Nota: Goed toegerust op weg naar de 21e eeuw | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() naar agenda |
Beleidsnota van de Gemeente Musea
Delft 1999-2003
In dit beleidsplan wordt een schets
gegeven van de ontwikkeling, die Museum Lambert van Meerten, Stedelijk Museum Het
Prinsenhof (Winkeltje Kouwenhoven) en Volkenkundig Museum Nusantara zouden willen
doormaken in de periode 1999-2003. Vanzelfsprekend zijn bij deze opschoon-operatie de presentaties naar het publiek niet vergeten, zoals 'Bunga-Bunga Indonesia' in 1992 in Nusantara, 'Koffie in Nederland' in 1994 in alle drie de instellingen, en 'Delftse meester, tijdgenoten van Vermeer' in 1996 in Het Prinsenhof. Het overkappen van de grote binnenplaats van Het Prinsenhof is gerealiseerd in december 1996 onder de naam 'Van der Mandele-zaal'. De komende jaren staan in het teken van de herstructurering van de drie instellingen tot eigentijdse musea. Daarbij gaat de aandacht uit naar het op peil brengen van de meeste basale voorzieningen voor het publiek. Er is een begin gemaakt met de vernieuwing van de semi-permanente opstellingen in de drie musea. Op deze herprofileringen is een deel van het tentoonstelling-sprogramma voor de komende beleidsperiode afgestemd. De onderwerpen die daarin aan bod zullen komen, zijn zo gekozen, dat delen van de tijdelijke exposities direct toepasbaar zijn in de latere, definitieve opstellingen.
De desiderata voor de periode 1999-2003, die verspreid in deze nota voorkomen, kunnen als volgt worden samengevat:
De primaire doelstelling is om in de planperiode te groeien naar 150.000 bezoekers per jaar voor de 3 musea; uitgaande van een verhoging van het percentage van 22% naar gemiddeld 50% betalend bezoek (bijlage: de bezoekersaantallen van 1988 tot en met 1998). De tweede doelstelling is het vergroten van de participatie van Delftenaren, jongeren, scholieren, ouderen en allochtonen. Om deze resultaten te bereiken voor elk van de drie musea werken wij aan een herprofilering die gericht is op een afwisselend tentoonstellings-programma en een actieve publieksbenadering op basis van product-markt combinaties. Uitgangspunt is daarbij de rijke cultuurhistorie van Delft. Daarnaast bereiden wij de vernieuwing van de semi-permanente opstellingen in de drie musea voor in proefmodulen, met als onderwerpen de geschiedenis van de stad Delft, de grote Delftenaren, Willem van Oranje en de Opstand, het Delfts aardewerk en de relaties van de stad nationaal en internationaal. Het belangrijkste project voor de komende jaren is derhalve het op peil brengen van de diverse publieksvoorzieningen. Gefaseerd en ondersteund met gegevens uit het publieks-onderzoek dat in 1998 van start ging, zullen in de komende beleidsperiode investeringen moeten worden gedaan. Wij willen vooruitlopend op de eventuele realisatie van het Delfts Aardewerk Centrum i.o. in museum Lambert van Meerten van start gaan met het Delfts Aardewerk Museum. De beschreven beleidsdoelen zullen worden
vertaald in een onder-nemingsplan waarin tevens de exploitatie-aspecten van de Musea en de
uitkomsten van Risicos en Remedies een belangrijke rol zullen spelen. 2 Over deze
nota De Gemeente Musea Delft voeren het beheer over Stedelijk Museum Het Prinsenhof, Volkenkundig Museum Nusantara, Museum Lambert van Meerten en Winkeltje Kouwenhoven. In dit beleidsplan wordt een schets gegeven van de ontwikkeling die de drie musea willen doormaken in de periode 1999-2003. Centraal staan daarbij de wensen en behoeften van onze bezoekers en overige klanten, zoals bruikleennemers en onderzoekers, en van onze potentiële bezoekers als de nieuwe bewoners van Delft en de regio. Wij streven ernaar dat ons aanbod van producten en diensten afgestemd is op onze doelgroepen en terecht komt bij de juiste personen, afgenomen tegen de juiste prijs en met de juiste communicatie en promotie. Voor de juiste product-markt combinatie hebben wij de afgelopen jaren kennis vergaard over de consument, het product en de beïnvloedingsmechanismen. Deze beïnvloeding richt zich dan op vier elementen, de marketingmix van product, plaats, prijs en promotie. Wij willen in de planperiode doelgroepversterking en doelgroep-verbreding om meer bezoekers te trekken. Primair richten wij ons op Delftenaren en de toeristen uit binnen- en buitenland in het kader van de doelgroepversterking, naast het verbreden van onze marktsegmenten jongeren, scholieren, ouderen en allochtonen. In hoofdstuk 4 geven wij op basis van deze externe oriëntatie, bij de uitoefening van onze taken, inzicht in de product-markt combinaties, die wij onze doelgroepen willen aanbieden. Wij gaan er vanuit dat in de beleidsplanperiode 1999-2003 de plannen voor het Delfts Aardewerk Centrum geconcretiseerd zullen gaan worden. In de aanloopperiode moet een bijdrage geleverd worden in de toekomstige programmering en de profilering van het Delfts Aardewerk Museum i.o. in Museum Lambert van Meerten.
2.2 Wat vooraf ging Deze nota volgt op de rapportage 'Het totaal is meer dan de som der delen', die eind 1989 verscheen. Daarin werd verantwoording afgelegd voor het gevoerde en nog te voeren beleid dat zich voornamelijk richtte op het op orde brengen van de museale infrastructuur en het wegwerken van achterstanden op bijna elk gebied, variërend van achterstallig onderhoud aan de gebouwen tot aan het registreren van het gemeentelijke kunst- en cultuurbezit. Nu deze inhaalslag vrijwel is voltooid, is het noodzakelijk dat de bezoeker kan gaan genieten van mooie en interessante vaste presentaties in een prettige ambiance.
3. Wat algemeen geldt voor de Gemeente Musea Delft 3.1 Waarom er musea zijn 'De musea kunnen door het verzamelen en het beheren van voorwerpen van zo verschillende aard en herkomst en door het onderzoeken en beschrijven van de verzamelingen, een hechte grondslag geven aan de kennis die toekomstige geslachten omtrent hun verleden nodig zullen hebben. (....) En indien het zo is dat de uitingen van de cultuur vervreemd zijn geraakt van de maatschappelijke werkelijkheid, indien zij een verzelfstandigd, misschien zelfs vercommercialiseerd produkt zijn geworden, dan zal het cultuurbeleid van de overheid er voor alles op gericht moeten zijn om deze vervreemding en vervlakking op te heffen. Daarbij gaat het vóór alles om het bieden van mogelijkheden tot aansluiting, herkenning; het gaat er vooral om dat de mensen zichzelf kunnen terugvinden in een wereld van ervaringen en belevingen die zij herkennen, die hen aanspreken en verwant zijn. Het gaat om het gevoel van echtheid en betrokkenheid. Musea, met hun schat aan oorspronkelijk materiaal uit een ver en meer nabij verleden, zijn daar bij uitstek geschikt voor. (....) Van overwegend bewarende instelling is het museum veel meer geworden tot centrum van informatie en tot een welkome gelegenheid voor een zinvolle vrijetijdsbesteding.' Dit citaat is ontleend aan de nota 'Naar een nieuw museumbeleid', die op 8 december 1976 aan de Tweede Kamer werd aangeboden door de minister voor cultuur. De visie op het cultuurbeleid en de functie van musea in de samenleving, die het verwoordt, geldt vandaag de dag onverkort voor het nationaal museumbeleid en vormt de basis van ons handelen.
