terug naar vorige pagina

naar volgende pagina

4 Economie, werk en zorg

In Delft is de afgelopen jaren een omslag ontstaan in de werkgelegenheid. Meer mensen verlaten 's ochtends de stad om elders te gaan werken dan er mensen zijn die van elders komen om in Delft te werken. Het college wil het aantal arbeidsplaatsen in de stad in overeenstemming brengen met het aantal Delftenaren dat werkt, zodat inkomende en uitgaande pendel even groot worden. Zo voorkomen we dat Delft een forensenplaats wordt. Dit betekent een streven naar circa 45.000 arbeidsplaatsen op langere termijn, tegen zo'n 40.000 nu.

Het college wil verder dat iedereen de kans heeft zich zo ruim mogelijk te ontplooien en actief deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Het is de kerntaak van de overheid ervoor te zorgen dat niemand buiten de boot valt.

Het college zal er alles aan doen om een tweedeling in Delft tegen te gaan. Dat gaat over inkomen, woonsituatie, opleidingsniveau, toegankelijkheid van kennis en voorzieningen. De aandacht van het college gaat daarom uit naar het verwerven en scheppen van extra banen, het begeleiden van (langdurig) werklozen naar scholing en werk, een behoorlijk stelsel van uitkeringen, minima- en armoedebeleid, een goede en gevarieerde woningvoorraad, bestrijding van achterstanden en uitval in het onderwijs en een beleid gericht op bevordering van sport- en cultuurdeelname in Delft.

4.1 Economie

Economische structuur

Het college zet in op een versterking van de economische structuur. Het hoofdthema blijft Delft Kennisstad. Daarnaast willen we extra aandacht besteden aan werkgelegenheid voor laagopgeleiden en kansarmen.

Onderwijs, kennisintensieve bedrijvigheid, zakelijke dienstverlening, toerisme, detailhandel en gezondheidszorg zijn sterke kanten van de Delftse economie. Om de economische structuur te versterken, kiest het college ervoor om in de komende jaren het midden- en kleinbedrijf (bijvoorbeeld in de wijken) te bevorderen, starters en doorstarters te stimuleren en te begeleiden, en extra bedrijfsverzamelgebouwen te bouwen (ook voor niet-kantoorfuncties).

Acquisitie

De gemeente stelt accountmanagement in voor de acquisitie van nieuwe bedrijven en het behoud van bestaande. Dit houdt in dat binnen de gemeentelijke organisatie medewerkers worden aangewezen die als contactpersoon optreden voor een bedrijf, en voor dat bedrijf alle zaken met betrekking tot de gemeente regelen. We zoeken hierbij aansluiting bij het bedrijfsinformatiepunt en bij de accountmanagers van Werkplan.

In het acquisitiebeleid is naast werkgelegenheid voor hooggeschoolden ook aandacht voor laaggeschoolden. De gemeente zoekt actief naar grond voor bedrijvigheid. Binnen het gemeentelijk aanbestedingsbeleid moeten voorwaarden gesteld worden ten aanzien van werk of werkervaring voor Delftse werkzoekenden. Wanneer zich een wachtlijst voordoet voor een bedrijventerrein moet de keuze voor een bepaald bedrijf mede afhangen van het ‘werkprofiel’ van zo’n bedrijf. Account-management voor bedrijven kan de gemeente een goede toegang opleveren voor de acquisitie van (ervarings)plaatsen voor Delftse werkzoekenden.

In het Delftech Park bevorderen we kennisintensieve bedrijvigheid.

Toerisme

Het toerisme levert werkgelegenheid op voor met name lageropgeleiden. We willen deze sector daarom extra stimuleren.

In combinatie met de verplaatsing van de Porceleyne Fles naar de binnenstad, wil het college de totstandkoming van een aardewerkmuseum actief bevorderen. De combinatie heeft veel voordelen: de Porceleyne Fles trekt reeds vele toeristen (en dat zal nog meer worden door een verhuizing naar de binnenstad) die een directe doelgroep vormen voor het museum. Een gezamenlijke exploitatie kan bovendien veel goedkoper uitpakken voor de gemeente.

In het toerismebeleid zoeken we veel meer aansluiting bij de culturele aspecten van Delft: de architectuur en stedebouw, de musea, de evenementen en de historie. Daarnaast leggen we ook een sterkere link met Delft Kennisstad: het zogenaamde kennistoerisme. Hierbij wordt de stad Delft als nevenproduct aangeboden aan mensen die primair afkomen op de kennis (bijvoorbeeld een congres of colloquium). Deze verrijking van het toeristisch aanbod van de stad is een grote impuls voor de werkgelegenheid.

Het college houdt vast aan het streven naar meer verblijfstoerisme. Hiertoe bevordert het college de komst van een (groot) hotel in het gebied TU-Noord en streven we naar uitbreiding van de capaciteit van de camping.

4.2 Werkgelegenheid

Een goed werkende lokale en regionale arbeidsvoorziening, onderwijs en gerichte scholing moeten ervoor zorgen dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar aansluiten. Binnen dat beleid wil het college veel aandacht geven aan werkgelegenheid voor mensen met een lagere opleiding.

Het college wil de werkgelegenheid stimuleren door de volgende projecten: het uitvoeren van gemeentelijke bouwprojecten als leerlingbouwplaats, uitbreiding van het dienstenbedrijf, het invoeren van Melkertbanen in de wijken, onderwijs en zorg (projecten opzetten met werkgevers), het handhaven van het huidige aantal WSW-plekken en het vergroten van mogelijkheden voor midden- en kleinbedrijf in de wijken.

Delft telt 2.500 langdurig werklozen. Het is zaak mensen met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt met behulp van individuele trajectbegeleiding op een spoor van oriëntatie, scholing, vrijwilligerswerk en betaalde baan te krijgen. Voor de groep mensen die (nog) niet in een dergelijk traject past, is een sociaal activeringsbeleid nodig.

Met de invoering van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) kan de gemeente op grotere schaal uitkeringsgelden inzetten als loonkostensubsidie. Die mogelijkheid wil het college volop benutten. Daarnaast wil het college via Buro Werkplan zoveel mogelijk mensen aan het werk krijgen in onder meer wijken, zorg en onderwijs. Dat kan onder meer door uitbreiding van het dienstenbedrijf en door samenwerking met werkgevers in bijvoorbeeld de zorgsector.

In beginsel werkt Buro Werkplan voor mensen die minimaal een jaar in de bijstand zitten. We willen nagaan, in samenwerking met betrokken instellingen, of mensen die een jaar WW ontvangen via Werkplan weer op het spoor naar werk gezet kunnen worden. Dat scheelt weer instroom bij DMZ.

Dat mag overigens niet ten koste gaan van minder goed te bemiddelen mensen. Dat gaat in zekere zin ook op voor mensen die aangewezen zijn op een baan bij Combiwerk. Voor Werkplan geldt bijvoorbeeld dat het van belang is niet alleen op doorstroom gerichte functies aan te bieden, maar ook banenpoolachtige plaatsen in het aanbod op te blijven nemen.

Bij de begeleiding en de bemiddeling naar werk is de zogeheten armoedeval een belangrijke hinderpaal. Wie vanuit een uitkering een baan aanvaardt, loopt grote kans allerlei subsidies, kwijtschelding en kortingen kwijt te raken. Het college wil dit probleem inventariseren en de mogelijkheden voor gemeentelijk beleid verkennen. Bij deze inventarisatie betrekken we de inkomensontwikkeling van mensen met een WIW-baan.

4.3 Sociaal beleid en zorg

Het sociaal beleid dat het college voorstaat moet leiden tot een verkleining van het aantal bijstandsgerechtigden tot 3.000. Daarvoor willen we niet alleen kijken naar maatregelen aan de uitstroomkant. Door versnelde actie na de intake is het ook mogelijk een deel van de instroom te voorkomen. Hiermee kunnen we een besparing bereiken die we willen inzetten om de financiële problemen bij de uitvoering van de ABW op te lossen.

Het grootste probleem doet zich voor bij de bijzondere bijstand. Het, overigens gewenste, bredere gebruik van de regeling heeft geleid tot een groot tekort in 1997, dat grotendeels structureel van aard is. Het college zal zich maximaal inspannen om het voorzieningenniveau van de bijzondere bijstand in stand te houden. Daarvoor is nodig dat de werkprocessen rond de bijzondere bijstand worden vereenvoudigd en verbeterd, zodat de uitvoeringskosten structureel omlaag kunnen.

Het college wil daarnaast op korte termijn een lobby starten om meer rijksgelden ter beschikking te krijgen.

We zullen de mogelijkheden en effecten van deze voorstellen zo spoedig mogelijk inventariseren. Per jaar zullen we bezien of extra budget nodig is voor de bijzondere bijstand.

Binnen het minima- en armoedebeleid willen we een optimale verhouding vinden tussen het geld daar krijgen waar dat het hardste nodig is en het categoriaal verstrekken van voorzieningen. Vanwege de zwaardere inkomenstoets van de bijzondere bijstand worden gemeentelijke middelen zoveel mogelijk ingezet via minimabeleid. Daarbij wil het college aanvragen voor verschillende voorzieningen zoveel mogelijk combineren aan hetzelfde loket. We denken aan samenwerking met het arbeidsbureau en aan het samengaan van onderdelen van de DMZ met andere publieksgerichte gemeentelijke onderdelen in een nieuwe publieksdienst. Ten aanzien van de publieksdienst wil het college het komende jaar richting bepalen.

Om van de DMZ een klantgerichte en efficiënte dienst te maken, zetten we de ingezette veranderingen door. Bijzondere aandacht gaat uit naar de kritische succesfactoren bij dit verbeteringsproces: de kwaliteit van respectievelijk het automatiseringsniveau, de huisvesting, het personeel, de werkprocessen, het management en de politieke aansturing.

Het college wil het huidige kortingsbeleid, voor zover mogelijk, laten opgaan in de Delft Actiefpas. Verder streeft het college naar een vorm van kwijtschelding van de onroerendezaakbelasting (OZB) voor bewoners van onzelfstandige woonruimte die gezien hun inkomen hiervoor in aanmerking komen en voor mensen met alleen een AOW-uitkering. Het college streeft ernaar de kwijtschelding zoveel mogelijk automatisch te laten verlopen. Het college wil afspraken maken met Energie Delfland over de toepassing van de kwijtscheldingsregeling en zich bij het Hoogheemraadschap van Delfland sterk maken voor een verruiming van de kwijtscheldingsnorm, tot de wettelijk toegestane norm van 100 procent.

In de sector zorg vraagt het oplopende tekort in de WVG om aandacht. Bij de aanpak hiervan zijn de suggesties uit de nota van maart 1998 uitgangspunt. Het college wil onderdelen van de plannen opnieuw overwegen. Het gaat onder meer om de verhuisplicht en om het afschaffen van de bovenlokale taxivergoeding.

Aansluitend hierop wil het college nagaan of besparingen mogelijk zijn via het inkoop- en beheerbeleid van hulpmiddelen. Verder willen we een duidelijker inzicht krijgen in de ontwikkeling van het WVG-tekort, de mogelijkheid van een grotere rijksbijdrage en de financiële positie van de doelgroep. Ook vergelijking met de situatie bij andere gemeenten kan nuttige informatie opleveren. Het college zal op basis van deze informatie zo spoedig mogelijk met voorstellen komen om de financiële situatie bij de WVG weer in de hand te krijgen.

De toename van psycho-sociale klachten, die ook bij kinderen en jongeren steeds vaker optreden, baart het college zorg. Het college wil ruimte maken om meer aandacht te geven aan jeugdhulpverlening en (school)maatschappelijk werk. We zullen de aanpak nader omschrijven in een lokaal gezondheidsplan. In dat plan gaan we ook in op de specifieke problemen van nieuwkomers.

4.4 Onderwijs

Het college zal de grotere beleidsvrijheid die de gemeente op onderwijsgebied heeft gekregen maximaal benutten om een stevig lokaal onderwijsbeleid neer te zetten.

Samenwerking tussen schoolbesturen en tussen scholen onderling is nodig om voldoende basis te behouden voor de instandhouding van bijvoorbeeld bepaalde afstudeerrichtingen in het VBO en van een volledig aanbod van voorzieningen voor speciaal onderwijs en voor spijbelopvang. Ook personeelsrisico's en een optimaal gebruik van leermiddelen en huisvesting dwingt tot die samenwerking. Samenwerking is bovendien noodzakelijk om de opvang van kinderen van nieuwkomers en jonge vluchtelingen goed te kunnen organiseren. Tegelijkertijd wil het college dat de individuele scholen hun eigen profiel versterken en dat grotere onderwijseenheden zo worden ingericht dat een voor leerlingen overzichtelijke situatie bestaat. We vinden dat personeel, ouders en leerlingen juist op dit laatste punt veel invloed kunnen uitoefenen.

Het lokale onderwijsbeleid is erop gericht ieder kind een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt of voor een vervolgopleiding te laten halen. Het doel is bovendien om bij te dragen aan een brede ontwikkeling van leerlingen. Prioriteit heeft de vormgeving van een lokaal zorg- en achterstandsbeleid. Ons uitgangspunt is om beschikbare gelden zoveel mogelijk in concrete zorg te steken.

Doelstelling voor het zorgbeleid is het verminderen van de toestroom naar het speciaal onderwijs door meer zorg te bieden in het regulier onderwijs. Het college gaat bij de evaluatie van het onderwijsbeleidsplan in 1999 na of het inderdaad zo is dat de betrokken leerlingen de zorg krijgen die nodig is.

Het voorkomen van achterstanden vereist een brede aanpak die al voorschools begint, veel aandacht geeft aan taalproblemen, opvoedingsproblemen meeneemt, ouders betrekt bij het onderwijs van hun kinderen, spijbelen krachtig aanpakt en alternatieve leerwegen bedenkt voor uitvallers. Tal van instellingen zijn hierbij betrokken. Daarom is het zaak bundeling en coördinatie van alle inzet en projecten te bewerkstelligen. We willen de rol van de leerplichtambtenaar bij het signaleren en aanpakken van problemen opwaarderen. We willen voorkomen dat het initiatief voor een aanpak van de politie komt.

Leren lezen en schrijven, rekenen, lichamelijke opvoeding, culturele vorming, natuureducatie, moderne communicatietechnieken: het behoort allemaal tot de onderwijstaak. Het college wil een breed onderwijspakket stimuleren. Dit kan gebeuren door samenwerking tussen scholen en instellingen als de Vrije Akademie, de bibliotheek, musea en de Papaver, door de inzet van vakleerkrachten, door toepassing van de verlengde schooldag en door moderne computerfaciliteiten.

Schoolgebouwen blijven in eigendom van de gemeente. Aan de huisvesting stellen we eisen waar het gaat om outillage, veiligheid en bereikbaarheid. Dit laatste betekent dat er veilige loop- en fietsroutes naar de school moeten zijn.

Schoolgebouwen moeten buiten schooluren ook door andere organisaties gebruikt kunnen worden.

In 1999 willen we het lopende onderwijsbeleidsplan evalueren. Vervolgens wordt een nieuw plan geschreven voor de periode 2001-2004.

Het college wil ook voor het openbaar basisonderwijs een bestuurscommissie instellen. In deze commissie kunnen in eerste instantie twee raadsleden zitting nemen. Daarnaast kunnen deskundige ouders er deel van uitmaken. Ouders en docenten worden in eerste instantie betrokken via de ouderraad en de medezeggenschapsraad.

Daarnaast is het college voorstander van een nieuwe managementstructuur voor het openbaar basisonderwijs. We willen de invoering van de nieuwe bestuursvorm en de nieuwe managementstructuur zorgvuldig faseren.

Het college bekijkt de mogelijkheden van de bouw van een vensterschool in Poptahof. De vensterschool is een plek waar 'gewoon' onderwijs, opvoedingsondersteuning, jeugdhulpverlening, buurtorganisaties en politie samenwerken, juist ook buiten schooltijd.