30 March 2000

Nota: Het knelpunt van de basisregistratie gebouwen


naar agenda

 

Nota

Onderwerp

Het knelpunt van de basisregistratie gebouwen

 

Geacht College,

In het concernbericht-II 1998 is op basis van de marap-II van zowel de bestuursdienst als SO een fors knelpunt gesignaleerd met betrekking tot het ontwikkelen van een Basisregistratie Gebouwen en de daarmee gepaard gaande financiën. Aangegeven is toen dat dit nader onderzoek zou vergen. Deze gezamenlijke notitie geeft daar invulling aan.

De respectievelijke maraps signaleren 2 zaken:

De Bestuursdienst meldt dat er een tekort dreigt over 1998 van
ƒ 385.000,-- met name omdat de declaratiemogelijkheid richting RBD/Hoogheemraadschap is geminimaliseerd.

SO meldt in zijn MARAP "Het opzetten van een basissysteem voor gebouwen (i.h.k.v. de WOZ) blijkt arbeidsintensiever dan was voorzien. Voor het eind van dit jaar kunnen circa 20.000 objecten zijn ingevoerd, zodat nog 25.000 tot 30.000 objecten resteren. De nog benodigde werkzaamheden kunnen niet worden uitgevoerd met de beschikbare middelen. Hetzelfde geldt voor het toevoegen van extra informatie in het systeem."

In de SO-marap is overigens niet aangegeven welke extra middelen vanaf 1 januari 1999 benodigd zouden zijn.

In deze notitie wordt nader ingegaan op :

voorgeschiedenis;

waarom een Basisregistratie Gebouwen?

kosten en financiering van de gebouwenregistratie tot en met 1998;

benodigde middelen voor het voltooien van de Basisregistratie Gebouwen vanaf 1999;

samenvatting en voorstel.

 

Voorgeschiedenis

In het kader van de kantelende organisatie komt er steeds meer druk te staan op het verstrekken van gegevens aan de klant. De burger verlangt steeds meer gegevens en de gemeente heeft zich ten doel gesteld de burger op dit punt tegemoet te treden. Basisregistraties zijn een eerste stap om de burger op alle fronten die gegevens te kunnen verstrekken die hij wenst. Door het koppelen van deze registraties kunnen veel gegevens worden ontsloten. Door middel van het in 1997 gestarte KIS-project worden dit soort ontwikkelingen gestimuleerd en geïntensiveerd.

Daarnaast eist de nieuwe wet Waardering Onroerende Zaken die op
1 januari 1995 in werking is getreden dat gemeenten zorgen voor uniformiteit van de waardebepaling ten behoeve van de heffing van verschillende belastingen. Belastingen opgelegd door de gemeente, de Waterschappen en de rijksbelastingdienst gaan immers van dezelfde waardegegevens gebruik maken.

In 1996 is de gemeenteraad accoord gegaan met de nota " Implementatie Wet Waardering Onroerende Zaken".

In deze nota was met betrekking tot werkzaamheden van de dienst Stadsontwikkeling een eenmalig krediet van ƒ 375.000,-- opgenomen voor de aanschaf/implementatie van een pakket voor de gemeentelijke gebouwenregistratie (BGB+).

Dit krediet was als volgt opgebouwd :

software/begeleiding en opleiding ƒ 225.000,--

invoering gegevens ƒ 150.000,--

De jaarlijkse lasten (exclusief kapitaallasten) voor het bewerken van de gebouwenregistratie werden vooralsnog geraamd op ƒ 120.000,--.

Door de dienst Stadsontwikkeling is gestreefd om in de periode 1 april 1996 tot en met 1 januari 1999 te komen tot een volledig objectkenmerkenbestand. Met andere woorden: per 1 januari 1999 zou de Basisregistratie Gebouwen volledig operationeel zijn en door de afdeling Belastingen kunnen worden gebruikt als één van de basisregistraties voor de uitvoering van de wet WOZ.

De gedachte hierachter was dat aan de hand van deze gebouwenregistratie het mogelijk zou zijn om op een gestructureerde wijze de objectkenmerken van de in Delft gelegen onroerende zaken te registreren en te bewerken.

Er was dus sprake van een gezamenlijk gemeentelijk belang, namelijk het op tijd voldoen aan de wettelijke voorschriften in het kader van de wet WOZ. Daarnaast past dit goed in de ontwikkeling van de basisregistratie vastgoed. Ook in het later tot stand gekomen KIS-concept (vanaf medio 1997) heeft dit soort ontwikkelingen van basisregistratie een belangrijke plek gekregen.

Als gevolg van een aantal oorzaken, waaronder een langere tijd die nodig was om het gewenste softwarepakket aan te schaffen en af te stemmen op de samenhang tussen de gegevens die vereist zijn in het Gemeentelijk Functional Ontwerp (GFO) -Gebouwen en de gegevens die de wet WOZ nodig heeft, is de uitvoering van de werkzaamheden vertraagd geweest, waardoor de implementatie van de gebouwenregistratie slechts deels is gerealiseerd. Daarbij kwam ook nog dat het invoeren van de gegevens een veelvoud aan tijd vergt dan voorzien.

Door de opgetreden vertraging heeft CFB/afdeling Belastingen voor de uitvoering van de wet WOZ tot nog toe nog geen gebruik kunnen maken van de gegevens uit de gebouwenregistratie en heeft zij om toch te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot het bijhouden van objectkenmerken, mede gelet op de komende herwaardering per
1 januari 1999, op eigen initiatief een objectkenmerken-inventarisatie opgestart in samenwerking met het externe taxatiebureau Kafi B.V.

Hiervoor zijn gelden beschikbaar gesteld via het WOZ-plan 1998 dat in september 1998 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Hieraan voorafgaand heeft in de zomer van 1998 regelmatig overleg plaatsgevonden tussen enerzijds de dienst SO en anderzijds de afdeling Belastingen en het taxatiebureau Kafi teneinde te komen tot een geïntegreerde aanpak van de BGB+ en de WOZ te komen.

Door alle partijen is toen geconcludeerd dat een dergelijke aanpak op korte termijn niet haalbaar was. 

Door het WOZ-plan en de daar in opgenomen objectkenmerken-inventarisatie1 is, op de korte termijn, de noodzaak tot het bijhouden van de gebouwenregistratie uitsluitend ten behoeve van de Wet WOZ niet noodzakelijk. De WOZ-herwaardering per 1 januari 1999 zal als gevolg daarvan onafhankelijk van de gebouwenregistratie worden uitgevoerd.

1Toelichting op de samenhang tussen BGB- en WOZ-registraties

In het kader van de registratie van gegevens van objecten is naast het onderhavige BGB-systeem ook de registratie in het kader van de WOZ van belang. De WOZ maakt voor een deel gebruik van dezelfde objectkenmerken. Een wezenlijk verschil zit hem in het feit dat de BGB uit gaat van objectieve gebouwgegevens en de WOZ te maken heeft met gebruikers. Zo kan het zijn dat een gebouw meer
WOZ-objecten bevat of dat een WOZ-object meer gebouwen omvat. Er zal dus altijd een vertaalslag moeten worden gemaakt tussen BGB en WOZ. Omdat
1 januari 1999 de nieuwe peildatum is voor de waardering van de onroerende zaken in Delft wordt in het kader van de wet WOZ op dit moment een aparte inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie zorgt er voor dat voor een deel dubbel werk wordt gedaan. Dit is echter in dit stadium onvermijdelijk.

De vraag die zich daarbij wel voordoet is of de WOZ-registratie kan volstaan als volwaardige basisregistratie, waardoor het verder implementeren van de BGB achterwege gelaten kan worden. Het antwoord daarop is negatief. De doelstelling van deze registratie is een geheel andere en uitsluitend gericht op uitvoering van de wet WOZ. Daarnaast zal stoppen met BGB weliswaar geen verdere financiële inspanning meer vergen, maar er is wel sprake van een forse desinvestering terwijl een optimale basisregistratie achterwege blijft.

Waarom een basisregistratie gebouwen?

Reeds in 1992 heeft het Overlegorgaan voor de vastgoedinformatie RAVI de Structuurschets Vastgoedinformatie (SVI) uitgebracht waarin een viertal kernregistraties zijn onderscheiden, te weten: Personen, Niet-natuurlijke personen, Percelen en Gebouwen. Het tot stand brengen van eenduidige koppelingen tussen deze kernen met een unieke identificatie werd in de SVI als speerpunt aangedragen. Met een eenduidige regeling van de kernidentificaties en -relaties wordt bereikt dat de uitwisseling van gegevens wordt verbeterd, zodat er geen dubbele gegevensinwinning meer hoeft plaats te vinden en dat de gekozen identificaties en relaties structurerend doorwerken in de gehele vastgoed- en ruimtelijke informatievoorziening.
In Delft zijn we met het instellen van de zogenaamde koppelstructuur voor de Basisregistratie Vastgoed reeds een eind op weg om alle registraties op een goede manier aan elkaar te kunnen koppelen.

De Basisregistratie Gebouwen is verder in een KIS-omgeving een niet weg te denken registratie. In zo’n registratie worden namelijk alle kenmerken van alle gebouwen in Delft vastgelegd. Daarbij moet worden gedacht aan kenmerken zoals: bestemming (woning, bedrijf en dergelijke), daadwerkelijk gebruik, oppervlakte, inhoud, aantal kamers, soort woning, bouwjaar, soort eigenaar, aantal verdiepingen en dergelijke.

Gecombineerd met het kadastrale systeem, het bouw- en woningtoezicht systeem en andere systemen binnen de gemeente wordt hiermee een compleet beeld getoond van het onroerend goed binnen de gemeente Delft. Een beeld dat niet alleen uit cijfers en letters bestaat, maar dat ook visueel gemaakt kan worden middels de bij dienst B&M/afdeling Landmeten aanwezige digitale kaarten. Zo zal het eenvoudig worden om binnen korte tijd te laten zien waar zich bepaalde gebouwen bevinden (scholen, eengezinswoningen, dure woningen, woningen van corporaties enzovoorts). De selectie in deze is bijna onuitputtelijk en wordt bij koppeling met andere bestanden alleen nog maar groter.
Hierdoor wordt de Basisregistratie Gebouwen een onmisbaar instrument in de beleidsvoorbereiding op diverse terreinen.

Ook in het kader van de Eén-loket-gedachte, één van de dragende items in het organisatie-ontwikkelingsproces, zal de basisregistratie een belangrijke rol gaan spelen. Direct aan de balie kunnen bepaalde gegevens direct worden gecontroleerd. Hierbij valt onder andere te denken aan controle van diverse bij de bouwaanvraag te overleggen gegevens zoals huidig gebruik, bouwjaar, kadastrale gegevens, en dergelijke. Maar ook bij Burgerzaken kan direct worden gecontroleerd of een adres een woning betreft of niet, zodat geconstateerd kan worden of een opgegeven adres inderdaad een woning betreft en of iemand zich bijvoorbeeld niet in een winkel wil laten inschrijven.

Binnen de registratie is het tevens mogelijk gegevens te registreren van aanpassingen in het kader van de Wet Voorziening Gehandicapten (WVG). Hierdoor wordt in een keer duidelijk waar zich aangepaste woningen bevinden. Bij de toedeling van WVG-gelden kan hiervan gebruik gemaakt worden.

Een andere mogelijkheid die de registratie mogelijk op termijn biedt is het, tegen betaling, verstrekken van gegevens aan bijvoorbeeld makelaars. Dit wordt voor deze doelgroep echter pas echt interessant als aan de percelen ook de bestemmingsplangegevens kunnen worden gekoppeld en als het systeem wordt uitgebreid met foto’s en/of tekeningen van de betreffende gebouwen.

Conclusie: De Basisregistratie Gebouwen is binnen Delft bezien vanuit diverse oogpunten een zeer noodzakelijke registratie. Met name de beleidsvoorbereiding op verschillende terreinen zal baat hebben bij een adequate basisregistratie gebouwen.
Op termijn zal zeker veel profijt van deze registratie kunnen worden verkregen. Vooral als we denken aan verdere uitbreiding van de gegevens door het aanvullen met foto’s en tekeningen en de koppeling met andere bestanden, zoals een persoonsbestand (GBA) en een bedrijvenbestand (van de Kamer van Koophandel).

 

3. Kosten en financiering van de gebouwenregistratie tot en met 1998

Oorspronkelijk is in het kader van de beleidsnota WOZ ("Implementatie Wet Waardering Onroerende Zaken" uit 1996) rekening gehouden met een eenmalig bedrag van ƒ 375.000,-- en structureel ƒ 120.000,-- (voor 1996

ƒ 60.000,-- ( voor een half jaar), 1997 ƒ 122.000,-- en 1998 ƒ 128.000,--). Tot en met 1998 is dat totaal (inclusief jaarlijkse indexen) ƒ 685.000,--. De dekking van deze gelden zou komen vanuit de Onroerend Zaak Belasting, waarvan een deel (te weten 60%) door externe partners (Rijksbelastingendienst en het Hoogheemraadschap) zou worden bijgedragen. Deze laatste dekking is weggevallen, waardoor door exogene invloeden een tekort ontstaat van 60% (=ƒ 411.000,--). In de begroting is overigens nog niet formeel rekening gehouden met deze totale bruto kosten.

Daarnaast is het werkelijke uitgavenniveau tot en met 1998 ƒ 213.000,-- hoger dan de bovengenoemde ƒ 685.000,-- te weten ƒ 898.000,--.

 

Benodigde middelen voor het voltooien van de Basisregistratie gebouwen vanaf 1999

Op 1 januari 1999 waren bijna 20.000 verblijfsobjecten ingevoerd. Geschat wordt dat er in totaal ongeveer 50.000 objecten verwerkt moeten worden. Ongeveer 40% van de objecten is derhalve geïnventariseerd.

Omdat met name de moeilijkheidsgraad van het laatste deel iets hoger zal zijn dan de tot nu verwerkte gegevens mag verwacht worden dat hiervoor nog minimaal 7 mensjaren nodig zullen zijn. Omdat hiervoor medewerkers moeten worden aangetrokken met bouwkundige ondergrond (om onder andere de tekeningen te kunnen lezen) gaat hiermee een eenmalig bedrag gemoeid van naar verwachting ongeveer ƒ 800.000,--.

Dekking van dit bedrag kan gevonden worden in de meeropbrengsten bouwleges over 1998 die ruim ƒ 1.400.000,-- zullen bedragen.

Het hebben van een basisregistratie vraagt ook het beheer van de gegevens. In de nota "Implementatie Wet Waardering Onroerende Zaken" uit 1996 is hiervoor reeds een bedrag van ƒ 120.000,-- genoemd. Geïndexeerd komt dat neer op een bedrag van ƒ 135.000,-- in 1999. Hiervoor is vooralsnog geen dekking aanwezig. omdat deze kosten niet in rekening gebracht kunnen worden bij de partners in de WOZ (i.c. het rijk en het Hoogheemraadschap). Om deze noodzakelijke werkzaamheden toch uit te kunnen blijven voeren zijn middels een verhoging van de leges bouwvergunningen de benodigde gelden te dekken. Dit kan echter pas in het jaar 2000, omdat de legesverordening 1999 reeds is vastgesteld door de Raad. Op korte termijn aanpassen van deze verordening is niet gewenst. Voor 1999 zouden de kosten misschien uit mogelijke meeropbrengsten bouwleges kunnen worden gedekt. Als dat niet het geval is moet dekking plaatsvinden uit de algemene reserves.

De uitgaven tot en met 1998 ad ƒ 898.000,-- ten behoeve van de gebouwenregistratie zijn boekhoudkundig slechts verwerkt (c.q. verrekend met belastingen) tot een bedrag van ƒ 170.000,--. Voorgesteld wordt het verschil ad ƒ 728.000,-- nog formeel via kredietverlening af te wikkelen. Samen met de nog te verrichten éénmalige uitgaven van ƒ 800.000,-- is dus een krediet nodig van ƒ 1.528.000,--..

Dekking van dit bedrag kan -via de algemene reserve- grotendeels gevonden worden in de meeropbrengsten bouwleges over 1998 die ruim
ƒ 1.400.000,-- zullen bedragen. Het verschil van ƒ 128.000,-- kan misschien wel uit eventuele meeropbrengsten bouwleges 1999 worden gedekt. Als dat niet het geval is moet dekking ook plaatsvinden uit de algemene reserve.

Samenvatting en voorstel

Overzicht kosten BGB
Geplande uitgaven 1996/1998 ƒ 685.000,--
Werkelijke uitgaven 1996 t/m 1998 boven geplande uitgaven ƒ 213.000,--
Totale uitgaven 1996 t/m 1998: ƒ 898.000,--
Reeds boekhoudkundig verwerkt ƒ 170.000,--
Kredietverlening voor kosten tot en met 1998: ƒ 728.000,--
Nog te verwachten uitgaven vanaf 1/1/’99 ƒ 800.000,--

 

Totaal benodigd krediet ƒ 1.528.000,--

 

Gelet op het bovenstaande en gelet op het belang van een goede registratie van gegevens (zie het KIS-concept) binnen de gemeente wordt voorgesteld:

akkoord te gaan met het voltooien van de implementatie van de Basisregistratie Gebouwen:

voor het opbouwen van de Basisregistratie Gebouwen een krediet te verlenen van ƒ 1.528.000,--;

de meeropbrengst leges bouwvergunningen 1998 en eventueel 1999 toe te voegen aan de algemene reserve;

het krediet te dekken door een beschikking over de algemene reserve;

in 1999 de kosten voor het beheer ad ƒ 135.000,-- te dekken uit de meeropbrengst 1999 bouwleges en/of de algemene reserve;

vanaf 1 januari 2000 de kosten voor het beheer ad ƒ 135.000,-- (prijspeil 1999) dekken door een verhoging van de leges voor bouwvergunningen;

bijgevoegd kredietvoorstel ter votering voor te leggen aan de Raad.

 

Vanaf 1 januari 2000 de kosten voor het beheer ad ƒ 135.000,-- (prijspeil 1999) dekken door een verhoging van de legeskosten voor bouwvergunningen met een gelijk bedrag.

J. Berg,

sector Bouwen en Wonen, sectie AMA.

 

 Paraaf hoofd, d.d. 

terug naar boven