Nota. Jaarverslag Bureau Leerlingzaken. Schooljaar 97- 98. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() naar agenda |
Uitvoering Leerplichtwet 1969.
In hoofdstuk 1 vindt u informatie omtrent het wettelijk kader waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht en beschrijving gegeven van de verschillende taken die door het Bureau Leerlingzaken worden uitgevoerd. Vervolgens worden in hoofdstuk 3. de kwantitatieve gegevens op een rij gezet. De Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) komt aan de orde in hoofdstuk 4. Aan het Gidsproject en de samenwerking met de Wissel wordt in de hoofdstukken 5 en 6 apart aandacht besteed. Dit jaarverslag eindigt met een overzicht van de organisatie van het Bureau Leerlingzaken in hoofdstuk 7 en tenslotte worden er in hoofdstuk 8 enkele ontwikkelingen, en knelpunten geschetst. Als bijlagen treft u bij dit jaarverslag aan: 1. Schoolvoorbeeld, leidraad voor de leerplicht. In het jaarverslag wordt meerdere malen
verwezen naar artikelen uit de leerplichtwet, ten behoeve van de leesbaarheid van dit
verslag wordt met betrekking tot de wetsartikelen verwezen naar de wettekst opgenomen in
Schoolvoorbeeld, leidraad voor leerplicht en schoolverzuim. Tevens is aan het
eind van dit jaarverslag een lijst opgesteld waarin de meest gebruikte termen
vereenvoudigd worden verklaard. 1.
Inleiding en verantwoording. 1.1 Jaarverslag uitvoering Leerplichtwet 1969. Op 1 augustus 1994 is de bestaande Leerplichtwet 1969 op een aantal punten gewijzigd. Op grond van het herziene artikel 25 van genoemde wet dient op 1 oktober het verslag over het gevoerde leerplichtbeleid door burgemeester en wethouders aan de Raad aangeboden te worden. In de voorafgaande jaren heeft u geen jaarverslag ontvangen
om reden dat het Bureau Leerlingzaken in deze periode onvoldoende capaciteit heeft gekend,
als gevolg van langdurige ziekte van de vorige leerplichtambtenaar. 1.2 Tijdstip van verschijnen. Een jaarverslag verschijnt als regel na een kalenderjaar. Leerplichtzaken zijn echter gebonden aan schooljaren. Schooljaren lopen van 1 augustus tot en met 31 juli. Om deze reden verschijnt dit jaarverslag gewoonlijk in oktober, na afloop van het schooljaar. U ontvangt het jaarverslag in april 99, om reden dat de werkdruk groot is geweest als gevolg van het groot aantal meldingen en de beperkte formatie bij het Bureau Leerlingzaken, Door het gewijzigde tijdstip zijn er tevens een aantal ontwikkelingen beschreven die plaatsvinden in het schooljaar 98-99. De kwantitatieve gegevens hebben betrekking op het schooljaar 97-98.
1.3 Doelstelling en wettelijk kader. Het recht op onderwijs is belangrijk voor kinderen en jongeren. De leerplichtwet biedt het kader voor de bewaking en bescherming van dit recht. De functie van de Leerplichtambtenaar is gericht op de maatschappelijke zorgtaak. Deze taak heeft een wettelijke grondslag, vastgelegd in de Leerplichtwet 1969 en de Leeplichtregeling 1995. Uit de toelichting op de leerplichtwet 1969: "Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan burgemeester en wethouders van de gemeente. Zij wijzen daartoe één of meer ambtenaren aan. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen deze ambtenaren in
handen van de burgemeester de eed of belofte af (artikel 16 van de Leerplichtwet 1969).
Het toezicht dient het dient het karakter te dragen van maatschappelijke zorg. Het
toezicht dient ingebouwd te worden in het geheel van activiteiten op maatschappelijk
gebied". In de herziene leerplichtwet is bepaald: burgemeester en wethouders stellen een instructie voor de leerplichtambtenaar vast. In deze instructie wordt de wijze van uitvoering beschreven. In Delft is op 22 april 1997 deze instructie door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Voor de goede orde is de instructie als bijlage toegevoegd
bij dit jaarverslag. In het kader van de leerplicht kunnen de volgende taken door de leerplichtambtenaar worden verricht. Registratie en controle. Opsporingsbevoegdheid. Ontheffingen en vrijstellingen. Preventie en zorgfunctie. Voorlichting. Beleidsontwikkeling. 2.2 Toelichting taken Bureau Leerlingzaken. Aan de hand van bovenstaande taken volgt per taak een beknopte toelichting. Voor kwantitatieve gegevens verwijs ik naar hoofdstuk 3. van dit jaarverslag.
