06 augustus 2002 |
Jaarverslag 1997 - Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften - deel 2 uit 2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() naar deel 1 |
Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften 5.1 Competentie Kamer IV, ingesteld in september 1995, behandelt uitsluitend beroep- en bezwaarschriften van werknemers van de gemeente, echter met uitzondering van bezwaren die betrekking hebben op de rechtspositie van personeel werkzaam bij het openbaar onderwijs. Een bezwaar op dit terrein behoeft niet noodzakelijkerwijs gericht te zijn tegen een besluit zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat in artikel 1:3 definieert. Ook een bezwaar tegen een mondelinge beslissing, tegen een gedraging, een bejegening etc. kan worden behandeld. Deze worden in de Awb namelijk gelijk gesteld aan een besluit. De bevoegdheid van kamer IV strekt zich sinds medio 1996 ook uit over
bezwaren van personeel dat op grond van de WSW (Wet Sociale Werkvoorziening) in dienst is
van de gemeente. Aard van de bezwaren en wijze van afhandeling In 1997 heeft kamer IV over 14 zaken geadviseerd. In 5 gevallen werd geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, in 9 gevallen werd een bezwaar ongegrond bevonden (zie paragraaf 6.5, tabel 2). De meeste bezwaren werden gemaakt tegen een organieke functiewaardering en -beschrijving of aanverwante zaken (6 zaken) en tegen voorgenomen disciplinaire maatregelen, uiteenlopend van een schriftelijke berisping tot en met ontslag (5 zaken). Van personeelsleden die op grond van de WSW bij de gemeente werkzaam zijn, werden drie bezwaarschriften ontvangen; één bezwaar had betrekking op de toelating tot de personenkring WSW (par. 6.5, tabel 3) Opmerkelijk is het aantal ingetrokken bezwaren (8 stuks). In de meeste gevallen gebeurde dit omdat de zaak in kwestie alsnog in onderling overleg kon worden opgelost. Termijnen Ook in 1997 bleek het niet mogelijk overschrijding van de wettelijke termijnen te voorkomen. In alle fasen van de procedure, van binnenkomst van het bezwaar tot aan het versturen van de heroverwegingsbesluit naar de bezwaarde, blijkt er meer tijd nodig te zijn dan de wetgever heeft verondersteld. De gemiddelde doorlooptijd is ten opzichte van het vorige jaar weinig veranderd. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake geweest. Wel is er soms vertraging opgetreden doordat aan verweerder uitstel is verleend voor het indienen van het verweerschrift of door vakantie van de raadsman van reclamant. Met dergelijke vertragingen kon niet in de cijfers van tabel 4 (par. 6.5) rekening worden gehouden. De werkelijkheid is daardoor iets gunstiger dan uit de tabel naar voren komt. Redenen van gegrondverklaring: In 1997 heeft kamer IV vijf keer geadviseerd een bezwaarschrift gegrond te verklaren. De argumentatie daartoe berustte uiteraard steeds op gronden die specifiek zijn voor het geval. Drie keer heeft de Commissie een andere afweging van feiten en omstandigheden gemaakt dan bij het primaire besluit het geval was. De beide andere bezwaren zijn gegrond verklaard wegens een onzorgvuldige voorbereiding, in één geval gepaard gaande met het niet voldoen aan gerechtvaardigde verwachtingen. Anders dan in 1996 is heeft de Commissie geen motiveringsgebreken geconstateerd. De beslissingen naar aanleiding van de adviezen Burgemeester en wethouders hebben in alle gevallen het advies van kamer IV opgevolgd, één keer met de aantekening dat het college het eigenlijk niet met de Commissie eens was (hierover heeft de Commissie inmiddels een onderhoud gehad met een vertegenwoordiger van het college). In één geval is nog geen formeel heroverwegingsbesluit genomen omdat door ziekte van reclamant het nieuwe besluit niet goed kon worden voorbereid. opmerkingen In twee gevallen vond de Commissie het nuttig haar adviezen van een ongevraagd advies te voorzien. Eén van deze overwegingen ten overvloede had betrekking op de zaak zelf, een tweede was van