vorige pagina

volgende pagina

 

5 Duurzaamheid

 Delft Kennisstad heeft op het gebied van milieu een goede naam opgebouwd. We willen dit waarmaken op alle beleidsterreinen. Wij stellen daarom duurzaamheid centraal.

We willen voldoende ruimte voor wonen en recreatie. De compacte stad is uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van Delft.

Wij zetten in op een aanscherping van het verkeers- en vervoerbeleid. Fietsers, voetgangers en lokaal openbaar vervoer krijgen meer aandacht.

De binnenstad is een bijzondere wijk, die een eigen aanpak verdient. Met integraal binnenstadsmanagement willen we het centrum van de stad ontwikkelen tot een aantrekkelijk woon-, werk- , winkel- en uitgaansgebied.

 

5.1 Ruimtelijke ordening

De Ontwikkelingsvisie Delft 2025 is de leidraad voor het ruimtelijk beleid in de eerstkomende jaren. Het uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van Delft en omgeving is het compactestadmodel, met sterke elementen van het netwerkmodel daar waar het gaat om de relaties richting Den Haag, Pijnacker en Zoetermeer.

Het college vindt hierbij het behoud van natuur en groene recreatiegebieden aan de zuid- en oostkant van Delft van belang. Het gaat om Midden-Delfland en het gebied met Delftse Hout en Dobbeplasgebied, als onderdelen van de 'groenblauwe slinger'. Totale en ongestuurde verstedelijking van het gebied tussen Delft en Zoetermeer willen we voorkomen. Het college wil het weidegebied achter IKEA ecologisch ontwikkelen, met mogelijkheden voor biologische landbouw.

Wij streven ernaar om in 2001 een volgende ontwikkelingsvisie aan de raad voor te leggen. Met een voorlopig 3-jaarlijkse cyclus willen we bereiken dat de ontwikkelingsvisie uiteindelijk meer aan het begin dan aan het einde van een collegeperiode kan worden vastgesteld.

Het college is voorstander van handhaving van de samenwerking tussen gemeenten binnen het stadsgewest Haaglanden op het gebied van met name ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en volkshuisvesting. De bestuursvorm van het regionaal openbaar lichaam dient effectiever en doelmatiger te worden. De impasse waarin de bestuurlijke ontwikkeling in de regio is beland, moet spoedig worden doorbroken, om ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te voorkomen en om een goede oplossing voor de stedelijke en landschappelijke problematiek in dit deel van de randstad te bereiken. Hiervoor is een breed bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak nodig.

Wij gaan ons inspannen voor een gemeenschappelijke visie van Den Haag, Zoetermeer en Delft ten aanzien van de bestuurlijke én de ruimtelijke ontwikkeling in de regio Haaglanden in de komende decennia. Hiervoor zullen we een open discussie voeren op ambtelijk en bestuurlijk niveau. De gemeenschappelijk te ontwikkelen visie zullen we vervolgens met overtuigingskracht bepleiten bij de provincie en het Rijk.

Voor de ontwikkeling van de grenzen van Delft is het uitgangspunt dat woongebieden die in sterke mate op de stad Delft en haar voorzieningen zijn geörienteerd het best een deel van de stad kunnen zijn. Voor zover redelijkerwijs mogelijk trachten we voor de eerstkomende jaren met behulp van grondruil te komen tot nieuw te ontwikkelen woon- en bedrijfslocaties binnen de grenzen van Delft, voor zover dit niet ten koste gaat van de regionale ecologische hoofdstructuur, ook niet op langere termijn.

De locatie spoorzone krijgt bijzondere aandacht. Een oplossing van de Delftse spoorproblematiek leidt tot opheffing van de ernstige geluidsproblematiek voor omwonenden en een aantrekkelijke bouwlocatie voor kantoren en woningen. Om die redenen blijven we ons inzetten voor het vervangen van het bestaande viaduct door een tunnel.

De gemeente bereidt in overleg met de Technische Universiteit voor het hele TU-gebied bestemmingsplannen voor, die leiden tot herontwikkeling van belangrijke delen van dit gebied. In TU-Zuid wordt gestreefd naar een combinatie van ontwikkeling tot terreinen voor hoogtechnologische bedrijvigheid en terreinen voor meer traditionele bedrijvigheid. TU-Noord zal worden herontwikkeld tot woon-werkgebied. In het centrale TU-gebied komt, naast onderwijs en onderzoek, ruimte voor aan de TU gelieerde bedrijvigheid.