2.2.1 Registratie en controle; De gemeente heeft in het kader van de leerplicht, twee wettelijke taken. Het bijhouden van een leerlingadministratie met betrekking
tot de in- en uitschrijvingen van leerplichtige leerlingen. Op 1 augustus 1996, is de geautomatiseerde leerlingadministratie in gebruik genomen. Deze administratie vormt de basis voor het toezicht houden op de naleving van de Leerplichtwet Op het moment van schrijven van dit verslag kan worden gemeld, dat met de aanschaf van een nieuwe verbeterde versie van het administratieprogramma het benodigde cijfermateriaal ten behoeve van het jaarverslag voor de komende schooljaren geoptimaliseerd kan worden. De registratie van leerplichtigen dient een permanent aandachtspunt te blijven van het Bureau Leerlingzaken gezien het feit dat de leerlingregistratie de basis vormt voor de uitvoering van de Leerplichtwet 1969.
2.2.1.1 In- en uitschrijvingen. Het up to date houden van het leerlingenbestand
valt of staat met de aanlevering van de mutatiegegevens door de directies van de scholen.
Over het algemeen wordt aan artikel 18 van de Leerplichtwet voldaan door de directies van
scholen. In een klein aantal individuele gevallen heeft de leerplichtambtenaar directies
op de wettelijke taak betreffende het doorgeven van in- en uitschrijfbewijzen gewezen. 2.2.1.2 Registratie ongeoorloofd relatief verzuim. De directeur van een school of onderwijsinstelling is verplicht een jaarlijks opgave te doen van het verzuim aan het ministerie van OC & W, artikel 25. Over het schooljaar 1997 - 1998, zijn de volgende gegevens verstrekt. Voor de goede orde, het betreft hier niet het aantal meldingen aan het bureau Leerlingzaken maar de wettelijk verplichte meldingen van scholen aan het ministerie. Deze gegevens zijn wat betreft het basisonderwijs en speciaal onderwijs bekend bij de afdeling onderwijs. Gegevens met betrekking tot het Voortgezet Onderwijs zijn wel aan het ministerie geleverd maar niet bekend bij de afdeling onderwijs. Verslag ex artikel 25 leerplichtwet 1969 / Melding scholen aan het Ministerie van OC&W. Betreft ongeoorloofd relatief verzuim, het aantal dagdelen. Het totaal aantal dagdelen dat door de scholen bij het ministerie is aangemeld betreft 1283. Indien er een verdeling wordt gemaakt over de verschillende zuilen kan het volgende worden gesteld: Openbare onderwijs. 68% Katholieke onderwijs 4% Protestant Christelijke onderwijs. 18% Algemeen bijzonder onderwijs. 10% Bovenstaande gegevens zijn door de scholen verstrekt aan het ministerie van OC&W. De (eventuele) interpretatie en evaluatie van deze cijfers berust bij het ministerie. Nogmaals het betreft hier niet het aantal meldingen betreffende ongeoorloofd relatief verzuim, aan het Bureau Leerlingzaken. Opvallend is het grote verschil tussen de verschillende zuilen, in de opgegeven cijfers betreffende ongeoorloofd relatief verzuim. Bovenstaande gegevens komen naar de mening van de leerplichtambtenaar niet overeen met de werkelijke cijfers betreffende ongeoorloofd schoolverzuim. De aan het ministerie opgegeven cijfers zijn onbetrouwbaar. Belangrijkste argument hiervoor is het feit dat 16 scholen 0 opgeven als resultaat. Indien er een onderverdeling wordt gemaakt over de verschillende zuilen met betrekking tot het totaal van 16 scholen, kan worden gesteld: Openbare onderwijs. 12,5% Katholieke onderwijs 50% Protestant Christelijke onderwijs. 18,75% Algemeen bijzonder onderwijs. 18,75% Indien de werkelijke cijfers door de scholen worden gemeld, kan de werkelijke omvang van ongeoorloofd schoolverzuim pas in kaart worden gebracht. De leerplichtambtenaar zal er in het komende schooljaar bij de scholen voor pleiten dat er een betere registratie van het ongeoorloofd schoolverzuim zal plaatsvinden. Wellicht ten overvloede dient in deze te worden gesteld dat de eerste verantwoordelijkheid ligt bij het ministerie van OC&W, c.q. de onderwijsinspectie.
