30 March 2000

Bijlage 1 nota buitenschoolse opvang


naar nota


 

PLAN VAN AANPAK STIMULERING BUITENSCHOOLSE OPVANG

Stimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang

Het kabinet heeft besloten voor de jaren 1997 t/m 1999 / 160 mln beschikbaar te stellen ter stimulering van de uitbreiding van de buitenschoolse opvang. Met ingang van 1998 komt er ƒ 35 mln extra beschikbaar.
Het ministerie van VWS werkt de stimuleringsmaatregel uit; de gemeenten krijgen de regie. De afdeling Welzijn van de Dienst Welzijn, Onderwijs, Cultuur geeft door middel van dit plan van aanpak aan, op welke manier er volgens de randvoorwaarden van het ministerie, aangevuld met eigen gemeentelijke voorwaarden, optimaal gebruik gemaakt kan worden van de stimuleringsmaatregel.


De regeling in het kort

1. De extra middelen zijn bedoeld voor de uitbreiding van verschillende vormen van buitenschoolse opvang voor kinderen van 4-12 jaar; opvang in de vorm van overblijven komt niet in aanmerking; ook bestaande buitenschoolse opvang (met of zonder gemeentelijke subsidie) komt niet voor financiering middels deze regeling in aanmerking;

2. Het doel van de opvang is primair het ondersteunen van de arbeidsmarktparticipatie van ouders die werken c.q. zich voorbereiden op toetreding tot de arbeidsmarkt. Daarnaast kan de beoogde uitbreiding ook benut worden ten behoeve van andere doelstellingen, zoals die op het terrein van het onderwijsachterstandenbeleid. Op die manier kan inbedding in een integraal jeugd- en jongerenbeleid plaatsvinden;

3. Er komt een onderscheid in buitenschoolse opvang voor 4-8 jarigen en 8-12 jarigen. Doordat de gemiddelde groepsgrootte wordt verhoogd, kan de kostprijs worden verlaagd;

4. De regie voor de uitvoering van de regeling ligt bij de gemeente. De gemeente maakt heldere resultaatafspraken met alle betrokken gemeentelijke actoren (welzijn, onderwijs, sport en cultuur, particuliere aanbieders) en oriënteert zich op experimenten elders in het land, teneinde te komen tot een zo divers mogelijk aanbod, daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van de bestaande faciliteiten op lokaal niveau;

5. De hoogte van de overheidsbijdrage wordt gesteld op 50% van de kostprijs, ouders en werkgevers voorzien in de overige 50%;

6. De stimuleringsmaatregel heeft een tijdelijk karakter in de vorm van een meerjarig projectsubsidie met ingang van 1997 tot 2000. Voor de in de jaren na 2000 te kiezen aanpak zullen te gelegener tijd nadere afwegingen door de rijksoverheid worden gemaakt.

7. De gemeente ontvangt / 8.000,-- per uit te breiden buitenschoolse opvangplaats. Dit kan zowel voor investeringen als voor exploitatie gebruikt worden. Uitkering vindt plaats op basis van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Voor Delft betekent dit een uitkering van / 869.378,-- verdeeld over 3 jaar (ƒ 217.344.—in 1997; ƒ 326.017,-- in 1998 en ditzelfde bedrag in 1999). Hiervoor moeten uitgaande van een uitkering van / 8.000,-- per plaats 108,7 buitenschoolse kindplaatsen worden uitgebreid. Jaarlijks vindt bevoorschotting op basis van bovenstaande bedragen plaats; aan het eind van de stimuleringsperiode wordt afgerekend. Inmiddels heeft de Tweede Kamer ingestemd met voorstellen van de verantwoordelijk minister om de bijdrage per gerealiseerde kindplaats te verhogen van ƒ 8.000,-- naar ƒ 9.300,--. Een formele beschikking wordt binnenkort verwacht.

8. In verband met de korte invoeringstermijn en met het oog op eenheid in beleid maakt het rijk gebruik van de bij het Ministerie van VWS beschikbare expertise en regelgeving.

Plan van aanpak

Op basis van de randvoorwaarden van het ministerie en het huidige gemeentelijk kinderopvangbeleid, kiest de gemeente voor de regierol, teneinde de middelen van de stimuleringsmaatregel optimaal te benutten en in te zetten.

De regierol wordt als volgt ingevuld :

Korte termijn

De afdeling Welzijn van de Dienst Welzijn, Onderwijs, Cultuur organiseert maart/april a.s. een informatiebijeenkomst. Hiervoor worden breed uitnodigingen verspreid onder delftse kinderopvangorganisaties, onderwijsinstellingen, culturele-, sportieve- en welzijnsinstellingen. Ook zullen advertenties in de lokale kranten worden geplaatst. De ambtelijke voorbereiding vindt in samenspraak met de betreffende beleidsafdelingen plaats.

Tijdens deze bijeenkomst wordt uitleg gegeven over de regeling (doel, randvoorwaarden, de te verwachten resultaten en de kwaliteit daarvan) Er zal gelegenheid zijn tot kennismaking, contact leggen en vragen stellen.

Het vervolg van de procedure is dat alle partijen twee maanden de tijd krijgen om plannen te maken die voldoen aan de gestelde randvoorwaarden. Door middel van inschrijving kan iedereen die dat wil plannen indienen. Vervolgens vindt juni a.s. een openbare aanbesteding plaats. Augustus/september 1998 wordt het resultaat en de uit te voeren uitbreidingen voorgelegd aan het College en de Raadscommissie. |

Langere termijn

Volgens de rijksregeling is inbedding in een integraal jeugd- en jongerenbeleid wenselijk. Ook gezien lokale ontwikkelingen is er behoefte aan het in een breder perspectief plaatsen van de mogelijkheden van deze regeling. Daarbij is specifiek te noemen :
- het gewijzigde beleid voor het buurt- en wijkwerk;
- een nieuwe opzet voor het jeugd- en jongerenbeleid;
- de behoefte aan vormen van de verlengde schooldag.
In een door de dienst W.O.C. te ontwikkelen integrale visie (eind 1998) op het jeugd- en jongerenbeleid zullen bovengenoemde aspecten worden meegenomen. Definitieve uitwerking van de rijksstimuleringsmaatregel buitenschoolse opvang zal hierin moeten passen.

Als bouwstenen voor de visie-ontwikkeling zal een politieke en maatschappelijke discussie (o.a. met kinderopvangorganisaties, scholen en ouders) gevoerd worden. Bovendien kunnen er op basis van de openbare aanbesteding op experimentele basis een aantal pilots worden gestart die voldoen aan de rijks- en aanvullende gemeentelijke voorwaarden. De ervaringen daarin opgedaan bieden ook bouwstenen aan de totstandkoming van de integrale visie.

Gemeentelijke stimulering

Organisaties die een uitgewerkt plan hebben dat voldoet aan de ministeriële en gemeentelijke randvoorwaarden, kunnen hiervoor een financiële ondersteuning aanvragen t.l.v. de stimuleringsmaatregel van maximaal ƒ 9.300,-- voor elke gerealiseerde kindplaats op 31.12.1999.

Initiatiefnemers die een plan willen uitwerken dat kan gaan voldoen aan de ministeriNle en gemeentelijke randvoorwaarden, kunnen hiervoor een financiNle ondersteuning aanvragen t.l.v. het Kinderfonds. In totaal wordt hiervoor een bedrag van / 10.000,-- gereserveerd. Het kan daarbij gaan om onderzoek, het ontwikkelen van nieuwe werkvormen of experimenten op het gebied van nieuwe samenwerkingen. Selectie voor toekenning van subsidie t.l.v. de stimuleringsmaatregel vindt plaats na uitwerking.

Het plan/de plannen die uiteindelijk geselecteerd worden voor uitvoering kunnen, indien noodzakelijk, een startsubsidie t.l.v. het Kinderfonds van maximaal / 25.000,-- per groep aanvragen. In totaal wordt hiervoor / 75.000,--gereserveerd.

Hierbij kan gedacht worden aan aanloopkosten in verband met nog niet volledige groepen, experimenteel inschakelen van vakkrachten uit voor de buitenschoolse opvang nieuwe disciplines (beeldend of uitvoerend kunstenaars, computerdeskundigen, sportieve/recreatieve leiders enz.) of experimenten in het kader van het vervoer van de leerlingen van/naar de buitenschoolse opvang.

GEMEENTELIJKE RANDVOORWAARDEN

De gemeentelijke randvoorwaarden zijn aanvullend aan die van het ministerie.

A. De gemeente stelt een bijdrage van maximaal / 9.300,-- per full time buitenschoolse opvangplaats beschikbaar. Het gaat daarbij om minimaal 1.050 uren opvang per jaar. Voorschoolse- en vakantieopvangplaatsen krijgen een bijdrage naar rato uren opvang per week/per jaar;

B. De bijdragen mogen zowel voor investeringen als voor exploitatie gebruikt worden;

C. Aan het eind van de stimuleringsperiode, eind 1999, zullen er minimaal 108,7 kindplaatsen buitenschoolse opvang zijn uitgebreid; dit zal een mix van gesubsidieerde-, bedrijfsgefinancierde- of door andere organisaties (b.v. scholen) betaalde kindplaatsen zijn;

D. De financiering van deze kindplaatsen voor wat betreft de gemeentelijke bijdrage vervalt eind 1999. De plaatsen zullen voor dat deel gegarandeerd kostendekkend

moeten zijn;

E. Voor de inning van de ouderbijdragen is de gemeentelijke inkomensafhankelijke ouderbijdragentabel van toepassing;

F. Gebruikmaking van bestaande (professionele) organisaties, structuren en locaties heeft gezien het onder D. vermelde de voorkeur;

Functionele samenwerking daarbij tussen de disciplines welzijn, onderwijs, sport en cultuur is tevens uitgangspunt. Enkelvoudige voorstellen van alleen een kinderopvang-of onderwijsinstelling komen niet voor een bijdrage in aanmerking;

I. De werkwijze moet vernieuwend zijn. In die zin dat rekening wordt gehouden met gewijzigde behoeften van ouders (andere openingstijden, bijvoorbeeld voor-schoolse opvang en opvang tijdens vakanties/breder aanbod van activiteiten), kinderen (gericht op meer vormen van vrije tijdsbesteding, zoals creatieve vaardigheden, voetbal, zwemmen, ballet, muziek maken, en ook gericht op de oudere kinderen vanaf 8 jaar) en bedrijven (andere openingstijden, zie ouders);

J. In het kader van werkgelegenheid biedt de regeling uitbreiding voor maximaal 10 volgens de CAO Welzijn betaalde banen van minimaal 1.050 uur per jaar. Bovendien levert de regeling een uitbreiding in het kader van werkgelegenheidsmaatregelen (zoals banenpool, JWG en Melkert) minimaal uitbreiding op van 5 groepshulpen;

K. Voor wat de betreft de kwaliteit van de buitenschoolse opvang, is de verordening op de kinderopvang van de gemeente Delft uitgangspunt. Randvoorwaarde is dat de opvang over een vergunning, zowel in het kader van de verordening op de kinderopvang als in het kader van de brandweer, kan beschikken;

L. De verordening op de kinderopvang zal in ieder geval worden aangepast voor wat betreft de ratio leidster-kind. Tot nu toe is het uitgangspunt 2 leidsters op 18 kinderen tussen 4-12 jaar. Dit wordt 2 leidsters op 20 kinderen in de leeftijd van 4-8 jaar en 2 leidsters op 30 kinderen in de leeftijd van 8-12 jaar. De gemiddelde groepsgrootte komt hiermee op 25 kinderen;

M. De verordening kan verder aangepast worden op basis van nieuwe werkvormen aan de hand van concrete door de gemeenteraad goedgekeurde plannen.

N. Voorstellen om in aanmerking te komen voor subsidie volgens bovengenoemde regeling worden aan de gemeente aangeboden in de vorm van activiteitenplannen die voldoen aan de SMART-criteria (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden).

Voorgesteld wordt om akkoord te gaan met :

1. de inzet om optimaal van de rijkststimuleringsmaatregel gebruik te maken;

het plan van aanpak;

3. de aanvullende gemeentelijke voorwaarden;

4. het reserveren van maximaal / 85.000,-- t.l.v. het Kinderfonds voor financiële ondersteuning bij aanvragen.

 

terug naar boven