3.2 Doelstelling en missie De Gemeente Musea Delft staan in dienst van de Delftse gemeenschap en haar ontwikkeling, en maken zich toegankelijk voor een zo breed mogelijk publiek van Delftenaren en anderen. Daartoe presenteren de musea door middel van authentieke voorwerpen de geschiedenis van Delft in al haar facetten en de geschiedenis van een stedelijke samenleving, met de bedoeling dat bezoekers er genoegen aan beleven en er iets aan hebben voor hun persoonlijke ontwikkeling. Op basis van deze taakstelling verwerven, behouden en beheren de musea voorwerpen en andere materiële getuigenissen over en van de Delftse en stedelijke samenleving, die de musea wetenschappelijk onderzoeken, toegankelijk maken en waarover zij informatie verschaffen. Verzamelen, ordenen, systematisch beschrijven van artefacten en naturalia houdt de mens al sinds de klassieke oudheid bezig. Het bestaansrecht, de continuïteit en actualiteit van de museale organisatie is nimmer in het geding zolang het collectiegericht denken de kern van het museaal handelen vormt. De verzameling en het verzamelen moeten de uitgangspunten zijn voor iedere volgende museale handeling. Immers materiële getuigenissen verliezen nooit hun betekenis als zij bijdragen aan begrip voor de actuele situatie. Het zijn de referentiekaders om na te kunnen denken over de wereld waarin wij wonen en leven. Het museale werk helpt daaraan perspectief en reliëf te geven. Samenvattend toont en vertelt Stedelijk Museum Het Prinsenhof de geschiedenis, kunst en cultuur van de stad Delft, Volkenkundig Museum Nusantara toont en vertelt over de eeuwenoude relatie van de stad Delft en Nederland met Indonesië en Museum Lambert van Meerten verhaalt over de geschiedenis van het Delftse aardewerk in al haar facetten. De drie musea doen dit ieder op een wijze die door een zo breed mogelijk publiek te gebruiken en te genieten is. De kernwoorden in deze interpretatie zijn Delft en de nieuwe creatieve werkvorm voor de presentatie aan het publiek. Van niet minder belang is dat er iets moet zijn om te presenteren, toegankelijk te maken en informatie over te geven, dat wil zeggen: de authentieke voorwerpen. Hiermee zijn ook meteen de belangrijkste beleidsvelden genoemd: presentatie en collectie. Beide zijn in de eerste plaats dienstbaar aan de Delftse samenleving en haar ontwikkeling. De musea zullen daarom in hun beleid ten aanzien van collecties en presentaties uitgaan van de huidige en toekomstige behoeften van Delft en zijn inwoners. Op het culturele vlak is een van de eerste behoeften een stedelijke cultuur van Delftse signatuur, waarin Delftenaren zich kunnen herkennen en waarmee zij zich kunnen identificeren en die ook duidelijk is voor bezoekers van buiten Delft.
3.3 Taken De musea hebben de volgende taken: het doen of laten doen van onderzoek naar dit cultureel erfgoed en het toegankelijk maken van de onderzoeksresultaten onder meer door het samenstellen van tentoonstellingen; het beheren, in stand houden en herstellen van dit erfgoed; het stimuleren van belangstelling voor dit erfgoed onder een zo breed mogelijk publiek, onder meer door het initiëren en aanbieden van educatieve begeleiding; het verwerven van voorwerpen die behoren tot het verzamelgebied van elk der musea. 4. Realisatie van doelstellingen; 4.1 Naar drie moderne musea In 1988 ontbeerde de museumorganisatie een werkzame infrastructuur en ontbraken een aantal 'gereedschappen' om mee te werken. De opbouw van een nieuwe infrastructuur was arbeidsintensief en tijdrovend en kon alleen worden gerealiseerd door in de afgelopen jaren daarvoor alle beschikbare menskracht en middelen in te zetten. Noodgedwongen zijn daardoor andere werkzaamheden niet aan bod gekomen. Gelijktijdig startte een interne discussie over het karakter van elk van de drie instellingen en de vernieuwing van hun inrichting . De gewenste herprofilering voor ieder museum afzonderlijk is gebaseerd op de ervaringen met de expositie "Koffie in Nederland", georganiseerd in de 3 musea in 1994. Toen is gebleken dat het publiek zich absoluut geen beeld kon vormen van onze musea, als zij zich gezamenlijk presenteerden onder de verzamelnaam Gemeente Musea Delft. Dit was echter nog geen structureel publieksonderzoek.
4.2 Wensen van onze klanten (bezoekers) Om inzicht te krijgen in de wensen van onze
klanten zijn in 1998 middelen vrijgemaakt om een meerjarig publieksonderzoek te starten en
is een aantal medewerkers brainstormsgewijs bevraagd op de meest gestelde vragen in het
recente verleden en is er gekeken naar publieksonderzoek in andere musea. Hier kwam uit
naar voren dat het overgrote deel van de bezoekers eenmalig is en voor het merendeel
afkomstig uit het buitenland. Slechts 3% is Delftenaar. De bezoekers worden als het ware
in het diepe gegooid en krijgen niet de kans te snuffelen of zich rustig te oriënteren
ter voorbereiding op hun bezoek aan een van de 3 gebouwen en collecties. Ook willen deze
klanten graag hun reactie kwijt, een praatje, een compliment, een klacht of irritatie. De
meer routineuze bezoeker wenst vooral verdieping en dan bij voorkeur zelfstandig maar in
een laagdrempelige omgeving. Wat de niet-bezoekers willen is niet makkelijk te duiden. De aanbodscultuur maakt het vrijwel onmogelijk daar zinnige uitspraken over te doen. Daarom hebben collegae, zoals het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden, het NIPO gevraagd om eens te checken wat de Nederlander weet, vindt van en zou willen weten of doen op het gebied van dingen van vroeger. Gepeild werd hoe ver het historisch bewustzijn terugging en of men bekend was met het aanbod (collecties, organisaties en monumenten). Helaas denken maar 3 van de 10 mensen bij de vraag wat is voor u zo vroeg mogelijk spontaan niet verder terug dan 1800. Conform de verwachting werd duidelijk dat ruim 33% niets weet en niets heeft met musea. Maar onbekend maakt niet altijd onbemind. De helft van de ondervraagden vindt het culturele erfgoed best wel belangrijk. Met name het verhaal achter het object wordt door die groep gewaardeerd. Kortom: veel mensen weten, vinden en doen uiteindelijk vrijwel niets met het museale aanbod, de helft een beetje en ongeveer 4% alles. De potentiële museumgebruikers vormen met ruim 42% een grote groep van de bevolking. Zij hebben als profiel doorgaans: minder oud, minder welgesteld, niet zo hoog opgeleid en hebben vaak nog kleine kinderen. Deze groep is vooral geïnteresseerd in het verhaal achter de dingen. Het streven is er op gericht deze groep kennis te laten maken met onze collecties en presentaties. Daarnaast willen de gemeentemusea de mogelijkheden onderzoeken te komen tot een introductie-programma voor nieuwkomers in samenwerking met bureau Bind. Een stimulans voor de burgers met lage inkomens zou een gratis entree kunnen zijn op vertoon van bijvoorbeeld een Delftpas. Voor de gewenste kwantitatieve groei van
het aantal betalende bezoekers, speelt de toeristische museumbezoeker een doorslaggevende
rol. Omtrent de wensen van deze categorie "toekomstige" bezoekers zal een nadere
analyse plaatsvinden in het kader van de uitwerking van het ondernemingsplan. Voor de
promotie en wervingsaspecten wordt aansluiting gezocht bij het marketingplan toerisme. Museum Lambert van Meerten Stedelijk Museum Het Prinsenhof Volkenkundig Museum Nusantara Al sinds een aantal jaren probeert Delft het imago Kennisstad te versterken: Delfts als een moderne stad, een stad waar kunst en cultuur zichtbaar thuishoren. Delft huisvest een grote hoeveelheid attracties en activiteiten voor de Delftenaar en voor de toerist van buiten de stad. Ook het culturele aanbod is groot en gevarieerd en zal nog groter en diverser worden. Voor de Gemeente Musea Delft betekent dit alles enerzijds winst: van het idee dat Delft, ook en juist in cultureel opzicht interessant is, profiteren wij ook. Anderzijds zal er sprake zijn van toenemende concurrentie om de bezoeker. Des te groter is daarom de noodzaak het eigen karakter en de kwaliteiten van de musea voor het voetlicht te brengen. Door herprofileringen van de Gemeente Musea Delft kan gestalte gegeven worden aan een nieuwe betekenis van de musea als instrumenten tussen het nu en het toen. Daarbij speelt informatie-communicatie technologie (de nieuwe, digitale media) een dienende rol.
