteit niet nodig
is om de grachten terug te brengen. Wij zijn er in onze advisering van
uitgegaan dat je alleen dat moet onderzoeken waarvoor je, bij een positieve
uitkomst van dat onderzoek, financiële middelen hebt om dat uit te voeren.
Zeker ten aanzien van dat laatstgenoemde denken wij dat dat zo in de papieren
loopt dat wij op dit moment geen mogelijkheid zien om de grachten die gedempt
zijn, terug te brengen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik zal dat met het hoogheemraadschap opnemen en bekijken hoe men
hierop reageert. Misschien heeft het hoogheemraadschap hier wel veel geld voor
over; dat weet ik niet. Ik vind het te ver gaan om dit nu al gelijk af te
wijzen.
De
VOORZITTER: Heeft de wethouder nog aanknopingspunten voor een verdere reactie?
Ik geloof het niet.
Wethouder
BOLTEN: Voorzitter. Over de fietsmotie is aangegeven dat wij daarop terugkomen
in de nota Inkomensondersteunende voorzieningen. Dan zullen wij bekijken hoe
wij de hoofdlijnen van die motie kunnen steunen en waarmee wij dat dekken. Meer
zeg ik de heer Riphagen op dit moment dus niet toe.
Mevrouw
Dekker vroeg naar de uitleg van ons “geen bezwaar”. Wij komen deze week –
volgens mij aanstaande vrijdag – met een nota Arbeidsmarkt, inkomen en emancipatie.
Die nota wordt besproken in de eerstvolgende vergadering van de commissie
Bestuur en Werk. Ik stel voor dat wij daar dan verder over discussiëren. Wij
ontraden de aanneming van de motie niet. Het is duidelijk wat mijn insteek bij
die discussie zal zijn, maar u bent dan vrij om daar verder over te
discussiëren.
De
VOORZITTER: Volgens mij is het college door het huiswerk heen. Ik vraag de raad
voor de laatste maal of er op dit moment nog aanleiding is om moties in te
trekken of te wijzigen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Het gaat niet om intrekken of
wijzigen. Ik ben vrij teleurgesteld in het college, omdat u in gebreke bent
gebleven. Een aantal jaren geleden is in deze raad een speculaasmotie
aangenomen. Tijdens de behandeling van de programmabegroting zou speculaas
worden uitgedeeld. Volgens mij is die motie nog steeds van kracht. Ik stel vast
dat u geen uitvoering aan die motie hebt gegeven.
De
VOORZITTER: Sinterklaas had geen speculaas, maar wel cake, in drie soorten nog
wel.
De
heer VOKURKA (D66): Sinterklaas is er vanavond toch niet.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Sinterklaas was heel boos en had daarom geen speculaas
meegenomen.
De
heer VOKURKA (D66): Ja, hij heeft een onvoldoende gekregen.
De
VOORZITTER: Ik zal eens kijken wat ik nog in de tas heb. Volgens mij zit daar
nog wel iets in voor ons tweetjes.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): U bent zelf ook altijd heel precies. Cake stond
niet in die motie.
De
VOORZITTER: Het is wel zoete deegwaar; het lijkt er dus wel op.
Ik
stel voor dat wij schorsen, zodat de fracties zich kunnen beraden op hun
stellingname over de moties en amendementen.
De
vergadering wordt van 22.35 uur tot 22.45 uur geschorst.
De
VOORZITTER: Ik vraag de fracties of er nog aanleiding is om moties of
amendementen in te trekken of te wijzigen. Dit is de laatste kans, want hierna
gaan wij stemmen.
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Onze motie over de bijdrage voor de
schoolkinderen moet inderdaad zo worden opgevat dat de uitvoering via de
Stichting Leergeld verloopt. Het gaat om motie M3-1. De uitvoering daarvan
loopt dus via de Stichting Leergeld. Zo moet de motie worden verstaan, want dit
wordt uiteindelijk gefinancierd vanuit Delft.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij hebben alleen vier stemverklaringen, maar die
komen straks wel.
Mevrouw
DEKKER (SP): Voorzitter. Wij hebben geen stemverklaringen en geen gewijzigde
moties of amendementen. Ik heb wel een slotverklaring, maar die komt straks.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ik doe alleen het verzoek dat straks
niet iedereen alle afzonderlijke moties en amendementen van een stemverklaring
gaat voorzien, want anders zitten wij hier morgenavond nog.
De
VOORZITTER: Mevrouw Bolten wil nog even reageren op de opmerking van de heer
Van Doeveren.
Wethouder
BOLTEN: Voorzitter. Over motie M3-1 van de CDA-fractie heeft de heer Van
Doeveren terecht aangegeven dat alles via de Stichting Leergeld gaat. Die motie
kan niet uitgevoerd worden, want in de fondsen van die stichting zit helemaal
geen budget per kind. Je kunt het bedrag dus ook niet per kind verhogen naar
100 euro. Ik stel voor dat die motie wordt ingetrokken en dat wij daar in het
kader van de vandaag door mij aangekondigde nota met elkaar over komen te
praten.
De
VOORZITTER: Dat betekent dat het college de aanneming van die motie nog steeds
ontraadt.
Wethouder
BOLTEN: Ja, omdat zij niet uitgevoerd kan worden, want wij hebben er niet per
leerling iets in gestopt.
De
VOORZITTER: Mijnheer Van Doeveren, handhaaft u de motie, wijzigt u haar of trekt
u haar in?
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Ik volg vooralsnog de redenering van de wethouder. Wij
zullen dit inbrengen bij de discussie over de nota.
De
VOORZITTER: Betekent dit dat u de motie intrekt?
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Ja.
De
VOORZITTER: Aangezien motie M3-1 is ingetrokken, maakt zij geen onderdeel van
de beraadslaging meer uit. Dank u wel voor dit goede, vruchtbare politieke
overleg.
