vorige pagina

volgende pagina

 

5. Welke kaders voor treasury?

5.0. Toelichting

Zoals in hoofdstuk 4.1. is gesteld, is het noodzakelijk om beleid en randvoorwaarden

duidelijk vast te leggen. Dit om een verantwoorde invulling van de treasuryfunctie mogelijk te maken. Als gevolg van een dergelijke vastlegging wordt niet alleen de noodzakelijke, strak omkaderde, bewegingsruimte aan TM verstrekt; het fungeert tevens als een referentiepunt om de door haar gepleegde activiteiten te toetsen. In de praktijk vindt een dergelijke vastlegging meestal plaats in de vorm van een zogenaamd treasurystatuut. Een voorstel hiervoor treft u als bijlage A aan. De belangrijkste aspecten van dit statuut zijn de op verschillende niveaus te onderscheiden verantwoordelijkheden/bevoegdheden (zie 5.1.) en de randvoorwaarden voor wat betreft toepassing van instrumenten. De zaken die hierbij een rol spelen zoals normen voor rentemanagement/renterisico’s, instrumenten voor rentemanagement en geldnemers en geldgevers komen in dit hoofdstuk aan de orde (zie 5.2. t/m 5.4.).De aspecten control en verantwoordingsinformatie (zie 5.5.) alsmede AO, interne controle en functiescheiding (zie 5.6.) worden opgenomen in het op te stellen handboek.

5.1. Verantwoordelijkheid beleid

Bevoegdheden

Het bovenstaande in aanmerking nemende stellen wij dan ook de volgende bevoegdhedenstructuur voor:

Raad

De Raad stelt het treasurystatuut vast. Het statuut is het vertrekpunt, tevens ijkpunt voor alle door TM te verrichten financiële activiteiten.

B&W

De raad draagt de uitvoering van de bepalingen in het treasurystatuut over aan B&W.

Treasury Management

B&W belast TM met het beleid en de dagelijkse uitvoering van het treasurymanagement binnen de gemeente Delft. Hierbij dient TM zich nadrukkelijk te houden aan de randvoorwaarden zoals aangegeven in het treasury statuut alsmede de strategische richtlijnen zoals in het treasuryberaad opgesteld . B&W stelt tevens de limietenlijst vast.

Treasuryberaad

Het beraad maakt een keuze voor het meest waarschijnlijke scenario ten aanzien van financieringsbehoefte en rente. TM doet een voorstel voor deze keus. Het is noodzakelijk dit 3 maal per jaar te doen. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan dit vanzelfsprekend met een hogere frequentie worden gedaan.

 

Het treasuryberaad bestaat uit de volgende deelnemers:

- de wethouder Financiën

- het hoofd Bestuursdienst

- staf CFB

- het hoofd Grondzaken in voorkomende gevallen

- de beleidsmedewerker TM

Het treasuryberaad beslist daarnaast 3 maal per jaar over de door TM voorgestelde strategie op basis van genoemde renteontwikkeling en prognoses.

Overigens is deze zelfde voorspelde rente en strategie uitgangspunt voor de berekening van de renteomslag.

In dit beraad wordt door betrokkenen gemeld welke zaken in de tussenliggende periode hebben gespeeld op het gebied van rente, (des)-investeringen, leningen, etc.Waar nodig kan het controllersoverleg input geven aan het treasuryberaad.

Vanzelfsprekend moeten er goede waarborgen zijn voor functiescheiding, organisatie, control en verantwoordingsinformatie. Deze aspecten worden opgenomen in het op te stellen handboek.

Beslispunten hoofdstuk 5.1.:

a. Kaders en bevoegdheden treasury vastleggen conform het in bijlage A opgenomen Treasury Statuut.

b. In te stemmen met het instellen van het treasuryberaad.

 5.2. Normen voor rentemanagement/renterisico’s

In de eerste plaats gaat het om de zgn. gulden financieringsregel. Deze regel is een belangrijke basis voor de wet Filo. De doelstelling hiervan is dat activa en passiva nu en in de toekomst nagenoeg synchroon verlopen. Het gaat daarbij enerzijds om de omvang en de

afschrijvingstermijn van de activa en anderzijds om de omvang en de vrijval van de reserves en de leningenportefeuile. Het is echter zeer moeilijk vast te stellen wat de werkelijke looptijd van de activa van een gemeente is en wat de werkelijke waarde van de activa is.