Museum Lambert van Meerten De positionering Het huidige Museum Lambert van Meerten bestaat uit een laat 19de eeuws, voor een klein deel authentiek 'gestoffeerd' verzamelaarshuis, met daarin een 'niet authentieke' en incomplete' verzameling Hollandse tegels en Delfts aardewerk. In de Randstad staan vier vergelijkbare huizen van particuliere verzamelaars uit de vorige eeuw die voor het publiek toegankelijk zijn. Wat betreft authenticiteit komt Lambert van Meerten op de vierde plaats na Museum Bisdom van Vliet te Haastrecht, Museum Mr. Simon van Gijn te Dordrecht en Museum Willet-Holthuysen te Amsterdam. De verzameling aardewerk van Lambert van Meerten is kwalitatief gezien minder dan die van de afdeling kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam en die van Museum Het Princessehof te Leeuwarden, die tot de beste ter wereld behoren. Maar behalve in Amsterdam en in Leeuwarden, en voor wat de tegels betreft in Otterlo (Nederlands Tegelmuseum), is in ons land alleen te Delft een substantiële verzameling Delfts aardewerk te zien. De geschiedenis Sinds 1987 kan de gemeente beschikken over het in 1893 gebouwde huis van de Delftse industrieel Lambert van Meerten. Na diens dood werd het pand aan de Oude Delft 199 nagenoeg leeg aan het Rijk geschonken, dat het in 1987 overdroeg aan de stad. Daarbij werd een inmiddels verworven verzameling, hoofdzakelijk 17de eeuwse, Nederlandse tegels en een collectie Europees, hoofdzakelijk Delfts aardewerk in bruikleen afgestaan. De inboedel sloot aan bij de verzameling Delfts aardewerk die vanaf 1950 door het Delftse Stedelijk Museum was aangelegd om in Het Prinsenhof te worden geëxposeerd. Tegenwoordig zijn de twee keramiekcollecties in toenemende mate geconcentreerd in Lambert van Meerten.
In Museum Lambert van Meerten wordt de geschiedenis van het Delfts aardewerk het belangrijkste in de vaste presentatie. Dit houdt verband met het feit dat in Delft in de zeventiende en achttiende eeuw een dusdanig hoogwaardig aardewerk werd geproduceerd, dat de naam Delfts blauw wereldwijd een begrip werd. De stad ontleent er mede haar internationale faam aan. Evenals vroeger moet Delft weer vanzelfsprekend als aardewerkcentrum bekend staan. Aan het begin van de volgende eeuw heeft het museum zich ontwikkeld tot een buitengewoon open, actief en gastvrij museum: een compleet museum en hét informatiedocumentatiecentrum van Delfts aardewerk. Voor de verhoging van het bezoekersaantal wordt veel verwacht van deze ontwikkeling, waaronder het te realiseren Delfts Aardewerkcentrum ook valt. In het vernieuwde Museum Lambert van Meerten zal de bezoeker meegenomen worden naar het Delft van circa 1650, een kleine grote stad in het machtige gewest Holland. De Kamer van de Verenigde Oost-Indische Compagnie stond borg voor een uitgebreid stelsel van internationale (handels)betrekkingen en bracht nog meer rijkdom voor een toch al niet arme bourgeoisie. De aardewerkbakkerijen voorzagen duizenden van werk en brachten hen voorspoed en welvaart. De kennismaking met de topstukken die deze tak van industrie heeft voortgebracht, vindt plaats in een als kleine stijlkamer ingerichte opstelling, waarin de 'glazenkast' het middelpunt vormt, een typisch Hollands meubel dat vanaf die tijd zijn intrede deed in vermogende huishoudens. In dit van glazen ruitjes voorziene kabinet toonde men het rijke bezit aan (sier)keramiek en (sier)glaswerk. Met een korte audiovisuele productie wordt duidelijk gemaakt hoe men het Delfts toen maakte. In de gerestaureerde keuken van het huis wordt aandacht besteed aan de talrijke producten die voor huiselijk gebruik werden vervaardigd. En natuurlijk zal de bezoeker ook inzicht worden geboden in de productie van de verschillende bakkerijen en de betekenis van het 17de eeuwse Delfts in vergelijking met het overige Europese aardewerk en het Chinese porselein. Aan het einde van de vorige eeuw speelde het - inmiddels ingeslapen - Delft een hoofdrol binnen een internationaal streven om te komen tot een moderne industriële productie van voorwerpen met hoogwaardige ambachtelijke kwaliteiten. Deze periode betekende een revitalisering van De Porceleyne Fles. Ook dit onderwerp komt ter sprake, evenals de stand van zaken in de huidige aardewerkindustrie.
Informatievoorziening Naar aanleiding van onderzoek naar de archieven van verschillende bakkerijen, die in het Delftse Gemeentearchief worden bewaard, is het plan ontstaan om van het museum ook een informatiecentrum voor Delfts aardewerk te maken. Gezien de overvloed aan gegevens en de beperkte ruimte, zal dergelijke gedetailleerde informatie alleen in gedigitaliseerde vorm kunnen worden aangeboden. Maar de capaciteit en de financiële middelen ontbreken om aan een dergelijk megaproject te beginnen. De resultaten van deze inspanning komen niet aan Lambert van Meerten alleen ten goede. De wetenschappelijke informatie en de eigentijdse wijze waarop die voor een breed publiek toegankelijk moet worden gemaakt, zal ook een essentieel en onontbeerlijk onderdeel blijken te zijn als het Delfts Aardewerk Centrum tot stand komt. Na het voltooien van de herinrichting is de toevoeging 'Delfts Aardewerk Museum' aan de naam 'Museum Lambert van Meerten' om reclame-technische redenen een logische stap. Museum Lambert van Meerten als het Delfts Aardewerk Centrum i.o. er is. Wanneer het 'Delfts Aardewerk Museum' vertrekt naar het 'Delfts Aardewerk Centrum' zou de oorspronkelijke functie als woon- en verzamelaarshuis een mogelijke nieuwe invulling voor het gebouw kunnen zijn; met name de periode rond 1900, de tijd waarin het gebouw werd opgetrokken. Verwacht mag worden dat de oprichting van het Delfts Aardewerk Centrum niet meer binnen de termijn van deze beleidsvisie valt.
Stedelijk Museum het Prinsenhof De positionering Weliswaar moet de bezoeker zich wenden tot
het Haagse Mauritshuis en het Amsterdamse Rijksmuseum om het werk te zien van de
17e-eeuwse, Delftse meesters Vermeer, De Hooch en Fabritius, maar qua historische
stadsverzameling doet de Delftse niet onder voor de Leidse, de Goudse of de Haagse.