Wij
hebben nu een complete vastgestelde set moties en amendementen en natuurlijk de
voorstellen zelf. Ik stel voor dat wij eerst over de amendementen stemmen en
dan over de moties. Dat moet betrekkelijk snel gebeuren. Ik vraag daarom om de
uiterste terughoudendheid met stemverklaringen; liever heb ik helemaal geen
stemverklaringen.
In
stemming komt amendement A3-2.
Het
amendement wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA,
Leefbaar Delft, D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd.
In
stemming komt amendement M6-4.
Het
amendement wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van D66 en de SP voor dit amendement
hebben gestemd.
In
stemming komt amendement A8-1.
Het
amendement wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt amendement A13-1.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb dit amendement gehandhaafd omdat de
wethouder mij niet heeft toegezegd dat met een andere dekking het onderzoek in
2007 kan plaatsvinden.
Het
amendement wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar
Delft tegen dit amendement hebben gestemd. Wij zien wel hoe wij hiermee omgaan.
De raad is de baas.
In
stemming komt amendement A14-1.
Het
amendement wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA,
Leefbaar Delft en de SP voor dit amendement hebben gestemd.
In
stemming komt motie M1-1.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD,
Leefbaar Delft en Stadsbelangen tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M14-2.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en
Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M2-3.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
Stadsbelangen, GroenLinks, de PvdA, het CDA en de SP voor deze motie hebben
gestemd.
In
stemming komt de gewijzigde motie M2-4.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en
Leefbaar Delft tegen deze gewijzigde motie hebben gestemd.
In
stemming komt de gewijzigde motie M2-2.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op zich vinden wij deze gewijzigde
motie sympathiek, maar er zijn nog veel meer watergebruikers en daar gaat deze
gewijzigde motie niet over. Daarom zullen wij deze gewijzigde motie niet
steunen.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ook wij zullen deze gewijzigde motie niet
steunen. Wij vinden dat dit geen taak van de gemeente is en wij roepen de
STIP-wethouder ertoe op om contact op te nemen met een oud-wethouder die nu bij
Provinciale Staten voor D66 actief is.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van STIP,
GroenLinks, de PvdA, het CDA, de VVD, de SP en de ChristenUnie/SGP voor deze
gewijzigde motie hebben gestemd.
In
stemming komt de gewijzigde motie M3-2.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zal deze motie in
deze gewijzigde vorm steunen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Ook dit is een sympathieke motie,
maar wij zullen haar niet steunen, want wij denken dat het uitvoeren van deze
gewijzigde motie leidt tot een open financiële kostenpost waar geen eind aan
zit.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ook wij zullen deze gewijzigde motie niet steunen,
omdat wij vinden dat er een voorziening is in de vorm van de bijzondere
bijstand: als een fiets nodig is en als de middelen daarvoor ontbreken, springt
de bijzondere bijstand bij.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA,
GroenLinks, STIP, de ChristenUnie/SGP en de SP voor deze gewijzigde motie
hebben gestemd.
In
stemming komt motie M3-3.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wij zullen tegen deze motie stemmen, omdat
wij de constatering dat jongeren voor overlast zorgen, stigmatiserend vinden.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij hadden hetzelfde soort gevoel bij deze
motie. Wij zullen haar dus niet steunen.
De
heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ook de fractie van Leefbaar Delft zal
deze motie niet steunen, omdat het steeds meer de kant op gaat dat wij de
opvoedingstaken van de ouders overnemen.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de
ChristenUnie/SGP, het CDA, de PvdA, D66 en Stadsbelangen voor deze motie hebben
gestemd.
In
stemming komt motie M3-5.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen. Wij zijn heel erg
voor een aanpak van het alcoholgebruik onder jongeren, maar wij vragen wel om
even te wachten met de uitvoering. Wij willen dit immers graag meenemen in een
initiatiefvoorstel dat wij met een aantal partijen aan het maken zijn. Wij
willen dus dat de uitvoering daarna plaatsvindt.
De
VOORZITTER: Het college heeft hiervan gezegd wat het hiervan heeft gezegd: wij
gaan ermee aan de slag. Het is goed om te horen dat ook de fracties hiermee
bezig zijn. Volgens mij komt dat wel goed.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M3-6.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wij zullen voor deze motie stemmen, maar tekenen
daarbij aan dat een vertegenwoordiging van de jongeren die de gemeente zal
adviseren, representatief moet zijn.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij zullen tegenstemmen. De Jongerenraad is
al een gesprekspartner, maar wij zijn ertegen om daar een echt adviesorgaan van
te maken.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de argumentatie van de
fractie van GroenLinks. Wij hebben hier bovendien slechte ervaringen mee, want
de jongeren believen een budget om zelf in te vullen. Daar moeten wij naar toe
in plaats van hen als gesprekspartners te zien. Wij zullen dus tegen deze motie
stemmen.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik volg de redenering van de STIP-fractie en
zal deze motie dus steunen.
De
heer STOOP (Leefbaar Delft): Voorzitter. Ook wij steunen deze motie. Ook als je
als politicus slechts een luisterend oor bent, vind ik dat al belangrijk.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
Stadsbelangen, STIP, D66, de ChristenUnie/SGP en Leefbaar Delft voor deze motie
hebben gestemd.
In
stemming komt motie M3-7.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt de gewijzigde motie M4-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb deze gewijzigde motie gehandhaafd. Ik
heb inmiddels het regionaal convenant ter bespreking gevraagd voor de
commissievergadering, maar ik wil deze gewijzigde motie als signaal aan het
landelijke niveau handhaven.
De
heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Wij zullen tegenstemmen, niet
omdat wij geen moeite zouden hebben met het asielbeleid, maar omdat wij het
niet nuttig vinden om hier over landelijk beleid te spreken. Wij hebben er ook
moeite mee dat heel selectief zaken worden geselecteerd uit het landelijke
beleid. De politie werkt immers in algemene zin met prestatieconvenanten. Ook
bij de realisatie van allerlei andere zaken worden dus bonussen verleend.
