30 March 2000

Nota Toekomst Algemeen Maatschappelijk Werk in Delft


naar agenda



1. Inleiding

Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) is een laagdrempelige voorziening gericht op het verbeteren van het persoonlijk en sociaal functioneren van mensen. In 1989 is het rijksbeleid AMW gedecentraliseerd naar de gemeenten en is de financiering opgenomen in het gemeentefonds. Sinds 1989 is de subsidie voor de formatie maatschappelijk werk in Delft ongewijzigd. Het aantal hulpvragen is in deze jaren toegenomen met 37%. Het AMW kampt daardoor met grote capaciteitsproblemen.

Deze notitie is bedoeld om de afspraken voor het AMW voor 1999 vast te leggen en als een eerste blik op de toekomst van het AMW in Delft. Het inzetten van een discussie over de toekomst is bedoeld om in een aantal stappen de voorwaarden te scheppen voor de versterking van de positie van het AMW.

De opzet van deze notitie is als volgt:

  • Hoofdstuk 2 schetst de algemene kenmerken van het AMW.
  • Hoofdstuk 3 geeft in het kort de landelijke ontwikkelingen weer.
  • Hoofdstuk 4 behandelt de huidige situatie in Delft.
  • In hoofdstuk 5 staan de afspraken voor 1999.
  • Hoofdstuk 6 gaat in op het AMW in 2000 en verder.
  • Hoofdstuk 7 geeft een vijftal keuzemogelijkheden voor de toekomst.
  • In hoofdstuk 8 staan de beslispunten.

2. Algemene kenmerken van het Algemeen Maatschappelijk Werk

Het Algemeen Maatschappelijk Werk is een eerstelijnsvoorziening voor iedereen met psychische, relationele en/of materiële hulpvragen. Het AMW werkt op het snijvlak van welzijn en (geestelijke) gezondheidszorg en helpt mensen om (weer) grip op het eigen leven te krijgen bij onderwerpen als problemen op het werk, financiële problemen, werkloosheid, ziekte, relatieproblemen, eenzaamheid en problemen met de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen.

De hulpverlening van het AMW kenmerkt zich door een integrale aanpak: zowel immateriële als materiële aspecten van de probleemsituatie worden bij de hulp betrokken. Daarmee is het AMW ook toegankelijk voor lager geschoolden en lagere inkomensgroepen, omdat juist bij die groepen vaak sprake is van een combinatie van problematiek. Problemen van cliënten worden vaak veroorzaakt door een complex van factoren: gebrek aan vaardigheden, onvoldoende sociale ondersteuning en onvrede met de materiële bestaansvoorwaarden zoals huisvesting, werk en financiën.

Doordat het AMW bijdraagt aan een grotere zelfredzaamheid van cliënten wordt er een geringer beroep gedaan op andere, vaak duurdere hulpverleningsinstellingen zoals het RIAGG. Ook draagt het AMW bij aan de vermindering van werkuitval van cliënten door het opheffen van psychische en sociale oorzaken van die uitval. Dit heeft een preventieve werking ten aanzien van maatschappelijke isolatie en afhankelijkheid van uitkeringen van burgers en bevordert sociale integratie en participatie.

Uit (landelijk) onderzoek blijkt dat 44% van het cliëntenbestand een sociale uitkering als hoofdbron van inkomsten heeft. Van de cliënten is 60% vrouw. Rond de 50% van de cliënten gaat op eigen initiatief naar het AMW; van de overigen wordt het merendeel verwezen door de gezondheidszorg.

 

3. Landelijke ontwikkelingen

De werkdruk in het AMW is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Reden daarvoor zijn maatschappelijke ontwikkelingen als vergrijzing, instroom van vluchtelingen, de trend om de intramurale verzorging van psychiatrische patiënten te verminderen, enz.