algemeen belang. De Commissie had namelijk geconstateerd dat zich in het dossier dat haar door het bestuursorgaan ter hand was gesteld , stukken bevonden die naar haar oordeel onder het medisch beroepsgeheim vallen. Naar aanleiding hiervan heeft zij burgemeester en wethouders geadviseerd richtlijnen op te stellen waaraan door het college gevraagde medische adviezen moeten voldoen. In deze richtlijnen zou onder meer moeten worden opgenomen dat de adviserende medisch deskundige alleen met de uitdrukkelijke en gerichte toestemming van zijn cliënt in het advies zaken mag vermelden die onder het medisch beroepsgeheim vallen. 5.3. Prognose 1998 In het vorige jaarverslag is de verwachting uitgesproken dat het aantal nieuwe zaken bij kamer IV in 1997 zou toenemen tot 20. Het zijn er 22 geworden, met inbegrip van bezwaren die zijn ingetrokken. Met ingang van 1 januari 1998 zal een nieuwe Wet op de sociale werkvoorziening (Wsw) van kracht worden. Krachtens deze wet hebben werknemers in de sociale werkvoorziening (zowel de huidige als de toekomstige) voortaan een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Dit betekent dat een administratieve rechtsgang voor hen voortaan is uitgesloten. In de anderhalf jaar waarin personen die onder de (oude) WSW vielen bij burgemeester en wethouders een bezwaar op grond van de Awb konden indienen, zijn er veel minder van deze bezwaren binnengekomen dan aanvankelijk werd verwacht. Het ging in 1996 en 1997 om niet meer dan vijf zaken op een totaal van 35. Van deze vijf zaken ging het drie keer om een bezwaar van een WSW-werknemer, en twee keer om bezwaar tegen de beslissing betrokkene niet toe te laten tot de personenkring WSW. De bezwaarmogelijkheid van WSW-werknemers valt, zoals gezegd, weg. Dit zal weinig invloed hebben op het aantal door kamer IV te behandelen bezwaarschriften. Voor het jaar 1998 is de verwachting daarom dat het aantal nieuwe bezwaarschriften niet of nauwelijks zal toenemen, en niet boven de 25 zal uitkomen. Het besluit iemand niet toe te laten tot de "doelgroep" (het begrip doelgroep is in de plaats getreden van het WSW-begrip "personenkring") wordt, zoals voorheen, door burgemeester en wethouders genomen, en aan betrokkene in de vorm van een beschikking medegedeeld. Op een dergelijke beschikking staat bezwaar open ingevolge de Awb. Tot nog toe adviseerde kamer IV niet alleen over bezwaren van WSW-werknemers, maar ook over bezwaren tegen het niet toelaten tot de personenkring. De vraag kan worden gesteld of dit een taak van kamer IV moet blijven nu de zaken van Wsw-werknemers onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter vallen. Bij het beantwoorden van deze vraag moet bedacht worden dat iedereen die na 1 januari 1998 positief is geïndiceerd, en daarmee tot de doelgroep behoort, door burgemeester en wethouders op een wachtlijst wordt geplaatst, en periodiek opnieuw moet worden beoordeeld. Ook voorafgaand aan het in dienst treden als Wsw-werknemer, is er een verplichte herindicatie. Ook een beslissing naar aanleiding van een herindicatie moeten burgemeester en wethouders schriftelijk aan de betrokkene mededelen, en ook tegen deze beslissingen kan bezwaar worden aangetekend. De hoeveelheid bezwaarschriften die op grond van de nieuwe Wsw kan worden verwacht, kan, zeker in theorie, zeer groot worden. Het is daarom het overwegen waard voor de hier bedoelde zaken een kamer V in het leven te roepen. Het lijkt nodig dat het gemeentebestuur hierover op korte termijn een beslissing neemt. 5.4. Aandachtspunten Als belangrijkste aandachtspunten voor het komende jaar kunnen de volgende twee punten worden genoemd: het verkorten van de totale doorlooptijd van een bezwaarschrift tussen binnenkomst bij de gemeente en het verzenden van het heroverwegingsbesluit. de wijze waarop over de te verwachten bezwaarschriften tegen de indicatie- en herindicatiebeschikkingen moet worden geadviseerd, door kamer IV, door een nieuwe kamer V, of misschien door kamer II?