De
heer DE PREZ (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze gewijzigde motie
steunen, met als motivering dat wij vinden dat van een dergelijke
prestatieafspraak een perverterende werking uitgaat.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. De D66-fractie zal deze gewijzigde motie
steunen, want wij vinden wél dat wij als Delft een signaal aan het landelijke
niveau kunnen afgeven.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
GroenLinks, D66, STIP, de PvdA en de SP voor deze gewijzigde motie hebben
gestemd.
In
stemming komt motie M10-3.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Nog afgezien van de principiële
bezwaren is voor ons de noodzaak van het schoonmaken op zondag niet duidelijk.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil daarop reageren. Ik zou bijna zeggen dat de
heer Van Til op zondag te weinig in de stad komt.
De
VOORZITTER: Nee, u moet een stemverklaring geven.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Oké, dit was even een lokkertje. Wij handhaven deze motie, omdat
wij het niet eens zijn met de argumentatie van het college. Wij vinden dat er
wel degelijk mogelijkheden moeten zijn om op zondag schoon te houden. Zelfs als
dat niet zo zou zijn, verwachten wij dat de wethouder terugkomt naar de
commissie als er problemen komen met de betaling. Dit onderwerp speelt al heel
veel jaren en er moet ook op zondag gewoon een schone stad zijn.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze motie niet steunen, omdat
wij vinden dat te veel de suggestie wordt gewekt dat wij hiermee een opdracht
geven. Dat willen wij niet.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Waarom geven wij hiermee een opdracht?
De
VOORZITTER: Nee, niet meer debatteren.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen,
simpelweg omdat er geen financiële dekking is. Volgens mij is het in de raad
gebruikelijk om financiële dekking aan te geven.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD,
het CDA, Leefbaar Delft, D66 en STIP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M3-4.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M6-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Onze fractie zal tegenstemmen, omdat wij wat
moeite hebben met wat precies “kunstzinnige graffiti” of “kunstzinnige
graffiti” zou zijn. Onze ervaring is dat de legale plakplaatsen, als zij lelijk
zijn, opnieuw overgeschilderd worden door de graffitiartiesten.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD en
het CDA voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M6-2.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar
Delft tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M6-3.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van D66 voor deze motie heeft gestemd.
De
heer VOKURKA (D66): Bijna!
De
VOORZITTER: Volgend jaar opnieuw proberen!
In
stemming komt motie M7-3.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt de gewijzigde motie M7-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil nog eens benadrukken dat het gaat niet om
niet-verplichtend. Op die manier zijn wij voor deze gewijzigde motie.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij gaan ervan uit dat wij net als
bij de oorspronkelijke motie gelden als medeondertekenaars van deze gewijzigde
motie.
De
VOORZITTER: Wij zullen dat in de annalen bijschrijven.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zou ik heel prettig vinden.
De
VOORZITTER: Ik denk dat deze gewijzigde motie wordt aangenomen; dat is dus goed
voor de score.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar
Delft en D66 tegen deze gewijzigde motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M11-3.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen, omdat er licht zit
tussen wat het hoogheemraadschap zegt en wat de wethouder zegt. Om dat licht
wat minder te maken, zullen wij de motie steunen.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de
SP, het CDA, de PvdA, D66, de ChristenUnie/SGP en de SP voor deze motie hebben
gestemd. Het college zal bekijken hoe wij deze motie gaan uitvoeren. Om te
beginnen gaan wij maar eens met het hoogheemraadschap praten.
In
stemming komt motie M2-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
THOOLEN (PvdA): Voorzitter. Wij zullen niet voor deze motie stemmen. Wij
wachten graag de integrale nota af en wij hopen dat daar meer verbeteringen in
staan dan alleen wat de “methode-Spekman” wordt genoemd.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-1.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA,
de SP en Leefbaar Delft voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-4.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer WITSENBOER (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zou graag
voor deze motie willen stemmen, maar wij kwamen een klein puntje in de tekst
tegen. Daar wordt gesproken van “bijzondere bijstand”, maar dat zou
“aanvullende bijstand” moeten zijn.
De
heer VAN TONGEREN (CDA): Het stuit niet echt op bezwaren om dat zo te wijzigen.
De
VOORZITTER: Motie M8-4 wordt in die zin gewijzigd dat “bijzondere bijstand” is
gewijzigd in “aanvullende bijstand”.
De
gewijzigde motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M8-5.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer VAN TIL (ChristenUnie/SGP): Voorzitter. Wij vinden het een goede zaak dat
het beleid niet alleen door de gemeente zelf wordt geëvalueerd,
maar dat wij daar ook eens een externe instantie naar laten kijken.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het
CDA, de ChristenUnie/SGP, Leefbaar Delft en Stadsbelangen voor deze motie
hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-6.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik heb al eerder gezegd dat wij tegen deze
motie zullen stemmen. Het verbaast mijn fractie dat de PvdA-fractie drie
minuten economische zaken heeft volgepraat over anoniem solliciteren. Dat heeft
bij ons tot lichte teleurstelling geleid.
Mevrouw
THOOLEN (PvdA): Daaruit blijkt hoe belangrijk wij dat onderwerp vinden.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de PvdA-fractie voor deze motie heeft gestemd.
In
stemming komt motie M8-8.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Stadsbelangen tegen deze motie
heeft gestemd.
In
stemming komt motie M8-9.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Deze motie riekt voor ons te veel naar
inkomenspolitiek. Het is geen lokale politiek. Het geld van de corporatie is
bedoeld om woningen te bouwen en niet om dit soort beleid op te bouwen. Het
huursubsidiebeleid is aan het Rijk. Wij zullen dus tegen deze motie stemmen.