Evenals in die steden is het stedelijke museum van Delft ondergebracht in een historisch
gebouw. Cultuurhistorisch gezien is het Delftse Prinsenhof door zijn relatie met Willem
van Oranje echter belangrijker dan de Leidse Lakenhal, het Goudse Catharina Gasthuis, de
Haagse Sint Sebastiaansdoelen (Haags Historisch Museum), het Haarlemse Oude Mannenhuis
(Frans Halsmuseum) of het Amsterdamse Burgerweeshuis (Amsterdams Historisch Museum). De geschiedenis Ruim een eeuw geleden werden in het stadhuis van Delft enkele kamers ingericht met voorwerpen uit het roemrijke verleden van de stad. Die oudheidkamer groeide uit tot een museum, dat al in 1906 door plaatsgebrek moest verhuizen. Een nieuw onderkomen werd gevonden in het middeleeuwse gebouwencomplex van het voormalige Sint Agathaklooster, waar het museum nog steeds is gevestigd. Vanaf 1948 zijn daar wisselende tentoonstellingen gepresenteerd waarin een scala aan onderwerpen wordt belicht.
Stedelijk Museum Het Prinsenhof ambieert een krachtige nationale en internationale uitstraling door revitalisering van het gebouwencomplex, het bieden van permanente, hoogwaardige cultuurhistorische museumpresentaties en de organisatie van hoogwaardige exposities. Het Prinsenhof streeft er actief naar zijn uitstraling te versterken, zijn imago verder te verbeteren en zijn marktpositie te vergroten. Het museum wil blijven beantwoorden aan de veranderende eisen die museumbezoekers stellen aan het museale product in al zijn facetten. Om de toeristische aandacht voor Het Prinsenhof te vergroten wordt, in analogie met het meerjaren-marketingplan toerisme, ingezet op aandacht voor de 16e en 17e eeuw in Delft. Naast de aandacht voor Willem van Oranje en de opstand en de tijdgenoten van Vermeer wordt een deel van Het Prinsenhof ingericht met een nieuwe opstelling over de Delftse geschiedenis. Op deze manier kan participatie van Delftenaren vergroot worden. In de praktijk betekent dit dat het te vertellen verhaal veelal gegroepeerd wordt rondom een thema. Daarbij valt te denken aan het door de eeuwen heen veranderende stadsbeeld gekoppeld aan een interactieve stadsmaquette, het thema 'een stad om in te leven' over inpoldering, waterhuishouding en milieuverontreiniging in de Middeleeuwen, het thema Willem van Oranje, Delft als havenstad over Delfshaven en de VOC, arm en rijk in de Gouden Eeuw, 'Delft in de put': het alledaagse leven in vroeger eeuwen aan de hand van archeologische bodemvondsten, 'binnen zonder kloppen' over wonen in de 18de eeuw, het 19de eeuwse Delft als opkomende onderwijs- en industriestad, bezetting en verzet tussen 1940 en 1945 of de naoorlogse stadsuitbreidingen en de vertunneling van het spoor. Soms kan aan de hand van een al of niet belangrijke historische gebeurtenis een algemene geschiedkundige ontwikkeling worden verteld. Een voorbeeld: de tentoonstelling 'Een Delftse geschiedenis', waarbij het pas verworven portret van de familie Van der Dussen uit 1640 werd gebruikt om er de Delftse geschiedenis aan 'op te hangen'. Deze bescheiden tentoonstelling, geheel samengesteld uit voorwerpen uit eigen bezit, heeft dienst gedaan als eerste vingeroefening voor de toekomstige omvangrijker herinrichtingen. Hier werd bijvoorbeeld een nieuwe vorm van beteksting uitgeprobeerd.
Een programmering voor de eigentijdse beeldende kunst Met het opheffen van "De Volle Maan" per 1 januari 1983 is de hedendaagse beeldende kunst geïntegreerd in Stedelijk Museum Het Prinsenhof. Sinds de sluiting heeft Het Prinsenhof naar vermogen binnen de beperkte eigen middelen een tentoonstellings- en aankoopbeleid eigentijdse beeldende kunst ontwikkeld. Deze traditie krijgt een vervolg met een programmering die de nieuwste ontwikkelingen toont op het gebied van de hedendaagse beeldende kunst, design, fotografie en architectuur in en uit Delft. Op deze wijze kan ook de participatie van de Delftenaren vergroot worden. Het streven is erop gericht jaarlijks tenminste een presentatie te realiseren in de Van der Mandele-zaal. Voor een goede afstemming van de programmering zal samenwerking gezocht worden met het Techniek Museum en het Kunst Centrum.
Volkenkundig Museum Nusantara De positionering Amsterdam en Leiden zijn de steden waar de
twee grote volkenkundige musea van ons land zijn gevestigd. Het tentoonstellingsprogramma
dat zij het publiek aanbieden, is algemeen van aard. Museum Nusantara daarentegen is het
enige museum in Nederland dat geheel is gewijd aan het voormalige Indië en het huidige
Indonesië. De Delftse museumverzameling bestaat vrijwel uitsluitend uit voorwerpen die
uit de Indonesische Archipel afkomstig zijn. De geschiedenis De gemeente Delft zette in 1864 een studie op voor de vorming van bestuursambtenaren voor Indië. De kosten van 'de Indische Instelling' gingen op den duur de financiële krachten van de stad te boven: eind 1900 werd 'de Indische' gesloten. De etnografische verzameling, die vanaf de oprichting was aangelegd, bleef voor Delft behouden. In 1911 werd de inmiddels tot 5000 voorwerpen aangegroeide verzameling voor het eerst in Het Prinsenhof aan het publiek getoond. Na omzwervingen binnen de stad en tal van ontberingen duurde het nog tot 1964, alvorens het museum haar tegenwoordige onderkomen vond in één van de gebouwen van het voormalige Sint Agathaklooster. Vanwege het bijna uitsluitend op Indonesië gerichte karakter van de collectie werd de naam bij de verhuizing naar het huidige museumgebouw in 1964 veranderd in 'Indonesisch Etnografisch Museum Delft'; dertien jaar later, na een grote verbouwing en herinrichting in 1977, werd dit vervangen door 'Volkenkundig Museum Nusantara Delft' ('Nusantara' is Indonesisch voor het begrip 'eilanden tussen twee werelddelen'). Deze naamsverandering is ongelukkig: het woord 'volkenkundig' suggereert dat ook aandacht wordt besteed aan culturen die buiten de Indonesische Archipel voorkomen. Een nieuwe naamswijziging - en dat moet dan ook de laatste zijn - die meer duidelijkheid verschaft, is gewenst, mede om reclame-technische redenen. Daarbij is de keuze gevallen op 'Indonesië Museum Nusantara'.
Om in de toekomst meer bezoekers te trekken zal het museum meer dan voorheen richten op de vele verschillende aspecten van de al uit 1596 daterende relatie van ons land met Indonesië. De vaste presentatie zal een overzicht geven van de ontwikkelingen in die relatie, zoals de tijd van de VOC en de periode van de Indische Instelling. Het museum wil hiermee aansluiting zoeken bij de permanent aanwezige belangstelling voor ons 'Indische' verleden, dat in geen enkel Nederlands museum meer uitgebreid aan bod komt. Een belangstelling overigens, die educatief gezien aansluiting biedt op een aantal aspecten van ons dagelijkse leven, die in Het Prinsenhof niet aan de orde kunnen komen, omdat de Delftse geschiedenis daar niet de meest voor de hand liggende aanknopingspunten toe biedt. Een voorbeeld: talloos zijn de schrijnende verslagen van de 'kille' ontvangst die mensen ten deel viel, die na de capitulatie van Japan uit de kampen terugkwamen. Naar hun relaas wordt nog steeds nauwelijks geluisterd, terwijl het beeld van de Tweede Wereldoorlog in toenemende mate vervaagt in het geheugen van de Nederlanders. In onze tijd, waar berichtgeving over geweld in huis, op straat of in een naburig of verafgelegen land aan de orde van de dag is, mag hun verhaal en het daaraan verbonden thema van oorlog en onderdrukking niet verstommen, noch worden vergeten. Ook milieuaspecten, zoals de gevolgen van het kappen van de regenwouden op Borneo of de problemen in Jakarta op het gebied van de luchtvervuiling zullen thematisch toegelicht worden; evenals in het verleden in nauwe samenwerking met de Papaver op het gebied van de milieu-educatie. Gekoppeld aan de verhalen over culturen elders in de wereld wil Nusantara kijken naar de culturen in Delft zelf met als uitgangspunt de specifieke bevolkingsgoepen in de stad; de ontmoeting van culturen met het museum als podium. Op die manier kunnen de bezoekers zich verdiepen in waar zij zelf vandaan komen en kennis nemen van elkaars culturele herkomst. In de presentatie wordt Delft gepositioneerd als stad waar mensen uit verschillende culturen wonen, 400 jaar contacten en wisselwerkingen. Onze lijn voor de komende jaren moet nadrukkelijk komen te liggen op de verhalen, die allochtonen zelf leveren. Dat is de les voor Nusantara in de multiculturele samenleving: zo nauw mogelijk aansluiten bij de nieuwe Delftenaren.