Op de tweede plaats de verhouding tussen korte en lange financiering. Normaliter maakt iedere gemeente gebruik van de mogelijkheid met korte financiering een deel van de totale financiering te regelen. Dit gebeurt o.a. omdat de geldmarktrente over het algemeen lager is dan de kapitaalmarktrente.

Ter illustratie hiervan het verschil tussen de geldmarktrente en de kapitaalmarktrente gemeten over de laatste 10 jaar.

 

Overzicht verschil lange en korte rente 1988 t/m 1997

renteverschil (percentage lange rente minus percentage korte rente)

In deze periode van 10 jaar was het gemiddelde verschil 1,1% per jaar. Indien de gemeente volledig gebruik zou maken van haar mogelijkheden binnen de kasgeldlimiet zou zij fl. 70 mln kort kunnen lenen. Het jaarlijkse voordeel is derhalve fl. 0,8 mln (= 1,1% van fl. 70 mln) gemiddeld bij een consequente toepassing.

Voor de mate van korte financiering hanteert het rijk deze kasgeldlimiet. Hoewel deze limiet al geruime tijd ter discussie staat, moet de gemeente hier vooralsnog rekening mee houden. De huidige kasgeldlimiet (per 1 januari 1998) bedraagt fl. 74 mln. De leningen-

portefeuille o/g (per 1 januari 1998) bedraagt fl. 720 mln. De gemeente mag op grond van de kasgeldlimiet per 1 januari 1998 10 % van de portefeuille o/g kort financieren.

De kasgeldlimiet is ingevoerd als monetair instrument. Dat wil zeggen dat het rijk een plafond wil leggen aan de korte financiering door gemeenten uit angst voor inflatiestijging. Aangezien de kasgeldlimiet als norm voor renterisico niet voldoet, moet een eigen norm voor renterisico worden vastgesteld.Wij menen dat het renterisico moet worden gemeten op een wijze waarbij de kans op wijziging van de rente in de toekomst wordt aangegeven. Toekomstige rentewijzigingen kunnen ontstaan door wijziging van de:

. korte rente

. omvang van de korte financiering

. rente door renteherzieningen binnen de portefeuille opgenomen geld

. rente door renteherzieningen binnen de portefeuille uitgeleend geld

Wijzigingen kunnen ook voortkomen uit vervroegde aflossing van leningen. De mutaties hiervan zijn echter neutraal of positief en vormen geen negatief renterisico.

Binnen de volkshuisvestingsfinanciering bij corporaties is vrij recent een nieuwe norm ontwikkeld. Wij stellen voor om deze norm, aangepast aan de gemeentelijke situatie, ook te gaan toepassen binnen de Delftse financieringskaders. Evenwel zonder de verplichte kasgeldlimiet los te laten. Als beleidskader wordt dan in het statuut vastgelegd:

tot maximaal 20% van de portefeuille leningen o/g kort mogen financieren (op dit moment is dat 20% van fl. 720 mln, ofwel fl. 144 mln; echter tot een maximum van de huidige kasgeldlimiet van fl. 74 mln). Als nadere richtlijn hanteren wij een maximum van 15% en gebruiken de 20% uitsluitend in zeer incidentele gevallen. Welk percentage op enig moment kort gefinancierd mag worden, wordt bepaald door het treasuryberaad.

Zoals in de wettelijke financieringsvoorschriften is vastgelegd mag de kasgeldlimiet uitsluitend worden overschreden indien dit voor een korte termijn is en moet worden vastgelegd op welke wijze en op welke termijn de kasgeldlimiet weer zal worden bereikt.

De genoemde 20% is vrij hoog, doch niet onverantwoord. Wij stellen ons voor onder normale omstandigheden een maximum van 15% te hanteren. De ruimte is ingebouwd aangezien soms in betrekkelijk korte tijd situaties veranderen en er dan geen tijd is voor bestuurlijke fiattering door de raad.

 

5.3. Instrumenten voor rentemanagement

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat rentemanagementinstrumenten kunnen worden gebruikt ter bescherming tegen ongunstige renteontwikkelingen maar ook ter verkrijging van extra inkomsten. In het eerste geval kan worden gesproken over risicobeheer en in het tweede geval over speculatie. In het treasurystatuut worden de mogelijkheden van speculatie nadrukkelijk uitgesloten.