Mevrouw
DEKKER (SP): Voorzitter. De SP-fractie stemt voor deze motie, maar wel onder
luid protest. Wij vinden immers dat het eigenlijk niet zo zou moeten, omdat
inkomenspolitiek inderdaad niet bij de woningcorporatie hoort, maar bij de
landelijke of gemeentelijke overheid.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie zal deze motie steunen. Ook wij
willen een ander kabinet. Zolang dat er niet is, is dit signaal alleen maar
goed.
De
VOORZITTER: Ja, als wij zo beginnen!
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
GroenLinks, de PvdA, D66, STIP en de SP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-10.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en
de ChristenUnie/SGP tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-11.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Zoals ik ook in de termijn zei, vinden wij
het op zich belangrijk dat de SP-fractie dit punt heeft aangekaart. Wij hebben
er ook sympathie voor, maar wij zien met name een rol voor de BWD weggelegd. In
de huidige vorm kunnen wij deze motie dus helaas niet steunen.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-14.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van STIP,
Stadsbelangen, D66, GroenLinks, de ChristenUnie/SGP, de VVD, de SP, Leefbaar
Delft en de leden Kiela, De Bie, Damen, Clason, Van Holst, Thoolen, Mousavi
Gourabi en Kroon van de PvdA-fractie voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M8-15.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Toen dit nog twee gesplitste moties waren,
waren wij het eens met de motie over het kwantitatieve aantal stageplaatsen per
jaar. Wij konden ons echter niet vinden in het voorstel om die al op voorhand
in te delen voor bepaalde doelgroepen. Daarom zullen wij deze motie niet
steunen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hebben dezelfde redenering: wij waren blij met
de oorspronkelijke motie van de PvdA-fractie, maar vanwege de nu in de motie
opgenomen kwetsbare groepen zijn wij niet blij met deze motie.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA,
het CDA, de ChristenUnie/SGP, de SP, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben
gestemd.
In
stemming komt motie M8-12.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar
Delft en de SP tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M9-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Het lijkt ons niet nodig om nader te kijken
naar de naamgeving, want STIP is een sterk merk.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Juist omdat het college zegt dat het alles nog eens
gaat bekijken maar de prijs op zich leuk vindt, zullen wij deze motie steunen.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA,
de SP en Leefbaar Delft tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-14.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de SP-fractie tegen deze motie heeft gestemd.
In
stemming komt motie M10-1.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van Leefbaar
Delft tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-16.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66,
GroenLinks, STIP, Stadsbelangen, het CDA, de ChristenUnie/SGP, de VVD en de SP
voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-1.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA,
de SP, de VVD, D66 en Stadsbelangen voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-11.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Het programma van kunstzinnige vorming via de VAK is
zo breed dat wij absoluut geen behoefte aan deze motie hebben.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van D66 en de SP voor deze motie
hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-13.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de PvdA-fractie tegen deze motie heeft gestemd.
In
stemming komt motie M10-5.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Volgens mij hebben wij helemaal geen
stadsdichter. Ik kan mij dat althans niet herinneren. Wij zullen deze motie
niet steunen.
De
VOORZITTER: Die moet nog benoemd worden.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij hebben niet om een stadsdichter gevraagd, maar
om een opdracht aan een componist en een tekstschrijver. Dat is iets anders,
want wij hebben geen stadsdichter.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. D66 houdt niet van zingen; wij steunen deze
motie niet.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Ik houd niet van voetballen, maar ik steun wel de sport, wat
voetballen betreft.
De
heer VOKURKA (D66): Dan verschillen wij daarover van mening.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fracties van de VVD, de ChristenUnie/SGP en
STIP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt de gewijzigde motie M10-6.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Op zich hadden wij deze gewijzigde
motie wel willen steunen, maar aan het eind van het traject wordt alleen een
meerjarige subsidie voor World Art Delft gevraagd. Er wordt niet gevraagd om in
de volgende programmabegroting te komen tot meerjarige subsidies voor andere
evenementen. Daarom zullen wij deze gewijzigde motie niet steunen.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie/SGP en de VVD voor deze gewijzigde motie
hebben gestemd.
In
stemming komt motie M10-8.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
In
stemming komt motie M11-1.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie hecht enorme waarde aan
de veiligheid van voetgangers. Wij zullen deze motie daarom niet steunen.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. De fractie van GroenLinks zal deze en de
volgende motie wel steunen, maar vooral omdat het college erbij heeft gezegd
dat het zal bekijken of en waar dit mogelijk is.
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen, ook al
omdat wij erg hechten aan de veiligheid. Wij denken dat deze motie gevaarlijke
situaties gaat opleveren.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Wij denken juist aan de veiligheid van de fietsers
en zullen deze motie daarom niet steunen.
De
VOORZITTER: Dat is een genuanceerd palet.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA,
GroenLinks, D66, STIP en de SP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M11-2.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Als het college, zoals het belooft, hier heel
zorgvuldig mee omgaat – de Jacob Gerritspromenade is immers nu al weinig
doorgankelijk en als wij ook daar laten fietsen, hebben wij een probleem –
zullen wij voor deze motie stemmen.
De
motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Leefbaar
Delft en de ChristenUnie/SGP tegen deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt de gewijzigde motie M11-4.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze gewijzigde motie
niet steunen, omdat wij denken dat dit geen realistische motie is.
De
gewijzigde motie wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de fractie van Stadsbelangen tegen deze
gewijzigde motie heeft gestemd.