In Nederland zijn de meest gezichtsbepalende culturele instellingen in de Randstad te vinden. In een gebied dat men zonder storingen en files per trein of auto in hooguit een uur van noord naar zuid doorkruist, wordt de bezoeker van musea, galeries, theaters, concertzalen, filmhuizen en archieven kwalitatief en kwantitatief een ruime keuze geboden. Het aanbod van de Delftse Gemeente Musea bezit zoveel , soms geheel unieke elementen, dat het een eigen rol kan spelen. Het kost geld om het aanbod te creëren, om het in stand te houden en om er bezoek mee te trekken. Maar het levert ook iets op. Hoeveel precies valt moeilijk te zeggen, want er is op dit gebied nog niet veel onderzoek gedaan. Uit rapporten als 'Meer dan een Miljard' (Amsterdam 1985) en het NSS-onderzoek naar aanleiding van de Vermeer-tentoonstelling (Den Haag 1996) blijken de economische effecten van het in stand houden van een levendig cultureel aanbod lucratief. Uit landelijk CBS onderzoek (1996) weten we, dat 7% van de 55- tot 64-jarigen minstens één keer per maand een museum bezoekt, 5% van de 65- tot 75-jarigen en 3% van de 25- tot 55-jarigen. Het zijn juist de mensen uit deze categorieën die behoren tot de, in economische zin beter gesitueerden.
Alle Gemeente Musea zijn thans geopend op dinsdag t/m zaterdag van 10.00-17.00 uur en op zon- en feestdagen van 13.00-17.00 uur, met uitzondering van 1e Kerstdag en Nieuwjaarsdag. De sluiting op de maandagen werd in de jaren 80 uit bezuinigingsoverwegingen in veel musea ingevoerd, maar is inmiddels op veel plaatsen weer ongedaan gemaakt. In Delft ging het Legermuseum er onlangs toe over om op maandagen de deuren voor het publiek te openen. De wens is gerechtvaardigd om de openingstijden van de Gemeente Musea thans opnieuw te bezien en wel om de volgende redenen: - Vanuit het oogpunt van serviceverlening aan bezoekers die niet uit Delft komen, zoals toeristen, is de sluiting op maandagen ongewenst. De bezettingsgraad van overnachtingen in en rond Delft geeft geen aanleiding om dit minimaliseren van de museale toegankelijkheid te rechtvaardigen, maar geeft juist aanleiding tot verdere optimalisering. - De regels met betrekking tot de toegankelijkheid op feestdagen is, vooral voor buitenlanders, ongekend ingewikkeld. Valt een feestdag op een doordeweekse dag of op een zaterdag, dan gelden niet de verwachte openingstijden van 10.00-17.00 uur, maar de zondagse openingstijden van 13.00-17.00 uur. Valt een feestdag echter op een maandag dan is het museum niet gesloten, maar juist geopend en wel van 13.00-17.00 uur. - De laatste jaren blijkt het aantal
bezoekers op de zaterdagmorgen gering.
Wisselende tentoonstellingen met aansprekende onderwerpen en levendige presentaties van goede kwaliteit zijn nodig om bezoekers de musea binnen te krijgen en tot herhaalbezoek te brengen. Elk museum - hoe klein ook - heeft niet alleen de inwoners van de eigen stad tot klant, maar ook die van de regio en van de rest van het land en wordt - afhankelijk van de aard van de verzameling of de tijdelijke tentoonstelling - tevens door mensen uit het buitenland bezocht. Dit beeld is voor een ieder waarneembaar zodra Museum Boymans Van Beuningen een expositie inricht à la 'Schatten van de Tsaar', het Mauritshuis Johannes Vermeer toont of Het Prinsenhof zijn 'Delftse meesters' laat zien. Het is mede vanuit het besef voor een nationaal en internationaal publiek te werken, dat de Gemeente Musea de actieradius dus niet tot de directe omgeving kunnen en willen beperken. Naast tentoonstellingsonderwerpen die een groot publiek aanspreken, moeten ook de, qua thema minder toegankelijke exposities aan bod komen. Tevens dienen musea te proberen om die mensen te bereiken, die zelden of nooit naar een museum (lees: de Gemeente Musea) gaan, bijvoorbeeld omdat de economische omstandigheden waarin zij verkeren dit niet toelaat, omdat museumbezoek in hun land van herkomst geen ingeburgerd begrip is, of omdat ze zo jong zijn, dat ze musea nog moeten ontdekken. Dergelijke doelstellingen zijn alleen te verwezenlijken wanneer een regelmatig wisselend aanbod van tijdelijke exposities en daaraan gerelateerde evenementen kan worden gerealiseerd. In de praktijk betekent dit, dat niet slechts onderwerpen uit de 17e, 18e of 19e eeuw aan bod dienen te komen, maar ook onderwerpen uit het begin van ons eigen eeuw, uit het meest recente verleden of onderwerpen die thans actueel zijn of in de toekomst zullen worden. Er dient niet uitsluitend oude kunst getoond te worden, maar ook moderne en verschillende disciplines behoren aan bod te komen. Voor zowel Lambert van Meerten als voor Nusantara bestaat de wens om twee tijdelijke tentoonstellingen per jaar te presenteren. Ook voor Het Prinsenhof wordt aan een dergelijke aanpak gedacht, aangevuld met twee kleinschalige presentaties, die aansluiten bij de actualiteit van het moment.
4.8 Publieksbegeleiding Naast dynamiek in het tentoonstellingsaanbod dient er kwaliteit geleverd te worden, want het publiek verwacht - terecht - een bepaalde service. Zo vragen scholen die op bezoek willen komen om educatieve begeleiding, die moet worden aangeboden als groepsproject, maar ook op individueel niveau moet kunnen worden gebruikt en liefst in interactieve vorm. De vraag naar gespecialiseerde rondleidingen en cursussen over allerlei onderwerpen groeit explosief. Buitenlandse bezoekers verwachten de informatie bij de voorwerpen te kunnen raadplegen in tenminste één taal die voor hen toegankelijk is en sommige groepen Nederlanders met een buitenlandse achtergrond, zijn pas tot museumbezoek te brengen (soms letterlijk) na een zeer persoonlijke, intensieve en in de eigen taal gestelde benadering.
