30 March 2000

Raadsvoorstel Stuk 138   (B99005588)   Onroerende - zaakbelasting 
 


lijst ingekomen stukken

 

Stuk 138 VII

Bestuursdienst B99005588

De raad van de gemeente Delft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 1999;

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h en 229d, aanhef, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, en 255a van de Gemeentewet en artikel 41 van de Wet waardering onroerende zaken;

 

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

  • Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2000.


artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b. Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c. Natuurschoonwet: de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252);

d. Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken (Stb. 1994, 874);

e. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet WOZ.

 

artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

 

artikel 3 BELASTINGPLICHT

1. De onroerende-zaakbelastingen wordt geheven van:

a. degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b. degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt:

a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie de zaak ter beschikking is gesteld.

3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

 

artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

1. De heffingsmaatstaf is op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 2 en 3 bedoelde kalenderjaar valt.

2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, eerste en derde lid, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en met inachtneming van artikel 41, zesde lid, van de Wet WOZ.

 

artikel 5 WAARDEPEILDATUM

De waardepeildatum is 1 januari 1993, tenzij beroep op artikel 41, zesde lid, van de Wet WOZ leidt tot de waardepeildatum 1 januari 1995.

 

artikel 6 TARIEVEN

De onroerende-zaakbelastingen worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1. De onroerende-zaakbelastingen worden geheven bij wege van aanslag.

2. Belastingaanslagen van minder dan f 20,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

 

Artikel 7A LOKALE LASTENVERMINDERING

1. Het bedrag van de belasting, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, wordt voor het gebruik van onroerende zaken, steeds voorzover het betreft zaken die geheel of gedeeltelijk tot woning dienen, verminderd met een bedrag van f 100,--.

2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld.

3. Indien ter zake van de in artikel 3, eerste lid, onder a, bedoelde belasting, het op de voet van artikel 255 van de Gemeentewet kwijt te schelden bedrag lager is dan het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien de vermindering, bedoeld in het eerste lid, niet was toegepast, wordt het verschil tussen die bedragen door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar bij een voor administratief beroep bij het college van burgemeester en wethouders vatbare beschikking vastgesteld en uitbetaald aan degene die om kwijtschelding verzoekt.

 

artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

De onroerende-zaakbelastingen zijn verschuldigd bij de aanvang van het kalenderjaar.

 

artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

De onroerende-zaakbelastingen moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan f 200,00, doch minder is dan f 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.

 

artikel 10 VRIJSTELLING

In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a. ten behoeve van de land- en bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond;

b. gebouwde eigendommen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a. bedoelde cultuurgrond;

c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op grond van de Natuurschoonwet aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool-en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

i. tot de onroerende zaak behorende, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

k. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

het ongebouwde eigendom van onroerende zaken die bestemd zijn voor recreatieve doeleinden.

 

Artikel 11 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

 

artikel 12 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen Delft 2000".

 

artikel 13 INWERKINGTREDING

1. De Verordening onroerende-zaakbelastingen gemeente Delft 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 november 1998, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 1998, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen in verband met belastbare feiten die zich voor 1 januari 1992 hebben voorgedaan, alsmede op alle aanslagen waarvan de invordering door de rijksbelastingdienst op grond van de Uitvoeringsregeling overdracht taken onroerend-goedbelastingen (Stcrt. 1991, nr. 252) aan de gemeente is overgedragen.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2000.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 november 1999.

 

,burgemeester.

 

,secretaris.

 

INHOUD TARIEVENTABEL, BEHORENDE BIJ DE

VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN DELFT 2000

Hoofdstuk 1

1.1.

Het tarief bedraagt ter zake van:

   

1.1.1.

de gebruikersbelasting

   
 

voor elke volle f 5.000,--

   
 

van de heffingsmaatstaf

f

12,08;

1.1.2.

de eigenarenbelasting

   
 

voor elke volle f 5.000,--

   
 

van de heffingsmaatstaf

f

14,91.

1.2.

Het bedrag van de belasting wordt

   
 

per belastingaanslag naar beneden afgerond op hele

   
 

guldens

   

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 25 november 1999 tot vaststelling van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Delft 2000.


,burgemeester.

 

,secretaris.

 

TOELICHTING OP

DE VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN DELFT 2000

I. INHOUD

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

- Het tweede lid

De in 1999 in werking getreden wijziging van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) heeft betrekking op het hanteren van een bepaalde drempel bij de waardevaststelling ingeval van tussentijdse bouw, verbouw e.d. Dit tweede lid is aangepast op deze wijziging.

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

- Het tweede lid

Het aantal betalingstermijnen is gewijzigd van 8 naar 10. Deze wijziging komt overeen met de vaststelling van de Nota betreffende automatische incasso bij B&W-besluit van 10-11-99.

- Het derde lid

Dit lid is vervallen.

Uit de landelijke praktijk blijkt dat het veelal niet zinvol is een termijn voor het betalen van een boete in de belastingverordening op te nemen. (Advies VNG).

Artikel 7A LOKALE LASTENVERMINDERING

Het wetsontwerp (26 412) inzake de vervolg wetgeving voor de lokalen lastenverlichting met f 100,--, de zogeheten Zalmsnip heeft het volgende tot gevolg.

Gemeenten die de Zalmsnip willen uitkeren gelijk aan de voorgaande jaren dienen dit op te nemen in de desbetreffende verordening.

In de Verordening onroerende-zaakbelasting Delft 2000 is derhalve "artikel 7A LOKALE LASTENVERMINDERING" toegevoegd.

Artikel 10 VRIJSTELLING

- Onderdeel l. (vrijstelling t.a.v. sportcomplexen)

Tot op heden was deze vrijstelling ten aanzien van sportcomplexen zo geformuleerd dat er in de praktijk onbedoelde ongelijkheden ontstonden.

De vrijstelling is nu zo omschreven dat iedere sportvereniging wordt aangeslagen ten aanzien van het eigendom en/of het gebruik van het gebouw dat behoort tot het sportcomplex.

CRS ontwikkelt een beleid aangaande een subsidieverlening voor de extra kosten die de verenigingen hebben door het opleggen van een aanslag OZB en communiceert naar de verenigingen wat het beleid voor de toekomst zal zijn.

TARIEVEN

De OZB-opbrengst stijgt met 4,4%. In totaal is de OZB-opbrengst voor 2000 voor het eigenarendeel en het gebruikersdeel geraamd op f 41.264.349,--. Deze opbrengst is inclusief 1,3% GRP, 3,1% inflatiecorrectie.

De totale opbrengst bedraagt

f 41.264.349,--.

Stuk 138 VII pag. 7.

 

De OZB-tarieven zijn voor 2000 berekend op:

  • gebruikers f 12,08 (per f 5.000,-- van de economische waarde)
  • eigenaren f 14,91 (per f 5.000,-- van de economische waarde)

De wettelijke verhouding tussen het tarief gebruikersdeel en eigenarendeel is 100 : 125.

De hierboven genoemde tarieven vallen binnen deze bandbreedte (100 : 123).

 

terug naar boven


naar index