30 March 2000

Nota: Buitenschoolse opvang


naar agenda


 

NOTA

Buitenschoolse Opvang: Integraal en Wijkgericht

verdeling gelden tijdelijke stimuleringsmaatregel

buitenschoolse opvang 1997 t/m 2000

 

Inhoudsopgave

1. Voorgeschiedenis

1.1 Inleiding 2

1.2 Doel van deze nota 2

1.3 Aanvraag en toekenning VWS 2

1.4 Verwachting ten aanzien van regeer akkoordgelden 2

1.5 Gemeentelijk plan van aanpak 3

2. Uitgangspunten huidige aanbod en uitbreiding b.s.o. 3

3. Vraag en (huidige) aanbod b.s.o. 4

4. Beoordelingscriteria uitbreiding b.s.o. 5

5. Methode van aanbesteden en aanvragen 8

6. Beoordelingen en fasering 8

7. Financiering 11

8. Samenvatting en voorstellen 13

9. TIJDPAD EN Communicatie 13

BIJLAGEN:

1. Gemeentelijk Plan van Aanpak B.S.O., februari 1998

2. Bijgestelde Plan van Aanpak B.S.O., januari 1999

3. Criteria subsidieplaatsen

4. Overzicht basisscholen in Delft per wijk

5. Kostprijsscenario’s B.S.O.

6. Overzicht aanvragen B.S.O.

 

1. Voorgeschiedenis

1.1 Inleiding
Eind 1997 heeft het Ministerie van VWS alle gemeenten in Nederland in de gelegenheid gesteld, verzoeken in te dienen op grond van de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel Buitenschoolse Opvang.De Gemeente Delft heeft hiervan gebruik gemaakt.
In februari 1998 is vastgesteld, hoe de gemeente volgens de randvoorwaarden van het Ministerie, aangevuld met eigen gemeentelijke voorwaarden, optimaal gebruik kan maken van de stimuleringsmaatregel (zie bijlage 1)
Het College van Burgemeester en Wethouders van Delft heeft in december 1998 een aanpassing op de procedure vastgesteld, omdat er in het kader van het Regeer Akkoord is vastgelegd de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel, structureel te maken (zie bijlage 2).

1.2 Doel van deze nota
In deze nota worden de uitgangspunten voor het huidige aanbod en de uitbreidingen vastgesteld. Verder zijn de beoordelingscriteria beschreven. Uiteindelijk zijn de aanvragen getoetst en beoordeeld. Deze beoordelingen en het voorgestane beleid worden ter besluitvorming aan het College en de Raad(scommissie) voorgelegd. Daarmee wordt bereikt dat:
- er nieuw beleid voor de komende jaren wordt vastgesteld ten aanzien van de B.S.O.;
- de Stimuleringsmaatregel optimaal benut wordt;
- er uitbreiding komt van de capaciteit b.s.o.

1.3 Aanvraag en toekenning VWS

Het Ministerie van VWS heeft formeel een uitkering verleend aan de Gemeente Delft van ƒ 1.372.985,-- voor de uitbreiding van 147.7 kindplaatsen in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Bevoorschotting vindt vanaf 1997 plaats (1997: ƒ 217.344; 1998 ƒ 502.564; 1999 ƒ 516.715; 2000 ƒ 136.362).
Ten opzichte van het gemeentelijke plan van aanpak van februari 1998 zijn er een aantal verschillen, te weten:
- uitkering voor 147.7 kindplaatsen i.p.v. 108.7;
- uitkering per gerealiseerde kindplaats van ƒ 8.000 naar ƒ 9.300;
- stimuleringsmaatregel loopt van 1997 tot en met 200 i.p.v. tot 2000.
Met de bijdragen van het Rijk is het mogelijk in de periode 1997 tot en met 2000 de kindplaatsen te realiseren. De bijdragen kunnen zowel voor een deel van de investeringskosten als voor aanloopkosten dienen

1.4 Verwachting ten aanzien van Regeerakkoordgelden

In het Regeerakkoord staat dat er minimaal een verdubbeling van de capaciteit van de buitenschoolse opvang moet komen. Op basis van eerdere stimuleringsmaatregelen is de verwachting dat de Gemeente Delft, nog eens 250 kindplaatsen buitenschoolse opvang kan uitbreiden. Deze uitbreiding van in totaal ± 400 kindplaatsen zal voor een beperkt deel gesubsidieerd worden en voor een aanzienlijk deel moeten worden verkocht.
Op het moment dat het Ministerie van VWS de regeling vrijgeeft, zal een plan van aanpak aan het College en de Raadscommissie Leefbaarheid worden voorgelegd. De verwachting is dat dit voor de zomervakantie zal zijn.

1.5 Gemeentelijk plan van aanpak tijdelijke stimuleringsmaatregel B.S.O.
De essentie van het gemeentelijk plan van aanpak van februari 1998 was dat:
- er vernieuwing van het aanbod komt, met name voor de 8-12 jarigen;
- er in het aanbod samenwerking komt tussen kinderopvang, sport, cultuur, recreatie, welzijn en onderwijs;
- alle organisaties in Delft die aan de criteria voldoen, een aanvraag kunnen indienen;
- per gerealiseerde kindplaats, is voor de periode 1997 tot en met 2000 maximaal ƒ 9.300 subsidie beschikbaar.
In december 1998 is daaraan toegevoegd dat:
- een deel van de gerealiseerde capaciteit vanaf 2001 gesubsidieerd kan worden i.p.v. 100 % bedrijfsgefinancierd.

2. Uitgangspunten huidige en uitbreiding buitenschoolse opvang
Naast de bovengenoemde aspecten, zijn er twee uitgangspunten die van belang zijn bij de (uitbreiding van de) buitenschoolse opvang.
1.  de voorzieningen moeten algemeen toegankelijk zijn;
2.  de voorzieningen werken wijkgericht.

Ad. 1. Het aanbod van de buitenschoolse opvang dat door subsidiëring van de (gemeentelijke) overheid tot stand komt, dient algemeen toegankelijk te zijn. Dat wil zeggen dat er geen exclusief gebruiksrecht kan zijn van bijvoorbeeld de leerlingen van één school, of een organisatie die een doelgroepenbeleid voert. Voor de gesubsidieerde plaatsen gelden plaatsingscriteria (zie bijlage 3).

Er is een algemeen ruimte- en locatiegebrek in de gemeente Delft. Vaak komen er nu locaties of accommodaties toevallig beschikbaar. Gezien het algemeen belang van kinderopvang, zullen deze accommodaties als er sprake is van overheidsbemoeienis of -financiering en als vestiging van een kinderopvangvoorziening past in het spreidingsbeleid, algemeen toegankelijk moeten zijn.

Ad.2: De voorzieningen hebben de verplichting wijkgericht te werken. Dit uitgangspunt biedt voordelen op verschillende niveau’s en geeft mogelijkheden om op de langere termijn huidige knelpunten (vervoer en vervoerskosten) op te lossen:
- een groot deel (80 à 90 %) van de kinderen gaat in de buurt naar school; uitzondering hierop zijn de scholen met een stedelijke functie;
- op termijn kunnen kinderen ook in de buurt naar de buitenschoolse opvang - de integratie in de buurt kan hierdoor beter vorm krijgen; het spelen met vriendjes en vriendinnetjes, onder verantwoordelijkheid van de B.S.O.-voorzieningen behoort dan ook tot de mogelijkheden;
- de verkeersmobiliteit kan worden teruggedrongen; de kinderen hoeven niet meer met de auto gehaald te worden aan het eind van de dag;
-  minder vervoer en vervoerskosten; een groot deel van de kinderen die nu gebruik maakt van de B.S.O. wordt gehaald met taxi’s of busjes van een vervoersmaatschappij;
- beperktere openingstijden waardoor de kostprijs omlaag kan.
De voorzieningen hebben op grond van het gegeven dat er wijkgericht gewerkt moet worden, de verplichting samen te werken en hun aanbod te richten op de scholen in hun wijk (zie bijlage 4). Met de scholen zullen afspraken gemaakt worden over afstemming van schooltijden en vrije dagen. Wellicht dat er met de scholen in dit kader ook afspraken is te maken over het brengen van de kinderen van school naar de opvang door medewerkers van scholen en het creëren van mogelijkheden, als daar behoefte aan is, van voor- en tussenschoolse opvang.