In
stemming komt motie M11-5.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Wij zullen deze motie steunen en wij zijn wat
teleurgesteld over de beantwoording door de wethouder.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen. Wij
vinden haar niet realistisch.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
Stadsbelangen, D66, het CDA, de VVD, Leefbaar Delft en de ChristenUnie/SGP voor
deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M13-1.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van
Stadsbelangen, D66, het CDA, de SP, de ChristenUnie/SGP en Leefbaar Delft voor
deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M14-3.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Wij zullen deze motie niet steunen,
omdat wij de redenering van de wethouder volgen.
De
VOORZITTER: Het is een goede wethouder, hè?
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Dat zeg ik niet.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. Wij vinden het ook een goede wethouder en kunnen
haar prima volgen. Omdat zij al heeft toegezegd dat zij de punten 1, 2 en 4
sowieso gaat uitvoeren, vinden wij deze motie overbodig en zullen wij haar niet
steunen.
De
heer HARPE (VVD): Als punt 3 wordt ingetrokken, steunt u de motie dan wel?
De
VOORZITTER: Nee, daar gaan wij nu niet meer over praten.
De
heer HARPE (VVD): Voorzitter. Wij handhaven deze motie. Zij ondersteunt het
beleid van het college op het punt van het verminderen van lasten- en
regeldruk. Wat wij vragen, slaat geen gaten in begrotingen of anderszins.
De
motie wordt bij handopsteken verworpen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de
ChristenUnie/SGP, het CDA, D66 en STIP voor deze motie hebben gestemd.
In
stemming komt motie M15-3.
De
motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
De
VOORZITTER: Wij hebben nu alle moties en amendementen gehad en gaan nu stemmen
over de geamendeerde programmabegroting. Ik geef gelegenheid voor het afleggen
van een stemverklaring.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. U slaat een punt over. Er zou een slotverklaring
komen van de fracties vóór de stemming en de vaststelling van de
programmabegroting. Daar hebben mensen zich op voorbereid. Ik vraag daar dus
toch tijd voor.
De
VOORZITTER: Dan mag men nu met slotverklaringen komen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Volgens mij heeft ook de SP-fractie aangekondigd dat zij nog
iets te zeggen had.
Terugkijkend op deze
bespreking van de programmabegroting moet mij van het hart dat de procedure van
de behandeling nodig bijstelling verdient. Wat is nu de praktijk? Fracties
putten zich uit in voorbereiding, bijdragen in eerste termijn worden verzorgd,
er wordt om reacties van het college gevraagd en dan blijkt er nauwelijks
ruimte voor die reactie. Ook komt op een zeer laat moment de inhoudelijke
beoordeling van de moties en amendementen. En alleen dat! Als we de huidige
procedure handhaven, kunnen we voortaan volstaan met het indienen en toelichten
van de moties en amendementen. Dat scheelt een hoop werk.
De aanvangstijden van
de vergadermomenten zijn ook ongewenst vroeg. Na een volledige dagtaak nogmaals
zo’n zes uur vergaderen is eigenlijk van de gekke! Wij verwachten volgend jaar
een andere aanpak. Daarbij is de VVD-fractie voorstander van behandeling via de
commissies.
Wij verwachten ook
wat minder ontradingen. De beoordelingen kunnen flexibeler en consistenter. Als
beleid eraan komt, kan het college gewoon ter ondersteuning en eerste
aanwijzing de moties laten behandelen en doen aannemen of vooraf duidelijker
aangeven wat de raad op korte termijn kan verwachten. Ook dat scheelt een heleboel
tekst en bijbehorende moties. Het wisselend bij ontraden wel of niet toch een
mogelijkheid zien om iets met de motie te doen, is ook opvallend. Ik raad het
college aan om zelf nog eens kritisch naar de formuleringen van de reacties te
kijken.
Rest mij om degenen
die de behandeling van de programmabegroting mogelijk hebben gemaakt, met name
de griffie en de bodes, te danken voor hun inzet.
Mevrouw
DEKKER (SP): Voorzitter. De wijze van behandeling van de programmabegroting
verdient geen schoonheidsprijs. Op de praktische invulling zullen wij later
terugkomen. Het voorstel van mevrouw Steffen kunnen wij volgens mij niet
helemaal steunen, maar daar moeten wij het maar eens over hebben. Veel vragen
bleven onbeantwoord, bijvoorbeeld over opleidingsbudgetten en corporaties. Met
sommige zaken zijn wij blij, maar met veel zaken niet. De visie op wonen is
bijvoorbeeld de onze niet en is dat nooit geweest. Wij voelen ons daarin
gesteund door veel deskundigen, die helaas niet door lijken te dringen in
Delft. De wijze van behandelen van de armoede is wat ons betreft niet urgent
genoeg. Ook op “work first” en integratie hebben wij commentaar. Wij zullen dan
ook tegen deze programmabegroting stemmen.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voorzitter. Onze fractie heeft er behoefte aan
om nogmaals aan te geven dat deze behandeling van moties en amendementen de
zorgvuldigheid en de belangen van de bewoners van onze stad niet ten goede
komt. Dat moeten wij voortaan dus gewoon anders doen. Een aantal jaren geleden
heeft onze fractie al eens gepleit voor een schriftelijke eerste termijn, zodat
wij de eerste avond direct met elkaar in discussie kunnen. Je zou er ook aan
kunnen denken om anderhalve week of twee weken voor de behandeling van de
programmabegroting moties naar elkaar te sturen, zodat je echt dualisme in deze
raad krijgt. Wij moeten het in ieder geval niet meer op deze manier doen, want
dit is een vrij onbevredigende manier. Vroeger hebben wij het ook wel eens in
drie avonden gedaan. Misschien moeten wij ook daar nog maar eens over denken.
Mevrouw
STOLKER (PvdA): Voorzitter. De PvdA-fractie is ontstemd, tevreden en trots.