Treasury management zal zich met meer middelen dan in het verleden moeten richten op rentemanagement. De technische mogelijkheden hiertoe zijn de laatste jaren in de financiële markten aanzienlijk toegenomen. Dit wordt slechts voor een deel veroorzaakt door het aantal produkten dat beschikbaar is. Het zijn veeleer de schier onbeperkte combinatiemogelijkheden van deze produkten die de mogelijkheden tot rentemanagement zo hebben doen toenemen. Dit schept voor de gemeente Delft zowel kansen als risico’s. Als gevolg hiervan wordt er in het treasurystatuut veel meer dan in het geval van geld- en kapitaalmarktinstrumenten gekozen voor een restrictieve benoeming van de instrumenten voor risicobeheer. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de instrumenten op zich en het gebruik van deze instrumenten.

Ter illustratie van de beweging van de marktrente hierbij een grafiek van de kapitaal- en geldmarktrente in Nederland gedurende de laatste drie jaar.

 Overzicht kapitaalmarktrente 1995 t/m 1997

kapitaalmarkrente in %

 

Overzicht geldmarktrente 1995 t/m 1997

geldmarktrente in %

 

 

 

Soorten instrumenten (zie tekst en begrippenlijst voor nadere uitleg)

De instrumenten die vervolgens voor het risicobeheer mogen worden gebruikt kunnen

worden gesplitst in enerzijds zogenaamde symmetrische en asymmetrische instrumenten en anderzijds in traditionele instrumenten en derivaten. In Delft wordt tot nu toe alleen gewerkt met de traditionele instrumenten. In deze rapportage wordt voorgesteld ook gebruik te gaan maken van derivaten (zie schema).

 

  SYMMETRISCH ASYMMETRISCH
huidig TM instrumentarium

traditioneel:

 

geldlening, kasgeld, CP,

MTN, rekening-courant,

call, call-fixe, deposito,

CD, obligatie

geen
nieuwe aanvulling

TM instrumentarium:

derivaten

FRA, renteswap optie op FRA of SWAP

optie op obligatie

cap

floor

 

 Bij symmetrische instrumenten worden risico's van een negatieve rente-ontwikkeling

afgedekt. Bij dergelijke instrumenten wordt een bepaalde rente gefixeerd; tegelijkertijd kan dan niet meer worden geprofiteerd van positieve rente-ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn FRA's en renteswaps.

Bij asymmetrische instrumenten is de mogelijkheid van profiteren van gunstige renteontwikkelingen wel aanwezig. Deze instrumenten bevatten opties. Opties staan vaak door een verkeer (speculatief) gebruik in een slecht daglicht. Diverse ontsporingen zowel in het bedrijfsleven als in gemeenteland (gemeente Deventer) spreken zeer tot de verbeelding. Toch kleeft er aan het gebruik van dergelijke opties voor de gemeente Delft geen enkel risico. In het treasurystatuut wordt namelijk het gebruik van rente-instrumenten zoals reeds opgemerkt restrictief omschreven. Slechts in die gevallen waarin renterisico's worden afgedekt is het gebruik toegestaan. Voordeel van asymmetrische instrumenten boven symmetrische instrumenten is dus demogelijkheid om van positieve rente-ontwikkelingen te kunnen profiteren. Voor deze mogelijkheid moet echter wel een premie worden betaald. Voorbeelden van dergelijke instrumenten zijn de opties, de cap en de floor.

Geld- en kapitaalmarkt instrumenten

Niet alleen zal de Raad zich in het treasurystatuut moeten uitspreken over acceptabele tegenpartijen; ook een uitspraak over acceptabele instrumenten is evenzeer van belang. Hierbij doet zich echter het probleem voor, dat het vrijwel ondoenlijk is om hier een limitatieve lijst van instrumenten voor op te stellen. Dit niet alleen doordat productinnovatie in de financiële markten een doorlopend proces is. Financiële partijen bieden vaak, qua uitwerking, vergelijkbare producten aan, echter onder eigen naam en met onderling afwijkende modaliteiten. Het treasurystatuut zal zich slechts dienen te richten op een limitering qua risico-uitwerking.

Hierbij zal bij uitgezette geldmiddelen een absolute voorwaarde moeten zijn dat de geldnemer de hoofdsom te allen tijde kan terugbetalen. Bij aangetrokken geldmiddelen zijn de risico's die de gemeente Delft loopt de beschikbaarheid van geld op zich en de prijs van het geld. In het statuut wordt nadrukkelijk de mogelijkheid opengehouden om modernere financieringsinstrumenten aan het bestaande instrumentarium toe te voegen.