In de naaste toekomst is een verdere toename van de werkdruk voor het Algemeen Maatschappelijk Werk te verwachten; de prognose is dat de toename van hulpvragen voorlopig doorgaat. Bovendien wil minister Borst het AMW een belangrijker taak binnen de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg toekennen. Zij wil daarmee een besparing op de (duurdere) tweedelijnsvoorzieningen bereiken.

In een brief aan de Tweede Kamer (juni 1997) maakt de minister de trend van het rijksbeleid duidelijk: psychische hulpvragen zullen toenemend in de eerste lijn behandeld moeten worden en daarin speelt het Algemeen Maatschappelijk Werk een belangrijke rol.

Eind 1998 biedt minister Borst de Tweede Kamer over deze materie een beleidsbrief Geestelijke Gezondheidszorg aan. Uit deze ontwikkeling komen mogelijk extra middelen voor de gemeenten voort. Dit biedt echter geen soelaas voor het huidige capaciteitsprobleem van het AMW omdat er ook extra taken uit voortkomen.

 

4. Algemeen Maatschappelijk Werk in Delft - huidige situatie

Het Algemeen Maatschappelijk Werk in Delft wordt verzorgd door de Stichting Maatzorg. Om de capaciteitsproblemen aan te pakken zijn maatregelen genomen om de efficiency van de organisatie van de hulp te verbeteren. Maar ondanks deze maatregelen en ‘rantsoenering’ van de hulp in de vorm van een vijf-gesprekken-model (uitgangspunt hierbij is het verleggen van een wachttijd bij aanmelding naar een wachttijd ná kortdurende hulp van zo’n vijf gesprekken) ) is er inmiddels opnieuw sprake van een wachtlijst voor cliënten van 4 maanden.

Vanuit de cliënt bezien betekent de wachtlijst dat zij, in een situatie die ze zelf niet meer aan kunnen, niet meer snel geholpen kunnen worden. In veel gevallen wordt daardoor de problematiek zwaarder dan bij hulp in een vroeg stadium het geval geweest zou zijn.

Vanuit de maatschappelijk werkers bezien leidt de wachtlijst tot een te hoge case-load en daardoor tot een onaanvaardbare werkbelasting. De prijs van een te hoge case-load wordt op den duur betaald in verlies aan kwaliteit van de hulpverlening en hoog ziekteverzuim onder de medewerkers.

Een andere consequentie van een wachtlijst is de extra drempel die ontstaat voor (vroegtijdige) verwijzing. Voor verwijzers (o.a. de huisarts) en samenwerkingspartners vermindert de aantrekkelijkheid van een verwijzing en samenwerking.

Na herhaalde signalen gaf de Stichting Maatzorg eind 1997 aan dat het budget voor het Algemeen Maatschappelijk Werk van ƒ 729.640,00 = (6,33 fte) te krap was voor het instandhouden van het bestaande niveau van dienstverlening.

Dit tekort werd o.a. veroorzaakt door de nieuwe CAO Welzijn 1996/1998, met daarin de invoering van de 36-urige werkweek. Om het AMW op het bestaande niveau te kunnen handhaven is in 1998 éénmalig een extra subsidie van ƒ 29.500,00 toegekend.

Inmiddels is de CAO 1998/1999 afgesloten; dit brengt in totaal ruim 8 % aan meerkosten met zich mee.

De landelijk gemiddelde case-load per fte is 121 cliëntsystemen (=individu, echtpaar, gezin); voor Delft is de case-load 174 cliëntsystemen per fte.

De huidige krappe financiële situatie is aanleiding tot een terughoudende opstelling van het AMW in Delft. Van een gewenste ‘out-reachende’ opstelling naar potentiële cliënten is geen sprake. Effectief werd in 1997 aan 1457 cliëntsystemen kortere dan wel langere hulp geboden. Dit is een bereik van 1,53 % van de bevolking terwijl er landelijk gemiddeld een bereik is van 3,3 %. Er is geen reden om aan te nemen dat er bij de Delftse bevolking minder behoefte aan AMW zou zijn.