Ontstemd omdat onze motie over anoniem solliciteren op zo weinig steun kon
rekenen, maar tevreden omdat al onze andere voorstellen – waaronder fietsen
voor kinderen en het onderwijskansenbeleid – wel zijn aangenomen en omdat wij
die ook met andere fracties hebben mogen indienen. Trots zijn wij op het feit
dat het ernaar uit ziet dat de programmabegroting het gaat halen, maar ook op
de publieke tribune, omdat de mensen daar het zo lang volhouden.
De
heer RIPHAGEN (STIP): Voorzitter. Wat de procedure betreft, sluit onze fractie
zich aan bij het gevoel van de fracties van de VVD, de PvdA en Stadsbelangen.
Wij weten nog niet hoe wij het de volgende keer moeten doen, maar het lijkt ons
goed om het daar eens over te hebben, want het heeft tot onnodig veel stress en
onduidelijkheid gezorgd.
Wat
de raad betreft: wij hebben op de twee avonden een constructieve houding van de
raad gezien. De sfeer was erg goed en wij hebben zeer veel goede, nieuwe ideeën
uit alle nieuwe fracties kunnen horen. Dat vinden wij erg positief. Daarnaast
bedanken wij de griffie, de bodes, de ambtenaren en het college voor het
mogelijk maken van deze programmabegroting.
De
VOORZITTER: Nu gaan wij over tot de stemverklaringen over de
programmabegroting. Mevrouw Dekker heeft al iets gezegd wat als stemverklaring
geldt.
De
heer MEULEMAN (Stadsbelangen): Voor onze fractie was onze motie met betrekking
tot budgetten en het zichtbaar maken daarvan een enorm breekpunt. Dat was voor
ons van doorslaggevende betekenis voor het wel of niet steunen van de
programmabegroting. Wethouder Bolten heeft onze fractie zojuist een heel
nadrukkelijke toezegging gedaan. Dat is voor ons uiteindelijk reden om de
programmabegroting te steunen.
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ik heb in mijn bijdragen al aangegeven dat
wij op een aantal punten nadrukkelijk moeite hebben met deze begroting. Wij
vinden de doelen onhelder en je kunt er als raad qua inzicht en dergelijke heel
moeilijk mee uit de voeten. Wij hebben een paar breekpunten nadrukkelijk bij
het college neergelegd. Degenen die goed hebben geluisterd naar mijn verhaal
over het armoedebeleid, hebben die punten kunnen horen: serieuze aanpassingen
van het armoedebeleid en het jeugd- en jongerenbeleid. Wij hebben ook
voorstellen gedaan om de ambitie te vergroten. Die voorstellen kunnen in deze
raad niet op voldoende draagvlak rekenen. Wij vinden dan ook dat deze begroting
te weinig ambitie uitstraalt, hoewel er natuurlijk best een paar goede dingen
in staan. Wij vinden de ongemotiveerde overheveling van 8 miljoen euro aan
reserves naar allerlei projecten een beetje treurig. Daar is verder geen
verantwoording over afgelegd en dat is gebeurd buiten de kaders die in augustus
zijn meegegeven bij de financiële nota. Ook dat vinden wij heel droevig. Alles
bijeen genomen, kunnen wij op basis van die breekpunten toch niet voor deze
begroting zijn.
De
heer DE WIT (Leefbaar Delft): Voorzitter. Wij vinden in de begroting te weinig
een concrete aanpak, bijvoorbeeld op het punt van het armoedebeleid, maar ook
op het punt van visiestukken en groen. Het is allemaal te vaag. Er wordt
voortgemodderd op wat in de vorige periode is gebeurd. Wij hebben ingezet op
een echte verlaging van de lasten voor de burger, maar eigenlijk zien wij
alleen maar meer beleid en meer ambtenaren. De lasten zullen dus toenemen. De
grote lijn van de programmabegroting steunen wij dus niet. Daarom stemmen wij
tegen.
Mevrouw
STEFFEN (VVD): Voorzitter. Ik wil nog even concluderen dat wij begonnen met de
opmerking dat de programmabegroting er goed uit ziet. Tijdens de behandeling
zijn wij daarin gesterkt. Wij vinden het een goede eerste uitwerking van het
coalitieakkoord en wij zijn blij dat het zo goed en in een goede stemming is
verlopen. Niet vanwege die stemming, maar vanwege de inhoud zullen wij voor de
programmabegroting stemmen.
De
heer BOT (GroenLinks): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij mevrouw Steffen.
De
heer VOKURKA (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heer Bot.
De
gewijzigde programmabegroting wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA,
de VVD, GroenLinks, STIP, Stadsbelangen, D66 en de ChristenUnie/SGP voor de
programmabegroting hebben gestemd.
Ik
wil graag vanaf deze plaats iedereen bedanken die heel hard heeft gewerkt om
dit mogelijk te maken, niet alleen bij de begrotingsvoorbereiding – ambtelijk
en bestuurlijk – maar ook bij de beantwoording van de schriftelijke vragen.
Daar is veel werk in gaan zitten, omdat bij deze systematiek een flink aantal
wijzigingen is doorgevoerd. Ik denk dat het daardoor voor de raad makkelijker
wordt om te sturen. Daar is een hele slag in geweest. Dat moet niet worden
onderschat. Daarnaast zijn de griffie en de ambtelijke ondersteuning met name
de afgelopen dagen heel hard in de weer geweest om zicht te krijgen op de
moties en amendementen en om daar vandaag op een geordende manier over te
kunnen besluiten. Ik wil de raad zeggen dat het echt heel veel inspanning kost
om het proces op die manier goed aan de gang te houden, met ingelaste
vergaderingen en extra capaciteit. Vandaag viel ook nog de belangrijkste
kopieermachine uit, precies op het moment dat wij zo’n beetje klaar waren. Dat
is de hectiek, de spanning en de dynamiek die bij een begrotingsbehandeling
horen, maar ik denk dat het iets te veel van het goede is geweest. Ik
onderschrijf de mening van iedereen die heeft gezegd dat een ordentelijker
verloop gewenst is. Ik denk dat het de volgende keer beter zou kunnen. Laten
wij in het kader van het overleg tussen raad en college dus eens nadenken over
een iets meer geordende procedure waarin iets meer tijd is om ook politiek met
elkaar over zaken te spreken. Ik heb een aantal fracties horen pleiten voor een
commissiebehandeling. Misschien is dat een route waarbij woordvoerders en
portefeuillehouders in het college meer de diepte in kunnen en waarbij wij al
wat meer zicht krijgen op de politieke elementen die een rol kunnen gaan spelen
bij het amenderen van de begroting en het indienen van moties. Dan zou je het
in één avond – misschien iets langer – in de raadsvergadering kunnen doen. Maar
goed, dat is een voorzet die ik geef. Laten wij elkaar daar de komende weken
maar eens even op aanspreken.
Tot
slot wil ik ook zeggen dat wij deze vergadering niet hadden kunnen houden en
niet hadden volgehouden zonder de begeleiding van de bodes en iedereen die ons
logistiek heeft ondersteund. Dat was geweldig, heel goed. Wat ons betreft,
heeft de gemeentelijke organisatie ook op dat punt de volledige inzet geleverd.
Hiermee
sluiten wij de begrotingsbehandeling af.
289.
Voorstel tot vaststelling van de gemeentelijke Belastingverordeningen 2007 – 2e
termijn.
(Stuk 190 – 20142846)
De
VOORZITTER: Ik constateer dat niemand hierover het woord wenst te voeren.
In
stemming komt het voorstel.
De
VOORZITTER: Ik geef gelegenheid voor het afleggen van een stemverklaring.
De
heer VAN DOEVEREN (CDA): Voorzitter. Ook hier zullen wij niet in meegaan, al was
het maar omdat wij vinden dat de ozb wat lager vastgesteld had kunnen worden.
Wat ons betreft, is dat een herhaling van onze argumentatie bij de financiële
kaderstelling. Wij kunnen het dus kort houden.
Het
voorstel wordt bij handopsteken aangenomen.
De
VOORZITTER: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en
Leefbaar Delft tegen het voorstel hebben gestemd.
290.
Voorstel inzake het concept-collegebesluit ten behoeve van de herziening van
grondwaarden van 10 erfpachtcontracten conform de Algemene Erfpachtvoorwaarden
1976.
(Stuk 200 – 20149066)
De
VOORZITTER: Ik constateer dat er geen behoefte is om over dit voorstel te
spreken.
In
stemming komt het voorstel.
Het
voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen.
291.
Afscheid David Riphagen.
De
VOORZITTER: Dit is een bijzonder moment, want wij hebben een brief gekregen van
David Riphagen. David, volgens de beste traditie en gebruiken van de
STIP-fractie was je zeer laat met de melding dat je je gaat terugtrekken als
raadslid. Zo kennen wij onze STIP’ers: voor dit soort logistieke dingen komt
men op het laatste moment. Misschien was je het de afgelopen dagen ook wel
helemaal vergeten omdat wij volledig zijn opgegaan in de begrotingsbehandeling
terwijl jij je aan de interne partijafspraak moest houden om plaats te maken
voor de volgende in de rij. Zo is het gegaan. Dat betekent dat dit je laatste
raadsvergadering was en dat je je finest hour vandaag en op eerdere momenten
hebt moeten beleven. Ik denk dat je daar een mooie tijd bij hebt gehad. De
manier waarop jij optrad als fractievoorzitter en waarop je in de raad je
bijdragen leverde, is altijd buitengewoon plezierig, constructief, bondig en
helder geweest. Wat dat betreft, heb je echt laten zien dat je een goede
parlementariër bent, want je kunt op een korte, heldere manier heel goed je
statements afgeven. In dat proces heb je meegedacht en meegestuurd bij alles
wat hier in de raad speelt. Ik heb al vaker gezegd dat ik het heel bijzonder
vind dat studenten dit politieke werk “erbij doen” en op een relatief jonge
leeftijd dit soort verantwoordelijkheden aan kunnen en daarin ook volledig
meedraaien. Dat is een extra toevoeging aan jullie studietijd in Delft, maar
ook een gewaardeerde bijdrage vanuit de Delftse maatschappij in deze arena.
David,
je hebt in een aantal commissies gezeten. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar
volgens mij waren het alle commissies. Als fractievoorzitter word je ook geacht
om allround te zijn. Je hebt je dus overal mee kunnen bemoeien en je hebt je
met verve voor de stad ingezet, waarbij je ook jouw fractie goed op de
voorgrond hebt gebracht. Ik heb dat vanavond nog op een bijzondere wijze
gezien. De themabespreking over jeugd en jongeren ging een beetje de sombere
kant op. Laat ik dat voorzichtig zeggen, want als voorzitter moet ik de goede
marges natuurlijk altijd een beetje in de gaten houden. Op een gegeven moment
vond jij het genoeg en intervenieerde jij redelijk “staatsmännisch” in de zin van:
vrienden, zo is het genoeg; hier sta ik en er zit een heel andere kant aan dat
verhaal. Dat tekent jouw rijpheid en volwassenheid, evenals de gedragenheid en
het gemak waarmee je met die grote fracties en al die volwassen mensen kunt
omgaan, al vraag ik mij wel eens af wie er nou volwassen is. Je liet zien dat
je fractieleider bent en dat je staat voor je zaak en voor je doelgroep. Dat
tekent de ultieme rijpheid die je als raadslid kunt bereiken en je weet dat je
op je hoogtepunt moet weggaan. Ik vond dus dat je dat heel goed hebt gedaan.
Daarnaast
kan ik nog wat bijzondere dingen noemen waarmee je je bezig hebt gehouden.
