SV007 beantwoording schriftelijke vragen Leefbaar Delft en Stadsbelangen |
||
|
Geachte heer, In antwoord op uw vragen gesteld per brief dd. 29 juli 2003, merken wij allereerst het volgende op. Het is ons bekend dat vanuit de fractie van Leefbaar Delft de nu gestelde vragen grotendeels ook reeds rechtstreeks namens betrokkene aan het vakteam Bouw- en woningtoezicht zijn gesteld en dat daarop ook antwoord is gegeven. Wij sluiten de desbetreffende vragen en antwoorden bij. Het ontgaat ons waarom nagenoeg dezelfde vragen door u nogmaals worden gesteld, zonder dat u duidelijk maakt in welk opzicht u het ambtelijke antwoord ontoereikend acht. Hierna volgt de beantwoording van de vragen. 1. Heeft de gemeente bij het verlenen van bedoelde bouwvergunning in 2000 aan genoemd hotel rekening gehouden met de situatie van het aangrenzende pand? Zo nee, waarom niet? Het was ons bekend dat op het naastgelegen pand Trompetsraat 24 een dakkapel stond. Medewerkers van de gemeente hadden ontdekt dat de kapel zonder bouwvergunning was geplaatst. Op 11 september 1995 hebben wij achteraf alsnog een bouwvergunning verleend voor de dakkapel. In de mededelingen behorende bij de vergunning is vermeld dat door het plaatsen van de dakkapel rechtstreeks uitzicht ontstaat op minder dan twee meter van de erfgrens van het naburige erf. De vergunninghouder werd aanbevolen daarover een privaatrechtelijke regeling te treffen. Het treffen van privaatrechtelijke regelingen is geen publiekrechtelijke aangelegenheid, de gemeente kan daarop dus geen invloed uitoefenen. 2. Zoals bekend werd de bouwvergunning in 2000 verleend, terwijl de realisatie van het bouwplan van het hotel nu in 2003 wordt gerealiseerd. Inmiddels is er een nieuw bestemmingsplan binnenstad. Kunt u aangeven hoe lang een goedgekeurde bouwvergunning nog juridisch actueel is en zou de bouwvergunning aan het hotel in 2003 verleend zijn op basis van het huidige bestemmingsplan binnenstad? In artikel 59 van de Woningwet staat: Burgemeester en wethouders kunnen de bouwvergunning intrekken: a. indien blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave hebben verleend; b. indien blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 56; c. indien binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin met de werkzaamheden is gemaakt of d. indien de werkzaamheden langer dan de in de bouwverordening bepaalde termijn hebben stilgelegen. De in de Bouwverordening artikel 4.1 genoemde termijn bedraagt 26 weken. De vergunninghouder heeft schriftelijk verzocht om vanwege financieel economische reden de bouw voorlopig uit te stellen. In een brief dd. 12 juli 2001 hebben wij gesteld geen bezwaar te hebben tegen het uitstel. Het is beleid bij gemeenten om na twee jaar te informeren wanneer men begint met de uitvoering van bouwwerkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend. Ruim binnen deze termijn heeft vergunninghouder contact opgenomen en heeft aangekondigd te beginnen met de werkzaamheden. Indien op dit moment een aanvraag om bouwvergunning zou worden ingediend zou de aanvraag op identieke wijze worden behandeld. Het plan is in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan "Komplan 76", maar strijdig met het vastgestelde, nog niet in werking getreden, bestemmingsplan "Binnenstad Delft". Het verlenen van de bouwvergunning is nu mogelijk met een vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 3. Heeft de welstandscommissie een advies uitgebracht voordat de bouwvergunning aan het hotel werd verleend? Het oorspronkelijke plan is in de vergadering dd. 2 februari 2000 van de commissie voor Welstand en Monumenten behandeld, deze heeft ons positief geadviseerd. Het thans in uitvoering zijnde plan wijkt echter qua kleur en materiaalgebruik af van het oorspronkelijke plan. Deze wijziging is in de vergadering van de commissie dd. 12 maart 2003 behandeld, de commissie heeft ons positief geadviseerd. 4. Bent u het met onze fractie eens dat de gemeente gezien de situatie ten onrechte het bouwplan van het hotel heeft goedgekeurd? Zo nee, waarom niet? Op grond van het juridische kader zoals dat gold ten tijde van de behandeling van de bouwaanvraag en de toen bekende feiten, zouden wij niet tot een andere beslissing zijn gekomen. 5. Zo ja, is het college bereid mee te werken aan het oplossen van het geschetste probleem? Zo nee, waarom niet? De eigenaar/bewoner van het naburige pand heeft gedurende de tervisieleggingsperiode, geen zienswijze of bedenking tegen het plan ingediend. Ook na het verlenen van de bouwvergunning heeft hij/zij geen bezwaarschrift bij ons ingediend. Pas in een vergevorderd stadium van de bouw is de eigenaar/bewoner van het naburige pand tot de ontdekking van het probleem gekomen. Het is een probleem dat juridisch – zoals eerder opgemerkt - in de privaatrechterlijke sfeer ligt. Het is niet aan ons – als publiekrechtelijk orgaan – hier een oplossing voor te vinden. Zoals in antwoord op vraag 1 is vermeld is betrokkene onzerzijds bij de legalisering in 1995 van de aanvankelijk illegaal geplaatste dakkapel reeds op het privaatrechtelijke aspect gewezen. 6. Hoe denkt het college in de toekomst herhaling van dit soort zaken te voorkomen? Er blijft een grote verantwoordelijkheid liggen bij de indieners van bouwtekeningen om de gegevens op de tekeningen zo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Het voorkomen van civielrechtelijke problemen is praktisch niet mogelijk. Wij zijn niet bevoegd daarover te oordelen, nog los van het feit, dat wij er niet van op de hoogte (kunnen) zijn. Met de ter visie legging van bouwaanvragen wordt overigens tevens beoogd belanghebbenden de mogelijkheid te bieden het plan te beoordelen op eventuele civielrechtelijke aspecten. Voor het overige rest ons slechts de adviserende rol, die wij naar onze mening adequaat invullen door in de Mededelingen bij de bouwvergunning op het privaatrechtelijke aspect te wijzen. Hoogachtend, H.M.C.M. van Oorschot, burgemeester N. Roos, secretaris
|
|