6.1. Algemeen In 1997 zijn bij de Commissie in totaal 824 nieuwe bezwaarschriften ingediend. De ontwikkeling van het aantal nieuw ingediende bezwaarschriften per jaar vanaf 1993 en de verdeling over de verschillende kamers is als volgt:
Niet alle ingediende bezwaarschriften leiden tot een advies van de Commissie. Veel bezwaarschriften worden ingetrokken vóórdat een hoorzitting over de zaak plaatsvindt, hetzij omdat het bestuursorgaan in de bezwaren al meteen aanleiding ziet het besluit te herzien, hetzij omdat de reclamant ervan af ziet om de zaak door te zetten. Ook leidt de hoorzitting over een zaak er nogal eens toe, dat partijen alsnog overeenstemming bereiken en de Commissie geen advies meer hoeft uit te brengen. Een overzicht van de gevallen, waarin de Commissie advies heeft uitgebracht, levert het volgende beeld op. Een nadere uitwerking van de cijfers is te vinden in de overzichten per kamer.
Tussen 1 januari en 31 december 1997 zijn in totaal 739 bezwaarschriften afgehandeld. Veel van de op 31 december 1997 nog aanhangige bezwaarschriften zijn in het begin van 1998 afgehandeld. De resultaten daarvan komen in het volgende jaarverslag aan de orde.
6.2. Kamer I a. vergaderingen 1997 * aantal vergaderingen: 21 * nieuw ingekomen bezwaarschriften in 1997: 128 Tabel 1: in 1997 ingediende bezwaarschriften
c. inhoud in verslagjaar uitgebrachte adviezen Kamer I Tabel 2: inhoud in 1997 uitgebrachte adviezen
d. behandelingsduur bezwaarschriften Tabel 3: gemiddelde behandelingsduur bezwaarschriften
6.3. Kamer II
a. vergaderingen 1996 * aantal vergaderingen : 28 b. bezwaarschriften * nieuw ingekomen bezwaarschriften 1996: 649
Tabel 1: in 1997 ingediende bezwaarschriften
c. inhoud in verslagjaar uitgebrachte adviezen Kamer II Tabel 2: inhoud in 1997 uitgebrachte adviezen
Van de in 1997 ingediende bezwaarschriften zijn er 29 ingetrokken; 279 werden ter afhandeling aan de DMZ gegeven, waarvan 46 betreffende het uitblijven van een besluit op de aanvraag. 233 (43%) zijn of worden waarschijnlijk door de DMZ herzien en vervolgens door reclamant ingetrokken. In 1997 werd op 181 bezwaarschriften een advies door Kamer II uitgebracht (over 59 in 1996 ingekomen en 122 in 1997 ingekomen bewaarschriften). Van de in totaal 181 adviezen behelsde 41% een geheel of gedeeltelijke gegrondverklaring, 55% ongegrond en in 4% van de adviezen werden reclamanten niet-ontvankelijk geacht. In deze percentages zijn overigens de 'herzieningen' niet begrepen. Behalve in twee zaken waren de uitgebrachte adviezen unaniem. Alle uitgebrachte adviezen zijn door B. en W. overgenomen. d. behandelingsduur bezwaarschriften Gemiddeld lag er een duur van ca. 25 weken tussen de datum van het
binnenkomen van het bezwaarschrift en de datum van het uitbrengen van het advies.
Spoedgevallen (bijvoorbeeld beëindiging of afwijzing van een periodieke
bijstandsuitkering) werden met voorrang behandeld door Kamer II. In een aantal gevallen is
vertraging in de afhandeling veroorzaakt door reclamant, bijvoorbeeld doordat deze eerst
nog aanvullende gronden of informatie/bewijsstukken moest leveren of doordat deze deze om
uitstel van de hoorzitting verzocht. De aanzienlijke overschrijding van de
afhandelingstermijn die in de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven (10 weken,
eventueel te verlengen tot 14 weken), is veroorzaakt door het grote aantal ingediende
bezwaarschriften. Hierdoor konden het secretariaat, respectievelijk de Commissie de
bezwaarschriften niet binnen de Awb-termijn verwerken. 6.4. Kamer III
a. vergaderingen 1997 * aantal vergaderingen : 9 b. bezwaarschriften * nieuw ingekomen bezwaarschriften in 1997 : 25 c. inhoud in verslagjaar uitgebrachte adviezen Kamer III Tabel 1: inhoud in 1997 uitgebrachte adviezen
behandelingsduur bezwaarschriften
6.5. Kamer IV a. vergaderingen 1997 * aantal vergaderingen: 9 b. bezwaarschriften * nieuw ingekomen bezwaarschriften in 1997 : 22
alleen de maanden september t/m december
respectievelijk datum van herstel verzuim betr. 14 adviezen (N=14) betr. 7 heroverwegingsbesluiten (N=7) Bijlage 1 Beschrijving procedure behandeling bezwaarschriften bij de Commissie De procedure voor de behandeling van bezwaarschriften door de Commissie is in de Awb en in de verordening vastgelegd. De verschillende kamers volgen in de praktijk over het algemeen dezelfde werkwijze. Op een enkel punt wijkt de werkwijze van Kamer II af van die van de overige kamers. Dit houdt onder meer verband met de aard en de hoeveelheid zaken die bij deze kamer worden ingediend. voorprocedure, ontvangstbevestiging Een bezwaarschrift wordt door de behandelende dienst of afdeling doorgestuurd aan de secretaris van de bevoegde kamer van de Commissie. Dit betekent dat de behandelende dienst of afdeling de inkomende brief moet herkennen als een bezwaarschrift. In de praktijk levert dit weinig problemen op. Op de enveloppe of in de aanhef van de brief vermelden de meeste indieners van bezwaarschriften (verder aangeduid met 'reclamanten') het woord "bezwaarschrift". In twijfelgevallen wordt de brief in het algemeen voor de zekerheid aan een van de secretarissen of aan de juridische afdeling van de betreffende dienst voorgelegd. De secretaris beoordeelt eerst of het bezwaarschrift volledig is en tijdig is ingediend. Als een gebrek geconstateerd wordt, dan wordt de reclamant in de gelegenheid gesteld het gebrek binnen een bepaalde termijn te herstellen. In veel gevallen gaat om het ontbreken van een onderbouwing van de bezwaren (dit worden "pro forma"-bezwaarschriften genoemd, alvast ingediend om de termijn veilig te stellen), maar het kan ook het ontbreken van een (bevoegde) ondertekening betreffen (met name bij bezwaarschriften van rechtspersonen). De termijn waarbinnen bezwaar moet worden gemaakt bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van het besluit waartegen het bezwaar zich richt. Wanneer de termijn is overschreden, dan wordt de reclamant verzocht de redenen voor de termijnoverschrijding aan te geven. Ondanks de termijnoverschrijding kan het bezwaarschrift toch in behandeling genomen worden, als blijkt dat er gegronde redenen zijn. Als het bezwaarschrift compleet is, dan stuurt de secretaris aan de reclamant de wettelijk voorgeschreven ontvangstbevestiging en geeft daarbij informatie over het verdere verloop van de procedure. Verzoek om verweer De afdeling die het bestreden besluit heeft voorbereid ontvangt van de secretaris een schriftelijk verzoek om binnen een bepaalde termijn een verweerschrift in te dienen en de relevante informatie uit het dossier mee te zenden. Zodra de secretaris het verweerschrift heeft ontvangen, kan de zaak geagendeerd worden voor de eerstvolgende hoorzitting. Kamer II volgt op dit punt een andere werkwijze: Direct na ontvangst van een bezwaarschrift wordt door het secretariaat van Kamer II bekeken of de bestreden beschikking in strijd is met de wettelijke regeling, met het Delftse beleid of met de jurisprudentie. In dat geval wordt door middel van een memo aan de verantwoordelijke medewerker van de Dienst Maatschappelijke Zorg (DMZ) in overweging gegeven de beschikking te herzien. In dat geval wordt in de ontvangstbevestiging meegedeeld dat de DMZ de zaak misschien zal gaan herzien en dat, ingeval met de herzieningsbeschikking niet volledig aan de bezwaren tegemoet zou worden gekomen, de zaak alsnog ter advisering aan Kamer II zal worden voorgelegd. Het feit dat Kamer II voor deze zaken niet hoeft te worden ingeschakeld, is van groot belang, gezien de werkdruk van deze kamer. Voor de bezwaarschriften die wél aan Kamer II moeten worden voorgelegd, wordt de volgende procedure toegepast. Door een medewerker van het secretariaat wordt een 'notitie van de secretaris' opgesteld ten behoeve van de leden van Kamer II. Die notitie bevat de volgende elementen: - aanleiding tot het bezwaarschrift/de feiten; daarbij worden de relevante feiten vermeld die naar voren komen in voorgaande stukken uit het dossier van de DMZ; voorts wordt beschreven op grond van welke feiten en argumenten de DMZ tot de bestreden beschikking is gekomen. - inhoud bezwaarschrift; daarin worden de argumenten weergegeven van de reclamant. - opmerkingen; in dit onderdeel van de notitie van de secretaris wordt vermeld welke wettelijke bepalingen, beleidsvoorschriften van de DMZ en jurisprudentie van belang zijn voor de beoordeling van het betreffende bezwaarschrift. Tevens wint de secretaris tevoren vaak nadere informatie in, bijvoorbeeld bij reclamant zelf, bij het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA) en/of bij de GGD/ZVN. Deze informatie wordt vermeld in de notitie. Door deze wijze van voorbereiding kan de verweervoering door de DMZ beperkt blijven. De afdeling Beslissingen van de DMZ bekijkt per bezwaarschrift, mede aan de hand van de notitie van de secretaris, of het wenselijk is om schriftelijk en/of mondeling verweer te voeren. In circa 15 % van de gevallen wordt een verweerschrift door de DMZ aangeboden en in circa 5% van de gevallen wordt mondeling verweer gevoerd op de hoorzitting. De leden van Kamer II ervaren de wijze van verweervoering over het algemeen niet als bezwaarlijk. Immers, door de notitie van de secretaris worden zij voldoende geïnformeerd om een goed advies te kunnen opstellen. hoorzitting De wet schrijft dwingend voor dat de reclamant in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord. Slechts in enkele gevallen kan een hoorzitting achterwege blijven. Dit is het geval bij kennelijke niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift, bijvoorbeeld wanneer een bezwaarschrift duidelijk te laat is ingediend en daarvoor geen goede redenen zijn. Kennelijke ongegrondheid kan ook een reden zijn om de hoorzitting achterwege te laten. Uit de jurisprudentie blijkt overigens dat men voorzichtig moet zijn met het kwalificeren van bezwaren als kennelijk ongegrond. In de praktijk komt het dan ook maar weinig voor dat een hoorzitting om deze reden achterwege blijft. Reclamanten zijn niet verplicht om bij de hoorzitting te verschijnen, zij kunnen zelfs afzien van het recht om te worden gehoord. Wanneer zowel de reclamant als het bestuursorgaan afzien van de hoorzitting, dan beoordeelt de Commissie de zaak op basis van de stukken. Ten minste een week voor de hoorzitting ontvangen de betrokken partijen een uitnodiging. Bij de Kamers I, III en IV is het gebruikelijk dat daarbij tevens alle stukken voor de hoorzitting toegestuurd worden. Volgens de wet is het voldoende om de stukken ter inzage te leggen voor de belanghebbenden. De belanghebbenden kunnen dan tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften van de stukken verkrijgen. De ervaring leert echter dat een dergelijke handelwijze in het algemeen meer tijd, moeite - en dus kosten - met zich meebrengt. Voor de reclamant of de belanghebbenden, die niet te allen tijde de stukken kan inzien, levert het bovendien ergernis op. Daarnaast wordt een efficiënte behandeling van het bezwaarschrift bij de commissie belemmerd, wanneer de partijen niet op de hoogte zijn van alle stukken. Door het toezenden van de stukken is men ervan verzekerd dat alle betrokkenen over dezelfde informatie beschikken. Bij Kamer II worden de notitie en alle door de secretaris relevant geachte stukken een week voor de behandeling in de commissievergadering aan de leden toegezonden. De reclamant ontvangt in ieder geval de notitie en het eventuele verweerschrift van de DMZ. De overige stukken liggen ter inzage. Als inzage wordt gevraagd, verstrekt de secretaris over het algemeen een kopie van de stukken. In de verordening is geregeld dat de hoorzittingen bij Kamer I en Kamer III in beginsel openbaar zijn. De commissie kan onder omstandigheden bepalen dat de zitting met gesloten deuren plaatsvindt. De zittingen van de Kamers II en IV zijn op grond van de verordening altijd besloten. De gang van zaken tijdens de hoorzitting is als volgt. De reclamant wordt uitgenodigd het bezwaarschrift mondeling toe te lichten en te reageren op het verweerschrift. Daarna is het woord aan de vertegenwoordiger(s) van het bestuursorgaan. Ten behoeve van een goede informatievoorziening aan de commissie en de communicatie tijdens de hoorzitting is het gewenst dat het bestuursorgaan bij de zitting verschijnt. Bij Kamer II bestaat in de praktijk minder behoefte aan mondeling verweer, omdat deze kamer voorafgaande aan de hoorzitting zelf actief onderzoek verricht. Na de toelichting van beide partijen op hun standpunten kunnen de commissieleden vragen stellen aan partijen. Ten slotte vraagt de voorzitter of de aanwezigen nog een afrondende opmerking willen maken. beraadslaging en advies Na de hoorzitting beraadslaagt de commissie in beslotenheid over het uit te brengen advies. De secretaris stelt vervolgens binnen een paar weken een concept-advies op en stuurt dit naar de voorzitter (en eventueel aan de leden). Als de voorzitter met het advies akkoord is, wordt het ondertekend en verzonden aan de reclamant en aan het bestuursorgaan. De secretaris verzoekt aan het bestuursorgaan de desbetreffende kamer een kopie toe te sturen van het uiteindelijke besluit dat het bestuursorgaan, aan de hand van het advies, heeft genomen. Alleen de besluiten, waarin contrair aan het advies van de desbetreffende kamer wordt besloten, zendt de secretaris in kopie aan de commissieleden toe. nieuw besluit tijdens bezwaarschriftprocedure Het komt voor dat het bestuursorgaan in het ingediende bezwaarschrift al direct aanleiding ziet om het bestreden besluit aan te passen, nog voordat een behandeling bij de commissie heeft plaatsgevonden. Het staat het bestuursorgaan in beginsel vrij om in dat geval een nieuw besluit te nemen. Wanneer een nieuw besluit is genomen, wordt het bezwaarschrift op grond van de wet geacht mede gericht te zijn tegen dat nieuwe besluit, tenzij laatsbedoeld besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt. Pas nadat reclamant schriftelijk of mondeling tijdens de hoorzitting heeft laten weten dat het nieuwe besluit aanleiding geeft om het bezwaarschrift in te trekken, is de zaak formeel afgerond en hoeft geen verdere behandeling plaats te vinden. Dit levert in de praktijk nogal eens problemen op. Wanneer een reclamant een nieuw besluit heeft ontvangen, dan wordt meestal geen reactie van deze reclamant meer vernomen. De secretaris van de Commissie verzoekt de reclamant in dergelijke gevallen schriftelijk aan te geven of hij de bezwaarschriftprocedure wil voortzetten. Bij Kamer I leidt dit in het algemeen wel tot een reactie van de reclamant. Bij de overige kamers blijkt zelfs het toesturen van een kosteloze antwoordenveloppe met antwoordformulier vaak weinig of geen effect te hebben. Dit leidt ertoe, dat de commissie na een bepaalde tijd maar moet aannemen dat geen behoefte is aan verdere behandeling en dat het bezwaarschrift als ingetrokken moet worden beschouwd, hoewel dit op grond van de wet formeel niet het geval is. Bijlage 2 Tekst Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften De raad van de gemeente Delft; besluit: vast te stellen de volgende Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. Begripsbepalingen. Artikel 1. Deze verordening verstaat onder: a. commissie: b. verwerend orgaan: Artikel 2. 1. Er is een commissie die het bestuursorgaan adviseert inzake de te nemen beslissing ten aanzien van de bij dat bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht of enige wettelijke regeling ingediende beroep- of bezwaarschriften. 2. Van het bepaalde in lid 1 zijn uitgesloten bezwaarschriften: a. in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; 3. De uitzondering genoemd in artikel 2 sub a geldt niet ten aanzien van bezwaarschriften ingediend tegen een beslissing op een verzoek om vrijstelling op basis van de artikelen 17 t/m 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 3. 1. De commissie bestaat uit achttien leden waaronder de voorzitter. 2. Negen leden van de commissie, waaronder de voorzitter alsmede drie plaatsvervangende voorzitters, worden door de raad,op voordracht van burgemeester en wethouders, niet uit zijn midden benoemd. 3. Negen leden van de commissie worden door de raad uit zijn midden benoemd. 4. Op dezelfde wijze als hiervoor bepaald wordt een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden benoemd. Artikel 4. 1. De commissie bestaat uit vier kamers: I. een kamer belast met zaken op het gebied van stadsontwikkeling; 2. De kamers I, II en III bestaan uit vijf leden, waaronder een voorzitter. Twee daarvan zijn leden als bedoeld in artikel 3, lid 2. Drie daarvan zijn leden als bedoeld in artikel 3, lid 3. Kamer IV bestaat uit drie leden, als bedoeld in artikel 3, lid 2, waaronder een voorzitter. 3. Als voorzitter van kamer I treedt op de voorzitter van de commissie. Als voorzitter van respectievelijk de kamers II, III en IV treden op, in volgorde van benoeming door de raad,de plaatsvervangende voorzitters als genoemd in artikel 3 lid 2. 4. Als plaatsvervangend voorzitter van de kamers I, II, III en IV treden op de, in de betreffende kamer benoemde, leden als genoemd in artikel 3 lid 2. 5. De voorzitters van de kamers komen minstens tweemaal per jaar bijeen voor overleg. 6. Met betrekking tot de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening, voor zover daar niet uitdrukkelijk van wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing. Artikel 5. 1. Het secretariaat van de commissie wordt bekleed door een of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren. 2. Burgemeester en wethouders wijzen tevens plaatsvervangers aan. 3. Elke kamer wordt bijgestaan door een secretaris. 