Onderwijs Binnen de Gemeente Musea Delft leeft het besef dat onze musea een belangrijke bijdrage kunnen en moeten leveren aan het onderwijs. In onze musea leren kinderen immers hun stad en het verleden ervan kennen en doen zij algemeen cultureel en historisch besef op. Van bijzonder belang is daarbij dat de musea via de scholen een natuurlijk contact kunnen leggen met kinderen van allochtone herkomst. Het intensiveren van de banden met het onderwijsveld zal daarom in de komende periode veel aandacht krijgen. De musea willen onderwijsprogrammas ontwikkelen waarbij het accent ligt op de zelfwerkzaamheid van de scholieren, in overeenstemming met de doelstel-lingen van het onderwijs. In een breed en steeds vernieuwend aanbod van activiteiten en programmas leren zij kijken, vragen stellen, kennis verwerven en conclusies trekken over hun eigen identiteit en hun relatie met het heden en verleden. Het beleidsvoornemen is niet alleen het primaire onderwijs en de basisvorming bij de musea te betrekken, maar ook het voortgezet onderwijs na de basisvorming. Het verdient aanbeveling in nauw overleg met het onderwijsveld en in samenwerking met diverse andere gemeentelijke afdelingen en niet-gemeentelijke partners programmas te ontwikkelen voor de tweede fase en hiervoor werkvormen opzetten. Het is voor de Gemeente Musea Delft daarom van belang dat in het stedelijk beleid met betrekking tot het onderwijs en musea niet alleen maar over kunsteducatie , kunstzinnige vorming en kunstonderwijs wordt gesproken. Deze tendens het accent eenzijdig op kunst te leggen, werkt niet alleen averechts voor de musea, maar is ook beleidsmatig gezien onzorgvuldig; het maakt het aanbod te mager en geeft een onjuist beeld van wat de stad aan cultuur te bieden heeft.
Informatievoorziening De musea krijgen veel vragen van buiten: over de collecties, over voorwerpen die verzamelaars zelf bezitten, over de geschiedenis van Delft enzovoort. Vanzelfsprekend doen de medewerkers van de musea hun best dergelijke vragen goed en vlug te beantwoorden. Dat is echter niet altijd mogelijk, omdat de informatie over de collecties en de bijbehorende documentatie nog niet volledig digitaal beschikbaar is. Weer van een heel andere aard is de toenemende vraag om de musea te kunnen raadplegen op internet. Het streven is erop gericht in de planperiode onze eigen Internet home page te hebben, waar onze vorderingen op het gebied van de informatievoorziening te volgen zullen zijn.
De voorkeuren van het publiek bepalen mede het beleid ten aanzien van de tentoonstellingen en semi-permanente presentaties. Om hun smaak en wensen te kennen en erop te kunnen inspelen, is meer nodig dan het nu lopende publieksonderzoek, gezond verstand en een zeker gevoel voor belangrijke ontwikkelingen in de samenleving. Er zal daarom een marketingonderzoek plaats moeten vinden, waaruit een plan voortkomt, dat uitgaande van de middelen die de musea hebben, aangeeft hoe we diverse doelgroepen het beste kunnen bereiken. Dit onderzoek en plan zullen het beleid voor publiciteit en promotie de komende jaren sturen. De musea willen in 2000 het marketingbeleid expliciet formuleren, een marketingplan laten opzetten en dat vervolgens in de jaren daarna uitvoeren.
Publieksonderzoek Het publieksonderzoek in de Gemeente Musea Delft is een beleidsinstrument. Binnen de musea was geen meerjarige kennis voorhanden over 'het eigen bezoek'. Dit gegeven, samen met de op handen zijnde wijzigingen in Nusantara en Lambert van Meerten en de planvorming voor het vervangen van de vaste opstelling in Het Prinsenhof, is aanleiding geweest om met ingang van het najaar van 1998 te starten met een publieksonderzoek. In eerste instantie is dit onderzoek gericht op het verkrijgen van een beeld van het publiek dat in de drie musea met het huidige aanbod wordt bereikt. Binnen de komende jaren moet het onderzoek zich eveneens gaan richten op het traceren van veranderingen in de samenstelling van het bezoek, na het aanbrengen van veranderingen in de verschillende opstellingen. Het project is gestart met een 'nulmeting' door middel van een schriftelijke enquête. Die richt zich in eerste instantie op het vergaren van basale kennis, zoals de redenen voor het afleggen van een bezoek, de informatiebronnen die aanleiding gaven voor de komst, de beeldvorming over de drie musea, etc. De een à twee onderzoeken die hierop volgen, kunnen pas plaatsvinden wanneer de opstellingen van de diverse musea zijn vernieuwd. Vergelijking met de nulmeting en zorgvuldige analyse van de bezoekcijfers zullen uitwijzen of wij met de keuze van de onderwerpen en de uitvoering van de presentaties op de goede weg zijn en of onze publiciteit de beoogde doelgroepen bereikt. Daarnaast zullen mogelijke tekortkomingen van de musea ten opzichte van het publiek aan het licht komen. Evaluatie van het onderzoek en van de producten van de musea zal leiden tot bijstelling, indien dat dan nodig mocht blijken te zijn.
Publiciteit Al eerder is door onderzoek vastgesteld, na de Koffie-expositie in 1994, dat de naamsbekendheid van de Gemeente Musea Delft niet groot is. Een organisatie, drie openbaar toegankelijke gebouwen en drie onderling zeer verschillende collecties, leiden tot verwarring en onbekendheid. Sinds 1994 zijn alle inspanningen er derhalve opgericht het imago van de drie musea afzonderlijk uit te bouwen en te verbeteren en de naamsbekendheid te vergoten.
4.9 Verzamelen Het verzamelbeleid is gericht op het aanvullen van lacunes; slechts voorwerpen die in de vaste presentatie of vaak voor tijdelijke tentoonstellingen gebruikt kunnen worden, komen voor verwerving in aanmerking. In de collectieplannen van de musea is aangegeven welke deelcollecties voor uitbreiding in aanmerking komen. 4.10 Registratie, documentatie en wetenschappelijk onderzoek In de loop van 1996 werd een begin gemaakt met het op orde brengen van de depôts en een groot deel van de registratie van de verzameling van Nusantara. Daarvoor was een rijkssubsidie verleend in het kader van het Deltaplan voor cultuurbehoud. Inmiddels wordt het Q&A-registratiesysteem, dat niet millennium-proof is, vervangen door het zich momenteel tot internationaal geaccepteerde museumstandaard ontwikkelende T(he) M(useum) S(ystem). Daardoor kan het collectiebestand ook voor Internet-gebruikers toegankelijk worden gemaakt. Deze informatie- en communicatie-technologie biedt niet alleen spectaculaire nieuwe mogelijkheden voor de registratie en documentatie van de collecties maar juist ook voor de presentaties. Met de digitale ontsluiting van de collecties kan het culturele erfgoed van Delft openbaar worden gemaakt. Hierbij staat voor ons de, door het ministerie van OC en W gewenste, koppeling van culturele instellingen aan het KennisNet centraal. Dit net biedt de mogelijkheid om bij alle scholen in Nederland op de eerste digitale rij te zitten. Dit vereist wel dat wij onze collecties op dezelfde software registreren en annoteren als de collega-musea. Aan de wetenschappelijke bewerking van de collecties is tot op heden alleen dan iets gedaan, wanneer er voorwerpen uit de verzameling zijn beschreven in een wetenschappelijke publicatie die het museum uitbracht bij een tijdelijke expositie, zoals die over het werk van Leonaert Bramer, 'Delftse Meesters' en Beelden van een strijd. De achterstand in dit werk kan alleen worden ingelopen met hulp van gespecialiseerde derden. Een projectmatige aanpak per museum voor telkens een periode van een jaar lijkt thans de meest efficiënte aanpak. Onderzoek verplicht tot het openbaar maken van de gevonden informatie. Deels zal dit in geschreven vorm gebeuren, maar zeker ook op het Web, op CD-rom of op video. Daarnaast bestaat er een continue vraag onder Nederlandse en buitenlandse museumbezoekers om informatie in gedrukte of in virtuele vorm, die kan worden meegenomen na een bezoek aan één van de instellingen.
5.1 De positionering binnen de Gemeente Delft De Gemeente Musea zullen in de beleidsplanperiode deel uit gaan maken van het cluster bedrijven maar zijn nu nog een afdeling van de dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur. Zeer regelmatig wordt er op verschillende gebieden samenwerking gezocht met de Gemeentelijke Archiefdienst en de sectie Monumenten en Archeologie van de Dienst Stadsontwikkeling en Kunstzinnige vorming van de VAK. Van structurele aard zijn de contacten met de afdeling Economische Zaken, voortvloeiend uit het Delfts Actieplan Toerisme en voor wat betreft de planvorming rond het Delfts Aardewerk Centrum. 5.2 Samenwerking met derden Contacten met collega-instellingen, archieven, verzamelaars en wetenschappers in binnen- en buitenland zijn onontbeerlijk in het dagelijkse museumleven. Het verkrijgen van bruiklenen voor tijdelijke tentoonstellingen bijvoorbeeld zou onmogelijk zijn zonder een nationaal en internationaal netwerk aan relaties. Ook wat betreft de inhoudelijke kant van het museumwerk is samenwerking met anderen van vitaal belang. Zo is de conservator van Nusantara voor het verkrijgen en bijhouden van zijn kennis afhankelijk van wetenschappelijk onderzoek, dat in soortgelijke musea wordt gedaan of aan universiteiten in Nederland, elders in Europa of in Indonesië. De conservatoren die zich bezighoudt met oude kunst en kunstnijverheid zijn voor hun kennis over de bloeiperiode van de Delftse schilderkunst - die tegen het midden van de 17e eeuw begon (o.a. Vermeer, De Hooch, Fabritius, Van der Ast, Bramer en Van Vliet) - mede aangewezen op onderzoek dat elders in Nederland, maar vooral in de Verenigde Staten en Engeland wordt gedaan. Vanaf 1991 nemen de Gemeente Musea deel aan Delft Oranjestad, een samenwerkingsverband van de afdeling Economische Zaken van de gemeente, de VVV-Delft, de Nieuwe Kerk en het Legermuseum. Samen met de afdeling Economische Zaken van de gemeente wordt eveneens gewerkt aan Delft Aardewerkstad, ook een project dat voortkomt uit het 'Delfts Actieplan Toerisme 2 1994-1998'. Bovendien participeren wij in het project Geheim van Holland. Op het gebied van de kunstzinnige vorming werken wij in projecten samen met de afdeling KV van de VAK. Met de Gemeentelijke Archiefdienst en de Sectie Monumenten en Archeologie van de Dienst Stadsontwikkeling is in 1997 het cultuurhistorisch bulletin Delf opgezet. 5.3 Intermuseale samenwerking met Delftse en Haagse musea Op het gebied van publiekswerving,
-begeleiding en educatie richten zich nagenoeg alle Nederlandse musea tot dezelfde
categorieën bezoekers. Daarom is het verstandig om op lokaal en regionaal niveau de
krachten te bundelen teneinde een zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van de schaars
aanwezige personele en financiële middelen, die voor dit aspect van het museumwerk
beschikbaar zijn. Het ligt dan ook in de bedoeling om binnen afzienbare tijd te komen tot
een nauwe samenwerking met alle Delftse musea door de oprichting van een Delftse
Museumvereniging, die te zijner tijd samenwerking zal zoeken met de reeds bestaande,
Haagse zusterorganisatie. Waar mogelijk zal de samenwerking niet louter beperkt blijven
tot publiekswerving, -begeleiding en educatie. Nationaal Afgelopen jaren werkten de musea mee aan projecten met een provinciale en landelijke uitstraling. Vanaf dit jaar krijgt de V.O.C. een belangrijke plaats in de nieuwe presentaties van Nusantara en Lambert van Meerten. Bovendien maakt Delft deel uit van het samenwerkingsverband "Het Geheim van Holland. De Gemeente Musea Delft neemt samen met 28 grote musea in Nederland deel aan het Tentoonstellingsagenda-overleg met het Nederlands Bureau voor Toerisme, waarin zaken als promotie in Nederland, musea op internet worden besproken, met als streven om in samenwerking met verschillende ministeries te komen tot internationale museale evenementen. nternationaal In het kader van de herdenking van 350 jaar Vrede van Münster in 1998 werkte Stedelijk Museum Het Prinsenhof samen met het Westfälisches Landesmuseum in Münster, het Collège de France in Parijs en het softwarehuis Euritis uit Marseille met als doel een gezamenlijke cd-rom over de Vrede. Ter gelegenheid van 400 jaar Japans-Nederlandse betrekkingen worden in 2000 in Japan en in 2001 in New York en Londen tentoonstellingen georganiseerd met als uitgangspunt de expositie Delftse Meesters, tijdgenoten van Vermeer. Wij werken voor beide tentoonstellingen samen met The National Gallery in Washington en The Metropolitan in New York.
Geplande tentoonstellingen in de periode 1999-2003 Stedelijk Museum Het Prinsenhof : In 25 jaar tijd heeft de Delftse beeldend kunstenaar Dirk van Dien een grote hoeveelheid werk gecreëerd. Uit duizenden tekeningen, hout- en linoleumsne-den, schilderijen en ruimtelijke objecten veelal assemblages, samengesteld uit diverse materialen is nu voor het eerst een selectie gemaakt. 1 oktober 1999 t/m 2 januari 2000 Craeyenburch te Nootdorp is een woongemeenschap voor mensen met een verstandelijke handicap. Al een aantal jaren krijgt een twintigtal bewoners de kans zich beeldend te ontwikkelen. De instelling, waarvan bewoners en oud-bewoners tegenwoordig werken en recreëren in onder meer Nootdorp, Delft en Zoetermeer viert dit jaar zijn 25-jarig bestaan. Er wordt werk van Craeyenburchers en andere verstandelijk gehandicapten getoond en er zal worden getracht vanuit Het Prinsenhof atelierbezoek te regelen. 21 december 1999 t/m 12 maart. 2000 Fotografen zien Delft 1959-1999 - Werk van leden van Fotoclub '59 In 1959 begon in Delft een aantal amateurfotografen in clubverband elkaars werk te beoordelen en zich op tentoonstellingen te presenteren. Veelvuldig kozen zij de stad tot hun onderwerp. Naar aanleiding van het 40-jarig bestaan van Fotoclub 59 is een keuze gemaakt uit de resultaten die dit opleverde. 7 maart t/m 13 juni 2000 Met de kaarten op tafel - Kaarten uit het bezit van het Hoogheemraadschap Delfland Momenteel wordt in het Hoogheemraadschap Delfland de laatste hand gelegd aan een omvangrijk boek waarmee een indruk wordt gegeven van het rijke bezit aan kaarten. Daaruit wordt een tentoonstelling samengesteld die een beeld geeft van de eeuwenlange ontwikkeling van cartografische technieken. 6 juni t/m 13 augustus 2000 Het Millenium bezien door de Delftse beeldend kunstenaar Steven van der Kruit 20 juni t/m 1 oktober 2000 Eind 1998 ging in het museum de eerste van een serie tentoonstellingen van start die de naam Een Delftse geschiedenis meekreeg. Had de vorige expositie de familie Van der Dussen tot onderwerp, bij de tweede is dit de familie Van der Goes van Naters, waarvan het museum een groot bruikleen beheert. Leden van dit geslacht bekleedde dikwijls belangrijke functies binnen de stad en daarbuiten, van burgemeester van Delft tot Fractievoorzitter in de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid en Europarlementariër. 5 september 2000 t/m 7 januari 2001 Aart Houtmans Delft De Delftse beeldend kunstenaar Aart Houtman maakte recentelijk een panorama-view van de stad en de omgeving vanaf het dak van zijn atelier. 10 april t/m 12 aug 2001 Een Delftse geschiedenis III - 200 jaar Delftse vrijmetselaarsloge Silentium 11 september 2001 t/m 6 januari 2002 Een kort ontwaken - Delft als cultureel centrum 1880-1930 Meer nog dan in de 17e eeuw werd het cultureel klimaat aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw gekenmerkt door een grote artistieke diversiteit. Zo verwierf glazenier Jan Schouten zich vanuit zijn atelier in Het Prinsenhof nationale bekendheid met de restauratie van de gebrandschilderde glas-in-loodramen van de Sint Janskerk te Gouda. En natuurlijk werden de door Van der Mey en Kramer ontworpen metalen versierselen voor het Amster-damse Scheepvaarthuis gemaakt bij F.W. Braat. Dit Delftse metaalbedrijf had met een eigen succesvolle ontwerp-afdeling immers een naam opgebouwd onder deze vooraanstaande kunstenaars. Schilders als Toorop, Kamerlingh Ones en Tholen volgden de lessen van Adolf le Comte aan Polytechnische School. Ook buiten de artistieke en financiële elite vond de opbloei van het culturele leven zijn weerslag. Het Delftsch Studenten Corps bijvoorbeeld trok voor de lustrumviering van 1903 beeldend kunstenaar en decor- en kostuumontwerper Antoon Molkenboer aan om een gekostumeerde optocht vorm te geven. Voor het volgende lustrum schreef de dichter P.C. Boutens teksten, ontwierp de schilder Hendricus Jansen decors en kostuums, verzorgde de componist Koeberg de muziek, hielp acteur Willem Royaards bij het instuderen van de rollen en gaf de historicus Johan Huizinga lezingen. In de periode rond 1900 werd ook de basis gelegd voor Delft als museumstad. Op 27 oktober 1897 vond in het stadhuis de officiële opening plaats van de voorloper van het stedelijk museum. Negen jaar later verhuisde deze oudheidkamer naar Het Prinsenhof, waar al sinds 1887 'De Historische Zaal' was gevestigd. Dit aan Willem van Oranje gewijde rijksmuseum kreeg er in 1911 een collega-instelling bij in de vorm van de etnografische verzameling, het latere 'Nusantara'.
Snijden voor het leven - Anatomie-onderwijs in Delft in de 17e eeuw Tot de tweede helft van de vorige eeuw was de kennis over het functioneren van het menselijk lichaam minimaal. Wat men wist, stoelde op - meestal onbegrepen - praktijkervaring en wetenschappelijk onderzoek. In Delft behoorde de jaarlijks terugkerende serie lessen van de professor anatomie eeuwenlang tot een van de belangrijkste exponenten uit die laatste categorie. In de 16e, 17e en 18e eeuw werden de lokale doktoren en vroedvrouwen bijgeschoold aan de hand het ontleden van lijken van overleden misdadigers en dieren. Dit geschiedde hartje winter - en die waren aanzienlijke kouder dan de onze - zodat het lesmateriaal in het ijskastloze tijdperk toch een paar dagen achtereen goed bleef. De steenkoude sessies, waarna flink werd gedronken en gegeten om weer op temperatuur te komen, zijn in verschillende Hollandse steden door verschillende kunstenaars vereeuwigd. De twee anataomische lessen door Rembrandt, die de Amsterdamse situatie tonen, zijn wereld-beroemd geworden. Het Prinsenhof beheert een viertal anatomische lessen die toestand in Delft laten zien en daarover gaat deze tentoonstelling.
Aan het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw maakten de Nederlanden een enorme economische bloei door. De over de hele wereld uitvarende schepen brachten niet alleen welvaart voor velen, maar boden ook een blik op onbekende werelden en culturen. Aan boord van de schepen van de VOC en WIC werden voorwerpen meegenomen, die hier tot dan toe onbekend waren en die door verzamelaars hoogstelijk werden begeerd. De Delftse arts dAquet was een van hen. Via directe contacten met de VOC, die in Delft een Kamer bezat, bracht hij een rijke collectie naturalia bijeen die van zijn grote botanische, farmaceutische en medische belangstelling getuigde. Zijn verzameling was tot ver in Europa bekend; geïnteresseerde buitenlanders maakten een omweg om hem te bezoeken.
Volkenkundig Museum Nusantara 8 september 1999 t/m 16 januari 2000 Recente aanwinsten van Volkenkundig Museum Nusantara
voorjaar 2000
19 april t/m 5 augustus 2000 Met het vertrek in 1998 van president Soeharto uit het centrum van de macht, brak voor Indonesië een tijd aan van politieke onrust en geweld. De tentoonstelling laat met fotos, filmmateriaal en vlugschriften een aantal aspecten zien van deze woelige periode.
12 juni t/m 16 september 2001 Samen met de neteldoek en de wayangpop is de kris het voorwerp, dat het meest als aandenken werd meegenomen uit Indonesië. Een kris is een magisch voorwerp. Bij de vervaardiging wordt dan ook veel geofferd en gebeden om bovennatuurlijke steun voor de opdrachtgever af te smeken.
18 juni t/m 29 sept 2002 Georg Everhard Rumphius (1628-1702) bezocht in zijn tijd onder andere Ambon en de Molukken. In 1652 trad hij in dienst van de VOC en was werkzaam als soldaat, later als koopman op Ambon. Daar schreef hij over de flora van het eiland en de omringende gebieden, waarna hij aan zijn grote werk over het leven in zee begon. In 1670 werd hij blind, maar de VOC stelde zijn werk zo op
prijs dat hij een klerk en een kopiist ter beschikking kreeg. Het was niet de enige ramp
die hem trof. In 1687 brandde zijn huis af waarbij zijn vrouw en twee van zijn kinderen
omkwamen. Ook een deel van zijn onderzoeksmateriaal ging hierbij verloren. Wat over was,
werd per schip naar Nederland gestuurd, maar het schip werd door de Fransen tot zinken
gebracht. Dat zijn levenswerk, Damboinische rariteitenkamer, desondanks uiteindelijk
toch in de Nederlanden kon worden uitgegeven, is te danken aan de bureaucratie van de VOC,
die van elk geschift dat naar patria ging een afschrift liet maken. Museum Lambert van Meerten 18 december 1999 t/m 20 februari 2000 2 mei t/m 2 juni 2000 17 oktober 2000 t/m 21 januari 2001 Aardewerk - 19e eeuwse Delfts en aardewerk uit de
Art Nouveau-periode 17 april t/m 1 juli 2001 Oranje gekleurd - Aardewerk gemaakt voor diverse
Oranje-herdenkingen en -feesten 16 oktober 2001 t/m 10 februari 2002 voorjaar 2002
15 oktober 2002 t/m 2 februari 2003
Overige activiteiten in de periode 1999-2003
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
Van 31 juli 1999 t/m 8 augustus In het najaar van 1999 verzorgen medewerkers van Het Prinsenhof in samenwerking met de Vrije Akademie De Westvest een cursus van zes lessen en twee excursies over het onderwerp Kunst- en kunstnijverheidproductie vanaf 1500 tot heden.
Een educatief project voor het basisonderwijs, ontwikkeld door medewerkers van het Kunstgebouw en begeleid door medewerkers van de Vrije Akademie De Westvest Eerste week augustus 2000 Delft Chamber Music Festival Eerste week augustus 2001 Delft Chamber Music Festival Eerste week augustus 2002 Delft Chamber Music Festival
Volkenkundig Museum Nusantara 16 juni t/m 27 juni 1999 Deelname aan de Pasar Malam te Den Haag zaterdag 7 augustus 1999 Oosterse Markt juni 2000 Deelname aan de Pasar Malam te Den Haag zaterdag 12 augustus 2000 Oosterse Markt juni 2001 Deelname aan de Pasar Malam te Den Haag zaterdag 11 augustus 2001 Oosterse Markt juni 2002: deelname aan de Pasar Malam te Den Haag zaterdag 10 augustus 2002 Oosterse Markt
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |