06 augustus 2002

Stuk 6  raadsvergadering  - 24 februari 2000
 


naar agenda

 

Stuk 6 I

Dienst Welzijn, Onderwijs, Cultuur W99007487

Delft, 8 februari 2000.

Onderwerp: vaststelling Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft onder intrekking van de verordening van 1 juni 1995.

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

Recente wetswijzigingen maken aanpassing van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft noodzakelijk, een en ander gebaseerd op de model-verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Invoering Wet op het primair onderwijs (WPO), Wet op de expertisecentra (WEC) en deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO II).

Aanpassingen als gevolg van deze invoering zijn van terminologische aard en hangen onder andere samen met de andere benaming van de wetten en de schooltypen.

- Zo maken, met de basisscholen, de voormalige l.o.m. en m.l.k. scholen nu als speciale scholen voor basisonderwijs deel uit van de WPO.

- Het voortgezet speciaal onderwijs l.o.m. en m.l.k. heet in het nieuwe deel II van de WVO speciaal voortgezet onderwijs.

- Het overige speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, de zogeheten 2/3-scholen, is geregeld in de WEC.

(artikel 1, 9, 11, 13, 16, 22, 24, en 25 van de verordening)

Naast deze terminologische aanpassingen zijn er in deze nieuwe wetgeving tevens aanpassingen van inhoudelijke aard.

- Zo is in de WPO een nieuw orgaan geïntroduceerd, namelijk de permanente commissie leerlingenzorg (pcl), in te stellen door de bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs. Besluiten van dit orgaan kunnen relevant zijn bij de beoordeling van aanvragen voor leerlingenvervoer.

(artikel 10 van de verordening)

- In de WBO was sprake van een verhouding tussen het leerlingenvervoer en het sociale verzekeringscircuit in geval van gehandicapte leerlingen. Door de inwerkingtreding van de WPO geldt nu ook voor de speciale scholen voor basisonderwijs (voorheen l.o.m. en m.l.k.) deze verhouding.

Artikel 4, lid 13, van de WPO houdt in dat voor een leerling met een lichamelijke, geestelijke of zintuiglijke handicap die naar een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs (voorheen l.o.m. of m.l.k.) gaat, de ouders rechtstreeks bij het GAK een vergoeding dienen aan te vragen voor de kosten van het vervoer van de leerling van en naar school.

Vervolgens zal een verrekening plaatsvinden tussen het GAK en de gemeente over dat gedeelte dat de gemeente aan de ouders voor het vervoer zou hebben uitgekeerd als de leerling niet gehandicapt zou zijn geweest. Het GAK betaalt namelijk alleen de extra kosten.

Wanneer een dergelijk geval zich aandient zal overleg dienen te worden gevoerd met het GAK als uitvoeringsorgaan van het Landelijk instituut sociale verzekeringen. In dit kader zal dan naar een "éénloketbenadering" moeten worden gestreefd.

II. Invoering drempelbedrag - wijziging draagkrachtafhankelijke bijdrage.

Door recente wetswijziging komt de verplichte eigen bijdrage van ƒ 250,-- te vervallen. In plaats daarvan wordt het zogeheten drempelbedrag ingevoerd.

Het drempelbedrag kan, evenals dat tot dusverre bij de verplichte eigen bijdrage het geval was, uitsluitend in rekening worden gebracht bij ouders

met een (gezamenlijk) inkomen van meer dan ƒ 40.000,-- per jaar (geïndexeerd) en

van leerlingen die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs (voorheen v.s.o.-l.o.m./m.l.k.) bezoeken.

Simpelweg komt het erop neer dat de ouders met een inkomen van meer dan ƒ 40.000,-- de kosten van het openbaar vervoer over de eerste 2 kilometer naar de speciale school voor basisonderwijs, dan wel de eerste 6 kilometer naar de basisschool of de school voor speciaal voortgezet onderwijs, zelf dragen. Die kosten dienen op grond van de wet te worden bepaald op basis van de zone-indeling. Tot 2 kilometer gaat het om een bedrag van ƒ 370,-- per jaar per kind en tot 6 kilometer om een bedrag van ƒ 600,-- per jaar per kind, waarbij niet aan de orde is of de leerling ook daadwerkelijk van het openbaar vervoer gebruik maakt (bijv. bij aangepast vervoer).

(artikel 24 van de verordening)

De wetswijziging maakt ook aanpassing noodzakelijk van het artikel betreffende de draagkrachtafhankelijke bijdrage, die in rekening kan worden gebracht wanneer de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde school meer dan 20 kilometer bedraagt. De speciale school voor basisonderwijs is uit het betreffende artikel geschrapt en is dus alleen nog maar van toepassing als het een basisschool of een school voor speciaal voortgezet onderwijs (voorheen v.s.o.-l.o.m./m.l.k.) betreft.

Door het bewerkelijke karakter van de berekening van de draagkrachtafhankelijke bijdrage is deze berekening aangepast, waarbij nu met inkomensblokken wordt gewerkt. Ook is rekening gehouden met het drempelbedrag waardoor cumulatie van ouderlijke bijdragen wordt vermeden.

(artikel 25 van de verordening)

 

Afstand woning-school voor speciaal voortgezet onderwijs (voorheen v.s.o.-l.o.m. en v.s.o.-m.l.k.).

Na de (speciale) basisschool gaan sommige leerlingen naar het speciaal voortgezet onderwijs (voorheen v.s.o.-l.o.m./m.l.k.).

Dit zijn leerlingen van ± 13 tot ± 16 jaar. Evenals leeftijdgenoten worden ook zij in staat geacht zelfstandig in Delft naar school te kunnen gaan. Een grens van 6 km in plaats van 2 km wordt - in navolging van de model-verordening van de VNG - dan ook verantwoord geacht.

(artikel 17 van de verordening)

Mocht er door bijzondere omstandigheden toch geen sprake zijn van het zelfstandig naar school kunnen gaan, dan kan er een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.

(artikel 28 van de verordening)

De nieuwe verordening zal inwerking treden per 1 augustus 2000, zodat ruim voor deze datum belanghebbenden kunnen worden geïnformeerd.

Toevoeging van een financiële paragraaf aan dit raadsvoorstel is niet opportuun gelet op ons besluit tot een nieuwe (Europese) aanbesteding van onder andere het leerlingenvervoer per 1 augustus 2000.

Onder voorbeboud van gunstig advies van de commissie werk, zorg en onderwijs stellen wij u voor de in ontwerp hierbij gevoegde nieuwe Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft vast te stellen onder intrekking van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft van 1 juni 1995.

 

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Delft,

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

N. Roos ,secretaris.

 

Stuk 6 II

Dienst Welzijn, Onderwijs, Cultuur W99007487

De raad der gemeente Delft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 2000;

gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 127 van de Wet op het voorgezet onderwijs;

 

b e s l u i t :

1. in te trekken de op grond van artikel 4 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 4 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs vastgestelde Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft van 1 juni 1995;

2. vast te stellen de volgende

Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft.

 

Titel 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1: Begripsbepaling.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. school:

- een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb.1998, 228);

- een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228); of

- een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

ouders:

de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

leerling:

een leerling van een school als bedoeld onder a.;

d. woning:

de plaats waar de leerling feitelijk zijn of haar hoofdverblijf heeft;

e. afstand:

de afstand tussen de woning van de leerling en de te bezoeken school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

f. vervoer:

openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school;

g. openbaar vervoer:

voor een ieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus of veerdienst;

h. aangepast vervoer:

vervoer per speciale (school)bus, taxi of bustaxi;

i. eigen vervoer:

vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets;

j. reistijd:

de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en 10 minuten voor de aanvang van de schooldag volgens het activiteiten-plan, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen 10 minuten na het einde van de schooldag volgens het activiteitenplan en de aankomst bij de woning, benodigd voor het afleggen van de afstand bedoeld onder e;

k. toegankelijke school:

- voor wat betreft basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting, of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting, dan wel de openbare school;

- voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal voortgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijk richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen;

inkomen:

het belastbaar inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;

opstapplaats:

plaats, aangewezen door de gemeente, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

commissie van onderzoek:

de commissie als bedoeld in artikel 41 van de Wet op de expertisecentra en artikel 161 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

permanente commissie leerlingenzorg:

de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs;

samenwerkingsverband:

het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2: Vergoeding van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten.

1. Ten behoeve van het schoolbezoek kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen desgewenst een gehele of gedeeltelijke vergoeding toe van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

2. Burgemeester en wethouders kunnen, in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen, het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen volgens het bepaalde in deze verordening.

3. Onder een vergoeding van de vervoerskosten wordt in deze verordening tevens begrepen een toekenning van vervoer, als bedoeld in het tweede lid.

4. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het tweede lid, verlangen zij dat de ouders, aan wie slechts een gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten toekomt, hun kinderen van het aldus verzorgde vervoer gebruik laten maken tegen betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening bij moeten dragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op een vergoeding vervallen.

5. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

 

Artikel 3: Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

1. Een vergoeding van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer met betrekking tot een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school instemmen.

2. Indien ouders een vergoeding van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 11 of 17 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op een vergoeding naar deze school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

Artikel 4: Uitbetaling van de vergoeding

Burgemeester en wethouders bepalen bij de toekenning van een vergoeding van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de vergoeding.

Artikel 5: Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een vergoeding van de vervoerskosten geschiedt jaarlijks door de ouders bij burgemeester en wethouders.

De in het eerste lid bedoelde aanvraag geschiedt, indien het betreft een aanvraag voor het nieuwe schooljaar, voor 1 juni voorafgaand aan dat nieuwe schooljaar.

Burgemeester en wethouders beslissen bij een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, voor 15 juli voorafgaand aan het nieuwe schooljaar.

Indien de ouders een aanvraag voor een vergoeding van de vervoerskosten indienen voor het nieuwe schooljaar, na de datum als bedoeld in het tweede lid, dan wel indien de ouders een aanvraag indienen gedurende het schooljaar, beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken.

Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde en vierde lid bedoelde beslissing ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in het derde en vierde lid genoemde termijnen schriftelijk mededeling gedaan aan de ouders.

Burgemeester en wethouders maken de beslissing op de aanvraag binnen twee weken schriftelijk aan de ouders bekend.

Indien burgemeester en wethouders niet hebben besloten binnen de termijnen genoemd in het derde of vierde lid, en indien van toepassing het vijfde lid, wordt de aanvraag geacht te zijn toegewezen.

Indien een vergoeding van de vervoerskosten wordt toegekend, wordt deze vergoeding verstrekt:

indien het betreft een aanvraag voor het nieuwe schooljaar, met ingang van het nieuwe schooljaar;

indien het betreft een aanvraag gedurende het schooljaar, met ingang van de door de ouders verzochte datum van ingang, echter niet voor de datum van ontvangst van de aanvraag door burgemeester en wethouders.

9. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een andere ingangsdatum van de vergoeding, dan bedoeld in het achtste lid, vaststellen.

10. Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is de Algemene Termijnenwet (Stb. 314, 1964) van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: Doorgeven van wijzigingen

1. De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vergoeding van de vervoerskosten, onder vermelding van de datum van wijziging, binnen twee weken schriftelijk mede te delen aan burgemeester en wethouders.

2. Indien sprake is van een wijziging, die van invloed is op de toegekende vergoeding, vervalt de vergoeding en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vergoeding van de vervoerskosten toe.

3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en burgemeester en wethouders een wijziging als bedoeld in het tweede lid, vaststellen, waardoor blijkt dat ten onrechte een vergoeding is genoten, vervalt de vergoeding van de vervoerskosten terstond en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vergoeding van de vervoerskosten toe.

Burgemeester en wethouders maken de beslissing bekend aan de ouders.

4. Een ten onrechte genoten vergoeding kan van de ouders worden teruggevorderd dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe toekenning van een vergoeding.

Artikel 7: Peildatum leeftijd leerling

Voor de toekenning van een vergoeding op basis van artikel 12 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 8: Andere vergoedingen

Een vergoeding ingevolge Titel 3 wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten.

Titel 2. Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor basisonderwijs en speciale scholen voor basisonderwijs

 

Artikel 9: Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 kunnen de kosten worden vergoed van het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en

a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

Artikel 10: Permanente commissie leerlingenzorg.

1. Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer de beslissing in acht van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs;

2. burgemeester en wethouders betrekken bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

 

Artikel 11: Vergoeding op basis van de kosten van openbaar vervoer

Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer, aan de ouders van de leerling die

a. een school voor basisonderwijs bezoekt, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school 6 km of meer bedraagt;

b. een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school 2 km of meer bedraagt.

 

Artikel 12: Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 11 bedoelde vergoeding, vergoeden burgemeester en wethouders tevens de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider, in het geval de leerling jonger dan 9 jaar is en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 13: Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer

Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het criterium van artikel 11, en

a. de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, is aangewezen op het openbaar vervoer onder begeleiding, doch waarvan door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat het begeleiden van de leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

b. de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school of terug, 1 1/2 uur of meer onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

c. het openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders zelf gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 14: Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer

1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten kunnen burgemeester en wethouders de ouders op aanvraag toestaan de leerling zelf te vervoeren. In dat geval vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders:

a. een bedrag gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het tweede lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer.

2. Indien de ouders meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

3. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en burgemeester en wethouders desgewenst toestaan, dan wel van oordeel zijn, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Artikel 15: Vervoer vanaf opstapplaats

 

Ingeval toepassing wordt gegeven aan artikel 11, kan het vervoer van de leerling die een school voor basisonderwijs bezoekt, plaatsvinden vanaf een opstapplaats.

Titel 3. Bepalingen omtrent het vervoer van de leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor speciaal voortgezet onderwijs.

Artikel 16: Commissie van onderzoek.

1. Indien burgemeester en wethouders de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekennen, dienen zij bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek te betrekken.

2. Burgemeester en wethouders kunnen tevens het advies van andere deskundigen inwinnen.

3. Als de commissie van onderzoek binnen vier schoolweken na verzending van de adviesaanvraag geen advies heeft uitgebracht of niet schriftelijk om verlenging van de adviestermijn met ten hoogste twee weken heeft verzocht, wordt door burgemeester en wethouders het besluit genomen zonder het advies van de commissie van onderzoek.

Artikel 17: Vergoeding op basis van de kosten van openbaar vervoer

Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van het

openbaar vervoer aan de ouders van de leerling die

a. een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school 2 km of meer bedraagt,

b. een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt , indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school 6 km of meer bedraagt.

Artikel 18: Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 17 bedoelde vergoeding, vergoeden burgemeester en wethouders tevens de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider, indien door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn geestelijke, zintuiglijke, lichamelijke handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 19: Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer

1. Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders, indien voldaan wordt aan de criteria van artikel 17 en:

a. de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, de commissie van onderzoek gehoord, gelet op zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken;

b. de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, is aangewezen op het openbaar vervoer onder begeleiding, doch waarvan door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat het begeleiden van de leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

c. de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school of terug, 1 1/2 uur of meer onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

d. het openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders zelf gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets.

Artikel 20: Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer

1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten kunnen burgemeester en wethouders de ouders op aanvraag toestaan de leerling zelf te vervoeren.

In dat geval vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders:

a. een bedrag gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het tweede lid;

b. een bedrag per kilometer, afgeleid van de Reisregeling binnenland indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer.

2. Indien ouders meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren dan wel laten vervoeren, vergoeden burgemeester en wethouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en burgemeester en wethouders desgewenst toestaan, dan wel van oordeel zijn dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van de Reisregeling Binnenland.

Artikel 21: Vergoeding vervoerskosten

Burgemeester en wethouders vergoeden eveneens de kosten van het vervoer aan de ouders, in het geval de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 17, indien burgemeester en wethouders, van oordeel zijn dat de geestelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap van de leerling dat vereist.

Titel 4. Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 22: Vergoeding van de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders

Burgemeester en wethouders vergoeden de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van leerlingen, die met het oog op het volgen van voor hen passend (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal voortgezet onderwijs, in een internaat of pleeggezin verblijven, volgens de bepalingen in deze titel.

Artikel 23: Vergoeding kosten weekeinde- en vakantievervoer

1. Burgemeester en wethouders vergoeden aan de ouders de kosten van het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en omgekeerd, voorzover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

2. Burgemeester en wethouders vergoeden de kosten van het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en omgekeerd, voor zover de vakantie voorkomt in het activiteitenplan van de school die de leerling bezoekt.

3. Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 19, eerste lid onder c en artikel 21.

Titel 5. Vergoeding naar financiële draagkracht

Artikel 24: Drempelbedrag

Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan ƒ 40.000,--, wordt slechts een vergoeding verleend voorzover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 17 bepaalde afstand te boven gaan.

In geval burgemeester en wethouders in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 17 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan ƒ 40.000,--.

De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling die is gebaseerd op artikel 27, eerste lid, van de Wet personenvervoer, voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

Het bedrag van ƒ 40.000,-- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 1999 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar, en afgerond op een veelvoud van ƒ 1.000,--.

Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van ƒ 40.000,--.

Artikel 25: Financiële draagkracht

Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde vergoeding verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

Ingeval burgemeester en wethouders in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs of school voor speciaal voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en bedragen:
inkomen in gulden eigen bijdrage in guldens

0 - 50.000 nihil
50.000 - 60.000 175,--
60.000 - 70.000 750,--
70.000 - 80.000 1400,--
80.000 - 90.000 2050,--
90.000 - 100.000 2700,--
100.000 en verder voor elke extra ƒ 10.000,-- ƒ 650,-- erbij.

De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van ƒ 1.000,--.

De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van ƒ 10,--.

Titel 6: Slotbepalingen

Artikel 26: Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 27: Overgangsbepaling

Indien een leerlingvervoervoorziening of -vergoeding voor het schooljaar 1999-2000 is toegekend en de ouders, op grond van de ten tijde van de aanvraag geldende gemeentelijke verordening leerlingenvervoer een verplichte eigen bijdrage van ƒ 250,-- verschuldigd waren, wordt aan de ouders een drempelbedrag van ƒ 250,-- in rekening gebracht respectievelijk wordt op de toegekende vergoeding een bedrag van ƒ 250,-- in mindering gebracht.

Artikel 28: Afwijken van bepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de commissie van onderzoek en eventueel andere deskundigen.

Artikel 29: Citeertitel, inwerkingtreding

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Delft.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000. 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 februari 2000.

 

,burgemeester.

,secretaris.

terug naar boven