3. Vraag en (huidige) aanbod buitenschoolse opvang
-  aanbod:
Bovenstaande uitgangspunten, gelegd naast het aanbod buitenschoolse opvang in relatie tot het aantal kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar per wijk, geeft het volgende beeld.

 

WIJK 1

Vrijenban

Delftse Hout

WIJK 2

Wippolder Ruiven

Schieweg

WIJK 3

Hof van Delft

Voordijks-hoorn

WIJK 4

Voorhof

WIJK 5

Buitenhof

WIJK 6

Tanthof oost en west

Abtswoude

WIJK7

Binnenstad

TOTAAL

4-12 jarigen

766

862

1.865

951

1.488

2.319

568

8.819

                 
                 
Aanbod:                
Albatros      

54

       
Gr.Johannes      

18

       
Lokomotief            

36

 
Spant          

18

   
Uilennest            

54

 
Kraaienest            

18

 
Reki    

4

         
TOTAAL    

4

72

-

18

108

202

BEREIK

-

-

466.25

13.20

-

128.3

4.23

43.65

Het aanbod (zonder rekening te houden met vooruitlopend op de besluitvorming over de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel reeds gerealiseerde B.S.O.-kindplaatsen) is zoals uit bovenstaand overzicht blijkt niet goed verspreid over Delft en houdt ook onvoldoende rekening met het aantal kinderen in die wijken. Immers als voorbeeld, in wijk 3 is er op 466 kinderen 1 plaats beschikbaar; in wijk 6 is er 1 plaats beschikbaar op 128.3 kinderen, terwijl in wijk 4 er 1 plaats beschikbaar is op 13.2 kinderen. Duidelijk is dat er gemiddeld voor heel Delft 1 kindplaats beschikbaar is op 43.65 kinderen. Landelijk gezien ligt dit 1 : 50.

In de nu voorliggende beoordelingsronde, maar ook de nog komende op grond van de Regeerakkoordgelden, zullen de voorzieningen meer verspreid over de stad moeten worden en een evenwichtige verdeling op basis van het aantal kinderen in de leeftijd van 4-12 jarigen en van de toekomstige vraag.

Punt van aandacht vormt hierin het al dan niet beschikbaar zijn of komen van accommodaties of bouwlocaties. Tevens is punt van aandacht de scholen die een stedelijke functie vervullen. Zij vangen kinderen uit zowel de wijk als uit de stad op. Hun wijkfunctie staat in dit kader centraal en wordt als zodanig gerekend.

Om het bovenstaande meer concreet te maken, kan van de volgende formule worden uitgegaan.

Bestaande B.S.O.-voorzieningen:  202 kindplaatsen
Verwachting toekomstige uitbreidingen: 400 kindplaatsen
Totaal:                                           602 kindplaatsen

Het totaal aantal kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar bedraagt ± 8.800. Het aantal kinderen (8.800) gedeeld door het aantal beschikbare plaatsen (600) komt uit op 14.61. Het streven wordt dus om op termijn per 15 kinderen 1 B.S.O.-plaats per wijk te realiseren. Landelijk zal dit na de verdubbeling als gevolg van de Regeer Akkoordgelden uitkomen op 1 : 25. Dit is een gemiddelde van heel Nederland. Daarbij is er een groot verschil in bereik tussen de stedelijke en de plattegrondsgebieden.

-  Vraag
Ervaringsgegevens leren dat de vraag naar B.S.O. voornamelijk komt van kinderen die gebruik maken van de dagopvang. 50 tot 60 % van de kinderen die gebruik maakt van dagopvang stroomt in naar de B.S.O. Instroom van buiten de dagopvang komt tot nu toe nauwelijks voor. Van de 40 tot 50 % kinderen die uitstroomt uit de dagopvang en die niet naar de B.S.O. gaat, blijkt dat de ouders de werktijden aanpassen of dat zij andere opvangoplossingen prefereren.
Het huidige aanbod in Delft van hele/halve dagopvang ligt rond de 800 kindplaatsen. Uitgaande van een instroom van 50 tot 60 % betekent dit een op ervaring gebaseerde behoefte tussen de 400 en 480 kindplaatsen B.S.O. Daarnaast is het niet ondenkbeeldig dat door het creëren van een ruimer aanbod, de vraag ook toeneemt.

4. Beoordelingscriteria uitbreiding b.s.o.

De ingediende plannen zijn getoetst op de volgende criteria:
1.  Spreiding
2.  Algemeen toegankelijk
3.  Kostprijs
4. Vernieuwende werkwijze
5. Garanties voor continuïteit
6. Aantal kindplaatsen
7. Prioriteit voor 8-12 jarigen
8. Ervaring verkoop
9. Invloed gebruikers
10.Verordening Kinderopvang en Brandvoorschriften

De criteria zijn in samenhang bekeken; de eerste vijf criteria wegen het zwaarst.

Toelichting op de beoordelingscriteria

ad.1 Spreiding: streven is om per wijk een evenwichtig aanbod te creëren gerelateerd aan het aantal kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar. Op termijn zou er verspreid over de stad op 15 kinderen 1 B.S.O.-plaats beschikbaar moeten zijn.
De wijk wordt meer en meer als sociaal middelpunt gezien. De gezamenlijke voorzieningen binnen een wijk spelen daarin een belangrijke rol. Met name een meer actuele rol van de kinderopvang en het onderwijs zijn onderwerp van discussie (opvang 8-12 jarigen en verlengde schooldag) ten aanzien van de combinatie zorg en werk.
Om ervaring op te doen in de samenwerking tussen scholen en B.S.O.-voorzieningen, worden als experiment twee aanvragen (een voor een openbaar onderwijs- en een voor bijzondere onderwijsinstelling) direct gekoppeld aan en gehuisvest in een school, geselecteerd.

ad.2 Algemeen toegankelijk: in principe moeten alle kinderen uit de wijk gebruik kunnen maken van de voorzieningen; als aan dit criterium niet wordt voldaan, kan geen subsidie worden verstrekt.

ad.3 Kostprijs: de hoogte van de kostprijs is om verschillende redenen van belang. Landelijk liggen de kostprijzen onder druk. De VOG rekent met kostprijzen variërend tussen de ƒ 9.000 en ƒ 10.000. In deze Stimuleringsmaatregel rekent het Ministerie van VWS met een kostprijs van ƒ 7.000. De huidige kostprijzen in Delft liggen over het algemeen rond de ƒ 11.000 - ƒ 12.000. Om het verschil tussen de berekende kostprijs door het Ministerie en de huidige kostprijzen in Delft zo klein mogelijk te houden, is het van belang besparingsmogelijkheden te zoeken. Belangrijke, tot op zekere hoogte, beïnvloedbare kostenposten zijn personeel en vervoer. Doordat de voorzieningen wijkgericht gaan werken, zullen de vervoerskosten drastisch minder worden en ervan uitgaande dat er afspraken per wijk zijn te maken met de verschillende scholen over openingstijden, kunnen de B.S.O.-voorzieningen daarbij aansluiten; de voorziening hoeft daardoor minder lang open te zijn en kunnen de personeelskosten lager worden. Gestreefd wordt naar voorzieningen die tussen de 1.050 en 1.300 uur per jaar open zijn. Per wijk, kan er één groep met langere openingstijd zijn als gevolg van het aanbieden van voorschoolse opvang.

Het Ministerie biedt de mogelijkheid aan gemeenten om voorzieningen die meer dan 1.300 uur open te zijn voor 1,25 te tellen. In Delft zal Als deze omrekeningsfactor alleen worden doorberekend ten behoeve van één groep per wijk als er ook voorschoolse opvang wordt aangeboden. De overige organisaties kunnen op termijn hun openingstijden verlagen naar 1.050 - 1.300 uur.

In de periode van 1997 tot en met 2000 is de kostprijs van belang omdat een aanzienlijk deel van de capaciteit verkocht moet worden. In de voorgaande stimuleringsmaatregelen werd uitgegaan van de verhouding 30 % gesubsidieerd - 70 % verkoop. Naarmate de prijs hoger is dan bijvoorbeeld tot nu toe gebruikelijk of wat er in omliggende gemeenten wordt gevraagd, zal het moeilijker zijn om de plaatsen te verkopen.

In de periode na 2000 is de hoogte van de kostprijs ook van belang voor de gemeente. Ervan uitgaande dat er met structureel rijksoverheidsgeld, gemiddeld minimaal 30% gesubsidieerde kindplaatsen gekocht kan worden, zal het van de hoogte van de kostprijs afhangen of dit percentage omlaag moet danwel omhoog kan.

Zodra de Stimuleringsmaatregel op basis van de Regeerakkoordgelden bekend is, en daarmee ook de noodzakelijke verhouding tussen het percentage te verkopen en gesubsidieerde kindplaatsen, zullen de besprekingen met de kinderopvangvoorzieningen starten.

Om de discussie over de noodzaak tot verlaging van de kostprijs in te zetten, biedt de gemeente een cursus aan.

Bij de beoordeling van de aanvragen, zijn de modellen voor kostprijs berekeningen van de VOG gebruikt (zie bijlage 5).

Ad.4 Als voorwaarde in het plan van aanpak is gesteld dat er in het programma, samenwerking tot uitdrukking komt met andere beleidsterreinen zoals buurtwerk, jongerenwerk, speeltuinen, sport-, cultuur- en recreatieve organisaties en onderwijsinstellingen.

Dit blijkt in de praktijk, ook landelijk, een lastige te zijn. De meeste organisaties zijn nog niet in het stadium van het maken van concrete afspraken omdat er nog geen gemeentelijke toezeggingen zijn. Daarnaast speelt mee, dat de organisaties met name de oudere kinderen (8-12 jarigen) inspraak in de programmering willen geven.

Ad.5 Het Ministerie stelt dat de uitbreiding van de B.S.O.-kindplaatsen uiterlijk per 31.12.2000 gerealiseerd moet zijn. Daarop wordt de gemeente afgerekend; zijn er minder plaatsen uitgebreid dan moet de gemeente terugbetalen.

Om die reden wordt er getoetst door de gemeente, of de aanvragers garanties kunnen bieden op uiterlijke realisering van de capaciteit op 31.12.2000.

Dit is als volgt gedaan:

-  bestaande organisaties vragen uitbreiding aan:
-  aan deze organisaties zijn de jaarrekeningen van de afgelopen drie jaar gevraagd; de omzet en de capaciteit van  deze organisatie moet minimaal 2 maal zo groot zijn als het verzoek om uitbreiding;
-  nieuwe organisaties:
-  aan deze organisaties wordt een bedrijfsplan gevraagd; daarin zal met name worden gekeken naar de totale   begroting in relatie tot de fasering van de bezetting;
-  als deze organisaties een aanvraagprocedure hebben bij het Waarborgfonds, dan zal de beoordeling van de gemeente daarvan afhankelijk zijn.

Ad.6 Het totaal aantal te realiseren kindplaatsen is een criterium. De datum wanneer de uitbreiding is gerealiseerd, de (beoogde) fasering ten aanzien van de bezetting of de fase waarin de voorbereiding is, spelen een rol in de beoordeling.

Ad.7 In het plan van aanpak is aangegeven dat er met name aanbod moet worden gecreëerd voor de 8-12 jarigen. Het huidige aanbod is niet aantrekkelijk genoeg, waardoor deze leeftijdscategorie niet of nauwelijks gebruik maakt van de B.S.O.-voorzieningen.
De reeds bestaande voorzieningen kunnen zorg dragen voor een doorstroming; feitelijk bieden zij dus vanaf de start van de uitbreiding opvang voor kinderen van 8-12 jarigen. De startende organisaties krijgen hun instroom voornamelijk van 4-jarigen; deze instroom is in aantal ook beperkt. Zij kunnen pas op termijn de opvang van 8-12 jarigen realiseren.

Ad.8 In de beoordeling wordt getoetst in hoeverre de aanvragers ervaring hebben met verkoop van kindplaatsen. Immers het belang daarvan is groot; naar verwachting zal gemiddeld 70 % van de capaciteit moeten worden verkocht. Toetsing kan bij bestaande organisaties aan de hand van jaarrekeningen; bij nieuwe organisaties is het bedrijfsplan, de procedure bij het Waarborgfonds en de hoogte van de kostprijs van belang. Daarnaast is aantoonbare algemene verkoopervaring en p.r.- en marketingkwaliteiten een criterium.

Ad.9 Inspraak van ouders is volgens de Verordening Kinderopvang een vereiste; dit aspect kan worden getoetst op het feit of er een oudercommissie is. De inspraak van de kinderen, met name de 8-12 jarigen, blijkt in de praktijk van cruciaal belang om deze leeftijdscategorie binnen de kinderopvangorganisaties te houden. Hun rol daarin moet duidelijk omschreven zijn.

Ad.10 De aanvragen moeten voldoen aan alle criteria van de Verordening Kinderopvang en de Brandvoorschriften. Het gaat daarbij o.a. om geschiktheid van de accommodaties, groepsgrootte, aantal leidsters, opleidings- en ervaringseisen leidsters.

5. Methode van aanbesteden en aanvragen

De methode van aanbesteden mag geslaagd genoemd worden. In totaal hebben 10 aanvragers plannen ingediend voor de uitbreiding van in totaal 461 kindplaatsen (zie bijlage 6). Feitelijk gaat het om 10 aanvragers; de 11de betreft geen aanbieder van kinderopvang, maar een ondersteuningsorganisatie. Deze aanvraag is inmiddels ambtelijk afgewezen; er hebben besprekingen plaatsgevonden ter ondersteuning en doorverwijziging.
Er is door verschillende organisaties een aanbod gedaan. De gemeente kan daaruit een keuze maken die het best past bij het beleid. Bovendien is het door de aanbesteding mogelijk het risico voor de gemeente te spreiden; i.p.v. één subsidierelatie, vindt spreiding over meerdere organisaties plaats. Bovendien is door deze marktwerking, de hoogte van de kostprijs onderwerp van gesprek.
Ook inhoudelijk heeft deze manier van werken positieve resultaten opgeleverd. O.a. verrassende nieuwe werkwijzen die zeker in een behoefte voorzien en die voor anderen als voorbeeld kunnen dienen.
Uit het schema van bijlage 6 blijkt dat de aanvragen divers zijn. Er zijn bestaande organisaties die uitbreiding willen realiseren of dat al gedaan hebben (op eigen risico). Er zijn grote verschillen in aantallen, de termijn waarop de uitbreiding start of is gestart, de fasering van de bezetting, de spreiding over de locaties en de beschikbare kindplaatsen per leeftijdscategorie.
Samengevat: het instrument van aanbesteden binnen de kinderopvang biedt een goede mogelijkheid om beoogd beleid tot uitvoering te brengen en is zeker voor herhaling vatbaar.

6. Beoordelingen en fasering

Onderstaand treft u een schema van de aanvragers en de scores ten aanzien van de beoordelingcriteria. De wegingen geven een oordeel, wat hieronder nader wordt beschreven.
Bij de beoordeling is ervan uitgegaan dat er een volgende aanbestedingsronde komt op basis van de Regeerakkoordgelden. Bekend is dat het instrument van aanbesteden door het Rijk bevorderd zal worden. Uit de ambtelijke netwerken (o.a. VNG) is een redelijke indicatie gekomen over de inhoud van de regeling zoals deze er komt uit te zien. De verwachting is dat de regeling formeel ruim voor de zomervakantie bekend wordt. Op basis daarvan zal een gemeentelijk plan van aanpak worden gemaakt vergelijkbaar met de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel. In dit plan van aanpak wordt ook de uitbreiding van de 0-4 jarigen meegenomen en worden de beoordelingscriteria voor deze categorie gespecificeerd. Tevens wordt aangegeven op welke gronden structurele subsidie kan worden verkregen, zowel voor de opvang van 0-4 jarigen als voor de 4-12 jarigen.

Voor de digitale versie zie aparte bladzijde (= Excel bestand)

De aanvragen zijn in een drietal categorieën verdeeld:
1. De aanvragen konden nu beoordeeld worden; de realisering heeft al plaatsgevonden of vindt nog voor het eind van 1999 plaats.
2. De aanvragen voldoen nu nog niet aan de beoordelingscriteria, maar de verwachting is dat dit wel met een aantal uitwerkingen lukt. Op basis daarvan wordt de aanvraag aangehouden. Er worden aan de organisaties concrete aanwijzingen gegeven welke aspecten nader uitgewerkt moeten worden. Deze aanvragen lopen mee in de volgende beoordelingsronde.
3. Deze aanvragen voldoen nu niet aan de criteria. De verwachting is ook niet dat dit op termijn zal gebeuren. Op grond daarvan vindt afwijzing van de aanvragen plaats.

Toekenningen:

Octopus 110 kindplaatsen
Eglantier 30 kindplaatsen
Uilennest 15 kindplaatsen
Plukkebol 30 kindplaatsen
Totaal 185 kindplaatsen


Aanhoudingen t.b.v. behandeling in de volgende aanbestedingsronde:

De Wilde Plek 30 kindplaatsen
Knotz 80 kindplaatsen
Reki 18 kindplaatsen
Ghoerbien 40 kindplaatsen
PCBO 20 kindplaatsen
Plukkebol 24 kindplaatsen
Delta 30 kindplaatsen
Totaal 242 kindplaatsen

Afwijzingen:

Piggelmee -
Reki 34 kindplaatsen
Uilennest 10 kindplaatsen
PCBO 20 kindplaatsen
Totaal 64 kindplaatsen


7. Financiering

Voorgesteld wordt om in dit kader verzoeken te honoreren voor de uitbreiding van 185 kindplaatsen. De gemeente Delft krijgt in het kader van de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel voor de periode 1997 - 2000 ƒ 1.372.985 voor de uitbreiding van 147.7 kindplaatsen.
Voorgesteld wordt om 37.3 kindplaatsen voor een bedrag van ƒ 346.890 voor te financieren ten laste van het Kinderfonds. Het betreft een voorfinanciering omdat duidelijk is dat er een nieuwe stimuleringsmaatregel op grond van het Regeer Akkoord komt waarbij gerekend wordt op een structurele financiering voor de verdubbeling van de capaciteit. Een formele beschikking wordt rond de zomervakantie verwacht.
In het gemeentelijk Plan van Aanpak van februari 1998 is voorgesteld om ƒ 85.000 te reserveren voor financiële ondersteuning bij aanvragen. Hiervan is ƒ 20.000 uitgegeven.
Op 31.12.1998 zat er in het Kinderfonds ± ƒ 425.000
Tijdelijk (tot aan de storting van de Regeerakkoordgelden) is de stand van het Kinderfonds ± ƒ 78.000.
Als uiteindelijk de in deze beoordelingsronde goedgekeurde uitbreidingen zijn gerealiseerd en in de volgende ronde de aanhoudingen, dan geeft dit ten aanzien van de spreiding het volgende beeld:

 

WIJK 1

Vrijenban

Delftse Hout

WIJK 2

Wippolder Ruiven

Schieweg

WIJK 3

Hof van Delft

Voordijks-hoorn

WIJK 4

Voorhof

WIJK 5

Buitenhof

WIJK 6

Tanthof oost en west

Abtswoude

WIJK 7

Binnenstad

TOTAAL

4-12 jarigen

766

862

1.865

951

1.488

2.319

568

8.819

                 
Huidig aanbod:

-

-

4

72

-

18

108

202

                 
Goedgekeurd                
Octopus

20

 

20

24

 

20

26

 
Eglantier      

30

       
Uilennest            

15

 
Plukkebol  

30

           
                 
Aangehouden                
De Wilde Plek

30

             
Knotz      

80

       
Reki    

18

         
Ghoerbien        

40

     
PCBO    

20

         
Plukkebol  

24

           
Delta          

30

   
TOTAAL

50

54

62

206

40

68

156

606

BEREIK

15.32

15.96

30.08

4.61

37.2

34.10

3.64

14.55

Hieruit is af te leiden dat:

wijk 1: goed op niveau

wijk 2: goed op niveau

wijk 3: uitbreiding is wenselijk naar in totaal ± 120 kindplaatsen

wijk 4: geen verdere uitbreiding wenselijk; op termijn verschuiving naar wijk 5 of 6

wijk 5: uitbreiding is wenselijk naar in totaal ± 90 kindplaatsen

wijk 6: uitbreiding is wenselijk naar in totaal ± 150 kindplaatsen

wijk 7: geen verdere uitbreiding wenselijk; op termijn verschuiving naar wijk 5 of 6

Deze gegevens vormen de leidraad voor de verdere uitwerking van het wijkgericht werken ten aanzien van de B.S.O.

8. Samenvatting en voorstellen

Voorgesteld wordt om akkoord te gaan met:

a. het voorgestane beleid ten aanzien van wijkgericht werken, te weten:
-  B.S.O.-voorzieningen zijn algemeen toegankelijk;

- B.S.O.-voorzieningen werken wijkgericht; er komt een verplichte samenwerking met de basisscholen in de wijk;
-  te streven naar een bereik van 1 kindplaats op 15 kinderen per wijk aan het eind van de stimuleringsmaatregel;
-  besprekingen te starten met de kinderopvangorganisaties en de scholen met als doel: samenwerking en kostprijsverlaging

b het toekennen van 147.7 x ƒ 9.300 ten behoeve van de uitbreiding van B.S.O. kindplaatsen uiterlijk 31.12.2000 t.l.v. de Tijdelijke Stimuleringsmaatregel B.S.O.;
-  het voorfinancieren van 37.3 x ƒ 9.300 ten behoeve van de uitbreiding van B.S.O. kindplaatsen uiterlijk 31.12.2000 t.l.v. het Kinderfonds, aan:

Octopus 110 kindplaatsen
Eglantier 30 kindplaatsen
Uilennest 15 kindplaatsen
Plukkebol 30 kindplaatsen
Totaal 185 kindplaatsen

c. het aanhouden van de aanvragen van:

De Wilde Plek 30 kindplaatsen
Knotz 80 kindplaatsen
Reki 18 kindplaatsen
Ghoerbien 40 kindplaatsen
PCBO 20 kindplaatsen
Plukkebol 24 kindplaatsen
Delta 30 kindplaatsen
Totaal 242 kindplaatsen

Behandeling kan plaatsvinden als de organisaties nadere informatie hebben verstrekt en de regeling t.a.v. de Regeerakkoordgelden bekend is;
d.  het afwijzen van:

Piggelmee
Reki 34 kindplaatsen
Uilennest 10 kindplaatsen
PCBO 20 kindplaatsen
Totaal 64 kindplaatsen


9. Tijdpad en communicatie

Tijdpad

23 maart 1998 College van Burgemeester en Wethouders
24 en 25 maart: Individuele besprekingen met de aanvragers
26 maart: Verzending naar Raadscommissie Leefbaarheid
Persconferentie
6 of 7 april: Beantwoording technische vragen Raadscommissie
8 april: Behandeling Raadscommissie Leefbaarheid
week 15: Verzending beschikkingen
voor de zomervakantie: Plan van Aanpak Regeerakkoordgelden
2de beoordelingsronde B.S.O


Communicatie

21.04.1998
mei/december 1998
Informatiebijeenkomst
Individuele gesprekken, ondersteuning ten aanzien van inhoud en financiën, doorverwijzing naar andere deskundigen;
februari 1999
februari/maart 1999
week 12/13 1999
persbericht over verlenging inschrijvingstermijn
Individuele gesprekken t.a.v. beoordelingscriteria
Individuele gesprekken over Collegebesluit; nadere instructie voor beoordeling 2de ronde.

 

terug naar boven