5.2 Milieu

De ontwikkeling van een duurzame stedelijke leefomgeving is een van de grote uitdagingen van Delft Kennisstad. Duurzaamheid strekt zich uit over diverse terreinen, waaronder ruimtelijke ordening, binnenstadsmanagement, volkshuisvesting, duurzaam bouwen en verkeer- en vervoersbeleid. Integratie van het milieudenken in alle sectoren van de gemeentelijke organisatie is en blijft een belangrijk uitgangspunt. Het college ziet het toevoegen van een milieuparagraaf bij relevante nota's als een belangrijk instrument.

Milieutechnologie is een belangrijke pijler onder de Kennisstadstrategie. Dit komt tot uiting in een uitbreiding en intensivering van projecten op dit gebied. Het college zet met name in op projecten die een directe en duidelijk zichtbare meerwaarde opleveren voor de stad zelf, zoals het integraal waterbeheer, toepassen van duurzame energiebronnen, nieuwe technieken voor gescheiden afvalinzameling en tariefsdifferentiatie. Met dit soort projecten versterkt Delft tevens zijn imago als Kennisstad, en wordt tegelijk de aantrekkingskracht op bezoekers vergroot.

We gaan investeren in de ecologische hoofdstructuur. Recent nog in de Ontwikkelingsvisie 2025 is de 'ruggengraat' van de stedelijke ecologie goed op papier gezet. Belangrijk is dat de ecologische hoofdstructuur ook als zodanig gaat functioneren. We denken aan het realiseren van natuurvriendelijke oevers en kades, het aanpassen van de onderhoudsstrategie van relevante delen van het openbaar groen en het maken van fauna-oversteekvoorzieningen. De plannen willen we met natuur- en milieuorganisatie uitwerken in een actieplan ecologisch beheer.

Energiebesparing blijft een belangrijk thema van milieubeleid. Naast de hoog-technologische vernieuwingen die als onderdeel van de Kennisstadstrategie worden uitgewerkt, zijn ook verdere initiatieven voor 'gewone' energiebesparing nodig. In de goedkoopste woningvoorraad zijn tot nu toe relatief weinig maatregelen toegepast om energie te besparen, omdat dit veelal leidt tot ongewenste huurverhogingen. Om hierin, met name in relatie tot de herstructureringsoperatie, verandering te brengen streven we ernaar om in samenwerking met de woningcorporaties en Energie Delfland te komen tot de vorming van een fonds voor energiemaatregelen in deze categorie woningen. Voorts zullen we de inzet van de E(nergie)-teams versterken en uitbreiden naar andere aspecten van milieu in en om het huis.

In het streven naar duurzame ontwikkeling vinden we het wenselijk dat de mate van gebruik van grondstoffen en energie en afvalproductie tot uiting komt in (gemeentelijke) belastingen en heffingen. We streven naar 'vergroening' van -ook de lokale- belastingen en heffingen. Hiervoor zullen we onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om het rioolrecht en het reinigingsrecht te relateren aan respectievelijk het waterverbruik en de hoeveelheid afval die wordt aangeboden. Bij dit onderzoek betrekken we ook eventuele inkomenseffecten en financieringsgevolgen.

We streven naar de totstandkoming van een recyclingboulevard waar afval en oude spullen gescheiden of voor hernieuwd gebruik geschikt gemaakt worden.

Er komt een programma voor de vervanging van bovengrondse afvalcontainers. Hoogbouw krijgt in dit programma voorrang.

We zetten het beleid om duurzaam bouwen te stimuleren versneld voort. Dit doen we enerzijds met vernieuwende projecten in het kader van het milieutechnologiecluster, als onderdeel van Delft Kennisstad, anderzijds door van duurzaam bouwen regel te maken in Delft.

De verordening die in voorbereiding is, zullen we snel vaststellen en ook geldig laten zijn voor de renovatie. Het hierbij behorende pakket aan duurzaam bouwen-maatregelen zullen we periodiek aanpassen.

Natuur- en milieu-educatie ligt aan de basis van het milieubeleid. Een goed functionerend milieucentrum De Papaver is daarom een voorwaarde voor Duurzaam Delft.

Om het effect van de inspanningen om tot duurzame ontwikkeling te komen op alle relevante terreinen goed te kunnen meten, werken we de milieumonitor verder uit. Voor de milieumonitor staan we structurele financiering voor.

In het kader van duurzame ontwikkeling streeft het college naar het opzetten en uitvoeren van een Lokale Agenda 21. We stimuleren initiatieven op dit gebied van organisaties en burgers in de stad.

5.3 Verkeer en vervoer

Het college gaat de kwantitatieve doelstellingen van het Verkeers- en Vervoerplan (VVP) herijken, op basis van een nadere analyse van de ontwikkeling van de automobiliteit in Delft en effecten van diverse maatregelen. Tevens stellen we een actieplan op voor fietsers, voetgangers en lokaal openbaar vervoer, met een duidelijke prioriteitstelling en planning. We stellen eind 1998 of begin 1999 een VVP+ op, waarin het bovenstaande is uitgewerkt. Het actieplan wordt vervolgens tweejaarlijks besproken en vastgesteld in de raadscommissie, op basis van een beleidseffectmeting. Om tempoverlies te voorkomen werken we tegelijkertijd, mede op basis van het huidige VVP, een aantal voorstellen uit voor de korte termijn.

We stellen het VVP+ op in nauw overleg met belangenorganisaties, burgers en bedrijfsleven. Voor uitwerkingen van maatregelen in de binnenstad en in specifieke woonwijken zetten we het binnenstadsmanagement respectievelijk de wijkaanpak actief in, met de daarbij behorende werkvormen.

Delft streeft ernaar om in de loop van deze periode weer het predicaat 'beste fietsstad van Nederland' te krijgen. Het college ontwikkelt een visie en een concreet uitwerkingsplan voor de komende jaren om het fietsroutenetwerk op te waarderen. Fietsers krijgen meer voorrang bij relevante verkeerslichten. Stallingsmogelijkheden worden uitgebreid. Daarnaast wordt de stallingscapaciteit op het nieuw ingerichte Stationsplein (ongeveer 1000 plaatsen) na verloop van circa een jaar geëvalueerd. We gaan bovendien de mogelijkheid van hogesnelheidsfietspaden onderzoeken, om de fietsverbindingen met de regio te verbeteren. Hiermee willen wij met name het woon-werkverkeer op de fiets stimuleren.

We versterken het lokaal openbaar vervoer. We streven ernaar om, vooruitlopend op de aanleg van de geplande nieuwe tramverbindingen, de dienstregeling van de stadsbussen op de TU-wijk te intensiveren. Tevens onderzoeken we de mogelijkheid om meer stadsbussen en trams te laten rijden op koopavonden.

We bouwen het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) verder uit. Het college streeft naar een verdere verbreding van de doelgroep, in samenhang met regionalisering, verbetering van de service en zo mogelijk een verlaging van de tarieven.

Het college zet in op een verbetering van de treinverbindingen met Delft. Er moeten meer treinen stoppen in Delft. Wij blijven ons met kracht inzetten voor snelle aanleg van de spoortunnel. De capaciteit die daarbij op de 4-sporige lijn ontstaat, willen we mede inzetten voor realisatie van een lightrailverbinding tussen Rotterdam, Delft en Den Haag. We zien dit als een kansrijke uitbreiding van de infrastructuur, die belangrijke woon- en werklocaties met elkaar verbindt.

Met het binnenstadsmanagement willen we bijzondere aandacht besteden aan het creëren van veilige en aantrekkelijke looproutes naar en in de binnenstad. Het college wil bovendien de begaanbaarheid en toegankelijkheid van de binnenstad verbeteren voor mensen met een handicap.

We zullen een vervoersplan opstellen voor de eigen medewerkers. Het college wil bedrijven stimuleren om dit voorbeeld te volgen, en daarmee een bijdrage te leveren aan het terugdringen van het autoverkeer. De gemeente bevordert carpoolen door het introduceren van een carpoolbon in de Stadskrant en een carpooltelefoonnummer.

We nemen de aangekondigde nota parkeerbeleid op in het VVP+. Uitgangspunten voor het parkeerbeleid zijn uitbreiding van het areaal vergunningen/betaald parkeren tot de gehele binnenstad en de ring daar omheen, tezamen met gefaseerde en gedifferentieerde verhoging van de tarieven.

Voor het invoeren van 30-kilometergebieden in woonwijken stellen we een duidelijke prioriteitstelling en planning op. We onderzoeken de mogelijkheden voor het maken van een 'knip' in de Voorhofdreef en/of Buitenhofdreef, onder gelijktijdige ingrijpender reconstructie. Tevens willen we bezien of draagvlak te verwerven is voor een experiment om op beperkte schaal te komen tot parkeren op afstand van de woning. Dit experiment wordt gekoppeld aan de gewenste herinrichting van de buitenruimte.

Node accepteren wij de eventuele aanleg van de A4-noord, tussen het Kruithuisplein en Schiedam, mits dit gebeurt volgens de 'meest milieuvriendelijke variant' uit de MER-studie. Dat wil zeggen: verdiept en overkapt. Het college gaat zich actief opstellen om te voorkomen dat de weg op maaiveldniveau wordt aangelegd. Hierbij wordt samenwerking gezocht met Vlaardingen en Schiedam.

We zullen het gebleken gezondheidsrisico nabij de snelweg A13 aankaarten bij het Rijk.

Voor de korte termijn stellen we als prioriteit dat de belangrijkste knelpunten in het fietsroutenetwerk worden aangepakt. Hierbij wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de inventarisatie die door ENFB is gemaakt. Tot de urgente knelpunten behoort ook de fietsoversteek Van Leeuwenhoeksingel-Hooikade.

We stimuleren het gebruik van het openbaar vervoer op diverse manieren. Zo willen we in nauwe samenspraak met de ondernemersorganisaties bijvoorbeeld het 'busmilesplan' uitwerken en invoeren. Hierbij krijgen klanten bij aankoop van bijvoorbeeld elke ƒ25,- een buskaartje cadeau.

We zetten de gratis uitgave met informatie over openbaar vervoer en fietsen voort.

Op de Paardenmarkt voeren we vergunningparkeren/betaald parkeren in.

We willen de toegankelijkheid van de binnenstad voor vrachtverkeer verder beperken. We scherpen daartoe het ontheffingensysteem aan. Verder onderzoeken we de mogelijkheden van invoering van asdrukbeperking of vergelijkbare beperkingen.

5.4 Binnenstadsmanagement

Het college pakt de ontwikkeling van de binnenstad met kracht aan. We gaan daarvoor het tempo en de samenhang in de aanpak van de binnenstad vergroten. Daarbij zal de discussie over de binnenstad zich verleggen van parkeergarages naar de wijze waarop het economisch, cultureel en toeristisch klimaat in de binnenstad kan worden verbeterd.

Onder het binnenstadsgebied verstaan we het gehele historische centrumgebied, inclusief het Zuidpoortgebied. Belangrijke effecten voor de 'schil' rond het centrum betrekken we echter ook bij het binnenstadsmanagement.

Het binnenstadsmanagement vormt een geďntegreerde benadering van alle relevante beleidterreinen. Het gaat om de terreinen economie (detailhandel en werk), verkeer en vervoer (met name parkeren voor auto en fiets), ruimtelijke ordening, reclame, bouw/architectuur/welstand, maar ook restauratie/renovatiesubsidies, vergunningen, horeca, huisvesting, milieu, cultuur en toerisme.

In de aanpak van het binnenstadsmanagement bouwen we voort op het proces van kwaliteitsverbetering binnenstad dat ruim 5 jaar geleden is ingezet. Succesvolle elementen daaruit zijn de procesmatige benadering, het workshopmodel en structureel overleg met vertegenwoordigers van ondernemers.

De nu in oprichting zijnde stichting binnenstadsmanagement, waarin gemeente en ondernemers zijn vertegenwoordigd, is daarbij het primaire samenwerkingsverband. Samen met deze stichting zullen we bezien op welke wijze we ondernemers, bewoners en instellingen in het centrum verder kunnen betrekken bij het vormgeven van de integrale aanpak. We denken onder meer aan een incidenteel te organiseren breed 'binnenstadsforum'.

We bezien tevens, in nauw overleg met de stichting, de wenselijkheid van een ontwikkelingsbedrijf voor de binnenstad, op te zetten gezamenlijk met ondernemers en banken.

De bestuurlijke aansturing van het binnenstadsmanagement leggen we bij een coördinerend wethouder. De verankering van deze aanpak in de ambtelijke organisatie onderzoeken we nader. We denken hierbij aan een gemeentebrede projectgroep met een vaste ambtelijk projectleider.

Wij streven ernaar belangrijke delen van de binnenstad autoluw te maken. Ten aanzien van de mate van autoluwheid sluiten we in hoofdlijn aan op de bestaande visie. We overwegen tevens aanvullende openbaarvervoersvoorzieningen, ten behoeve van het winkelpubliek.

We zullen nader onderzoek doen naar vormen van stadsdistributie. Hierbij zoeken we in eerste instantie naar samenwerking met bestaande bedrijvigheid op gebied van transport en logistiek.

Het college respecteert volledig de besluitvorming over het Zuidpoortplan (circa 950 bezoekersparkeerplaatsen ondergronds) en de Phoenixgarage. Ons uitgangspunt is dat vooralsnog voor elke gerealiseerde parkeerplaats in de te bouwen parkeergarages één plaats op maaiveldniveau wordt opgeheven. Later willen we bezien of het geleidelijk verder beperken van het aantal parkeerplaatsen op maaiveld wenselijk is.

We kiezen ervoor geen parkeergarage te bouwen onder de Markt. In relatie tot het gereedkomen van de Phoenixgarage en/of (gedeelten van) de parkeervoorzieningen in Zuidpoort streven we ernaar de Markt autovrij te maken. De busroute over de Markt zal zo mogelijk worden verlegd naar de Oude Langendijk, waar met behulp van speciale voorzieningen busverkeer in twee richtingen mogelijk wordt.

We streven naar een op termijn kostendekkend parkeerbedrijf. Mede in relatie tot de bouw van de Phoenixgarage en ondergrondse Zuidpoortgarages zullen uitbreiding van het areaal betaald parkeren, verhoging van de parkeertarieven en maatregelen ter verbetering van bezettingsgraad uitgangspunten zijn. In de loop van 1998 leggen we hierover een nota parkeerbeleid aan de raad voor, als onderdeel van het VVP+.

Het vergunningensysteem voor bewonersparkeren in de noordoostelijke binnenstad wordt uitgebreid.

In het binnenstadsmanagement gaat bijzondere aandacht uit naar het realiseren van voorzieningen die in de breedste zin ondersteunend zijn voor het economisch, cultureel en toeristisch klimaat in de binnenstad. Voorbeelden zijn (bewaakte) fietsenstallingen, kinderopvang, (bewaakte) kinderspeelplaatsjes, bagageopslag, openbare toiletvoorzieningen. 'Rustpunten' in het winkelgebied, zoals Beestenmarkt, Markt en Doelenplein lijken daarvoor mogelijkheden te bieden.

We gaan onderzoeken welke horecavoorzieningen in het centrumgebied ontbreken en of in uitgaansroutes schakels ontbreken. Het horecavestigingsbeleid wordt hierop aangepast.

Ter versterking van het uitgaansklimaat in Delft willen we de vestiging van een discotheek bevorderen. Vanwege de versterkende effecten tussen de bestaande horeca een de discotheek streven we ernaar om deze discotheek in de binnenstad te vestigen.

Bestaande subsidie-instrumenten ter bevordering van gewenste verhuisbewegingen naar, vanuit, of binnen het kernwinkelgebied, het renoveren van gevels en het realiseren van woningen boven winkels zetten we actief in. Waar nodig verruimen we de mogelijkheden. Het bestaande fonds economische structuur biedt hiervoor dekkingsmiddelen.

Bij het versterken van delen van de binnenstad ligt prioriteit bij het maken en uitvoeren van een actieplan voor het centrale en noordelijk winkelgebied: In de Stede en De Klis. We sluiten hierbij globaal aan bij de fasering zoals opgenomen in de nota binnenstadsmanagement. In dit actieplan werken we de aanpak van zowel de ruimtelijke als economische structuur nader uit. Hiervoor maken we de benodigde investeringsmiddelen vrij. In de uitvoeringsplanning zoeken we aansluiting bij het gereedkomen van de Phoenixgarage.

In een tweede fase is revitalisering van het zuidelijke winkelgebied In de Veste aan de orde. Hierbij zoeken we aansluiting bij het gereedkomen van (delen van) de Zuidpoortgarages.

Bij de uitwerking van de Zuidpoortplannen schenken we bijzondere aandacht aan een hoogwaardige architectonische invulling, sociale veiligheid en verbindende looproutes naar In de Veste en In de Stede.

Voor veld 10 van het Zuidpoortgebied zoeken we een passende invulling, waarbij alle opties open zijn.