4. De secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie. Burgemeester en wethouders stellen terzake nadere regels vast. 5. De secretarissen van de kamers komen minstens twee maal per jaar bijeen voor overleg. 6. De voorzitters van de kamers kunnen de secretarissen uitnodigen aanwezig te zijn bij het overleg als genoemd in artikel 4 lid 5. Artikel 6. 1. De leden van de commissie als bedoeld in artikel 3 lid 2 worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd. 2. De zittingsduur van de leden van de commissie als bedoeld in artikel 3 lid 3 is gelijk aan die van de raad. Zij zijn terstond herbenoembaar. 3. De commissie stelt een rooster van aftreden vast,hetwelk de goedkeuring behoeft van burgemeester en wethouders. 4. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met de betrekking van: a. lid van het college van burgemeester en wethouders; 5. 1. De leden van de commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeentewet vastgestelde regeling. 2. De werkelijk gemaakte kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de commissie worden vergoed. Artikel 7. 1. Op het ingediende beroep- of bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. 2. De burgemeester stelt het beroep- of bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk in handen van de commissie. 3. Het bepaalde in artikel 7:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op ingediende beroepschriften. Artikel 8. Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle stukken over te leggen die betrekking hebben op de zaak die onderwerp is van het beroep- of bezwaarschrift. Artikel 9. 1. De voorzitter van de commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het beroep- of bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen. 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. 3. Indien er voor het bestuursorgaan een wettelijke verplichting bestaat of indien er een wens bestaat, alvorens op een beroep- of bezwaarschrift te beslissen, tevens advies in te winnen van een andere commissie, dan de commissie als genoemd in artikel 2, dan wacht laatstgenoemde commissie dit advies, alvorens tot behandeling van een beroep- of bezwaarschrift in het kader van deze verordening over te gaan,af en betrekt het bij de behandeling en het uit te brengen advies. Artikel 10. 1. Indien in het beroep- of bezwaarschrift gesteld wordt dat het is ingediend namens of mede namens een andere (natuurlijke of rechts)persoon verzoekt de voorzitter de indiener een schriftelijke machtiging van die andere (natuurlijke of rechts)persoon te overleggen. 2. De voorzitter stelt de indiener in de gelegenheid het verzuim als bedoeld in de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht binnen een bepaalde termijn te herstellen. Artikel 11. 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich in persoon of bij gemachtigde door de commissie te doen horen. 2. Een gemachtigde moet ter zitting een schriftelijke en door de belanghebbende ondertekende machtiging overleggen, tenzij hij als advocaat of procureur is ingeschreven of de belanghebbende zelf met hem verschijnt. Artikel 12. 1. De voorzitter deelt belanghebbenden alsmede het verwerend orgaan tijdig voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich tijdens deze zitting te doen horen. 2. Indien een belanghebbende of het verwerend orgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting,dient zulks binnen drie dagen na de in het eerste lid genoemde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter. 3. De beslissing van de voorzitter, op een verzoek als genoemd in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokkene meegedeeld. 4. Vervallen. 5. De voorzitter ziet erop toe dat tijdig al hetgeen op basis van het bepaalde in lid 4 aan de commissie is kenbaar gemaakt, bekend is bij alle betrokken partijen. Artikel 13. Voor het houden van een zitting als genoemd in artikel 11 is vereist dat de meerderheid van het aantal leden,waaronder in ieder geval de voorzitter, dan wel de plaatsvervangend voorzitter, aanwezig is. Artikel 14. De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de
behandeling van een beroep- of bezwaarschrift indien de zaak waarop dat beroep- of
bezwaarschrift betrekking heeft hun, hun echtgenoten of hun bloed- en aanverwanten tot en
met de derde graad persoonlijk aangaat, indien zij als gemachtigden in de zaak zijn
betrokken,als mede indien zich andere feiten of omstandigheden voordoen, die het vormen