Daarbij gaat het ook om aansprekende dingen die wij aan de vergetelheid willen
ontrukken als je later de notulen van deze vergadering nog eens leest. Je hebt
je beziggehouden met het Filmhuis on Tour en het architectuurbeleid in Delft,
maar ook met iets heel bijzonders, het seksspreekuur bij het Jongeren
Informatie Punt. Ik vrees de dag dat mijn kinderen daar terechtkomen. Ik ga het
zelf toch nog maar even goed met ze doornemen. Volgens mij is die voorziening
echter wel nuttig en nodig. Zij zorgt voor een bredere volksgezondheid, ook
onder jongeren. Je hebt gesproken over het benutten van de creatieve en
culturele potentie van Delft, ook vandaag weer. Dat is een typisch punt van
STIP, dat iedere keer met verve naar voren wordt gebracht. Ik denk dat dat punt
aankomt, dat het draagvlak heeft in deze raad en dat wij dat ook gaan merken in
de stad. Een heel belangrijk wapenfeit is dat je, ondanks een zetel verlies, er
toch in geslaagd bent om in de coalitie te komen. Dat zegt ook iets over
gedragenheid in de raad en misschien ook wel iets over politieke kwaliteiten of
onderhandelingskwaliteiten. Ik weet dat allemaal niet, want ik zit daar niet
bij. Dat vind ik af en toe wel lastig, maar dat is mijn rol niet. Het zegt in
ieder geval iets over de manier waarop jullie in de raad staan en bezig zijn.
Je
hebt een uitgebreide carrière gemaakt als bestuurslid, commissielid, raadslid,
fractievoorzitter en lijsttrekker bij STIP. Kom daar maar eens om, op zo’n
jonge leeftijd. Je neemt dus al een grote bestuurlijke carrière met je mee. In
2008 is je afstuderen gepland. Je komt dus buitengewoon goed beslagen ten ijs
wanneer je straks echt gaat werken. Dit is natuurlijk mooi, maar het echte
werken bestaat natuurlijk ook uit minimaal van 09.00 uur tot 17.00 uur aan de
bak gaan. Met name voor die 09.00 uur moet je nog wel wat doen.
David
Riphagen heeft veel humor en dat wordt ook door anderen gezien. Hij is
buitengewoon plezierig om mee om te gaan. Dat zat ook wel een beetje in de naam
“STIP”. Die naam doet de mondhoeken natuurlijk altijd krullen. Er zijn wel eens
mensen geweest die je hebben aangesproken als “David Stiphagen”. Dat zegt veel
over de identificatie van jou met de studentenfractie. Wij zien hier de
vleesgeworden STIP-fractie voor ons.
Heel
veel dank voor alles wat je hebt gedaan voor de raad en voor de stad. Ik wens
je een bloeiende toekomst en ik wens je toe dat je snel afstudeert om gauw de
dromen over Delft Kennisstad, de creatieve economie en de architectuur waar te
maken. Je afscheidsbrief was niet op tijd om de Porceleyne Fles opdracht te
geven voor het bord, maar die krijg je nog. Heel veel dank.
(Applaus)
De
VOORZITTER: Last famous words!
De
heer RIPHAGEN (STIP): Ik heb mijn slotverklaring over de programmabegroting al
gegeven. Daar wil ik het dus niet over hebben. Ik zal gewoon “out of the blue”
vertellen hoe ik het ervaren heb. Toen ik hier binnenkwam, vond ik het allemaal
heel erg eng. De eerste keer dat ik iets in de raad moest vertellen, deed ik dat
veel te snel. Dat is sowieso iets wat STIP’ers vaak doen: wij praten allemaal
verschrikkelijk snel. Wij hebben het altijd netjes voorbereid, maar lezen het
verschrikkelijk snel voor. Daar ben ik volgens mij van af. Ik ben nog niet af
van het trillen. Ik tril nog altijd heel erg, maar ik heb wel heel veel andere
dingen geleerd, waaronder de concrete leuke dingen die je als Delfts politicus
voor je stad kunt bereiken met heel veel andere mensen die zich allemaal
inzetten voor de stad. Soms kan het inhoudelijk heel hard zijn, maar daarna
kunnen wij gewoon gezellig met elkaar opschieten. Ik vind het leuk om te zien
dat dat zowel bij de oude raad als bij de nieuwe raad kan. Misschien zijn wij
met die sfeer wel heel uniek in Nederland. Ik moet eerlijk zeggen dat ik denk
dat ik met een ieder van u goed op kan schieten. Soms is het inhoudelijk hard,
soms is het ook ten opzichte van het college hard en soms hebben wij een hard
inhoudelijk debat in de raad, maar daarna is er gelukkig altijd tijd voor het
door mij zeer geliefde biertje. Rest mij dan ook om jullie uit te nodigen –
helaas is ook dat last minute – voor volgende week vrijdag. Op
studentenvereniging Virgiel is er dan een borrel vanaf 20.00 uur. Ik zou het
heel prettig vinden als jullie de periode die ik als raadslid als heel
belangrijk heb ervaren, met mij zouden willen afsluiten door daar een borrel te
komen drinken. Ik blijf nog wel commissielid. Jullie zullen mij dus zeker zien
en wij zullen zeker nog in debat gaan, maar deze periode waarin ik mij fulltime
heb ingezet voor de stad Delft, wil ik hiermee afsluiten. Ik dank u allemaal
voor de fijne samenwerking.
(Applaus)
De
VOORZITTER: Wij gaan deze vergadering afsluiten. Het is toch gelukt om de
vergadering voor 0.00 uur af te sluiten. Om die reden heb ik een paar flessen
wijn verdiend. Omdat het college altijd probeert om zijn toezeggingen na te
komen, gaan Aad Meuleman en ik een halve speculaas opeten.
292. De vergadering wordt om 23.55 uur gesloten.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van
21 december 2006.
,voorzitter.
,griffier.