Cijfers van o.a. de VOG (de landelijke ondernemersvereniging van o.a. de AMW instellingen) geven het volgende beeld van de financiële middelen die nodig zijn voor het versterken van het AMW in Delft.

Eén fte Algemeen Maatschappelijk Werk kost ƒ 120.000,00. In Delft is op dit moment (1998) 1 fte maatschappelijk werker op 15.000 inwoners beschikbaar. Het landelijk gemiddelde is op dit moment 1 fte maatschappelijk werker op 8.100 inwoners. Het huidige uitgangspunt van de VOG en van de minister van VWS is dat de gemeenten het AMW op het niveau van 1 fte op 8.000 inwoners hebben. De extra financiële middelen die eventueel door de minister beschikbaar worden gesteld, moeten het gat dichten tussen 1 fte per 8.000 inwoners en de door de minister gewenste situatie van 1 fte per 6.500 inwoners.

Op basis van het huidige bereik en de huidige omvang van de werkzaamheden (174 cliëntsystemen) zou, bij een landelijk gemiddelde werkbelasting van 121 cliëntsystemen, een formatie nodig zijn van 9 fte maatschappelijk werk; dit vraagt extra ten opzichte van de huidige situatie: 2,5 fte ƒ 300.000,=

Om te voldoen aan het landelijke gemiddelde van 1 fte per 8.100 inwoners (3,3% van de bevolking) is daarnaast nodig: 2.85 fte ƒ 343.000,=

De aanbevolen norm door de VOG (die overgenomen is door de minister) van 1 fte per 8.000 inwoners zou nogmaals extra vragen: 0.15 fte ƒ 18.000,=

 

5. Afspraken 1999

Voor 1999 beschikt het AMW over een budget van ƒ 823.920,= (zie voor toelichting bijlage 1):

ù bestaand budget - fcl 620120 ƒ 762.470,=

ù nieuw beleid ƒ 50.000,=

ù fcl 511.110 ƒ 11.450,=

Dit betekent 1 fte maatschappelijk werker op 13.828 inwoners. De toename van het budget leidt niet tot een evenredige toename van het aantal cliëntsystemen. Het extra budget is voor een deel namelijk gebruikt om de gevolgen van de CAO-afspraken af te dekken en om de werkdruk van de maatschappelijk werkers enigszins te verminderen. De (langdurige) hoge werkbelasting heeft concreet geleid tot ziekmeldingen.

Voor het komende jaar is in Delft 6.87 fte voor AMW beschikbaar. Het perspectief is daarmee dat 1456 cliëntsystemen geholpen kunnen worden: 833 behandelingen en 618 korte contacten. Naar het zich laat aanzien betekent dit een wachttijd voor cliënten van ± 5 maanden.

De maatschappelijk werkers hebben voor 75% directe taken: cliëntcontacten en bijvoor-beeld overleg met huisartsen en voor 25% indirecte taken: deskundigheidsbevordering, deelname aan ontwikkelen van beleid voor speciale aandachtsgroepen zoals allochtonen, jongeren, seksespecifieke hulpverlening en externe werkgroepen zoals het Opvoedbureau, schuldhulpverlening, Netwerk hulpverlening jongeren en overleg over overlast en sociaal isolement. Daarnaast bestaan er veel samenwerkingscontacten met de Sociale Dienst, Sociale Raadslieden, Thuiszorg, RIAGG, Politie, Bureau Jeugdzorg, enz.

Het AMW verzorgt mede de 24-uurs bereikbaarheidsdienst voor de regio.

Daarnaast wordt maatschappelijk werk verzorgd voor asielzoekers. De personele capaciteit voor deze taak wordt gefinancierd door de COA en wordt hier verder buiten beschouwing gelaten.

 

6. Het AMW in 2000 en verder

Voor 1999 gelden de afspraken zoals ze hiervoor staan vermeld. Het jaar 1999 willen we gebruiken om keuzes te maken ten aanzien van de producten AMW voor de periode vanaf 2000. Het is duidelijk dat de producten een schakel vormen in de versterking van de lokale sociale infrastructuur en het wijkgerichte werken, beide uitgangspunten van het collegeprogramma. Het ligt dan ook voor de hand het ontwikkelen van beleid voor het AMW daarmee parallel te laten lopen.

Om die lijn uit te zetten wordt in maart 1999 een werkconferentie georganiseerd voor raadsleden.

 

7. Het AMW in Delft - Keuzemogelijkheden voor de toekomst

De hoogte van de gemeentelijke subsidie is vooralsnog een historisch bepaald bedrag. Sinds de decentralisatie van de financiering van het rijk naar de gemeente in 1989 hebben de achtereenvolgende colleges er voor gekozen dit bedrag niet substantieel te wijzigen.

Het aantal cliënten dat het AMW in deze periode wist te vinden nam toe met 37%. Er is veel werk ‘in stilte’ verricht; de sector is er (ook landelijk) nauwelijks in geslaagd om het maatschappelijke effect van het AMW goed over het voetlicht te brengen.

Het AMW in Delft is erin de afgelopen jaren wél in geslaagd om een omslag te maken van een naar binnen gerichte organisatie naar een meer op samenwerking gerichte organisatie. Wij juichen dit toe. In de afspraken met het AMW is sinds een aantal jaren de verdeling gemaakt van 75% directe cliënttaken en 25% indirecte cliënttaken, zodat er binnen het takenpakket ruimte is voor samenwerking met andere lokale en regionale organisaties.

Wij zijn van mening dat het Algemeen Maatschappelijk Werk een vangnetvoorziening is voor Delftse burgers. Als zodanig levert het AMW een bijdrage aan de sociale (re)integratie en sociale participatie, sociale cohesie, het voorkomen van zorgafhankelijkheid en van isolement en van het ontstaan van achterstandsgroepen.

In overleg met de Stichting Maatzorg is de afgelopen jaren steeds gekeken hoe bij een gelijkblijvende formatie én een toenemende vraag de hulp zo effectief mogelijk ingezet kon worden. Met een aantal efficiency maatregelen heeft de Stichting Maatzorg bovendien geprobeerd wachtlijsten zoveel mogelijk te beperken. De financiële situatie van het AMW in relatie tot het aantal (potentiële) cliënten vraagt echter om keuzes in de afspraken voor de toekomst.

Er is een aantal scenario’s te bedenken waarmee binnen het kader van de huidige beschikbare middelen taken kunnen worden uitgevoerd:

1. Het beperken van de instroom. Op dit moment is het AMW vrij toegankelijk. Het heffen van een eigen bijdrage kan cliënten er van weerhouden een beroep te doen op het AMW.

2. Het bevorderen van een snelle uitstroom; een voorbeeld hiervan is het invoeren van het vijf-gesprekken-model.

3. Het afstoten van de indirecte taken. Alle beschikbare tijd wordt besteed aan de directe cliënttaken.

Daarnaast zijn scenario’s te bedenken voor:

4. Het verwerven van nieuwe financieringsstromen, bijvoorbeeld door actie naar de politieke fracties in de Tweede Kamer en naar de minister van VWS.

5. Het uitbreiden van de taken mét daarbij behorende financiële middelen.

Deze scenario’s vormen het onderwerp van gesprek tijdens de werkconferentie in maart 1999.

 

8. Voorstel

1. Akkoord te gaan met het budget voor 1999, namelijk ƒ 823.920,= en de afspraken voor 1999, te weten 838 cliëntzaken en 618 korte contacten.

2. Akkoord te gaan met het organiseren van een werkconferentie met als doel een discussie over de toekomst van het Algemeen Maatschappelijk Werk in Delft om aan de hand van een vijftal scenario’s keuzes te maken voor de toekomst, te weten: beperken van de instroom, het bevorderen van een snelle uitstroom, het afstoten van indirecte taken, het verwerven van nieuwe financieringsstromen, het uitbreiden van taken, keuzes te maken voor de toekomst.

 

terug naar boven