van een onpartijdig oordeel kunnen bemoeilijken. Wanneer de situatie als hiervoor weergegeven zich voordoet en betrokkene zich niet verschoont kan hij door de indiener van het beroep- of bezwaarschrift gewraakt worden.Over een dergelijke wraking beslissen de overige leden van de commissie. Artikel 15. Vervallen. Artikel 16. 1. De zitting is openbaar. 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of één der aanwezige leden het nodig oordeelt, of de indiener van het beroep- of bezwaarschrift daarom verzoekt. 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat zwaarwegende belangen zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren. 4. In afwijking van het hiervoor in de leden 1, 2 en 3 bepaalde zijn zittingen van de kamer belast met zaken op het gebied van maatschappelijke zorg, alsmede van de kamer belast met personeelszaken, niet openbaar. Artikel 17. 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren (raadkamer) over het aan het bestuursorgaan uit te brengen advies. 2. De commissie beslist over het uit te brengen advies met meerderheid van stemmen.Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dit verlangt. 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan inzake de te nemen beslissing. 4. Indien een beroep- of bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is, is de voorzitter van de commissie bevoegd aan het bestuursorgaan, de commissie gehoord, in deze zin te adviseren en kan het horen als bedoeld in artikel 11 lid 1 achterwege blijven. 5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. Artikel 18. 1. Stukken, waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd, liggen op de, voor vertrouwelijke stukken, gebruikelijke wijze voor de leden van de raad ter inzage. 2. Deze inzage kan slechts geweigerd worden voor zover zij in strijd is met het openbaar belang. Artikel 19. Het advies wordt samen met een verslag tijdig aan het bestuursorgaan uitgebracht.De indiener van het beroep- of bezwaarschrift alsmede overige belanghebbenden en het verwerend orgaan, voor zover sprake is van een beroepschrift, ontvangen hiervan te zelfder tijd een afschrift. Artikel 20. 1. De commissie ontvangt een afschrift van de beslissing. 2. Van het bepaalde in lid 1 kan op verzoek van de commissie worden afgeweken. 3. Voor zover sprake is van overige belanghebbenden, anders dan bedoeld in de artikelen 7:12 en 7:26 van de Algemene wet bestuursrecht, ontvangen ook zij een afschrift van de beslissing op het bezwaar- of beroepschrift. Artikel 21. De commissie zendt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden aan de gemeenteraad. Artikel 22. 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. 2. Zij treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip. 3. De volgende verordeningen worden ingetrokken: a. verordening op de commissie voor de beroepschriften en de bezwaarschriften; b. de artikelen 15 t/m 27 van de Voorschriften behandeling aanvragen om bijstand en behandeling bezwaarschriften; c. de artikelen 11 t/m 24 van de Verordening op de behandeling van aanvragen en bezwaarschriften ingevolge de I.O.A.W.; d. verordening behandeling beroepschriften ingevolge artikel 6 k van de Wet op de Bejaardenoorden; e. verordening Regeling Geldelijke Steun Volkshuisvesting. 4. Artikel 28 lid 1 van de verordening genoemd in lid 3 sub b wordt gewijzigd aldus dat de titel genoemd in de laatste zinsnede kom te luiden "Voorschriften behandeling aanvragen om bijstand". 5. De volgende artikelen worden ingetrokken: a. artikel 6.1 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing; 6. Op lid 3, 4 en 5 is het bepaalde in lid 2 van overeenkomstige toepassing. 7. Ten aanzien van beroep- of van bezwaarschriften die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en ten aanzien waarvan nog geen dan wel geen voldoende behandeling door de betreffende commissie heeft plaatsgevonden is die kamer van de in artikel 2 van deze verordening genoemde commissie bevoegd waar het beroep- of bezwaarschrift zou zijn behandeld na inwerkingtreding van deze verordening. De bepalingen van de betreffende verordening op grond waarvan het beroep- of bezwaarschrift is ingediend,zijn daarbij,voorzover mogelijk,van toepassing. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 april 1992. H.V. van Walsum ,burgemeester. Gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 1992. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |