30 March 2000

Bijlage 3 - De resultaten van vragenlijst Jongerenbeleid gemeente Delft
deel 1 uit 2
 


naar agenda

 

De resultaten van vragenlijst Jongerenbeleid gemeente Delft.

Onderzoek instellingen

Knelpunten /vraagstukken onder jongeren.

Verwijspatronen

Samenwerkingsrelaties

Vragen toegespitst op jongerenbeleid

 

Onderzoek instellingen

Het Programmateam Integraal Jongerenbeleid heeft een selectie gemaakt van 175 organisaties en instellingen die op één of andere wijze raakvlakken hebben met het integraal jongerenbeleid. Deze 175 organisaties/instellingen is een uitgebreide vragenlijst toegestuurd. De vragenlijst is opgesteld door het programmateam integraal jongerenbeleid. Met behulp van deze vragenlijst is getracht om zicht te krijgen op ervaringen en zienswijzen van organisaties die werkzaam zijn in het kader van jongerenbeleid. Daarnaast leveren de vragenlijsten informatie op over het belang dat vanuit het veld wordt gehecht aan verschillende aspecten van het jongerenbeleid.

 

Er zijn 175 vragenlijsten verstuurd. Van een aantal instellingen kwam meer dan 1 vragenlijst binnen. In totaal kwam er van 73 verschillende organisaties/ instellingen een vragenlijst terug. De totale respons bedraagt 78 terugontvangen vragenlijsten. Gezien deze response en de grote diversiteit aan instellingen dragen de cijfers in deze rapportage slechts een indicatief karakter.

Analyse van respons.

In de respons vallen een aantal zaken op: een meerderheid is man, het grootste deel is ouder dan 31 jaar waarvan weer een belangrijk deel ouder dan 41 jaar, bestuursleden van organisaties en instellingen overheersen sterk, gevolgd door manager en directeuren van instellingen en organisaties. Het uitvoerend werk en het middenkader van instellingen is in het onderzoek redelijk vertegenwoordigd. Het grootste deel van de respondenten is langer dan 5 jaar werkzaam of verbonden met de gemeente Delft.

 

Tabel. Kenmerken van de respondenten: geslacht, leeftijd, functie en lengte verbintenis met resp. instelling en gemeente.

Kenmerken

aantal

in %

naar geslacht:

   

Man

46

59

Vrouw

31

40

Onbekend

1

1

     

naar leeftijd:

   

20 jaar

1

1

21-30 jaar

8

10

31-40 jaar

22

28

41-50 jaar

33

42

51 jaar en ouder

13

17

Onbekend

1

1

     

naar functie:

   

hulpverlener, etc

11

14

Middenmanagement

9

12

Stafmedewerker

2

4

manager /directeur

15

19

Projectleider

5

6

Consulent

3

4

Vrijwilliger

1

1

Bestuurslid

19

24

Anders

11

14

Onbekend

2

4

     

naar lengte aanstelling:

   

< 1 jaar

11

14

1-2 jaar

11

14

2-5 jaar

15

19

> 5 jaar

41

53

Onbekend

0

0

     

naar lengte band met gemeente:

   

< 1 jaar

8

10

1-2 jaar

8

10

2-5 jaar

13

17

> 5 jaar

45

58

Onbekend

4

5

Vier respondenten uit de sfeer van het uitvoerend werk (hulpverlening, maatschappelijk werk, onderwijs), drie van het middenkader van organisaties en twee consulenten zijn werkzaam in een gemeentelijke instelling. Twee respondenten uit een gemeentelijke organisatie hebben de categorie ‘ anders’ ingevuld, waarmee het aantal gemeentelijke respondenten op 11 komt. De overige respondenten werken in een instelling of organisatie die onder het zogenoemde particulier initiatief valt.

We vroegen de respondenten om hun organisatie te benoemen naar de sector waartoe ze zich in hoofdzaak rekenen. Men werd verzocht slechts één antwoord te geven.

De meeste respondenten zijn afkomstig uit de sector van het sociaal cultuur werk, het onderwijs en de cultuur. Onderscheiden naar gemeentelijke instelling of particulier initiatief, zijn de respondenten uit gemeentelijke instellingen verbonden met het onderwijs (5), arbeid /werkgelegenheid (1) en politie /justitie (2). Van vier weten we het niet.

De overigen behoren tot het particulier initiatief.

 

Tabel. Respons naar sector en aard

 

Aard

   

sector

Gemeentelijk

part. initiat.

totaal

in %

opvoedingsondersteuning /jeugdhulpverlening

0

3

3

4

sociaal cultureel werk

0

12

12

15

jeugd- en jongerenwerk

0

6

6

8

onderwijs

5

6

11

14

vrijetijdsbesteding

0

6

6

8

arbeid

1

0

1

1

gezondheidszorg

0

7

7

9

politie /justitie

2

0

2

3

huisvesting

0

4

4

5

cultuur

0

11

11

14

anders/ niet van toepassing/ onbekend

4

11

15

19

totaal

       

 

De kruistabel van de respondenten naar functie en sector laat zien dat veel uitvoerenden (in de tabel categorie hulpverlener, etc) krachten uit het onderwijs de vragenlijst hebben ingevuld; het middenkader (categorie ‘middenmanagement) uit gezondheidszorg en de opvoedingsondersteuning de "invullers" zijn; en in de sector van het sociaal cultureel werk en van cultuur/ vrijetijdsbesteding het bestuursleden zijn die de vragenlijsten invulden. De directeuren /managers zijn gelijkelijk verdeeld over de verschillende sectoren, maar vooral met de rubriek ‘overigen’.

 

 

Tabel. Kruistabel: respondenten naar functie en sector

naar functie /sector

(n=77)

soc. cult. werk

Onderwijs

gezond-
heidszorg

jo.wer/ opv.onder-
steuning

cultuur /vrije tijd

overigen

totaal

hulpverlener, etc

0

8

0

2

0

1

11

midden-
management

0

0

2

3

0

4

9

staf-
medewerker

0

0

0

0

0

3

3

manager /directeur

1

1

3

1

2

7

15

projectleider

2

1

2

0

0

0

5

consulent

0

1

0

0

0

2

3

vrijwilliger

0

0

0

0

1

0

1

bestuurslid

5

0

0

0

12

2

19

anders

3

0

0

3

2

3

11

totaal

             

 

De meeste respondenten, nl. 43, werken voor alle buurten van Delft. Daarnaast zijn er acht werkzaam in de Binnenstad. De helft van deze acht respondenten werkt in de sector cultuur/ vrijetijdsbesteding. De overigen zijn verspreid werkzaam over alle buurten, met uitzondering van de Schieweg, waar geen enkele respondent werkt.

 

Tabel. In welke wijk/ buurt zijn de respondenten werkzaam?

wijk/buurt

Soc. cult. Werk

onderwijs

gezond-
heidszorg

jo.wer/ opv.onder-
steuning

cultuur /vrije tijd

overigen

totaal

heel Delft

6

4

7

5

8

13

43

wijk 11 Binnenstad

1

0

0

1

4

2

8

wijk 12 Vrijenban

1

0

0

0

0

2

3

wijk 13 Hof van Delft

1

0

0

1

0

1

3

wijk 14 Voordijkshoorn

0

0

0

0

0

1

1

wijk 16 Delftse Hout

0

0

0

0

2

1

3

wijk 22 Tanthof West

0

0

0

0

0

1

1

wijk 23 Tanthof Oost

0

0

0

0

0

2

2

wijk 24 Voorhof

2

1

0

0

0

2

5

wijk 25 Voorhof

1

0

0

1

0

1

3

wijk 26 Abstwoude

0

0

0

0

0

1

1

wijk 27 Schieweg

0

0

0

0

0

0

0

wijk 28 Wippolder

0

0

0

0

2

1

3

wijk 29 Ruiven

0

0

0

0

0

1

1

onbekend

0

0

0

0

0

1

1

totaal

             

 

Het grootste deel van de respondenten heeft op jaarbasis te maken met groepen jongeren in aantallen van boven de 100. De vraag onderscheidt niet de aard van de contacten. De antwoorden zijn om deze reden moeilijk te interpreteren. Men kan er gemakshalve van uit gaan dat een antwoord van > 1000 jongeren wijst op het aantal keer dat jongeren de drempel van de instelling passeren en niet het aantal jongeren waarmee men contact heeft, met uitzondering van de instellingen voor het voortgezet onderwijs.

Meer dan 90% van de respondenten heeft met zowel jongens als meisjes te maken. Er zijn er maar twee respondenten die alleen met meisjes of alleen met jongens in contact staan.

 

Tabel. Met hoeveel jongeren hebben de respondenten contact?

 

abs.

in %

0-10 jongeren

7

9

11-20 jongeren

0

0

21-35 jongeren

5

6

36-50 jongeren

9

13

51-100 jongeren

10

13

101 - 1000 jongeren

20

26

> 1000 jongeren

15

19

geen contact /onbekend

12

15

totaal

 

100

 

Met de 0-4 jarigen hebben de respondenten het minste contact. Het onderzoek richt zich op instellingen die met jongeren (12-24 jaar) contact hebben, dus is dit gegeven niet verwonderlijk. Het meeste contact hebben de respondenten met de leeftijdsgroep 15 jaar en ouder. Bij het onderwijs heeft men het meest contact met de jongeren tussen de 12 en 18 jaar: de middelbare schoolleeftijd. Hetzelfde geldt voor de respondenten uit het jongerenwerk/ opvoedingsondersteuning/ JHV.

 

Tabel. Met welke leeftijdsgroepen hebben de respondenten contact (naar sector)?

 

0-4 jaar

5-11 jaar

12-15 jaar

15-17 jaar

> 17 jaar

aantal respondenten

sociaal cultureel werk

2

5

7

8

9

12

onderwijs

1

1

9

10

7

11

gezondheidszorg

2

1

2

1

4

7

jongerenwerk/ opvoedings-
ondersteuning /JHV

2

2

9

9

8

9

cultuur/ vrijetijdsbesteding

2

10

10

10

10

17

overigen

5

6

10

15

15

22

totaal

         

78

 

Van de 95.000 inwoners die Delft in 1998 telt, heeft ongeveer 14.500 (iets meer dan 15%) via geboorte of ouders, banden met een ander land dan Nederland. De landen die hierbij vooral naar voren komen, zijn landen van West-Europa (22%) en voormalige inwoners van Indonesië (incl. Ambon) (14%). Uit Turkije en Suriname is elk 12,5% van alle allochtonen afkomstig, 5% uit Marokko en 3,5% uit de Ned. Antillen.

In het jongerenbeleid speelt het leggen van contacten met allochtone jongeren een grote rol. Het is om die reden niet verwonderlijk dat het merendeel van de respondenten in contact staat met allochtone jongeren. Alle respondenten uit de gezondheidszorg, de arbeid en de politie/ justitie, en de meeste van de sector opvoedingsondersteuning /JHV hebben dit contact.

Onder de allochtonen zijn ook vluchtelingen. De respondenten uit de laatstgenoemde sector staan ook voor het grootste deel in contact met jonge vluchtelingen, net als het onderwijs en de gezondheidszorg.

 

 

Tabel. Aantal respondenten dat contact heeft met resp. allochtone jongeren en jonge vluchtelingen, naar sector

 

totale respons

contact met allochtonen

Contact met vluchtelingen

sociaal cultureel werk

12

9

5

onderwijs

11

11

8

gezondheidszorg

7

5

4

jongerenwerk/ opvoedingsonderst. /JHV

9

9

6

cultuur/ vrijetijdsbesteding

17

13

8

overigen

22

19

7

totaal

78

   

 

De allochtone jongeren, waarmee respondenten contact hebben, zijn voor het grootste deel (42 keer genoemd) afkomstig uit Noord Afrika (waarschijnlijk uit Marokko, Algerije), gevolgd door Turkije (38) en Suriname (35). De helft van de respondenten uit de sector sociaal cultureel werk heeft contact met jongeren uit bijna alle genoemde landen van herkomst. Dit geldt ook voor het onderwijs en, in mindere mate, voor het jongerenwerk /opvoedingsondersteuning.

 

Tabel. Landen van herkomst van allochtonen waar de respondenten mee in contact staan, naar sector

land van herkomst /sector

soc cult werk

onderwijs

gezond-
heidszorg

jo.werk/

opv.

onderst.

Cultuur/ vrije tijd

overigen

totaal

Nrd. Afrika

6

8

3

7

6

12

42

Turkije

6

7

2

7

4

12

38

Suriname

6

6

2

4

5

12

35

Ned. Antillen

6

6

1

4

5

8

30

Somalië

5

6

2

4

3

9

29

Iran

4

5

1

5

3

10

28

ander land

5

4

1

4

4

6

24

Irak

3

6

1

3

2

7

22

Oost-Europa

1

1

2

4

2

9

19

totale respons

12

11

7

9

17

22

78

 

 

Knelpunten /vraagstukken onder jongeren.

De respondenten konden binnen een reeks van knelpunten en vraagstukken van jongeren op het gebied van persoonlijke problemen, school, werk en vrije tijd aangeven welke zij het meest tegenkomen dan wel als de meest ernstige beschouwen. De respondenten konden twee antwoorden aankruisen. Voor elk item hebben we de beide antwoorden van de respondenten bij elkaar opgeteld, want het eerstgenoemde antwoord heeft geen andere waarde dan het tweede.

Er zijn veel organisaties die geen of onvoldoende zicht hebben op de problematiek onder jongeren. Dit geldt voor 17 respondenten voor het onderdeel ‘persoonlijke problemen’ en in grotere mate voor het onderdeel ‘onderwijs’ (30), ‘werk’ (27) en bij het onderdeel ‘vrije tijd’ (eveneens 27). Het zijn vooral respondenten uit de sector ‘cultuur /vrijetijdsbesteding’ die aangeven niet voldoende zicht te hebben op jeugdproblemen.

Gedrags- en gezinsproblemen worden door veel organisaties, die aangaven wel zicht te hebben, als de meest voorkomende genoemd, terwijl meerdere organisaties veel vormen van lichamelijke mishandeling, jongeren met verslavingsproblemen en gedragsproblematiek als meest ernstige beschouwen. Indien we beide rijen vergelijken, dan scoort gedragsproblematiek hoog bij de meest ernstige én bij de meest voorkomende problemen. Het lijkt op grond hiervan belangrijk om deze problematiek verder te verkennen bij de instellingen. Gedragsproblematiek is immers een breed begrip en kan uiteenlopende aspecten van problemen omvatten.

 

Tabel. De knelpunten /vraagstukken van jongeren: persoonlijke problemen (naar mate van ernst en voorkomen)

 

meest ernstige

meest voorkomende

lichamelijke mishandeling

7

1

psychiatrische problemen

7

3

oorlogstrauma’s

6

2

Verslaving

10

12

Gedragsproblematiek

20

15

Gezinsproblematiek

13

20

financiële problematiek

7

11

Discriminatie

1

2

medische problematiek

1

2

Seksualiteit

1

2

Eenzaamheid

1

0

emotionele problematiek

10

12

psychosociale problemen

10

11

Anders

3

4

heb er geen zicht op

17

17

 

‘Gepest worden’ en ‘spijbelen /verzuim’ worden door verschillende organisaties genoemd als het meest ernstige probleem van jongeren op de scholen. De meest voorkomende problemen op school zijn ‘spijbelen / ongeoorloofd verzuim’, ‘leerattitudes’ en het gebrek aan vervolgopleidingen.

 

 

Tabel. De knelpunten /vraagstukken van jongeren: problemen op school (naar mate van ernst en voorkomen).

 

meest ernstige

meest voorkomende

spijbelen /verzuim

11

14

vervolgopleidingen gebrek

6

10

Leerattitude

9

10

verhoudingen leerlingen onderling

2

5

gepest worden

11

7

diefstal op school

1

0

problemen wisselen van school

3

3

geweld op school

5

0

hoge verwachtingen ouders

4

3

Faalangst

5

8

heb er geen zicht op

30

30

In het werk signaleren veertien organisaties als meest ernstige probleem de ‘taalachterstand’, gevolgd door ‘gebrek aan sociale vaardigheden’, terwijl deze twee ook als meest voorkomende problemen worden genoemd. ‘Discriminatie’ wordt relatief veel genoemd als een ernstig probleem (8x), maar niet als meest voorkomend (2x).

 

Tabel. De knelpunten /vraagstukken van jongeren: problemen op het werk (naar mate van ernst en voorkomen)

 

meest ernstige

meest voorkomende

Discriminatie

8

2

gebrek aan adequate arbeidsplaatsen

8

7

cultuurverschillen

5

6

taalachterstand

14

13

gebrek aan sociale vaardigheden

10

16

(tijdelijk) dakloos

5

3

geen vaste verblijfsplaats

5

3

laag opleidingsniveau ouders

1

4

anders

0

0

heb er geen zicht op

27

27

 

Het probleem van ‘jongerenbendes’ wordt weliswaar door vijf organisaties genoemd als meest ernstige probleem, maar slechts één organisatie heeft er veelvuldig mee te maken. Jongerengroepen die de omgeving overlast bezorgen wordt zowel als ernstig gesignaleerd (12 keer) als veelvuldig voorkomend (15 keer). Daarnaast worden problemen als ‘weinig sociale binding’ en ‘beperkte mogelijkheden vrijetijdsbesteding’ ook veel genoemd, zowel naar mate van ernst als meest voorkomend.

 

 

Tabel. De knelpunten /vraagstukken van jongeren: problemen in de vrije tijd (naar mate van ernst en voorkomen)

 

meest ernstige

meest voorkomende

jongerenbendes

5

1

overlastgevende jongerengroep

12

15

hinderlijke jongerengroep

4

6

annexatie openbare ruimte

2

5

weinig sociale binding

13

14

beperkte mogelijkheden vrijetijdsbesteding

11

17

moeilijk bereikbaar voor activiteiten

7

8

anders

2

1

heb er geen zicht op

27

27

 

Verwijspatronen

Er zijn 37 organisaties die ervaringen hebben met het verwijzen van jongeren. Bij tien van hen gaat het om een beperkt aantal jongeren, maar er zijn ook twaalf organisaties die aangeven meer dan 10 jongeren te hebben verwezen naar anderen. In het merendeel van de gevallen gaat het dan om zowel jongens als meisjes.

 

Tabel. Aantal jongeren dat door organisaties wordt doorverwezen (n=67)

ltem

absoluut

In %

geen enkele

30

39

1-2 jongeren

10

13

3-5 jongeren

10

13

5-10 jongeren

5

6

> 10 jongeren

12

15

onbekend

11

14

 

Slechts negentien respondenten noemen de leeftijdsgroep van de jongeren die zij hebben verwezen. De groep van 16-18 jarigen wordt hierbij het meest genoemd.

 

Tabel. Jongeren die door organisaties werden verwezen naar leeftijdsgroep.

leeftijdsgroep

absoluut

12-15 jaar

16

16-18 jaar

19

> 18 jaar

15

 

Het merendeel van de jongeren die werden doorverwezen waren van Nederlandse afkomst (27 organisaties zeggen dit), op afstand gevolgd door Turkse en Marokkaanse jongeren (11).

 

 

Tabel. Jongeren die door organisaties werden verwezen naar etnische achtergrond.

leeftijdsgroep

absoluut

Nederlands

27

Turks

11

Marokkaans

11

Surinaams

9

Somalisch

7

Iraaks

7

Iraans

6

Ned. Antilliaans

5

Oost Europees

4

anders

4

 

Jongeren worden met name verwezen naar het RIAGG. Twintig respondenten noemen deze instelling. Het maatschappelijk werk, de jeugdhulpverlening, de huisarts en de leerplichtambtenaar zijn voorts organisaties waarnaar veel respondenten jongeren hebben verwezen.

 

Tabel. Instellingen waarnaar organisaties jongeren verwezen.

instelling

aantal

RIAGG

20

maatschappelijk werk

16

jeugdhulpverlening /Bureau Jeugdzorg

13

huisarts /gezondheidszorg

13

leerplichtambtenaar

12

jeugdbescherming /Raad voor de Kinderbescherming

10

woningcorporaties /jongerenhuisvesting

8

speciaal onderwijs

6

politie

6

jeugd- en jongerenwerk

6

JOS ‘98

6

sportverenigingen

3

anders

12

 

De wijze waarop jongeren worden verwezen is uiteenlopend. Het zelf zorgen dat een afspraak gemaakt wordt, wordt het meest genoemd, gevolgd door het verstrekken van adres en telefoon van de instelling waarnaar de jongere wordt verwezen. Ook komt het voor dat men het adres van een contactpersoon geeft. Het geven van een folder wordt maar door zeven respondenten als manier genoemd.

 

Tabel. De verschillende manier en waarop jongeren zijn verwezen.

manier van verwijzen

aantal

zelf gebeld

30

adres/ telefoon van de instelling gegeven

20

naam van contactpersoon gegeven

16

folder gegeven

7

Anders

6

Een grote meerderheid van de organisaties (18 scoorde ‘ja’, tegen 3 ‘nee’) verklaart dat het hen lukte om over de verwijzing afspraken te maken met de instelling waarnaar ze jongeren verwijzen en dat zij op de hoogte werden gehouden over de voortgang. Toch noemden deze organisaties enkele knelpunten.

Wachtlijsten en een weigerachtige houding van de jeugdige zijn de belangrijkste knelpunten, maar ook geven vijftien organisaties aan dat de verwijzing over het algemeen goed verloopt.


naar deel 2

terug naar boven