De leerplichtambtenaar is buitengewoon opsporingsambtenaar en heeft derhalve opsporingsbevoegdheid. Hiervoor heeft de leerplichtambtenaar met goed gevolg op 15 april 1998 een examen, onder toezicht van het Ministerie van Justitie, afgelegd en is vervolgens door de Procureur Generaal van het gerechtshof te Den Haag op 15 juli 1998, de akte van beëdiging afgegeven voor de periode van vijf jaar. Indien er sprake is van verwijtbaar schoolverzuim kan er door de Leerplichtambtenaar tegen ouders, of tegen de leerplichtige leerling indien deze 12 jaar of ouder is proces-verbaal opgemaakt worden. Dit is het laatste middel, via de justitiële weg, om het schoolbezoek of de juiste hulpverlening af te dwingen. Het huidige beleid in Delft kenmerkt zich door in te zetten op preventie en bemiddeling, van de opsporingsbevoegdheid wordt alleen gebruik gemaakt bij luxeverzuim, niet als er sprake is van pedagogische onmacht. Vanaf augustus 98 vindt er overleg plaats met politie
Haaglanden, omtrent de justitiële aanpak van ongeoorloofd schoolverzuim. Directeuren van scholen zijn verplicht binnen drie dagen burgemeester en wethouder van de woongemeente in kennis te stellen van het (vermoedelijk ongeoorloofd) schoolverzuim, artikel 21. De Leerplichtambtenaar stelt een onderzoek in naar aanleiding van de kennisgeving volgens artikel 22. Al naar gelang de aard en de omvang van het verzuim wordt een behandelingsplan opgesteld. Dit omvat globaal de volgende stappen: Onderzoeken wat de reden van het verzuim is (kan zijn). Oorzaak en gevolgen bespreekbaar maken in het gezin en op school. Het doen van een hulpaanbod of accepteren van het achterliggende probleem. Indien nodig verwijzen, bemiddelen, begeleiden naar instanties voor (jeugd) hulpverlening. Het regelen van nazorg. Bovenstaande stappen worden zowel individueel door de Leerplichtambtenaar genomen, als in multidisciplinaire zorgteams, waarvan de leerplichtambtenaar deel uitmaakt. Gezien het groot aantal meldingen van ongeoorloofd verzuim kan aan met name het laatste punt van het behandelingsplan onvoldoende aandacht worden geschonken. Om enig inzicht te geven in de zorgstructuur van met name
het voortgezet onderwijs in Delft, en het door de gemeente Delft gevoerde beleid in deze,
wordt als bijlage de notitie Zorgstructuur Voortgezet Onderwijs Delft
toegevoegd. Op alle locaties van de drie scholengemeenschappen in Delft zijn er zorgteams geformeerd. De bereidheid van de scholen tot samenwerking met andere disciplines is groot. In verhouding tot vergelijkbare steden kan worden gesteld dat Delft koploper is waar het gaat om gestalte te geven aan zorgteams binnen het voortgezet onderwijs. De kwaliteit van de zorgteams zal verder dienen te worden geoptimaliseerd.
2.2.3.1 Aantal zorgteams in Delft: Voortgezet onderwijs 8 Basisonderwijs 4 * * waarvan 3 scholen deelnemen in de vorm van het buurtnetwerk Wippolder. De leerplichtambtenaar neemt aan al deze zorgteams deel, de
genoemde teams komen om de 4 tot 6 weken bij elkaar. De concrete werkwijze wordt besproken
in de bijlage Zorgstructuur voortgezet onderwijs Delft. In het schooljaar 97-98 zijn de volgende ontheffingen en vrijstellingen verleend.
Voor een toelichting van de betreffende artikelen verwijs ik naar de leerplichtwet 1969, opgenomen in Schoolvoorbeeld.
2.2.5 Voorlichting. In het kader van voorlichting en preventie heeft het Bureau
Leerlingzaken de volgende activiteiten ontplooid. 2.2.5.1 Studiedag. Op 20 november 1997 heeft er een studiedag plaatsgevonden voor onderwijspersoneel en diverse beroepsuitoefenaars die met of voor jongeren werken. Het thema van de studiedag luidde Verschillende jongerenculturen, en is bezocht door 150 personen uit Delft Westland, Pijnacker en Nootdorp. De organisatie van de studiedag is in handen geweest van: 1. GGD. Hierbij dient te worden opgemerkt dat veel dank verschuldigd is aan met name de in de 3e categorie genoemde personen. Bij afwezigheid van de leerplichtambtenaar in de periode tot augustus 97 hebben zij de traditionele Delftse studiedagen voor het voortgezet onderwijs in samenwerking met genoemde anderen in stand gehouden. In het najaar 99 zal wederom een studiedag worden georganiseerd.
2.2.5.2 Verwijsgids. In het najaar van 97 is de Verwijsgids jeugd- en jongerenwerk onder regie van het Bureau Leerlingzaken tot stand gekomen en in een oplage van 500 exemplaren uitgezet in het onderwijsveld en het beroepsveld aangaande jeugd-en jongerenwerk van Delft, Westland, Pijnacker en Nootdorp. De verwijsgids bevat de actuele sociale kaart,
betreffende het jeugd-en jongerenwerk. 2.2.5.3 Schoolwerkplan. Scholen zijn verplicht om in het schoolwerkplan het beleid ter voorkoming van schoolverzuim en voortijdige schooluitval op te nemen. Het Bureau Leerlingzaken heeft alle scholen in Delft tekstvoorstellen van de Landelijke Vereniging Leerplichtambtenaren(LVLA),
toegezonden aangaan deze wettelijke verplichting. 2.2.5.4 Kennismaking
scholen. De leerplichtambtenaar is zich bewust van het feit dat hij niet met alle afzonderlijke scholen heeft kennisgemaakt, de grote werkdruk bij het Bureau Leerlingzaken is hier debet aan. Voor een goede samenwerking tussen het onderwijs en Bureau Leerlingzaken is een kennismaking van groot belang. Met ingang van het schooljaar 99-00, zal hier
door de leerplichtambtenaar extra aandacht worden geschonken. 2.2.5.5 Leidraad voor leerplichtbeleid. In 1996 is de leidraad voor de uitvoering van de
leerplicht, getiteld Schoolvoorbeeld in SMC-verband opgesteld. Deze leidraad
wordt tot op heden gehanteerd door de scholen in Delft. 2.2.6 Beleid. Beleidsmatig houdt de leerplichtambtenaar zich bezig met de twee volgende beleidsterreinen De zorgstructuur voortgezet onderwijs. Preventieve hulp criminaliteitsbestrijding.
2.2.6.1 De zorgstructuur voortgezet onderwijs. Zoals in de inleiding van de notitie Zorgstructuur Voortgezet Onderwijs Delft, is aangegeven heeft de gemeente de rol van regisseur. Om deze rol optimaal te kunnen vervullen is het van groot belang dat het Bureau Leerlingzaken ook in de toekomst als beleidsinstrument wordt gebruikt, zie tevens de bijlage Zorgstructuur voortgezet onderwijs Delft.
2.2.6.2 Preventieve hulp criminaliteitsbestrijding. De gemeente Delft, afdeling Openbare Orde en Veiligheid (O.O.V.), heeft van de rijksoverheid een project criminaliteitspreventie toegewezen gekregen. Door dit project kunnen jongeren begeleid worden zodra er signalen zijn dat ze betrokken zijn bij criminaliteit. Het project is bedoeld voor leerlingen van het voortgezet onderwijs in Delft, die zich bevinden op de rand van het criminele milieu. Dit project is door het Bureau Leerlingzaken in samenwerking met de afdeling O.O.V. als volgt uitgewerkt. De Stichting Jeugdzorg Zuid-Holland Noord ontwikkelt een zorgaanbod "Preventieve Hulpverlening" voor de doelgroep. Een gespecialiseerde maatschappelijk werker stelt na de kennismaking met de jongere een concreet stappenplan op dat binnen korte tijd doorlopen wordt. De scholen voor voortgezet onderwijs kunnen via het zorgteam, met voorrang een beroep doen op het genoemde zorgaanbod. De eerste indicatie van deze preventieve hulpverlening wordt geformuleerd in het zorgteam, en met name door de consultatiemedewerker van R.I.J. Haaglanden. De looptijd van het project is 3 jaar, tot augustus 2001. De bijdrage van de rijksoverheid bedraagt in totaal f. 100.000 . De gemeente Delft draagt minimaal 75% bij aan de totale financiering van dit project. De bekostiging vindt plaats uit het budget zorgstructuur voortgezet onderwijs, zoals dit is opgenomen in het onderwijsbeleidsplan; Kerend tij. Genoemde 75% is meer dan de subsidievoorwaarde die door de rijksoverheid is gesteld, namelijk dat de gemeentelijke overheid 50% van de projectkosten bijdraagt. Totaalkosten van het project gedurende 3 jaar: f.
400.000,-- Het totaal aantal leerplichtigen per 01-08-1997 in Delft:
11. 880 In het schooljaar 97-98 was het totaal aantal meldingen, dat door het Bureau Leerlingzaken in behandeling is genomen 394. Ter vergelijking vindt u hier de gegevens omtrent het aantal meldingen betreffende de jaren 1989 tot 1994. Voor de goede orde het betreft hier het totaal aantal meldingen, waarvan het aantal verzuimmeldingen het overgrote deel uitmaakt.
3.3 Soort meldingen. Met betrekking tot deze meldingen kan de volgende onderverdeling worden gemaakt.
3.3.1 Toelichting. Met betrekking tot met name het relatief verzuim dient voor de goede orde te worden gesteld dat het hier om het aantal door de scholen gemelde gevallen gaat, wat niet overeenkomt met het werkelijke aantal verzuimgevallen. Scholen proberen veelal zelf het schoolverzuim op te lossen c.q. terug te dringen. In tweede instantie melden scholen veelal aan Bureau Leerlingzaken. Onder de laatste categorie dient te worden verstaan: Bemiddeling bij schorsing en /of verwijdering. Advisering bij schoolkeuze en/of schoolwisseling. Verwijzing naar de Wissel. Verwijzing naar (jeugd)hulpverlening. Administratieve controle absoluut verzuim. In behandeling nemen van zorgwekkend verzuim.
Basisonderwijs. Met betrekking tot het aantal verzuimmeldingen bij het Bureau Leerlingzaken in relatie tot de verschillende zuilen kan het volgende worden gesteld: Openbare onderwijs. 30% Katholieke onderwijs 30% Protestant Christelijke onderwijs. 20% Algemeen bijzonder onderwijs. 10%
Voortgezet onderwijs: Met betrekking tot het aantal verzuimmeldingen bij het Bureau Leerlingzaken in relatie tot de verschillende zuilen kan het volgende worden gesteld: Openbare onderwijs. 40% Katholieke onderwijs 40% Protestant Christelijke onderwijs. 20% 3.3.2 Verhouding verzuimmeldingen Basisonderwijs Voortgezet onderwijs. De verhouding van het aantal gemelde ongeoorloofde verzuimmeldingen:
3.4. Resultaat van de activiteiten. Om enigszins inzicht te geven in de resultaten van de activiteiten van het Bureau Leerlingzaken kunnen de volgende gegevens op een rij worden gezet. In 85 % van de meldingen heeft er contact plaatsgevonden met ouders en/of jongeren. Bij 40 % van de meldingen heeft er een doorverwijzing plaatsgevonden naar een hulpverlenende instantie. In 80 % van de gevallen van het totaal aan Relatief verzuim is er sprake geweest van herstel van het schoolbezoek. In 75 % van de gevallen van het totaal aan Absoluut verzuim is er sprake geweest van een inschrijving bij een school of instelling. In totaal heeft de leerplichtambtenaar 8 maal melding gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming. Ten aanzien van 15 gevallen heeft de Leerplichtambtenaar melding gedaan en/of contact gehad met het Bureau Vertrouwensartsen. Voor de goede orde dient gesteld te worden dat het hier om een indicatie gaat, een aantal meldingen kunnen in verschillende categorieën worden ondergebracht. Voorbeeld: Een leerling staat niet ingeschreven op een
school, door bemiddeling van de leerplichtambtenaar vindt er een inschrijving plaats,
vervolgens vindt er na een maand een melding van relatief verzuim plaats. Na twee maanden
wordt de betreffende leerling geschorst, verwijderd, en door de leerplichtambtenaar
geplaatst op de Wissel. 4. RMC/SMC -activiteiten.
De laatste jaren is het beleid van de landelijke en lokale overheid erop gericht het aantal schoolverlaters dat ongekwalificeerd op de arbeidsmarkt komt te verminderen. Het gaat daarbij om jongeren in de leeftijd 12 tot 23 jaar, die bij het verlaten van de school niet aansluitend bij een andere onderwijsinstelling worden ingeschreven en die nog niet over een voldoende startkwalificatie beschikken. Het doel van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC ) is te komen tot: 1. Centrale melding en registratie van voortijdig
schoolverlaters.
4.2. Organisatievorm RMC/SMC De gemeente Den Haag is als contactgemeente aangewezen om binnen de regio Haaglanden een Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) te vervullen. Het gebied van de RMC Haaglanden omvat drie subregios (SMC): Den Haag, Voorburg, Rijswijk, Leidschendam en Wassenaar. Delft/Westland, Pijnacker, Nootdorp. Zoetermeer. De gemeente Delft is als contactgemeente aangewezen binnen de subregio Delft/Westland Pijnacker, Nootdorp. De resultaten van de SMC-functie worden zowel kwalitatief als kwantitatief verwerkt in een jaarlijks actieplan en effectrapportage. De heer Hans Velthoen heeft als externe, gedurende het schooljaar 97-98 het coördinatorschap van het SMC Delft/Westland, Pijnacker, Nootdorp vervuld. 4.3. Actieplan en
effectrapportage SMC Delft/Westland,Pijnacker, Nootdorp. Afstemming van het beleid- en uitvoering inzake de leerplicht en RMC-functie, binnen de regio Delft, Westland, Pijnacker, Nootdorp. Om deze doelstelling te realiseren is een takendocument samengesteld die als basis dient voor de werkzaamheden van de leerplichtambtenaren binnen het SMC-gebied.
5. Gidsproject. Tot augustus 98 heeft het Gidsproject binnen Delft gefungeerd als trajectbegeleiding voor leerplichtige leerlingen, in nauwe samenwerking met het Bureau Leerlingzaken. De werkzaamheden van het Gidsproject zijn per 01-08-1998 overgenomen door het Consultatieteam van de R.I.J. Haaglanden. Het budget van het Gidsproject is omgezet in een financiële bijdrage die de gemeente Delft levert in het kader van de samenwerking tussen R.I.J. Haaglanden en de gemeente Delft ten einde de zorgteams op de scholen voor voortgezet onderwijs op te tuigen. De financiële inspanning van de gemeente Delft in deze bedraagt f.50.000,-- . Voor een toelichting hierop en verduidelijking van de zorgstructuur in het voortgezet onderwijs in Delft, verwijs ik naar de bijlage: Zorgstructuur voortgezet onderwijs Delft. Per saldo kan worden gesteld dat door de samenwerking met
het Consultatieteam van het R.I.J. Haaglanden en het vormgeven van het project
criminaliteitspreventie, zoals omschreven in de notitie zorgstructuur
voortgezet onderwijs Delft er een plussituatie is ontstaan. 6. De Wissel. 6.1. Samenwerking Bureau Leerlingzaken en de Wissel. De Leerplichtambtenaar vervult de poortwachtfunctie waar het aanmeldingen van leerplichtige leerlingen voor de Wissel betreft. Met alle leerlingen die door de scholen en hulpverleningsinstanties zijn aangemeld, heeft de leerplichtambtenaar contact gehad ten einde te kunnen beoordelen of de Wissel op het eerste gezicht de gewenste oplossing is. De samenwerking tussen het Bureau Leerlingzaken en de
Wissel heeft zich het afgelopen schooljaar gekenmerkt door korte communicatielijnen en een
vlotte afhandeling van aangemelde leerlingen. 6.2. Verwijzingen. Er zijn 27 leerlingen uit Delft door de leerplichtambtenaar naar de Wissel verwezen. De ervaring in het schooljaar 97-98 heeft geleerd dat 85 % van de leerlingen en ouders de Wissel ervaren als een positieve oplossing van de ontstane schoolproblematiek.
6.3. Knelpunten en ontwikkelingen. De in het jaarverslag van de Wissel omschreven ontwikkelingen en knelpunten worden door de leerplichtambtenaar onderschreven. Met name: 7.1. Huidige situatie. Gedurende het schooljaar 97-98, zijn de volgende personen werkzaam bij het Bureau Leerlingzaken. Ter verduidelijking het betreft hier de activteiten betreffende de leerplicht- en SMC-functie.
7.2. Toelichting. Zoals reeds in de inleiding is gememoreerd, is de werkdruk het afgelopen schooljaar groot geweest. In februari 98 is een interne notitie verschenen, waarin met name de formatieberekening van het Bureau Leerlingzaken centraal stond. De Landelijke Vereniging Leerplicht ambtenaren ( LVLA ) heeft een richtlijn opgesteld waar het gaat om de formatieberekening aangaande leerplicht en de leerlingadministratie. De LVLA heeft een uitgebreid rekenmodel opgesteld op basis van het aantal leerplichtigen per gemeente. Indien deze richtlijn wordt toegepast op de Delftse situatie kan worden geconcludeerd dat de huidige formatie niet toereikend is. Op het moment van schrijven van dit jaarverslag, wordt de formatie van het Bureau Leerlingzaken per 01-08-99, mede door extra financiële middelen van de gemeenteraad, aangepast aan de LVLA-norm. 8. Ontwikkelingen,
beleidsvoornemens. het college van Procureurs Generaals besloten tot een strengere aanpak van het schoolverzuim. Het Bureau Leerlingzaken zal in overleg met justitie medewerking verlenen aan de uitvoering van deze beleidslijn. Regelgeving onderwijs De leerplichtambtenaar heeft gedurende het schooljaar 97-98 ervaren dat het voor bepaalde groepen leerplichtigen moeilijker wordt om ingeschreven te worden op een onderwijsinstelling. Oorzaken hiervan zijn: De regelgeving van de rijksoverheid, waar onder Weer Samen Naar School, De verschillende samenwerkingsverbanden in Delft functioneren in sommige gevallen, als belemmering waar het gaat om het vervullen van de leerplicht. In dit kader heeft de leerplichtambtenaar niet alleen te maken met kinderen, jongeren en ouders die niet aan de leerplicht kunnen c.q. willen voldoen, maar tevens met meer en meer scholen die zich beroepen op regelgeving. Functie Bureau Leerlingzaken. Met betrekking tot het toenemend aantal meldingen- en de mede daarmee samenhangende toekomstige formatie-uitbreiding bij het Bureau Leerlingzaken, dient te worden aangetekend dat door een actieve opstelling van het Bureau Leerlingzaken er in eerste instantie een toename zal plaatsvinden van het aantal verzuimmeldingen. De actieve opstelling vertaalt zich in deelname aan genoemde zorgteams en samenwerking met hulpverleningsinstanties. Het reële aantal verzuimmeldingen zal hierdoor in eerste instantie toenemen. Uiteindelijk doel van het Bureau Leerlingzaken in deze is om een reëel beeld in kaart te brengen waar het schoolverzuim betreft. Bij een meer passieve houding zal het reële beeld met betrekking tot schoolverzuim niet in kaart worden gebracht, maar zich wel voltrekken. Delft, april 99. Erik Beers, Leerplichtambtenaar, Gemeente Delft.
9. Begrippen. Schoolverzuim. Te verdelen in 4 soorten verzuim: Geoorloofd verzuim is wettig verzuimen van lessen. Absoluut (ongeoorloofd) schoolverzuim is het verzuim waarbij door de ouders/vezorgers niet is voldaan aan de inschrijvingsplicht van de leerplichtige. Relatief (ongeoorloofd) schoolverzuim is het schoolverzuim dat al dan niet met voorkennis van de ouders/verzorgers door de leerplichtige wordt gepleegd. Relatief schoolverzuim noemt men meestal spijbelen. Zorgwekkend verzuim is het verzuim van een leerlichtige, die in een periode van 4 opeenvolgende weken 1/8 deel, of meer dan drie dagen achtereen van de lestijd heeft verzuimd.
Volledige leerplicht.
Partiële leerplicht. ZORGSTRUCTUUR VOORTGEZET ONDERWIJS DELFT
In juli 1997 verscheen het onderwijsbeleidsplan van de gemeente Delft voor de jaren 1997-2000: Kerend Tij. In dat plan is vastgelegd dat de gemeente Delft zich in wil zetten om de begeleiding van leerlingen in voortgezet onderwijs te verbeteren. De leerlingbegeleiding moet volgens het beleidsplan onderdeel zijn van een brede zorgstructuur voor alle v.o.-scholen in Delft. Van de zorgstructuur maken deel uit de scholen voor v.o., de afdeling leerplicht, de jeugdhulpverlening, de jeugdgezondheidszorg en de politie. Deze zorgstructuur moet nader vorm krijgen. De gemeente vervult in deze de rol van regisseur. Sinds het uitbrengen van het beleidsplan zijn een aantal initiatieven genomen gericht op het opzetten van een nieuwe zorgstructuur. In deze notitie wordt verslag gedaan van die initiatieven.
De zorgstructuur Delft wordt langs vier lijnen vormgegeven. 1. Op elke v.o.- school is een zorgteam
actief.
2.1 Zorgteam. Het is de bedoeling dat op elke school, c.q. locatie voor v.o. in Delft een zorgteam actief is. Van het zorgteam maken deel uit: Medewerkers van de school die verantwoordelijk zijn voor de leerlingzorg; De Leerplichtambtenaar Psycholoog van het consultatieteam onderwijs-jeugdhulpverlening (R.I.J.); Jeugdarts/verpleegkundige van de G.G.D. Medewerker van de afdeling Jeugd- en Zedenpolitie. Het doel van het zorgteam is het bundelen van deskundigheid. In het zorgteam worden leerlingen besproken die dreigen uit te vallen of die op andere wijze de aandacht op zich vestigen. In het overleg in het zorgteam wordt een plan uitgestippeld voor die leerlingen. Van elk overleg van het zorgteam wordt een verslag of een besluitenlijst gemaakt zodat de zorg planmatig aangepakt wordt. 2.2 Consultatieteam onderwijs-jeugdhulpverlening R.I.J.Haaglanden. Elke school in Delft kan een beroep doen op het consultatieteam onderwijs-jeugdhulpverlening. Van het consultatieteam maken deel uit maatschappelijk werkers, psychologen en orthopedagogen. De c.t.-medewerkers zijn in dienst van de Regionale Instelling Jeugdhulpverlening Haaglanden (R.I.J.). Elke school krijgt een vaste medewerker toegewezen. Deze medewerker werkt aanvullend op de leerlingbegeleiding van de school. De c.t.-medewerker voert de volgende werkzaamheden uit: - geven van consultatie aan de leerkracht; - voeren van diagnostische gesprekken met leerlingen en/of ouders; - bieden van kortdurend procesmatige hulp; - helpen in crisissituaties en bij het verwijzen van leerlingen. Per school wordt afgesproken hoe de c.t.-medewerker ingezet wordt. Op sommige scholen overlegt de c.t.-medewerker veel met de leerlingbegeleider/counselor, op andere scholen wordt de c.t.-medewerker aangestuurd door de coördinator en/of conrector. De c.t.-medewerkers proberen ook met de klassen-mentoren werkrelaties op te bouwen. Afhankelijk van de grootte van de school is per locatie 3 - 5 uur per week beschikbaar. De praktijk leert dat het goed werkt als de c.t.-medewerker elke week op dezelfde dag aanwezig is op een school. Jaarlijks wordt per school een verslag gemaakt van de verrichte werkzaamheden. Daarin staan vermeld aantal behandelde leerlingen, ernst van de problemen en aard van de hulp. De inzet van het consultatieteam komt in plaats van de activiteiten van het zogenaamde Gidsproject. 2.3 Preventieve hulp criminaliteitsbestrijding. De gemeente Delft heeft van de rijksoverheid een project criminaliteitspreventie toegewezen gekregen. Door dat project kunnen jongeren begeleid worden zodra er signalen zijn dat ze betrokken zijn bij criminaliteit. Het project is bedoeld voor leerlingen van het voortgezet onderwijs in Delft, die zich bevinden op de rand van het criminele milieu. Dit project is als volgt uitgewerkt. De Stichting Jeugdzorg Zuid-Holland/ Noord ontwikkelt een zorgaanbod "Preventieve Hulpverlening" voor de doelgroep. Een gespecialiseerde maatschappelijk werker stelt na de kennismaking met de jongere een concreet stappenplan op dat binnen korte tijd doorlopen wordt. De scholen voor voortgezet onderwijs kunnen via het zorgteam, met voorrang een beroep doen op het genoemde zorgaanbod. De eerste indicatie van deze preventieve hulpverlening wordt geformuleerd in het zorgteam, en m.n. door de c.t.-medewerker, de definitieve indicatiestelling vindt plaats door het Bureau Jeugdzorg. 2.4. Regionaal Centrum voor Vroegtijdige Schoolverlaters de Wissel. De afgelopen jaren heeft de methodiek van het regionaal centrum voor vroegtijdige Schoolverlaters. De Wissel zich verdiept.. De Wissel is een samenwerkingsproject dat wordt bestuurd door een projectraad waarin de verschillende partners zitting hebben. Deze organisatievorm garandeert een maximale betrokkenheid van allen. De projectgroep zorgstructuur voortgezet onderwijs verwacht dat door extra aan dacht die nu gegeven wordt aan de leerlingbegeleiding op de scholen, de Wissel in de toekomst nog meer dan nu, gebruikt zal worden door jongeren van wie expliciet is vastgesteld dat het reguliere onderwijs voor hen geen aanbod heeft. 3. Deskundigheidsbevordering en onderzoek. De gemeente Delft heeft middelen gereserveerd om de begeleiding van leerlingen te verbeteren. Deze middelen worden gedeeltelijk gebruikt om de bovenstaande plannen te realiseren. In de toekomst zal beoordeeld worden in hoeverre deze initiatieven beantwoorden aan de verwachtingen. Op een aantal scholen zal geïnvesteerd moeten worden om de leerlingbegeleiding te optimaliseren. Daarbij moet aandacht besteed worden aan het volgende. Elke school heeft een andere ontwikkeling doorgemaakt wat betreft de leerlingbegeleiding.. Het zal in ieder geval nodig zijn de scholen te helpen met deskundigheidsbevordering. Ook scholen die op hun eigen wijze al veel bereikt hebben op het gebied van leerlingbegeleiding verdienen steun. De projectgroep zorgstructuur voortgezet onderwijs, wil verder plannen ontwikkelen om een extra zorgaanbod voor scholen te organiseren en in te kopen, vergelijkbaar met de gang van zaken rond het zorgaanbod preventieve hulp criminaliteitsbestrijding. Te denken valt aan trainingen sociale vaardigheden en opvoedcursussen voor ouders. Omdat er een variëteit van initiatieven denkbaar is zal bekeken worden of onderdelen van de nieuwe zorgstructuur onderzoeksmatig gevolgd kunnen worden 4. Organisatie en uitvoering. De nieuwe zorgstructuur voor de v.o.-scholen in Delft wordt ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep zorgstructuur v.o. In die stuurgroep hebben zitting: - W. Boskeljon, hoofd afdeling onderwijs, gemeente Delft; - A.D.M. Jansen, Regionale Instelling Jeugdhulpverlening Haaglanden (R.I.J.); - L. de Haan, namens het rectorenberaad
v.o. scholen Delft. - E. Beers, leerplichtambtenaar gemeente Delft; - R. Bus, Leerlingbegeleider Christelijk Lyceum Delft (C.L.D.); - R.v.d. Bosch, Directeur Regionaal Centrum voor Vroegtijdige Schoolverlaters De Wissel; - F. Louwersheimer, Psycholoog, consultatieteam onderwijsjeugdhulpverlening R.I.J. Haaglanden. Op 1 januari 2000 moet de zorgstructuur voor v.o.-scholen zodanig functioneren dat de bemoeienis van de stuurgroep en de bemoeienis van de projectgroep niet langer nodig zijn.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |